Eggerlaan Vorstenbosch
Bestemmingsplan - Gemeente Bernheze
Vastgesteld op 04-10-2017 - geheel onherroepelijk in werking
Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
1.1 plan:
het bestemmingsplan Eggerlaan met identificatienummer NL.IMRO.1721.BPEggerlaan-vg01 van de gemeente Bernheze.
1.2 bestemmingsplan:
de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen.
1.3 verbeelding:
de analoge en digitale voorstelling van de in het bestemmingsplan opgenomen digitale ruimtelijke informatie.
1.4 aanduiding:
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.
1.5 aanduidingsgrens:
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.
1.6 aanduidingsvlak:
een geometrisch bepaald vlak waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.
1.7 aan huis verbonden beroep:
een dienstverlenend beroep op zakelijk, maatschappelijk, juridisch, medisch, ontwerptechnisch of kunstzinnig gebied, dat in of bij een woning wordt uitgeoefend door de gebruik(st)er, waarbij de woning in overwegende mate de woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is, met dien verstande dat er geen detailhandel is toegestaan met uitzondering van detailhandel als ondergeschikte nevenactiviteit bij de uitoefening van een aan huis verbonden beroep.
1.8 afwijking van de bouwregel en/of gebruiksregels:
een afwijking als bedoeld in artikel 3.6, eerste lid, onder c van de Wet ruimtelijke ordening.
1.9 ander-werk:
een werk, geen bouwwerk zijnde, of een werkzaamheid.
1.10 bebouwing:
één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.
1.11 bestaand:
- a. bij bouwwerken: een bouwwerk dat op het moment van inwerkingtreding van het plan bestaat of wordt gebouwd, dan wel nadien kan worden gebouwd krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, waarvoor de aanvraag voor het tijdstip van inwerkingtreding is ingediend, tenzij in de regels anders is bepaald.
- b. bij gebruik: het gebruik dat op het moment van inwerkingtreding van het plan bestaat, tenzij in de regels anders is bepaald.
1.12 bestemmingsgrens:
de grens van een bestemmingsvlak.
1.13 bestemmingsvlak:
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.
1.14 bijgebouw:
een gebouw, dat in bouwkundig en visueel opzicht ondergeschikt is aan een op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw.
1.15 bouwen:
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.
1.16 bouwgrens:
de grens van een bouwvlak.
1.17 bouwlaag:
een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw en zolder.
1.18 bouwperceel:
een aaneengesloten stuk grond, waarop krachtens het plan een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.
1.19 bouwperceelgrens:
een grens van een bouwperceel.
1.20 bouwvlak:
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.
1.21 bouwwerk:
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, welke hetzij direct of indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.
1.22 carport:
een overdekte stallingsgelegenheid voor auto’s, met niet meer dan twee gesloten wanden.
1.23 eerste bouwlaag:
de bouwlaag op de begane grond.
1.24 gebouw:
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.
1.25 gebruiken:
gebruiken, het doen gebruiken, het laten gebruiken en het in gebruik geven.
1.26 hoofdgebouw:
een gebouw dat op een bouwperceel door zijn constructie of afmetingen, dan wel gelet op de bestemming, als het belangrijkste bouwwerk valt aan te merken.
1.27 huishouden:
één persoon of een aantal, aan elkaar door familieband of anderszins gerelateerde, personen, die alleen of gezamenlijk een eenheid vormt en als zodanig ook gebruik maakt van één woning.
1.28 maatschappelijke voorzieningen:
culturele, educatieve, medische, sociale en levensbeschouwelijke voorzieningen, voorzieningen ten behoeve van openbare dienstverlening, alsook ondergeschikte detailhandel en horeca ten dienste van deze voorzieningen.
1.29 maatvoeringsgrens:
de grens van een maatvoeringsvlak.
1.30 maatvoeringsvlak:
een geometrisch bepaald vlak waarmee de gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels voor bepaalde bouwwerken eenzelfde maatvoering geldt.
1.31 mantelzorg:
zorg die niet in het kader van een hulpverlenend beroep wordt gegeven aan een hulpbehoevende door één of meerdere leden van diens directe omgeving, waarbij de zorgverlening direct voortvloeit uit de sociale relatie. bijvoorbeeld door gezinsleden, buren of vrienden.
1.32 normaal onderhoud, gebruik en beheer:
een gebruik gericht op het in zodanige conditie houden of brengen van objecten dat het voortbestaan van deze objecten op ten minste het bestaande kwaliteitsniveau wordt bereikt.
1.33 omgevingsvergunning:
een vergunning als bedoeld in artikel 1.1, eerste lid, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.
1.34 peil:
- a. voor bouwwerken, waarvan de hoofdtoegang onmiddellijk aan de weg grenst: de hoogte van die weg ter plaatse van de hoofdtoegang vermeerderd met maximaal 20 cm.
- b. in andere gevallen: de hoogte van de weg ter plaatse van de toegang tot het gebouw vermeerderd met 2 cm per meter afstand van het gebouw tot die weg (hemelsbreed gemeten).
- c. deze bepaling geldt niet voor bouwwerken geen gebouw zijnde; hiervoor wordt de hoogte gemeten vanaf het aansluitende maaiveld.
1.35 seksinrichting:
een voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in de omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht of vertoningen van erotische/pornografische aard plaatsvinden, waaronder in ieder geval worden verstaan een prostitutiebedrijf, een erotische massagesalon, een seksbioscoop, een seksautomatenhal, een sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar.
1.36 uitvoeren:
uitvoeren, het doen uitvoeren, laten uitvoeren en in uitvoering geven.
1.37 voorgevel:
de naar de weg gekeerde gevel van een gebouw of, indien het een gebouw betreft met meer dan één naar de weg gekeerde gevel, de gevel die kennelijk als zodanig dient te worden aangemerkt.
1.38 vrijstaand bijgebouw:
een bijgebouw, dat gesitueerd is op een afstand van het hoofdgebouw en dat in functioneel opzicht ondergeschikt is aan een op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw.
1.39 woning:
een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden.
Artikel 2 Wijze Van Meten
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
2.1 de afstand tot de zijdelingse bouwperceelgrens:
tussen de zijdelingse grens van het bouwperceel en een bepaald punt van het bouwwerk, waar die afstand het kortst is;
2.2 de bouwhoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals
schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;
2.3 de dakhelling:
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;
2.4 de goothoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;
2.5 de horizontale diepte van een hoofdgebouw:
de diepte van een gebouw, gemeten loodrecht vanaf de gevel waaraan wordt gebouwd;
2.6 de inhoud van een bouwwerk:
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;
2.7 de oppervlakte van een overkapping:
tussen de buitenzijde van de afdekking van de overkapping, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van de overkapping;
2.8 de oppervlakte van een bouwwerk:
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;
2.9 ondergeschikte bouwdelen:
Bij toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwonderdelen, als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, liftschachten, gevel- en kroonlijsten, luifels, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding niet meer dan 1 m bedraagt.
2.10 meten:
Bij toepassing van deze regels wordt gemeten tot of vanuit het hart van een lijn op de kaart en op de schaal waarin het plan is vastgesteld.
2.11 afstemming peil:
Bij de afstemming met het peil, zoals omschreven in artikel 1.34, wordt bij nieuwe gebouwen de bovenkant van de afgewerkte beganegrondvloer aangehouden.
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Groen
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. groenvoorzieningen, bermen en beplanting;
- b. parken en plantsoenen;
- c. paden, speelvoorzieningen, water en voorzieningen voor de waterhuishouding;
- d. kunstwerken;
- e. incidentele parkeervoorzieningen;
- f. ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van groen - evenementen toegestaan’: evenementen;
met bijbehorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wegen en verhardingen en met inachtneming van de keur van het waterschap.
3.2 Bouwregels
Artikel 4 Maatschappelijk
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor "Maatschappelijk" aangewezen gronden zijn bestemd voor:
maatschappelijke voorzieningen met bijbehorende gebouwen, bouwwerken geen gebouwen zijnde, wegen en paden, parkeervoorzieningen, speelvoorzieningen, water en voorzieningen voor de waterhuishouding.
