Aldi Veenhoopsweg 34-36 te Smilde
Bestemmingsplan - Gemeente Midden-Drenthe
Vastgesteld op 02-05-2017 - geheel onherroepelijk in werking
Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
In deze regels wordt verstaan onder:
1.1 plan:
Het bestemmingsplan Aldi Veenhoopsweg 34-36 te Smilde met identificatienummer NL.IMRO.1731.Veenhoopsweg3436SM-VST1 van de gemeente Midden-Drenthe;
1.2 bestemmingsplan:
De geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels;
1.3 aan- of uitbouw:
Een gebouw, dat in bouwkundig opzicht qua massa en vorm ondergeschikt is aan het hoofdgebouw maar functioneel één geheel vormt met het hoofdgebouw;
1.4 aanduiding:
Een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;
1.5 aanduidingsgrens:
De grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;
1.6 aaneengebouwde bebouwing
Bebouwing welke wordt gekenmerkt door een rij van minimaal drie aan elkaar gebouwde hoofdgebouwen
1.7 achtererf:
Gedeelte van het erf dat aan de achterzijde van het gebouw is gelegen;
Afhankelijke woonruimte
1.8 afhankelijke woonruimte
Een aanbouw c.q. een vrijstaand gebouw waarin één of meerdere hulpbehoevenden vanuit het oogpunt van mantelzorg zijn gehuisvest en dat qua ligging een ruimtelijke eenheid vormt met de woning
1.9 bedrijfsgebouw:
een gebouw, dat dient voor de uitoefening van een bedrijf
1.10 bedrijfsvloeroppervlakte:
De totale vloeroppervlakte van de ruimte binnen een functie die wordt gebruikt voor een bedrijf, een aan-huis-verbonden beroep of een kleinschalige bedrijfs-matige activiteit, inclusief opslag- en administratie-ruimten en dergelijke (exclusief luifels);
1.11 bedrijfs- of dienstwoning:
Een woning in of bij een gebouw of op een terrein, kennelijk slechts bedoeld voor (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein noodzakelijk is;
1.12 bestaand bij gebruiksregels / bestemmingsregels:
Het gebruik dat bestaat ten tijde van het van kracht worden van het betreffende gebruiksverbod, met uitzondering van gebruik dat in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan;
1.13 bestaand bouwwerk:
Een bouwwerk, dat ten tijde van terinzagelegging van het ontwerp van dit plan bestaat, wordt gebouwd, dan wel nadien krachtens een omgevingsvergunning, waarvoor de aanvraag voor dat tijdstip is ingediend, kan worden gebouwd;
1.14 bestemmingsgrens:
De grens van een bestemmingsvlak;
1.15 bestemmingsvlak:
Een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;
1.16 bijgebouw:
Een gebouw, dat in bouwkundig opzicht qua massa en vorm ondergeschikt is aan een op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw en ten dienste staat van het hoofdgebouw, vrijstaand dan wel aangebouwd;
1.17 bouwen:
Het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk (alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en vergroten van een standplaats);
1.18 bouwgrens:
De grens van een bouwvlak;
1.19 bouwlaag:
Een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw en zolder;
1.20 bouwperceel:
Een aaneengesloten stuk grond, waarop krachtens het plan een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;
1.21 bouwperceelsgrens:
Een grens van een bouwperceel.
1.22 bouwvlak:
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;
1.23 bouwwerk:
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect, met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;
1.24 detailhandel:
het bedrijfsmatig te koop aanbieden (waaronder de uitstalling ten verkoop), verkopen, verhuren en leveren van goederen aan personen die die goederen kopen of huren voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit, waaronder grootschalige detailhandel, volumineuze detailhandel, tuincentrum en supermarkt;
1.25 dienstverlenend bedrijf:
een bedrijf of instelling waarvan de werkzaamheden bestaan uit het verlenen van economische en maatschappelijke diensten aan derden, waaronder onder andere zijn begrepen kapperszaken, schoonheidsinstituten, fotostudio’s, galerieën en naar de aard daarmee gelijk te stellen bedrijven en inrichtingen, evenwel met uitzondering van een garagebedrijf en een seksinrichting;
1.26 gebouw:
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;
1.27 gebruik:
het gebruiken, doen gebruiken en/of laten gebruiken;
1.28 maatschappelijke voorziening:
educatieve, sociaal-medische, sociaal-culturele, levensbeschouwelijke, kinderopvang, buitenschoolse opvang, dorpshuis, peuterspeelzalen en voorzieningen ten behoeve van openbare dienstverlening, alsmede ondergeschikte detailhandel en ondergeschikte horeca ten dienste van deze voorzieningen;
1.29 peil:
- a. bij ligging aan een weg: de kruin van de weg;
- b. bij ligging aan een anderszins verhard terrein: de bovenkant van dat terrein;
- c. bij ligging anders dan aan een weg of verhard terrein: het maaiveld;
- d. bij bijbehorende bouwwerken en overkappingen bij of aan een bestaande woning: de bestaande peilmaat van de woning;
1.30 seksinrichting:
een voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in de omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch/pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting worden in ieder geval verstaan een prostitutiebedrijf, alsmede een erotische massagesalon, een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar;
1.31 snackbar:
een horecabedrijf dat voornamelijk is gericht op het verstrekken van kleine etenswaren en nietalcoholhoudende dranken;
1.32 vloeroppervlak:
totale oppervlakte, binnenwerks gemeten, van alle ruimten op de begane grond, de verdiepingen, de zolder en de bijbehorende bouwwerken;
1.33 woning:
een (gedeelte van een) gebouw, dat dient voor de huisvesting van één huishouden;
Artikel 2 Wijze Van Meten
Bij toepassing van deze voorschriften wordt als volgt gemeten:
2.1 de afstand tot de grens van een bouwperceel
De kortste afstand vanaf enig punt van een bouwwerk tot de grens van een bouwperceel;
2.2 de bouwhoogte van een bouwwerk
Vanaf het peil tot aan het hoogste punt van het bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen zoals schoorstenen, antennes en naar aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;
2.3 de goothoogte van een bouwwerk
Vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot c.q. de druiplijn, het boeibord of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;
2.4 de goothoogte van een windturbine
Vanaf het peil tot de as van een windturbine.
2.5 de inhoud van een bouwwerk
Tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;
2.6 de oppervlakte van een bouwwerk
Tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;
2.7 de dakhelling
Langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak (voor zover in de voorschriften een dakhelling is voorgeschreven, is dezen niet van toepassing op de horizontale gedeelten van afgeknotte daken, de bovenste dakvlakken van mansarde kappen en op dakvlakken welke niet evenwijdig aan de noklijn zijn gelegen);
2.8 bebouwd oppervlak van het bouwperceel
De oppervlakte van alle op een bouwperceel aanwezige bouwwerken tezamen.
2.9 ondergeschikte bouwdelen
Bij toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen, worden ondergeschikte bouwdelen als:
- a. plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten;
- b. erkers die voldoen aan de bouwregels;
- c. overstekende daken en/of luifels kleiner dan 0,75 meter
- d. balkons die minder dan 1,00 m buiten de gevel steken;
- e. een wolfseind met een maximale goothoogte van 4.50 m, bij boerderij-achtige woningen buiten beschouwing gelaten.
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Centrum
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Centrum' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. detailhandel, met uitzondering van detailhandel in consumentenvuurwerk;
- b. dienstverlenende bedrijven;
- c. maatschappelijke voorzieningen;
- d. restaurants, eethuisjes, cafetaria's, snackbars en specialiteitenrestaurants;
voor zover het de eerste bouwlaag betreft;
- e. wonen voorzover het de tweede bouwlaag betreft
met daaraan ondergeschikt:
- f. infrastructurele voorzieningen;
- g. openbare nutsvoorzieningen;
- h. groenvoorzieningen;
- i. waterhuishoudkundige voorzieningen;
met daarbij behorende:
- j. tuinen, erven en terreinen;
- k. parkeervoorzieningen;
- l. bedrijfswoningen.
