KadastraleKaart.com

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
Artikel 2 Wijze Van Meten
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Centrum
Artikel 4 Centrum-1
Artikel 5 Waterstaat - Waterstaatkundige Functie
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 6 Anti-dubbeltelregel
Artikel 7 Algemene Bouwregels
Artikel 8 Algemene Aanduidingsregels
Artikel 9 Algemene Afwijkingsregels
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 10 Overgangsrecht
Artikel 11 Slotregel
Bijlagen Bij Regels
Bijlage 1 Staat Van Bedrijfsactiviteiten
Bijlage 2 Staat Van Horeca-activiteiten
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Context En Doel
1.2 Opzet Plantoelichting
Hoofdstuk 2 Beschrijving Locatie En Project
2.1 Plangebied En Directe Omgeving
2.2 Projectbeschrijving
Hoofdstuk 3 Beleid
3.1 Rijksbeleid
3.2 Provinciaal Beleid
3.3 Gemeentelijk Beleid
Hoofdstuk 4 Sectorale Toetsen
4.1 Water
4.2 Archeologie
4.3 Ecologie
4.4 Bodemkwaliteit
4.5 Verkeer En Parkeren
4.6 Wegverkeerslawaai
4.7 Industrielawaai
4.8 Luchtkwaliteit
4.9 Bedrijven En Milieuhinder
4.10 Externe Veiligheid
4.11 Leidingen En Telecommunicatieverbindingen
Hoofdstuk 5 Bestemmingsregeling
5.1 Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (Svbp)
5.2 Opzet Van Het Nieuwe Bestemmingsplan
5.3 Gehanteerde Bestemmingen
Hoofdstuk 6 Handhaving En Uitvoerbaarheid
6.1 Handhaving
6.2 Financiële Uitvoerbaarheid
6.3 Resultaten Overleg- En Inspraakprocedure
Bijlagen Bij Toelichting
Bijlage 1 Brief Waterschap 2009
Bijlage 2 Water(schaps)advies
Bijlage 3 Toelichting Op De Staat Van Bedrijfsactiviteiten
Bijlage 4 Toelichting Op De Staat Van Horeca-activiteiten
Bijlage 5 Overzicht Separate Bijlagen
Bijlage 6 Bodemonderzoek
Bijlage 7 Akoestisch Onderzoek Industrielawaai
Bijlage 8 Schaduwstudie

Wapen van Breskens

Bestemmingsplan - Gemeente Sluis

Vastgesteld op 23-02-2012 - geheel onherroepelijk in werking

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan

het bestemmingsplan Wapen van Breskens van de gemeente Sluis.

1.2 bestemmingsplan

de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.1714.BPWVB-VG01 met de bijbehorende regels.

1.3 aanduiding

een geometrisch bepaald vlak of een figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.4 aanduidingsgrens

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

1.5 aan-huis-gebonden beroepen

een dienstverlenend beroep, dat in een woning door de bewoner wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate de woonfunctie behoudt en voor zover deze beroepen een ruimtelijke uitstraling hebben die met de woonfunctie in overeenstemming is.

1.6 bebouwing

een of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

1.7 bedrijf

een onderneming gericht op het produceren, bewerken, herstellen, installeren of inzamelen van goederen, alsmede verhuur, opslag en distributie van goederen.

1.8 bestemmingsgrens

de grens van een bestemmingsvlak.

1.9 bestemmingsvlak

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.10 bouwen

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk bouwen, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.

1.11 bouwgrens

de grens van een bouwvlak.

1.12 bouwlaag

een doorlopend gedeelte van een gebouw dat is begrensd door op (nagenoeg) gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen en dat zodanige afmetingen en vormen heeft dat dit gedeelte zonder ingrijpende voorzieningen voor woonfuncties geschikt of geschikt te maken is.

1.13 bouwperceel

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

1.14 bouwperceelgrens

een grens van een bouwperceel.

1.15 bouwvlak

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten.

1.16 bouwwerk

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.

1.17 bijgebouw

een vrijstaand gebouw dat in functioneel en bouwkundig opzicht ondergeschikt is aan een op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw.

1.18 detailhandel

het bedrijfsmatig te koop aanbieden (waaronder de uitstalling ten verkoop), verkopen, verhuren en leveren van goederen aan personen die die goederen kopen of huren voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.

1.19 dienstverlening

het bedrijfsmatig verlenen van diensten, waarbij het publiek rechtstreeks (al dan niet via een balie) te woord wordt gestaan en geholpen, zoals reis- en uitzendbureaus, kapsalons, pedicures, wasserettes, makelaarskantoren, internetwinkels en bankfilialen.

1.20 gebouw

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.21 hoofdgebouw

een gebouw, dat op een bouwperceel door zijn constructie, afmetingen of functie als het belangrijkste bouwwerk valt aan te merken.

1.22 horecabedrijf

het bedrijfsmatig verstrekken van ter plaatse te nuttigen voedsel en dranken, het bedrijfsmatig exploiteren van zaalaccommodatie en/of het bedrijfsmatig verstrekken van nachtverblijf.

1.23 kantoor

voorzieningen gericht op het verlenen van diensten op administratief, financieel, architectonisch, juridisch of een daarmee naar aard gelijk te stellen gebied, waarbij het publiek niet of slechts in ondergeschikte mate rechtstreeks te woord wordt gestaan en geholpen.

1.24 kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten

het in een woning door de bewoner op bedrijfsmatige wijze uitoefenen van activiteiten, voor zover sprake is van een inrichting type A, zoals bedoeld in het Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer (Activiteitenbesluit), en voor zover de woning in overwegende mate zijn woonfunctie behoudt en voor zover deze activiteiten een ruimtelijke uitstraling hebben die met de woonfunctie in overeenstemming is.

1.25 NEN

door de Stichting Nederlands Normalisatie-instituut uitgegeven norm, zoals deze luidde op het moment van vaststelling van het plan.

1.26 peil

  1. a. voor gebouwen die onmiddellijk aan de weg grenzen: de hoogte van die weg;
  2. b. in andere gevallen en voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld, op het tijdstip van inwerkingtreding van dit plan.

1.27 praktijkruimte

een gebouw of een gedeelte daarvan, dat dient voor het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, architectonisch, kunstzinnig, juridisch, medisch, paramedisch, therapeutisch of een daarmee naar aard gelijk te stellen gebied.

1.28 Staat van Bedrijfsactiviteiten 'functiemenging'

de Staat van Bedrijfsactiviteiten 'functiemenging' die van deze regels onderdeel uitmaakt.

1.29 Staat van Horeca-activiteiten

de Staat van Horeca-activiteiten die van deze regels deel uitmaakt.

Artikel 2 Wijze Van Meten

Bij de toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 afstand

de afstand tussen bouwwerken onderling en de afstand van bouwwerken tot perceelsgrenzen worden daar gemeten waar deze afstanden het kleinst zijn.

2.2 bouwhoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

2.3 breedte, lengte en diepte van een bouwwerk

tussen (de lijnen getrokken door) de buitenzijde van de gevels en het hart van de scheidsmuren.

2.4 goothoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot c.q. de druiplijn, het boeibord of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

2.5 inhoud van een bouwwerk

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

2.6 oppervlakte van een bouwwerk

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

2.7 vloeroppervlakte

de gebruiksoppervlakte volgens NEN2580.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Centrum

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Centrum' aangewezen gronden zijn bestemd voor erven bij de functies in de bestemming Centrum-1.

3.2 Bouwregels

Op de gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

3.3 Afwijken van de bouwregels

Artikel 4 Centrum-1

4.1 bestemmingsomschrijving

De voor 'Centrum-1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. bedrijven behorende tot ten hoogste categorie A van de Staat van Bedrijfsactiviteiten "functiemenging";
  2. b. detailhandel;
  3. c. kantoor- en praktijkruimten;
  4. d. horecabedrijven behorende tot ten hoogste categorie 1b van de Staat van Horeca-activiteiten;
  5. e. openbare dienstverlening en welzijnsvoorzieningen;
  6. f. wonen daaronder begrepen aan-huis-gebonden beroepen en kleinschalige beroeps- en bedrijfsmatige activiteiten;
  7. g. recreatiewoningen;
  8. h. bij deze bestemming behorende voorzieningen zoals, erven, tuinen, toegangs- en achterpaden en parkeervoorzieningen.

4.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

4.3 Specifieke gebruiksregels

Met betrekking tot het gebruik gelden de volgende regels:

  1. a. het vloeroppervlak ten behoeve van aan-huis-gebonden beroepen en de kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten bedraagt ten hoogste 25% van het vloeroppervlak van het hoofdgebouw, inclusief aan- en uitbouwen, met een maximum van 50 m²;
  2. b. de opslag van meer dan 10.000 kg consumentenvuurwerk is niet toegestaan;
  3. c. verkooppunten voor motorbrandstoffen zijn niet toegestaan;
  4. d. ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' zijn ten hoogste 22 woningen toegestaan;
  5. e. de functies als genoemd in lid 4.1 onder a, b, c en d zijn uitsluitend toegestaan op de begane grond, de gezamenlijke vloeroppervlakte van deze functies bedraagt ten hoogste 700 m²;
  6. f. detailhandel in volumineuze goederen en grootschalige detailhandel zijn niet toegestaan.

Artikel 5 Waterstaat - Waterstaatkundige Functie

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waterstaat - Waterstaatkundige functie' aangewezen gronden zijn - behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) - mede bestemd voor de waterkering.

5.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  1. a. op de gronden mogen ten behoeve van de in lid 5.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd;
  2. b. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 5 m;
  3. c. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag - met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels - uitsluitend worden gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering.

5.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van lid 5.2 onder c., indien de bij de betrokken bestemming behorende bouwregels in acht worden genomen en het waterkeringsbelang door de bouwactiviteiten niet onevenredig wordt geschaad.

Hoofdstuk 3 Algemene Regels

Artikel 6 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 7 Algemene Bouwregels

Overschrijding bouwgrenzen

De bouwgrenzen, niet zijnde bestemmingsgrenzen, mogen in afwijking van aanduidingsgrenzen, aanduidingen en bestemmingsregels worden overschreden door:

  1. a. tot gebouwen behorende stoepen, stoeptreden, trappen(huizen), galerijen, hellingbanen, funderingen, balkons, entreeportalen, veranda's en afdaken, mits de overschrijding ten hoogste 2,5 m bedraagt;
  2. b. tot gebouwen behorende erkers en serres, mits de overschrijding ten hoogste 2 m bedraagt;
  3. c. andere ondergeschikte onderdelen van gebouwen, mits de overschrijding ten hoogste 1,5 m bedraagt.

Artikel 8 Algemene Aanduidingsregels

Binnen de gebiedsaanduiding 'geluidzone-industrie' mogen geen geluidgevoelige objecten in de zin van de Wet geluidhinder worden gebouwd, behoudens voor zover reeds hogere waarden zijn verleend op grond van de Wet geluidhinder.

Artikel 9 Algemene Afwijkingsregels

Het bevoegd gezag kan - tenzij op grond van hoofdstuk 2 reeds bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken - bij omgevingsvergunning afwijken van de regels voor:

  1. a. afwijkingen van maten, waaronder percentages en niet zijnde bouwhoogten, met ten hoogste 10%;
  2. b. overschrijding van bouwgrenzen, niet zijnde bestemmingsgrenzen, voor zover zulks van belang is voor een technisch betere realisering van bouwwerken dan wel voor zover zulks noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein; de overschrijdingen mogen echter ten hoogste 3 m bedragen en het bouwvlak mag met ten hoogste 10% worden vergroot.

De bevoegdheid tot afwijken wordt niet gebruikt, indien daardoor onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.

Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels

Artikel 10 Overgangsrecht

10.1 Overgangsrecht bouwwerken

Voor bouwwerken luidt het overgangsrecht als volgt:

  1. a. een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een bouwvergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
    1. 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    2. 2. na het tenietgaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de bouwvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is tenietgegaan;
  2. b. burgemeester en wethouders kunnen eenmalig bij omgevingsvergunning afwijken van dit lid onder a voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in dit lid onder a met maximaal 10%;
  3. c. dit lid onder a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

10.2 Overgangsrecht gebruik

Voor gebruik luidt het overgangsrecht als volgt:

  1. a. het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet;
  2. b. het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in dit lid onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind;
  3. c. indien het gebruik, bedoeld in dit lid onder a, na het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten;
  4. d. dit lid onder a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de bepalingen van dat plan.

Artikel 11 Slotregel

Deze regels worden aangehaald onder de naam 'Regels van het bestemmingsplan Wapen van Breskens'.

Bijlagen Bij Regels

Bijlage 1 Staat Van Bedrijfsactiviteiten

Bijlage 2 Staat Van Horeca-activiteiten

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Context En Doel

Ten behoeve van de locatie Grote Kade 33 te Breskens is een plan ontwikkeld dat voorziet in de sloop van de bestaande bebouwing en nieuwbouw van een appartementencomplex met in de plint commerciële ruimten.

Aan de Grote Kade 33 te Breskens staat het pand van voormalig hotel-restaurant Het Wapen van Breskens. Het pand is al een aantal jaren niet meer als zodanig in gebruik en staat sindsdien leeg. De bouwkundige staat van het pand voldoet niet meer aan de huidige eisen en vanwege de hoge kosten die gemoeid zijn met aanpassing van het pand naar de huidige maatstaven vormt restauratie geen economisch haalbare optie.

Besloten is om op de vrijkomende kavel een nieuw gebouw op te richten dat beter aansluit bij het onlangs gerenoveerde dorpscentrum van Breskens. Met de vormgeving van het gebouw is getracht aan te sluiten op de bestaande karakteristieken van de omgeving en waar mogelijk om deze zelfs te versterken.

Het bouwplan is niet geheel in overeenstemming met de thans ter plaatse geldende bestemmingsregeling zoals vastgelegd in het bestemmingsplan 'Kom Breskens' (vastgesteld in juni 2011). Wel sluit het in belangrijke mate aan op het actuele gemeentelijk beleid voor (het centrum van) van Breskens. De gemeente Sluis staat positief tegenover deze ontwikkeling en wil met een planologische procedure daaraan medewerking verlenen. Naar aanleiding daarvan is in opdracht van de initiatiefnemer door SMA Zeeland BV een ruimtelijke onderbouwing opgesteld. De gemeente Sluis heeft er vervolgens voor gekozen planologische medewerking te verlenen in de vorm van voorliggend bestemmingsplan, waarbij de hiervoor genoemde ruimtelijke onderbouwing dient als toelichting.

1.2 Opzet Plantoelichting

De opbouw van de toelichting op dit bestemmingsplan is als volgt:

  • In hoofdstuk 2 wordt globaal (de ligging en kenmerken van) het plangebied, de directe omgeving en de beoogde planontwikkeling beschreven.
  • Hoofdstuk 3 gaat in op het beleidskader en daarmee op de planologische inpasbaarheid van het appartementencomplex.
  • Hoofdstuk 4 omvat de toetsing van de beoogde ontwikkeling aan de ruimtelijke en milieuaspecten.
  • In hoofdstuk 5 wordt een toelichting gegeven op de bestemmingsregeling (verbeelding en regels).
  • Hoofdstuk 6 gaat in op de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan. Het betreft zowel handhaving als de resultaten uit de overlegprocedure en de financiële uitvoerbaarheid.

Hoofdstuk 2 Beschrijving Locatie En Project

2.1 Plangebied En Directe Omgeving

Het plangebied betreft het perceel aan de Grote Kade 33 te Breskens, gemeente Sluis.

In figuur 2.1. en figuur 2.2. is het plangebied rood omkaderd.

afbeelding "i_NL.IMRO.1714.BPWVB-VG01_0001.jpg"

Figuur 2.1. Globale ligging plangebied

afbeelding "i_NL.IMRO.1714.BPWVB-VG01_0002.jpg"

Figuur 2.2. Ligging plangebied

Op figuur 2.2. staat de Grote Kade 33 in Breskens met de bebouwing van het voormalige hotel-restaurant Het Wapen van Breskens. De locatie is gelegen aan de rand van het centrum van Breskens aan de kruising tussen Grote Kade en Molenwater. De bestaande bebouwing op de locatie is het voormalige hotel-restaurant 'Het Wapen van Breskens'.

2.2 Projectbeschrijving

2.2.1 Analyse ruimtelijke structuur

afbeelding "i_NL.IMRO.1714.BPWVB-VG01_0003.jpg"

Figuur 2.3. Bebouwing huidige en beoogde situatie

Middels figuur 2.3 Bebouwing huidige en beoogde situatie, is inzichtelijk gemaakt hoe de bouwmassa's zich verhouden tot de open ruimte. In deze figuur is te zien dat rondom het Spuiplein sprake is van een grotendeels gesloten bebouwing waardoor een duidelijk herkenbare autonome ruimte ontstaat. Tevens is te zien dat rondom het Oranjeplein geen sprake is van een dergelijke gesloten bebouwing waardoor de ruimte van het plein als minder herkenbaar kan worden ervaren. Mede vanwege de onduidelijke bebouwingsstructuur ter plaatse van de aansluiting van het Oranjeplein op het Spuiplein ontstaat een ongedefinieerde ruimte welke afbreuk doet aan de ruimtelijke kwaliteit van zowel Spuiplein als Oranjeplein. Deze 'zwakke' overgang tussen Spuiplein en Oranjeplein is ook in het geldende bestemmingsplan onderkend. Hiertoe wordt op de hoekpunten nabij de overgang tussen beide pleinen planologisch ruimte geboden voor het versterken van de ruimtelijke structuur middels het realiseren van grotere bouwvolumes. Met het oog op het versterken van de centrumfuncties wordt aan de zuidzijde van het Spuiplein eveneens de mogelijkheid geboden tot het realiseren van grotere bouwhoogtes zodat de bestaande woonbebouwing hier geleidelijk kan transformeren naar voorzieningen met daarboven woningen.

