KadastraleKaart.com

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
Artikel 2 Wijze Van Meten
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Agrarisch
Artikel 4 Bedrijventerrein
Artikel 5 Groen
Artikel 6 Tuin
Artikel 7 Verkeer
Artikel 8 Verkeer - Railverkeer
Artikel 9 Water
Artikel 10 Wonen
Artikel 11 Leiding - Gas (Dubbelbestemming)
Artikel 12 Leiding - Riool (Dubbelbestemming)
Artikel 13 Waarde - Archeologische Verwachting 1 (Dubbelbestemming)
Artikel 14 Waarde - Archeologische Verwachting 2 (Dubbelbestemming)
Artikel 15 Waterstaat - Waterlopen (Dubbelbestemming)
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 16 Anti-dubbeltelregel
Artikel 17 Algemene Bouwregels
Artikel 18 Algemene Gebruiksregels
Artikel 19 Algemene Aanduidingsregels
Artikel 20 Algemene Afwijkingsregels
Artikel 21 Algemene Wijzigingsregels
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 22 Overgangsrecht
Artikel 23 Slotregel
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding
1.2 Ligging Plangebied
1.3 Vigerende Bestemmingsplannen
1.4 Opzet Van Het Bestemmingsplan
Hoofdstuk 2 Beleidskaders
2.1 Inleiding
2.2 Rijksbeleid
2.3 Provinciaal Beleid
2.4 Regionaal Beleid
2.5 Gemeentelijk Beleid
2.6 Conclusie
Hoofdstuk 3 Milieu- En Omgevingsaspecten
3.1 Inleiding
3.2 Bodem
3.3 Geluid
3.4 Bedrijven En Milieuzonering
3.5 Luchtkwaliteit
3.6 Externe Veiligheid
3.7 Water
3.8 Flora En Fauna
3.9 Archeologie
3.10 Verkeer En Parkeren
3.11 Handhaafbaarheid
Hoofdstuk 4 Planbeschrijving
4.1 Inleiding
4.2 Het Plangebied
4.3 Toekomstige Situatie
4.4 Bestemmingsplan
Hoofdstuk 5 Beschrijving Van De Bestemmingen
5.1 Algemeen
5.2 Dit Bestemmingsplan
Hoofdstuk 6 Financiële Toelichting
Hoofdstuk 7 Overleg En Inspraak
Bijlage 1 Staat Van Bedrijfsactiviteiten B (Categorie 1 T/m 4.2)
Bijlage 2 Parkeernormering
Bijlage 3 Parkeernormering Bestaande Bedrijven
Bijlage 1 Inventarisatietabel
Bijlage 2 Inventarisatiekaart
Bijlage 3 Rapport Inspraak En Overleg
Bijlage 4 Akoestisch Onderzoek Spoorontwerp

Elst, bedrijventerrein De Aam

Bestemmingsplan - Gemeente Overbetuwe

Vastgesteld op 13-08-2013 - deels onherroepelijk in werking

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels

Artikel 1 Begrippen

In deze regels wordt verstaan onder:

1.1 plan:

het bestemmingsplan Elst, bedrijventerrein De Aam van de gemeente Overbetuwe;

1.2 bestemmingsplan:

de geometrische bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.1734.0022ELSTbedrijfter-VSG2 met bijbehorende regels en eventuele bijlagen;

1.3 de verbeelding:

de analoge en digitale voorstelling van de in het bestemmingsplan opgenomen digitale ruimtelijke informatie;

1.4 aanduiding:

een geometrisch bepaald vlak of figuur waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.5 aanduidingsgrens:

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

1.6 aan- of uitbouw:

een aan een hoofdgebouw gebouwde ruimte, die daaraan ruimtelijk (door zijn constructie of afmetingen) ondergeschikt is - maximaal bestaande uit één bouwlaag al dan niet met kap - met dien verstande dat een aanbouw een zelfstandige ruimte is en een uitbouw een uitbreiding van een reeds bestaande ruimte van het hoofdgebouw is;

1.7 aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit:

een beroeps- of bedrijfsactiviteit, waarvan de activiteiten niet specifiek publiekgericht zijn, en dat op kleine schaal in een woning en/of de daarbij behorende bijgebouwen wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en de desbetreffende activiteit een ruimtelijke uitstraling heeft die in overeenstemming is met de woonfunctie ter plaatse;

1.8 achtergevel:

de gevel van een gebouw, die is gesitueerd tegenover de voorgevel van het betreffende gebouw;

1.9 afhankelijke woonruimte:

een bijgebouw bij een woning waarin mantelzorg gehuisvest is;

1.10 afrastering:

rasterwerk waarmee een deel van een perceel wordt omheind. Een afrastering is transparant en met palen in de grond verankerd. Deze palen worden onderling verbonden door draad of gaas;

1.11 afwijken van de bouwregels en/of van de gebruiksregels:

een afwijking als bedoeld in artikel 3.6, eerste lid, onder c van de Wet ruimtelijke ordening;

1.12 agrarisch bedrijf:

een bedrijf dat is gericht op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen en/of door middel van het houden van dieren;

1.13 Algemene wet bestuursrecht:

Wet van 4 juni 1992, Stb. 315, houdende algemene regels van bestuursrecht, zoals deze luidde op het moment van inwerkingtreding van het plan;

1.14 archeologische waarde:

de aan een gebied toegekende waarde in verband met de kennis en studie van de in de bodem voorkomende overblijfselen uit oude tijden;

1.15 architectonische waarde:

de aan een gebouw toegekende waarde gekenmerkt door de opbouw en/of indeling van de buitengevel, de dakopbouw en het materiaal en/of kleurgebruik eventueel in samenhang met de omgeving;

1.16 bebouwing:

één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde;

1.17 bebouwingspercentage:

een op de verbeelding of in de regels aangegeven percentage dat de grootte van een bestemmingsvlak, van een bouwvlak of van een erf aangeeft dat ten hoogste mag worden bebouwd;

1.18 bedrijfsgebouw:

een niet voor bewoning bestemd gebouw of gedeelte van een gebouw, dat dient voor de uitoefening van één of meer bedrijfsactiviteiten;

1.19 bedrijfsvloeroppervlak (bvo):

de gezamenlijke vloeroppervlakte van verkoopruimten, magazijnen, werkplaats, opslagplaats, bergingen, kantoren en verblijfsruimten en de overige voor de bedrijfsuitoefening benodigde vloeroppervlakte;

1.20 bedrijfswoning:

een woning, bedoeld voor (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar gelet op de aard van de bedrijfsvoering noodzakelijk is;

1.21 begane grondbouwlaag:

de onderste bouwlaag van een gebouw, niet zijnde een kelder;

1.22 beperkt kwetsbaar object:

  1. a. verspreid liggende woningen van derden met een dichtheid van maximaal twee woningen per hectare, dienst- en bedrijfswoningen van derden, sporthallen, zwembaden en speeltuinen;
  2. b. kantoorgebouwen, hotels en restaurants, winkels en bedrijfsgebouwen, voor zover zij niet onder de definitie voor kwetsbare objecten, onder c, vallen;
  3. c. sport- en kampeerterreinen en terreinen bestemd voor recreatieve doeleinden, voor zover zij niet onder de definitie voor kwetsbare objecten, onder c, vallen;
  4. d. objecten die met de onder a en b genoemde gelijkgesteld kunnen worden uit hoofde van de gemiddelde tijd per dag gedurende welke personen daar verblijven, het aantal personen dat daarin doorgaans aanwezig is en de mogelijkheden voor zelfredzaamheid bij een ongeval, voor zover die objecten geen kwetsbare objecten zijn;
  5. e. objecten met een hoge infrastructurele waarde, zoals een telefoon- of elektriciteitscentrale of een gebouw met vluchtleidingsapparatuur, voor zover die objecten wegens de aard van de gevaarlijke stoffen die bij een ongeval kunnen vrijkomen, bescherming verdienen tegen de gevolgen van dat ongeval;

1.23 bestaand:

  1. a. bij bouwwerken: een bouwwerk dat op het moment van inwerkingtreding van het plan bestaat, wordt gebouwd, dan wel nadien kan worden gebouwd krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, waarvoor de aanvraag voor het tijdstip van inwerkingtreding is ingediend, tenzij in de regels anders is bepaald;
  2. b. bij gebruik: het gebruik dat op het moment van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan bestaat en in overeenstemming is met het voorheen geldend planologische regime;

1.24 bestemmingsgrens:

de grens van een bestemmingsvlak;

1.25 bestemmingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

1.26 bijgebouw:

een vrijstaand gebouw, dat door zijn situering en/of afmetingen ondergeschikt is aan dat op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw;

1.27 bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;

1.28 bouwgrens:

de grens van een bouwvlak;

1.29 bouwlaag:

een gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van een kelder en de ruimte(n) in de kap;

1.30 bouwmarkt:

een al dan niet geheel overdekt detailhandelsbedrijf met een overdekt verkoopoppervlak van minimaal 1.000 m2, waarop een volledig of nagenoeg assortiment aan bouw- en doe-het-zelf producten uit voorraad worden aangeboden;

1.31 bouwperceel:

een aaneengesloten stuk grond, waarop krachtens het plan een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

1.32 bouwperceelgrens:

de grens van een bouwperceel;

1.33 bouwvlak:

een geometrisch bepaald vlak, waarmee de gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;

1.34 bouwwerk:

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct of indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;

1.35 bouwwijze:

de wijze van bouwen van een hoofdgebouw, te weten vrijstaande en dubbele woning, waarbij:

  1. a. onder een vrijstaande woning wordt verstaan een woning, waarvan het hoofdgebouw niet aan een op een aangrenzend bouwperceel gelegen gebouw is aangebouwd;
  2. b. onder een dubbele woning wordt verstaan een woning, waarvan het hoofdgebouw deel uitmaakt van een blok van maximaal twee direct aaneengebouwde hoofdgebouwen (twee-onder-één-kap);

1.36 caravan:

een ruimte waar je geen omgevingsvergunning voor het bouwen nodig hebt, niet zijnde een gebouw (waaronder een stacaravan), in de vorm van een aanhangwagen, gefabriceerd, ingericht en bestemd voor het genieten van recreatief verblijf elders;

1.37 carport:

een overdekte stallingsruimte die dient als stallingsplaats voor een motorvoertuig, die geen eigen wanden of deuren heeft en waarvan de begrenzing wordt gevormd door gebouwen en/of ondersteuningen van het dak;

1.38 cultuurhistorische waarde:

de aan een bouwwerk of een gebied toegekende waarde, gekenmerkt door het beeld dat is ontstaan en door het gebruik dat de mens in de loop van de geschiedenis van dat bouwwerk of gebied heeft gemaakt;

1.39 detailhandel:

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die deze goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit en waarbij een showroom en/of verkoopruimte ter plaatse aanwezig is; horeca-activiteiten en detailhandel in volumineuze goederen alsmede internetwinkels van waaruit bestellingen worden verzonden of kunnen worden afgehaald en waarbij geen showroom aanwezig is, zijn hieronder niet begrepen;

1.40 detailhandel in brand- en/of explosiegevaarlijke stoffen:

detailhandel in goederen die naar hun aard zodanig brand- en/of explosiegevaar kunnen opleveren dat uitstalling ten verkoop in een winkelgebied niet verantwoord is;

1.41 detailhandel in grove bouwmaterialen:

detailhandel in materialen voor de ruwbouw en andere bouwwerken, geen gebouw zijnde, zoals stenen, zand, beton, bestratingsmateriaal en hout;

1.42 detailhandel in volumineuze goederen:

detailhandel die vanwege de omvang van de gevoerde artikelen een groot oppervlak nodig heeft voor de uitstalling, zoals: verkoop van auto's, boten, caravans, tuininrichtingsartikelen, grove bouwmaterialen, keukens, meubels en woninginrichting en sanitair;

1.43 dienstverlening:

dienstverlening door een bedrijf met uitsluitend of in hoofdzaak een verzorgende taak met een publieksgerichte functie zoals wasserette, kapsalon, schoonheidssalon, autorijschool, videotheek, uitzendbureau, reisbureau, bank, postkantoor, telefoon-/telegraaf-/ telexdienst, makelaarskantoor, fotoatelier (inclusief ontwikkelen), kopieerservicebedrijf, schoenreparatiebedrijf, reparatiebedrijf voor muziekinstrumenten, cateringbedrijf, alsmede naar aard en uitstraling overeenkomstige bedrijven;

1.44 erf:

het gedeelte van een bouwperceel gelegen buiten het, binnen het bouwperceel gelegen, bouwvlak;

1.45 evenement:

een georganiseerde gebeurtenis, (openlucht-)manifestatie, (thema-)dag of week;

1.46 geaccidenteerd terrein:

een perceel of een gedeelte van een perceel met een helling van tenminste 1:10 gemeten over een afstand van minimaal 5 meter;

1.47 geluidswerende voorzieningen:

geluidsreducerende constructie of bouwwerk in de vorm van voorzieningen, zoals geluidsschermen, geluidswallen of aan deze constructies gelijk te stellen bouwwerken of constructies;

1.48 gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.49 grondgebonden agrarische activiteiten:

activiteiten ten behoeve van een agrarisch bedrijf waarvan de productie geheel of in overwegende afhankelijk is van het voortbrengend vermogen van onbebouwde grond in de directe omgeving van het bedrijf;

1.50 groothandel:

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan wederverkopers, dan wel aan instellingen of personen ter aanwending in een andere bedrijfsactiviteit;

1.51 hoofdgebouw:

een gedeelte van een gebouw, exclusief aan- en uitbouwen, dat door zijn situering en/of afmetingen als belangrijkste bouwwerk op een bouwperceel is aan te merken;

1.52 huishouden:

een persoon of vaste groep personen die gezamenlijk en bestendig, een huishouding voeren;

1.53 kantoor:

een verblijfsruimte die door haar aard, indeling en inrichting kennelijk is bedoeld voor het verrichten van werkzaamheden van hoofdzakelijk administratieve aard zonder baliefunctie;

1.54 kap:

een geheel of gedeeltelijke niet horizontale dakconstructie gevormd door ten minste twee schuin hellende dakschilden met een helling van elk ten minste 15° en ten hoogste 75°;

1.55 kelder:

een overdekte, met wanden omsloten, voor mensen toegankelijke ruimte, beneden of tot ten hoogste 0,50 meter boven de kruin van de weg, waaraan het bouwperceel is gelegen; bij "bebouwing in geaccidenteerd terrein" gelegen beneden peil;

1.56 kwetsbaar object:

  1. a. woningen, niet zijnde woningen als bedoeld bij de definitie voor beperkt kwetsbare objecten, onder a;
  2. b. gebouwen bestemd voor het verblijf, al dan niet gedurende een gedeelte van de dag, van minderjarigen, ouderen, zieken of gehandicapten, zoals:
    1. 1. ziekenhuizen, bejaardenhuizen en verpleeghuizen;
    2. 2. scholen;
    3. 3. gebouwen of gedeelten daarvan, bestemd voor dagopvang van minderjarigen;
  3. c. gebouwen waarin doorgaans grote aantallen personen gedurende een groot gedeelte van de dag aanwezig zijn, zoals:
    1. 1. kantoorgebouwen en hotels met een bruto vloeroppervlak van meer dan 1.500 m2 per object;
    2. 2. complexen waarin meer dan vijf winkels zijn gevestigd en waarvan het gezamenlijk bruto vloeroppervlak meer dan 1.000 m2 bedraagt en winkels met een totaal bruto vloeroppervlak van meer dan 2.000 m2 per winkel, voor zover in die complexen of in die winkels een supermarkt, hypermarkt of warenhuis is gevestigd;
  4. d. kampeer- en andere recreatieterreinen bestemd voor het verblijf van meer dan 50 personen gedurende meerdere aaneengesloten dagen;

1.57 luifel:

afdak of overkapping aan of bij een gebouw, aan de openbare zijde, al of niet ondersteund;

1.58 mantelzorg:

het bieden van zorg aan eenieder die hulpbehoevend is op het fysieke, psychische en/of sociale vlak, op vrijwillige basis en buiten organisatorisch verband;

1.59 medegebruik

gebruik dat niet direct gerelateerd is aan de bestemming, maar dat krachtens de regels tevens is toegestaan op de betrokken gronden;

1.60 niet-zelfstandig kantoor:

een onderdeel van een bedrijf, dat andere bedrijfsactiviteiten als inkomstenbron heeft en waarvoor het kantoor uitsluitend een ondersteunende functie heeft;

1.61 omgevingsvergunning:

een vergunning als bedoeld in artikel 1.1, eerste lid, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;

1.62 omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden:

een vergunning als bedoeld in artikel 3.3 onder a van de Wet ruimtelijke ordening;

1.63 ondergeschikte bouwdelen:

bouwdelen van beperkte afmetingen, die buiten het gebouw uitsteken, zoals schoorstenen, windvanen, dakoverstekken, balkons en liftschachten;

1.64 ondergronds:

onder peil;

1.65 onderkomens:

voor verblijf geschikte, al dan niet aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken voer- en vaartuigen, waaronder begrepen woonwagens, woonschepen, caravans, kampeerauto's, alsook tenten, schuilhutten en keten, al dan niet ingericht ten behoeve van recreatief buitenverblijf voor zover deze niet als bouwwerken zijn aan te merken;

1.66 ondersteunende horeca:

een horecavoorziening binnen een bestemming waarvan de functie een andere dan horeca is maar waar men ten behoeve van de hoofdfunctie een ruimte specifiek heeft ingericht voor de consumptie van drank en etenswaren;

1.67 openbaar gebied:

voor het publiek algemeen toegankelijke gronden;

1.68 opslaggebouwen:

verzamelgebouw waarbinnen zich units of boxen bevinden ten behoeve van al dan niet bedrijfsmatige stalling en opslag, niet zijnde opslag van levende of dode have, vuurwerk of gevaarlijke stoffen, waarbij de units of boxen alleen inpandig kunnen worden ontsloten;

1.69 overbouwing:

een aan- of uitgebouwd bouwdeel, dat gelegen is op minimaal 2,5 m boven peil, dat geen grotere hoogte heeft dan het aangrenzende bouwdeel, dat uitsteekt ten opzichte van het eronder gelegen deel en dat geen rechtstreekse verbinding heeft met het aansluitend afgewerkte terrein;

1.70 overkapping:

bouwwerken, geen gebouwen zijnde met één dakvlak en met maximaal één gesloten wand;

1.71 peil:

  1. a. voor bebouwing in geaccidenteerd terrein voor zover de bebouwing met de gevel is gericht naar het openbare gebied waarop het bouwperceel ontsloten wordt (de dijk) en is gesitueerd op of binnen een afstand van 3 meter uit de grens met het openbare gebied: 35 centimeter boven de kruin van de dijk;
  2. b. voor overige bebouwing in geaccidenteerd terrein: de bestaande gemiddelde bouwhoogte van het terrein op het punt waar deze direct grenst aan de gevel welke is gericht naar het openbare gebied waarop het bouwperceel ontsloten wordt;
  3. c. voor gebouwen op een perceel in niet geaccidenteerd terrein, waarvan de hoofdtoegang aan een weg grenst, mits het gebouw op een afstand van niet meer dan 20 meter van die weg is gelegen: 35 centimeter boven de kruin van die weg ter plaatse van de hoofdtoegang;
  4. d. in andere gevallen bij gebouwen op een perceel in niet geaccidenteerd terrein: de gemiddelde bouwhoogte van het terrein op het punt waar dit direct grenst aan de gevel die is gericht naar het openbare gebied waarop het bouwperceel ontsloten wordt;
  5. e. voor overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde: de gemiddelde bouwhoogte van het aansluitende terrein;

1.72 pergola:

een bouwwerk, geen gebouw zijnde, bestaande uit een open constructie van twee of meer palen, die onderling met elkaar verbonden zijn;

1.73 perifere detailhandel:

detailhandel welke qua aard en omvang niet in de traditionele (binnenstad, buurt- en wijkcentra) winkelcentra gevestigd kunnen worden;

1.74 plat dak:

een dak met een dakhelling van minder dan 15°;

1.75 prostitué(e):

degene, die zich tegen vergoeding beschikbaar stelt tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander;

1.76 prostitutie:

het zich tegen vergoeding beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander;

1.77 publieksgerichte beroeps- of bedrijfsactiviteit aan huis:

een publieksgerichte beroeps- of bedrijfsactiviteit, waarvan de activiteiten in hoofdzaak publieksaantrekkend zijn en waarvan de omvang en uitstraling zodanig is, dat de activiteit past binnen de desbetreffende woonomgeving en derhalve in een woning en/of de daarbij behorende bijgebouwen, met behoud van de woonfunctie, kan worden toegestaan;

1.78 raamprostitutie:

een vorm van prostitutie waarbij de werving van klanten geschiedt door een prostitué(e) die door houding, gebaren, kleding of anderszins vanuit een gebouw de aandacht op zich vestigt en waarbij de seksuele handelingen in een voor publiek besloten ruimte plaatsvinden;

1.79 recreatieve voorziening:

een kleinschalige, niet-bedrijfsmatige voorziening ten behoeve van de woonfunctie met een dagrecreatief karakter, zoals zwembad, tennisbaan en golfafslagplaats;

1.80 seksinrichting:

een voor publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in omvang als zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder seksinrichting wordt in elk geval verstaan: een (raam)prostitutiebedrijf, een seksbioscoop, een seksautomatenhal, een sekstheater, een parenclub of een erotische massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar;

1.81 sociale werkplaats:

een werkplaats voor mensen met een arbeidshandicap, waar ruimte wordt geboden voor al dan niet betaald beschermd werk, begeleid werk of (gevarieerde) dagbesteding, met bijbehorende kantoorruimte;

1.82 standplaats:

het vanaf een vaste plaats op een openbare en in de open lucht gelegen plaats te koop aanbieden, verkopen of afleveren van goederen dan wel diensten aan te bieden, gebruikmakend van fysieke middelen, zoals een kraam, een wagen of een tafel;

1.83 tuincentrum:

detailhandel met een al dan niet geheel overdekt verkoopvloeroppervlak waarop artikelen voor de inrichting en het onderhoud van particuliere tuinen en de daarmee rechtstreeks samenhangende artikelen worden aangeboden;

1.84 verblijfsdoeleinden:

gronden waarbij de nadruk ligt op het verblijf van personen in het openbaar gebied en die tevens een verkeersfunctie hebben;

1.85 verdieping(en):

de bouwlaag respectievelijk bouwlagen die boven de begane grondbouwlaag gelegen is/zijn;

1.86 voorgevel:

de naar architectuur, indeling en/of uitstraling gezichtsbepalende gevel(s) van het hoofdgebouw, gekeerd naar de weg of het openbaar gebied;

1.87 voorgevelrooilijn:

de begrenzing van het bouwvlak, waarop de voorgevels van het hoofdgebouw zijn georiënteerd, alsmede het verlengde daarvan;

1.88 Wet geluidhinder:

Wet van 16 februari 1979, Stb. 99, houdende regels inzake het voorkomen of beperken van geluidhinder, zoals deze luidde op het moment van de terinzagelegging van het ontwerp van het plan;

1.89 Wet milieubeheer:

Wet van 13 juni 1979, Stb. 442, houdende regels met betrekking tot een aantal algemene onderwerpen op het gebied van de milieuhygiëne, zoals deze luidde op het moment van de terinzagelegging van het ontwerp van het plan;

1.90 Wet ruimtelijke ordening:

Wet van 20 oktober 2006, Stb. 2006, 566, houdende vaststelling van nieuwe regels omtrent de ruimtelijke ordening, zoals deze luidde op het moment van de terinzagelegging van het ontwerp van het plan;

1.91 winkelvloeroppervlak (wvo):

de verkoopruimte, dat wil zeggen het voor het winkelend publiek toegankelijke deel van (het bruto oppervlak van) een detailhandelsbedrijf, inclusief de etalages en de ruimte achter toonbanken en kassa's;

1.92 woning:

een complex van ruimten inclusief aan- en uitbouwen, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één huishouden;

1.93 Woningwet:

Wet van 29 augustus 1991, Stb. 1991, nr. 439, tot herziening van de Woningwet, zoals deze luidde op het moment van de terinzagelegging van het ontwerp van het plan;

1.94 woon-/werkeenheid:

een ruimte, in en in combinatie met een woning, waarin een al dan niet publieksgerichte beroeps- of bedrijfsactiviteit aan huis wordt uitgeoefend;

1.95 woonwagen:

een voor bewoning bestemd gebouw dat is geplaatst op een standplaats en dat in zijn geheel of in delen kan worden verplaatst;

1.96 zijgevel:

een gevel van een gebouw, die niet een voorgevel of een achtergevel is.

