KadastraleKaart.com

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
Artikel 2 Wijze Van Meten
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Detailhandel
Artikel 4 Groen
Artikel 5 Groen - Park
Artikel 6 Maatschappelijk
Artikel 7 Verkeer - Verblijfsgebied
Artikel 8 Wonen
Artikel 9 Waarde - Archeologie - 1
Artikel 10 Waarde - Archeologie - 2
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 11 Anti-dubbeltelregel
Artikel 12 Algemene Bouwregels
Artikel 13 Algemene Gebruiksregels
Artikel 14 Algemene Aanduidingsregels
Artikel 15 Algemene Afwijkingsregels
Artikel 16 Algemene Wijzigingsregels
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 17 Overgangsrecht
Artikel 18 Slotregel
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding
1.2 Ligging Plangebied
1.3 Geldend Bestemmingsplan
1.4 Leeswijzer
Hoofdstuk 2 Bestaande Situatie
2.1 Ruimtelijke & Functionele Structuur
Hoofdstuk 3 Ruimtelijk Kader Met Planuitgangspunten
3.1 Oostelijk Deelgebied: Locatie Ravensnest
3.2 Westelijk Deelgebied: Locatie Botzegge
3.3 Boombeheer Ravensnest En Botzegge
3.4 Natuurwaarden In De Bospercelen
Hoofdstuk 4 Beleidskader
4.1 Nationaal Beleid
4.2 Provinciaal Beleid
4.3 Gemeentelijk Beleid
Hoofdstuk 5 Milieu- En Omgevingsaspecten
5.1 Milieu
5.2 Waterhuishouding
5.3 Flora & Fauna
5.4 Cultureel Erfgoed
5.5 Leidingen
5.6 Verkeer En Parkeren
Hoofdstuk 6 Juridische Vormgeving
6.1 Planvorm
6.2 Plansystematiek
6.3 Beschrijving Van De Bestemmingsplanregels
Hoofdstuk 7 Economische Uitvoerbaarheid
Hoofdstuk 8 Overleg En Inspraak
8.1 Overleg
8.2 Inspraak
Bijlage 1 Boombeheervisie Evg-centrum
Bijlage 2 Boombeheervisie Botzegge
Bijlage 1 Verkennend Bodemonderzoek Ravensnest
Bijlage 2 Verkennend Bodemonderzoek Zeggelaan 115
Bijlage 3 Verkennend Bodemonderzoek Zeggelaan 115 (Aanvullend)
Bijlage 4 Herbeoordeling Conclusies Asbest In Bodem.pdf
Bijlage 5 Concept Rapport Verkennend Asbest In Bodem Onderzoek Ravensnest
Bijlage 6 Concept Rapport Verkennend Asbest In Bodem Onderzoek Zeggelaan 115
Bijlage 7 Nader Bodemonderzoek Asbest Ravensnest
Bijlage 8 Akoestisch Onderzoek Wegverkeerslawaai
Bijlage 9 Akoestisch Onderzoek Industrielawaai
Bijlage 10 Milieuneutrale Melding Tankstation Ivm Ev
Bijlage 11 Groepsrisico Lpg-tankstation
Bijlage 12 Verantwoording Groepsrisico Lpg-tankstation
Bijlage 13 Rapport Waterhuishouding
Bijlage 14 Notitie Update Waterhuishouding
Bijlage 15 Flora- En Faunaonderzoek
Bijlage 16 Flora- En Faunaonderzoek Actualisatie 2016
Bijlage 17 Archeologie: Bureauonderzoek
Bijlage 18 Archeologie: Bureau- En Verkennend Booronderzoek
Bijlage 19 Archeologie Briefrapport
Bijlage 20 Boombeheervisie Botzegge 2017
Bijlage 21 Boombeheervisie Evg-centrum 2013
Bijlage 22 Nota Inspraak, Vooroverleg En Ambtshalve Aanpassingen

Gruytpark, deelgebieden Ravensnest en Botzegge

Bestemmingsplan - Gemeente Drimmelen

Vastgesteld op 31-01-2019 - geheel onherroepelijk in werking

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan

het bestemmingsplan 'Gruytpark, deelgebieden Ravensnest en Botzegge' van de gemeente Drimmelen.

1.2 bestemmingsplan

de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML bestand NL.IMRO.1719.2bp16ravensnbotzg-vg01 met de bijbehorende regels en bijlagen.

1.3 aanduiding

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.4 aan-huis-verbonden bedrijf

een bedrijf dat in een (gedeelte van) of bij een woning wordt uitgeoefend en dat is gericht op het vervaardigen van producten en/of het leveren van diensten, door de gebruik(st)er van de woning, en dat niet krachtens een milieuwet vergunning- of meldingplichtig is;

1.5 aan-huis-verbonden beroep

een dienstverlenend beroep op zakelijk, maatschappelijk, juridisch, medisch, ontwerptechnisch of kunstzinnig gebied, dat in of bij een woning wordt uitgeoefend door de gebruik(st)er, waarbij de woning in overwegende mate de woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is, met dien verstande dat er geen detailhandel is toegestaan met uitzondering van detailhandel als ondergeschikte nevenactiviteit bij de uitoefening van een aan huis verbonden beroep;

1.6 bebouwing

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;

1.7 bebouwingspercentage

een in dit plan aangegeven percentage, dat de grootte van het bouwvlak of bouwperceel aangeeft, dat maximaal mag worden bebouwd;

1.8 bed & breakfast

een kleinschalige aan de woonfunctie ondergeschikte niet zelfstandige accommodatie, uitsluitend voor logies en ontbijt, waarbij de woning in overwegende mate de woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is;

1.9 bestemmingsgrens

de grens van een bestemmingsvlak;

1.10 bestemmingsvlak

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

1.11 bijbehorend bouwwerk

uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd op de grond staand gebouw, of ander bouwwerk, met een dak;

1.12 bouwen

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk;

1.13 bouwgrens

de grens van een bouwvlak;

1.14 bouwperceel

een aaneengesloten stuk grond waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegestaan;

1.15 bouwvlak

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten;

1.16 bouwwerk

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct, hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;

1.17 detailhandel

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;

1.18 erf

al dan niet bebouwd perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een hoofdgebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw;

1.19 escortbedrijf

de natuurlijke persoon, groep of rechtspersoon die bedrijfsmatig, of van omvang alsof zij bedrijfsmatig was, prostitutie aanbiedt die op een andere plaats dan in de bedrijfsruimte (van een seksinrichting) wordt uitgeoefend;

1.20 grondgebonden woning

woning die rechtstreeks toegankelijk is op het straatniveau en waarvan één van de bouwlagen aansluit op het maaiveld. Grondgebonden woningen hebben meestal een terras en/of een tuin. Ze staan tegenover gestapelde woningen;

1.21 gebouw

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.22 hoofdgebouw

gebouw, of gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer gebouwen op het perceel aanwezig zijn, gelet op de bestemming die het belangrijkst is;

1.23 horecabedrijf

een bedrijf, waar bedrijfsmatig dranken en/of etenswaren voor verkoop aan het publiek wordt bereidt en verstrekt, al dan niet voor consumptie ter plaatse, en/of waarin bedrijfsmatig logies wordt verstrekt;

1.24 huishouden

een zelfstandig(e) dan wel samenwonend persoon of groep van personen die binnen een complex van ruimten gebruik maken van dezelfde voorzieningen, zoals een keuken, sanitaire voorzieningen en de entree;

1.25 kelder

een overdekte, met wanden omsloten, voor mensen toegankelijke ruimte, beneden of tot maximaal 1 m boven de gemiddelde hoogte van het aan het gebouw aangrenzende terrein;

1.26 kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten

het op bedrijfsmatige wijze uitoefenen van activiteiten, waarvoor geen melding- of vergunningplicht op grond van het Inrichtingen- en vergunningenbesluit milieubeheer geldt en die door de beperkte omvang in een gedeelte van een woning en de daarbij behorende bebouwing, met behoud van de woonfunctie, kan worden uitgeoefend;

1.27 maatschappelijke voorzieningen

voorzieningen ten behoeve van openbaar bestuur, openbare dienstverlening, religie, verenigingsleven, onderwijs met bijbehorende sport- en gymnastieklokalen, (kinder)dagopvang, naschoolseopvang, opvoeding, bibliotheek, lichamelijke en/of geestelijke gezondheid van mens en dier;

1.28 omgevingsvergunning

vergunning als bedoeld in artikel 2.1 Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo);

1.29 openbaar gebied

wegen, water en openbaar groen (parken, plantsoenen en speelveldjes) die het gehele jaar - of een groot deel daarvan - voor het publiek algemeen toegankelijk zijn;

1.30 peil

  • voor een gebouw, gebouwencomplex of ander bouwwerk waarvan de voorgevel direct aan de weg grenst: het peil van het hoogst aangrenzende weggedeelte;
  • voor een gebouw, gebouwencomplex of ander bouwwerk waarvan de voorgevel niet direct aan de weg grenst: het peil van het hoogste aangrenzende terreingedeelte;
  • indien het gebouw, gebouwencomplex of bouwwerk is gelegen in geaccidenteerd terrein of tussen twee wegen, geldt het peil van het hoogst aangrenzende terrein- of weggedeelte nabij de voorgevel van het gebouw;

1.31 prostitutie

het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding;

1.32 raamprostitutie

een seksinrichting met één of meer ramen van waarachter de prostitué/prostituee tracht de aandacht van passanten op zich te vestigen met als doel het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding;

1.33 risicovolle inrichting

een inrichting, bij welke ingevolge het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) een grenswaarde, richtwaarde voor het risico c.q. een risico-afstand moet worden aangehouden bij het in het bestemmingsplan toelaten van kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten;

1.34 seksinrichting

een gebouw of een gedeelte van een gebouw, waarin bedrijfsmatig handelingen en/of vertoningen plaatsvinden van seksuele, erotische en/of pornografische aard;

1.35 straatprostitutie

het zich op de openbare weg respectievelijk op openbare ruimten of in een zich op de openbare weg respectievelijk openbare ruimte bevindend voertuig beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding;

1.36 voorgevel

gevel van een gebouw georiënteerd op de gevellijn;

1.37 waterhuishoudkundige voorzieningen

voorzieningen die nodig zijn voor een goede wateraanvoer, waterafvoer, waterberging, hemelwaterinfiltratie en waterkwaliteit, zoals duikers, stuwen, gemalen, inlaten, bergings- en infiltratievoorzieningen;

1.38 waterhuishoudkundige voorzieningen

voorzieningen die nodig zijn voor een goede wateraanvoer, waterafvoer, waterberging, hemelwaterinfiltratie en waterkwaliteit, zoals duikers, stuwen, gemalen, inlaten, bergings- en infiltratievoorzieningen;

1.39 woning

een complex van ruimten, geschikt en bestemd voor de huisvesting van niet meer dan één huishouden, waaronder begrepen eventueel gemeenschappelijk gebruik van bepaalde ruimten;

1.40 zijdelingse perceelsgrens

de grens tussen twee percelen, die voor- en achterzijde van een perceel verbindt.

Artikel 2 Wijze Van Meten

2.1 De goothoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot c.q. de druiplijn, het boeiboord of daarbij gelijk te stellen constructiedeel;

2.2 De bouwhoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals airco's, schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;

2.3 De inhoud van een bouwwerk:

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;

2.4 De oppervlakte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Detailhandel

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Detailhandel' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. detailhandel en dienstverlening, waarbij een bedrijfswoning niet is toegestaan;
  2. b. ter plaatse van de aanduiding 'verkooppunt motorbrandstoffen met lpg' een verkooppunt voor motorbrandstoffen met lpg;
  3. c. ondergeschikte horeca categorie I;
  4. d. ondergeschikte kantoren;
  5. e. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals groen, water, nutsvoorzieningen, parkeervoorzieningen en overige verhardingen.

3.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

  1. a. op deze gronden mogen hoofdgebouwen en bijbehorende bouwwerken worden gebouwd;
  2. b. indien een gevellijn is aangegeven dient de bebouwing op de gevellijn te worden georiënteerd;
  3. c. de gebouwen worden uitsluitend gebouwd in het bouwvlak;
  4. d. het bouwvlak mag volledig worden bebouwd;
  5. e. de maximale goot- en bouwhoogte mag niet meer dan 7 m respectievelijk 11 m bedragen;
  6. f. het aantal hoofdgebouwen mag niet toenemen;
  7. g. de maximale goot- en bouwhoogte van bijbehorende bouwwerken mag ten hoogste 3,3 m respectievelijk 6 m bedragen, met dien verstande dat wanneer het een uitbreiding van het hoofdgebouw betreft, de goot- en bouwhoogte van het hoofdgebouw als maximum geldt;
  8. h. de bouwhoogte van erfafscheidingen grenzend aan openbaar gebied bedraagt ten hoogste 1 m;
  9. i. de bouwhoogte van erfafscheidingen elders bedraagt ten hoogste 2 m;
  10. j. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 3 m.

3.3 Specifieke gebruiksregels

Artikel 4 Groen

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. groenvoorzieningen;
  2. b. speelvoorzieningen;
  3. c. voet- en fietspaden, waarbij ter plaatse van de aanduiding 'langzaam verkeer' naast een ontsluiting voor langzaam verkeer, tevens de ontsluiting als calamiteitenroute is toegestaan;
  4. d. bijbehorende voorzieningen als verhardingen, nutsvoorzieningen, water en waterhuishoudkundige voorzieningen.

4.2 Bouwregels

Ten aanzien van het bouwen gelden de volgende regels:

  1. a. op deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd;
  2. b. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt niet meer dan 3 m.

4.3 Specifieke gebruiksregels

Als strijdig gebruik geldt het gebruik van gronden en bouwwerken als volkstuin.

Artikel 5 Groen - Park

5.1 Bestemmingsomschrijving

5.2 Bouwregels

5.3 Specifieke gebruiksregels

Onder strijdig gebruik als bedoeld in artikel 2.1, 1e lid sub c. van de Wabo wordt in ieder geval verstaan:

  1. a. de uitoefening van enige vorm van detailhandel en/of bedrijf anders dan ondergeschikte detailhandel in dieren en dierproducten;
  2. b. zelfstandige bewoning;
  1. a. de uitoefening van enige vorm van horeca anders dan ondergeschikte horeca.

5.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 6 Maatschappelijk

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Maatschappelijk' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. maatschappelijke voorzieningen in de vorm van zorgwoningen en/of begeleid wonen;
  2. b. het aantal bewoners bedraagt niet meer dan 40;
  3. c. ter plaatse van de aanduiding 'langzaam verkeer' is uitsluitend langzaam verkeer toegestaan, alsmede de ontsluiting als calamiteitenroute;

met bijbehorende gemeenschappelijke verblijfsruimten en (gezondheids)voorzieningen, zoals therapieruimten, alsmede voor ontsluitingswegen, erven, terreinen (zoals tuinen), beplanting, parkeervoorzieningen, voorzieningen voor de waterhuishouding.

6.2 Bouwregels

6.3 Specifieke gebruiksregels

Artikel 7 Verkeer - Verblijfsgebied

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer - Verblijfsgebied' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. b. verblijfsgebied met een functie voor verblijf, verplaatsing, gebruik ten dienste van de aangrenzende bestemmingen en gebruik ten behoeve van het innemen van standplaatsen;
  2. c. wegen met doorgaande rijstroken;
  3. d. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals voet- en fietspaden, geluidwerende voorzieningen, nutsvoorzieningen, groenvoorzieningen, water- en waterhuishoudelijke voorzieningen, reclame-uitingen, parkeervoorzieningen en overige verhardingen.

7.2 Bouwregels

Ten aanzien van het bouwen gelden de volgende regels:

  1. a. op deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd;
  2. b. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, anders dan ten behoeve van de verkeersregeling, verkeersaanduiding, wegaanduiding of verlichting bedraagt niet meer dan 4 m.

Artikel 8 Wonen

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. het wonen in grondgebonden woningen;
  2. b. aan huis verbonden beroepen en/of kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten;
  3. c. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals erven, tuinen, water, nutsvoorzieningen, parkeervoorzieningen en overige verhardingen.

8.2 Bouwregels

8.3 Specifieke gebruiksregels

Artikel 9 Waarde - Archeologie - 1

9.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie - 1' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud, de bescherming en/of het herstel van de voorkomende hoge archeologische (verwachtings)waarden.

9.2 Bouwregels

Op of in deze gronden mogen geen bouwwerken worden gebouwd waarbij de bodem dieper dan 0,5 m wordt geroerd, met uitzondering van:

  1. a. bouwwerken ter vervanging van bestaande bouwwerken, waarbij de bestaande oppervlakte van het bouwwerk met ten hoogste 100 m² wordt uitgebreid;
  2. b. bouwwerken met een oppervlakte van minder dan 100 m² ten behoeve van andere daar voorkomende bestemming(en).