Voor de bebouwing aan de Grote Kade gelegen tussen het Oranjeplein en de Scheldekade wordt deze mogelijkheid echter niet geboden. Juist dit gedeelte van de Grote Kade vormt een belangrijke schakel tussen het Spuiplein en de Scheldekade. De bebouwing aan dit deel van de Grote Kade vormt tevens de ruimtelijke begrenzing van de meer 'functionele' ruimte tussen supermarkt en dijk.

Deze meer functionele ruimte is pas vrij recent ontstaan als gevolg van de aanpassingen in de zeedijk, de dijkovergang en de bouw van de supermarkt. Zowel de bebouwing van de supermarkt, de aankleding van het parkeerterrein, als de inrichting van de zeedijk tot promenade kent een kwalitatief hoog afwerkingsniveau. Met deze kwalitatief hoogwaardige inrichting is een verbindend element gecreëerd tussen de havens en het centrum. Deze ruimte mag zodoende worden beschouwd als 'voorportaal' of 'voorplein' van het echte dorpscentrum.

Het karakter van de bestaande bebouwing van Het Wapen van Breskens aan dit 'voorplein' valt echter uit de toon bij de kwalitatief hoogwaardige inrichting van de ruimte zelf. Met name het ontbreken van enige architectonische uitstraling in de bebouwing staat in schril contrast met de zorgvuldig ontworpen buitenruimte

Om recht te doen aan de kwaliteit van het voorplein zou de bebouwing aan de zuidzijde van dit plein 'steviger' en met meer allure moeten worden neergezet.

In de figuur met 'beoogde bebouwing op basis van het bestemmingsplan' is te zien welk effect het verstevigen van het bouwvolume aan de zuidzijde van het voorplein heeft op de ruimtevorming van het plein zelf, en hoe hiermee de relatie tussen Scheldekade en Spuiplein wordt verduidelijkt.

In figuur 2.4 is weergegeven hoe door middel van het realiseren van enkele 'stevige' bouwvolumes de stedenbouwkundige structuur en ruimtevorming aanzienlijk kan worden verbeterd. Met uitzondering van de locatie Het Wapen van Breskens wordt het realiseren van deze grotere bouwvolumes planologisch mogelijk gemaakt binnen het vigerende bestemmingsplan.

afbeelding "i_NL.IMRO.1714.BPWVB-VG01_0004.jpg"

Figuur 2.4. Stedenbouwkundige structuur

Figuur 2.5 maakt inzichtelijk dat de locatie Het Wapen van Breskens ligt aan een belangrijk 'knooppunt' binnen de ruimtelijke structuur van Breskens. Op dit knooppunt (aangeduid met rode stippellijn) komen meerdere sterk structuurbepalende richtingen en zichtlijnen bij elkaar. Een dergelijk knooppunt in de ruimtelijke structuur vraagt om een verbijzondering van de ruimte opdat deze ook als zodanig wordt beleefd en bijdraagt aan de oriëntatiemogelijkheden (mental mapping) binnen de kern.

afbeelding "i_NL.IMRO.1714.BPWVB-VG01_0005.jpg"

Figuur 2.5. Knooppunt van ruimte-structurerende richtingen

Ter plaatse van het samenkomen van de promenades op de dijk is deze verbijzondering aangebracht in de vorm van een 'landschapsbalkon' met zicht over de haven, de Scheldekade, het voorplein en met doorzicht naar het Spuiplein.

Deze verbijzondering heeft binnen de aangrenzende bebouwing echter nog geen gestalte gekregen. Omdat het landschapsbalkon vanaf het niveau van de Scheldekade nauwelijks waarneembaar is ontbreekt het vanaf wegniveau aan herkenbaarheid van dit knooppunt. Deze herkenbaarheid kan worden versterkt door het aanbrengen van een stedenbouwkundig accent in de vorm van een ten opzichte van de overige bebouwing grotere bouwhoogte.

Ook vanwege het ontbreken van een duidelijke wandvorming ter plaatse van dit knooppunt lijkt de hiërarchie in richtingen hier ongedefinieerd, terwijl de beëindiging van de Scheldekade en de verbinding met het Spuiplein hier juist prominent zouden moeten zijn.

2.2.2 Verantwoording ontwerp

Binnen het ontwerp voor de nieuwbouw van het Wapen van Breskens is getracht om zo goed mogelijk aan te sluiten bij de karakteristieken zoals beschreven voor de woonsferen 'centrumwonen' en 'kadewonen', zoals geformuleerd in het Uitvoeringsprogramma woningbouw Breskens 2005 -2015. Onderstaand is aangegeven op welke wijze de hiertoe geformuleerde handreikingen en ambities binnen het ontwerp zijn verwerkt.

Behouden en versterken van het individuele karakter van de bebouwing

De breedte van het perceel (zijde grenzend aan de Grote Kade) is bijna 40 meter breed. Om recht te doen aan het uitgangspunt voor het behouden en versterken van het individuele karakter van de bebouwing is er voor gekozen om het te realiseren bouwvolume te segmenteren overeenkomstig de maatvoering en het ritme van de bebouwing zoals aan de Grote Kade en de wanden rondom het Spuiplein. Hierdoor ontstaat een gebouw dat is opgebouwd uit vier geschakelde maar als individueel herkenbare bouwvolumes. Om de individualiteit van deze 'segmenten' te benadrukken is per segment een verspringing in de voorgevelrooilijn aangebracht. Daarbij is tussen de segmenten onderling verschil aangebracht in de dakvoethoogte, kleurstelling en detaillering van de gevels.

Bouwen in gesloten straatwanden

De segmenten zijn onderling geschakeld zodat een gesloten wand ontstaat; het gebouw wordt aangesloten op de bestaande bebouwing.

Concentratie van voorzieningen in het centrum met daarboven woningen

Over de gehele breedte van het perceel worden op het niveau van de begane grond commerciële ruimten voorzien. Conform het vigerend bestemmingsplan wordt hier ruimte geboden aan voorzieningen zoals winkels, lichte horeca, dienstverlening, etc. Boven deze plint met voorzieningen worden woningen gerealiseerd.

Een hogere woningdichtheid in het centrum / aan de kade is een streven

Boven de plint met voorzieningen zijn appartementen voorzien over meerdere bouwlagen. Per saldo zijn zo meer woningen te realiseren op het beschikbare oppervlak zodat wordt voldaan aan het streven naar een hogere woningdichtheid.

Ambitie centrum: fasegewijs herontwikkelen tot een zeer aantrekkelijk woon- en winkel/horecalocatie voor eigen bewoners én voor toeristen

Zowel het uitvoeringsprogramma woningbouw als het (daarop gebaseerde) bestemmingsplan Centrum Breskens beogen een sterkere wandvorming langs de Grote Kade. In de huidige situatie is met name de bebouwingshoogte te gering om de gewenste beslotenheid en pleinvorming in het centrum te bewerkstelligen. De gewenste transformatie van de bestaande kleinschalige woonbebouwing aan de Grote Kade naar een meer op centrumfuncties gerichte en robuustere bebouwing zal naar verwachting moeizaam op gang komen omdat het voor de huidige woningeigenaren economisch niet aantrekkelijk/rendabel is om hun individuele woning te herontwikkelen tot een pand met een commerciële ruimte op de begane grond met daarboven ruimte voor wonen. Herontwikkeling van Het Wapen van Breskens met commerciële ruimten en appartementen kan in het kader van dit ruimtelijke transformatieproces wellicht als katalysator fungeren vanwege de te verwachten spin-off werking die van dergelijke ontwikkelingen uitgaat. Mede vanwege de gunstige ligging op een hoekpunt binnen de te transformeren bebouwingswand maakt het voor overige partijen makkelijker om aan te sluiten op deze herontwikkeling.

Ambitie Scheldekade: herinrichten tot een kade met allure om te wonen voor eigen inwoners en voor toeristen, met uitzicht op de havens

De locatie Het Wapen van Breskens is gelegen in het hart van de zichtlijn over de Scheldekade. Hiermee vormt deze locatie de ruimtelijke beëindiging van de Scheldekade in westelijke richting. Deze beëindiging van de Scheldekade markeert tevens de entree van het centrum. De locatie van het Wapen van Breskens neemt zodoende een prominente plaats in binnen de ruimtelijke structuur van de kern. Deze prominente plaats wordt in ruimtelijke zin benadrukt door het aanbrengen van een stedenbouwkundig accent in de vorm van een stevig bouwvolume met een alzijdige uitstraling. Behalve de markering van de overgang van Scheldekade naar centrum wordt met het stevige bouwvolume tevens aangesloten op de grote bouwmassa's in de haven. Hierdoor wordt de in de huidige situatie slecht herkenbare relatie tussen haven en centrum versterkt: enerzijds wordt vanuit de haven de ligging van het centrum zichtbaar, anderzijds biedt het bouwvolume van Het Wapen van Breskens een ruimtelijk tegenwicht aan de zware bouwvolumes in de haven. Overigens worden op deze wijze conform de ambitie hoogwaardige woningen gerealiseerd met uitzicht op de haven.

afbeelding "i_NL.IMRO.1714.BPWVB-VG01_0006.jpg"

Figuur 2.6. Beeldimpressie Het Wapen van Breskens (juli 2011, Archivision naar ontwerp van RDBM Architecten&adviseurs)

Hoofdstuk 3 Beleid

3.1 Rijksbeleid

Nota Ruimte

De Nota Ruimte, vastgesteld door de Eerste en Tweede Kamer op respectievelijk 17 januari 2006 en 17 mei 2005, bevat het nationaal ruimtelijk beleid tot 2020, waarbij de periode 2020-2030 geldt als doorkijk naar de lange termijn. Hoofddoel van het nationaal ruimtelijk beleid is ruimte scheppen voor de verschillende ruimtevragende functies die in Nederland ter beschikking staan. Meer specifiek richt het kabinet zich hierbij op vier algemene doelen: versterking van de internationale concurrentiepositie van Nederland, bevordering van krachtige steden en een vitaal platteland, borging en ontwikkeling van belangrijke (inter)nationale ruimtelijke waarden en borging van de veiligheid.

Het kabinet streeft naar basiskwaliteit voor steden en dorpen en de bereikbaarheid daarvan. Voor verstedelijking, economische activiteiten en infrastructuur gaat het rijk uit van de bundelingstrategie. Dit betekent dat nieuwe bebouwing voor deze functies grotendeels geconcentreerd tot stand komt, dat wil zeggen in bestaand bebouwd gebied, aansluitend op het bestaande bebouwde gebied, of in nieuwe clusters van bebouwing daarbuiten. De ruimte die in het bestaande stedelijke gebied aanwezig is, moet door verdichting optimaal worden benut.

Rijk en andere overheden streven overal een basismilieukwaliteit na en stellen waar mogelijk hogere ambities. Vooral bij nieuw te ontwikkelen woongebieden zijn er veel mogelijkheden om dit te realiseren. In bestaande situaties wordt herstructurering tevens benut om de milieukwaliteit te verbeteren. Om de ontwikkelingsdynamiek niet te blokkeren wordt voor een aantal milieuaspecten bij herstructurering hiertoe een ander regime gehanteerd dan bij nieuwe situaties.

Onderhavig plan voor herontwikkeling van het Wapen van Breskens is geheel in de geest van de doelstellingen van de Nota Ruimte ten aanzien van zorgvuldig ruimtegebruik en milieu.

3.2 Provinciaal Beleid

Omgevingsplan Zeeland 2006-2012

Met het omgevingsplan zet de provincie in op een dynamisch én aantrekkelijk Zeeland. Hiertoe voert de provincie Zeeland een tweesporenbeleid. Dit beleid staat voor enerzijds concentratie, uitbouw en versterking van economische activiteiten in de havens en het stedennetwerk, en anderzijds voor behoud en versterking van de groenblauwe oase, waarbij in beide gebieden geïnvesteerd zal worden in zowel kwaliteit als economische en sociaal-culturele vitaliteit.

Met betrekking tot onderhavig plan zijn de volgende beleidsthema's van belang:

  1. 1. omgaan met omgevingskwaliteiten bij inpassing van nieuwe ontwikkelingen;
  2. 2. nationaal landschap;
  3. 3. wonen en de woonomgeving.

Omgaan met omgevingskwaliteiten bij inpassing van nieuwe ontwikkelingen

Faciliteren van nieuwe ontwikkelingen, en daarmee het genereren van nieuwe dynamiek, vormt één van de hoofddoelstellingen van het omgevingsplan. Nieuwe initiatieven doen zich voor in zeer verschillende vormen en maten. Daarom is niet gekozen voor een provinciaal plan dat exact aangeeft wat op welke plaats wel en niet kan, maar is gekozen voor een afwegingskader waarin de omgevingskwaliteiten expliciet worden benoemd. Op basis van die kwaliteiten wordt richting gegeven aan de inpasbaarheid van nieuwe ontwikkelingen.

Hiertoe wordt gebruik gemaakt van een tweetal gebiedsgerichte strategieën, namelijk de strategie 'beschermen' en de strategie 'ruimte voor een nadere afweging'.

Op basis van de beleidskaart 'strategieën omgaan met omgevingskwaliteit' uit het omgevingsplan (Omgevingsplan Zeeland 2006-2012, kaart 4.2, bladzijde 32) geldt voor onderhavige locatie de strategie 'ruimte voor nadere afweging'.

Bij het afwegen van de inpassing van nieuwe ontwikkelingen en initiatieven spelen de volgende aspecten een rol:

  • Allereerst moet het gaan om een gewenste ontwikkeling: het al dan niet wenselijk zijn van een ontwikkeling wordt veelal ingegeven door beleidskeuzes, die op meerdere niveaus gemaakt worden: In het bestemmingsplan 'Centrum Breskens' is de locatie reeds bestemd ten behoeve van 'Centrumdoeleinden'. Deze bestemming zal in de nieuwe situatie niet wijzigen.

Hoewel ten behoeve van onderhavig plan de bouwmassa (en daarmee samenhangend het op de plankaart aan te duiden bouwvlak) anders is gesitueerd binnen het perceel, kan op basis van de toegekende bestemming geconcludeerd worden dat zowel de Provincie Zeeland als de gemeente Sluis de locatie het meest geschikt achten voor herontwikkeling ten behoeve van centrumdoeleinden (zie hiertoe ook de doeleindenomschrijving van de vigerende bestemming in hoofdstuk 4).

  • Als tweede aspect gaat het om de locatiekeuze: de locatiekeuze is sterk van invloed op het effect dat een ontwikkeling heeft op de omgevingskwaliteit.

Onderhavig project voorziet in de herontwikkeling van een voormalig hotel binnen het centrum van Breskens. Herontwikkeling van de locatie ten behoeve van wonen in combinatie met commerciële ruimten sluit goed aan op de reeds aanwezige centrumfuncties.

  • Een derde aspect vormt de vormgeving van de beoogde ontwikkeling. Nieuwe ontwikkelingen dienen de omgevingskwaliteiten te benutten.

De wijze waarop onderhavig plan anticipeert op de aanwezige omgevingskwaliteiten wordt nader toegelicht in hoofdstuk 5.

  • Ten slotte dient een nieuwe ontwikkeling te voldoen aan alle (sectorale) wettelijke vereisten.

De wijze waarop onderhavig plan zich verhoudt tot de relevante wet- en regelgeving wordt nader toegelicht in hoofdstuk 4.

Nationaal landschap

Zeeland heeft bijzondere kwaliteiten. Hiervoor is landelijke erkenning; in de Nota Ruimte is een aantal nationale landschappen aangewezen die 'internationaal zeldzaam dan wel uniek zijn of die kenmerkend zijn voor Nederland' zie figuur 3.1. De provincie heeft de kernkwaliteiten en globale begrenzing nader uitgewerkt. In het provinciale omgevingsplan is ook specifiek beleid op het gebied van wonen en werken in het nationaal landschap opgenomen.

afbeelding "i_NL.IMRO.1714.BPWVB-VG01_0007.jpg"

Figuur 3.1. Nationale landschappen Zeeland

Onderhavig plangebied is gelegen binnen het door de provincie Zeeland als zodanig begrensde gebied van het nationale landschap van Zuidwest Zeeland (deelgebied West Zeeuws Vlaanderen). Met betrekking tot wonen binnen het nationaal landschap van Zuidwest Zeeland stelt het omgevingsplan het volgende:

'Wonen in het nationaal landschap' (blz. 93)

Uitgangspunt voor het te voeren beleid is het realiseren van de hoofddoelstelling van het concept nationale landschappen: het behouden en waar mogelijk versterken van de kernkwaliteiten van de betreffende gebieden. De uitwerking van deze beleidslijn valt uiteen in drie punten:

  1. 1. versterken kwaliteiten nationaal landschap;
  2. 2. gemeenten gaan uit van een reële woningbouwplanning
  3. 3. migratiesaldo nul tenzij…'.

Met name de twee laatste punten hebben betrekking op onderhavige ontwikkeling. Het gehele woningbouwprogramma van de gemeente Sluis, waaronder dus ook de 22 appartementen uit onderhavig plan, dienen op een planningslijst woningbouw te worden opgenomen, welke door de provincie Zeeland dient te worden geaccordeerd. Voor het opstellen van een dergelijke planningslijst woningbouw zijn door de provincie Zeeland een aantal 'spelregels' geformuleerd. Onder punt 3 van deze paragraaf wordt hier verder op ingegaan.

