KadastraleKaart.com

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
Artikel 2 Wijze Van Meten
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Groen - Afschermend Groen
Artikel 4 Groen - Woongebied
Artikel 5 Maatschappelijk
Artikel 6 Natuur
Artikel 7 Verkeer
Artikel 8 Water
Artikel 9 Leiding - Riool
Artikel 10 Waarde - Archeologie 1
Artikel 11 Waarde - Archeologie 2
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 12 Anti-dubbeltelregel
Artikel 13 Algemene Gebruiksregels
Artikel 14 Algemene Aanduidingsregels
Artikel 15 Overige Regels
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 16 Overgangsrecht Bouwwerken
Artikel 17 Overgangsrecht Gebruik
Artikel 18 Slotregel
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding
1.2 Achtergrondinformatie
1.3 Motivering Locatie Keuze
1.4 Plangebied
1.5 Planologische Regeling
1.6 Leeswijzer
Hoofdstuk 2 Planbeschrijving
2.1 De Bestaande Situatie
2.2 Toekomstige Situatie
2.3 Welstand
2.4 Duurzaamheid
2.5 Verkeer En Parkeren
Hoofdstuk 3 Beleidskader
3.1 Rijksbeleid
3.2 Provinciaal Beleid
3.3 Gemeentelijk Beleid
Hoofdstuk 4 Omgevingsaspecten
4.1 Milieueffectrapportage
4.2 Geluid
4.3 Bedrijven En Milieuzonering
4.4 Bodem
4.5 Ecologie
4.6 Externe Veiligheid
4.7 Luchtkwaliteit
4.8 Water
4.9 Archeologie
4.10 Cultuurhistorie
4.11 Planologisch Relevante Kabels En Leidingen
Hoofdstuk 5 Juridische Toelichting
5.1 Bestemmingen
5.2 Gebiedsaanduidingen
Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid
6.1 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid
6.2 Economische Uitvoerbaarheid En Grondexploitatie
Bijlage 1 Staat Van Bedrijven
Bijlage 1 Brief Provincie Drenthe
Bijlage 2 Overzicht Bestaande Watergangen Lievingerveld
Bijlage 3 Kader En Spelregels
Bijlage 4 Kavelpaspoort
Bijlage 5 Onderbouwing Ladder Voor Duurzame Verstedelijking
Bijlage 6 Nadere Onderbouwing Herziening Bestemmingsplan Lievingerveld
Bijlage 7 Vormvrije M.e.r.- Beoordeling
Bijlage 8 Verkennend Bodemonderzoek
Bijlage 9 Verkennend Bodem-, En Asbestoderzoek 2018
Bijlage 10 Stikstofdepositie Berekening
Bijlage 11 Archeologisch Onderzoek
Bijlage 12 Uitgangspuntennotitie Waterschap
Bijlage 13 Nota Van Zienswijzen

Herziening bestemmingsplan Lievingerveld

Bestemmingsplan - Gemeente Midden-Drenthe

Vastgesteld op 04-07-2024 - vastgesteld

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels

Artikel 1 Begrippen

In deze regels wordt verstaan onder:

1.1 het plan

het bestemmingsplan Herziening bestemmingsplan Lievingerveld met identificatienummer NL.IMRO.1731.Lievingerveldherz-VST1 van de gemeente Midden-Drenthe

1.2 bestemmingsplan

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlage

1.3 aan huis verbonden bedrijf

het verlenen van diensten c.q. het uitoefenen van ambachtelijke - geheel of overwegend door middel van handwerk uit te oefenen - bedrijvigheid, waarvan de aard, omvang en uitstraling zodanig zijn, dat de activiteiten in de woning en/of de daarbij behorende bijbehorende bouwwerken, met behoud van de woonfunctie ter plaatse, kunnen worden uitgeoefend

1.4 aan huis verbonden beroep

het beroep van: accountant, administratieconsulent, advocaat, apotheker, architect, assurantiebemiddelaar, belastingconsulent, bouwkundig architect, dierenarts, fysiotherapeut, gerechtsdeurwaarder, huisarts, interieurarchitect, logopedist, makelaar in onroerend goed, medisch specialist, notaris, oefentherapeut, organisatieadviseur, raadgevend ingenieur, registeraccountant, specialist, tandarts, tandartsspecialist, tuin- en landschapsarchitect, verloskundige, dan wel naar de aard daarmee gelijk te stellen beroep, dat in combinatie met de woonfunctie als hoofdfunctie kan worden uitgeoefend in een hoofdgebouw en/of bijbehorende bouwwerk(en) dat is (die zijn) bestemd voor het wonen

1.5 aanduiding

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden

1.6 aanduidingsgrens

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft

1.7 archeologisch waardevol gebied

een gebied waarin zich voorwerpen of bewoningssporen van vroegere samenlevingen bevinden

1.8 archeologische waarden

voorwerpen of bewoningssporen van vroegere samenlevingen

1.9 bebouwing

één of meer gebouwen, overkappingen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde

1.10 bebouwingsbeeld

de visuele waarden van het totaal aan bebouwing en de bebouwing in het landschap

1.11 bebouwingspercentage

een aangegeven percentage, dat de grootte van het deel van een terrein aangeeft dat maximaal mag worden bebouwd

1.12 bed & breakfast(eenheid)

het tegen vergoeding verstrekken van logies waarbij de Bed & Breakfasteenheden enkel zijn ingericht als nachtverblijf en er in totaal maximaal 6 personen mogen verblijven in maximaal 3 eenheden

1.13 bergingscapaciteit

het volume water dat geborgen kan worden tussen het stuwpeil en het aanvaardbaar hoogste peil. Met aanvaardbaar hoogste peil wordt bedoeld het klimaatscenario T=100. Het aanvaardbaar hoogste peil staat inundatie (overstroming of het onderwater zetten) in het gebied toe

1.14 bestaand

  1. 1. het gebruik dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig is en/of bebouwing die op dat tijdstip aanwezig of in uitvoering is, dan wel kan worden gebouwd krachtens een vergunning
  2. 2. het onder 1 bedoelde geldt niet voorzover sprake was van strijd met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder mede begrepen het overgangsrecht van het bestemmingsplan

1.15 bestemmingsgrens

de grens van een bestemmingsvlak

1.16 bestemmingsvlak

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming

1.17 bijbehorend bouwwerk

uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd gebouw, of ander bouwwerk, met een dak

1.18 bosbouw:

het geheel van bedrijfsmatig handelen en van activiteiten gericht op de instandhouding en ontwikkeling van bestaande, respectievelijk nieuwe bossen ten behoeve van (de functies) natuur, houtproductie, landschap, milieu en recreatie

1.19 bouwen

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk

1.20 bouwwerk

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond

1.21 cultuurgrond

grasland, akkerbouw- en tuinbouwgronden, die bedrijfsmatig, dan wel hobbymatig in gebruik zijn

1.22 detailhandel

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die deze goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit

1.23 educatief medegebruik

een educatief gebruik van gronden dat ondergeschikt is aan de functie van de bestemming waarbinnen dit educatief gebruik is toegestaan

1.24 evenement

alle tot vermaak en recreatie bedoelde tijdelijke al dan niet periodiek terugkerende activiteiten op of aan de openbare weg, dan wel voor publiek toegankelijk, zoals feesten, markten, braderieën, sportwedstrijden, auto- of motorcrosswedstrijden, voorstellingen, optochten en georganiseerd vuurwerk, met uitzondering van:

  • markten als bedoeld in de Gemeentewet;
  • snuffelmarkten zoals bedoeld in de Algemene Plaatselijke Verordening;
  • activiteiten binnen inrichtingen in de zin van artikel 1.1 Wet milieubeheer, die behoren tot de dagelijkse bedrijfsuitoefening en waartoe die inrichting is bestemd en ingericht;
  • kansspelen als bedoeld in de Wet op kansspelen;
  • speelgelegenheden als bedoeld in de Algemene Plaatselijke Verordening en;
  • betogingen, samenkomsten en vergaderingen als bedoeld in de Wet openbare manifestaties.

Waarbij de volgende categorieën evenementen worden onderscheiden:

  1. a. Evenementen met een geluidniveau tussen de 75 en 85 dB(A) op de gevel van de dichtstbijzijnde woning van derden of een ander geluidgevoelig gebouw.
  2. b. Evenementen met een geluidniveau tussen de 60 en 75 dB(A) op de gevel van de dichtstbijzijnde woning van derden of een ander geluidgevoelig gebouw.
  3. c. Alle evenementen met uitsluitend onversterkte muziek en alle evenementen met een versterkt geluidniveau tot maximaal 60 dB(A) op de gevel van de dichtstbijzijnde woning van derden of een ander geluidgevoelig gebouw.

1.25 extensief dagrecreatief medegebruik

een extensief dagrecreatief medegebruik van gronden dat ondergeschikt is aan de functie van de bestemming waarbinnen dit recreatieve gebruik is toegestaan, zoals wandelen, fietsen, paardrijden, kanoën, een vissteiger, een picknickplaats, of een naar de aard daarmee gelijk te stellen medegebruik

1.26 gastouderopvang

een specifieke vorm van kinderopvang in de eigen woning van de gastouder of woning waar de kinderen woonachtig zijn met, op grond van de Wet kinderopvang, een maximum van 6 kindplaatsen, waarbij ook de eigen kinderen tot 10 jaar meetellen

1.27 gebouw

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt

1.28 geluidsbelasting

de geluidsbelasting vanwege een weg, een industrieterrein en/of een spoorweg

1.29 geluidsgevoelige objecten

gebouwen welke dienen ter bewoning of andere geluidsgevoelige gebouwen, zoals bedoeld in de Wet geluidhinder en/of het Besluit geluidhinder

1.30 hoofdgebouw

een gebouw dat op een bouwperceel in bouwkundig opzicht qua massa en vorm, dan wel gelet op de bestemming als belangrijkste gebouw valt aan te merken

1.31 horecabedrijf

een bedrijf of instelling waar bedrijfsmatig dranken en/of etenswaren voor
gebruik ter plaatse worden verstrekt en/of waarin bedrijfsmatig logies wordt verstrekt

1.32 infra

infrastructurele voorzieningen, zoals wegen, paden, parkeervoorzieningen, nutsvoorzieningen

1.33 kampeermiddel

1. een tent, een vouwwagen, een camper, een caravan of een huifkar;

2. enig ander onderkomen of enig ander voertuig of gewezen voertuig of gedeelte daarvan, voorzover geen bouwwerk zijnde, dat geheel of ten dele blijvend kan worden gebruikt voor recreatief dag- en/of nachtverblijf

1.34 kas

een bouwwerk, niet zijnde een tunnelkas of een naar de aard daarmee vergelijkbaar bouwwerk, waarvan de wanden en het dak geheel of grotendeels bestaan uit glas of ander licht doorlatend materiaal, dienend tot het kweken van groente, vruchten, bloemen of planten

1.35 kavel

de kavel omvat het woonerf, de weide en de infra

1.36 landschappelijke waarden:

de cultuurhistorische en de visuele waarden van het landschap. Bij de afweging van het begrip 'landschappelijke waarden' zal de landschaps- en beheersvisie uit het Landschapsbeleidsplan van Midden-Drenthe (2012) steeds onderdeel van het toetsingskader zijn

1.37 mantelzorg

het bieden van zorg aan eenieder die hulpbehoevend is op het fysieke, psychische en/of sociale vlak, op vrijwillige basis en buiten organisatorisch verband

1.38 natuurlijke waarden

de abiotische en biotische waarden van een gebied

1.39 normaal agrarisch gebruik

het regulier gebruik, dat gelet op de bestemming regelmatig noodzakelijk is voor een goede grondgebonden agrarische bedrijfsvoering en grondgebonden agrarisch gebruik van de gronden

1.40 normaal onderhoud

het onderhoud, dat gelet op de bestemming regelmatig noodzakelijk is voor een goed beheer en gebruik van de gronden en gebouwen die tot de betreffende bestemming behoren

1.41 overkapping

een bouwwerk van één bouwlaag dat dient ter overdekking en met niet meer dan één wand is uitgevoerd

1.42 peil

voor gebouwen: +12,8 NAP

voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde:

  1. 1. bij ligging aan een weg: de kruin van de weg
  2. 2. bij ligging aan een anderszins verhard terrein: de bovenkant van dat terrein
  3. 3. bij ligging anders dan een weg of verhard terrein: het maaiveld

1.43 seksinrichting

een voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in de omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch/pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting worden in ieder geval verstaan een prostitutiebedrijf, alsmede een erotische massagesalon, een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar

1.44 watercompensatie

het compenseren van een deel van de toename van het verhard oppervlak door nieuw te realiseren oppervlaktewater

1.45 watergang

een min of meer lijnvormig watervoerend object met vrij wateroppervlak, zoals een beek, een vaart, een sloot of een greppel

1.46 weide

het deel van de kavel dat niet kan worden aangemerkt als (woon)erf of infra en waarin de volgende functies passen: weiland (geen schuilgelegenheid), alle soorten groen, zoals bloemenweide, boomgaard, beplanting, bloemen en borders, bos, natuurlijke (zwem)vijver, water, paardrijbak met weide-omheining, tuinpaadjes van maximaal 1,5 meter breed (niet geschikt voor auto's), verlichting

1.47 woning

een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden

1.48 woonerf

het deel van de kavel dat het erf bij de woning betreft. In dit deel wordt gewoond, geparkeerd en staat de bebouwing. Hierin passen in ieder geval de volgende functies: tuinen, in- en uitritten, parkeren, terrassen en verharding, speelvoorzieningen, kassen, paardrijbakken, stapmolens, mestplaten, voorzieningen voor kleinschalige duurzame energieopwekking, zwembaden, vlaggenmasten, zendmasten

Artikel 2 Wijze Van Meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 de inhoud van een bouwwerk

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;

2.2 de bouwhoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw, overkapping of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde;

2.3 de oppervlakte van een bouwwerk

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

Ondergeschikte bouwdelen

Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen, worden ondergeschikte bouwdelen als:

  1. a. plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten;
  2. b. overstekende daken en/of luifels kleiner dan 0,5 m;

buiten beschouwing gelaten.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Groen - Afschermend Groen

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. groenvoorzieningen;
  2. b. voet- en fietspaden;
  3. c. dagrecreatief medegebruik;
  4. d. openbare nutsvoorzieningen;
  5. e. sport- en speelvoorzieningen;
  6. f. water.

3.2 Bouwregels

  1. a. Op of in deze gronden mogen geen gebouwen en overkappingen worden gebouwd.
  2. b. De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, is maximaal 3 meter.

Artikel 4 Groen - Woongebied

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen - Woongebied' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. weide;
  2. b. wonen op woonerven, al dan niet in combinatie met:
    1. 1. een aan huis verbonden beroep of bedrijf;
    2. 2. mantelzorg;
    3. 3. gastouderopvang;
    4. 4. bed & breakfast;
    5. 5. bedrijven van categorie 1 van de in Bijlage 1 opgenomen Staat van Bedrijven en daarmee gelijk te stellen bedrijven;
  3. c. infra;
  4. d. de instandhouding van de verhouding tussen het open karakter en de beslotenheid van het gebied;
  5. e. groenvoorzieningen;
  6. f. nutsvoorzieningen;
  7. g. parkeervoorzieningen;
  8. h. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  9. i. wegen en paden;

met de daarbij behorende:

  1. j. bouwwerken.

4.2 Bouwregels

Voor het bouwen van bouwwerken gelden de volgende regels:

  1. a. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - bebouwingsvrije zone' mogen geen bouwwerken worden gebouwd, tenzij het de gronden betreft grenzend aan de gronden ter plaatse van de aanduiding 'brug' in de bestemming 'Water', in welk geval een brug met een bouwhoogte van maximaal 5 meter mag worden gebouwd;
  2. b. gebouwen en overkappingen zijn uitsluitend toegestaan in een aaneengesloten woonerf;
  3. c. de bouwhoogte van bouwwerken in een woonerf is maximaal 10 meter;
  4. d. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, in een weide is maximaal 1,40 meter;
  5. e. de afstand van bouwwerken tot de kavelgrens is minimaal 3 meter, met uitzondering van bouwwerken die gebruikt worden voor de afscheiding van een kavel;
  6. f. ter plaatse van een weide is het (vergunningvrij) bouwen van gebouwen en overkappingen niet toegestaan.

4.3 Specifieke gebruiksregels

4.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

  1. a. Het is verboden zonder omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden, de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren:
    1. 1. het ophogen van gronden;
  2. b. Het onder a vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden, die:
    1. 1. het normale (en planmatig) onderhoud betreffen;
    2. 2. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan;
    3. 3. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende omgevingsvergunning.
  3. c. De onder a genoemde vergunning kan slechts worden verleend, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de waterhuishouding van het gebied.

Artikel 5 Maatschappelijk

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Maatschappelijk' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. sociaal-culturele voorzieningen;
  2. b. sport- en speelvoorzieningen;
  3. c. evenementen categorie C;

met daaraan ondergeschikt:

  1. d. detailhandel en horeca ten dienste van de in sub a, b en c genoemde voorzieningen;
  2. e. groenvoorzieningen;
  3. f. nutsvoorzieningen;
  4. g. parkeervoorzieningen;
  5. h. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  6. i. wegen en paden;

met de daarbij behorende:

  1. j. bouwwerken.

5.2 Bouwregels

Voor het bouwen van bouwwerken gelden de volgende regels:

  1. a. de bouwhoogte van bouwwerken is maximaal 10 meter;
  2. b. maximaal 25% van de oppervlakte van het bestemmingsvlak mag worden bebouwd;
  3. c. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen is maximaal 1,40 meter;
  4. d. de afstand van bouwwerken tot de kavelgrens is minimaal 3 meter, met uitzondering van bouwwerken die gebruikt worden voor de afscheiding van een kavel.

5.3 Specifieke gebruiksregels

5.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

  1. a. Het is verboden zonder omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden, de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren:
    1. 1. het ophogen van gronden;
  2. b. Het onder a vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden, die:
    1. 1. het normale (en planmatig) onderhoud betreffen;
    2. 2. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan;
    3. 3. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende omgevingsvergunning.
  3. c. De onder a genoemde vergunning kan slechts worden verleend, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de waterhuishouding van het gebied.

Artikel 6 Natuur

6.1 Bestemmingomschrijving

De voor 'Natuur' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. natuur, bosbouw en houtproductie;
  2. b. cultuurgrond, waarbij het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de landschappelijke waarden, zoals bosschages, worden nagestreefd;
  3. c. het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de cultuurhistorische, natuurlijke en de landschappelijke waarden;

met daaraan ondergeschikt:

  1. d. het extensief dagrecreatief medegebruik en educatief medegebruik;
  2. e. bestaande ontsluitingswegen;
  3. f. voet- en fietspaden alsmede overige infrastructurele voorzieningen;
  4. g. openbare nutsvoorzieningen;
  5. h. waterhuishoudkundige doeleinden, waaronder waterberging;
  6. i. sloten, beken, poelen en daarmee gelijk te stellen water;

met de daarbij behorende:

  1. j. bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde.

6.2 Bouwregels

6.3 Specifieke gebruiksregels

6.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

  1. a. Het is verboden zonder omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden, de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren:
    1. 1. het af- en/of vergraven van gronden;
    2. 2. het verwijderen van bomen en/of houtgewas, alsmede de verwijdering van bodem- en oevervegetaties;
    3. 3. het aanplanten van bomen en/of houtgewas;
    4. 4. het graven, baggeren en/of verbreden van beken, plassen, sloten en/of andere watergangen en/of -partijen;
    5. 5. het dempen van beken, sloten en/of andere watergangen en/of -partijen;
    6. 6. het aanbrengen van oppervlakteverhardingen;
    7. 7. het aanleggen van fiets- en voetpaden;
    8. 8. het aanleggen van voorzieningen ten behoeve van het extensief dagrecreatief medegebruik en/of het educatief medegebruik;
    9. 9. het aanleggen van ondergrondse of bovengrondse transport-, energie- en/of communicatieleidingen.
  2. b. Het onder a vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden, die:
    1. 1. het normale (en planmatig) onderhoud betreffen;
    2. 2. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan;
    3. 3. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende omgevingsvergunning.
  3. c. De onder a genoemde vergunning kan slechts worden verleend, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de landschappelijke, de natuurlijke, de geomorfologische, cultuurhistorische en de archeologische waarden en er geen significant negatieve aantasting plaatsvindt van de gebieden Dwingelderveld, Mantingerzand en Elperstroomgebied.
  4. d. Voor de onder a sub 1 tot en met 4 genoemde activiteiten zullen uitsluitend vergunningen worden verleend als de activiteiten worden uitgevoerd in het kader van natuurbeheer.

Artikel 7 Verkeer

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. verkeer- en verblijfsgebied;
  2. b. fiets- en voetpaden;
  3. c. parkeervoorzieningen;
  4. d. groenvoorzieningen;
  5. e. water;
  6. f. voorzieningen ten behoeve van het openbaar vervoer, telecommunicatieverkeer, de waterhuishouding, de energievoorziening en andere doeleinden van openbaar nut;

met de daarbij behorende:

  1. g. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;

met dien verstande dat:

  1. h. reclame-uitingen niet zijn toegestaan;
  2. i. het aantal rijstroken ten hoogste 2 bedraagt.

7.2 Bouwregels

  1. a. Op of in deze gronden mogen geen gebouwen en overkappingen worden gebouwd.
  2. b. De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde en geen overkappingen zijnde, anders dan rechtstreeks ten behoeve van de geleiding, beveiliging en regeling van het verkeer, zal ten hoogste 6 m bedragen.

Artikel 8 Water

8.1 Bestemmingomschrijving

De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. beken, sloten, vaarten en daarmee gelijk te stellen watergangen ten behoeve van de wateraanvoer en -afvoer, de waterberging, het behoud van de natuurlijke en landschappelijke waarden en de (recreatie)vaart;
  2. b. kaden, dijken en oeverstroken;
  3. c. dammen en duikers;
  4. d. stuwen;
  5. e. paden;
  6. f. extensief dagrecreatief medegebruik;

met de daarbij behorende:

  1. g. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

8.2 Bouwregels

8.3 Specifieke gebruiksregels

Onder strijdig gebruik met deze bestemming wordt begrepen het gebruik dat afwijkt van de bestemmingsomschrijving, waaronder in ieder geval wordt begrepen het gebruik van de gronden als permanente ligplaats of aanlegplaats voor vaartuigen en/of woonschepen, woonarken of casco's (caissons), die tot woonschip of woonark kunnen worden omgebouwd.

8.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

  1. a. Het is verboden zonder omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden, de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren:
    1. 1. het aanleggen of aanbrengen van oeverbeschoeiingen, kaden of aanlegplaatsen ten behoeve van het recreatief medegebruik.
  2. b. Het onder a vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden, die:
    1. 1. het normale (en planmatig) onderhoud betreffen;
    2. 2. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan;
    3. 3. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende omgevingsvergunning.

Artikel 9 Leiding - Riool

9.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Riool' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen(en), mede bestemd voor:

  1. a. een rioolpersleiding en de daarbij behorende belemmeringenstrook;

met de daarbij behorende:

  1. b. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

9.2 Bouwregels

In afwijking van hetgeen elders in deze regels is bepaald, mogen op of in deze gronden geen bouwwerken worden gebouwd.

9.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in de bouwregels en toegestaan dat de in de bestemming genoemde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd, mits:

  1. a. vooraf advies wordt ingewonnen van de betreffende leidingbeheerder;
  2. b. is aangetoond dat er geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan een doelmatig en veilig functioneren van de rioolpersleidingen.

9.4 Specifieke gebruiksregels

Onder strijdig gebruik met deze bestemming wordt begrepen het gebruik dat afwijkt van de bestemmingsomschrijving, waaronder in ieder geval wordt begrepen:

  • het permanent opslaan van goederen.

9.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

  1. a. Het is verboden zonder omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden, de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren, zulks ongeacht het bepaalde in de regels bij de andere op deze gronden van toepassing zijnde bestemmingen:
    1. 1. het egaliseren en ophogen van gronden en/of het anderszins ingrijpend wijzigen van de bodemstructuur;
    2. 2. het uitvoeren van graafwerkzaamheden dieper dan 30 cm;
    3. 3. het in de grond brengen van voorwerpen dieper dan 30 cm;
    4. 4. het aanleggen of verharden van andere oppervlakteverhardingen;
    5. 5. het planten van bomen en het aanbrengen van andere beplantingen die dieper wortelen of kunnen wortelen dan 30 cm.
  2. b. Het onder a vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden, die:
    1. 1. het normale onderhoud betreffen;
    2. 2. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan;
    3. 3. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende omgevingsvergunning;
  3. c. De onder a genoemde vergunning kan slechts worden verleend indien vooraf advies wordt ingewonnen van de betreffende leidingbeheerder en er geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan een doelmatig en veilig functioneren van de rioolpersleidingen.

Artikel 10 Waarde - Archeologie 1

10.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie 1' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor:

  1. a. het behoud van de mogelijk te verwachten archeologische waarden;
  2. b. mogelijk archeologische waarden in niet gekarteerde gebieden.

10.2 Bouwregels

In het belang van de bescherming en veiligstelling van archeologische waarden en onder de voorwaarde dat de oppervlakte waarop de aanvraag betrekking heeft groter is dan 100 m² en de activiteit op een grotere diepte dan 30 cm wordt uitgevoerd:

  1. a. dient de aanvrager van een omgevingsvergunning voor het bouwen als bedoeld in de Wabo een rapport over te leggen waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld;
  2. b. kunnen aan een omgevingsvergunning als bedoeld in de Wabo de volgende regels worden verbonden:
  1. 1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor de archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
  2. 2. de verplichting tot het doen van opgravingen;
  3. 3. de verplichting de oprichting van het bouwwerk te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door burgemeester en wethouders bij de vergunning te stellen kwalificaties, tenzij in het rapport als bedoeld onder a naar het oordeel van burgemeester en wethouders is aangetoond dat het bouwwerk waarop de aanvraag betrekking heeft niet zal leiden tot een onevenredige aantasting van archeologische waarden.

10.3 Afwijken van de bouwregels

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 10.2 sub a voor de overlegging van het aldaar genoemd archeologische rapport indien naar hun oordeel de archeologische waarde van het terrein in andere beschikbare informatie voldoende is vastgesteld. De woorden ‘het rapport als bedoeld onder a’ dienen in dat geval te worden gelezen als ‘andere beschikbare informatie’.