9.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

9.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

9.5 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk

9.6 Wijzigingsbevoegdheid

Artikel 10 Waarde - Archeologie - 2

10.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie - 2' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud, de bescherming en/of het herstel van de voorkomende middelhoge archeologische (verwachtings)waarden.

10.2 Bouwregels

Op of in deze gronden mogen geen bouwwerken worden gebouwd waarbij de bodem dieper dan 0,5 m wordt geroerd, met uitzondering van:

  1. a. bouwwerken ter vervanging van bestaande bouwwerken, waarbij de bestaande oppervlakte van het bouwwerk met ten hoogste 1.000 m² wordt uitgebreid;
  2. b. bouwwerken met een oppervlakte van minder dan 1.000 m² ten behoeve van andere daar voorkomende bestemming(en).

10.3 Afwijken van de bouwregels

10.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

10.5 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk

10.6 Wijzigingsbevoegdheid

Hoofdstuk 3 Algemene Regels

Artikel 11 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 12 Algemene Bouwregels

12.1 Bestaande bouwwerken

In die gevallen dat hoogten, inhoud, aantallen en / of oppervlakten, van bestaande bouwwerken, die gebouwd zijn met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Woningwet of Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, op de dag van de terinzagelegging van het ontwerp van het plan meer of minder bedragen dan ingevolge hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen de bestaande maten en hoeveelheden als maximaal respectievelijk minimaal toelaatbaar worden aangehouden.

12.2 Herbouw

In het geval van (her)oprichting van gebouwen is het bepaalde in lid 12.1 uitsluitend van toepassing indien het geschiedt op dezelfde plaats.

12.3 Ondergeschikte bouwdelen

Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen binnen de aanduiding 'bouwvlak' of het bestemmingsvlak worden ondergeschikte bouwdelen als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, overstekende daken en reclame-uitingen, buiten beschouwing gelaten, mits de bouw- c.q. bestemmingsgrens met niet meer dan 0,50 m wordt overschreden.

Artikel 13 Algemene Gebruiksregels

13.1 Strijdig gebruik

Onder strijdig gebruik als bedoeld in artikel 2.1, 1e lid sub c. van de Wabo wordt in ieder geval verstaan:

  1. a. het gebruik van onbebouwde gronden of het gebruik van bouwwerken ten behoeve van het storten van puin en afvalstoffen, tenzij dit ter realiseren en / of handhaving van de bestemming dient;
  2. b. het gebruik van onbebouwde gronden of het gebruik van bouwwerken ten behoeve van opslag van gerede of ongerede goederen, zoals vaten, kisten bouwmaterialen, werktuigen, machines en onderdelen hiervan, tenzij dit ter realisering en / of handhaving van de bestemming dient;
  3. c. het gebruik van onbebouwde gronden of het gebruik van bouwwerken ten behoeve van doeleinden van handel of bedrijf, een seksinrichting daaronder mede begrepen;
  4. d. het gebruik van onbebouwde gronden of het gebruik van bouwwerken ten behoeve van verblijfsrecreatie;
  5. e. het gebruik van vrijstaande bijbehorende bouwwerken voor zelfstandige bewoning.

Artikel 14 Algemene Aanduidingsregels

14.1 Veiligheidszone - lpg

Ter plaatse van de aanduiding 'veiligheidszone - lpg' geldt een plaatsgebonden risicocontour van 10-6. Binnen deze contour mogen geen kwetsbare objecten worden opgericht, behoudens de reeds bestaande kwetsbare objecten.

Artikel 15 Algemene Afwijkingsregels

15.1 Afwijking

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van:

  1. a. de regels en toestaan dat het bouwvlak in geringe mate wordt overschreden, indien een meetverschil daartoe aanleiding geeft;
  2. b. de regels en toestaan dat openbare nutsgebouwtjes, wachthuisjes ten behoeve van het openbaar vervoer, telefooncellen, gebouwtjes ten behoeve van de bediening van kunstwerken, toiletgebouwtjes en naar aard daarmee gelijk te stellen gebouwtjes worden gebouwd, mits:
    1. 1. de inhoud per gebouw niet meer dan 50 m3 bedraagt;
    2. 2. de bouwhoogte niet meer dan 3,5 m bedraagt;
  3. c. de regels ten aanzien van de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en toestaan dat de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wordt vergroot:
    1. 1. ten behoeve van kunstwerken, geen gebouwen zijnde, tot maximaal 10 m;
    2. 2. ten behoeve van waarschuwings- en/of communicatiemasten tot maximaal 50 m;
    3. 3. ten behoeve van andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde, tot maximaal 10 m;
  4. d. het bepaalde ten aanzien van de maximale bouwhoogte van gebouwen en toestaan dat de bouwhoogte van gebouwen wordt verhoogd ten behoeve van plaatselijke verhogingen, zoals schoorstenen, luchtkokers, liftkokers, lichtkappen en technische ruimten, mits:
    1. 1. de maximale oppervlakte van de vergroting niet meer dan 10% van het betreffende platte dakvlak of de horizontale projectie van het schuine dakvlak bedraagt;
    2. 2. de bouwhoogte niet meer dan 1,25 maal de maximale bouwhoogte van het betreffende gebouw bedraagt.

Artikel 16 Algemene Wijzigingsregels

16.1 Algemene wijzigingsregels

Het bevoegd gezag kan, overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening, het plan wijzigen ten behoeve van:

  1. a. het bouwen van niet voor bewoning bestemde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde van geringe afmetingen ten dienste van het openbaar nut met een oppervlakte van maximaal 15 m² en een bouwhoogte van maximaal 3,50 m;
  2. b. geringe afwijkingen, die in het belang zijn van een ruimtelijk of technisch beter verantwoorde plaatsing van bouwwerken of die noodzakelijk zijn in verband met de werkelijke toestand van het terrein. Hierbij zijn verschuivingen van de bestemmingsgrens met maximaal 5 m toelaatbaar;
  3. c. overschrijding van bestemmingsgrenzen, voor zover zulks van belang is voor een technisch betere realisering van bestemmingen of bouwwerken dan wel voor zover zulks noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein. De overschrijdingen mogen echter ten hoogste 3 m bedragen en het bestemmingsvlak mag met ten hoogste 10% worden vergroot.

16.2 Toepassingsregel

Bij de toepassing van de wijzigingsbevoegdheden als bedoeld in lid 16.1 kan het bevoegd gezag schriftelijk advies inwinnen bij een stedenbouwkundige.

Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels

Artikel 17 Overgangsrecht

17.1 Overgangsrecht bouwwerken

17.2 Overgangsrecht gebruik

Artikel 18 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het bestemmingsplan 'Gruytpark, deelgebieden Ravensnest en Botzegge'.

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

Het college van B&W heeft het verzoek gekregen van SOVAK (dienstverlener voor mensen met een verstandelijke beperking) voor het herontwikkelen van 2 deelgebieden in het Gruytpark in Terheijden; de locatie 'Botzegge' (westelijk van Zeggelaan 115) en de locatie 'Ravensnest'.

De laatste decennia is het Gruytpark in ontwikkeling waarbij naast woningen voor bewonersgroepen ook traditionele eengezinswoningen zijn gerealiseerd. Inmiddels is het grootste deel van het terrein herontwikkeld en resteren er nog slechts enkele kleinere deelgebieden.

Het deelgebied Ravensnest in dit bestemmingsplan betreft de realisatie van nieuwbouw in 3 dubbele wooncomplexen aan de oostzijde van het Ravensnest, ter plaatse van de bestaande woningen en het zuidelijk deel van het kinderboerderijterrein. Het gaat hierbij om vervangende nieuwbouw voor maximaal 40 bewoners afkomstig van de bestaande woningen én de locatie Zeggelaan 115. Deellocatie Botzegge komt hiermee vrij voor reguliere woningen.

In het deelgebied Botzegge worden maximaal 16 (reguliere) woningen gerealiseerd ongeveer ter plaatse van de bestaande (te slopen) zorgbebouwing die verscholen ligt achter de 3 nieuwe appartementenblokken ten westen van de Zeggelaan en de rijwoningen ten zuiden van (en dwars op) de Ruitersvaartseweg.

De gemeente is bereid hier medewerking aan te verlenen. Daarom wordt het geldende bestemmingsplan voor de gronden in het plangebied herzien.

1.2 Ligging Plangebied

Beide deelgebieden zijn gelegen in de noordoostelijke randzone van het dorp Terheijden en maken onderdeel uit van het Gruytpark, ingesloten tussen de dorpsbebouwing en een bosgebied, dat de overgang vormt naar het open buitengebied aan de overzijde van de Wagenbergsebaan (N285).

Het oostelijke deelgebied Ravensnest is gelegen ten oosten van het Ravensnest en ten noorden van de woningen aan het Koningsveld en maakt op dit moment grotendeels onderdeel uit van het kinderboerderijterrein.

Het westelijke deelgebied Botzegge is gelegen ten westen van de Zeggelaan achter de voormalige locatie van de Zusterflat, waar inmiddels nieuwbouw heeft plaatsgevonden, en ten zuiden van de woningen Ruitersvaartseweg 12 t/m 22 en 24 t/m 34.

afbeelding "i_NL.IMRO.1719.2bp16ravensnbotzg-vg01_0001.jpg"

Begrenzing plangebied (rode omkadering) Bron: http://maps.google.nl

1.3 Geldend Bestemmingsplan

Voor de gronden in het plangebied geldt het bestemmingsplan 'Kern Terheijden', met kenmerk NL.IMRO.1719.2bp14terheijden-vg01. De gemeenteraad van Drimmelen heeft dit bestemmingsplan vastgesteld op 23 april 2015.

Ravensnest

De gronden in het oostelijke deelgebied hebben in dit bestemmingsplan de bestemming 'Maatschappelijk', met een aanduiding 'bouwvlak' op de bestaande bebouwing. Het bouwplan past niet binnen deze bouwvlakken.

afbeelding "i_NL.IMRO.1719.2bp16ravensnbotzg-vg01_0002.jpg"

Uitsnede vigerend bestemmingsplan (bron: www.ruimtelijkeplannen.nl)

Botzegge

De gronden in het westelijke deelgebied hebben in dit bestemmingsplan eveneens de bestemming 'Maatschappelijk'. Het bouwen van reguliere woningen is niet toegestaan binnen deze bestemming.

Bovendien is het de bedoeling om het gebied een andere stedenbouwkundige opzet te geven dat niet past binnen de bebouwingszone en de bebouwingsgrens zoals opgenomen in het bestemmingsvlak.

afbeelding "i_NL.IMRO.1719.2bp16ravensnbotzg-vg01_0003.jpg"

Uitsnede vigerend bestemmingsplan (bron: www.ruimtelijkeplannen.nl)

Om de voorgenomen ontwikkelingen mogelijk te maken wordt het bestemmingsplan voor de gronden in het plangebied herzien ex artikel 3.1 Wet ruimtelijke ordening (Wro).

1.4 Leeswijzer

Dit bestemmingsplan bestaat uit een verbeelding, regels en deze toelichting. De regels en de verbeelding vormen de juridisch bindende elementen van het bestemmingsplan. De toelichting is als volgt opgebouwd:

  • in hoofdstuk 2 wordt de bestaande situatie in het plangebied beschreven;
  • in hoofdstuk 3 volgt een beschrijving van het ruimtelijke beleidskader dat van toepassing is op het bestemmingsplan, alsmede de planbeschrijving;
  • in hoofdstuk 4 wordt het relevante beleidskader besproken;
  • in hoofdstuk 5 komen de relevante milieu- en omgevingsaspecten aan bod;
  • in hoofdstuk 6 volgt de beschrijving van het juridische deel van het plan;
  • in hoofdstuk 7 komt de economische uitvoerbaarheid aan bod;
  • in hoofdstuk 8 tenslotte worden de resultaten uit overleg en inspraak besproken en behandeld.

Hoofdstuk 2 Bestaande Situatie

2.1 Ruimtelijke & Functionele Structuur

Het plangebied, ook wel het Gruytpark genoemd, valt binnen de oostelijke uitbreiding van Terheijden. De laatste decennia is dit terrein in ontwikkeling waarbij naast woningen voor bewonersgroepen uit SOVAK-instellingen ook traditionele eengezinswoningen zijn gerealiseerd.

afbeelding "i_NL.IMRO.1719.2bp16ravensnbotzg-vg01_0004.png"

Locaties Botzegge en Ravensnest (Bron: www.bing.com)

2.1.1 Deelgebied Ravensnest

In het deelgebied Ravensnest, bevinden zich op dit moment 2 geschakelde woningen voor bewonersgroepen, bestaande uit 1 bouwlaag met deels een lessenaarskap.

afbeelding "i_NL.IMRO.1719.2bp16ravensnbotzg-vg01_0005.jpg"

Het aangrenzende gebied direct ten noorden en ten oosten hiervan is in gebruik ten behoeve van een kinderboerderij, enkele werktuinen en een paardenbak. Door de aanwezigheid van veel bomen en opgaande beplanting heeft dit gebied een groene uitstraling. Op dit terrein bevinden zich tevens enkele kleinere gebouwen ten behoeve van de kinderboerderij en de werktuinen.

afbeelding "i_NL.IMRO.1719.2bp16ravensnbotzg-vg01_0006.jpg"

Kinderboerderij (bron: Pouderoyen Compagnons)

afbeelding "i_NL.IMRO.1719.2bp16ravensnbotzg-vg01_0007.jpg"

Kinderboerderij (bron: Pouderoyen Compagnons)

Ten zuiden van dit deelgebied zijn aan het Koningsveld de laatste jaren eengezinswoningen gerealiseerd.

afbeelding "i_NL.IMRO.1719.2bp16ravensnbotzg-vg01_0008.jpg"

Op de hoek van Ravensnest en Koningsveld (noordelijke kruising) met links in beeld de huidige locatie Ravensnest en rechts de woningen aan Koningsveld (bron: Pouderoyen Compagnons)

2.1.2 Deelgebied Botzegge

In het noordelijk deel van deelgebied Botzegge staat bebouwing ten behoeve van circa 20 bewoners. Het zuidelijke deel van dit deelgebied en een smalle strook aan de westzijde zijn in gebruik als groenzone.

afbeelding "i_NL.IMRO.1719.2bp16ravensnbotzg-vg01_0009.jpg"

Locatie Botzegge met de semi-permanente bebouwing (bron: Pouderoyen Compagnons)

Het deelgebied wordt aan de noordzijde omgeven door eengezinswoningen dwars op de Ruitersvaartseweg en aan de westzijde door eengezinswoningen aan het Liesveld. Het plangebied wordt ten zuiden en ten westen omgeven door een watergang.

Ten oosten van dit deelgebied zijn enkele jaren geleden 3 appartementenblokken met 30 appartementen gerealiseerd.

Hoofdstuk 3 Ruimtelijk Kader Met Planuitgangspunten

3.1 Oostelijk Deelgebied: Locatie Ravensnest

Ter vervanging van de bestaande woongebouwen aan Ravensnest en Zeggelaan (nr. 115) wordt een nieuw wooncomplex gerealiseerd voor 40 cliënten. Hiertoe worden enkele bestaande gebouwen met eenzelfde capaciteit (40 plaatsen) gesloopt. Het nieuwe complex, genaamd EVG-centrum (ernstig verstandelijk gehandicapten-centrum), wordt gerealiseerd op de plaats van het huidige Ravensnest.

3.1.1 Uitgangspunten EVG-centrum

Met de ruimtelijke opzet van het plan worden de volgende doelstellingen nagestreefd:

  • Het EVG-centrum wordt gesitueerd aan de oostzijde van het Ravensnest en beslaat het zuidelijk deel van het huidige kinderboerderijterrein. Gezien de ligging achter de inmiddels gerealiseerde wijk met haar stedenbouwkundige samenhang, wordt voor het EVG-centrum gekozen voor een lossere, campusachtige opzet. Zo kan een sterke verweving met de groene parksfeer ontstaan, waarbij bijvoorbeeld ook de handhaving en inpassing van belangwekkende boomgroepen mogelijk is.
  • Verder zal met de nieuwbouw moeten worden ingespeeld op de bestaande (en te handhaven) gebouwen in de boerderijtuin/ werktuinen. Er dient zoveel mogelijk samenhang te worden nagestreefd tussen het EVG-centrum en het boerderijterrein.
  • De bestaande dubbele woning aan het Ravensnest zal ten behoeve van deze ontwikkeling worden gesloopt. De nieuwe stedenbouwkundige invulling zal echter opnieuw een bijdrage moeten leveren aan de oorspronkelijke rooilijn, zodat het straatprofiel wordt hersteld.

3.1.2 Opzet

Het EVG-centrum wordt opgebouwd uit een drietal dubbele units in één bouwlaag. Units die telkens bestaan uit een gemeenschappelijke woonkamer en een slaapvleugel. De woonkamers van de geschakelde units grenzen steeds aan elkaar, waardoor de mogelijkheid ontstaat van personele uitwisseling. Het aantal kamers (bewoners) per unit bedraagt 6 (2 maal), of 7 (4 maal). In totaal kunnen in het EVG-centrum dus 40 bewoners worden gehuisvest.

