Rijakkers 2a en Kerkdijk
Bestemmingsplan - Gemeente Drimmelen
Vastgesteld op 15-11-2018 - geheel onherroepelijk in werking
Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
In deze regels wordt verstaan onder:
plan:
het bestemmingsplan Rijakkers 2a en Kerkdijk met identificatienummer NL.IMRO.1719.0bp18rijakkerkdijk-vg01 van de gemeente Drimmelen;
bestemmingsplan:
de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen;
aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit:
een beroeps- of bedrijfsactiviteit, waarvan de activiteiten niet specifiek publiekgericht zijn, en dat op kleine schaal in een woning en/of de daarbij behorende bijgebouwen wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en de desbetreffende activiteit een ruimtelijke uitstraling heeft die in overeenstemming is met de woonfunctie ter plaatse;
aanduiding:
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;
aanduidingsgrens:
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;
afhankelijke woonruimte:
een bijgebouw bij een woning, dat qua ligging een ruimtelijke eenheid vormt met die woning en waar een gedeelte van de huishouding, zoals gehuisvest in die woning, uit een oogpunt van mantelzorg is ondergebracht;
agrarisch bedrijf:
een bedrijf dat is gericht op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen en/of door middel van het houden van landbouwdieren; onder agrarische bedrijven worden tevens begrepen boomteeltbedrijven, sierteeltbedrijven en productiegerichte paardenhouderijen;
archeologische waarden:
waarden van een terrein in verband met de zich mogelijk daarin bevindende oudheidkundige zaken die van belang zijn vanwege hun schoonheid, hun betekenis voor de wetenschap en/of hun cultuurhistorische waarde;
Algemene wet bestuursrecht:
Wet van 4 juni 1992, Stb. 315, houdende algemene regels van bestuursrecht, zoals deze luidt op het moment van de terinzagelegging van het ontwerp van dit plan;
bebouwing:
één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;
bebouwingspercentage:
een in de regels opgenomen of aangeduid percentage, dat de grootte van het deel van een terrein (bouwvlak, bestemmingsvlak, bouwperceel etc.) aangeeft, dat maximaal mag worden bebouwd;
bed & breakfast:
een nevenactiviteit met als doel het verstrekken van logies en ontbijt aan steeds wisselend publiek, dat voor een korte periode, namelijk één tot enkele nachten, ter plaatse verblijft; onder bed & breakfast wordt niet verstaan overnachting, noodzakelijk in verband met het verrichten van tijdelijke of seizoensgebonden werkzaamheden en/of arbeid;
bedrijf:
een inrichting of instelling gericht op het bedrijfsmatig produceren, bewerken, installeren, inzamelen, herstellen, verhuren, opslaan en distribueren van goederen, alsmede het bedrijfsmatig verlenen van diensten, aan huis verbonden beroepen en bedrijven daaronder niet begrepen;
beroeps- of bedrijfsactiviteit aan huis
- publieksgericht: een min of meer publieksgerichte beroeps- of bedrijfsactiviteit, waarvan de omvang en uitstraling zodanig is, dat de activiteit past binnen de desbetreffende woonomgeving en derhalve in een woning en/of de daarbij behorende bijgebouwen, met behoud van de woonfunctie, kan worden toegestaan;
- niet publieksgericht: een niet-milieuvergunning- c.q. meldingsplichtige beroeps- of bedrijfsactiviteit, waarvan de activiteiten niet specifiek publiekgericht zijn, en dat op kleine schaal in een woning en/of de daarbij behorende bijgebouwen wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en de desbetreffende activiteit een ruimtelijke en/of architectonische uitstraling heeft die in overeenstemming is met de woonfunctie ter plaatse;
Besluit externe veiligheid inrichtingen:
Besluit van 27 mei 2004, houdende milieukwaliteitseisen voor externe veiligheid van inrichtingen milieubeheer;
Besluit omgevingsrecht:
Besluit van 25 maart 2010, houdende regels ter uitvoering van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, zoals deze luidt op het moment van de terinzagelegging van het ontwerp van dit plan;
bestaand:
- a. t.a.v. bebouwing: bebouwing, zoals legaal aanwezig op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerpplan, dan wel die mag worden gebouwd krachtens een voor dat tijdstip aangevraagde vergunning;
- b. t.a.v. bebouwing m.b.t. dierplaatsen: bebouwing, zoals legaal aanwezig op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerpplan en waarvoor tevens vergunning is verleend voor het aspect milieu, dan wel die mag worden gebouwd en milieuvergund wordt krachtens een voor dat tijdstip aangevraagde vergunning;
- c. t.a.v. gebruik: het gebruik van grond en opstallen, zoals legaal aanwezig op het tijdstip dat het plan rechtskracht heeft verkregen;
- d. t.a.v. gebruik m.b.t. dierplaatsen: het gebruik van grond en opstallen, zoals legaal aanwezig op het tijdstip dat het plan rechtskracht heeft verkregen en waarvoor tevens vergunning is verleend voor het aspect milieu, dan wel die milieuvergund wordt krachtens een voor dat tijdstip aangevraagde vergunning;
bestemmingsgrens:
de grens van een bestemmingsvlak;
bestemmingsvlak:
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;
bevoegd gezag:
bestuursorgaan dat bevoegd is tot het nemen van een besluit ten aanzien van een aanvraag om een omgevingsvergunning of ten aanzien van een al verleende omgevingsvergunning;
bijgebouw:
een gebouw, behorende bij een op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw, dat zich daarvan door zijn constructie of geringere afmetingen visueel onderscheid;
bos:
elk terrein waarop bosbouw wordt uitgeoefend, zijnde het geheel van bedrijfsmatig handelen en activiteiten gericht op de duurzame instandhouding en ontwikkeling van bestaande en nieuwe bossen ten behoeve van (een of meerdere van de functies) natuur, houtproductie, landschap, milieu (waaronder begrepen waterhuishouding) en recreatie;
bouwen
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk;
bouwgrens:
de grens van een bouwvlak;
bouwlaag:
doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd;
bouwperceel:
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;
bouwperceelgrens:
een grens van een bouwperceel;
bouwvlak:
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;
bouwwerk
een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden;
cultuurhistorische waarde:
de aan een bouwwerk of gebied toegekende waarde, gekenmerkt door het beeld dat is ontstaan door het gebruik dat de mens in de loop van de geschiedenis heeft gemaakt van dat bouwwerk of dat gebied, zoals dat ondermeer tot uitdrukking komt in de beplanting, het reliëf, de verkaveling, het sloten- of wegenpatroon en/of de architectuur;
detailhandel:
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, verkopen en/of leveren van goederen aan degene die deze goederen kopen voor eigen gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;
dienstverlening:
dienstverlening door een bedrijf met uitsluitend of in hoofdzaak een verzorgende taak met een publieksgerichte functie zoals wasserette, kapsalon, schoonheidssalon, opticien, autorijschool, videotheek, uitzendbureau, reisbureau, bank, postkantoor, telefoon-/internetdienst, makelaarskantoor, fotoatelier (inclusief ontwikkelen), kopieerservicebedrijf, schoenreparatiebedrijf, alsmede naar aard en uitstraling overeenkomstige bedrijven;
extensief recreatief medegebruik:
die vormen van natuurvriendelijke recreatie welke in hoofdzaak zijn gericht op natuur- en landschapsbeleving, zoals wandelen, fietsen, picknicken, kanoën, survivaltochten en natuurgerichte recreatie zoals vogelobservatie;
gebouw:
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;
hobbymatig:
een omvang die niet als bedrijfsmatig wordt aangemerkt en/of waarbij geen vergoeding wordt gevraagd voor gebruik;
hoofdbouwmassa:
een (deel van een) gebouw dat op een bouwperceel door zijn constructie en/of afmetingen dan wel gelet op de bestemming als belangrijkste gebouw valt aan te merken;
houtproductie:
het voortbrengen van hout op bedrijfsmatige wijze door een mede daarop afgestemd duurzaam beheer van bos;
landbouwdieren:
rundvee, pluimvee (kippen, eenden, ganzen, kalkoenen, parelhoenders, struisvogels e.d.), varkens, schapen, geiten, pelsdieren, konijnen, paarden, wormen e.d., consumptievissen (meerval, forel, paling, zeebaars, zeebrasem, tilapia e.d.);
landschappelijke inpassing:
het inpassen van een gebouw of een gebruik in het landschap, waarbij afstemming plaatsvindt op de context van het landschap door middel van de architectuur van het gebouw en/of de aanplant van gebiedseigen beplanting;
legaal:
gebouwd in overeenstemming met de Woningwet dan wel de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;
mantelzorg:
het bieden van zorg aan eenieder die hulpbehoevend is op het fysieke, psychisch en/of sociaal vlak, op vrijwillige basis en buiten organisatorisch verband;
nevenactiviteiten:
niet - agrarische activiteiten die in ruimtelijk opzicht ondergeschikt zijn aan de hoofdfunctie, waarbij de hoofdfunctie verbonden is aan een (agrarisch) bouwvlak of (niet-agrarisch) bestemmingsvlak;
nutsvoorzieningen:
gebouwde voorzieningen van openbaar nut ten behoeve van water, elektriciteit, gas e.d.;
omgevingsvergunning:
vergunning voor activiteiten als genoemd in artikel 2.1 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;
ondersteunende horeca:
een horecavoorziening binnen een bestemming waarvan de functie een andere dan horeca is maar waar men uitsluitend ten behoeve van de hoofd- of nevenfunctie een ruimte specifiek heeft ingericht voor de consumptie van drank en etenswaren;
overkapping/ carport:
een dakconstructie vrijstaand zonder wanden dan wel aan maximaal twee zijden begrensd door de gevels van belendende gebouwen, die niet wordt aangemerkt als een gebouw;
recreatief medegebruik:
die vormen van openluchtrecreatie, die plaats hebben in een omgeving met een niet-recreatieve hoofdfunctie, waarbij het medegebruik ondergeschikt is aan de hoofdfunctie en het hoofdgebruik;
slopen:
geheel of gedeeltelijk afbreken;
teeltondersteunende voorziening:
ondersteunende voorziening in, op of boven de grond die een onderdeel is van de vollegrondse bedrijfsvoering van een tuinbouwbedrijf of boomkwekerij en wordt gebruikt om de productie onder meer gecontroleerde omstandigheden te laten plaatsvinden; te onderscheiden zijn de volgende categorieën:
- a. laag/ tijdelijk: teeltondersteunende voorzieningen met een bouwhoogte van maximaal 1,5 m, uitsluitend toegestaan zolang de teelt het vereist met een maximum van 8 maanden, bijvoorbeeld insectengaas, afdekfolies, acryldoek, lage tunnels;
- b. laag/ permanent: teeltondersteunende voorzieningen met een bouwhoogte van maximaal 1,5 m en met een permanent karakter, bijvoorbeeld containervelden;
- c. hoog/ tijdelijk: teeltondersteunende voorzieningen met een bouwhoogte van minimaal 1,5 m, uitsluitend toegestaan zolang de teelt het vereist met een maximum van 8 maanden, bijvoorbeeld menstoegankelijke wandelkappen en schaduwhallen;
- d. hoog/ permanent: teeltondersteunende voorzieningen met een bouwhoogte van minimaal 1,5 m en met een permanent karakter, bijvoorbeeld stellingenteelt (bakken in stellingen);
- e. overige teeltondersteunende voorzieningen: tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen anders dan de bovenstaande teeltondersteunende voorzieningen, zolang de teelt het vereist met een maximum van 8 maanden, waarbij de constructiepalen permanent aanwezig mogen zijn, bijvoorbeeld stellages met regenkappen bij de grondgebonden teelt van zachtfruit, boomteelthekken, hagelnetten en vraatnetten;
verordening ruimte:
Verordening ruimte 2014 van de provincie Noord-Brabant, met inbegrip van wijzigingen en zoals geldend vanaf 7 juli 2017;
vloeroppervlak(te):
de totale oppervlakte, gemeten op vloerniveau, die voor een functie wordt gebruikt;
waterhuishoudkundige doeleinden:
doeleinden die het waterhuishoudingsbelang dienen, zoals watergangen, waterstaatkundige kunstwerken, onderhoudsstroken ten behoeve van het beheer en onderhoud van een watergang e.d., voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding, waterafvoer, waterinfiltratie en waterberging; bijbehorende voorzieningen zoals bermen, paden, beschoeiingen;
watergang:
een voor de oppervlaktewaterkwantiteit van overwegend belang zijnde watergang;
Wet algemene bepalingen omgevingsrecht:
Wet van 6 november 2008 (Stb. 496), houdende regels inzake een vergunningstelsel met betrekking tot activiteiten die van invloed zijn op de fysieke leefomgeving en inzake handhaving van regelingen op het gebied van de fysieke leefomgeving (Wet algemene bepalingen omgevingsrecht), zoals deze luidt op het moment van de terinzagelegging van het ontwerp van dit plan;
Wet geluidhinder
Wet van 16 februari 1979 (Stb. 99) houdende regels inzake het voorkomen of beperken van geluidhinder, zoals deze luidde op het moment van de terinzagelegging van het ontwerp van het plan;
Wet ruimtelijke ordening:
Wet van 20 oktober 2006, (Stb. 2006, nr. 566), houdende nieuwe regels omtrent de ruimtelijke ordening, zoals deze luidde op het moment van de terinzagelegging van het ontwerp van het plan;
woning/ wooneenheid:
een complex van intern met elkaar in verbinding staande ruimten, in een (gedeelte van een) gebouw, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één of meer personen;
Woningwet:
Wet van 29 augustus 1991 , (Stb. 1991, nr. 439), tot herziening van de Woningwet, zoals deze luidde op het moment van de terinzagelegging van het ontwerp van het plan.