10.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

  1. a. Het is verboden zonder omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden, de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden met een oppervlakte van meer dan 100 m² uit te voeren, zulks ongeacht het bepaalde in de regels bij de andere op deze gronden van toepassing zijnde bestemmingen:
    1. 1. het ontgronden, afgraven, egaliseren, mengen, diepploegen, ontginnen en/of anderszins ingrijpend wijzigen van de bodemstructuur dieper dan 30 cm, met dien verstande dat geen vergunning nodig is wanneer het betreft niet-bodemkerende werkzaamheden ten behoeve van het verbeteren van de verdichte bodemstructuur (woelen) tot ten hoogste 10 cm onder de bouwvoor;
    2. 2. het graven en/of baggeren van sloten, vaarten en andere watergangen dieper dan 30 cm;
    3. 3. het aanbrengen van ondergrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur dieper dan 30 cm;
    4. 4. het aanplanten en/of het rooien van bomen en/of houtgewas, waarbij stobben worden verwijderd op meer dan 30 cm diepte en/of voorzover het gaat om planten waarvan zeker is dat bij de oogst van de plant, dan wel het verwijderen van de gehele plant, de bodem dieper dan 30 cm wordt geroerd;
    5. 5. werkzaamheden op minder dan 30 cm diepte binnen de bestemming Natuur.
  2. b. De onder a bedoelde vergunning is niet vereist voor werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden:
    1. 1. die plaatsvinden in of op gronden waarvan op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat er zich ter plekke geen archeologische waarden bevinden;
    2. 2. die reeds in uitvoering zijn ten tijde van het van kracht worden van het plan;
    3. 3. die het normale onderhoud betreffen;
    4. 4. die mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende omgevingsvergunning;
    5. 5. die op archeologisch onderzoek zijn gericht.
  3. c. De onder a genoemde vergunning kan slechts worden verleend indien de plaats waar de werken en/of werkzaamheden zullen worden uitgevoerd voldoende archeologisch is onderzocht en er een deskundigenadvies is ingewonnen, vaststaat dat geen onevenredige afbreuk aan de archeologische en cultuurhistorische waarden wordt gedaan, dan wel dat afdoende maatregelen zijn getroffen tot behoud of ontwikkeling van die waarden en eventuele bodemvondsten naar elders zijn overgebracht.

Artikel 11 Waarde - Archeologie 2

11.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie 2' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor:

  1. a. het behoud van de mogelijk te verwachten archeologische waarden;
  2. b. mogelijk archeologische waarden in niet gekarteerde gebieden.

11.2 Bouwregels

In het belang van de bescherming en veiligstelling van archeologische waarden en onder de voorwaarde dat de oppervlakte waarop de aanvraag betrekking heeft groter is dan 1.000 m² en de activiteit op een grotere diepte dan 30 cm wordt uitgevoerd:

  1. a. dient de aanvrager van een omgevingsvergunning voor het bouwen als bedoeld in de Wabo een rapport over te leggen waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld;
  2. b. kunnen aan een omgevingsvergunning als bedoeld in de Wabo de volgende regels worden verbonden:
  1. 1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor de archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
  2. 2. de verplichting tot het doen van opgravingen;
  3. 3. de verplichting de oprichting van het bouwwerk te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door burgemeester en wethouders bij de vergunning te stellen kwalificaties, tenzij in het rapport als bedoeld onder a naar het oordeel van burgemeester en wethouders is aangetoond dat het bouwwerk waarop de aanvraag betrekking heeft niet zal leiden tot een onevenredige aantasting van archeologische waarden.

11.3 Afwijken van de bouwregels

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 11.2 sub a voor de overlegging van het aldaar genoemd archeologische rapport indien naar hun oordeel de archeologische waarde van het terrein in andere beschikbare informatie voldoende is vastgesteld. De woorden ‘het rapport als bedoeld onder a’ dienen in dat geval te worden gelezen als ‘andere beschikbare informatie’.

11.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

  1. a. Het is verboden zonder omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden, de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden met een oppervlakte van meer dan 1000 m² uit te voeren, zulks ongeacht het bepaalde in de regels bij de andere op deze gronden van toepassing zijnde bestemmingen:
    1. 1. het ontgronden, afgraven, egaliseren, mengen, diepploegen, ontginnen en/of anderszins ingrijpend wijzigen van de bodemstructuur dieper dan 30 cm, met dien verstande dat geen vergunning nodig is wanneer het betreft niet-bodemkerende werkzaamheden ten behoeve van het verbeteren van de verdichte bodemstructuur (woelen) tot ten hoogste 10 cm onder de bouwvoor;
    2. 2. het graven en/of baggeren van sloten, vaarten en andere watergangen dieper dan 30 cm;
    3. 3. het aanbrengen van ondergrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur dieper dan 30 cm;
    4. 4. het aanplanten en/of het rooien van bomen en/of houtgewas, waarbij stobben worden verwijderd op meer dan 30 cm diepte en/of voorzover het gaat om planten waarvan zeker is dat bij de oogst van de plant, dan wel het verwijderen van de gehele plant, de bodem dieper dan 30 cm wordt geroerd;
    5. 5. werkzaamheden op minder dan 30 cm diepte binnen de bestemming Natuur.
  2. b. De onder a bedoelde vergunning is niet vereist voor werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden:
    1. 1. die plaatsvinden in of op gronden waarvan op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat er zich ter plekke geen archeologische waarden bevinden;
    2. 2. die reeds in uitvoering zijn ten tijde van het van kracht worden van het plan;
    3. 3. die het normale onderhoud betreffen;
    4. 4. die mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende omgevingsvergunning;
    5. 5. die op archeologisch onderzoek zijn gericht.
  3. c. De onder a genoemde vergunning kan slechts worden verleend indien de plaats waar de werken en/of werkzaamheden zullen worden uitgevoerd voldoende archeologisch is onderzocht en er een deskundigenadvies is ingewonnen, vaststaat dat geen onevenredige afbreuk aan de archeologische en cultuurhistorische waarden wordt gedaan, dan wel dat afdoende maatregelen zijn getroffen tot behoud of ontwikkeling van die waarden en eventuele bodemvondsten naar elders zijn overgebracht.

Hoofdstuk 3 Algemene Regels

Artikel 12 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 13 Algemene Gebruiksregels

Onder strijdig gebruik wordt begrepen het gebruik dat afwijkt van de bestemmingsomschrijving, waaronder in ieder geval wordt begrepen:

  1. a. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting;
  2. b. het gebruik van de gronden voor de opslag van schroot, afbraak- en bouwmaterialen, anders dan ten behoeve van de uitvoering van krachtens de bestemming toegelaten bouwactiviteiten en werken en werkzaamheden;
  3. c. het storten van puin en afvalstoffen;
  4. d. de stalling en opslag van (aan het oorspronkelijk gebruik onttrokken) voer-, vaar- of vliegtuigen;
  5. e. het gebruik van de gronden voor het plaatsen en/of aanbrengen van niet-perceelsgebonden handelsreclame en/of reclame voor ideële doeleinden of overtuigingen;
  6. f. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van evenementen.

Artikel 14 Algemene Aanduidingsregels

14.1 milieuzone - waterberging en grondwaterwingebied

Artikel 15 Overige Regels

15.1 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen met het oog op het voorkomen van een onevenredige aantasting van:

  • de milieusituatie;
  • de landschappelijke waarden;
  • de natuurlijke waarden;
  • de geomorfologische waarden;
  • de cultuurhistorische waarden;
  • de archeologische waarden;
  • het bebouwingsbeeld;
  • de woonsituatie;
  • de verkeersveiligheid;
  • de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden,

nadere eisen stellen aan de plaats en afmetingen van de bebouwing.

Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels

Artikel 16 Overgangsrecht Bouwwerken

  1. 1. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel kan worden gebouwd krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
    1. a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    2. b. na het tenietgaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is tenietgegaan.
  2. 2. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het eerste lid een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.
  3. 3. Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

Artikel 17 Overgangsrecht Gebruik

  1. 1. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  2. 2. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdige gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  3. 3. Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  4. 4. Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 18 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het

bestemmingsplanHerziening bestemmingsplan Lievingerveld

van de gemeente Midden-Drenthe.

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

Aan de oostzijde van Beilen, ten oosten van het buurtschap Lieving is het nieuwe woongebied Lievingerveld in ontwikkeling. Meerdere woningen zijn inmiddels gerealiseerd nadat het bestemmingsplan Lievingerveld in 2018 door de gemeenteraad van Midden- Drenthe is vastgesteld. Er is in het bestemmingsplan Lievingerveld gekozen voor een flexibele regeling in de vorm van een uit te werken bestemming waarbij maximaal 150 woningen bij recht mogelijk zijn gemaakt.

De gemeente Midden- Drenthe is voornemens om het toegestane aantal woningen van het woongebied Lievingerveld te verhogen van maximaal 150 naar 165 woningen. Concreet wil de gemeente de bestemming 'Groen- uit te werken' uit het geldende bestemmingsplan Lievingerveld omzetten naar een nieuwe bestemming voor de groene woonomgeving van Lievingerveld. In deze nieuwe bestemming worden maximaal 165 woningen mogelijk gemaakt. Daarnaast is het wenselijk om de bestaande wegenstructuur te bestemmen. Ook is er besloten om de gronden waarop een ontmoetingsplaats genaamd "Het Dorpsplein" is gerealiseerd een maatschappelijke bestemming te geven passend bij het huidige gebruik.

De gewenste aantal woningen zijn niet mogelijk op basis van het geldende bestemmingsplan Lievingerveld 2018. Binnen de bestaande uit te werken groen bestemming zijn maximaal 150 woningen toegestaan. Om de ontwikkeling juridisch-planologisch mogelijk te kunnen maken is het opstellen van een nieuw bestemmingsplan noodzakelijk, waarin het voornemen toegelicht, gemotiveerd en geregeld wordt. Dit bestemmingsplan voorziet hierin.

1.2 Achtergrondinformatie

Lievingerveld is een nieuw woongebied in ontwikkeling ten oosten van Beilen en Lieving. Het plangebied heeft een omvang van circa 22 hectare. In het woongebied Lievingerveld komen 165 nieuwe woningen, waarbij het gebied zijn open karakter en eigen identiteit behoudt en verder ontwikkelt. In dit te ontwikkelen woongebied streeft de gemeente naar een rijke variatie aan leef- en woonmilieus met voorzieningen in lagere dichtheden. De nadruk ligt op wonen, maar er moeten meer functies nevengeschikt aan het wonen mogelijk zijn. Hiermee wordt ingespeeld op een behoefte die wordt gesignaleerd in de markt.

De gemeente Midden Drenthe wil in Lievingerveld een duurzaam leefmilieu mogelijk maken dat lang meegaat. De ontwikkeling van dit gebied vindt geleidelijk plaats. Voor Lievingerveld zijn vier belangrijke kwalitatieve ambities geformuleerd. In deze ambities is verwoord hoe er wordt gestreefd naar kwaliteit en op welke wijze er richting wordt gegeven aan de uitwerking van het woongebied. Het gaat om de volgende ambities:

  • Lievingerveld biedt maximale vrijheid aan initiatieven;
  • ontwikkelt zich organisch in de vorm van nieuw noaberschap;
  • vormt een Drents buurtschap met het karakter van openheid;
  • is duurzaam en zoveel mogelijk zelfvoorzienend.

Bovenstaande ambities en kwaliteiten van het woongebied van Lievingerveld worden in dit bestemmingsplan voortgezet.

De beheersvereniging

De beheersvereniging in Lievingerveld speelt een cruciale rol in het beheer en onderhoud van de gemeenschappelijke voorzieningen en infrastructuur binnen het gebied. Als vertegenwoordiging van de bewoners heeft de beheersvereniging verschillende taken en verantwoordelijkheden:

Wegenonderhoud: De beheersvereniging is verantwoordelijk voor de aanleg, onderhoud en eventuele verbetering van de wegen binnen Lievingerveld. Dit omvat het repareren van eventuele schade, het onderhouden van de bestrating en het waarborgen van de verkeersveiligheid binnen het gebied.

Groenbeheer: Naast de wegen heeft de beheersvereniging ook de taak om het groen binnen Lievingerveld te onderhouden. Dit omvat onder meer het onderhouden van plantsoenen, bermen en openbaar groen, evenals het beheren van eventuele speelplaatsen of parken.

Voorzieningen: De beheersvereniging beheert ook eventuele gemeenschappelijke voorzieningen binnen Lievingerveld, zoals speelplaatsen, parken, en andere recreatieve of sociale voorzieningen die ten goede komen aan de bewoners van het gebied.

Financiën: Het beheren van de financiën van de beheersvereniging, inclusief het innen van eventuele bijdragen van bewoners voor het onderhoud van gemeenschappelijke voorzieningen en het opstellen van begrotingen voor toekomstige projecten en uitgaven.

Vertegenwoordiging: Als vertegenwoordiging van de bewoners treedt de beheersvereniging op als aanspreekpunt voor zaken die het algemeen belang van de gemeenschap van Lievingerveld betreffen. Zij vertegenwoordigt de belangen van de bewoners bij overleg met de gemeente, projectontwikkelaars en andere belanghebbenden.

1.3 Motivering Locatie Keuze

Aanleiding

De kern Beilen ligt ingeklemd tussen de A28 aan de westzijde en de spoorlijn Meppel-Groningen aan de oostzijde. Rond 2003/2004 had de gemeente Midden-Drenthe serieuze plannen om de uitbreiding van Beilen in oostelijke richting te laten plaatsvinden en een nieuwe wijk van Beilen aan de overkant (westkant) van de A28 te realiseren. De provincie was hier sterk op tegen en een conflict tussen gemeente en provincie was een feit. Met een andere samenstelling van het college van B&W ontstond tevens een andere benadering ten aanzien van deze kwestie en richting provincie. Deze houding was meer gericht op samenwerking en zoeken naar oplossingen. Gezamenlijk werd gekeken naar een geschikte uitbreidingsrichting voor de kern Beilen. Al snel werden gemeente en provincie het erover eens dat de uitbreiding van Beilen in oostelijke richting zou kunnen plaatsvinden. Deze afspraak is schriftelijk bevestigd middels de brief van de provincie Drenthe van 26 september 2007. De brief is als bijlage 1 opgenomen bij deze toelichting.

De gemeente Midden-Drenthe heeft vervolgens circa 25 hectare grond aangekocht ten oosten van Beilen met het idee dat hier de nieuwe woonwijk van Beilen zou worden gerealiseerd met 500 á 600 woningen. Dit was eind 2007, begin 2008. Kort daarna deed de economische crisis haar intrede en veranderde de vraag ten aanzien van woningbouw. Naar aanleiding hiervan heeft een heroverweging plaatsgevonden ten aanzien van de invulling als woningbouwlocatie.

Nieuw uitgangspunt

Uitgangspunt bleef om de locatie te ontwikkelen als woningbouwlocatie. Dit heeft uiteindelijk geleid tot de keuze om op de locatie een nieuw buurtschap te laten ontstaan. Op een organische manier, zoals vroeger de dorpen in Drenthe ontstonden. Een belangrijk uitgangspunt hierbij was duurzaamheid in de breedste zin van het woord. Dus niet alleen in materiaalgebruik en techniek, maar ook wat betreft het samenspel met het landschap en ook de sociale duurzaamheid, het nieuwe naoberschap. Vervolgens is samen met de provincie een onderzoek uitgevoerd naar de haalbaarheid van het op deze manier van ontwikkelen tot een buurtschap. Dit heeft geleid tot het rapport 'Het buurtschap groeit' van Buro GIDZ. Hierin staat omschreven op welke unieke manier dit nieuwe buurtschap vorm gaat krijgen.

Haalbaarheid

Conclusie van het rapport is dat het plan haalbaar is. Voorwaarde is wel dat er zo min mogelijk voorinvestering door de gemeente plaatsvindt en zo veel mogelijk bij de initiatiefnemers wordt neergelegd. Dit betekent heel veel vrijheid voor de initiatiefnemers, maar ook veel verantwoordelijkheid. De gemeente maakt het gebied niet bouwrijp, waardoor mensen zelf verantwoordelijk zijn en blijven voor aanleg van ontsluiting, telecom en nutsvoorzieningen. Dit is een unieke wijze van ontwikkelen en vraagt om initiatiefnemers met een pioniersgeest.

Nieuw buurtschap

Het huidige gebied kenmerkt zich door agrarisch gebruik en is vrij monotoon van karakter. Er is weinig diversiteit en de natuurwaarden van het gebied zijn gering. Door het ontwikkelen van een nieuw buurtschap op deze locatie, waarbij minimaal 75% van het gebied een open en groene invulling krijgt, zal de diversiteit toenemen en daarmee ook de natuurwaarden. Ook de inpassing van het plan in het landschap is een positieve bijdrage, zowel wat betreft de natuurwaarden als wat betreft het landschap.

Het gebied Lievingerveld ligt voor het grootste deel in het beekdal van de Oude Vaart. De streeknaam die hiervoor gebruikt wordt is de Beilerstroom. In deze toelichting bij het bestemmingsplan gebruiken we de Beilerstroom om dit gebied aan te duiden.

Gelet op het agrarische gebruik is de beek op dit moment niet of nauwelijks zichtbaar in het landschap. De beleving van de beek is minimaal. Het gebied aangrenzend aan de beek is niet toegankelijk en zoals reeds aangegeven is het landschap weinig divers. Het ontwikkelen van woningbouw biedt meekoppelkansen voor aanleg van natuurlijke oevers en natuurontwikkeling. Daarmee krijgt de beek een positieve impuls qua waarde en beleving, mede door de aanleg van een dorpsommetje in het gebied. Dit geldt zowel voor de inwoners van Lievingerveld als van Beilen.

Ruimtelijk concept

Uitgangspunten en koersbepaling worden in dit geval niet getrechterd tot een ruimtelijk plan. Lievingerveld is gestoeld op een geleidelijke ontwikkeling met een planningshorizon van circa 20 jaar. Passend bij de nieuwe tijdgeest is een ruimtelijk concept gemaakt dat, met de nodige flexibiliteit, kaders biedt voor een mens - en landschapsgeoriënteerde organische groei van het buurtschap, zonder de stedenbouwkundige vorm en programmatische invulling volledig vast te leggen en woningaantallen sturend te laten zijn.

Het ruimtelijk concept heeft een stapeling en verweving van betekenislagen en gebruiksfuncties. De landschappelijke laag kent twee sporen, die zijn toegesneden op karakteristieken en potentie van het landschap; water in het beekdal en 'kamers' op het plateau. Het biedt een leidraad om de ongewisse ontwikkelingen zo te sturen dat bij elke stap steeds de (potentiële) gebiedseigen kwaliteiten worden versterkt en er waarde- en waarderingsvermeerdering optreedt.

Bouwen in het beekdal: het water als uitdaging

Vanuit het landschap geredeneerd is de locatie voor de nieuwe woningbouwlocatie in eerste instantie geen logische keuze. Beekdalen zijn over het algemeen onbebouwd vanwege het overstromingsgevaar. Bebouwing vond plaatst op de hoger gelegen gronden. De historische ontginningsgeschiedenis heeft in Drenthe geleid tot de huidige karakteristieke landschapstypen. Nu de gemeente Midden-Drenthe er voor kiest om te gaan uitbreiden in oostelijke richting, kan het bouwen in het beekdal en het omgaan met water als uitdaging worden gezien. Door dit gegeven kan de locatie interessante experimentele woonmilieus opleveren. Hierbij kan bijvoorbeeld gedacht worden aan wonen in combinatie met overstromen van het gebied. Zo worden specifieke kenmerken van deze plek (nat, laag) beleefbaar.

Op het hogere/regionale schaalniveau zijn beekdalen belangrijke leesbare dragers van het landschap. De Beilerstroom is zelfs het langste beekdal van Drenthe. Het in stand houden van de leesbaarheid van de beekloop als landschappelijke drager staat bij de verdere uitwerking dan ook voorop. Dit kan bijvoorbeeld door aanpassingen van het beekprofiel in de vorm van een natuurlijke oever. Een zone langs de beek zal vrij gehouden worden van bebouwing. Op deze wijze blijft de leesbaarheid van de beekloop als landschappelijke drager gegarandeerd en kan de publieke beleefbaarheid zelfs worden versterkt.

Beekdal: inspelen op kwaliteiten benutten van kansen

De voorgestane planontwikkeling voor Lievingerveld gaat aldus uit van het optimaal inspelen op de kwaliteiten van het gebied als beekdal en het benutten van de kansen die dit met zich mee brengt om hier op organische wijze een duurzaam nieuw buurtschap te laten verrijzen.

1.4 Plangebied

In figuur 1.1 is te zien dat het plangebied is gelegen aan de oostzijde van de dorpskern van Beilen, net ten oosten van het buurtschap Lieving, in de gemeente Midden- Drenthe. Het plangebied is kadastraal bekend als Beilen, sectie T. De N856 van Beilen naar Westerbork ontsluit het woongebied van Lievingerveld. De Beilerstroom vormt de noordelijke begrenzing van het plangebied. De oost- en westkant van het plangebied grenst aan het landelijk gebied. Aan de westzijde van het plangebied ligt het buurtschap Lieving en het dorp Beilen.

afbeelding "i_NL.IMRO.1731.Lievingerveldherz-VST1_0001.jpg"

Figuur 1.1 Ligging van het plangebied (Bron: Pdok.nl)

1.5 Planologische Regeling

Ter plaatse van het plangebied geldt het bestemmingsplan Lievingerveld, vastgesteld op 22 februari 2018 door de raad van de gemeente Midden-Drenthe. Een uitsnede van het bestemmingsplan ter plaatse van het plangebied zijn weergegeven in figuur 1.2.

afbeelding "i_NL.IMRO.1731.Lievingerveldherz-VST1_0002.png"

Figuur 1.2 Uitsnede van het geldende bestemmingsplan (Bron: Pdok.nl/ruimtelijkeplannen.nl)

Op basis van het geldende bestemmingsplan heeft het plangebied de enkelbestemmingen 'Groen- Uit te werken', 'Verkeer', 'Natuur', 'Groen- Afschermend groen' en 'Water'. Daarnaast gelden de dubbelbestemmingen 'Waarde - Archeologie 1', 'Waarde - Archeologie 2' en 'Leiding- Riool'. Ook gelden er de gebiedsaanduidingen 'milieuzone- waterberging en grondwaterwingebied' en 'geluidzone - weg'. En de bouwaanduiding 'specifieke bouwaanduiding - bebouwingsvrije zone'.

De voor 'Groen- Uit te werken' aangewezen gronden zijn bestemd voor weide, wonen op woonerven, infrastructuur, groen-, nuts-, parkeer-, en watervoorzieningen. Daarnaast is er binnen deze bestemming rekening gehouden met de instandhouding van de verhouding tussen het open karakter en de beslotenheid van het gebied. De uit te werken groen bestemming wordt gevormd door uitwerkingsregels waarbij het totaal aan woningen maximaal 150 is. De wens om de mogelijkheid te creëren om 165 woningen te realiseren is daarmee in strijd met deze bestemming.

De bestemmingen 'Verkeer', 'Natuur', 'Water', 'Groen - Afschermend groen' 'Waarde - Archeologie 1 en 2' en 'Leiding - Riool' zullen in dit bestemmingsplan worden overgenomen. De bestemming 'Verkeer' zal worden uitgebreid waarbij alle infrastructuur in het woongebied een passende bestemming krijgt. Daarnaast wordt de bestemming 'Groen - Afschermend groen' vervangen voor een bestemming 'Natuur' aan de noordkant van het plangebied. Op deze manier wordt geborgd dat op of in deze gronden geen gebouwen en overkappingen worden gebouwd. En wordt er ruimte gereserveerd voor natuurontwikkeling. Ook is er besloten om de gronden waarop een ontmoetingsplaats genaamd "Het Dorpsplein" is gerealiseerd een maatschappelijke bestemming te geven passend bij het huidige gebruik.

De gebiedsaanduiding 'milieuzone - waterberging en grondwaterwingebied' wordt één op één overgenomen uit het huidige bestemmingsplan. De gebiedsaanduiding 'geluidzone - weg' komt te vervallen omdat de maximale snelheid is verlaagd naar 30 kilometer per uur. Hier wordt in paragraaf 4.2 verder op ingegaan.

1.5.1 Facetbestemmingsplan

Facetplan kleine windturbines, kleinschalige zonneparken en leidingnet 2021

Dit facetbestemmingsplan heeft betrekking op het mogelijk maken van kleinschalige windturbines, kleinschalige grondgebonden zonneparken, grondgebonden zonnepanelen bij agrarische bouwpercelen en de bijbehorende leidingen in het buitengebied en op de bedrijventerreinen van de gemeente Midden-Drenthe. De woningbouwontwikkeling bij Lievingerveld betreft geen agrarisch bouwperceel. Dit bestemmingsplan is daarom niet relevant voor het plan.

1.6 Leeswijzer

Deze toelichting is onderdeel van het bestemmingsplan voor de woningbouwontwikkeling Lievingerveld in Beilen. De opbouw van deze toelichting is als volgt:

  • na deze inleiding worden in hoofdstuk 2 de huidige situatie en de gewenste situatie beschreven;
  • in hoofdstuk 3 wordt het relevante beleid op Rijks-, provinciaal en gemeentelijk niveau behandeld;
  • een toetsing van het plan aan de wet- en regelgeving voor de verschillende omgevingsaspecten is in hoofdstuk 4 opgenomen;
  • hoofdstuk 5 behandelt de juridische regelingen;
  • tot slot bevat hoofdstuk 6 de uitvoerbaarheid van het plan.

Hoofdstuk 2 Planbeschrijving

2.1 De Bestaande Situatie

Het plangebied bestaat uit het nieuwe woongebied Lievingerveld wat ligt in het Beekdallandschap aan de oostzijde van het dorp Beilen. De gronden liggen buiten het bestaand stedelijk gebied zoals opgenomen in de Provinciale omgevingsverordening Drenthe (2018). Ten zuidwesten van het plangebied ligt het buurtschap Lieving. Net als de meeste buurtschappen en kleine dorpen heeft Lieving een relatie met het omliggende landschap.

Lievingerveld is een nieuw woongebied van circa 22 hectare aan de oostkant van Beilen. Op dit moment is het woongebied volop in ontwikkeling er is er ruimte voor 75 tot maximaal 150 nieuwe woningen. Er zijn op dit moment ongeveer 100 woningen gerealiseerd. De bebouwingsdichtheid is hiermee erg laag, zodat het gebied zijn groene karakter behoudt. Het gebied heeft een uitstraling van 'wonen in het groen': minimaal 75% van het gebied krijgt een open en groene invulling. Van belang voor de bergingscapaciteit van water in Lievingerveld zijn de bestaande watergangen. Deze watergangen zijn afgelopen jaren gerealiseerd ten behoeve van de nodige watercompensatie. Een belangrijk uitgangspunt is dat er onderhoud wordt uitgevoerd aan de watergangen om te zorgen dat ze behouden blijven en geen bergingscapaciteit verliezen. De bestaande watergangen zijn in bijlage 2.

