kom Breskens
Bestemmingsplan - Gemeente Sluis
Vastgesteld op 23-06-2011 - geheel onherroepelijk in werking
Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
1.1 plan
het bestemmingsplan Kom Breskens van de gemeente Sluis.
1.2 bestemmingsplan
de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.1714.002bpbre10-VP01 met de bijbehorende regels.
1.3 aanduiding
een geometrisch bepaald vlak of een figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.
1.4 aanduidingsgrens
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.
1.5 aan- en uitbouw
een aan een hoofdgebouw gebouwd gebouw dat in bouwkundig opzicht te onderscheiden is van het hoofdgebouw.
1.6 aan-huis-gebonden beroep
een dienstverlenend beroep, dat in een woning door de bewoner wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is.
1.7 achtererf
de gronden die behoren bij het hoofdgebouw en gelegen zijn achter de achtergevel van het hoofdgebouw of achter een denkbeeldige lijn in het verlengde daarvan.
1.8 bebouwing
een of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
1.9 bedrijfsvloeroppervlak
de totale vloeroppervlakte van een kantoor, winkel of bedrijf met inbegrip van de daartoe behorende magazijnen en overige dienstruimten.
1.10 bedrijfs- of dienstwoning
een woning in of bij een gebouw of op een terrein, die slechts is bestemd voor bewoning door (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar noodzakelijk is, vanwege de bestemming van het gebouw of het terrein.
1.11 bestaande afstands-, hoogte-, inhouds-, en oppervlaktematen
afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen, die op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan tot stand zijn gekomen of tot stand zullen komen met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Woningwet.
1.12 bestemmingsgrens
de grens van een bestemmingsvlak.
1.13 bestemmingsvlak
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.
1.14 Bevi-inrichtingen
bedrijven zoals bedoeld in artikel 2 lid 1 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen.
1.15 bevoegd gezag
bevoegd gezag zoals bedoeld in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.
1.16 bouwen
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.
1.17 bouwgrens
de grens van een bouwvlak.
1.18 bouwlaag
een doorlopend gedeelte van een gebouw dat is begrensd door op (nagenoeg) gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen en dat zodanige afmetingen en vormen heeft dat dit gedeelte zonder ingrijpende voorzieningen voor woonfuncties geschikt of geschikt te maken is.
1.19 bouwperceel
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.
1.20 bouwperceelgrens
een grens van een bouwperceel.
1.21 bouwvlak
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten.
1.22 bouwwerk
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.
1.23 bijgebouw
een vrijstaand gebouw dat in functioneel en bouwkundig opzicht ondergeschikt is aan een op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw.
1.24 café
een horecabedrijf, niet zijnde een discotheek of bar/dancing, uitsluitend of overwegend gericht op het verstrekken van dranken voor consumptie ter plaatse, met als nevenactiviteit het verstrekken van kleine etenswaren, al dan niet ter plaatse bereid.
1.25 dakkapel
een constructie ter vergroting van een gebouw, die zich tussen de dakgoot en de nok van een dakvlak bevindt, waarbij deze constructie onder de noklijn is gelegen en de onderzijde van de constructie in het dakvlak is geplaatst.
1.26 detailhandel
het bedrijfsmatig te koop aanbieden (waaronder de uitstalling ten verkoop), verkopen, verhuren en leveren van goederen aan personen die die goederen kopen of huren voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.
1.27 detailhandel in volumineuze goederen
detailhandel in de volgende categorieën:
- a. detailhandel in brand- en explosiegevaarlijke goederen;
- b. detailhandel in volumineuze goederen, zoals auto's, keukens, badkamers, boten, motoren, caravans, landbouwwerktuigen en grove bouwmaterialen en daarmee rechtstreeks samenhangende artikelen, zoals accessoires, onderhoudsmiddelen, onderdelen en materialen;
- c. tuincentra;
- d. grootschalige meubelbedrijven, al dan niet - in ondergeschikte mate - in combinatie met woninginrichting en stoffering;
- e. bouwmarkten.
1.28 dienstverlening
het bedrijfsmatig verlenen van diensten, waarbij het publiek rechtstreeks (al dan niet via een balie) te woord wordt gestaan en geholpen, zoals reis- en uitzendbureaus, kapsalons, pedicures, wasserettes, makelaarskantoren, internetwinkels en bankfilialen.
1.29 gebouw
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.
1.30 grens gezoneerd industrieterrein
de grens van het terrein waarvoor een zone industrielawaai geldt, zoals bedoeld in artikel 40 van de Wet geluidhinder.
1.31 grens zone industrielawaai
de grens van de zone, zoals bedoeld in artikel 40 en artikel 41, leden 1 en 2, van de Wet geluidhinder.
1.32 hoofdgebouw
een gebouw, dat op een bouwperceel door zijn constructie, afmetingen of functie als het belangrijkste bouwwerk valt aan te merken.
1.33 horecabedrijf
het bedrijfsmatig verstrekken van ter plaatse te nuttigen voedsel en dranken, het bedrijfsmatig exploiteren van zaalaccommodatie en/of het bedrijfsmatig verstrekken van nachtverblijf.
1.34 kantoor
voorzieningen gericht op het verlenen van diensten op administratief, financieel, architectonisch, juridisch of een daarmee naar aard gelijk te stellen gebied, waarbij het publiek niet of slechts in ondergeschikte mate rechtstreeks te woord wordt gestaan en geholpen.
1.35 kap
een constructie van één of meer dakvlakken met een helling van meer dan 30° en minder dan 65°.
1.36 kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten
het in een woning door de bewoner op bedrijfsmatige wijze uitoefenen van activiteiten, waarvoor geen melding- of vergunningplicht op grond van het Inrichtingen- en vergunningenbesluit milieubeheer geldt en waarbij de woning in overwegende mate zijn woonfunctie behoudt met een ruimtelijke uitstraling die daarbij past.
1.37 NEN
door de Stichting Nederlands Normalisatie-instituut uitgegeven norm, zoals deze luidde op het moment van vaststelling van het plan.
1.38 nutsvoorzieningen
voorzieningen ten behoeve van het openbare nut, zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstations, schakelhuisjes, duikers, bemalingsinstallaties, gemaalgebouwtjes, telefooncellen, voorzieningen ten behoeve van (ondergrondse) afvalinzameling en apparatuur voor telecommunicatie.
1.39 overkapping
een bouwwerk, geen gebouw zijnde, voorzien van een gesloten dak.
1.40 peil
- a. voor gebouwen die onmiddellijk aan de weg grenzen: de hoogte van die weg;
- b. voor gebouwen, waarvan de hoofdtoegang onmiddellijk aan de weg grenst: de hoogte van die weg (ter plaatse van de hoofdtoegang).
1.41 praktijkruimte
een gebouw of een gedeelte daarvan, dat dient voor het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, architectonisch, kunstzinnig, juridisch, medisch, paramedisch, therapeutisch of een daarmee naar aard gelijk te stellen gebied.
1.42 recreatiewoning
een permanent ter plaatse aanwezig gebouw, geen woonkeet en geen caravan of andere constructie op wielen zijnde, dat bedoeld is om uitsluitend door een huishouden of daarmee gelijk te stellen groep van personen, dat het hoofdverblijf elders heeft, gedurende een gedeelte van het jaar te worden gebruikt.
1.43 Staat van Bedrijfsactiviteiten "functiemenging"
de Staat van Bedrijfsactiviteiten "functiemenging" die van deze regels onderdeel uitmaakt.
1.44 Staat van Horeca-activiteiten
de Staat van Horeca-activiteiten die van deze regels deel uitmaakt.
1.45 verkoopvloeroppervlakte
de vloeroppervlakte van voor het publiek toegankelijke winkelruimten.
1.46 voorgevel
de gevel van het hoofdgebouw die door zijn aard, functie, constructie of uitstraling als belangrijkste gevel kan worden aangemerkt.
1.47 Wgh-inrichtingen
bedrijven, zoals bedoeld in artikel 2.4 van het Inrichtingen- en vergunningenbesluit milieubeheer, die in belangrijke mate geluidshinder kunnen veroorzaken.
1.48 zijerf
de gronden die behoren bij het hoofdgebouw en gelegen zijn aan de zijkant(en) van dat hoofdgebouw tussen de denkbeeldige lijnen in het verlengde van de voor- en achtergevel.
Artikel 2 Wijze Van Meten
Bij de toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
2.1 afstand
de afstand tussen bouwwerken onderling alsmede de afstand van bouwwerken tot perceelsgrenzen worden daar gemeten waar deze afstand het kleinst zijn.
2.2 bouwhoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.
2.3 breedte, lengte en diepte van een bouwwerk
tussen (de lijnen getrokken door) de buitenzijde van de gevels en het hart van de scheidsmuren.
2.4 goothoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot/de druiplijn, het boeibord of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.
2.5 inhoud van een bouwwerk
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.
2.6 oppervlakte van een bouwwerk
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.
2.7 vloeroppervlakte
de gebruiksvloeroppervlakte volgens NEN2580.
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Bedrijf
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Bedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. bedrijven uit ten hoogste categorie B1 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten 'functiemenging;
- b. bedrijfswoningen;
- c. ter plaatse van de aanduiding 'sportcentrum': tevens voor een fitnesscentrum;
- d. ter plaatse van de aanduidingen 'specifieke vorm van bedrijf-1' en 'specifieke vorm van bedrijf-2': tevens een bedrijfsactiviteit met SBI-code zoals hierna in de tabel genoemd, uit de ten hoogste voor de bedrijfsactiviteit in de tabel aangegeven categorie van de Staat van Bedrijfsactiviteiten 'functiemenging':
aanduiding | SBI-code | uit ten hoogste milieucategorie | |
specifieke vorm van bedrijf-1 | 1526 (visverwerking, zonder drogen en roken) | n.v.t. | |
specifieke vorm van bedrijf-2 | 514 | C |
- e. ter plaatse van de aanduiding 'nutsvoorziening' uitsluitend voor nutsvoorzieningen;
- f. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals groen, water, nutsvoorzieningen en parkeervoorzieningen en laad- en losvoorzieningen.
3.2 Bouwregels
Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:
3.3 Specifieke gebruiksregels
Met betrekking tot het gebruik gelden de volgende regels:
- a. opslag van meer dan 10.000 kg consumentenvuurwerk is niet toegestaan;
- b. Wgh inrichtingen zijn niet toegestaan;
- c. Bevi inrichtingen zijn niet toegestaan;
- d. bedrijfswoningen ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning uitgesloten' (-bw) zijn niet toegestaan;
- e. detailhandel is niet toegestaan.
3.4 Afwijken van de Staat van bedrijfsactiviteiten functiemenging
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van lid 3.1 onder a:
- a. om bedrijven toe te laten uit ten hoogste één categorie hoger dan in lid 3.1 onder a voor zover het betrokken bedrijf naar aard en invloed op de omgeving (gelet op de specifieke werkwijze of bijzondere verschijningsvorm) geacht kan worden te behoren tot de categorieën, zoals in lid 3.1 onder a genoemd;
- b. om bedrijven toe te laten die niet in de Staat van Bedrijfsactiviteiten "functiemenging" zijn genoemd, voor zover het betrokken bedrijf naar aard en invloed op de omgeving geacht kan worden te behoren tot de categorieën, zoals in lid 3.1 onder a genoemd.
Artikel 4 Centrum
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Centrum' aangewezen gronden zijn bestemd voor erven bij de functies in de bestemmingen Centrum-1 en Centrum-2.
4.2 Bouwregels
Op de gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:
4.3 Afwijken van de bouwregels
Artikel 5 Centrum-1
5.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Centrum-1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. bedrijven, behorende tot ten hoogste bedrijfscategorie A uit de Staat van Bedrijfsactiviteiten "functiemenging";
- b. detailhandel;
- c. dienstverlening;
- d. horeca-activiteiten behorende tot ten hoogste categorie 1c van de Staat van Horeca-activiteiten;
- e. kantoren;
- f. theaters en bioscopen, musea, muziek-, dans- en sportscholen, ateliers en centra voor kunstzinnige vorming;
- g. het wonen met aan-huis-gebonden beroepen en kleinschalige beroeps- en bedrijfsmatige activiteiten;
- h. ter plaatse van de specifieke aanduiding (sc-1): tevens voor de bewerking van edelstenen;
- i. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'supermarkt' een supermarkt;
- j. bij deze doeleinden behorende voorzieningen, zoals erven, tuinen, toegangs- en achterpaden, parkeervoorzieningen.
5.2 Bouwregels
Op de gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:
5.3 Afwijken van de bouwregels
5.4 Specifieke gebruiksregels
Met betrekking tot het gebruik gelden de volgende regels:
- a. opslag van meer dan 10.000 kg consumentenvuurwerk is niet toegestaan;
- b. voor de functies genoemd in lid 5.1 onder f mag ten hoogste worden gebruikt:
- 1. 25% van de gronden met de bestemming Centrum-1, gelegen aan de Grote Kade, tussen de Dorpsstraat en Oranjeplein, op het niveau begane grond;
- 2. 25% van de gronden met de bestemming Centrum-1, gelegen aan de Grote Kade, tussen de Oranjeplein en het Molenwater op het niveau begane grond;
- 3. 25% van de gronden met de bestemming Centrum-1, gelegen aan de Grote Kade, tussen de Mercuriusstraat en de Grote Kade op het niveau begane grond;
- 4. 25% van de gronden met de bestemming Centrum-1, gelegen aan de Boulevard op het niveau begane grond;
- c. het vloeroppervlak ten behoeve van aan-huis-gebonden beroepen en de kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten bedraagt ten hoogste 25% van het vloeroppervlak van het hoofdgebouw, inclusief aan- en uitbouwen, met een maximum van 50 m².
5.5 Afwijken van de gebruiksregels
5.6 Wijzigingsbevoegdheid
Het bevoegd gezag kan het bestemmingsplan te wijzigen in die zin dat de specifieke vorm van centrum (sc-1) mag worden geschrapt, zij nemen daarbij de volgende regels in acht:
- a. de wijzigingsbevoegdheid mag alleen worden toegepast wanneer het gebruik als bedoeld lid 5.1 onder h. is beëindigd;
- b. het belang dat met de wijziging wordt gediend, mag geen onevenredige afbreuk doen aan de gebruiksmogelijkheden van de in de nabijheid gelegen bestemmingen en functies.
Artikel 6 Centrum-2
6.1 Bestemmingsomschrijving
De voor Centrum-2 aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. bedrijven, behorende tot ten hoogste bedrijfscategorie A van de Staat van Bedrijfsactiviteiten "functiemenging";
- b. detailhandel;
- c. dienstverlening;
- d. horeca-activiteiten behorende tot ten hoogste categorie 2 van de Staat van Horeca-activiteiten;
- e. kantoor en praktijkruimte;
- f. theaters en bioscopen, musea, muziek-, dans- en sportscholen, ateliers en centra voor kunstzinnige vorming;
- g. wonen met aan-huis-gebonden beroepen en kleinschalige beroeps- en bedrijfsmatige activiteiten;
- h. bij deze doeleinden behorende voorzieningen, zoals erven, tuinen, toegangs- en achterpaden, parkeervoorzieningen.
6.2 Bouwregels
Op de gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:
6.3 Afwijken van de bouwregels
6.4 Specifieke gebruiksregels
Met betrekking tot het gebruik gelden de volgende regels:
- a. ten hoogste 25% van de voorgevellengte van de gronden met de bestemming Centrum-2, berekend op het niveau begane grond, mag gebruikt worden voor de functies genoemd in lid 6.1 onder a, b, c en f;
- b. kantoor en praktijkruimte op de begane grond zijn niet toegestaan;
- c. het vloeroppervlak ten behoeve van aan-huis-gebonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten bedraagt ten hoogste 25% van het vloeroppervlak van het hoofdgebouw, inclusief aan- en uitbouwen, met een maximum van 50 m²;
- d. detailhandel in de vorm van een supermarkt is niet toegestaan;
- e. opslag van meer dan 10.000 kg consumentenvuurwerk is niet toegestaan.
6.5 Afwijken van de specifieke gebruiksregels
Artikel 7 Detailhandel
7.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Detailhandel' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. detailhandel;
- b. bedrijfswoningen;
- c. ter plaatse van de aanduiding 'verkooppunt motorbrandstoffen': uitsluitend een verkooppunt voor motorbrandstoffen zonder lpg;
- d. ter plaatse van de aanduiding 'supermarkt': uitsluitend een supermarkt;
- e. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals groen, parkeervoorzieningen, nutsvoorzieningen en water.
7.2 Bouwregels
Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:
7.3 Afwijken van de bouwregels
7.4 Specifieke gebruiksregels
Met betrekking tot het gebruik gelden de volgende regels:
- a. detailhandel is uitsluitend toegestaan op de begane grond;
- b. het is niet toegestaan om andere gronden dan zij- en achtererven te gebruiken voor de opslag van goederen, met dien verstande dat dergelijke opslag ter plaatse van de zij- en achtererven tot een hoogte van ten hoogste 2 m is toegestaan;
- c. de opslag van meer dan 10.000 kg consumentenvuurwerk is niet toegestaan;
- d. detailhandel in volumineuze goederen of grootschalige detailhandel is niet toegestaan;
- e. bedrijfswoningen ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning uitgesloten (-bw)' zijn niet toegestaan;
- f. per bouwperceel is niet meer dan één woning toegestaan;
- g. het bedrijfsvloeroppervlak ter plaatse van de aanduiding 'supermarkt' bedraagt niet meer dan 1.800 m².
7.5 Wijzigingsbevoegdheid
Artikel 8 Gemengd
8.1 bestemmingsomschrijving
De voor 'Gemengd' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. bedrijven behorende tot ten hoogste categorie A van de Staat van Bedrijfsactiviteiten "functiemenging";
- b. detailhandel;
- c. kantoor en praktijkruimte;
- d. dansscholen, sportscholen, fitnessruimten, internetlokalen, en daarmee gelijk te stellen functies;
- e. horecabedrijven behorende tot ten hoogste categorie 1b van de Staat van Horeca-activiteiten;
- f. openbare dienstverlening en welzijnsvoorzieningen;
- g. wonen met aan-huis-gebonden beroepen en kleinschalige beroeps- en bedrijfsmatige activiteiten;
- h. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van gemengd-1': tevens horecabedrijven behorende tot ten hoogste categorie 1c van de Staat van Horeca-activiteiten;
- i. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van gemengd-2': tevens een verblijfsrecreatief bedrijf met recreatieappartementen;
- j. bij deze bestemming behorende voorzieningen zoals, erven, tuinen, toegangs- en achterpaden en parkeervoorzieningen.