Met betrekking tot de beleidslijn 'migratiesaldo nul tenzij…' meldt het omgevingsplan het volgende:

'Het is belangrijk aanpak en ontwikkelingen goed te monitoren. Provincie en de betreffende gemeenten stellen gezamenlijk elke twee jaar een tussenrapportage op die ingaat op zowel de kwaliteit als de kwantiteit. Eveneens wordt in deze rapportage ingegaan op de kernbegrippen uit het Rijksbeleid voor de nationale landschappen: het migratiesaldo-nul, inclusief de argumentatie uit de Nota Ruimte die overschrijding van het migratiesaldo-nul mogelijk maakt (negatieve bevolkingsontwikkeling, bijdrage aan behoud economische vitaliteit, leefbaarheid en draagvlak voorzieningen). Op basis van deze tussenrapportage vindt tussen de gemeenten, de provincie en het Rijk een evaluatief overleg plaats.'

Begin 2009 heeft de provincie Zeeland aangegeven dat een wijziging van de planningsystematiek voor woningbouw wordt voorbereid. Het aspect migratiesaldo-nul voor de nationale landschappen binnen Zeeland maakt deel uit van deze herziening van de planningssystematiek. De uitwerking van deze nieuwe systematiek bevindt zich momenteel (2e kwartaal 2010) echter nog in een beginstadium. Een helder beleidskader met betrekking tot het aspect migratiesaldo-nul is zodoende nog niet voor handen. Wel mag verwacht worden dat onderhavige ontwikkeling passend zal zijn binnen het nog nader uit te werken beleidskader voor dit aspect.

'Versterken kwaliteiten nationaal landschap'

Doelstelling van deze beleidslijn is dat de kernkwaliteiten van het nationaal landschap worden versterkt. Op basis van kaart 4.9 'Landschappelijke kwaliteit' uit het omgevingsplan behoort het plangebied tot het stedelijk landschap', Tevens geldt ter plaatse van het plangebied de subbestemming 'bijzondere kwaliteit: nationaal landschap' (gearceerd op figuur 3.2.). Tabel 4.9 uit het omgevingsplan beschrijft per landschapstype de karakteristieken en de te hanteren strategie bij nieuwe ontwikkelingen. Voor het stedelijk landschap wordt de volgende karakteristiek beschreven: Wonen en werken, inclusief aangrenzende en qua schaal passende bedrijventerreinen.

afbeelding "i_NL.IMRO.1714.BPWVB-VG01_0008.jpg"

Figuur 3.2. Bijzondere kwaliteit: Nationaal Landschap

Wonen en de woonomgeving

Het bieden van voldoende ruimte voor wonen vormt het uitgangspunt van het provinciale woonbeleid. Bundeling, zorgvuldig ruimtegebruik en het realiseren van kwaliteit staan daarbij centraal.

Om zorgvuldig ruimtegebruik bij gemeenten af te dwingen hebben zij de taakstelling om in hun gemeentelijke woningbouwplanning 50% van de woningbouwproductie binnen de grens van het bestaand bebouwd gebied te realiseren (inbreiding).

Omdat onderhavig plangebied is gelegen binnen de bebouwde kom van Breskens wordt aan deze eis voor zorgvuldig ruimtegebruik voldaan.

Om in de Zeeuwse steden Goes, Middelburg, Terneuzen en Vlissingen voldoende draagkracht te ontwikkelen en het regionale voorzieningenniveau in stand te houden en te versterken, wordt gebruik gemaakt van het bundelingsbeleid. Dit betekent dat de woningproductie in stedelijke ontwikkelingszones gebundeld moet worden, met mogelijkheden voor woningbouw in alle overige kernen. Voor de regio Zeeuws-Vlaanderen geldt dat 50% van de woningbouwproductie binnen de kern Terneuzen, en 20% van de woningbouwproductie binnen de kernen Oostburg en Hulst dient te worden gerealiseerd. De resterende 30% van de woningbouwproductie kan verspreid over de overige Zeeuws-Vlaamse kernen plaatsvinden. De Zeeuwse gemeenten dienen elk jaar aan de hand van een planningslijst woningbouw aan de provincie aan te geven hoe hun woningbouwprogramma voor de komende tien jaar er uit ziet. De provincie analyseert aan de hand van deze gemeentelijke planningslijsten of met de planning voldaan wordt aan de bundelingsdoelstelling en de doelstelling voor zorgvuldig ruimtegebruik. Op grond van deze analyse zal de provincie aangeven of met de planningslijst van de gemeenten ingestemd kan worden. Deze instemming geeft dan duidelijkheid over de inpasbaarheid van de op de planningslijst opgenomen plannen in het provinciaal beleid voor bundeling en zorgvuldig ruimtegebruik.

Afspraken zijn gemaakt om regionaal (Zeeuws-Vlaams breed) de planningslijsten woningbouw bij te stellen en regionaal af te stemmen, dit uiterlijk vóór 1 januari 2013. Het plan Wapen van Breskens wordt daarbij meegenomen.

3.3 Gemeentelijk Beleid

Woonvisie en uitvoeringsprogramma woningbouw Breskens

Medio 2004 heeft de gemeente Sluis een Woonvisie laten opstellen voor haar gehele grondgebied.

Deze Woonvisie vormt de basis voor de uitwerking en uitvoering van concrete herstructurerings- en (nieuw)bouwplannen en geef inzicht in de samenhang van de verschillende facetten van het volkshuisvestingsbeleid. Parallel aan de woonvisie heeft de gemeente Sluis een uitvoeringsprogramma woningbouw voor de kern Breskens laten maken. Doel van het uitvoeringsprogramma is om een eenduidig programma voor 2005-2015 te ontwikkelen waarin helderheid wordt gegeven inzake de fasering en de prioriteitenstelling van integrale herstructureringslocaties, inbreidingslocaties en kernrandlocaties van de kern Breskens. Het uitvoeringsprogramma woningbouw vormt daarmee een meer op de uitvoering gerichte uitwerking van het huisvestingsbeleid zoals geformuleerd in de Woonvisie.

In de woonvisie van de gemeente Sluis zijn een 6-tal beleidsopgaven geformuleerd:

  1. 1. Inzetten op een uitbreiding van de woningvoorraad met 1.300 woningen in de periode 2005-2015.
  2. 2. Versterking vestigingsklimaat (boven)lokale vraag door sterke impuls recreatie en zorg.
  3. 3. Het relateren van de ruimtelijke ontwikkelingsrichtingen aan de kwaliteiten van de kernen.
  4. 4. Differentiatie woningbouw moet aansluiten bij lokale en bovenlokale vraag in relatie tot gewenste ruimtelijke ontwikkelingsrichtingen.
  5. 5. Het aanpassen van de bestaande woningvoorraad.
  6. 6. Duidelijker beleid ten aanzien van tweede woningen.

Specifiek voor de kern Breskens is binnen de Woonvisie een SWOT-analyse uitgevoerd. Binnen deze analyse is bekeken waar de krachten, zwakheden, kansen en bedreigingen liggen voor de volkshuisvesting binnen Breskens. Als aandachtspunten voor de woningvoorraad en de woonomgeving geldt het verhogen van de aantrekkelijkheid van de woningvoorraad door:

  • sloop/nieuwbouw van een aantal complexen;
  • upgrading van woningen en woonomgeving;
  • beheersing van fenomeen tweede woning;
  • aanvullende nieuwbouw in relatie tot aanwezige kwaliteitsvraag;
  • oppakken van een aantal inbreidingslocaties;
  • benutten van waterfront en gebied bij Grote Kade.

Daarbij zijn de volgende speerpunten voor de komende jaren geformuleerd:

  • thema van waterstad met visserijhaven en jachthaven verder uitwerken, verblijfsklimaat verder versterken;
  • realisering van projecten zoals genoemd in het uitvoeringsprogramma;
  • thema zorg in relatie tot transformatie en uitbreiding ouderenwoningen verder uitbouwen (en in relatie tot zorgkruispunt).

Het herontwikkelingsplan voor Het Wapen van Breskens voorziet in de uitwerking van een groot aantal van de aandachts- en speerpunten, namelijk:

  • sloop van een bestaand complex: de huidige (verouderde) bebouwing van het Wapen van Breskens zal worden gesloopt;
  • upgrading van de woonomgeving: sterkere wandvorming langs Grote Kade, markering knooppunt richtingen, hoogwaardige beëindiging zichtlijn over Scheldekade;
  • aanvullende nieuwbouw in relatie tot aanwezige kwaliteitsvraag: realisatie van 22 kwalitatief hoogwaardige appartementen, geschikt voor ouderen.
  • benutten waterfront en gebied bij Grote Kade: vanuit appartementen zicht op haven en Westerschelde.

Geconcludeerd mag worden dat het bouwplan voor Het Wapen van Breskens goed aansluit bij de kansen en uitgangspunten voor de volkshuisvesting binnen Breskens zoals deze zijn geformuleerd binnen de gemeentelijke woonvisie.

De wijze waarop het bouwplan voor Het Wapen van Breskens aansluit op de uitgangspunten van het uitvoeringsprogramma woningbouw is aangegeven in de stedenbouwkundige verantwoording binnen deze toelichting.

De binnen het Wapen van Breskens te realiseren 22 appartementen zijn opgenomen op de planningslijst woningbouw 2010-2016. Deze lijst heeft geen goedkeuring van de provincie Zeeland en wordt bijgesteld. Regionaal (Zeeuws-Vlaams breed) zijn zoals in paragraaf 3.2. aangegeven afspraken gemaakt om de planningslijsten woningbouw bij te stellen en regionaal af te stemmen, dit uiterlijk vóór 1 januari 2013. De plancapaciteit van het plan Wapen van Breskens wordt daarin meegenomen c.q. blijft ook in de bijgesteld planningslijst verankerd.

Bevolkingskrimp

Het voornoemde met betrekking tot de Woonvisie en het Uitvoeringsprogramma woningbouw Breskens betreft het vastgestelde gemeentelijk beleid op het gebied van volkshuisvesting. De actualiteit is echter dat de regio een bevolkingskrimp tegemoet ziet. In het kader van deze bevolkingskrimp is in het coalitieakkoord van 8 april 2010 het volgende beleidsvoornemen geformuleerd:

Demografische ontwikkelingen en kernenbeleid

De krimp van de bevolking zal de komende jaren met de verbetering van de financiële positie van de gemeente het allesoverheersende thema op vele beleidsterreinen zijn. Op gemeenteniveau zal een goede agenda moeten worden opgesteld om de problemen op een adequate wijze het hoofd te kunnen bieden. Als uitvloeisel van de Toekomstvisie dienen de kansen en bedreigingen van de krimp, zowel op lokaal als op regionaal niveau in beeld te worden gebracht. Daarbij dient er een woonspoor en een voorzieningenspoor te worden gevolgd. De uitkomsten hiervan dienen binnen een jaar in concrete beleidsplannen te worden neergelegd en aan de raad te worden aangeboden. Dit beleid kan overigens onderdeel zijn van andere beleidsplannen (bijvoorbeeld de Woonvisie).

Ondanks een forse bijstelling van de planningslijst woningbouw door de drie Zeeuws-Vlaamse gemeenten constateert Gedeputeerde Staten van Zeeland dat nog steeds sprake is van een ruime mate van 'overplanning'. Hoewel de gemeente Sluis zich terdege bewust is van deze problematiek rondom 'overplanning' acht zij de met dit plan te verwezenlijken beleidsuitgangspunten ten aanzien van de ruimtelijke- en woontechnische kwalitatieve herstructurering van de betreffende locatie van zwaarwegender aard.

Hoofdstuk 4 Sectorale Toetsen

4.1 Water

Op basis van artikel 5.1.3 Bro dient binnen een bestemmingsplan of een ruimtelijke onderbouwing een zogenaamde waterparagraaf te worden opgenomen. In deze waterparagraaf moet worden beschreven op welke wijze er binnen de planvorming rekening is gehouden met waterhuishoudkundige aspecten en hoe hierover afstemming plaats heeft gevonden met de waterbeherende instanties. Eén en ander dient volgens de richtlijnen van de Watertoets plaats te vinden. Door het waterschap Scheldestromen is hiertoe (in samenwerking met het Waterschap Zeeuwse Eilanden) de Zeeuwse handreiking Watertoets opgesteld. Deze handreiking geeft aan welke aspecten binnen de waterparagraaf beschreven moeten worden. In onderstaande tabel zijn deze aspecten nader beschreven.

Tabel Bodem- en waterhuishoudkundige kenmerken plangebied

bodemtype stad / overig
Zoetwatervoorraad Geen belvorming
Infiltratiemogelijkheden Beperkt
Relatieve hoogte 0-10% hoogst
Waterkansen bebouwd gebied Laag / normaal
Hoogte 3.00 – 4.50 m.

Bron: Geografisch loket provincie Zeeland, http://zldims.zeeland.nl/geoweb/Map.aspx

Tabel watertoets

Project: Wapen van Breskens, Grote Kade 33 Breskens: sloop bestaande hotel, nieuwbouw winkels + appartementen

thema waterdoelstelling uitwerking
Veiligheid/
Waterkering
Waarborgen veiligheidsniveau en daarvoor benodigde ruimte. Locatie is deels gelegen binnen de "beschermingszone 50 m strook" en deels binnen de beschermingszone van een primaire waterkering en een regionale waterkering met waterstaatkundige functie. Met het Waterschap Scheldestromen heeft afstemming plaatsgevonden over de mogelijkheden voor bouwen in deze keurzone. Per brief d.d. 2 juni 2009 heeft het waterschap laten weten dat met maatwerk mogelijkheden bestaan voor realisatie. Voorwaarde is dat het bouwwerk geen stabiliteitsproblemen mag veroorzaken aan de primaire en secundaire waterkering. Ook mag het leggerprofiel van de waterkering niet in het geding komen. Ten behoeve van de bouw dient op grond van de keur waterkeringen Waterschap Scheldestromen een watervergunning te worden aangevraagd. Deze brief van het waterschap is als bijlage opgenomen bij dit plan.
Wateroverlast
(vanuit oppervlaktewater)
Voldoende ruimte voor vasthouden/bergen/afvoeren van water. Vergroten van de veerkracht van het watersysteem. In de huidige situatie is het plangebied volledig verhard (dakoppervlak en terreinverharding). Het hemelwater vanuit het plangebied wordt volledig afgevoerd naar het gemeentelijk gemengd rioolstelsel aan de achterzijde richting de Emmastraat. In de nieuwe situatie zal het plangebied volledig verhard blijven en afvoeren naar het gemeentelijk gescheiden rioolstelsel in het Molenwater. Omdat geen sprake is van een netto toename aan verharding en de wijze van hemelwaterafvoer vanuit het plangebied in principe ongewijzigd blijft is het realiseren van bergingscapaciteit voor tijdelijk hemelwaterberging niet aan de orde.
Riolering/
RWZI
(incl. water op straat/
overlast)
Afkoppelen van (schone) verharde oppervlakken i.v.m. reductie hydraulische belasting RWZI en transportsysteem met beperken overstorten. Rekening houden met (eventuele benodigde filter)ruimte daarvoor. Hemelwater vanaf de dakoppervlakken en een gedeelte van de terreinverharding zal middels een hemelwaterafvoer gescheiden van het vuilwater worden aangeboden op het nieuwe hemelwaterriool aan het Molenwater.
Water-voorziening/-aanvoer Het voorzien van de bestaande functie van (grond- en/of oppervlakte-)water van de juiste kwaliteit en de juiste hoeveelheid op het juiste moment. Het tegengaan van nadelige effecten van veranderingen in ruimtegebruik op de behoefte aan water. De watervoorziening is niet in het geding.
Volksgezondheid
(water gerelateerd)
Minimaliseren risico water-gerelateerde ziekten en plagen.
Voorkomen van verdrinkingsgevaar/-risico's via o.a. de daarvoor benodigde ruimte.
Geen veranderingen in de waterhuishouding. Verdrinkingsgevaar is niet aan de orde vanwege het ontbreken van oppervlaktewater in de directe omgeving.
Bodemdaling Voorkómen van maatregelen die (extra) maaiveldsdalingen met name in zettingsgevoelige gebieden kunnen veroorzaken. Het peil wordt niet aangepast. Het terrein is weinig zettingsgevoelig. Bodemdaling zal niet optreden.
Grondwateroverlast Tegengaan/Verhelpen van grondwateroverlast. Bouwpeil ten minste 70 cm boven grondwaterpeil.
Oppervlaktewaterkwaliteit Behoud/realisatie van goede oppervlaktewaterkwaliteit voor mens en natuur. Het hemelwater wordt (gescheiden) aangeboden op het bestaande hemelwaterriool. Via het hemelwaterriool wordt het schone hemelwater afgevoerd naar het oppervlaktewater.
Grondwaterkwaliteit Behoud/realisatie van een goede grondwaterkwaliteit voor mens en natuur. Er wordt niet gebouwd in een natuurgebied, (specifiek) infiltratiegebied of gebied voor drinkwatervoorziening.
Verdroging Bescherming karakteristieke grondwaterafhankelijke ecologische waarden; m.n. van belang in/rond natuurgebieden (voor hydrologische beïnvloedings-zone zie prov. OmgevingsPlan) Verdroging is niet aan de orde.
Natte natuur Ontwikkeling/bescherming van een rijke gevarieerde en natuurlijk karakteristieke aquatische natuur. Het plangebied grenst niet aan natte natuurgebieden. Er zijn daarom geen bijzondere maatregelen te treffen.
Onderhoud(s mogelijkheden) waterlopen Oppervlaktewater dient adequaat onderhouden te kunnen worden. In de directe omgeving van het plangebied komt geen oppervlaktewater voor. Onderhoudsmogelijkheden zijn zodoende niet aan de orde.
Waterschaps
wegen
M.b.t. de aanwezigheid van waterschapswegen binnen/nabij het plangebied. Geen waterschapswegen (binnen bebouwde kom)