Artikel 2 Wijze Van Meten
Bij toepassing van deze planregels wordt als volgt gemeten:
2.1 afstand tot de zijdelingse perceelsgrens:
de kortste afstand van het verticale vlak in de zijdelingse perceelsgrens tot enig punt van het op dat bouwperceel voorkomende bouwwerk;
2.2 bebouwd(e) oppervlak(te) van een bouwperceel:
de oppervlakte van alle op een bouwperceel aanwezige bouwwerken tezamen;
2.3 de dakhelling:
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;
2.4 de goothoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;
2.5 de inhoud van een bouwwerk:
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;
2.6 de bouwhoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;
2.7 de oppervlakte van een bouwwerk:
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;
2.8 de hoogte van een windturbine:
vanaf het peil tot aan de (wieken)as van de windturbine;
2.9 peil:
- a. voor bouwwerken, waarvan de hoofdtoegang van het perceel onmiddellijk aan de weg grenst: de hoogte van die weg ter plaatse van de hoofdtoegang van het perceel;
- b. voor bouwwerken die zijn gebouwd in het talud van de dijk en op een afstand van ten hoogste 4 m uit de grens van de dijkweg: de hoogte van de kruin van de dijk;
- c. in andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld;
2.10 ondergeschikte bouwdelen
bij toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen zoals plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, erkers, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding niet meer dan 1 m bedraagt.
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Agrarisch - 1
3.1 Bestemmingsomschrijving
3.2 Bouwregels
3.3 Afwijken van de bouwregels
3.4 Specifieke gebruiksregels
Artikel 4 Wonen
4.1 Bestemmingsomschrijving
4.2 Bouwregels
4.3 Afwijken van de bouwregels
4.4 Specifieke gebruiksregels
4.5 Afwijken van de gebruiksregels
Artikel 5 Waarde - Archeologie 1
5.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologie 1' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor de bescherming van (hoge) verwachte archeologische waarden.
5.2 Bouwregels
Op deze gronden mogen uitsluitend worden gebouwd:
- a. bouwwerken ter vervanging van bestaande bouwwerken, waarbij de bestaande oppervlakte van het bouwwerk niet wordt vergroot of ruimtelijk gewijzigd en voor zover bij de bouw geen grondwerkzaamheden worden uitgevoerd dieper dan 0,5 m;
- b. bouwwerken waarbij grondwerkzaamheden plaatsvinden met een oppervlakte van minder dan 100 m² voor zover bij de bouw geen grondwerkzaamheden worden uitgevoerd dieper dan 0,5 m.
5.3 Afwijken van de bouwregels
5.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
5.5 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk
5.6 Wijzigingsbevoegdheid
Artikel 6 Waarde - Archeologie 2
6.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologie 2' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor de bescherming van (hoge) verwachte archeologische waarden.
6.2 Bouwregels
Op deze gronden mogen uitsluitend worden gebouwd:
- a. bouwwerken ter vervanging van bestaande bouwwerken, waarbij de bestaande oppervlakte van het bouwwerk niet wordt vergroot of ruimtelijk gewijzigd en voor zover bij de bouw geen grondwerkzaamheden worden uitgevoerd dieper dan 0,6 m;
- b. bouwwerken waarbij grondwerkzaamheden plaatsvinden met een oppervlakte van minder dan 1.000 m² voor zover bij de bouw geen grondwerkzaamheden worden uitgevoerd dieper dan 0,6 m.
6.3 Afwijken van de bouwregels
6.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
6.5 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk
6.6 Wijzigingsbevoegdheid
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 7 Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 8 Algemene Bouwregels
8.1 Afwijkende maatvoering
Bestaande gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, die zijn opgericht in overeenstemming met de Woningwet, maar in afwijking van dit bestemmingsplan, zijn toegestaan. Herbouw van deze bestaande gebouwen is niet toegestaan.
Artikel 9 Algemene Gebruiksregels
9.1 Voorwaardelijke verplichting landschappelijke inpassing
- a. De nieuwe gronden mogen uitsluitend worden bebouwd en in gebruik worden genomen conform de geldende bestemming indien conform bijlage 1, 2 en 3 de bouwwerken zijn gesloopt en de natuur- en/ of landschapselementen zijn gerealiseerd, worden beheerd en in stand worden gehouden.
- b. Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijken van de landschappelijke inpassing zoals bepaald onder a, mits hierdoor de aard, omvang en doelstelling van de inpassing niet wijzigt en dit landschappelijk aanvaardbaar is.
Artikel 10 Algemene Aanduidingsregels
10.1 Gebiedsaanduidingen
Ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'wetgevingzone - wijzigingsgebied gemengde plattelandseconomie' aangeduide gronden gelden specifieke regels. Deze specifieke regels zijn opgenomen in de bestemming waarbinnen dit geldt.
Artikel 11 Algemene Wijzigingsregels
11.1 Wijzigingsbevoegdheid archeologische waarde
Burgemeester en wethouders kunnen deze bestemming wijzigen in de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 1' indien uit nader archeologisch onderzoek blijkt dat ter plaatse behoudenswaardige archeologische waarden aanwezig zijn.
Artikel 12 Overige Regels
12.1 Parkeerregeling
Ten aanzien van de aanwezigheid van voldoende parkeergelegenheid, geldt de volgende regeling:
- a. bij de uitoefening van de bevoegdheid voor het verlenen van een omgevingsvergunning voor bouwen en/of afwijken dient tenminste voldaan te worden aan de gemeentelijke vastgestelde beleidsregels met betrekking tot het parkeren, zoals die gelden op het tijdstip van de aanvraag om een omgevingsvergunning;
- b. het bevoegd gezag kan omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in sub a. indien wordt voorzien in een parkeervoorziening, die gelet op de parkeerbelasting naar aard en invloed op de omgeving gelijkwaardig is als bedoeld in sub a., daarbij rekening houdend met de reeds bestaande bebouwing ter plaatse en de mogelijkheid van dubbelgebruik;
- c. parkeergelegenheid die is gerealiseerd om te voorzien in voldoende parkeergelegenheid dient in stand te worden gehouden.
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 13 Overgangsrecht
13.1 Overgangsrecht bouwwerken
13.2 Overgangsrecht gebruik
Artikel 14 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als:
Regels van het bestemmingsplan 'Rijakkers 2a en Kerkdijk'.
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding Voor Het Bestemmingsplan
De eigenaar van de intensieve veehouderij aan Rijakkers 2a in Made, gemeente Drimmelen, wil de bestaande bedrijfsbebouwing slopen. In het kader van de ruimte-voor-ruimte regeling kunnen ter compensatie van de gemaakte sloopmeters 6 woningen worden gerealiseerd. De eigenaar van de woning aan de Kerkdijk 4 te Made heeft het initiatief om één van deze woningen te bouwen naast zijn woning aan de Kerkdijk. De realisatie van deze woning past niet in het geldende bestemmingsplan. Omdat het initiatief wel passend is op de locatie, wordt medewerking verleend aan een herziening van het bestemmingsplan. In deze herziening wordt ook de ontwikkeling aan Rijakkers 2a meegenomen. In dit document wordt dit toegelicht en gemotiveerd waarom dat kan volgens de Wet ruimtelijke ordening (Wro).
1.2 Ligging Plangebied
Het plangebied bestaat uit twee deelgebieden (Rijakkers 2a en Kerkdijk ongenummerd). Beide deelgebieden zijn gelegen in het buitengebied van de kern Made, gemeente Drimmelen. Bijgevoegde kaart geeft de ligging van beide deelgebieden in de omgeving weer. Rijakkers 2a is rood omcirkeld, Kerkdijk ongenummerd is blauw omcirkeld.
Ligging deelgebieden Rijakkers 2a rood- en Kerkdijk blauw omcirkeld (bron: openstreetmap.org)
1.3 Leeswijzer
Hoofdstuk 2 bevat een beschrijving van de bestaande situatie en van het plan. Daarna wordt in hoofdstuk 3 ingegaan op het relevante Rijks-, provinciale-, en gemeentelijke beleid. In hoofdstuk 4 wordt de haalbaarheid van het project getoetst op grond van het geldende beleid en (milieu)wetgeving. Ook wordt ingegaan op de economische haalbaarheid van het plan. Hoofdstuk 5 geeft een toelichting op de juridische opzet van het plan. Tot slot gaat hoofdstuk 6 in op de wijze hoe burgers en andere belanghebbenden betrokken zijn bij het plan (maatschappelijke uitvoerbaarheid). Hierin zijn de uitkomsten van inspraak, vooroverleg en zienswijzen opgenomen.
Hoofdstuk 2 Het Initiatief
In dit hoofdstuk wordt het initiatief beschreven. Eerst wordt de bestaande situatie van beide deelgebieden en de relatie met de omgeving beschreven. Daarna wordt ingezoomd op het beoogde initiatief. Beide deelgebieden worden los van elkaar beschreven.
2.1 Huidige Situatie
Rijakkers 2a
Het deelgebied aan de Rijakkers 2a is gelegen in een open veenweidelandschap. Het gebied is half 19e eeuw ontgonnen. Rondom het deelgebied bevindt zich veel agrarische bedrijvigheid. Ten zuiden van het deelgebied zijn meerdere kassen gevestigd. Ten zuiden en oosten van het perceel zijn ook enkele intensieve veehouderijen gevestigd. Zowel aan de oost- als westzijde van het deelgebied staat een woning. Ten noorden van het perceel ligt een spoorlijn. In het deelgebied bevinden zich een bedrijfswoning en bedrijfsgebouwen ten behoeve van een intensieve veehouderij. In het westen van het plangebied is een akkerbouwloods in aanbouw. De bedrijfswoning in het voormalige kunstmatige inseminatie-station aan de overzijde van de Rijakkers is onderdeel van het plangebied. Onderstaande luchtfoto geeft een overzichtelijk beeld van de huidige situatie.
Luchtfoto deelgebied Rijakkers 2a (bron: ruimtelijkeplannen.nl)
Kerkdijk
Het deelgebied ligt tussen de woningen Kerkdijk 4 en 6. Ook dit deelgebied ligt in een open veenweidelandschap. De Kerkdijk ligt aan de rand van Made en grenst aan agrarisch gebied. Zowel ten oosten en westen van het perceel zijn woningen gevestigd. Aan de overzijde van de Kerkdijk bevinden zich naast woningen ook bedrijven. Het deelgebied is in de huidige situatie in gebruik als tuin bij de woning aan de Kerkdijk 4 en is onbebouwd. Onderstaande kaart geeft een overzichtelijk beeld van de huidige situatie.