Het woongebied Lievingerveld wordt begrensd door de Beilerstroom (beek) en het lint van Lieving, de noord-oostzijde door een houtwal en weidegronden, de zuid-oostzijde door een watergang en weidegronden. De locatie van het woongebied kent twee verschillende sferen; het open, lager gelegen en nattere beekdal en het hogere, meer besloten plateau. En het plangebied is strategisch gelegen nabij het dorpshart en de hoofdinfrastructuur (spoor en weg) van Noord- Nederland.

In het nieuwe buurtschap wordt gestreefd naar een woonmilieu in lage dichtheden met ruime mogelijkheden voor nevenfuncties, als tegenhanger van de dorpse en stedelijke ontwikkeling van de kern Beilen. Hiermee wordt ingespeeld op een behoefte die wordt gesignaleerd in de markt. In figuur 2.1 is een luchtfoto van de bestaande situatie weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.1731.Lievingerveldherz-VST1_0003.jpg"

Figuur 2.1 Luchtfoto van de huidige situatie (Bron: Street Smart by Cyclomedia)

2.1.1 Landschappelijke context

Het plangebied ligt centraal in Midden-Drenthe op het Drents plateau, ten oosten van de spoorlijn Groningen-Meppel op de overgang van de es van Beilen en het beekdal landschap van de Oude Vaart - Beilerstroom. Aan de oostzijde van het plangebied ligt een aantal grote agrarische bedrijven. Het kleinschalige beekdallandschap van de Beilerstroom wordt gekenmerkt door gemengd gebruik, (agrarisch, natuur, recreatie) met een loodrechte verkaveling op de waterloop. Het beekdal is open, met aan de randen van de weg enkele erven met erfbeplanting. Op de flank van het beekdal, op de overgang naar de es, bepalen van oudsher elzenrijen haaks op de beek het beeld. Net ten noorden van Lieving is dit nog zichtbaar.

Op het zand is er een mix van klein- en grootschalige agrarische bedrijven, met een grote variatie in verkaveling en kavelrichtingen. Binnen deze lappendeken zijn de escomplexen nog herkenbaar. Bebouwing was eerst alleen in de kern, later ook langs de randen van de es. De erfopzet is onregelmatig, met boomgroepen op voor- of achtererf en informele overgangen naar het openbare gebied. Door de opgaande beplantingen is het gebied minder open / intiemer, met vele doorzichten.

2.1.2 Ontstaansgeschiedenis van Beilen

Zoals zoveel dorpen in Drenthe is ook Beilen ontstaan als esdorp, op de overgang van beekdal naar de hoger gelegen esgronden. In de Middeleeuwen was Beilen de hoofdplaats van de regio, en om deze reden werd Beilen gekozen als nederzetting voor de bisschoppelijke palts. De opdracht hiervoor werd gegeven door de bisschop van Utrecht. Bij de palts als bisschoppelijk administratiekantoor hoorde tevens een kerk met een begraafplaats. Dit werd los van de bestaande dorpskern ontwikkeld op de hoger gelegen gronden tussen het bestaande dorp en het beekdal van de Beilerstroom.

Beilen ontwikkelt zich vervolgens gestaag en krijgt in 1791 via de Beilervaart en de Drentse

Hoofdvaart een waterverbinding met Meppel en Assen. Op 8 augustus 1820 is Beilen vrijwel geheel afgebrand. Alleen de kerk, de school en veertien huizen bleven gespaard. Met hulp van rijkssteun, giften en inzamelingen is Beilen weer herbouwd. In de periode vanaf 1850 maakt Beilen een sterke groei door, vooral na de aanleg van de spoorlijn. In 1870 wordt het traject van Meppel naar Groningen geopend. De spoorlijn wordt onafhankelijk van de ondergrond en het landschap aangelegd, getuige ook de kaarsrechte ligging van het tracé. De spoorlijn is de eerste doorsnijding van de Beiler es. Het station ligt buiten de dorpskern en wordt met een statige laan verbonden met het historische lint.

Vanaf het einde van de 19e eeuw maakt Beilen een sterke economische groei door. Dit komt vooral door de strategische ligging aan de doorgaande route van Meppel naar Groningen en de aanwezigheid van een treinstation. In 1920 werd de psychiatrische instelling Beileroord gestart. In 1938 kwam de DOMO fabriek. Ook deze ontwikkelingen vinden onafhankelijk van de dorpskern plaats. In 1940 vindt met de aanleg van de Esweg een tweede doorsnijding van de Beiler es plaats. De Esweg maakt de invulling van een groot deel van de es mogelijk met onder andere woningbouw.

Door de eeuwen heen hebben zich allerlei ontwikkelingen voorgedaan die op zichzelf stonden en geen bijdrage hebben geleverd aan een samenhangende structuur van Beilen. Al deze geschetste ontwikkelingen, waaronder de aanleg van de A28 en de N381, verklaren voor een belangrijk deel de knelpunten in het huidige functioneren van de kern Beilen en het gebrek aan samenhang en kwaliteit. De ontwikkelingen hebben zich veelal voorgedaan buiten de dorpskern, waardoor Beilen uit elkaar is getrokken en het karakter van een compact esdorp verloren is gegaan.

Uitbreidingsruimte voor woningbouw

Beilen is ingekaderd door het spoor, de A28 en de N381. Al in 1996 is nagedacht over uitbreidingsmogelijkheden buiten deze kaders. In het verleden hebben ontwikkelingen zich meestal voorgedaan aan de randen. Steeds verder van het centrum, waardoor Beilen uit elkaar is gegroeid. Uitbreiding ten noorden van de N381 of ten zuiden van de wijk Nagtegael zou dit alleen nog maar verergeren. Ook woningbouw ten westen van de A28 zou elke relatie met het centrum van Beilen missen. Een uitbreidingslocatie voor woningbouw ten oosten van Beilen ligt daarom het meest voor de hand. Hoewel hier de spoorlijn als barrière aanwezig is, is de afstand tot het centrum van Beilen gering. Ook de bereikbaarheid van het station is vanuit deze locatie optimaal. Een verbinding met het centrum van Beilen is goed te realiseren. Door de landschappelijke kwaliteiten van het gebied ten oosten van Beilen door te trekken richting het centrum, is een groene verbinding te realiseren. Deze groene verbinding betekent voor Beilen meteen een sterke kwaliteitsimpuls. Naast de groene landschappelijke structuren biedt ook de waterstructuur in combinatie met woningbouw diverse kansen en geeft hierdoor nog een extra dimensie aan dit gebied.

2.2 Toekomstige Situatie

2.2.1 Voorgenomen plan

Het is wenselijk om de maximale toegestane aantal woningen te verhogen van 150 naar maximaal 165 woningen voor het woongebied Lievingerveld. Deze verhoging van het woningenaantal is in lijn met de visie 'Lievingerveld groeit', opgesteld door de bewoners van Lievingerveld. Vanwege de grote maatschappelijke behoefte aan bouwgrond en de nog grote hoeveelheid onverkochte grond, kunnen de bewoners van Lievingerveld meegaan met een overschrijding van het maximaal aantal wooneenheden van 10%. De gemeente Midden- Drenthe heeft besloten dit uitgangspunten uit de visie 'Lievingerveld groeit' te volgen en maximaal 165 woningen toe te staan.

Op dit moment is er sprake van een globaal uit te werken groenbestemming met uitwerkingsregels en de mogelijkheid om woningen te ontwikkelen via kavelpaspoorten. De uit te werken bestemming heeft geen bouwverbod (zoals gebruikelijk is in een uit te werken bestemming), daarom is de ontwikkeling van de woonomgeving Lievingerveld in volle gang. De vergunningen worden op basis van de regels in de bestemming verleend.

Op dit moment is het binnen het bestemmingsplan Lievingerveld mogelijk om in totaal maximaal 150 woningen te realiseren. De gemeente wil het aantal gaan verhogen naar maximaal 165 woningen. Concreet wil de gemeente de bestemming 'Groen- uit te werken' uit het geldende bestemmingsplan Lievingerveld omzetten naar een nieuwe bestemming voor de groene woonomgeving van Lievingerveld waarin maximaal 165 woningen mogelijk worden. Daarnaast is het wenselijk om de bestaande wegenstructuur te bestemmen en de groenstructuur aan de noordkant van het plangebied uit te breiden. In 2018 zijn er afspraken gemaakt met het Drents Landschap en Natuurmonumenten om de groenstructuur aan de noordkant van Lievingerveld aan te wijzen voor natuurontwikkeling en niet voor woningbouw. Aan de noordkant van Lievingerveld is een bestemming ''Groen-Afschermend groen'' gegeven aan niet uit te geven kavels. Deze bestemming zal conform de gemaakte afspraken worden aangepast naar ''Natuur''. Ook is er besloten om de gronden waarop een ontmoetingsplaats genaamd "Het Dorpsplein" is gerealiseerd een maatschappelijke bestemming te geven passend bij het huidige gebruik.

Het programma omvat het omzetten van de bestemming 'Groen - uit te werken' uit het bestemmingsplan Lievingerveld naar een bestemming 'Groen - Woongebied' waarbij maximaal 165 woningen mogelijk kunnen worden gemaakt. De nieuwe bestemming heeft een globale systematiek waarbij geen bouwvlakken worden ingetekend. Ook worden de uitwerkingsregels omgezet naar een regelset passend bij de nieuwe bestemming. Daarnaast krijgen de bestaande wegen de bestemming 'Verkeer' en wordt de bestemming 'Groen- Afschermend groen' aan de noordkant van het plangebied vervangen voor de bestemming 'Natuur' comform de afspraken met het Drents Landschap en Natuurmonumenten . Er wordt een maatschappelijke bestemming toegevoegd. De bestaande juridisch- planologische mogelijkheden blijven gehandhaafd.

2.2.2 Kaders en spelregels

Zoals hierboven aangegeven worden de bestaande uitwerkingsregels omgezet naar een nieuwe set regels waarbij de bestaande juridisch- planologische mogelijkheden gehandhaafd blijven. De bestaande ontwikkelingsstrategie (een organische ontwikkeling van het buurtschap, met de uitnodiging aan initiatiefnemers om het gebied zelf in te richten met groen, weide en wegen) uit het huidige bestemmingsplan blijft het uitgangspunt.

De kleinschaligheid en integraliteit van de gebiedskenmerken met de variatie in bouwmethodes zorgen in het woongebied voor een aantrekkelijk woon- en leefklimaat. De gemeente heeft een aantal randvoorwaarden en spelregels gemaakt voor het huidige bestemmingplan Lievingerveld uit 2018. De toekomstige bewoners zijn verantwoordelijk voor onderlinge afstemming en samenwerking met de gemeente, toekomstige bewoners, buren en bouwpartners. Inwoners en initiatiefnemers krijgen alle ruimte om zelf concreet en actief vorm te geven aan de eigen woon- en leefomgeving. Voor het woongebied wordt in het document 'Kader en spelregels' de ontwikkelingsstrategie beschreven. Dit document blijft ook voor dit bestemmingsplan het uitgangspunt. Het document is als Bijlage 3 Kaderen spelregels bij deze toelichting toegevoegd.

Kern van de ontwikkelingsstrategie is dat er sprake is van uitnodigingsplanologie. Initiatiefnemers worden uitgenodigd om daadwerkelijk te starten met de bouw van een eigen woning. Iedere initiatiefnemer is zelf -individueel of samen met anderen- verantwoordelijk voor energievoorziening en waterberging. Bovendien moeten zij er voor zorgen, dat op termijn door de grote variatie aan initiatieven het landschappelijke karakter van het gebied behouden blijft. Om de ontwikkelingsstrategie planologisch te verankeren maakt het document ('Kader en spelregels Lievingerveld') het in juridische termen mogelijk om initiatieven te beoordelen en te honoreren.

De gebiedsregisseur is de facilitator die namens de gemeente initiatiefnemers ontvangt en voorziet van de benodigde informatie, plannen beoordeelt en aanwijzingen geeft om tot een volwaardige vergunningaanvraag te komen. Voordat initiatiefnemers tot de aankoop van een kavel willen overgaan, dienen zij een aantal 'spelregels' in acht te nemen. De spelregels zullen per initiatiefnemer nader uitgewerkt worden in een 'kavelpaspoort'.

Randvoorwaarden

In het document 'Kader en spelregels' (bijlage 3) zijn voor de voorgestane ontwikkeling de relevante feiten in beeld gebracht en randvoorwaarden geformuleerd. Hieronder wordt een korte toelichting op de betreffende randvoorwaarden gegeven. Ook is aangegeven hoe de betreffende randvoorwaarde is 'vertaald' naar een regeling in het bestemmingsplan. Voor een uitgebreidere toelichting wordt verwezen naar het document 'Kader en spelregels', zie bijlage 3.

1.De bestaande landschapselementen (houtwallen/bosjes) moeten behouden blijven.

2. De Beilerstroom beleefbaar en toegankelijk maken en houden.

De omgeving van de Beilerstroom kan een aantrekkelijk gebied worden voor natuur en recreatie. Voorkomen moet worden dat de toegankelijkheid en beleving van de Beilerstroom verloren gaat. Hierbij is nauw overleg met het waterschap nodig. Op de hogere gronden vinden we ook bosjes en houtwallen en singels. Het landschap is hier minder open. Het besloten karakter wordt verder versterkt door landschapselementen toe te voegen (herplantplicht provincie Drenthe op grond van de toen nog geldende Boswet, nu Wet natuurbescherming).

Het realiseren van een nevengeul van de Beilerstroom biedt kansen om de landschappelijke-, cultuurhistorische- en belevingswaarde van het gebied te verhogen. Het open karakter van het beekdal zal grotendeels verloren gaan door het toevoegen van bebouwing. Het is dan ook van belang om de Beilerstroom goed zichtbaar, aantrekkelijk en beleefbaar te maken en te houden. Ten zuiden van het plangebied ligt het buurtschap Lieving. Net als de meeste buurtschappen en kleine dorpen heeft Lieving een relatie met het omliggende landschap. Dit is een kwaliteit die behouden moet blijven.

Vertaling naar het bestemmingsplan:

Om de bestaande landschapselementen (houtwallen/bosjes) te behouden zijn deze elementen onder de bestemming 'Groen - Afschermend groen' dan wel de bestemming 'Natuur' gebracht. In het kader van de boscompensatie is er ten oosten van buurtschap Lieving een strook aangewezen waar bos wordt aangelegd. Hierdoor zal het groene karakter versterkt worden. In de beek wordt een vistrap ontwikkeld. Hierdoor zal de stroming op deze locatie gaan veranderen waarbij het een aantrekkelijke locatie wordt om te vissen. Dit draagt bij aan de beleefbaarheid en de toegankelijkheid van de Beilerstroom.

Tevens is in het bestemmingsplan langs de Beilerstroom een strook van 10 meter breed opgenomen als bebouwingsvrije zone. Deze strook is openbaar toegankelijk en gaat onderdeel uitmaken van een recreatief ommetje. Dit borgt de toegankelijkheid van het beekdal. De strook is bedoeld als reservering voor de uitvoering van de KRW maatregelen (Kaderrichtlijn Water) die het waterschap gaat uitvoeren langs de Beilerstroom.

3. Een beekdal kan overstromen. Houd hier rekening mee met het bouwen

van een huis. Er mag niet opgehoogd worden t.b.v. woningbouw in het

overstromingsgebied tenzij het een ophoging betreft waarmee geen

afbreuk wordt gedaan aan de bergingscapaciteit van het plangebied.

Het verder te ontwikkelen woongebied 'Lievingerveld' ligt in een beekdal. Normaal gesproken mag er binnen een beekdal niet gebouwd worden. De provincie Drenthe heeft een uitzondering voor dit gebied gemaakt. Het is echter niet voor niets dat de provincie het bouwen in een beekdal tegenhoudt, want er is sprake van een overstromingsrisico. En de ondergrond is minder draagkrachtig. Het gebied heeft beperkingen, voorwaarden en kansen.

Het open karakter van het beekdal zal grotendeels verloren gaan door het toevoegen van bebouwing. Het is dan ook van belang om de Beilerstroom goed zichtbaar, aantrekkelijk en beleefbaar te maken en te houden. Hierbij moet worden gedacht aan bouwen op palen. Zie voor een verdere toelichting paragraaf 4.4 Bodem en paragraaf 4.8 Water.

4. De verschillende bodemsoorten zijn medebepalend voor de ontwikkelingsmogelijkheid in het gebied. Deze verschillende bodemsoorten zijn bepalend en willen we behouden; bouwmethodes dienen hierop afgestemd te worden. Bouwwerken in het veengebied uitsluitend drijvend of op palen uitvoeren.

5. In het veengebied wordt het ontgraven van een bouwput en vervolgens ophogen met bouwzand gezien als ongewenste ontwikkeling.

In het gebied worden zandgronden, moerige gronden en veengronden aangetroffen. Deze verschillende bodemsoorten zijn bepalend geweest voor de landbouwkundige ontwikkelingen en daarmee hoe het landschap er nu uitziet. In het rapport van GIDZ wordt gesproken over een landschapsgeoriënteerde ontwikkeling. Dit betekent dat de verschillende bodemsoorten mede bepalend zijn voor de ontwikkelmogelijkheden in het gebied. Op een zandgrond kan prima volgens de traditionele bouwmethode gebouwd worden. Ter plaatse van de moerige en veengronden spelen factoren als draagkracht en droog-legging. Dit zijn belangrijke factoren voor de manier van bouwen.

Een nader booronderzoek heeft ook de gebieden met veen in de bodem in beeld gebracht. Veen is een bodemsoort die in Nederland 'onder druk' staat. Deze bodemsoort verdwijnt, daar waar mogelijk wil men dit zoveel mogelijk conserveren. Dit is geheel in lijn met een duurzame bodem. Uitgangspunt voor dit gebied is dat bouwwerken rekening houden met het veen in de bodem. De manier van bouwen moet hierop aangepast worden. Hiermee wordt bedoeld dat bouwwerken op palen moeten staan of drijven.

Zie verder ook paragraaf 4.4 Bodem. In de op te stellen kavelpaspoorten zal de manier van bouwen in relatie tot de bodem vastgelegd gaan worden.

6. Er mag geen waterverbinding ontstaan tussen het aanwezige ven en het watersysteem in het plangebied

In de noordhoek van het plangebied ligt een laaggelegen gebied. Ter plaatse zit veen in de bodem. Dit resulteert in een natte laaggelegen zone met weinig draagkracht. Deze zone biedt mogelijkheden voor een combinatie van waterberging, aanleg nevengeul van de Beilerstroom, vismigratie en recreatie. Bij het toestaan van bouwmogelijkheden in deze zone, dient er een bouwvorm gekozen te worden waarmee de waterberging, nevengeul, vismigratie en recreatie gecombineerd kan worden. Denk daarbij aan een drijvende woning of een woning op palen waar het water onderdoor stroomt. De gronden aan de rand van de Beilerstroom kunnen in principe tot aan de keurzone en KW zone (in totaal 10 meter vanaf de beek) worden gebouwd.

Het waterschap Drents Overijsselse Delta onderzoekt de mogelijkheden om de huidige bedding en de KRW zone van de Beilerstroom om te vormen naar een flauwe oever. Hierdoor ontstaat er een zomer- en winterbedding van de beek. Binnen het ontwikkelgebied ligt een ven. Dit ven heeft een eigen biotoop en waterhuishouding. Dit ven moet niet verbonden worden met het watersysteem van Beilerstroom, omdat de kans op verstoring aanwezig is.

Vertaling naar het bestemmingsplan:

Ten behoeve van het borgen van de eigen waterhuishouding van het veen is binnen de bestemming 'Natuur' een strijdig gebruiksbepaling opgenomen.

7.De waterafvoerende functie van de bestaande sloten moet in stand

worden gehouden

De waterafvoerende functie van de bestaande sloten moet in stand gehouden worden. Bestaande sloten mogen niet gedempt worden. Eventuele aanpassingen moeten gecompenseerd worden.

8. Elke wooneenheid dient een voorziening aan te leggen voor het afvalwater.

9. Neerslag die op het perceelniveau valt, dient binnen het eigen perceel te worden

verwerkt. Dit kan ook collectief worden opgepakt.

10. Binnen het grondwaterbeschermingsgebied houden aan de geldende eisen en/of beperkingen.

ad 8, 9 en 10: zie voor een verdere toelichting paragraaf 4.8 Water

Vertaling naar het bestemmingsplan:

Ter bescherming van het grondwaterbeschermingsgebied is op de verbeelding de aanduiding 'milieuzone - grondwaterbeschermingsgebied' opgenomen. Verder zullen in de op te stellen kavelpaspoorten afspraken gemaakt gaan worden over afvalwater en waterberging.

11. Bij bepaalde archeologische verwachtingswaarden moeten werkzaamheden onder archeologische begeleiding uitgevoerd worden

In het plangebied is gedeeltelijk sprake van een hoge archeologische verwachting voor het voormalige beekdal en voor de randen van de ovale laagte. Om mogelijke vindplaatsen vroegtijdig in kaart te brengen is vooraf karterend booronderzoek wenselijk in deze zones. De uitkomsten kunnen worden gebruikt bij het maken van een inrichtingsplan voor de woonlocaties. De diepere bodemingrepen kunnen alleen plaats vinden onder archeologische begeleiding in deze zones. Dit afhankelijk van de inrichting van het gebied.

12. De hoofdontsluiting van het plangebied Lievingerveld vindt plaats via de lokale weg Lieving

13. Parkeren vindt plaats op eigen erf

14. De aanleg en het onderhoud van de kavelwegen zijn de verantwoordelijkheid van de initiatiefnemers en dient in verenigde vorm plaats te vinden

ad 12, 13 en 14:

Het woongebied 'Lievingerveld' wordt ontsloten via de lokale weg Lieving (tussen Lieving 15/17 en aansluiting Tolmaatsweg). Dit is een erftoegangsweg B. Dit betekent dat deze weg de laagste categorie in verkeersfunctie heeft en bedoeld is om toegang tot de percelen te verschaffen. De weg ligt momenteel buiten de kom. Lievingerveld zal binnen de bebouwde kom komen te liggen. Lieving zal worden ingericht als een 30 km-zone.

Dit betekent ook dat de diverse verkeersdeelnemers gemengd gebruik maken van de weg. De weg Oosterstraat-Lieving-N856 is gecategoriseerd als erftoegangsweg A en is naast uitwisseling met de aanliggende percelen ook gericht op doorstroming en verkeersafwikkeling. Hier geldt een maximumsnelheid van 50 km/u.

Vanuit het gebied ligt het trein/busstation op 1.500 meter en het winkelcentrum op 2.000 meter. Dit zijn voor de toekomstige inwoners ideale afstanden voor verplaatsingen per (elektrische) fiets. Er zijn diverse bushaltes op de Oosterstraat-Lieving-N856, waardoor het voor toekomstige inwoners van het laagdrempelig is om van het openbaar vervoer gebruik te maken. Ook zijn de bushaltes en het station toegankelijk voor mindervaliden.

Het woongebied 'Lievingerveld' is een verblijfsgebied. Parkeren moet op eigen erf of op de weg. Er worden geen openbare parkeerplaatsen aangelegd.

De aanleg van de wegen van de hoofdontsluitingsweg Lieving naar de kavels geschiedt door de initiatiefnemers. Hiervoor zijn de initiatiefnemers verplicht zich te verenigen, in welke vorm ook. Dit is een voorwaarde om een goedgekeurd kavelpaspoort te krijgen en om een koopovereenkomst te sluiten. De statuten van de op te richten verenigde vorm worden goedgekeurd door de gemeente.

Vertaling naar het bestemmingsplan:

Omdat de weg Lieving de hoofdontsluiting van het nieuwe woongebied wordt, is deze weg onder de bestemming 'Verkeer' gebracht. Ook de andere ontsluitingen die in de afgelopen periode gerealiseerd zijn in het woongebied Lieving krijgen een verkeersbestemming, Voor wat betreft het parkeren op eigen erf: in de regels is hiertoe binnen de bestemming 'Groen - Woongebied' een bepaling opgenomen.

Spelregels

Lievingerveld biedt principieel ruimte aan de wensen en de creativiteit van burgers en andere initiatiefnemers. Vooraf wordt alleen het hoognodige vastgesteld, met 'een set van 7 uitgangspunten die het algemeen belang garanderen' en een ongekende vrijheid biedt aan iedereen die Lievingerveld wil mee ontwikkelen. Minder en minder strikte spelregels, maar wel duidelijk voor iedereen.

De zeven uitgangspunten zijn:

  1. 1. Mensen maken Lievingerveld.
  2. 2. Vrije keuze in kavels.
  3. 3. Kavelopzet met vaste ruimteverdeling.
  4. 4. Initiatiefnemers bouwen mee aan infrastructuur.
  5. 5. Kavels zijn verregaand zelfvoorzienend.
  6. 6. Iedere kavelontwikkeling is financieel zelfvoorzienend.
  7. 7. Publieke investeringen zijn volgend.

2.2.3 Kavelpaspoort

De toekomstige bewoners van Lievingerveld moeten een kavelpaspoort aanleveren. In het kavelpaspoort is het aan de toekomstige bewoner om aan te geven hoe hij of zij invulling geeft aan de spelregels en randvoorwaarden. Het uitgebreide en technische document van de 'Kader en Spelregels Lievingerveld' is samengevat in het document 'Kavelpaspoort'. Het document 'Kavelpaspoort' is een soort leidraad om te komen tot een kavelpaspoort. Het goedgekeurd kavelpaspoort is nodig om de grond te kunnen kopen en een succesvolle vergunningaanvraag in te dienen.

De gemeente geeft veel ruimte aan creativiteit en wensen. Alleen het hoognodige is vastgelegd om zo het algemeen belang te garanderen. In het document 'Kavelpaspoort' zijn de aanvullende voorwaarden op de spelregels en de randvoorwaarden geformuleerd. Het document 'Kavelpaspoort' is als Bijlage 4 Kavelpaspoort bij deze toelichting bijgevoegd.