Artikel 2 Wijze Van Meten

Bij de toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 de afstand van een bouwwerk tot de (achter)perceelsgrens:

de afstand van een gebouw tot de (achter)perceelsgrens wordt bepaald door het buitenwerks meten van de kortste afstand van een gevel van het gebouw tot de (achter)perceelsgrens;

2.2 de oppervlakte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerks gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;

2.3 de bouwhoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;

2.4 de breedte van bouwpercelen:

de breedte van bouwpercelen wordt bepaald door het meten van de afstand in meters tussen de zijdelingse perceelsgrenzen, in de voorgevelrooilijn;

2.5 de breedte van een bouwwerk:

de breedte van bouwwerken wordt bepaald door het meten van de afstand in meters tussen de buitenwerkse eindgevelvlakken (indien geen sprake is van een rechthoekig gebouw: de gemiddelde breedte van het bouwwerk);

2.6 de diepte van een bouwwerk:

de diepte van een bouwwerk wordt bepaald door het meten van de grootste afstand in meters tussen de buitenwerkse eindgevelvlakken;

2.7 de horizontale diepte van een bouwwerk:

de diepte van een bebouw, gemeten loodrecht vanaf de gevel waaraan wordt gebouwd;

afbeelding "i_NL.IMRO.1734.0022ELSTbedrijfter-VSG2_0012.jpg"

2.8 de goothoogte van een bouwwerk:

Vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel. Bij toepassing van het meten van de goothoogte van een bouwwerk worden dakkapellen buiten beschouwing gelaten, behoudens dakkapellen waarvan de gezamenlijke breedte meer bedraagt dan 50% van de breedte van het betreffende dakvlak. De goothoogte wordt dan gemeten vanaf het peil tot aan de goot van de dakkapel;

2.9 de inhoud van een bouwwerk:

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Agrarisch

3.1 bestemmingsomschrijving

De voor “Agrarisch” aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. de uitoefening van grondgebonden agrarische activiteiten ten behoeve van een grondgebonden agrarisch bedrijf;
  2. b. kwekerijen;
  3. c. een bedrijfswoning ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning';
  4. d. nutsvoorzieningen;
  5. e. evenementen;
  6. f. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  7. g. de uitoefening van een aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit;
  8. h. hobbymatig agrarisch grondgebruik;

een en ander met de bijbehorende voorzieningen.

3.2 bouwregels

3.3 afwijken van de bouwregels

3.4 specifieke gebruiksregels

3.5 afwijken van de gebruiksregels

3.6 wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ingevolge artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening, ter plaatse van de aanduiding 'wro–zone – wijzigingsgebied 1' deze bestemming te wijzigen teneinde de bedrijfswoning en omliggende gronden naar de bestemming “Bedrijventerrein”, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  1. a. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en de belangen van derden mogen niet onevenredig worden geschaad;
  2. b. bij uitbreidingen van het verharde oppervlak, dienen compenserende maatregelen getroffen te worden om een hydrologisch neutrale situatie te behouden; conform de uitgangspunten hydrologisch neutraal bouwen;
  3. c. een bouwvlak ten behoeve van de bestemming “Bedrijventerrein” wordt opgenomen op de verbeelding;
  4. d. aan de gronden een categorie van de bedrijven als opgenomen in de staat van bedrijfsactiviteiten wordt toegekend waarvan is aangetoond dat deze zich ruimtelijk en milieuhygiënisch verhoudt met de omliggende functies;
  5. e. het gebruik waarbij voor de parkeersituatie geldt dat op eigen terrein voldoende parkeergelegenheid aanwezig dient te zijn, waarbij moet worden voldaan aan de maximale parkeernorm als opgenomen in bijlage 2 bij deze regels”;
  6. f. uit onderzoek blijkt dat de luchtkwaliteit, bodemkwaliteit en geluid geen belemmering opwerpt;
  7. g. uit onderzoek dient te blijken dat geen beschermde flora- en fauna aanwezig zijn.

Artikel 4 Bedrijventerrein

4.1 bestemmingsomschrijving

4.2 bouwregels

4.3 afwijken van de bouwregels

4.4 specifieke gebruiksregels

4.5 afwijken van de gebruiksregels

4.6 wijzigingsbevoegdheid

Artikel 5 Groen

5.1 bestemmingsomschrijving

De voor “Groen” aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. groenvoorziening;
  2. b. speelvoorzieningen;
  3. c. voet- en fietspaden;
  4. d. in- en uitritten;
  5. e. beeldende kunstwerken;
  6. f. nutsvoorzieningen;
  7. g. geluidswerende voorzieningen;
  8. h. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  9. i. schouwpaden;
  10. j. evenementen;
  11. k. parkeren en verkeersvoorzieningen;

een en ander met de bijbehorende voorzieningen.

5.2 bouwregels

5.3 afwijken van de bouwregels

5.4 specifieke gebruiksregels

5.5 wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ingevolge artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening, deze bestemming teneinde de bestemming Groen te wijzigen naar de bestemming Bedrijventerrein, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  1. a. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en de belangen van derden mogen niet onevenredig worden geschaad;
  2. b. bij uitbreidingen van het verharde oppervlak, dienen compenserende maatregelen getroffen te worden om een hydrologisch neutrale situatie te behouden, conform de uitgangspunten hydrologisch neutraal bouwen;
  3. c. een bouwvlak wordt opgenomen op de verbeelding;
  4. d. aan de gronden een categorie van de bedrijven als opgenomen in de staat van bedrijfsactiviteiten behorende bij deze regels (bijlage 1) wordt toegekend waarvan is aangetoond dat deze zich ruimtelijk en milieuhygiënisch verhoudt met de omliggende functies;
  5. e. op eigen terrein dient voldoende parkeergelegenheid aanwezig te zijn, waarbij moet worden voldaan aan de maximale parkeernorm als opgenomen in bijlage 2 bij deze regels;
  6. f. uit onderzoek dient te blijken dat geen beschermde flora- en fauna aanwezig zijn;
  7. g. uit onderzoek dient te blijken dat de luchtkwaliteit, bodemkwaliteit en geluid geen belemmering opwerpt.

Artikel 6 Tuin

6.1 bestemmingsomschrijving

De voor “Tuin” aangewezen gronden zijn bestemd voor tuinen, met bijbehorende gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

6.2 bouwregels

6.3 wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ingevolge artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening, de bestemming Tuin te wijzigen naar de bestemming Bedrijventerrein, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  1. a. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en de belangen van derden mogen niet onevenredig worden geschaad;
  2. b. bij uitbreidingen van het verharde oppervlak, dienen compenserende maatregelen getroffen te worden om een hydrologisch neutrale situatie te behouden, conform de uitgangspunten hydrologisch neutraal bouwen;
  3. c. een bouwvlak wordt opgenomen op de verbeelding;
  4. d. aan de gronden een categorie van de bedrijven als opgenomen in de staat van bedrijfsactiviteiten behorende bij deze regels (bijlage 1) wordt toegekend waarvan is aangetoond dat deze zich ruimtelijk en milieuhygiënisch verhoudt met de omliggende functies;
  5. e. op eigen terrein dient voldoende parkeergelegenheid aanwezig te zijn, waarbij moet worden voldaan aan de maximale parkeernorm als opgenomen in bijlage 2 bij deze regels;
  6. f. uit onderzoek dient te blijken dat geen beschermde flora- en fauna aanwezig zijn;
  7. g. uit onderzoek dient te blijken dat de luchtkwaliteit, bodemkwaliteit en geluid geen belemmering opwerpt.

Artikel 7 Verkeer

7.1 bestemmingsomschrijving

De voor “Verkeer” aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. wegen, straten en paden met hoofdzakelijk een verkeersfunctie;
  2. b. voet- en rijwielpaden;
  3. c. parkeervoorzieningen;
  4. d. bermen en beplantingen;
  5. e. straatmeubilair;
  6. f. beeldende kunstwerken;
  7. g. groenvoorzieningen;
  8. h. nutsvoorzieningen;
  9. i. de handel en verkoop van goederen aan particulieren vanuit een standplaats in kramen en wagens, niet zijnde bouwwerken;
  10. j. geluidwerende voorzieningen;
  11. k. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  12. l. evenementen;

een en ander met bijbehorende voorzieningen.

7.2 bouwregels

7.3 afwijken van de bouwregels

7.4 specifieke gebruiksregels

Voor evenementen gelden de volgende bepalingen:

  1. a. evenementen zijn uitsluitend in de vorm van medegebruik toegestaan;
  2. b. er dient sprake te zijn van een evenement in de vorm van een voor publiek bestemde uitvoering/verrichting van vermaak, op het gebied van sport, muziek of op sociaal-cultureel vlak;
  3. c. het evenement duurt maximaal zeven (aaneengesloten) dagen inclusief opbouw en afbraak van bijbehorende voorzieningen, met dien verstande dat hiervan kan worden afgeweken als bedoeld in artikel 20.3;
  4. d. de bedrijfsvoering van de omliggende bedrijven mag niet worden belemmerd;
  5. e. het gebruik waarbij voor de parkeersituatie geldt dat al dan niet op eigen terrein voldoende parkeergelegenheid aanwezig dient te zijn, waarbij moet worden voldaan aan de maximale parkeernorm als opgenomen in bijlage 2 bij deze regels.

7.5 wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ingevolge artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening, de bestemming Verkeer te wijzigen naar de bestemming Bedrijventerrein, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  1. a. er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de verkeersveiligheid en ontsluiting van het gebied;
  2. b. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en de belangen van derden mogen niet onevenredig worden geschaad;
  3. c. bij uitbreidingen van het verharde oppervlak, dienen compenserende maatregelen getroffen te worden om een hydrologisch neutrale situatie te behouden, conform de uitgangspunten hydrologisch neutraal bouwen;
  4. d. een bouwvlak wordt opgenomen op de verbeelding;
  5. e. aan de gronden een categorie van de bedrijven als opgenomen in de staat van bedrijfsactiviteiten behorende bij deze regels (bijlage 1) wordt toegekend waarvan is aangetoond dat deze zich ruimtelijk en milieuhygiënisch verhoudt met de omliggende functies;
  6. f. op eigen terrein dient voldoende parkeergelegenheid aanwezig te zijn, waarbij moet worden voldaan aan de maximale parkeernorm als opgenomen in bijlage 2 bij deze regels;
  7. g. uit onderzoek dient te blijken dat geen beschermde flora- en fauna aanwezig zijn;
  8. h. uit onderzoek dient te blijken dat de luchtkwaliteit, bodemkwaliteit en geluid geen belemmering opwerpt.

Artikel 8 Verkeer - Railverkeer

8.1 bestemmingsomschrijving

De voor “Verkeer - Railverkeer” aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. spoorwegen;
  2. b. wegen, straten en paden met hoofdzakelijk een verkeersfunctie;
  3. c. voet- en rijwielpaden;
  4. d. parkeervoorzieningen;
  5. e. bermen en beplantingen;
  6. f. straatmeubilair;
  7. g. groenvoorzieningen;
  8. h. nutsvoorzieningen;
  9. i. beeldende kunstwerken;
  10. j. geluidwerende voorzieningen;
  11. k. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  12. l. evenementen;

een en ander met bijbehorende voorzieningen.

8.2 bouwregels

8.3 afwijken van de bouwregels

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 8.2.3, teneinde het oprichten van gebouwen ten behoeve van grotere nutsvoorzieningen toe te staan, mits wordt voldaan aan de volgende bepalingen:

  1. a. de bebouwde oppervlakte mag niet meer bedragen dan 25 m2;
  2. b. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 5 meter;
  3. c. de afwijking mag de verkeersveiligheid niet in gevaar brengen;
  4. d. de afwijking leidt niet tot een onevenredige aantasting van de stedenbouwkundige kwaliteit van de omgeving.

8.4 specifieke gebruiksregels

Voor evenementen gelden de volgende bepalingen:

  1. a. evenementen zijn uitsluitend in de vorm van medegebruik toegestaan;
  2. b. er dient sprake te zijn van een evenement in de vorm van een voor publiek bestemde uitvoering/verrichting van vermaak, op het gebied van sport, muziek of op sociaal-cultureel vlak;
  3. c. het evenement duurt maximaal zeven (aaneengesloten) dagen inclusief opbouw en afbraak van bijbehorende voorzieningen, met dien verstande dat hiervan kan worden afgeweken als bedoeld in artikel 20.3;
  4. d. het gebruik waarbij voor de parkeersituatie geldt dat al dan niet op eigen terrein voldoende parkeergelegenheid aanwezig dient te zijn, waarbij moet worden voldaan aan de maximale parkeernorm als opgenomen in bijlage 2 bij deze regels.

8.5 wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ingevolge artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening, deze bestemming te wijzigen teneinde de bestemming 'Verkeer - Railverkeer'' te wijzigen naar bestemming(en),'Bedrijventerrein', 'Verkeer', 'Groen' en of 'Water' mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  1. a. er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de verkeersveiligheid en ontsluiting van het gebied;
  2. b. er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de bouw- en gebruiksmogelijkheden van nabijgelegen gronden;
  3. c. de afwijking niet leidt tot een onevenredige aantasting van de stedenbouwkundige kwaliteit van de omgeving;
  4. d. aangetoond is dat de luchtkwaliteit, bodemkwaliteit en geluid geen belemmering opwerpt. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en de belangen van derden mogen niet onevenredig worden geschaad;
  5. e. bij uitbreidingen van het verharde oppervlak, dienen compenserende maatregelen getroffen te worden om een hydrologisch neutrale situatie te behouden; conform de uitgangspunten hydrologisch neutraal bouwen;
  6. f. aan de gronden een categorie van de bedrijven als opgenomen in de staat van bedrijfsactiviteiten behorende bij deze regels (bijlage 1) wordt toegekend waarvan is aangetoond dat deze zich ruimtelijk en milieuhygiënisch verhoudt met de omliggende functies;
  7. g. het gebruik waarbij voor de parkeersituatie geldt dat op eigen terrein voldoende parkeergelegenheid aanwezig dient te zijn, waarbij moet worden voldaan aan de maximale parkeernorm als opgenomen in bijlage 2 bij deze regels;
  8. h. uit onderzoek dient te blijken dat geen beschermde flora en fauna aanwezig zijn;
  9. i. uit onderzoek dient te blijken dat de luchtkwaliteit, bodemkwaliteit en geluid geen belemmering opwerpt.

Artikel 9 Water

9.1 bestemmingsomschrijving

De voor “Water” aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. waterhuishoudkundige doeleinden;
  2. b. voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding, waterafvoer en waterberging;
  3. c. (natuurvriendelijke) oevers;
  4. d. waterstaatkundige kunstwerken, bruggen en andere waterstaatswerken;
  5. e. beeldende kunstwerken;
  6. f. oppervlaktewater, zoals vijvers;

een en ander met de bijbehorende voorzieningen zoals bermen, paden, beschoeiingen e.d.

9.2 bouwregels

Uitsluitend zijn toegestaan bouwwerken geen gebouwen zijnde die ten dienste staan van deze bestemming met een bouwhoogte van maximaal 4 meter.

Artikel 10 Wonen

10.1 bestemmingsomschrijving

De voor “Wonen” aangewezen gronden, zijn bestemd voor:

  1. a. wonen in woningen ter plaatse van de aanduidingen:
    specifieke bouwaanduiding VD1 vrijstaand of dubbelwoning, één bouwlaag
    specifieke bouwaanduiding VD2 vrijstaand of dubbelwoning, twee bouwlagen
    praktijkruimte praktijkruimte bestaand
  2. b. nutsvoorzieningen;
  3. c. waterhuishoudkundige voorzieningen;
  4. d. de uitoefening van een aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit;
  5. e. evenementen;

een en ander met de daarbij behorende voorzieningen zoals tuinen en erven.

10.2 bouwregels

10.3 afwijken van de bouwregels

10.4 specifieke gebruiksregels

10.5 afwijken van de gebruiksregels

10.6 wijzigingsbevoegdheid

Artikel 11 Leiding - Gas (Dubbelbestemming)

11.1 Bestemmingsomschrijving

11.2 Bouwregels

11.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegde gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 11.2 voor het bouwen overeenkomstig de andere daar voorkomende bestemming(en) indien de veiligheid van de betrokken leiding niet wordt geschaad en vooraf schriftelijk advies is ingewonnen bij de leidingbeheerder. Een omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien geen kwetsbare objecten worden toegelaten.

11.4 Specifieke gebruiksregels

Het is verboden de in deze bestemming begrepen gronden en de daarop voorkomende opstallen te gebruiken of in gebruik te geven of te laten voor een doel of op een wijze strijdig met deze bestemming.

11.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 12 Leiding - Riool (Dubbelbestemming)

12.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Riool (Dubbelbestemming)' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en) (artikelen 3 tot en met 10), mede bestemd voor:

  1. a. een ondergrondse rioolpersleiding ter plaatse van de aanduiding 'hartlijn leiding- riool';
  2. b. het beheer en onderhoud van de leiding;
  3. c. de bescherming van het woon- en leefklimaat in verband met de leiding;

met bijbehorende bouwwerken, geen gebouw zijnde.

12.2 Bouwregels

12.3 Afwijken van de bouwregels

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 32.2 voor het bouwen overeenkomstig de andere bestemmingen, mits advies is verkregen van de leidingbeheerder.

12.4 Specifieke gebruiksregels

Het is verboden de in deze bestemming begrepen gronden en de daarop voorkomende opstallen te gebruiken of in gebruik te geven of te laten voor een doel of op een wijze strijdig met deze bestemming.

12.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 13 Waarde - Archeologische Verwachting 1 (Dubbelbestemming)

13.1 bestemmingsomschrijving

De voor “Waarde - Archeologische verwachting 1” aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen (artikel 3 tot en met 10), mede bestemd voor het behoud en de bescherming van te verwachten archeologische resten in de bodem.

13.2 bouwregels

13.3 nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen ten aanzien van de situering en de afmetingen van bouwwerken en de inrichting van gronden, indien uit archeologisch onderzoek blijkt dat ter plaatse behoudens- en beschermenswaardige archeologische monumenten of resten aanwezig zijn. De nadere eisen zijn erop gericht de archeologische waarden zoveel mogelijk in de grond (in situ) te behouden.

13.4 omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

13.5 wijzigingsbevoegdheid

Artikel 14 Waarde - Archeologische Verwachting 2 (Dubbelbestemming)

14.1 bestemmingsomschrijving

De voor “Waarde - Archeologische verwachting 2” aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen (artikel 3 tot en met 10), mede bestemd voor het behoud en de bescherming van te verwachten archeologische resten in de bodem.

14.2 bouwregels

14.3 nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen ten aanzien van de situering en de afmetingen van bouwwerken en de inrichting van gronden, indien uit archeologisch onderzoek blijkt dat ter plaatse behoudens- en beschermenswaardige archeologische monumenten of resten aanwezig zijn. De nadere eisen zijn erop gericht de archeologische waarden zoveel mogelijk in de grond (in situ) te behouden.

14.4 omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

14.5 wijzigingsbevoegdheid

Artikel 15 Waterstaat - Waterlopen (Dubbelbestemming)

15.1 bestemmingsomschrijving

De voor “Waterstaat - Waterlopen” aangewezen gronden zijn mede bestemd voor aanleg en onderhoud van een watergang.

15.2 bouwregels

Uitsluitend zijn toegestaan bouwwerken, die ten dienste staan van deze bestemming.

15.3 afwijken van de bouwregels

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 15.2 teneinde het oprichten van bouwwerken ten behoeve van de op deze gronden liggende hoofdbestemming toe te staan, mits hierbij uit hoofde van de bescherming van de watergang geen bezwaar bestaat; dienaangaande wordt voor de verlening van de omgevingsvergunning voor het bouwen door het bevoegd gezag advies ingewonnen bij de betrokken beheerder van de watergang.

Hoofdstuk 3 Algemene Regels

Artikel 16 Anti-dubbeltelregel

Grond welke eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 17 Algemene Bouwregels

17.1 bestaande maten

In die gevallen dat de bestaande goothoogte, bouwhoogte, oppervlakte en/of inhoud van bouwwerken, die in overeenstemming met het bepaalde in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht tot stand zijn gekomen meer bedraagt dan in de bouwregels in hoofdstuk 2 van deze regels is toegestaan, geldt die goothoogte, bouwhoogte, oppervlakte en/of inhoud in afwijking daarvan als maximaal toegestaan.

Artikel 18 Algemene Gebruiksregels

18.1 strijdig gebruik

Onder gebruik in strijd met alle bestemmingen wordt in elk geval verstaan:

  1. a. een gebruik van gronden als stort- en/of opslagplaats van grond en/of afval, met uitzondering van een zodanig gebruik voor het normale op de bestemming gerichte gebruik en onderhoud;
  2. b. een gebruik van gronden als stalling- en/of opslagplaats van één of meer aan het gebruik onttrokken machines, voer-, vaar- of vliegtuigen, met uitzondering van een zodanig gebruik voor het normale op de bestemming gerichte gebruik en onderhoud;
  3. c. een gebruik van gronden en bouwwerken voor een seksinrichting dan wel ten behoeve van prostitutie.

18.2 parkeernormen

De inrichting van de gronden moet zodanig plaatsvinden, dat wordt voldaan aan de gemeentelijke parkeernormen zoals weergegeven in de bijlagen 'Parkeernorming'(bijlage 2) en 'Parkernormering bestaande bedrijven' (bijlage 3) die als bijlagen bij deze regels zijn gevoegd.

Artikel 19 Algemene Aanduidingsregels

19.1 veiligheidszone - lpg

19.2 veiligheidszone - bevi

Artikel 20 Algemene Afwijkingsregels

20.1 maatvoering

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in het plan voor het afwijken van de voorgeschreven goothoogte, (bouw)hoogte, oppervlakte, inhoud en afstand van bouwwerken, dan wel een voorgeschreven bebouwingspercentage, eventueel met overschrijding van de bouwgrenzen, mits de afwijking niet meer bedraagt dan 10% van de in deze regels voorgeschreven afmetingen en afstanden.

20.2 bestemmingsgrenzen

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken om bij de uitvoering van het plan af te wijken van bestemmingsgrenzen, bouwgrenzen en overige aanduidingen in het horizontale vlak op de verbeelding, indien en voor zover afwijking noodzakelijk is in verband met de uitmeting van het terrein en er geen dringende reden zijn die zich tegen de afwijking verzetten, mits de afwijking ten opzichte van hetgeen op de omgevingsvergunning is aangegeven niet meer dan 2,5 m bedraagt.

20.3 afwijking evenementen

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken teneinde het tijdelijk gebruik van gronden voor langdurigere evenementen toe te kunnen staan. Hiertoe dient aan het volgende te worden voldaan:

  1. a. er dienen voldoende parkeerplaatsen al dan niet op eigen terrein beschikbaar te zijn;
  2. b. de aan te brengen voorzieningen dienen tijdelijk te zijn; dit betekent dat het houden van een evenement niet mag leiden tot onomkeerbare voorzieningen en/of ingrepen;
  3. c. er mag geen onevenredige aantasting plaatsvinden van de binnen het gebied aanwezige waarden.

Artikel 21 Algemene Wijzigingsregels

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen teneinde aan gronden de dubbelbestemming “Waarde - Archeologie” toe te kennen, indien uit nader archeologisch onderzoek blijkt dat ter plaatse archeologische waarden aanwezig zijn.

Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels

Artikel 22 Overgangsrecht

22.1 overgangsrecht bouwwerken

22.2 overgangsrecht gebruik

Artikel 23 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan Elst, bedrijventerrein De Aam.

Aldus vastgesteld in de raadsvergadering van 21 mei 2013.

De voorzitter, De griffier,
……………… ………………

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

Op 1 januari 2001 is door samenvoeging van de gemeenten Elst, Valburg en Heteren de gemeente Overbetuwe ontstaan. De gemeente Overbetuwe is gestart met het actualiseren en digitaliseren van de bestemmingsplannen voor de kernen, de bedrijfsgebieden en het buitengebied. Hiermee wordt een meer actuele planologische regeling voor het gemeentelijke grondgebied gerealiseerd van waaruit een beter beheer kan plaatsvinden. Eveneens wordt hiermee tegemoetgekomen aan de wettelijke verplichting, gebaseerd op artikel 3.1 lid 2 van de nieuwe Wet ruimtelijke ordening.

Het onderhavige bestemmingsplan 'Elst, bedrijventerrein De Aam' is het geactualiseerde bestemmingsplan waarmee wordt beoogd de bestaande situatie van het bedrijventerrein De Aam in Elst adequaat vast te leggen.