De gebouwen omsluiten een min of meer omsloten hof, waarin elke unit zijn eigen afgesloten tuinkamer heeft. Daar zullen de buitenruimtes van de bewoners zijn. De introverte zijde van de gebouwen is naar de omgeving gericht. Met deze opzet worden de functies wonen in de omgeving en de zorgwoningen in het plangebied, zoveel mogelijk van elkaar afgescheiden, zodat ieder z'n privacy behoudt.

De situering van de gebouwen maakt het de verzorgenden mogelijk om over korte afstand (of zelfs binnendoor) van het ene naar het andere gebouw te komen.

Het EVG-complex is zodanig opgenomen in de omgeving, dat de huidige straatwand van het Ravensnest weer opnieuw gestalte krijgt, terwijl ook de belangrijkste boomgroepen kunnen worden gehandhaafd. De waarde, waarop deze bomen zijn geselecteerd, schuilt vooral in hun toekomstwaarde (duurzame houtsoorten als eik en beuk) en hun betekenis in de ruimtelijke structuur van het Gruytpark als geheel.

Ontsluiting van het EVG-centrum is via de noordzijde. Daarlangs zullen de bedrijfsgerichte vervoersbewegingen worden geleid, zoals het afval ophalen en bezorg- of servicetransport. De containeropstelplaats bevindt zich aan de oostzijde, die via de noordzijde wordt ontsloten. Aan de zuidzijde is een langzaamverkeersroute, die ook opengesteld kan worden voor de hulpdiensten, geregeld via 2 kleine insteekwegen. Het personenparkeren bevindt zich direct naast de openbare weg, waardoor het rijden op het eigen terrein door personenwagens zeer beperkt is. Op deze manier ervaren de woningen aan Koningsveld zo min mogelijk geluid vanuit de inrichting.

Ingeval van calamiteiten vormen de noordelijke ontsluiting en de zuidelijke langzaamverkeersroute/ calamiteitenroute, samen met het diagonale pad door de boerderijtuin een voor hulpdiensten geschikt circuit. De bereikbaarheid van alle units is dan ook gewaarborgd.

Hieronder een impressie van de opzet van dit deelgebied inclusief bestaande en nieuwe terreininrichting.

afbeelding "i_NL.IMRO.1719.2bp16ravensnbotzg-vg01_0010.jpg"

Onderlegger bestaande situatie (bron: ernst, Triple A Architect)

afbeelding "i_NL.IMRO.1719.2bp16ravensnbotzg-vg01_0011.jpg"

Inrichtingsplan, indicatief (bron: Pouderoyen Compagnons)

Resumerend kan worden gesteld dat de stedenbouwkundige opzet van het EVG-centrum enerzijds optimaal aansluit op het gehanteerde zorgconcept en anderzijds op de ruimtelijke karakteristiek van het Gruytpark, inclusief boerderijterrein/ werktuinen.

3.1.3 Maaiveldligging

Het plangebied vertoont een zekere variatie aan maaiveldpeilen. Het wegdek van Ravensnest, bepalend voor het vloerpeil van het hier te bouwen (meest westelijke) woongebouw, ligt op ca. 0,50 +NAP. De kruin van de waardevolle boomwal, juist noordelijk van dit woongebouw ligt op ca. 1,50 +NAP. Het terrein achter dit woongebouw, in feite de huidige tuinenzone achter het huidige Ravensnest, varieert in hoogte, maar ligt gemiddeld op ca. 0,50 -NAP. Dit bepaalt dan ook de vloerpeilen van beide andere woongebouwen.


De overgang tussen beide peilgebieden, theoretisch verschil ca. 1,00 meter, wordt opgevangen middels keerwanden die zijn opgenomen in de achterperceelsgrens van het westelijke woongebouw. Het peilverschil van 1,00 meter (en dus de hoogte van de grondkeringen) kan eventueel nog wat worden beperkt door de tuinen enigszins af te laten hellen. Een kering van maximaal 0,60 m. hoogte lijkt zo nog haalbaar.

3.1.4 Parkeren

De parkeerbehoefte wordt berekend op basis van het aantal verzorgingsplaatsen (40 bedden) en de hiermee verband houdende personele bezetting. De gemeente beschikt over parkeerbeleid, verwoord in de "Beleidsnota Parkeren - Een kwestie van maatwerk". Bij zorgvoorzieningen worden verpleeg-/verzorgingstehuis genoemd, waarvoor een parkeernorm van 0,6 per wooneenheid geldt. Bij 40 plaatsen betekent dit een vereiste capaciteit van 24.

De gezamenlijke parkeercapaciteit van de geplande parkeervoorzieningen bedraagt 26 parkeerplaatsen en voldoet daarmee aan de gestelde eisen (cf. kengetallen Beleidsnota Parkeren). Er worden 8 parkeerplaatsen gerealiseerd langs de weg (Ravensnest), 10 in het verlengde van het Ganzepad en 8 in de zuidwesthoek van het plangebied.

afbeelding "i_NL.IMRO.1719.2bp16ravensnbotzg-vg01_0012.jpg"

Invulling parkeerplaatsen op terrein

In het weekend neemt het bezoekersparkeren toe. Worstcase is er dan sprake van een aanwezigheid van 26 medewerkers en 8 bezoekers. Aan de overzijde van de straat Ravensnest (westzijde) ligt het multifunctioneel centrum en het dagactiviteitencentrum van Sovak. Deze zijn in het weekend gesloten, waardoor er op dat moment voldoende parkeerplaatsen beschikbaar zijn. Op deze manier kan worden voorzien in de piekopvang.

3.1.5 Materiaalgebruik

De verhardingsmaterialen worden afgestemd op gebruik door minder validen. De rijbaan (3,60 m. breed) wordt geasfalteerd en omwille van een parkachtige uitstraling schraal afgestrooid met parelgrind, of split. Aan de zijde van de collectieve voortuinen (grasvlakken, met incidenteel een boom) wordt de rijbaan opgesloten met een verhoogde band (oprijband; profiel RWS). Aan de andere zijde wordt ter bescherming van de bermen een strook grasbetontegels (40x60) ingestraat, waarmee de rijbaan in feite 60 cm breder wordt, dan hij lijkt. De riant uitgevoerde voetpaden (2,00 m. breed) worden eveneens geasfalteerd, dan wel bestraat met grootformaat (60x60) tegels.


Parkeervakken worden ingestraat met betonklinkers (keiformaat 10x20). Voor de straatverlichting wordt aangesloten bij de elders op het Gruytpark aanwezige armaturen.

3.2 Westelijk Deelgebied: Locatie Botzegge

3.2.1 Opzet

Het plan voorziet in de ontwikkeling van woningbouw rondom een representatieve groene ruimte. De Ruitersvaartseweg aan de noordzijde en de Botzegge aan de oostzijde worden met elkaar verbonden. Hierdoor ontstaat er, in plaats van een doodlopende, een doorgaande verkeersstructuur voor calamiteiten- en langzaamverkeer, die begeleid wordt door de nieuw te bouwen woningen. De bebouwingsrichting sluit aan op de bestaande orthogonale (rechthoekige) verkavelingsstructuur in de omgeving.

De centraal gesitueerde groene ruimte structureert het plangebied en biedt ruimte aan een karakteristieke waardevolle boom.

afbeelding "i_NL.IMRO.1719.2bp16ravensnbotzg-vg01_0013.jpg"

Concept stedenbouwkundig plan (woningtypologieën zijn indicatief) (bron: Compositie 5)

afbeelding "i_NL.IMRO.1719.2bp16ravensnbotzg-vg01_0014.jpg"

Concept stedenbouwkundig plan geprojecteerd op luchtfoto

3.2.2 Verkeer en parkeren

Verkeer

De ontsluitingsstructuur bestaat uit het verbinden van het nieuwe hofje dat met dit plan aan de Ruitersvaartseweg ontstaat, met de Botzegge. Het hofje wordt daarmee aan één zijde ontsloten. De aansluiting op het bestaande hofje aan de Ruitersvaartseweg zal bestaan uit een calamiteitendoorgang en toegankelijk zijn voor langzaamverkeer (fietsers en voetgangers); autoverkeer wordt daarmee niet rechtstreeks op de Ruitersvaartseweg ontsloten. De parkeerplaatsen in de openbare ruimte zijn in de vorm van haaksparkeerplaatsen aan deze nieuwe ontsluitingsweg gekoppeld.

afbeelding "i_NL.IMRO.1719.2bp16ravensnbotzg-vg01_0015.jpg"

Verkeersstructuur en parkeren

Parkeren

In de "Beleidsnota Parkeren - Een kwestie van maatwerk" (januari 2010) van de gemeente Drimmelen zijn de parkeernormen opgenomen waaraan de betreffende ontwikkeling dient te voldoen.

De volgende parkeernormen dienen gehanteerd te worden:

  • Woning duur: 2,0 per woning
  • Woning midden: 1,8 - 1,9 per woning
  • Woning goedkoop: 1,7 per woning
  • Seniorenwoning: 1,3 per woning

In het concept stedenbouwkundig plan zijn de volgende aantallen en woningtypologieën opgenomen:

  • 10 goedkope rijwoningen (x 1,7 = 17 parkeerplaatsen)
  • 6 midden dure rij-/eindwoningen (x 1,8 = 10,8 parkeerplaatsen)

Dit betekent dat de totale parkeerbehoefte 28 parkeerplaatsen bedraagt. Ten behoeve van de ontwikkeling dienen in het plangebied nog 2 bestaande parkeerplaatsen gecompenseerd te worden waarmee de totale parkeerbehoefte 30 parkeerplaatsen bedraagt.

In het stedenbouwkundig plan zijn 25 haaksparkeerplaatsen in het openbaar gebied opgenomen en worden er 5 parkeerplaatsen op eigen terrein gerealiseerd waarmee het totaal aantal parkeerplaatsen 30 bedraagt.

Dit betekent dat er in de parkeerbehoefte voorzien wordt. Mocht bij de definitieve stedenbouwkundige uitwerking gekozen worden voor een andere invulling qua woningtypologieën danwel aantallen dient te allen tijde aan de parkeernorm uit het parkeerbeleid voldaan te worden.

3.2.3 Water- en groenstructuur

Het plan heeft een groene uitstraling die met name door twee elementen vormgegeven wordt. Allereerst betreft het de centrale groenzone waar een groot deel van de woningen op georiënteerd is. Parkeren en een waardevolle boom zijn in deze representatieve ruimte geïntegreerd. Het parkeren is groen omzoomd met een haag.

Daarnaast is aan de oost- en zuidzijde, ter hoogte van de bestaande watergang, een brede groenstrook gesitueerd waarin bestaande bomen opgenomen zijn. Deze groenstrook sluit aan op de bestaande oostelijk gelegen groenstrook. De overgang tussen de westelijk gelegen sportvelden en de woningen bestaat eveneens uit een groenstrook.

afbeelding "i_NL.IMRO.1719.2bp16ravensnbotzg-vg01_0016.jpg"

Water- en groenstructuur

3.2.4 Bebouwingsstructuur

Programmatische aspecten

Het concept stedenbouwkundig plan biedt ruimte aan 16 rijwoningen waarvan 5 eindwoningen voorzien zijn van een garage danwel een auto-opstelplaats op eigen terrein. Binnen dit bestemmingsplan is de flexibiliteit aanwezig om programmatische wijzigingen door te voeren.

Positionering en rooilijn

Qua positionering wordt zoveel mogelijk aangesloten bij de rooilijnen van de belendende bebouwing en de bestaande bebouwingsrichtingen in de omgeving waardoor er een samenhangend beeld ontstaat.

Bouwhoogte

De bouwhoogte bedraagt maximaal twee bouwlagen met kap waarbij de maximale goothoogte 6 meter bedraagt en de maximale bouwhoogte 10 meter. Hiermee wordt aangesloten bij de bestaande rijwoningen aan de Ruitersvaartseweg. Deze bestaande woningen zijn bestemd met een goot- en bouwhoogte van 7 m respectievelijk 11 m. Derhalve wordt deze maatvoering eveneens voor voorliggende planlocatie opgenomen.

afbeelding "i_NL.IMRO.1719.2bp16ravensnbotzg-vg01_0017.jpg"

Rooilijnen en oriëntatie

3.3 Boombeheer Ravensnest En Botzegge

De ontwikkelingen die dit bestemmingsplan mogelijk maakt, hebben hun effect op de bestaande beplanting, c.q. het boombestand. Onderzoek (Boomeffectanalyse, AGEL-adviseurs d.d. december 2012) heeft aangetoond dat een deel van de bomen t.p.v. het EVG-centrum verzwakt is. Een deel van de bomen zal noodgedwongen worden geveld, om het bouwplan te kunnen realiseren. In grote lijnen geldt hetzelfde voor het boombestand op de locatie Zeggelaan 115.

De hoofddoelstelling bij het ontwerp en de realisatie van de bouwontwikkelingen op beide locaties is echter behoud en versterking van de bosachtige woonsfeer en verbetering van het toekomstperspectief van de te handhaven beplanting.

Op basis van deze uitgangspunten is voor beide locaties een Boombeheervisie opgesteld. Daarin werd op grond van een analyse van de beschikbare onderzoeksgegevens een selectie gemaakt van de:

  • te rooien bomen (om verschillende redenen);
  • eventueel te verplanten bomen;
  • te handhaven bomen.

Daarnaast werd inzicht gegeven in de te treffen beheersmaatregelen:

  • Maatregelen t.b.v. duurzame toekomstwaarde;
  • Maatregelen ter bescherming tijdens de bouw.

Tenslotte is ook ingegaan op de wet- en regelgeving rond het te voeren boombeheer.

Hierna volgt een samenvatting van de belangrijkste ingrepen. Voor nadere, en achtergrondinformatie wordt verwezen naar de rapportages "Boombeheervisie Sovak Locatie EVG-centrum Terheijden", Pouderoyen Compagnons en JANBRUYN landschapsarchitectuur, kenmerk 051-036, december 2013 en "Boombeheervisie Sovak Locatie Botzegge Terheijden", Pouderoyen Compagnons en JANBRUYN landschapsarchitectuur, kenmerk 051-036, januari 2017 (zie bijlagen).

Oostelijk deelgebied: Locatie Ravensnest

Het bouwplan vergt de velling van in totaal 34 bomen, waarvan er enkele eenvoudig kunnen worden verplant. Het gaat om een aantal zomereiken, beuken, essen en schietwilgen.

Vanwege hun matige kwaliteit en beperkte levensverwachting worden bovendien 3 zomereiken gerooid. Er zullen ook 8 bomen worden gerooid i.v.m. een noodzakelijke dunning (zomereiken, essen, schietwilgen en een els). Een viertal bomen is dusdanig jong dat deze eenvoudig verplant kunnen worden (bolacacia, zoete kriek, meidoorn, grijze els).

afbeelding "i_NL.IMRO.1719.2bp16ravensnbotzg-vg01_0018.jpg"

Aangrenzend aan de bestaande boswal, die de zuidgrens van het plangebied vormt, wordt een oppervlak van ca. 1.800 m2 ingeplant met jong bos. Hiermee wordt enerzijds bijgedragen aan de beoogde parkbossfeer, maar vindt anderzijds ook substantiële compensatie plaats voor de te rooien bomen.

Westelijk deelgebied: Locatie Botzegge

Het boombestand op de locatie Botzegge heeft binnen de woonomgeving een belangrijke ruimtelijke waarde en draagt sterk bij aan de kleinschalige dorpse sfeer. De gemiddelde leeftijd van de bomen, hun maat en de klimop die sommige bomen een bijzonder karakter verleent, maken dat het geheel een zekere beeldwaarde heeft. Helaas is het bosje van zeer matige kwaliteit; veel bomen hebben een beperkte toekomstwaarde en van onderbegroeiing is nauwelijks/geen sprake.

Doordat de ontwikkeling van het woningbouwplan de velling van een aanzienlijk deel van de kern van het bosje vraagt, wordt het behoud van de resterende bomen in de randzones des te belangrijker. Zowel voor de kwaliteit van het te realiseren woonmilieu aan de Botzegge, als wel voor het behoud van de groene uitstraling naar de omliggende woonbuurten.

Deze boombeheervisie en met name het rooischema is dan ook zeer terughoudend opgesteld. Velling wordt in eerste instantie zoveel mogelijk beperkt. Het gaat uitsluitend om bomen die binnen de bouwlocatie staan, of bomen, die vanwege veiligheidsoverwegingen niet kunnen worden gehandhaafd, dan wel om een enkele boom die duidelijk onderstandig is en geen enkel ontwikkelingsperspectief heeft. Louter vanuit boombeheer gezien zou echter rigoureuzer moeten worden ingegrepen.