Spelregels van de kavelopzet

Bij het ontwerpen van de woning zal met onderstaande spelregels rekening moeten worden gehouden:

  1. 1. De grond rondom de woonerf bestaat voor minimaal 40% uit (groen) weide.
  2. 2. Het woonerf mag maximaal 25% van je kavel zijn.
  3. 3. Er moet tenminste 3 meter van de kavelgrens af gebouwd worden.
  4. 4. Er dient minimaal aan twee kanten van de kavel ruimte (van 3 meter breed) reserveert te worden voor de ontsluiting van de kavel en voor kabels en leidingen.
  5. 5. Het woonerf grenst aan één kant aan de ontsluitingsweg. De vorm van het woonerf mag zelf worden gekozen maar deze moet wel aanééngesloten zijn.
  6. 6. De hoogte van een bouwwerk is maximaal 10 meter.
  7. 7. Het bouwplan moet leiden tot een logische verkaveling.

In het document 'Kavelpaspoort' worden ook de aanvullende voorwaarden op de spelregels verwoord:

  1. 1. Op de kavel mogen meerdere wooneenheden worden gebouwd. Alle woningen de worden gebouwd, komen binnen het woonerf. Dit moet duidelijk worden aangegeven in het kavelpaspoort.
  2. 2. Parkeren wordt gerealiseerd binnen het woonerf (minimaal twee parkeerplaatsen per woning/wooneenheid). Eén parkeerplek mag in de garage gesitueerd worden.
  3. 3. De toekomstige straten in Lievingerveld hebben nog geen naam. Dat betekent dat de definitieve adresgegevens van de kavels nog niet bekend zijn. Hiervoor moet een vergunning worden aangevraagd.
  4. 4. De woning mag worden gebruikt voor de uitoefening van een aan huis gebonden beroep en voor kleinschalige, ambachtelijke, bedrijfsmatige activiteiten. Het beroep of activiteit moet wel door de bewoner zelf worden uitgeoefend. Horeca en detailhandel zijn niet toegestaan.
  5. 5. De peilhoogte van de woning wordt bepaald in overleg met de gemeente.

Uit de gegevens in het kavelpaspoort moet blijken dat wordt voldaan aan bovenstaande spelregels en aanvullende voorwaarden. Ook dient in het kavelpaspoort aan te worden gegeven met welke condities rekening moet worden gehouden en hoe de toekomstige bewoner hier mee om wilt gaan bij de bouwwerk(en) en de overige inrichting van de kavel. In het kavelpaspoort dienen ook de randvoorwaarden zoals geformuleerd in het document 'Kader en spelregels' te worden betrokken. Uit het kavelpaspoort moet blijken hoe de voorzieningen zijn geregeld. Het bouwplan moet voldoen aan het geldende bestemmingsplan. In het kavelpaspoort dient tevens aan te worden gegeven hoe de aanleg van de weg is geregeld en hoe de erfafscheidingen worden vormgegeven. Tot slot moet er in het kavelpaspoort staan welke duurzaamheidsmaatregelen er zijn genomen.

De bovenstaande spelregels zijn vertaald in de bouw- en gebruiksregels van de bestemming 'Groen - Woongebied'. Voor zover planologisch relevant zijn de bovenstaande aanvullende randvoorwaarden opgenomen in de bouw- en gebruiksvoorschriften van deze bestemming.

2.3 Welstand

De gemeente kiest er voor om binnen het buurtschap Lievingerveld welstandsvrij bouwen toe te staan. Dit is door de gemeenteraad bij vaststelling van het bestemmingsplan Lievingerveld 2018 besloten. De belangrijkste reden om te kiezen voor welstandsvrij bouwen is dat de gemeente meer vrijheid wil bieden aan toekomstige bewoners bij de bouw van hun nieuwe woning. Een andere reden voor welstandsvrij bouwen is het voordeel van minder regels, dus meer vrijheid, gemak en soms ook meer snelheid voor de burger. Dit betekent echter niet dat daarmee ook de kwaliteit van het bouwwerk wordt losgelaten. Het bouwwerk dient te passen binnen de ambities die aan het woongebied worden gesteld. In de praktijk betekent dit dan ook dat bouwplannen in goed overleg met de initiatiefnemer worden ontwikkeld en binnen de gemeentelijke organisatie aan het 'kwaliteitsteam' zal worden voorgelegd. De keuze voor architectuurstijl is vrij. Er worden geen voorwaarden gesteld. In Lievingerveld zijn tevens alle kapvormen toegestaan. Ook worden geen regels voor de nokrichting opgelegd: de nok mag dus zowel haaks als evenwijdig aan de straat staan.

Welstandsvrij bouwen betekent niet dat er geen regels meer zijn. Er zal nog steeds worden getoetst aan het bestemmingsplan en voor de bouw van een woning blijft het verkrijgen van een omgevingsvergunning noodzakelijk. Ook de (technische) eisen die op grond van het Bouwbesluit worden gesteld, worden nageleefd.

2.4 Duurzaamheid

Duurzaam bouwen en duurzaam ontwikkelen van een eigen buurtschap is 'samen' bouwen met aandacht voor mens, natuur en economie. Het uiteindelijke doel is dat er bij de realisatie van het huis, woonomgeving en voorzieningen alleen duurzame energie en materialen worden toegepast en dat deze een positieve bijdrage leveren aan mens, natuur en economie.

Duurzaamheid heeft niet alleen te maken met energie, water en materialen, maar ook met gezondheid, gebruiksgemak, flexibiliteit, gebruiks- en onderhoudskosten en waardevastheid. Als handreiking om een duurzaam buurtschap te ontwikkelen en te bouwen, heeft de gemeente een brochure uitgebracht waarin de toekomstige bewoner inspiratie op kan doen en wat de mogelijkheden zijn om de woning en de buurt vorm te geven. De brochure wordt onderdeel van het kavelpaspoort zodat belangstellenden een goed beeld hebben van hoe en op welke wijze duurzaamheid vorm kan worden gegeven binnen het nieuwe buurtschap.

2.5 Verkeer En Parkeren

Op het gebied van verkeer en mobiliteit bestaat geen specifieke wetgeving die relevant is voor de voorgenomen woningbouwontwikkeling. Wel dient in het kader van het ruimtelijk plan dat de woonfunctie mogelijk maakt, te worden onderbouwd dat het geheel voldoet aan een goede ruimtelijke ordening. Dit houdt onder meer in dat er voldoende parkeergelegenheid aanwezig dient te zijn en de eventuele verkeerstoename niet leidt tot knelpunten in de verkeersafwikkeling en/of verkeersveiligheid.

De parkeerbehoefte en de verkeersgeneratie wordt berekend op basis van de kencijfers uit de CROW-publicatie 381. Hierbij wordt op basis van de omgevingsadressendichtheid en het autobezit per kengetal het gemiddelde van de bandbreedte gehanteerd.

Verkeersgeneratie

De planontwikkeling omvat de realisatie van maximaal 15 extra woningen in het woongebied Lievingerveld. Het plangebied wordt door middel van de Lieving ontsloten. Daarnaast zijn binnen het plangebied meerdere wegen voor bestemmingsverkeer gerealiseerd.

Bestaande situatie

In de bestaande situatie betreft het plangebied een groene woonomgeving. Het plangebied zelf genereert al verkeersomvang. Omdat de bestaande woningbouw van Lievingerveld via dezelfde weg is ontsloten, is er in het gebied al sprake van verkeersgeneratie. Op dit moment zijn er ongeveer 100 woningen gerealiseerd. Dit betekent een bestaande verkeersgeneratie van 820 mvt/etmaal. Planologisch gezien zijn er 150 woningen toegestaan, dit betekent een verkeersgeneratie van 1.230 mnt/etmaal.

Toekomstige situatie

Op basis van het woningbouwprogramma is de verkeersgeneratie bepaald voor op een gemiddelde weekdag en gemiddelde werkdag. Deze verkeersgeneratie is afgebeeld in tabel 2.1. Er is uitgegaan van een worst case-scenario met de hoogst mogelijke verkeersgeneratie. Dit betekent dat er gerekend is met het type woning dat het meeste verkeer genereert, namelijk een vrijstaande koopwoning. De gemiddelde werkdagintensiteit is bepaald door gebruik te maken van een omrekenfactor 1,11 voor woonfuncties (CROW-381). De beoogde ontwikkeling heeft een toename van de verkeersgeneratie van 123 mvt/etmaal voor een weekdag en 137 mvt/etmaal voor een werkdag. Dit is via aangesloten wegen af te wikkelen in het heersende verkeersbeeld en zorgt niet voor knelpunten in de verkeersstructuur.

Functiegroep Functietype Aantal Kencijfer CROW Verkeergeneratie
mvt/etmaal
Weekdag
Verkeersgeneratie
mvt/etmaal
Werkdag
Wonen Koop, Huis, vrijstaand 15 8,2 123 137

Tabel 2.1: Verkeersgeneratie woningbouwontwikkeling Lievingerveld

Zodra verkeersintensiteiten te hoog worden, komt de oversteekbaarheid en daarmee de verkeersveiligheid onder druk te staan. Voor de beoordeling van de verkeersafwikkeling is de verkeersgeneratie tijdens het maatgevende uur van belang. Als vuistregel geldt dat de verkeersomvang tijdens het maatgegevende uur circa 10% van de etmaalwaarde bedraagt. In dit geval gaat het in het drukste uur op werkdagen dan om (137 *10%) om 14 voertuigen. Deze geringe toename van verkeer kan zonder problemen worden afgewikkeld op de omliggende kruispunten en wegen en zal niet leiden tot een verslechtering van de verkeersafwikkeling.

Parkeren

Het streven is om de impact van geparkeerde auto’s op het straatbeeld te minimaliseren door zoveel mogelijk op eigen kavel te parkeren. Bij grondgebonden woningen dienen minimaal twee parkeerplaatsen voor auto’s gerealiseerd te worden op de eigen kavel. Voor bezoekers dienen bij grondgebonden woningen 0,3 parkeerplaatsen in de openbare ruimte te worden gerealiseerd. De totale extra parkeerbehoefte van het plangebied bedraagt daarmee 35 parkeerplaatsen. Door de grootte van de kavels is het mogelijk om de parkeerplaatsen voor de woningen op eigen terrein te realiseren. Hoe het parkeren wordt vormgegeven wordt in de verschillende kavelpaspoorten uitgewerkt.

Conclusie verkeer en parkeren

De ontsluiting van het plangebied zal niet leiden tot knelpunten. De verkeerstoename ten behoeve van de ontwikkeling is dermate klein dat het niet tot knelpunten zal leiden op het omliggende wegennet. Er is voldoende ruimte aanwezig om te voorzien in de berekende parkeerbehoefte. Het aspect verkeer en parkeren staat de ontwikkeling daarmee niet in de weg.

Hoofdstuk 3 Beleidskader

Aan nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen ligt beleid ten grondslag. In dit hoofdstuk wordt ingegaan op relevante beleidsuitgangspunten op Rijksniveau, provinciaal en gemeentelijk niveau. De planuitgangspunten en vervolgens de bestemmingsregeling zijn hierop afgesteld.

3.1 Rijksbeleid

3.1.1 Nationale Omgevingsvisie (NOVI)

Op 11 september 2020 is de Nationale Omgevingsvisie (hierna: NOVI) vastgesteld. De NOVI is de langetermijnvisie van het Rijk op de toekomstige inrichting en ontwikkeling van de leefomgeving in Nederland. De NOVI geeft richting en helpt om keuzes te maken, te kiezen voor slimme combinaties van functies en uit te gaan van de specifieke kenmerken en kwaliteiten van gebieden. En er nu mee aan de slag te gaan en beslissingen niet uit te stellen of door te schuiven. Het versterken van de omgevingskwaliteit staat in de NOVI centraal. Dat wil zeggen dat alle plannen met oog voor de natuur, gezondheid, milieu en duurzaamheid gemaakt moeten worden. Bij de NOVI hoort een Uitvoeringsagenda. Hierin staat hoe uitvoering wordt gegeven aan de NOVI.

Binnen de NOVI zijn 8 voorlopige aandachtsgebieden geformuleerd als zogeheten NOVI-gebied. In een NOVI-gebied krijgt een aantal concrete vraagstukken extra prioriteit. Dit helpt om grote veranderingen en ruimtelijke opgaven in een regio beter te realiseren.

Opgaven

Er is in Nederland sprake van een aantal dringende maatschappelijke opgaven. Deze opgaven kunnen niet apart van elkaar worden opgelost. Ze moeten in samenhang bekeken worden. Ze grijpen in elkaar en vragen meer ruimte dan beschikbaar is in Nederland. Niet alles kan, niet alles kan overal. Op het niveau van nationale belangen wil het Rijk sturen en richting geven aan de omgeving in Nederland, verwoord in vijf opgaven:

  1. 1. De bouw van ongeveer 1 miljoen nieuwe woningen;
  2. 2. Ruimte maken voor klimaatverandering en energietransitie;
  3. 3. De economie van Nederland verduurzamen en het groeipotentieel behouden;
  4. 4. Steden en regio's sterker en leefbaarder maken;
  5. 5. Toekomstbestendige ontwikkeling van het landelijk gebied.

Realiseren opgaven

In de NOVI is een tweetal instrumenten opgenomen om de opgaven te realiseren:

  1. 1. De Omgevingsagenda.

Momenteel wordt voor Noord-Nederland gewerkt aan een omgevingsagenda. Als voorloper is er gewerkt aan een Contour Omgevingsagenda waarin acht omgevingsopgaven zijn benoemd:

  1. a. Druk op de ruimte in het landelijk gebied vraagt om gezamenlijke keuzes;
  2. b. Benutten van de brede effecten van de energietransitie;
  3. c. Economisch perspectief ten aanzien van kringlooplandbouw en natuurinclusieve landbouw;
  4. d. Toekomstgerichte bereikbaarheid van Noord-Nederland;
  5. e. Versterken Stedelijk Netwerk Noord-Nederland;
  6. f. Toekomstkracht voor gebieden met bevolkingsdaling en sociaaleconomische achterstand;
  7. g. Water als verbindende schakel in klimaatadaptieve maatregelen;
  8. h. Waarborgen van de omgevingskwaliteit.
  1. 2. De NOVI-gebieden.

Een NOVI-gebied is een instrument waarbij Rijk en regio meerdere jaren verbonden zijn aan de gezamenlijke uitwerking van de verschillende opgaven in het ruimtelijke domein uit de Omgevingsagenda. Vaak wordt voortgebouwd op bestaande samenwerkingstrajecten. Denk aan een Regio Deal en een verstedelijkingsstrategie. Binnen het NOVI- gebied Noord Nederland is afgesproken gezamenlijk verder te werken aan de Omgevingsagenda en te bekijken wat nodig is om de omgevingsopgaven verder te brengen. Het beleid uit de NOVI is niet van invloed op de ontwikkeling in het plangebied. Er wordt door middel van de voorgenomen ontwikkeling invulling gegeven aan opgave e: 'Versterken Stedelijk Netwerk Noord- Nederland'. Daarnaast wordt de omgevingskwaliteit door de verschillende onderzoeken (hoofdstuk4 ) gewaarborgd en ontstaat er geen druk op het landelijk gebied.

Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte

De Structuurvisie infrastructuur en Ruimte uit 2012 (SVIR) is geheel opgegaan in de NOVI, behalve enkele onderdelen van bijlange 6, 'Essentiële onderdelen Nota Mobiliteit'. Vanuit de SVIR zijn in de NOVI voor de periode tot 2028 de ambities van het Rijk in drie rijksdoelen uitgewerkt:

  • vergroten van de concurrentiekracht door versterking van de ruimtelijk-economische structuur van Nederland;
  • verbeteren van de bereikbaarheid;
  • zorgen voor een leefbare en veilige omgeving met unieke natuurlijke en cultuurhistorische waarden.

Met de hierboven genoemde rijksdoelen zijn 14 nationale belangen aan de orde die verder gebiedsgericht zijn uitgewerkt in concrete opgaven voor de diverse onderscheiden regio's. Buiten deze nationale belangen hebben decentrale overheden meer beleidsvrijheid op het terrein van de ruimtelijke ordening gekregen. Bijvoorbeeld op het gebied van landschappen, verstedelijking en het behoud van groene ruimte. Provincies en gemeenten zijn volgens het kabinet beter op de hoogte van de situatie in de regio en de vraag van bewoners, bedrijven en organisaties. Daardoor kunnen zij beter afwegen wat er in een gebied moet gebeuren. Het opstellen van een nieuw bestemmingsplan met toelichting waarin wordt aangetoond dat er sprake is van een goede ruimtelijke ordening past in die lijn.

Bij gebiedsontwikkeling is 'een zorgvuldige afweging en transparante besluitvorming bij alle ruimtelijke en infrastructurele besluiten' van belang. Hierbij hanteert het Rijk de ladder voor duurzame verstedelijking. Deze is opgenomen in het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). Paragraaf 3.1.3 van deze toelichting gaat hier verder op in.

3.1.2 Besluit algemene regels ruimtelijke ordening

Het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) is op 30 december 2011 in werking getreden. Het Barro stelt regels omtrent de 14 aangewezen nationale belangen zoals genoemd in de SVIR. Voor het bestemmingsplan zijn geen nationale belangen van belang. Zodoende staat het rijksbeleid de vaststelling van het bestemmingsplan niet in de weg.

3.1.3 Ladder voor duurzame verstedelijking

Met het vaststellen van de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) heeft het Rijk de Ladder voor duurzame verstedelijking geïntroduceerd. Doel van deze ladder is het bevorderen van een zorgvuldig ruimtegebruik. De Ladder voor duurzame verstedelijking (Ladder) is een instrument voor efficiënt ruimtegebruik, met een motiveringsvereiste voor het bevoegd gezag als nieuwe stedelijke ontwikkelingen planologisch mogelijk worden gemaakt.

Uit actuele jurisprudentie blijkt dat een woningbouwontwikkeling in deze omvang is aan te merken als nieuwe stedelijke ontwikkeling. Daarom worden ruimtelijke plannen, die een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maken getoetst aan Artikel 3.1.6 lid 2 van het Besluit ruimtelijke ordening (ladder voor duurzame verstedelijking). Als basis voor de toetsing is gebruikgemaakt van het relevante onderliggende provinciale en regionale beleid en onderzoek.

De ladder bestaat uit de volgende twee treden:

  1. a. er wordt beschreven dat de voorgenomen stedelijke ontwikkeling voorziet in een behoefte;
  2. b. indien uit de beschrijving, bedoeld in onderdeel a, blijkt dat sprake is van een behoefte, wordt beschreven in hoeverre in die behoefte binnen het bestaand stedelijk gebied kan worden voorzien door benutting van beschikbare gronden door herstructurering, transformatie of anderszins.

Onderbouwing ladder voor duurzame verstedelijking

Ten behoeve van de ladder voor duurzame verstedelijking is als onderdeel van het bestemmingsplan Lievingerveld uit 2018 een afzonderlijke onderbouwing opgesteld. Deze is als Bijlage 5 Onderbouwing ladder voor duurzame verstedelijkingbij de toelichting gevoegd. De conclusies uit deze ladderonderbouwing zijn de basis voor de onderbouwing voor de verhoging van het maximale aantal woningen in het woongebied van Lievingerveld. Hieronder wordt de behoefte onderbouwd.

  • Kwantitatieve behoefte: Het plan Lievingerveld geeft invulling aan de woningbehoefte in de gemeente Midden-Drenthe. De woningbehoefte in de gemeente is 625 woningen, waarvan 385 in het cluster Beilen. De plancapaciteit in alle bekende 'harde' en 'zachte' plannen is 861, waarvan 438 in het cluster Beilen. Slechts een deel van de plancapaciteit bestaat uit 'harde' plannen. Hieruit wordt geconcludeerd dat er ruimte is voor het toevoegen van 'harde' plannen. Uit de kavelverkoop van afgelopen jaren voor het woongebied Lievingerveld blijkt de kwantitatieve behoefte om het maximale aantal woningen te verhogen van 150 naar 165 woningen.
  • Kwalitatieve behoefte: Het woongebied Lievingerveld groeit op basis van directe en concrete vraag. Doordat dit buurtschap groeit op basis van de directe en concrete vraag, van initiatiefnemers, wordt de plancapaciteit gedurende de looptijd verder gedifferentieerd. In het Cluster Beilen bestaat de grootste behoefte aan het toevoegen van vrijstaande koopwoningen of andere type woningen. Het plan Lievingerveld geeft hier invulling aan. De totale plancapaciteit biedt voldoende ruimte om alle typen woningen nog te kunnen realiseren. De markt bepaalt de daadwerkelijke invulling daarvan. Uit de markt blijkt nu ook de wens om Lievingerveld verder te ontwikkelen. Dit is mogelijk binnen de gewenste uitgangspunten van een groen woongebied zoals omschreven in hoofdstuk 2.
  • Om de variatie in het woningaanbod en de keuzevrijheid van mensen te vergroten zet de gemeente verschillende instrumenten in, waaronder het bieden van ruimte aan vernieuwende, alternatieve woonvormen en CPO. Het plan geeft invulling aan de vraag naar grondgebonden landelijk wonen met ruimte voor diverse nevenfuncties.
  • Locatiekeuze: In dit geval is sprake van transformatie buiten bestaand stedelijk gebied. Het beoogde landelijke extensieve/experimentele woonmilieu met een zeer lage woningdichtheid is niet mogelijk binnen bestaand stedelijk gebied. Daarnaast zijn in de afgelopen periode al ongeveer 100 woningen gerealiseerd in het plangebied. Het is een logische vervolgstap om het woongebied van Lievingerveld verder te ontwikkelen.

Samengevat voldoet de ontwikkeling van Lievingerveld zowel voor wat betreft de (kwantitatieve en kwalitatieve) behoefte als voor wat betreft de locatiekeuze (buiten bestaande stedelijk gebied) aan de uitgangspunten van de ladder voor duurzame verstedelijking. Met de ontwikkeling is sprake van zorgvuldig ruimtegebruik.

3.1.4 Conclusie Rijksbeleid

De voorgenomen ontwikkeling raakt geen nationale belangen als opgenomen in de NOVI. Er wordt richting gegeven aan de opgave om steden en regio's sterker en leefbaarder te maken door te reageren op de huidige woningvraag. Ook raakt de woningbouwontwikkeling geen nationale belangen uit het Barro. Er is sprake van een ruimtelijke ontwikkeling waar de beleidsvrijheid bij de gemeente en de provincie ligt. Als laatste wordt door middel van de ladder voor duurzame verstedelijking de zorgvuldige afweging voor de woningbouwontwikkeling gemotiveerd. De ontwikkeling past binnen de kaders van het rijksbeleid.

3.2 Provinciaal Beleid

3.2.1 Omgevingsvisie Drenthe

Op 3 oktober 2018 is door de Provinciale Staten van Drenthe de Omgevingsvisie Drenthe vastgesteld. Een belangrijke opgave uit de Omgevingsvisie Drenthe is het waarderen van de Drentse kernkwaliteiten en het ontwikkelen van een bruisend Drenthe passend bij deze kernkwaliteiten. De kernkwaliteiten zijn de kwaliteiten die bijdragen aan de identiteit en aantrekkelijkheid van Drenthe. Het provinciaal belang is het behouden en, waar mogelijk, ontwikkelen van de kernkwaliteiten. De kernkwaliteiten zijn landschap, natuur, cultuurhistorie, archeologie, aardkundig erfgoed en rust (stilte en duisternis).

Naast bovenstaande kernkwaliteiten hecht de provincie Drenthe waarde aan een zorgvuldig ruimtegebruik en de bescherming van de milieu- en leefomgevingskwaliteit. Veel ingrepen in de ruimte hebben gevolgen voor de langere termijn en beperken ontwikkelingsmogelijkheden in de toekomst. Het zorgvuldig gebruiken van de ruimte is van provinciaal belang. Door middel van de ladder voor duurzame verstedelijking (3.1.3) en een goede landschappelijke inpassing van het planvoornemen door de kaders en spelregels wordt richting gegeven aan het belang van zorgvuldig ruimtegebruik.

Het beschermen van de milieukwaliteit van de leefomgeving is veelal op Europees en nationaal niveau geregeld. Daarbij zijn diverse taken en verantwoordelijkheden bij de provincies neergelegd. Deze taken, gericht op het beschermen van de kwaliteit van lucht, water en bodem en het verbeteren van verkeersveiligheid, waterveiligheid en externe veiligheid, zijn van provinciaal belang. In hoofdstuk 4 worden de verschillende milieu- en omgevingsaspecten besproken.

Hieronder wordt het planvoornemen getoetst aan de kernkwaliteiten uit de Omgevingsvisie.

Kernkwaliteit landschap

Binnen Drenthe zijn zes landschapstypen te onderscheiden. Beilen en het plangbied zijn onderdeel van het landschapstype 'Esdorpenlandschap'. Dit landschapstype bevat enkele telkens terugkerende onderdelen: het dorp, de es, het beekdal en de velden/bossen/heide. Elk onderdeel van het landschap komt voort uit het agrarisch gebruik en is gerelateerd aan het functioneren van de lokale agrarische dorpsgemeenschap.

Direct aan de rand van de dorpen lagen de ‘goorns’: kleinschalige, verkavelde gebieden met hagen en singels, waar onder andere groenten voor menselijke consumptie werden verbouwd. Op de hoger gelegen gronden ontwikkelden zich door de eeuwen heen de essen, omzoomd door bosjes, strubben of soms een ringwal. In het lagergelegen beekdal lagen de graslanden, tot aan het begin van de vorige eeuw onverdeeld, de zogenaamde madelanden. Later zijn de beekdalen sterk verkaveld en hebben ze door de aanleg van houtwallen een kleinschalig, besloten karakter gekregen.

Van provinciaal belang zijn:

• de essen: deze voor het esdorpenlandschap kenmerkende open ruimtes zijn veelal omgeven met esrandbeplanting;

• de beekdalen: onbebouwd gebied met kleinschalige beplantingstructuren en beekdal(rand) beplanting.

Wegens bovenstaande belangen richt het provinciaal beleid op:

• behoud van de open ruimte en het versterken van esrandbeplanting;

• behoud van het onbebouwde karakter en het versterken van karakteristieke beekdal(rand) beplanting.

Door middel van de kaders en spelregels (bijlage 3) en de beoordeling van de kavelpaspoorten wordt rekening gehouden met de huidige landschapsstructuur van de omgeving van Lievingerveld. Daarnaast vindt de ontwikkeling plaatst binnen de hoofd infrastructuur en binnen het bestaande woongebied Lievingerveld waardoor de openheid en karakter van het landelijk gebied niet wordt aangetast.