1.2 Ligging Plangebied

Het plangebied betreft het industrieterrein De Aam ten zuid-oosten van de kern Elst in de gemeente Overbetuwe. De noordgrens van het plangebied wordt globaal gevormd door de Nieuwe Aamsestraat. De defensiedijk langs de A325 vormt de oostelijke plangrens. De zuidgrens van het plangebied wordt grofweg gevormd door de Bemmelseweg. De Stationsstraat, de Stationsdwarsstraat, de Bemmelseweg en de spoorlijn Arnhem-Nijmegen grenzen in westelijke zijde aan het plangebied. De navolgende afbeelding bevat een fragment van de topografische atlas waarop met een rood kader de globale begrenzing van het plangebied is aangeduid. Voor de exacte begrenzing van het plangebied wordt verwezen naar de verbeelding van voorliggend bestemmingsplan.

afbeelding "i_NL.IMRO.1734.0022ELSTbedrijfter-VSG2_0001.jpg"

Globale begrenzing plangebied
bron: topografische atlas Gelderland

1.3 Vigerende Bestemmingsplannen

Voorliggend plan herziet de bestemmingsplannen die van kracht zijn in het plangebied alsmede alle partiële herzieningen. Hiermee komen na vaststelling van het voorliggend bestemmingsplan alle hieronder genoemde plannen geheel of gedeeltelijk te vervallen. Het betreft de volgende bestemmingsplannen:

  • Uitbreidingsplan Elst partiële herziening 1961-1, 2 en 3;
  • Bedrijventerrein Heinz;
  • Bedrijvenpark De Aam;
  • Bedrijvenpark De Aam, partiële wijziging 1995-02;
  • Bedrijvenpark De Aam, partiële wijziging 1998-01;
  • Bedrijvenpark De Aam, partiële wijziging 2000-01;
  • Herziening Bedrijvenpark De Aam Zuid;
  • Westeraam;
  • Bedrijvenpark De Aam, herziening 2007-01;
  • Reconstructie Aamsestraat te Elst;
  • Wijzigingsplan 'De Aam 4a;
  • Bedrijvenpark de Merm;
  • Bedrijvenpark De Merm, herziening 2;
  • Aamse Poort Zuid;
  • Elst, Platinaweg 7;
  • Elst, Nijverheidsweg 20;
  • De Aam 5 te Elst;
  • Buitengebied Dorp Elst;
  • Buitengebied 1978.

1.4 Opzet Van Het Bestemmingsplan

Het bestemmingsplan bestaat uit een verbeelding, regels en deze toelichting. De toelichting is opgebouwd uit zeven hoofdstukken. Na dit inleidende hoofdstuk wordt in hoofdstuk 2 een samenvatting van de relevante beleidskaders op rijks, provinciaal, regionaal en gemeentelijk niveau gegeven. In hoofdstuk 3 volgt een beschrijving van relevante milieu aspecten, de waterhuishouding en archeologie en cultuurhistorie. Hoofdstuk 4 beschrijft de ontstaansgeschiedenis van het plangebied en vervolgens volgt de ruimtelijke beschrijving. In afzonderlijke paragrafen wordt de opzet van de bestemmingsplanregeling en de afwijkingen met de vigerende regeling uiteengezet. Hoofdstuk 5 geeft een toelichting op de opzet en inhoud van de regels en de verbeelding. In hoofdstuk 6 volgt een financieel-economische toelichting bij het voorliggend bestemmingsplan. Ten slotte komen in het zevende en laatste hoofdstuk de resultaten van inspraak en overleg aan de orde.

Hoofdstuk 2 Beleidskaders

2.1 Inleiding

Het voorliggend plan is een beheersmatig bestemmingsplan. Aangezien de beleidskaders met name gericht zijn op het sturen van ontwikkelingsgerichte ruimtelijke plannen zijn de samenvattingen van de hogere overheidsinstanties beperkt tot een inleiding en relevante beleidslijnen gericht op bestaande en te behouden bebouwde gebieden.

2.2 Rijksbeleid

Het rijksbeleid is neergelegd in verschillende nota's betreffende de ruimtelijke ordening. Doorwerking van dit beleid vindt plaats in verschillende provinciale en gemeentelijke beleidsplannen en bestemmingsplannen. Ook binnen de gemeente Overbetuwe is dit het geval. Het beleid, zoals dat door de nationale overheid wordt voorgestaan, is van een andere schaal en aard dan de schaal die noodzakelijk is voor een beheersmatig bestemmingsplan. Met andere woorden, vanuit genoemd beleid zijn voor een bestaand bedrijventerrein geen aspecten te destilleren die direct in een bestemmingsplan doorwerken. Ook in deze situatie is dit het geval. Om deze reden wordt, in het kader van de opstelling van voorliggend bestemmingsplan, niet nader ingegaan op het rijksbeleid.

2.3 Provinciaal Beleid

2.3.1 Streekplan Gelderland 2005

Het ruimtelijk beleid van de provincie Gelderland tot 2015 is vastgelegd in het Streekplan Gelderland 2005. Met de inwerkingtreding van de Wet ruimtelijke ordening per 1 juli 2008 heeft het streekplan Gelderland 2005 de status van structuurvisie gekregen. Dat betekent dat de inhoud van het streekplan voor de provincie de basis blijft voor haar eigen optreden in de ruimtelijke ordening.

Het beleid voor bedrijventerreinen is gericht op de zorg voor voldoende aanbod van kwalitatief hoogwaardige, op de vraag van het bedrijfsleven afgestemde, bedrijventerreinen. In verband met zorgvuldig ruimtegebruik is het hanteren van minimale maten (onder andere bouwhoogte en bebouwingspercentage) een instrument om met een beperkt ruimtebeslag veel functies te combineren (inpandig of gezamenlijk parkeren, inpandige opslag en ondergronds bouwen). Voorliggend bestemmingsplan verhoudt zich vanwege het beheersmatig karakter met het beleid uit het streekplan.

2.3.2 Ruimtelijke Verordening Gelderland

Het streekplan Gelderland 2005 heeft op grond van het overgangsrecht de status gekregen van structuurvisie ingevolge artikel 2.2 lid 1 van de Wet ruimtelijke ordening. Daarnaast kunnen, indien provinciale of nationale belangen dat met het oog op een goede ruimtelijke ordening noodzakelijk maken, bij of krachtens provinciale verordening respectievelijk bij of krachtens algemene maatregel van bestuur regels worden gesteld omtrent de inhoud en toelichting van bestemmingsplannen. De Ruimtelijke Verordening Gelderland voorziet hierin.

De verordening richt zich net zo breed als het streekplan op de fysieke leefomgeving in de provincie. De vigerende ruimtelijke structuurvisie hanteert als uitgangspunt dat nieuwe verstedelijking voor wonen en werken hoofdzakelijk plaatsvindt binnen het bestaand bebouwd gebied. De verordening legt dit beleid van bundeling en intensivering vast door hiervoor voorschriften op te nemen. Voorschriften ten aanzien van werken, zoals bedrijventerreinen of kantoorlocaties, zijn nog niet in deze verordening opgenomen, aangezien nieuw beleid terzake in voorbereiding was op het moment van vaststelling van de ontwerp-verordening. Dit beleid (zoals opgenomen in de Structuurvisie bedrijventerreinen en werklocaties) is in de eerste herziening van de Ruimtelijke Verordening Gelderland, zoals deze op 27 juni 2012 door Gedeputeerde Staten is vastgesteld, overgenomen. Bij de afzonderlijke voorschriften uit de verordening is in de artikelsgewijze toelichting een korte duiding en verantwoording van het provinciaal belang opgenomen. De voor het plan van belang zijnde voorschriften zijn navolgend kort behandeld.

In voorliggend plan is de bestemming “Bedrijven” van toepassing. In de Ruimtelijke Verordening Gelderland is het beleid uit de Structuurvisie Bedrijventerreinen en werklocaties, zie onderstaand, overgenomen. Het bestemmingsplan past binnen de Ruimtelijke verordening Gelderland.

2.3.3 Provinciaal Herstructurerings Programma

De provincie zet in haar structuurvisie in op het herstructureren van bedrijventerreinen. De filosofie hierbij dat de overheid investeert in maatregelen die de intrinsieke waarde van het terrein vergroten. In het PHP staat de Aam niet opgenomen als te herstructureren terrein. Voor twee delen van dit terrein is dit echter wel het geval. Het gaat hierbij om Elst Centraal en het Nestle-terrein (dit plan is echter reeds uitgevoerd). Als zodanig heeft het terrein formeel niet meer de aandacht vanuit provinciale optiek. Dit behoeft geen belemmering te zijn: het PHP kent een flexibele uitvoeringsagenda.

2.3.4 Gelders Actieplan Recessie

In het Gelders Actieplan Recessie zijn provinciale maatregelen beschreven die een impuls leveren aan de Gelderse economie en werkgelegenheid. Het actieplan is voor een groot deel gebaseerd op het naar voren halen van investering. Een voorbeeld van een dergelijke investering betreft een investering in herstructurering dan wel revitalisering van bedrijventerreinen, m.n. in de Stadsregio.

De provincie heeft hiervoor "Recessiemiddelen 2010" beschikbaar gesteld; via vaststelling van het voorstel MIG Impuls revitalisering bedrijventerreinen RSP op 31 maart 2010. Om aanspraak te kunnen maken op deze middelen is een Masterplan voor Elst Zuidoost opgesteld.

2.3.5 Structuurvisie Bedrijventerreinen en Werklocaties

Op 30 juni 2010 hebben Provinciale Staten de structuurvisie vastgesteld. De structuurvisie Bedrijventerreinen en Werklocaties is een aanpassing van het structuurvisiebeleid als gevolg van nieuwe ontwikkelingen. Maatschappelijk is er weerstand tegen de verrommeling van het landschap en de ervaring dat langs alle wegen een zelfde soort bedrijventerrein ontstaan. Er is daarnaast maatschappelijk grote onrust over de klimaatverandering. Dit vertaalt zich in een vraag naar meer regie van de provincie op het ontwikkelen van bedrijventerreinen die milieutechnisch en ruimtelijk goed zijn ingepast, goed bereikbaar zijn en zoveel mogelijk klimaatneutraal opereren. Samen met de samenwerkende gemeenten zal de provincie moeten bezien hoe de omvang van de nieuwe uitleg, de locatiekeuze, het ontwerp en het beheer van bedrijventerreinen beter kan worden geregeld. Deze regierol past in de sturingsfilosofie van de Nota Ruimte: “decentraal wat kan, centraal wat moet”.

Deze structuurvisie is opgesteld tegen de achtergrond van economische en demografische lange termijnontwikkelingen. Daarbij is het van belang een trendmatig ontwikkelingspad in beeld te brengen. Verwacht mag worden dat de feitelijke vraag tijdelijk beïnvloed wordt door de kredietcrisis, maar dat dit weer hersteld na de crisis. Provincie Gelderland gaat bij ramingen uit van werkgelegenheidsgroei volgens het toekomstscenario Transatlantic Market dat voor Gelderland is uitgewerkt in de studie 'Gelderland in vier bedrijven' (2006). Daarbij wordt opgemerkt dat de daarin vastgestelde ruimtevraag op basis van (macro)economische ontwikkelingen niet de enige bron is die ruimtevraag genereert. Ook beleid, zoals in de vorm van transformatie, intensiever ruimtegebruik of groeiambities, heeft gevolgen voor de behoefte.

De opgave ligt in het realiseren van voldoende ruimte voor bedrijfsontwikkeling, van goede kwaliteit en in het voorkomen van overschotten en leegstand. Belangrijk uitgangspunt daarbij is dat allereerst wordt ingezet op benutting van bestaande bedrijventerreinen, vervolgens op revitalisering en pas daarna op uitbreiding en aanleg van nieuwe terreinen bestemd voor bedrijven en kantoren (de SER-ladder).

Met deze afwegingsprocedure wil de provincie de verrommeling tegengaan en zorgvuldig ruimtegebruik stimuleren. Ook wordt inbreiding boven uitbreiding gesteld, zodat onnodige verstedelijking wordt voorkomen.

Bij onderhavig plangebied is, als bestaand bedrijventerrein, met name van belang dat wordt ingezet op herstructurering. Hierbij wordt optimaal gebruik gemaakt van het bestaande bedrijventerrein door middel van een goede ruimtelijke inpassing, een zorgvuldige vormgeving, een zo laag mogelijke milieubelasting en een intensivering van het grondgebruik. Om te komen tot een versnelde aanpak van de herstructurering heeft de provincie met de in de regio samenwerkende gemeenten een provinciaal herstructureringsprogramma bedrijventerreinen (PHP) opgesteld. De provincie ziet perifere en grootschalige detailhandel als een specifieke bedrijfssector die een bijzondere ontwikkeling doormaakt en een passende plek nodig heeft. Ze wil er voor zorgen dat ook deze sectoren zo goed mogelijk kunnen worden geaccommodeerd.

Daarnaast is de provincie voor de realisatie van de doelstellingen mede afhankelijk van de samenwerkende gemeenten. Het is daarbij van groot belang dat er voor elke regio in Gelderland een economisch programmerings- en ontwikkelingsdocument (EPO) voor bedrijvigheid werd opgesteld. Daarom geeft de Stadsregio Arnhem Nijmegen in 2009 op grond van de provinciale structuurvisie het EPO opgesteld. De afspraken per regio over de (her)ontwikkeling van bedrijventerreinen en andere werklocaties is inmiddels uitgewerkt in het RPB. De provincie ziet perifere en grootschalige detailhandel als een specifieke bedrijfssector die een bijzondere ontwikkeling doormaakt en een passende plek nodig heeft. Ze wil er voor zorgen dat ook deze sectoren zo goed mogelijk kunnen worden geaccommodeerd.

2.3.6 Regionale afspraken

Het in juni 2009 opgestelde EPO is in regionaal verband nader uitgewerkt in een Regionaal Programma Bedrijventerreinen (RPB). In het RPB beogen de regiogemeenten in de Stadsregio Arnhem Nijmegen overaanbod en leegstand op bedrijventerreinen te voorkomen. De stadsregiogemeenten hebben daarin afgesproken om plannen per subregio (A12 zone, A15 zone waarvan Overbetuwe deel uit maakt, en de A73 zone) tot 2025 te faseren en een aantal plannen “on hold”: te zetten voor wat betreft de planvorming en verwervingen. Daarnaast moet er voldoende ruimte zijn voor voor kwalitatieve (her)ontwikkeling van bedrijventerreinen. Voor de plannen die door kunnen gaan, hebben de regiogemeenten afgesproken hiervoor de SER-ladder te gebruiken; in de plantoelichting moet de gemeente aantonen dat aan de criteria van de SER-ladder kan worden voldaan. Het idee achter de ladder is dat alle mogelijkheden op bestaande bedrijventerreinen moeten worden benut voordat er nieuw terrein mag worden aangelegd. De ladder heeft drie treden:

  1. 1. Is de behoefte kwantitatief en kwalitatief voldoende aangetoond?
  2. 2. Zijn alle inbreidingsmogelijkheden in de afweging meegenomen?
  3. 3. Voldoet het plan aan de eisen van intensief ruimtegebruik?

Voor de plannen die “on hold”gezet zijn wordt elke twee jaar getoetst of die status blijft gehandhaafd of dat de plannen de status van doorgaan krijgen.

Het RPB werd op 15 december 2011 door de Stadsregioraad vastgesteld. Bij vaststelling is expliciet uitgesproken dat de inbreidingsmogelijkheden binnen het bestaande bedrijventerrein De Aam passen binnen het kader van het RPB. De vastgestelde RPB is verwerkt in de bestuurlijke overeenkomsten (BOV's) tussen Stadsregio en gemeenten. Het bedrijventerreinenbeleid staat immers niet op zich maar heeft veel raakvlakken met de verstedelijkingsvisie en mobiliteitsaanpak. Onderdeel van de BOV's is ook het protocol van de SER-ladder.

De A15-zone

Overbetuwe maakt onderdeel uit van de A15 zone. Voor de zone is er tot 2025 een vraag naar bedrijventerreinen van netto 96 ha. De uitgeefbare terreinen betreffen voor Overbetuwe: Merm, Poort van Midden Gelderland-Zuid en Park 15.

Het RPB voorziet tevens in de diverse inbreidingslocaties op De Aam; dit betreft De Aam 4B, het voormalige spooremplacement en de (1e fase van de) Eisenhowerplas. Tenslotte is voor de uitleglocatie Merm-Oost (De Aam 5) een separaat bestemmingsplan in werking: conform RPB (waar Merm-Oost de status 'doorgaan' heeft) is de uitgifte daarvan gestart in het voorjaar van 2012.

De ontwikkeling van de 2e fase van de Eisenhowerplas (ontwikkeling oost-oever) is het plan on hold gezet.

Monitoring

In de voortgang op een goede manier bij te houden is monitoring van de uitgiften essentieel. Dit gebeurt via het IBIS, het provinciale monitoringssysteem. Gemeenten hebben met elkaar afgesproken deze gegevens up to date te houden.

2.3.7 Waterplan Gelderland 2010-2015

Het provinciaal beleid is verwoord in Waterplan Gelderland 2010-2015. Hierin staat hoe de provincie wil zorgen voor voldoende schoon water én droge voeten. Het Waterplan Gelderland 2010-2015 is op 11 november 2009 door Provinciale Staten vastgesteld en op 22 december 2009 in werking getreden.

Het Waterplan is de opvolger van het huidige derde Waterhuishoudingsplan (WHP3). Het beleid uit WHP3 wordt grotendeels voortgezet. Het Waterplan is tegelijk opgesteld met de ontwerp water(beheer)plannen van het Rijk en de waterschappen. In het plan staan de doelen voor het waterbeheer, de maatregelen die daarvoor nodig zijn en van wie ze gaat uitvoeren.

Voor oppervlaktewaterkwaliteit, hoogwaterbescherming, regionale wateroverlast, watertekort en waterbodems gelden provincie brede doelen. Voor een aantal functies, zoals landbouw, natte natuur, waterbergingsgebieden en grondwaterbeschermingsgebieden, zijn specifieke doelen geformuleerd.

Voor de realisatie van bepaalde waterdoelen zijn ruimtelijke maatregelen nodig. Hiervoor krijgt het Waterplan op basis van de nieuwe Waterwet de status van structuurvisie en is beschreven welke instrumenten uit de Wet ruimtelijke ordening de provincie daarvoor wil inzetten.

Op bijgaande uitsnede van de structuurvisiekaart valt op te maken dat vanuit water voor de planontwikkeling geen belemmeringen zijn.

afbeelding "i_NL.IMRO.1734.0022ELSTbedrijfter-VSG2_0002.jpg"

Structuurvisiekaart waterplan

2.4 Regionaal Beleid

2.4.1 Regionaal Plan 2005-2020, Stadsregio Arnhem-Nijmegen

Algemeen

De Stadsregio Arnhem Nijmegen (SAN) legt in dit Regionaal Plan de gemeenschappelijke beleidsambities vast voor de ontwikkeling van de regio Arnhem Nijmegen. Het doel van dit Regionaal Plan is het werken aan een aantrekkelijk vestigingsklimaat van de regio Arnhem Nijmegen voor haar inwoners, ondernemers en bezoekers.

Wat betreft economie is de doelstelling het versterken van het economisch vestigingsklimaat in (inter)nationaal perspectief, waarbij de potenties van de stuwende werkgelegenheid worden uitgebuit. Nieuw in dit Regionaal Plan is dat de stadsregio inspeelt op het verbeteren van bestaande ruimtelijke kwaliteiten. Waren nieuwe stadsuitbreidingen en nieuwe bedrijventerreinen nog de belangrijkste reden voor het vorige structuurplan, in dit Regionaal Plan staat de transformatie van het bestaand stedelijk en landelijk gebied centraal.

Door op een zorgvuldige wijze voldoende ruimte en mogelijkheden voor inpassing te bieden wordt voor nu en in de toekomst voldoende werkgelegenheid gewaarborgd voor de inwoners van de stadsregio, die aansluit bij het opleidingsniveau van de beroepsbevolking.

In het Regionaal Plan heeft het SAN ruimte opgenomen voor de uitbreiding van regionale bedrijventerreinen die ontwikkeld dienen te worden op basis van de principes van zorgvuldig ruimtegebruik. Bij het bepalen van het te realiseren oppervlak in deze nieuwe uitleglocaties is gebruik gemaakt van de SER-ladder. Dat houdt in dat er voor gemeenten een opgave ligt op bestaande, te revitaliseren bedrijventerreinen, ook ruimte voor nieuwe vraag aan te bieden. Het SAN heeft zoals hierboven beschreven onder Regionale afspraken, in de concentratiegebieden voor regionale bedrijventerreinen (de A73, de A15 en de A12-zone) het voortouw genomen om te komen tot bovenlokale gebiedsvisies (samen met de grondgebied gemeenten) waarbinnen segmentering, fasering en uitgifte thema's een rol spelen.

Gelet op het beheersmatige karakter van voorliggend bestemmingplan wordt niet voorzien in nieuwe ontwikkelingen. Het bestemmingsplan 'Elst, bedrijventerrein De Aam' is in lijn met het beleid, zoals dit verwoord is in het regionaal plan.

2.4.2 Waterbeheerplan 2010-2015

Het beleid uit het Waterbeheerplan 2010-2015 van Waterschap Rivierenland is er op gericht schoon hemelwater niet af te voeren naar de riolering. In het kader van duurzaam waterbeheer is het gewenst om bij alle nieuwbouw maximale afkoppeling van het hemelwater toe te passen. Hierbij hanteert het waterschap de drietraps strategie vasthouden, bergen en afvoeren. Het schone hemelwater dient geïnfiltreerd te worden in de bodem of anders via een bodempassage afgevoerd te worden naar het oppervlaktewater.

Legger wateren

Een legger van het waterschap omvat het volgende; de afmetingen van de wateren, de afmetingen en constructie van stuwen, sluizen, duikers en gemalen (kunstwerken) en wie wat moet doen als het gaat om het onderhoud van het water.

Waterschap Rivierenland is verantwoordelijk voor het waterbeheer in haar gebied. Om de relevante wateren goed te kunnen beheren, legt het waterschap essentiële informatie over wateren vast in de legger. Voor dit consoliderende plan zijn de A-watergangen van belang. In en nabij het plangebied zijn enkele A-watergangen aanwezig. Deze watergangen worden beschermd via de Keur. Daarin zijn verbodsbepalingen opgenomen die de aanleg en het onderhoud van de watergangen moeten waarborgen. De gronden vanaf de insteek van de watergang tot 4 meter daarnaast dienen vrij te worden gehouden van bebouwing en bouwwerken ter bescherming van het profiel en het onderhoud. In dit bestemmingsplan zijn de A- watergangen bestemd als “Water” en hebben eveneens de dubbelbestemming “Waterstaat - Waterlopen”. Dit ten behoeve van de bescherming van het profiel en het onderhoud van de watergang (zie wijze van bestemmen). De navolgende afbeelding bevat een uitsnede van de legger. Hierop zijn de A-watergangen met een groenblauwe lijn weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.1734.0022ELSTbedrijfter-VSG2_0003.jpg"

Uitsnede legger Waterschap Rivierenland
bron: Waterschap Rivierenland

2.5 Gemeentelijk Beleid

2.5.1 Toekomstvisie+ 2020, Overbetuwe verbindt...

Op 8 september 2009 heeft de raad van de gemeente Overbetuwe de 'Toekomstvisie+ 2020, Overbetuwe verbindt...' vastgesteld. De Toekomstvisie+ van Overbetuwe is het kader voor de ontwikkeling van de gemeente Overbetuwe tot 2020. De visie geeft een richting voor de ruimtelijke, maatschappelijke en economische ontwikkeling. De geschetste identiteit kan bijdragen aan het behouden en aantrekken van inwoners en bedrijven. De visie kan mensen inspireren en motiveren die werken aan stedenbouw, sport, ondernemerschap, onderwijs, openbare ruimte, welzijnswerk, et cetera. De visie is tenslotte ook een duidelijke positionering naar andere gemeenten en partners: het geeft Overbetuwe een eigen gezicht in de regio. De Toekomstvisie+ omvat het gehele gemeentelijke beleidsterrein. Voor wat betreft de ruimtelijke onderdelen is de Toekomstvisie+ te zien als structuurvisie in de zin van artikel 2.1 van de Wet ruimtelijke ordening (Wro) voor het grondgebied van de gemeente Overbetuwe. In de toekomstvisie zijn de aspecten leefomgeving, vergrijzing, economische gesteldheid (werk en werkgelegenheid) en duurzaamheid opgenomen om een gewenste identiteit uiteen te zetten. De opgave die is vastgelegd in de toekomstvisie is gebaseerd op een lagenbenadering.