In dit geval wordt gekozen voor maximaal behoud in eerste instantie, waardoor de resterende bomen de groene uitstraling van de locatie nog zoveel mogelijk blijven ondersteunen. De velling van bomen in de kernzone kan invloed hebben op de resterende bomen, die nu bijvoorbeeld meer wind gaan vangen. Daarom blijft het van belang de bomen op veiligheid te blijven controleren en voor zover nodig, te rooien. Verder dient op korte termijn te worden begonnen met het ontwikkelen van een rijke en dichte onderbegroeiing met soorten als meidoorn, hazelaar, kornoelje, vuilboom, appelbes, vogelkers, etc. Zodra de struiklaag een zekere maat heeft gekregen en het groene decor niet alleen meer bepaald wordt door de boomlaag, kan alsnog geleidelijke dunning en herplant van bomen plaatsvinden.

Bij een zorgvuldige aanpak kan het huidige, kwalitatief matige bosje zo worden omgevormd tot een vitaal en structuurrijk landschapselement binnen de woonomgeving.

Voor het boombestand op locatie Botzegge is eveneens een overzicht gemaakt van te rooien bomen. Ook hieraan liggen verschillende redenen ten grondslag.

afbeelding "i_NL.IMRO.1719.2bp16ravensnbotzg-vg01_0019.jpg"

Te handhaven bomenscherm (bron: Pouderoyen Compagnons en JANBRUYN landschapsarchitectuur, Boombeheervisie Locatie Botzegge)

afbeelding "i_NL.IMRO.1719.2bp16ravensnbotzg-vg01_0020.jpg"

Rooischema (bron: Pouderoyen Compagnons en JANBRUYN landschapsarchitectuur, Boombeheervisie Locatie Botzegge)

3.4 Natuurwaarden In De Bospercelen

De boscomplexen ten noorden en oosten van de gebouwencomplexen van 't Gruytveld herbergen, mede vanwege de geringe betredingsgraad, een zekere rijkdom aan natuurwaarden. Het gaat hier om een vochtig, voedselrijk bostype van het Elzen-Vogelkersverbond. Wellicht betreft het hier het Elzenrijk Essen-Iepenbos of Ruigt-Elzenbos. Het laatste, vrij zeldzame type komt nog voor bij de Worp, en wordt in geëutrofieerde situaties gekenmerkt door de aanwezigheid van gewone vlier.


De aanwezigheid van een doorgaande natte verbinding met het buitengebied (de A-watergang langs de zuidgrens) en een hieraan gekoppelde groene geledingszone in het stedelijk gebied biedt goede mogelijkheden voor de ontwikkeling en instandhouding van deze waarden. De zware beplantingscoulisse langs de A-watergang, bestaande uit een gemengd bestand houtsoorten, waarin wilg en populier domineren, draagt hier sterk toe bij.


Voor het beheer zou dit vooral betekenen dat een relatief hoge waterstand dient te worden gehandhaafd. Verder volstaat een beheer van "nietsdoen". Uiteraard kan het gebied als "stepping stone" fungeren tussen bijvoorbeeld de Eendenkooi en de langs het Markkanaal gelegen bossen.

Hoofdstuk 4 Beleidskader

4.1 Nationaal Beleid

4.1.1 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte

De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) is op 13 maart 2012 vastgesteld. In deze visie schetst het Rijk de ambities tot 2040 en de doelen, belangen en opgaven tot 2028. Daarmee moet Nederland concurrerend, bereikbaar en veilig worden. Anders dan in de Nota Ruimte gaat de structuurvisie uit van het adagium 'decentraal, tenzij'. Het rijk kiest voor een selectievere inzet van rijksbeleid op slechts 13 nationale belangen. Voor deze belangen is het Rijk verantwoordelijk en wil het resultaten boeken. Buiten deze 13 belangen hebben decentrale overheden beleidsvrijheid.

Afspraken over verstedelijking, groene ruimte en landschap laat het Rijk over aan de provincies en gemeenten. Gemeenten krijgen ruimte voor kleinschalige natuurlijke groei en voor het bouwen van huizen die aansluiten bij de woonwensen van mensen.

4.1.2 Besluit algemene regels ruimtelijke ordening

De wetgever heeft in de Wro, ter waarborging van nationale en provinciale belangen, de besluitmogelijkheden van lagere overheden begrensd. Indien nationale of provinciale belangen dat met het oog op een goede ruimtelijke ordening noodzakelijk maken, kunnen bij of krachtens Algemene Maatregel van Bestuur (AMvB) respectievelijk provinciale verordening regels worden gesteld omtrent de inhoud van bestemmingsplannen.

In het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro), ook wel bekend als de AMvB Ruimte, zijn 13 nationale belangen opgenomen die juridische borging vereisen.

Het Barro is op 30 december 2011 deels in werking getreden en zijn daarna met enkele onderwerpen aangevuld. Het besluit is gericht op doorwerking van de nationale belangen in gemeentelijke bestemmingsplannen.

In het plangebied zijn geen nationale belangen in het geding.

4.1.3 Ladder voor duurzame verstedelijking

Daarnaast is het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) per 1 oktober 2012 op onderdelen gewijzigd. In artikel 3.1.6 van het Bro is de 'ladder voor duurzame verstedelijking' opgenomen. Deze ladder, welke overigens binnenkort wordt vereenvoudigd, stelt eisen aan de onderbouwing in bestemmingsplannen die nieuwe stedelijke ontwikkelingen mogelijk maken. Hiervoor moeten dan 3 stappen worden doorlopen:

  1. 1. er wordt beschreven dat een voorgenomen stedelijke ontwikkeling voorziet in een actuele regionale behoefte (trede 1);
  2. 2. er wordt beschreven in hoeverre de behoefte zoals beschreven in trede 1 binnen bestaand stedelijk gebied kan worden opgevangen (trede 2);
  3. 3. indien de stedelijke ontwikkeling niet binnen bestaand stedelijk gebied kan worden opgevangen wordt aanvullend beschreven in hoeverre locaties buiten bestaand stedelijk gebied passend ontsloten zijn of zodanig worden ontwikkeld, gebruik makend van verschillende middelen van vervoer.


De eerste vraag is echter: is er sprake van een nieuwe stedelijke ontwikkeling? Het begrip stedelijke ontwikkeling is als volgt gedefinieerd: 'ruimtelijke ontwikkeling van een bedrijventerrein of zeehaventerrein, of van kantoren, detailhandel, woningbouwlocaties of andere stedelijke voorzieningen'. In de totstandkoming van deze bepaling is opgenomen dat de ladder voor duurzame verstedelijking is opgenomen, zodat overheden nieuw te realiseren stedelijke ontwikkelingen standaard dienen te motiveren.

In voorliggende situatie is het planvoornemen tweeledig:

De laatste decennia is het Gruytpark in ontwikkeling waarbij naast woningen voor bewonersgroepen ook traditionele eengezinswoningen zijn gerealiseerd. Inmiddels is het grootste deel van het terrein herontwikkeld en resteren er nog slechts enkele kleinere deelgebieden.

Oostelijk deelgebied: Locatie Ravensnest

Op deze locatie worden twee woonzorglocaties samengevoegd. De woonzorglocatie aan de Botzegge wordt verplaatst naar de locatie Ravensnest. Het deelgebied Ravensnest in dit bestemmingsplan betreft de realisatie van nieuwbouw in 3 dubbele wooncomplexen aan de oostzijde van het Ravensnest, ter plaatse van de bestaande woningen en het zuidelijk deel van het kinderboerderijterrein. Het gaat hierbij om vervangende nieuwbouw voor circa 40 bewoners afkomstig van de bestaande woningen én de locatie Zeggelaan 115. Deellocatie Botzegge komt hiermee vrij voor reguliere woningen.

Het Ravensnest biedt mogelijkheid tot huisvesting van 20 personen; aan de Botzegge kunnen eveneens 20 personen worden gehuisvest. Voorliggend bestemmingsplan maakt de huisvesting van 40 personen mogelijk. Daarmee blijft het aantal zorgplaatsen derhalve gelijk.

Weliswaar is er sprake van een toename van bebouwing op de locatie Ravensnest. Maar per saldo neemt het aantal huisvestingsplaatsen in Terheijden niet toe. Derhalve is er geen sprake van een stedelijke ontwikkeling en daarmee is het doorlopen van de ladder duurzame verstedelijking voor het Ravensnest niet aan de orde.

Westelijk deelgebied: Locatie Botzegge

In het deelgebied Botzegge worden maximaal 16 (reguliere) woningen gerealiseerd ongeveer ter plaatse van de bestaande (te slopen) zorgbebouwing die verscholen ligt achter de 3 nieuwe appartementenblokken ten westen van de Zeggelaan en de rijwoningen ten zuiden van (en dwars op) de Ruitersvaartseweg. Een planvoornemen bestaande uit 16 woningen is blijkens jurisprudentie een stedelijke ontwikkeling waarvoor de ladder voor duurzame verstedelijking moet worden doorlopen.

  • Trede 1. Behoefte

De Woonvisie 2017 - 2021 is in paragraaf 4.3.2 Woonvisie 2017 - 2021 uitgebreider beschreven. Relevant hierin is dat door de toename van het aantal huishoudens de behoefte aan woningen niet zal afnemen tot 2025. De behoefte zal in zijn algemeenheid wel veranderen: is er nu veel vraag naar gezinswoningen, in 2025 zal er vooral vraag zijn naar woningen voor alleenstaanden en tweepersoonshuishoudens, die bovendien goed toegerust moeten zijn op het ouder worden: meer levensloopbestendige woningen en combinaties van wonen en zorg. De nadruk komt daarom meer te liggen op de bouw van levensloopbestendige woningen, opdat ze door huishoudens in verschillende levensfasen kunnen worden gebruikt. Daarnaast ligt de vraag bij het wonen in combinatie met het verlenen van zorg- en welzijnsdiensten en het opzetten van zorgsteunpunten.

Kwantitatieve behoefte

De gemeente moet zich houden aan de regionale woningbouwafspraken. De woningbouwopgave is vastgelegd in de Woningbouwopgave 2012 t/m 2021 Regio West-Brabant en wordt jaarlijks gemonitord.

De regionale prognose is dat in de gemeente Drimmelen 875 woningen nodig zijn, waarbij er rekening moet worden gehouden met een sloop van circa 70 woningen, wat in totaal neerkomt op 945 woningen. Daarvan zijn 645 reeds opgenomen in plannen (400 daarvan betreffen harde plancapaciteit (bron: Regionale Agenda Wonen, deel A, 8 december 2015)).

In de gemeentelijke Woonvisie 2017 - 2021 is (op basis van de Nota Woningbouwprogramma 2016-2024) een voor de gemeente geactualiseerde behoefte vastgesteld van 820 in de periode van 2016 tot 2024. De voorliggende 16 woningen passen derhalve binnen de kwantitatieve woningbehoefte.

Kwalitatieve behoefte

Deze opgave moet voorzien in de woningbehoefte voor de bevolking van de gemeente. Deze kwalitatieve behoefte is beschreven in de Woonvisie en houdt hierbij rekening met de huishoudenssamenstelling, leeftijdopbouw en inkomen van de bewoners.

In de Woonvisie is per kern aangegeven welke woningcategorieën nog aanvulling behoeven. Uit de woonvisie blijkt dat een zekere behoefte bestaat aan goedkope koopwoningen in de kern Terheijden. De behoefte aan goedkope koop bestaat met name bij de groeiende groep van een- en tweepersoonshuishoudens welke meestal een beperkte leencapaciteit heeft. De huidige lage rentestand levert hierbij momenteel een impuls aan de vraag. Vanuit de woonvisie wordt voor de kern Terheijden de realisatie van een 30-tal goedkope koopwoningen nagestreefd. Het initiatief geeft hierbij met de beoogde 10 goedkope koopwoningen voor een goed deel invulling aan.

Uit de woonvisie blijkt verder dat een behoefte bestaat aan middeldure woningen in de kern Terheijden. Dit segment is reeds goed aanwezig, maar uit de Woonmonitor blijkt een duidelijke behoefte. Voor de kern Terheijden wordt vanuit de Woonvisie een 35-tal middeldure koopwoningen nagestreefd. Het initiatief geeft hierbij met de beoogde 6 middeldure koopwoningen voor een deel invulling aan.

Geconcludeerd kan worden dat met het initiatief invulling wordt gegeven aan de in de Woningvisie beschreven behoefte met betrekking tot de realisatie van goedkope koopwoningen en middeldure koopwoningen in de kern Terheijden.

  • Trede 2. Bestaand stedelijk gebied

Voorliggend planvoornemen betreft een bestaand stedelijk gebied.

De locatie is gelegen binnen bestaand stedelijk gebied. Derhalve wordt aan trede 2 voldaan. Derhalve wordt trede 3 niet doorlopen. De ladder voor duurzame verstedelijking vormt geen belemmering voor de vaststelling van het plan.

4.2 Provinciaal Beleid

4.2.1 Structuurvisie ruimtelijke ordening

Op 1 januari 2011 is de Structuurvisie ruimtelijke ordening (Sro) in werking getreden en nadien nog herzien. De structuurvisie bevat de hoofdlijnen van het ruimtelijk beleid van het provinciale bestuur op de ontwikkeling van Noord-Brabant. De visie is bindend voor het ruimtelijk handelen van de provincie. Het is de basis voor de wijze waarop de provincie de instrumenten inzet die de Wet ruimtelijke ordening biedt.

Uit de structurenkaart van de Sro blijkt dat het onderhavige plangebied is gelegen binnen een gebied met de aanduiding ‘kernen in het landelijk gebied’. De kernen in het landelijk gebied moeten conform het provinciale beleid, voorzien in de opvang van de lokale verstedelijkingsbehoefte voor wonen, werken en voorzieningen. Hierbij moet zoveel mogelijk gezocht worden naar ruimte binnen het bestaande ruimtebeslag van de kernen.

Gezien de ligging binnen bestaand stedelijk gebied past de voorgenomen ontwikkeling binnen het provinciale beleid uit de Sro.

4.2.2 Verordening ruimte 2014

In de Sro zijn de hoofdlijnen van het provinciale beleid voor de komende periode aangegeven. Daarin is voor de doelen en ambities die bereikt moeten worden per onderwerp aangegeven welke instrumenten de provincie wil inzetten. In een aantal gevallen is gekozen voor het instrument 'planologische verordening', bekend als Verordening ruimte. De door Provinciale Staten vastgestelde Verordening Ruimte 2014 is per 15 juli 2015 in werking getreden en stelt regels aan de inhoud van ruimtelijke plannen voor die aspecten waar provinciale of nationale belangen dat met het oog op een goede ruimtelijke ordening noodzakelijk maken.

Zoals te zien op onderstaande uitsnede liggen beide deelgebieden (rode omkadering) binnen het stedelijk gebied van Terheijden.

afbeelding "i_NL.IMRO.1719.2bp16ravensnbotzg-vg01_0021.jpg"

Uitsnede themakaart ‘Stedelijke ontwikkeling, met de structuur 'Bestaand stedelijk gebied, kern in landelijk gebied' (bron: Verordening ruimte 2014)

Voor het plan zijn specifiek de artikelen 4.2 en 4.3 van toepassing.

Artikel 4.2 Stedelijke ontwikkeling

Een bestemmingsplan dat voorziet in een stedelijke ontwikkeling is uitsluitend gelegen in bestaand stedelijk gebied.

Aan deze voorwaarde wordt voldaan gezien de ligging binnen 'bestaand stedelijk gebied'.

Artikel 4.3 Nieuwbouw van woningen

  1. 1. De toelichting bij een bestemmingsplan gelegen in bestaand stedelijk gebied dat voorziet in nieuwbouw van woningen bevat een verantwoording over de wijze waarop:
    1. a. de afspraken die daarover zijn gemaakt in het regionaal ruimtelijk overleg bedoeld in artikel 37.4, onder b, worden nagekomen;
    2. b. de beoogde nieuwbouw zich verhoudt tot de afspraken bedoeld onder a, en tot de beschikbare harde plancapaciteit voor woningbouw.
  2. 2. Onder harde plancapaciteit voor woningbouw als bedoeld in het eerste lid, onder b, wordt verstaan de capaciteit voor nieuw te bouwen woningen waarover een gemeente beschikt, die:
    1. a. wordt uitgedrukt in aantallen woningen;
    2. b. is opgenomen in een vastgesteld bestemmingsplan waarvan de bestemming nog niet is verwezenlijkt.

In de Verordening ruimte is opgenomen dat gemeenten regionale woningbouwafspraken maken in het Regionaal Ruimtelijk Overleg. Die afspraken dienen ter onderbouwing voor ruimtelijke plannen waarin in woningbouw is voorzien. De zorgwoningen in het oostelijke deelgebied vallen niet binnen deze afspraken en bovendien betreft het vervangende nieuwbouw.

De woningen in het westelijke deelgebied passen binnen de aantallen uit de woonvisie (zie ook de onderbouwing in subparagraaf 4.1.3 Ladder voor duurzame verstedelijking en subparagraaf 4.3.2 Woonvisie 2017 - 2021).