Kernkwaliteit natuur

Drenthe heeft nog veel grootschalige, robuuste natuurgebieden. Daarnaast is in de ontginningsperiode veel bos aangeplant waardoor forse groene gebieden zijn ontstaan, die samen met enerzijds de bestaande natuurgebieden en anderzijds de natuurontwikkelingsgebieden een belangrijk aandeel in het Natuurnetwerk Nederland (NNN) vormen. Het plangebied bevat geen natuurwaarden en is geen onderdeel van het Natuurnetwerk Nederland (NNN 2022). Door de ligging tegen de bestaande bebouwing van het dorp Beilen en het bestaande woongebied van Lievingerveld is er al sprake van verstoring. In paragraaf 4.5 wordt hier verder op ingegaan. De woningbouwontwikkeling heeft geen invloed op de bestaande natuurkwaliteiten van Drenthe.

Kernkwaliteit Cultuurhistorie

Het beleid ten aanzien van cultuurhistorie is beschreven in de beleidsnota ‘Cultuurhistorisch Kompas Drenthe’. Twee doelstellingen staan hierin centraal:

  • Ten eerste wil de provincie de cultuurhistorie herkenbaar houden. Het provinciaal belang Cultuurhistorie is vastgelegd in de Cultuurhistorische Hoofdstructuur.
  • Ten tweede is het versterken van de ruimtelijke identiteit van belang. Dit wordt gedaan door ruimtelijke ontwikkelingen te sturen vanuit samenhangende cultuurhistorische kwaliteiten. Daarin is ruimte voor inspiratie en eigen afwegingen van partners.

Uit paragraaf 4.10 blijkt dat de voorgenomen ontwikkeling geen invloed heeft op de cultuurhistorie in de omgeving van Lievingerveld.

Kernkwaliteit Archeologie

Het provinciaal beleid voor de Drentse archeologie richt zich zowel op instandhouding en bescherming van het bodemarchief als op het ontsluiten, beleven en benutten ervan door een zo groot mogelijk publiek. Het archeologisch beleid en hoe er wordt omgegaan met de archeologische waarden in dit gebied wordt verder besproken in paragraaf 4.9.

Kernkwaliteit aardkundig erfgoed

De identiteit van Drenthe en het Drentse landschap wordt sterk bepaald door het natuurlijke bodem- en grondwatersysteem. Kenmerkende aardkundige elementen, de opbouw van de ondergrond (bijvoorbeeld de aanwezigheid van keileem en het voorkomen van bijzondere bodems) en actieve geologische processen (bijvoorbeeld meandering en zandverstuiving) wordt beschouwd als aardkundig erfgoed. In en rondom het plangebied is geen sprake van aardkundige erfgoed. De provincie stelt in deze gebieden voor om mogelijk aardkundige kwaliteiten als inspiratiebron bij ontwikkelingen te gebruiken.

Kernkwaliteit rust

De provincie heeft twaalf gebieden aangewezen als stiltegebied. Deze vallen veelal volledig binnen bestaande natuurgebieden. Duisternis is een belangrijk aspect van deze stiltegebieden. Het plangebied ligt niet binnen of nabij een stiltegebied. Er is geen nadelige invloed op deze kernkwaliteit door de voorgenomen ontwikkeling.

3.2.2 Provinciale Verordening Drenthe (POV)

Met de Omgevingsverordening 2018 (geconsolideerd 26 juni 2023) vertaalt de provincie Drenthe zijn Omgevingsvisie Drenthe door naar een Verordening voor de planologisch relevante aspecten in de fysieke leefomgeving. De Verordening schrijft voor dat, wanneer bij een ruimtelijk plan kernkwaliteiten betrokken zijn, deze in het plan uiteengezet worden. Daarbij wordt aangegeven in welke mate het plan bijdraagt aan het behoud en de ontwikkeling van de betrokken kernkwaliteiten. De Omgevingsvisie Drenthe en de uitwerkingen daarvan geven hiervoor aanwijzingen.

De volgende artikelen uit de Verordening zijn van belang:

Artikel 2.6 Werken met kernkwaliteiten

In de verordening is vastgelegd dat, indien bij een ruimtelijk plan kernkwaliteiten betrokken zijn, in het ruimtelijk plan uiteengezet wordt dat met het desbetreffende plan wordt bijgedragen aan behoud en ontwikkeling van de bij het plan betrokken kernkwaliteiten conform het provinciaal beleid en de sturingsniveaus zoals die zijn verwoord in de Omgevingsvisie. In de verordening is voorts opgenomen dat een ruimtelijk plan geen nieuwe activiteiten dan wel wijziging van bestaande activiteiten mogelijk maakt die deze kernkwaliteiten significant aantasten.

Onder kernkwaliteiten worden de kwaliteiten verstaan die bijdragen aan de identiteit en aantrekkelijkheid van Drenthe voor wat betreft:

  • archeologie;
  • aardkundige waarden;
  • cultuurhistorie;
  • landschap;
  • rust;
  • natuur.

Met dit bestemmingsplan wordt een aantal kernkwaliteiten uit de Provinciale Omgevingsverordening geraakt: het betreft de kernkwaliteiten Landschap, Cultuurhistorische waarden en Archeologie. Het plangebied maakt voor een groot gedeelte onderdeel uit van de cultuurhistorische hoofdstructuur. Voor wat betreft de wijze waarop hier in dit bestemmingsplan rekening mee wordt gehouden wordt verwezen naar de paragrafen 4.9 Archeologie en 4.10 Cultuurhistorie. Voor het onderdeel Archeologie is onderzoek uitgevoerd. De resultaten van dit onderzoek zijn verwerkt in dit bestemmingsplan.

Artikel 2.17 Woningbouw

Volgens dit artikel kan een ruimtelijk plan voorzien in nieuwe woningbouw mits de behoefte op basis van de gemeentelijke woonvisie kan worden aangetoond en aansluit bij bestaand stedelijk gebied. Hierbij is het van belang dat de gemeentelijke woonvisie ten aanzien van de woningvoorraad:

  • bijdraagt aan balans tussen vraag en aanbod in de gehele Drentse woningvoorraad op de lange termijn en is hiertoe afgestemd binnen de woningmarktregio's;
  • benoemt tenminste de kwaliteit, kwantiteit, doelgroepen, duurzaamheid en kernenstructuur.
  • schetst de opgaven in de bestaande woningvoorraad;
  • geeft aan op welke wijze balans op lange termijn wordt gerealiseerd;
  • geeft een lange termijn beeld.

De voorgenomen planlocatie valt buiten het bestaand stedelijk gebied, maar sluit aan bij de bestaande bebouwing van het dorp Beilen en het bestaande woongebied Lievingerveld. Daarnaast bevat het beleid van de gemeente Midden- Drenthe bovenstaande punten genoemd in de verordening van de provincie Drenthe. Het beleid van de gemeente wordt in paragraaf 3.3 uitgewerkt. Daarnaast is de woningbouwontwikkeling van Lievingerveld onderdeel van het woningbouwprogramma van Midden-Drenthe met goedkeuring van de Gedeputeerde Staten.

Artikel 2.34 Water

Dit artikel van de verordening geeft bescherming aan belangrijke beekdalen. Kapitaalintensieve functies worden daar geweerd. Daarbij gaat het om woon- en werkgebieden en kapitaalintensieve vormen van agrarisch grondgebruik, zoals glastuinbouw, intensieve veehouderijen en kwekerijen. Uitzonderingen op het vrijwaren van het gebied van kapitaalintensieve functies kunnen gemaakt worden in geval van zwaarwegende maatschappelijke belangen en een aantal andere voorwaarden.

Dit hoofdstuk van de verordening dwingt, voor zover nodig, ruimtelijke bescherming van waterbergingsgebieden af. In de praktijk betekent dit dat een zogenaamde gebiedsaanduiding moet worden gehanteerd. Andere functies dan waterberging kunnen dan worden toegekend en uitgeoefend als deze aan het gebruik van het gebied voor waterberging niet in de weg staan.

Ruimtelijke bescherming van het functioneren van een grondwaterwingebied maakt minimaal het overnemen van de begrenzing van deze bescherming in het betreffende ruimtelijk plan nodig. Meer specifiek gaat het om gebieden die in de verordening zijn aangewezen als Waterwingebied, Grondwaterbeschermingsgebied, Verbodszones diepe boringen en Grondwaterbeschermingsgebied Drentsche Aa en als zodanig op de bij deze verordening behorende kaart zijn aangeduid. De provincie verwacht van gemeenten dat ze in een ruimtelijk plan aangeven in hoeverre het plan bijdraagt aan de provinciale beleidsdoelen voor grondwaterbeschermingsgebieden.

Dit bestemmingsplan maakt kapitaalintensieve functies binnen een beekdal mogelijk. In paragraaf 1.3 wordt nader ingegaan op de locatiekeuze en de in reeds in 2007 verkregen instemming van de provincie ten aanzien van de planvorming aan de oostzijde van Beilen. Ook wordt nader ingegaan op de wenselijkheid om aan de oostkant van Beilen te gaan bouwen. De randvoorwaarden vanuit provincie en waterschap die met deze instemming samenhangen hebben in grote mate te maken het de betekenis van het gebied als beekdal. De waterbergend functie dient gewaarborgd te blijven, evenals de functie als grondwaterbeschermingsgebied. Om deze functies te borgen zijn in het bestemmingsplan verschillende regelingen opgenomen. Voor een nadere toelichting hierop wordt verwezen naar paragraaf 4.8 Water.

Het bestemmingsplan Herziening bestemmingsplan Lievingerveld heeft naast bovenstaande artikelen invloed op de provinciale belangen van de provincie Drenthe. Het provinciaal belang in dit plan is gelegen in het feit, dat:

1. Conform artikel 3.16 lid 1 van de Provinciale omgevingsverordening Drenthe (2023), toont een plan in Landelijk Gebied aansluitend op Bestaand Stedelijk Gebied dat voorziet in nieuwe woningbouw, de behoefte aan op basis van de gemeentelijke woonvisie. De gemeentelijke woonvisie ten aanzien van de woningvoorraad:

a. draagt bij aan balans tussen vraag en aanbod in de gehele Drentse woningvoorraad op de lange termijn en is hiertoe afgestemd binnen de woningmarktregio's;

b. benoemt ten minste de kwaliteit, kwantiteit, doelgroepen, duurzaamheid en kernenstructuur;

c. schetst de opgaven in de bestaande woningvoorraad;

d. geeft aan op welke wijze balans op lange termijn wordt gerealiseerd, en

e. geeft een lange termijnbeeld.

2. Conform artikel 3.36 lid 1 van de Provinciale omgevingsverordening Drenthe (2023), voorziet een plan dat betrekking heeft op gebieden in het Beekdal, niet in nieuwe kapitaalintensieve functies zoals woningen;

3. Conform artikel 3.36 lid 3 van de Provinciale omgevingsverordening Drenthe (2023) sterkt een plan dat betrekking heeft op Bergingsgebied mede tot behoud van het waterbergend vermogen van dat gebied.

In overleg met de provincie Drenthe is besloten om de woningbouwbehoefte op basis van artikel 3.16 van de Provinciale omgevingsverordening Drenthe (2023) nader te motiveren. En daarnaast te motiveren waarom er, conform artikel 3.36 lid 2 van Provinciale omgevingsverordening Drenthe, in een beekdal en bergingsgebied 15 extra woningen gebouwd kunnen worden. De nadere motivering is als bijlage 6 toegevoegd.

3.2.3 Conclusie provinciaal beleid

Bij het woongebied Lievingerveld wordt rekening gehouden met de bestaande omgevingskwaliteiten van het dorp Beilen en de omgeving. Hierbij wordt aangesloten op de Omgevingsvisie van de provincie Drenthe. Daarnaast zijn er vanuit de relevante artikelen uit de Omgevingsverordening 2018 geen belemmeringen. Door de krapte op de woningmarkt krijgen gemeenten meer ruimte voor woningbouw. Er wordt voldoende invulling gegeven aan het principe van zorgvuldig ruimtegebruik. Uit het voorgaande blijkt dat de provinciale belangen voldoende zijn geborgd.

3.3 Gemeentelijk Beleid

3.3.1 Structuurvisie Midden- Drenthe 2030 'Platteland Leeft!'

Deze structuurvisie (vastgesteld juni 2012) geldt voor de hele gemeente en legt in grote lijnen het beleid voor de komende tijd vast. De thema's die in de structuurvisie aan de orde komen zijn:

  • wonen;
  • economie/ondernemen;
  • recreatie en toerisme;
  • landschap, natuur en landbouw;
  • verkeer en vervoer;
  • voorzieningen, zorg/leefbaarheid;
  • wateropgave.

Het is duidelijk dat deze thema's niet strikt gescheiden kunnen worden en vaak in relatie met elkaar staan of zelfs in elkaar overlopen. Binnen elk thema staat steeds de mens centraal.

In de structuurvisie Midden-Drenthe is het thema wonen nader geconcretiseerd. De agenda tot 2030 op het gebied van wonen in deze visie omvat de volgende punten:

  • Locatiespecifieke aanpak van kwaliteitsverbetering in de kernen.
  • Nieuwbouw sluit aan op de woningbehoefte, waarbij flexibiliteit geboden wordt in tijd en doelgroep (= levensbestendig bouwen).
  • Vraag naar woningen is nu met name eenpersoonshuishoudens en gezinswoningen voor ‘lager’ opgeleiden en woningen voor terugkerende jonge gezinnen, waarvan de ouders tijdens studie vertrokken zijn.
  • In kleinschalige gebieden herbestemmen van boerderijen tot bij voorbeeld het nieuwe erven concept (= voormalige boerderijen waar burgers bij elkaar op een erf wonen en het landschap eromheen beheren).
  • Nieuwbouw van woningen ter compensatie van een bedrijfsbeëindiging in een grootschalig landbouwgebied, in het kader van de Ruimte voor Ruimte regeling, kan plaatsvinden in het nieuwe buurtschap of bij één van de andere kernen.

In het uitvoeringsprogramma van juni 2015 wordt voor het thema wonen de ontwikkeling en de doelen van het woongebied ten oosten van Beilen benoemd:

  • nieuw buurtschap organisch laten groeien;
  • de woonmogelijkheden nadrukkelijk bekend maken (bijzonder en experimenteel);
  • kamergewijs ontwikkelen;
  • minimum aan regels.

3.3.2 Omgevingsvisie Midden-Drenthe

In de Omgevingsvisie Midden-Drenthe (februari 2022, vervangt de Structuurvisie Midden-Drenthe 2030 "Platteland Leeft!" uit 2012) geeft de gemeente antwoorden op diverse vragen: Hoe willen we dat onze gemeente er in de toekomst uitziet? Welke ontwikkelingen komen er op ons af en wat is er nodig om de komende jaren prettig te kunnen wonen, werken en recreëren? De omgevingsvisie is een ruimtelijke visie met een link naar gezondheid en legt de beleidsdoelen voor de fysieke leefomgeving voor de lange termijn vast. Uit de brede participatie zijn 4 thema’s naar voren gekomen die de samenleving belangrijk vindt en die de visie centraal stelt. Die thema’s zijn vertaald in de ruimtelijke stip op de horizon, te weten: een groen, gezond, leefbaar en duurzaam Midden-Drenthe. Dit zijn thema's die voor het hele grondgebied gelden.

Midden- Drenthe een groene gemeente, met volop ruimte om van dat groen te genieten. De gemeente combineert natuur en wonen. Het woningaanbod past bij de veranderingen in de samenstelling van de bevolking, zoals bij Lievingerveld. Er zijn dus voldoende woningen beschikbaar voor jong en oud. De gemeente zet sterk in op aantrekkelijk wonen voor jonge gezinnen. Daardoor blijft er een goede balans tussen jonge mensen en de groeiende groep ouderen. Goede voorzieningen, samenwerking met verschillende partners en naoberschap zorgen er voor dat ouderen langer thuis kunnen blijven wonen. Keuzes over wonen baseert de gemeente op goede woonkwaliteit voor iedereen en kansen om verschillende groepen in de samenleving te verbinden. De woonomgeving is groen, gemoedelijk en uitnodigend. Dat draagt er aan bij dat inwoners van verschillende generaties en groepen elkaar ontmoeten; naar buiten gaan en in beweging komen is gratis en laagdrempelig.

Op gebied van wonen ziet de gemeente de volgende opgave in Beilen. Het grootste deel van de groei van de woningbehoefte voor de komende periode voorziet de gemeente in Beilen. Zij zoekt daarbij naar kansen op transformatie-/inbreidingslocaties in de kern en uitbreiding aansluitend aan de kern. Belangrijk daarbij is dat natuurinclusief en klimaatadaptief wordt gebouwd. Wat betreft wijkverbetering wil de gemeente Beilen vergroenen. Daarom wordt het belang van de groenstructuur als onderdeel van de kwaliteit van de woon- en leefomgeving nadrukkelijk meegewogen bij wijkverbeteringsprojecten of op ontwikkellocaties. Daarnaast wil de gemeente het bewegen stimuleren door de aanleg van dorpsommetjes en het beter verbinden van de kern Beilen met de nabij gelegen natuurgebieden.

Het initiatief om het aantal te realiseren woningen in Lievingerveld te verhogen van 150 naar 165 woningen is in lijn met de visie. Er wordt in de grootste kern Beilen gebouwd, waarbij gebruik wordt gemaakt van een bestaand woongebied aansluitend aan het stedelijk gebied.

3.3.3 Woonplan

In het woonplan van de gemeente Midden- Drenthe zijn de ambities en richtingen voor de toekomst op het gebied van wonen vastgelegd. Onderwerpen die in het Woonplan aan bod komen zijn: woningbehoefte en ontwikkelingen met betrekking tot de woningvoorraad, voldoende betaalbare woningen, verduurzaming van de woningvoorraad, leefbaarheid en wonen en zorg.

Ten behoeve van het woonplan is in het najaar van 2016 in opdracht van de gemeente en woningcorporaties Actium en Woonservice een woningmarktanalyse uitgevoerd. Het onderzoek biedt onder meer inzicht in de huidige woningmarkt in de gemeente Midden-Drenthe en de bevolkings-en woningbehoefte ontwikkeling voor de komende jaren.

In het woonplan wordt onder het kopje "Energieneutraal wonen stimuleren in Lievingerveld" het volgende vermeld: "Aan de oostkant van Beilen, in het nieuwe buurtschap Lievingerveld,willen we duurzaamheid stimuleren. Het gaat om een gasloze woningbouwlocatie waarbij toekomstige bewoners veel vrijheid krijgen om hun woondroom te realiseren. Slechts een beperkt aantal spelregels zijn van toepassingen en we onderzoeken in hoeverre we energieneutraal bouwen zoveel mogelijk kunnen verankeren in het bestemmingsplan". Het woonplan vermeldt voorts dat het de bedoeling is dat een buurtschap ontstaat waarbij toekomstige bewoners veel vrijheid krijgen om hun woondroom te realiseren. Zij zorgen daarbij zelf voor de aanleg van wegen en andere nutsvoorzieningen.

In Lievingerveld is ruimte voor nieuwe woonconcepten waarbij een extreem duurzame ontwikkeling wordt nagestreefd. Hierbij past een laag ontwikkelingstempo, zodat telkens goed ingespeeld kan worden op de actuele woningbehoefte. De plancapaciteit van het gebied bedraagt 165 woningen.

3.3.4 Landschapsbeleidsplan Midden- Drenthe 2012

Het landschapsbeleidsplan geeft de visie van de gemeente Midden-Drenthe op het landschap. Het landschapsbeleidsplan benoemt een aantal karakteristieke landschapstypen in Midden-Drenthe. Het doel van het landschapsbeleidsplan is het behouden en versterken van de karakteristieken die bij de verschillende landschapstypen horen. Binnen het plangebied zijn de volgende landschappelijke eenheden te onderscheiden:

  • essen;
  • beekdalen;
  • jonge ontginningen.

Op grond van zichtbare kenmerken kunnen verschillende landschappelijke eenheden worden onderscheiden. Dit op basis van de maat en de begrenzing van de ruimte, de verkaveling, het reliëf, het patroon van wegen en waterlopen, het beplantingspatroon en de aard en groepering van de bebouwing. De belevingswaarde van het landschap is in eerste instantie afhankelijk van de structuurbepalende elementen en van het karakter en de ordening per deelgebied.

Het esdorpenlandschap kenmerkt zich door de volgende eenheden:

  • de dorpen;
  • de goorns, kalver- en paardenweiden;
  • de essen;
  • de beekdalen;
  • de heide;
  • het bos.

Kenmerkende eenheden die horen bij de jonge veldontginningen zijn:

  • agrarische bebouwing langs wegen
  • boscomplexen
  • beplanting langs wegen
  • blokvormig en geometrische verkaveling
  • grootschalig karakter
  • open ruimte

Het gemeentelijk beleid richt zich op het versterken van de beleefbare kenmerken en het contrast tussen de verschillende landschapstypen. Deze landschapstypen zijn bepalend voor de ruimtelijke en ecologische kwaliteiten in Midden-Drenthe.

3.3.5 Conclusie gemeentelijk beleid

Uit het beleid van de gemeente Midden- Drenthe komt duidelijk de wens naar voren om Lievingerveld als volwaardig groen woongebied te ontwikkelen. Door de ligging van het plangebied, de inpassing met de huidige structuur van de wijk en het dorp, en de grote vraag op korte termijn maakt voorgenomen ontwikkeling passend binnen het gemeentelijk beleid.

Hoofdstuk 4 Omgevingsaspecten

Bij nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen moet aandacht worden besteed aan wet- en regelgeving voor de verschillende omgevingsaspecten. Het gaat hierbij om het minimaliseren van de invloeden vanuit het plangebied op de omgeving en omgekeerd. Dat zijn de milieu- en omgevingsaspecten geluid, luchtkwaliteit, bodem, externe veiligheid, water, ecologie, archeologie, cultuurhistorie, bedrijven en milieuhinder en kabels en leidingen. In de volgende paragrafen worden deze omgevingsaspecten en eventueel daaraan verbonden planologische randvoorwaarden behandeld.

4.1 Milieueffectrapportage

Toetsingskader

In het Besluit milieueffectgrapportage (m.e.r.) is aangegeven welke activiteiten in het kader van het bestemmingsplan planmer-plichtig, projectmer-plichtig of mer-beoordelingsplichtig zijn. Voor deze activiteiten zijn in het Besluit m.e.r. drempelwaarden opgenomen. Ook wanneer de drempelwaarden niet worden overschreden moet het bevoegd gezag bij de betreffende activiteiten nagaan of mogelijk sprake is van belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu, zie aanleiding geven om een milieueffectrapport (MER) op te stellen. Daarbij moet worden gelet op de omstandigheden als bedoeld in bijlage III van de EEG-richtlijn milieueffectbeoordeling. Deze omstandigheden betreffen:

  • de kenmerken van de plannen;
  • de plaats van de plannen;
  • de kenmerken van de potentiële effecten.

Toetsing

Binnen het plangebied worden een aantal ontwikkelingen voorgesteld die voorkomen in het Besluit m.e.r. Voor deze activiteiten zijn in het Besluit m.e.r. drempelwaarden opgenomen. Hiervoor geldt het volgende:

  • In bijlage D(9) is een landinrichtingsproject dan wel een wijziging of uitbreiding daarvan opgenomen. De drempelwaarde ligt op 125 hectare;
  • In bijlage D(11.2) is de aanleg, wijziging of uitbreiding van een stedelijk ontwikkelingsproject opgenomen. Hiervan ligt de drempelwaarde op een oppervlakte van 100 hectare of 2.000 woningen.

Voor alle andere gevallen waarvan de activiteit wel past binnen de beschrijving van kolom 1 uit de D-lijst, moet het bevoegd gezag (weliswaar vormvrij) beoordelen of desalniettemin de uitgebreide m.e.r.-procedure moet worden doorlopen. De voorgenomen activiteiten zijn kleiner dan de drempelwaarde. Er vindt een ontwikkeling plaats waarbij maximaal 15 extra woningen mogelijk worden gemaakt. Voor het plan is daarom een 'vormvrije' mer-beoordeling noodzakelijk. Hiervoor is een zelfstandige notitie opgesteld. Deze is als bijlage 7 in dit bestemmingsplan toegevoegd.

Conclusie

Deze ontwikkeling is niet m.e.r.-(beoordelings)plichtig. De voorgenomen activiteiten zijn kleiner dan de drempelwaarde. Op basis van de uitkomsten van het omgevingsonderzoek zoals dat hieronder in hoofdstuk 4 is toegelicht en de vormvrije m.e.r - beoordeling kan worden geconcludeerd dat de effecten op het milieu beperkt zijn. Op grond hiervan kan het bevoegd gezag het besluit nemen dat er geen aanleiding is voor het doorlopen van de uitgebreide m.e.r.-procedure.

4.2 Geluid

Toetsingskader

De Wet geluidhinder (Wgh) bevat geluidnormen en richtlijnen over de toelaatbaarheid van geluidniveaus als gevolg van rail- en wegverkeerslawaai en industrielawaai. De Wgh geeft aan dat een akoestisch onderzoek moet worden uitgevoerd indien een plan een geluidgevoelig object mogelijk maakt binnen een geluidszone van een bestaande geluidsbron of indien het plan een nieuwe geluidsbron mogelijk maakt. In de omgeving van het plangebied is geen gezoneerd bedrijventerrein, zoals bedoeld in de Wet geluidhinder, aanwezig. Het aspect industrielawaai is niet van toepassing. Het plangebied is niet gelegen binnen de wettelijke geluidzone van een spoortraject. Het aspect railverkeerlawaai is daarom ook niet belang. De voorgenomen ontwikkeling valt wel binnen de geluidszone van de N856 (Lieving). Voor deze weg is als onderdeel van het bestemmingsplan Lievingerveld uit 2018 een akoestisch onderzoek uitgevoerd waarvoor de verkeersintensiteiten en verkeerssamenstelling zijn overgenomen uit het gemeentelijk verkeersmodel voor het jaar 2030.

Wegverkeerslawaai

Op grond van de Wgh bevinden zich langs alle wegen geluidzones, met uitzondering van woonerven en wegen waarvoor een maximumsnelheid van 30 km/uur geldt. De geluidshinder wordt berekend aan de hand van de Europese dosismaat Lden (Lday-evening-night). Deze dosismaat wordt weergegeven in dB. Deze waarde vertegenwoordigt het gemiddelde geluidsniveau over een etmaal. Bij de bepaling van Lden wordt het etmaal verdeeld in een dagperiode (07.00-19.00), een avondperiode (19.00-23.00) en een nachtperiode (23.00-07.00) waarvoor het gemiddelde geluidniveau over een heel jaar wordt bepaald.