Aan deze hand van deze methodiek is aandacht voor de volgende doelstellingen:

  • eigenheid en kenmerken landschap behouden en versterken;
  • parels en panorama's behouden en versterken;
  • zorgvuldige inpassing bij eventueel noodzakelijke dijkverleggingen;
  • Linge als drager van structuur;
  • zichtbaar maken en versterken van cultuurhistorische elementen;
  • verbeteren doorstroming verkeer;
  • optimaliseren van het Rondje Overbetuwe;
  • verbeteren en optimaliseren openbaar vervoernetwerk en verbeteren kwaliteit waternetwerken;
  • uitbreiden recreatieve netwerken en snelfietsroute realiseren;
  • groei passend bij het oostelijk en westelijk deel van de gemeente;
  • kwaliteit van de kernen is uitgangspunt bij eventuele groei;
  • waarborgen kwaliteit bedrijventerreinen;
  • diversiteit in werkgelegenheid;
  • voorzieningen bezien in clusters;
  • duurzaamheid;
  • verankeren kwaliteit samenleving;
  • borgen van een sociaal netwerk en impuls leren en ontwikkelen;
  • versterken ontmoeten en cultuur als bindende elementen.

De navolgende afbeelding bevat een fragment van de visiekaart.

afbeelding "i_NL.IMRO.1734.0022ELSTbedrijfter-VSG2_0004.jpg"

Fragment visiekaart Toekomstvisie+ 2020, Overbetuwe verbindt…

De gemeente Overbetuwe beschikte in 2008 over ruim 250 hectare netto bedrijventerrein. Bedrijventerreinen bevinden zich bij de kernen Andelst, Heteren, Elst en Zetten. Op de bedrijventerreinen 'De Aam' en 'Merm' in Elst zijn bedrijven gevestigd die voornamelijk uit Elst en omstreken komen. De gemeente heeft op bestaande en in voorbereiding zijnde bedrijventerreinen nog veel potentieel als het gaat om groei van bedrijvigheid. Belangrijke factoren daarbij zijn de ligging van de gemeente in het stedelijk gebied met daarbij de belangrijke infrastructuuraders en het potentieel aan arbeidskrachten vanwege de bouwopgaven binnen en direct buiten de gemeente. Daarnaast is op oudere bedrijventerreinen gestart met (vaak nog kleinschalige) herstructurering.

Waarborgen kwaliteit bedrijventerreinen

De kwaliteit van bedrijventerreinen wordt gewaarborgd en waar nodig versterkt met aandacht voor milieuhygiëne ten gunste van (leef)milieu, gezondheid en veiligheid. Kwaliteit wordt ook bereikt door aandacht voor meervoudig ruimtegebruik, diversiteit in werkgelegenheid, samenwerking tussen bedrijven, onderwijs en gemeente. Herstructurering gaat voor uitbreiding. Hierbij is de SER (Sociaal Economische Raad)-ladder richtinggevend. Bij de ruimtevraag voor economische ontwikkelingen hanteren we de SER-ladder. De SER-ladder geeft een handelwijze aan bij het creëren van voldoende ruimte voor bedrijven en kantoren. Volgens deze handelwijze wordt eerst het huidige gebruik van de ruimte geoptimaliseerd of door herstructurering beschikbaar gemaakt. In eerste instantie zien we mogelijkheden hiervoor in het zuidoosten van Elst. Als hierbij een combinatie met andere nieuwe functies wordt gevonden, kan extra ruimtebeslag binnen de contouren aan de orde zijn. Als dit niet mogelijk is, wordt de mogelijkheid van meervoudig ruimtegebruik onderzocht om de productiviteit per ruimte eenheid te verhogen (bijvoorbeeld door het op elkaar stapelen van functies, zoals parkeren, opslag en kantoorfuncties). Pas in de laatste plaats wordt de mogelijkheid bezien om het areaal bedrijventerrein uit te breiden (uitleglocaties). Het regionale bedrijventerreinen Park 15 is zo'n uitleglocatie met onder andere functies voor verkeer, groen en bedrijven(park). Binnen de locatie worden de principes van zorgvuldig ruimtegebruik uit de SER-ladder toegepast. De uitgifte van Park 15 is gestart in het voorjaar van 2012.

2.5.2 Sociaal Economisch Beleidsplan Overbetuwe 2010-2015

Het SEB 2010-2015 is de basis voor acties in de komende vijf jaar binnen een viertal beleidslijnen met als doel de economische aantrekkelijkheid en daarmee ook het werkgelegenheidsaanbod van de gemeente Overbetuwe te versterken en het bestaande bedrijfsleven en startende ondernemers faciliteren.

Bedrijven op de bedrijventerreinen zijn verantwoordelijk voor een belangrijk deel van de werkgelegenheid. De terreinen Poort van Midden-Gelderland Noord, De Schalm en Andelst-Oost zijn volledig uitgegeven. In het beleidsplan zijn de belangrijkste ruimtelijk-economische trends en ontwikkelingen in vraag en aanbod waar de gemeente Overbetuwe op korte (2010-2015) en lange termijn (na 2015) mee te maken krijgt beschreven.

Logistiek is een belangrijke groeimarkt. De gemeente Overbetuwe profiteert hiervan onder andere vanwege de gunstige centrale plek in de Stadsregio en langs belangrijke nationale verkeersaders en vanwege de komst van Park 15 welk terrein aan dit segment opvangruimte biedt.. Vergrijzing en ontgroening, schaalvergroting en fusies zijn remmende factoren op de behoefte aan nieuwe kantoorruimte. Desondanks verwachten we een beperkte doorgroei van kantoorwerkgelegenheid, als gevolg van verdere verdienstelijking en de groei van werkgelegenheid in de quartaire sector. De vervangingsvraag is een steeds belangrijkere component in de totale vraag. Ook Stadsregionaal en provinciaal beleid vragen aandacht voor een goede benutting van bestaande werklocaties.

De behoefte aan kwalitatief hoogwaardige en multifunctionele werklocaties neemt toe; zowel vanuit de gebruikers, werknemers (afkeer van huidige saaie werkomgevingen) als passanten/omwonenden.

Aspecten vanuit een gebruikers perspectief, zoals bereikbaarheid en parkeren zijn aandachtspunt in Overbetuwe. In het beleidsplan zijn vier belangrijke beleidslijnen uiteengezet:

  • Overbetuwe zet in op (behoud van) sterke werklocaties;
  • Overbetuwe streeft naar vitale dorpskernen;
  • Overbetuwe wil de samenhang tussen onderwijs, arbeidsmarkt en bedrijfsleven versterken;
  • Overbetuwe zet in op versterking van het segment toerisme en recreatie.

Elke beleidslijn is uitgewerkt in acties en aan elke actie zijn vervolgens een doel en fasering gekoppeld. Het bestemmingsplan 'Elst, bedrijventerrein De Aam' voorziet niet in nieuwe ontwikkelingen. Enkel de bestaande situatie wordt in voorliggend plan juridisch-planologisch vastgelegd. Hiermee ligt het plan in lijn met het beleid, zoals dit is vastgelegd in de 'Sociaal Economische Beleidsplan Overbetuwe 2010-2015.

2.5.3 Visie Elst Zuidoost

Met deze visie legt de gemeente Overbetuwe haar strategisch ruimtelijk-functioneel beleid voor de langere termijn voor het gebied Elst Zuidoost vast. De visie geeft aan waar de gemeente met het gebied naar toe wil en hoe ze het goed functioneren van het gebied wil veilig stellen. De visie vormt daarmee een belangrijk kader voor ontwikkelingen op kortere termijn in het gebied, brengt meer samenhang aan in de “losse” ontwikkelingen en anticipeert (waar dat kan) op ontwikkelingen in de omgeving. Daarbij wordt er met de visie naar gestreefd de gemeentelijk middelen zo doelgericht en effectief mogelijk in te zetten. Het is daarom dat deze visie gepaard gaat met een ontwikkelstrategie. Daarbij beschouwt de gemeente de visie ook als een belangrijk communicatiemiddel naar de eigenaren, gebruikers en bewoners in het gebied: de visie biedt duidelijkheid over de toekomst van hun werk- en leefomgeving. Naast bovengenoemd hoofddoel hebben bij de totstandkoming van deze visie verschillende vragen en aandachtspunten bij de afwegingen een belangrijke rol gespeeld. Het betreft:

  • aanbrengen van ruimtelijke samenhang;
  • draagvlak creëren bij de stakeholders;
  • zichtbaar maken van de waardecreatie;
  • strategie en haalbaarheid betrekken bij de visievorming;
  • een ruime planhorizon (tot 2025);
  • richtinggevende uitspraken voor concrete ontwikkellocaties in het plangebied;
  • mogelijkheden verkennen voor zonering.

Deze visie bevat algemeen ruimtelijk-functioneel beleid van de gemeente Overbetuwe voor het gebied Elst Zuidoost. Het is daarmee geen formele structuurvisie, zoals bedoeld in de Wet ruimtelijke ordening, maar een gemeentelijke visie die de gemeente heeft opgesteld vanuit haar algemene bevoegdheid om beleid te ontwikkelen voor haar grondgebied. Voor deze vorm is gekozen omdat deze, in combinatie met de komende actualisering van het bestemmingsplan voor De Aam, voldoende mogelijkheden biedt om de aan de visie verbonden strategie te realiseren. Onderhavig plangebied maakt onderdeel uit van het gebied waar de Visie Elst Zuidoost betrekking op heeft. Voor het plangebied zijn verschillende inbreidingsmogelijkheden benoemd. Naast nog niet verkochte kavels die direct in te zetten zijn voor ontwikkeling, zijn er ook kavels die intensiever gebruikt zouden kunnen worden. Enkele percelen zijn in onbruik geraakt (zoals Luxan en spooremplacement) en komen voor herontwikkeling in aanmerking. Daarnaast biedt de herinrichting van de Eisenhowerplas nog veel mogelijkheden. Op de navolgende afbeelding is het ontwikkelbeeld voor 2025 weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.1734.0022ELSTbedrijfter-VSG2_0005.jpg"

Ontwikkelbeeld 2025

Op voorgaande afbeelding is met een donkerpaarse en gele aanduiding en blauwe ster weergegeven waar de belangrijkste toekomstige ontwikkelingen op het bedrijventerrein plaats gaan vinden. Om deze ontwikkelingen mogelijk te maken zijn in voorliggend bestemmingsplan een aantal maatregelen genomen. Langs de Nieuwe Aamsestraat is de ontwikkeling van een representatieve rand gewenst. In deze zone zijn bedrijven tot en met categorie 2, als opgenomen in de Staat van Bedrijfsactiviteiten, toegelaten.

Daarnaast voorziet de visie in clustering van volumineuze detailhandel ten noorden/westen van de Eisenhowerplas, ter versterking van herkenbaarheid en (economische) structuur. Aan de bestaande mogelijkheden voor dit type detailhandel in het vorige bestemmingsplan is daarom nu een clustering toegevoegd middels de functieaanduiding “detailhandel volumineus”. Ter plaatse is volumineuze detailhandel toegelaten met een maximaal bruto vloeroppervlak van 1.500 vierkante meter per bedrijf. Een afwijking van dit maximum is mogelijk nadat advies is ingewonnen bij de regio in het kader van het Regionaal Programma Detailhandel (RPD).

Uit de analyse van de visie blijkt dat er verschillende inbreidingsmogelijkheden binnen het plangebied zijn. Naast nog niet verkochte kavels die direct in te zetten zijn voor ontwikkeling, zijn er ook kavels die intensiever gebruikt zouden kunnen worden. Enkele percelen zijn in onbruik geraakt (zoals bijvoorbeeld Luxan) en komen ook voor herontwikkeling in aanmerking. Dat laatste geldt ook voor het in onbruik geraakte oude emplacement. In lijn met RPB, PHP, Masterplan en uitvoeringsplan, wordt herontwikkeling op het oude emplacement mogelijk gemaakt, middels een wijzigingsbevoegdheid.

De Eisenhowerplas blijft in de visie functioneren als zelfstandig element in het bedrijventerrein, maar de gemeente wil deze plas het grotendeels anders inrichten en gebruiken. Hierbij worden de oevers van de plas verder opgerekt door de plas te verondiepen. Hierdoor wordt de Eisenhowerplas als zelfstandig element geaccentueerd en wordt de plas als herkenbaar structurerend element op het terrein versterkt.

Tot 2025 wordt ingezet op intensivering van het huidige bedrijventerrein. Als na deze periode het terrein geen intensiveringsmogelijkheden meer kent, kan bij voldoende marktvraag het gebied aan de oostkant langs de A325 en het terrein aan de zuidkant van Merm worden ingezet voor verdere ontwikkeling van het bedrijventerrein. Dit laatste valt buiten de scope van dit bestemmingsplan.

2.5.4 Masterplan

Als onderlegger voor het Masterplan zijn enkele onderzoeken gebruikt. Dit zijn de vastgoedanalyse Aam, Verkeerskundige analyse Aam en onderzoek mogelijkheden vervoersmanagement. In het Masterplan is een totaalpakket aan maatregelen opgesteld welke tot en met 2013 binnen Elst Zuid-oost worden uitgevoerd en waarvoor zowel provinciale, als Europese subsidie (EFRO) wordt aangevraagd.

De projecten zijn verbonden aan een drietal thema's. Het betreft de projecten:

  1. 1. Verbeteren bereikbaarheid de Aam
    - Poort tot de Tangent;
    - Zuidtangent;
    - Reconstructie Bemmelseweg;
    - Ontsluiting Aam zuid;
    - Ontwikkeling emplacement/spoorallee;
    - Vervoersmanagement;
    - Verbeteren OV-bereikbaarheid.
  1. 2. Inbreiden en verbeteren ruimtelijke kwaliteit
    - Gevelstimuleringsfonds;
    - Verbeteren waterhuishouding;
    - Parkeerproblematiek.
  1. 3. Veiligheid en duurzame energie
    - Faciliteren oprichting parkmanagement;
    - Aanleg glasvezel i.c.m. camerabewaking;
    - Verkennen kansen duurzame energie.

In de aanvraag voor de provinciale middelen is geanticipeerd op een EFRO-bijdrage van € 2 mln. Deze bijdrage is in 2007 door zowel de Stadsregio als Gedeputeerde Staten gereserveerd. De EFRO-brijdage mocht als co-financiering worden opgevoerd. Deze aanvraag zal in 2012 worden ingediend.

Op basis van het Masterplan en een bijbehorende begroting, heeft de provincie voor de projecten die zijn gelabeld voor de provinciale subsidie, aan de gemeente 4,2 mln. euro subsidie toegekend. Daarbij werd de voorwaarde gesteld dat de gemeente een uitvoeringsplan opstelt waarin inzichtelijk wordt gemaakt wanneer welke projecten worden uitgevoerd en hoe de middelen worden besteed.

2.5.5 Uitvoeringsplan

Om invulling te geven aan de provinciale voorwaarden bij de provinciale subsidie, is in 2011 een uitvoeringsplan opgesteld en aan GS voorgelegd. Per project is nader omschreven hoe het projectplan eruit ziet; wat het project specifiek behelst en wanneer welke werkzaamheden zullen worden uitgevoerd. Over deze uitvoering worden tussentijds voortgangsrapportages aan de provincie verstrekt.

2.5.6 Beleidskaders op archeologisch gebied

Archeologische beleidsadvieskaart

In opdracht van de gemeente Overbetuwe heeft RAAP Archeologisch Adviesbureau in 20041 een archeologische beleidsadvieskaart vervaardigd2. De Archeologische beleidsadvieskaart maakt deel uit van het in het voorjaar van 2004 gestarte gemeentelijk erfgoedplan. Dit plan heeft tot doel een integraal kader met beleidsvoornemens op te stellen om de cultuurhistorie (archeologie, historische geografie en historische bouwkunde) beter te verankeren in de ruimtelijke planning, de cultuurhistorie beter zichtbaar te maken en de educatieve en recreatieve waarde ervan te verhogen. De Archeologische beleidsadvieskaart (inclusief themakaart) vormt daarbij één van de pijlers van het Erfgoedplan.

De navolgende afbeelding bevat een fragment van de Archeologische beleidsadvieskaart en geeft een globaal beeld weer wat betreft de indicatie tot de archeologische verwachtingswaarde. Daarnaast wordt de bekende archeologische verwachtingswaarde van de gronden in de gemeente Overbetuwe weergegeven.

In paragraaf 3.9 is een gedetailleerde uitwerking van de Archeologische beleidsadvieskaart van onderhavig plangebied opgenomen. Met behulp van de Archeologische beleidsadvieskaart en de actualisatiekaart is het archeologisch erfgoed op de kaart gezet. Samen met de bijbehorende informatie die in het RAAP-rapport is opgenomen kan dit erfgoed een aanknopingspunt zijn voor de bepaling van de ruimtelijke beeldkwaliteit.

afbeelding "i_NL.IMRO.1734.0022ELSTbedrijfter-VSG2_0006.jpg"

Archeologische beleidsadvieskaart gemeente Overbetuwe uit het Erfgoedplan

Archeologisch beleid van de gemeente Overbetuwe, actualisatie van de archeologische kaarten

In opdracht van de gemeente Overbetuwe heeft RAAP Archeologisch Adviesbureau van 15 mei tot en met 10 juni 2009 een actualisatie doorgevoerd van de archeologische beleidsadvieskaart van de gemeente Overbetuwe. De actualisatie betreft het bijwerken van de archeologische beleidsadvieskaart uit 2004, alsmede de achterliggende databestanden met nieuwe/aanvullende archeologische en landschappelijke (geomorfologische) gegevens en inzichten. Daarnaast is de bestaande kaart opgeschaald naar kaartschaal 1:10.000, om op perceelsniveau verantwoorde uitspraken te kunnen doen over eventueel aanwezige bekende archeologische waarden en/of de archeologische verwachting en de daaruit volgende verplichtingen of adviezen. De navolgende afbeelding bevat een uitsnede van de actualisatiekaart.

afbeelding "i_NL.IMRO.1734.0022ELSTbedrijfter-VSG2_0007.jpg"

Fragment actualisatiekaart, archeologische verwachtingskaart 2009

Erfgoedplan - Sleutel tot de schatkist

In opdracht van de gemeente Overbetuwe heeft ADC Heritage in samenwerking met DLA+ landscape architects en RAAP Archeologisch Adviesbureau in 2004 een erfgoedplan, genaamd 'Sleutel tot de schatkist' vervaardigd ter ondersteuning van het gemeentelijk beleid. Het erfgoedplan beoogt versterking van de plaats en betekenis van cultuurhistorie als factor in het ruimtelijk beleidsproces. De gemeente Overbetuwe beschikt over tal van cultuurhistorische waarden van hoge kwaliteit, het huidige beleid is gericht op behoud van die waarden. Cultuurhistorie is één van de afwegingsfactoren in het gemeentelijk ruimtelijk beleidsproces, naast factoren als ruimtelijke ordening, stedenbouw, milieu, water, welstand en financiën. De cultuurhistorische waarden omvatten de ruimtelijke kwaliteit van het rivierenlandschap met zijn oeverwallen en komgronden; de fraaie monumenten als boerderijen, kerken en huizen, het rijke bodemarchief en het archeologisch erfgoed.

Onderhavig bestemmingsplan is beheersmatig van aard. Daardoor wordt de bodem niet op grote schaal geroerd. Opgemerkt dient te worden dat de bodem, vanwege het huidige gebruik als bedrijventerrein al voor een deel is verstoord.

De gemeente heeft als doelstelling opgenomen dat archeologie een eigen plek bij de voorbereiding van een nieuw op te maken bestemmingsplan dient te krijgen. Met behulp van het erfgoedplan, de Archeologische beleidsadvieskaart en de actualisatiekaart is aan een vaste aanpak en structuur voor het beheer en behoud van de archeologische waarden gewerkt. Het is van belang het aantal bestemmingsplannen dat in de komende jaren wordt ontworpen en het ruimtebeslag van deze plannen in kaart te brengen. De aard van de plannen speelt ook een rol, omdat bij een ontwikkelingsgericht bestemmingsplan meer bodemverstoring te verwachten is dan bij een consoliderend plan. Onderhavig bestemmingsplan voldoet op het gebied van archeologie aan voorgaand beschreven beleidskaders.

  1. 1. RAAP Archeologisch Adviesbureau, rapport 1074, gemeente Overbetuwe.
  2. 2. RAAP Archeologisch Adviesbureau, rapport 1074, gemeente Overbetuwe.

2.5.7 Welstandsnota

De welstandsnota gaat over het duurzaam bevorderen van de kwaliteit van bebouwing en omgeving in de gemeente Overbetuwe. De welstandstoets is daarbij een belangrijk hulpmiddel. Door middel van welstandscriteria wordt zo concreet mogelijk aangegeven aan welke uitgangspunten de ontwerper van een bouwplan zich moet houden. Deze uitgangspunten zijn deels gelijk voor de hele gemeente en deels verschillend per deelgebied, omdat ieder gebied zijn eigen kenmerken heeft. Bovendien zijn per gebied de welstandscriteria beschreven. In principe moet altijd worden voldaan aan de criteria in het hele gebied, uitzonderingen blijven echter mogelijk. Voorwaarde is wel dat er een gegronde reden moet zijn om van de criteria af te wijken. Of een reden gegrond is of niet, is uiteindelijk ter beoordeling aan burgemeester en wethouders. Voor veel gebieden geldt dat nieuwe en eigentijdse ontwikkelingen mogelijk zijn. Een belangrijke voorwaarde is meestal dat ze niet mogen conflicteren met de directe omgeving. Met andere woorden er zal altijd rekening moeten worden gehouden met en respect moeten worden getoond voor de omgeving en de daarin te verwachten ontwikkelingen.

Elst

Voor de diverse welstandscriteria wordt verwezen naar de welstandsnota. Op de navolgende afbeelding is een uitsnede van de overzichtskaart van Elst uit de welstandsnota opgenomen. Het plangebied van de welstandsnota is onderverdeeld in typen gebieden ten behoeve van de gebiedsgerichte criteria. Voor de paarse gebieden gelden de gebiedsgerichte criteria 'bedrijventerreinen'.

afbeelding "i_NL.IMRO.1734.0022ELSTbedrijfter-VSG2_0008.jpg"

Weergave typen gebieden ten behoeve van de gebiedsgerichte criteria in Elst

Overgangsgebieden

Met overgangsgebieden worden de gebieden bedoeld die de overgang vormen tussen bebouwde kom en buitengebied. Deze overgangsgebieden zijn ook vaak de overgangsgebieden tussen stroomrug en komgebied. Aangezien het landschap van de gemeente Overbetuwe een zeer open karakter heeft, zijn de zichtlijnen ook langer aan de randen van de kernen. Dit geeft reden om aan de randen van de bebouwde kom, zowel bij woongebieden als bij werkgebieden, extra aandacht aan welstand te besteden. Op een aantal bedrijventerreinen vragen vooral de zichtlocaties extra aandacht, zij bepalen het beeld van het bedrijventerrein en daarmee de uniciteit. Het gebied dat in het hart van het bedrijventerrein ligt is minder bepalend voor het aanzien. Het plangebied heeft relatief weinig zichtlocaties. Dit komt omdat het plangebied aan de noordwest, noord en zuidzijde is omgeven door woonwijken of lintbebouwing en aan de gehele oostelijke zijde gelegen is aan de A325. Alleen de zuidwestelijke zijde van het plangebied betreft een overgangsgebied met het buitengebied van de gemeente Overbetuwe. Bedrijventerrein de Aam te Elst is een regionaal bedrijventerrein direct ontsloten door de A325. Op dit terrein zijn geen kavels meer beschikbaar voor uitgifte.

Gezien de grote vraag naar bouwkavels in Elst wordt er gewerkt aan de uitbreiding van de Aam in zuidelijke richting. Bouwplannen worden getoetst aan de welstandscriteria situering, vormgeving, detaillering, kleuren en materialen.

2.5.8 Prostitutiebeleid

De gemeente Overbetuwe heeft in 2002 de beleidsnota Prostitutiebeleid 2002 vastgesteld, teneinde de vestiging en exploitatie van seksinrichtingen in de gemeente te reguleren. Dit is het gevolg van het verdwijnen van het bordeelverbod uit het Wetboek van Strafrecht. In de beleidsnota heeft de gemeente zoekrichtingen en afwegingscriteria benoemd voor eventuele medewerking aan de vestiging van dergelijke inrichtingen. Doordat in het plangebied voornamelijk bedrijfbestemmingen zijn gelegen is de vestiging van dergelijke inrichtingen niet wenselijk.