4.2 Archeologie

Stichting Cultureel Erfgoed Zeeland (SCEZ) treed op als adviseur van de gemeente Sluis inzake archeologische aspecten. In het kader van de voorgenomen herontwikkeling van de locatie Grote Kade 33 te Breskens is het SCEZ gevraagd op welke wijze eventueel aanwezige archeologische waarden binnen de planvorming meegewogen moeten worden. Onderstaand is het advies van het SCEZ aan de gemeente Sluis weergegeven:

Noch in het Zeeuws Archeologisch Archief (ZAA) noch in het geautomatiseerde archeologisch informatiesysteem in Amersfoort (Archis) is er archeologische informatie over het plangebied Breskens-Grote Kade 33. Er bevinden zich geen archeologische monumenten in of bij het plangebied en er staan in Archis geen vondstmeldingen en Archiswaarnemingsnummers (zie bijgevoegd kaartje). De Indicatieve Kaart Archeologische Waarden (IKAW) laat voor het plangebied een lage trefkans zien op de aanwezigheid van archeologische waarden.

afbeelding "i_NL.IMRO.1714.BPWVB-VG01_0009.jpg"

Figuur 4.1. Archeologische waarden

Het is niet uit te sluiten dat binnen het plangebied, ondanks de vrijstelling voor archeologisch onderzoek op basis van het huidig provinciaal archeologiebeleid, toch relevante archeologische sporen en vondsten in de bodem verborgen zijn en dat deze in de uitvoeringsfase van de graafwerkzaamheden aan het licht komen. Voor dergelijke vondsten bestaat een wettelijke meldingsplicht op grond van artikel 53 van de Monumentenwet. Om er voor te zorgen dat aan deze wettelijke plicht wordt voldaan bij het eventueel aantreffen van sporen en/of vondsten tijdens de uitvoering van de werkzaamheden, verzoekt het SCEZ de navolgende tekst in de vergunning op te nemen:

Ondanks de vrijstelling voor archeologisch onderzoek is niettemin de kans aanwezig dat archeologische sporen en vondsten in de bodem aanwezig zijn en dat deze in de uitvoeringsfase van de graafwerkzaamheden aan het licht komen. Voor dergelijke vondsten bestaat een wettelijke meldingsplicht ex. artikel 53 van de Monumentenwet. Bij graafwerkzaamheden dient men dan ook attent te zijn op eventuele vondsten. Opdrachtgever verplicht de aannemers om attent te zijn op eventuele vondsten en/of sporen tijdens de werkzaamheden en verplicht hen archeologische vondsten onverwijld te melden bij de Stichting Cultureel Erfgoed Zeeland (SCEZ) te Middelburg.

Conclusie

Verdere onderzoeksinspanningen naar eventueel archeologische waarden worden op basis van het huidig provinciaal archeologiebeleid niet nodig geacht.

4.3 Ecologie

In deze paragraaf worden de gevolgen van het bouwplan op eventueel aanwezige natuurwaarden beschreven.

Bij ruimtelijke ingrepen moet worden nagegaan of deze mogelijkerwijs nadelige effecten hebben op de aanwezige natuurwaarden. Hiertoe is een eerste inschatting gemaakt van de mogelijke effecten van het bouwplan op de ecologische waarden op en rondom de betreffende locatie. Tevens is bekeken of het plan passend is binnen de wet- en regelgeving met betrekking tot natuurwaarden, of in dit kader vergunningen of ontheffingen moeten worden aangevraagd, en of eventueel aanvullend ecologisch onderzoek nodig wordt geacht.

Deze inschatting is gebaseerd op een bureaustudie waarbij op basis van diverse bronnen is geïnventariseerd welke natuurwaarden in de omgeving van de locatie kunnen worden verwacht of zijn waargenomen. Tevens is bekeken welke wet- en regelgeving met betrekking tot natuurwaarden voor het onderzoeksgebied van toepassing is.

Gebiedsbescherming

Nederland kreeg in 1967 voor het eerst een Natuurbeschermingswet. Deze wet maakte het mogelijk om natuurgebieden en soorten te beschermen. Op den duur voldeed de wet niet meer aan de eisen die internationale verdragen en Europese verordeningen stellen aan natuurbescherming. Daarom is in 1998 een nieuwe Natuurbeschermingswet gemaakt die alleen gericht is op gebiedsbescherming (de bescherming van soorten is geregeld in de Flora- en faunawet). De Natuurbeschermingswet 1998 is op 1 oktober 2005 gewijzigd. Sindsdien zijn de bepalingen vanuit de Europese Vogelrichtlijn en Habitatrichtlijn in de Natuurbeschermingswet verwerkt.

De volgende gebieden worden aangewezen en beschermd op grond van de Natuurbeschermingswet:

  • Natura 2000-gebieden (Vogelrichtlijn- en Habitatrichtlijngebieden)
  • Wetlands.

Voor activiteiten of projecten die schadelijk zijn voor de beschermde natuur geldt een vergunningplicht.

Natura 2000-gebieden (Vogelrichtlijn- en Habitatrichtlijngebieden)

Natura 2000 is een netwerk van Europese natuurgebieden. Het vormt de basis van het Europese natuurbeleid. Natura 2000 is gericht op de instandhouding en ontwikkeling van soorten en ecosystemen die voor Europa belangrijk zijn.

De locatie Grote Kade 33 valt niet binnen een gebied dat is aangemerkt als (toekomstig) Natura 2000-gebied. De Westerschelde (exclusief de haven van Breskens) is overigens wel aangemerkt als Natura 2000-gebied (bron website Natura 2000: http://www.synbiosys.alterra.nl/natura2000).

Wetlands

Onder wetlands worden waterrijke gebieden verstaan, bijvoorbeeld moerassen of veengebieden. Deze natuurgebieden hebben belangrijke functies, onder andere voor trekvogels, vissen en andere waterdieren. Wetlands en de planten- en diersoorten die erin leven, worden beschermd door het Ramsar Verdrag uit 1971.

De onderzoekslocatie wordt niet beschouwd als zijnde een wetland. Grote delen van de Westerschelde (uitgezonderd de diepere geulen) zijn overigens wel aangemerkt als wetlands (bron: website provincie Zeeland op www.zldims.zeeland.nl/geoweb)

Op basis van de Natuurbeschermingswet bestaan er voor de uitvoering van het bouwplan op deze locatie geen belemmeringen. Zodoende is de voorgenomen herontwikkeling van de locatie Grote Kade 33 te Breskens in het kader van de Natuurbeschermingswet niet vergunningplichtig.

Soortenbescherming

Het beschermen, ontwikkelen en beheren van natuurgebieden is niet altijd genoeg om de verscheidenheid aan planten- en dierensoorten in stand te houden. Bovendien komen veel soorten ook buiten natuurgebieden voor. Daarom is er soortenbescherming. Soortenbescherming is in Nederland geregeld middels de Flora- en Faunawet.

Beschermde soorten

Onder de Flora- en faunawet zijn als beschermde soort aangewezen:

  • een aantal inheemse plantensoorten;
  • alle van nature in Nederland voorkomende zoogdierensoorten (behalve de zwarte rat, de bruine rat en de huismuis);
  • alle van nature op het grondgebied van de Europese Unie voorkomende vogelsoorten;
  • alle van nature in Nederland voorkomende amfibieën- en reptielensoorten;
  • alle van nature in Nederland voorkomende vissoorten (met uitzondering van soorten in Visserijwet 1963);
  • een aantal overige inheemse diersoorten;
  • een aantal uitheemse dier- en plantensoorten.

De wet regelt onder meer beheer, schadebestrijding, jacht, handel, bezit en andere menselijke activiteiten die een schadelijk effect kunnen hebben op beschermde soorten.

Doelstelling wet

De doelstelling van de wet is de bescherming en het behoud van in het wild levende planten- en diersoorten. Het uitgangspunt van de wet is 'Nee, tenzij'. Dit betekent dat activiteiten met een schadelijk effect op beschermde soorten in principe verboden zijn. Van het verbod op schadelijke handelingen ('nee') kan onder voorwaarden ('tenzij') worden afgeweken. Daarnaast stelt de wet dat ook dieren die geen direct nut opleveren voor de mens van onvervangbare waarde zijn (erkenning van de intrinsieke waarde).

Zorgplicht

In de Flora- en faunawet is een zorgplicht opgenomen. Deze zorgplicht houdt in dat menselijk handelen geen nadelige gevolgen voor flora en fauna mag hebben. De zorgplicht geldt voor alle planten en dieren, beschermd of niet. In het geval van beschermde planten of dieren geldt de zorgplicht ook als er een ontheffing of vrijstelling is verleend. De zorgplicht voor dieren betekent niet dat er geen dieren mogen worden gedood, maar wel dat dit, indien noodzakelijk, met zo min mogelijk lijden gepaard gaat.

Verbodsbepalingen

De Flora- en faunawet bevat een aantal verbodsbepalingen om ervoor te zorgen dat in het wild levende soorten zoveel mogelijk met rust worden gelaten. Deze verbodsbepalingen houden onder andere in dat (beschermde) planten niet geplukt mogen worden. Dieren (beschermd of niet) mogen niet gedood, verwond of gevangen worden. Ook de plaatsen waar dieren verblijven zijn beschermd. Het uitzetten van dieren of planten in de vrije natuur is niet toegestaan, net zomin als het kopen of verkopen van (beschermde) planten of dieren, of producten die van (beschermde) planten of dieren zijn gemaakt.

Ruimtelijke ingrepen

Als bij ruimtelijke ingrepen een schadelijk effect optreedt voor beschermde soorten is een ontheffing of vrijstelling nodig van artikel 75 van de Flora- en faunawet. De minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit ( LNV) kan deze ontheffing verlenen.

Bij het verlenen van een ontheffing geldt voor bepaalde soorten een uitgebreide toets en voor andere soorten een lichte toets.

Uitgebreide toets

De uitgebreide toets geldt voor soorten die in Bijlage IV van de Habitatrichtlijn staan, voor beschermde vogelsoorten en voor soorten die staan vermeld in Bijlage 1 van het Besluit vrijstelling beschermde dier- en plantensoorten (tabel 3 van het overzicht van soorten).

Lichte toets

De lichte toets geldt voor de beschermde soorten die staan vermeld in Bijlage 1 van het Besluit vrijstelling beschermde dier- en plantensoorten (tabel 1 en 2 van het overzicht van soorten). Bij de lichte toets wordt nagegaan of de activiteit niet leidt tot aantasting van de instandhouding van de soort.

Vrijstelling

Sommige activiteiten kunnen zonder ontheffing worden uitgevoerd. Dit mag zelfs als er schadelijke effecten optreden voor beschermde dier- en plantensoorten. Voor de volgende activiteiten geldt een vrijstelling van de verbodsbepalingen in de Flora- en faunawet:

  • regulier beheer en onderhoud (bijvoorbeeld beheer van infrastructuur, natuurbeheer, landbouw, bosbouw);
  • regulier gebruik (bijvoorbeeld defensie, recreatie);
  • ruimtelijke ontwikkeling en inrichting (bijvoorbeeld woningbouw, aanleg van infrastructuur, natuurontwikkeling).

Deze vrijstelling geldt zonder verdere voorwaarden voor activiteiten die een bedreiging zijn voor de soorten uit tabel 1 uit Bijlage 1 van het Besluit vrijstelling beschermde dier- en plantensoorten.

Activiteiten die schade kunnen berokkenen aan beschermde soorten uit tabel 2 en 3 uit deze bijlage, moeten worden uitgevoerd op basis van een gedragscode. In zo'n gedragscode staat hoe door zorgvuldig handelen, schade aan planten- en diersoorten zo veel mogelijk kan worden voorkomen. De minister van LNV moet de gedragscode hebben goedgekeurd.

De voorgenomen bouw van appartementen in combinatie met commerciële ruimten valt onder de vrijstelling voor ruimtelijke ontwikkeling en inrichting. Middels een bureaustudie is bekeken of er soorten voorkomen of gebruik maken van het plangebied welke behoren tot de soorten zoals genoemd in tabel 1, 2 en 3 bij het Besluit vrijstelling.

Bureauonderzoek - waarnemingen

Aan de hand van het Natuurloket is bekeken of er in de directe omgeving van de onderzoekslocatie gegevens bekend zijn over waarnemingen van bepaalde soorten flora en fauna.

Natuurloket

Het Natuurloket is een onafhankelijke informatiemakelaar, die gegevens over beschermde soorten toegankelijk maakt. Deze gegevens zijn afkomstig uit de databanken van talloze organisaties, verenigd in de Stichting VeldOnderzoek Flora en Fauna (VOFF). Het Natuurloket bezit zelf geen gegevens.

Het Natuurloket is een initiatief van het Ministerie van LNV en de organisaties binnen de VOFF.

Via de website van het Natuurloket (www.natuurloket.nl) zijn gegevens opgevraagd voor het betreffende onderzoeksgebied. De locatie is gelegen precies op de kruising van 4 kilometerhokken. Derhalve is voor alle vier de kilometerhokken bekeken of hierbinnen waarnemingen bekend zijn van soorten die bescherming genieten op basis van de Flora- en Faunawet.

Volgens de gegevens van het Natuurloket zijn binnen de kilometerhokken waarbinnen het onderzoeksgebied is gelegen diverse waarnemingen gedaan. Het betreft de volgende waarnemingen:

  • In totaal 2 x vaatplanten in de categorie FF1: de waargenomen soorten worden beschouwd als algemene soort waarvoor op basis van de Flora- en Faunawet een vrijstelling bestaat bij ruimtelijke ontwikkelingen.
  • 1 x amfibieën in de categorie FF1: de waargenomen dieren worden beschouwd als algemene soort waarvoor op basis van de Flora- en Faunawet een vrijstelling bestaat bij ruimtelijke ontwikkelingen.
  • In totaal 8 x vaatplanten in de categorie FF23: de waargenomen soorten behoren tot een soort welke is opgenomen in tabel 2 of 3 uit bijlage 1 bij het Besluit vrijstelling. Activiteiten die schade kunnen berokkenen aan beschermde soorten uit tabel 2 en 3 uit deze bijlage, moeten worden uitgevoerd op basis van een gedragscode. Opvallend is echter dat de waargenomen soorten alleen voorkomen in de kilometerhokken die ook deels buitendijks terrein beslaan. Het kilometerhok X:027 / Y:379 dat vrijwel geheel uit stedelijke bebouwing bestaat, en daarmee ook het meest representatief is voor onderhavig plangebied, laat geen enkele waarneming zien. Het is dan ook aannemelijk dat de waargenomen soorten van de lijst 2 en 3 van de Flora- en Faunawet buitendijks zijn aangetroffen, namelijk binnen de terreinen die zijn aangemerkt als Wetlands en Natura2000-gebied. Omdat het plangebied zelf ook reeds in de huidige situatie volledig verhard is, is het niet waarschijnlijk dat beschermde vaatplantsoorten hier zullen worden aangetroffen of voor hun voortbestaan afhankelijk zijn van deze locatie. Nader onderzoek naar het eventueel voorkomen van beschermde vaatplantsoorten wordt hier dan ook niet nodig geacht.
  • Binnen het kilometerhok X:028 / Y:379 is 1x een amfibieënsoort waargenomen in de categorie FF23. Het voorkomen van amfibieën is echter sterk gerelateerd aan de aanwezigheid van oppervlaktewater. Omdat binnen het onderzoeksgebied zelf geen oppervlaktewater aanwezig is mag worden aangenomen dat de betreffende waarneming is gedaan elders in het kilometerhok waar wel oppervlaktewater aanwezig is. Binnen het betreffende kilometerhok is ook de Goiepoldersedijk gelegen, welke (samen met de naastgelegen sloten) is aangemerkt als deel van de ecologische hoofdstructuur. Verwacht mag worden dat de beschermde amfibiesoort in de directe nabijheid van de Goiepoldersedijk of ander oppervlaktewater is waargenomen. Zodoende vormt de voorgenomen ontwikkeling geen bedreiging voor het voortbestaan van de waargenomen soort amfibie.
  • Voorts zijn er ook nog soorten waargenomen in de categorie RL: RL staat voor Rode Lijst. Rode lijsten zijn lijsten waarop per land de in hun voortbestaan bedreigde dier- en plantensoorten staan. Op de rode lijsten staan, naast de bedreigde soorten, beschermingsmaatregelen om deze soorten weer in aantal te laten toenemen. Doordat overheden en terreinbeherende organisaties bij hun beleid en beheer rekening houden met de rode lijsten, wordt gehoopt dat van de nu bedreigde organismen er over tien jaar een aantal niet meer bedreigd zal zijn en dus van de Rode Lijst afgevoerd kan worden. De bedreigde dier- en plantensoorten op de rode lijsten zijn niet wettelijk beschermd, tenzij op basis van de Nederlandse Flora- en faunawet.

Vleermuizen

Alle in Nederland voorkomende inheemse vleermuissoorten zijn aangemerkt als beschermde diersoorten. Het is niet toegestaan om de directe leefomgeving van beschermde soorten, waaronder nesten en holen, te beschadigen, te vernielen of te verstoren. In het geval van vleermuizen gaat het hier niet alleen om verblijfplaatsen, maar ook vliegroutes en jachtgebieden.