Luchtfoto deelgebied Kerkdijk (bron: ruimtelijkeplannen.nl)
2.2 Toekomstige Situatie
Rijakkers 2a
Aan de Rijakkers 2a wordt alle bestaande bebouwing die in gebruik was voor de intensieve veehouderij gesloopt. In de toekomstige situatie bestaat de bebouwing op het perceel enkel uit de akkerbouwloods. De bedrijfswoning in het voormalige kunstmatige inseminatie-station wordt gekoppeld aan de akkerbouwloods. Voor deze locatie is een landschappelijk inpassingsplan opgenomen, dat tevens als bijlage 1 bij de regels is opgenomen. Dit landschappelijk inpassingsplan is voorwaardelijk verplicht gesteld.
Schets toekomstige situatie (uitsnede landschappelijk inpassingsplan)
Kerkdijk
Tussen Kerkdijk 4 en 6 wordt een ruimte-voor-ruimte woning gerealiseerd. De bomen in het midden van het plangebied worden gekapt om ruimte te creëren voor de te realiseren woning. De woning wordt energieneutraal ontwikkeld en sluit stedenbouwkundig aan op de omliggende bebouwing. De exacte locatie van de woning is nog niet bekend. Het perceel wordt middels een nieuwe inrit ontsloten via de Kerkdijk. Hiervoor dient bestaande beplanting te worden verwijderd. Voor dit deelgebied is een landschappelijk inpassingsplan opgesteld, dat tevens als bijlage 3 bij de regels is opgenomen. Het landschappelijk inpassingsplan is voorwaardelijk verplicht gesteld. Het aspect verkeer is nader toegelicht in paragraaf 4.4. Bijgevoegd een voorbeelduitwerking van de toekomstige situatie.
Schets toekomstige situatie (uitsnede landschappelijk inpassingsplan)
Hoofdstuk 3 Beleidskader
3.1 Rijksbeleid
Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) en Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro)
Gebiedsgericht
De SVIR benoemt een aantal aspecten van nationaal ruimtelijk belang. Het betreft de bescherming van de waterveiligheid aan de kust en rond de grote rivieren, bescherming en behoud van de Waddenzee en enkele werelderfgoederen, de uitoefening van defensietaken, het Natuurnetwerk Nederland (voorheen de ecologische hoofdstructuur), de elektriciteitsvoorziening, de toekomstige uitbreiding van het hoofd(spoor)wegennet en de veiligheid rond rijksvaarwegen. Voorts betreft het enkele specifieke gebieden zoals de mainportontwikkeling van Rotterdam en Schiphol.
In het Barro heeft het Rijk voor deze onderwerpen regels opgesteld waarmee de SVIR juridisch verankerd is richting lagere overheden. Via het Besluit ruimtelijke ordening en het Besluit omgevingsrecht zijn deze regels aanvullend vastgelegd.
In de SVIR worden, naast de onderwerpen van nationaal belang, accenten geplaatst op het gebied van bestuurlijke verantwoordelijkheden. Het beleid betekent een decentralisatie van rijkstaken en bevoegdheden. Het Rijk gaat zo min mogelijk op de stoel van provincies en gemeenten zitten en lagere overheden, burgers en bedrijven krijgen, zolang het nationaal belang niet in het geding is, de ruimte om oplossingen te creëren.
Ladder duurzame verstedelijking
Een meer algemeen onderwerp uit de SVIR is 'duurzame verstedelijking'. Via de 'ladder voor duurzame verstedelijking' wordt een zorgvuldige afweging en besluitvorming geborgd bij ruimtelijke vraagstukken in stedelijk gebied. Het gebruik van deze ladder is opgenomen in het Bro (artikel 3.1.6 onder 2).
De ladder richt zich op nieuwe stedelijke ontwikkelingen. In de toelichting van een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, dient de behoefte aan die ontwikkeling te worden beschreven. Als de ontwikkeling buiten het bestaand stedelijk gebied plaatsvindt, moet bovendien gemotiveerd worden waarom niet binnen het bestaand stedelijk gebied in die behoefte kan worden voorzien.
Het Bro beschrijft wat een stedelijke ontwikkeling is: "een ruimtelijke ontwikkeling van een bedrijventerrein of zeehaventerrein, of van kantoren, detailhandel, woningbouwlocaties of andere stedelijke voorzieningen." Onder 'bestaand stedelijk gebied' wordt het volgende verstaan: "bestaand stedenbouwkundig samenstel van bebouwing ten behoeve van wonen, dienstverlening, bedrijvigheid, detailhandel of horeca, alsmede de daarbij behorende openbare of sociaal culturele voorzieningen, stedelijk groen en infrastructuur."
Per 01 juli 2017 is de ladder voor duurzame verstedelijking herzien. Bij de herziening zijn onder meer de drie afzonderlijke 'treden' van de ladder losgelaten en is het begrip 'acute regionale behoefte' gewijzigd in 'behoefte'. Nieuw is dat de laddertoets bij flexibele plannen kan worden doorgeschoven naar het moment van vaststelling van een wijzigings- of uitwerkingsplan.
Planspecifiek Rijakkers 2a
Gebiedsgericht
Het deelgebied ligt niet in een van de aangewezen gebieden.
Ladder duurzame verstedelijking
Er is op deze locatie geen sprake van een stedelijke ontwikkeling. Er wordt juist bebouwing gesloopt en er komt geen bebouwing op de locatie terug. De ladder duurzame verstedelijking is dus niet van toepassing.
Planspecifiek Kerkdijk
Gebiedsgericht
Het deelgebied ligt niet in een van de aangewezen gebieden.
Ladder duurzame verstedelijking
Het realiseren van een ruimte-voor-ruimte-woning is volgens de 'handleiding ladder voor duurzame verstedelijking' geen stedelijke ontwikkeling die aan de ladder voor duurzame verstedelijking getoetst moet worden.
3.2 Provinciaal Beleid
Structuurvisie Ruimtelijke Ordening
Deze structuurvisie is een actualisatie van de visie welke in 2010 werd vastgesteld. De SVRO geeft de hoofdlijnen van het provinciaal ruimtelijk beleid tot 2025 (met een doorkijk naar 2040). De visie is bindend voor het ruimtelijk handelen van de provincie. Het is de basis voor de wijze waarop de provincie de instrumenten inzet die de Wet ruimtelijke ordening biedt. De visie ondersteunt daarnaast het beleid op andere provinciale beleidsterreinen. Een deel van het provinciale beleid uit de vigerende beleidsstukken is nog steeds actueel en blijft ongewijzigd. De provinciale sturingsfilosofie is gebaseerd op vijf rollen: ontwikkelen, ordenen, beschermen, regionaal samenwerken en stimuleren.
De ordenende rol gaat uit van het behartigen van ruimtelijke belangen en keuzes. Deze zijn geordend in vier ruimtelijke structuren. De structuren geven een hoofdkoers aan: een ruimtelijk ontwikkelingsperspectief voor een combinatie van functies. Maar ook waar functies worden uitgesloten of welke randvoorwaarden de provincie aan functies stelt. Binnen de structuren is ruimte voor regionaal maatwerk. De vier onderscheidende structuren zijn: groenblauwe structuur, agrarische structuur, stedelijke structuur en infrastructuur.
Het uitgangspunt van de beschermende rol is zorgvuldig ruimtegebruik. Bij ruimtelijke afwegingen betekent dat eerst gekeken wordt naar mogelijkheden voor intensivering of hergebruik op of binnen bestaand bebouwd gebied. De provincie wil nieuw ruimtebeslag zoveel mogelijk voorkomen.
Verordening Ruimte
In de Verordening ruimte staan regels waarmee een gemeente rekening moet houden bij het ontwikkelen van bestemmingsplannen. Door deze regels weten de gemeenten al in een vroeg stadium waar ze aan toe zijn.
Per onderwerp zijn in de verordening gebieden tot op perceelniveau begrensd op een kaart. De onderwerpen die in de verordening staan, komen uit de provinciale structuurvisie. Daarin staat welke belangen de provincie wil behartigen en hoe ze dat wil doen. De verordening is daarbij een van de manieren om die provinciale belangen veilig te stellen.
Belangrijke onderwerpen in de Verordening ruimte zijn:
- ruimtelijke kwaliteit;
- stedelijke ontwikkelingen;
- natuurgebieden en andere gebieden met waarden;
- agrarische ontwikkelingen, waaronder de zorgvuldige veehouderij;
- overige ontwikkelingen in het landelijk gebied.
Belangrijk bij de beoordeling van nieuwe plannen is de inpasbaarheid in het provinciaal beleid. De Ruimtelijke Verordening is daarbij het document wat de meest concrete regels biedt voor nieuwe ontwikkelingen. Binnen bestaand stedelijk gebied is stedelijke ontwikkeling mogelijk. Indien sprake is van de nieuwbouw van woningen dient verantwoord te worden hoe dit zich verhoudt tot de beschikbare harde plancapaciteit en andere woningbouwafspraken.
Planspecifiek
Op de natuur en landschap kaart van de Verordening Ruimte is te zien dat op 10 m afstand van het deelgebied aan de Rijakkers het Natuur Netwerk Brabant (onderdeel Natuur Netwerk Nederland) aanwezig is. Natuur Netwerk Brabant heeft geen externe werking, waardoor deze zone geen belemmering vormt voor het plan.
De themakaart 'Agrarische ontwikkeling' van de Verordening ruimte geeft weer dat de Kerkdijk in gemengd landelijk gebieden is gelegen. Artikel 7.8 van de Verordening ruimte bepaalt dat deze gebieden in aanmerking komen voor de realisatie van één of meerdere ruimte-voor-ruimte woningen, mits de toelichting bij het bestemmingsplan een verantwoording bevat waaruit blijkt dat:
- a. er sprake is van een aanzienlijke milieu- en ruimtelijke kwaliteitswinst;
- b. de ruimte-voor-ruimtekavel op een planologisch aanvaardbare locatie in een bebouwingsconcentratie ligt;
- c. een goede landschappelijke inpassing van de te bouwen woning is verzekerd;
- d. er geen sprake is van (een aanzet voor) een stedelijke ontwikkeling.
Ad.
- a. Hier wordt op ingegaan onder het kopje 'Aanzienlijke milieu- en ruimtelijke kwaliteitswinst';
- b. het betreft hier de realisatie van een ruimte-voor-ruimte woning die past binnen het gemengd landelijk gebied ter plaatse. Daarnaast is in de notitie 'Ruimte voor ruimte 2016' de Kerkdijk opgenomen als zoekgebied voor ruimte-voor-ruimte woningen;
- c. de te bouwen woning wordt landschappelijk ingepast. Het landschappelijk inpassingsplan is opgenomen in bijlage 3 bij de regels en het realiseren ervan is voorwaardelijk verplicht gesteld;
- d. de nieuwe woning wordt gebouwd in de huidige tuin van de initiatiefnemer tussen twee bestaande woningen in. Er wordt daarmee geen aanzet gegeven tot een verdere verstedelijking. Het landelijk karakter van de omgeving blijft behouden.