8.2 Bouwregels
Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:
8.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bebouwingspercentage en de maximaal toegestane vierkante meters aan bebouwing genoemd in 8.2.1 onder d voor:
- a. het tot 75% bebouwen van de gronden met de 'specifieke bouwaanduiding - 5' indien de begane grond van de gebouwen op hetzelfde bouwperceel daadwerkelijk gebruikt wordt voor andere functies dan wonen;
- b. het tot 100% bebouwen van de gronden met de 'specifieke bouwaanduiding -3' voor aan-, uitbouwen en bijgebouwen behorende bij het gebruik op hetzelfde bouwperceel;
- c. afwijken van het bestemmingsplan mag geen onevenredige afbreuk doen aan de gebruiksmogelijkheden van de in de nabijheid gelegen bestemmingen en functies.
8.4 Specifieke gebruiksregels
Met betrekking tot het gebruik gelden de volgende regels:
- a. het vloeroppervlak ten behoeve van aan-huis-gebonden beroepen en de kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten bedraagt ten hoogste 25% van het vloeroppervlak van het hoofdgebouw, inclusief aan- en uitbouwen, met een maximum van 50 m²;
- b. de opslag van meer dan 10.000 kg consumentenvuurwerk is niet toegestaan;
- c. verkooppunten voor motorbrandstoffen zijn niet toegestaan;
- d. detailhandel in volumineuze goederen en grootschalige detailhandel zijn niet toegestaan;
- e. detailhandel in de vorm van een supermarkt is niet toegestaan;
- f. het bedrijfsvloeroppervlak voor detailhandel mag niet meer bedragen dan 450 m².
Artikel 9 Groen
9.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. groen, beplanting en plantsoenen;
- b. ter plaatse van de aanduiding 'park' tevens een park;
- c. ter plaatse van aanduiding 'volkstuinen' tevens volkstuinen;
- d. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals voet- en fietspaden, speelvoorzieningen, jongerenontmoetingsplaatsen, voorzieningen ten behoeve van afvalinzameling, waterelementen, waterberging, nutsvoorzieningen, overige voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding in het plangebied zoals waterinfiltratie en -transportvoorzieningen en ondergrondse bergbezinkbassins, geluidwerende voorzieningen, beeldende kunst of kunstuitingen en gedenktekens.
9.2 Bouwregels
Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:
Artikel 10 Horeca
10.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Horeca' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. horecabedrijven tot ten hoogste categorie 1c van de Staat van Horeca-activiteiten;
- b. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van horeca - 1' tevens voor horecabedrijven in tot ten hoogste categorie 2 van de Staat van Horeca-activiteiten;
- c. dienstwoningen;
- d. bij deze doeleinden behorende voorzieningen, zoals erven, tuinen, toegangs- en achterpaden, parkeervoorzieningen.
10.2 Bouwregels
Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:
10.3 Specifieke gebruiksregels
Met betrekking tot het gebruik gelden de volgende regels:
- a. horeca is uitsluitend toegestaan op de begane grond;
- b. buitenopslag van goederen hoger dan 2 m is niet toegestaan;
- c. per bouwperceel is ten hoogste één woning toegestaan.
10.4 Afwijken van de gebruiksregels
10.5 Wijzigingsbevoegdheid
Artikel 11 Kantoor
11.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Kantoor' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. kantoor;
- b. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals groen, parkeervoorzieningen, nutsvoorzieningen en water.
11.2 Bouwregels
Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:
11.3 Afwijken van de bouwregels
Artikel 12 Maatschappelijk
12.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Maatschappelijk' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. bibliotheken, gezondheidszorg, jeugd- en kinderopvang, openbare dienstverlening, onderwijs, voorzieningen inzake religie, verenigingsleven en voorzieningen inzake zorg en welzijn;
- b. ter plaatse van de aanduiding 'begraafplaats': uitsluitend een begraafplaats;
- c. ter plaatse van de aanduiding 'wonen': tevens voor wonen in een woning;
- d. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk - 3': uitsluitend voor bibliotheken, gezondheidszorg, openbare dienstverlening, onderwijs en voorzieningen inzake religie;
- e. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals groen, parkeervoorzieningen, nutsvoorzieningen en water.
12.2 Bouwregels
Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:
12.3 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming maatschappelijk ter plaatse van de aanduiding 'wijzigingsgebied 1' te wijzigen in de bestemmingen Wonen-2 en tuin, zij nemen daarbij de volgende regels in acht:
- a. de wijzigingsbevoegdheid kan alleen worden toegepast wanneer het maatschappelijk gebruik is beëindigd;
- b. er zijn ten hoogste 8 vrijstaande woningen toegestaan;
- c. de bepalingen van de bestemming Tuin en de bestemming Wonen-2 zijn van overeenkomstige toepassing;
- d. er is aangetoond dat er geen sprake is van milieuhygiënische belemmeringen.
Artikel 13 Sport
13.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Sport' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. sportvelden;
- b. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk - 2': tevens voor een jeugdsoos;
- c. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals was- en kleedgelegenheden, groen, parkeervoorzieningen, nutsvoorzieningen, water en (ontsluitings)wegen.
13.2 Bouwregels
Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:
Artikel 14 Tuin
14.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Tuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor tuinen bij de op de aangrenzende gronden gelegen hoofdgebouwen.
14.2 Bouwregels
Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:
Artikel 15 Verkeer
15.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. wegen met ten hoogste 2 x 1 doorgaande rijstrook, alsmede opstelstroken, busstroken, voet- en fietspaden;
- b. ter plaatse van de aanduiding 'verblijfsgebied' tevens:
- 1. verblijfsgebied met een functie voor verblijf, verplaatsing en gebruik ten dienste van aangrenzende bestemmingen;
- 2. horecaterrassen en uitstallingsruimte ten behoeve van aangrenzende en/ of naburige horeca- en detailhandelsbedrijven;
- c. ter plaatse van de gronden met de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer-2': de doeleinden als bedoeld in lid 15.1 onder b. alsmede detailhandel en dienstverlening, horecabedrijven behorende tot ten hoogste categorie 1a van de Staat van Horeca-activiteiten en een kustlicht;
- d. ter plaatse van de gronden met de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer-1': tevens de doeleinden als bedoeld onder lid 15.1 onder b. alsmede een kustlicht;
- e. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals geluidswerende voorzieningen, groen, parkeervoorzieningen, nutsvoorzieningen, reclame-uitingen en water.
15.2 Bouwregels
Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:
15.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen omtrent de situering van bouwwerken voor de in lid 15.1 b onder 2. en lid 15.1 onder c. bedoelde functies, in verband met de aanwezigheid van leidingen en het waarborgen van een vrije doorloopruimte voorlangs de panden Spuiplein 1 tot en met 41 met dien verstande dat daardoor de gebruikswaarde van de gronden ten behoeve van aangrenzende en/of naburige horeca- en detailhandelsbedrijven niet onevenredig wordt geschaad.
15.4 Specifieke gebruiksregels
Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer - 3' zijn geen parkeervoorzieningen toegestaan.
Artikel 16 Water
16.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor water ten behoeve van de waterhuishouding.
16.2 Bouwregels
Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:
Artikel 17 Wonen
17.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. erven bij aangrenzende woningen;
- b. ter plaatse van de aanduiding 'opslag': tevens voor opslag in handelswaar;
- c. garages en bergplaatsen.
17.2 Bouwregels
Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:
Artikel 18 Wonen-2
18.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Wonen-2' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. wonen met aan-huis-gebonden beroepen en kleinschalige beroeps- en bedrijfsmatige activiteiten;
- b. ter plaatse van de aanduiding 'recreatiewoning': tevens voor gebruik als recreatiewoning;
- c. ter plaatse van de aanduiding 'cultuurhistorische waarde': tevens voor het behoud van de aanwezige cultuurhistorische waarden van de aanwezige bunker;
- d. ter plaatse van de aanduiding 'praktijkruimte': tevens voor een praktijkruimte;
- e. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals erven, tuinen, toegangs- en achterpaden, parkeervoorzieningen.
18.2 Bouwregels
Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:
18.3 Specifieke gebruiksregels
- a. het vloeroppervlak ten behoeve van aan-huis-gebonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten bedraagt ten hoogste 25% van het vloeroppervlak van het hoofdgebouw, inclusief aan- en uitbouwen, met een maximum van 50 m²;
- b. het aanbieden van meer dan 3 slaapkamers ten behoeve van logies met ontbijt per woning is niet toegestaan;
- c. bewoning van een woning met logies en ontbijt anders dan door degene die het logies met ontbijt verzorgt is niet toegestaan;
- d. het gebruiken van een deel van de woning, een aan- of uitbouw van de woning of een bijgebouw ten behoeve van het ontvangen of verlenen van mantelzorg is toegestaan.
Artikel 19 Wonen-4
19.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Wonen-4' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. wonen met aan-huis-gebonden beroepen en kleinschalige beroeps- en bedrijfsmatige activiteiten;
- b. ter plaatse van de aanduiding 'recreatiewoning': tevens voor recreatief gebruik;
- c. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals erven, tuinen, toegangs- en achterpaden, parkeervoorzieningen.
19.2 bouwregels
Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:
19.3 Specifieke gebruiksregels
- a. het vloeroppervlak ten behoeve van aan-huis-gebonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten bedraagt ten hoogste 25% van het vloeroppervlak van het hoofdgebouw, inclusief aan- en uitbouwen, met een maximum van 50 m²;
- b. het aanbieden van meer dan 3 slaapkamers ten behoeve van logies met ontbijt per woning is niet toegestaan;
- c. bewoning van een woning met logies en ontbijt anders dan door degene die het logies met ontbijt verzorgt is niet toegestaan;
- d. het gebruiken van een deel van de woning, een aan- of uitbouw van de woning of een bijgebouw ten behoeve van het ontvangen of verlenen van mantelzorg is toegestaan.
Artikel 20 Wonen-6
20.1 Bestemmingsomschrijving
de voor 'Wonen-6' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. wonen met aan-huis-gebonden beroepen en kleinschalige beroeps- en bedrijfsmatige activiteiten;
- b. ter plaatse van de aanduiding 'praktijkruimte': tevens voor een praktijkruimte;
- c. ter plaatse van de aanduiding 'recreatiewoning': tevens voor recreatief gebruik;
- d. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk - 1': tevens voor een oefenwoning van de brandweer;
- e. ter plaatse van de aanduiding 'detailhandel': tevens voor detailhandel;
- f. ter plaatse van de aanduiding 'opslag': tevens voor opslag die gelijk gesteld is aan categorie 1b van de Staat van Bedrijfsactiviteiten;
- g. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals erven, tuinen, toegangs- en achterpaden, parkeervoorzieningen.
20.2 Bouwregels
Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:
20.3 Specifieke gebruiksregels
Met betrekking tot het gebruik gelden de volgende regels:
- a. het vloeroppervlak ten behoeve van aan-huis-gebonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten bedraagt ten hoogste 25% van het vloeroppervlak van het hoofdgebouw, inclusief aan- en uitbouwen, met een maximum van 50 m²;
- b. het aanbieden van meer dan 3 slaapkamers ten behoeve van logies met ontbijt per woning is niet toegestaan;
- c. bewoning van een woning met logies en ontbijt anders dan door degene die het logies met ontbijt verzorgt is niet toegestaan;
- d. het gebruiken van een deel van de woning, een aan- of uitbouw van de woning of een bijgebouw ten behoeve van het ontvangen of verlenen van mantelzorg is toegestaan.
Artikel 21 Wonen-7
21.1 Bestemmingsomschrijving
de voor 'Wonen-7' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. wonen met aan-huis-gebonden beroepen en kleinschalige beroeps- en bedrijfsmatige activiteiten;
- b. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals erven, tuinen, toegangs- en achterpaden, parkeervoorzieningen.
21.2 Bouwregels
Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:
21.3 Specifieke gebruiksregels
Met betrekking tot het gebruik gelden de volgende regels:
- a. het vloeroppervlak ten behoeve van aan-huis-gebonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten bedraagt ten hoogste 25% van het vloeroppervlak van de woning, met een maximum van 50 m²;
- b. het gebruiken van een deel van de woning ten behoeve van het ontvangen of verlenen van mantelzorg is toegestaan.
Artikel 22 Waterstaat - Waterkering
22.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waterstaat - Waterkering' aangewezen gronden zijn - behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) - mede bestemd voor de waterkering.
22.2 Bouwregels
Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:
- a. op de gronden mogen ten behoeve van de in lid 22.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd;
- b. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 5 m;
- c. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag - met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels - uitsluitend worden gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering.
22.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van lid 22.2 onder b., indien de bij de betrokken bestemming behorende bouwregels in acht worden genomen en het waterkeringsbelang door de bouwactiviteiten niet onevenredig wordt geschaad.
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 23 Anti-dubbeltelbepaling
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 24 Algemene Bouwregels
24.1 Overschrijding bouwgrenzen
De bouwgrenzen, niet zijnde bestemmingsgrenzen, mogen in afwijking van aanduidingsgrenzen, aanduidingen en bestemmingsregels worden overschreden door:
- a. tot gebouwen behorende stoepen, stoeptreden, trappen(huizen), galerijen, hellingbanen, funderingen, balkons, entreeportalen, veranda's en afdaken, mits de overschrijding ten hoogste 2,5 m bedraagt;
- b. tot gebouwen behorende erkers en serres, mits de overschrijding ten hoogste 2 m bedraagt;
- c. andere ondergeschikte onderdelen van gebouwen, mits de overschrijding ten hoogste 1,5 m bedraagt.
24.2 Toegelaten bouwwerken met afwijkende maten
- a. voor een bouwwerk, dat krachtens een omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden en dat in het plan ingevolge de bestemming is toegelaten, maar waarvan de bestaande afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen afwijken van de maatvoeringsbepalingen in de bouwregels van de betreffende bestemming, geldt dat:
- 1. bestaande maten, die meer bedragen dan in hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen als ten hoogste toelaatbaar worden aangehouden;
- 2. bestaande maten, die minder bedragen dan in hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen als ten minste toelaatbaar worden aangehouden;
- b. in geval van herbouw is lid a onder 1 en 2 uitsluitend van toepassing, indien de herbouw op dezelfde plaats plaatsvindt;
- c. op een bouwwerk als hiervoor bedoeld, is het Overgangsrecht bouwwerken als opgenomen in dit plan niet van toepassing.
Artikel 25 Algemene Aanduidingsregels
Binnen de gebiedsaanduiding 'geluidzone-industrie' mogen geen geluidgevoelige objecten in de zin van de Wet geluidhinder worden gebouwd.
Artikel 26 Algemene Afwijkingsregels
- a. Het bevoegd gezag kan - tenzij op grond van hoofdstuk 2 reeds afwijking mogelijk is - bij een omgevingsvergunning afwijken van dit plan voor:
- 1. afwijkingen van maten (waaronder percentages) met ten hoogste 10%;
- 2. overschrijding van bouwgrenzen, niet zijnde bestemmingsgrenzen, voor zover zulks van belang is voor een technisch betere realisering van bouwwerken dan wel voor zover zulks noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein; de overschrijdingen mogen echter niet meer dan 3 m bedragen en het bouwvlak mag met niet meer dan 10% worden vergroot;
- b. de bevoegdheid tot afwijken wordt niet gebruikt, indien daardoor onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.
Artikel 27 Algemene Wijzigingsregels
27.1 Overschrijding bestemmingsgrenzen
Burgemeester en wethouders kunnen de in het plan opgenomen bestemmingen wijzigen ten behoeve van overschrijding van bestemmingsgrenzen, voor zover zulks van belang is voor een technisch betere realisering van bestemmingen of bouwwerken dan wel voor zover zulks noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein. De overschrijdingen mogen echter ten hoogste 3 m bedragen en het bestemmingsvlak mag met ten hoogste 10% worden vergroot.
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 28 Overgangsrecht
28.1 Overgangsrecht bouwwerken
- a. een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, danwel gebouwd kan worden krachtens een bouwvergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
- 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
- 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de bouwvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan;
- b. eenmalig kan in afwijking van sub a een omgevingsvergunning worden verleend voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10 %;
- c. het bepaalde onder a. is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsregel van dat plan.
28.2 Overgangsrecht gebruik
Voor gebruik luidt het overgangsrecht als volgt:
- a. het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet;
- b. het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in dit lid onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind;
- c. indien het gebruik, bedoeld in dit lid onder a, na de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten;
- d. dit lid onder a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsregeling van dat plan.
Artikel 29 Slotregel
Deze regels worden aangehaald onder de naam 'Regels van het bestemmingsplan Kom Breskens'.
Bijlagen Bij Regels
Bijlage 1 Staat Van Bedrijfsactiviteiten
Bijlage 2 Staat Van Horeca-activiteiten
Hoofdstuk 1 Doel En Opzet Bestemmingsplan
1.1 Actualisering Bestemmingsplan
Het voorliggende bestemmingsplan Breskens is een nadere uitwerking van het ingezette actualiseringsbeleid voor de kernen van de gemeente Sluis. Deze actualiseringsopgave heeft tot doel:
- uniformering van bestemmingsplannen, dat wil zeggen het creëren van samenhang en afstemming van bestemmingsregelingen voor gelijksoortige gebieden;
- het afstemmen van bestemmingsregelingen op actueel beleid, wet- en regelgeving;
- het streven naar rechtszekerheid en klantgerichtheid; dat wil zeggen het vaststellen van voor burgers duidelijke, toegankelijke en op actuele behoeften en eisen afgestemde plannen;
- het reduceren van het aantal bestemmingsplannen;
- het vervangen van (in ieder geval) bestemmingsplannen die ouder zijn dan 10 jaar.
1.2 Planopgave: Primair Consoliderend Bestemmingsplan
De opgave van het voorliggende bestemmingsplan omvat:
- het opnemen van de kern Breskens in één bestemmingsplan, met uitzondering van het bedrijventerrein Deltahoek en het noordelijk van de kern gelegen dijktracé en buitendijks gebied langs de Westerschelde (waaronder strand, havengebieden en Waterfront Breskens);
- het vastleggen van (legaal) bestaand gebruik en functies in een actuele bestemmingsregeling;
- het overnemen c.q. continueren van het in het recent (in 2008) vastgestelde bestemmingsplan Centrum aangegeven planologisch beleid en regeling;
- het opnemen van (die) ruimtelijke ontwikkelingen en veranderingen waarover planologische zekerheid bestaat (dit zijn bijvoorbeeld ontwikkelingen/projecten waarvoor een vrijstellingsprocedure danwel ontheffingsprocedure is doorlopen).
Het gaat dan ook primair om een consoliderend bestemmingsplan. Eventuele nieuwe initiatieven zullen afzonderlijk van dit bestemmingsplan worden beoordeeld en indien van toepassing, een separate planologische procedure doorlopen. De ontwikkelingsmogelijkheden in dit plan zijn wat dat betreft beperkt en kleinschalig. Er zijn twee locaties waar in aanvulling op het vorenstaande, specifieke ontwikkelingsmogelijkheden worden geboden.
In het plan is voor een potentiële ontwikkeling(slocatie) gekozen voor het planinstrument van wijzigingsbevoegdheid ex artikel ex artikel 3.6 lid 1 onder a van de Wet ruimtelijke ordening. Deze keuze houdt in dat een aantal sectorale onderzoeken kan worden uitgesteld tot het moment van concrete planontwikkeling. Voor een aantal (andere) aspecten zal bij de vaststelling van het bestemmingsplan (globaal) moeten zijn aangetoond dat de voorgenomen ontwikkeling uitvoerbaar is. Deze onderzoeken zijn uitgevoerd en de resultaten hiervan zijn in de plantoelichting opgenomen.