Voor dit bestemmingsplan geldt dat de vestiging en exploitatie van seksinrichtingen niet wordt toegestaan. In de regels voor het plangebied worden de vestiging van seksinrichtingen derhalve verboden. Daarmee is dit bestemmingsplan in overeenstemming met het prostitutiebeleid, zoals dat is vastgesteld door de gemeente Overbetuwe.

2.5.9 Waterplan Overbetuwe

In 2008 is het Waterplan Overbetuwe door het Waterschap Rivierenland en de gemeente Overbetuwe vastgesteld. In brede kring is duidelijk geworden dat water een belangrijke rol speelt in onze leefomgeving. Het goed functioneren van het watersysteem en de waterketen is van groot belang om veilig te kunnen wonen, werken en recreëren. Water staat niet op zichzelf, water vraagt ruimte en stelt eisen aan het ruimtegebruik. Bovendien vragen klimaatverandering, bodemdaling en zeespiegelrijzing een extra inspanning, wat ook wordt onderstreept in het advies van de Commissie Waterbeheer 21ste eeuw.

In het Nationaal Bestuursakkoord Water (NBW) en het Regionaal Bestuursakkoord Water (RBW) zijn afspraken vastgelegd, waaronder ook het voornemen om een waterplan op te stellen waarin integraal een samenhangend beleid ten aanzien van water in samenhang met de ruimtelijke ordening wordt uitgewerkt. Daarnaast is er een groeiende behoefte aan een betere samenwerking op het gebied van water tussen gemeente en waterschap enerzijds en tussen de afdelingen binnen de gemeentelijke organisatie anderzijds. Door verbreding van taken zal waterbeheer de komende jaren een nog grotere rol gaan spelen binnen de gemeentelijke organisatie. Naast de genoemde veranderingen in het klimaat zijn ook de verdergaande druk op de ruimtelijke ordening en de veranderende regelgeving een extra aanleiding om goed inzicht te krijgen in de huidige en toekomstige wateropgaven die moeten worden uitgewerkt in integraal en samenhangend waterbeleid. Gemeente Overbetuwe en Waterschap Rivierenland hebben daarom het initiatief genomen tot het opstellen van een waterplan. Partijen streven hiermee naar een gezond, veerkrachtig en goed functionerend(e) watersysteem en waterketen in samenhang met de ruimtelijke inrichting. Binnen het waterplan wordt het beleidskader geschetst en worden concrete maatregelen voor het watersysteem uitgewerkt.

Naast het waterplan wordt parallel een Gemeentelijk Rioleringsplan (GRP) opgesteld waarin de maatregelen voor de riolering (waterketen) worden uitgewerkt. Met het opstellen van een waterplan wordt inzicht gegeven in de relevante wateropgaven voor de gemeente Overbetuwe, zoals:

  • Wateroverlast, het zoeken van oplossingen om wateroverlast tegen te gaan;
  • Watertekort, voldoen aan de anti-verdrogingdoelen van de provincie;
  • Waterkwaliteit, het onderzoeken van mogelijkheden voor het verbeteren van de waterkwaliteit;
  • Grondwater, het inventariseren van grondwateroverlast;
  • Beleving van water, burgers betrekken bij water;
  • Afspraken en taken van waterschap en gemeente.

2.6 Conclusie

Het bestemmingsplan 'Elst, bedrijventerrein De Aam' betreft een beheersmatig bestemmingsplan met als planologisch doel het vastleggen van de bestaande situatie. Nieuwe ontwikkelingen worden niet mogelijk gemaakt. Dit nieuwe bestemmingsplan zorgt daarnaast voor een heldere juridisch-planologische situatie. Voornoemd provinciaal, regionaal en gemeentelijk beleid is dan ook niet of nauwelijks van directe invloed op dit plan. Het plan is hiermee niet in strijd met rijks, provinciaal, regionaal en gemeentelijk beleid.

Hoofdstuk 3 Milieu- En Omgevingsaspecten

3.1 Inleiding

In dit hoofdstuk komen alle relevante milieu- en omgevingsaspecten aan bod. Het betreft hier de randvoorwaarden en beperkingen die voortkomen uit het beleid en wetgeving op het gebied van: bodem (Wet bodembescherming), geluid (Wet geluidhinder), bedrijvigheid (Wet milieubeheer), luchtkwaliteit (Wet luchtkwaliteit), externe veiligheid (BRZO, REVI, BEVI, Wet milieubeheer), water (Kaderrichtlijn water), flora en fauna (Flora- en faunawet), archeologie, cultuurhistorie en monumenten (Wet op de archeologische monumentenzorg en Monumentenwet 1988), verkeer en parkeren en handhaafbaarheid.

3.2 Bodem

3.2.1 Algemeen

Het bestemmingsplan staat geen nieuwe milieuhindergevoelige functies toe, maar legt voornamelijk de bestaande situatie vast. In het kader van dit bestemmingsplan is dan ook geen verkennend bodem- en grondwateronderzoek uitgevoerd. Bij eventuele bebouwingsuitbreidingen, welke binnen de beheerskaders van dit bestemmingsplan mogelijk zijn, wordt via de bouwverordening in het kader van de omgevingsvergunning tot bouwen zorggedragen voor een goede bodemkwaliteit.

3.2.2 Situatie plangebied

Binnen het plangebied zijn circa twintig locaties bekend met een lichte verontreinigingen, dat wil zeggen dat concentraties van met name zware metalen en/of koolresten (PAK) boven de streefwaarden zijn waargenomen. Deze waarden staan de ontwikkeling, danwel herbestemming, van het bedrijventerrein echter niet in de weg. Deze locaties worden dan ook niet verder benoemd. Naast de locatie met een lichte verontreiniging zijn een aantal aandachtslocaties bekend. Hierbij gaat het om:

  • Ambachtsweg 3: onderzoek 1998, vlek minerale olie + zink, geen nader onderzoek nodig, maar er wordt wel de aanbeveling gedaan de vlek te saneren, nergens blijkt uit onderzoek dat dit ook daadwerkelijk heeft plaatsgevonden;
  • Industrieweg 27: onderzoek 1996, maximaal 1 m3 matig tot sterk verontreinigd met PAK, sanering dient alleen plaats te vinden bij planontwikkeling;
  • Handelsweg 5: onderzoek 1997, sterke grondverontreiniging met arseen, niet afgeperkt, sanering dient alleen plaats te vinden bij planontwikkeling;
  • Industrieweg-Oost ong.: onderzoek 1998, sterke grondverontreiniging met arseen, niet afgeperkt, sanering dient alleen plaats te vinden bij planontwikkeling;
  • Industrieweg-Oost/hoek Platinaweg: onderzoek 1993, sterk verontreinigde gedempte sloten, onduidelijk is of de sanering is uitgevoerd.

In het plangebied zijn een aantal kleinschalige saneringslocaties aanwezig die al dan niet (gedeeltelijk) gesaneerd zijn:

  • Newtonweg ong.: onderzoek 2005, ernstig geval, sterke verontreiniging minerale olie en PAK, provincie is bevoegd gezag, er is nog geen beschikking ernst en spoedeisendheid;
  • Aamsestraat 32A: voormalig tankstation, saneringsplan 1999, na sanering is een restverontreiniging blijven zitten onder de showroom, deze moet na sloop alsnog worden gesaneerd;
  • Bemmelseweg 64: aannemersbedrijf, saneringsplan 1998, na sanering is een restverontreiniging blijven zitten onder de werkplaats.

Naast de voornoemde aandachtslocaties en kleinschalige saneringslocaties zijn nog drie grote (bekende) saneringslocaties in het plangebied aanwezig:

  • Voormalig Luxan-terrein: dit terrein is jarenlang onderzocht. Ter plaatse is een omvangrijke grondwaterverontreiniging aanwezig. De provincie heeft besloten deze vlek 'eeuwigdurend' te monitoren, waarmee sanering niet plaatsvindt;
  • NS-terrein: De Stichting Bodemsanering NS heeft op 15 december 2009 een evaluatieverslag van de uitgevoerde sanering opgesteld conform de afgegeven saneringsbeschikking. Op 19 mei 2010 stemde GS in met het evaluatieverslag.

3.2.3 Conclusie

Vooralsnog vormt het aspect bodem, vanwege het consoliderende karakter van voorliggend plan, geen belemmering voor de uitvoering van onderhavig bestemmingsplan.

3.3 Geluid

3.3.1 Algemeen

De mate waarin geluid, veroorzaakt door industrie-, wegverkeer- en railverkeerlawaai, het woonmilieu mag belasten is geregeld in de Wet geluidhinder. De Wet stelt dat in principe de geluidbelasting op woningen niet de 48 dB mag overschrijden. Indien nieuwbouw van woningen of andere geluidgevoelige bebouwing mogelijk wordt gemaakt, stelt de Wet geluidhinder de verplichting akoestisch onderzoek te verrichten naar de geluidbelasting ten gevolge van alle industrie, weg-, en spoorwegen op een bepaalde afstand van de woningen.

De gemeente Overbetuwe heeft in 2009 voor haar grondgebied geluidbeleid opgesteld. De doelstelling van het beleid is het behouden van de goede kwaliteit van de leefomgeving en het benutten van kansen om, daar waar het noodzakelijk is, de kwaliteit van de leefomgeving te behouden en te verbeteren. Dit kan door geluid te betrekken in ruimtelijke plannen, vergunningen en ontheffingen. Voorlichting speelt hierbij een ondersteunende rol. Een belangrijke subdoelstelling is het realiseren van een passende geluidskwaliteit in elk gebied. Voor verschillende gebieden binnen de gemeente is een passende geluidskwaliteit vastgesteld. Hiervoor is de gemeente ingedeeld in gebieden. Hierbij is de landelijke systematiek van het project Milieukwaliteiten in de Leefomgeving (MILO) als basis gebruikt. Voor de verschillende deelgebieden is de geluidsambitie bepaald en is aangegeven tot welke bovengrens, bij (hoge) uitzondering, daarvan mag worden afgeweken.

3.3.2 Industrielawaai

Het bedrijventerrein is geen gezoneerd bedrijventerrein, zoals bedoeld in de Wet geluidhinder (artikel 40). De geluidhinder van de bedrijven op gevoelige objecten is vastgelegd in de bestaande meldingen en omgevingsvergunningen. Planologisch worden gevoelige objecten beschermd door een inwaartse zonering toe te passen. Hierop wordt in paragraaf 3.4 nader ingegaan.

3.3.3 Weg- en railverkeerlawaai

Omdat dit plan niet voorziet in het oprichten van nieuwe geluidgevoelige bebouwing in de zin van de Wet geluidhinder is deze wet hier verder niet van toepassing en daarmee is het uitvoeren van een akoestisch onderzoek niet noodzakelijk.

3.3.4 Conclusie

Het aspect geluid vormt, vanwege het consoliderende karakter, geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van voorliggend bestemmingsplan.

3.4 Bedrijven En Milieuzonering

3.4.1 Algemeen

Een doel van de ruimtelijke ordening en het milieubeleid is het handhaven en verbeteren van de kwaliteit van de leefomgeving. In een bestemmingsplan wordt daarom onder andere ingezet op de milieuzonering van bedrijfsfuncties. Dit betreft het verantwoord vastleggen van de milieuhygiënische situatie in het plangebied. Het gaat erom dat voldoende ruimtelijke scheiding is tussen milieubelastende inrichtingen en bedrijven enerzijds en milieugevoelige functies als wonen anderzijds.

Bij de milieuzonering wordt gebruikt gemaakt van de door de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) opgestelde uitgave 'Bedrijven en Milieuzonering'3. Een kwalificatie van de bedrijfsfuncties in het plangebied vindt plaats op basis van de Staat van bedrijfsactiviteiten, zoals opgenomen in voornoemde VNG-uitgave. Per milieuaspect (geur, stof, geluid, gevaar, lucht-, water- en bodemverontreiniging, verkeersaantrekkende werking en visuele hinder) is in deze brochure voor inrichtingen een afstand genoemd, welke tot de dichtstbijzijnde milieugevoelige bebouwing in beginsel in acht moet worden genomen. Zonering op basis van de VNG-methode gebeurt aan de hand van een categorie-indeling. Bedrijven zijn in categorieën ingedeeld, waarbij de categorie is gekoppeld aan een afstand die aangehouden dient te worden tot gevoelige functies. Bepalend is de afstand van het meest hinderlijke milieuaspect, hetgeen resulteert in de zogenaamde grootste afstand. De grootste afstand is de afstand, die tenminste in acht dient te worden genomen ten opzichte van een rustige woonwijk. Binnen de grootste afstanden dient te worden afgewogen in hoeverre de functies passend zijn ten opzichte van elkaar. Uit specifiek milieuonderzoek in het kader van het milieuvergunningtraject kan blijken dat de grootste afstand voor het betreffende bedrijf kleiner is dan op basis van de VNG-lijst is aangegeven, bijvoorbeeld door de omvang en/of aard van de activiteiten en/of technische vooruitgang.

  1. 3. VNG, Bedrijven en Milieuzonering, maart 2009.

3.4.2 Huidige zonering

Het plangebied grenst aan de (zuid)oostzijde van de woonkern Elst. Milieuhindergevoelige (woon)functies zijn onder andere gelegen aan de Stationsstraat, Stationsdwarsstraat, Heemskerkstraat, Bemmelseweg en de Nieuwe Aamsestraat. Daarnaast zijn een aantal woonpercelen binnen de grenzen van het plangebied aanwezig. Op het plangebied is in de geldende bestemmingsplannen een inwaartse zonering toegepast om deze milieugevoelige functies in en rond het plangebied te ontzien. Dit is voor het plangebied vertaald in 4 milieuzones. Hieronder is per categorie aangegeven welke inrichtingen zijn toegelaten op het bedrijventerrein:

  • categorie 1: inrichtingen zijn door hun aard toelaatbaar tussen of naast woningen (gewenste afstand 0 tot 10 meter tot woonbebouwing);
  • categorie 2: inrichtingen zijn door hun aard slechts toelaatbaar tussen of naast woningen indien geconcentreerd in een wijk- of buurtcentrum (gewenste afstand 30 meter tot woonbebouwing);
  • categorie 3: inrichtingen zijn door hun aard slechts toelaatbaar aan de rand van woonwijken (gewenste afstand 30, 50 of 100 meter tot woonbebouwing);
  • categorie 4: inrichtingen dienen door hun aard gescheiden te zijn van woonwijken, door middel van groenstroken, plantsoenen of water (gewenste afstand 100, 200 of 300 meter tot woonbebouwing).

In de loop der jaren hebben een aantal ontwikkelingen plaatsgevonden die van invloed zijn op de milieusituatie op het bedrijventerrein. Diverse woonbestemmingen zijn inmiddels verdwenen of omgevormd naar een bedrijfswoning. Dit betekent dat de geldende zonering is gewijzigd of voor sommige delen in het plangebied niet meer van toepassing is. Als een burgerwoning herbestemd wordt naar een bedrijfswoning dan is ter plaatse een hogere milieuhinder aanvaardbaar, mits de hinder zich verhoudt tot de milieusituatie ter plaatse. Dit heeft invloed op de richtafstanden die op basis van de vigerende bestemmingsplannen zijn gehanteerd. Een andere ontwikkeling is dat sinds de vaststelling van de vigerende bestemmingsplannen voornoemde VNG-brochure geactualiseerd is. Dit betekent dat de richtafstanden gewijzigd zijn naar de huidige maatstaven voor aanvaardbare milieuhinder en/of specificering van de milieucategorieën.

De planologische wijzigingen die in de loop der jaren hebben plaatsgevonden en de wijzigingen die zijn doorgevoerd in de VNG-brochure leiden er toe dat de milieuzonering in het plangebied moet worden aangepast. De gebruikte zonering in het geldende bestemmingsplan is voor dit plan niet meer toepasbaar. De planologische wijzigingen zijn weergegeven op de inventarisatiekaart en gemotiveerd in bijhorende tabel. De inventarisatiekaart en tabel zijn opgenomen als bijlage 1 en 2 bij de toelichting op dit plan. In de navolgende paragraaf wordt aangegeven op welke wijze in dit bestemmingsplan invulling is gegeven aan de milieuzonering van het bedrijventerrein.

3.4.3 Aangepaste zonering

In dit bestemmingsplan wordt de zonering op het bedrijventerrein geënt op de publicatie “Bedrijven en milieuzonering” (2009) van de VNG. De hierin genoemde richtafstanden zullen voor dit terrein worden aangehouden. Het bedrijventerrein richt zich op lokale en regionale bedrijvigheid. Het lokale karakter van de bedrijven wordt vormgegeven door de omvang en de intensiteit van de bedrijven. Bedrijven die op de regio zijn gericht zijn wat groter van omvang.

Zonering

Bij een bedrijventerrein moet, net als bij elke andere functie, worden gelet op de omgeving waarin zij is gelegen. Dit houdt bij een bedrijventerrein vooral in dat rekening moet worden gehouden met gevoelige objecten. Dat zijn bijvoorbeeld woningen, scholen of ziekenhuizen, maar ook natuurwaarden zijn als gevoelig te betitelen. Woningen binnen of nabij het bedrijventerrein zijn vanwege de milieuhinder in een dergelijk gebied als gevoelige functie te bestempelen. Er zijn echter twee soorten woningen te onderscheiden. Dit zijn de burgerwoningen en de bedrijfswoningen. Dit onderscheid heeft te maken met de toelaatbare milieuhinder op een bedrijventerrein.

De burgerwoningen zijn niet verbonden met het bedrijventerrein, maar kunnen wel binnen of in de nabijheid van een bedrijventerrein zijn gelegen. De toelaatbare milieuhinder op burgerwoningen is beperkt, waardoor een zonering van het bedrijventerrein noodzakelijk is. Hoe dichter de bedrijven op de woning zijn gelegen hoe minder milieuhinder toelaatbaar is. Op basis van voornoemde VNG brochure gelden zogenaamde richtafstanden die in acht genomen moeten worden.

Een bedrijfswoning is een woning bij een bedrijf op het bedrijventerrein. Verder kan worden gedacht aan een bedrijfswoning bij een net buiten het bedrijventerrein gelegen aannemersbedrijf of de woning bij een agrarisch bedrijf. Voor deze woningen is meer milieuhinder toelaatbaar dan bij burgerwoningen. Alle niet-bedrijfswoningen zijn een gevoelig object voor de bedrijvigheid op het bedrijventerrein.

Via een zonering wordt er voor gezorgd dat het gebruik van een bedrijf niet teveel milieuhinder kan geven voor woningen. Aan de hand van een 'Staat van bedrijfsactiviteiten' (ook gebaseerd op de publicatie VNG en opgenomen in bijlage 1 bij de regels van voorliggend bestemmingsplan) wordt per zone een lijst van bedrijven gegeven die toelaatbaar zijn. In deze lijst zijn de verschillende bedrijfsactiviteiten ingedeeld in een aantal milieucategorieën. Ieder bedrijf kan zo worden ingedeeld in een zone. Voor iedere milieucategorie geldt een eigen minimale afstand die aangehouden moet worden tot gevoelige objecten. De minimaal aan te houden afstand wordt vastgesteld aan de hand van de afstanden voor een aantal milieuaspecten. Bij een bepaald type bedrijfsvoering geldt bijvoorbeeld voor het milieuaspect geluid een minimaal aan te houden afstand van 50 meter en voor het milieuaspect geur 30 meter (er zijn meer milieuaspecten dan deze twee). De grootste afstand in dit voorbeeld is 50 meter. Dit houdt in dat dit type bedrijf ten minste deze grootste afstand moet aanhouden tot een gevoelig object, zoals een woning.

Elke minimaal aan te houden afstand is een indicatieve onderzoekszone. Deze zone geeft aan dat voor een dergelijk type bedrijf in zijn algemeenheid geldt dat die afstand tot een gevoelig object in acht genomen moet worden, zoals een woning. Uit nader onderzoek naar de verschillende milieuaspecten, de precieze aard van het bedrijf en de precieze omgevingsfactoren moet bepaald worden of een bedrijf de bedrijfsvoering mag uitvoeren op die plaats. De zonering, zoals die in dit bestemmingsplan is opgenomen, heeft betrekking op het gebruiksaspect van de grond en de bebouwing. Via de Wet milieubeheer wordt het functioneren van het bedrijf daarnaast (de inrichting) nader vormgegeven.

Het aantal categorieën dat wordt onderscheiden in de VNG-publicatie is zes, waarbij categorie 1 en 2 betrekking hebben op lichte bedrijven en waarbij de hoogste categorie (categorie 6) de meeste hinder veroorzaakt. Per categorie wordt een grootste indicatieve afstand aangegeven.

Die grootste afstand geeft de minimaal aan te houden afstand weer:

Milieucategorie Richtafstand gevoelig object, zoals een woning
1 10 meter
2 30 meter
3.1 50 meter
3.2 100 meter
4.1 200 meter
4.2 300 meter
5.1 500 meter
5.2 700 meter
5.3 1000 meter
6 1500 meter

Voor het bedrijventerrein wordt gekozen voor het toestaan van de volgende milieucategorieën met de daarbij behorende afstanden. In verband met het voorgaande is gekozen voor de volgende zonering:

Milieucategorie Richtafstand gevoelig object, zoals een woning
2 30 meter
3.1 50 meter
3.2 100 meter
4.1 200 meter
4.2 300 meter

Elst heeft geen taakstelling als het gaat om de vestiging van zware industrie. Daarom zijn de milieucategorieën in dit plan beperkt tot 2 tot en met 4.2. Dit betekent dat bedrijven en instellingen genoemd in de Staat van bedrijfsactiviteiten in het plangebied zijn toegestaan (categorie 2 t/m 4.2). Deze lijst is aangepast aan de specifieke situatie van het plangebied en in de bijlage van dit bestemmingsplan opgenomen. Bestaande bedrijven die vallen onder een hogere milieucategorie dan ter plaatse is toegestaan zijn specifiek bestemd met een aanduiding. Een overzicht van de aanduiding is opgenomen in paragraaf 4.4. In het plangebied betreffen dit in totaal vijf bedrijven. Daarnaast zijn een dagcentrum, sociale werkplaats en trainingscentrum specifiek aangeduid. Gelet op het beheersmatige karakter van het bestemmingsplan is het specifiek aanduiden van dergelijke inrichtingen noodzakelijk om de huidige situatie adequaat juridisch-planologisch vast te kunnen leggen. Op de verbeelding is de feitelijke situatie voor wat betreft de milieu categorieën van de aanwezige bedrijven vastgelegd. Daar waar de aanwezigheid van gevoelige bestemmingen dat toestaat wordt een hogere milieucategorie toegestaan tot een maximum van categorie 4.2. Dit komt de flexibiliteit van het bestemmingsplan ten goede.

In paragraaf 2.5.3 is de visie Elst Zuidoost beschreven, in deze visie zijn diverse ontwikkelingen benoemd. Om te anticiperen op deze toekomstige ontwikkelingen is een regeling van consoliderende aard in het bestemmingsplan opgenomen. Hierbij gaat het om de opname van de aanduiding bedrijven tot en met categorie 2, als opgenomen in de Staat van Bedrijfsactiviteiten, langs de Nieuwe Aamsestraat.

Ten behoeve van de flexibiliteit van voorliggend plan is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen om bedrijvigheid op te richten en in werking te hebben, zoals de VNG-publicatie deze kent in de naast hogere categorie dan die bestemd is. Daarnaast kunnen bedrijven middels een afwijking activiteiten uitvoeren die niet genoemd worden in de bedrijvenlijst als zij naar aard en intensiteit vergelijkbaar zijn met de genoemde bedrijven.

Bedrijfswoningen

Voor de bestaande bedrijfswoningen op het bedrijventerrein is een hoger hinderniveau acceptabel dan voor woningen in een woonwijk. Er is hier ons inziens sprake van een menging van functies (gemengd gebied). De bestaande situatie is voor deze woningen het uitgangspunt. Bedrijven worden door de aanwezigheid van deze bedrijfswoningen ruimtelijk niet belemmerd in hun mogelijkheden. De huidige situatie is ontstaan op basis van het geldende bestemmingsplan en zal in dit plan worden overgenomen.

3.4.4 Feitelijke milieuvergunde situatie

De feitelijk milieu vergunde situatie komt overeen met de situatie, zoals deze in dit bestemmingsplan is vastgelegd. Dit houdt in dat er geen burgerwoningen binnen het bedrijventerrein zijn gelegen, die omliggende bedrijven verder belemmeren. Hetzelfde geldt voor de woningen die buiten het bedrijventerrein zijn gelegen. In het voorliggende bestemmingsplan worden de bestaande rechten gehandhaafd.