Om inzicht te verkrijgen in hoeverre vleermuizen gebruik maken van onderhavig plangebied is een inschattend vooronderzoek uitgevoerd. Hierbij is gebruik gemaakt van de 'checklist inschatting vooronderzoek' van de Vleermuiswerkgroep Nederland (VLEN) in combinatie met een veldverkenning.

Allereerst is nagegaan welke soorten redelijkerwijs binnen het plangebied en omgeving zijn te verwachten.

Hiertoe zijn de verspreidingskaarten uit de publicatie 'Soorten van de Habitatrichtlijn' geraadpleegd (Europese Natuur in Nederland – Soorten van de Habitatrichtlijn – Tweede sterk herziene en uitgebreide druk, ISBN: 9789050112789, KNVV Uitgeverij, Zeist 2008).

Op basis van de verspreidingskaarten kunnen de volgende vleermuissoorten eventueel in de omgeving van Breskens worden aangetroffen:

  • Gewone dwergvleermuis (Pipistrellus pipistrellus);
  • Watervleermuis (Myotis daubentonii);
  • Ruige dwergvleermuis (Pipistrellus nathusii);
  • Meervleermuis (Myotis dasycneme);
  • Gewone grootoorvleermuis (Plecotus aurtitus);
  • Laatvlieger (Eptesicus serotinus).

Vervolgens is bekeken is welke functies voor deze vleermuissoorten mogelijk binnen het plangebied voorkomen (checklist VLEN):

  • Dikke bomen: binnen het plangebied zijn geen dikke bomen aanwezig. Hiermee kan het belang van de locatie voor boombewonende soorten worden uitgesloten (watervleermuis).
  • Opgaande gewassen: in de huidige situatie is het plangebied vrijwel volledig verhard (met uitzondering van een coniferenhaag op de perceelsgrens aan het Molenwater). Het terrein vormt zodoende geen geschikt foerageergebied voor vleermuizen.
  • Open water: binnen het plangebied is geen open water aanwezig. De locatie heeft zodoende geen essentiële functie ten behoeve van drinkwater voor vleermuizen.
  • Open gebied: niet van toepassing in verband met ligging binnen de bebouwde kom (centrum) van Breskens.
  • Gebouwen: binnen het plangebied is de huidige bebouwing van hotel-restaurant Het Wapen van Breskens aanwezig. Middels een veldverkenning op 2 maart 2010 is een inschatting gemaakt in hoeverre deze bebouwing mogelijk een functie vervult voor vleermuizen:
    1. 1. Mogelijk winter-, kraam-, zomer- en paarverblijfplaats voor vleermuizen?: bekeken is of het gebouw toegankelijk is voor vleermuizen. In de gevels en onder de dakranden zijn geen invliegopeningen aanwezig. Het gebouw is goed geïsoleerd en alle vensters zijn voorzien van kunststof kozijnen met dubbel glas. Eventuele verblijfplaatsen in de spouwmuren worden daarom niet verwacht. De dakpannen op het gebouw liggen allemaal nog strak in het gelid en bieden evenmin geschikte invliegopeningen. Verblijfplaatsen onder de dakpannen worden daarom evenmin verwacht.
    2. 2. Sporen?: zowel aan de buitengevels als binnen het gebouw is gezocht naar sporen welke duiden op de aanwezigheid van vleermuizen. Hiertoe is gecontroleerd op eventuele poepsporen, keutels en vraatsporen. Hierbij zijn de kelder en de zolder van het gebouw extra aandachtig geïnspecteerd. Tijdens de inspectie zijn geen sporen aangetroffen. Naar verwachting vervult de bestaande bebouwing dan ook geen functie voor vleermuizen.
        • Grotten, groeves, kelders en andere objecten: op het achterterrein is in de huidige situatie een oude garage/berging aanwezig. Bekeken is of dit bouwwerk mogelijk een functie vervult ten behoeve van vleermuizen. De wanden van de garage/berging bestaan uit enkelsteens muren. Er zijn zodoende geen spouwmuren aanwezig welke een verblijfplaats zouden kunnen bieden aan vleermuizen. Het dak bestaat uit een pannendak met een spaanplaat aftimmering op de dakbalkconstructie. Vanwege het ontbreken van diverse rijen dakpannen heeft de regen vrij spel gehad op de spaanplaten, waardoor deze op diverse plaatsen volledig zijn doorgerot. Door de diverse gaten in de dakconstructie (ontbrekende pannen, gaten in spaanplaat betimmering) worden onder de resterende dakpannen geen verblijfplaatsen van vleermuizen verwacht. Vleermuizen zijn namelijk gevoelig voor tocht en zoeken daarom meestal tochtvrije ruimten uit als verblijfsplaats. De garage/berging is tevens onderzocht op sporen die duiden op de aanwezigheid van vleermuizen. Dergelijke sporen zijn niet aangetroffen.

Op basis van verspreidingsgegevens mag in de omgeving van Breskens het voorkomen van diverse vleermuissoorten worden verwacht. Vanwege het ontbreken van daartoe geschikte structuren vormt het plangebied echter geen geschikt foerageergebied of onderdeel van een vliegroute voor vleermuizen. De bestaande bebouwing wordt eveneens als minder geschikt geacht voor verblijfplaatsen van vleermuizen. Tijdens een veldverkenning zijn evenmin sporen van vleermuizen aangetroffen. Nader onderzoek naar vleermuizen en aanvraag van een ontheffing van de Flora- en Faunawet wordt daarom niet nodig geacht.

Conclusie

Vanuit planologische gebiedsbescherming, primair gericht op natuurwaarden, bestaan er geen belemmeringen voor het realiseren van de voorgenomen bebouwing op het perceel aan de Grote Kade 33 te Breskens.

Omdat aangenomen mag worden dat er binnen het onderzoeksgebied geen streng beschermde soorten voorkomen of in hun voortbestaan afhankelijk zijn van deze locatie, wordt aanvullend ecologisch onderzoek niet nodig geacht.

Hoewel dit op basis van de huidige terreininrichting (volledig verhard) niet wordt verwacht kunnen binnen het plangebied vogels tot broeden komen. Broedende vogels mogen nimmer worden verstoord. Om verstoring van broedende vogels door bouwwerkzaamheden te voorkomen dienen deze werkzaamheden buiten het broedseizoen aan te vangen. Indien de werkzaamheden doorlopen tot in het broedseizoen dienen deze onafgebroken te worden uitgevoerd. Het broedseizoen duurt van ongeveer van 15 maart tot 15 juli, maar kan strikt genomen verschillen per vogelsoort.

Aangenomen wordt dat het plangebied geen functie vervult ten behoeve van vleermuizen. Mochten bij de sloop van de opstallen desalniettemin vleermuizen worden aangetroffen dan dient het werk direct te worden stilgelegd en contact te worden opgenomen met een vleermuisdeskundige. Een lijst met personen die kunnen worden geraadpleegd is te vinden op www.vleermuis.net.

Om het risico te verkleinen dat er vleermuizen tijdens de sloopwerkzaamheden worden aangetroffen is het aan te bevelen om de omstandigheden voor vleermuizen in het gebouw te verslechteren. Hiertoe kunnen tijdens de voorsloop enkele deuren en ramen worden verwijderd en gaten in de spouwmuur worden gemaakt zodat er tocht in de spouw ontstaat. Vleermuizen schuwen deze omstandigheden en zullen zodoende een ander onderkomen zoeken.

Omdat op de onderzoekslocatie geen strikt beschermde soorten zijn aangetroffen is aanvraag van een ontheffing van de Flora- en faunawet voor uitvoering van de voorgenomen werkzaamheden niet nodig.

4.4 Bodemkwaliteit

Medio mei 2006 is door SMA Zeeland B.V. een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd ter plaatse van locatie Grote Kade 33 te Breskens. De resultaten van dit onderzoek zijn vastgelegd in een rapportage (Eindrapport verkennend bodemonderzoek Grote Kade 33 te Breskens, SMA Zeeland B.V., projectnummer 2360074, 18 mei 2006). Onderstaand is de conclusie van dit onderzoek weergegeven. De volledige rapportage is opgenomen als bijlage bij de toelichting.

Voor het onderzoek is uitgegaan van de hypothese “verdacht”. Deze hypothese dient vanwege de onderzoeksresultaten formeel aangenomen te worden.

In de bovengrond met puinsporen worden licht verhoogde gehalten aan PAK (som 10) en minerale olie aangetroffen.

In de ondergrond (puinsporen/ matig puinhoudend) worden licht verhoogde gehalten aan lood, zink, PAK (som 10) en minerale olie aangetroffen. In de zintuiglijk schone grond worden geen verontreinigingen aangetroffen met de geanalyseerde parameters.

In het onderzochte verhardingsmateriaal worden geen ten opzichte van de grenswaarde verhoogde gehalten aangetroffen. Dit geeft een indicatie dat het verhardingsmateriaal voor hergebruik geschikt is.

In het grondwater worden licht verhoogde gehalten aan arseen en nikkel aangetroffen.

De aangetroffen gehalten aan PAK (som 10) en minerale olie in de bovengrond, aan lood, zink, PAK (som 10) en minerale olie in de ondergrond en aan arseen en nikkel in het grondwater zijn dusdanig gering dat zij geen risico opleveren voor de volksgezondheid en/of het milieu. Verdere onderzoeksinspanningen zijn dan ook niet noodzakelijk en er gelden geen gebruiksbeperkingen voor de locatie.

Wel dient er rekening mee gehouden te worden dat grond niet zonder meer (tijdelijk) mag worden verplaatst en/of gesaneerd van de onderzoekslocatie. De eventuele mogelijkheden dienen in overleg met het bevoegd gezag bepaald te worden.

Conclusie

De gemeente Sluis onderschrijft deze conclusie zodat er vanuit het aspect bodemkwaliteit geen belemmeringen bestaan ten aanzien van de voorgenomen bouw. Eventuele grondverplaatsing binnen of naar buiten het plangebied dient in overleg met de gemeente te worden afgestemd.

4.5 Verkeer En Parkeren

4.5.1 Verkeer

In het kader van 'een goede ruimtelijke ordening' dient voor voorliggende plan het Wapen van Breskens aannemelijk gemaakt te worden dat de verkeersafwikkeling en verkeersveiligheid na realisatie van de nieuwe ontwikkeling voldoende is gewaarborgd. Als referentiekader dienen hiervoor de richtlijnen voor een Duurzaam Veilige weginrichting. Duurzaam Veilig streeft een overeenstemming tussen vorm, functie en gebruik na. Maatgevend jaar voor de toekomstige situatie is het jaar 10 jaar na de vaststelling: in dit geval is dat het jaar 2022. Het onderzoek is gericht op De Grote Kade. Dit is de hiervoor meest relevante weg: deze weg heeft de hoogste intensiteit ten opzichte van de omliggende wegen en is dé weg voor de bereikbaarheid van het Wapen van Breskens.

Functie en vorm

De functie van de Grote Kade is een erftoegangsweg binnen de bebouwde kom (verblijfsgebied). Een erftoegangsweg is een weg van de laagste categorie en heeft primair als functie om verkeer vanaf aangrenzende straten en percelen te ontsluiten.

Een erftoegangsweg is bestemd voor alle bestuurders en kent een snelheidsregime van 30 km/uur. Fietsers en gemotoriseerd verkeer worden op een erftoegangsweg gemengd afgewikkeld. De functie van een erftoegansweg wordt geaccentueerd door de weg uit te voeren met een elementen verharding zoals klinkers. De inrichting en vormgeving van de Grote Kade is in overeenstemming met de functie die de weg kent.

Gebruik

Uitgangspunten Duurzaam Veilig

Als richtlijn wordt binnen de verkeerskundige vakwereld aangehouden dat een erftoegangsweg geen hogere verkeersintensiteit kent dan maximaal circa 6.000 mvt/etmaal (afhankelijk van de locale situatie). Overstijgt de verkeersintensiteit deze waarden, dan is het wenselijk aan de weg een gebiedsontsluitende functie toe te kennen. Hier hoort een weginrichting bij waarbij het verkeer in snelheid en richting van elkaar wordt gescheiden om de doorstroming en verkeersveiligheid te kunnen waarborgen. Overigens is in specifieke gevallen een hogere verkeersintensiteit aanvaardbaar.

Uitgangspunten huidige en autonome verkeersintensiteit ('worstcase')

Van de Grote Kade zijn geen verkeersgegevens bekend. De weg waarvan wel gegevens bekend zijn en die zich het dichtst bij de Grote Kade bevindt is de Duivelshoeksweg (wegvak tussen de N675 en Deltahoek). Dit wegvak ligt in het verlengde van de Grote Kade en betreft één van de invalswegen van Breskens. De verkeersintensiteit op dit wegvak van de Duivelshoekweg bedroeg in 2010 volgens de verkeersstromenkaart van de provincie Zeeland 4.100 mvt/werkdagetmaal. Voor dit verkeeronderzoek is deze verkeersintensiteit als uitgangspunt gehanteerd. Hiermee is sprake van een 'worstcase'-scenario. De verkeersintensiteit op de Grote Kade zal in werkelijkheid immers veel lager zijn dan dat op de Duivelshoekweg. Tussen de Deltahoek en het Molenwater sluiten namelijk verschillende wegen aan, zoals Papendrecht en de ontsluitingswegen van het bedrijventerrein Deltahoek. Het verkeer op deze zijwegen zal voor een belangrijk deel van en naar de N675 rijden zonder dat zij de Grote Kade gebruiken.

Op basis deze 4.100 mvt/werkdagetmaal is de autonome verkeersintensiteit voor 2022 berekend en als uitgangspunt gehanteerd: deze bedraagt circa 4.730 mvt/werkdagetmaal. Deze autonome verkeersintensiteit is bepaald door rekening te houden met een autonome groei van 1,2% per jaar. Deze groei wordt door de gemeente in de regel gebruikt en sluit aan bij de landelijke gemiddelden.

Verkeersgeneratie

Ten opzichte van de situatie in 2010 zal door de beoogde ontwikkelingen extra verkeer op de wegen rondom het plangebied worden gegenereerd. Het gegenereerde verkeer is bepaald uitgaande van kengetallen uit de CROW publicaties 256 en 272 en het beoogde programma. Dit programma omvat de bouw van 22 appartementen en het realiseren van 700 m² bruto vloer oppervlakte (bvo) voor commerciële voorzieningen.

CROW publicatie 256 (Verkeersgeneratie woon- en werkgebieden; vuistregels en kengetallen gemotoriseerd verkeer; okt 2007; Ede) geeft aan dat voor woningen in een “centrum dorpse” woonmilieutype 7 mvt/werkdagetmaal/woning gebruikt mag worden als verkeersgeneratie. Het woonmilieutype is gebaseerd op de ligging van het plangebied en gegevens van het Centraal Bureau van de Statistiek (CBS). De verkeersgeneratie voor de beoogde appartementen bedraagt hiermee 154 mvt/werkdagetmaal.

De beoogde commerciële voorziening ligt in het schil van het centrum en wordt gezien als een (klein) wijkcentrum. Het verkeersgeneratie kengetal bedraagt volgens CROW publicatie 272 (verkeersgeneratie voorzieningen – kengetallen gemotoriseerd verkeer; december 2008; Ede) voor een gemiddelde werkdagetmaal 59,8 mvt/per 100 m² bvo. De verkeersgeneratie van de commerciële voorzienig bedraagt daarmee 419 mvt/werkdagetmaal.

Het gegenereerde verkeer zal zich in verschillende richtingen afwikkelen. Het is niet duidelijk welke richting welk aandeel voor zijn rekening neemt. Er is voor gekozen uit te gaan van een maximale toename op de Grote Kade zonder rekening te houden met een verdeling. Hiermee is wederom sprake van een “worst case”-scenario.

Toekomstige verkeersintensiteit

De maximale verkeersintensiteit op de Grote Kade volgens zal in dit “worstcase”-scenario inclusief ontwikkeling in 2022 niet meer bedragen dan circa 5.300 mvt/werkdagetmaal (4.730 + 154 + 419). Met deze verkeersintensiteit wordt voldaan aan de uitgangspunten die vanuit Duurzaam Veilig worden gehanteerd (maximaal van 6.000 mvt/etmaal).

Verkeersafwikkeling en Verkeersveiligheid

De vormgeving en het gebruik van de Grote Kade zijn in overeenstemming met de functie van de weg. Voldaan wordt aan de principes van Duurzaam Veilig. Ook na het realiseren van de beoogde ontwikkelingen kan het verkeer rondom het plangebied verkeersveilig en goed worden afgewikkeld.

Geconcludeerd kan dan ook worden dat wordt voldaan aan 'een goede ruimtelijke ordening'. Het aspect Verkeer staat daarmee de ontwikkeling niet in de weg.

4.5.2 Parkeren

Algemeen

Naar aanleiding van de overleg- en inspraakprocedure is het bouwplan aangepast en besloten een nieuw (geactualiseerd) parkeeronderzoek door RBOI-Middelburg te laten uitvoeren op basis van de CROW publicatie 182 (Parkeerkencijfers – Basis voor parkeernormering; sept. 2008; Ede). Deze paragraaf geeft een rapportage van de resultaten hiervan.

Onderzoek

Uitgangspunten en resultaten

Bij het realiseren van nieuwe ontwikkelingen is het van belang dat sprake is van een sluitende parkeerbalans. Dit betekent dat ten gevolge van een nieuwe ontwikkeling geen extra parkeerdruk op de omgeving mag ontstaan. De parkeerdruk wordt bepaald door een vergelijking tussen het voorziene parkeeraanbod en de vraag/parkeerbehoefte.