Bij de gewijzigde vaststelling van het bestemmingsplan is de uitbreiding van de C1000-supermarkt aan de Burgemeester van Zuyenstraat opgenomen. Oorspronkelijk is ervan uitgegaan dat het uitbreidingsplan voor de C1000 op de huidige locatie, zou worden overgenomen in het bestemmingsplan Kom Breskens nadat de procedures zouden zijn afgerond. Thans blijkt dat voor een passende afronding van de artikel 19 WRO-procedure, het nodig is zorg te dragen voor een eenduidige afstemming tussen de artikel 19 WRO-procedure en de procedure voor het bestemmingsplan Kom Breskens, waarin het ruimtelijk beleid en de regeling voor de gehele kern wordt opgenomen. Daarbij is van belang dat het altijd de bedoeling is geweest het bestemmingsplan Kom Breskens op enig moment op dit onderdeel aan te passen, ongeacht het consoliderende karakter. Nog belangrijker is dat de gemeenteraad op diverse momenten consistent besluiten heeft genomen die zijn gericht op het mogelijk maken van de uitbreiding van de C1000 op de huidige locatie.
Een nadere toelichting, motivering en onderbouwing op dit planonderdeel zijn opgenomen in bijlage 7. De daarin opgenomen passages inzake bijvoorbeeld onderzoek en beleid betreffende de distributieplanologische structuur zijn evenzo belangrijk als de inhoud van de hoofdstukken van deze toelichting. Er is voor een afzonderlijke bijlage gekozen om er voor te zorgen dat alle aspecten in de juiste samenhang worden weergegeven en daaruit op logische wijze het beleid en de bestemmingsregeling voor de C1000, inclusief de uitbreiding, voortvloeien. Relevant daarbij zijn onder meer de overzichten van onderzoeksresultaten, het beleid en uitspraken van de Rechtbank alsmede actuele gegevens over de huidige distributieplanologische structuur en de kracht van het centrumgebied.
Voor het overige is sprake van een consoliderend plan, waarbij de noodzaak vervalt van onderzoek en toetsing met betrekking tot de planologische haalbaarheid en financieel-economische uitvoerbaarheid van (onderdelen uit) het plan. Wel zullen aanwezige waarden binnen het plangebied moeten worden vermeld en benoemd, maar er behoeven geen ontwikkelingen te worden getoetst op mogelijke gevolgen voor deze waarden. Wel heeft overeenkomstig de in het Besluit ruimtelijke ordening opgenomen verplichting de watertoets plaatsgevonden en zijn in relatie tot de bestemmingsregeling enkele milieuaspecten nagelopen en beoordeeld.
1.3 Plangebied
Het plangebied heeft betrekking op het bestaande dorpsgebied van Breskens: het omvat het centrumgebied, de bestaande woongebieden en enkele verspreid daarin aanwezige bedrijven en voorzieningen. Het plangebied wordt globaal begrensd door de dijk langs de Westerschelde, strand en havengebieden aan de noordzijde, het bedrijventerrein Deltahoek aan de oostzijde, de rondweg (Sterreboschweg) en agrarisch gebied aan de zuidzijde en de N676 aan de westzijde In figuur 1.1 is globaal de ligging van het plangebied weergegeven.
Voorliggend bestemmingsplan vervangt de geldende bestemmingsregeling voor het aangegeven plangebied, zoals vastgelegd in de bestemmingsplannen Kom Breskens (1989), Ghistelkerke (1991), Sportlaan Breskens (1994), Roode Polder (2007) en Centrum Breskens (2007). Daarnaast zijn in het plangebied opgenomen het gebied Zandstraten-Oesterput (voor dit gebied geldt thans geen bestemmingsplan) en het gebied De Lente (bij de Hoofdplaatseweg, destijds ontwikkeld met toepassing van artikel 19 lid 1 WRO).
Figuur 1.1. Globale ligging plangebied
1.4 Opzet Plantoelichting
De toelichting is afgestemd op het primair consoliderend karakter van het bestemmingsplan. Dit betekent dat de informatie over het plangebied beknopt en gericht is, terwijl de toelichting op de bestemmingsregeling uitvoerig is. Het beleidskader van Rijk, provincie, en gemeente is vanwege het consoliderende karakter niet opgenomen.
De bestemmingsplantoelichting heeft de volgende opbouw.
- Hoofdstuk 2 geeft inzicht in de ruimtelijke en functionele structuur, opbouw en gewenste ontwikkelingen in het plangebied. Vervolgens zijn de beleidsuitgangspunten aangegeven die voor voorliggend bestemmingsplan (plankaart en voorschriften) van belang zijn.
- Hoofdstuk 3 gaat in op de verschillende (milieu)toetsen die voor dit bestemmingsplan moeten worden uitgevoerd.
- In hoofdstuk 4 wordt de juridisch-planologische regeling toegelicht (plankaart en regels).
- In hoofdstuk 5 wordt ingegaan op de uitvoerbaarheid van het plan.
Hoofdstuk 2 Planbeschrijving
2.1 Kenschets Plangebied
2.1.1 Hoofdstructuur
Kenmerkend voor Breskens is de T-vormige hoofdstructuur bestaande uit het langgerekte lint van de Dorpsstraat en haaks hierop de harde rand van de waterkering bestaande uit de Boulevard, Grote Kade en Scheldekade. Het Spuiplein op het knooppunt van beide assen vormt het hart van de kern en van het centrumgebied. Breskens is overwegend een woonkern. Ook buiten het centrumgebied zijn verspreid over de kern diverse maatschappelijke en commerciële voorzieningen, enige bedrijvigheid en (overige) niet-woonfuncties aanwezig. Ruimtelijke bebouwingsaccenten zijn met name in de noordelijke helft van Breskens (in en buiten het plangebied).
De noordelijke kernrandzone tussen het water en de oude dorpskern is divers met een promenade over de “duinen”, een oud vissersbuurtje (Oesterput) en de havens (oude veerhaven, handelshaven en jachthaven). Met uitzondering van het Oesterputgebied valt het merendeel van deze zone buiten het plangebied. Voor de kern Breskens is deze randzone beeldbepalend. Diverse gebouwen van forse omvang in deze randzone en op het havenplateau bepalen het silhouet van het dorp vanaf het water.
Vanuit de T-vormige hoofdassen is de kern geleidelijk gegroeid. De oudste gevarieerde bebouwing ligt langs en evenwijdig aan de structuurassen. De diepe tuinen zijn kenmerkend. Aan weerszijden van de Dorpsstraat liggen de eerste planmatige woongebieden. Het gebied aan de oostzijde is het oudst. Aan de westzijde is de bebouwing grotendeels naoorlogs. De N676 aan de westkant en het Molenwater aan de zuidoostzijde vormen de globale begrenzing van deze groeiperiode. Aan de oostkant schermt een parkstrook het woongebied af van het bedrijventerrein Deltahoek. Aan de westzijde ligt tussen het woongebied en de N676 een langgerekte groenstrook met park en moestuinen.
Een recentere groeifase is vooral zuidwaarts gericht. Hier zijn ruime en groen opgezette woonbuurten (Ghistelkerke), de sportvelden en een nieuwe begraafplaats gerealiseerd. De Roode Polder tussen de Oude Rijksweg en de N676 is momenteel in ontwikkeling als woongebied.
Figuur 2.1. Hoofdstructuur Breskens
2.1.2 Ruimtelijke kenmerken en aandachtspunten
In de ruimtelijke opbouw van Breskens zijn ruimtelijk functioneel de volgende gebieden met specifieke kenmerken en aandachtspunten van belang.
Centrumgebied e.o.
Het centrum van Breskens wordt globaal gevormd door het Spuiplein, de Grote Kade, de Haven Westzijde, het Oranjeplein, de Mercuriusstraat en het noordelijk daarvan gelegen deel van de Dorpsstraat. Voor dit gebied wordt sinds enige tijd beleidsmatig ingezet op revitalisering, kwaliteitsverbetering en profilering van het dorpshart van Breskens en met name wordt concentratie van centrumvoorzieningen in een (vernieuwd) centrumgebied van groot belang geacht (bestaande voorzieningen buiten dit gebied worden gerespecteerd). In dit verband is de centrumfunctie van dit gebied recent versterkt door onder andere de herinrichting van het Spuiplein en de vestiging van een supermarkt aan de oostzijde van dit plein. De horecafuncties en andere centrumvoorzieningen hebben planologisch een beter toekomstperspectief gekregen. Dit geldt ook voor het gewenste behoud en versterking van de woonfunctie in en rond het centrumgebied alsook in de rest van Breskens. Het proces van ruimtelijke en functionele verbeteringen in dit gebied en de directe omgeving zal zich naar verwachting verder doorzetten. In het bestemmingsplan Centrum Breskens (2008) is het centrumbeleid en deze ontwikkeling vastgelegd.
Oesterputgebied
Het Oesterputgebied omvat het oude dorpsgebied tussen het centrum en de noordelijke kernrandzone (Boulevard, Westerschelde). Dit gebied is zeer gevarieerd/gemengd in zijn ruimtelijke vorm en gebruik. Woningen voor permanent en recreatief gebruik, bijgebouwen en garages en horeca en overige niet-woonfuncties (waaronder met name bedrijfspanden) wisselen elkaar af. De kwaliteit van bebouwing en inrichting van het gebied vertoont een duidelijke slijtage en is grotendeels als slecht te kwalificeren. Het gebied heeft als gevolg daarvan een rommelig karakter. Kwalitatieve opwaardering van dit gebied is gewenst. Verbeterings- en herstructureringsplannen hebben echter (onder andere vanwege het vele particuliere eigendom en het ontbreken van voldoende financiële middelen) tot op heden niet tot tastbare resultaten geleid en lijken ook in de nabije toekomst moeilijk realiseerbaar.
Visserijbuurt
Deze oudere buurt aan de oostkant van de kern is overwegend een woongebied en heeft een strakke planmatige kleinschalige opzet, kent een homogene bebouwingstructuur en een duidelijk eigen gezicht. De kwaliteit van de woningen (klein, bouwtechnisch matig tot slecht) en de buitenruimte laten echter te wensen over. Ook het ter plaatse geldende planologisch regime is sterk verouderd en biedt onvoldoende mogelijkheden voor noodzakelijke kwaliteitsverbeteringen en afstemming op de hedendaagse woonwensen. Verspreid komen enkele bedrijfjes voor. Momenteel is er een project gaande om een kwaliteitsslag te realiseren.
Westelijke woonbuurt
De buurt betreft een naoorlogs woongebied met enkele maatschappelijke voorzieningen (waaronder scholen) en kleinschalige voorzieningen. In de westrand (nabij de N676) zijn enkele commerciële functies waaronder een supermarkt en kleinschalige kantoorbebouwing. In deze woonbuurt komen eveneens enige kleinschalige gebieden in aanmerking voor herstructurering vanwege de slechte woonkwaliteit of functieverandering. De herstructurering van het terrein het woonzorgcomplex Ter Schelde is thans het meest actueel. Dit complex is beschikbaar gekomen na realisering van het complex De Hooge Plaaten en wordt momenteel gebruikt voor tijdelijke huisvesting van bewoners van De Burght uit Oostburg. Na realisering van de nieuwbouw van de Burght in het centrum van Oostburg kan de locatie van Ter Schelde worden herontwikkeld voor woningbouw. Volgens planning is dit in 2012 voorzien. Op dit moment is nog geen concreet bouwplan beschikbaar. Gezien de ligging en omvang van de locatie liggen grondgebonden woningen hier het meest voor de hand.
Molenwater / Ghistelkerke
Deze woonbuurt heeft een ruime stedenbouwkundige opzet. Zo is daarbij onder andere sprake van de aanwezigheid van hofjes, erfinrichtingen, duidelijk aanwezige groenvoorzieningen en een ruime bebouwings- en verkavelingspatroon. In dit gebied is een bibliotheek.
Het terrein van de Ree aan het Molenwater ligt al geruime tijd braak en is daarmee beschikbaar voor herontwikkeling. Het voormalige garagebedrijf van de Ree is verplaatst en de gebouwen zijn gesloopt. Herontwikkeling van deze locatie ten behoeve van wonen ligt het meest voor de hand. Tot realisering hiervan is het nog niet gekomen en wordt ook op korte termijn niet verwacht.
Randzone N676
De strook tussen de N676 en de kern herbergt diverse groene functies. Het vroegere zeer brede profiel, dat nog toegesneden was op de veerverbinding naar Vlissingen is versmald. De oostelijke weghelft van de N676 is verwijderd ten gunste van de groene kernrand. Dit bevordert tevens de woon- en leefkwaliteit in deze randzone (zoals bijvoorbeeld ter plaatse van het hiervoor aangegeven terrein van Ter Schelde.
Uitvoeringsprogramma Woningbouw Breskens 2005-2015
In het Uitvoeringsprogramma Woningbouw Breskens 2005-2015 zijn verspreid over de kern diverse locaties aangegeven die in de toekomst mogelijk in aanmerking komen voor (her)ontwikkeling of herstructurering in de kern waarbij nieuwe en/of vervangende woningbouw aan de orde is of kan zijn. Daarbij is onderscheidt gemaakt naar ontwikkelingen op korte, middellange en lange termijn. Woningbouw op betreffende locaties levert een kwalitatieve bijdrage aan de gewenste verbetering van de ruimtelijk-functionele situatie, versterking van de stedenbouwkundige samenhang en/of opheffing van een milieuknelpunt. Woningbouw kan in dergelijke gevallen ook een economische drager zijn voor het realiseren van de gewenste ontwikkeling. Enkele in het uitvoeringsprogramma opgenomen locaties zijn het Oesterputgebied, de locatie Ter Schelde, Terrein van de Ree, De Millianostraat, het terrein van bedrijf Vermeulen en Goedertijt. Inmiddels is gebleken dat niet voor alle locaties binnen de planperiode herstructurering is te verwezenlijken.
Cultuurhistorische waarden
Breskens heeft veel oorlogsschade door bombardementen opgelopen. In het gebied zijn mede hierdoor nog slechts enkele cultuurhistorisch waardevolle beschermenswaardige objecten aanwezig. Dit zijn de volgende.
Molen van Risseeuw
Het restant van de molen van Risseeuw aan de Oude Rijksweg 64-66 is aangemerkt als rijksmonument. Bescherming hiervan vindt plaats via het monumentenbeleid en de Monumentenwet 1988. Dit betekent dat (aanvullende planologische) bescherming in het bestemmingsplan niet nodig is.
Aanvullend hierop is nog van belang dat hiervoor ook geen beschermingszone (molenbiotoop) aan de orde is. Het betreft het restant van een oorspronkelijke stellingmolen uit 1858 die voorheen een functie had als korenmolen. Deze oorspronkelijke stellingmolen is sinds de onttakeling in 1938 niet meer maalvaardig. De molenromp is vrijwel geheel met klimop begroeid. Gebruik als molen is vooralsnog redelijkerwijs niet te verwachten.
Bunker
In het plangebied nabij de Hoofdplaatseweg-Molenwater bevindt zich nog een bunker uit de Tweede Wereldoorlog (onderdeel Atlantikwal). Erkenning en bescherming van deze bunker als cultureel erfgoed (onderdeel Zeeuws Vlaamse geschiedenis) is cultuurhistorisch gewenst.
2.2 Uitgangspunten En Randvoorwaarden
Deze paragraaf gaat beknopt in op de voor dit bestemmingsplan gehanteerde beleidsuitgangspunten. Basis hiervoor zijn de in de vorige paragraaf opgenomen ruimtelijk-functionele kenschets van en aandachtspunten in het plangebied en het gemeentelijk beleid (Uitvoeringsprogramma woningbouw 2005-2015 en de planningslijsten). Samengevat zijn de volgende beleidsuitgangspunten relevant:
- a. consolideren inclusief verandering / ontwikkeling;
- b. herstructurering (verandering / ontwikkeling);
- c. benutten potentiële herstructureringsmogelijkheden;
- d. behouden en stimuleren van functiemenging in de kern;
- e. behouden cultuurhistorische waarden.
Consolideren inclusief verandering / ontwikkeling
Het beleid is gericht op consolidatie van de in het plangebied aanwezige ruimtelijk-functionele situatie. Dit houdt in dat planologisch reeds toegestane en / of aanvaardbare mogelijkheden voor verandering en ontwikkeling (waaronder uitbreiding) van aanwezige gebruiksvormen worden gecontinueerd. Voorts wordt daarbij voor de planologische regeling zoveel mogelijk afstemming op recente andere komplannen voorgestaan. Uitbreidingsmogelijkheden blijven echter beperkt vanwege potentiële conflicten met ruimtelijke en / of milieukwaliteiten, strijdigheden en onverenigbaarheid met gebruiksmogelijkheden van aangrenzende percelen. Daarnaast is het ruimtelijk-stedenbouwkundig van belang om woningtypologieën vast te leggen. Hiervoor zijn onder andere de handreikingen voor bebouwing uit het Uitvoeringsprogramma Woningbouw gebruikt (zie ook paragraaf 2.1.).
Detailhandelsbeleid Breskens
Op basis van de huidige inzichten voert het gemeentebestuur het volgende beleid inzake detailhandel voor de kern Breskens.
- Het aanbod aan detailhandel, horeca en consumentgerichte diensten in Breskens dient daar waar mogelijk geconcerteerd te worden in het centrum.
- Binnen het centrum van Breskens zijn een echt centrumgebied (winkelconcentratiegebied) en aanloopstraten te onderscheiden.
- De supermarktvestiging van 1.300 m² wvo aan de oostzijde van het Spuiplein dient als drager van het centrumgebied (winkelconcentratiegebied). In dit gebied dienen winkels bij voorkeur gevestigd te worden. De inrichting van dit gebied en de wijze van bestemmen van dit gebied dient gericht te zijn op de exploitatie en ontwikkeling van de aanwezige winkels en andere commerciële functies.
- In de aanloopstraten is momenteel nog een deel van de winkels gevestigd. Dit zal ook in de toekomst mogelijk zijn, mits deze winkels niet uitgroeien tot structuurbepalende winkels voor het centrum voor Breskens. Dit zijn de grootschaligere winkels (> 450 m² bvo) die veel publiek aantrekken. In het aanloopgebied is beleidsmatig uitsluitend ruimte voor kleinschalige (< 450 m² bvo) detailhandel en kleinschalige niet-hinderlijke horeca en consumentgerichte diensten.