3.2 Bouwregels
3.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen ten behoeve van een goede woonsituatie, de milieusituatie, de sociale veiligheid, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden nadere eisen stellen aan:
- a. de plaats en de afmetingen van de bebouwing;
3.4 Afwijken van de bouwregels
Burgemeester en wethouders kunnen, mits de noodzaak wordt aangetoond en mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, het bebouwingsbeeld en de verkeeersveiligheidafwijken van:
- a. het bepaalde in lid 3.2.2 sub a ten behoeve van het bouwen buiten het bouwvlak met ten hoogste 10% van de oppervlakte van het bouwvlak.
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 4 Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 5 Algemene Gebruiksregels
Onder strijdig gebruik met deze bestemming wordt begrepen het gebruik dat afwijkt van de bestemmingsomschrijving, waaronder in ieder geval wordt begrepen:
- a. het gebruik van de gronden en bouwwerken als seksinrichting;
Artikel 6 Algemene Afwijkingsregels
- a. Burgemeester en Wethouders kunnen bij omgevingsvergunning afwijken van:
- 1. Het bepaalde in het plan en toestaan dat het beloop of het profiel van wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid en/of -intensiteit daartoe aanleiding geven;
- 2. Het bepaalde in het plan en toestaan dat bestemmings- of bouwgrenzen worden overschreden, indien een meetverschil daartoe aanleiding geeft;
- 3. Het bepaalde in het plan en toestaan, dat openbare nutsgebouwtjes, wachthuisjes ten behoeve van het openbaar vervoer, telefooncellen, gebouwtjes ten behoeve van de bediening van kunstwerken, toiletgebouwtjes en naar de aard daarmee gelijk te stellen gebouwtjes worden gebouwd, mits:
- de inhoud per gebouwtje niet meer dan 50 m³ bedraagt;
- 4. Het bepaalde in het plan en toestaan dat antennemasten tot een bouwhoogte van 25 m worden gebouwd.
- 5. Andere bouwwerken geen gebouw zijnde tot een bouwhoogte van 10 m worden gebouwd.
- b. De onder a bedoelde afwijkingen mogen niet leiden tot een onevenredige aantasting van:
- 1. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en/of bouwwerken;
- 2. de verkeersveiligheid.
Artikel 7 Overige Regels
7.1 Afstemming welstand
- a. Voor zover de regels in het bestemmingsplan met betrekking tot:
- 1. de voorgeschreven goothoogte en bouwhoogte;
- 2. de plaatsing op het bouwperceel;
ruimte bieden voor verschillende mogelijkheden van het realiseren van gebouwen, is deze ruimte tevens bedoeld voor het kunnen stellen van voorwaarden op basis van de in artikel 12a van de Woningwet aangegeven welstandscriteria, mits:
- a. de goot- en bouwhoogte van gebouwen met niet meer dan 15% afwijken van de toegestane goot- en bouwhoogte;
- b. de binnen de regels te realiseren oppervlakte niet wordt verminderd.
- b. Eisen met betrekking tot kapvormen, dakhellingen en de nokrichting worden gesteld in het kader van artikel 12a van de Woningwet.
7.2 Parkeergelegenheid en laad- en losmogelijkheden
- a. Bij de verlening van een omgevingsvergunning voor bouwen of voor een gebruiksverandering moet, indien de omvang of de bestemming van een gebouw daartoe aanleiding geeft, ten behoeve van het parkeren of stallen van auto's, (motor)fietsen of andere voertuigen in voldoende mate ruimte zijn aangebracht en in stand worden gehouden in, op of onder het gebouw, dan wel op of onder het bijbehorend bouwperceel. Van voldoende parkeergelegenheid is sprake als wordt voldaan de volgende norm:
- 1. bij een fullservice supermarkt: 3,2 parkeerplaatsen per 100 m2 bvo;
- 2. bij een discount supermarkt: 2,9 parkeerplaatsen per 100 m2 bvo;
- 3. bij overige detaihandel: 2,4 parkeerplaatsen per 100 m2 bvo;
- 4. dienstverlenende bedrijven en maatschappelijke voorzieningen: 2,7 parkeerplaatsen per 100 m2 bvo;
- 5. cafetaria, snackbar, eethuisje: 5 parkeerplaatsen per 100 m2 bvo;
- 6. (specialiteiten)restaurant: 10 parkeerplaatsen per 100 m2 bvo.
- 7. bij een (bedrijfs)woning: 1 parkeerplaats per woning;
- b. Indien de bestemming van een gebouw aanleiding geeft tot een te verwachten behoefte aan ruimte voor het laden of lossen van goederen, moet in deze behoefte in voldoende mate zijn voorzien aan, in of onder dat gebouw, dan wel op of onder het bijbehorend bouwperceel.
- c. Gerealiseerde voorzieningen als bedoeld in sub a en b, dienen na de realisering in stand te worden gehouden.
- d. Burgemeester en wethouders kunnen afwijken van het bepaaalde in sub a en b:
- 1. indien het voldoen aan die bepalingen door bijzondere omstandigheden op overwegende bezwaren stuit; of
- 2. voor zover op andere wijze in de nodige parkeer- of stallingruimte, dan wel laad- of losruimte wordt voorzien.
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 8 Overgangsrecht
8.1 Overgangsrecht bouwwerken
- 1. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
- a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
- b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
- 2. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het eerste lid een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.
- 3. Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
8.2 Overgangsrecht gebruik
- 1. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
- 2. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
- 3. Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
- 4. Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Artikel 9 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan Aldi Veenhoopsweg 34-36 te Smilde.
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding En Doel Van Het Plan
ALDI Vastgoed B.V. is voornemens om de parkeerplaats en de bebouwing van de vestiging aan de Veenhoopsweg in Smilde uit te breiden. Om deze ontwikkeling, die niet binnen het vigerende bestemmingsplan past, mogelijk te maken wordt door de gemeente Midden-Drenthe een bestemmingsplanprocedure doorlopen. In voorliggend bestemmingsplan wordt de toekomstige situatie juridisch-planologisch vastgelegd.
1.2 Ligging En Begrenzing Plangebied
Het plangebied is gelegen aan de Veenhoopsweg 34-38 in het centrumgebied van Smilde (gemeente Midden-Drenthe). Aan de noordwestzijde van de Veenhoopsweg loopt de Drentse Hoofdvaart. Het plangebied ligt ten oosten van de vaart.
Figuur 1.1: Globale ligging plangebied in de kern Smilde.
In onderstaande figuur is de begrenzing van de locatie globaal weergegeven.
Figuur 1.2: Begrenzing plangebied
1.3 Vigerende Plannen
Het vigerende bestemmingsplan is het bestemmingsplan Smilde van de gemeente Midden-Drenthe. In dit plan heeft het plangebied voor het overgrote deel de bestemming Centrum. Aan de noordoostzijde is het plangebied geprojecteerd op gronden met de huidige bestemming Bedrijf. Aan de zuidzijde is een strook bestemd voor Wonen.
Figuur 1.3: Uitsnede plankaart bestemmingsplan Smilde, plangebied rood begrensd.
Op grond van het vigerende plan is ter plaatse van de bestemming Centrum op de eerste bouwlaag detailhandel, met uitzondering van detailhandel in consumentenvuurwerk, dienstverlenende bedrijven, maatschappelijke voorzieningen, restaurants, eethuisjes, cafetaria's, snackbars en specialiteitenrestaurants toegestaan. Wonen is toegestaan voorzover het de tweede bouwlaag betreft. Gebouwen moeten binnen het bouwvlak worden gebouwd. Het bouwvlak mag volledig worden bebouwd. De maximale bouwhoogte is 7 meter; de maximale goothoogte 3 meter.
Het initiatief van Aldi omvat de uitbreiding van de bestaande supermarkt en het bijbehorende parkeerterrein. Dit plan past niet binnen het vigerende plan, omdat de bebouwing deels is geprojecteerd op de bedrijfsbestemming aan de noordoostkant en uitbreiding van het parkeerterrein is voorzien op de bestemming Wonen aan de zuidkant. Bovendien wordt niet voldaan aan de maximale goothoogte.
Onderhavig plan maakt de realisatie van het initiatief (zie paragraaf 2.2) planologisch-juridisch mogelijk.