4.2 Bouwregels
4.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing:
- a. ter voorkoming van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden en het woon- en leefklimaat van aangrenzende gronden en bouwwerken;
- b. ter voorkoming van onevenredige aantasting van de parkeermogelijkheden in de naaste omgeving;
- c. ter waarborging van de stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit van de naaste omgeving;
- d. ter waarborging van de verkeersveiligheid;
- e. ter waarborging van de sociale veiligheid;
- f. ter waarborging van de brandveiligheid en rampenbestrijding;
- g. ter waarborging van de externe veiligheid.
4.4 Specifieke gebruiksregels
Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken als bedoeld in artikel 4, wordt in elk geval gerekend het gebruik voor:
- a. permanente of tijdelijke bewoning van gebouwen;
- b. seksuele dienstverlening.
Artikel 5 Tuin
5.1 Bestemmingsomschrijving
De voor “Tuin” aangewezen gronden zijn bestemd voor tuinen, met bijbehorende gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
5.2 Bouwregels
Artikel 6 Verkeer
6.1 Bestemmingsomschrijving
De voor "Verkeer" aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. wegen en straten, wandel- en fietspaden;
- b. parkeer-, groen- en speelvoorzieningen;
- c. nutsvoorzieningen;
- d. waterhuishoudelijke doeleinden, waterberging en waterlopen;
met bijbehorende gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
6.2 Bouwregels
Artikel 7 Wonen
7.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. het bestaande aantal woningen;
- b. nieuwe woningen uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden', met inachtneming van dat maximumaantal;
- c. aan huis verbonden beroepen, met dien verstande dat per woning maximaal 40% van de vloeroppervlakte mag worden gebruikt voor het aan huis verbonden beroep tot een maximum van 50 m2;
met bijbehorende gebouwen, bouwwerken, geen gebouwen zijnde, tuinen en erven.
7.2 Bouwregels
7.3 Specifieke gebruiksregels
Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken, wordt in elk geval gerekend het gebruik voor:
- a. het gebruik van gebouwen en gronden voor bedrijfsmatige activiteiten;
- b. het gebruik van bijgebouwen ten behoeve van "zelfstandige" bewoning.
7.4 Afwijken van de gebruiksregels
Artikel 8 Waarde - Archeologie 2
8.1 Bestemmingsomschrijving
De voor “Waarde - Archeologie 2” aangewezen gronden zijn mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van gronden van archeologische waarde en gronden met een hoge archeologische verwachtingswaarde.
8.2 Bouwregels
8.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 9 Waarde - Archeologie 3
9.1 Bestemmingsomschrijving
De voor “Waarde - Archeologie 3” aangewezen gronden zijn mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van gronden van archeologische waarde en gronden met een middelhoge archeologische verwachtingswaarde.
9.2 Bouwregels
9.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 10 Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 11 Algemene Bouwregels
11.1 Ondergrondse bouwwerken
Ten aanzien van het oprichten van ondergrondse bouwwerken gelden de volgende bouwregels:
- a. ondergrondse bouwwerken mogen uitsluitend binnen de contouren van de bovengrondse bebouwing worden opgericht;
- b. de maximale bouwdiepte, inclusief de fundering, bedraagt 3 m onder peil.
Artikel 12 Algemene Gebruiksregels
Tot een gebruik in strijd met de bestemmingen wordt in ieder geval begrepen:
- a. een gebruik van gronden als stort- en/of opslagplaats, met uitzondering van een zodanig gebruik voor het normale op de bestemming gerichte gebruik en onderhoud;
- b. een gebruik van gronden als stallings- en/of opslagplaats van één of meer aan het gebruik onttrokken machines, voer-, vaar- of vliegtuigen, met uitzondering van een zodanig gebruik voor het normale op de bestemming gerichte gebruik en onderhoud;
- c. een gebruik van gronden en bouwwerken voor een seksinrichting dan wel ten behoeve van prostitutie.
Artikel 13 Algemene Aanduidingsregels
13.1 vrijwaringszone - molenbiotoop
Artikel 14 Algemene Afwijkingsregels
14.1 Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van:
- a. in het plan genoemde goothoogten, bouwhoogten, oppervlaktematen, percentages en afstandseisen, mits dit noodzakelijk is vanuit constructieve vereisten, architectonisch belang of oogpunt van duurzaamheid, waarbij een overschrijding is toegestaan tot maximaal 10% van de goothoogten, bouwhoogten, oppervlakte- en inhoudsmaten, percentages en afstandseisen;
- b. de regels en toestaan dat bouwgrenzen worden overschreden, waarbij een geringe mate van afwijking is toegestaan, en deze noodzakelijk is in verband met de uitmeting van het terrein of uit een oogpunt van doelmatig gebruik van de gronden en/of de bebouwing;
- c. de regels en toestaan dat de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten behoeve van kunstwerken, en ten behoeve van zend-, ontvang- en/of sirenemasten wordt vergroot tot maximaal 40 m, mits er geen belemmering plaatsvindt van het radarverstoringsgebied in verband met de vliegbasis Volkel;
- d. de regels en toestaan dat bouwwerken voor het verkrijgen van duurzame energie zoals zonnecollectoren en windturbines worden gebouwd, met een maximale bouwhoogte van 10 m;
- e. de regels en toestaan dat de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde wordt vergroot tot maximaal 10 m.
14.2 Afwijking als bedoeld in artikel 14.1 is slechts mogelijk indien:
- a. de belangen van de eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden niet onevenredig worden geschaad;
- b. het straat- en bebouwingsbeeld en de verkeersveiligheidsbelangen niet onevenredig worden geschaad.
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 15 Overgangsrecht
15.1 Bouwwerken
Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
- a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
- b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk teniet is gegaan.
15.2 Afwijken
Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het eerste lid een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.
15.3 Uitzondering op het overgangsrecht bouwwerken
Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
15.4 Gebruik
Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet, behoudens voor zover uit de Richtlijnen 79/409/EEG en 92/43/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 2 april 1979 inzake het behoud van de vogelstand onderscheidenlijk van 21 mei 1992 inzake de instandhouding van de natuurlijke habitats en de wilde flora en fauna, beperkingen voortvloeien ten aanzien van ten tijde van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan bestaand gebruik.
15.5 Strijdig gebruik
- a. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in 15.4, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
- b. Indien het gebruik, bedoeld in 15.4, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
15.6 Uitzondering op het overgangsrecht gebruik
Het bepaalde in 15.4 is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Artikel 16 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als:
Regels van het bestemmingsplan Eggerlaan.
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding
Aanleiding voor dit bestemmingsplan is de gewenste herontwikkeling (inbreiding) van grond gelegen aan de Eggerlaan gelegen in het dorp Vorstenbosch (gemeente Bernheze).
De herontwikkeling omvat de sloop van de huidige gymzaal en een bungalow (Eggerlaan 4) en de nieuwbouw van een gymzaal (uitbreiding De Stuik) en een maximum aantal van tien woningen.
Tevens wordt een doorgang (pad) gerealiseerd van de Eggerlaan naar de Kerkstraat
Het bestaande speelveld blijft bestaan en maakt ook onderdeel uit van dit bestemmingsplan. Het vigerende bestemmingsplan “De Kommen van Bernheze” biedt geen ruimte om het gewenste plan te realiseren. Daarom wordt voor het gedeelte waar de herontwikkeling is beoogd een nieuw bestemmingsplan vastgesteld.
1.2 Ligging En Begrenzing Plangebied
Het plangebied is gelegen aan de Eggerlaan in Vorstenbosch en ligt besloten tussen de Eggerlaan, bebouwing van de Schoolstraat, bebouwing van de Kerkstraat en het plein van de Rk basisschool op Weg. De onderstaande afbeelding toont globaal de ligging ervan.
Figuur 1 Kaart van Vorstenbosch met globaal de ligging van het te ontwikkelen gebied. Bron Google maps.
1.3 Vigerend Bestemmingsplan
Het plangebied ligt in het bestemmingsplan "De kommen van Bernheze" dat is vastgesteld op 1 juni 2011. Dit nu geldende bestemmingsplan voorziet niet in de voorgenomen herontwikkeling. Onderhavig plan vervangt een deel van het vigerende plan en maakt zo de beoogde ontwikkeling mogelijk.
Figuur 2 Uitsnede verbeelding.
1.4 Leeswijzer
In het volgende hoofdstuk 2 wordt het plangebied beschreven.
In hoofdstuk 3 volgt een beschrijving van het van belang geachte rijks-, provinciaal, regionaal en gemeentelijk beleid.