- Buiten het centrumgebied dient nieuwvestiging en/of uitbreiding van detailhandel, horeca en consumentgerichte diensten, die fysiek in het centrum gevestigd kunnen worden, te worden tegengegaan. Het beleid is erop gericht de buiten het centrumgebied gevestigde detailhandel te stimuleren om te verplaatsen naar het centrumgebied, voor zover dit tot de mogelijkheden behoort. Daarbij dient te worden verkend welke mogelijkheden er zijn, waarbij aandacht wordt besteed en rekening wordt gehouden met:
- 1. een realistische inschatting van de beschikbaarheid van panden en kavels (aaneengesloten) zonder dat de gemeente hiertoe overgaat tot onteigening;
- 2. een martkconforme beoordeling van de ruimtelijk-economische aspecten van herstructurering;
- 3. behoud van de hoogwaardige ruimtelijk inrichting van het Spuiplein in het centrum, waardoor ruimte ontbreekt voor aanvullende parkeervoorzieningen;
- 4. de woningmarktsituatie die niet als maatregel kan worden ingezet voor verhoging van opbrengsten;
- 5. het ontbreken van subsidiemogelijkheden van overheidswege.
- De hiervoor genoemde omtandigheden kunnen aanleiding geven tot het toestaan van uitbreiding van een winkelvestiging op de huidige locatie, buiten het centrumgebied.
- Ruimte wordt geboden voor uitbreiding van de solitaire C1000-supermarktvestiging (C1000 Ingels) aan de Burgemeester van Zuyenstraat. Uit bijlage 7 blijkt immers dat er geen mogelijkheden voor verplaatsing naar het centrumgebied aanwezig zijn, gelet op de aspecten zoals hiervoor opgenomen.
Met een centrumgebied met daarin de volwaardige Plus-supermarkt en de andere winkels, heeft Breskens een toekomstgericht goed centrumgebied. De C1000 met een vergelijkbare omvang buiten het centrum vormt geen bedreiging voor de toekomstwaarde van het centrum. De combinatie van beide supermarkten kan voor goede opvang van de grote toeloop van consumenten in het toeristische hoogseizoen zorgen, terwijl ook in het laagseizoen een aanvaardbaar omzetniveau per m² gehaald wordt binnen een goede duurzame ruimtelijk-functionele detailhandelsstructuur.
Een volledige onderbouwing van de supermarkt aan de Burgemeester van Zuyenstraat is opgenomen in bijlage 7.
Beeldkwaliteitsplan centrum Breskens
In het in 2008 vastgestelde beeldkwaliteitsplan voor het centrum van Breskens (zoals dat is opgenomen in en gelijktijdig is vastgesteld met het genoemde bestemmingsplan Centrum Breskens) blijft van toepassing en wordt integraal in het nu voorliggende bestemmingsplan overgenomen. Voor de voor het centrumgebied beoogde beeldkwaliteit wordt daartoe kortheidshalve verwezen naar bijlage 6 bij deze plantoelichting.
Benutten potentiële herstructureringsmogelijkheden
In Breskens zijn (zoals in paragraaf 2.1 is aangegeven) diverse locaties aanwezig waarvoor ruimtelijke en functionele herinrichting is gewenst. Voor een regeling in het bestemmingsplan is het evenwel noodzakelijk dat een reëel zicht bestaat op de uitvoering binnen de planperiode (10 jaar). Het is niet reëel om te verwachten dat ook werkelijk alle projecten binnen de planperiode kunnen of zullen worden uitgevoerd. Slechts enkele zijn thans (nog) in een voorbereidende fase. Besluitvorming hierover is nog niet afgerond. Dit betekent dat de voorgenomen ontwikkelingen nog kunnen wijzigen. Ook zijn nog niet alle benodigde onderzoeken verricht. Daarbij moet onder andere worden gedacht aan archeologische onderzoeken, bodemonderzoeken en onderzoeken die de financiële uitvoerbaarheid aantonen.
Gelet op het vorenstaande heeft het gemeentebestuur besloten alleen het volgende ruimtelijke en functionele herstructureringsproject thans in het bestemmingsplan te regelen c.q. via een wijzigingsbevoegdheid mogelijk te maken.
Herstructurering terrein Ter Schelde
Voor deze locatie wordt ingezet op herstructurering ten behoeve grondgebonden woningen. Dit zal plaatsvinden na totstandkoming van het nieuwe woonzorgcomplex de Burght in Oostburg en na verhuizing daar naar toe van de huidige bewoners van het complex ter Schelde. Vooralsnog is dit in of vanaf 2012 voorzien. Op dit moment is nog geen concreet bouwplan beschikbaar.
De overige (in paragraaf 2.1 aangeven) potentiële herstructureringsprojecten zijn vooralsnog binnen de planperiode niet te verwachten of nog te onzeker. Gelet hierop kan daarmee in dit stadium dan ook (nog) geen rekening worden houden in dit bestemmingsplan. Dit geldt ook voor eventuele overige particuliere initiatieven. Noch de gewenste invulling van de locaties noch de financiële haalbaarheid daarvan is duidelijk. Indien plannen voor deze locaties concreet worden, zullen deze op hun merites worden beoordeeld en worden daarvoor bij gebleken inpasbaarheid afzonderlijke planologische procedures gevolgd.
Behouden en stimuleren van functiemenging in de kern
Voor het in stand houden van het voorzieningenniveau en daarmee ook voor het waarborgen van de leefbaarheid van kernen is het van belang dat (centrum)gebieden als zodanig beleefbaar zijn en aantrekkelijk blijven en functioneren, voor zover deze niet hinderlijk zijn voor de woonomgeving en deze geen afbreuk doen aan de ruimtelijk-functionele kwaliteit van de omgeving (waaronder woonkwaliteit). Een planologisch beleid gericht op het in deze gebieden bieden van voldoende ruime en flexibele ruimtelijke functionele ontwikkelingsmogelijkheden voor bestaande en nieuwe voorzieningen is hierbij noodzakelijk.
Naast een flexibele bestemmingsregeling voor maatschappelijke en commerciële voorzieningen, aan-huis-gebonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten vanuit een woning is daartoe ook een op het tegengaan van milieuhinder afgestemd toelatingsbeleid en bestemmingsregeling voor horeca- en overige bedrijven van belang.
In relatie tot zorgvuldig ruimtegebruik is het denkbaar dat eventueel vrijkomende bedrijfslocaties worden benut voor wonen of voor niet-hinderlijke andere functies. Zoals hiervoor al is aangegeven wordt dit per geval beoordeeld en zo mogelijk wordt hieraan onder voorwaarden en via een afzonderlijke procedure medewerking verleend.
Hoofdstuk 3 Planologische Toetsen
In dit hoofdstuk wordt ingegaan op de verschillende (milieu)toetsen die voor dit bestemmingsplan zijn uitgevoerd. Allereerst wordt ingegaan op bodem. Vervolgens worden de aspecten water, archeologie, toelaatbaarheid van bedrijfsactiviteiten, industrielawaai, externe veiligheid, wegverkeerslawaai, luchtkwaliteit, de sportvelden, de begraafplaats en leidingen en telecommunicatieverbindingen behandeld. De resultaten van de toetsingen voor de C1000-supermarkt aan de Burgemeester van Zuyenstraat, zijn in bijlage 7 opgenomen.
3.1 Bodem
Het beleid van de provincie Zeeland gaat uit van het principe dat de bodem geschikt dient te zijn voor de beoogde functie. De gewenste functie bepaalt als het ware de gewenste bodemkwaliteit.
Voor alle bestemmingen waar een functiewijziging of herinrichting wordt voorzien, dient ten minste het eerste deel van het verkennend bodemonderzoek, het historisch bodemonderzoek te worden verricht. Indien op grond van historische informatie blijkt dat in het verleden activiteiten hebben plaatsgevonden met een verhoogd risico op bodemverontreiniging dan dient een volledig verkennend bodemonderzoek te worden uitgevoerd. Op basis van geconstateerde belemmeringen uit dit onderzoek, kan vervolgens worden nagegaan welke maatregelen moeten worden genomen om die belemmeringen weg te nemen (functiegericht saneren).
Om functieveranderingen mogelijk te maken, is voor een locatie een wijzigingsbevoegdheid ex artikel 3.6 lid 1 onder a van de Wet ruimtelijke ordening opgenomen (zie ook hoofdstuk 4). Toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid zal pas plaatsvinden nadat bodemonderzoek en eventueel daaruit voortkomende (uitgevoerde) saneringsmaatregelen hebben uitgewezen dat de bodem geschikt is voor de beoogde functie. Voor deze locatie wordt het bodemonderzoek aldus uitgesteld tot het moment van concrete planontwikkeling (i.c. de start van de planologische procedure).
De gemeente Sluis beschikt samen met de gemeenten Hulst en Terneuzen over een bodemkwaliteitskaart (vastgesteld in november 2009). In deze bodemkwaliteitskaart, valt het plangebied in de zone “naoorlogse kernen”, met kwaliteitsklasse maximaal wonen. Op basis van deze kaart zijn geen belemmeringen vanwege bodemkwaliteit te verwachten.
3.2 Water
Watertoets
Sinds 1 november 2003 is voor ruimtelijke plannen de watertoets verplicht. De initiatiefnemer dient in dat kader in een vroeg stadium overleg te voeren met de waterbeheerder over het ruimtelijke planvoornemen. Hiermee wordt voorkomen dat ruimtelijke ontwikkelingen in strijd zijn met duurzaam waterbeheer. Het plangebied ligt binnen het beheersgebied van waterschap Zeeuws Vlaanderen, verantwoordelijk voor het waterkwaliteits- en waterkwantiteitsbeheer. De waterparagraaf is voorgelegd aan de waterbeheerder. Het waterschap zal het wateradvies geven in het kader van het overleg ingevolge artikel 3.1.1 Bro.
Dit bestemmingsplan heeft in hoofdzaak een consoliderend karakter. In het plangebied zijn geen grote en ingrijpende wijzigingen in de bebouwing en infrastructuur voorzien. Voor eventuele toekomstige wijzigingen in het plangebied in de bebouwing en infrastructuur, geeft voorliggende watertoets de randvoorwaarden waaraan voldaan moet worden.
Beleid duurzaam stedelijk waterbeheer
Europees beleid
De Europese Kaderrichtlijn Water (KRW) is sinds 2000 van kracht en schrijft voor dat in 2015 alle waterlichamen een "goede ecologische toestand" (GET), en voor sterk veranderde/kunstmatige wateren een "goed ecologisch potentieel" (GEP) moeten hebben bereikt. De chemische toestand moet voor alle waterlichamen (natuurlijk en kunstmatig) in 2015 goed zijn.
Nationaal Beleid
Het Rijk, de provincies, de gemeenten en de Unie van Waterschappen hebben op 25 juni 2008 een geactualiseerde versie van het Nationaal Bestuursakkoord Water (NBW-Actueel) ondertekend. Hierin zijn afspraken vastgelegd voor een duurzame en klimaatbestendige waterhuishouding in Nederland. In de afgelopen vijf jaar is een groot deel van de gemaakte afspraken in het oorspronkelijke NBW inmiddels uitgevoerd. De NBW-partijen gaan nu gezamenlijk verder met de uitvoering van de nieuwe afspraken in het akkoord, onder meer over klimaatveranderingen, de stedelijke wateropgave en de ontwikkelingen in woningbouw en infrastructuur. Ook is er meer aandacht voor de implementatie van de Kaderrichtlijn Water. Het NBW heeft tot doel om in de periode tot 2015 de waterhuishouding in Nederland op orde te brengen en te houden en te anticiperen op klimaatverandering.
De Waterwet is per 22 december 2009 in werking getreden. De wet voegt de volgende acht bestaande waterbeheerwetten samen:
- 1. Wet op de waterhuishouding.
- 2. Wet verontreiniging oppervlaktewateren.
- 3. Wet verontreiniging zeewater.
- 4. Grondwaterwet.
- 5. Wet droogmakerijen en indijkingen.
- 6. Wet op de waterkering.
- 7. Wet beheer rijkswaterstaatswerken (de 'natte' delen daarvan).
- 8. Waterstaatswet 1900 (het 'natte' gedeelte ervan).
Daarnaast wordt vanuit de Wet bodembescherming de regeling voor waterbodems ondergebracht bij de Waterwet.
Een belangrijk uitgangspunt van de Waterwet is dat zoveel mogelijk activiteiten onder algemene regels vallen. Zodoende is vooraf voor iedereen duidelijk wat wel en wat niet kan. Niet alles is echter in algemene regels vast te leggen en voor deze activiteiten in, op, onder of over watersystemen introduceert de Waterwet de integrale watervergunning.
Provinciaal beleid
Een belangrijk punt in de huidige denkwijze over het waterbeheer is de afstemming met de ruimtelijke ordening. In het Omgevingsplan Zeeland 2006-2012 is het provinciale beleid voor Ruimte, Milieu en Water opgenomen. De nadruk ligt op de bestrijding van wateroverlast in het binnendijks systeem, maar het geheel wordt zo integraal mogelijk benaderd. Water van buitenaf, verdroging, verzilting, waterkwaliteit, bodemdaling, watertekort en stedelijk waterbeheer komen ook ruim aan bod.
Verder heeft de provincie haar grondwaterbeleid opgenomen in het grondwaterbeheersplan 2002-2007. Het belangrijkste doel hierin is de zorg voor voldoende grondwater met een kwaliteit die geschikt is voor de (locatiegebonden) functies die ervan afhankelijk zijn. De provincie bewaakt de kwaliteit en de kwantiteit van het grondwater binnen haar provinciegrenzen. Speerpunten daarbij zijn het voorkomen dat wordt ingeteerd op de voorraad zoet grondwater, het voorkomen van verdroging en het tegengaan van verzilting. Het is dus van belang om het gebruik van grondwater, ten behoeve van grondwateronttrekkingen, te reguleren en het grondwater te beschermen.
Deze plannen tezamen vormen het toetsingskader voor vergunningverlening en andere werkzaamheden in het kader van de Grondwaterwet en de Wet bodembescherming. In 2010 zijn deze wetten opgenomen in de nieuwe waterwet.
Beleid waterbeheerder
Het waterschap Zeeuws-Vlaanderen beheert een uitgestrekt gebied dat een landelijk karakter heeft. In het waterbeheerplan 2010-2015 staat dat het waterschap primair verantwoordelijk is voor het regionaal watersysteem (kwalitatief en kwantitatief), afvalwaterzuivering, waterkeringen en wegen in het gebied van gemeente Sluis, Terneuzen en Hulst. Het beleid van het waterschap is afgestemd op het Nationaal Bestuursakkoord Water, de Europese Kaderrichtlijn water en de Vogel- en Habitatrichtlijnen. Het beleid sluit ook aan op andere beleidsvelden als ruimtelijke ordening en milieu.
Gemeentelijk waterbeleid
De gemeente heeft op watergebied twee beleidskaders. Het stedelijk waterplan Sluis uit 2007 en het Gemeentelijk Rioleringsplan (GRP) 2009-2013 Het stedelijk waterplan gaat globaal in op alle watergerelateerde functies. Hierbij kan gedacht worden aan klimaatverandering, ecologie, milieu, ruimtelijke ordening, grondwater, enzovoorts.
In het GRP heeft de gemeente haar visie op het stedelijk waterbeheer vastgelegd. Binnen dit plan is er sprake van drie verschillende zorgplichten; afvalwater, hemelwater en grondwater. De doelstellingen van de zorgplichten sluiten aan bij de uitgangspunten van de KRW. In dit kader biedt de gemeente aan haar inwoners, die geen watercompensatie op eigen terrein kunnen realiseren, om deze in te kopen. Deze bergingscompensatie wordt dan binnen de gemeentegrens gerealiseerd.
Huidige situatie
Afwatering
De kom van Breskens is ontstaan door het inpolderen van de schorren van Breskenszand. De bodem binnen de kom bestaat uit zandige zeeklei en het maaiveld in de kern ligt op circa +1 tot 1,5 m NAP. Richting het zuiden daalt het maaiveld tot circa +0,5 m NAP.
Kom Breskens maakt deel uit van het afvoergebied van het gemaal Nieuwe Sluis. Via een stelsel van primaire en secundaire waterlopen (met name buiten de bebouwde kom) en bermsloten en kavelsloten wordt het overtollig water door neerslag afgevoerd richting westen naar het gemaal, waar het wordt uitgelaten op de Westerschelde.
Het polderpeil waarin het plangebied ligt, is afgestemd op de stedelijke en agrarische belangen (zomerpeil -0,60 m NAP en winterpeil -0,90 m NAP). Uit de Visienota Sluis (onderdeel van het Stedelijk waterplan Zeeuws-Vlaanderen, 2007) blijkt dat er in Breskens op een aantal plaatsen regelmatig water op straat staat. Het gaat dan om het gebied tussen Papendrecht en Havenstraat, en om het gebied in de Dorpsstraat, ter hoogte van het Molenwater.
Grondwater
De grondwaterstand in de gehele kern staat onder invloed van het getij van de Westerschelde en de kwelstroom. Er zijn echter geen klachten bekend waaruit blijkt dat de grondwaterstand tot overlast leidt.
Riolering
Het rioleringsstelsel in Breskens voldoet thans nog niet aan de zogenaamde basisinspanning voor milieumaatregelen. De maatregelen uit het GRP moeten voor het einde van 2012 voor dit gebied zijn uitgevoerd.
Breskens is grotendeels voorzien van een gemengd rioleringsstelsel. Hemelwater vanaf verhard oppervlak wordt samen met het huishoudelijke afvalwater afgevoerd naar de rioolwaterzuivering. Bij langdurige neerslag is het rioleringssysteem vol en voert het af op de watergangen via riooloverstorten. In het kader van de maatregelen van het GRP worden maatregelen getroffen, zoals het creëren van berging in het riool of het ombouwen van een gemengd riool naar een gescheiden stelsel. Zo is bij de realisatie van het Spuiplein dit gebied voorzien van een gescheiden rioolstelsel. Schoon hemelwater wordt hier niet naar de zuiveringsinstallatie afgevoerd, maar naar een hemelwaterriool in de Scheldekade.
Er zijn in het plangebied zes riooloverstorten aanwezig. Hoewel riooloverstorten vanuit waterkwaliteitsbeheer ongewenst zijn, leveren deze riooloverstorten in de praktijk geen concrete problemen op. Via een persleiding wordt het verder getransporteerd naar de zuiveringsinstallatie.
Waterkwaliteit
De water(bodem)kwaliteit in het plangebied is over het algemeen matig tot slecht door met name verontreinigingen, zoals riooloverstorten, afspoeling van wegen en door verontreinigingen vanuit het landelijke gebied (meststoffen, bestrijdingsmiddelen, etc.).
Afstemming ruimtelijke ordening met het waterbeheer
In het kader van de afstemming met de ruimtelijke ordening heeft de provincie Zeeland in het provinciale waterhuishoudingsplan waterkansenkaarten opgesteld voor onder andere stedelijke functies. Daarin wordt vrijwel de gehele kom aangeduid met een normaal inspanningsniveau voor stedelijke ontwikkeling.