Aanzienlijke milieu- en ruimtelijke kwaliteitswinst
Een aanzienlijke milieu- en ruimtelijke kwaliteitswinst als bedoeld in het eerste lid betekent dat per ruimte-voor-ruimtekavel is aangetoond dat aan de volgende voorwaarden is voldaan:
- a. een of meer veehouderijen gericht op het houden van varkens of pluimvee zijn in het geheel beëindigd waarbij alle bedrijfsgebouwen ten dienste van de veehouderij, niet zijnde de bedrijfswoning, zijn gesloopt;
- b. de onder a. bedoelde veehouderijen zijn voorafgaand aan de beëindiging gedurende een periode van drie jaar onafgebroken in bedrijf geweest;
- c. de onder a. bedoelde veehouderijen zijn gevestigd binnen de aanduiding Gebied beperkingen veehouderij of op een locatie die vanwege omliggende waarden en functies niet geschikt is voor de uitoefening van een veehouderij;
- d. er tenminste 1.000 m² bedrijfsgebouwen ten dienste van de veehouderij, niet zijnde de bedrijfswoning, zijn gesloopt met een minimum van 200 m² op iedere beëindigingslocatie;
- e. de ten behoeve van de onder a. bedoelde veehouderijen geregistreerde rechten betreffende de fosfaatproductie in een gezamenlijke omvang van tenminste 3.500 kg uit de markt zijn genomen door doorhaling van de bij de Dienst Regelingen geregistreerde rechten, waarbij per beëindigingslocatie een minimum van 700 kg aan rechten betreffende de productie van fosfaat aanwezig is;
- f. de rechten als bedoeld onder e. moeten vanaf het moment van beëindiging van de bedrijfsvoering tot aan het moment van uit de markt nemen geregistreerd staan op naam van de veehouderij die beëindigd;
- g. de omgevingsvergunning milieu op iedere beëindigingslocatie is ingetrokken;
- h. een passende herbestemming is gelegd op iedere beëindigingslocatie waarbij in ieder geval het houden van vee en het bouwen van nieuwe bedrijfsgebouwen is uitgesloten;
- i. in redelijkheid niet op andere wijze is voorzien in de beëindiging van de veehouderij.
Ad.
- a. de intensieve veehouderij (varkens) aan de Rijakkers 2a is geheel beëindigd en het slopen van de bedrijfsbebouwing is voorwaardelijk verplicht gesteld in de regels van dit bestemmingsplan. Een sloopmelding is inmiddels ingediend (zie het aanvraagformulier in bijlage 1). Onder d. is aangegeven welke gebouwen worden gesloopt;
- b. de veehouderij is gedurende een periode van 3 jaar onafgebroken in bedrijf geweest. Zie bijlage 2 voor meer informatie;
- c. de slooplocatie aan de Rijakkers 2a ligt niet binnen de aanduiding Gebied beperkingen veehouderij. Wel is op 50 meter afstand een gebied met deze aanduiding aanwezig. In 2008 is voor de gehele gemeente Drimmelen een onderzoek gedaan naar de achtergrond geurbelasting. Hieruit volgt dat er bij een volledige invulling van alle milieuvergunningen in de directe omgeving van de slooplocatie sprake is van een zeer slecht leefklimaat als gevolg van de aanwezige intensieve veehouderijen (zie navolgende afbeelding). Sindsdien is de pluimveehouderij aan de Bergseweg nog verder uitgebreid, waardoor de geurbelasting nog groter is geworden. Er zijn burgerwoningen aanwezig in de directe omgeving van de slooplocatie. Voor een verbetering van het woon- en leefklimaat in deze woningen is het gewenst dat de bedrijfsactiviteiten van de veehouderij aan de Rijakkers 2a stoppen. Hierdoor zal de geurbelasting afnemen, wat ten goede komt aan het woon- en leefklimaat;
Uitsnede kaart toekomstig leefklimaat, Quickscan achtergrond geurbelasting gemeente Drimmelen met locatie Rijakkers 2a blauw omlijnd
- d. aan de Rijakkers 2a wordt tenminste 6.342,65 m² aan bedrijfsgebouwen inclusief mestopslag gesaneerd. In bijlage 2 bij de regels is een kaart toegevoegd waarop is aangegeven welke gebouwen worden gesloopt en wat de oppervlakte van deze gebouwen is.
- e. er wordt voor 6.000 m² sanering tenminste 3.500 kg aan fosfaatrechten uit de markt gehaald (3500 kg / 7.4 X 6 = 2838 varkens eenheden). Zie bijlage 2 voor meer informatie;
- f. de fosfaatrechten zijn gedurende de genoemde periode geregistreerd op naam van de veehouderij aan de Rijakkers 2a. Zie bijlage 2 voor meer informatie;
- g. de omgevingsvergunning milieu wordt ingetrokken. Zie bijlage 2 voor meer informatie over de vigerende vergunningrechten;
- h. de slooplocatie behoudt de agrarische bestemming, maar het gedeelte van het bouwvlak ter plaatse van de intensieve veehouderij wordt verwijderd. Ook de aanduiding 'intensieve veehouderij' wordt verwijderd. Daarnaast wordt in het overblijvende bouwvlak waarbinnen de akkerbouwloods staat, de gebiedsaanduiding 'specifieke vorm van agrarisch – bedrijfsmatig houden van dieren niet toegestaan' opgenomen. Hiermee wordt het bedrijfsmatig houden van dieren onmogelijk gemaakt;
- i. er is niet op andere wijze voorzien in de beëindiging van de veehouderij.
Hiermee voldoet de ontwikkeling aan de regels uit de Verordening ruimte.
3.3 Gemeentelijk Beleid
3.3.1 Structuurvisie Drimmelen 2033
De Structuurvisie 2033 van Drimmelen is door de gemeenteraad bij besluit van 27 februari 2014 vastgesteld. Met deze structuurvisie wordt richting gegeven aan de ruimtelijke ontwikkeling op het hele grondgebied van Drimmelen. De visie gaat in op alle thema's die ruimtelijk relevant zijn: wonen, werken, verkeer en infrastructuur, landbouw en landschap en natuur, toerisme & recreatie en (centrum) voorzieningen.
Planspecifiek Rijakkers 2a
Het deelgebied is gelegen in het 'zoekgebied glastuinbouw en groene recreatieve functies'. Voor vrijkomende bebouwing is het beleid gericht op sanering van overbodige, niet waardevolle gebouwen. Voor waardevolle bebouwing worden nieuwe functies gezocht. Met voorliggend initiatief wordt de overbodige agrarische bedrijfsbebouwing gesloopt, wat past binnen de uitgangspunten. Het deelgebied heeft verder geen specifieke aanduiding op de structuurvisiekaart gekregen.
Planspecifiek Kerkdijk
Het deelgebied is gelegen in het 'Agrarisch gebied met gemengde functies met economische dragers'. Het initiatief voorziet in het toevoegen van één woning aan de rand van Made. In de structuurvisie worden geen uitspraken gedaan over een dergelijke ontwikkeling.
Het plan is vanuit de Structuurvisie 2033 uitvoerbaar.
3.3.2 Notitie Ruimte voor ruimte 2016, gemeente Drimmelen
Op 25 februari 2016 heeft de gemeenteraad de gemeentelijk notitie “ruimte voor ruimte” vastgesteld. Betreffende notitie vormt een aanvulling op de provinciale beleidsregels omtrent de toepassing van de regeling ruimte voor ruimte. Er zijn zoekgebieden bepaald waarbinnen het realiseren van ruimte-voor-ruimte woningen is toegestaan. Daarnaast zijn er eisen gesteld aan de op te richten woning. De kavel waarop de ruimte voor ruimte woning wordt gerealiseerd dient een oppervlakte te hebben van minimaal 1.000 m² en de breedte van het perceel dient minimaal 25 meter te bedragen. Daarnaast gelden voor de woning de volgende bouwregels:
maximale goothoogte | 7 meter |
maximale bouwhoogte | 11 meter |
maximale inhoud | 750 m³ |
minimale afstand tot perceelsgrens | 5 meter |
Voor de bijgebouwen gelden de volgende regels:
maximale goothoogte | 3,3 meter |
maximale bouwhoogte | 6 meter |
bebouwde oppervlakte | 80 m² |
minimale afstand tot perceelsgrens | 3 meter |
Na volledige bedrijfsbeëindiging is in beginsel behoud van maximaal 200 m² aan bijgebouwen toegestaan. Indien alle bedrijfsgebouwen zijn gesloopt is herbouw van bijgebouwen toegestaan met het maximum zoals is aangegeven in de bestemmingsplanregels van de gekozen bestemming.
Planspecifiek
In de notitie is het deelgebied Kerkdijk aangewezen als zoekgebied voor toepassing van de ruimte-voor-ruimte woningen, zie daarvoor onderstaande afbeelding. De nieuwe woonkavel heeft een oppervlakte van 1.339 m² en heeft aan de voorzijde een breedte van 28 meter, waarmee wordt voldaan aan de eisen aan de kavel. De bouwregels voortkomend uit dit beleid zijn opgenomen in de regels van dit bestemmingsplan. Voor de slooplocatie zijn de regels van de bestemming 'Agrarisch - 1' opgenomen.
Het initiatief sluit dus aan bij de uitgangspunten van de notitie ruimte voor ruimte.
Zoekgebieden toepassing regeling ruimte voor ruimte, zoekgebieden zijn met rood omkaderd (bron: Notitie Ruimte voor ruimte 2016, gemeente Drimmelen)
3.3.3 Nota woningbouwprogramma 2016-2024
Voor de periode 2016-2019 zijn voor de toepassing van de regeling ruimte-voor-ruimte 4 woningen gereserveerd. In deze periode is 1 ruimte-voor-ruimte woning opgeleverd. De ontwikkeling van nog 1 ruimte-voor-ruimte woning past dus binnen de nota woningbouwprogramma.
3.3.4 Geldend bestemmingsplan
Ter plaatse van beide deelgebieden geldt het bestemmingsplan "Buitengebied" zoals vastgesteld op 23 december 2015.
Planspecifiek Rijakkers 2a
Het deelgebied aan de Rijakkers 2a heeft de enkelbestemming 'Agrarisch - 1'. Daarnaast heeft de grond de dubbelbestemming "Waarde-Archeologie 1", ter bescherming van verwachte archeologische waarden. In het zuidelijke deel is een bouwvlak en de functieaanduiding intensieve veehouderij aanwezig. In het noordelijk deel ligt een bouwvlak en de functieaanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - 20', waarbinnen een kunstmatige inseminatie-station is toegestaan. Bijgevoegde uitsnede van het bestemmingsplan geeft het deelgebied weer.
Uitsnede bestemmingsplan "Buitengebied", deelgebied rood omcirkeld (bron: ruimtelijke plannen)
Planspecifiek Kerkdijk
Het perceel aan de Kerkdijk heeft de enkelbestemming 'Agrarisch - 2' zonder bouwvlak. Deze bestemming is (onder andere) gericht op de ontwikkeling van een in hoofdzaak gemengde plattelandseconomie en agrarisch gebruik. Binnen deze bestemming is de functie 'wonen' niet toegestaan. Daarnaast heeft de grond de dubbelbestemming "Waarde-Archeologie 1", ter bescherming van verwachte archeologische waarden. Bijgevoegde uitsnede van het bestemmingsplan geeft het deelgebied weer.
Uitsnede bestemmingsplan "Buitengebied", deelgebied rood omcirkeld (bron: ruimtelijke plannen)
Hoofdstuk 4 Uitvoerbaarheid
De uitvoerbaarheid van een bestemmingsplan moet als gevolg van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) aangetoond worden (artikel 3.1.6 van het Bro). Daaronder valt zowel de onderzoeksverplichting naar verschillende ruimtelijk relevante aspecten (geluid, bodem, etc.) als ook de economische uitvoerbaarheid van het plan.
4.1 Milieu
4.1.1 Bodem
Op grond van de Wet Bodembescherming (Wbb) moet aangetoond worden dat de kwaliteit van de bodem en het grondwater in het plangebied in overeenstemming is met het beoogde gebruik. De bodemkwaliteit kan namelijk van invloed zijn op de beoogde functie van het plangebied. Bij een functiewijziging zal in veel gevallen een specifiek bodemonderzoek moeten worden uitgevoerd.
Planspecifiek Rijakkers 2a
De bestemming van het perceel blijft ongewijzigd. Op het perceel wordt na de sloopwerkzaamheden niets gebouwd. Voor het plan is geen bodemonderzoek vereist.
Planspecifiek Kerkdijk
De bestemming van het gebied wijzigt van agrarisch naar wonen. Om aan te tonen dat de kwaliteit van de bodem en het grondwater in het deelgebied in overeenstemming is met de beoogde functie is bodemonderzoek uitgevoerd. Het volledige onderzoeksrapport is opgenomen in bijlage 3. Hierin is geconcludeerd dat er enkel in het grondwater licht verontreinigingen zijn aangetroffen. Dit vormt geen belemmering voor de voorgenomen ontwikkeling. Vanuit milieuhygiënisch oogpunt is het plangebied geschikt voor de toekomstige bestemming.