Hoofdstuk 4 bevat een toets aan relevante wet- en regelgeving op het gebied van bodem, water, milieuzonering, luchtkwaliteit, geluid, externe veiligheid, ecologie, archeologie, duurzaamheid en kabels en leidingen.
In hoofdstuk 5 komt de juridische opzet van het bestemmingsplan aan bod.
In het laatste hoofdstuk 6 wordt ingegaan op de economische uitvoerbaarheid, maatschappelijke aanvaardbaarheid en het vooroverleg.
Hoofdstuk 2 Gebieds- En Planbeschrijving
2.1 Beschrijving Plangebied
Het plangebied is gelegen aan de Eggerlaan. Thans bevindt zich op deze locatie een bungalow, een gymzaal, een speelveld en grond met woonbestemming.
Figuur 3 Luchtfoto van locatie. Bron Googlemaps
2.2 Planbeschrijving
Het plan omvat de vervanging van de bestaande gymzaal en de bouw van maximaal een tiental woningen. De nieuwe gymzaal wordt gerealiseerd door Gemeenschapshuis de Stuik aan de achterzijde uit te breiden. Tevens wordt een doorgang (pad) gerealiseerd van de Eggerlaan naar de Kerkstraat
Het bestaande speelveld blijft bestaan en maakt ook onderdeel uit van dit bestemmingsplan.
Figuur 4 planschets
Hoofdstuk 3 Beleidskader
3.1 Rijksbeleid
3.1.1 STRUCTUURVISIE INFRASTRUCTUUR EN RUIMTE
Nederland concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig. Daar streeft het Rijk naar met een aanpak welke ruimte geeft aan regionaal maatwerk, de gebruiker voorop zet, investeringen scherp prioriteert en ruimtelijke ontwikkelingen en infrastructuur met elkaar verbindt. Een actualisatie van het van kracht zijnd ruimtelijk en mobiliteitsbeleid is daarvoor nodig. Door nieuwe politieke accenten en veranderende omstandigheden, zoals de economische crisis, klimaatverandering en de door het tegelijkertijd plaatsvinden van groei, stagnatie en krimp toenemende regionale verschillen, zijn de beleidsnota's op het gebied van zowel ruimte als mobiliteit gedateerd. De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) geeft een nieuw, integraal kader voor het ruimtelijk en mobiliteitsbeleid op rijksniveau en is zo de 'kapstok' voor bestaand en nieuw rijksbeleid met ruimtelijke consequenties. De SVIR is vastgesteld op 13 maart 2012.
- De SVIR vervangt verschillende bestaande nota's zoals:
- de Nota Ruimte;
- de Structuurvisie Randstad 2040;
- de Nota Mobiliteit;
- de MobiliteitsAanpak;
- de structuurvisie voor de Snelwegomgeving;
- de agenda Landschap;
- de agenda Vitaal Platteland;
- Pieken in de Delta.
In SVIR staan de plannen voor ruimte en mobiliteit. Zo beschrijft het kabinet in de Structuurvisie in welke infrastructuurprojecten zij de komende jaren wil investeren. En op welke manier de bestaande infrastructuur beter benut kan worden. Provincies en gemeenten krijgen in de plannen meer bewegingsvrijheid op het gebied van ruimtelijke ordening.
Conclusie: De voorgestelde ontwikkeling aan de Eggerlaan belemmert geen doelstellingen die op rijksniveau zijn geformuleerd.
3.1.2 BESLUIT ALGEMENE REGELS RUIMTELIJKE ORDENING
De hiervoor behandelde structuurvisie is een beleidsstuk zonder bindend karakter voor lagere overheden. Om naleving van deze en andere structuurvisies te kunnen afdwingen, is besloten tot de vaststelling van algemene regels. Deze zijn opgenomen in het "Besluit algemene regels ruimtelijke ordening" (Barro). Het Barro is op 30 december 2011 in werking getreden.
Een aantal rijksbelangen wordt met dit besluit geborgd in bestemmingsplannen en andere ruimtelijke plannen van overheden. Onderwerpen waarvoor het rijk ruimte vraagt zijn de mainportontwikkeling van Rotterdam, bescherming van de waterveiligheid in het kustfundament en in en rond de grote rivieren, bescherming en behoud van de Waddenzee en enkele werelderfgoederen en de uitoefening van defensietaken.
Op 1 oktober 2012 is het Barro aangevuld met voorschriften voor de andere beleidskaders uit de SVIR, het Nationaal Waterplan en het Derde Structuurschema Elektriciteitsvoorziening. Het betreft de volgende thema's:
- rijksvaarwegen;
- hoofdwegen en hoofdspoorwegen;
- elektriciteitsvoorziening;
- ecologische hoofdstructuur;
- primaire waterkeringen buiten het kustfundament, en
- IJsselmeergebied (uitbreidingsruimte).
Conclusie: De voorgestelde ontwikkeling aan de Eggerlaan belemmert geen doelstellingen die op rijksniveau zijn geformuleerd.
3.2 Provinciaal Beleid
3.2.1 Structuurvisie ruimtelijke ordening
Provinciale Staten van Noord-Brabant hebben in hun vergadering van 7 februari 2014 de partiële herziening 2014 van de Structuurvisie RO 2010 vastgesteld. De provincie geeft in de structuurvisie de hoofdlijnen van het ruimtelijk beleid tot 2025 (met een doorkijk naar 2040). De visie is bindend voor het ruimtelijk handelen van de provincie. Het is de basis voor de wijze waarop de provincie de instrumenten inzet die de Wet ruimtelijke ordening biedt. Deze partiële herziening richt zich alleen op het verwerken van besluitvorming die op provinciaal niveau al heeft plaatsgehad. De grootste wijzigingen ten opzichte van de vigerende provinciale structuurvisie hebben te maken met 'De transitie van stad en platteland, een nieuwe koers' en met 'Brabant als onderdeel van de top van de Europese kennis- en innovatieregio'.
De provincie wil, meer dan voorheen, het denken en handelen van burgers en ondernemers vertrekpunt laten zijn voor ontwikkelingen. De overheid stuurt daarbij vanuit een heldere visie op randvoorwaarden, die burgers, ondernemers en hun organisaties invullen en realiseren. Maatschappelijke participatie wordt de focus, de overheid neemt het oplossen van maatschappelijke problemen niet over, maar ondersteunt deze. De provincie daagt burgers en ondernemers uit om bij te dragen aan een vitaal Brabant. Een onderdeel hiervan is de transitie naar een zorgvuldige veehouderij.
Voor een top kennis- en innovatieregio op Europees niveau is onder andere een sterke agglomeratiekracht nodig. De provincie wil zich daarom meer gaan richten op het versterken van het stedelijk netwerk in Brabant (samen met alle overige betrokken partijen).
Verder bevat de nieuwe structuurvisie zaken die de voormalige structuurvisie ook al bevatte. Zo geeft de provincie Noord-Brabant in haar structuurvisie nog steeds de hoofdlijnen van het ruimtelijk beleid weer, is de visie bindend voor het ruimtelijk handelen van de provincie en biedt het een basis voor de wijze waarop de provincie de instrumenten inzet die de Wet ruimtelijke ordening (Wro) biedt. De visie geeft een ruimtelijke vertaling van de opgaven en doelen uit de Agenda van Brabant. Daarnaast ondersteunt de structuurvisie het beleid op andere provinciale beleidsterreinen, zoals het economisch-, mobiliteits-, sociaal-, cultureel-, milieu- en natuurbeleid. Er wordt aandacht besteed aan zaken zoals concentratie van verstedelijking, zuinig ruimtegebruik, verantwoord omgaan met de natuurlijke basis, het streven naar robuuste en aaneengeschakelde natuurgebieden en de concentratiegebieden voor glastuinbouw en intensieve veehouderijen.
De structuurvisie is vertaald in een verordening welke aangeeft wat op welke plekken in Noord-Brabant wel en niet kan. Hieronder wordt hierover meer aangegeven.
Conclusie: De voorgenomen ontwikkeling past binnen het provinciale beleid.