Het jaargemiddelde niveau over de dagperiode (Lday), de avondperiode (Levening) en de nachtperiode (Lnight) wordt vervolgens gecombineerd tot één getal (Lden). De Lden is daarmee een gewogen energetisch gemiddelde van de drie etmaalperioden waarin een straffactor van 5 dB voor de avondperiode en van 10 dB voor de nachtperiode is opgenomen. Hiermee wordt de extra hindergevoeligheid voor deze perioden in rekening gebracht.


Binnen de geluidszone van een gezoneerde weg dient de geluidsbelasting aan de gevel van nieuwe geluidsgevoelige bestemmingen aan bepaalde wettelijke normen te voldoen. Volgens artikel 74 van de Wgh is de breedte van een geluidszone afhankelijk van het aantal rijstroken en de ligging van de weg (stedelijk of buitenstedelijk).

Nieuwe situaties

Voor de geluidsbelasting aan de buitengevels van woningen binnen de wettelijke geluidszone van een weg gelden bepaalde voorkeursgrenswaarden en uiterste grenswaarden. De voorkeursgrenswaarde voor nieuwe woningen bedraagt 48 dB. In bepaalde gevallen is vaststelling van een hogere waarde mogelijk. Hogere grenswaarden kunnen alleen worden vastgesteld nadat is onderbouwd dat maatregelen om de geluidsbelasting aan de gevel van geluidsgevoelige bestemmingen terug te dringen onvoldoende doeltreffend zijn, dan wel overwegende bezwaren ontmoeten van stedenbouwkundige, verkeerskundige, vervoerskundige, landschappelijke of financiële aard. Deze hogere waarde mag de uiterste grenswaarden niet te boven gaan. De uiterste grenswaarde voor wegen is op grond van artikel 83 Wgh afhankelijk van de ligging van de woningen (binnen- of buitenstedelijk). In onderhavig plan bedraagt de uiterste grenswaarde 63 dB (binnenstedelijk).

Akoestisch onderzoek

Van een aantal wegen in de omgeving valt het gebied waar woningen mogen worden gerealiseerd binnen de aandachtzone. Dit betreft de zone (250 meter) voor de weg: N856 Lieving). Voor deze weg is een akoestisch onderzoek uitgevoerd waarvoor de verkeersintensiteiten en verkeerssamenstelling zijn overgenomen uit het gemeentelijk verkeersmodel voor het jaar 2030.

Vertaling naar het bestemmingsplan

In de navolgende figuur is de aandachtszone opgenomen als ook de berekende geluidcontouren rondom de relevante wegen. Hieruit blijkt dat een deel van het plangebied binnen de aandachtzone valt, maar de geluidbelasting vanwege de weg in het gebied onder de voorkeursgrenswaarde van 48 dB blijft.

Het buurtschap Lievingerveld wordt een aparte (nieuwe) plaats. Omdat het eindstreven 165 woningen is, is het gezien de verkeersstructuur voor de hand liggend om op de wegen binnen het plangebied (en dus ook op de zijstraat Lieving) een maximumsnelheid van 30 km/u in te stellen. Voor de hoofdontsluitingsweg Lieving is er daarom van uitgegaan dat deze als 30 kilometerzone wordt ingericht en ook als zodanig wordt vastgelegd door de gemeente. In dat geval kan in het kader van een goede ruimtelijke ordening gebouwd worden op 14 meter afstand uit de as van deze weg.

afbeelding "i_NL.IMRO.1731.Lievingerveldherz-VST1_0004.png"

Figuur 4.1: Aandachtsgebieden bestaande gezoneerde wegen en geluidcontouren (2030) incl. aftrek artikel 110g wgh

Conclusie

De geluidbelasting als gevolg van wegverkeer voldoet aan de daarvoor geldende wettelijk voorkeursgrenswaarden. Er hoeft dan ook geen hogere waarde te worden aangevraagd. Met betrekking tot de gevelgeluidwering kan worden volstaan met de minimale vereisten uit het Bouwbesluit. De Wet geluidhinder vormt geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van het plan.

4.3 Bedrijven En Milieuzonering

Toetsingskader

In het kader van een goede ruimtelijke ordening is het van belang dat bij de aanwezigheid van bedrijven in de omgeving van milieugevoelige functies zoals woningen:

  • ter plaatse van de woningen een goed woon- en leefmilieu kan worden gegarandeerd;
  • rekening wordt gehouden met de bedrijfsvoering en milieuruimte van de betreffende bedrijven.

Om in de bestemmingsregeling de belangenafweging tussen bedrijvigheid en nieuwe woningen in voldoende mate mee te nemen, wordt in dit plan gebruik gemaakt van de VNG-publicatie Bedrijven en milieuzonering (2009).

Toetsing

Rondom het plangebied is sprake van enkele bedrijfsvestigingen. Het gaat hierbij om de volgende bedrijven:

  • autobedrijf Harry van Egten aan de Makkum 1-3 in Beilen;
  • De Vries Mechanisatie (agrarisch dienstverlenend bedrijf) aan de Lieving 45 in Beilen;
  • Enkele grondgebonden agrarische bedrijven;
  • Vestiging Friesland Campina op bedrijventerrein De Zuidmaten.

Voor het autobedrijf (milieucategorie 2; Handel in auto's en motorfietsen, reparatie- en servicebedrijven) geldt op basis van de VNG-publicatie Bedrijven en milieuzonering (2009) een aan te houden richtafstand van 30 meter. Aan deze afstand tot het plangebied wordt ruimschoots voldaan. Ook is ter plaatse een carwash aanwezig (milieucategorie 2; Autowasserijen). Hiervoor geldt ook een aan te houden richtafstand van 30 meter. Aan deze afstand tot het plangebied wordt ook ruimschoots voldaan. Dit autobedrijf vormt dus geen belemmering voor de vaststelling van dit plan.

Voor het agrarisch dienstverlenend bedrijf geldt dat deze redelijkerwijs valt te scharen onder dienstverlening ten behoeve van de landbouw (o.a. loonbedrijven) groter dan 500 vierkante meter. Hiervoor geldt milieucategorie 3.1 met een aan de houden richtafstand van 50 meter tot gevoelige functies. De afstand tot het plangebied is groter dan deze 50 meter. Dit agrarisch dienstverlenend bedrijf vormt dus geen belemmering voor de vaststelling van dit plan.

Daarnaast liggen er ten zuiden en ten oosten van het plangebied enkele grondgebonden agrarische bedrijven. De afstand tussen het plangebied en de grondgebonden agrarische bedrijven is in alle gevallen meer dan 150 meter. Milieuhinder (waar onder geur) van deze agrarische bedrijven op het plangebied is dus niet aan de orde.

Op circa 500 meter ten westen van het plangebied ligt het bedrijventerrein De Zuidmaten. Hier is een Zuivelproductiefabriek van Friesland Campina gelegen. Voor een dergelijke vorm van bedrijvigheid geldt maximaal milieucategorie 5.1 met een aan te houden richtafstand van 500 meter tot gevoelige bestemmingen. De afstand tot het plangebied is circa 520 meter. Er wordt daarmee aan de richtafstand voldaan. De ligging van deze zuivelproductiefabriek vormt daarom geen belemmering voor de vaststelling van dit bestemmingsplan.

Conclusie

Samenvattend kan worden gesteld dat het aspect bedrijven en milieuzonering geen belemmering vormt voor de vaststelling van dit bestemmingsplan. Er wordt immers in alle gevallen voldaan aan de richtafstanden uit de VNG-publicatie Bedrijven en milieuzonering (2009). Ook vormt de vaststelling van dit bestemmingsplan geen belemmering voor de bedrijfsvoering van de genoemde bedrijven (omgekeerde werking). Er is sprake van goede ruimtelijke ordening.

4.4 Bodem

Toetsingskader

Op grond van het Besluit ruimtelijke ordening dient in verband met de uitvoerbaarheid van een plan rekening gehouden te worden met de bodemgesteldheid in het plangebied. Bij functiewijziging dient te worden bekeken of de bodemkwaliteit voldoende is voor de beoogde functie en moet worden vastgesteld of er sprake is van een saneringsnoodzaak. In de Wet bodembescherming is bepaald dat indien de desbetreffende bodemkwaliteit niet voldoet aan de norm voor de beoogde functie, de grond zodanig dient te worden gesaneerd dat zij kan worden gebruikt door de desbetreffende functie (functiegericht saneren). Nieuwe bestemmingen dienen bij voorkeur op schone grond te worden gerealiseerd.

Ten behoeve van ruimtelijke plannen dient ten minste het eerste deel van het verkennend bodemonderzoek, het historisch onderzoek, te worden verricht. Indien uit het historisch onderzoek wordt geconcludeerd dat op de betreffende locatie sprake is geweest van activiteiten met een verhoogd risico op verontreiniging dient een volledig verkennend bodemonderzoek te worden uitgevoerd.

4.4.1 Bodemgesteldheid

Achtergrondinformatie

De samenstelling van de bodem is zeer bepalend voor de gebruiksmogelijkheden van de locatie en kan alleen in de totale Drentse context worden beschouwd. Het Drents plateau is opgebouwd uit keileem dat is afgezet in de voorlaatste ijstijd. Op veel plaatsen ligt hier een laag dekzand op uit de laatste ijstijd. Aan de lager gelegen randen liggen veengebieden. Het plateau wordt ook wel vergeleken met een omgekeerd soepbord. Midden-Drenthe ligt boven op dat soepbord. Het smeltende ijs heeft geulen getrokken door het landschap, de huidige beekdalen. Op de hoger gelegen zandgronden zijn de bewoning en ontginning begonnen. Daar ontstond de es, de gemeenschappelijke akker. Vaak ligt deze wat hoger dan het naastgelegen dorp. Die hoge ligging is deels ontstaan door de wijze van bemesting van de essen, en deels doordat de locaties van zichzelf al hoger lagen.


Het plangebied ligt op de overgang van hogere gronden van de zuidelijk gelegen essen (Noordkamp, Makkummer Esch en Holther Esch) naar het beekdal van de Oude Vaart - Beilerstroom. De essen liggen op 15 meter boven NAP, de locatie op 14 tot 13 meter NAP en het beekdal op iets meer dan 12 meter NAP. De hogere gronden zijn overwegend zandig met hier en daar keileem. Het beekdal heeft moerige gronden met een toplaag van veen. De zandlagen zitten hier wat dieper. De overgang tussen de twee wordt gekenmerkt door grondlagen waarbij zand en veen relatief dicht onder het oppervlak op elkaar liggen. De locatie ligt op de overgang tussen het beekdal en het zand. Als niet alleen naar de bodemsamenstelling wordt gekeken, maar ook de menselijke activiteiten beschouwen kan onderscheid worden gemaakt tussen het beekdal, de oude veldontginning (hoger gelegen zanddelen, en begin van de essen) en jonge veldontginning (lager gelegen delen, die veel later intensief bewerkt werden).


Doorwerking

Ter plaatse van het plangebied is zoals hierboven beschreven sprake van moerige en/of venige ondergrond. Over het algemeen kan worden gesteld dat de draagkracht van deze ondergronden lager is dan bijvoorbeeld zandgronden. Voor het realiseren van woonbebouwing is het dus zaak om de wijze van bouwen af te stemmen op de gesteldheid/ draagkracht van de ondergrond. Via het kavelpaspoort zullen de toekomstige perceeleigenaren op de hoogte worden gebracht van de gesteldheid van de ondergrond alsmede de te verwachten hoge grondwaterstanden in verband met de ligging in een beekdal. Het is vervolgens de verantwoordelijkheid van de bouwers om qua bouwwijze en wijze van funderen hierop in te springen. Kruipruimteloos bouwen, bouwen op palen zijn voorbeelden om hierop in te springen.

4.4.2 Bodemkwaliteit

Ten behoeve van het bestemmingsplan Lievingerveld 2018 is in 2007 een verkennend bodemonderzoek (8 Verkennend bodemonderzoek) uitgevoerd. Uit dit onderzoek komt naar voren dat de onderzochte bodem in het plangebied niet geheel vrij is van verontreinigingen. In zowel de grond als het grondwater zijn maximaal licht verhoogde waarden gemeten. Deze waarden zijn dusdanig dat geen risico's voor de volksgezondheid of het milieu zijn te verwachten.

Om eventuele belemmeringen in te schatten is het bodemloket geraadpleegd (figuur 4.1).Uit het bodemloket blijkt dat naast het verkennend onderzoek uit 2007 in 2017 verkennend en nader bodem- en asbestonderzoek heeft geplaatsgevonden door TAUW. Daarnaast geeft het bodemloket aan dat er sprake is van een saneringsactiviteit.

afbeelding "i_NL.IMRO.1731.Lievingerveldherz-VST1_0005.png"

Figuur 4.1 informatie plangebied bodem (Bron: bodemloket.nl)

4.4.3 Bodemonderzoek

In opdracht van de gemeente Midden-Drenthe heeft Tauw een verkennend bodemonderzoek volgens NEN 57401 en een indicatief asbestonderzoek op basis van de NEN 5707 uitgevoerd ter plaatse van het plangebied Lievingerveld te Beilen (bijlage 9).

Door middel van het verkennend bodemonderzoek en het indicatieve asbestonderzoek is de milieuhygiënische kwaliteit van de grond en het grondwater op de locatie vastgelegd. Op basis van de onderzoeksresultaten kan worden gesteld dat op de locatie maximaal licht verhoogde waarden zijn gemeten in zowel de grond als het grondwater. Na indicatieve toetsing volgens de kaders van het Besluit bodemkwaliteit betreft de grond grotendeels bodemkwaliteitsklasse ‘altijd toepasbaar’ en ter plaatse van enkele dammen klasse ‘wonen’.

In de bodem ter plaatse van asbestgat 145 is indicatief vastgesteld dat er sprake is van

asbesthoudend materiaal en dat de bodem 2.100 mg/ks d.s. asbest bevat. In de bodem ter plaatse van asbestgat 270 is vastgesteld dat er sprake is van asbesthoudend materiaal en dat de bodem 180 mg/ks d.s. asbest (gewogen gehalte) bevat. De locaties van het asbest houdende materiaal is weergegeven in figuur 4.2. Er heeft daarom in juli 2018 sanering plaatsgevonden. De saneringswerkzaamheden zijn milieukundig begeleid en de verontreiniging is volledig verwijderd.

afbeelding "i_NL.IMRO.1731.Lievingerveldherz-VST1_0006.png"

Figuur 4.2 Locaties asbest houdende materialen Lievingerveld

Conclusie

Door middel van de uitgevoerde bodemonderzoeken is de kwaliteit van eventueel vrijkomende materialen ten aanzien van de ontwikkeling van nieuwbouw of het dempen van de sloten op de onderzoekslocatie in voldoende mate in beeld gebracht. Door de saneringsactiviteiten uit 2018 zijn de verontreinigingen in het plangebied volledig verwijderd. Er zijn vanuit milieuhygiënisch oogpunt geen belemmeringen voor de voorgenomen ontwikkeling.

4.5 Ecologie

Algemeen

Bescherming in het kader van de natuur wet- en regelgeving is op te delen in gebieds- en soortenbescherming. Sinds 1 januari 2017 is het wettelijk kader ten aanzien van gebieds- en soortenbescherming vastgelegd in de Wet natuurbescherming. Bij gebiedsbescherming heeft men te maken met Natura 2000-gebieden en het Natuurnetwerk Nederland (NNN). Soortenbescherming gaat uit van de bescherming van dier- en plantensoorten. Hierbij wordt onderscheid gemaakt tussen:

  • soorten die worden beschermd in de Vogelrichtlijn;
  • soorten die worden beschermd in de Habitatrichtlijn;
  • overige soorten.

Gebiedsbescherming

Natura 2000-gebied

Natura 2000 is een samenhangend netwerk van natuurgebieden in Europa. Natura 2000 bestaat uit gebieden die zijn aangewezen in het kader van de Europese Vogelrichtlijn (79/409/EEG) en gebieden die zijn aangemeld op grond van de Europese Habitatrichtlijn (92/43/EEG). Deze gebieden worden in Nederland op grond van de Wet natuurbescherming beschermd.

Het plangebied ligt niet binnen een Natura 2000-gebied. De meest nabijgelegen Natura 2000-gebieden zijn het Dwingelderveld, Mantingerzand en Elperstroomgebied. Deze gebieden liggen op respectievelijk circa 4, 6 en 6 kilometer van het plangebied. Ondanks dat de voorgenomen locatie voor woningbouw buiten de grenzen van de Natura 2000- gebieden ligt, kan de ontwikkeling van het plangebied leiden tot een toename van stikstofdepositie in de Natura 2000-gebieden in de omgeving. In het kader van de Wet natuurbescherming (Wnb) moet beoordeeld worden of het plan leidt tot een verslechtering van de kwaliteit van de beschermde habitats en de habitats van soorten binnen de Natura 2000-gebieden. Het is daarom noodzakelijk om een AERIUS berekening uit voeren om te bepalen of stikstofdepositie een knelpunt vormt voor de voorgenomen ontwikkeling.

Wettelijk kader

Naar aanleiding van de uitspraak van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State van 29 mei 2019 met betrekking tot het Programma Aanpak Stikstof wordt bij vrijwel ieder plan stilgestaan bij de mogelijke stikstofemissie en het effect daarvan op Natura 2000-gebieden. Per 1 juli 2021 trad de Wet stikstofreductie en natuurverbetering (Wsn) en het Besluit stikstofreductie en natuurverbetering (Bsn) in werking. De Wsn en de Bsn regelden een vrijstelling voor de vergunningsplicht van artikel 2.7 lid 2 Wnb voor de aanlegfase van bouwwerkzaamheden. Op 2 november 2022 (ECLI:NL:RVS:2022:3159) is in de zaak van Porthos een uitspraak gedaan door de Afdeling Bestuursrechtspraak over deze partiële bouwvrijstelling. Uit deze uitspraak blijkt dat art. 2.9a van de Wnb en art. 2.5 Bnb in strijd is met art. 6 van de Habitatrichtlijn uit de Wet natuurbescherming. Er wordt daarom teruggegaan naar de situatie vóór 1 juli 2021 waarbij ook de aanlegfase van bouwprojecten moet worden doorgerekend voor stikstofdepositie om significant negatieve effecten op Natura 2000 gebieden te kunnen uitsluiten.

Stikstofberekening

De berekening met AERIUS genereert een rekenresultaat waarin wordt geconstateerd dat er als gevolg van de gewenste ontwikkeling geen stikstofgevoelige Natura 2000-gebieden waarbij sprake is van een overschrijding van meer dan 0,00 mol N/ha/jaar. De aanleg- en exploitatiefase zijn worstcase in dezelfde berekening meegenomen. Er treedt door de stikstofdepositie geen negatief effect op in het kader van de Wet natuurbescherming (Wnb) beschermde Natura 2000-gebieden. Een vergunning van de Wnb is in het kader van de stikstofdepositie dan ook niet nodig. De stikstofberekening en de bijbehorende memo zijn opgenomen in bijlage 10.

Natuurnetwerk Nederland

Het Natuurnetwerk Nederland (NNN) is de kern van het Nederlandse natuurbeleid. Het NNN is in provinciale structuurvisies uitgewerkt. In of in de directe nabijheid van het NNN geldt het 'nee, tenzij'-principe. In principe zijn er geen ontwikkelingen toegestaan als zij de wezenlijke kenmerken of waarden van het gebied aantasten.

Tijdens de bureaustudie zijn geen vormen van gebiedsbescherming naar voren gekomen die betrekking hebben op het plangebied. Het plangebied bevindt zich op ruime afstand van het dichtstbijzijnde weidevogelkansgebied, is niet aangewezen als ganzenfoerageergebied en is daarnaast geen onderdeel van het NatuurNetwerk Nederland (NNN, voormalige EHS) en Natura2000. Negatieve effecten hierop als gevolg van het planvoornemen kunnen op voorhand worden uitgesloten. Geconcludeerd wordt dat er geen sprake is van enige aantasting van de wezenlijke kenmerken en waarden van het NNN.

Soortenbescherming

Wat betreft de soortenbescherming is de Wet natuurbescherming van toepassing. Hierin wordt onder andere de bescherming van dier- en plantensoorten geregeld. Bij ruimtelijke ontwikkelingen dient te worden getoetst of er sprake is van negatieve effecten op de aanwezige natuurwaarden. Als hiervan sprake is, moet ontheffing of vrijstelling worden aangevraagd. Voor het bestemmingsplan Lievingerveld (2018) is in 2016 en 2017 ecologisch onderzoek uitgevoerd. Uit deze onderzoeken bleek dat er geen leefgebieden van beschermde soorten worden aangetast door de ontwikkeling van Lievingerveld. In het kader van dit plan zal opnieuw een ecologische quickscan worden uitgevoerd om na te gaan of er maatregelen moeten worden genomen ten aanzien van beschermde soorten. De ecologische quickscan en een overzicht van de eventuele te nemen maatregelen worden in een volgende versie van het bestemmingsplan toegevoegd.

Algemene zorgplicht

Onder de Wet natuurbescherming geldt, net als voorheen onder de Flora- en faunawet, een zorgplicht voor alle in het wild levende dieren. Die zorgplicht houdt in dat u de werkzaamheden die nadelig kunnen zijn voor dieren en planten in redelijkheid zo veel mogelijk nalaat of maatregelen neemt om onnodige schade aan dieren en planten te voorkomen.

Conclusie

De Wet natuurbescherming vormt vooralsnog geen belemmering voor de uitvoering van de voorgenomen activiteiten.

4.6 Externe Veiligheid

Toetsingskader

Bij ruimtelijke plannen dient ten aanzien van externe veiligheid naar verschillende aspecten te worden gekeken, namelijk:

  • bedrijven waar activiteiten plaatsvinden die gevolgen hebben voor de externe veiligheid;
  • vervoer van gevaarlijke stoffen over wegen, spoor, water of door buisleidingen.

Voor zowel bedrijvigheid als vervoer van gevaarlijke stoffen zijn twee aspecten van belang, te weten het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR). Het PR is de kans per jaar dat een persoon dodelijk wordt getroffen door een ongeval, indien hij zich onafgebroken (dat wil zeggen 24 uur per dag gedurende het hele jaar) en onbeschermd op een bepaalde plaats zou bevinden. Het PR wordt weergegeven met risicocontouren rondom een inrichting dan wel infrastructuur. Het GR drukt de kans per jaar uit dat een groep van minimaal een bepaalde omvang overlijdt als direct gevolg van een ongeval waarbij gevaarlijke stoffen betrokken zijn. De norm voor het GR is een oriëntatiewaarde. Het bevoegd gezag heeft een verantwoordingsplicht als het GR toeneemt en/of de oriëntatiewaarde overschrijdt.

Risicovolle inrichtingen

Het Besluit externe veiligheid inrichtingen (hierna: Bevi) geeft een wettelijke grondslag aan het externe veiligheidsbeleid rondom risicovolle inrichtingen. Op basis van het Bevi geldt voor het PR rondom een risicovolle inrichting een grenswaarde voor kwetsbare objecten en een richtwaarde voor beperkt kwetsbare objecten. Beide liggen op een niveau van 10-6 per jaar. Bij een ruimtelijke ontwikkeling moet aan deze normen worden voldaan.

Het Bevi bevat geen grenswaarde voor het GR; wel geldt op basis van het Bevi een verantwoordingsplicht ten aanzien van het GR in het invloedsgebied rondom de inrichting. De in het externe veiligheidsbeleid gehanteerde norm voor het GR geldt daarbij als oriëntatiewaarde. Deze verantwoordingsplicht geldt zowel in bestaande als in nieuwe situaties.

Besluit externe veiligheid buisleidingen

Per 1 januari 2011 is het Besluit externe veiligheid buisleidingen in werking getreden. In dat besluit wordt aangesloten bij de risicobenadering uit het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) zodat ook voor buisleidingen normen voor het PR en het GR gelden. Op advies van de minister wordt bij de toetsing van externe veiligheidsrisico's van buisleidingen al enkele jaren rekening gehouden met deze risicobenadering.

Toetsing

Aan de hand van de Risicokaart is een inventarisatie verricht van risicobronnen in en rond het plangebied. Op de Risicokaart staan meerdere soorten risico's, zoals ongevallen met brandbare, explosieve en giftige stoffen, grote branden of verstoring van de openbare orde. Er zijn meerdere risicobronnen waarvan de risicocontouren of het invloedsgebied zijn gelegen rondom het plangebied (figuur 4.2).

De relevante risicobronnen voor het plangebied zijn:

  • transport van gevaarlijke stoffen door buisleidingen;
  • transport van gevaarlijke stoffen over spoorwegen;
  • Vestiging Friesland Campina Domo.

Hieronder worden de verschillende risico bronnen besproken.

Campina Doma

In de nabijheid van het plangebied ligt een risicovolle inrichting te weten de Beilense vestiging van Friesland Campina Domo. Deze inrichting ligt op ruim 500 meter westelijk van het plangebied. Ter plaatse van deze inrichting vindt opslag van ammoniak plaats (ammoniakkoelinstallatie). Voor deze installatie is geen PR-contour vastgesteld. De afstand tot de grens van het invloedsgebied waarvoor een verantwoording van het groepsrisico noodzakelijk is bedraagt 0 meter. Voor het plangebied dat op 500 meter is gelegen leidt dit dus niet tot belemmeringen.

Soorweg

In de Regeling Basisnet het externe veiligheidsbeleid voor het vervoer van gevaarlijke stoffen over water en (spoor)wegen opgenomen. In nieuwe situaties is de grenswaarde voor het PR ter plaatse van kwetsbare objecten 10-6 per jaar; voor beperkt kwetsbare objecten in nieuwe situaties geldt een richtwaarde van 10-6 per jaar. Bij overschrijding van de oriëntatiewaarde voor het GR of een toename van het GR een verantwoordingsplicht. Deze verantwoordingsplicht geldt zowel in bestaande als in nieuwe situaties. Op een afstand van 200 meter vanaf het tracé geldt in principe dat geen beperkingen hoeven te worden gesteld aan het ruimtegebruik. Wel kan de verantwoordingsplicht voor het GR nog buiten deze 200 meter strekken. De minimale afstand tussen de spoorlijn en plangebied bedraagt circa 500 meter. Door de situering van 165 woningen in het plangebied op circa 500 meter afstand en verder van het spoor zal het groepsrisico niet toenemen door het vervoer van gevaarlijke stoffen over het spoor. Het nemen van milieumaatregelen is dus niet relevant.