Conclusie
Het plan is uitvoerbaar wat betreft het aspect bodem.
4.1.2 Lucht
De mate van blootstelling aan luchtverontreiniging speelt een rol in het kader van een goede ruimtelijke ordening. Met betrekking tot 'luchtkwaliteit' zijn twee aspecten van belang. Ten eerste of de luchtkwaliteit ter plaatse de nieuwe functie toelaat (de gevoeligheid van de bestemming) en ten tweede wat de bijdrage is van het plan aan die luchtkwaliteit.
Bijdrage aan luchtkwaliteit
In de Wet milieubeheer zijn de belangrijkste bepalingen over luchtkwaliteitseisen opgenomen. De Wet kent onderscheid tussen 'kleine' en 'grote' projecten. Kleine projecten dragen 'niet in betekenende mate' (NIBM) bij aan verslechtering van de luchtkwaliteit. Een paar honderd grote projecten dragen juist wel 'in betekenende mate' bij aan de verslechtering van de luchtkwaliteit. Het gaat hierbij vooral om bedrijventerreinen en infrastructuur (wegen).
Wat het begrip 'in betekenende mate' precies inhoudt, staat in de algemene maatregel van bestuur "Niet in betekenende mate bijdragen" (Besluit NIBM). Op hoofdlijnen komt het erop neer dat 'grote' projecten die jaarlijks meer dan 3 procent bijdragen aan de jaargemiddelde norm voor fijn stof en stikstofdioxide (1,2 microgram per m3) een 'betekenend' negatief effect hebben op de luchtkwaliteit. 'Kleine' projecten die minder dan 3 procent bijdragen, kunnen doorgaan zonder toetsing. Dat betekent bijvoorbeeld dat lokale overheden een toevoeging van minder dan 1.500 huizen niet hoeven te toetsen aan de normen voor luchtkwaliteit, omdat een dergelijk project per definitie niet boven de 3%-norm komt.
Planspecifiek Rijakkers 2a
Met het beëindigen van de activiteiten met betrekking tot de intensieve veehouderij nemen de luchtvervuilende activiteiten af, waardoor de luchtkwaliteit van het plangebied verbetert.
Planspecifiek Kerkdijk
Ten aanzien van de bijdrage aan luchtkwaliteit heeft het initiatief een dermate geringe invloed (bouwen van een woning) dat dit project 'niet in betekende mate' bijdraagt aan de verslechtering van de luchtkwaliteit. Een nadere toetsing ten aanzien van het aspect luchtkwaliteit wordt daarom niet noodzakelijk geacht.
Conclusie
Het initiatief is uitvoerbaar met betrekking tot het aspect luchtkwaliteit.
4.1.3 Geluid
De mate waarin het geluid het woonmilieu mag belasten, is geregeld in de Wet geluidhinder (Wgh). De kern van de wet is dat geluidsgevoelige objecten worden beschermd tegen geluidhinder uit de omgeving. In de Wgh worden de volgende objecten beschermd:
- woningen;
- geluidgevoelige gebouwen, zoals scholen, ziekenhuizen, verzorgings- en verpleeghuizen, psychiatrische instellingen en kinderdagverblijven;
- geluidsgevoelige terreinen (woonwagenstandplaatsen en bestemde ligplaatsen voor woonschepen).
Het beschermen van deze geluidsgevoelige objecten gebeurt aan de hand van vastgestelde zoneringen. Binnen deze zones bepaalt het bevoegd gezag de te hanteren grenswaarden. Er geldt een voorkeursgrenswaarde en een bovengrens (hoger mag niet). De Wgh gaat verder onder meer ook in op geluidwerende voorzieningen, geluidbelastingkaarten en actieplannen. De belangrijkste bronnen van geluidhinder die bij een ruimtelijke ontwikkeling aan de orde kunnen zijn betreffen: industrielawaai, wegverkeerslawaai en spoorweglawaai.
Planspecifiek Rijakkers 2a
In dit deelgebied worden geen geluidsgevoelige objecten toegevoegd. Daarmee is het aspect geluid niet van toepassing voor dit deelgebied.
Planspecifiek Kerkdijk
Het plan voorziet met de ontwikkeling van een ruimte-voor-ruimte woning in een geluidgevoelig object. De beoogde woning grenst aan de Kerkdijk. Op deze weg is een snelheid van maximaal 30 km/uur toegestaan. De Wet geluidhinder bepaalt dat deze wegen geen geluidzones hebben. Nader akoestisch onderzoek is niet noodzakelijk.
Conclusie
Het initiatief is uitvoerbaar met betrekking tot het aspect geluid.
4.1.4 Geur
De Wet geurhinder en veehouderij (Wgv) vormt het toetsingskader voor milieuvergunningen als het gaat om geurhinder van veehouderijen met landbouwhuisdieren. De Wgv maakt onderscheid in dieren met en dieren zonder een vastgestelde geuremissiefactor. Voor de eerste soort wordt de geurbelasting bij geurgevoelige objecten berekend, voor de tweede gelden minimumafstanden tot dergelijke objecten (ook wel bekend onder de term 'vaste afstandsdieren'). De Regeling geurhinder en veehouderij (Rgv) bepaald in bijlage 1 voor welke dieren geuremissies zijn vastgelegd. Als het (beoogde) veehouderijbedrijf niet in deze regeling wordt genoemd betreft het vaste afstandsdieren.
Op grond van artikel 3 lid 1 van de Wgv gelden de volgende normen ten behoeve van vergunningverlening voor dieren met een geuremissiefactor:
geurgevoelig object gelegen in: | maximaal toegestane geurbelasting (odour units per m3 lucht) |
concentratiegebied binnen bebouwde kom | 3,0 ouE/m3 |
concentratiegebied buiten bebouwde kom | 14,0 ouE/m3 |
niet-concentratiegebied binnen bebouwde kom | 2,0 ouE/m3 |
niet-concentratiegebied buiten bebouwde kom | 8,0 ouE/m3 |
Als het geen bedrijf is waar een geuremissiefactor voor is vastgelegd gelden de volgende eisen:
- binnen de bebouwde kom geldt een afstand van 100 meter;
- buiten de bebouwde kom geldt een afstand van 50 meter.
Tot slot geldt voor zowel dieren met als voor dieren zonder geuremissiefactoren altijd een minimumafstand tussen de buitenzijde van een dierenverblijf en de buitenzijde van een geurgevoelig object. Dit betreft 50 respectievelijk 25 meter voor hetzij binnen danwel buiten de bebouwde kom.
De Wet geurhinder en veehouderij kent een omgekeerde werking. Dat wil zeggen dat ook bij plannen die woningbouwlocaties mogelijk maken wordt getoetst aan de normen van de Wet geurhinder en veehouderij. Bij ruimtelijke ordeningsplannen moet worden beoordeeld of sprake is van een goed woon- en verblijfklimaat.
Planspecifiek Rijakkers 2a
In dit deelgebied worden geen geurgevoelige objecten toegevoegd. Bovendien zal de geurbelasting op de omgeving afnemen door de sloop van de intensieve veehouderij. Daarmee verbetert de geursituatie ter plaatse.
Planspecifiek Kerkdijk
Op 200 m ten noorden van het deelgebied liggen 2 rundveehouderijen met 'vaste afstandsdieren'. De voorgeschreven richtafstand bedraagt 100 meter. Aan deze afstand wordt voldaan.
Op 400 m ten het noordwesten is een intensieve veehouderij gevestigd. De PlanMER van de gemeente Drimmelen geeft weer dat het woon- en leefkimaat in dit deelgebied op basis van de huidige achtergrondbelasting redelijk goed is. Op bijgevoegde afbeelding is een uitsnede van de PlanMER weergegeven. De voorgenomen functiewijziging heeft geen invloed op de bedrijfsvoering van dit agrarisch bedrijf. Er liggen op kortere afstand van de veehouderij meerdere woningen, die in dat geval bepalend zijn.
Uitsnede PlanMER gemeente Drimmelen (bron: Gemeente Drimmelen)
Conclusie
Het initiatief is uitvoerbaar met betrekking tot het aspect geur.
4.1.5 Milieuzonering
Milieuzonering is het aanbrengen van een ruimtelijke scheiding tussen milieubelastende en milieugevoelige functies. Doel is om bij het opstellen van een ruimtelijk plan een goed en veilig leefklimaat te waarborgen, maar tegelijkertijd ook aan bedrijven voldoende milieuruimte te bieden voor het uitoefenen van hun activiteiten.
De mate waarin bedrijven invloed hebben op hun omgeving is afhankelijk van de aard van de bedrijvigheid en de afstand tot een gevoelige bestemming. Milieugevoelige bestemmingen zijn gebouwen en terreinen die naar hun aard bestemd zijn voor het verblijf van personen gedurende de dag of nacht of een gedeelte daarvan (bijvoorbeeld woningen). Daarnaast kunnen ook landelijke gebieden en/of andere landschappen belangrijk zijn bij een zonering tot andere, minder gevoelige, functies zoals bedrijven.
Milieuzonering heeft betrekking op aspecten met een ruimtelijke dimensie, zoals geluid, geur, gevaar en stof. De mate van belasting, en daarmee de gewenste aan te houden afstand, kan per aspect en per bedrijfstype en verschillen. In de publicatie 'Bedrijven en Milieuzonering' van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) is een lijst opgenomen met daarin de minimale richtafstanden tussen een gevoelige bestemming en bedrijven. Van deze richtafstanden kan worden afgeweken, mits wordt onderbouwd waarom de feitelijke milieuhinder als minder belastend wordt gezien.
Het belang van milieuzonering wordt steeds groter aangezien functiemenging steeds vaker voorkomt. Hierbij is het motto: 'scheiden waar het moet, mengen waar het kan'.
Planspecifiek Rijakkers 2a
Er worden geen milieugevoelige of milieubelastende objecten gerealiseerd in dit deelgebied. Daarmee is de ontwikkeling op deze locatie uitvoerbaar wat betreft milieuzonering.
Planspecifiek Kerkdijk
In dit deelgebied wordt met de woning een milieugevoelig object toegevoegd. Rondom het deelgebied bevinden zich meerdere woningen en agrarische bedrijven. Aan de overzijde van de Kerkdijk is een bedrijventerrein gevestigd. Door deze diversiteit aan functies in de omgeving wordt de locatie als gemengd gebied beschouwd. Voor ontwikkelingen in gemengd gebied geldt dat de richtafstand met één stap kan worden verlaagd vergeleken met de richtafstanden voor een rustige woonwijk of buitengebied. Navolgende tabel geeft weer welke milieubelastende functies in de omgeving van de nieuwe woning aanwezig zijn en op welke afstand deze liggen van de toekomstige woning.
Adres | Milieucategorie toegestaan | Richtafstand VNG gemengd gebied | Feitelijke afstand | Naderbij gelegen woning |
Kerkdijk 1, 1a | t/m 3.1 | 30 m | 21 m | Kerkdijk 3 |
Kerkdijk 5a t/m 5e, 5g | t/m 3.2 | 50 m | 23 m | Kerkdijk 5, 5f |
Voor beide bedrijfsbestemmingen geldt dat er niet wordt voldaan aan de richtafstand van de VNG. Wel liggen er al woningen dichterbij de bedrijfsbestemmingen. Deze woningen zijn bepalend voor de uitbreidingsmogelijkheden van de bedrijfsvoering. Het realiseren van de nieuwe woning zorgt daarmee niet voor een belemmering van de bedrijven. Bij beide bedrijfsbestemmingen is er tevens een bedrijfswoning aan de Kerkdijk gevestigd en vinden de bedrijfsactiviteiten daarachter plaats. De afstand van het bestaande bedrijfsgebouw aan de Kerkdijk 1a tot de nieuwe woning is circa 82 m. Deze afstand voldoet aan de richtafstand van de VNG. Er is daarmee sprake van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat ter plaatse van de nieuwe woning. De afstand van de nieuwe woning tot het bedrijfsgebouw aan de Kerkdijk 5a t/m e is circa 43 meter. Gezien de tussenliggende bebouwing kan worden gesteld dat het woon- en leefklimaat in de nieuwe woning niet wordt aangetast door de bedrijfsbestemming aan de Kerkdijk 5a t/m e.