1.4 Leeswijzer
Deze toelichting bestaat uit 6 hoofdstukken:
- Hoofdstuk 1 Inleiding
- Hoofdstuk 2 Beschrijving plangebied
- Hoofdstuk 3 Ruimtelijk beleidskader
- Hoofdstuk 4 Toets aan wet- en regelgeving
- Hoofdstuk 5 Juridische vormgeving
- Hoofdstuk 6 Economische en maatschappelijke uitvoerbaarheid
Hoofdstuk 2 Beschrijving Plangebied
2.1 Huidige Situatie
Het plangebied is gelegen aan de Veenhoopsweg 34-38 in Smilde. De Veenhoopsweg (N371) is een provinciale weg parallel aan de Drentse Hoofdvaart, die de verbinding vormt tussen Meppel en Assen.
Het plangebied is voor het overgrote deel reeds in gebruik als supermarkt met bijbehorende parkeervoorzieningen. Laden en lossen vindt plaats aan de noordoostzijde van het perceel. Er zijn in de bestaande situatie 67 parkeerplaatsen op het terrein. De gronden van de supermarkt zijn volledig verhard, met uitzondering van de gronden achter en in het verlengde van de bestaande oostgevel van de supermarkt.
Figuur 2.1: Tekening bestaande situatie
De gronden ten noorden van het supermarktperceel zijn verhard en dienen ter ontsluiting van het naastgelegen bedrijfsperceel van Autobedrijf Vos. Op de gronden ten zuiden van het supermarktterrein is een vrijstaande woning met bijgebouwen en bijbehorende tuin gelegen. Ten oosten van het terrein van de Aldi bevinden zich woningen, die zijn gelegen aan de Sluiskampen.
Het supermarktterrein is via een separate in- en uitrit aangesloten op de Veenhoopsweg. De zuidelijke inrit wordt gebruikt om het terrein op te gaan, de noordelijk om het terrein te verlaten (eenrichtingsverkeer).
Alle gronden binnen het plangebied zijn in eigendom van Aldi.
Figuur 2.2: Impressie huidig gebruik plangebied (Bron: Google Maps)
2.2 Toekomstige Situatie
De Aldi is voornemens een grotere supermarkt te realiseren op het perceel. De uitbreiding is met name bedoeld voor een kwaliteitsverbetering van de winkel. Aldi wil de winkel ruimer opzetten, waardoor de producten beter uitgestald kunnen worden. Omdat het assortiment niet wordt vergroot, verandert de winkel niet wezenlijk van karakter ten opzichte van de huidige situatie.
Het gaat om sloop van het bestaande gebouw, waarna een groter gebouw wordt terug gerealiseerd. Het laden en lossen blijft aan de noordoostkant gesitueerd. De bebouwing komt door de uitbreiding dichter bij de Veenhoopsweg te liggen. Daarnaast wordt rekening gehouden met een toekomstige extra uitbreiding van circa 200 m2 in oostelijke richting (achterzijde gebouw).
Figuur 2.3: Toekomstige situatie (impressie)
Doordat de nieuwbouw op bestaande parkeerterrein wordt gerealiseerd moeten nieuwe parkeerplaatsen worden aangelegd. Conform afspraken met de gemeente worden in totaal 59 parkeerplaatsen gerealiseerd. Deze zijn deels geprojecteerd op de gronden Veenhoopsweg 38, waar nu nog een woning aanwezig is. De omvang van dit perceel is circa 1.250 m2 en heeft momenteel een woonbestemming. Deze gronden zijn reeds in eigendom bij de Aldi. De entree van het parkeerterrein verschuift hierdoor in zuidelijke richting ten opzichte van de bestaande situatie.
Hoofdstuk 3 Ruimtelijk Beleidskader
3.1 Rijksbeleid
Structuurvisie infrastructuur en ruimte
In de structuurvisie Infrastructuur en Ruimte heeft het rijk de lijnen uitgezet voor haar beleid op het gebied van ruimtelijke ordening en infrastructuur. In de SVIR schetst het kabinet hoe Nederland er in 2040 uit moet zien: concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig. Het ruimtelijke- en mobiliteitsbeleid wordt meer aan provincies en gemeenten overgelaten. Hieronder valt bijvoorbeeld het landschapsbeleid. De Rijksoverheid richt zich op nationale belangen, zoals een goed vestigingsklimaat, een degelijk wegennet en waterveiligheid. Tot 2028 heeft het kabinet in de SVIR drie Rijksdoelen geformuleerd:
- 1. de concurrentiekracht vergroten door de ruimtelijk-economische structuur van Nederland te versterken. Dit betekent bijvoorbeeld een aantrekkelijk internationaal) vestigingsklimaat;
- 2. de bereikbaarheid verbeteren;
- 3. zorgen voor een leefbare en veilige omgeving met unieke natuurlijke en cultuurhistorische waarden.
De provincies en gemeenten krijgen in het nieuwe ruimtelijke- en mobiliteitsbeleid meer bevoegdheden. Bijvoorbeeld op het gebied van landschappen, verstedelijking en het behoud van groene ruimte. Provincies en gemeenten zijn volgens het kabinet beter op de hoogte van de situatie in de regio en de vraag van bewoners, bedrijven en organisaties. Daardoor kunnen zij beter afwegen wat er in een gebied moet gebeuren. Daarmee vormt het rijksbeleid geen belemmering met betrekking tot dit bestemmingsplan.
Besluit ruimtelijke ordening
Met ingang van 1 januari 2012 is het gewijzigde Besluit ruimtelijke ordening (Bro) in werking getreden. Aan het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is de ladder voor duurzame verstedelijking toegevoegd. Teneinde zorgvuldig ruimtegebruik te stimuleren, acht het kabinet het van belang dat provincies en gemeenten de benutting van ruimte motiveren in alle categorieën ruimtelijke besluiten. Daartoe is in artikel 3.1.6 van het Bro een lid ingevoegd, op grond waarvan overheden nieuw te realiseren stedelijke ontwikkelingen standaard dienen te motiveren met behulp van een drietal opeenvolgende stappen. In de toelichting bij een bestemmingsplan die een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, moet de volgende stappen (treden van de ladder) worden doorlopen:
- 1. beoordeling door betrokken overheden of beoogde ontwikkeling voorziet in een regionale en gemeentelijke behoefte voor bedrijventerreinen, kantoren, woningbouwlocaties, detailhandel en andere stedelijke voorzieningen;
- 2. indien er een vraag is aangetoond, beoordeling door betrokken overheden of deze binnen bestaand stedelijk gebied kan worden gerealiseerd door locaties voor herstructurering of transformatie te benutten;
- 3. indien herstructurering of transformatie binnen bestaand stedelijk gebied onvoldoende mogelijkheden biedt, beoordelen betrokken overheden of de ontwikkeling zo kan worden gerealiseerd dat deze passend multimodaal ontsloten is of als zodanig wordt ontwikkeld.
Voordat de treden van de ladder worden doorlopen dient eerst te worden beoordeeld of het plan dient te worden gezien als een nieuwe stedelijke ontwikkeling.
Zoals in paragraaf 1.3 is beschreven zijn de gronden deels bestemd als Centrum, deels als Wonen en deels als Bedrijf.
Figuur 3.1: Plankaart vigerende bestemmingsplan Smilde
De gronden met de bestemming Centrum zijn bestemd voor detailhandel, met uitzondering van detailhandel in consumentenvuurwerk, dienstverlenende bedrijven, maatschappelijke voorzieningen en restaurants, eethuisjes, cafetaria's, snackbars en specialiteitenrestautrants voor zover het de eerste bouwlaag betreft. Vanaf de tweede bouwlaag is tevens wonen toegestaan. Daarnaast zijn ook bedrijfswoningen mogelijk.