De huidige en toekomstige parkeerbehoefte is bepaald door de aantallen van de te realiseren eenheden te vermenigvuldigen met de daarbij horende parkeernormen en aanwezigheidspercentages. De parkeernormen en aanwezigheidspercentages zijn ontleend aan de CROW publicatie 182 (Parkeerkencijfers – Basis voor parkeernormering; sept. 2008; Ede).

Bij het bepalen van de parkeernorm is rekening gehouden met een “niet stedelijke” verstedelijkingsgraad (bron: CBS) en een stedelijke zone “schil/overloop gebied”. De aanwezigheidspercentages zijn toegepast omdat aangaande voorliggende ontwikkeling in de oude en nieuwe situatie meerdere functies gebruik konden en kunnen maken van dezelfde parkeervoorzieningen. Voor de verschillende periodes van de dag/week zijn deze percentages weergegeven in tabel 5 van genoemde publicatie. Op basis van die tabel is uitgegaan van de meest maatgevende perioden (koopavond en zaterdagmiddag). Voor het hotel (welke niet in de tabel voorkomt) zijn de aanwezigheidspercentages voor woningen en het samenvallen van de koopavond en vrijdagavond als uitgangspunten gehanteerd.

De planontwikkeling voorziet in de toekomstige situatie in de realisering van:

  • 16 extra parkeerplaatsen op het eigen terrein (op basis van het bouwplan worden op het eigen terrein 24 parkeerplaatsen aangelegd, in de huidige/oorspronkelijk situatie is sprake van 8 parkeerplaatsen);
  • 18 extra parkeerplaatsen in de openbare ruimte (5 in de vorm van langsparkeren langs de rijbaan van het Molenwater en 13 in de vorm van haaks gestoken parkeren op het pleintje nabij het oorlogsmonument). De realisering van deze extra parkeerplaatsen in het openbare ruimte zijn contractueel gewaarborgd c.q. vastgelegd in een overeenkomst tussen gemeente en de initiatiefnemer.

Op basis van voorgaande uitgangspunten zijn in de volgende tabellen voor de huidige en toekomstige situatie de berekende parkeerbehoefte, het parkeeraanbod en de parkeerbalans bepaald en weergegeven.

Tabel Parkeerbehoefte

Aantal / oppervlak Normfunctie en norm Parkeerbehoefte
minimum - maximum
gemiddeld
bij 100% bezetting (obv. aanwezig-
heidspercen-tage)
koopavond zaterdagmiddag

Huidige situatie
3 sterren hotel
14 kamers hotel:
0,5 à 1,5 ppl/kamer
7 - 21 ppl
gem. 14 ppl
6 - 19 ppl
gem.13 ppl
(90%)
4 - 13 ppl
gem. 9 ppl
(60%)
restaurant
350 m2 bvo restaurant:
10 à 12 ppl/100 m2 bvo
35 - 42 ppl
gem. 39 ppl
33 - 40 ppl
gem. 37 ppl
(95%)
25 - 30 ppl
gem. 28 ppl
(70%)
totale parkeerbehoefte
42 - 63 ppl

gem. 53 ppl
39 - 59 ppl

gem. 50 ppl
29 - 43 ppl

gem. 36 ppl

Toekomstige situatie
appartementen
22 woningen, goedkoop:
1,3 à 1,5 ppl/woning
29 - 33 ppl
gem. 31 ppl
26 -30 ppl
gem. 28 ppl
(90%)
17 -20 ppl
gem. 28 ppl
(60%)
commerciële voorziening
700 m2 bvo wijkcentra:
3 à 4,5 ppl/100 m2 bvo
21 - 32 ppl
gem. 27 ppl
21 - 32 ppl
gem. 27 ppl
(100%)
21 - 32 ppl
gem. 27 ppl
(100%)
totale parkeerbehoefte

50 - 65 ppl

gem. 58 ppl
47 - 62 ppl

gem. 55 ppl
38 - 52 ppl

gem. 45 ppl

Tabel Parkeerbalans


Bezetting

minimum-maximum
gemiddeld
100% (obv aanwezigheidspercentage - CROW)
koopavond zaterdagmiddag

Huidige situatie
totale parkeerbehoefte
42-63 ppl
gem. 53 ppl
39 - 59 ppl
gem. 50 ppl
29 - 43 ppl
gem. 36 ppl
aanwezig op eigen terrein
8 ppl 8 ppl 8 ppl
bestaande parkeerdruk in openbare ruimte
34 - 55 ppl

gem. 45 ppl
31- 51 ppl

gem. 42 ppl
21- 35 ppl

gem. 28 ppl

Toekomstige situatie
totale parkeerbehoefte
50 -65 ppl
gem. 58
47 - 62 ppl
gem. 55 ppl
38 - 52 ppl
gem. 45 ppl
planontwikkeling voorziet in realisering 24 ppl op eigen terrein en 18 extra extra ppl in openbare ruimte
42 ppl 42 ppl 42 ppl
toekomstige parkeerdruk in openbare ruimte
8 -23 ppl

gem 16 ppl
5 -20 ppl

gem 13 ppl
-4 - 10 ppl

gem 7 ppl

Verschil / effect ontwikkeling
totale toename parkeerbehoefte
8 - 2 ppl
gem. 5 ppl
8 - 3 ppl
gem. 6 ppl
9 ppl
min./max./gem.
totaal extra parkeerplaatsen op eigen terrein en in openbare ruimte
34 ppl 34 ppl 34 ppl
totale afname parkeerdruk in openbare ruimte
26 -32 ppl

gem 29 ppl
26 -32 ppl

gem 29 ppl

min./max./gem. 25 ppl

Voorgaande tabellen tonen aan dat uitgaande van elk daarin aangegeven scenario de beoogde ontwikkeling leidt tot een substantiele afname van de parkeerdruk in de openbare ruimte.

  • Gemiddeld neemt de parkeerdruk in de omgeving (openbare ruimte) af met 25-29 parkeerplaatsen. En bij het minimale en maximale parkeerscenario is sprake van een afname van de parkeerdruk in de omgeving (openbare ruimte) van 25 tot 32 parkeerplaatsen.
  • Ook bij een worst-case benadering c.q. in het (theoretisch) aller-slechtst denkbare scenario neemt de parkeerdruk af. Hierbij wordt bij het berekenen van de parkeerdruk in de huidige situatie uitgegaan van de minimale parkeernormen en in de toekomstige situatie van de maximale parkeernormen.
    In dit worst-case scenario neemt de parkeerdruk in de openbare ruimte af met 11 parkeerplaatsen. Voor de huidige situatie bedraagt bij 100 % bezetting immers de minimale parkeerbehoefte in de openbare ruimte 34 parkeerplaatsen en in de toekomst bedraagt de (resterende) maximale parkeervraag in de openbare ruimte 23 parkeerplaatsen. Deze afname geldt ook voor de op basis van aanwezigheidspercentagesberekende aantallen voor de koopavond (31-20 ppl) en zaterdagmiddag (21-10 ppl).

Conclusie

Uit parkeeroogpunt kan worden geconcludeerd dat sprake is van een goede ruimtelijke ordening. Als gevolg van de voorziene realisering van 34 extra parkeerplaatsen en het handhaven van de 8 op eigen terrein reeds bestaande parkeerplaatsen neemt ongeacht het gekozen parkeerscenario de parkeerdruk in de omgeving af.

4.6 Wegverkeerslawaai

Onderhavig plangebied is gelegen aan de kruising tussen de Grote Kade en de het Molenwater. Voor beide wegen geldt een maximale snelheid van 30 km/uur. Op basis van de Wet geluidhinder gelden 30km/uur-wegen als gedezoneerd. Voor gedezoneerde wegen wordt akoestisch onderzoek naar de geluidsbelasting vanuit wegverkeerslawaai op de buitengevel van de nieuwe bebouwing niet noodzakelijk geacht. In het kader van een goede ruimtelijke ordening mag het geluidsniveau binnen de nieuw te realiseren woningen niet meer bedragen dan 33 dB. Deze eis ten aanzien van geluidsniveau binnen de woningen wordt gewaarborgd middels het bouwbesluit.

4.7 Industrielawaai

Het plangebied is gelegen binnen de geluidzone ex artikel 53 Wgh rondom het bedrijventerrein havengebied van Breskens. Binnen deze geluidzone geldt voor nieuw te bouwen woningen een voorkeursgrenswaarde van 50 dB(A). Als hoogst toelaatbare gevelbelasting geldt, met ontheffing via een verzoek hogere waarde, een waarde van 60 dB(A). Uit akoestisch onderzoek, uitgevoerd door Schoonderbeek en Partners Advies BV (SPA) in het kader van de vaststelling van het bestemmingsplan Centrum Breskens, blijkt dat het plangebied is gelegen binnen de 50dB(A)-contour rondom het bedrijventerrein. Naar aanleiding daarvan is door SPA akoestisch onderzoek uitgevoerd naar de situatie in het voorliggende plangebied. (SPA, Akoestisch onderzoek Grote Kade 33 in Breskens, nr. 10267. N01, 21 mei 2010) Uit het onderzoek blijkt dat de etmaalwaarde van de geluidsbelasting op de diverse woonlagen van het gebouw beperkt blijft tot 54 dB(A). Gelet op de berekende geluidsniveaus wordt voorgesteld om voor alle appartementen een maximaal toelaatbare grenswaarde van 54 dB(A) vast te stellen. De gemeente zal daartoe een besluit nemen vóór vaststelling van het bestemmingsplan. In de regels wordt vastgelegd dat nieuwe geluidsgevoelige functies binnen de zone industrielawaai niet zijn toegestaan, behoudens wanneer reeds een MTG is vastgesteld.

4.8 Luchtkwaliteit

De Wet luchtkwaliteit (Wlk) vormt geen belemmering voor voorliggend plan en het plan voldoet uit het oogpunt van luchtkwaliteit aan de eisen van een goede ruimtelijke ordening. Hieraan liggen de volgende overwegingen/beoordelingen ten grondslag.

Voor deze ontwikkelingen kan op basis van de Grootschalige Concentratiekaarten Nederland (achtergrondconcentratie geleverd door het Planbureau voor de Leefomgeving; PBL) in combinatie met de afwezigheid van substantiële lokale bronnen geconcludeerd worden dat ter plaatse de concentraties stikstofdioxide en fijn stof onder de betreffende grenswaarden liggen. Ook de prognoses voor 2015 en 2020 voorspellen geen overschrijding.

Van een significante toename van het verkeer als gevolg van voorliggend bestemmingsplan is geen sprake. De ontwikkelingsmogelijkheden in dit plan zijn beperkt en kleinschalig en op basis van het NIBM-tool van het ministerie van Infrastructuur en Milieu is geconcludeerd dat het project in niet betekende mate (NIBM) bijdraagt aan de verslechtering van de luchtkwaliteit. Berekeningen zijn gelet op het voorgaande en het gegeven dat de grootschalige concentraties ver onder de grenswaarden liggen, achterwege gelaten.

4.9 Bedrijven En Milieuhinder

Op basis van het vigerende bestemmingsplan geldt voor de locatie de bestemming Centrumdoeleinden I (CI). Binnen deze bestemming zijn diverse gebruiksmogelijkheden van de gronden toegestaan. Voor de nieuwe situatie zal niet worden afgeweken van de mogelijkheden zoals die bestaan op basis van het vigerende bestemmingsplan. De volgende bedrijfsactiviteiten zijn zodoende toegestaan:

  • bedrijven behorende tot ten hoogste categorie 1 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten;
  • detailhandel;
  • dienstverlening;
  • horecabedrijven behorende tot ten hoogste categorie 1c van de Staat van Horeca-activiteiten;
  • kantoor- en praktijkruimten;
  • dansscholen, sportscholen, fitnessruimten, internetlokalen, en daarmee gelijk te stellen functies;
  • aan-huis-gebonden beroepen en daarmee samenhangende kleinschalige beroeps- en bedrijfsmatige activiteiten.

De Staat van Bedrijfsactiviteiten en de Staat van Horeca-activiteiten zijn opgenomen als bijlage bij het bestemmingsplan.

4.10 Externe Veiligheid

Externe veiligheid is een begrip uit het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) en beschrijft de kans dat personen in de omgeving van een activiteit waar met gevaarlijke stoffen wordt gewerkt, slachtoffer worden van een ongeval met die stoffen.

Externe veiligheid kan worden ingedeeld naar risico's met betrekking tot transport of risico's bij inrichtingen:

  • Transportrisico behandelt de externe veiligheid langs transportassen waarover gevaarlijke stoffen worden vervoerd, zoals spoorlijnen en snelwegen.
  • Risico bij inrichtingen gaat over externe veiligheid rond bedrijven waar met gevaarlijke stoffen wordt gewerkt.

Daarbij bestaat er verschil tussen plaatsgebonden risico en groepsrisico:

  • Plaatsgebonden risico is de plaatsgebonden kans per jaar dat een onbeschermd persoon komt te overlijden ten gevolge van een ongeval met gevaarlijke stoffen. Het plaatsgebonden risico (PR) is weer te geven met een contour rondom een activiteit.
  • Het groepsrisico geeft de kans per jaar aan dat een groep personen van een bepaalde grootte (bijvoorbeeld 10, 100 of 1000 personen) tegelijk slachtoffer wordt van een ongeval met gevaarlijke stoffen. Het groepsrisico (GR) wordt weergegeven in een curve waarin het aantal personen is afgezet tegen de kans per jaar op (tegelijk) overlijden.

Wanneer er sprake is van een situatie waarin externe veiligheid een rol speelt dient beoordeeld te worden of de situatie niet in strijd is met de grenswaarden voor het plaatsgebonden risico en dient het groepsrisico verantwoord te worden. De 'verantwoording van groepsrisico' is ingevoerd met de inwerkingtreding van het Bevi.

Middels de risicokaart van de Provincie Zeeland is bekeken of er ter plaatse van onderhavige locatie rekening moet worden gehouden met mogelijke risico's vanuit transportroutes voor gevaarlijke stoffen danwel vanuit inrichtingen waar met gevaarlijke stoffen wordt gewerkt.

afbeelding "i_NL.IMRO.1714.BPWVB-VG01_0010.jpg"

Figuur 4.2. Risicokaart Provincie Zeeland

Allereerst is hierbij bekeken of op regionaal niveau sprake is van veiligheidsrisico's. In figuur 4.2 is te zien dat de kern Breskens (gele ster) is gelegen binnen een risicocontour rondom de kerncentrale in Borssele. Breskens ligt hemelsbreed gezien op circa 12 km afstand van de kerncentrale. In de zone tussen 10 en 20 km afstand van de kerncentrale geldt in geval van calamiteiten een zogenaamde 'schuilzone'. De veiligheidsaspecten rondom de kerncentrale Borssele vallen echter onder de bevoegdheid van het ministerie van VROM zodat mogelijk te nemen maatregelen ter beperking van hieraan verbonden risico's niet op niveau van bestemmingsplan hoeven te worden geregeld.

Voor zover bekend is de Westerschelde de aanlandingsplaats met de grootste hoeveelheid getransporteerde giftige gassen ter wereld. Het vervoer van gevaarlijke stoffen over de Westerschelde, met name het vervoer van ammoniak en LPG, brengt risico's met zich mee voor de omwonenden. In 1994 werd geconstateerd dat de risicocontourlijn bij Vlissingen, Breskens en Hansweert tot ongeveer 1 kilometer over de kust liep. Na 1994 zijn er verschillende bronmaatregelen genomen om deze risico's terug te dringen. Ammoniakschepen zijn bijvoorbeeld veiliger geworden en de scheepvaartbegeleiding op de Schelde en de nautische hulpmiddelen zijn verbeterd. Maar daarnaast zijn de wetenschappelijke inzichten over de verspreiding van ammoniak in het water en in de lucht na een calamiteit veranderd en is het transport over de Schelde verminderd. Het gevolg is dat de risicocontourlijn nu nergens meer op de kust ligt, maar slechts tot een klein gebiedje in de vaargeul ten oosten van Terneuzen 'gekrompen' is. Voor ontwikkelingen binnen de kern Breskens gelden er zodoende geen planologische belemmeringen met betrekking tot het aspect externe veiligheid vanuit vaarroutes op de Westerschelde.

Op niveau van de kern Breskens is vervolgens bekeken of er in de nabijheid van het plangebied risico's bestaan vanuit transportroutes danwel inrichtingen waar gewerkt wordt met gevaarlijke stoffen.

De regels voor externe veiligheid in de ruimtelijke ordening toetsen in de eerste plaats of zich kwetsbare bestemmingen bevinden binnen de risicocontour van een plaatsgebonden risico van 10-6.

Op de provinciale risicokaart zijn deze risicocontouren met een plaatsgebonden risico van 10-6 weergegeven met zwarte stippellijnen rondom de betreffende inrichtingen. Binnen deze 10-6 contour mogen geen nieuwe kwetsbare objecten (zoals appartementen) worden gerealiseerd. Uit de kaart blijkt dat onderhavig plangebied (Grote Kade 33) niet is gelegen binnen een dergelijke risicocontour. Het realiseren van nieuwe woningen op de beoogde locatie leidt zodoende niet tot een verhoging van het plaatsgebonden risico. Onderzoek naar het groepsrisico is derhalve niet nodig.