Relevante ruimtelijke ontwikkelingen in relatie tot waterberging
In de komende planperiode kunnen verschillende ruimtelijke ontwikkelingen worden verwacht in Breskens. Het gaat daarbij onder andere om inbreidings- en herstructureringplannen. Deze plannen kunnen wijzigingen in het verhard oppervlak in het plangebied inhouden (afhankelijk van de situatie af of toename).
Algemene eisen duurzaam stedelijk water
Waterberging
In nieuw te ontwikkelen stedelijk gebied hanteert het Waterschap de norm dat per m2verhard oppervlak 75 mm dient te worden geborgen. Deze norm is gebaseerd op een bui die eens per 100 jaar in een korte periode (10 dagen) valt. Het waterpeil mag ten hoogste stijgen tot het niveau van het laagste maaiveld.
Wanneer de eigenschappen van de bodem infiltratie toelaat (bijvoorbeeld op de hogere delen) kan volstaan worden met een kleinere bergingscapaciteit in oppervlaktewater.
Bij nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen of bij een uitbreiding van de hoeveelheid verharding dient een toetsende berekening te worden gemaakt om te controleren of het watersysteem ter plaatse voldoet. Daarbij wordt rekening gehouden met de maximaal toegestane peilstijging.
In geval van demping van oppervlaktewater moet volledige compensatie plaatsvinden van de bergingscapaciteit.
Afkoppelen naar open water
De waterbeheerder eist dat bij alle nieuwbouw minimaal 90% van het schoon verhard oppervlak (bijvoorbeeld daken) dient te worden afgekoppeld van de riolering. Alle dakoppervlaktes kunnen rechtstreeks worden afgekoppeld op het oppervlaktewater. Voor parkeerplaatsen geldt dat een lozingsvergunning verplicht is en dat aanvullende maatregelen nodig zijn. Bij afwezigheid van oppervlaktewater in de directe omgeving, kan het water op de hogere delen van Breskens in de bodem worden geïnfiltreerd. Wanneer afkoppeling naar bodem of open water niet mogelijk is, dient wel een apart hemelwaterafvoerstelsel te worden aangelegd, welke vooralsnog (met toestemming van het Waterschap) op het gemengde riool afvoert. Te zijner tijd kan dan relatief eenvoudig worden aangesloten op een volledig gescheiden rioolstelsel. Bij alle nieuwbouw is het belangrijk dat duurzame (niet-uitloogbare) bouwmaterialen worden toegepast om diffuse verontreinigingen te voorkomen.
De netto toename aan af te koppelen verharding dient gecompenseerd te worden door extra waterberging. Waterberging kan worden gerealiseerd door het graven van extra water, door verlaagde oevers aan te leggen die kunnen meebergen of door de aanleg van een doorlatende verharding zoals bijvoorbeeld aquaflow.
Waterkeringen
Dijken met een waterstaatkundige functie
Binnen het plangebied zijn een zeewering en een regionale waterkering aanwezig. Het dijkvak van de zeewering aan de oostzijde van het Spuiplein en de Haven Westzijde maakt deel uit van de primaire waterkering aan de zuidzijde van de Westerschelde en het havengebied van Breskens en beschermt het achterliggende gebied tegen overstroming. Het Molenwater en de Rijksweg zijn binnendijken met een waterkerende functie (regionale waterkering).
Het onderhoud en het beheer van de primaire waterkering zijn in handen van Rijkswaterstaat en het Waterschap Zeeuws-Vlaanderen. Het waterschap is daarbij beheerder van het landinwaartse deel van de waterkering, en het buitendijkse plateau. Rijkswaterstaat verantwoordelijk voor de Westerscheldekant van de kering (grotendeels bestaand uit damwand).
Grenzen aan bebouwingsmogelijkheden
Van overheidswege worden duidelijke grenzen gesteld aan de bebouwingsmogelijkheden op en rond waterkeringen. Zoals in het Omgevingsplan is aangegeven wordt de begrenzing van de waterkering bepaald door de beheerder, het Waterschap Zeeuws-Vlaanderen. De waterkeringstechnische randvoorwaarden zijn vastgelegd in de Keur Waterschap Zeeuws-Vlaanderen 2009.
De keur verbiedt het zonder vergunning gebruik te maken van een waterkering door in strijd met zijn functie diverse handelingen te verrichten in de diverse zones van de waterkering. De aanduiding in kernzone, beschermingszone en buitenbeschermingszone, zoals deze tot en met 2009 gold, is in de Waterwet losgelaten en vervangen door waterstaatswerk en beschermingszone. Het begrip buitenbeschermingszone wordt niet meer gebruikt, maar is opgenomen in het begrip beschermingszone. In dat deel is echter wel een minder streng beleid mogelijk. In de keur is daarom voor een deel van de beschermingszone bepaald dat een aantal verboden in dat deel niet van toepassing zijn.
3.3 Archeologie
Als toetsingskader voor archeologie geldt het archeologiebeleid van de Provincie Zeeland, zoals verwoord in de Nota Archeologie 2006-2012.
Op de Indicatieve Kaart Archeologische Waarden (IKAW) is het gehele plangebied aangeduid als zone met een zeer lage en lage trefkans op archeologische waarden. Dit houdt in dat er binnen het plangebied een zeer lage of lage kans is op het aantreffen van archeologische waarden tot de Late Middeleeuwen.
Volgens de Archeologische Monumenten Kaart zijn in het plangebied geen archeologische monumenten aanwezig. In de directe omgeving bevindt zich een terrein van hoge archeologische waarde (monumentnummer 13 621). Dit betreft het restant van het voormalige fort Frederik Hendrik uit het begin van de 19e eeuw.
Op basis van het Zeeuws Archeologisch Archief (ZAA) en Archis2 zijn geen archeologische vindplaatsen bekend.
In het verleden zijn wel enkele archeologische onderzoeken uitgevoerd binnen het plangebied (onderzoeksmeldingsnummer 17.038 en 17.185). In beide gevallen werd geen aanwijzing gevonden voor de aanwezigheid van archeologische waarden.
Op basis van bovengenoemde gegevens en het provinciaal archeologiebeleid wordt archeologisch (voor)onderzoek niet noodzakelijk geacht.
Het is niet uit te sluiten dat binnen het plangebied, ondanks de vrijstelling voor archeologisch onderzoek op basis van het huidig provinciaal archeologiebeleid, toch relevante archeologische sporen en vondsten in de bodem verborgen zijn en dat deze in de uitvoeringsfase van eventuele graafwerkzaamheden aan het licht komen. Voor dergelijke vondsten bestaat een wettelijke meldingsplicht op grond van artikel 53 van de Monumentenwet. Om er voor te zorgen dat aan deze wettelijke plicht wordt voldaan bij het eventueel aantreffen van sporen en/of vondsten tijdens de uitvoering van de werkzaamheden, zal de navolgende tekst in de vergunningen worden opgenomen:
"Ondanks de vrijstelling voor archeologisch onderzoek is niettemin de kans aanwezig dat archeologische sporen en vondsten in de bodem aanwezig zijn en dat deze in de uitvoeringsfase van de uitbreidingswerkzaamheden aan het licht komen. Voor dergelijke vondsten bestaat een wettelijke meldingsplicht ex. artikel 53 van de Monumentenwet. Bij graafwerkzaamheden dient men dan ook attent te zijn op eventuele vondsten. Opdrachtgever verplicht de aannemers om attent te zijn op eventuele vondsten en/of sporen tijdens de werkzaamheden en verplicht hen archeologische vondsten onverwijld te melden bij de Stichting Cultureel Erfgoed Zeeland (SCEZ) te Middelburg, tel: 0118-670870."
3.4 Toelaatbaarheid Van Bedrijfsactiviteiten
Bedrijven
Aanbod en situering
In het plangebied is een aantal bedrijven gevestigd (niet zijnde horecabedrijven of agrarische bedrijven) te midden of op korte afstand van woonbebouwing. In bijlage 1 is een overzicht opgenomen van alle aanwezige bedrijfsactiviteiten.
Staat van Bedrijfsactiviteiten
Om inzicht te krijgen in de mate van milieubelasting van de gevestigde bedrijven in het plangebied is in dit bestemmingsplan gebruik gemaakt van de Staat van Bedrijfsactiviteiten 'functiemenging'. Dit is een lijst waarin de meest voorkomende bedrijven en bedrijfsactiviteiten aan de hand van milieucategorieën zijn gerangschikt naar de mate van belasting van het milieu. Hoe hoger de milieubelasting van het bedrijf, hoe hoger de categorie is waaronder het bedrijf valt. Iedere milieucategorie kan worden vertaald naar een minimaal aan te houden richtafstand ten opzichte van milieugevoelige functies in de omgeving. Het gaat hierbij uitdrukkelijk om indicatieve afstanden. In een concrete situatie dient de werkelijk aan te houden afstand nader te worden bepaald.
Voor een nadere toelichting op de aanpak van de milieuzonering met behulp van de Staat van Bedrijfsactiviteiten "functiemenging" wordt verwezen naar bijlage 2.
Inschaling van bedrijven
De bedrijven zijn ingeschaald in de categorieën van de Staat van Bedrijfsactiviteiten "functiemenging". In bijlage 1 is deze inschaling weergegeven. Uit de inschaling blijkt dat de meeste bedrijven tot categorie A of B1 behoren. Twee bedrijven zijn hoger ingeschaald (één bedrijf als een categorie B2-bedrijf, één als een categorie C-bedrijf). Categorie A-bedrijven kunnen gezien de aard en invloed op de omgeving direct naast of beneden woningen worden toegestaan, desgewenst in daarvoor omschreven zones binnen rustige woongebieden. Categorie B1-bedrijven kunnen gezien de aard en invloed op de omgeving tussen of onmiddellijk naast woonbebouwing worden gesitueerd, echter in het algemeen in gebieden met gemengde functies. Categorie B2-bedrijven zijn bedrijfsactiviteiten die in een gemengd gebied kunnen worden uitgeoefend. Ze dienen echter wel bouwkundig afgescheiden te zijn van woningen en / of andere gevoelige functies. Categorie C-bedrijven voeren activiteiten uit die vergelijkbaar zijn met B2-bedrijven, alleen is voor deze bedrijven, vanwege de relatief grote verkeersaantrekkende werking een directe ontsluiting op hoofdinfrastructuur gewenst.
Milieuzonering
Om milieuhygiënische redenen kunnen in het plangebied niet alle denkbare bedrijfsactiviteiten worden toegelaten. In verband hiermee is een milieuzonering gewenst, waarbij wordt aangegeven welke categorieën van bedrijfsactiviteiten uit de Staat van Bedrijfsactiviteiten vanuit milieuoogpunt per locatie toelaatbaar zijn. Op de bedrijfspercelen in de woonkern waar van oudsher sprake is van een menging van functies, worden gegeven de ligging te midden van woonbebouwing bedrijven tot en met categorie B1 toelaatbaar geacht. Van belang hierbij is dat de huidige bedrijven reeds lange tijd in het plangebied gevestigd zijn. Nieuwvestiging van bedrijven in de woonkern is niet mogelijk.
Het hanteren van een milieuzonering betekent overigens niet dat alle bedrijven die passen binnen het geformuleerde toelatingsbeleid (milieuzonering) daadwerkelijk kunnen worden toegestaan. Het bestemmingsplan biedt slechts een globaal kader voor de toelaatbaarheid van bedrijfsactiviteiten; in het spoor van de Wet milieubeheer vindt toetsing plaats aan de hand van de concrete situatie. Het kan voorkomen dat een bedrijf wel past binnen het geformuleerde toelatingsbeleid, maar dat het bijvoorbeeld vanwege de werkelijke milieuhinder geen milieuvergunning kan krijgen of aan strengere milieuvoorschriften zal moeten voldoen. De Wet milieubeheer blijft altijd het concrete toetsingskader. Bedrijven die zich willen vestigen, dienen te allen tijde aan de milieuvergunning te voldoen, ongeacht de in het bestemmingsplan opgenomen toelaatbaarheid.
Twee bedrijven passen niet in de hiervoor aangegeven milieuzonering. Het betreft de vishandel aan de Havenstraat 20-22 en de groothandel in groente en fruit aan de Oude Rijksweg 58-60. Voor deze bedrijven gelden milieubeperkingen: een op de nabijheid van (geluids)gevoelige functies afgestemde milieuvergunning (of maatwerkbepaling) is hierbij van belang. Voor deze bedrijven kan tevens verplaatsing naar een bedrijventerrein gewenst zijn.
Daarnaast hoeft de uitoefening van activiteiten uit een hogere categorie niet in alle gevallen onaanvaardbaar te zijn. De Staat van Bedrijfsactiviteiten geeft namelijk een globale inschaling van de mate van hinder van bedrijven. Het komt met name voor dat een bedrijf door de geringe omvang van hinderlijke (deel)activiteiten of een milieuvriendelijke werkwijze, minder hinder veroorzaakt dan in de Staat van Bedrijfsactiviteiten wordt verondersteld. In dat geval kan aan een dergelijk bedrijf voor de betreffende activiteit een ontheffing worden verleend (passende maatregelen worden in dergelijke gevallen geregeld via de vergunning in het kader van onder meer de Wet milieubeheer).
Klachten over bedrijven
Bij de gemeente zijn uit voorgaande jaren geen klachten bekend over bedrijven in de kern.
Horeca
Staat van Horeca-activiteiten
De horecavestigingen in het plangebied liggen op korte afstand van woningen. Voor het reguleren van horecabedrijven is een Staat van Horeca-activiteiten beschikbaar. In dit bestemmingsplan wordt hiervan gebruik gemaakt. Vergelijkbaar met de Staat van Bedrijfsactiviteiten worden bij de uitwerking van ruimtelijk beleid voor hinderlijke horeca-activiteiten drie stappen onderscheiden:
- 1. indelen van activiteiten in ruimtelijk relevante hindercategorieën;
- 2. onderscheiden van gebiedstypen met een verschillende hindergevoeligheid;
- 3. uitwerken van een beleid in hoofdlijnen: in welke gebieden zijn welke categorieën in het algemeen toelaatbaar.
Mede op grond van bovengenoemde criteria worden in de Staat van Horeca-activiteiten categorieën horeca-activiteiten onderscheiden: "lichte horeca" (categorie 1), "middelzware horeca" (categorie 2) en "zware horeca" (categorie 3). Voor een nadere toelichting op deze categorieën wordt verwezen naar bijlage 3 (toelichting op de Staat van Horeca-activiteiten).
Inschaling en toelaatbaarheid
De inschaling van de gevestigde horecabedrijven overeenkomstig Staat van Horeca-activiteiten is opgenomen in bijlage 1 van de toelichting. Uit milieuhygiënisch oogpunt worden in het plangebied ter plaatse van horecafuncties horeca-activiteiten uit maximaal categorie 1c rechtstreeks toelaatbaar geacht. Dit zijn lichte horecabedrijven die over het algemeen slechts beperkt hinder veroorzaken voor omwonenden. Cafés, bars, zaalverhuur en dergelijke vallen in categorie 2 van de Staat van Horeca-activiteiten en passen daarmee niet in de algemene toelaatbaarheid. Deze bedrijven zijn alleen toelaatbaar in specifiek voor dergelijke bedrijven aangewezen gebieden.
Het voorgaande betekent niet dat de uitoefening van activiteiten uit een hogere categorie in alle gevallen onaanvaardbaar is. De Staat van Horeca-activiteiten geeft namelijk een vrij grove indeling van de hinderlijkheid van horecabedrijven. De situatie bij een specifiek bedrijf kan daarvan afwijken. Met name komt het voor dat een bedrijf als gevolg van de geringe omvang van hinderlijke (deel)activiteiten minder hinder veroorzaakt dan in de Staat van Horeca-activiteiten is verondersteld. In dat geval kan aan een dergelijk horecabedrijf voor de desbetreffende activiteit een ontheffing worden verleend. Dit geldt alleen voor bedrijven uit maximaal één categorie hoger dan de algemene toelaatbaarheid.
Klachten over horecabedrijven
Voor zover bij de gemeente bekend veroorzaken de horecabedrijven geen geluid- en / of parkeerhinder.
Agrarische bedrijven
In het plangebied zijn geen agrarische bedrijven gevestigd.
Conclusie
Er zijn geen knelpunten in het plangebied met betrekking tot bedrijven en milieuzonering. Door het toepassen van de Staat van Bedrijfsactiviteiten en de Staat van Horeca-activiteiten is een goede planologische afstemming met de woonomgeving ook in de toekomst verzekerd.
3.5 Industrielawaai
Op het bedrijventerrein Deltahoek en in het havengebied van Breskens zijn ingevolge de geldende bestemmingsplannen (Deltahoek en Waterfront Breskens) inrichtingen toelaatbaar die in belangrijke mate geluidshinder, zoals bedoeld in artikel 41 van de Wet geluidhinder veroorzaken. Dergelijke inrichtingen worden nader genoemd in het Inrichtingen- en vergunningenbesluit milieubeheer. Vanwege de vestigingsmogelijkheid van deze zogenaamde "geluidshinderlijke inrichtingen" is, als gevolg van genoemd wetsartikel, rondom de terreinen een gezamenlijke geluidzone vastgesteld. Deze geluidzone is vanwege de toekomstige uitbreiding van het bedrijventerrein Deltahoek in oostelijke richting in oktober 2006 gewijzigd (februari 2006 goedgekeurd door Gedeputeerde Staten). De nieuwe zonegrens is gebaseerd op akoestisch onderzoek)naar cumulatieve 50 dB(A)-contour van alle (toekomstige) bedrijven. De nieuwe zone is vastgesteld in de bestemmingsplannen Centrum Breskens, Kom Breskens 1e herziening, Waterfront Breskens 2e herziening en Verblijfsrecreatieterreinen 4e herziening. Deze zonegrens is overgenomen in het voorliggende plan (voor zover gelegen binnen de plangrens).
De zonegrens dient voor het gebied Zandstraten-Oesterput in het voorliggende bestemmingsplan te worden vastgesteld. Buiten de zone mag de geluidsbelasting vanwege de terreinen niet meer dan 50 dB(A) bedragen. Binnen de geluidszone geldt voor nieuw te bouwen woningen een voorkeursgrenswaarde van 50 dB(A) en voor bestaande woningen 55 dB(A). Als hoogst toelaatbare gevelbelasting geldt, met ontheffing via een verzoek hogere waarde, een waarde van 60 dB(A). Voor een aantal woningen is een maximaal toelaatbare grenswaarde (MTG) vastgesteld.
Binnen de centrumbestemming is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen voor het omzetten van de bestemming "Horeca" naar "Wonen".
Met de inwerkingtreding van de Crisis- en Herstelwet is het door wijziging van de Wet geluidhinder mogelijk om hogere waarden vast stellen (en te toetsen) in de procedure voor een uitwerkings- of wijzigingsplan. Hiervoor hoeft dan ook thans geen verzoek hogere waarde te worden opgesteld. Voorheen moesten voor deze wijzigingen bij het moederplan (waarin de uitwerkings- of wijzigingsbevoegdheid werd opgenomen) eventueel noodzakelijke hogere waarden worden vastgesteld.