Voor het bouwen van gebouwen geldt dat de gebouwen binnen het bouwvlak moeten worden gebouwd. De maximale goothoogte is 3 meter en de maximale bouwhoogte is 7 meter. Het aantal bedrijfswoningen bedraagt ten hoogste 1 bedrijfswoning per bedrijf. Nagenoeg het gehele supermarktperceel is voorzien van een bouwvlak. Op grond daarvan is circa 2.700 m2 aan bebouwing voor de genoemde functies toegestaan. Een beperkt deel van de nieuwe bebouwing is geprojecteerd op gronden met de bestemming Bedrijf. Deze bedrijfsbestemming is bij het opstellen van het vigerende plan abusievelijk aan deze gronden toegekend. De omvang van dit gedeelte van de gronden die in onderhavig bestemmingsplan de bestemming Centrum krijgt bedraagt circa 180 m2. Op de gronden aan de zuidkant, die nu de woonbestemming hebben, worden parkeerplaatsen gerealiseerd; gebouwen worden daar niet toegestaan. Dit deel van het perceel is circa 1.250 m2 groot.
In het onderhavige bestemmingsplan wordt het maximaal toegestane oppervlakte aan bebouwing met 180 m2 vergroot. De bestemming en het bouwvlak wordt aangepast zodat een deel van de gronden die nu de bedrijfsbesteming hebben kunnen worden gebruikt en bebouwd ten behoeve van de Centrumbestemming. De gronden waar nu de woonbestemming geldt en die worden ingericht voor parkeren krijgen geen bebouwingsmogelijkheden.
Uit jurisprudentie (ABRvS, 16 april 2014, ECLI:NL:RVS:2014:1367) volgt, dat een bestemmingsplan dat voorziet in het opnieuw vastleggen van (geheel) onbenutte bouw- en gebruiksmogelijkheden die reeds realiseerbaar waren op grond van een bestemmingsplan, dat is vastgesteld vóór inwerkingtreding van de Ladder niet geldt als een nieuwe stedelijke ontwikkeling .
Uit jurisprudentie volgt bovendien, dat nieuw ruimtebeslag voor bebouwing van 400 m2 voor detailhandel en bedrijven, waarop dat ingevolge het vorige planologische regime niet was toegestaan gelet op de kleinschaligheid niet voorziet in een stedelijke ontwikkeling, zodat artikel 3.1.6, tweede lid, van het Bro niet van toepassing is (ABRvS, 3 december 2014, ECLI:NL:RVS:2014:4409). Voor kantoren (vergelijkbaar met de toegstane dienstverlening) ligt die grens op basis van jurisprudentie. Dit volgt uit de uitspraak van de Rechtbank Limburg van 20 juli 2015 (ECLI:NL:RBLIM:2015:6118), waarbij de rechtbank oordeelde, dat de uitbreiding van kantoorruimte met 333 m2 geen nieuwe stedelijke ontwikkeling betreft.
Geconcludeerd wordt, dat er met dit bestemmingsplan geen sprake is van een nieuwe stedelijke ontwikkeling en dat de ladder van duurzame verstedelijking niet van toepassing is.
3.2 Provinciaal Beleid
Omgevingsvisie Drenthe
De Omgevingsvisie Drenthe (actualisatie vastgesteld op 2 juli 2014) is het strategische kader voor de ruimtelijk-economische ontwikkeling van Drenthe. De visie formuleert de belangen, ambities, rollen, verantwoordelijkheden en sturing van de provincie in het ruimtelijke domein.
De missie uit de Omgevingsvisie luidt: ‘Het ontwikkelen van een bruisend Drenthe, passend bij de kernkwaliteiten die de provincie rijk is’. De kernkwaliteiten zijn:
- rust, ruimte, natuur en landschap;
- oorspronkelijkheid;
- naoberschap;
- menselijke maat;
- veiligheid;
- kleinschaligheid (Drentse schaal).
De provincie wil ontwikkelingen stimuleren die een bijdrage leveren aan de ruimtelijke kwaliteit. Deze kwaliteit zit voor de provincie in het zorgvuldig gebruikmaken van de ruimte, het behouden en waar mogelijk versterken van de kernkwaliteiten en het waarborgen van de kwaliteit van het milieu en de leefomgeving.
Om werkgelegenheid te behouden en nieuwe te creëren, streeft de provincie naar een ontwikkeling van een dynamische, vitale en zichzelf vernieuwende regionale economie. Een belangrijke voorwaarde daarvoor is het kunnen bieden van voldoende, gevarieerde, aantrekkelijke en vitale vestigingsmogelijkheden op regionale bedrijventerreinen en andere stedelijke werklocaties.
Voor het inpassen van ruimtevragende functies stelt de provincie voor de SER-ladder als denkmodel te hanteren. Deze methode, geïntroduceerd door de SER, helpt een goede afweging te maken bij het inpassen van ruimtebehoefte voor wonen, bedrijvigheid en infrastructuur. Het model stelt onder meer dat extra ruimte voor wonen en werken zoveel mogelijk moet worden gezocht in of aansluitend aan bestaand bebouwd gebied en gebundeld rond de nationale en regionale infrastructuur en de openbaar vervoervoorzieningen. Met bundeling en intensivering van verstedelijking ontstaat voldoende massa voor hoogwaardige voorzieningen. De verzorgingsfunctie van stedelijke centra wordt daardoor versterkt en er ontstaan kansen voor het verbeteren van de bereikbaarheid met openbaar vervoer.
Omgevingsverordening Drenthe
De Omgevingsverordening Drenthe (in werking sinds 17 oktober 2015) is het instrument waarmee omgevingsbeleid, zoals opgenomen in de Omgevingsvisie, wordt uitgevoerd. Voor het voornemen zijn de volgende aanduidingen in de Omgevingsverordening van belang. Het plangebied is aangewezen als bestaand stedelijk gebied. In het plangebied moet met de volgende kernkwaliteiten rekening gehouden worden:
- Cultuurhistorie. De Drentse Hoofdvaart is opgenomen in de cultuurhistorische hoofdstructuur van Drenthe. De ambitie voor de Drentse Hoofdvaart is in de Omgevingsvisie omschreven als: Het versterken van het karakter als beelddrager van een ensemble van kanaal, sluis- en brugcomplexen en gerelateerde bebouwing.
- Landschap. Het plangebied is onderdeel van het landschap van de Veenkoloniën. Voor het landschap van de Veenkoloniën is in de Omgevingsvisie de doelstelling opgenomen dat de wijkenstructuur en de openheid behouden en versterkt worden.
Als bij een ruimtelijk plan kernkwaliteiten betrokken zijn:
- wordt in het ruimtelijk plan uiteengezet dat met het desbetreffende plan wordt bijgedragen aan behoud en ontwikkeling van de bij het plan betrokken kernkwaliteiten conform het provinciaal beleid en de sturingsniveaus zoals die zijn verwoord in de Omgevingsvisie;
- maakt het desbetreffende ruimtelijk plan geen nieuwe activiteiten dan wel wijziging van bestaande activiteiten mogelijk die deze kernkwaliteiten significant aantasten.
Het voornemen, uitbreiding van een parkeerterrein en van bestaande bebouwing en de sloop van een bestaande woning, zal de genoemde kernkwaliteiten niet significant aantasten. De voorgenomen ontwikkeling past binnen het provinciaal beleidskader.
3.3 Gemeentelijk Beleid
Structuurvisie Smilde
Een van de uitgangspunten van de gemeentelijke Structuurvisie Smilde (17 augustus 2004) is het versterken van de centrumfunctie voor winkelen en verblijven (ontmoeting). De locatie van de Aldi ligt aan de rand van het centrumgebied van de kern. In de visie wordt over voorzieningen het volgende genoemd:
Smilde is nu een dorp dat compleet genoemd mag worden. Alle belangrijke basisvoorzieningen als scholen, artsen, dagelijkse voorzieningen en een rijk verenigingsleven zijn aanwezig. Toch staat een aantal van de winkelvoorzieningen wel onder druk. Aan een verdere concentratie van voorzieningen wordt in het kader van het Centrumplan Smilde hard gewerkt. Daarmee worden de bereikbaarheid en de parkeermogelijkheden geoptimaliseerd. Daarbij zal tevens de herkenbaarheid van het centrum aan de doorgaande weg versterkt worden. Een belangrijke uitdaging ligt nog daarin het centrum ook een sociaal knooppunt als ontmoetingsruimte te laten zijn.