De gemeente moet zich houden aan de regionale woningbouwafspraken. De woningbouwopgave is vastgelegd in de Woningbouwopgave 2012 t/m 2021 Regio West-Brabant en wordt jaarlijks gemonitord. In de Regionale Agenda Wonen (deel A) staat dat de totale woningbouwopgave voor onze gemeente is vastgesteld op 875 woningen nodig zijn, waarbij er rekening moet worden gehouden met een sloop van circa 70 woningen, wat in totaal neerkomt op 945 woningen (2013-2022). Deze opgave moet voorzien in de woningbehoefte voor de bevolking van onze gemeente. Wij hebben dit vertaald in de woonvisie en houden hierbij rekening met de huishoudenssamenstelling, leeftijdopbouw en inkomen van de bewoners.

Gezien de ligging binnen bestaand stedelijk gebied en het feit dat de nieuwe woningen in het westelijke deelgebied binnen het maximale aantal toe te voegen woningen (zoals opgenomen in de regionale woningbouwafspraken) valt, past de voorgenomen ontwikkeling binnen het beleid uit de Verordening ruimte.

4.3 Gemeentelijk Beleid

4.3.1 Structuurvisie 2033

De Structuurvisie 2033 is op 27 februari 2014 door de gemeenteraad vastgesteld. De visie vervangt de voormalige gemeentelijke StructuurvisiePlus, die dateert van 2001 en aan actualisering toe was. De visie geeft richting aan de ruimtelijke ontwikkeling van de gemeente binnen de gehele gemeente voor de lange termijn. De structuurvisie vormt het toetsingskader bij de beoordeling van initiatieven, maar er kunnen door burgers geen rechten aan worden ontleend. De visie dient tevens als uitnodiging om gewenste ontwikkelingen te realiseren. Veelal dient een nadere uitwerking plaats te vinden in deelvisies en concrete projecten.

afbeelding "i_NL.IMRO.1719.2bp16ravensnbotzg-vg01_0022.jpg" afbeelding "i_NL.IMRO.1719.2bp16ravensnbotzg-vg01_0023.jpg"

Uitsnede Structuurvisiekaart 2033, ingezoomd op Terheijden (locaties bij blauwe ster)

Om het aantrekkelijke landelijke woonklimaat in de kernen te behouden, verschuiven wij onze aandacht van nieuwbouw in grote uitbreidingslocaties steeds meer naar kleinschaliger inbreidingslocaties. Hierbij waken wij voor teveel verdichting die het dorpse karakter kan aantasten.

Inwoners van onze gemeente hebben vaak voorkeur voor een specifieke kern. Dat geldt ook voor mensen van buiten. Daarom geniet gefaseerd bouwen in alle kernen de voorkeur.

Wij zetten ons in om de kwaliteit van de kernen en bestaande woningvoorraad te verbeteren en beter te laten aansluiten op de vraag. Dit betekent woningverbetering, kwaliteitsverbetering van de openbare ruimte en het geschikt maken van zoveel mogelijk woningen voor ouderen zodat we zo lang mogelijk zelfstandig kunnen wonen in ons eigen dorp. Alleen als thuis wonen echt niet meer mogelijk is, is verhuizing naar een verzorgingshuis noodzakelijk.

Omwille van de levendigheid en leefbaarheid in alle kernen is het behouden van starters en jonge gezinnen belangrijk. Betaalbare woningen zijn voor deze groep randvoorwaarde. Omdat de woningprijzen gedaald zijn, zijn er meer mogelijkheden voor starters ontstaan. Voor een optimale sociale samenhang streven we naar gemengde wijken waar jong en oud door elkaar wonen. We proberen tegenwoordig zoveel mogelijk levensloopbestendige woningen te bouwen.

Door de realisatie van 16 woningen in het westelijke deelgebied worden door middel van een flexibele verkaveling gebouwd voor verschillende woningtypen, voor zowel senioren als starters. Dit is een aanvulling die past binnen de Woonvisie. Bovendien past de toevoeging van 16 woningen binnen de regionale woningbouwafspraken. Hiermee past het planvoornemen binnen de kaders van de Structuurvisie.

4.3.2 Woonvisie 2017 - 2021

Op 9 maart 2017 heeft de gemeenteraad van Drimmelen "Woonvisie gemeente Drimmelen 2017-2021 - Wonen op maat" vastgesteld. In de gemeentelijke woonvisie wordt de actuele informatie over de woningmarkt vertaald naar speerpunten voor het gemeentelijk woonbeleid. Hierbij gaat het onder andere om ruimtelijke ordening, woningbouwplanning (flexibiliteit, transformatie), grond(prijs)beleid (betaalbaarheid), kwaliteit (duurzaamheid), woonruimteverdeling (beschikbaarheid/ bijzondere doelgroepen), wonen en zorg (leefbaarheid) etc. Deze vertaalslag zorgt ervoor dat de Woonvisie 2017-2021 het woonkompas bij uitstek is, mede gebaseerd op onze gemeentelijke Structuurvisie 2033

(27 februari 2014) en de Nota Woningbouwprogramma 2016-2024.


Op grond van de Nota Woningbouwprogramma 2016-2024 is er in de gemeente Drimmelen tot aan 2024 ruimte voor de realisatie van 820 woningen. Op basis van in de woonvisie beschreven behoeften zijn deze aantallen onderverdeeld naar de kernen en naar type segment woningen.

Het initiatief gaat uit van de realisatie van 10 goedkope koopwoningen en 6 middeldure koopwoningen in de kern Terheijden.

Uit de woonvisie blijkt dat een zekere behoefte bestaat aan goedkope koopwoningen in de kern Terheijden. De behoefte aan goedkope koop bestaat met name bij de groeiende groep van een- en tweepersoonshuishoudens welke meestal een beperkte leencapaciteit heeft. De huidige lage rentestand levert hierbij momenteel een impuls aan de vraag. Vanuit de woonvisie wordt voor de kern Terheijden de realisatie van een 30-tal goedkope koopwoningen nagestreefd. Het initiatief geeft hierbij met de beoogde 10 goedkope koopwoningen voor een goed deel invulling aan.

Uit de woonvisie blijkt verder dat een behoefte bestaat aan middeldure woningen in de kern Terheijden. Dit segment is reeds goed aanwezig, maar uit de Woonmonitor blijkt een duidelijke behoefte. Voor de kern Terheijden wordt vanuit de Woonvisie een 35-tal middeldure koopwoningen nagestreefd. Het initiatief geeft hierbij met de beoogde 6 middeldure koopwoningen voor een deel invulling aan.

Geconcludeerd kan worden dat met het initiatief invulling wordt gegeven aan de in de Woningvisie beschreven behoefte met betrekking tot de realisatie van goedkope koopwoningen en middeldure koopwoningen in de kern Terheijden.

Daarnaast geldt dat de gemeente Drimmelen vooralsnog de bouw van huurwoningen niet wenst uit te sluiten, temeer daar de ontwikkelaar een flexibele invulling nastreeft. Dat mag ook voor de kwalitatieve opgave gelden naar het oordeel van de gemeente.

4.3.3 Bomenbeleidsplan

Bomen zijn onmisbaar in het landschap en van groot belang voor een aangenaam stedelijk leef- en woonmilieu. Van alle groenelementen zijn bomen in feite het belangrijkst. In het groenbeleidsplan 2005 - 2015 is het bomenhoofdstuk summier uitgewerkt en is aangegeven dat de gemeente een bomennota gaat opstellen om het beleid meer vorm te geven. In het bomenbeleidsplan (d.d. 15 mei 2008) is voor de komende 10 jaar het eenduidige bomenbeleid en -beheer vastgelegd.

Het bomenbeleid van de gemeente Drimmelen richt zich op een duurzame ontwikkeling van een kwalitatief hoogwaardig bomenbestand. De aard van dit bomenbestand moet aansluiten op zowel de landschappelijke kwaliteiten van de omgeving als op de stedelijke structuur van de kernen. Overlastsituaties moeten aanvaardbaar zijn (worden voorkomen of beperkt). De positieve bijdrage die bomen leveren voor de kwaliteit van de leefomgeving en voor de ecologie moeten optimaal worden benut.

Bij het verwezenlijken van deze visie gelden de volgende aandachtspunten:

  • De boomsoort en de groeiplaats moeten optimaal op elkaar zijn afgestemd;
  • Bij het ontwerpen moet voldoende ruimte worden gereserveerd om de geplande bomen te laten uitgroeien;
  • Bij nieuwbouwprojecten moeten bomen zo mogelijk gehandhaafd blijven;
  • Diverse bomen moeten de ruimte krijgen/ houden om zich in de toekomst ten minste tot een monumentale boom te kunnen ontwikkelen. Ook worden er enkele plekken gecreëerd waar bomen meer dan 1.000 jaar oud kunnen worden;
  • Bij het beheer van bomen wordt rekening gehouden met de invloed die bomen hebben op de luchtkwaliteit;
  • Bij de soortkeuze van bomen wordt waar mogelijk een boomsoort toegepast die van belang is voor de ecologie.

In het plangebied komen geen monumentale bomen voor. Bij de inrichting van de openbare ruimte in beide deelgebieden zal rekening gehouden worden met bovengenoemde aandachtspunten.

4.3.4 Integraal groenbeleidsplan 2017 - 2026 "Groen leeft en verbindt"

Het groenbeleidsplan "Groen leeft en verbindt" is een integrale nota voor alle groenplannen (vastgesteld 2 februari 2017). Hierin heeft zowel biodiversiteit als duurzaamheid een belangrijke plek. In dit nieuwe beleidsplan worden groen en natuur gekoppeld aan andere maatschappelijke thema's waarmee veel win-win situaties te maken zijn.

In de gemeente Drimmelen zijn we trots op het openbaar groen en de aanwezige natuur. Niet voor niks wordt de gemeente Drimmelen de "blauwgroene gemeente" en "de voortuin van de Biesbosch" genoemd.

Groen in de openbare ruimte betekent meer dan alleen verkeersbegeleiding of aankleding van de straat. Bij verschillende onderzoeken is vastgesteld dat groen meerwaarde heeft voor de maatschappij. Het heeft positieve effecten op onder andere onze gezondheid, de woningwaarde, het beperken van de effecten van de klimaatveranderingen, de productiviteit van medewerkers en de sociale cohesie in de woonomgeving. In dit integraal groenbeleidsplan worden de groene waarden van Drimmelen benoemd en zijn de ambities voor de toekomst vastgelegd.

Bij ruimtelijke ontwikkelingen dient dit integraal groenbeleidsplan dan ook als toetsingskader. Zo kan groen al vroeg in het planproces worden meegewogen. In bestaande situaties komt waardevol groen tijdig in beeld. Voor de ontwikkeling van nieuwe situaties geeft dit plan richtlijnen. Op die manier zorgen wij dat groen ook in onze uitbreidingswijken voldoende aanwezig is. Daarnaast kunnen we met dit integraal groenbeleidsplan ervoor zorgen dat de bestaande groenstructuur versterkt wordt. Het geeft daarmee ook uitwerking aan het verbeteren van de leefomgeving in de gemeente Drimmelen.

Hoofdstuk 5 Milieu- En Omgevingsaspecten

5.1 Milieu

5.1.1 Milieuzonering

Milieuzonering zorgt ervoor dat milieubelastende functies en gevoelige functies op een verantwoorde afstand van elkaar gesitueerd worden. Dit dient twee doelen:

  • het reeds in het ruimtelijke spoor voorkomen of zoveel mogelijk beperken van hinder en gevaar voor woningen;
  • het tegelijk daarmee aan de bedrijven voldoende zekerheid bieden dat zij hun activiteiten duurzaam binnen aanvaardbare voorwaarden kunnen uitoefenen.

Bij de planontwikkeling dient derhalve rekening te worden gehouden met milieuzoneringen van bestaande en toekomstige bedrijven, om de kwaliteit van het leefmilieu te garanderen en te bevorderen. Bij de milieuzonering wordt gebruik gemaakt van de door de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) opgestelde handreiking Bedrijven en milieuzonering. Hierin wordt per bedrijf aangegeven wat de milieu-invloed op de omgeving is en welke indicatieve afstand hierbij minimaal in acht moet worden genomen. Van deze indicatieve afstand kan worden afgeweken indien op basis van een onderzoek de daadwerkelijke afstand kan worden bepaald. Daarnaast geldt voor inrichtingen waar dieren worden gehuisvest geurspecifieke regelgeving, waarin milieuafstanden zijn bepaald.

Indicatieve afstand op basis van Handreiking Bedrijven en milieuzonering

De richtafstanden opgenomen in de VNG-publicatie 'Bedrijven en milieuzonering' zijn afgestemd op de omgevingskwaliteit, zoals die wordt nagestreefd in een rustige woonwijk of een vergelijkbaar omgevingstype (zoals een rustig buitengebied, een stiltegebied of een natuurgebied).

Indien de aard van de omgeving dit rechtvaardigt, kunnen gemotiveerd kleinere richtafstanden worden aangehouden bij het omgevingstype gemengd gebied, dat gezien de aanwezige functiemenging of ligging nabij milieu-inrichtingen of drukke wegen, al een hogere milieubelasting kent.

Een gemengd gebied is een gebied met een matige tot sterke functiemenging. Direct naast gevoelige functies komen belastende functies voor, die om die reden een milieuzone kennen; zoals winkels, horeca en bedrijven. Gebieden die direct langs de hoofdinfrastructuur liggen behoren eveneens tot het omgevingstype gemengd gebied. De richtafstanden kunnen, zonder dat dit ten koste gaat van het woon- en leefklimaat, met één afstandsstap worden verlaagd, indien sprake is van het omgevingstype gemengd gebied.

In de publicatie “Bedrijven en milieuzonering” (editie 2009) van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) zijn indicatieve richtafstanden voor woningbouw nabij verschillende typen bedrijven opgenomen. De richtafstanden gelden tussen enerzijds de grens van de bestemming die bedrijven (of andere milieubelastende functies) toelaat en anderzijds de uiterste situering van de gevel van een woning die volgens het bestemmingsplan of via vergunningsvrij bouwen mogelijk is. Binnen deze richtafstanden is hinder ten gevolge van het betreffende bedrijf niet uit te sluiten. Woningbouw binnen deze richtafstand is inpasbaar, indien aangetoond wordt dat (eventueel na het treffen van maatregelen) voor het betreffende bedrijf een kleinere richtafstand van toepassing is.

De beoordeling betreft uitstralende hinder en ontvangende hinder.

Oostelijk deelgebied: Locatie Ravensnest

Uitstralende hinder

In het door De Roever opgestelde onderzoek industrielawaai (De Roever omgevingsadvies, Akoestisch onderzoek industrielawaai - Wijziging bestemmingsplan - Sovak - Ravensnest 3-5 te Terheijden, documentnummer 20160455/C01/RK, d.d. 13 juni 2016) is het volgende opgenomen:

Bij de toetsing of de gewenste bestemming inpasbaar is in de omgeving wordt aangesloten bij de Handreiking Bedrijven en milieuzonering. Bij een zorginstelling hoort volgens bijlage 1 van de de Handreiking Bedrijven en milieuzonering een richtafstand voor het milieuaspect geluid van 30 meter tot een rustige woonwijk en 10 meter tot een gemengd gebied. De omgeving van het plangebied moet in dit geval worden gezien als een gemengd gebied. Binnen de richtafstand van 10 meter liggen geluidgevoelige objecten. De gewenste bestemming is inpasbaar als aangetoond kan worden dat de zorginstelling wat betreft het milieuaspect geluid niet voor een onacceptabele hinder in de omgeving zorgt.

Gelet op het voorgaande is er een onderzoek industrielawaai uitgevoerd om te beoordelen of de functie inpasbaar is in de omgeving. Het onderzoek is beschreven in 5.1.3.2Industrielawaai. De conclusie is dat de gewenste bedrijfsvoering inpasbaar is op de gewenste locatie.

Daarnaast wordt in de situering van de gebouwen rekening gehouden met de aanwezigheid van woningen in de directe nabijheid. De gebouwen omsluiten een min of meer omsloten hof, waarin elke unit zijn eigen afgesloten tuinkamer heeft. Daar zullen de buitenverblijfruimtes van de bewoners zijn. De introverte zijde van de gebouwen is naar de omgeving gericht. Met deze opzet worden de functies wonen in de omgeving en de zorgwoningen in het plangebied, zoveel mogelijk van elkaar afgescheiden, zodat ieder z'n privacy behoudt. Daarbij komt dat de gevels van de woningen grenzend aan de zuidelijke plangebiedgrens volledig blind en doof zijn uitgevoerd. De tuinen van deze woningen aan het Koningsveld zijn aan de voorzijde, de straatzijde, gelegen.

afbeelding "i_NL.IMRO.1719.2bp16ravensnbotzg-vg01_0024.jpg"

De gevels van de woningen grenzend aan de zuidelijke plangebiedgrens zijn volledig blind en doof uitgevoerd (bron: Pouderoyen Compagnons)

Ontvangende hinder

In de directe omgeving van het deelgebied zijn geen bedrijven gelegen met een milieuhindercontour die een overlap kent met het deelgebied.