Gasleiding

Ten westen van de Lieving ligt een hogedruk aardgasleiding. Het betreft hier een leiding van de Gasunie. De invloedszone van deze leiding reikt echter niet tot aan het plangebied.

afbeelding "i_NL.IMRO.1731.Lievingerveldherz-VST1_0007.png"

Figuur 4.3: Uitsnede risicokaart met ligging Friesland Campina Domo (1) en hogedruk aardgasleiding (2) ten opzichte van het plangebied (blauw omlijnd)

Naast bovenstaande risico bronnen geeft de Risicokaart aan dat er een Propaan Opslagtank in het plangebied ligt. De data van deze Propaan Opslagtank lijkt niet te kloppen. Tijdens het wettelijk vooroverleg zal afstemming worden gezocht met de Veiligheidsregio. Hierbij zullen de verschillende risicobronnen worden beoordeeld.

Conclusie

Het aspect externe veiligheid vormt geen belemmering voor de haalbaarheid van het voorliggend plan.

4.7 Luchtkwaliteit

Toetsingskader

In de Wet milieubeheer zijn normen voor luchtkwaliteit opgenomen. Deze normen zijn bedoeld om de negatieve effecten op de volksgezondheid, als gevolg van te hoge niveaus van luchtverontreiniging, tegen te gaan. Als maatgevend voor de luchtkwaliteit worden de gehalten fijn stof (PM10) en stikstofdioxide (NO2) gehanteerd.

Op grond van artikel 5.16 van de Wet milieubeheer kunnen bestuursorganen bevoegdheden die gevolgen kunnen hebben voor de luchtkwaliteit onder andere uitoefenen indien de bevoegdheden/ontwikkelingen niet leiden tot een overschrijding van de grenswaarden of de bevoegdheden/ontwikkelingen niet in betekenende mate bijdragen aan de concentratie in de buitenlucht.

Besluit niet in betekenende mate (nibm)

In dit Besluit niet in betekenende mate is bepaald in welke gevallen een plan vanwege de gevolgen voor de luchtkwaliteit niet aan de grenswaarden hoeft te worden getoetst. Hierbij worden twee situaties onderscheiden:

  • een plan heeft een effect van minder dan 3% van de jaargemiddelde grenswaarde NO2 en PM10 (= 1,2 µg/m³);
  • een plan valt in een categorie die is vrijgesteld aan toetsing aan de grenswaarden; deze categorieën betreffen onder andere woningbouw met niet meer dan 1.500 woningen bij één ontsluitingsweg en 3.000 woningen bij twee ontsluitingswegen, kantoorlocaties met een bruto vloeroppervlak van niet meer dan 100.000 m2 bij één ontsluitingsweg en 200.000 m2 bij twee ontsluitingswegen.

Besluit gevoelige bestemmingen

Dit besluit is opgesteld om mensen die extra gevoelig zijn voor een matige luchtkwaliteit aanvullend te beschermen. Deze 'gevoelige bestemmingen' zijn scholen, kinderdagverblijven en verzorgings-, verpleeg- en bejaardentehuizen. Woningen en ziekenhuizen/klinieken zijn geen gevoelige bestemmingen.

De grootste bron van luchtverontreiniging in Nederland is het wegverkeer. Het Besluit legt aan weerszijden van rijkswegen en provinciale wegen zones vast. Bij rijkswegen is deze zone 300 meter, bij provinciale wegen 50 meter. Bij realisatie van 'gevoelige bestemmingen' binnen deze zones is toetsing aan de grenswaarden die genoemd zijn in de Wet luchtkwaliteit nodig.

Toetsing

Het plan maakt de realisatie van maximaal 15 extra woningen mogelijk. Dit aantal valt ruim onder de grens van 1.500 woningen, die is vrijgesteld aan toetsing aan de grenswaarden voor luchtkwaliteit. Het plan draagt dan ook niet in betekenende mate bij aan de toename van de hoeveelheid stikstofdioxide en fijnstof in de lucht. Er wordt voldaan aan de luchtkwaliteitswetgeving en nader onderzoek is niet noodzakelijk. Tevens worden de woningen niet aangemerkt als gevoelige bestemming in het kader van het 'Besluit gevoelige bestemmingen'.

Conclusie

Het aspect luchtkwaliteit vormt geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van dit plan.

4.8 Water

4.8.1 Waterbeheer en watertoets

Een initiatiefnemer dient in een vroeg stadium overleg te voeren met de waterbeheerder over een ruimtelijk planvoornemen. Dit wordt in het kavelpaspoort vastgelegd. Hiermee wordt voorkomen dat ruimtelijke ontwikkelingen in strijd zijn met duurzaam waterbeheer. Het plangebied ligt binnen het beheersgebied van het waterschap Drents Overijsselse Delta, verantwoordelijk voor het waterkwantiteits- en waterkwaliteitsbeheer.

Bij het tot stand komen van dit bestemmingsplan wordt overleg gevoerd met de waterbeheerder over de voorgestelde ontwikkeling. De reactie van het waterschap wordt vervolgens verwerkt in deze paragraaf. Ten behoeve van het bestemmingsplan Lievingerveld uit 2018 is door het waterschap destijds een uitgangspuntennotitie opgesteld. Deze uitgangspunten zijn verwerkt in het kavelpaspoort. De notitie is opgenomen als bijlage 12. Afgestemd zal worden of onderstaande uitgangspunten uit het bestemmingsplan Lievingerveld 2018 volledig zijn of nog moeten worden aangepast of aangevuld.

Watertoets

Een belangrijke verplichting voor alle ruimtelijke plannen en projecten is de watertoets. Hierin wordt beoordeeld wat de effecten van de ruimtelijke ontwikkeling op de waterhuishouding zijn en of er waterschapsbelangen spelen. De belangrijkste thema's zijn waterveiligheid, de afvoer van schoon hemelwater en afvalwater en de waterkwaliteit.

Omdat het waterschap bekend is met het woongebied en in de eerste fases advies heeft gegeven zal het waterschap tijdens het vooroverleg geïnformeerd worden over het planvoornemen om het woningbouw aantal te verhogen naar 165. Het waterschap zal ook bij de verdere uitwerking van het plan worden betrokken.

4.8.2 Huidige situatie

Algemeen

Het plangebied is voor een groot deel gelegen in het beekdal van de Beilerstroom welke het plangebied ten noord- westen begrensd. De ontsluiting naar het plangebied vind plaats via een lokale weg de Lieving die van zuidwest naar noordoost loopt. Het plangebied bestaat uit een groen woongebied. Ten westen van de Lieving is een ven gelegen welke is omsloten door groen.

Bodem en grondwater

Volgens de Bodemkaart van Nederland bestaat de bodem ter plaatse uit veen en sterk lemig fijn zand op (kei)leem. Rond de Beilerstroom is er sprake van grondwatertrap IIIb en IV. Dat wil zeggen dat de hoogste grondwaterstand tussen de 0.25 m-mv en 0.40 m-mv en de laagste grondwaterstand tussen de 0.80 m-mv en 1.20 m-mv is gelegen. Ter hoogte van de weg is er sprake van grondwatertrap Vb, met een hoogste grondwaterstand tussen de 0.25 m-mv en 0.40 m-mv en een gemiddelde laagste grondwaterstand van 1.20 m-mv. Op het hoger gelegen deel ten zuiden van het plangebied is er sprake van grondwatertrap VII met een gemiddelde hoogste grondwaterstand van 1.40 m-mv en de gemiddelde laagste grondwaterstand van 1.60 m-mv.

afbeelding "i_NL.IMRO.1731.Lievingerveldherz-VST1_0008.png"Figuur 4.4: Uitsnede bodemkaart Nederland (Bron: Pdok.nl)

Grondwaterbeschermingsgebied

Het plangebied is gelegen binnen een beschermingszone van een waterwingebied. Het waterwingebied is gelegen op een afstand van 280 meter ten noorden buiten het plangebied. In onderstaande figuur is het grondwaterbeschermingsgebied (blauw) en het waterwingebied (grijs) weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.1731.Lievingerveldherz-VST1_0009.jpg"

Figuur 4.5 : Grondwaterbeschermingsgebied en waterwingebied, Provincie Drenthe (ligging plangebied zwarte kader) (Bron: Provincie Drenthe)

Waterkwantiteit

In de huidige situatie liggen langs de plangrenzen enkele oppervlaktewaterlichamen. Langs de zuidwest-, noordwest-, en noordzijde van het plangebied liggen primaire oppervlaktewaterlichamen. De noordelijk en zuidelijk gelegen waterlopen wateren af op de westelijk gelegen Beilerstroom. De stroomrichting van de Beilerstroom is noord-oost naar zuid-west. Verder zijn binnen het plangebied ook kavelsloten en een ven aanwezig. Deze wateren zijn niet opgenomen in de legger van Waterstaatswerken van waterschap Drents Overijsselse Delta. Het systeem van primaire watergangen rond het plangebied is hieronder weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.1731.Lievingerveldherz-VST1_0010.jpg"

Figuur 4.6 : Uitsnede Legger Oppervlaktewateren 2017 waterschap Drents Overijsselse Delta (ligging plangebied zwarte kader)

Watersysteemkwaliteit en ecologie

De Beilerstroom is het bovenstroomse deel van het KRW waterlichaam de Oude Vaart. Voor de Oude Vaart geldt op Europees niveau een resultaatsverplichting op het bereiken van een goed ecologisch potentieel. De maatregelen die daar voor worden genomen zijn: natuurvriendelijk onderhoud, natuurvriendelijke inrichting, natuurvriendelijke oever, hermeandering en passeerbaar maken van stuwen.

In het Achtergronddocument Kaderrichtlijn Water (2e planperiode 2016-2021) is ten aanzien van de Beilerstroom het volgende opgenomen: "De gemeente Midden Drenthe heeft aangegeven mogelijkheden te zien om een natuurvriendelijke oever langs de Oude Vaart te combineren en verzoekt hiermee rekening te houden. Hierover is vervolgens verder ambtelijk contact geweest. Het voorstel is nu om het zoekgebied voor de natuurvriendelijke inrichting langs de Oude Vaart te verplaatsen van de westzijde naar de oostzijde van Beilen. Hiermee valt het zoekgebied samen met het ontwikkelingsgebied van Beilen-Oost. In Beilen-Oost heeft de gemeente Midden-Drenthe plannen om een nieuw buurtschap te vormen op basis van organische groei. Daarbij wordt ook de samenhang gezocht met het beekdal van de Beilerstroom (Oude Vaart). Door het zoekgebied voor de natuurlijke inrichting en het ontwikkelingsgebied te laten overlappen, kunnen kansen elkaar versterken. Zeker omdat het waterschap de term 'werk met werk' gebruikt, zou het gebied ten oosten van Beilen een mooie kans zijn."

Veiligheid en waterkeringen

In het plangebied en in de nabijheid daarvan zijn geen waterkeringen aanwezig. Het gehele plangebied is gelegen binnen het beekdal van de Beilerstroom. In figuur 4.6 is een weergave van het beekdal opgenomen. Het plangebied wordt aan de noord-westkant begrensd door de Beilerstroom. Vanuit de Beilerstroom loopt het maaiveld geleidelijk op richting het oosten van het plangebied. Dit houd in dat er overstromingen kunnen plaatsvinden in het plangebied ten westen van de weg Lieving. Hierdoor is het niet wenselijk een woning te realiseren met een kelder of kruipruimte. De voorwaarden ten aanzien van bouwen binnen dit gebied worden nog opgenomen in het kavelpaspoort en zijn opgenomen in de regels van dit bestemmingsplan. Het plangebied heeft daarmee ook de functie als bergingsgebied (opvang van water in geval van hoge waterstand Beilerstroom).

afbeelding "i_NL.IMRO.1731.Lievingerveldherz-VST1_0011.png"

Figuur 4.7: Provinciale Omgevingsverordening 2015 - Beekdal (Bron: Provincie Drenthe) (ligging plangebied zwarte kader, ligging Beilerstroom blauwe lijn)

Afvalwaterketen en riolering

Langs de zuidzijde van de Beilerstroom is recent een persleiding aangelegd (figuur 4.7), om de rioolwaterzuivering van Westerbork door te koppelen met die van Beilen. Ten oosten van Lieving is het riool dieper aangelegd, zodat het beekherstel (laten hermeanderen) en de aanleg van natuurlijke oevers mogelijk blijven.

afbeelding "i_NL.IMRO.1731.Lievingerveldherz-VST1_0012.png"

Figuur 4.8: Uitsnede rioolwater transportleiding, waterschap Drents Overijsselse Delta.

4.8.3 Toekomstige situatie

Algemeen

Het plan voorziet in de ontwikkeling van het woongebied van maximaal 150 woningen naar 165 woningen. De invulling van het gebied zal zijn vorm krijgen middels een dynamisch proces. De waterhuishoudkundige aspecten waarbij de initiatiefnemer rekening dient te houden bij het realiseren van het plan wordt in deze paragraaf verder beschreven.

Waterkwantiteit

De bestaande leggerwatergangen zijn in dit plan op de verbeelding opgenomen met een bestemming 'Water' en daarmee geborgd. In dit geval ligt alleen de Beilerstroom deels binnen het plangebied. De Beilerstroom heeft een beschermingszone van 10 meter waarbinnen geen objecten geplaatst mogen worden. De leggerwatergangen langs de randen van het plangebied liggen net buiten de plangrens. De overige greppels en sloten onder beheer van het Waterschap binnen het plangebied zijn mogelijk gemaakt in de overige bestemmingen. Deze wateren worden door de Keur beschermd en mogen niet worden gedempt zonder watervergunning. Indien een demping noodzakelijk is zal er compensatie moeten plaats vinden. Het centraal gelegen ven is een waterelement dat 'los staat' van het overige watersysteem. Om die reden is dit ven integraal opgenomen in de bestemming 'Natuur'.

Ook zijn er watergangen gerealiseerd ten behoeve van watercompensatie die niet in eigendom zijn van het waterschap. In de spelregels voor de kavelpaspoorten is opgenomen dat er 10% watercompensatie plaats dient te vinden per uitgegeven kavel. Zodra er een watergang is gerealiseerd ten behoeve van watercompensatie dient deze als zodanig in stand te worden gehouden, onderhoud wordt hiermee verplicht gesteld. De borging van de bergingscapaciteit van de bestaande en te realiseren watergangen is opgenomen als harde voorwaarde in de regels van het bestemmingsplan. Daarnaast wordt in de regels van dit bestemmingsplan bij het strijdig gebruik de waterafvoerende functie en bergingscapaciteit benoemd, het is verboden als deze niet in stand worden gehouden.

Watercompensatie

De toename van het verharde oppervlak is op dit moment nog niet bekend. Voor middelgrote plannen geldt als regel dat 10% van het verharde oppervlak wordt ingezet als wateroppervlak ter compensatie voor de versnelde afvoer van het afstromende regenwater. Dit betekent bijvoorbeeld dat wanneer een verhard oppervlak van 200 m2 wordt gerealiseerd, 20 m2 moet worden gecompenseerd in de vorm van waterberging op eigen kavel. Deze regel is opgenomen in het kavelpaspoort. In de regels is hiertoe een regel opgenomen, waarin wordt geregeld dat per kavel 10% van het verhard oppervlak ingezet wordt als water compensatie. In delen van het plangebied is natuurlijke infiltratie niet of nauwelijks mogelijk door het aanwezige fijn zand en keileem. De mogelijkheid bestaat dat bewoners de compensatieberging in gezamenlijkheid, bijvoorbeeld door middel van een vereniging van eigenaren, realiseren.

Afvoernorm

Door een toename van het verharde oppervlak wordt het regenwater versneld afgevoerd. Er mag echter niet meer dan 1,6 L/s/ha uit het (toekomstige) stedelijke dan wel bebouwde gebied worden afgevoerd. Het watersysteem dient te worden vertraagd door het vasthouden (infiltreren) of bergen van water binnen het plangebied. Het watersysteem wordt ontworpen rekening houdend met een hoeveelheid neerslag op basis van de regenduurlijn (Buishand en Velds) t = 1/10 jaar; inclusief 10% toename in verband met klimaatverandering (middenscenario WB21). Het waterpeil mag in de ontwerpsituatie maximaal 30 cm fluctueren. Het ontworpen watersysteem wordt getoetst aan de extreme situatie met een hoeveelheid neerslag op basis van de regenduurlijn (Buishand en Velds) t = 1/100 jaar; inclusief 10% toename in verband met klimaatverandering (middenscenario WB21).

Bij de afvoer van overtollig hemelwater moet het afstromend hemelwater ter plaatse in de omgeving worden teruggebracht, dat wil zeggen afvoeren in de bodem (infiltratie) of in het oppervlaktewater. Het waterschap heeft de voorkeur om het regenwaterwater, daar waar mogelijk, te infiltreren in de bodem.

Oppervlakkige afvoer naar de infiltratievoorziening en infiltratie via wadi's geniet daarbij de voorkeur. Als oppervlakkige infiltratie niet mogelijk is, is ondergrondse infiltratie door middel van bijvoorbeeld een infiltratieriool (IT-riool) of infiltratiekratten een optie. Als infiltratie niet mogelijk is dan kan hemelwater via een bodempassage worden geloosd op oppervlaktewater. De afvoer van overtollig hemelwater uit het plangebied mag, ongeacht de toegepaste methode, niet tot wateroverlast leiden op aangrenzende percelen. Het ontwerp van de waterafvoer alsmede de toetsing daarvan is een verantwoordelijkheid van de initiatiefnemer.

Waterbergend vermogen beekdal

Het plangebied is gelegen binnen het beekdal van de Beilerstroom. Dit houdt in dat het gebied kan overstromen bij hoge waterstanden in de Beilerstroom. Volgens de innundatiekaart van het waterschap blijkt dat 60% van het plangebied bij de berekende T=100 waterstand in de Beilerstroom, een groot deel van het gebied onder water kan lopen. Wanneer er ophoging plaats vindt binnen het plangebied zal het waterbergend vermogen van het beekdal afnemen. Er is dan in het plangebied minder ruimte voor het water waardoor er meer water richting het stedelijk gebied van Beilen zal stromen. Daardoor zal de kans op overstromingen benedenstrooms in bewoond gebied toenemen. Indien het noodzakelijk is om voor een ophoging te kiezen zal dit binnen of nabij het plangebied moeten worden gecompenseerd. De gemeente is verantwoordelijk voor compensatie buiten het plangebied.

Afvalwaterketen en riolering

Conform het Watertakenplan 2016 - 2021 en vigerend waterschapsbeleid is het voor nieuwbouw gewenst een aparte afvoer van afvalwater en hemelwater aan te leggen. Het hemelwater wordt bovengronds afgevoerd naar een infiltratie voorziening of het oppervlaktewater. Hierdoor komt schoon hemelwater niet bij een rioolzuiveringsinstallatie terecht. Het afvalwater wordt aangesloten op de bestaande gemeentelijke riolering.

Ten zuiden van de Beilerstroom is een rioolpersleiding van het waterschap gelegen. De gemeente voorziet in een basisrioolsysteem dat op één punt aangesloten wordt op de rioolpersleiding van het waterschap. Elke initiatiefnemer moet voor de afvoer van huishoudelijk afvalwater aansluiten op de basisrioolvoorziening, ongeacht de afstand. Het is niet toegestaan om gebruik te maken van IBA's. Door de overstromingskans binnen het gebied kan de inhoud van de IBA in het oppervlaktewater terechtkomen. Regenwater kan vervolgens of geïnfiltreerd of (vertraagd) worden afgevoerd richting het oppervlaktewater. De systeemkeuze voor wat betreft het basisrioolsysteem is al gemaakt. Het gaat om een vrij verval riool eventueel aangevuld met drukriool. In het kader van het vergunningtraject worden nadere eisen gesteld aan de afvalwaterketen.

Watersysteemkwaliteit en ecologie

In het noorden van het plangebied direct aan de Beilerstroom gelegen wordt gezocht naar mogelijkheden van een nevengeul vanuit de KRW opgave. In de notitie Kader en spelregels is aangegeven dat er mogelijkheden liggen op het gebied van waterberging, natuurontwikkeling, vismigratie, het verhogen van de landschappelijke- en belevingswaarden. In het noorden van het plangebied direct aan de Beilerstroom gelegen worden de mogelijkheden voor hermeandering onderzocht. De aanleg van een natuurvriendelijke oever of de aanleg van een accolade profiel in de Beilerstroom moet nog verder worden onderzocht. Dit betekent dat activiteiten binnen de beschermingszone van de Beilerstroom niet worden toegestaan. In het bestemmingplan is dit vertaald in een bebouwingsvrije zone van 10 meter breed vanaf de Beilerstroom. De zone is op de verbeelding weergeven.

Ter voorkoming van diffuse verontreinigingen van water en bodem is het van belang om duurzame, niet-uitloogbare materialen te gebruiken, zowel gedurende de bouw- als de gebruiksfase. Het gebruik van bestrijdingsmiddelen, lood, koper en zink zijn niet toegestaan. Het toepassen van exoten en/of plaagplanten, bij de inrichting van waterpartijen, is eveneens niet toegestaan. Omdat deze ernstige schade kunnen veroorzaken aan het watersysteem.

Veiligheid

Het plan maakt de realisatie van maximaal een extra 15 woningen mogelijk binnen het beekdalsysteem van de Beilerstroom. In het beekdal dient rekening te worden gehouden met wisselende waterstanden. In ruim 60% van het gebied is er een verhoogd risico op overstromingsgevaar. Uitgangspunt bij de realisatie van de (woon) bebouwing is dat het vloerpeil van de nieuwe bebouwing voldoende ver boven maaiveld (en de grondwaterspiegel) worden aangelegd om (grond)wateroverlast te voorkomen. Door het waterschap wordt geadviseerd om de nieuwe bebouwing op ten minste 12,8 m +NAP aan te leggen. In onderstaand figuur is de lokale situatie en overstromingskans bij een T=100 waterstand in de Beilerstroom. (T=100 beleid NBW landelijke afspraak) gevisualiseerd. In de regels is het begrip 'peil' hier op afgestemd.

Rondwaterbeschermingsgebied

Het noordelijk deel van het plangebied ligt binnen een grondwaterbeschermingsgebied. Op basis van de Provinciale Omgevingsverordening gelden binnen dit gebied beperkingen voor wat betreft bebouwing en het toelaten van (milieubelastende) activiteiten. Het realiseren van een woongebied leidt niet tot een aantasting van het te winnen grondwater. Bovendien worden er geen bedrijfsactiviteiten toegelaten. In het grondwaterbeschermingsgebied zijn specifieke maatregelen nodig met betrekking tot riolering, verharding, regenwaterbeheer en de kwaliteit van het grond- en oppervlaktewater. Het grondwaterbeschermingsgebied vormt geen belemmering voor de vaststelling van dit plan. Het grondwaterbeschermingsgebied is op de verbeelding en in de regels opgenomen als 'milieuzone - waterberging en grondwaterwingebied'.

Waterbeheer

In de Keur van het waterschap is geregeld dat een beschermingszone voor primaire watergangen in acht dient te worden genomen. Op grond van artikel 3.1 van de Keur is het verboden om zonder watervergunning gebruik te maken van een waterstaatswerk of de bijbehorende beschermingszone voor het aanleggen van werken. Dit artikel beoogt te voorkomen dat de stabiliteit, het profiel en/of de veiligheid van het waterstaatswerk wordt aangetast, de aan- of afvoer en/of berging van water wordt gehinderd dan wel het onderhoud wordt gehinderd. Voor de onderhavige woningbouw is dan ook een watervergunning noodzakelijk. Ook voor het onderhoud gelden bepalingen uit de Keur.

Water in het bestemmingsplan

In het bestemmingsplan is het oppervlaktewater in het plangebied bestemd als 'Water'.

Conclusie

De ontwikkeling heeft geen negatieve gevolgen voor het waterhuishoudkundige systeem ter plaatse.

4.9 Archeologie

Beleid en Normstelling

Per 1 juli 2016 is de Monumentenwet 1988 vervallen. Een deel van de wet is op deze datum overgegaan naar de Erfgoedwet. Het deel dat betrekking heeft op de besluitvorming in de fysieke leefomgeving gaat over naar de Omgevingswet, wanneer deze op 1 juli 2022 in werking treedt. Dit geldt ook voor de verordeningen, de bestemmingsplannen, de vergunningen en de ontheffingen op het gebied van archeologie. Vooruitlopend op de datum van ingang van de Omgevingswet zijn deze artikelen te vinden in het Overgangsrecht in de Erfgoedwet, waar ze ongewijzigd van toepassing blijven zolang de Omgevingswet nog niet van kracht is. In de wet zijn archeologische resten beschermd. Wanneer de bodem wordt verstoord, moeten archeologische resten intact blijven. Als dit niet mogelijk is, is opgraving een optie.


Gemeentelijk archeologiebeleid

Voor de gemeente is een archeologische verwachtingskaart vastgesteld. Aangezien het plangebied is gelegen in een gebied met mogelijk verhoogde kans op het aantreffen van archeologische waarden is een verkennend booronderzoek en een aanvullend verkennend booronderzoek uitgevoerd.


Onderzoek en conclusie
Op basis van een verkennend archeologisch booronderzoek in het plangebied (Bakker en Spoelstra 2007), een uitgevoerd verkennend booronderzoek ten westen van het huidige plangebied (Bongers 2008), de geologische kaart van Nederland 1:50.000, het Actueel Hoogtebestand Nederland en oude kaarten is een kaart met bekende gegevens vervaardigd.


Op de kaart komen de volgende aardkundige eenheden voor:

  1. 1. Keileem afgedekt met dekzand

Keileem is in boringen aangetroffen in de zuidelijke helft van het plangebied en in het uiterste westen van het (toenmalige) plangebied. Het voorkomen van keileem onder een laag dekzand is op de kaart weergegeven met een licht paarse arcering. Opvallend is het ontbreken van de keileem, of het is niet aangeboord, ter plaatse van de twee dekzandkoppen in het zuidelijk deel van het plangebied.