Gezien de leeftijd van de structuurvisie zijn de voorziene ontwikkelingen in herkenbaarheid, bereikbaarheid en parkeermogelijkheden grotendeels afgerond. Desalniettemin kan gesteld worden dat de uitbreiding van de Aldi de centrumfunctie van Smilde zal vergroten en daarmee past in de Structuurvisie Smilde.
Hoofdstuk 4 Toets Aan Wet- En Regelgeving
4.1 Verkeer En Parkeren
Parkeren
Voor wat betreft de parkeernorm sluit de gemeente aan op de kengetallen uit de CROW-publicatie 317, kencijfers parkeren en verkeersgeneratie (2012). Het bestemmingsplan staat ter plaatse van de bestemming Centrum het volgende gebruik toe:
- detailhandel, met uitzondering van detailhandel in consumentenvuurwerk;
- dienstverlenende bedrijven;
- maatschappelijke voorzieningen;
- restaurants, eethuisjes, cafetaria's, snackbars en specialiteitenrestaurants
- wonen voorzover het de tweede bouwlaag betreft
Op basis van de CROW-publicatie gaan we uit van de volgende parkeernormen:
- bij een fullservice supermarkt: 3,2 parkeerplaatsen per 100 m2 (niet stedelijk - centrum;
- bij een discountsupermarkt: 2,9 parkeerplaatsen per 100 m2 bvo (niet stedelijk - centrum).
- bij overige detailhandel (buurt- en dorpscentrum): 2,4 parkeerplaatsen per 100 m2 (niet stedelijk, schil centrum, binnen de categorie centrum zijn in de CROW-publicatie voor deze detailhandel geen kencijfers toegekend)
- dienstverlenende bedrijven en maatschappelijke voorzieningen (kantoor met baliefunctie) (niet stedelijk - centrum): 2,7 parkeerplaatsen per 100 m2 bvo;
- restaurants, eethuisjes, cafetaria's, snackbars en specialiteitenrestaurants:
- 1. cafetaria, snackbar, eethuisje: 5 parkeerplaatsen per 100 m2 bvo
- 2. (specialiteiten)restaurant: 10 parkeerplaatsen per 100 m2 bvo.
- (bedrijfs)woningen: 1 parkeerplaats per woning.
Deze normen zijn vastgelegd in de regels, waarbij geldt dat parkeerplaatsen op eigen terrein moeten worden aangelegd.
Bij de supermarkt worden 59 parkeerplaatsen aangelegd. De totale omvang van de supermarkt bedraagt in de nieuwe situatie 1.640 m2, waarvan 110m2 luifel bij de entree en 52m2 luifel bij het dokperron. Het bvo is daarmee 1.480m2. Op basis hiervan zijn 43 parkeerplaatsen nodig. Er wordt derhalve ruimschoots aan de parkeernorm voldaan.
Verkeer
Het parkeerterrein wordt net als in de bestaande situatie ontsloten op de Veenhoopsweg via een separate inrit en een separate uitrit. De inrit wordt vanwege de herinrichting van het parkeerterrein in zuidelijke richting, verplaatst. Het laden en lossen blijft ongeveer op dezelfde plek.
4.2 Bodem
Door Antea Group is in april 2016 een historisch onderzoek ter plaatse van de Veenhoopsweg 34 en 36 te Smilde uitgevoerd. De aanleiding tot het historisch onderzoek wordt gevormd door de voorgenomen herontwikkeling van de locatie. Het doel van het historisch onderzoek is om inzichtelijk te maken of de bodem geschikt is voor de voorgenomen bestemming.
In het uitgevoerde historisch onderzoek, dat als bijlage 1 is bijgevoegd, is aan de hand van de NEN 5725 informatie verzameld over de mogelijke aanwezigheid van bodembedreigende (voormalige) activiteiten binnen de onderzoekslocatie.
In de boven- en ondergrond zijn maximaal licht verhoogde gehalten aan diverse parameters (diverse metalen, EOX, PAK) gemeten. In het grondwater is plaatselijk een matig verhoogde concentratie aan barium aangetoond. Deze is vermoedelijk van nature verhoogd aanwezig. Verder zijn licht verhoogde concentraties aan zink en xylenen aangetoond. Voor de onderzochte locaties wordt de verzamelde informatie als voldoende beschouwd om te concluderen dat er vanuit de milieuhygiënische kwaliteit van de bodem geen sprake is van belemmeringen voor het huidige/toekomstige gebruik in het kader van de bestemmingswijziging.
4.3 Bedrijven En Milieuzonering
In het kader van een goede ruimtelijke ordening is ruimtelijke afstemming tussen bedrijfsactiviteiten, voorzieningen en gevoelige functies (woningen) noodzakelijk. Bij deze afstemming kan gebruik worden gemaakt van de richtafstanden uit de basiszoneringslijst van de VNG-brochure Bedrijven en milieuzonering (2009). Een richtafstand kan worden beschouwd als de afstand waarbij onaanvaardbare milieuhinder als gevolg van bedrijfsactiviteiten redelijkerwijs kan worden uitgesloten.
Supermarkten zijn in de VNG-brochure "Bedrijven en milieuzonering" (2009) opgenomen en hebben in een omgevingstype 'rustige woonwijk'een richtafstand van 10 meter tot gevoelige objecten vanwege geluid en gevaar (SBI-code 5211). Voor de aspecten geur en stof geldt een afstand van nul meter. De afstanden gelden tussen de grens van het perceel van de supermarkt en de dichtsbijzijnde gevel van milieugevoelige objeten, i.c. woningen. De VNG-systematiek biedt de mogelijkheid om de aan te houden minimale afstand met één aftsandstap te verminderen als er sprake is van een gemengd gebied. Een gemengd gebied is een gebied met een matige tot sterke functiemenging. Direct naast woningen komen ook andere functies voor, zoals winkels, horeca en kleine bedrijven. Gebieden die direct langs de hoofdinfrastructuur liggen behoren eveneens tot het omgevingstype gemengd gebied. De onderhavige situatie kan worden beschouwd als een gemengd gebied. De supermarkt en de onmiddelijke omgeving liggen langs hoofdinfrastructuur, i.c. de Veenhoopsweg. Naast woningen komen er in de directe omgevings van het plangebied ook andere functies voor, zoals horeca, een autobedrijf en detailhandel.
De minimale aan te houden afstand tussen de supermarkt en woningen in de omgeving komt daarmee op nul meter.
De kortste afstand tot de uiterste gevel van bestaande woningen in de omgeving en de perceelsgrens van de supermarkt bedraagt circa 8,5 meter. Het bouwvlak van die woning ligt op circa 8 meter. Daarbij kan buiten het bouwvlak nog eens 4 meter vergunningvrij worden gebouwd op basis van artikel 2 bijlage II van het Besluit omgevingsrecht. De gevel van die woning kan dus op circa 4 meter van de perceelsgrens van de supermarkt worden gebouwd. Aan de richtafstand wordt derhalve voldaan.
Voor wat betreft de aspecten geluid, geur, gevaar en stof is het derhalve aannemelijk dat het plan planologisch inpasbaar is; er is sprake van een goed woon- en leefklimaat bij de woningen en vanwege de afstand wordt de supermarkt niet in zijn bedrijfsvoering beperkt door de omliggende woningen.
4.4 Geluid
In paragraaf 4.3 is het plan beoordeeld in het kader van de VNG-Uitgave Bedrijven en milieuzonering (2009). Dat houdt een toets in aan de aspecten geur, stof, gevaar en ook geluid. Vaste jurisprudentie houdt in dat wanneer aan de minimale afstanden zoals in VNG-uitgave zijn aangegeven wordt voldaan, het plan planologisch voldoende is getoetst en het aannemelijk is dat het inpasbaar is in de omgeving. Aan die minimale afstanden wordt conform paragraaf 4.3 voldaan.