Westelijk deelgebied: Locatie Botzegge

Uitstralende hinder

Woningen hebben naar de omgeving geen uitstralende hinder.

Ontvangende hinder

In de nabijheid zijn tennisvelden gelegen. Hiervoor geldt een richtafstand van 50 m. De afstand tussen de bestemming Wonen en de tennisvelden bedraagt 10 m. Dit is gelijk aan de bestaande woningen aan de Ruitersvaartseweg. De nieuwe woninge leveren derhalve geen extra beperking op aan de tennisvelden. Aangezien er rondom de tennisvelden woningen zijn gelegen, is de feitelijke inrichting gebaseerd op deze omgeving en is er daarmee sprake van een goed woon- en leefklimaat.

Aan de overzijde van de Ruitersvaartseweg zijn (eveneens) buitenvelden met verlichting toegestaan. Deze zijn echter op een afstand van ruim 80 m van de woningen gelegen, met een richtafstand van 50 m. Ook voor het overige zijn er geen functies of bedrijven die een overlap kennen met het deelgebied.

Het aspect milieuzonering vormt geen belemmering voor de realisatie van het initiatief.

5.1.2 Bodem

Voor beide deelgebieden is een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd.

Oostelijk deelgebied: Locatie Ravensnest

Er is een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd in het deelgebied (BOOT organiserend ingenieursbureau, nr. P13-0131-007, d.d. 29 mei 2013, als bijlage opgenomen). De resultaten van dit onderzoek zijn als volgt:

afbeelding "i_NL.IMRO.1719.2bp16ravensnbotzg-vg01_0025.jpg"

Verkennend bodemonderzoek locatie Ravensnest (bron: BuroBOOT)

De verhoogde concentraties betreffen licht verhoogde waarden welke geen aanleiding geven tot nader onderzoek. De toetsingswaarden voor respectievelijk grond en grondwater, ½(AW2000 +I); ½(S +I), worden namelijk niet overschreden.

Samenvattend kan worden geconcludeerd dat de resultaten van het verkennend bodemonderzoek wijzen op een lichte bodemverontreiniging. De kwaliteit van de onderzochte bodem vormt geen belemmering voor het beoogde gebruik (seniorenwoningen met tuin, extensief gebruikt (openbaar) groen, bebouwing en verharding).

Op basis van bebouwingsgeschiedenis (bouwperiode) van de aanwezige en gesloopte bebouwing en de aanwezigheid van bodemvreemde bijmengingen in de bodem, is de onderzoekslocatie verdacht met betrekking tot aanwezigheid van asbest in de bodem. Geadviseerd wordt om in aanvulling op het onderhavig onderzoek een verkennend onderzoek asbest / nader onderzoek asbest uit te voeren conform de NEN 5707.

Vervolgonderzoeken onderzoeken bodem en asbest

Het rapport “Terheijden – Ravensnest 3-5” (BOOT organiserend ingenieursbureau, rapport P13-0131-022-concept, gedateerd 11 december 2013) beschrijft een verkennend bodemonderzoek asbest dat is uitgevoerd in opdracht van SOVAK aan de Ravensnest 3-5 te Terheijden. Het rapport “Terheijden - Zeggelaan 115 – concept” (BOOT organiserend ingenieursbureau, rapport P13-0131-025, gedateerd 11 december 2013) beschrijft een verkennend bodemonderzoek asbest dat is uitgevoerd in opdracht van SOVAK aan de Zeggelaan 115 te Terheijden. Conclusie en aanbevelingen:

  • Op het maaiveld zijn geen asbestverdachte delen >16 mm aangetroffen;
  • In de bodem zijn visueel geen asbestverdachte delen >16 mm aangetroffen;
  • Op basis van laboratoriumanalyses is in de mengmonsters van de actuele contactzone, asbesthoudend materiaal (<16 mm) aangetroffen. Het asbesthoudend materiaal is niet hechtgebonden en is aanwezig als bundels (locatie Zeggelaan) en als beplatingsmateriaal (locatie Ravensnest).
  • Tijdens het verkennend bodemonderzoek asbest kon het maaiveld voor minder dan 25% worden geïnspecteerd. Het onderzoek voldoet hiermee niet aan de eisen van de NEN 5707. Geadviseerd wordt om inspectie belemmerende vegetatie en bladeren te verwijderen en het maaiveld nogmaals te inspecteren op aanwezigheid van asbestverdachte materialen;
  • Het verkennend bodemonderzoek asbest is gericht op de onbebouwde terreindelen. Geadviseerd wordt om na sloop van de aanwezige bebouwing een bodemonderzoek uit te voeren ter plaatse van de gesloopte bebouwing en verwijderde verharding;
  • Indien het niet mogelijk is om bij de ontwikkeling van de locatie met een gesloten grondbalans te werken, dient grond van de locatie afgevoerd te worden. Alvorens dit materiaal elders toegepast kan worden, dient een partijkeuring conform het Besluit Bodemkwaliteit uitgevoerd te worden. Mogelijk kan in overleg met de gemeente een toepassing worden gezocht in het kader van actief bodembeheer.

Nader bodemonderzoek asbest

Tijdens het in 2013 uitgevoerde bodemonderzoek is plaatselijk (t.p.v. deelgebied 1 met voormalig gesloopte bebouwing) een concentratie van 11 mg/kg ds asbest in de bodem aangetroffen. De verhoogde concentratie is mogelijk het gevolg van bouw en/of sloopactiviteiten in het verleden. Middels nader onderzoek dient de concentratie van asbest in de bodem en verspreiding daarvan nader in beeld te worden gebracht.

De volgende conclusies en adviezen zijn van toepassing:

  • Op het maaiveld is geen asbest aangetroffen. In de bodem is plaatselijk een gehalte asbest aangetroffen die de interventiewaarde niet overschrijdt. Er is geen sprake van een een geval van (ernstige) bodemverontreiniging.
  • Aanvullend onderzoek is niet noodzakelijk.
  • De onderzoekslocatie is geschikt voor het beoogde gebruik (wonen).
  • Indien het niet mogelijk is om bij de ontwikkeling van de locatie met een gesloten grondbalans te werken, dient grond van de locatie afgevoerd te worden. Alvorens dit materiaal elders toegepast kan worden, dient een partijkeuring conform het Besluit Bodemkwaliteit uitgevoerd te worden. Mogelijk kan in overleg met de gemeente een toepassing worden gezocht in het kader van actief bodembeheer.

Herbeoordeling conclusies asbest in bodemonderzoek Ravensnest en Botzegge 2013

Doel van deze notitie is de bevindingen ten aanzien van asbest bij het verkennen bodemonderzoek te toetsen aan de op dit moment vigerende versie van de NEN 5707 (2015).

Geconcludeerd wordt dat de concentraties asbest in de deelgebieden Ravensnest en Bottezegge, gering zijn. Bij toepassingen van de rekenregel in de NEN 5740:2015 voor onderzoek middels gaten voldoet de maximale concentratie aan de norm en is nader onderzoek niet nodig. Het uitgevoerde nader onderzoek op een deel van de locatie Ravensnest bevestigt dit beeld.

Westelijk deelgebied: Locatie Botzegge

Er is een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd in het deelgebied (BOOT organiserend ingenieursbureau, nr. P13-0131-008, d.d. 29 mei 2013). De resultaten van dit onderzoek zijn als volgt:

afbeelding "i_NL.IMRO.1719.2bp16ravensnbotzg-vg01_0026.jpg"Verkennend bodemonderzoek locatie Botzegge (bron: BuroBOOT)

De verhoogde concentraties betreffen licht verhoogde waarden welke geen aanleiding geven tot nader onderzoek. De toetsingswaarden voor respectievelijk grond en grondwater, ½(AW2000 +I); ½(S +I), worden namelijk niet overschreden.

Samenvattend kan worden geconcludeerd dat de resultaten van het verkennend bodemonderzoek wijzen op een lichte bodemverontreiniging. De kwaliteit van de onderzochte bodem vormt geen belemmering voor het beoogde gebruik (seniorenwoningen met tuin, extensief gebruikt (openbaar) groen, bebouwing en verharding).

Op basis van de aanwezigheid van bodemvreemde bijmengingen in de bodem, is de onderzoekslocatie verdacht met betrekking tot aanwezigheid van asbest in de bodem. Geadviseerd wordt om in aanvulling op het onderhavig onderzoek een verkennend onderzoek asbest / nader onderzoek asbest uit te voeren conform de NEN 5707.

Aanvullend verkennend bodemonderzoek

Het voorliggende plangebied is wat groter dan het eerder onderzochte plangebied. Derhalve is een aanvullend verkennend bodemonderzoek gedaan ((BOOT organiserend ingenieursbureau, Verkennend Bodemonderzoek Conform NEN-5740, rapport P13-0131-049, gedateerd 2 juni 2016).

De conclusie en aanbevelingen hieruit zijn als volgt:

  • Tijdens eerder op aangrenzende locatie uitgevoerd verkennend onderzoek zijn enkele licht verhoogde concentraties met onderzochte parameters aangetroffen.
  • De licht verhoogde concentraties (kwik. lood en PAK-totaal) in de bovengrond geven vanuit de Wet bodembescherming geen noodzaak voor het uitvoeren van nader onderzoek en/of het treffen van sanerende maatregelen.
  • De aangetoonde concentraties in de bodem vormen in combinatie met het eerder uitgevoerd verkennend onderzoek, in milieuhygiënische zin geen belemmering voor het toekomstig gebruik (wonen met tuin).
  • Indien het niet mogelijk is om bij de ontwikkeling van de locatie met een gesloten grondbalans te werken, dient grond van de locatie afgevoerd te worden.Alvorens dit materiaal elders toegepast kan worden, dient een partijkeuring conform het Besluit bodemkwaliteit uitgevoerd te worden. Mogelijk kan in overleg met de gemeente een toepassing worden gezocht in het kader van actief bodembeheer (bodembeheerplan en bodemkwaliteitskaart).

Vervolgonderzoeken onderzoeken bodem en asbest

Zie de beschrijving bij het oostelijk deelgebied voor de onderzoeksresultaten.

Herbeoordeling conclusies asbest in bodemonderzoek Ravensnest en Botzegge 2013

Zie de beschrijving bij het oostelijk deelgebied voor de onderzoeksresultaten.

5.1.3 Geluid

5.1.4 Luchtkwaliteit

Op 15 november 2007 is de wijziging van de 'Wet milieubeheer' in werking getreden. Deze wet vervangt het 'Besluit luchtkwaliteit 2005' en is één van de maatregelen die de overheid heeft getroffen om:

  • negatieve effecten op de volksgezondheid als gevolg van te hoge niveaus van luchtverontreiniging aan te pakken;
  • mogelijkheden voor ruimtelijke ontwikkeling te creëren ondanks de overschrijdingen van de Europese grenswaarden voor luchtkwaliteit.

De paragraaf luchtkwaliteit in de 'Wet milieubeheer' voorziet onder meer in een gebiedsgerichte aanpak van de luchtkwaliteit via het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL). De programma-aanpak zorgt voor een flexibele koppeling tussen ruimtelijke activiteiten en milieugevolgen. Van bepaalde projecten met getalsmatige grenzen is vastgesteld dat deze 'niet in betekenende mate' (NIBM) bijdragen aan de luchtverontreiniging. Deze mogen zonder toetsing aan de grenswaarden voor luchtkwaliteit uitgevoerd worden.

Luchtkwaliteitseisen vormen geen belemmering voor ruimtelijke ontwikkeling als:

  • er geen sprake is van een feitelijke of dreigende overschrijding van een grenswaarde;
  • een project, al dan niet per saldo, niet tot een verslechtering van de luchtkwaliteit leidt, wat wil zeggen dat een project 'niet in betekenende mate' bijdraagt aan de luchtverontreiniging (meer dan 3% ten opzichte van de grenswaarde);
  • een project is opgenomen in een regionaal programma van maatregelen of in het NSL, dat op 1 augustus 2009 in werking is getreden, nadat de EU op 7 april 2009 derogatie heeft verleend.

NIBM-grens woningbouwlocatie, 3% criterium:

  • < 1.500 woningen (netto) bij minimaal 1 ontsluitingsweg, met een gelijkmatige verkeersverdeling;
  • < 3.000 woningen bij minimaal 2 ontsluitingswegen met een gelijkmatige verkeersverdeling.

In dit bestemmingsplan wordt ten opzichte van de bestaande planologische situatie de bouw van extra woningen mogelijk gemaakt. Dit aantal is dusdanig veel lager dan het NIBM-criterium dat gesproken kan worden van een NIBM-bijdrage aan de verslechtering van de luchtkwaliteit.

Het aspect luchtkwaliteit vormt hiermee geen belemmering voor de realisatie van het initiatief.

5.1.5 Externe veiligheid

Het externe veiligheidsbeleid is gericht op beperking en beheersing van risico's door opslag en gebruik van gevaarlijke stoffen binnen inrichtingen en het vervoer van gevaarlijke stoffen. Het uitgangspunt van het beleid is dat burgers voor de veiligheid van hun omgeving mogen rekenen op een minimum beschermingsniveau (plaatsgebonden risico). Daarnaast moet bij ruimtelijke ontwikkelingen de kans op grote calamiteiten met meerdere slachtoffers (groepsrisico) worden afgewogen en verantwoord bij een toename van het aantal personen binnen het invloedsgebied of een toetsingszone van een risicobron.

Voor (de omgeving van) de meest risicovolle bedrijven is het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) van belang. Artikel 1 van het Bevi bepaalt hierbij dat kwetsbare objecten woningen, scholen, gezondheidscentra en dagverblijven zijn en dat beperkt kwetsbare objecten gebouwen/ voorzieningen zijn zoals kantoren, winkels en parkeerterreinen. Aanvullend zijn in het Vuurwerkbesluit en het Besluit algemene regels inrichtingen milieubeheer (Activiteitenbesluit) veiligheidsafstanden genoemd die rond minder risicovolle inrichtingen moeten worden aangehouden.

Daarnaast is voor de omgeving van transportassen en buisleidingen voor het vervoer van gevaarlijke stoffen respectievelijk de Circulaire risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen en het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) van toepassing. Dit Bevb is op 1 januari 2011 in werking getreden. Het Bevb sluit aan bij het toetsingskader dat in het Bevi is opgenomen.

Plaatsgebonden risico (PR)

De kans dat één persoon buiten het inrichtingsterrein overlijdt als gevolg van een calamiteit bij het bedrijf (plaatsgebonden risico).

Groepsrisico (GR)

De kans dat meerdere personen buiten het inrichtingsterrein overlijden als gevolg van een calamiteit bij het bedrijf (groepsrisico). Voor het groepsrisico wordt een oriëntatiewaarde gegeven en geldt voor nieuwe situaties een verantwoordingsplicht voor het bevoegd gezag.

Om de risico's ter plaatse van het plangebied te achterhalen is er een analyse gemaakt van de externe veiligheidssituatie rondom het plangebied, met behulp van de provinciale risicokaart. Bijgaand is een uitsnede van de risicokaart opgenomen met globale aanduiding plangebied (blauwe cirkels):

afbeelding "i_NL.IMRO.1719.2bp16ravensnbotzg-vg01_0027.jpg"

Uitsnede risicokaart, met de planlocaties in de blauwe crikels

Beleidsvisie externe veiligheid Gemeente Drimmelen

Op 15 april 2010 is door de gemeenteraad de Beleidsvisie externe veiligheid vastgesteld. In de beleidsvisie zijn de strategische keuzes vertaald naar de consequenties voor de omgang met plaatsgebonden risico en het groepsrisico. Uitgangspunt is dat er altijd een verantwoording van groepsrisico moet plaatsvinden indien er een besluit wordt genomen waarbij (beperkt) kwetsbare objecten aanwezig zijn binnen het invloedsgebied van risicovolle inrichtingen of risicovolle infrastructuur. Doel van de Beleidsvisie is om:

  • externe veiligheidsrisico's vroeg in het planproces te betrekken. Hierdoor wordt een versnipperde aanpak voorkomen;
  • de besluitvorming te verbreden tot een afweging van nut en noodzaak;
  • maatregelen op de agenda te krijgen om risico's te beperken, de zelfredzaamheid te verhogen en de mogelijkheden van de hulpdiensten te bevorderen.

Functies met een lage zelfredzaamheid, zoals in voorliggende situatie, nabij risicovolle inrichtingen moeten zo veel mogelijk beperk worden. Verder is bepaald dat:

  • voorwaarde voor dergelijke ontwikkelingen is dat het basisniveau voor beheersbaarheid tenminste gerealiseerd is (bereikbaarheid, zelfredzaamheid, bluswater);
  • de zelfredzaamheid wordt zoveel mogelijk gewaarborgd.