3.2.2 Verordening Ruimte 2014
Het beleid zoals opgenomen in de Structuurvisie ruimtelijke ordening Noord-Brabant is door de provincie Noord-Brabant vertaald in een provinciale planologische verordening. Een instrument waarmee provincies regels stellen waaraan gemeenten zich moeten houden bij het ontwikkelen van onder andere bestemmingsplannen. Door deze regels weten gemeenten al in een vroeg stadium waaraan ze toe zijn.Provinciale Staten hebben op 10 juli 2015 de Verordening ruimte 2014 opnieuw vastgesteld, op 15 juli 2015 is deze in werking getreden. De Verordening ruimte 2014 regelt diverse ruimtelijke onderwerpen, welke op perceelniveau per onderwerp zijn begrensd en visueel op een kaart met verschillende kaartlagen zijn weergegeven. Hierdoor is voor ieder gebied in Noord-Brabant duidelijk welke regels er wat betreft provinciaal ruimtelijk beleid gelden.
De ontwikkeling waar het hier om gaat betreft het planologisch mogelijk maken van 10 woningen gelegen in 'bestaand stedelijk gebied – kern in landelijk gebied'. In de Verordening ruimte staat opgenomen dat een bestemmingsplan (alsook een ander ruimtelijk besluit) dat voorziet in een stedelijke ontwikkeling uitsluitend is gelegen in bestaand stedelijk gebied (art. 4.2). Onderhavige ontwikkeling (stedelijk van aard) ligt in het bestaand stedelijk gebied. Daarnaast moet de toelichting bij een bestemmingsplan gelegen in bestaand stedelijk gebied dat voorziet in nieuwbouw van woningen een verantwoording bevatten over de wijze waarop:
- A. de afspraken die daarover zijn gemaakt in het regionaal ruimtelijk overleg worden nagekomen; Onderhavige ontwikkeling voldoet hieraan, zie de opgenomen onderbouwing onder b. hieronder.
- B. de beoogde nieuwbouw zich verhoudt tot de afspraken bedoeld onder a, en tot de beschikbare harde plancapaciteit voorwoningbouw. Het college van B&W van de Bernheze heeft op 13 oktober 2015 besloten om op basis van een aantal voorwaarden ruimte te bieden aan particuliere woningbouwinitiatieven. De ruimte inclusief de voorwaarden die de gemeente hiermee aan particulieren biedt is passend binnen de afspraken die de gemeente in het RRO heeft gemaakt.
Ook moet rekening gehouden worden met artikel 3 inzake bevordering van ruimtelijke kwaliteit. Voor onderhavig plan is het volgende van toepassing (art. 3.1, Zorgplicht voor ruimtelijke kwaliteit). De toelichting bij een bestemmingsplan dat voorziet in een ruimtelijke ontwikkeling bevat een verantwoording dat:
- het plan bijdraagt aan de zorg voor het behoud en de bevordering van de ruimtelijke kwaliteit van het daarbij betrokken gebied en de naaste omgeving, waaronder in ieder geval een goede landschappelijke inpasbaarheid;
- toepassing is gegeven aan het principe van zorgvuldig ruimtegebruik.
Het plan is gelegen in de bebouwde kom van Vorstenbosch, nabij het centrum en betreft een herontwikkelingslocatie. Door hier woningen toe te voegen is dergelijk ruimtebeslag niet op een uitbreidingslocatie benodigd. Het plangebied is aan drie zijden reeds ingekapseld door bestaande woningen/ percelen. De nieuwe woningen worden allen in duurzame materialen uitgevoerd en zijn passend in het landschap en de omgeving. De verstedelijkingsdruk ter plaatse neemt niet toe. Onder paragraaf 4.11 'Toets ladder duurzame verstedelijking' wordt nader ingegaan op de ladder voor duurzame verstedelijking. Verder wordt rekening gehouden met alle van toepassing zijnde milieuaspecten, waarop in het volgende hoofdstuk nader ingegaan wordt.
3.3 Regionaal Beleid
Voor de locatie aan de Eggerlaan is het onderstaande regionale beleid van belang.
Regionale Agenda Wonen
In regionaal verband worden jaarlijks regionale agenda's voor wonen opgesteld. Belangrijk doel hiervan is dat er steeds een actueel beeld bestaat van wat er speelt op de regionale woningmarkt, waar knelpunten zijn of dreigen en welke strategieën moeten worden ingezet om adequaat in te kunnen spelen op de dynamiek van de woningmarkt.
Conclusie: De voorgenomen ontwikkeling past binnen de regionale beleidsafspraken met betrekking tot wonen.
3.4 Gemeentelijk Beleid
3.4.1 Structuurvisie Bernheze
De gemeenteraad van de gemeente Bernheze heeft op 1 februari 2010 de Structuurvisie Bernheze vastgesteld. De Structuurvisie Bernheze geeft een samenhangend beeld van de gewenste ruimtelijke ontwikkeling van de hele gemeente. De structuurvisie is een visie op hoofdlijnen en vormt daarmee een belangrijk (toetsing)kader voor het initiëren, beoordelen, afwegen en vaststellen van nieuwe ruimtelijke plannen, zoals bestemmingsplannen en projecten. In de structuurvisie staan de belangrijkste ruimtelijke ontwikkelingen beschreven voor de komende jaren.
De structuurvisie verschaft helderheid in het ruimtelijke beleid van de gemeente Bernheze en de wijze waarop zij deze tot uitvoering wordt gebracht. Deze helderheid is gewenst voor inwoners en ondernemers, als ook voor andere (semi)overheden en maatschappelijke partners. De structuurvisie bestaat uit twee delen:
- Deel A: Ruimtelijk Casco
- Deel B: Uitvoeringsprogramma
Het Ruimtelijk Casco betreft het ontwikkelingskader voor de gemeente Bernheze en vormt een casco voor concrete projecten en plannen. Het Ruimtelijk Casco bestaat uit een kaartbeeld en toelichting. Deze zijn nadrukkelijk aan elkaar gekoppeld.
Figuur 5 Uitsnede structuurvisie Bernheze
De locatie aan de Eggerlaan valt in het element "Dorpen". Onderstaande de relevante informatie uit de structuurvisie met betrekking tot het element "Dorpen".
Dorpen
De gemeente Bernheze bevat vijf dorpskernen: Heesch, Heeswijk-Dinther, Nistelrode, Vorstenbosch en Loosbroek. Deze dorpen vervullen een belangrijke rol voor het accommoderen van de toekomstige ruimtevraag. Herstructurerings- en intensiveringsprocessen zijn in beginsel overal binnen het bestaand woongebied mogelijk. Uiteraard moet hierbij worden aangesloten op de kwaliteiten en mogelijkheden van dat woongebied. De duidelijke structuur en de variatie van de verschillende dorpen dient behouden en waar mogelijk versterkt te worden. Waardevolle open plekken (bijvoorbeeld groengebieden in de bebouwde kom) dienen vrij te blijven van bebouwing. Indien sprake is van verweving van de bebouwing met het omliggende landschap (bijvoorbeeld aan de randen van de dorpen) dient dit karakter te worden behouden en zo mogelijk te worden versterkt. Belangrijk bij de ruimtelijke ontwikkelingen in de dorpen is dat er andere regels met betrekking tot woningbouw kunnen gelden voor woninggebieden als voor bebouwde linten.
Per kern zal er in eerste instantie kritisch naar inbreidingsmogelijkheden gekeken worden, met name om in de behoefte aan seniorenwoningen te voorzien (conform de Woonvisie 2010-2015). Waar er sprake is van inbreiding zal deze aansluiten op het karakter van de kern, en waar mogelijk dus niet al te intensief en 'dicht' (ook in de kernen moeten de groene kwaliteiten benut worden en moet daarin variëteit geboden worden). Aan de randen zal er beperkt van de aanwezige ontwikkelingsmogelijkheden gebruik gemaakt gaan worden.
Conclusie: De voorgenomen ontwikkeling van de past binnen de Structuurvisie Bernheze.
3.4.2 Woonvisie 2016 2021
In samenwerking met onder andere woningcorporaties, huurdersorganisaties, dorpsraden, zorg- en welzijnsinstellingen heeft de gemeente Bernheze een nieuwe woonvisie opgesteld. Deze is op 14 juli 2016 door de gemeenteraad van Bernheze vastgesteld. Het plan voor de komende vijf jaar is nog steeds woningen toe te voegen, maar daarbij vooral te kijken naar de woningbehoefte en de woonwensen die er zijn.