3.4.5 Conclusie

Het aspect bedrijven en milieuzonering is in voorliggend bestemmingsplan verwerkt met als uitgangspunt dat de bestaande situatie juridisch-planologisch is vastgelegd. Dit betekent dat de milieuzonering is geactualiseerd naar de huidige maatstaven, zoals opgenomen in de VNG-brochure 'Bedrijven en milieuzonering' en dat is uitgegaan van het daadwerkelijk gebruik van de gronden. In het plangebied wordt geen nieuwe zware bedrijvigheid (> milieucategorie 4.2.) toegestaan. Hiermee wordt voorzien in een consoliderend bestemmingsplan, waarbij de huidige milieusituatie ter plaatse zich verhoudt tot de omgeving. Het aspect bedrijven en milieuzonering vormt derhalve geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van voorliggend plan.

3.5 Luchtkwaliteit

3.5.1 Algemeen

Op 15 november 2007 is de nieuwe Wet luchtkwaliteit in werking getreden. Deze wet vervangt het Besluit luchtkwaliteit uit 2005 en is een implementatie van de Europese kaderrichtlijn luchtkwaliteit en de vier dochterrichtlijnen, waarin onder andere grenswaarden voor de luchtkwaliteit ter bescherming van mens en milieu zijn vastgesteld.

Nederland kan in 2010 niet overal voldoen aan de Europese grenswaarden voor fijnstof en stikstofdioxide, waardoor de realisatie van grote ruimtelijke ontwikkelingen onder druk staat. Het doel van de Wet luchtkwaliteit is het verbeteren van de luchtkwaliteit, zodat in 2015 aan de Europese eisen wordt voldaan en huidige belemmeringen voor gewenste ontwikkelingen zoveel mogelijk worden weggenomen. De kern van de Wet is het 'Nationaal samenwerkingsprogramma luchtkwaliteit' (NSL). Dit instrument wordt door de Rijksoverheid gecoördineerd en bevat de ruimtelijke ontwikkelingen die de luchtkwaliteit 'in betekenende mate' verslechteren én maatregelen om de luchtkwaliteit te verbeteren.

3.5.2 Situatie plangebied

De gemeente Overbetuwe heeft in juli 2006 een Rapportage Luchtkwaliteit 2005 voor de hele gemeente opgesteld conform het Besluit Luchtkwaliteit 2001. In het jaar 2005 worden de meeste luchtkwaliteitsnormen niet overschreden. Slechts ten aanzien van stikstofdioxide en fijnstof zijn overschrijdingen van de grenswaarden geconstateerd. Een doorrekening voor 2010 en 2015 laat zien dat de concentraties de luchtkwaliteitsnormen niet overschrijden. In de gemeente Overbetuwe zijn bovendien geen bedrijven aanwezig die een relevante bijdrage aan de concentraties leveren. In het kader van dit bestemmingsplan worden geen nieuwe ontwikkelingen of uitbreidingen mogelijk gemaakt, die zouden kunnen leiden tot een verbetering of verslechtering van de luchtkwaliteit.

3.5.3 Conclusie

Het bestemmingsplan is beheersgericht en leidt daardoor niet tot een wijziging in de verkeersaantrekkende werking. Om die reden is een onderzoek naar de luchtkwaliteit niet noodzakelijk.

3.6 Externe Veiligheid

3.6.1 Algemeen

Bepaalde maatschappelijke en bedrijfsmatige activiteiten brengen risico's op zware ongevallen met mogelijk grote gevolgen voor de omgeving met zich mee. Externe veiligheid richt zich op het beheersen van de risico's bij de productie, opslag, transport en gebruik van gevaarlijke stoffen. De aanwezigheid of het nieuw vestigen van dergelijke activiteiten kunnen beperkingen opleggen aan de omgeving, doordat veiligheidsafstanden tussen risicovolle activiteiten en bijvoorbeeld woningen nodig zijn. Aan de andere kant is het rijksbeleid er op gericht de schaarse ruimte zo efficiënt mogelijk te benutten. Het ruimtelijk beleid en het externe veiligheidsbeleid moeten dus goed op elkaar worden afgestemd. De wetgeving rond externe veiligheid richt zich op het beschermen van kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten (artikel 1 van het BEVI). Kwetsbaar zijn onder meer woningen, onderwijs- en gezondheidsinstellingen, bejaardentehuizen en kinderopvang- en dagverblijven. Beperkt kwetsbaar zijn onder meer kleine kantoren, winkels, horeca en parkeerterreinen.

Bij externe veiligheid wordt onderscheid gemaakt in plaatsgebonden risico en groepsrisico. Het plaatsgebonden risico mag in principe nergens groter zijn dan 1 op 1 miljoen (ofwel 10-6). Dit is de kans dat een denkbeeldig persoon, die zich een jaar lang permanent op de betreffende plek bevindt (de plek waarvoor het risico is uitgerekend), dodelijk verongelukt door een ongeval. Deze kans mag niet groter zijn dan eens in de miljoen jaar. Elke ruimtelijke ontwikkeling wordt getoetst aan het plaatsgebonden risico van 10-6 als grenswaarde. Het groepsrisico geeft de kans aan dat in één keer een groep mensen die zich in de omgeving van een risicosituatie bevindt, dodelijk door een ongeval wordt getroffen. Groepsrisico legt een relatie tussen de kans op een ramp en het aantal mogelijke slachtoffers. Bij groepsrisico is het dan ook niet een contour die bepalend is, maar het aantal mensen dat zich gedurende een bepaalde periode binnen de effectafstand van een risicovolle activiteit ophoudt. Welke kans nog acceptabel geacht wordt, is afhankelijk van de omvang van de ramp. Een ongeval met 100 doden leidt tot meer ontwrichting, leed en emoties, dan een ongeval met tien dodelijke slachtoffers. Aan de kans op een ramp met 100 doden wordt dan ook een grens gesteld, die een factor honderd lager ligt dan voor een ramp met tien doden. In het BEVI (stb. 250, 2004) wordt verder een verantwoordingsplicht (door de overheid) voor het groepsrisico rond inrichtingen wettelijk geregeld (artikel 13). De verantwoording houdt in dat wordt aangegeven of risico's acceptabel zijn en welke maatregelen worden genomen om de risico's te verkleinen.

3.6.2 Stationaire bronnen

Het Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen (BEVI) legt veiligheidsnormen op aan bedrijven die een risico vormen voor personen buiten het bedrijventerrein. Bijvoorbeeld rondom chemische fabrieken en lpg-tankstations. Deze bedrijven verrichten soms risicovolle activiteiten dichtbij huizen, ziekenhuizen, scholen of winkels. Het besluit verplicht gemeenten en provincies wettelijk vanaf de inwerkingtreding van het besluit bij het verlenen van omgevingsvergunningen en het maken van bestemmingsplannen met externe veiligheid rekening te houden. Het besluit is - op enkele onderdelen na - op 27 oktober 2004 in werking getreden. In het plangebied zijn de volgende bedrijven aanwezig die een beperking vormen in het kader van de externe veiligheid:

  • Nieuwe Aamsestraat 32: LPG tankstation met 10-6 risicocontour van 35 m;
  • Nijverheidsweg 11 (Wubben): tankput met 10-6 risicocontour van 15 m;
  • Einsteinweg 19 (IBT-centrum): opslag met 10-6 risicocontour van 8 m.

Navolgende afbeelding bevat een fragment van de provinciale risicokaart. Hierop zijn voornoemde inrichtingen aangeduid.

afbeelding "i_NL.IMRO.1734.0022ELSTbedrijfter-VSG2_0009.jpg"

Plangebied op uitsnede risicokaart bron: provinciale Gelderland

Om de voorgenomen ontwikkeling te toetsen aan de eisen die gelden uit het Vuurwerkbesluit is tevens de provinciale risicokaart geraadpleegd. In het plangebied zijn twee opslagen voor vuurwerk aanwezig. Dit betreffen onder andere Peters Sport aan de Bemmelseweg 73 en de Welkoop aan de Einsteinweg 10. De veiligheidsafstand voor deze opslagen betreft 8 meter. Gezien de geringe afstand en de ligging op een bedrijventerrein levert dit ten aanzien van het Vuurwerkbesluit geen belemmering op.

Door het consoliderende karakter van onderhavig bestemmingsplan vormen geen van alle stationaire bronnen een belemmering voor de uitvoerbaarheid van onderhavig plan.

3.6.3 Mobiele bronnen

Basisnet Vervoer Gevaarlijke Stoffen

Bij de inventarisaties van Verkeer en Waterstaat ten behoeve van het op te stellen nieuwe 'basisnet vervoer van gevaarlijke stoffen', zijn rondom het plangebied vooralsnog geen knelpunten geïnventariseerd. Het 'basisnet vervoer van gevaarlijke stoffen' is nog geen vastgesteld beleid. Desondanks wordt al aangesloten op dit beleid om in de toekomst te voldoen aan de wettelijke eisen. Het Basisnet Vervoer Gevaarlijke Stoffen (BVGS) bepaalt voor alle hoofdverbindingen over de weg, het water en het spoor welk vervoer mag plaatsvinden en hoe de ruimte in de directe nabijheid mag worden gebruikt. Het basisnet maakt duidelijk over welke verbindingsassen het vervoer van gevaarlijke stoffen mag plaatsvinden en welke gevolgen dit heeft voor andere ruimtelijke functies (zoals wonen, werken en natuur) van een gebied.

Het basisnet bestaat uit drie typen verbindingen:

  • verbindingen waar ruimtelijke beperkingen gelden (categorie 1);
  • verbindingen waar ruimtelijke beperkingen en beperkingen voor het vervoer gelden (categorie 2);
  • verbindingen met beperkingen voor het vervoer waar geen ruimtelijke beperkingen gelden (categorie 3).

Bij de inventarisaties van Verkeer en Waterstaat ten behoeve van het op te stellen nieuwe 'Basisnet Vervoer van Gevaarlijke Stoffen', is rondom het plangebied vooralsnog geen knelpunt geïnventariseerd. Echter is het nog geen vastgesteld beleid, dus harde uitspraken hierover kunnen dan ook nog niet worden gedaan.

3.6.4 Situatie plangebied

Wegverkeer

Rondom het plangebied zijn een aantal (kleine) lokale wegen gelegen. De Aamsestraat vormt de hoofdontsluitingsweg voor het plangebied. Deze weg sluit namelijk aan op de N325. Over de Nieuwe Aamsestraat en omringende straten worden in beperkte mate gevaarlijke stoffen vervoerd, met name ter bevoorrading van het lpg tankstation aan de Nieuwe Aamsestraat 32 en de bedrijven in het plangebied. De bevoorrading van deze bedrijven vormt gezien het consoliderende karakter van onderhavig plan geen belemmering. De N325 ligt circa 100 meter ten oosten van het plangebied. Volgens de circulaire Risiconormering Vervoer Gevaarlijke Stoffen is een beoordeling van risico's bij afstanden van minder dan 200 meter nodig. Gezien het consoliderende karakter van onderhavig plan levert dit geen belemmering op voor wat betreft de haalbaarheid. Het vervoer van gevaarlijke stoffen over wegen levert, over het algemeen weinig problemen op ten aanzien van de veiligheid. Met name in zeer dichtbevolkte gebieden, indien op korte afstand van de weg grote groepen mensen verblijven, kunnen problemen spelen met externe veiligheid. Dit blijkt ook uit de inventarisatiestudie 'COEV/Anker' van het ministerie van Verkeer en Waterstaat (februari 2006). In de nabijheid van het plangebied zijn geen knelpunten geïnventariseerd. Het vervoer van gevaarlijke stoffen over de weg levert thans geen veiligheidsknelpunten op.

Naast de inventarisatiestudie 'COEV/Anker' dient ook ingegaan te worden op het Basisnet Vervoer Gevaarlijke Stoffen. In de Nota Vervoer gevaarlijke stoffen (Ministerie van Verkeer en Waterstaat, 2006) die is toegezonden aan de Tweede Kamer, wordt het basisnet aangekondigd, waarin voor alle hoofdverbindingen over de weg, het water en het spoor wordt bepaald welk vervoer mag plaatsvinden en hoe de ruimte er omheen kan worden gebruikt. Het basisnet maakt duidelijk over welke verbindingsassen het vervoer van gevaarlijke stoffen mag plaatsvinden en welke gevolgen dit heeft voor andere ruimtelijke functies (zoals wonen, werken en natuur) van een gebied. Bestuurders, bedrijfsleven, omwonenden, hulpverleners en rampenbestrijding weten zo waar ze aan toe zijn. De eindrapportage voor het 'basisnet weg' is in oktober 2009 aangeboden aan de Tweede Kamer. Voor de geïnventariseerde wegen blijkt zelfs over wegen waar veel transport van gevaarlijke stoffen plaatsvindt, het veiligheidsrisico gering te zijn. Het is dan ook niet te verwachten dat de lokale wegen rondom het plangebied knelpunten opleveren wanneer deze worden beschouwd conform de nieuwe systematiek van het basisnet.

Railverkeer

De spoorbanen Arnhem-Nijmegen en Zetten-Elst lopen door de kern Elst, ten westen van het plangebied. Over het spoortraject Arnhem-Nijmegen worden beperkt gevaarlijke stoffen vervoerd. Uit de risicoatlas spoor blijkt dat de normen voor het plaatsgebonden risico en het groepsrisico voor dit baanvak niet worden overschreden.

Indien kwetsbare bestemmingen mogelijk worden gemaakt nabij het spoor moet dit voldoen aan de voorwaarden uit de 'circulaire Risiconormering Vervoer Gevaarlijke Stoffen' (cRNVGS) van juli 2004 (ministerie van Verkeer en Waterstaat). Naar verwachting wordt deze binnen afzienbare tijd vervangen door regelgeving/normering, welke is gebaseerd op het “Basisnet vervoer van gevaarlijke stoffen”. Het initiatief is niet in strijd met de bovengenoemde circulaire, omdat voorliggend plan consoliderend van aard is.

Buisleidingen

In het plangebied bevindt zich een hogedrukaardgasleiding en een gas ontvangststation. De betreffende hogedrukaardgasleiding is op de verbeelding weergegeven met de dubbelbestemming 'Leiding - Gas'. Deze hogedrukaardgasleiding heeft een belemmeringenstrook van 5 m. Het gasontvangststation is aangeduid als 'nutsvoorziening'.

Hoogspanningsleidingen

Ten westen van Elst is een hoogspanningsleiding gelegen. Het gaat hierbij om het traject Nijmegen-Elst. In het verleden heeft in het plangebied een tracé gelopen van een hoogspanningsleiding. Dit tracé is inmiddels verplaatst en heeft geen invloed (straalpad) meer op het plangebied. Vanwege het consoliderende karakter van voorliggend plan vormt dit aspect geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van onderhavig plan.

Vaarwater

Op basis van de meest recente gegevens ontleend aan de risicoatlas vervoer gevaarlijk stoffen: hoofdwegen en hoofdvaarwegen (24 maart 2003), kent Elst in relatie tot de Waal geen knelpunten met het plaatsgebonden- en groepsrisico. De plaatsgebonden risicocontour 10-8 ligt tot 25 meter uit de oever van de vaarweg en hiermee op grote afstand van het plangebied. Door het consoliderende karakter van voorliggend plan vormen geen van alle mobiele bronnen een belemmering voor de uitvoerbaarheid van onderhavig plan.

3.6.5 Conclusie

Voorliggend plan heeft een beheersgericht karakter en maakt geen nieuwe bouwtitels voor gevoelige functies nabij genoemde stationaire en mobiele bronnen mogelijk. Daarnaast worden ook geen nieuwe bronnen toegestaan. De bestaande bronnen hebben geen juridische consequenties voor de voorliggende planregeling. Hierdoor is sprake van een stand still-situatie voor het transport van gevaarlijke stoffen. Dit betekent niet dat er geen transport van gevaarlijke stoffen in het plangebied of de nabijheid daarvan plaatsvindt, maar de huidige situatie heeft geen invloed op een overschrijding van het plaatsgebonden risico en het groepsrisico. Geconcludeerd kan worden dat voorliggend plan aan de normen voor externe veiligheid voldoet. De uitvoering van het bestemmingsplan ondervindt geen belemmering van het aspect externe veiligheid.

3.7 Water

Het voorliggend bestemmingsplan heeft een conserverend karakter en legt de bestaande situatie vast. Voor water geldt dat de A-watergangen in het plangebied een waterbestemming hebben gekregen. Beleidsdoelstellingen ten aanzien van de waterkwantiteit en kwaliteit zijn binnen deze bestemming mogelijk. In dit bestemmingsplan is de bestemming water opgenomen, daarnaast is aan veel bestemmingen onder de bestemmingsomschrijving ook water toegekend. Zo wordt binnen dit bestemmingsplan het implementeren en uitvoeren van het waterbeleid binnen andere bestemmingen dan water ruim baan gegeven.

Gelet op het conserverende karakter van het plan zijn leidingzones in het plangebied niet relevant. De aanwezige leidingen hebben hoofdzakelijk een distributiefunctie en zijn van een dusdanige omvang dat hiervoor geen specifieke regelgeving geldt.

Het plangebied grenst niet aan een drinkwaterbeschermingszone. In het kader van artikel 3.1.1 (Bro) wordt vooroverleg gevoerd met Vitens. Daarmee zorgt het aspect water niet voor belemmeringen in het voorliggend bestemmingsplan.

3.8 Flora En Fauna

3.8.1 Gebiedsbescherming

Het hoofddoel van het ruimtelijk beleid voor de ecologische hoofdstructuur (EHS) is het bijdragen aan een samenhangend netwerk van kwalitatief hoogwaardige natuurgebieden en natuurrijke cultuurlandschappen door bescherming, instandhouding en ontwikkeling van de aanwezige bijzondere ruimtelijke waarden en kenmerken. De EHS is sterk ruimtelijk structurerend en bepalend voor de ruimtelijke kwaliteit op provinciaal niveau. Ze maakt daarom onderdeel uit van het groenblauwe raamwerk. Binnen de ecologische hoofdstructuur geldt tevens de “nee, tenzij”-benadering. Dit houdt in dat bestemmingswijziging niet mogelijk is als daarmee de wezenlijke kenmerken of waarden van het gebied significant worden aangetast, tenzij er geen reële alternatieven zijn en er sprake is van redenen van groot openbaar belang. In het plangebied zijn geen gebieden aanwezig die behoren tot de EHS. De navolgende afbeelding bevat een uitsnede van de atlas groen Gelderland. Hierop zijn de kernkwaliteiten van de EHS weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.1734.0022ELSTbedrijfter-VSG2_0010.jpg"

Uitsnede kernkwaliteiten EHS

Ecologische verbindingszones zijn de verbindende "groene" schakels tussen de bestaande en nieuw te ontwikkelen natuurgebieden van de EHS. Ecologische verbindingszones zijn er niet alleen voor de natuur, maar ook voor de mens. Zij dragen bij aan de aantrekkelijkheid van het agrarisch cultuurlandschap. Vaak wordt dan ook met de aanleg van een verbindingszone tegelijkertijd een wandel - of fietspad aangelegd. Daarmee nemen de recreatieve waarden en de toegankelijkheid van het buitengebied toe. Langs waterlopen bieden verbindingszones ruimte voor waterberging. Zo helpen zij om wateroverlast te voorkomen. Een strook ten oosten van het plangebied is in het streekplan aangewezen als ecologische verbindingszone. Gezien het consoliderende karakter van voorliggend bestemmingsplan speelt en de EHS in het kader van voorliggend plan geen rol.

3.8.2 Soortenbescherming

Wat betreft soortbescherming is de Flora- en faunawet van toepassing. Hierin wordt onder andere de bescherming van dier- en plantensoorten geregeld. Bij ruimtelijke ontwikkelingen dient te worden getoetst of er sprake is van negatieve effecten op de aanwezige natuurwaarden. Als hiervan sprake is, moet een ontheffing worden aangevraagd. Aangezien binnen het plangebied geen nieuwe ontwikkelingen worden mogelijk gemaakt zijn er geen negatieve effecten op de aanwezige natuurwaarde te verwachten. Het aspect soortenbescherming vormt geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van voorliggend bestemmingsplan.

3.8.3 Conclusie

Het plangebied bevindt zich niet in een speciale beschermingszone als bedoeld in de Vogel- en/of Habitatrichtlijn en maakt geen deel uit van de Ecologische Hoofdstructuur (EHS). Gebiedsbescherming is dus niet direct aan de orde. Omdat in voorliggend plan geen sprake is van nieuwe ontwikkelingen en het bestaande groen ter plaatse niet wordt aangetast, kan er geen sprake zijn van negatieve effecten op eventueel voorkomende soorten. Noodzaak tot een nader ecologisch onderzoek is hier dan ook niet aan de orde. Ecologisch gezien zijn er geen beperkingen voor de uitvoering van het bestemmingsplan.

3.9 Archeologie

3.9.1 Algemeen

Bij ingrepen waarbij de ondergrond wordt geroerd, dient te worden aangetoond dat de eventueel aanwezige archeologische waarden niet worden aangetast. Archeologisch onderzoek zal moeten worden uitgevoerd indien sprake is van een archeologische trefkans of indien het plangebied niet is gekarteerd.

In artikel 5 van het Verdrag van Valletta (Malta) wordt gewezen op de noodzaak van een vroegtijdige interactie tussen plannenmakers en archeologen bij het voorbereiden en ontwikkelen van plannen. Alleen zo kan het gemeentelijk bodemarchief op een juiste wijze bij de belangenafweging worden meegenomen. De archeologische beleidsadvieskaart dient als onderlegger voor deze interactie. Er gaat een signaalfunctie van uit en er wordt in het kort op aangegeven wat de te ondernemen stappen zijn.

3.9.2 Uitgangspunten voor beleid

De gemeentelijke archeologische beleidsadvieskaart van Overbetuwe geeft inzicht in de bekende en te verwachten archeologische waarden binnen het plangebied. Aan deze waarden is een advies gekoppeld voor het te voeren beleid.

Sinds 1 september 2007 is de Wet op de Archeologische Monumentenzorg (Wamz) van kracht in de vorm van een wijziging van de Monumentenwet. Gemeenten hebben nadrukkelijk verantwoordelijkheden en bevoegdheden gekregen op het gebied van archeologie. Dat komt in essentie tot uitdrukking in drie hoofdlijnen:

  • archeologische waarden dienen zo veel mogelijk in de bodem (in situ) te worden bewaard;
  • archeologie moet tijdig worden meegewogen in de procedures van ruimtelijke planvorming en worden verankerd in ruimtelijke plannen;
  • verstoorders van het bodemarchief betalen archeologisch vooronderzoek en noodzakelijke noodopgravingen voor zover deze kosten redelijkerwijs kunnen worden toegerekend.

De nieuwe verantwoordelijkheid voor de archeologie komt vooral tot uitdrukking in het bestemmingsplan: hierin zijn zones aangeduid met een archeologische verwachtingswaarde en terreinen met een bekende archeologische waarde. Voor deze zones en terreinen gelden regels die het behoud van het bodemarchief tot doelstelling hebben. Bij nieuwe ontwikkelingen zal op basis van verplicht gesteld archeologisch onderzoek een afweging plaatsvinden.

De bekende waarden voor archeologie en de gebieden met een middelmatige en hoge archeologische verwachtingswaarde worden in het bestemmingsplan op een passende manier beschermd door om een onderzoek te vragen alvorens bodemingrepen worden gepleegd. Bij de bekende waarden gaat het om bescherming hiervan en om aantasting te voorkomen. Bij de te verwachten waarden gaat het erom de eventuele waarden te beschermen en vooraf na te gaan of eventuele waarden door bepaalde ontwikkelingen worden verstoord.

Het plangebied wordt in het vigerend gemeentelijk beleid reeds ingedeeld in zones met een lage, middelmatige of (zeer) hoge archeologische verwachtingswaarde. Deze zones geven daarmee aan voor welk gebied welke waarde geldt en waar een strenger beschermingsregime geldt. Daarmee is reeds inzichtelijk waar de waarden zich bevinden.

Op basis van de archeologische beleidskaart van de gemeente is het volgende beleid voor gebieden met een archeologische verwachting alsmede voor terreinen met bekende waarden vastgesteld.

Gebieden met een (zeer) hoge archeologische verwachting

In gebieden met een (zeer) hoge archeologische verwachting wordt de hoogste dichtheid aan archeologische vindplaatsen verwacht. In deze zone dienen bij voorkeur geen werkzaamheden te worden uitgevoerd die tot fysieke aantasting van de (verwachte) archeologische waarden leiden. Het beleid is dus gericht op behoud van de bestaande situatie. Bodemingrepen dieper dan de bouwvoor dienen te worden voorkomen. Gestreefd moet worden naar extensieve vormen van grondgebruik. In geval van planvorming en voorafgaand aan vergunningverlening voor bodemingrepen dient vroegtijdig archeologisch onderzoek in de vorm van een inventariserend veldonderzoek (kartering) te worden uitgevoerd. Bij vaststelling van archeologische waarden zal hiervan de omvang en gaafheid moeten worden vastgesteld aan de hand van een inventariserend veldonderzoek (waardering). De resultaten van inventariserend veldonderzoek (waardering) kunnen leiden tot inpassing van vastgestelde archeologische waarden in een inrichtingsplan van een ruimtelijke ontwikkeling of tot het aanhouden of niet verlenen van een vergunning.