De Beleidsvisie bevat geen concrete maatregelen of uitgangspunten of stelt geen eis zoals bijvoorbeeld het verminderen van het groepsrisico op een bepaalde manier. Dit zal namelijk per situatie en casus anders zijn. Wel geeft de Beleidsvisie aan dat in de verantwoording van het groepsrisico de nadruk moet liggen op een integrale afweging van wat is of kan worden bereikt en de omvang van de restrisico's. Het uiteindelijk wel of niet accepteren van de ontwikkeling is aan de gemeenteraad. Indien het groepsrisico is onderbouwd, heeft de gemeenteraad de bevoegdheid om nieuwe ontwikkelingen toe te staan. Hierbij dienen de bestaande rechten, alle ruimtelijke en maatschappelijke belangen te worden afgewogen. Ook geeft de Beleidsvisie aan dat de mogelijkheden en financiële consequenties onderzocht moeten worden om de risicovolle inrichtingen op termijn op te heffen (uitsterfbeleid). Als de gelegenheid zich voordoet, moet onderzocht worden of beperking of verplaatsing van de risicovolle activiteit mogelijk is.

Risicovolle inrichtingen:

Er zijn in het plangebied geen risicovolle inrichtingen aanwezig. Buiten het plangebied bevindt zich echter aan de Zeggelaan een lpg-tankstation waarvan de PR-risicocontour van het vulpunt een overlap kent met het noordelijke deel van het deelgebied Ravensnest. Ten aanzien van Conform de systematiek van het bestemmingsplan Centrum is in onderhavige plan een zone opgenomen van 45 meter rond het vulpunt waarin regels gelden voor kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten.

Ook ligt het noordelijk deel van het plangebied binnen het invloedsgebied ten gevolge van het groepsrisico. Daarom is er een onderzoek uitgevoerd naar het groepsrisico (AVIV, Groepsrisico LPG-tankstation TNK Zeggelaan in Terheijden, Gemeente Drimmelen, nr. 152959, d.d. 18 september 2015, zie Bijlage 11 Groepsrisico LPG-tankstation).

Het plangebied ligt binnen het invloedsgebied van LPGtankstation TNK Zeggelaan. Het groepsrisico van het LPG-tankstation is berekend voor de huidige en toekomstige situatie.

Het groepsrisico ligt in alle situaties onder de oriëntatiewaarde. Door de geplande ontwikkeling op zich beschouwd neemt evenwel het groepsrisico toe. Twee aanvullende maatregelen zorgen ervoor dat het groepsrisico afneemt en dat de zelfredzaamheid toeneemt en daarmee ook de kans op een succesvolle inzet van de hulpdiensten bij een incident.

  • Door het nemen van de maatregel alleen verladen LPG tussen 9:00 en 16:00 op werkdagen neemt de zelfredzaamheid van de aanwezigen in het plangebied toe.
  • Door het verplichten van de hittewerende coating op de leverende tankwagens neemt het groepsrisico af. Het groepsrisico blijft in alle situaties onder de oriëntatiewaarde.

Het voorgaande is verwoord in een memo (zie bijlage), op basis waarvan een milieuneutrale melding is gedaan vanuit het tankstation.

Conform art. 13 van het Bevi dient het groepsrisico te worden verantwoord.

Daartoe is een verantwoording groepsrisico opgesteld (AVIV, Verantwoording groepsrisico EVG-centrum Sovak, Gemeente Drimmleen, nr. 152959, d.d. 18 september 2015, als bijlage toegevoegd). Voor het ontwerp bestemmingsplan is het groepsrisico berekend en beschouwd. Er is advies ingewonnen bij de brandweer Midden- en West-Brabant.

Vanuit de regio is maatschappelijke behoefte aan deze ruimtelijke ontwikkeling. De locatie maakt het mogelijk dat de bewoners gemakkelijk het dagactiviteitencentrum kunnen bereiken voor de dagbesteding.

De mogelijkheden voor de brandweer om de gevolgen van een incident bij het LPG-tankstation, te bestrijden worden door deze ontwikkeling niet nadelig beïnvloed. Het betreft echter wel een, zij het beperkte, toename van het aantal beperkt zelfredzame mensen in het invloedsgebied van het LPG-tankstation.

De gemeentelijke beleidsvisie externe veiligheid vraagt in dat geval dat de zelfredzaamheid zoveel mogelijk wordt gewaarborgd. Dit wordt gedaan door de maatregel venstertijden waarbij verlading van LPG alleen plaatsvindt op het moment dat de beperkt zelfredzame bewoners van het plangebied niet aanwezig zijn in de woningen, maar in het verder gelegen dagactiviteitencentrum.

De ontwikkeling van de zorgwoningen op deze locatie leidt door de maatregel hittewerende coating verder niet tot een onacceptabele toename van het groepsrisico.

In aanvulling op vorenstaande genoemde maatregelen wordt in verband met de beperkte zelfredzaamheid van cliënten van Sovak voorts invulling gegeven aan een calamiteiten en communicatieplan. Hierdoor is het voor alle partijen duidelijk hoe te handelen in het geval van calamiteiten.

Transport van gevaarlijke stoffen:

In of nabij het plangebied zijn geen routes gelegen waarover vervoer van gevaarlijke stoffen over de weg, het spoor of water plaatsvindt. De afstand tot de dichtstbijzijnde routes is zodanig groot dat het plangebied hier niet door wordt beïnvloed.

Er zijn geen hoogspanningsverbindingen en buisleidingen in en in de directe omgeving om het plangebied aanwezig.

Het aspect externe veiligheid vormt derhalve geen belemmering voor onderhavige ontwikkeling.

5.2 Waterhuishouding

5.2.1 Beleidskader Waterschap

Het waterschap Brabantse Delta is verantwoordelijk voor het waterbeheer in de gemeente op basis van de volgende wettelijke kerntaken: het zuiveringsbeheer, watersysteembeheer, beheer van dijken en beheer van vaarwegen. Het watersysteembeheer -waaronder grondwater- heeft daarbij twee doelen: zowel de zorg voor gezond water als de zorg voor voldoende water van voldoende kwaliteit. Het beleid en de daarmee samenhangende doelen van het waterschap zijn opgenomen in het Waterbeheerplan 2016-2021, wat tot stand is gekomen in samenspraak met de waterpartners. Zo zijn bijvoorbeeld relevante waterthema's gekoppeld aan de belangrijkste ruimtelijke ontwikkelingen in de regio.

Daarnaast heeft het waterschap waar nodig nog toegespitst beleid en beleidsregels op de verschillende thema 's/speerpunten uit het waterbeheersplan en heeft het waterschap een eigen verordening; De Keur en de Legger.

Het Waterschap Brabantse Delta adviseert het gebruik van milieuvriendelijke bouwmaterialen en het achterwege laten van uitlogende bouwmaterialen, zoals lood, koper, zink en zacht PVC. Deze stoffen kunnen zich ophopen in het water(bodem)systeem en hebben hierdoor een zeer nadelige invloed op de water(bodem)kwaliteit en ecologie.

5.2.2 Rapportage Waterhuishouding

Door BOOT is voor de planontwikkeling een geohydrologisch onderzoek uitgevoerd. In de rapportage "Waterhuishouding Zeggelaan - EVG centrum Terheijden te Terheijden", documentnummer P13-0131-010, gedateerd 13 december 2013 zijn conclusies en aanbevelingen opgenomen voortkomend uit het geohydrologisch onderzoek:

  • De maaiveldhoogte ter plaatse varieert +0,55 tot -0,75 m NAP op het plandeel EVG Centrum en +0,7 tot -0,5 m NAP op het plandeel Zeggelaan 115.
  • De GHG en GLG zijn vastgesteld op respectievelijk -1,1 en -1,3 m NAP voor het plandeel Zeggelaan 115. Op het plandeel EVG-Centrum varieert de GHG van west naar oost van -1,9 tot -2,7 m NAP; de GLG varieert van west naar oost van -2,3 tot -3,1 m NAP.
  • Correctie van het Waterschap Brabantse Delta: toelichting. Beide deelgebieden bevinden zich (inclusief naastgelegen watergangen en omliggend gebied) in peilvak GPG00262 met een zomerpeil van NAP -2,00 meter en een winterpeil van NAP -2,10 meter.
  • De doorlatendheid van de bodem (K-waarde) in het traject 1 - 4 m -mv varieert van 2,8 tot 4,0 meter per dag. Vanaf circa 2,5 m -mv is de K-waarde in grofzandige bodemlagen naar verwachting hoger. In de siltige/humeuse bodemlagen is de K-waarde naar verwachting lager dan 2,8 m/dag.
  • Uit het voorgaande blijkt dat de bodemlaag 0 - 4 m -mv weliswaar geschikt is voor infiltratie, maar vanwege de heterogene bodemopbouw dienen de infiltrerende voorzieningen met zorg te worden gedimensioneerd.
  • Geadviseerd wordt eventueel storende bodemlagen in de ondergrond tijdens de aanleg van de infiltrerende voorzieningen (zo veel mogelijk) te verwijderen en aanvullende boringen te verrichten (evt. gecombineerd met infiltratie metingen) t.p.v. de exacte locaties van de infiltrerende voorzieningen.

De dimensionering van de infitratievoorzieningen is in het geohydrologisch onderzoek nader uitgewerkt. Verwezen wordt naar het onderzoek voor een gedetailleerde beschrijving hiervan.

Riolering

Westelijk deelgebied: Locatie Botzegge

Ter plaatse van de locatie Zeggelaan 115 is binnen het plangebied een gemengd rioolstelsel aanwezig, waarin zowel het hemelwater als het vuilwater onder vrijverval worden afgevoerd. Vanuit het gemengde rioolstelsel is een externe overstort aanwezig op de westelijk gelegen A-watergang.

Oostelijk deelgebied: Locatie Ravensnest

Binnen het plandeel EVG-centrum is een gescheiden rioolstelsel aanwezig, waarin het hemelwater en het vuilwater separaat worden afgevoerd. Een deel van het afstromende hemelwater, afkomstig van de oostelijk gelegen bebouwing (ca. 2700 m2) stroomt, middels een HWA rioolleiding, rechtstreeks af naar de oostelijk gelegen A-watergang (lager gelegen peilvak OJ16a). Het overige deel van het afstromende hemelwater (westzijde plangebied) stroomt, middels het HWA stelsel, af naar het gescheiden rioolstelsel in de Ravennest. Vanuit het gescheiden rioolstelsel is een HWA uitstroom aanwezig op de Bwatergang ten zuiden van het plandeel (hoger gelegen peilvak OJ08). Het vuilwater stroomt deels onder vrijverval en deels middels drukriolering af naar het bestaande, gemeentelijke vuilwaterstelsel in Ravennest.

Overleg

Met de onderstaande personen en instanties heeft overleg plaats gevonden inzake de te hanteren randvoorwaarden t.a.v. de riolering en waterhuishouding:

  • Gemeente Drimmelen: dhr. C. Welten, dhr. C. van den Biggelaar
  • Waterschap Brabantse Delta: dhr. C. Machielsen
  • Pouderoyen Compagnons: dhr. L. van Berkel

5.2.3 Update rapportage waterhuishouding

Ten behoeve van het bepalen van de wijze van omgang met hemel- en vuilwater is in bovengenoemde rapportage door Buro BOOT reeds een retentieberekening uitgevoerd. Naar aanleiding van een gewijzigd verkavelingsplan voor het plandeel Zeggelaan 115 is, als wijziging op bovenstaande rapportage, in onderhavige notitie opnieuw de retentie berekening uitgevoerd (Notitie waterhuishouding, projectnummer P13-0131, 15 juni 2016).

Het huidig verkavelingsplan voor het plandeel Zeggelaan 115 omvat ten opzichte van de reeds opgestelde rapportage een toename van geprojecteerd verhard oppervlak van ca. 210 m2. De totale toename aan verhard oppervlak over beide plandelen (zowel Zeggelaan 115 als EVG centrum) bedraagt ca. 1.750 m2. Conform beleid waterschap is een vrijstelling tot 2.000 m2 toename aan verharding, waarmee ook met het gewijzigd verkavelingsplan geen compensatie benodigd is.

Binnen het gewijzigd plandeel Zeggelaan 115 wordt, evenals het voorstel in de reeds opgestelde rapportage, geadviseerd een HWA infiltratieriool toe te passen. Deze is geprojecteerd onder de rijbanen en voorzien van een overstortvoorziening op de bestaande A-watergang aan de westzijde van het plangebied (zie bijlage). In een later stadium dienen de HWA-infiltratieleidingen nader gedimensioneerd te worden.

5.3 Flora & Fauna

5.3.1 Quickscan flora en fauna

Er is een quickscan Flora en fauna uitgevoerd voor beide deelgebieden (Bureau Bleijerveld/Ruimte voor Advies, Ontwikkeling SOVAK-locaties Zeggelaan en Ravensnest Terheijden, d.d. 17 mei 2013).

Gebiedsbescherming

Beide deelgebieden maken geen deel uit van beschermde gebieden, maar het oostelijk deelgebied ligt wel in de omgeving van de EHS. Op grond van de ligging, de aard van de ingreep en de bestemming van het terrein is een effect op beschermde gebieden uit te sluiten.

Flora

  • Er zijn geen bedreigde of beschermde plantensoorten aangetroffen. Het voorkomen van bedreigde en strikter beschermde soorten is uit te sluiten.

Fauna

  • De ingreep kan een negatief effect hebben op tabel 1-soorten uit de groepen zoogdieren en amfibieën. Voor dergelijke soorten geldt een algemene vrijstelling in geval van ruimtelijke ontwikkelingen.
  • Beide deelgebieden zijn potentieel geschikt als verblijfplaats voor vleermuizen (tabel 3/bijlage IV HR) wat betreft de te slopen bebouwing, met name voor Gewone en Ruige dwergvleermuis. Van de te kappen bomen zijn vermoedelijk alleen de Schietwilgen achter het Ravensnest in het oostelijk deelgebied potentieel geschikt als verblijfplaats.
  • In de opgaande begroeiing zijn broedsels van vogels zonder vaste nestplaatsen te verwachten, met name in de oudere bomen en hoger struweel. Er zijn geen aanwijzingen gevonden voor niet-vaste nestplaatsen op of in de gebouwen en deze zijn ook niet te verwachten.
  • Het voorkomen van vaste nestplaatsen van vogels in de gebouwen en te kappen bomen van beide deelgebieden is uit te sluiten.
  • Het plan is niet van invloed op strikter beschermde zoogdieren, reptielen, strikter beschermde amfibieën, vissen en ongewervelden.

Uit het onderzoek komen naar voren dat het plan – wat de strikter beschermde soorten betreft – een negatief effect kan hebben op de broedvogels zonder vaste nestplaats en vaste verblijfplaatsen van vleermuizen. Het is verboden broedsels van vogels en vaste nest- en verblijfplaatsen te verstoren of te vernielen.

Wat betreft broedsels van vogels zonder vaste nestplaats, dient het rooien van groen en het slopen van het complex buiten de periode half maart - half juli te gebeuren. Eerdere en latere nestgevallen zijn mogelijk. Het is veiliger om niet te werken in de periode half maart - half augustus. In de periode november - februari is de kans op verstoring van broedsels nihil.

5.3.2 Actualisatie onderzoek en vleermuisonderzoek

Wat betreft vaste verblijfplaatsen van vleermuizen is nader onderzoek uitgevoerd. Tevens heeft een actualisatie van het rapport uit 2013 plaatsgevonden. Dit is in één rapport opgenomen (Bureau Bleijerveld/Ruimte voor Advies, Ontwikkeling SOVAK-locaties Zeggelaan en Ravensnest Terheijden - Actualisatie 2016, d.d. 20 oktober 2016). Uit dit onderzoek blijken geen noemenswaardige veranderingen.

Uit het vleermuisonderzoek is gebleken dat er zich in de bomen en gebouwen op de planlocaties geen verblijfplaatsen van vleermuizen bevinden. Het belang van de terreinen als foerageergebied is te verwaarlozen.

Daarmee heeft het planvoornemen geen negatieve effecten op flora en fauna.

5.4 Cultureel Erfgoed

5.4.1 Cultuurhistorie

In het plangebied komen geen bijzondere cultuurhistorische waarden voor en ook zijn er in de omgeving geen cultuurhistorische waarden aanwezig waarmee rekening moet worden gehouden.

5.4.2 Archeologie

Met de inwerkingtreding van de 'Wet op de archeologische monumentenzorg (Wamz)' per 1 september 2007 is de implementatie van het 'Verdrag van Malta' (1992) een feit. Deze wet regelt de omgang met het archeologisch erfgoed. Uitgangspunt van het verdrag is het archeologisch erfgoed zoveel mogelijk ter plekke te bewaren en beheermaatregelen te nemen om dit te bewerkstelligen. Om het bodemarchief beter te beschermen is het sindsdien verplicht om de mogelijke aanwezigheid van archeologische waarden te beoordelen. In 2010 is de Erfgoedkaart Drimmelen opgesteld. Deze Erfgoedkaart bestaat uit verschillende kaarten waaronder een archeologische waarden- en verwachtingskaart. Uit deze kaart vloeit de gemeentelijke archeologische beleidskaart voort. Hierop is af te lezen wanneer archeologisch onderzoek gedaan moet worden. Dit hangt af van de omvang van het project (in vierkante meters) samen met de mate van bodemverstoring (in meters diepte ten opzichte van het maaiveld). Deze concrete beleidskeuzes zijn vastgelegd in de Nota Archeologie gemeente Drimmelen en de Archeologieverordening gemeente Drimmelen.