Ten westen van de kern Breskens ligt de N676 (gele lijn op figuur 4.2). Deze weg maakt deel uit van de route gevaarlijke stoffen. De risicozone rondom deze route voor gevaarlijke stoffen wordt begrensd door de weg zelf. Het plangebied is op geruime afstand van deze weg gelegen, zodoende zijn er vanuit deze route gevaarlijke stoffen geen belemmering voor de voorgenomen herontwikkeling van het plangebied.

Conclusie

Geconcludeerd mag worden dat vanuit het aspect externe veiligheid geen planologische belemmeringen bestaan voor de herontwikkeling van locatie Grote Kade 33 te Breskens.

4.11 Leidingen En Telecommunicatieverbindingen

Binnen het plangebied zijn geen planologisch relevante leidingen aanwezig. Mogelijk zijn er in het trottoir langs de Grote Kade en het Molenwater wel overige (planologisch niet-relevante) leidingen aanwezig. Ten behoeve van de technische uitwerking van het bouwplan en de aansluiting van de nieuwe bebouwing op de nutsvoorzieningen dient de aanwezigheid van kabels en leidingen middels een KLIC-melding inzichtelijk te worden gemaakt.

Ook zijn in en nabij het plangebied geen optisch vrije paden voor telecommunicatieverbindingen aanwezig.

Hoofdstuk 5 Bestemmingsregeling

5.1 Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (Svbp)

5.1.1 Algemeen

De Wet op de Ruimtelijke Ordening (hierna WRO) en het daarbij behorende Besluit op de ruimtelijke ordening (Bro 1985) bevatten bijna geen bepalingen over de opbouw en de verbeelding van het bestemmingsplan. De artikelen 12 en 16 van het Bro 1985 kenden alleen enkele voorschriften voor de verschijningsvorm van het bestemmingsplan. Dit heeft er toe geleid dat in de praktijk allerlei varianten zijn toegepast. Hierdoor zijn er zeer verschillende bestemmingsplannen ontstaan. Bestemmingsplannen met dezelfde beleidsmatige inhoud en met hetzelfde doel zagen er geheel anders uit en waren moeilijk vergelijkbaar.

Hierdoor ontbrak het aan duidelijkheid voor de gebruiker van het bestemmingsplan. En dit terwijl leesbaarheid, raadpleegbaarheid en helderheid voor de gebruiker van het bestemmingsplan van groot gewicht zijn. Daarnaast is de vergelijkbaarheid van ruimtelijke plannen van groot belang voor degenen die deze plannen in grotere samenhang wensen te bezien. Denk hierbij aan degenen die betrokken zijn bij de planvoorbereiding, de planbeoordeling, de monitoring van beleid en de handhaving.

De Standaard Vergelijkbare BestemmingsPlannen (hierna SVBP 2008) maakt het mogelijk om bestemmingsplannen te maken die op vergelijkbare wijze zijn opgebouwd en op een zelfde manier worden verbeeld.

5.1.2 Wro en Bro

In de Wet ruimtelijke ordening (hierna Wro) behoudt het bestemmingsplan de belangrijke rol in het ruimtelijk planstelsel. Het bestemmingsplan is en blijft een belangrijk - zo niet het belangrijkste - normstellende instrumentarium voor het ruimtelijk beleid.

5.1.3 Vergelijkbare bestemmingsplannen

SVBP 2008 geeft bindende standaarden voor de opbouw en de verbeelding van het bestemmingsplan, zowel digitaal als analoog. Dit om de gewenste vergelijkbaarheid zeker te stellen. De standaarden hebben geen betrekking op de toelichting van het bestemmingsplan. De toelichting maakt immers geen deel uit van het bestemmingsplan. Wel dient het bestemmingsplan van een toelichting vergezeld te gaan.

Het bestemmingsplan zelf bestaat uit een verzameling geografische bepaalde objecten, die zijn opgeslagen in een digitaal ruimtelijk informatiesysteem. De objecten zijn voorzien van bestemmingen met bijbehorende doeleinden en regels. Er wordt uitdrukkelijk op gewezen dat de standaarden geen betrekking hebben op de inhoud van een bestemmingsplan.

5.1.4 Het Bestemmingsplan

Het centrale onderdeel van een bestemmingsplan is de bestemming. Ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening worden aan de in het plan begrepen grond bestemmingen toegewezen met bij behorende doeleinden. Aan de bestemmingen zijn regels gekoppeld over het gebruik van de in het plan begrepen grond en van de zich daar bevindende bouwwerken. Kenmerk van bestemmingen is dat het gehele plangebied ermee is bedekt. Elke bestemming is geometrisch bepaald. Een bestemmingsplan kan ook dubbelbestemmingen bevatten. Deze overlappen bestemmingen en geven eigen regels, waarbij sprake is van een rangorde tussen de bestemmingen en de dubbelbestemmingen. De dubbelbestemmingen hoeven het gehele plangebied niet te bedekken.

Aanduidingen worden gebruikt om bepaalde zaken binnen een bestemming of dubbelbestemming nader of specifieker te regelen. Het gaat hierbij om specificaties met betrekking tot het gebruik of de bouwmogelijkheden. De aanduidingen hebben daardoor juridische betekenis en komen ook altijd in de regels van het bestemmingsplan voor.

Verklaringen zijn de overige in de verbeelding van het bestemmingsplan voorkomende zaken. Verklaringen hebben geen juridische betekenis. Zij zijn bedoeld om nadere informatie te verschaffen of om de duidelijkheid en raadpleegbaarheid te bevorderen. Omdat verklaringen geen juridische betekenis hebben, wordt hierop niet nader ingegaan.

5.2 Opzet Van Het Nieuwe Bestemmingsplan

5.2.1 Doelstellingen en uitgangspunten

Het uitgangspunt bij het opstellen van bestemmingsplannen voor centrumgebieden en woongebieden is dat de van kracht zijnde regelingen zodanig worden geactualiseerd dat samenhangende, op actuele beleidsinzichten en gebruikerswensen afgestemde bestemmingsregelingen ontstaan. Als doelstellingen en uitgangspunten kunnen daarbij worden onderscheiden.

  • Rechtszekerheid en klantgerichtheid, dat wil zeggen voor de burger een duidelijk, toegankelijk en op actuele behoeften en eisen afgestemd plan.
  • Makkelijke toepasbaarheid en hanteerbaarheid voor de gemeentelijke diensten; een plan waaraan bouwaanvragen op heldere wijze kunnen worden getoetst met als resultaat een minimale bestuurslast.
  • Duidelijkheid en inzichtelijkheid van hetgeen is toegestaan, dit houdt in dat de bestemmingen met hun bouw- en gebruiksmogelijkheden zoveel als mogelijk is op de verbeelding zichtbaar worden gemaakt.

De aandacht richt zich in eerste instantie op de woonfunctie en de aard en de verschijningsvorm van de woonbebouwing in de plangebieden. Bij de opbouw van de regeling wordt uitgegaan van een collectieve doelstelling die van toepassing zal zijn bij alle woningen. Deze doelstelling is om enerzijds een goede regeling voor de uitbreidingsmogelijkheden van de woningen te bieden ten behoeve van een maximaal woongenot voor de bewoners en anderzijds de bestaande ruimtelijke kwaliteit in het plangebied te handhaven.

5.2.2 Opzet planregels

De opbouw van de regels is gelijk aan Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen 2008:

  • betekenisafspraken (Hoofdstuk 1 Inleidende regels);
  • de gebruiks- en bouwregels per bestemming (Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels);
  • algemene regels (Hoofdstuk 3 Algemene regels);
  • overige regels (Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels).

Een bestemmingsartikel (Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels) wordt uit de volgende leden in deze volgorde opgebouwd:

  • bestemmingsomschrijving;
  • bouwregels;
  • nadere eisen;
  • specifieke gebruiksregels;
  • afwijken van de gebruiksregels;
  • omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde of werkzaamheden;
  • omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk;
  • wijzigingsbevoegdheid.

De specifieke nadere eisenregelingen, bevoegdheden tot afwijken en wijzigingsbevoegdheden en mogelijk omgevingsvergunningen voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden worden, indien nodig, zoveel mogelijk per bestemming opgenomen. Hierdoor wordt direct per bestemming inzicht geboden in de eventuele afwijkingsmogelijkheden en wordt het onnodig verwijzen naar andere artikelen voorkomen. Deze werkwijze bevordert de toegankelijkheid van het bestemmingsplan. Er wordt derhalve voor de volgorde van de regels een standaardindeling gehanteerd. Dit neemt niet weg dat niet alle onderdelen altijd nodig zijn.

5.3 Gehanteerde Bestemmingen

In deze paragraaf wordt een toelichting gegeven op de gehanteerde bestemmingen en wat binnen deze bestemmingen is toegestaan met betrekking tot gebruik en bouwen.

Artikel 3 Centrum en artikel 5 Centrum-1

In de het plangebied is aangesloten bij de bestemmingen Centrum en Centrum-1 uit het in voorbereiding zijnde bestemmingsplan Kom Breskens. In de bestemmingsomschrijving zijn de verschillende functies opgenomen. De volgende functies zijn toegestaan: detailhandel, horeca, wonen, kantoren en maatschappelijke voorzieningen.
In het centrumgebied is de woonfunctie sterk aanwezig en deze wordt dan ook gerespecteerd in de bestemmingsregeling voor het plangebied. In de bestemmingsomschrijving is aangegeven dat de gebouwen mogen worden gebruikt voor wonen. In het gemeentelijk beleid betekent dit dat er zowel permanent als recreatief gewoond mag worden. Het recreatief gebruik wordt geregeld door toepassing van de Verordening Tweede Woningen gemeente Sluis, dit in relatie tot het vastgestelde Uitvoeringsprogramma Woningbouw Breskens.
Hoofdgebouwen moeten binnen de daartoe bestemde bouwvlakken worden gesitueerd.

De gronden met de bestemming Centrum hebben een "erf-functie" bij de op het betreffende perceel toelaatbare hoofdgebruik. Op deze gronden zijn bijgebouwen, aan- en uitbouwen toegestaan.

Artikel 5 Waterstaat - Waterstaatkundige functie

De bestemming Waterstaat - Waterstaatkundige functie is opgenomen voor de waterkering in het plangebied. De bestemming is als het ware als een laag over de andere, onderliggende bestemmingen gelegd. De breedte van de bestemming Waterstaat - Waterstaatkundige functie is afgestemd op het waterstaatswerk. Binnen deze bestemming is bouwen ten behoeve van de waterkering of ten behoeve van de andere bestemmingen alleen toegestaan met ontheffing van burgemeester en wethouders. Deze ontheffing kan alleen worden verleend indien de belangen van de waterkering daarmee niet onevenredig worden geschaad.

Voor de overige zones (de "beschermingszone 50 m strook" en de beschermingszone) is het niet nodig de bepalingen van de Keur ook in het bestemmingsplan op te nemen. Wel is in de "beschermingszone 50 m strook" voor bouwactiviteiten en dergelijke een watervergunning van het Waterschap nodig. In geval van aanvragen bouwvergunning als bedoeld in de Wabo binnen de "beschermingszone 50 m strook" zal de gemeente aan de initiatiefnemer en het Waterschap Scheldestromen signaleren dat overleg met het Waterschap Scheldestromen noodzakelijk is.

Uit oogpunt van het voorkomen van dubbele wetgeving (met de Keur Waterschap Scheldestromen wordt het opnemen van een aanlegvergunningstelsel voor het regelen van werken en werkzaamheden (geen bouwen) niet noodzakelijk geacht.

Hoofdstuk 6 Handhaving En Uitvoerbaarheid

In dit hoofdstuk wordt inzicht gegeven in de handhaving van het bestemmingsplan en de financiële en maatschappelijke uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan.

6.1 Handhaving

Tegen activiteiten, die in strijd zijn met het bestemmingsplan zal het gemeentebestuur, administratiefrechtelijk optreden, op grond van de Gemeentewet en de Algemene wet bestuursrecht (Awb).

Voor een aanvaardbaar handhavingsbeleid wordt in de eerste plaats gestreefd naar een voldoende draagvlak. Een bestemmingsplan met weinig draagvlak houdt immers het risico in dat het slecht wordt nageleefd en is dan weinig zinvol.

In verband hiermee is het bestemmingsplan zodanig opgezet dat het voor zoveel mogelijk betrokkenen een duidelijke, toegankelijke en op de hedendaagse behoeften en eisen afgestemde bestemmingsregeling bevat.

Verder wordt informatie verstrekt omtrent de inhoud van het bestemmingsplan. Hiermee wordt onder andere beoogd het begrip bij de burger te vergroten. Het geven van voorlichting vormt daarmee ook een belangrijke schakel in de handhavingactiviteiten. Van gemeentewege worden hiertoe de nodige activiteiten ondernomen, waaronder een inspraakbijeenkomst.

Daarnaast worden de voorschriften in de praktijk toegepast en gehandhaafd. Ten aanzien van overtredingen zal een actief handhavingsbeleid worden gevoerd. Getracht wordt de controlewerkzaamheden ten aanzien van geconstateerde overtredingen op een intensieve manier uit te voeren.

Handhavingactiviteiten worden zoveel mogelijk onderling afgestemd. Controle in het kader van het bestemmingsplan wordt gekoppeld aan controle in het kader van milieuwetgeving en omgekeerd. Dit is van belang om de benodigde inzet van extra middelen zo beperkt mogelijk te houden, maar ook om tot een samenhangend handhavingsbeleid te komen.

Wanneer eenmaal sancties moeten worden getroffen, zal dit op consistente wijze, maar met oog voor de juridische spelregels, worden gedaan. Indien de activiteiten niet kunnen worden gelegaliseerd, zullen de instrumenten van aanschrijving, stillegging bouw, bestuursdwang en dwangsom worden toegepast. De uitvoering van de strafrechtelijke vervolging ligt in handen van het Openbaar Ministerie.

6.2 Financiële Uitvoerbaarheid

Met betrekking tot de kosten welke gepaard gaan met de herontwikkeling van de locatie aan de Grote Kade 33 te Breskens is tussen de gemeente Sluis en de ontwikkelende partij een anterieure overeenkomst gesloten.

In principe komen alle kosten voor rekening van de ontwikkelende partij. Ook eventuele planschadeclaims zullen door de gemeente Sluis aan de ontwikkelende partij worden doorberekend.

6.3 Resultaten Overleg- En Inspraakprocedure

Op grond van artikel 3.1.6 Bro dient inzicht te worden gegeven in de maatschappelijke uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan. Het gaat daarbij zowel om de resultaten van het overleg ex artikel 3.1.1 Bro alsook om de wijze waarop burgers en maatschappelijke organisaties bij de planvoorbereiding zijn betrokken.

6.3.1 Resultaten overleg ex artikel 3.1.1. Bro

In het kader het overleg ex artikel 3.1.1. Bro is het voorontwerpbestemmingsplan (versie: 19-11-2010) aan diverse instanties toegestuurd met het verzoek op dit plan te reageren.

Overlegreacties zijn ontvangen van:

  • de Provincie Zeeland (brief van 15 februari 2011);
  • het Waterschap Scheldestromen (brief 14 februari 2011).

Overlegreactie Provincie Zeeland

Overlegreactie

  1. 1. Het Omgevingsplan laat voor Breskens (zijnde een "overige kern") een hoogte toe van maximum 15 meter. Gevraagd wordt naar een nadere onderbouwing/motivatie waarom hiervan wordt afgeweken. Volgens het voorontwerpbestemmingsplan is deels een hoogte van 20 meter toelaatbaar, deels 17 meter en deels 15 meter of lager.
  2. 2. Het plan betreft een inbreidings/transformatieproject waarbij de huidige functie wordt omgezet in een woonfunctie en detailhandelsfunctie. Dergelijke projecten verdienen de voorkeur boven uitbreidingsprojecten. Voorwaarde voor de realisering is dat het aantal appartementen moeten passen in het woningbouwprogramma.

Gemeentelijke commentaar

  1. 1. Naar aanleiding van deze overlegreactie heeft een nader overleg plaatsgevonden tussen de provincie, de gemeente en de intiatiefnemer.
    Van provinciezijde is aangedrongen op het verlagen van de bouwhoogte. Hierbij is aangegeven dat er geen provinciaal belang in het geding is en geen aanvullende eisen worden gesteld wanneer uitgegaan wordt van een gemiddelde hoogte van maximaal 15 meter en een maximaal 1 meter hogere bouwhoogte.
    Het bouwplan is overeenkomstig aangepast, heeft inmiddels de instemming van de provincie en de gemeente. De bestemmingsplanregeling is hierop afgestemd. Op de verbeelding/plankaart zijn de hoogtes verlaagd en in artikel 9 van de regels is wat betreft de 10% afwijkingsmogelijkheid voor maten opgenomen dat deze afwijkingsmogelijkheid niet geldt voor de hoogtematen.
  2. 2. Als gevolg van de verlaging van de bouwhoogte is in het middendeel een verdieping komen te vervallen en het aantal appertementen verlaagd van 23 naar 22 appartementen. Overeenkomstig de gestelde voorwaarde heeft de gemeente deze 22 appartementen opgenomen in het woningbouwprogramma.

WaterschapScheldestromen

Overlegreactie

  1. 1. Op basis van het voorgelegde plan is het niet mogelijk een inschatting te maken of de beoogde ontwikkeling van invloed is op de stabiliteit van de waterkering. Voor de bouw is een watervergunning vereist. Verzocht wordt voor de vaststelling van dit plan de technische uitwerking te bespreken met het waterschap.
  2. 2. Verzocht wordt de waterparagraaf aan te passen aan de als gevolg van de Waterwet (2009) gewijzigde termen van de keurzonering.
  3. 3. Deze brief is tevens het water(schaps)advies.