Conclusie
Het initiatief is uitvoerbaar met betrekking tot het aspect milieuzonering.
4.1.6 Externe veiligheid
Het beleid voor externe veiligheid is gericht op het beperken en beheersen van risico's voor de omgeving die ontstaan door opslag, productie, gebruik en vervoer van gevaarlijke stoffen. Hierbij gaat het om risicovolle inrichtingen, transportroutes voor het vervoer van gevaarlijke stoffen en buisleidingen.
De verplichting om in een ruimtelijk plan in te gaan op deze risico's komt voort uit het 'Besluit externe veiligheid inrichtingen' (Bevi), het 'Besluit externe veiligheid transportroutes' (Bevt) en het 'Besluit externe veiligheid buisleidingen' (Bevb). Daarnaast zijn in het Activiteitenbesluit milieubeheer en het Vuurwerkbesluit veiligheidsafstanden genoemd die moeten worden aangehouden rond stationaire risicobronnen, niet zijnde een Bevi-inrichting.
De wetgeving richt zich op het beschermen van kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten. Kwetsbaar zijn onder meer woningen, onderwijs- en gezondheidsinstellingen, en kinderopvang- en dagverblijven, en grote kantoorgebouwen (>1500 m²). Beperkt kwetsbaar zijn kleinere kantoren en winkels, horeca, parkeerterreinen en bedrijfsgebouwen waarin geen grote aantallen personen aanwezig zijn.
Binnen het beoordelingskader voor externe veiligheid staan twee kernbegrippen centraal: het plaatsgebonden risico (PR) van 10-6 per jaar en het groepsrisico (GR). Het plaatsgebonden risicobeleid bestaat uit harde afstandscontouren tussen risicobron en (beperkt) kwetsbaar object. Het wordt uitgedrukt in een contour van 10-6 per jaar (de kans dat per jaar 1 persoon overlijdt door een ongeluk met een gevaarlijke stof mag niet groter zijn dan 1 op een miljoen). Het groepsrisico legt een relatie tussen de kans op een ramp en het aantal mogelijke slachtoffers. Bij de berekening van het groepsrisico spelen mee de aard en hoeveelheid van de gevaarlijke stoffen en het aantal potentiële slachtoffers.
Voor de beoordeling van een ruimtelijk plan moet worden vastgesteld of het plangebied is gelegen binnen de PR en/of de invloedsgebieden van het GR. Binnen de 10-6-contour is het realiseren van kwetsbare objecten niet toegestaan.
Planspecifiek Rijakkers 2a
Er worden geen (beperkt) kwetsbare objecten gerealiseerd in dit deelgebied. Daarmee is het aspect externe veiligheid niet van toepassing voor het plan.
Planspecifiek Kerkdijk
In het deelgebied aan de Kerkdijk wordt met het realiseren van de woning een kwetsbaar object toegevoegd. Via de website risicokaart.nl kan voor de locatie worden vastgesteld of er in de directe omgeving inrichtingen, buisleidingen en / of belangrijke transportroutes aanwezig zijn die in het kader van de externe veiligheid van belang zijn. Bijgevoegd een screenshot van die website.
Uitsnede risicokaart van de omgeving van het deelgebied (bron: risicokaart.nl)
Er bevinden zich geen risicovolle objecten in de directe omgeving van dit deelgebied. Het deelgebied ligt ook niet binnen het invloedsgebied van buisleidingen of basisnetroutes voor het vervoer van gevaarlijke stoffen over het spoor, de weg en het water.
Conclusie
De uitvoerbaarheid van het initiatief voor externe veiligheid is hiermee aangetoond.
4.2 Water
Water is een belangrijk thema in de ruimtelijke ordening. Door verstandig om te gaan met het water kan verdroging en wateroverlast (waaronder ook risico van overstromingen e.d.) voorkomen worden en de kwaliteit van het water hoog gehouden worden.
Op Rijksniveau en Europees niveau zijn de laatste jaren veel plannen en wetten gemaakt met betrekking tot water. De belangrijkste hiervan zijn het Waterbeleid voor de 21e eeuw, de Waterwet en het Nationaal Waterplan.
Waterbeleid voor de 21eeeuw
De Commissie Waterbeheer 21e eeuw heeft advies uitgebracht over het toekomstige waterbeleid in Nederland. De adviezen van de commissie staan in het rapport 'Anders omgaan met water, Waterbeleid voor de 21ste eeuw' (WB21). De kern van het rapport WB21 is dat water de ruimte moet krijgen, voordat het die ruimte zelf neemt. In het Waterbeleid voor de 21e eeuw worden twee principes (drietrapsstrategieën) voor duurzaam waterbeheer geïntroduceerd:
- vasthouden, bergen en afvoeren: dit houdt in dat water zoveel mogelijk bovenstrooms wordt vastgehouden in de bodem en in het oppervlaktewater. Indien nodig wordt overtollig water tijdelijk geborgen in bergingsgebieden en pas als vasthouden en bergen niet meer mogelijk is wordt het water afgevoerd.
- schoonhouden, scheiden en zuiveren: hier gaat het erom dat het water zoveel mogelijk schoon wordt gehouden. Vervolgens worden schoon en vuil water zoveel mogelijk gescheiden en als laatste komt het zuiveren van verontreinigd water aan bod.
Waterwet
De Waterwet regelt het beheer van oppervlaktewater en grondwater en verbetert ook de samenhang tussen waterbeleid en ruimtelijke ordening. Daarnaast levert de Waterwet een flinke bijdrage aan kabinetsdoelstellingen zoals vermindering van regels, vergunningstelsels en administratieve lasten. Een belangrijk gevolg van de Waterwet is dat de aloude vergunningstelsels uit de voorheen afzonderlijke waterbeheerwetten zijn gebundeld. Dit resulteert in één vergunning, de watervergunning.
Nationaal Waterplan
Op basis van de Waterwet is het Nationaal Waterplan vastgesteld door het kabinet. Dit Nationaal Waterplan geeft de hoofdlijnen, principes en richting van het nationale waterbeleid in de planperiode 2016-2021, met een vooruitblik richting 2050. Het Nationaal Waterplan richt zich op bescherming tegen overstromingen, beschikbaarheid van voldoende en schoon water en de diverse vormen van gebruik van water. Het geeft maatregelen die in de periode 2016-2021 genomen moeten worden om Nederland ook voor toekomstige generaties veilig en leefbaar te houden en de kansen die water biedt te benutten.
Keur Waterschap Brabantse Delta (2015)
Het waterschap Brabantse Delta is verantwoordelijk voor het waterbeheer in de gemeente op basis van de
volgende wettelijke kerntaken: het zuiveringsbeheer, watersysteembeheer, beheer van dijken en beheer van
vaarwegen. Het watersysteembeheer -waaronder grondwater- heeft daarbij twee doelen: zowel de zorg voor gezond water als de zorg voor voldoende water van voldoende kwaliteit. Het beleid en de daarmee samenhangende doelen van het waterschap zijn opgenomen in het waterbeheerplan 2016-2021, wat tot stand is gekomen in samenspraak met de waterpartners. Zo zijn bijvoorbeeld relevante waterthema's gekoppeld aan de belangrijkste ruimtelijke ontwikkelingen in de regio.
Daarnaast heeft het waterschap waar nodig nog toegespitst beleid en beleidsregels op de verschillende
thema's/speerpunten uit het waterbeheersplan en heeft het waterschap een eigen verordening; De Keur en
de Legger.
Het waterschap hanteert bij nieuwe ontwikkelingen het principe van waterneutraal bouwen, waarbij gestreefd wordt naar het behoud of herstel van de 'natuurlijke' waterhuishoudkundige situatie. Vanwege dit principe wordt bij uitbreiding van verhard oppervlak voor de omgang met hemelwater uitgegaan van de
voorkeursvolgorde infiltreren, bergen, afvoeren.
Op basis van het beleid van de Brabantse Delta dient een retentievoorziening op eigen terrein gerealiseerd te worden als het af te koppelen verhard oppervlak en de toename van het verhard oppervlak tezamen gelijk aan is 2.000 m² of meer.
Watertoets
De 'watertoets' is een instrument dat waterhuishoudkundige belangen expliciet en op evenwichtige wijze laat meewegen bij het opstellen van ruimtelijke plannen en besluiten. Het is geen technische toets, maar een proces dat de initiatiefnemer van een ruimtelijk plan en de waterbeheerder in een zo vroeg mogelijk stadium met elkaar in gesprek. De watertoets bestaat uit twee onderdelen:
- de verplichting aan initiatiefnemers van ruimtelijke plannen om de waterbeheerder vroegtijdig in de planvorming te betrekken, en
- de verplichting aan initiatiefnemers van ruimtelijke plannen om in hun plan verantwoording af te leggen over de manier waarop omgegaan is met de inbreng van de waterbeheerder. Dit laatste gebeurt doorgaans in de waterparagraaf bij het betreffende plan.
Planspecifiek Rijakkers 2a
De hoeveelheid oppervlakte verharding neemt in dit deelgebied af, doordat de bestaande bedrijfsgebouwen worden gesloopt. Het hemelwater wordt rechtstreeks opgenomen in de grond.
Planspecifiek Kerkdijk
De bestaande drukriolering in de omgeving van het deelgebied is in beheer en eigendom van de gemeente Drimmelen. De te realiseren woning wordt voor wat betreft het afvalwater hierop aangesloten. Door de bouw van de ruimte-voor-ruimte-woning is er sprake van een toename van verharding. Deze toename ligt echter binnen de vrijstelling van 2.000 m² die het waterschap Brabantse Delta hanteert. Er zijn geen waterschapsbelangen in het geding. Realisatie van het initiatief past binnen de uitgangspunten van het Brabantse Delta. Het hemelwater zal op eigen terrein worden hergebruikt en in de grond worden geïnfiltreerd. Dit wordt in de regels voorwaardelijk verplicht gesteld.
Conclusie
De uitvoerbaarheid van het initiatief voor water is hiermee aangetoond.
4.3 Ecologie
Bij ruimtelijke ingrepen dient rekening te worden gehouden met de natuurwaarden ter plaatse. Per 01-01-2017 zijn de Natuurbeschermingswet 1998, de Flora en faunawet en de Boswet opgegaan in de nieuwe Wet natuurbescherming. De Wet natuurbescherming beschermt natuurgebieden, inheemse soorten en het bosopstanden in Nederland.
Gebiedsbescherming
In de Wet natuurbescherming worden de zogenoemde Natura 2000-gebieden beschermd. Natura 2000 is de overkoepelende naam voor gebieden die worden beschermd vanuit de Vogel- en Habitatrichtlijn. Volgens deze Europese richtlijnen moeten lidstaten specifieke diersoorten en hun natuurlijke leefomgeving (habitat) beschermen om de biodiversiteit te behouden. Natura 2000-gebieden kennen een zogenaamde 'externe werking'. Dit betekent dat ontwikkelingen die buiten de begrenzing van de Natura 2000-gebieden gelegen zijn, ook getoetst moeten worden of er significant negatieve effecten optreden op het betreffende gebied.
Soortenbescherming
Een hoofdstuk in de Wet natuurbescherming regelt de bescherming van de in het wild voorkomende inheemse planten en dieren: de soortenbescherming. De wet richt zich vooral op het in stand houden van populaties van soorten die bescherming behoeven. In de wet zijn algemene en specifieke verboden vastgelegd ten aanzien van beschermde dier- en plantensoorten. Bekeken moet worden in hoeverre ruimtelijke plannen negatieve gevolgen hebben op beschermde dier- en plantensoorten en of er compenserende of mitigerende maatregelen genomen moeten worden. De wet geeft de mogelijkheid aan provincies om voor een bepaald aantal soorten via een verordening een algemene vrijstelling op bepaalde verbodsbepalingen te geven.