Indien behoud niet mogelijk is, kunnen de resultaten van een inventariserend archeologisch onderzoek (waardering) aanleiding geven tot een opgraving. Hierbij wordt informatie over archeologische resten opgetekend en gedocumenteerd, waarna de geplande maatregelen zonder verdere restricties kunnen worden uitgevoerd.

De resultaten van een inventariserend archeologisch onderzoek (waardering) kunnen ook zodanig zijn dat verder onderzoek en/of behoud niet noodzakelijk wordt geacht. Een dergelijke keuze en de besluitvorming in het algemeen ten aanzien van de te nemen stappen dient in alle gevallen te geschieden door en in overleg met het bevoegd gezag.

Gebieden met een middelmatige archeologische verwachting

In gebieden met een middelmatige archeologische verwachting wordt een lagere dichtheid aan archeologische vindplaatsen verwacht dan in gebieden met een hoge archeologische verwachting. Voor gebieden met een middelmatige archeologische verwachting geldt wat betreft het beleidsadvies hetzelfde als voor gebieden met een hoge archeologische verwachting. Dit betekent dat ook voor deze gebieden het behoud van de bestaande situatie wenselijk is en dat hetzelfde onderzoekstraject doorlopen dient te worden als voor gebieden met een hoge archeologische verwachting. In geval er sprake is van selectie van gebieden voor planvorming, wordt de voorkeur gegeven aan het verstoren van gebieden met een middelmatige archeologische verwachting boven gebieden met een hoge archeologische verwachting.

Gebieden met een lage archeologische verwachting

In gebieden met een lage archeologische verwachting geldt dat behoud in huidige staat niet vereist is. Het verdient aanbeveling om tijdens de uitvoering van grondwerkzaamheden die dieper reiken dan de dikte van de bouwvoor (30 centimeter) archeologisch onderzoek uit te laten voeren in de vorm van een inventariserend veldonderzoek (verkenning).

Gebieden zonder archeologische verwachting

In gebieden waar de bodem diep verstoord is, zijn geen archeologische waarden (meer) aanwezig. Het is niet uitgesloten dat er losse archeologische vondsten aanwezig zijn, maar door de mate van bodemverstoring is de kwaliteit slecht en zijn de archeologische resten meestal niet behoudenswaardig. Voor deze gebieden geldt geen archeologische verwachting meer en gelden evenmin restricties ten aanzien van ruimtelijke ontwikkelingen of bodemingrepen.

Terreinen met bekende archeologische vindplaatsen

Voor terreinen met een bekende archeologische waarde geldt dat gestreefd wordt naar behoud in de huidige staat en dat bij planvorming wordt gestreefd naar inpassing. Bodemingrepen dieper dan de bouwvoor dienen vermeden te worden. In geval van planvorming en voorafgaand aan vergunningverlening voor bodemingrepen, ongeacht de oppervlakte van de ingreep, dient wanneer inpassing niet mogelijk is vroegtijdig archeologisch onderzoek in de vorm van een inventariserend veldonderzoek (waardering) te worden uitgevoerd. De resultaten van het inventariserend veldonderzoek (waardering) kunnen aanleiding geven tot het niet verlenen van een vergunning of het verplichten tot een opgraving. Hierbij wordt informatie over de archeologische resten opgetekend en gedocumenteerd, waarna de geplande maatregelen alsnog en zonder verdere restricties kunnen worden uitgevoerd.

3.9.3 Vertaling actualisatiekaart naar juridisch-planologische regeling

Waarde - Archeologie

In het bestemmingsplan zijn de gebieden met bekende archeologische waarde bestemd als Waarde - Archeologie. De gebieden worden beschermd door middel van een verplichting tot het overleggen van een archeologisch onderzoek bij bouwaanvragen en omgevingsvergunning ten behoeve van het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden. Door middel van deze regeling wordt voorkomen dat zondermeer bekende bodemschatten door bepaalde activiteiten verloren gaan.

Binnen de bestemming is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen waarbij deze bestemming eenmalig kan worden toegevoegd of verwijderd. Dit kan blijken uit archeologisch onderzoek ter plaatse op basis waarvan inzichten gewijzigd kunnen zijn en een aanpassing van deze bestemming noodzakelijk kan zijn.

Waarde – Archeologische verwachting 1 tot en met 2

De gebieden met een (zeer) hoge en middelmatige verwachtingswaarde zijn bestemd als Waarde - Archeologische verwachting 1 tot en met 2. Deze gebieden worden eveneens beschermd door middel van een verplichting tot het overleggen van een archeologisch onderzoek bij bouwaanvragen en omgevingsvergunning ten behoeve van het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden. De onderzoeksplicht geldt bij bouwaanvragen en andere werken waarvoor een omgevingsvergunning ten behoeve van het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden noodzakelijk is onder de bestemming:

  • Waarde - Archeologische verwachting 1 (hoge verwachtingswaarde) vanaf 100 m2 en bij roering van de grond op een diepte groter dan 0,3 meter;
  • Waarde - Archeologische verwachting 2 (middelmatige verwachtingswaarde) vanaf 500m2 en bij roering van de grond op een diepte groter dan 0,3 meter.

Binnen de bestemmingen is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen waarbij deze dubbelbestemming kan worden toegevoegd of verwijderd. Dit kan blijken uit archeologisch onderzoek ter plaatse op basis waarvan inzichten gewijzigd kunnen zijn en een aanpassing van deze dubbelbestemming noodzakelijk kan zijn.

De navolgende afbeelding bevat een overlaykaart van het plangebied (dat is aangeduid met een rode lijn) en de actualisatiekaart van RAAP.

afbeelding "i_NL.IMRO.1734.0022ELSTbedrijfter-VSG2_0011.jpg"

Weergave archeologische verwachtingswaarde in het plangebied
bron: RAAP, bewerking SAB

3.9.4 Conclusie

Omdat voorliggend bestemmingsplan een conserverend karakter heeft en dus niet wordt voorzien in ontwikkelingen waarvoor de grond wordt geroerd, is een archeologisch onderzoek in de regel niet noodzakelijk. Tevens is een conserverend bestemmingsplan in overeenstemming met het gemeentelijk beleid gericht op het behoud van cultuurhistorische waarden. Hiermee vormen archeologie en cultuurhistorie geen belemmeringen voor de uitvoerbaarheid van onderhavig bestemmingsplan.

3.10 Verkeer En Parkeren

De bestaande infrastructuur wordt in dit plan conform het huidige gebruik van de gronden bestemd. De inrichting van de gronden in het plangebied moet zodanig plaatsvinden, dat in nieuwe situaties wordt voldaan aan de gemeentelijke parkeernormen, zoals weergegeven in bijlage 2 van de regels.Deze parkeernormering is overgenomen uit de Nota parkeernormen gemeente Overbetuwe 2011. In bijlage 3 van de regels is een parkeernormering opgenomen voor bestaande bedrijven. Wat betreft verkeer en parkeren doen zich geen problemen voor die voorliggend plan onuitvoerbaar maken.

3.11 Handhaafbaarheid

Het opstellen van één eenduidig bestemmingsplan met voor iedereen dezelfde (on)mogelijkheden maakt handhaving makkelijker; de rechtsgelijkheid is namelijk goed verzorgd op deze manier. De regels die voor het plangebied worden opgesteld zijn waar mogelijk flexibel en ruim en zijn waar nodig stringent en strak gesteld. Bij de opzet van deze beheersregels is een motivering opgenomen in de toelichting die in de dagelijkse praktijk goed is uit te leggen.

Hoofdstuk 4 Planbeschrijving

4.1 Inleiding

Voorliggend bestemmingsplan heeft een beheersgericht karakter. In dit hoofdstuk wordt aangegeven hoe dit beheer er voor de diverse functies uitziet en wat de reden voor dit beheer is. Hiertoe wordt in paragraaf 4.2 de ontstaansgeschiedenis en de ruimtelijke structuur van het plangebied toegelicht. Paragraaf 4.3 gaat nader in op de toekomstige situatie in het plangebied. In paragraaf 4.4 volgt de opzet van de bestemmingsplanregeling en worden de afwijkingen met de vigerende regelingen uiteengezet.

4.2 Het Plangebied

4.2.1 Ligging groter geheel

Het bedrijventerrein van Elst is gelegen ten zuidoosten van de woonkern in de gemeente Overbetuwe. De gemeente Overbetuwe is een gemeente die zich uitstrekt langs de zuidelijke oever van de Neder-Rijn en de noordelijke oever van de Waal. Grote steden in de nabijheid zijn Arnhem en Nijmegen. De gemeente Overbetuwe maakt deel uit van de Stadsregio Arnhem-Nijmegen. Elst is door de enorme groei van de afgelopen decennia noch een dorp en noch een stad, het is een typische groeikern met bijbehorende problematiek en telt ongeveer 20.000 inwoners. De gehele gemeente Overbetuwe telt ongeveer 46.000 inwoners.

Elst ligt in het rivierenlandschap, een gebied dat een lange tijd een relatief geïsoleerde ligging kende door de aanwezigheid van natuurlijke barrières zoals de Neder-Rijn en de Waal. Maar Elst staat nu onder grote stedelijke druk vanuit Arnhem en Nijmegen.

Het bedrijventerrein wordt omringd door belangrijke infrastructurele en landschappelijke lijnen en ligt in de oksel van het knooppunt Ressen. Een verkeersknooppunt waar de Rijkswegen A15 en de provinciale weg N325 elkaar kruisen. Tevens ligt het plangebied nabij de kruising van verschillende spoorlijnen. De noord-zuidverbinding tussen Arnhem en Nijmegen, maar ook de oost-westverbinding tussen Arnhem en Tiel. Parallel aan de A15 loopt de Betuweroute.

4.2.2 Ruimtelijke structuur

Het bedrijventerrein is grotendeels ingeklemd tussen de spoorlijn Arnhem-Nijmegen en de N325. Ten westen van de spoorlijn is het Heinz-terrein gelegen, dat hierdoor ruimtelijk gescheiden wordt van de rest van het bedrijventerrein. Aan de zuidzijde is een overgangsgebied aanwezig met agrarische percelen dat wordt afgebakend door de Betuweroute en vervolgens de A15. Aan de noordzijde van het plangebied is de woonwijk Westeraam gelegen. Binnen de grenzen van het plangebied neemt de Aamse Plas een prominente rol in. Deze plas is ontstaan als gevolg van zandwinning. De bedrijfskavels zijn voor een groot deel rondom deze plas opgezet. In het noorden van het plangebied is de bebouwing ingepast in een gritstructuur en is daardoor strak van opzet.

Dit is mede als gevolg van de ligging aan het spoortracé en de Nieuwe Aamsestraat. De zuidelijk gelegen bedrijfkavels zijn ingepast in een meer organische structuur en zijn daardoor ruimer van opzet dan de noordelijk gelegen bedrijfskavels. Het zuidelijk deel van het plangebied gaat hierdoor beter op in het landschap dan de resterende bebouwde gronden.

4.2.3 Bedrijfsbebouwing

Het bedrijventerrein is ruimtelijk gezien te onderscheiden in een noordelijk deel en een zuidelijk deel. Daarnaast is een onderscheid te herkennen als gevolg van het tijdpad waarin het bedrijventerrein tot ontwikkeling is gekomen. Hierdoor is een diversiteit in schaal, vorm en architectuur te onderscheiden. Het noordelijk deel bestaat uit meer traditioneel ogende bedrijfsbebouwing, waarin grotere bedrijven worden afgewisseld met kleinschalige bedrijvigheid. De zuidelijk gelegen gebouwen zijn als autonome objecten ingepast waarbij de bebouwing beter op elkaar is afgestemd dan in het noorden van het plangebied.

4.2.4 Woonbebouwing

De woonbebouwing die aanwezig is in het plangebied bestaat uit bedrijfswoningen en zogenaamde burgerwoningen. De burgerwoningen zijn gelegen in clusters aan de randen van het plangebied en betreffen voor het merendeel oorspronkelijke agrarische bedrijfswoningen of woningen aan het lint. De woningen vinden vaak geen aansluiting met de omliggende bedrijfsbebouwing. De bebouwing bestaat uit vrijstaande en geschakelde woningen van één of twee bouwlagen met kap.

4.2.5 Verkeer en parkeren

De hoofdontsluiting van het plangebied vindt plaats via de Industrieweg Oost op de Nieuwe Aamsestraat. Daarnaast zijn in het zuidwesten en zuidoosten ontsluitingsmogelijkheden aanwezig door de aantakking van de Bemmelseweg op respectievelijk de Stationsstraat en de Kattenleger. Het vrachtverkeer kan via de Nieuwe Aamsestraat de A325 en vervolgens de A15 bereiken. Hierdoor wordt de woonkern ontzien van veel vrachtverkeer. Parkeren moet op eigen terrein plaatsvinden.

4.2.6 Openbare ruimte en groenstructuur

In het plangebied zijn tussen de bedrijfspercelen weinig tot geen locaties gelegen waarbij sprake is van een hoogwaardige openbare ruimte. De enige als dusdanig waardevol te onderscheidden openbare ruimte is de groenstructuur rondom de Eisenhowerplas. In het zuiden van het plangebied is de bebouwing veelal omgeven door groenstroken. Dit in tegenstelling tot het noordelijk deel van het plangebied, waarbij hoofdzakelijk bebouwing en verharding het beeld bepalen.

4.3 Toekomstige Situatie

Dit bestemmingsplan heeft een beheersgericht karakter. Dat wil zeggen dat de bestaande situatie leidend is voor dit plan. De mogelijkheden voor bestaande bedrijven zich te ontwikkelen, worden ten opzichte van het geldende bestemmingsplan niet ingeperkt. De volgende wijzigingen zijn aangebracht ten opzichte van de geldende plannen. De nieuwe milieuzonering uit de VNG publicatie “Bedrijven en milieuzonering” 2009 wordt op het bedrijventerrein Elst toegepast. Dit wordt nader toegelicht in paragraaf 3.4 van deze toelichting. Binnen de grenzen van het plangebied worden bedrijfswoningen niet omgezet naar burgerwoningen. Hiermee zijn nieuwe bedrijfswoningen uitgesloten. De bestaande bedrijfswoningen hebben een maximale inhoud van 600 m³. Uitbreidingsmogelijkheden voor bedrijven nabij kwetsbare objecten, zoals woningen, is uitgesloten. Ten westen van het plangebied zijn twee omvangrijke ontwikkelingen voorzien. Dit betreft enerzijds de ontwikkeling van Elst Centraal. Hiermee wordt onder andere het aangrenzende stationsgebied herontwikkeld. Anderzijds wordt in het zuidwesten van het plangebied in de nabije toekomst het Zuidtangent ontwikkeld. Deze nieuwe ontsluitingsweg ontziet het centrumgebied voor een groot deel van het vrachtverkeer dat vanaf de N325 afkomstig is.

Derde spoor station Tiel

Om het groeiend aantal reizigers op het traject Arnhem-Nijmegen op te vangen, is op termijn meer ruimte op het spoor nodig. De Stadsregio Arnhem Nijmegen realiseert daarom Stadsregiorail waarbij extra regionale treinen tussen Arnhem en Nijmegen gaan rijden. Bij het station Elst is daarvoor aan de westzijde een 3e spoor voor de treinverbinding naar Tiel nodig. Deze is opgenomen in het bestemmingsplan 'Elst Centraal, Infra, P+R en Huis der Gemeente' dat de gemeenteraad op 25 mei 2012 vaststelde. Om alle gewenste (toekomstige) treinverbindingen te kunnen laten rijden, waaronder de trein tussen Tiel en Arnhem, hebben de provincie Gelderland, de Stadsregio en ProRail in juni 2012 bekend gemaakt in te zetten op een structureel 3e spoor bij station Elst. Dit 3e spoor, dat in eerste instantie als keervoorziening wordt aangelegd, kan mogelijk worden aangesloten op het hoofdspoor Arnhem-Nijmegen en tot minimaal 2020 de noodzakelijke extra ruimte bieden voor alle treindiensten. Inhaken op het hoofdspoor Arnhem-Nijmegen betekent dat het 3e spoor ten zuiden van het station eerder moet uitbuigen. Omdat het 3e spoor eerder uitbuigt, valt echter een strook grond tussen de buitenste spoorstaaf en de toekomstige erfafscheiding met HJ Heinz buiten de plangrens van het bestemmingsplan 'Elst Centraal, Infra, P+R en Huis der Gemeente'. Daarnaast is met HJ Heinz afgesproken om voor het hekwerk, aan Heinz-zijde, een geleiderail te plaatsen als beschermingsconstructie. Om de planologische situatie in overeenstemming te brengen met de toekomstige gebruiks- en eigendomssituatie van ProRail, wordt op deze strook grond de bestemming 'Verkeer - Railverkeer' voorgesteld in aansluiting op het bestemmingsplan 'Elst Centraal, Infra, P+R en Huis der Gemeente'. Akoestisch is dit onderzocht door DGMR (zie notitie met kenmerk: M.2007.5652.33.N003). Dit onderzoek is bijgevoegd als bijlage 4 bij de toelichting. Geconcludeerd wordt dat deze aanpassing geen akoestische gevolgen heeft ten opzichte van de ontwikkeling 'Elst Centraal'.

4.4 Bestemmingsplan

Voorliggend plan is beheersmatig van aard. Dit houdt in dat de bestaande situatie, zoals die bij het opstellen van het bestemmingsplan bekend is, wordt vastgelegd. Dit betekent echter niet dat de bestaande ruimtelijke situatie voor de komende tien jaar wordt bevroren. Binnen bestaande functies worden in meer of mindere mate mogelijkheden geboden voor veranderingen ten aanzien van het gebruik of de bebouwing. Onderstaand worden deze mogelijkheden per functie beschreven. In hoofdstuk 5, beschrijving van de bestemmingen, is vervolgens aangegeven hoe deze mogelijkheden in dit bestemmingsplan juridisch zijn vastgelegd.

Indien en voor zover zich binnen de planperiode van het bestemmingsplan “Elst, bedrijventerrein De Aam” alsnog nieuwe ontwikkelingen aandienen, zal op dat moment bezien moeten worden of daarvoor een afzonderlijke herziening van het bestemmingsplan kan worden gemaakt dan wel een afwijking kan worden verleend.

Bedrijven

De bedrijfsfunctie is de belangrijkste functie in het plangebied. Alle bedrijven zijn gekoppeld aan een milieucategorie ten behoeve van de zonering. De milieucategorieën in dit plan zijn beperkt tot en met 4.2. Dit betekent dat bedrijven en instellingen genoemd in de Staat van bedrijfsactiviteiten in het plangebied zijn toegestaan (categorie 2 t/m 4.2). Bestaande bedrijven die vallen onder een hogere milieucategorie dan ter plaatse is toegestaan zijn specifiek bestemd met een aanduiding. Hiermee wordt recht gedaan aan de huidige juridisch-planologische situatie in het plangebied. Daar waar de aanwezigheid van gevoelige bestemmingen dat toestaat wordt een hogere milieucategorie toegestaan tot een maximum van categorie 4.2. Dit komt de flexibiliteit van het bestemmingsplan ten goede. De zoneringsmethode en de gebruikte Staat van bedrijfsactiviteiten zijn indicatief.

Voor de benodigde extra flexibiliteit is het daarom toegestaan om bedrijvigheid op te richten en in werking te hebben, zoals de VNG-publicatie deze kent in de naast hogere categorie dan die bestemd is. Dit mag echter pas nadat hiervoor een wijzigingsbevoegdheid is afgegeven. Daarnaast kunnen bedrijven middels een afwijking activiteiten uitvoeren die niet genoemd worden in de bedrijvenlijst als zij naar aard en intensiteit vergelijkbaar zijn met wel in de lijst genoemde bedrijven. Voor een deel van het plangebied is naar aanleiding van de Visie Elst Zuidoost langs de Aamsestraat de aanduiding 'bedrijven tot en met categorie 2', als opgenomen in de Staat van Bedrijfsactiviteiten, opgenomen.

Ten noorden/westen van de Eisenhowerplas is ter versterking van herkenbaarheid en (economische) structuur een clustering van volumineuze detailhandel beoogd. Voor dit gebied is de functieaanduiding “detailhandel volumineus” opgenomen.

Stedenbouwkundige toelichting n.a.v. aanpassing bouwhoogtes

De beleving van een gebied wordt bepaald door het samenspel van (openbare) ruimte, bebouwing en groen. Voor de leesbaarheid van het bestemmingsplan 'Elst, bedrijventerrein De Aam' is het daarom van belang een onderscheid aan te brengen tussen hoofdstructuren en substructuren.

Het onderscheid wat betreft deze structuren ligt tussen de hoofdontsluitingsroutes en overige wegen. Hoofdontsluitingswegen maken daarbij deel uit van een netwerk van een hogere orde of sluiten hier op aan. Voor bedrijventerrein de Aam betekent dit dat de Industrieweg Oost, de Pascalweg, de Archimesweg en het oostelijk deel van de Nijverheidsweg ruimtelijk behoren tot hoofdstructuur van de Aam.

Dit onderscheid wordt mede benadrukt door de toegestane bebouwingshoogte te variëren. Langs de wegen, die onderdeel uitmaken van de ruimtelijke hoofdstructuur, te stellen op 12 meter, terwijl voor de overige wegen wordt een bebouwingshoogte van 10 meter aangehouden. Bij de westentree van de parkway wordt daarbij een stedenbouwkundig accent mogelijk gemaakt door voor één specifiek kopgebouw de bouwhoogte te verhogen naar 13,5 meter.

De bebouwing langs de nieuwe westentree (waar ook het accent aan ligt) heeft een maximale bouwhoogte van 12 meter. Dit geldt ook voor het gebouw op de hoek Industrieweg Oost/ Platinaweg. Zo mag alle bebouwing langs de interne hoofdstructuren als de parkway een bouwhoogte van 12 meter hebben. Een uitzonderingen hierop is het accent en het bouwvlak waar een bouwhoogte geldt van maximaal 14 meter.

Een bijzonder element vormt de Eisenhowerplas, waarvoor nieuwe ontwikkeling is opgenomen in de visie Elst Zuid-oost is opgesteld. Hier liggen kansen voor een nieuwe typologie bebouwing, waardoor de nadruk voor de zone rond de Eisenhowerplas meer komt te liggen op verblijven.

Om de overgang tussen het bestaande bedrijventerrein op een juiste wijze vorm te geven is een beperking van de bouwhoogte rond de plas wenselijk. Bij percelen waarbij de volledige bouwhoogte in het huidige bestemmingsplan niet gebruikt is, betekent dit dat wordt teruggegaan naar een bouw/goothoogte van 10/10m. Voor bestaande situaties en lopende ontwikkelingen wordt de huidige hoogte aangehouden.

Wonen

De woonfunctie is een ondergeschikte functie in het plangebied. Wijziging van de woonfunctie in een bedrijfsfunctie is middels een wijzigingsbevoegdheid toegestaan. Het toevoegen van nieuwe woningen is niet toegestaan. Wel mogen bestaande woningen worden uitgebreid of veranderd binnen stedenbouwkundig aanvaardbare grenzen.

Binnen het plangebied is onderscheid gemaakt in de bestemmingen “Wonen” en “Tuin”, waarbij de bestemming “Wonen” meer toestaat op het gebied van aan- en uitbouwen. De hoofdgebouwen zijn binnen een bouwvlak opgenomen en strak begrensd, zodat niet verdekt grote bouwmogelijkheden ontstaan. Binnen en buiten het bouwvlak is wel ruimte voor aan- en uitbouwen, bijgebouwen, overkappingen en carports.

Bij recht is een aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit toegestaan, indien aan de gestelde voorwaarden in de regels wordt voldaan. Dit omdat hiermee tegemoet wordt gekomen aan de wens van velen om ook thuis enige activiteiten/werkzaamheden te ontplooien. Het gebruik van een deel van de woning en/of de bijgebouwen ten behoeve van de uitoefening van een publieksgerichte beroeps- of bedrijfsactiviteit aan huis kan uitsluitend op basis van een afwijking mogelijk worden gemaakt. Op grond van de regels kunnen burgemeester en wethouders afwijken en een woon-/werkeenheid of een recreatieve voorziening toestaan, mits aan bepaalde voorwaarden wordt voldaan. Tevens is het mogelijk af te wijken en een bijgebouw te gebruiken als afhankelijke woonruimte, indien dit in het kader van mantelzorg noodzakelijk is. De noodzaak dient te worden aangetoond op basis van een indicatiestelling van het Centrum Indicatiestelling Zorg of een vergelijkbare instelling.