Gemeentelijke commentaar

  1. 1. Zoals in paragraaf 5.3 van de plantoelichting (reeds) is vermeld zal (de technische uitwerking van) het concrete bouwplan worden voorgelegd aan en besproken met het waterschap en de benodigde watervergunning worden aangevraagd. Dit zal plaats vinden tijdens de daadwerkelijke bouwtechnische uitwerkingsfase. Uiteraard moet en zal het bouwplan voldoen aan de bouwtechnische eisen opdat de voorgenomen ontwikkeling geen risico oplevert voor de stabiliteit van de waterkering.
  2. 2. De waterparagraaf en paragraaf 5.3 zijn overeenkomstig aangepast.
  3. 3. Deze brief c.q. het water(schaps)advies is als bijlage aan dit plan toegevoegd.

6.3.2 Betrokkenheid burgers en maatschappelijke organisaties

Het voorontwerpbestemmingsplan (versie: 19-11-2010) heeft vanaf 20 januari 2011 tot 3 maart 2011 ter inzage gelegen. Het plan is digitaal via de gemeentelijke website en de landelijke website www.ruimtelijkeplannen.nl beschikbaar/raadpleegbaar gesteld en heeft analoog ter inzage gelegen in het Klanten Contact Centrum (KCC) Nieuwstraat 22 te Oostburg. Tijdens de periode van terinzagelegging is eenieder in de gelegenheid gesteld schriftelijk of mondeling zijn of haar reactie omtrent het voorontwerpbestemmingsplan kenbaar te maken. Op 10 februari 2011 is een inloopbijeenkomst gehouden: tijdens deze bijeenkomst is gelegenheid geboden voor het stellen van vragen over het voorontwerpbestemmingsplan.

Bij de gemeente zijn twee inspraakreacties ingediend:

  • één gedurende de inspraaktermijn (brief van 28 februari 2011);
  • één op 7 juni 2011 nagekomen/ingediende reactie van een bewonerscollectief (brief van 26 mei 2011).

Deze reacties zijn als volgt samengevat en beantwoord.

Hierbij wordt nog het volgende opgemerkt.
Op grond van de Wet bescherming persoonsgegevens is het niet toegestaan om persoonsgegevens (zogenaamde NAW-gegevens: naam, adres en woonplaats) van natuurlijke personen te verwerken zonder bijvoorbeeld een wettelijke grondslag, dringende noodzaak of toestemming van de betreffende personen. In deze inspraakparagraaf wordt hieraan voldaan door de inspreker niet bij name te noemen. Ook wordt de inspraakreactie zelf niet als bijlage bijgevoegd en wordt deze ook niet in papieren vorm ter inzage gelegd. Wil men deze toch inzien dan kan in concrete gevallen een verzoek tot inzage of afschrift worden gedaan op grond van de Wet openbaarheid van bestuur.

Inspraakreactie 1

  1. 1. De inspraakreactie gaat deels in op de enkele situeringsaspecten van het bouwvolume: globaal betreft dit onder andere verwijzigingen naar oudere inzichten, een pleidooi voor het openhouden van zichtlijnen, de breedte van en verbinding met het Molenwater e.d.)
  2. 2. Inspreker is van mening dat geen rekening wordt gehouden met de bestaande bouw met een dorps karakter en hoogten.
  3. 3. Inspreker verwacht negatieve gevolgen voor lichtinval en privacy in de woonlaag van diens woning.
  4. 4. Inspreker geeft aan dat uitvoering van het bouwplan negatieve invloed heeft op de waarde van diens woning.
  5. 5. Inspreker benadrukt voorstander te zijn van de ontwikkeling van Het "Wapen van Breskens". Het zal een goede impuls zijn voor de kern Breskens.

Gemeentelijke commentaar

  1. 1. Dit onderdeel van de inspraakreactie betreft zaken die thans reeds geruime tijd planologisch mogelijk zijn sinds het bestemmingsplan Kom Breskens uit 1989 en de daarop volgende bestemmingsplannen Centrum Breskens ((2008) en het recent vastgestelde (nieuwe) bestemmingsplan Kom Breskens (2011). Dit betreft onder andere de geldende doorgangbreedte (van gevel tot gevel) van het Molenwater tussen de voorliggende projectlocatie en het pand Scheldekade 1 (circa 9 meter) en een tot 14 meter mogelijke bouwhoogte. Deze zijn gelijk gebleven.
  2. 2. Inmiddels is sprake van een aangepast bouwplan. Het gemeentebestuur acht dit bouwplan stedenbouwkundig alleszins verantwoord voor de betreffende hoeklocatie welke de entree van het centrum markeert. Het aangepaste bouwplan heeft een lagere bouwhoogte overeenkomstig de voorwaarden van de provincie (zie ook paragraaf 6.3.1 van deze plantoelichting). Zo voorziet het aangepaste bouwplan thans in een gemiddelde hoogte van maximaal 15 meter en een maximaal 1 meter hogere bouwhoogte in het middendeel langs de Grote Kade. Aan weerszijden, aan de zijde van het Molenwater en naast het Pand Grote Kade 32, is sprake van lagere bouwhoogten: respectievelijk circa 13,20 meter en 13,50 meter. Grotendeels is in het gevelbeeld sprake van verspringende en tussen de 3 en 4 meter lagere dakvoethoogten. Het samenspel van deze wisselende hoogtes bewerkstelligt, met de toegepaste gevelsegmentering en -detailering, verspringingen in de rooilijnen en kleurstelling, een hedendaags bebouwingskarakter dat zich goed voegt in zowel de huidige maatvoering en het ritme van de bebouwing in de omgeving van de Grote Kade en de wanden rondom het Spuiplein alsook in de voor de toekomst beoogde beeldkwaliteit in en rond dit centrumgebied. Het sluit goed aan op de voor het centrum van Breskens reeds geruime tijd beleidsmatig gewenste en vastgelegde kwaliteitsimpuls en het in samenhang daarmee lopende ruimtelijke en functionele verbeteringsproces. Zo wordt voor de omgeving van het centrumgebied reeds enige tijd gestreefd naar versteviging van de bebouwingswanden (inclusief hoogteaccentuering van enkele hoeklocaties, zoals voorliggende) en is dit ook bestemmingsplanmatig vastgelegd en mogelijk. Voor de bebouwing aangrenzend aan de projectlocatie is planologisch een bouwhoogte van 13 meter mogelijk.
    Het gemeentebestuur is dan ook van mening dat dit bouwplan op een verantwoorde wijze invulling geeft aan het op deze hoeklocatie gewenste ruimtelijk-functionele bebouwingsaccent. Sprake is slechts van een beperkt hogere bouwhoogte voor een deel van het nieuwe bouwplan dan de reeds geruime tijd planologisch mogelijke bouwhoogte van 14 meter.
  3. 3. Planologisch gezien is de gemeente van mening dat er geen sprake is van een wezenlijke verslechtering van de lichtinval en privacy. De planologisch geldende bebouwingsvrije afstand tussen de projectlocatie en de bebouwing aan de Scheldekade wordt gerespecteerd/blijft ongewijzigd. Zoals aangegeven is op betreffende gronden op de hoek Grote Kade - Molenwater op grond van de reeds geldende bestemmingsregeling thans reeds bebouwing mogelijk tot een hoogte van 14 meter. Het bouwplan voorziet zoals eerder aangegeven aan deze zijde in een bouwhoogte van maximaal circa 13.20 meter. Voorts is hier op het plandeel tegenover Scheldekade 1 sprake van een ruim 3 meter lagere dakvoethoogte. Dit geldt ook wat betreft de privacy.
    Voorts wordt wat betreft de privacy opgemerkt dat mede naar aanleiding van de inspraakreactie de initiatiefnemer inmiddels het bouwplan heeft laten aanpassen (zoals hiervoor reeds is gemeld). Bij de indeling van de gevel en de inrichting van de appartementen is zoveel mogelijk rekening gehouden met beperking van eventuele privacyhinder: thans is sprake van minder raampartijen in betreffende gevel.
    Naar aanleiding van de gemaakte opmerking over de lichtinval heeft de initiatiefnemer ook een schaduwstudie laten uitvoeren (“Het Wapen van Breskens, schaduwstudie”, Sagro Milieu Advies Zeeland B.V., Project 23118042, 14 september 2011). Deze studie bevestigt dat als gevolg van de voorgenomen planontwikkeling voor de schaduwwerking op bedoelde bebouwing aan de Scheldekade er weinig verschil bestaat in de bezonningssituatie ten opzichte van de planologisch thans reeds mogelijke situatie.
  4. 4. Voor de vermeende waardevermindering wordt verwezen naar artikel 6.1 Wro. Deze regeling biedt de mogelijkheid voor het indienen van een aanvraag voor tegemoetkoming in de schade.
  5. 5. Evenals inspreker is de gemeente van mening dat de voorgenomen ontwikkeling een belangrijke kwaliteitsimpuls is voor Breskens.

Inspraakreactie 2 (nagekomen)

  1. 1. Insprekers geven aan geen tegenstander te zijn van de ontwikkeling.
  2. 2. Insprekers verzoeken de gemeente om haar informatievoorziening te verbeteren.
  3. 3. Een toelichting wordt gevraagd naar het beleid om eventuele bouwschade te voorkomen. Gevraagd wordt om een vooropname van het omliggende onroerend goed.
  4. 4. Insprekers hebben onrust over de regeling van het bouwverkeer. Gevraagd wordt naar de visie van de gemeente hierover.
  5. 5. Aangegeven wordt dat het parkeerplan bijzonder summier is en zeker niet zal voldoen. Gevraagd wordt naar een verbeterde studie van de aanwezigheid van 28 appartementen op de huidige situatie.
  6. 6. Gevraagd wordt hoe de bevrachting van de commerciële ruimten plaats zal vinden.
  7. 7. In het plan is geen rekening gehouden met de algemene stijging van verkeerhandelingen.
  8. 8. Verzocht wordt een aanvullend onderzoek uit te voeren naar de verkeersbelasting op het Molenwater, de Kon. Emmastraat, Grotekade en Scheldekade.
  9. 9. De stijgende verkeersstromen in verband met de aanwezige toeristen dienen ook nader toegelicht te worden.
  10. 10. Gevraagd wordt om een omgevingsonderzoek c.q. privacyonderzoek.

Gemeentelijke commentaar

  1. 1. Deze reactie wordt voor kennisgeving aangenomen.
  2. 2. Voor de planontwikkeling wordt de daarvoor geldende bestemmingsplanprocedure gevolgd. De wijze waarop en wanneer burgers en maatschappelijke organisaties worden betrokken (geinformeerd en mogelijkheid voor reageren op de planontwikkeling) wordt tijdig kenbaar gemaakt via bekendmaking inspraakprocedure in het Zeeuws-Vlaams Advertentieblad, op de gemeentelijke website www.gemeentesluis.nl en op RO-online.
    Het voorontwerp van dit bestemmingsplan heeft inmiddels de overleg- en inspraakprocedure doorlopen. In het eerste kwartaal heeft het in het kader van de inspraakprocedure vanaf 20 januari 2011 gedurende 6 weken terinzage gelegen en is een inloopbijeenkomst gehouden over de planvorming op 10 februari 2011 tussen 19.00 uur en 21.00 uur in Verenigingsgebouw “De Uitkomst” aan de Langeweg 10 te Breskens. De terinzagelegging en de inloopbijeenkomst zijn bekend gemaakt via publicatie in het Zeeuws-Vlaams Advertentieblad op 19 januari 2011 en via publicatie op de gemeentelijke website en op RO-online. Hierbij is gelegenheid geboden te reageren op het plan.
    Na verwerking van de resultaten van de overleg- en inspraakreacties wordt het ontwerpbestemmingsplan gedurende zes weken terinzage gelegd. Hierop kunnen zienswijzen kenbaar worden gemaakt. Vervolgens vindt vaststelling door de gemeenteraad plaats, waarbij al dan niet gemotiveerd rekening wordt gehouden met zienswijzen. Aansluitend vindt terinzagelegging plaats van het vastgestelde bestemmingsplan. Indien belanghebbenden hiermee niet instemmen, kunnen zij beroep instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak.
  3. 3. Mogelijke bouwschade en de afwikkeling van het bouwverkeer zijn aspecten die betrekking hebben op de uitvoering van het bouwplan en die niet worden geregeld in dit bestemmingsplan maar respectievelijk in de APV en in de gemeentelijke bouwverordening. Indien nodig, worden door de gemeente gepaste maatregelen voorgeschreven om eventuele verkeershinder en/of bouwschade te voorkomen. Vanzelfsprekend dient de aannemer de betreffende bepalingen uit de APV en de bouwverordening te zijner tijd na te leven.
  4. 4. Zie punt 3.
  5. 5. Inmiddels is op basis van de de CROW publicatie 182 (uit 2008) als extra check een extra (geactualiseerd) parkeeronderzoek uitgevoerd, en verwerkt/gerapporteerd in de plantoelichting van het (ontwerp)bestemmingsplan. Het aanvankelijk op basis van het oude bouwplan uitgevoerde onderzoek is als achtergrondinformatie naar de bijlage verplaatst. Beide onderzoeken tonen aan dat het aspect parkeren geen belemmering vormt voor voorliggende planontwikkling.
  6. 6. De bevoorrading van de commerciële ruimten vindt plaats aan de zijde van de Grote Kade c.q. de voorzijde van Het Wapen van Breskens. Om zoveel mogelijk eventuele hinder te voorkomen worden met de initiatiefnemer en ondernemers afspraken gemaakt over (in acht) te nemen maatregelen (zoals waar en wanneer/tijdstippen van bevoorrading). Daarbij zal bijvoorbeeld worden bezien of/in hoeverre de voor de projectlocatie aanwezige bushaltestrook hierin een functie kan vervullen.
  7. 7. Naar aanleiding van de gemaakte opmerking is een nieuw verkeersonderzoek uitgevoerd en gerapporteerd in de plantoelichting, waarin de door inspreker genoemde stijging van verkeerhandelingen is meegenomen. Dit onderzoek toont aan dat de verkeersafwikkeling en verkeersveiligheid na realisatie van Het Wapen van Breskens voldoende is gewaarborgd. In dit onderzoek is naast een autonome groei van de verkeersintensiteiten van 1,2% per jaar ook rekening gehouden met de richtlijnen voor een Duurzaam Veilige weginrichting (Duurzaam Veilig) en is uitgegaan van een worst-case scenario.
  8. 8. De verwachte verkeersintensiteit op de bedoelde wegen zal in de toekomstige situatie, ondanks de berekende toename van maximaal circa 500 mvt/etmaal, dermate laag zijn dat de verkeersafwikkeling en verkeersveiligheid op de wegen gewaarborgd blijft.
  9. 9. Het is niet gebruikelijk om bij de planvorming uit te gaan van de aller-drukste dagen van het jaar. Deze dagen zijn te schaars om het wegennet hierop in te richten. Het is wel gebruikelijk om in plaats van een gemiddelde weekdag de gemiddelde werkdag te hanteren. In het onderzoek is hier ook van uitgegaan.
  10. 10. Mogelijk enige privacyhinder voor de met name achter het Wapen van Breskens gelegen woonpercelen wordt niet ontkent. Dit is hier ook nauwelijks te voorkomen en in de huidige situatie al aan de orde. Gelet op de feitelijk situatie (hotel) en de planologisch reeds bestaande bouwmogelijkheden is de gemeente echter van mening dat er geen sprake is van een wezenlijke verslechtering van de huidige privacysituatie. De planologisch geldende afstand tussen de hoofdbebouwing en de achterliggende woningen blijft mede ook om deze reden nagenoeg gehandhaafd. In het bouwplan voor de nu voorliggende ontwikkeling zijn in de zijgevel aan de noordwestzijde geen raam- en deuropeningen (en dergelijke) opgenomen. Aan de zijde van het Molenwater is bij de indeling van de zijgevel en de inrichting van de appartementen zoveel mogelijk rekening gehouden met beperking van eventuele privacyhinder. Daarnaast wordt opgemerkt dat aan de achterzijde in het tussenliggende gebied de aanwezige erfbebouwing en beplanting de inkijk beperkt.

Bijlagen Bij Toelichting

Bijlage 1 Brief Waterschap 2009

Bijlage 2 Water(schaps)advies

Bijlage 3 Toelichting Op De Staat Van Bedrijfsactiviteiten

Bijlage 4 Toelichting Op De Staat Van Horeca-activiteiten

Bijlage 5 Overzicht Separate Bijlagen

  • Bodemonderzoek:
    'Eindrapport verkennend bodemonderzoek Grote Kade 33 te Breskens',Sagro Milieu Advies Zeeland B.V, projectnummer 2360074, 18 mei 2006.
  • Akoestisch onderzoek industrielawaai:
    'Akoestisch onderzoek Grote Kade 33 in Breskens', Schoonderbeek en Partners Advies B.V., projectnummer 10267.N01, 21 mei 2010.
  • Schaduwstudie:
    'Het Wapen van Breskens Schaduwstudie', Sagro Milieu Advies Zeeland B.V , projectnummer 23118042, 14 september 2011.

Deze bijlagen zijn niet opgenomen in de analoge (gedrukte) versie van dit bestemmingsplan. Deze vormen afzonderlijke bijlagen en zijn op verzoek bij de gemeentebalie voor inzage opvraagbaar.

Wel zijn deze aan de digitale planversie ten behoeve van www.ruimtelijkeplannen.nl toegevoegd in de vorm van bijlage 6 en hoger.

Bijlage 6 Bodemonderzoek

Bijlage 7 Akoestisch Onderzoek Industrielawaai

Bijlage 8 Schaduwstudie