Gelet op de huidige geluidssituatie wordt verwacht dat industrielawaai geen belemmering vormt bij de toekomstige toepassing van de bedoelde wijzigingbevoegdheden.
3.6 Externe Veiligheid
Algemeen
Bij het mogelijk maken van nieuwe gevoelige functies is het aspect externe veiligheid van groot belang. Bij ruimtelijke plannen heeft dit betrekking op:
- a. vervoer van gevaarlijke stoffen over wegen, spoor, water of via leidingen;
- b. bedrijven in de directe omgeving waar activiteiten plaatsvinden die gevolgen hebben voor de externe veiligheid.
In het plangebied vinden dergelijke relevante bedrijfsactiviteiten niet plaats. Het transport van gevaarlijke stoffen met scheepvaartverkeer over de Westerschelde brengt echter risico's met zich mee. Het transport van ammoniak en brandbare gassen vormt daarbij de belangrijkste bepalende factor voor de omvang van de te berekenen risico's.
De 10-6 plaatsgebonden risicocontour (PR) geeft een kans van één op een miljoen per jaar weer dat een individu komt te overlijden als gevolg van een groot ongeval bij het transport over de vaarroute Westerschelde. Het groepsrisico (GR) geeft, gelet op het aantal mensen dat in de buurt verblijft, de kans aan dat een groep personen overlijdt ten gevolge van een ongeval bij bedoeld transport. De norm voor het plaatsgebonden risico is een grenswaarde en mag niet worden overschreden. De norm voor het groepsrisico is een "oriënterende waarde" waarvan, mits voldoende gemotiveerd, afgeweken mag worden.
Op grond van de provinciale Beleidsvisie externe veiligheid van de Provincie Zeeland (mei 2005) is bij ruimtelijke plannen geen uitgebreide verantwoording van het groepsrisico noodzakelijk wanneer:
- a. de geplande (kwetsbare) objecten buiten het invloedsgebied liggen (dan is er geen groepsrisico), of;
- b. het een enkel (kwetsbaar) object in een nagenoeg maagdelijke omgeving betreft (dan is het groepsrisico zeer laag)1, of;
- c. het een enkel (kwetsbaar) object in een al zeer volle omgeving betreft, waardoor het effect op het groepsrisico marginaal is2.
Pas als de risicosituatie niet voldoet aan de hiervoor genoemde voorwaarden a, b of c, vereist de provincie een uitgebreide verantwoording van het groepsrisico, waarbij aandacht wordt besteed aan de criteria zelfredzaamheid, beheersbaarheid en resteffecten.
Vervoer gevaarlijke stoffen Westerschelde
Over de Westerschelde worden gevaarlijk stoffen vervoerd, de scheepvaartroute wordt globaal weergegeven op figuur 3.1. Dit vervoer van gevaarlijke stoffen brengt risico's met zich mee. Om deze risico's inzichtelijk te maken is een risicoanalyse uitgevoerd3. Uit de risicoanalyse is gebleken dat de gevolgen van een ongeval met gevaarlijke stoffen op de Westerschelde zich uitstrekken tot over de oevers (de bebouwde en ongebouwde gebieden langs de Westerschelde). Het invloedsgebied wordt globaal weergegeven op figuur 3.2.
Figuur 3.1. Scheepvaartroute gevaarlijke stoffen over de Westerschelde
(bron: TNO, rapport 2007-A-R0562/B, Eenmalige afweging groepsrisico Westerschelde)
Figuur 3.2. Globale ligging invloedsgebied voor ongevallen met toxische en brandbare stoffen (rode respectievelijk blauwe lijn)
(bron: TNO, rapport 2007-A-R0562/B, Eenmalige afweging groepsrisico Westerschelde)
Verantwoording Groepsrisico
Het plangebied ligt niet binnen het invloedsgebied van de Westerschelde. Dit betekent dat er bij nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen in principe geen rekening moet worden gehouden met een verantwoording van een toename van het groepsrisico.
Vuurwerk
Op één locatie in het plangebied vindt opslag en / of verkoop van consumentenvuurwerk plaats. Dit bedrijf, Boulevard 4, mag ten hoogste 10 ton opslaan. Aan de veiligheidsafstanden volgens het Vuurwerkbesluit (2002) wordt voldaan. Nieuwe vuurwerkbedrijven (inclusief detailhandel) zijn in het plangebied niet gewenst.
Conclusie
Gelet op het voorgaande kan worden geconcludeerd dat het vervoer van gevaarlijke stoffen over de Westerschelde het vaststellen van dit conserverende bestemmingsplan niet in de weg staat.
3.7 Wegverkeerslawaai
Ten behoeve van de nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen met woningbouw aan de Ringlaan is akoestisch onderzoek uitgevoerd. Woningen en appartementen worden door de Wet geluidhinder (hierna Wgh) als geluidsgevoelige functies aangemerkt. Een nieuwe geluidsgevoelige bestemming dient te voldoen aan bepaalde wettelijke normen uit de Wgh. In de bijlagen 4 en 5 is het akoestisch onderzoek wegverkeerslawaai gevoegd waarvan in deze paragraaf een samenvatting van de resultaten en conclusies is weergegeven.
Ontwikkelingen
In voorliggend bestemmingsplan zijn ontwikkelingsmogelijkheden - na wijziging - voor de Ringlaan opgenomen. In het kader van een goede ruimtelijke ordening is voor deze locatie akoestisch onderzoek uitgevoerd om de aanvaardbaarheid van het geluidsniveau inzichtelijk te maken.
Resultaten akoestisch onderzoek
Gezoneerde N 767
Uit berekeningen blijkt dat de hoogst berekende geluidsbelasting aan de gevels van de beoogde ontwikkeling aan de Ringlaan ten gevolge van het wegverkeerslawaai van de N 767 54 dB bedraagt. Hiermee wordt de voorkeursgrenswaarde van 48 dB overschreden, de uiterste grenswaarde van 63 dB echter niet.
Verzoeken hogere waarde
Omdat er redelijkerwijs geen maatregelen mogelijk zijn om de geluidsbelasting aan de gevels van de beoogde ontwikkeling aan de Ringlaan terug te dringen, moeten hogere waarden worden vastgesteld. In tabel 3.1 zijn de geluidsbelastingen aan de gevels weergegeven waarvoor een hogere waarde moet worden vastgesteld ten opzichte van de gezoneerde N 767. Verder dient conform het Bouwbesluit de geluidsbelasting in een nieuwe woning langs bestaande wegen te voldoen aan een binnenwaarde van ten hoogste 33 dB.
Tabel 3.1. Hogere waarde (inclusief aftrek artikel 110 g Wgh)
locatie \ bron | N 767 | ||||
maatgevende waarneemhoogte | Lden | aantal woningen | |||
woningen aan de Ringlaan | 4,5 m en 7,5 m | 54 dB | 8 | ||
totaal | 8 |
Gedezoneerde Ringlaan
De hoogst berekende geluidsbelasting aan de gevels van de beoogde geluidsgevoelige bestemmingen ten gevolge van het wegverkeerslawaai van de gedezoneerde Ringlaan en Scheldekade bedraagt 50 dB. Hiermee bedraagt de geluidsbelasting minder dan de uiterste grenswaarde van 63 dB. Het nemen van maatregelen bij de bron en/of in het overdrachtsgebied stuiten op bezwaren van verkeerskundige, vervoerkundige, stedenbouwkundige en financiële aard. Hiermee is aangetoond dat er sprake is van een aanvaardbare geluidsbelasting aan de gevels van de beoogde ontwikkeling ten gevolge van de gedezoneerde Ringlaan. Verder dient conform het Bouwbesluit de geluidsbelasting in een nieuwe woning langs bestaande wegen te voldoen aan een binnenwaarde van ten hoogste 33 dB.
3.8 Luchtkwaliteit
De Wlk vormt geen belemmering voor voorliggend bestemmingsplan. Het plan voldoet uit het oogpunt van luchtkwaliteit aan de eisen van een goede ruimtelijke ordening.
Dit bestemmingsplan is zoals aangegeven primair een consoliderend bestemmingsplan: de ontwikkelingsmogelijkheden in dit plan zijn beperkt en kleinschalig. Voor deze ontwikkelingen kan op basis van de Grootschalige Concentratiekaarten Nederland (achtergrondconcentratie geleverd door het Planbureau voor de Leefomgeving; PBL) in combinatie met de afwezigheid van substantiële lokale bronnen worden geconcludeerd dat ter plaatse de concentraties stikstofdioxide en fijn stof onder de betreffende grenswaarden liggen. Ook de prognose voor 2015 en 2020 voorspelt geen overschrijding (informatie PBL november 2009). Van een significante toename van het verkeer als gevolg van voorliggend bestemmingsplan is geen sprake. Op basis van het NIBM-tool van het ministerie van VROM is geconcludeerd dat het project in niet betekende mate (NIBM) bijdraagt aan de verslechtering van de luchtkwaliteit. Berekeningen zijn gelet op het voorgaande en het gegeven dat de grootschalige concentraties ver onder de grenswaarden liggen, achterwege gelaten.
3.9 Sportvelden
Algemeen
Het sportveldencomplex van Breskens ligt langs de Oude Rijksweg. Het complex omvat tennisbanen, voetbal- en korfbalvelden en parkeervoorzieningen. Voor dergelijke inrichtingen is een Amvb van kracht, te weten het Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer ('Activiteitenbesluit'). Tevens dient op grond van de VNG-publicatie "Bedrijven en milieuzonering" (2007) tussen tennisbanen of een veldsportcomplex (met verlichting) en (nieuwe) milieugevoelige functies (waaronder wonen) een richtafstand van circa 50 m te worden aangehouden. Belangrijke milieuaspecten zijn geluid, verkeersaantrekkende werking en visuele hinder afkomstig van de lichtmasten.
Geluid
Het geluidsaspect is maatgevend voor de in de VNG-publicatie aangegeven richtafstand. Op het sportcomplex vormen de voetbalwedstrijden die worden gespeeld (vanwege het publiek) de belangrijkste geluidsbron.
Aan het stemgeluid van bezoekers op een open terrein en het geluid van de sportbeoefening zelf is in genoemde AMvB geen geluidsnorm gesteld. Gelet op het incidentele karakter van de activiteiten en omdat geen klachten bekend zijn vanuit de bestaande woonomgeving, mag redelijkerwijs worden aangenomen dat het huidige sportcomplex geen onoverkomelijke milieuhinder veroorzaakt voor de kern.
3.10 Begraafplaats
De begraafplaats dient te worden beschouwd als een gevoelige bestemming: het is namelijk van belang dat de rust op een begraafplaats zo weinig mogelijk wordt verstoord. Voor de begraafplaats geldt (ingevolge de eerder genoemde VNG-publicatie) een minimum richtafstand van 10 meter tot een rustige woonwijk. De begraafplaats in het plangebied voldoet aan deze afstand.
3.11 Leidingen En Telecommunicatieverbindingen
In en in de directe omgeving van het plangebied zijn geen planologisch relevante solitaire leidingen, leidingstroken en hoogspanningsverbindingen aanwezig. Dit houdt in dat er vanuit dit oogpunt geen milieubelemmeringen voor de in het plangebied bestaande functies aan de orde zijn.
Hoofdstuk 4 Beschrijving Juridische Regeling
4.1 Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen
Op 1 juli 2008 is de Wet ruimtelijke ordening (Wro) en het daarbij behorende Besluit ruimtelijke ordening (Bro) in werking getreden. Deze wet vormt het wettelijk kader voor het bestemmingsplan. Sinds 1 januari 2010 moeten alle nieuwe ruimtelijke plannen digitaal, uitwisselbaar en vergelijkbaar zijn. Het gaat om bestemmingsplannen, provinciale verordeningen, Algemene maatregelen van Bestuur (AMvB's) en structuurvisies. Uitgangspunt hierbij is dat gemeenten, provincies en departementen verantwoordelijk zijn voor het maken en beheren van hun eigen ruimtelijke plannen en verordeningen. Tevens worden deze plannen en verordeningen digitaal beschikbaar gesteld voor burgers, bedrijven en medeoverheden.
In het Bro is verankerd dat een vergelijkbaar ruimtelijk plan is opgebouwd volgens de Standaard Vergelijkbare BestemmingsPlannen (SVBP 10 april 2008). Daarnaast is in het Bro een aantal bepalingen opgenomen waaraan de regels van het bestemmingsplan moeten voldoen. Het gaat hierbij om een aantal begrippen, wijze van meten, regels ten aanzien van het overgangsrecht en de anti-dubbeltelbepaling.
Het voorliggende bestemmingsplan is opgebouwd en vormgegeven conform de bindende afspraken van de SVBP2008.
4.2 Opzet Bestemmingsregeling
Ten aanzien van de opzet van de bestemmingsregeling (plankaart en planregels) in dit bestemmingsplan is het volgende van belang.
Planvorm
De Wro biedt de keuze uit drie planvormen:
- a. het gedetailleerde bestemmingsplan;
- b. het zogenaamde globale eindplan;
- c. het globale uitwerkingsplan met een uitwerkingsplicht.
Het verschil tussen de plannen is dat de plannen onder a. en b. meteen een basis bieden voor het verlenen van bouwvergunning en dat de plannen onder c. eerst moeten worden uitgewerkt voordat bouwvergunning verleend kan worden. Het is denkbaar dat in één bestemmingsplan verschillende planvormen worden toegepast, afhankelijk van het te voeren beleid en strategie (regiefunctie gemeente).
De keuze van de planvorm wordt in belangrijke mate bepaald door het gewenste ruimtelijke beleid en de regiefunctie van de gemeente. Het spanningsveld tussen flexibiliteit en rechtszekerheid speelt hierin een belangrijke rol. Gedetailleerde bestemmingsplannen bieden in beginsel meer rechtszekerheid, terwijl globale eindplannen meer ontwikkelingsmogelijkheden bieden binnen één bestemming. Overigens is een mengvorm van bovenstaande plannen mogelijk.
Het voorliggende bestemmingsplan is gedetailleerd van karakter, zodat voor de bewoners en ondernemers van Breskens zekerheid bestaat over de bouw- en gebruiksmogelijkheden.
Opzet plankaart
Bestemmingen
Op de verbeelding wordt aangegeven welke bestemming geldt voor de betreffende gronden en waar bebouwing is toegestaan. Door middel van hoofdletters wordt de bestemming aangeduid, zoals V voor 'Verkeer'.
Op het renvooi wordt de betekenis aangegeven van de bestemmingen en de aanduidingen. Tevens wordt in een onderhoek op de analoge verbeelding de naam van het bestemmingsplan aangegeven, de datum van terinzagelegging, vaststelling en (eventueel) van de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Ook is het identificatienummer van het bestemmingsplan en het kaartblad aangegeven. De analoge verbeelding bestaat uit 3 kaartbladen en renvooi op een schaal van 1:1.000.
Aanduidingen
In het plan wordt gebruik gemaakt van maatvoeringsaanduidingen en functieaanduidingen. De maatvoeringsaanduiding geven samen met de regels de omvang van de bouwmogelijkheden aan. De functieaanduidingen zijn een verbijzondering van de gebruiksmogelijkheden in een bestemming.
Opzet planregels
Overeenkomstig SVBP2008 kent de indeling in hoofdstukken waarin de regels zijn opgenomen de volgende vaste volgorde.
- In hoofdstuk 1 (inleidende regels) worden in de regels gehanteerde begrippen, voor zover nodig, gedefinieerd, en wordt de wijze van meten bepaald.
- In hoofdstuk 2 (bestemmingsregels) worden alfabetisch de regels gegeven waarmee de bestemmingen die op de plankaart voorkomen nader worden omschreven.
- Hoofdstuk 3 (algemene regels) bevat een aantal regels die voor alle bestemmingen gelden, zoals een anti-dubbeltelregel, een procedureregel, dan wel regels die voor de nodige flexibiliteit kunnen zorgen, zoals algemene afwijkingsregel of wijzigingsbevoegdheden.
- Hoofdstuk 4 (overgangs- en slotregels) ten slotte geeft overgangsrecht voor bestaand gebruik en bestaande bebouwing en de titel van het plan.
Een bestemmingsartikel (Hoofdstuk 2, Bestemmingsregels) wordt als volgt opgebouwd:
- bestemmingsomschrijving;
- bouwregels (onderverdeeld in toelaatbaarheid van bouwwerken en bouwhoogte, oppervlakte en inhoud);
- afwijken van de bouwregels;
- specifieke gebruiksregels;
- afwijken van de gebruiksregels;
- omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden;
- wijzigingsbevoegdheden.
Een bestemmingsartikel behoeft niet alle elementen te bevatten. Dit is afhankelijk van de aard van de bestemming. Alle bestemmingen bevatten wel een bestemmingsomschrijving en bouwregels.
4.3 Gehanteerde Bestemmingen
In deze paragraaf wordt een toelichting gegeven op de gehanteerde bestemmingen en wat binnen deze bestemmingen is toegestaan met betrekking tot gebruik en bouwen.
Artikel 3 Bedrijf
Alle legaal aanwezige bedrijven (niet zijnde agrarische bedrijven, detailhandels- en horecabedrijven) in het plangebied zijn bestemd tot Bedrijf. Dit houdt in dat de huidige activiteiten kunnen worden voortgezet en de bestaande bebouwing kan worden gehandhaafd.
Ter voorkoming van overmatige hinder is de toelaatbaarheid van (nieuwe) bedrijven gekoppeld aan de Staat van Bedrijfsactiviteiten "functiemenging". Alleen bedrijven die voorkomen in categorie A en B1 van de bij de regels behorende Staat van Bedrijfsactiviteiten kunnen worden toegestaan (zie ook paragraaf 3.1 en bijlage 2). De overige bedrijven kunnen direct naast of beneden woningen in een daarvoor omschreven gebied met functiemenging worden toegestaan. De activiteiten zijn zodanig weinig milieubelastend dat de eisen uit het Bouwbesluit toereikend zijn.
Voor de vishandel aan de Havenstraat 20-22 en de groothandel in groente en fruit aan de Oude Rijksweg 58-60 zijn specifieke aanduidingen opgenomen, waardoor beide functies op de desbetreffende locatie ook mogelijk zijn gemaakt.
Artikel 4 Centrum, Artikel 5 Centrum-1 en Artikel 6 Centrum-2
Het centrumgebied rond het Spuiplein en het Oranjeplein is bestemd tot de bestemming Centrum, Centrum-1 en Centrum-2. In de bestemmingsomschrijving zijn de verschillende functies opgenomen. De volgende functies zijn toegestaan: detailhandel, horeca, wonen, kantoren en maatschappelijke voorzieningen. In Centrum-1 ligt de nadruk van de centrumontwikkeling bij detailhandel en dienstverlening. Horecabedrijven zijn ter plaatse maar beperkt toegestaan. In Centrum-2 daartegenover zijn horeca-activiteiten gewenst en ligt de nadruk hierop. In dit gebied wordt dan ook meer ontwikkelingsruimte voor horecabedrijven geboden.