Voor het aspect geluid in relatie tot wegverkeer geIdt dat volgens het vigerende bestemmingsplan het bouwvlak reeds volledig mag worden bebouwd. Op grond daarvan is circa 2.700 m2 aan bebouwing voor de toegestane functies toegestaan. Een beperkt deel van de nieuwe bebouwing is geprojecteerd op gronden die in het vigerende plan de bestemming Bedrijf heeft. Deze bedrijfsbestemming is bij het opstellen van het vigerende plan abusievelijk aan deze gronden toegekend. De omvang van dit gedeelte van de gronden die in onderhavig bestemmingsplan de bestemming Centrum krijgt bedraagt circa 180 m2. Op de gronden aan de zuidkant, die nu de woonbestemming hebben, worden parkeerplaatsen gerealiseerd; gebouwen worden daar niet toegestaan. Dit deel van het perceel is circa 1.250 m2 groot. In het onderhavige bestemmingsplan wordt het maximaal toegestane oppervlakte aan bebouwing met 180 m2 vergroot.
Het aantal extra verkeersbewegingen ten opzichte van hetgeen planologisch al mogelijk is komt daarmee op 64 tot 157 motorvoertuigbewegingen per weekdagetmaal. Dit is akoestisch niet relevant. Een akoestisch onderzoek vanwege de verkeersbewegingen is daarom niet nodig.
Het aspect geluid is geen belemmering voor de uitvoering van het plan.
4.5 Luchtkwaliteit
Zoal in paragraaf 3.1 aangegeven is op grond van het vigerende bestemmingsplan circa 2.700 m2 aan bebouwing voor een supermarkt toegestaan. Het bouwvlak wordt met circa 180 m2 vergroot. Van de toegestane functies levert een supermarkt volgens de CROW-publicatie 317, kencijfers parkeren en verkeersgeneratie (2012) de meeste extra vervoersbewegingen op, i.c. maximaal 87,5 vervoersbewegingen per 100 m2 bvo. Dit komt neer op circa 160 extra vervoersbegingen per weekdagetmaal.
Het plan is getoetst met de zogenaamde NIBM-tool (versie 30 maart 2015). Daarbij is uitegaan van een worstcase scenario uitgegaan van 200 in plaats van 160 vervoersbewegingen per dag, waarvan 10 procent vrachtverkeer. Het resultaat is in onderstaande tabel weergegeven.
Onderhavig plan betekent derhalve dat vergeleken met het vigerende bestemmingsplan het aspect luchtkwaliteit geen belemmering is voor de uitvoering van het plan. Verdere toetsing en/of aanvullend onderzoek kan achterwege blijven.
4.6 Externe Veiligheid
Externe veiligheid heeft betrekking op de gevaren die mensen in de directe omgeving lopen als gevolg van een ongeval waarbij gevaarlijke stoffen zijn betrokken. Er kan onderscheid worden gemaakt tussen inrichtingen waar gevaarlijke stoffen worden bewaard en/of bewerkt en transportroutes waarlangs gevaarlijke stoffen worden vervoerd. De daaraan verbonden risico's moeten aanvaardbaar blijven. De wetgeving rond externe veiligheid richt zich op het beschermen van kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten.
Het plangebied is niet gelegen in de nabijheid van inrichtingen waar gewerkt wordt met gevaarlijke stoffen, dan wel transportroutes of buisleidingen voor gevaarlijke stoffen. Volgens de risicokaart (www.risicokaart.nl) ligt er een gasleiding (rode stippellijn) op circa 800 meter en een LPG-tankstation (rode driehoek) op circa 1.100 meter.
Op basis van algemene vuistregels kan gesteld worden dat het plangebied daarmee buiten het invloedsgebied van deze risicobronnen ligt en dat vanuit externe veiligheid geen belemmering geldt voor het plan.
4.7 Water
In het kader van de Wet ruimtelijke ordening (Wro) is het verplicht de Watertoets uit te voeren. De Watertoets is een waarborg voor water in ruimtelijke plannen en besluiten. Deze standaard waterparagraaf heeft betrekking op het plan uitbreiding van de Aldi in Smilde. Het zuidelijk gelegen woonperceel wordt bij het bestaande terrein gevoegd waar nieuwbouw plaats vindt.
Waterhuishouding
Het plan loopt geen verhoogd risico op wateroverlast als gevolg van overstromingen. Het plan heeft geen schadelijke gevolgen voor de waterkwaliteit en ecologie. In het verleden is er in of rondom het plangebied geen wateroverlast of grondwateroverlast geconstateerd. De toename van het verharde oppervlak is minder dan 1.500 m2.
Voorkeursbeleid hemelwaterafvoer
In het plan wordt gestreefd het voorkeursbeleid van het waterschap op te volgen. Als de hemelwaterafvoer (a) niet wordt aangesloten op een gescheiden rioolstelsel of (b) er wordt niet afgekoppeld van het bestaande rioolstelsel is oppervlakkige afvoer en infiltreren in de bodem uitgangspunt. Als infiltratie in de bodem niet mogelijk is, is lozing op het oppervlaktewater via een bodempassage gewenst. Speciale aandacht wordt besteed aan duurzaam bouwen en een duurzaam gebruik van de openbare ruimte om een goede kwaliteit van het afgekoppelde hemelwater te garanderen.
Oppervlaktewater
Er wordt rekening gehouden met de wijze van onderhoud (varend of vanaf de kant) en de daarbij geldende voorwaarden. Voor werkzaamheden binnen de aangegeven zones van het waterschap is een vergunning op grond van de Waterwet noodzakelijk. Aan de achterzijde van het plan ligt een watergang van het waterschap. Langs deze watergang geldt een beschermingszone van 5 meter. Voor werkzaamheden binnen deze zone geldt een vergunningplicht.
Het gebruik van materialen
Het waterschap is verantwoordelijk voor een goede waterkwaliteit van het regionale watersysteem. Om verontreiniging van het watersysteem te voorkomen adviseert het waterschap om materialen zoals lood, koper en zink niet te gebruiken als het hemelwater vrij afstroomt naar het watersysteem.
Aanleghoogte van de bebouwing
Voor de aanleghoogte van de gebouwen (onderkant vloer begane grond) wordt een ontwateringsdiepte geadviseerd van minimaal 80 centimeter ten opzichte van de gemiddelde hoogste grondwaterstand (GHG). Bij een afwijkende maatvoering is de kans op structurele grondwateroverlast groot. Bij het bouwen zonder kruipruimte kan worden volstaan met een geringere ontwateringsdiepte.
Om wateroverlast en schade in woningen en bedrijven te voorkomen wordt geadviseerd om een drempelhoogte van 30 centimeter boven het straatpeil te hanteren. Ook voor lager, beneden het maaiveld, gelegen ruimtes (kelders, parkeergarages) moet aandacht worden besteed aan het voorkomen van wateroverlast.
Wetgeving lozen in oppervlaktewater
In het plan vindt een lozing plaats van water in oppervlaktewater. Hemelwater van schone oppervlakken (zoals daken en tuinen) mag rechtstreeks geloosd worden. Hemelwater dat van een parkeerterrein afstroomt (of anderszins) vervuild raakt, dient via een bodempassage af te wateren. Indien u grondwater gaat onttrekken tijdens de aanleg en u wilt dat lozen in oppervlaktewater dan gelden er specifieke regels. Neem hierover contact op met de medewerker advies Waterwet van het waterschap.
Wetgeving grondwateronttrekking
Er vindt in het plan een grondwateronttrekking plaats. Gezien de verschillende belangen, die partijen hebben bij het grondwater, is het beheer van het grondwater wettelijk geregeld in de Waterwet. In het kort komt het er op neer dat u voor grote grondwateronttrekkingen vergunningplichtig bent. Voor kleinere onttrekkingen geldt een meldingsplicht. Neem contact op met de medewerker advies Waterwet van het waterschap.
Watertoetsproces
De initiatiefnemer heeft het Waterschap Reest en Wieden geïnformeerd over het plan door gebruik te maken van de digitale watertoets. De beantwoording van de vragen heeft er toe geleid, dat de korte procedure van de watertoets is toegepast. De bestemming en de grootte van het plan hebben een geringe invloed op de waterhuishouding.