In 2015 zijn de woonwensen en -behoeften van de inwoners gepeild. De uitkomsten van dit onderzoek zijn gebruikt voor het opstellen van de nieuwe woonvisie. Deze spitst zich toe op vier speerpunten:
1. Inspelen op woonwensen, door onder andere:
- maximaal 900 woningen toe te voegen aan de voorraad de komende 5 jaar;
- minimaal 5% van de nieuwbouwplannen te reserveren voor CPO en vrije kavels.
2. Betaalbaar wonen, voor wie dat nodig heeft, door onder andere:
- de toevoeging van 200 sociale huurwoningen;
- het behouden van voldoende sociale huurwoningen voor de mensen met laagste inkomens.
3. Onbezorgd wonen, door onder andere:
- mantelzorgmogelijkheden uit te breiden;
- zorgen voor passende huisvesting voor de zorgdoelgroepen;
4. Een duurzame woningvoorraad, door onder andere:
- in te zetten op een gemiddeld energielabel-B van de huurvoorraad;
- bouwers te stimuleren om nu al de EPC norm 0 te hanteren.
In deze woonvisie zijn per dorp ook accenten gelegd. Voor Vorstenbosch zijn dit, per thema, de volgende accenten
1. Inspelen op woonwensen
- Vergroten voorraad met 45 woningen (excl. statushouders) tussen 2016 en 202
- Nieuwbouw betaalbare grondgebonden woningen voor starter
- Nieuwbouw betaalbare grondgebonden woningen voor jonge gezinnen
2. Betaalbaar wonen voor wie dat nodig heeft
- Consolideren c.q. beperkte nieuwbouw van 5 sociale huurwoningen
- Onderzoek mogelijkheden woon coöperatie
3. Onbezorgd wonen
- Vergroten aantal levensloopgeschikte woningen (huur en koop).
Onderhavig initiatief vindt zowel in kwantitatieve als kwalitatieve zin aansluiting bij de nieuwe woonvisie. Het betreft hier nieuwe woningen die inspelen op de woonwensen van mensen die in Vorstenbosch willen wonen.
Conclusie: De voorgenomen ontwikkeling past binnen de woonvisie 2016-2021
3.4.3 Bestemmingsplan
De locatie aan de Eggerlaan heeft in het vigerende bestemmingsplan de bestemmingen wonen, maatschappelijk en groen. Het huidige plan voorziet niet in een wijziging van het vigerende plan om de ontwikkeling mogelijk te maken.
Conclusie: De voorgenomen ontwikkeling vraagt om een aanpassing van het bestaande bestemmingsplan.
Hoofdstuk 4 Omgevingsaspecten
4.1 Bodem
De voorgestane ontwikkeling in het plangebied vereist vereist dat inzicht verkregen wordt in de milieukundige gesteldheid van de bodem. In verband hiermee is een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd conform NEN 5740 richtlijnen voor onverdachte locaties, (zie bijlage 1Bodemonderzoek).
4.1.1 samenvatting
Naar aanleiding van de uitkomsten van het ingestelde onderzoek kan het volgende worden opgemerkt:
veldwerkzaamheden: tijdens het verrichten van de veldwerkzaamheden is op een enkele boorlocatie sporen van puindeeltjes aangetroffen. Verder zijn zintuiglijk geen bijmengingen met bodemvreemde stoffen waargenomen;
analyseresultaten bovengrond: uit de analyseresultaten van het mengmonster van de bovengrond (westelijk deel onderzoekslocatie) blijkt dat de gehalten van de onderzochte stoffen allen onder de generieke achtergrondwaarde zijn gelegen. Uit de analyseresultaten van het mengmonster van de bovengrond (oostelijk deel onderzoekslocatie) blijkt dat voor lood en PCB (som7) overschrijdingen van de generieke achtergrondwaarden zijn vastgesteld;
analyseresultaten ondergrond: uit de analyseresultaten van het mengmonster van de ondergrond blijkt dat de gehalten van de onderzochte stoffen allen onder de generieke achtergrondwaarde zijn gelegen;
analyseresultaten grondwater: uit de analyseresultaten van het grondwatermonster blijkt dat voor barium en naftaleen gehalten zijn aangetroffen die de streefwaarden in geringe mate overschrijden. Omdat er met name ten aanzien van Naftaleen geen eenduidige bronlocatie aanwijsbaar is en deze ook niet van nature voor komt, zoals dit bij barium wel het geval is, is hierbij mogelijk sprake geweest van contaminatie tijdens de uitvoering van het veldwerk. De gehalten van de overige onderzochte stoffen zijn allen beneden de streefwaarden gelegen.
4.1.2 conclusie
Op basis van de onderzoeksresultaten kan worden gesteld dat de bodem op de onderhavige locatie, ten hoogste licht verontreinigd is in de zin van de NEN 5740. Hierbij wordt opgemerkt dat de lichte verontreinigingen zijn aangetoond in de bovengrond ter plaatse van het oostelijk deel van de onderzoekslocatie en in het grondwater.
Omdat er sprake is van slechts zeer gering verhoogd aangetroffen waarden, betekent dit dat de bodemkwaliteit ter plaatse, voor zover het de onderzochte parameters betreft, geschikt is voor de voorgenomen ontwikkeling. Het is niet aannemelijk dat de geconstateerde verontreinigingen in de bodem risico's voor de volksgezondheid met zich meebrengen. Uit milieuhygiënisch oogpunt is de aanwezigheid van verontreinigende stoffen ongewenst. Indien het geheel aan onderzoeksresultaten echter wordt beoordeeld in het licht van de geplande terreinbestemming c.q. -inrichting, lijkt hier sprake van een aanvaardbare situatie.
Gelet op het bovenstaande is er vanuit milieuhygiënisch oogpunt geen bezwaar tegen de voorgenomen ontwikkeling van de locatie.
4.1.3 aanbevelingen/aandachtspunten
- a. Wij adviseren u bij de ontwikkeling van de locatie te werken met een gesloten grondbalans. De aangetroffen lichte verontreinigingen in de grond kunnen bij eventuele afvoer van grond beperkingen opleveren ten aanzien van het (her)gebruik van de grond, omdat dan andere normen gelden. Ten aanzien van hergebruik van deze grond elders is het Besluit Bodemkwaliteit van toepassing. Afhankelijk van de kwaliteit, hoeveelheid en beoogde bestemming van de vrijkomende grond kan worden overwogen een partijkeuring op de grond uit te voeren om de hergebruikmogelijkheden te bepalen.
- b. De onderzoeklocatie en de planlocatie komen niet exact overeen. Voor het deelgebied dat ontbreekt in het onderzoek zal een historische toets ten behoeve van vrijstelling bodemonderzoek worden uitgevoerd aan de hand van het daarvoor bestemde formulier.
- c. Na de sloop van de opstallen zal de bovengrond op die plekken bemonsterd moeten worden. Dit om uit te sluiten dat de sloopactiviteiten tot bodemverontreinigingen hebben geleid. Voor nu heeft dit geen gevolgen, maar straks voor de continuering wel.
4.2 Milieuzonering
Binnen het plangebied moet met de milieuzoneringen van zowel bestaande als toekomstige bedrijven rekening worden gehouden. Dat is van belang om de kwaliteit van het leefmilieu te handhaven en te bevorderen. Voor het bepalen van de milieuzoneringen wordt gebruik gemaakt van de door de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) opgestelde Lijst van Bedrijfsactiviteiten. In deze lijst wordt per bedrijfscategorie aangegeven welke milieu-invloed (in de vorm van geur, stof, geluid, gevaar) hiervan uit kan gaan en welke indicatieve afstand hierbij minimaal in acht genomen moet worden. In de nabijheid van het plangebied bevindt zich gemeenschapshuis de Stuik, welke door de herontwikkeling uitgebreid wordt met de voorziening gymzaal en de Rk school op Weg.
Op grond van de methodiek van de VNG-publicatie "bedrijven en milieuzonering" is vastgesteld dat de geprojecteerde nieuwbouw is gelegen binnen de hindercontour van een basisschool. De maatgevende hindercontour betreft die voor de akoestiek.
4.2.1 Akoestiek school en kinderdagverblijf locatie De Stuik
Onderzoek heeft inzichtelijk gemaakt wat de optredende geluidsbelasting op de te bouwen woningen is, als gevolg van de in de directe omgeving aanwezige geluid producerende inrichtingen. Onderzocht is welke directe en indirecte geluidshinder optreedt door de in het plangebied gesitueerde school en kinderdagverblijf locatie De Stuik, (zie bijlage 2).