Daarnaast geldt voor iedereen in Nederland altijd, dus ook los van het voorliggende beoogde ruimtelijke project, dat de zorgplicht nageleefd moet worden bij het verrichten van werkzaamheden. Voor menige soort geldt dat indien deze zorgplicht nagekomen wordt een bepaald beoogd project uitvoerbaar is.
Planspecifiek Rijakkers 2a
Voor deze locatie is een verkennend ecologisch onderzoek uitgevoerd. Het volledige rapport is opgenomen in bijlage 4. De resultaten daarvan zijn in deze paragraaf verwerkt.
Gebiedsbescherming
Het dichtstbijzijnde Natura 2000-gebied ligt op 2 km afstand van het deelgebied. Door de omvang van de ontwikkeling en afstand tot het te beschermen gebied, kan het optreden van significante negatieve effecten uitgesloten worden.
Soortenbescherming
In het plangebied of de directe omgeving daarvan komen beschermde diersoorten voor. Tijdens de uitvoering van de werkzaamheden dient rekening te worden gehouden met de mogelijke aanwezigheid van algemene amfibieën, broedvogels en zoogdieren. Tijdens de werkzaamheden kan in dit deelgebied geschikt leefgebied ontstaan voor de rugstreeppad. Voor algemene broedvogels en de rugstreeppad dienen maatregelen getroffen te worden om effecten te voorkomen. De te nemen maatregelen zijn opgenomen in het onderzoeksrapport.
Planspecifiek Kerkdijk
Ook voor deze locatie is een verkennend ecologisch onderzoek uitgevoerd. Het volledige rapport is opgenomen in bijlage 5. De resultaten daarvan zijn in deze paragraaf verwerkt.
Gebiedsbescherming
Het dichtstbijzijnde Natura 2000-gebied ligt op 3,8 km afstand van dit deelgebied. Door de omvang van de ontwikkeling en afstand tot het te beschermen gebied, kan het optreden van significante negatieve effecten uitgesloten worden.
Soortenbescherming
In het plangebied of de directe omgeving daarvan komen beschermde diersoorten voor. Het plangebied heeft echter geen essentiële betekenis voor beschermde soorten. Tijdens de uitvoering van de werkzaamheden dient rekening te worden gehouden met de mogelijke aanwezigheid van vleermuizen, algemene broedvogels en de rugstreeppad in het deelgebied. De plannen zijn uitvoerbaar mits voor deze soorten enkele eenvoudige maatregelen getroffen worden om effecten te voorkomen. De te nemen maatregelen zijn opgenomen in het onderzoeksrapport.
Conclusie
Het initiatief is uitvoerbaar op het gebied van ecologie.
4.4 Verkeer
Onderdeel van goede ruimtelijke ordening is het effect van een beoogd nieuw project op de verkeersstructuur.
Planspecifiek Rijakkers 2a
Het deelgebied wordt ontsloten door de weg Rijakkers. Met de sloop van de bestaande bedrijfsbebouwing neemt de verkeersintensiteit van en naar dit deelgebied af.
Planspecifiek Kerkdijk
Het perceel wordt ontsloten via de Kerkdijk, een smalle verharde weg. Door het plan neemt het aantal verkeersbewegingen zeer beperkt toe, maar de Kerkdijk heeft voldoende capaciteit om dit op te vangen. Op eigen terrein is voldoende ruimte om genoeg parkeerplaatsen te realiseren conform de normen van de Beleidsnota parkeren (2009) van gemeente Drimmelen.
In de regels is in artikel 12.1 opgenomen dat moet worden voldaan aan de gemeentelijke parkeernormen. De uitvoerbaarheid van het initiatief voor verkeer is hiermee aangetoond.
4.5 Cultuurhistorie En Archeologie
In elk bestemmingsplan moet een beschrijving worden opgenomen van de wijze waarop met de in het gebied aanwezige cultuurhistorische waarden wordt omgegaan. Denk aan aanwezige monumenten, historische gebieden, kenmerkende (straat)beelden en landschapselementen. Bij het maken van plannen kan ook (weer) rekening gehouden worden met al deze elementen die er vroeger wel waren maar nu niet meer. Een bijzonder onderdeel van cultuurhistorie is archeologie.
Cultuurhistorie
Onder de noemer Modernisering Monumentenzorg (MoMo) heeft het Rijk in 2009 een aanzet gegeven voor een goede afweging van het belang van de cultuurhistorie in de ruimtelijke ordening. Gepleit wordt voor een verantwoorde verankering van de integrale cultuurhistorie in structuurvisies, bestemmingsplannen en milieueffectrapportages. Het voornaamste doel hiervan is om het cultuurhistorische karakter van Nederland op gebiedsniveau te behouden en te versterken.
Het belang van cultuurhistorie is wettelijk vastgelegd in het Besluit ruimtelijke ordening. Het Besluit geeft aan dat “een beschrijving van de wijze waarop met de in het gebied aanwezige cultuurhistorische waarden en in de grond aanwezige of te verwachten monumenten rekening is gehouden” in het bestemmingsplan opgenomen moet worden. Het voornaamste doel hiervan is om het cultuurhistorische karakter van Nederland op gebiedsniveau te behouden en te versterken en om de aandacht voor cultuurhistorische waarden voortaan in het planproces naar voren te halen. Men is hiermee verplicht om breder te kijken dan alleen naar het facet archeologie. Ook de facetten historische (steden)bouwkunde en historische geografie dienen te worden meegenomen in de belangenafweging. Hierbij gaat het om zowel beschermde als niet formeel beschermde objecten en structuren.
De Erfgoedwet, van kracht sinds 1 juli 2016, bundelt wet- en regelgeving op het gebied van behoud en beheer van het cultureel erfgoed in Nederland in één nieuwe wet. Een groot deel van de bestaande wet- en regelgeving (Monumentenwet, Wet ruimtelijke ordening) is overgenomen in de Erfgoedwet, bijvoorbeeld de aanwijzing van rijksmonumenten, wie welke verantwoordelijkheden heeft en hoe het toezicht daarop wordt uitgeoefend. Voor het eerst is er nu één integrale wet die betrekking heeft op onze museale objecten, musea, monumenten en archeologie op het land en onder water. Voorheen was het behoud en beheer van ons erfgoed geregeld in zes verschillende wetten met elk hun eigen procedures en beschermingsmaatregelen. Het uitgangspunt is dat de beschermingsniveaus zoals die in de eerdere wetten en regelingen golden, worden gehandhaafd. Daarnaast worden aan de Erfgoedwet een aantal nieuwe bepalingen toegevoegd. Samen met de Omgevingswet die naar verwachting in 2019 wordt
ingevoerd, wordt een integrale bescherming van ons cultureel erfgoed mogelijk.
Beleid provincie Noord-Brabant
In de provincie Noord-Brabant dienen in het kader van het behoud van waardevolle cultuurhistorische elementen en archeologische vindplaatsen, bestemmingsplannen te worden getoetst aan de provinciale Cultuurhistorische Waardenkaart (CHW). Hierop staan de bepalende cultuurhistorische elementen aangeven.
Beleid gemeente Drimmelen
Teneinde de cultuurhistorische belangen in voldoende mate mee te kunnen wegen bij planvorming, heeft de gemeente Drimmelen de cultuurhistorische waarden bijeengebracht en weergegeven in de Erfgoedkaart.
Archeologie
In Europees verband is het zogenaamde 'Verdrag van Malta' tot stand gekomen. Uitgangspunt van dit verdrag is het archeologisch erfgoed zo veel mogelijk te behouden. Waar dit niet mogelijk is, dient het bodemarchief met zorg ontsloten te worden. Bij het ontwikkelen van ruimtelijk beleid moet het archeologisch belang vanaf het begin meewegen in de besluitvorming. Sinds 2007 kent Nederland de Wet op de archeologische monumentenzorg (Wamz, gewijzigde Monumentenwet 1988). De Wamz is een wijzigingswet en omvat een wijziging van de Monumentenwet 1988, de Wet Milieubeheer, de Ontgrondingenwet en de Woningwet, op grond waarvan overheden onder andere bij bodemingrepen verplicht rekening moeten houden met het behoud van archeologische waarden. Sinds de invoering van deze wet zijn gemeenten belast met de zorgplicht voor het archeologisch erfgoed. Dit is niet veranderd met de inwerkingtreding van de Erfgoedwet (1-7-2016). Sindsdien is het behoud en beheer van het Nederlandse erfgoed geregeld door één integrale Erfgoedwet. De omgang met archeologie in de fysieke leefomgeving zal in de nieuwe Omgevingswet worden geregeld, die in 2019 in werking zal treden. Het uitgangspunt is dat de beschermingsniveaus zoals die in de eerdere wetten en regelingen golden, worden gehandhaafd.
Om invulling te geven aan deze gemeentelijk zorgtaak heeft de gemeente Drimmelen de archeologische en cultuurhistorische waarden en verwachtingen binnen de gemeente inzichtelijk gemaakt door een gemeentelijke Erfgoedkaart op te stellen. Hieruit is een archeologische beleidskaart voortgevloeid. Deze kaart vormt samen met de nota archeologie en de archeologieverordening het beleidsinstrumentarium voor het aspect archeologie. De archeologische beleidskaart is de onderlegger voor elk bestemmingsplan om al dan niet te voorzien in de dubbelbestemming ‘Waarde-Archeologie’. In de planspecifieke subparagrafen
wordt het aspect archeologie nader toegelicht.
Planspecifiek Rijakkers 2a
Cultuurhistorie
Op de Erfgoedkaart is de locatie niet nader aangeduid. Met de sloop van de bestaande bedrijfsbebouwing worden geen cultuurhistorische aspecten aangetast.
Archeologie
Op onderstaande uitsnede van de archeologische beleidskaart van de gemeente Drimmelen is weergegeven dat er voor het deelgebied aan de Rijakkers 2a een hoge archeologische verwachtingswaarde geldt. Binnen deze waarde is voor de uitvoering van de sloop, indien deze dieper gaat dan 0,5 meter onder maaiveld archeologisch onderzoek benodigd in de vorm van een Archeologische sloopbegeleiding. Het plangebied is echter gelegen buiten een historische kern en op oude kaarten staat ter plaatse geen bebouwing die mogelijk op oudere voorgangers kan wijzen (Nieuwe tijd of mogelijk Late Middeleeuwen). Omdat ter plaatse ook geen nieuwe bouwwerkzaamheden zullen plaatsvinden, zullen mogelijke behoudenswaardige archeologische resten van voor de Nieuwe tijd dan ook niet direct in gevaar komen. Er is dan ook geen archeologisch onderzoek noodzakelijk voor de sloop van de agrarische bedrijfsgebouwen.
Als men tijdens bouw- of andere werkzaamheden ondanks vooronderzoek toch op archeologische resten stuit, dan moet dit volgens artikel 5.10 van de Erfgoedwet uit juli 2016 zo spoedig mogelijk gemeld worden bij de Minister van OC&W (de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed: Infodesk email: info@cultureelerfgoed.nl of tel: 033-4217456). In dit geval kan het ook bij de gemeente Drimmelen.
Uitsnede Archeologische beleidskaart met deelgebied Rijakkers 2a rood omlijnd
Planspecifiek Kerkdijk
Cultuurhistorie
Op de Waardenkaart Historische Geografie, onderdeel van de gemeentelijke erfgoedkaart, is de Kerkdijk aangemerkt als een historisch-geografische structuur van redelijk hoge waarde. Bij realisatie van het initiatief zal hieraan geen afbreuk worden gedaan.
Uitsnede Waardenkaart Historische Geografie met deelgebied Kerkdijk blauw omlijnd
Archeologie
Op onderstaande uitsnede van de archeologische beleidskaart van de gemeente Drimmelen is weergegeven dat er voor het deelgebied aan de Kerkdijk een hoge archeologische verwachtingswaarde geldt.