Voor de twee deellocaties is archeologisch vooronderzoek verricht (ADC Rapport 3373). Omdat in een later stadium het plangebied vergroot is, heeft ADC ook nog een aanvullend briefrapport opgesteld.De conclusie van de onderzoeken is dat hoewel archeologische resten uit het Laat-Paleolithicum tot Neolithicum aanwezig zouden kunnen zijn, dit niet aannemelijk is vanwege de zeer natte omstandigheden (veen, beekafzettingen) die uit het booronderzoek bleken. Beide deelgebieden zijn laag gelegen natte plaatsen in het landschap geweest en waren geen geschikte vestigingslocaties in het verleden. De archeologische verwachting is dan ook naar beneden toe bijgesteld. Archeologisch

vervolgonderzoek is dan ook niet nodig binnen de delen die onderzocht zijn.

Voor die delen van de plangebieden die niet zijn onderzocht, is voorzien in de

dubbelbestemming 'Waarde-Archeologie 1' en 2'.


Als men tijdens bouw- of andere werkzaamheden ondanks dit vooronderzoek toch op archeologische resten stuit, dan moet dit volgens artikel 5.10. van de Erfgoedwet zo spoedig mogelijk gemeld worden bij de Minister van OC&W. Dit moet via info@cultureelerfgoed.nl of tel: 033-4217456. In dit geval kan het ook bij de gemeente Drimmelen via info@drimmelen.nl.

5.5 Leidingen

In het plangebied zijn geen leidingen met een planologisch relevante beschermingszone gelegen, noch overlapt een beschermingszone van een planologisch relevante leiding met het plangebied.

5.6 Verkeer En Parkeren

In dit beleidsplan "Verkeers- en vervoersbeleid" zijn landelijke en regionale ontwikkelingen op het gebied van verkeer en vervoer vertaald naar gemeentelijk niveau. Het vormt een kader voor verkeerskundige ontwikkelingen en projecten. De Zeggelaan is Gebiedsontsluitingsweg IIB (50 km/uur) en maakt de locaties goed bereikbaar, ook voor de nieuwe functies. Voor het overige geldt een lagere maximumsnelheid.

Ook is de parkeernorm van belang voor het grondgebruik en de inrichting van de openbare ruimte. Deze is binnen de gemeente generiek bepaald en in het Parkeerbeleidsplan - Een kwestie van maatwerk opgenomen.

B&W kunnen besluiten af te wijken van de norm op basis van een parkeerbalans. Dit is in onderhavige situatie van belang, aangezien de meeste wooneenheden zorggerelateerd zijn en niet worden bewoond door autogebruikers.

In de paragraaf 3.1.4 en 3.2.2 wordt ingegaan op het aspect parkeren voor de beide deellocaties.

Hoofdstuk 6 Juridische Vormgeving

6.1 Planvorm

Voorliggend bestemmingsplan is een ontwikkelingsgericht bestemmingsplan voor een zorglocatie en een (reguliere) woonlocatie in bestaand stedelijk gebied. Het bestemmingsplan is opgesteld conform IMRO2012 en SVBP2012.

6.2 Plansystematiek

Het bestemmingsplan bestaat uit (bestemmings)planregels en een verbeelding, vergezeld van een toelichting. De planregels en de verbeelding vormen het juridisch bindende deel van het bestemmingsplan. De verbeelding heeft de rol van visualisering van de bestemmingen. De planregels regelen hoe de betreffende gronden mogen worden gebruikt en bebouwd. De bestemmingen zijn zo opgenomen dat voldoende rechtszekerheid bestaat voor omwonenden en andere gebruikers van het gebied en de omliggende gebieden. In de toelichting wordt gemotiveerd waarom sprake is van een goede ruimtelijke ordening.

De juridische regeling bestaat uit vier hoofdstukken, te weten:

  • Inleidende regels;
  • Bestemmingsregels;
  • Algemene regels;
  • Overgangs- en slotregels.

De bestemmingsplansystematiek is zoveel mogelijk aangesloten op de regels en verbeelding van bestemmingsplan "Kern Terheijden".

6.3 Beschrijving Van De Bestemmingsplanregels

Hoofdstuk 1. Inleidende regels

Begrippen

In dit artikel worden begrippen gedefinieerd, die in de regels worden gehanteerd. Bij de toetsing aan het bestemmingsplan moet worden uitgegaan van de in dit artikel aan de betreffende begrippen toegekende betekenis.

Wijze van meten

In dit artikel wordt aangegeven hoe de hoogte en andere maten, die bij het bouwen in acht genomen dienen te worden, gemeten moeten worden.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Detailhandel

Deze bestemming is opgenomen om het in de nabijheid van de locatie Ravensnest gelegen tankstation met lpg te regelen. In het kader van externe veiligheid is het noodzakelijk in verband met een beperkte zelfredzaamheid van de bewoners van de locatie Ravensnest, om venstertijden en een maximale doorzet aan het afleveren van lpg te koppelen. Aangezien dit een ruimtelijke relevantie heeft en noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de zorgfunctie, moet dit in het bestemmingsplan worden vastgelegd.

Binnen deze bestemming zijn de buiten de centrumbestemming aanwezige detailhandelsbedrijven opgenomen. Tevens bedrijven die diensten verlenen zijn toegestaan. Ondergeschikte horeca categorie I is hierbij tevens toegestaan.

Groen

Deze bestemming is opgenomen voor de groenvoorzieningen op de locatie Botzegge, waar de nieuwe woningen worden gerealiseerd. Binnen de bestemming ‘Groen’ mogen groenvoorzieningen, speelvoorzieningen en fiets- en voetpaden worden gerealiseerd. Ten behoeve van deze bestemming mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde worden gebouwd met een maximale hoogte van 3 meter.

Groen - Park

Deze bestemming is opgenomen voor het park rondom de locatie Ravensnest en de daarbinnen gelegen kinderboerdij. Hierbinnen zijn enkele gebouwen (met name ten behoeve van de kinderboerderij) binnen een aanduiding 'bouwvlak' toegestaan. Er mogen groenvoorzieningen, speelvoorzieningen, parkeervoorzieningen (ten behoeve van het park) en fiets- en voetpaden worden gerealiseerd. Ten behoeve van deze bestemming mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde worden gebouwd met een maximale hoogte van 3 meter.

Maatschappelijk

De zorglocatie van Sovak aan het Ravensnest is met deze bestemming geregeld. Hierbinnen zijn maatschappelijke voorzieningen in de vorm van zorgwoningen en/of begeleid wonen toegestaan.

De berekeningen voor wat betreft de verkeersaantrekkende werking, parkeren en geluid zijn gebaseerd op de huisvesting en verzorging van 40 bewoners. Derhalve is het maximum aantal bewoners op dit aantal vastgelegd. Vanwege deze zelfde aspecten is de zuidelijke ontsluiting uitsluitend bestemd voor langzaam verkeer en als calamiteitenroute. Auto's zijn hier niet toegestaan.

Daarnaast wordt in de situering van de gebouwen rekening gehouden met de aanwezigheid van woningen in de directe nabijheid. Daarom is vastgelegd dat de gebouwen zodanig worden gesitueerd dat de buitenverblijfsruimten tussen de eigen gebouwen zijn gesitueerd.

Verkeer – Verblijfsgebied

Deze bestemmingen zijn gegeven aan de wegen en de gebieden met een functie voor verblijf. Op deze gronden zijn uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde toegestaan.

Wonen

Deze bestemming is opgenomen voor de nieuwbouw van woningen op de locatie Botzegge. Op de gronden met de bestemming ‘Wonen’ zijn grondgebonden woningen toegestaan. Aan-huis-verbonden beroepen zijn rechtstreeks toegestaan, mits wordt voldaan aan de in het artikel opgenomen specifieke gebruiksregels. Hierin staan voorwaarden met betrekking tot het oppervlak en de verkeersafwikkeling.

Het aantal woningen dat per bestemmingsvlak is toegestaan, is aangeduid. Om enige flexibiliteit in de uiteindelijke uitvoering te brengen, is dit aantal iets ruimer opgenomen. Echter, in de planregels is een maximum aantal woningen voor het gehele plangebied vastgelegd. Dus als in het ene bestemmingsvlak uiteindelijk het maximale aantal woningen wordt gebouwd, zal dat in een ander vlak een lager aantal dan het aangeduide aantal moeten worden. Op deze manier is geborgd dat nooit meer woningen zullen worden gebouwd, dan is afgesproken.

Met betrekking tot het bouwen is aangesloten bij de maximale mogelijkheden die het vergunningvrij bouwen biedt. Op de gronden is een gevellijn gelegd, conform het vigerende bestemmingsplan. Het gehele perceel achter de gevel is bestemd als bouwvlak. Hierin mogen hoofdgebouwen zowel hoofdgebouwen als bijgebouwen worden gebouwd. In afwijking van de systematiek die voor de Kern Terheijden is gebruikt, is een aanduiding 'bijgebouwen' opgenomen. Binnen deze aanduiding zijn uitsluitend 'bijbehorende bouwwerken' toegestaan. Dit is om te voorkomen dat waar bijgebouwen in het inrichtingsplan gepland zijn, dit uiteindelijk hoofdgebouwen zouden kunnen worden.

Daarnaast mag 70% van het bouwperceel worden bebouwd met bijbehorende bouwwerken (uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd op de grond staand gebouw, of ander bouwwerk, met een dak) tot maximaal 6 meter bouwhoogte. De bijbehorende goothoogte bedraagt 3,3 m. Dat betekent dat een groot deel van de bijbehorende bouwwerken die in het achtererfgebied (erf aan de achterkant en de niet naar openbaar toegankelijk gebied gekeerde zijkant, op meer dan 1 m van de voorkant, van het hoofdgebouw) worden gebouwd, vergunningvrij mogen worden gebouwd. Vanzelfsprekend moeten deze gebouwen wel voldoen aan het Bouwbesluit. Voor alle bijbehorende bouwwerken die buiten het achtererfgebied worden gebouwd, maar binnen bouwperceel vallen, geldt nog wel een omgevingsvergunningplicht.

Voor erfafscheidingen en bouwwerken, geen gebouw zijnde (bijvoorbeeld speeltoestellen) gelden afwijkende regels en hoogtematen.

Waarde – Archeologie – 1

De delen in het plangebied waar wordt gebouwd zijn onderzocht en vrijgegeven. Voor de niet-onderzochte delen is de archeologische dubbelbestemming uit bestemmingsplan "Kern Terheijden" opgenomen.

Voor het behoud, de bescherming en/of het herstel van de voorkomende archeologische hoge (verwachtings)waarden is de dubbelbestemming ’Waarde – Archeologie – 1’ opgenomen. Voor gebouwen en bouwwerken groter dan 100 m2 en die dieper gaan dan 0,5 m geldt een omgevingsvergunningplicht.

Waarde – Archeologie – 2

De delen in het plangebied waar wordt gebouwd zijn onderzocht en vrijgegeven. Voor de niet-onderzochte delen is de archeologische dubbelbestemming uit bestemmingsplan "Kern Terheijden" opgenomen.

Voor het behoud, de bescherming en/of het herstel van de voorkomende archeologische middelhoge (verwachtings)waarden is de dubbelbestemming ’Waarde – Archeologie – 2’ opgenomen. Voor gebouwen en bouwwerken groter dan 1.000 m2 en die dieper gaan dan 0,5 m geldt een omgevingsvergunningplicht.

Hoofdstuk 7 Economische Uitvoerbaarheid

De ontwikkelingskosten komen geheel voor rekening van de initiatiefnemer. Hiertoe is voorafgaand aan de planologische procedure met de initiatiefnemer een anterieure overeenkomst afgesloten.

In de anterieure overeenkomst is tevens opgenomen dat eventuele planschade voor rekening van de initiatiefnemer komt. Derhalve behoeft er geen grondexploitatieplan te worden opgesteld.

Hoofdstuk 8 Overleg En Inspraak

8.1 Overleg

Het plan is in het kader van het wettelijk vooroverleg (volgens artikel 3.1.1 lid 1 van het Besluit ruimtelijke ordening) toegestuurd aan de verschillende partners. Waterschap Brabantse Delta en de brandweer Midden- West-Brabant (Sector Risicobeheersing) hebben een advies gegeven. De provincie heeft niet gereageerd.

Het bestemmingsplan moet op basis van nieuwe inzichten en een anterieure overeenkomst met de ontwikkelaar op enkele onderdelen nog worden aangepast.

In Bijlage 22 Nota Inspraak, vooroverleg en ambtshalve aanpassingen zijn de inspraak- en vooroverlegreacties met bijbehorende beantwoording en ambtshalve aanpassingen opgenomen.

Deze ambtelijke aanpassingen zijn beschreven in het tweede deel van deze nota.

8.2 Inspraak

Het voorontwerpbestemmingsplan heeft van 9 juni tot en met 20 juli 2017 ter inzage gelegen. Gedurende deze periode zijn twee inspraakreacties ingediend. In Bijlage 22 NotaInspraak, vooroverleg en ambtshalve aanpassingen zijn deze reacties samengevat en beantwoord.

Bijlage 1 Boombeheervisie Evg-centrum

Bijlage 1 Boombeheervisie EVG-centrum

Bijlage 2 Boombeheervisie Botzegge

Bijlage 2 Boombeheervisie Botzegge

Bijlage 1 Verkennend Bodemonderzoek Ravensnest

Bijlage 1 Verkennend bodemonderzoek Ravensnest

Bijlage 2 Verkennend Bodemonderzoek Zeggelaan 115

Bijlage 2 Verkennend bodemonderzoek Zeggelaan 115

Bijlage 3 Verkennend Bodemonderzoek Zeggelaan 115 (Aanvullend)

Bijlage 3 Verkennend bodemonderzoek Zeggelaan 115 (Aanvullend)

Bijlage 4 Herbeoordeling Conclusies Asbest In Bodem.pdf

Bijlage 4 Herbeoordeling conclusies asbest in bodem.pdf

Bijlage 5 Concept Rapport Verkennend Asbest In Bodem Onderzoek Ravensnest

Bijlage 5 Concept rapport verkennend asbest in bodem onderzoek Ravensnest

Bijlage 6 Concept Rapport Verkennend Asbest In Bodem Onderzoek Zeggelaan 115

Bijlage 6 Concept rapport verkennend asbest in bodem onderzoek Zeggelaan 115

Bijlage 7 Nader Bodemonderzoek Asbest Ravensnest

Bijlage 7 Nader bodemonderzoek asbest Ravensnest

Bijlage 8 Akoestisch Onderzoek Wegverkeerslawaai

Bijlage 8 Akoestisch onderzoek wegverkeerslawaai

Bijlage 9 Akoestisch Onderzoek Industrielawaai

Bijlage 9 Akoestisch onderzoek industrielawaai

Bijlage 10 Milieuneutrale Melding Tankstation Ivm Ev

Bijlage 10 Milieuneutrale melding tankstation ivm EV

Bijlage 11 Groepsrisico Lpg-tankstation

Bijlage 11 Groepsrisico LPG-tankstation

Bijlage 12 Verantwoording Groepsrisico Lpg-tankstation

Bijlage 12 Verantwoording groepsrisico LPG-tankstation

Bijlage 13 Rapport Waterhuishouding

Bijlage 13 Rapport waterhuishouding

Bijlage 14 Notitie Update Waterhuishouding

Bijlage 14 Notitie update waterhuishouding

Bijlage 15 Flora- En Faunaonderzoek

Bijlage 15 Flora- en faunaonderzoek

Bijlage 16 Flora- En Faunaonderzoek Actualisatie 2016

Bijlage 16 Flora- en faunaonderzoek Actualisatie 2016

Bijlage 17 Archeologie: Bureauonderzoek

Bijlage 17 Archeologie: bureauonderzoek

Bijlage 18 Archeologie: Bureau- En Verkennend Booronderzoek

Bijlage 18 Archeologie: bureau- en verkennend booronderzoek

Bijlage 19 Archeologie Briefrapport

Bijlage 19 Archeologie briefrapport

Bijlage 20 Boombeheervisie Botzegge 2017

Bijlage 20 Boombeheervisie Botzegge 2017

Bijlage 21 Boombeheervisie Evg-centrum 2013

Bijlage 21 Boombeheervisie EVG-centrum 2013

Bijlage 22 Nota Inspraak, Vooroverleg En Ambtshalve Aanpassingen

Bijlage 22 Nota Inspraak, vooroverleg en ambtshalve aanpassingen