Het onderzoek is uitgevoerd overeenkomstig de "Handleiding met en rekenen industrielawaai 1999" (school in bedrijf, incl. stemgeluid) en de circulaire "Geluidhinder veroorzaakt door het wegverkeer van en naar de inrichting; 1996" (halen en brengen kinderen).
Op enkele punten in het plangebied, namelijk daar waar de woningen grenzen aan het schoolplein zorgt het geluid van kinderen op het speelplein voor een overschrijding van de norm.
Deze geluidsbelasting kan gereduceerd worden door het aanbrengen van afschermende voorzieningen.
Conclusie: Na het aanbrengen van een geluidsscherm met een totale lengte van circa 27,5 meter en een hoogte van 1,80 meter ter plaatse van de erfafscheiding van de dichtst bij het schoolplein gelegen woning kan aan de gestelde grenswaarde worden voldaan en vormt de akoestiek geen belemmering voor de beoogde ontwikkeling.
4.3 Externe Veiligheid
Bevi
Het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) schrijft voor dat het met betrekking tot de externe veiligheid in het kader van het bestemmingsplan noodzakelijk is inzicht te hebben in de risico's die veroorzaakt worden door het productie, opslag en transport van gevaarlijke stoffen. De risico's worden uitgedrukt in het plaatsgebonden en het groepsrisico.
Het plaatsgebonden risico (PR) is de kans per jaar dat een persoon dodelijk getroffen wordt door een ongeval, indien hij zich onafgebroken (dat wil zeggen vierentwintig uur per dag en gedurende het gehele jaar) en onbeschermd op een bepaalde plaats zou bevinden. Het PR wordt weergegeven met risicocontouren rondom de inrichting. De grenswaarde voor het PR is gesteld op een niveau van 10-6 per jaar. De norm 10-6 per jaar betekent dat de kans op een dodelijke situatie door een ongeval met gevaarlijke stoffen op een te bebouwen plek maximaal één op de miljoen per jaar mag zijn. Binnen de PR 10-6 contour mogen geen kwetsbare objecten aanwezig zijn. Voor beperkt kwetsbare objecten is deze waarde een richtwaarde. In nieuwe situaties kan hiervan alleen om gewichtige redenen worden afgeweken.
Kwetsbaar object: woningen en andere objecten waar zich gedurende een groot deel van de dag grote groepen mensen bevinden of een deel van de dag kwetsbare groepen mensen bevinden.
Beperkt kwetsbaar object: verspreid liggende woningen, bedrijfsgebouwen, hotels, restaurants, kantoren en winkels voor zover deze objecten niet tot de kwetsbare objecten behoren.
Het groepsrisico (GR) drukt de kans per jaar uit dat een groep mensen van overlijdt als gevolg van een ongeval, waarbij gevaarlijke stoffen betrokken zijn. Het groepsrisico wordt vergeleken met de oriëntatiewaarde.
Bevb
Het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb), met de bijbehorende regeling, regelt de externe veiligheid rond buisleidingen met gevaarlijke stoffen. Het Bevb sluit zoveel mogelijk aan bij het Bevi.
Circulaire Rnvgs
Voor het transport van gevaarlijke stoffen over de weg geldt de Circulaire Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen (Rnvgs). De Circulaire sluit aan bij het Bevi.
Conclusie
Inrichtingen
Binnen het plangebied bevinden zich geen Bevi-inrichtingen. Ook liggen er over het gebied geen PR grenswaarde contouren van inrichtingen die buiten het plangebied liggen.
Buisleidingen
In het plangebied en in de nabijheid hiervan zijn geen buisleidingen aanwezig waarvan de contour voor de PR grenswaarde over het gebied ligt.
Transport gevaarlijke stoffen over de weg
In het plangebied en in de nabijheid hiervan zijn geen transportroutes voor gevaarlijke stoffen aanwezig waarvan de contour voor de PR grenswaarde over het gebied ligt.
4.4 Luchtkwaliteit
In hoofdstuk 5 van de Wet milieubeheer zijn regels ten aanzien van luchtkwaliteit vastgelegd. Luchtkwaliteitseisen vormen geen belemmering voor ruimtelijke ontwikkeling als:
- er geen sprake is van een feitelijke of dreigende overschrijding van een grenswaarde;
- een project, al dan niet per saldo, niet tot een verslechtering van de luchtkwaliteit leidt;
- een project 'niet in betekenende mate' (NIBM) bijdraagt aan de luchtverontreiniging;
- een project is opgenomen in een regionaal programma van maatregelen of in het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit.
Omdat de nieuwe gymzaal de oude vervangt is er feitelijk alleen een toename in bebouwing met woningen en kan bepleit worden dat het project valt onder de bijlage 3b en voorschrift 3B.2 van de "Regeling niet in betekenende mate bijdragen".
Gezien de geringe veranderingen wordt geen verslechtering van de luchtkwaliteit verwacht. Daarbij komt dat, mocht er al sprake zijn van een geringe verslechtering, de waarden, gezien de huidige goede luchtkwaliteit (Bron NSL-monitoring), nog altijd ruim en aanvaardbaar onder de norm blijven.
Conclusie: de wet Milieubeheer vormt geen belemmering voor de beoogde ontwikkeling.
4.5 Geluid
4.5.1 Verkeerslawaai
De voorgenomen ontwikkeling vereist dat inzicht wordt verkregen in de mogelijke hinder die ter plaatse op kan treden ten gevolge van het wegverkeerslawaai vanuit de directe omgeving. In verband hiermee is er een akoestisch onderzoek ingesteld naar de optredende geluidbelastingen ten gevolge van het wegverkeer op de gevels van de nieuw te bouwen geluidsgevoelige objecten, (zie bijlage 3 Verkeerslawaai).
Dit onderzoek is noodzakelijk omdat de locatie is gelegen binnen de geluidzone van de Kerkstraat, Schoolstraat, Hondstraat en Kapelstraat.
Hoewel wettelijk uitgesloten van beoordeling is op grond van vaste jurisprudentie, ten behoeve van een goede ruimtelijke ontwikkeling, ook de geluidsbelasting afkomstig van 30-kilometer wegen en woonerven beschouwd.
Conclusie: De te verwachten geluidsbelastingen vanwege het wegverkeer op de gevels van de binnen het plangebied geprojecteerde woningen en geluidsgevoelige gebouwen bedraagt 48 dB of minder. Hier uit blijkt dat de voorkeursgrenswaarde ten gevolge van het wegverkeer op de nabijgelegen zoneplichtige wegen niet wordt overschreden. Deze wegen vormen volgens de Wet geluidhinder derhalve geen belemmering voor de realisatie van het bouwplan.
4.5.2 School en kinderdagverblijf locatie De Stuik
In het kader van milieuzoneringen is akoestisch onderzoek verricht naar het geluid van de school en kinderdagverblijf locatie De Stuik in relatie tot de voorgenomen ontwikkeling, zie hierboven onder 4.2.
Conclusie: Na het aanbrengen van een geluidsscherm met een totale lengte van circa 27,5 meter en een hoogte van 1,80 meter ter plaatse van de erfafscheiding van de dichtst bij het schoolplein gelegen woning kan aan de gestelde grenswaarde worden voldaan en vormt de akoestiek geen belemmering voor de beoogde ontwikkeling.
4.6 Ecologie
Ter bescherming van ecologische waarden moet er bij ruimtelijke ingrepen een afweging worden gemaakt in het kader van de Wet Natuurbescherming. (Deze wet heeft de Boswet, de natuurbeschermingswet 1998 en de Flora- en faunawet vervangen). De wet geeft regels ten aanzien van beschermde natuurgebieden en dier- en plantensoorten.
Om te komen tot een goede afweging zijn een quickscan en een natuurtoets uitgevoerd (zie bijlagen 4 en 5). Deze toets bestaat uit een inventarisatie en een beoordeling van de bevindingen.
4.6.1 Quickscan
De quickscan gaf aanleiding tot het nader onderzoek doen naar de aanwezigheid van broedplaatsen van vleermuizen. Dit in verband met potentieel aanwezige broedplaatsen.
4.6.2 Natuurtoets
In de naar aanleiding van de quickscan uitgevoerde vleermuisonderzoeken is het volgende geconcludeerd: Er zijn geen beschermde soorten (planten noch dieren) aangetroffen en invloed op beschermde gebieden moet gezien de fysieke afstand worden uitgesloten.