In het centrumgebied is de woonfunctie sterk aanwezig en ook gerespecteerd in de bestemmingsregeling. In de bestemmingsomschrijving is aangegeven dat de gebouwen mogen worden gebruikt voor het wonen: dit betekent dat er zowel permanent als recreatief gewoond mag worden. Onder recreatief wonen wordt echter niet verstaan het gedurende het gehele of een substantieel gedeelte van het jaar verhuren van de woning aan steeds wisselende recreanten. Onder recreatief wonen wordt verstaan het gedurende een gedeelte van het jaar recreatief bewonen van een pand door de eigenaar / gebruiker (gebruik tweede woning).
Hoofdgebouwen moeten binnen de daartoe bestemde bouwvlakken worden gesitueerd. In verband hiermee zijn deze vlakken voorzien van een ruime hoogteaanduiding. Uit oogpunt van flexibiliteit is de maximumdiepte van de bouwvlakken waarbinnen hoofdgebouwen zijn toegestaan vastgelegd op 12 of 15 meter, meestal enkele meters meer dan de bestaande diepte van het hoofdgebouw. In theorie is het daarmee mogelijk dat een bestaand hoofdgebouw over de volle breedte in twee bouwlagen enkele meters naar achteren wordt gebouwd. In de praktijk zal de uitbreiding veelal beperkt blijven tot één bouwlaag. Flexibiliteit in het toestaan van uitbreidingsmogelijkheden past echter in het centrumontwikkelingsbeleid.
De gronden met de bestemming Centrum hebben een "erf-functie" bij de op het betreffende perceel toelaatbare hoofdgebruik. Op deze gronden zijn bijgebouwen, aan- en uitbouwen toegestaan. Anders dan in bestemmingsplannen voor woongebieden is de definitie voor bijgebouwen en aan- of uitbouwen alleen toegespitst op de verschijningsvorm en niet op het gebruik. Gelet op de specifieke centrumfunctie en de ruime bebouwingsregeling (75% tot 100% bebouwen na toepassing vrijstelling: overgenomen van de vigerende bestemmingsplanregeling voor Breskens) is het niet zinvol om bijvoorbeeld uit te sluiten dat bijgebouwen op enigerlei wijze als werkruimte voor de hoofdfunctie worden gebruikt.
Artikel 7 Detailhandel
De winkels buiten het kernwinkelgebied en de aanloop/aanrijstraten zijn bestemd als "Detailhandel". Ook het brandstofverkooppunt is ondergebracht bij Detailhandel, met de aanduiding 'verkooppunt motorbrandstoffen zonder lpg'. Omdat in een aantal gevallen boven de kleinere winkels woningen aanwezig zijn én wonen ter plaatse aanvaardbaar wordt geacht, is binnen de bestemming wonen toegestaan. Wanneer de winkelfunctie is beëindigd en hervatting daarvan niet te verwachten valt is bestemmingswijziging naar Kantoor of Wonen mogelijk.
Het bouwvlak mag volledig worden bebouwd. De bouwhoogtes zijn aangeduid op de kaart. Verkoopruimten zijn alleen toegestaan binnen het bouwvlak. Daarbuiten is erfbebouwing toegestaan.
Voor de supermarkt inclusief de uitbreiding aan de Burgemeester van Zuyenstraat is de aanduiding supermarkt opgenomen op de verbeelding. Ter plaatse is uitsluitend een supermarkt toegestaan. In de specifieke gebruiksregels is opgenomen dat de supermarkt ten hoogste 1.800 m² bedrijfsvloeroppervlak groot mag worden.
Artikel 8 Gemengd
Direct grenzend aan het Kernwinkelgebied is er sprake van een aantal aanloop/aanrijstraten. Daar zijn verschillende centrumfuncties vertegenwoordigd, alleen in een lagere dichtheid dan in het centrum. Zoals vastgelegd in het bestemmingsplan Centrum Breskens (2008) is het gewenst dit gemengde gebied ook als zodanig te bestemmen.
Vrijwel alle overige bebouwing in het plangebied is bestemd tot Gemengd waarbij in de doeleindenomschrijving is opgenomen dat een veelheid aan functies is toegestaan. Aan de ontwikkelingsmogelijkheden voor detailhandel en horeca zijn enige beperkingen gesteld. voor detailhandel komt deze beperking neer op een winkelvloeroppervlak van circa 450 m². Om milieuhinder in het gebied rondom het centrum (dat een belangrijke woonfunctie heeft) te voorkomen, zijn horecabedrijven toegestaan tot ten hoogste categorie 1b van de in de voorschriften opgenomen Staat van Horeca-activiteiten. (Dit is horeca die aan detailhandel verwant is en restaurants en hotels).
De gronden met de bestemming gemengd worden overwegend gebruikt voor wonen. In de bestemmingsomschrijving is aangegeven dat de gebouwen gebruikt mogen worden voor het wonen hetgeen betekent dat er zowel permanent als recreatief gewoond mag worden. Onder recreatief wonen wordt verstaan het gedurende een gedeelte van het jaar recreatief bewonen van een pand door de eigenaar / gebruiker.
Daar waar in de huidige situatie functies voorkomen die niet passen binnen hetgeen algemeen toelaatbaar wordt geacht, is een aanduiding toegekend. Indien de feitelijke situatie verandert kan met toepassing van een in de regels opgenomen wijzigingsbevoegdheid de aanduiding worden geschrapt.
Hoofdgebouwen moeten binnen de daartoe bestemde bouwvlakken worden gesitueerd. Buiten het bouwvlak mogen bijgebouwen, aan- en uitbouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde worden gebouwd. Uit oogpunt van flexibiliteit is de maximumdiepte van de bouwvlakken waarbinnen hoofdgebouwen zijn toegestaan vastgelegd op 12 meter, meestal enkele meters meer dan de bestaande diepte van het hoofdgebouw. In theorie is het daarmee mogelijk dat een bestaand hoofdgebouw over de volle breedte in twee bouwlagen enkele meters naar achteren wordt gebouwd. In de praktijk zal de uitbreiding veelal beperkt blijven tot één bouwlaag. Flexibiliteit in het toestaan van uitbreidingsmogelijkheden past echter in het beleid voor het gemengde woon- werkgebied.
Buiten het bouwvlak mag voor ten hoogste 40% en 60 m² worden bebouwd met aan- en uitbouwen en bijgebouwen. Omdat overkappingen vrijwel dezelfde ruimtelijke uitstraling hebben als genoemde gebouwen, worden overkappingen voor het bepalen van de bebouwingsmogelijkheden meegerekend.
Artikel 9 Groen
Alle structurele groenvoorzieningen in het plangebied zijn bestemd als Groen. In de bestemming Groen zijn overal voorzieningen voor de waterhuishouding toegestaan, waaronder waterberging. De bestaande mogelijkheden voor volkstuinen in de groenzones aan de Sportlaan en tussen de Scheepvaartstraat en Deltahoek zijn opgenomen met de aanduiding 'volkstuin' (vt). Tevens is voor de oostelijke groenzone tussen Scheepvaartstraat en Deltahoek de aanduiding 'park' (pa) opgenomen. Dit is in overeenstemming met het voorgaande bestemmingsplan en biedt de mogelijkheid voor grotere speelvoorzieningen.
Artikel 10 Horeca
De aanwezige horecabedrijven zijn voorzien van de bestemming Horeca. Voor het reguleren van de horecavoorzieningen wordt analoog aan de regeling voor bedrijven gebruikgemaakt van een Staat van Horeca-activiteiten. In deze Staat van Horeca-activiteiten wordt onderscheid gemaakt in drie categorieën van horeca-activiteiten: (1) lichte horeca, (2) middelzware horeca, (3) zware horeca. Binnen de lichte horeca is een onderscheid gemaakt naar: (1a) horeca die vergelijkbaar is met detailhandel, (1b) restaurants en (1c) lichte horeca met een verkeersaantrekkende werking (voor een nadere beschrijving van en toelichting op deze horecacategorieën wordt verwezen naar bijlage 3). Gelet op de aard van de kern is gekozen om in het centrumgebied voornamelijk tot ten hoogste categorie 1C toe te staan en buiten het centrum ten hoogste categorie 1B. Overigens is op de tweede bouwlaag (eerste verdieping) en hoger een ander gebruik dan wonen niet toegestaan. Hiervoor is ook géén afwijkingsmogelijkheid van het bestemmingsplan opgenomen. Overigens is, analoog aan de bestemming Detailhandel, wonen direct toegestaan op alle bouwlagen.
Artikel 11 Kantoor
De bestemming Kantoor is toegekend aan het bestaande kantoor in het plangebied. Gebouwen zijn alleen toegestaan binnen het bouwvlak.
Artikel 12 Maatschappelijk
De bestemming Maatschappelijk is toegekend aan scholen, kerken en bejaardencentra. Tevens is per maatschappelijke voorziening één dienstwoning toegestaan. Vanwege de beoogde flexibiliteit zijn op de plankaart binnen diverse bouwvlakken binnen de bestemming bebouwingspercentages opgenomen. Hierdoor is (beperkte) uitbreiding of andere situering van deze functies mogelijk. Voor de begraafplaats is een specifieke aanduiding opgenomen.
Artikel 13 Sport
De sportvoorzieningen binnen het plangebied zijn als zodanig bestemd.
Artikel 14 Tuin
De bestemming Tuin is opgenomen voor de tuinen bij aangrenzende woningen.
Artikel 15 Verkeer
Alle openbare wegen, voet en fietspaden in het plangebied zijn bestemd tot Verkeer. Binnen deze bestemming zijn groenvoorzieningen en voorzieningen ten behoeve van afvalinzameling en van de waterhuishouding eveneens mogelijk. De gebieden die daarnaast een specifieke verblijfsfunctie hebben in relatie tot de aanwezigheid van centrumfuncties zijn aangeduid als 'verblijfsgebied' (vb), 'specifieke vorm van verkeer-1' (sv-1) en 'specifieke vorm van verkeer - 2' (sv-2) en 'specifieke vorm van verkeer - 3' (sv-3). Op de gronden met de aanduidingen (sv-1) en (sv-2) is een beperkte oppervlakte aan gebouwen toegestaan. Gedacht kan worden aan bijvoorbeeld een muziekkiosk (reeds aanwezig). Op de gronden met de aanduiding (sv-1) mag tevens gebouwd worden ten behoeve van een kleinschalige horeca- of detailhandelsvestiging. Ter plaatse van het Spuiplein is het gebruik als parkeerruimte uitgesloten (sv-3).
Op de gronden met de aanduiding (vb) zijn gebouwen in verband met de aanwezigheid van leidingen niet gewenst. Horecaterrassen in aansluiting op bestaande horecavestigingen zijn wel toegestaan. Ten behoeve van deze terrassen mogen terrasschermen worden geplaatst tot een maximumhoogte van 2 meter en tot een afstand van ten hoogste 12 meter tot de voorgevel van het hoofdgebouw. Vanwege het leidingbelang is een nadere eisenregeling opgenomen.
Artikel 16 Water
De bestemming water is opgenomen voor sloten en watergangen en dergelijke binnen het plangebied.
Artikel 17 Wonen, Artikel 18 Wonen - 2, Artikel 19 Wonen - 4, Artikel 20 Wonen - 6 en Artikel 21 Wonen - 7
De bestemming wonen is uitgesplitst in verschillende bestemmingen. Voor 'Wonen' geldt dat deze bestemming is opgenomen voor erven bij aangrenzende woningen, garages en bergplaatsen. Binnen deze bestemming mag een deel van het erf worden bebouwd.
Wonen-2,-4,-6,-7 zijn opgenomen om het soort bebouwing te specificeren. Dit werkt als volgt. Voor Wonen-2 geldt dat hierin vrijstaande bebouwing is toegestaan. Voor Wonen-4 geldt dat hierin twee onder één kap mag worden gebouwd. Wonen-6 is opgenomen voor de aaneengesloten bebouwing. Wonen-7 is noodzakelijk voor de gestapelde bebouwing die in Breskens aanwezig is.
Verder wordt per artikel geregeld welke afstanden tot perceelsgrenzen dienen te worden aangehouden. De goot- en bouwhoogte worden op de kaart geregeld.
In de specifieke gebruiksregels is geregeld dat aan-huis-gebonden beroepen zijn toegestaan tot een oppervlakte van 50 m². Verder is het verlenen van logies met ontbijt voor 6 slaapplaatsen toegestaan.
Artikel 23 Waterstaat - Waterkering
De bestemming Waterstaat - Waterkering is opgenomen voor de waterkering in het plangebied. De bestemming is als het ware als een laag over de andere, onderliggende bestemmingen gelegd. De breedte van de bestemming Waterstaat - Waterkering is afgestemd op de kernzone. Binnen deze bestemming is bouwen ten behoeve van de waterkering of ten behoeve van de andere bestemmingen alleen toegestaan door af te wijken door het bevoegd gezag. Afwijken kan alleen worden toegestaan indien de belangen van de waterkering daarmee niet onevenredig worden geschaad.
Voor de overige zones (de beschermingszone en de buitenbeschermingszone) in het niet nodig de bepalingen van de Keur ook in het bestemmingsplan op te nemen. Wel is in de beschermingszone voor bouwactiviteiten en dergelijke afwijking van het bestemmingsplan nodig. In geval van aanvragen van een omgevingsvergunning voor bouwen als bedoeld in de Woningwet binnen de beschermingszone zal de gemeente aan de initiatiefnemer en het Waterschap Zeeuws-Vlaanderen signaleren dat overleg met het Waterschap Zeeuws-Vlaanderen noodzakelijk is.
Uit oogpunt van het voorkomen van dubbele wetgeving (met de Keur Waterschap Zeeuws-Vlaanderen wordt het opnemen van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden voor het regelen van werken en werkzaamheden (geen bouwen) niet noodzakelijk geacht.
Hoofdstuk 5 Handhaving En Uitvoerbaarheid
In dit hoofdstuk wordt inzicht gegeven in de handhaving van het bestemmingsplan, de financiële uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan en de resultaten van de inspraak- en overlegprocedure.
5.1 Handhaving
Tegen activiteiten, die in strijd zijn met het bestemmingsplan zal het gemeentebestuur, administratiefrechtelijk optreden, op grond van de Gemeentewet en de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
Voor een aanvaardbaar handhavingsbeleid wordt in de eerste plaats gestreefd naar een voldoende draagvlak. Een bestemmingsplan met weinig draagvlak houdt immers het risico in dat het slecht wordt nageleefd en is dan weinig zinvol.
In verband hiermee is het bestemmingsplan zodanig opgezet dat het voor zoveel mogelijk betrokkenen een duidelijke, toegankelijke en op de hedendaagse behoeften en eisen afgestemde bestemmingsregeling bevat.
Verder wordt informatie verstrekt omtrent de inhoud van het bestemmingsplan. Hiermee wordt onder andere beoogd het begrip bij de burger te vergroten. Het geven van voorlichting vormt daarmee ook een belangrijke schakel in de handhavingactiviteiten. Van gemeentewege worden hiertoe de nodige activiteiten ondernomen, waaronder een inspraakbijeenkomst.
Daarnaast worden de voorschriften in de praktijk toegepast en gehandhaafd. Ten aanzien van overtredingen zal een actief handhavingsbeleid worden gevoerd. Getracht wordt de controlewerkzaamheden ten aanzien van geconstateerde overtredingen op een intensieve manier uit te voeren.
Handhavingactiviteiten worden zoveel mogelijk onderling afgestemd. Controle in het kader van het bestemmingsplan wordt gekoppeld aan controle in het kader van milieuwetgeving en omgekeerd. Dit is van belang om de benodigde inzet van extra middelen zo beperkt mogelijk te houden, maar ook om tot een samenhangend handhavingsbeleid te komen.
Wanneer eenmaal sancties moeten worden getroffen, zal dit op consistente wijze, maar met oog voor de juridische spelregels, worden gedaan. Indien de activiteiten niet kunnen worden gelegaliseerd, zullen de instrumenten van aanschrijving, stillegging bouw, bestuursdwang en dwangsom worden toegepast. De uitvoering van de strafrechtelijke vervolging ligt in handen van het Openbaar Ministerie.
5.2 Financiële Uitvoerbaarheid
Consolideringsgebieden
Voor het grootste deel is het bestemmingsplan consoliderend van aard. Een nadere onderbouwing van de financiële uitvoerbaarheid is dan ook niet noodzakelijk.
Nieuwe ontwikkelingen
Voor zover bij (her)ontwikkeling van de wijzigingslocatie door derden de gemeente werken of werkzaamheden moeten uitvoeren, zullen daarvoor bij het toepassen van de wijzigingsbevoegdheid exploitatiebijdragen worden gevraagd.
5.3 Resultaten Inspraak- En Overlegprocedure
Deze paragraaf geeft op grond van artikel 3.1.6 Bro inzicht in de maatschappelijke uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan: het gaat daarbij om de resultaten van de gevoerde inspraakprocedure c.q. de wijze waarop burgers en maatschappelijke organisaties bij de planvoorbereiding zijn betrokken. Vervolgens wordt ingegaan op de resultaten van het gevoerde overleg ex artikel 3.1.1 Bro. Tenslotte zijn de na en/of naar aanleiding van deze procedure doorgevoerde ambtshalve wijzigingen aangegeven.
5.3.1 Betrokkenheid burgers en maatschappelijke organisaties
Het voorontwerpbestemmingsplan 'Kom Breskens' (versie: 23-04-2010) heeft van 17 juni 2010 tot 30 juli 2010 ter inzage gelegen. Tijdens de periode van terinzagelegging is eenieder in de gelegenheid gesteld schriftelijk zijn of haar reactie omtrent het voorontwerpbestemmingsplan kenbaar te maken.
Op 1 juli 2010 is een inloopavond gehouden in het Verenigingsgebouw “De Uitkomst” aan de Langeweg 10 te Breskens. Tijdens deze bijeenkomst is gelegenheid geboden voor het stellen van vragen over het voorontwerpbestemmingsplan. Naar aanleiding van mondelinge vragen/reacties is de verbeelding (plankaart) op ondergeschikte onderdelen aangepast. Dit betreft onder andere aanpassingen van enkele (achter)erfbestemmingen.
Gedurende de inspraaktermijn zijn de volgende schriftelijke inspraakreacties ingediend:
- 1. P.H.A. Keijmel - van Gent (V.O.F.), Boulevard 8, 4511 AC Breskens;
- 2. J.C.P. de Jonge, Ghistelkerke 23, 4511 JB Breskens;
- 3. H. Verschoor, Burgemeester van Zuyenstraat 2, 4511 GM Breskens;
- 4. G. Peters, Dr. Broodmanstraat 45, 4511 EP Breskens;
- 5. B.P.J. van de Voorde, Boulevard 4, 4511 AC Breskens;
- 6. Handelsonderneming De Jonge, Duinstraat 1, 4511 AP Breskens;
- 7. R.A.C. Lohman Levensmiddelen B.V. (Houben Advocaten), Spuiplein 49, 4511 AP Breskens;
- 8. Fam. Thelen, Gutenbergstrasse 29L, D - 50823 Köln (Duitsland);
- 9. F.J. Kropp, Paulshofstrasse 37, 50767 Köln (Duitsland);
- 10. C. Singh, Mazartstrasse 31, D - 59457 Werl (Duitsland);
- 11. Fam. Rohrbeck, Paulinenstrasse 51, 52146 Würselen (Duitsland);
- 12. S.A.C. Van Opdurp (namens: W. Dees, F. Vermeire en W. van Opdurp), Opdurp Management B.V., Fahrenheidstraat 46, 4416 DC Kruiningen.