"De procedure in het kader van de watertoets is goed doorlopen conform de Handreiking Watertoets III. Waterschap Reest en Wieden geeft een positief wateradvies".
4.8 Archeologie En Cultuurhistorie
Het vigerende bestemmingsplan kent voor de gronden van het plangebied geen beschermingsregime voor archeologie. Er is geen archeologische verwachtingswaarde voor de ondergrond van het plangebied.
Volgens het Besluit ruimtelijke onderbouwing dient er aandacht te worden besteed aan het aspect cultuurhistorie. De Drentse Hoofdvaart, met aanpalende lintbebouwing, is van cultuurhistorisch provinciaal belang en staat als gebied in de Cultuurhistorische Hoofdstructuur. De karakteristieken en de provinciale ambities staan beschreven in de nota "Het Cultuurhistorisch Kompas Drenthe". De Drentse Hoofdvaart valt als gebied onder de sturingscategorie "Voorwaarden verbinden". Het Cultuurhistorisch Kompas vermeldt hierover het volgende: “Met een reeks sluizen, sluisgebouwen en bijbehorende bebouwing is de Drentsche Hoofdvaart een kenmerkende cultuurhistorische lijn door het Drentse landschap'. Ook de Omgevingsvisie heeft de cultuurhistorische samenhang van de Drentsche Hoofdvaart in het beleid van het Cultuurhistorisch Kompas vertaald naar haar kernkwaliteit: oorspronkelijkheid.
De voorgenomen ontwikkeling heeft geen effect op archeologische (verwachtings)waarden of op de cultuurhistorische kernkwaliteiten van de Drentse Hoofdvaart.
4.9 Natuur
Bij ruimtelijke planvorming moet aandacht worden besteed aan de natuurwetgeving. De Natuurbeschermingswet 1998 en de Flora- en faunawet vormen het belangrijkste juridische kader voor natuurbescherming in Nederland. De verplichtingen voor de bescherming van natuurgebieden zijn opgenomen in de Natuurbeschermingswet 1998 en de bescherming van plant- en diersoorten is vastgelegd in de Flora- en faunawet. Deze wetten kunnen worden gezien als een vertaling van de Europese Vogelrichtlijn en Habitatrichtlijn. Er kan een tweedeling worden gemaakt in soort- en gebiedsbescherming.
Door Antea Group is een natuurtoets uitgevoerd om de ligging van beschermde gebieden en het voorkomen van beschermde soorten in en om het plangebied in beeld te krijgen. Het onderzoek is als bijlage 2 bij deze toelichting gevoegd. De conclusies zijn navolgend opgenomen.
4.9.1 Conclusies soortenbescherming
In het plangebied komen mogelijk beschermde soorten voor die negatieve effecten ondervinden. De mogelijke aanwezigheid van deze beschermde soorten staat echter de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan niet in de weg. Mogelijk doet de te slopen bebouwing dienst als verblijfplaats voor vleermuizen. Daarnaast dient rekening gehouden te worden met de aanwezigheid van broedvogels op het plangebied.
Vleermuizen
De aanwezige bebouwing vormt een potentieel geschikte verblijfplaats voor vleermuizen. Vleermuizen zijn zwaar beschermde soorten en staan vermeld in Tabel 3 van de Flora- en faunawet en Bijlage IV van de Habitatrichtlijn. In verband met de mogelijke effecten die de planontwikkeling kan hebben op de hier potentieel aanwezige vleermuissoorten, is het uitvoeren van een nader onderzoek (conform het vleermuisprotocol (2013)) noodzakelijk.
Huismussen
In de aanwezige bebouwing is mogelijk broedbiotoop aanwezig voor huismussen. Er dient nader onderzoek te worden uitgevoerd naar de functionaliteit van het plangebied voor huismussen. Dit kan gelijktijdig worden uitgevoerd met het onderzoek naar vleermuizen.
Broedvogels
Voor de voorgenomen werkzaamheden waarbij bomen, ruigte en bebouwing verwijderd worden, dient rekening gehouden te worden met het broedseizoen (globaal half maart tot en met juli).
Er zijn geen belemmeringen vanuit de Flora- en faunawet aan de orde indien ten minste één van de volgende maatregelen genomen worden:
- De werkzaamheden aan de bomen en gebouwen worden buiten het broedseizoen uitgevoerd (voorkeursmaatregel). Of in deze periode wordt het plangebied ongeschikt gemaakt voor broedvogels.
- Het plangebied wordt kort voor aanvang van de werkzaamheden door een erkende ecoloog gecontroleerd op actuele broedgevallen; bij gebleken aanwezigheid van broedende vogels moeten de werkzaamheden worden uitgesteld tot na het broedseizoen.
Het nader onderzoek naar vleermuizen en huismussen is uitgevoerd. Het rapport is als bijlage 3 bijgevoegd.
Tijdens het nader onderzoek zijn in het plangebied geen territoria van de huismus aangetroffen. Daarnaast zijn in het plangebied geen vaste verblijfplaatsen aangetroffen van strikt beschermde vleermuizen. Ook van belangrijke en onmisbare vliegroutes of onmisbaar foerageergebied is geen sprake. Als gevolg van de voorgenomen plannen zijn geen negatieve effecten te verwachten op vaste verblijfplaatsen en onmisbare vliegroutes en foerageergebieden van vleermuizen. Vervolgstappen als het aanvragen van een ontheffing in het kader van de Flora- en faunawet zijn zodoende dan ook niet aan de orde.
De Flora- en faunawet is geen belemmering voor de uitvoering van het plan.
4.9.2 Conclusies gebiedsbescherming
Binnen het plangebied is geen NNN-gebied (Natuurnetwerk Nederland) aanwezig. Er is van directe aantasting van de NNN dan ook geen sprake. Ook heeft de planontwikkeling geen negatieve effecten op de wezenlijke kenmerken en waarden van het Natuurnetwerk Nederland buiten het plangebied. Er is daarom geen noodzaak voor een compensatieplan.
Het plangebied ligt niet in of nabij een Natura 2000-gebied. Het dichtstbijzijnde Natura 2000-gebied, het Witterveld ligt op 2.8 kilometer afstand. Op basis van de aard en omvang van de werkzaamheden en de afstand tot de Natura 2000-gebieden zijn effecten op Natura 2000-gebieden uit te sluiten. Vervolgstappen in het kader van de Natuurbeschermingswet 1998, zoals het opstellen van een voortoets, zijn dan ook niet noodzakelijk.
4.10 Vormvrije M.e.r.-beoordeling
In elk besluit of plan dat betrekking heeft op activiteiten die voorkomen op de C- of D-lijst moet op basis van het Besluit m.e.r. aandacht moet worden besteed aan de m.e.r. Concreet voor deze situatie heeft de ontwikkeling betrekking op een ontwikkeling zoals genoemd in de D-lijst, categorie D 11.2 ('De aanleg, wijziging of uitbreiding van een stedelijk ontwikkelingsproject met inbegrip van de bouw van winkelcentra of parkeerterreinen'). Onder deze drempelwaarden behoeft geen m.e.r.-beoordelingsprocedure doorlopen te worden, maar kan volstaan worden met een vormvrije m.e.r.-beoordeling.
Voor de vormvrije m.e.r.-beoordeling wordt gebruik gemaakt van de uitgangspunten van Bijlage III van de Europese richtlijn m.e.r. Daarbij komen de volgende onderdelen aan bod:
- Kenmerken van het project
- Plaats van het project
- Kenmerken van het potentiële effect
Kenmerken van het project
De beoogde ontwikkeling is de uitbreiding van de bebouwing van een supermarkt en van het bijbehorende parkeerterrein. De feitelijke uitbreiding van de supermarkt beslaat ca. 550 m2. Ten opzichte van het vigerende planologisch regiem is de uitbreiding circa 180 m2. Het parkeerterrein wordt uitgebreid met circa 1250 m2. Om de uitbreiding mogelijk te maken wordt een woning gesloopt.