Conclusie en aanbevelingen:
Bij de beoogde plannen verdwijnen mogelijk exemplaren en verblijfplaatsen van enkele algemene en laag beschermde kleine zoogdieren en amfibieën. Voor deze tabel 1-soorten geldt in geval van ruimtelijke ontwikkelingen automatisch vrijstelling van de ontheffingsplicht.
Werkzaamheden die broedbiotopen van alle aanwezige vogels verstoren of beschadigen dienen te allen tijde te worden voorkomen. Dit is voor de meeste soorten mogelijk door gefaseerd te werken en de uitvoering in elk geval op te starten in de periode voor half maart en na eind juli of het plangebied te controleren op broedende vogels en nesten binnen de invloedsfeer van de plannen. Voor het broedseizoen wordt geen standaardperiode gehanteerd maar is het van belang of een broedgeval wordt verstoord, ongeacht de datum.
De Wet Natuurbescherming vormt geen belemmering voor de voorgenomen ontwikkeling nu er geen negatieve gevolgen te verwachten zijn voor beschermde plant- en diersoorten en natuurgebieden.
4.6.3 Bomen
Ten behoeve van een goede toetsing op bomen wordt een inrichtingsplan op schaal gemaakt waarop staan aangegeven:
- a. Het plan van inrichting waaruit concreet blijkt welke activiteiten gepland zijn, met inbegrip van de claims van de openbare ruimte (inritten e.d.)
- b. Bestaande bomen en de plannen daarmee (handhaven, verplanten, verwijderen)
- c. De kroonprojectie van bestaande bomen.
Een aantal overige bomen zal moeten wijken. De mogelijkheden van verplantbaarheid zullen ook worden onderzocht, in elk geval van de duurzame soorten zoals christusdoorns en moeraseiken.
4.7 Archeologie En Cultuurhistorie
4.7.1 Archeologie
In Nederland zijn archeologische waarden veelal onzichtbaar. Ze liggen grotendeels verborgen in de bodem, waardoor ze niet eenvoudig te karteren zijn. Slechts een deel van de archeologische rijkdom is zichtbaar aan het oppervlak. Om op de nog onbekende informatie greep te krijgen, heeft de gemeente Bernheze een archeologische verwachtingenkaart opgesteld. Deze kaart geeft een globaal inzicht in de mate waarin archeologische resten in een gebied aangetroffen kunnen worden. De legenda-eenheden van de kaart geven de trefkans op, of de verwachtingswaarde voor het aantreffen van archeologische resten in de bodem weer.
Uitgangspunt voor het beleid is om het archeologische erfgoed op de vindplaats zelf te behouden.
Figuur 6 Uitsnede archeologische verwachtingenkaart.
Figuur 7 Uitsnede legenda behorende bij de archeologische verwachtingenkaart.
Het plangebied is, gelet op de voorgaande uitsnede uit de gemeentelijke archeologische verwachtingenkaart, voor het grootste gedeelte gelegen in een gebied met een middel-hoge verwachtingswaarde. Voor dit gedeelte geldt een onderzoeksplicht bij een verstoringsdiepte van meer dan 40 cm en een verstoringsoppervlakte van meer dan 2500 m². Een kleine strook van het bestaande speelveld wordt benut voor de herontwikkeling. Deze strook is gelegen in een gebied met een hoge verwachtingswaarde. Hier geldt een onderzoeksplicht bij een verstoringsdiepte van meer dan 40 cm en een verstoringsoppervlakte van meer dan 250 m2.
De verwachting is dat de verstoringsoppervlakte kleiner zal zijn dan 2500 respectievelijk 250 m2. Bij de aanvraag omgevingsvergunning wordt dit nader getoetst. Aan de hand van deze toetsing kan worden vastgesteld of onderzoek gedaan dient te worden overeenkomstig de regels behorende bij dit bestemmingsplan.
Conclusie: hoewel archeologie in beginsel geen belemmering vormt voor dit bestemmingsplan dient het, gezien eerdere archeologische vondsten uit de omgeving van Vorstenbosch, aanbeveling om ook hier zeer attent te zijn op mogelijk aanwezige archeologische waarden.
4.7.2 Cultuurhistorie
Sinds 1 januari 2012 is het verplicht om cultuurhistorie te betrekken bij de afweging van een goede ruimtelijke ordening. Hiertoe heeft de gemeente Bernheze een welstandsnota vastgesteld op 8 oktober 2015. Onderdeel van deze nota is de "Inventarisatie cultuurhistorische waarden". De voorgenomen ontwikkeling valt buiten de cultuurhistorisch waardevolle gebieden.
Figuur 8 Uitsnede uit de Cultuurhistorische waardenkaart.
De voorgenomen ontwikkeling ligt in de nabijheid van een molen en dus ook binnen de molenbiotoop. In de regels behorende bij dit bestemmingsplan zijn nadere voorwaarden gesteld om deze molenbiotoop te beschermen.
Molen Windlust
Figuur 9 Molen windlust, bron advies molenbiotoop
Aan de zuidoost zijde van het plangebied bevindt z ich de molen Windlust. Dit is een rijksmonument. De molen is gerestaureerd (gereedgekomen in 2008) en draait sindsdien weer.
Het plangebied ligt in de "vrijwaringszone-molenbiotoop". In deze zone gelden, om de vrije windvang van de molen te garanderen, maximale hoogtes voor bouwwerken. Van de in de vrijwaringszone gestelde maximale bouwhoogtes mag afgeweken worden wanneer met de bouw geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het functioneren van de molen.
Daarom is er onderzoek gedaan naar de invloed van de voorgenomen herontwikkeling op de windvang van de molen, (zie bijlage 6).
Geconstateerd is dat de windvang momenteel belemmerd wordt door het in het plangebied aanwezige groen. De bestaande situatie is daardoor verre van ideaal.
Hoewel nieuwbouw belemmerend kan werken op de windvang kan het gezien de bestaande situatie ook tot een verbetering leiden.
Conclusie onderzoek Molenbiotoop: De beoogde bebouwing is te hoog maar dit kan in de praktijk gecompenseerd worden door het groen beter af te stemmen op de molen. De Hollandsche Molen heeft een aantal aanbevelingen gedaan. Wanneer deze aanbevelingen worden opgevolgd zal er sprake zijn van een toekomstige inrichting waarbij het molenbelang niet onevenredig wordt geschaad.
Conclusie: cultuurhistorie vormt geen beperking voor dit bestemmingsplan.
4.8 Water
Uit de digitale watertoets blijkt dat de ontwikkeling onder de korte procedure valt. De verhardingstoename- en/of afkoppeling valt onder de 2000 m2. Het plangebied valt buiten de begrensde waterplannen.
Daarbij kan nog worden opgemerkt dat binnen het plangebied 60 mm wordt opgevangen waarvan 20 mm op eigen terrein wordt gerealiseerd.
Conclusie: het aspect water vormt geen belemmering voor de voorgenomen herontwikkeling.
4.9 Verkeer En Mobiliteit
De nieuwe ontwikkeling brengt geen grote toename van het aantal verkeersbewegingen met zich mee. Daar komt bij parkeergelegenheid bij de woningen zelf wordt gerealiseerd.
Binnen het plangebied worden twee parkeerplaatsen per woning gerealiseerd. Ten behoeve van de maatschappelijke voorziening geldt een parkeernorm van 2.5 per 100 m2 BVO. Voor deze voorziening worden 20 parkeerplaatsen aangelegd. (2.5 x 800 m2 BVO). Voor fiets-parkeren geldt eveneens een norm van 2.5 x 100 m2 BVO. Voor de maatschappelijke voorzieningwordt ruimte gereserveerd ten behoeve van 20 fietsen. De ruimtelijke reservering hiervoor is 13 x 3 meter.
Conclusie: de aspecten verkeer en mobiliteit vormen geen belemmering voor de voorgenomen ontwikkeling.
4.10 Kabels En Leidingen
Er zijn in het plangebied geen kabels en/of leidingen aanwezig die verlegd moeten worden of waarvan een bepaalde afstand in acht genomen moet worden.
4.11 Toets Ladder Voor Duurzame Verstedelijking
In het Besluit ruimtelijke ordening is de verplichting opgenomen om in het geval van nieuwe stedelijke ontwikkeling in de toelichting een onderbouwing op te nemen van nut en noodzaak van de nieuwe stedelijke ruimtevraag en de ruimtelijke inpassing. Hierbij wordt uitgegaan van de 'ladder voor duurzame verstedelijking'.