  1. 2. Fluvioperiglaciale- en dekzandafzettingen (voormalige Tw 4)

Aan het einde van het Saalien is, als gevolg van grote hoeveelheden smeltwater het keileemplateau (de grondmorene) doorsneden geraakt door erosieve waterstromen. Ter plaatse van deze beken is het keileem volledig geërodeerd. Later, vooral in het Weichselien, zijn deze beekdalen weer opgevuld met allerlei sedimenten. Geconcentreerd in de beekdalen kregen eolische afzettingen geen kans, deze werden immers steeds weer opgeruimd. In de beekdalen vond vooral sedimentatie plaats onder invloed van smeltwater. Eolische (door de wind afgezet) sedimentatie vond wel plaats langs de randen van de beekdalen. Hier is zand afgezet in de vorm van langgerekte duinen. De laaggelegen zandige afzettingen in het gebied kunnen gezien worden als een combinatie van door water en wind afgezet materiaal. Op basis van hoogteligging zijn twee eenheden opgenomen op de kaart. AC-bodems in van oorsprong laaggelegen dekzandgebieden. In deze lagere gebieden zijn later als gevolg van de hoge grondwaterstand beekeerdgronden ontstaan en heeft mogelijk veenbedekking plaatsgevonden. Deze zijn aangegeven met lichtgroen. AC-bodems in van oorsprong hooggelegen gebieden. Dit zijn door ploegen en egalisatie onthoofde podzolbodems (lichtbruine kleur).

  1. 3. Veen

In het laagste deel van het beekdal dat ligt in de noord- en noordwestzijde van het plangebied, komt oorspronkelijk veen voor, zoals gebleken is in het door ‘De Steekproef’ onderzochte gebied. Bij het onderzoek van Oranjewoud zijn alleen boringen met een dikke veenlaag aanwezig en ontbreken boringen met een dunne veenlaag, mogelijk is bij de ruilverkaveling het veen hier verwijderd. De ouderdom van het veen is onbekend. Uit de toelichting op de geologische kaart blijkt dat het veen in geulen al gevormd kan zijn vanaf het laat-pleistoceen. De veengroei kan continu zijn doorgegaan tot aan de ontginning in de late middeleeuwen. Een groot deel van de jongere veenlagen is door afgraven, grondbewerking en oxidatie weer verdwenen, waardoor het veen dat er nu nog ligt waarschijnlijk van behoorlijke ouderdom is.

Naast veen in het beekdal komt ook veen voor in de ovaalvormige, deels uitgegraven laagte, ten zuidoosten van de Beilerstroom. Dit veen is niet verbonden met het veen van het beekdal. De laagte is mogelijk van eolische oorsprong of het betreft een pingo-ruïne. Op basis van de ovale vorm is een uitblazingslaagte vooralsnog de meest voor de hand liggende ontstaanswijze. De meertjes in het midden van de laagte zijn ontstaan door het afgraven van veen tussen 1920 en 1970, mogelijk in de oorlogsjaren voor gebruik als brandstof. Onbekend is hoe diep gegraven is en of al het veen is afgegraven. Op de kaart zijn boringen met dunne veenlaag lichtbruin gekleurd. Dikkere veenlagen zijn donkerbruin gekleurd en komen voor in een geulvormige laagte, die bij het onderzoek van de Steekproef duidelijk naar voren is gekomen en die waarschijnlijk doorloopt in de

noordwestpunt van het onderhavig plangebied. Boringen met een bodemverstoring tot in de C-horizont zijn aangeven met een grijs vierkant. Boringen die met vermoedelijk opgebrachte laag zijn aangegeven met een blauwe stip.

Aanvullend verkennend bodemonderzoek

Om de grenzen van de hierboven genoemde eenheden met een middelhoge verwachting

beter te bepalen zijn aanvullende verkennende boringen gezet in het gebied waar veen - en de met veen opgevulde restgeul - worden verwacht. Zowel de geul als de oeverzone hebben een middelhoge archeologisch verwachting en komen bij verstoring in aanmerking voor vervolgonderzoek.

Uit het aanvullend verkennend booronderzoek (september 2016, zie Bijlage 11Archeologisch onderzoek) komen de volgende conclusies naar voren:

  • De grens van het voorkomen van veen is bepaald met een boring om de 20-25 meter en verder ingetekend op basis van het AHN. Waarbij gebleken is dat een knikje in het terrein kenmerkend is voor het voorkomen van veen. Deze grens op circa vijf meter nauwkeurig is bepaald. De grenzen van de restgeul zijn niet af te lezen uit het AHN en zijn dus minder nauwkeurig bekend geworden.
  • Er is een goed beeld van de landschappelijk eenheden. In het plangebied worden archeologische resten in de vorm van puntlocaties (kleine jachtkampjes, geofferde objecten, vaartuigen, steigers, et cetera) verwacht, die door middel van booronderzoek of proefsleuf onderzoek moeilijk op te sporen zijn.
  • Indien er graafwerkzaamheden dieper dan 30 cm voorzien zijn in de zones met een middelhoge archeologische verwachting, dan wordt een vervolgonderzoek aanbevolen door middel van een archeologische begeleiding van de graafwerkzaamheden voor het opsporen van archeologische resten.

Aanbevelingen

Het wordt aanbevolen om bodem verstorende activiteiten dieper dan 30 cm-mv in het

adviesgebied, dus de oeverzones(bufferzone) van het met veen opgevulde beekdal en in de met veen gevulde ovaalvormige laagte en graafwerkzaamheden zoveel mogelijk te vermijden. Voor het veen geldt ook dat ontwatering of sterk samendrukken door het opbrengen van grond moet worden voorkomen. Mochten bodemverstoringen in de advieszone onvermijdelijk zijn dan wordt aangeraden om een archeologisch vervolgonderzoek uit te voeren. Vondsten in het veen en in de oeverzones ter plaatse van beekeerdgronden zijn vaak puntlocaties en niet door middel van booronderzoek op te sporen. Het wordt geadviseerd om graafwerkzaamheden in het gebied met een middelhoge archeologisch verwachting archeologisch te laten begeleiden.

Doorvertaling in het bestemmingsplan

Archeologie is een mogelijke belemmering bij (bouw)werkzaamheden in de zones met een middelhoge verwachting. Bodemverstoringen in deze zones, dieper dan 30 cm-mv moeten onder archeologische begeleiding geschieden. Om dit te borgen is in dit bestemmingsplan een dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie' opgenomen voor de zones met een middelhoge verwachting. Hierbij is onderscheid gemaakt tussen de bestemming 'Waarde - Archeologie 1' en Waarde - Archeologie 2'. Het veentje (mogelijke pingoruïne) in het westen/centrale deel van het plangebied is onder de bestemming Waarde - Archeologie 1 gebracht: bij bodemverstoringen dieper dan 30 cm-mv maar kleiner dan 100 m2 geldt een onderzoeksvrijstelling. Het beekdal in het (noord)westen van het plangebied alsmede de oostelijke helft van de oost-west gerichte groenstrook aan de westkant van het plangebied is onder de bestemming Waarde - Archeologie 2 gebracht. Hier geldt bij bodemverstoringen dieper dan 30 cm-mv en met een oppervlakte kleiner dan 1.000 m2 een onderzoeksvrijstelling.

Conclusie

Het aspect archeologie staat de beoogde ontwikkeling niet in de weg.

4.10 Cultuurhistorie

Sinds 1 januari 2012 is er een zorgplicht voor cultuurhistorie. Alle cultuurhistorische waarden dienen in ruimtelijke plannen meegewogen te worden. Deze maatregel is een gevolg van het project Modernisering van de Monumentenzorg (MoMo). Cultuurhistorische waarden kunnen bijdragen aan het landschap van de toekomst. Ze kunnen een bron van inspiratie zijn bij de inrichting van de ruimte en tegelijk iets van het verleden zichtbaar houden. Zo verhoogt cultuurhistorie de kwaliteit van de leefomgeving.


In het plangebied is geen bebouwing aanwezig. Er is dan ook geen sprake van cultuurhistorisch waardevolle bebouwing. De eventueel aanwezige cultuurhistorisch van belang zijnde bebouwing direct rondom het plangebied blijft gehandhaafd. Wel kan aan de aanwezige wegen- en groenstructuur een cultuurhistorische betekenis worden toegekend. De wegenstructuur en de opgaande beplanting langs de Lieving blijven in tact en worden geïntegreerd in de ontwikkeling van het woongebied.

Ten zuiden van het plangebied is een molenbiotoop gelegen rondom de 'Molen van Makkum' in het buurtschap Makkum. De molenbiotoop overlapt het plangebied echter niet, waardoor dit geen (bouw)beperkingen oplevert ter plaatse van het plangebied.

Conclusie

Vanuit het aspect cultuurhistorie is het planvoornemen uitvoerbaar. Met de voorgenomen ontwikkeling worden geen cultuurhistorische waardevolle elementen direct of indirect beschadigd.

4.11 Planologisch Relevante Kabels En Leidingen

Afwegingskader

Planologisch relevante leidingen en/of hoogspanningsverbindingen moeten worden gewaarborgd. Tevens moet rond dergelijke leidingen rekening te worden gehouden met zones waarbinnen mogelijke beperkingen gelden. Planologisch relevante leidingen zijn leidingen waarin de navolgende producten worden vervoerd:

  • gas, olie, olieproducten, chemische producten, vaste stoffen/goederen;
  • aardgas met een diameter groter of gelijk aan 18 inch;
  • defensiebrandstoffen;
  • warmte en afvalwater, ruwwater of halffabricaat voor drink- en industriewatervoorziening met een diameter groter of gelijk aan 18 inch;
  • hoogspanningsleidingen.

Toetsing

In het plangebied bevinden zich - met uitzondering van een rioolpersleiding - voor zover bekend geen planologisch relevante kabels en leidingen die een invloed (kunnen) hebben op de haalbaarheid van het plan. Dit aspect werkt dus niet belemmerend. De rioolpersleiding is op de verbeelding weergegeven en onder een afzonderlijke bestemming gebracht.

Conclusie

Het aspect kabels en leidingen staat de beoogde ontwikkeling niet in de weg.

Hoofdstuk 5 Juridische Toelichting

In voorgaande hoofdstukken zijn de uitgangspunten voor de ruimtelijke situatie in het plangebied aangegeven. Deze uitgangspunten zijn getoetst aan de milieu- en omgevingsaspecten en het beleid. In dit hoofdstuk worden de bestemmingen en de bijbehorende regels beschreven. Het bestemmingsplan regelt de gebruiks- en bebouwingsbepalingen van de gronden in het plangebied. De juridische regeling is vervat in een verbeelding en bijbehorende regels. Op de verbeelding is de bestemming vastgelegd, in de regels de bijbehorende bouw- en gebruiksmogelijkheden.


Het Besluit ruimtelijke ordening bepaalt dat een bestemmingsplan vergezeld gaat van een toelichting. Deze toelichting heeft echter geen juridische status, maar is wel belangrijk als het gaat om de onderbouwing van hetgeen in het bestemmingsplan is geregeld.

5.1 Bestemmingen

In deze paragraaf volgt een korte omschrijving van de op de verbeelding voorkomende bestemmingen.

5.1.1 Groen - Afschermend groen

De bestaande groenelementen (singels, houtwallen) zijn onder de bestemming ' Groen -Afschermend groen' gebracht. Behalve voor groenvoorzieningen ziet de bestemmingsomschrijving toe op voet- en fietspaden, dagrecreatief medegebruik, water en sport- en speelvoorzieningen. Ook openbare nutsvoorzieningen zijn binnen deze bestemming toegestaan. Er mogen binnen de bestemming 'Groen - afschermend groen' geen gebouwen worden gebouwd.

5.1.2 Groen - Woongebied

Het grootste gedeelte van het plangebied is onder de bestemming 'Groen - Woongebied' gebracht. De woonerven en de daarbij behorende weides zoals die via de kavelpaspoorten worden vormgegeven, zullen binnen deze bestemming gerealiseerd worden. De bestemmingsomschrijving ziet in hoofdzaak toe op een groene omgeving met daarin het wonen in een nieuw buurtschap. Omdat het gebied ook in de toekomst een groen, grotendeels onbebouwde karakter zal hebben is gekozen voor de bestemming 'Groen- Woongebied'. De bestemming is een uitwerking van de eerste uit te werken groenbestemming uit het bestemmingsplan Lievingerveld uit 2018.

Binnen de bestemming zijn een aan huis verbonden beroep of bedrijf, mantelzorg en een gastouderopvang toegestaan. Ook lichte bedrijvigheid (van maximaal categorie 1) zijn toegestaan bij de woonfunctie. Hierbij is aangesloten op de VNG-brochure Bedrijven en Milieuzonering, editie 2009. Een Staat van Bedrijven is opgenomen als bijlage bij de regels. Bedrijven van categorie 1 zijn passend in een woonomgeving. In de bouwregels en de specifieke gebruiksregels zijn de spelregels voor de kavelpaspoorten vertaald. Zo zijn gebouwen uitsluitend toegestaan in een woonerf. De bouwhoogte van gebouwen in een woonerf is maximaal 10 meter. In de weides bedraagt de bouwhoogte maximaal 1,40 meter, dit ten behoeve van bijvoorbeeld erfafscheidingen en omheiningen. Er moet minimaal 3 meter worden aangehouden tot aan de kavelgrens. Ter plaatse van een weide is het vergunningvrij bouwen van gebouwen en overkappingen niet toegestaan. Parkeren moet plaatsvinden op het eigen erf (dus binnen het woonerf).

Het totaal aantal woningen binnen de bestemming Groen - Woongebied bedraagt maximaal 165. Aan twee zijden van een kavel is ruimte voor infra, ontsluiting, kabels en leidingen. In de regels wordt opgenomen dat de reservering voor infra niet geldt als langs het betreffende perceel een verkeersbestemming is gelegen. Minimaal 40% van de oppervlakte van een kavel is weide, ten hoogste 25% van de oppervlakte van een kavel is woonerf.

Langs de Beilerstroom is een zone van 10 meter opgenomen waarbinnen niet gebouwd mag worden. Dit in verband met de beleefbaarheid en toegankelijkheid van het beekdal ten behoeve van het onderhoud aan de Beilerstroom. Daarnaast is deze zone opgenomen voor het realiseren van KRW-doelstellingen. Zie verder paragraaf 4.8.3 Toekomstigesituatie. Op verzoek van het waterschap is een aantal andere regels opgenomen ter bescherming van de waterbelangen in het gebied. Er is een aanlegvergunningsstelsel opgenomen in de regels van het bestemmingsplan.

Zodra er een watergang is gerealiseerd ten behoeve van watercompensatie dient deze als zodanig in stand te worden gehouden, onderhoud wordt verplicht gesteld in de gebruikregels van deze bestemming Daarnaast wordt in het strijdig gebruik de waterafvoerende functie en bergingscapaciteit benoemd, het is verboden om deze functies niet in stand te gehouden. De borging van de bergingscapaciteit is opgenomen als harde voorwaarde in de regels van het bestemmingsplan.

5.1.3 Maatschappelijk

De voor 'Maatschappelijk' aangewezen gronden zijn bestemd voor: sociaal-culturele voorzieningen, sport- en speelvoorzieningen en evenementen categorie C. Er is gekozen om de gronden waarop een ontmoetingsplaats genaamd "Het Dorpsplein" is gerealiseerd, inclusief een voetbalveld, volleybalveld, speeltuin en mogelijk in de toekomst een wijkcentrum positief te bestemmen. Er is gekozen voor een maatschappelijke bestemming wegens de combinatie met het huidige gebruik als recreatieveld, speeltuin en evenementenlocatie. De bouwhoogte van bouwwerken is maximaal 10 meter binnen deze bestemming. Er mag daarnaast maximaal 25% van de oppervlakte van het bestemmingsvlak worden bebouwd.

5.1.4 Natuur

Het bosgebiedje met de daarbinnen gelegen ven centraal in het bestemmingsplan is onder de bestemming 'Natuur' gebracht. Ook heeft de groenstrook ten noorden van het plangebied een natuurbestemming gekregen. De bescherming van de natuurfunctie staat hier voorop, evenals de bosbouwfunctie en houtproductie. Ook ziet de bestemmingsomschrijving toe op cultuurgrond, waarbij het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de landschappelijke waarden worden nagestreefd.

Het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de cultuurhistorische, natuurlijke en de landschappelijke waarden van dit gebied staat voorop. Ondergeschikte functies kunnen zijn: extensief agrarisch medegebruik, extensief (dagrecreatief) medegebruik en educatief medegebruik. Bestaande ontsluitingswegen, voet- en fietspaden, waterhuishoudkundige doeleinden (waaronder waterberging) en sloten, beken en poelen zijn eveneens toegestaan. Er mogen binnen de bestemming 'Natuur' geen gebouwen worden gebouwd.

5.1.5 Verkeer

De wegenstructuur van Lievingerveld is onder de bestemming 'Verkeer' gebracht. Dit besluit is genomen met als doel de wegen publiekrechtelijk te regelen en de bestaande structuur binnen het gebied Lievingerveld vast te leggen. De bestemming ziet toe op verkeer- en verblijfsgebied ten behoeve van erftoegangswegen. Ook fiets- en voetpaden, parkeervoorzieningen, groenvoorzieningen, speelvoorzieningen en water zijn mogelijk. Gebouwen zijn in deze bestemming niet toegestaan.

5.1.6 Water

Het gedeelte van de Beilerstroom dat tot het plangebied behoort is onder de bestemming 'Water' gebracht. Hiervoor is qua regeling aangesloten bij de vigerende regeling in het bestemmingsplan buitengebied, uitgaande van het feit dat de huidige loop van de Beilerstroom in tact blijft. De kavelsloten zijn in apart inbestemd maar worden mogelijk gemaakt in de overige bestemmingen.

5.1.7 Leiding - Riool

In het plangebied bevindt zich een rioolpersleiding. Deze is onder de bestemming 'Leiding- Riool' gebracht. Binnen deze bestemming mag niet worden gebouwd.

5.1.8 Waarde - Archeologie

Op een gedeelte van het plangebied rust de dubbelbestemming 'Waarde-Archeologie''. Op basis van verkennend archeologisch booronderzoek in het plangebied is geconcludeerd dat archeologie een mogelijke belemmering is bij (bouw)werkzaamheden in de zones met een middelhoge verwachting. Bodemverstoringen in deze zones, dieper dan 30 cm-mv moeten onder archeologische begeleiding geschieden. Om die te borgen is in dit bestemmingsplan een dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie'' opgenomen voor de zones met een middelhoge verwachting.

De dubbelbestemming is onder te verdelen in 'Waarde - Archeologie 1' en 'Waarde - Archeologie 2':

  • 'Waarde - Archeologie 1' is van toepassing op het veentje (mogelijke pingoruïne) in het centrale deel van het plangebied. Behalve de diepte maat van 30 cm-mv geldt hier een onderzoeksvrijstelling voor bouwwerken en bodemingrepen kleiner dan 100 m2.
  • 'Waarde - Archeologie 2' is van toepassing op de overige gebieden met een middelhoge verwachting. Behalve de diepte maat van 30 cm-mv geldt hier een onderzoeksvrijstelling voor bouwwerken en bodemingrepen kleiner dan 1.000 m2.

De gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor het behoud van de mogelijk te verwachten archeologische waarden en mogelijk archeologische waarden in niet gekarteerde gebieden. In de bouwregels is opgenomen dat in dat geval door de initiatiefnemer een rapport dient te worden opgesteld waaruit blijkt dat de archeologische waarde van het terrein dat door de voorgenomen ontwikkeling zal worden verstoord in voldoende mate is vastgesteld.

5.2 Gebiedsaanduidingen

In dit bestemmingsplan is de volgende gebiedsaanduiding opgenomen:

Milieuzone - waterberging en grondwaterwingebied

Het noordelijk deel van het plangebied ligt binnen een grondwaterbeschermingsgebied. Op basis van de Provinciale Omgevingsverordening gelden binnen dit gebied beperkingen voor wat betreft bebouwing en het toelaten van (milieubelastende) activiteiten. In het grondwaterbeschermingsgebied zijn specifieke maatregelen nodig met betrekking tot riolering, verharding, regenwaterbeheer en de kwaliteit van het grond- en oppervlaktewater. Het waterberging en grondwaterwingebied is op de verbeelding en in de regels opgenomen als 'milieuzone - waterberging en grondwaterwingebied. Voor deze gebieden is de provinciale Omgevingsverordening van toepassing. De verordening bevat regels ter bescherming van de kwaliteit van het grondwater met het oog op de waterwinning in bij de verordening aangewezen gebieden.

Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid

Wettelijk bestaat de verplichting om inzicht te geven in de uitvoerbaarheid van een bestemmingsplan. Onderdeel hiervan is de maatschappelijke en economische uitvoerbaarheid. Ook wordt er in dit hoofdstuk aandacht besteedt aan het aspect grondexploitatie.

6.1 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid

Vooroverleg

Omdat de gemeente de belanghebbenden wil betrekken bij de planvorming, wordt op basis van het wettelijk vooroverleg het plan in deze periode aangeboden aan verschillende overlegpartners. Ook wordt een gesprek gepland met de Beheersvereniging Lievingerveld. Naar aanleiding van gesprekken met de provincie is besloten een nadere motivering op te stellen met betrekking tot de woningbouwbehoefte op basis van artikel 3.16 van de Provinciale omgevingsverordening Drenthe (2023). En daarnaast te motiveren waarom er, conform artikel 3.36 lid 2 van Provinciale omgevingsverordening Drenthe, in een beekdal en bergingsgebied 15 extra woningen gebouwd kunnen worden. De nadere motivering is als bijlage 6 toegevoegd.

Het ontwerpbestemmingsplan is door de het waterschap Drents Overijsselse Delta van informele reactie voorzien. Hieronder is de reactie van het waterschap samengevat. Er is geen sprake van een ingediende zienswijze door het waterschap.

In de reactie van het waterschap wordt aangegeven dat het aantal nieuwe huizen binnen het bestaande gebied beperkt is en dat de geldende regels voor bouwhoogte gehandhaafd blijven. Er wordt gewezen op de verwachting van toenemende wateroverlast in de toekomst, met uitbreiding van overstromingsgebieden naar de voorgestelde locatie van extra woningen. Het advies is om huizen op palen te blijven bouwen vanwege de huidige situatie.


Wat betreft watercompensatie verschillen de regels voor plannen onder en boven 500m² verharding, waarbij voor grotere plannen 80 mm per vierkante meter verharding wordt gehanteerd. Het handhaven van watercompensatie via individuele kavelpaspoorten blijkt lastig, waardoor het waterschap aanraadt dit door projectontwikkelaars of de gemeente zelf te laten doen voor het hele gebied.

Er wordt ook vermeld dat een nieuwe versie van het instrument NBW wordt ontwikkeld om beter wateroverlast in de toekomst te voorspellen. Verder wordt aangegeven dat de huidige waterberging binnen Lievingerveld lager uitvalt dan verwacht, wat aangeeft dat strengere eisen nodig zijn voor toekomstige projecten. Ongebruikte delen van kavels kunnen mogelijk worden ingezet als extra waterberging bij wateroverlast op privépercelen of wegen.

Zienswijzen

Vervolgens heeft het ontwerpbestemmingsplan gedurende 6 weken ter inzage gelegen. Tijdens deze periode is eenieder in de gelegenheid gesteld om een zienswijze in te dienen. Er zijn tien zienswijzen ingediend. De verwerking van de zienswijzen zijn in bijlage 13 toegevoegd. Hierin wordt ook aangegeven of, en zo ja, op welke wijze, het bestemmingsplan is aangepast.

Vaststelling

Het bestemmingsplan is naar aanleiding van de zienswijzen op 4 juli 2024 gewijzigd vastgesteld. Uiteindelijk is tegen het vaststellingsbesluit beroep mogelijk bij de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State.

6.2 Economische Uitvoerbaarheid En Grondexploitatie

Voor de uitvoerbaarheid van het plan is het van belang te weten of het economisch uitvoerbaar is. De economische uitvoerbaarheid wordt enerzijds bepaald door de exploitatie van het plan (financiële haalbaarheid) en anderzijds door de wijze van kostenverhaal van de gemeente (grondexploitatie).

Financiële haalbaarheid

Met de uitvoering van dit plan wordt de bouw van 15 extra woningen mogelijk gemaakt. De gronden waarop deze woningen worden gebouwd, zijn gemeentelijk eigendom. De opbrengsten worden gegenereerd uit de uitgifte van de gronden. De kosten die uit het plan (kunnen) voortvloeien zijn onder andere planschadekosten, plankosten, kosten voor bouw- en woonrijp maken, kosten voor voorbereiding en toezicht.

Grondexploitatie

Doel van de in de Wet ruimtelijke ordening (Wro) opgenomen grondexploitatieregeling is het bieden van ruimere mogelijkheden voor het kostenverhaal en het creëren van meer sturingsmogelijkheden. Daarbij wordt onderscheid gemaakt tussen de publiekrechtelijke weg via een exploitatieplan en de privaatrechtelijke weg in de vorm van overeenkomsten. In het geval van een exploitatieplan kan de gemeente eisen en regels stellen voor de desbetreffende gronden, (woning)bouwcategorieën en fasering. Bij de privaatrechtelijke weg worden dergelijke afspraken in een (anterieure) overeenkomst vastgelegd. Er wordt geen exploitatieplan conform artikel 6.12 Wro opgesteld, omdat het kostenverhaal is geregeld door opbrengsten uit uitgifte van gronden.

Bijlage 1 Staat Van Bedrijven

Bijlage 1 Staat van Bedrijven

Bijlage 1 Brief Provincie Drenthe

Bijlage 1 Brief Provincie Drenthe

Bijlage 2 Overzicht Bestaande Watergangen Lievingerveld

Bijlage 2 Overzicht bestaande watergangen Lievingerveld

Bijlage 3 Kader En Spelregels

Bijlage 3 Kader en spelregels

Bijlage 4 Kavelpaspoort

Bijlage 4 Kavelpaspoort

Bijlage 5 Onderbouwing Ladder Voor Duurzame Verstedelijking

Bijlage 5 Onderbouwing ladder voor duurzame verstedelijking

Bijlage 6 Nadere Onderbouwing Herziening Bestemmingsplan Lievingerveld

Bijlage 6 Nadere onderbouwing herziening bestemmingsplan Lievingerveld

Bijlage 7 Vormvrije M.e.r.- Beoordeling

Bijlage 7 Vormvrije m.e.r.- beoordeling

Bijlage 8 Verkennend Bodemonderzoek

Bijlage 8 Verkennend bodemonderzoek

Bijlage 9 Verkennend Bodem-, En Asbestoderzoek 2018

Bijlage 9 Verkennend bodem-, en asbestoderzoek 2018

Bijlage 10 Stikstofdepositie Berekening

Bijlage 10 Stikstofdepositie berekening

Bijlage 11 Archeologisch Onderzoek

Bijlage 11 Archeologisch onderzoek

Bijlage 12 Uitgangspuntennotitie Waterschap

Bijlage 12 Uitgangspuntennotitie waterschap

Bijlage 13 Nota Van Zienswijzen

Bijlage 13 Nota van Zienswijzen