Deze inspraakreacties zijn als volgt samengevat en beantwoord.
- 1. P.H.A. Keijmel - van Gent (V.O.F.), Boulevard 8, 4511 AC Breskens
Inspraakreactie
Boulevard 8 is in het voorontwerpbestemmingsplan bestemd met de bestemming Wonen. De inspreker geeft aan dat het betreffende pand in gebruik is als bedrijfsgebouw.
Gemeentelijke reactie
De bestemming wordt als volgt aangepast. De gronden krijgen de bestemming "Centrum". Binnen deze bestemming kan het pand worden gebruikt als bedrijfsgebouw.
- 2. J.C.P. de Jonge, Ghistelkerke 23, 4511 JB Breskens
Inspraakreactie
De inspreker geeft aan dat het bedrijfsgebouw aan de Duinstraat gesloopt moet worden en hier een parkeerplaats van moet worden gemaakt. Verder dient de woning aan de Duinstraat te worden gesloopt om ter plaatse een doorgang te maken. Tevens dient in dit bestemmingsplan de brede school te worden gerealiseerd.
Gemeentelijke reactie
Zoals in hoofdstuk 1 van de plantoelichting is aangeven is dit bestemmingsplan consoliderend van aard. Ontwikkelingen zullen afzonderlijk van dit bestemmingsplan worden beoordeeld en worden dan ook niet meegenomen in dit bestemmingsplan. Indien eventuele ontwikkelingen thans actueel zijn, dan wordt hiervoor een afzonderlijke planologische procedure gevoerd.
H. Verschoor, Burgemeester van Zuyenstraat 2, 4511 GM Breskens
Inspraakreactie
De inspreker geeft aan dat de bunker aan het Molenwater geen cultuurhistorische waarden heeft.
Gemeentelijke reactie
Zoals in paragraaf 2.1.1. is aangegeven betreft het een bunker uit de Tweede Wereldoorlog (onderdeel Atlantikwal), waarvoor erkenning en bescherming van deze als cultureel erfgoed (onderdeel Zeeuws Vlaamse geschiedenis) cultuurhistorisch is gewenst. De bescherming blijft dan ook gehandhaafd.
In het plangebied nabij de Hoofdplaatseweg-Molenwater bevindt zich nog een bunker uit de Tweede Wereldoorlog (onderdeel Atlantikwal). Erkenning en bescherming van deze bunker als cultureel erfgoed (onderdeel Zeeuws Vlaamse geschiedenis) is cultuurhistorisch gewenst.
- 3. G. Peters, Dr. Broodmanstraat 45, 4511 EP Breskens
Inspraakreactie
Weijkmanlaan 37 heeft te maken met een recht van overpad over Molenwater 9 en 10. De inspreker geeft aan dat dit bestemmingsplanmatig moet worden geregeld.
Gemeentelijke reactie
Het recht van overpad is privaatrechtelijk geregeld. Het kan niet publiekrechtelijk in het bestemmingsplan worden vastgelegd. De bestemming Wonen wordt dan ook gehandhaafd.
- 4. B.P.J. van de Voorde, Boulevard 4, 4511 AC Breskens
Inspraakreactie
Aan Boulevard 4 is een milieuvergunning verstrekt voor de opslag en verkoop van 2.500 kilo consumentenvuurwerk.
Gemeentelijke reactie
De gemeente is zich bewust van deze milieuvergunning. Binnen de huidige bestemming is de opslag en verkoop van consumentenvuurwerk toegestaan.
- 5. Handelsonderneming De Jonge, Duinstraat 1, 4511 AP Breskens
Inspraakreactie
Voor Duinstraat 1A en Papendrecht 9 zijn milieuvergunningen afgegeven. De inspreker verzoekt de panden overeenkomstig de milieuvergunning te bestemmen.
Gemeentelijke reactie
De panden zullen overeenkomstig de milieuvergunning worden bestemd. De Duinstraat 1A zal de bestemming Bedrijf krijgen met de 'specifieke vorm van bedrijf -1' om tevens visverwerking toe te staan. Papendrecht 9 zal tevens deze bestemming krijgen.
- 6. R.A.C. Lohman Levensmiddelen B.V. (Houben Advocaten), Spuiplein 49,
4511 AP Breskens
Inspraakreactie
- a. De inspreker maakt bezwaar tegen de planologische mogelijkheid om de C1000-supermarkt aan de Burgemeester van Zuyenstraat uit te breiden.
- b. Verzocht wordt om een nieuwbouwproject rondom de Handelshaven op te nemen in het bestemmingsplan Kom Breskens. Het project is nu echter in plangebied van het bestemmingsplan Waterfront gelegen.
Gemeentelijke reactie
- a. Voor de uitbreiding van de C1000-supermarkt wordt een artikel 19 WRO procedure doorlopen. Dit bestemmingsplan is een consoliderend bestemmingsplan, waarin de supermarkt geen uitbreidingsmogelijkheden worden geboden. In het ontwerpbestemmingsplan zal het bouwvlak van de supermarkt overeenkomstig de huidig geldende planologische rechten worden bestemd. De planologische uitbreiding van de supermarkt zal alleen worden opgenomen in het bestemmingsplan, indien de genoemde procedure voor vaststelling van het bestemmingsplan is afgerond.
- b. Het voorliggend bestemmingsplan is een consoliderend bestemmingsplan opgesteld voor het binnendijks gelegen deel van de kern Breskens. Hierin zijn geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk gemaakt. Voor nieuwe ontwikkelingen welke bestuurlijke instemming hebben van de gemeente worden afzonderlijke planologische procedures gevoerd op het moment dat deze voldoende concreet zijn, de financiële uitvoerbaarheid hiervan is aangetoond en hierover overeenkomsten zijn gesloten tussen de gemeente en betrokken partijen. Deze handelswijze wordt ook gevolgd voor projecten in het bedoelde buitendijks gelegen gebied bij de handelshaven.
- 7. Fam. Thelen, Gutenbergstrasse 29L, D - 50823 Köln (Duitsland)
Inspraakreactie
De insprekers vragen welke bestemming hun tweede woning de 1e Zandstraat 25 heeft. Daarnaast vragen zij zich af welke gevolgen dit heeft voor hun woning.
Gemeentelijke reactie
In het bestemmingsplan is naast de bestemming Wonen ook de aanduiding recreatiewoning (rw) opgenomen. Dit betekent dat ter plaatse recreatief wonen is toegestaan.
- 8. F.J. Kropp, Paulshofstrasse 37, 50767 Köln (Duitsland)
Inspraakreactie
De insprekers geven aan dat hun tweede woning de 1e Zandstraat 11 niet de bestemming voor recreatiewoning heeft.
Gemeentelijke reactie
In het bestemmingsplan is naast de bestemming Wonen ook de aanduiding recreatiewoning (rw) opgenomen. Dit betekent dat ter plaatse recreatief wonen is toegestaan.
- 9. C. Singh, Mozartstrasse 31, D - 59457 Werl (Duitsland)
Inspraakreactie
De insprekers geven aan dat hun tweede woning de 1e Zandstraat 9 niet de bestemming voor recreatiewoning heeft.
Gemeentelijke reactie
In het bestemmingsplan is naast de bestemming Wonen ook de aanduiding recreatiewoning (rw) opgenomen. Dit betekent dat ter plaatse recreatief wonen is toegestaan.
- 10. Fam. Rohrbeck, Paulinenstrasse 51, 52146 Würselen (Duitsland)
Inspraakreactie
- a. De insprekers geven aan dat hun tweede woning de 1e Zandstraat 5 niet de bestemming voor recreatiewoning heeft.
- b. De insprekers geven aan dat de omgeving van de 1e Zandstraat geen woongebied betreft, vanwege geluidsoverlast. In de morgen is er veel verkeer voor de winkels en in de nacht is er veel lawaai van de aanwezige cafés . Deze horeca is niet licht.
Gemeentelijke reactie
- a. In het bestemmingsplan is naast de bestemming Wonen ook de aanduiding recreatiewoning (rw) opgenomen. Dit betekent dat ter plaatse recreatief wonen is toegestaan.
- b. Het betreffende gebied maakt deel uit van het in paragraaf 2.1. van deze plantoelichting beschreven Oesterputgebied: het oude dorpsgebied dat ingeklemd ligt tussen c.q. direct grenst aan het centrumgebied en de noordelijke kernrandzone (Boulevard, Westerschelde) van Breskens. Dit gebied kent een gemengd gebruik (functies): woningen voor permanent en recreatief gebruik, bijgebouwen en garages en horeca en overige niet-woonfuncties (waaronder met name bedrijfspanden) wisselen elkaar af. De in dit bestemmingsplan opgenomen bestemmingsregeling is afgestemd op de huidige ruimtelijke en functionele situatie en op de actuele milieuwetgeving. Dit heeft ertoe geleid dat alleen voor de gronden tussen de 1e Zandstraat en het Spuiplein een centrumbestemming is opgenomen. De bebouwing aan de 1e Zandstraat is overwegend wonen, zodat hier een woonbestemming toepasselijk is. Hiermee wordt zo veel mogelijk een verdere toename van overlast als gevolg van aan niet niet-woonfuncties gerelateerde activiteiten (zoals van auto's en dergelijke) voorkomen.
De gemeente acht genoemde overlast van bevoorradingsverkeer en horecabedrijven acceptabel. Daarbij wordt overwogen dat hierop regelgeving vanuit het milieuspoor van toepassing is. Daarnaast is inherent aan het wonen in een dergelijk gemengd gebied in de directe nabijheid van een centrumgebied, dat effecten van niet-woonfuncties (zoals winkels en horeca) merkbaar zijn.
In tegenstelling tot wat inspreker aangeeft is ingevolgde de aanduiding sh-1 en artikel 10 lid 1 onder b voor de cafés categorie 2 "middelzware horeca" van de staat van horeca activiteiten van toepassing. Met betrekking tot de inschaling en toelaatbaarheid van deze horecabedrijven wordt verwezen naar paragraaf 3.4. van deze plantoelichting.
Voorts wordt opgemerkt dat de gemeente erkent dat, zoals eveneens reeds in paragraaf 2.1. is aangegeven, de kwaliteit van het gebied te wensen overlaat en dat kwalitatieve opwaardering van dit gebied al geruime is gewenst. Verbeterings- en herstructureringsplannen hebben echter (onder andere vanwege het vele particuliere eigendom en het ontbreken van voldoende financiële middelen) tot op heden niet tot tastbare resultaten geleid en lijken ook in de nabije toekomst moeilijk realiseerbaar. De gemeente blijft evenwel alert op (haalbare/uitvoerbare) kansen hiervoor.
- 11. S.A.C. Van Opdurp (namens: W. Dees, F. Vermeire en W. van Opdurp), Opdurp Management B.V., Fahrenheidstraat 46, 4416 DC Kruiningen
Inspraakreactie
De insprekers geven aan in de huidige situatie geluidsoverlast te ondervinden en zijn bang dat die overlast toeneemt door het verruimen van de maatschappelijke bestemming. Het bouwvlak komt dichter op de woningen te liggen dan in het geldende bestemmingsplan.
Gemeentelijke reactie
De gemeente erkent dat er door de bouwmogelijkheden dichter op de woningen aan de Kijkuit kan worden gebouwd. Naar aanleiding van de reactie zal het bouwvlak dan ook worden vastgelegd overeenkomstig het nu nog geldende bestemmingsplan Kom Breskens (1990).
5.3.2 Resultaten overleg ex artikel 3.1.1. Bro
Het bestemmingsplan Kom Breskens is verstuurd voor het overleg ex artikel 3.1.1. Bro. De volgende organisaties en instanties hebben een reactie gegeven:
- 1. Waterschap Zeeuws-Vlaanderen;
- 2. Provincie Zeeland;
- 3. VROM-inspectie.
Deze overlegreacties zijn als volgt samengevat en beantwoord.
- 1. Waterschap Zeeuws-Vlaanderen
overlegreactie
- a. In de waterparagraaf is opgenomen dat Rijkswaterstaat verantwoordelijk is voor de Westerscheldekant van de waterkering. Echter het waterschap is beheerder van de waterkering (voor het landinwaartse deel) en het buitendijkse plateau. Verzocht wordt de waterparagraaf hierop aan te vullen.
- b. In artikel 22 is aangegeven dat de gronden mede zijn bestemd voor de waterkering. De ontwerp AMvB Ruimte gaat echter uit van een primaire bestemming voor waterkering. Verzocht wordt de bestemmingsomschrijving hierop aan te passen.
- c. De waterkering wordt met meerdere keurzones beschermd. Voor de vergunningverlening is het aan te bevelen de beschermingszones te bestemmen met een soortgelijke waterstaatkundige bestemming.
- d. in artikel 22.3 is een ontheffing (afwijking van het bestemmingsplan) opgenomen voor bebouwing in het waterstaatswerk. Verzocht wordt dat een bepaling wordt opgenomen dat advies wordt gevraagd bij het waterschap.
Gemeentelijke reactie
- a. De waterparagraaf is aangevuld.
- b. In het bestemmingsplan is de waterkering geregeld met een dubbelstemming. Door de bestemmingsomschrijving aan te passen ontstaat er geen primaire bestemming. Als alternatief kan voor de gronden met de dubbelbestemming Waterstaat - Waterkering de bestemming Waterstaatswerken worden opgenomen. Voor voorliggend bestemmingsplan is dit echter niet gewenst. Binnen de zone van de waterkering zijn uiteenlopende functies aanwezig en dus verschillende bestemmingen (waaronder Wonen en Centrum-1) opgenomen waardoor een dubbelstemming beter passend is. Een dubbelbestemming biedt dezelfde bescherming als een primaire bestemming. Indien een ontwikkeling strijdig is met de belangen van de waterkering, dan is die ontwikkeling niet toegestaan. Het bestemmingsplan zal hierop dan ook niet worden aangepast.
- c. De beschermingszone is afdoende gewaarborgd in de Keur. Een regeling in het bestemmingsplan is niet noodzakelijk.
- d. Voor het toestaan van bebouwing in het waterstaatswerk dient een ruimtelijke procedure te worden gevolgd. In het kader van deze procedure zal overleg met het waterschap plaatsvinden. Het is dan ook niet noodzakelijk om het waterschap om advies te vragen.
- 2. Provincie Zeeland
Overlegreactie
- a. Binnen de zone industrielawaai maakt het bestemmingsplan verschillende ontwikkelingen mogelijk, zowel rechtstreeks als met wijzigingsbevoegdheden. Voor deze ontwikkelingen dient bij het ontwerpbestemmingsplan reeds een ontwerpbesluit hogere waarde industrielawaai ter inzage te worden gelegd.
- b. Het is gangbaar om binnen bestemmingsplannen een wijzigingsbevoegdheid op te nemen van Bedrijf naar Wonen. Verzocht wordt na te gaan of het toevoegen van deze mogelijkheid meerwaarde biedt.
- c. Verzocht wordt om de begripsomschrijving van detailhandel op te nemen. Verder is een supermarkt niet in alle bestemmingen (gemengd) uitgesloten.
- d. Het is raadzaam de planologische procedure van het bestemmingsplan Kom Breskens af te stemmen op het bestemmingsplan Wapen van Breskens.
- e. In artikel 3 (van de regels) staat SBI-code 1526 vermeld. Deze is echter niet opgenomen in de bijlage bij de regels.
- f. In de regels van de bestemming Centrum-2 ontbreekt de specifieke gebruiksbepaling dat opslag van meer dan 10.000 kg consumentenvuurwerk niet is toegestaan.
Gemeentelijke reactie
- a. Het bestemmingsplan heeft een consoliderend karakter. De bouw- en gebruiksmogelijkheden zijn overeenkomstig de geldende bestemmingsplannen.
De rechtstreekse ontwikkelingsmogelijkheden zijn in het bestemmingsplan Centrum Breskens (vastgesteld: 28-02-2008) verantwoord. In het kader van dat bestemmingsplan heeft akoestisch onderzoek industrielawaai plaats gevonden. Hieruit is gebleken dat de geluidsbelasting onder de 50 dB(A) blijft of dat de geluidsbelasting onder de vastgestelde MTG blijft.
Voor de opgenomen wijzigingsbevoegdheid voor het binnen de bestemming Centrum-1 omzetten van de bestemming Horeca naar Wonen is het volgende van belang. Met de inwerkingtreding van de Crisis- en Herstelwet is het door wijziging van de Wet geluidhinder mogelijk om hogere waarden vast stellen (en te toetsen) in de procedure voor een uitwerkings- of wijzigingsplan. Hiervoor hoeft dan ook thans geen hogere waarde te worden vastgesteld. Voorheen moesten voor deze wijzigingen bij het moederplan (waarin de uitwerkings- of wijzigingsbevoegdheid werd opgenomen) eventueel noodzakelijke hogere waarden worden vastgesteld. De toelichting zal op dit onderdeel worden aangevuld. - b. Binnen de kern Breskens is het niet gewenst om voor bedrijven een wijzigingsbevoegdheid naar wonen op te nemen. Indien een bedrijf toch van bestemming wil wijzigen zal hiervoor een afzonderlijke planologische procedure worden doorlopen.
- c. Het bestemmingsplan zal hierop worden aangevuld.
- d. De planologische procedures zullen op elkaar worden afgestemd.
- e. Het is correct dat SBI-code 1526 niet in de Staat van Bedrijfsactiviteiten "functiemenging" is genoemd. Daarom is deze bedrijfsactiviteit in artikel 3 specifiek genoemd.
- f. Het bestemmingsplan zal hierop worden aangevuld.
- 3. VROM-inspectie
Overlegreactie
het bestemmingsplan geeft geen aanleiding tot het maken van opmerkingen.
Gemeentelijke reactie
De gemeente neemt deze reactie voor kennisgeving aan.
5.3.3 Ambtshalve aanpassingen
Ambtshalve is na (en/of naar aanleiding van) de inspraak- en overlegprocedure besloten het bestemmingsplan op enkele onderdelen te wijzigen. De belangrijkste wijzigingen zijn als volgt.
Regels
- Het bestemmingsplan is aangepast naar aanleiding van de inwerkingtreding van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.
- In het artikel Wonen is het te bebouwen erfdeel van 40 m² aangepast in 60 m².
- In de bestemming Gemengd is opgenomen dat het bedrijfsvloeroppervlak Detailhandel niet meer dan 450 m² mag bedragen.
- Op enkele plaatsen zijn verduidelijkingen aangebracht.