De 'treden van de ladder' worden is artikel 3.1.6, lid 2 Bro als volgt omschreven:
- 1. voorziet de voorgenomen stedelijke ontwikkeling in een actuele regionale behoefte;
- 2. kan binnen bestaand stedelijk gebied van de betreffende regio in de behoefte worden voorzien door benutting van beschikbare gronden door herstructurering, transformatie of anderszins;
- 3. wanneer blijkt dat de stedelijke ontwikkeling niet binnen het bestaand stedelijk gebied kan plaatsvinden, wordt beschreven in hoeverre wordt voorzien in die behoefte op locaties die, gebruikmakend van verschillende middelen van vervoer, passend ontsloten zijn of als zodanig worden ontwikkeld (m.a.w. zorgen voor optimale inpassing en bereikbaarheid).
De voorgenomen ontwikkeling behelst de bouw van maximaal 10 woningen en de vervanging van de bestaande gymzaal. In kader van een goede ruimtelijke ordening zal gemotiveerd moeten worden dat voorgenomen ontwikkeling gewenst is en voldoet aan de voorwaarden.
De ontwikkeling voorziet in een actuele regionale behoefte, Bron "Regionale Agenda Wonen Noordoost Brabant RRO December 2015". Op basis van woningbouwafspraken met de provincie en omliggende gemeenten is er voor gemeente Bernheze nog genoeg ruimte om nieuwe woningen te ontwikkelen.
Voorts wordt voorzien in de benutting van beschikbare gronden door herstructurering en vindt de ontwikkeling plaats binnen het stedelijk gebied.
Aan de derde trede wordt niet toegekomen. Toetsing aan deze trede is dus niet nodig.
Conclusie: Er wordt voldaan aan de treden van de ladder voor duurzame verstedelijking.
Hoofdstuk 5 Juridische Planbeschrijving
5.1 Plansystematiek
De Wet ruimtelijke ordening bepaalt dat ruimtelijke plannen digitaal en analoog beschikbaar moeten zijn. Dit brengt met zich mee dat bestemmingsplannen digitaal uitwisselbaar en op vergelijkbare wijze gepresenteerd moeten worden. Daarom stelt onder andere de Wro eisen waaraan digitale en analoge plannen moeten voldoen. Zo bevat de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (SVBP) bindende afspraken waarmee bij het maken van bestemmingsplannen rekening moet worden gehouden. De SVBP kent hoofdgroepen van bestemmingen, een lijst met functie- en bouwaanduidingen, gebiedsaanduidingen en een verplichte opbouw van de planregels en het renvooi.
5.2 Opbouw Regels
De regels zijn onderverdeeld in inleidende regels, bestemmingsregels, algemene regels en overgangs- en slotregels.
De inleidende regels vormen Hoofdstuk 1 en bevatten de begrippen en de wijze van meten. Hoofdstuk 2 bevat de bestemmingsregels. Hierin zijn de regels bij de in het plan voorkomende bestemmingen opgenomen. Onder algemene regels, Hoofdstuk 3 zijn regels opgenomen die niet beperkt zijn tot een specifieke bestemming, maar gelden voor het gehele plangebied, zoals de anti-dubbeltelregel en algemene afwijkingsregels. Tot slot zijn in Hoofdstuk 4 de overgangsregels en de slotregel opgenomen.
5.3 Toelichting Bij De Regels
In de SVBP2012 is een aantal begrippen voorgeschreven. Voor zover deze voorkomen in dit bestemmingsplan zijn deze begrippen overgenomen. De lijst is verder aangevuld met een aantal begrippen die voor een goede interpretatie en toepassing van de bestemmingsregels nodig zijn.
Wijze van meten
Ook voor de wijze van meten geldt dat deze deels is overgenomen uit de SVBP2012 en is aangevuld voor zover dit voor een goede toepassing van het bestemmingsplan noodzakelijk is.
Groen
De strook grond gelegen tussen de weg en woningen is aangewezen voor 'Groen'. Groenvoorzieningen, bermen en beplanting alsmede, water en voorzieningen voor de waterhuishouding zijn daar toegestaan. Er mogen op deze gronden geen gebouwen worden opgericht.
Maatschappelijk
Gronden met de bestemming "Maatschappelijk" zijn bedoeld voor gemeenschappelijke voorzieningen waaronder sportvoorzieningen.
Tuin
De voor “Tuin” aangewezen gronden zijn bestemd voor tuinen, met bijbehorende gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
Verkeer
Binnen de bestemming verkeer wordt een pad gerealiseerd.
Wonen
Binnen deze bestemming wordt de realisatie van grondgebonden woningen geregeld met de op de verbeelding aangegeven maximale goot- en bouwhoogte.
Waarde - Archeologie 2
De voor "Waarde - Archeologie 2" aangewezen gronden zijn mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van gronden van archeologische waarde en gronden met een hoge archeologische verwachtingswaarde.
Waarde - Archeologie 3
De voor “Waarde - Archeologie 3” aangewezen gronden zijn mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van gronden van archeologische waarde en gronden met een middelhoge archeologische verwachtingswaarde.
Anti-dubbeltelregel
De anti-dubbeltelregel is opgenomen om ervoor te zorgen dat grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is of alsnog kan worden gegeven, bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing wordt gelaten.
Algemene bouwregels
Dit artikel regelt enkele aspecten met betrekking tot het ondergronds bouwen.
Algemene gebruiksregels
Dit artikel regelt enkele aspecten met betrekking tot het gebruik van gronden.
Algemene aanduidingsregels
Dit artikel regelt enkele aspecten met betrekking tot de gebruikte aanduiding vrijwaringszone - molenbiotoop
Algemene afwijkingsregels
Door middel van de algemene afwijkingsbevoegdheid kunnen burgemeester en wethouders bij het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van de bestemmingsplanregels voor onder andere geringe overschrijding van bepaalde bouwregels, alsmede voor kunstobjecten, bouwwerken van openbaar nut, telecommunicatievoorzieningen enzovoort. Deze bevoegdheid vergroot de flexibiliteit van het plan.
Overgangsrecht
De formulering van het overgangsrecht is bindend voorgeschreven in artikel 3.2.1 en 3.2.2 van het Besluit ruimtelijke ordening. Met het overgangsrecht wordt beoogd dat bouwwerken en gebruik, die wel in overeenstemming zijn met het oude bestemmingsplan, maar niet met het nieuwe, kunnen voortduren. Volledige herbouw van een dergelijk bouwwerk is niet toegestaan, tenzij het teniet gaat als gevolg van een calamiteit. Voor het strijdige gebruik geldt dat als dit langer dan een jaar is onderbroken, niet meer hervat mag worden.
Slotregel
In de slotregel is de aanhalingstitel van de regels vastgelegd.
Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid
6.1 Economische Haalbaarheid
De Wet ruimtelijke ordening maakt het vaststellen van een exploitatieplan verplicht voor een aantal bouwactiviteiten wanneer de bouw planologisch mogelijk wordt gemaakt in een bestemmingsplan. De bouwplannen waarbij een exploitatieplan verplicht is staan in artikel 6.2.1 van het Besluit ruimtelijke ordening. Bovendien is een exploitatieplan nodig als locatie-eisen (aan openbare ruimte of woningcategorieën) gesteld moeten worden en het bepalen van een tijdvak of fasering noodzakelijk is. Omdat in onderhavig bestemmingsplan sprake is van de bouw van woningen in combinatie met een gymzaal, zou een exploitatieplan verplicht zijn.
Er is geen exploitatieplan nodig wanneer het verhaal van de exploitatiekosten over de gronden anderszins verzekerd is, er geen fasering of tijdvak behoeft te worden vastgelegd en geen locatie-eisen (aan openbare ruimte of woningbouwcategorieën) hoeven te worden vastgesteld. De gemeente Bernheze geeft zelf de gronden uit en er is een planschaderisicoanalyse opgesteld. De exploitatie is op deze manier anderszins verzekerd.
6.2 Maatschappelijke Aanvaardbaarheid
6.2.1 Vooroverleg
Het ontwerpbestemmingsplan 'Eggerlaan' is overeenkomstig artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening in vooroverleg gezonden naar de betrokken overheidsdiensten en instanties.