Plaats van het project
De plangebied ligt binnen de bebouwde kom van Smilde aan de Veenhoopsweg. Het plangebied ligt niet in de NNN of nabij Natura 2000-gebieden of andere gevoelige gebieden. Het plangebied ligt nabij de Drentse Hoofdvaart die is opgenomen in de provinciale cultuurhistorische hoofdstructuur. Het plangebied maakt geen onderdeel uit van de cultuurhistorische waarde van de vaart.
Kenmerken van potentiële effecten
In de voorgaande paragrafen zijn de verschillende milieuthema's besproken en beoordeeld. Daaruit is geconcludeerd dat hieruit geen belemmeringen voortvloeien voor de realisatie van het plan. Indien nodig zal ontheffing van de Flora- en faunawet worden aangevraagd en zullen de nodige maatregelen worden uitgevoerd. Op de verschillende onderdelen zijn geen negatieve effecten op de milieuaspecten, archeologie en cultuurhistorie, natuur en water te verwachten. Gelet hierop wordt geconcludeerd dat het project geen nadelige effecten heeft voor het milieu. Het is niet nodig aanvullend onderzoek (mer-beoordeling) uit te voeren.
Hoofdstuk 5 Juridische Vormgeving
Het onderhavige bestemmingsplan heeft tot doel een juridisch planologische regeling te scheppen voor het bouwen en het gebruik van gronden en gebouwen binnen het plangebied. In dit hoofdstuk is een toelichting op de systematiek en de inhoud van de verschillende toegekende bestemmingen van het bestemmingsplan gegeven.
5.1 Plansystematiek
Het bestemmingsplan regelt de gebruiks- en bebouwingsmogelijkheden van de gronden in het plangebied. Alleen de regels en de verbeelding zijn juridisch bindend. De plantoelichting bevat de achtergronden, onderzoeken en motieven van het plan. De toelichting is enerzijds voor de besluitvorming van belang, maar kan daarnaast van belang zijn bij het interpreteren van de regels of de verbeelding. Het beleid en de planuitgangspunten, zoals verwoord in de vorige hoofdstukken, hebben in de regels en op de verbeelding van dit bestemmingsplan hun juridische vertaling gekregen in de vorm van bestemmingen. De juridische planopzet en de inhoud van de toegekende bestemmingen worden in dit hoofdstuk toegelicht.
Dit bestemmingsplan is opgezet conform de Wet ruimtelijke ordening (Wro) en het Besluit ruimtelijk ordening (Bro). Voortvloeiende uit de Wro is het plan mede gebaseerd op de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen 2012 (SVBP). De landelijke regelgeving is vertaald in het ‘Handboek bestemmingsplan Midden-Drenthe’ versie 2013. In dit handboek is ook een set standaardregels opgenomen als bijlage. Deze standaardregels vormen de basis voor de onderhavige regels.
Op de verbeelding zijn bestemmingen toegekend aan het plangebied.
De regels van het bestemmingsplan bestaan uit de volgende hoofdstukken:
- Inleidende regels;
- Bestemmingsregels;
- Algemene regels;
- Overgangs- en slotregels.
5.2 Indeling Regels
5.2.1 Inleidende regels
Artikel 1 Begrippen
Hierin worden de in de regels gebruikte begrippen gedefinieerd. Ze zijn alfabetisch gerangschikt met uitzondering van de begrippen "plan" en "bestemmingsplan" die als eerste zijn genoemd. Het doel van deze regels is om misverstanden of verschillen in interpretatie te voorkomen.
Artikel 2 Wijze van meten
Dit is de handleiding voor de manier van meten van diverse in het plan bepaalde maten.
5.2.2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Centrum
In dit artikel zijn de bestemmingsregels voor de bestemming Centrum opgenomen. De voor 'Centrum' aangewezen gronden zijn bestemd voor detailhandel, met uitzondering van detailhandel in consumentenvuurwerk, dienstverlenende bedrijven, maatschappelijke voorzieningen, restaurants, eethuisjes, cafetaria's, snackbars en specialiteitenrestaurants voor zover het de eerste bouwlaag betreft en wonen voorzover het de tweede bouwlaag betreft. De maximale bouwhoogte is met een aanduiding vermeld en omvat 7 meter. Het aantal bedrijfswoningen bedraagt ten hoogste één per bedrijf.
5.2.3 Algemene regels
Artikel 4 Anti-dubbeltelregel
De anti-dubbeltelregel moet conform het Besluit ruimtelijke ordening worden opgenomen om bijvoorbeeld te voorkomen dat, wanneer volgens een bestemmingsplan bepaalde gebouwen en bouwwerken niet meer dan een bepaald deel van een bouwperceel mogen beslaan, het overgebleven terrein niet nog eens meetelt bij het toestaan van een ander gebouw of bouwwerk, waaraan een soortgelijke eis wordt gesteld. Dit artikel is opgesteld conform de wijze waarop in het Besluit ruimtelijke ordening is voorgeschreven.
Artikel 5 Algemene gebruiksregels
Het algemene gebruiksverbod, dat inhoudt dat er sprake is van strijdigheid met de bestemmingsomschrijving, is opgenomen in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, artikel 2.1, lid 1 onder c. Om onduidelijkheden te voorkomen is er een zo volledig mogelijke wijze van het woord 'gebruiken' opgenomen. Onder gebruiken wordt tevens verstaan: 'laten gebruiken' of 'in gebruik geven'. In deze bepaling is aangegeven wat in ieder geval onder strijdig gebruik moet worden verstaan. Dit houdt in dat het niet een volledige opsomming is. Ook ander gebruik, dat van de bestemmingsomschrijving afwijkt, moet als strijdig gebruik worden getypeerd. De bepaling beperkt zich uitdrukkelijk tot dat gebruik dat in ieder geval strijdig is, i.c. het gebruik van de gronden en bouwwerken als seksinrichting.
Artikel 6 Algemene afwijkingsregels
Hierin worden voorwaarden geschept, zodat het bevoegd gezag in bepaalde gevallen kunnen afwijken van de voorgeschreven regels. Hierbij moet worden gedacht aan bijvoorbeeld het overschrijden van bestemmings- en/of bouwgrenzen.
Artikel 7 Overige regels
In de overige regels is de afstemming met de welstandsnota en de regels ten aanzien van parkeergelegenheid en laad- en losmogelijkheden opgenomen.
5.2.4 Overgangs- en slotregels
Artikel 8 Overgangsrecht
Het overgangsrecht is vastgelegd in de vorm zoals in het Besluit ruimtelijke ordening is voorgeschreven.
Artikel 9 Slotregel
Deze regel bevat zowel de aanhalingstitel van het plan.
Hoofdstuk 6 Economische En Maatschappelijke Uitvoerbaarheid
6.1 Economische Uitvoerbaarheid
De initiatiefnemer voor deze ontwikkeling draagt zorg voor de financiering van de ontwikkeling. Er wordt een anterieure overeenkomst gesloten tussen de gemeente en de initiatiefnemeer. Daarmee is de ontwikkeling economisch uitvoerbaar. Er hoeft geen exploitatieplan te worden opgesteld.
6.2 Overleg Ex Artikel 3.1.1 Bro
Het voorontwerpbestemmingsplan is door de gemeente aan de overlegpartners verzonden. Er is uitsluitend een reactie van de provincie ontvangen, die inhoudt dat er geen provinciaal belang in het plan is opgenomen. De provincie geeft aan dat wanneer het plan overeenkomstig het voorontwerpplan in procedure wordt gebracht, dat Gedeputeerde Staten geen reden zal zien om vanuit provinciaal belang in te grijpen in de procedure.
6.3 Ontwerpbestemmingsplan
Het ontwerp bestemmingsplan heeft met ingang van donderdag 22 december gedurende zes weken ter inzage gelegen. Gedurende deze periode heeft een ieder de gelegenheid gehad een zienswijze op het plan in te dienen. Er is één zienswijze ingediend. In een Nota van zienswijzen is deze samengevat en van een reactie voorzien. De zienswijze heeft niet geleid tot een aanpasing van het bestemmingsplan.
Bijlage 1 Bodem
Bijlage 2 Natuurtoets
Bijlage 3 Onderzoek Vleermuizen En Huismus
Bijlage 3 Onderzoek Vleermuizen en huismus