Voor de locatie Kerkdijk is in het kader van voorliggend bestemmingsplan een archeologisch vooronderzoek uitgevoerd door Transect. Het betrof een archeologisch bureauonderzoek en een Inventariserend Veldonderzoek, verkennende fase. De rapportage van dit onderzoek is bijgevoegd in bijlage 6. Als de gegevens uit het onderzoek gecombineerd worden met de
archeologische gebiedskennis van Made, dan is de deskundigenconclusie dat hier geen hoge, maar een middelhoge archeologische verwachting geldt. Op basis van de boringen is een verantwoorde diepteverstoring toegestaan tot 60 cm –Mv. In het bestemmingsplan wordt voorzien in de dubbelbestemming ‘Waarde-Archeologie 2’ met bijbehorende beleidsgrenzen (1000 m² en 60 cm-Mv). Het gedeelte rondom boring 1 behoeft geen bescherming en is vrij van het aspect archeologie. Concreet betekent dit dat voor de bouw van de woning geen archeologisch vervolgonderzoek nodig is want binnen de geringe contouren van voorgenomen bodemingrepen is hier geen sprake van zinvol vervolgonderzoek.
Uitsnede Archeologische beleidskaart met deelgebied Kerkdijk rood omlijnd
Conclusie
Het plan is uitvoerbaar op het gebied van cultuurhistorie en archeologie.
4.6 Economische Uitvoerbaarheid
Bij de voorbereiding van een bestemmingsplan dient, op grond van artikel 3.1.6 lid 1, sub f van het Bro, onderzoek plaats te vinden naar de (economische) uitvoerbaarheid van het plan. In principe dient bij vaststelling van een ruimtelijk besluit tevens een exploitatieplan vastgesteld te worden om verhaal van plankosten zeker te stellen. Op basis van 'afdeling 6.4 grondexploitatie', artikel 6.12, lid 2 van de Wro kan de gemeenteraad bij het besluit tot vaststelling van het bestemmingsplan echter besluiten geen exploitatieplan vast te stellen indien:
- het verhaal van kosten van de grondexploitatie over de in het plan of besluit begrepen gronden anderszins verzekerd is;
- het bepalen van een tijdvak of fasering als bedoeld in artikel 6.13, eerste lid, onder c, 4°, onderscheidenlijk 5°, niet noodzakelijk is;
- het stellen van eisen, regels, of een uitwerking van regels als bedoeld in artikel 6.13, tweede lid, onderscheidenlijk b, c of d, niet noodzakelijk is.
Planspecifiek Rijakkers 2a & Kerkdijk
De ontwikkelingskosten komen geheel voor rekening van de initiatiefnemers. Hiertoe zal de gemeente voorafgaand aan de planologische procedure met de initiatiefnemers een exploitatieovereenkomst afsluiten. Voor de realisatie van het plan hoeft de gemeente geen investering te doen. Over de kosten die door de gemeente gemaakt worden voor het voeren van de planologische procedure zijn afspraken gemaakt in de exploitatieovereenkomst. Eventuele extra gemeentelijke kosten worden ook gedekt door de exploitatieovereenkomst.
Tevens zal een overeenkomst betreffende planschade worden afgesloten. Deze kosten komen eveneens geheel voor rekening van de initiatiefnemers. Deze overeenkomst zal als een separate rapportage worden opgenomen. Op basis van het bovenstaande kan geconcludeerd kan worden dat het plan economisch uitvoerbaar is.
Hoofdstuk 5 Juridische Planbeschrijving
5.1 Algemeen
Het bestemmingsplan is opgezet volgens de in de Wet ruimtelijke ordening opgenomen standaardvorm van de Standaard Vergelijkbare Bestemmingplannen 2012 (SVBP 2012).
Het bestemmingsplan bestaat uit een verbeelding, planregels en een toelichting. De verbeelding en de planregels vormen samen het juridisch bindende gedeelte van het bestemmingsplan. Beide planonderdelen dienen in onderlinge samenhang te worden bezien en toegepast. Op de verbeelding zijn de bestemmingen aangewezen. Aan deze bestemmingen zijn bouwregels en regels betreffende het gebruik gekoppeld.
De toelichting heeft geen rechtskracht, maar is wel een belangrijk onderdeel van het plan. De toelichting geeft een weergave van de beweegredenen, de onderzoeksresultaten en de beleidsuitgangspunten die aan dit plan ten grondslag liggen. De toelichting is van wezenlijk belang voor een juiste interpretatie en toepassing.
Daarnaast maken ook eventuele bijlagen onlosmakelijk onderdeel uit van het bestemmingsplan.
Verbeelding
De verbeelding is een digitale kaart, waarop bestemmingen en aanduidingen zijn weergegeven. Aanduidingen worden gebruikt om bepaalde zaken specifieker te regelen, bijvoorbeeld in de vorm van gebiedsaanduidingen, bouwaanduidingen, bouwvlakken, functieaanduidingen etc.
Voor de analoge verbeelding is gebruik gemaakt van een digitale ondergrond (Grootschalige Basiskaart en/of kadastrale kaart). Daar waar een verschil is tussen de digitale en de analoge verbeelding, is de digitale versie leidend.
Regels
De planregels zijn standaard onderverdeeld in vier hoofdstukken.
- Hoofdstuk I: Inleidende regels, deze bevatten de begrippen en wijze van meten;
- Hoofdstuk II: Bestemmingsregels, dit zijn de verschillende bestemmingen op alfabetische volgorde. De regels bevatten een bestemmingsomschrijving en regels voor het bouwen en het gebruik.
- Hoofdstuk III: Algemene regels, dit zijn regels die gelden voor alle bestemmingen. Dit zijn onder meer (mogelijke) flexibiliteitsbepalingen in de vorm van wijzigings- en afwijkingsbevoegdheden.
- Hoofdstuk IV: Overgangs- en slotbepalingen.
5.2 Wijze Van Bestemmen
De regels van dit bestemmingsplan zijn gebaseerd op de regels van het bestemmingsplan 'Buitengebied' van de gemeente Drimmelen, zoals vastgesteld op 23 december 2015.
Voorliggend bestemmingsplan bevat de volgende bestemmingen:
- 'Agrarisch - 1', met bouwvlak ter plaatse van de te behouden bebouwing. Deze bestemming geldt voor het deelgebied Rijakkers 2a. Voor het deelgebied waar de bebouwing wordt gesloopt geldt geen bouwvlak, omdat de sloop van deze bebouwing wordt ingezet voor de ruimte voor ruimte titel;
- 'Wonen', zonder bouwvlak, deze bestemming geldt voor het deelgebied Kerkdijk ongenummerd ten behoeve van de nieuwe woning;
- dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 1'. Deze bestemming geldt voor het deelgebied Rijakkers 2a;
- dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 2' voor het grootste deel van het deelgebied Kerkdijk ongenummerd.
- functieaanduiding 'Specifieke vorm van agrarisch - 1 - ruimte voor ruimte'. Deze aanduiding geldt ter plaatse van het bouwvlak in het deelgebied Rijakkers 2a. Hier is het bedrijfsmatig houden van dieren en het oprichten van nieuwe bedrijfsbebouwing niet toegestaan;
- functieaanduiding 'Specifieke vorm van agrarisch - 1 - bedrijfswoning niet toegestaan'. Deze aanduiding geldt ter plaatse van het bouwvlak in het deelgebied Rijakkers 2a, om ervoor te zorgen dat er niet een extra bedrijfswoning wordt gerealiseerd;
- gebiedsaanduiding 'Wetgevingzone - wijzigingsgebied gemengde plattelandseconomie'. Deze gebiedsaanduiding geldt voor het deelgebied Kerkdijk ongenummerd en is overgenomen uit het bestemmingsplan 'Buitengebied'.
Er is een voorwaardelijke verplichting opgenomen voor het realiseren van een landschappelijke inpassing op beide locaties, waarin tevens de verplichte sloop is meegenomen. Dat voldaan moet worden aan de geldende parkeernorm is opgenomen in de overige regels.
Met dit hoofdstuk is voldaan aan artikel 3.1.3 van het Bro.
Hoofdstuk 6 Procedure
6.1 Algemeen
Bij de voorbereiding van een (voor)ontwerp bestemmingsplan dient overleg te worden gevoerd als bedoeld in artikel 3.1.1 Bro. Dit is het vooroverleg, waarin het conceptplan wordt voorgelegd aan het waterschap en aan die diensten van provincie en Rijk die betrokken zijn bij de zorg voor de ruimtelijke ordening of belast zijn met de behartiging van belangen welke in het plan in het geding zijn. Voor wat kleinere plannen kan, in overleg, afgezien worden van dit overleg.
Op basis van artikel 3.1.6 Bro dient verslag te worden gedaan van de wijze waarop burgers en maatschappelijke organisaties bij de voorbereiding van het bestemmingsplan zijn betrokken. Dit is de inspraak. Van (formele) inspraak kan, zeker bij wat kleinere plannen, worden afgezien. De gemeentelijke inspraakverordening is daarbij ook van belang.
Een ontwerpbestemmingsplan dient conform afdeling 3.4 Awb gedurende 6 weken ter inzage gelegd te worden. Hierbij is er de mogelijkheid voor een ieder om zienswijzen in te dienen op het plan. Na vaststelling door de Raad wordt het vaststellingsbesluit bekend gemaakt. Het bestemmingsplan ligt na bekendmaking 6 weken ter inzage. Gedurende deze termijn is er de mogelijkheid voor belanghebbenden beroep in te dienen bij de Afdeling bestuursrechtspraak Raad van State. Het bestemmingsplan treedt vervolgens daags na afloop van de tervisielegging in werking als er geen beroep is ingesteld.
6.2 Verslag Vooroverleg Ex Artikel 3.1.1 Bro
Het bestemmingsplan wordt is voor vooroverleg toegezonden aan de belanghebbende instanties. De Provincie Noord-Brabant, het Waterschap Brabantse Delta en de Gasunie hebben een vooroverlegreactie ingediend. Het waterschap en de Gasunie hebben aangegeven geen opmerkingen te hebben op het bestemmingsplan. De Provincie heeft aangegeven dat het plan nog niet past binnen de kaders van de Verordening ruimte, omdat een deel van de benodigde bewijsstukken met betrekking tot de ruimte-voor-ruimte regeling ontbreken. In overleg met de Provincie Noord-Brabant worden deze stukken in een latere fase toegevoegd aan het bestemmingsplan. In bijlage 7 is de nota van beantwoording van de vooroverlegreacties opgenomen.
6.3 Verslag Inspraak Ex Artikel 3.1.6 Bro
Het bestemmingsplan heeft voor een periode van 6 weken ter inzage gelegen. Gedurende deze periode zijn er geen inspraakreacties ingediend.
6.4 Verslag Zienswijzen
Vanaf 20 juli 2018 heeft het ontwerpbestemmingsplan 6 weken ter inzage gelegen. De provincie heeft een zienswijze ingediend, waarin is aangegeven dat nog niet aan alle eisen behorende bij de ruimte-voor-ruimte regeling is voldaan. Bij de vaststelling van het bestemmingsplan is wel aan deze eisen voldaan.
Bijlage 1 Landschappelijk Inpassingsplan Rijakkers 2a
Bijlage 1 Landschappelijk inpassingsplan Rijakkers 2a
Bijlage 2 Sloopkaart Rijakkers 2a
Bijlage 2 Sloopkaart Rijakkers 2a
Bijlage 3 Landschappelijk Inpassingsplan Kerkdijk
Bijlage 3 Landschappelijk inpassingsplan Kerkdijk
Bijlage 1 Aanvraagformulier Sloopmelding
Bijlage 1 Aanvraagformulier sloopmelding
Bijlage 2 Gegevens Milieu- En Kwaliteitswinst
Bijlage 2 Gegevens milieu- en kwaliteitswinst
Bijlage 3 Bodemonderzoek
Bijlage 4 Verkennend Ecologisch Onderzoek Rijakkers 2a
Bijlage 4 Verkennend ecologisch onderzoek Rijakkers 2a
Bijlage 5 Verkennend Ecologisch Onderzoek Kerkdijk
Bijlage 5 Verkennend ecologisch onderzoek Kerkdijk
Bijlage 6 Archeologisch Onderzoek
Bijlage 6 Archeologisch onderzoek