Groengebieden en agrarische percelen

Aan de randen van het plangebied en rondom de Eisenhowerplas bevinden zich (kleinschalige) groenvoorzieningen. Deze groengebieden hebben de bestemming “Groen” gekregen, waarbinnen onder andere de mogelijkheid bestaat voor paden. De bestaande agrarische percelen zijn met de bestemming “Agrarisch” vastgelegd. In het plan is de wijzigingsbevoegdheid overgenomen uit het voorgaande bestemmingsplan, om de agrarische bestemming te (kunnen blijven) wijzigen naar een bedrijfsbestemming.

Verkeer en water

De bestaande wegenstructuur en waterlopen zijn in het bestemmingsplan vastgelegd. Ook de (voormalige) railinfrastructuur op het oude emplacement is als zodanig bestemd (zie ook paragraaf 2.5.3). Ten aanzien van de inrichting van wegen, voet- en fietspaden met bijbehorende bermen, snippergroen, uitritten en waterlopen biedt het bestemmingsplan een grote mate aan flexibiliteit. In de huidige situatie is de spoorwegovergang ter plaatse van het station een drukke overweg. Het is van belang dat in de toekomst een goede ontsluiting en doorstroming van het verkeer van (woon)gebieden ten noorden van het plangebied en verkeer van de A325 gewaarborgd blijft.

Hierdoor is een nieuwe ontsluiting op de spoorwegovergang ter plaatse van Bemmelseweg voorzien. Deze nieuwe ontsluitingsweg takt aan op de Industrieweg Oost en vervolgens de Nieuwe Aamsestraat. Deze ontwikkeling vindt echter plaats buiten de kaders van voorliggend bestemmingsplan. De wegen in het plangebied zijn inclusief genoemde bijbehorende voorzieningen globaal als “Verkeer” bestemd. Dit is gedaan om aan de praktijk van alle dag tegemoet te komen, de inrichting van de openbare ruimte wil namelijk nog wel eens veranderen. De loop van een wandelpad, de aanpassing van een bocht in een weg en het verleggen van een groenstrook zal binnen de plantermijn op meerdere locaties kunnen voorkomen. Dit plan voorziet in die aanpassingen. De grotere groene gebieden en grotere waterlopen zijn wel als “Groen” of “Water” bestemd. De hoofdafvoerende watergangen hebben de bestemming “Water” gekregen. Zo garandeert het bestemmingsplan de huidige afwatering van het gebied. De hoofdafvoerende watergangen worden verder beschermd door een dubbelbestemming “Waterstaat – Waterlopen”

Basisregels verbeelding

Als ondergrond voor de bestemmingsverbeelding is gebruikt gemaakt van de meest actuele Grootschalige Basiskaart Nederland (GBKN). Doel van de ondergrond is om de gebruikers van het bestemmingsplan inzicht te geven in waar straten, percelen en gebouwen zich bevinden. Niet relevante informatie wordt niet getoond. De volgende zaken worden wel getoond: wegen, waterpartijen, bebouwing, straatnamen en huisnummers. De ondergrond wordt vanaf het moment van ter visie legging van het ontwerp bestemmingsplan niet meer gewijzigd. Diverse functies in het plangebied zijn niet opgenomen in het SVBP en zijn met een specifieke aanduiding weergegeven op de verbeelding. De volgende lettercodes worden toegepast:

Aanduiding Lettercode Omschrijving/toelichting
specifieke bouwaanduiding - VD1 sba-VD1 Dubbel- en vrijstaande woning in 1 bouwlaag
specifieke bouwaanduiding - VD2 sba-VD2 Dubbel- en vrijstaande woning in 2 bouwlagen
specifieke bouwaanduiding - geluidswerende voorziening sba - gwv geluidswerende voorzieningen
praktijkruimte prr praktijkruimte bestaand
specifieke vorm van bedrijventerrein - betonfabriek sbt-bf betonfabriek
specifieke vorm van bedrijventerrein - metaaloppervlaktebehandelingsbedrijf sbt-mbb metaaloppervlaktebehandelingsbedrijf
specifieke vorm van bedrijventerrein – zend-//ontvangstinstallatie sbt-zo zend-/ontvangstinstallatie
specifieke vorm van bedrijventerrein - olieinzameling sbt-ol olieinzameling
specifieke vorm van bedrijventerrein - slachterij sbt-st slachterij
specifieke vorm van bedrijventerrein - textielverwerkingsbedrijf sbt-tvb textielverwerkingsbedrijf
specifieke vorm van bedrijventerrein - sociale werkplaats sbt-sw sociale werkplaats
specifieke vorm van bedrijventerrein - dagcentrum sbt-dc een dagcentrum voor gehandicapten
specifieke vorm van bedrijventerrein - trainingscentrum sbt-trc een politie trainingscentrum
specifieke vorm van bedrijventerrein - dagcentrum sbt-dc dagcentrum

Retrospectieve toets

De toets behelst een inventarisatie van alle illegale situaties. Vervolgens worden al deze situaties getoetst aan het beleidskader waar het nieuwe plan op is gebaseerd. Hieruit blijkt op een inzichtelijke en transparante wijze of de bestemmingsplanovertreding al of niet kan worden gelegaliseerd. Op de inventarisatiekaart en in de inventarisatietabel (beide opgenomen in bijlage 1 en 2 bij deze toelichting) is verder te zien op welke punten dit bestemmingsplan een andere bestemming(regeling) kent dan het voorgaande bestemmingsplan. De inventarisatiekaart heeft ten grondslag gelegen aan dit bestemmingsplan.

Hoofdstuk 5 Beschrijving Van De Bestemmingen

5.1 Algemeen

Wat is een bestemmingsplan?

Het gemeentelijke bestemmingsplan is een middel waarmee functies aan gronden worden toegekend. Het gaat dus om het toekennen van gebruiksmogelijkheden. Het wordt de grondgebruiker (eigenaar, huurder, etc.) toegestaan om de functie die het bestemmingsplan geeft uit te oefenen. Dit houdt in dat:

  1. 1. de grondgebruiker niet kan worden verplicht om een in het bestemmingsplan aangewezen bestemming ook daadwerkelijk te realiseren;
  2. 2. de grondgebruiker geen andere functie mag uitoefenen in strijd met de gegeven bestemming (de overgangsbepalingen zijn hierbij mede van belang).

Een afgeleide van de gebruiksregels in het bestemmingsplan zijn regels voor bebouwing (omgevingsvergunning tot bouwen) en regels voor het verrichten van 'werken' (omgevingsvergunning ten behoeve van het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden).

Een bestemmingsplan regelt derhalve:

  1. 1. het toegestane gebruik van gronden (en de bouwwerken en gebouwen);

en een bestemmingsplan kan daarbij regels geven voor:

  1. 2. het bebouwen van de gronden;
  2. 3. het verrichten van werken (aanleggen).

Het bestemmingsplan is een belangrijk instrument voor het voeren van ruimtelijk beleid, maar het is zeker niet het enige instrument. Andere ruimtelijke wetten en regels zoals de Woningwet, de Monumentenwet 1988, de Algemene Plaatselijke Verordening, de Wet milieubeheer en de Bouwverordening zijn ook erg belangrijk voor het uitoefenen van ruimtelijke beleid.

Over bestemmen en aanduiden

Op de verbeelding wordt aangegeven welke bestemming gronden hebben. Dit gebeurt via een bestemmingsvlak. Voor het op de verbeelding aangegeven bestemmingsvlak gelden de gebruiksmogelijkheden zoals die in de regels zijn opgenomen. Die toegekende gebruiksmogelijkheden kunnen met behulp van een aanduiding nader worden ingevuld. Een aanduiding is een teken op de verbeelding. Dat teken kan bestaan uit een lijn, een figuur of een lettercode et cetera. Via een aanduiding wordt in de regels 'iets' geregeld. Dat 'iets' kan betrekking hebben op extra mogelijkheden of extra beperkingen voor het gebruik en/of de bebouwing en/of het aanleggen van werken. Aanduidingen kunnen voorkomen in een bestemmingsregel, in meerdere bestemmingsregels en kunnen ook een eigen regel hebben.

Hoofdstukopbouw van de regels

De regels zijn verdeeld over drie hoofdstukken:

  1. 4. Inleidende regels. In dit hoofdstuk worden begrippen verklaard die in de regels worden gebruikt (artikel 1). Dit gebeurt om een eenduidige uitleg en toepassing van de regels te waarborgen. Ook is bepaald de wijze waarop gemeten moet worden bij het toepassen van de regels (artikel 2).
  2. 5. Bestemmingsregels. In dit tweede hoofdstuk zijn de bepalingen van de bestemmingen opgenomen. Dit gebeurt in alfabetische volgorde. Per bestemming is het toegestane gebruik geregeld en zijn bouwregels en gebruiksregels opgenomen. Als er dubbelbestemmingen zijn worden die ook in dit hoofdstuk opgenomen. Die komen, ook in alfabetische volgorde, achter de bestemmingsbepalingen. Ieder artikel kent een vaste opzet. Eerst wordt het toegestane gebruik geformuleerd in de bestemmingsomschrijving. Vervolgens zijn bouwregels en gebruiksregels opgenomen die specifieker ingaan op bijvoorbeeld de bouwhoogte, situering van gebouwen en de toegestane functies. Aansluitend volgen afwijkingsbevoegdheden met betrekking tot bouw- en/of gebruiksregels. In een enkel geval worden ruimere mogelijkheden geboden door het toepassen van een wijzigingsbevoegdheid. Belangrijk om te vermelden is dat naast de bestemmingsbepalingen ook in andere artikelen relevante informatie staat die mede gelezen en geïnterpreteerd moet worden. Alleen zo ontstaat een volledig beeld te verkrijgen van hetgeen is geregeld.
  3. 6. Algemene regels. In de laatste twee hoofdstukken zijn bepalingen opgenomen met een algemeen karakter. Deze bepalingen hebben betrekking op het gehele plan. Het betreffen achtereenvolgens algemene regels, zoals een anti-dubbeltelregel, algemene gebruiksregels, algemene aanduidingsregels, algemene afwijkingsregels en algemene wijzigingsregels
  4. 7. Overgangs- en slotregels. In het laatste hoofdstuk zijn respectievelijk het overgangsrecht en een slotregel opgenomen. Hoewel het hier in wezen ook algemene regels betreft, zijn deze vanwege hun meer bijzondere karakter in een apart hoofdstuk opgenomen.

Wet algemene bepalingen omgevingsrecht

Op 1 oktober 2010 is de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) in werking getreden. Het doel van deze wet is om te komen tot een samenhangende beoordeling in één procedure van verschillende activiteiten die invloed hebben op de fysieke leefomgeving.

De Wabo heeft tot gevolg dat verschillende vergunningen worden verleend in één besluit, de omgevingsvergunning. Ook de thans in de Wet ruimtelijke ordening opgenomen vergunningen en ontheffingen vallen onder de Wabo.

Voor het bestemmingsplan heeft dit gevolgen voor de gebruikte terminologie. Termen als 'bouwvergunning', 'aanlegvergunning', 'sloopvergunning' zijn vervangen door 'omgevingsvergunning ten behoeve van…'. De term ontheffing is vervangen door de term afwijking.

5.2 Dit Bestemmingsplan

Dit bestemmingsplan bestaat uit een verbeelding, regels en een toelichting. De verbeelding en de regels vormen tezamen het juridisch bindende gedeelte van het bestemmingsplan. Beide planonderdelen dienen in onderlinge samenhang te worden bezien en toegepast. Op de verbeelding zijn de bestemmingen aangewezen. Aan deze bestemmingen zijn bouwregels en regels betreffende het gebruik gekoppeld. Een toelichting op de bestemmingen is hierna opgenomen.

De toelichting heeft geen rechtskracht, maar vormt niettemin een belangrijk onderdeel van het plan. De toelichting van dit bestemmingsplan geeft een weergave van de beweegredenen, de onderzoeksresultaten en de beleidsuitgangspunten die aan het bestemmingsplan ten grondslag liggen. Tot slot is de toelichting van wezenlijk belang voor een juiste interpretatie en toepassing van het bestemmingsplan.

5.2.1 Bijzonderheden in dit bestemmingsplan

De regels in dit bestemmingsplan zijn opgezet aan de hand van hetgeen hierboven is beschreven. Tevens is aangesloten bij de meest actuele landelijke standaard voor de regels en de verbeelding, te weten de Standaard Vergelijk BestemmingsPlannen 2008 en de nieuwe Wet ruimtelijke ordening.

Het doel van dit bestemmingsplan is het beheer van de bestaande ruimtelijke situatie in het plangebied met ruimte voor kleine ontwikkelingen (via wijzigingsbevoegdheden of afwijkingen). Verwezen wordt kortheidshalve naar hoofdstuk 4 van deze toelichting voor een beschrijving van het plan.

5.2.2 Bestemmingen

Agrarisch

De gronden binnen deze bestemming zijn bestemd voor de uitoefening van grondgebonden agrarische activiteiten, kwekerijen en nutsvoorzieningen. Tevens is onder voorwaarden een medegebruik van de gronden in de vorm van evenementen toegestaan.

Voor gebouwen geldt dat deze worden gebouwd binnen het bouwvlak. De maatvoering is opgenomen op de verbeelding. De inhoud van de bedrijfswoning is in de regels gemaximeerd.

Tevens is nog een wijzigingsbevoegdheid opgenomen. Op grond van deze wijzigingsbevoegdheid is het mogelijk om de gronden met een agrarische bestemming die zijn aangeduid als 'wro-zone – wijzigingsgebied 1' onder voorwaarden te wijzigen in de bestemming “Bedrijventerrein”, indien er geen sprake meer is van een bedrijfsmatige uitoefening van agrarische activiteiten. Door het opnemen van een wijzigingsbevoegdheid wordt bewerkstelligd dat de gronden een passende bestemming kunnen krijgen.

Bedrijventerrein

Ter plaatse van het plangebied is de milieuzonering uit het geldende bestemmingsplan overgenomen in voorliggende bestemmingsplan. Hiermee geldt ter plaatse van de bedrijfspercelen een milieuzonering die de bestaande rechten respecteert. Daarmee is een goed woon- en leefklimaat van de gevoelige functies in de omgeving van het plangebied gewaarborgd.

De gronden binnen deze bestemming zijn bestemd voor bedrijven binnen de milieu categorieën 2 tot en met 4.2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten. Op de verbeelding is voor bedrijven die buiten de toegepaste milieucategorieën vallen met een aanduiding aangegeven op welke locatie welke vorm van bedrijf is toegestaan.

Detailhandel is uitsluitend onder bepaalde voorwaarden toegestaan. Tevens zijn binnen deze bestemming bij de bedrijven behorende kantoren toegestaan. Uitsluitend bestaande bedrijfswoningen zijn toegestaan. Voor gebouwen geldt dat deze worden gebouwd binnen het bouwvlak. De maatvoering is opgenomen op de verbeelding. De inhoud van de bedrijfswoning is in de regels gemaximeerd.

In het plangebied geldt ter plaatse van de bouwvlakken een bebouwingspercentage van 100%. Voor dit percentage is gekozen om voldoende bouwmogelijkheden te bieden binnen de bouwvlakken.

Tevens is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen om het plan onder voorwaarden te wijzigen voor het toestaan van een bedrijf dat is opgenomen in de naast hogere categorie van de Staat van Bedrijfsactiviteiten dan ter plaatse is toegestaan. Dit geldt voor een bedrijf dat voor wat betreft de aard en de omvang van de milieuhinder die het veroorzaakt gelijk gesteld kan worden met een bedrijf van die naast hogere categorie. Ook mogen bedrijven een lagere milieucategorie toegewezen krijgen.

Ten noorden/westen van de Eisenhowerplas is ter versterking van herkenbaarheid en (economische) structuur een clustering van volumineuze detailhandel beoogd en aangeduid als “dhv” - “detailhandel volumineus”.

Wonen en Tuin

De woonfunctie is een hindergevoelige functie in het plangebied. Wijziging van de woonfunctie in een andere functie, zoals bedrijventerrein, is door middel van een wijzigingsbevoegdheid toegestaan. Als gevolg van het beheergerichte karakter van het bestemmingsplan wordt niet voorzien in toevoeging van nieuwe woningen. Daarnaast mogen bestaande woningen worden uitgebreid of veranderd binnen stedenbouwkundig aanvaardbare grenzen.

Binnen het plangebied is onderscheid gemaakt in de bestemmingen wonen en tuin, waarbij de bestemming wonen meer toestaat op het gebied van aan- en uitbouwen. De bestemming wonen onderscheidt vrijstaande en dubbele woningen met één of twee bouwlagen. Bij recht is een aan huis verbonden beroep toegestaan. Dit omdat hiermee tegemoet wordt gekomen aan de wens van velen om ook thuis enige activiteiten/werkzaamheden te ontplooien. Op grond van de regels kunnen burgemeester en wethouders afwijken en een woon-/werkeenheid of een recreatieve voorziening toestaan, mits aan bepaalde voorwaarden wordt voldaan. Tevens is het mogelijk een afwijking toe te staan en een bijgebouw te gebruiken als afhankelijke woonruimte, indien dit in het kader van mantelzorg noodzakelijk is.

De bestemming Tuin heeft betrekking op bij woningen gelegen (voor)tuinen. Binnen de bestemming mogen uitbouwen in de vorm van erkers worden gebouwd bij de binnen de bestemming Wonen gelegen hoofdgebouwen.

Verkeer / Verkeer - Railverkeer

De gronden binnen de bestemming Verkeer zijn bestemd voor wegen en straten en alle daarbij horende voorzieningen. De gronden binnen de bestemming Verkeer - Railverkeer zijn bestemd voor spoorwegen en daarbij horende voorzieningen.

Water

De bestemming Water heeft betrekking op water en bijbehorende oevers en voorzieningen. Gebouwen mogen niet worden gebouwd.

Groen

De gronden binnen de bestemming Groen zijn bestemd voor onder andere groenstroken en speelvoorzieningen. Gebouwen zijn uitsluitend toegestaan in de vorm van gebouwen ten behoeve van nutsvoorzieningen. Verder zijn alleen bouwwerken, geen gebouwen zijnde toegestaan.

5.2.3 Dubbelbestemmingen

Leiding - Gas

De dubbelbestemming Leiding - Gas - heeft betrekking op de bescherming van een ter plaatse aanwezige gasleiding. Op deze gronden zijn uitsluitend bouwwerken toegestaan ten dienste van de dubbelbestemming. Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van deze bouwregels om bouwen conform de onderliggende bestemming(en) toe te staan.

Leiding - Riool

De dubbelbestemming Leiding - Riool - heeft betrekking op de bescherming van een ter plaatse aanwezige rioolpersleiding. Op deze gronden zijn uitsluitend bouwwerken toegestaan ten dienste van de dubbelbestemming. Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van deze bouwregels om bouwen conform de onderliggende bestemming(en) toe te staan.

Waterstaat - Waterlopen

De dubbelbestemming Waterstaat - Waterlopen heeft betrekking op de bescherming van watergangen en hun oevers. Op deze gronden zijn uitsluitend bouwwerken toegestaan ten dienste van de dubbelbestemming. Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van deze bouwregels om bouwen conform de onderliggende bestemming(en) toe te staan.

Waarde - Archeologie

In het bestemmingsplan zijn de gebieden met bekende archeologische waarde bestemd als Waarde - Archeologie. De gebieden worden beschermd door middel van een verplichting tot het overleggen van een archeologisch onderzoek bij bouwaanvragen en omgevingsvergunning ten behoeve van het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden. Door middel van deze regeling wordt voorkomen dat zondermeer bekende bodemschatten door bepaalde activiteiten verloren gaan.

Binnen de bestemming is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen waarbij deze bestemming eenmalig kan worden toegevoegd of verwijderd. Dit kan blijken uit archeologisch onderzoek ter plaatse op basis waarvan inzichten gewijzigd kunnen zijn en een aanpassing van deze bestemming noodzakelijk kan zijn.

Waarde - Archeologische verwachting 1 tot en met 2

De gebieden met een (zeer) hoge, middelmatige en lage archeologische verwachtingswaarde zijn bestemd als Waarde - Archeologische verwachting 1 tot en met 2. Deze gebieden worden eveneens beschermd door middel van een verplichting tot het overleggen van een archeologisch onderzoek bij bouwaanvragen en omgevingsvergunning ten behoeve van het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden. Het onderscheid tussen de gebieden wordt gemaakt in oppervlakten waar onderzoek noodzakelijk is. Het volgende geldt in de bestemming:

  • Waarde - Archeologische verwachting 1, wat gebieden met een hoge verwachtingswaarde betreft, geldt een onderzoeksplicht:
    1. 1. bij bouwaanvragen vanaf 100 m²;
    2. 2. bij uitvoeren van andere werken waarvoor een omgevingsvergunning ten behoeve van het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden noodzakelijk is, bij roering van de grond vanaf 100 m² en op een grotere diepte dan 0,30 meter;
  • Waarde - Archeologische verwachting 2, wat gebieden met een middelmatige verwachtingswaarde betreft, geldt een onderzoeksplicht:
    1. 1. bij bouwaanvragen vanaf 500 m²;
    2. 2. bij uitvoeren van andere werken waarvoor een omgevingsvergunning ten behoeve van het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden noodzakelijk is bij roering van de grond vanaf 500 m² en op een grotere diepte dan 0,30 meter.

Binnen de bestemmingen is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen waarbij deze dubbelbestemming kan worden toegevoegd of verwijderd. Dit kan blijken uit archeologisch onderzoek ter plaatse op basis waarvan inzichten gewijzigd kunnen zijn en een aanpassing van deze dubbelbestemming noodzakelijk kan zijn.

5.2.4 Gebiedsaanduidingen

wro-zone - wijzigingsgebied 1

De agrarische bestemming kan worden gewijzigd naar de bestemming “Bedrijventerrein”, mits wordt voldaan aan een aantal voorwaarden. Hoofdzakelijk is van belang dat er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en de belangen van derden mogen niet onevenredig worden geschaad.

Veiligheidszone - lpg

De gronden binnen de veiligheidszone - lpg zijn bedoeld voor de bescherming van het woon- en leefklimaat in verband met een lpg-installatie. Op die gronden mogen geen nieuwe kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten, zoals woningen of scholen, worden gerealiseerd.

Veiligheidszone -bevi

De gronden ter plaatse van de aanduiding veiligheidszone - bevi (dubbelbestemming) zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor de bescherming van het woon- en leefklimaat in verband met de aanwezigheid van een gasontvangststation.

5.2.5 Algemene regels

Naast de bestemmingen bevat het plan een aantal algemene regels over bijvoorbeeld begrippen, de wijze van meten, algemene afwijkingen en overgangsrecht. Deze min of meer standaardregels in bestemmingsplannen worden hier verder niet toegelicht.

Hoofdstuk 6 Financiële Toelichting

Met voorliggend bestemmingsplan wordt de bestaande situatie vastgelegd. Daarom brengt het opstellen van dit bestemmingsplan voor de gemeente alleen plankosten met zich mee. Hiervoor staan fondsen uit de algemene middelen ter beschikking. Eventuele toekomstige particuliere plannen komen geheel voor rekening van de initiatiefnemer. De economische uitvoerbaarheid wordt hiermee geacht voldoende te zijn aangetoond.

Hoofdstuk 7 Overleg En Inspraak

Verslag van het overleg met betrokkenen en belanghebbende instanties in het kader van artikel 3.1.1 (Bro) en de inspraak is als bijlage 3 bij dit plan gevoegd.

Bijlage 1 Staat Van Bedrijfsactiviteiten B (Categorie 1 T/m 4.2)

Staat van Bedrijfsactiviteiten B (categorie 1 t/m 4.2)
SBI-code SBI-code 2008 Nr. Omschrijving Cat.
01 01 - Landbouw en dienstverlening t.b.v. de landbouw
0111, 0113 011, 012, 013 Akkerbouw en fruitteelt (bedrijfsgebouwen) 2
0112 011, 012, 013, 016 0 Tuinbouw:
0112 011, 012, 013 1 - bedrijfsgebouwen 2
0112 0113 4 - champignonkwekerijen (algemeen) 2
0112 0113 5 - champignonkwekerijen met mestfermentatie 3.2
0112 011 7 - witlofkwekerijen (algemeen) 2
0112 0163 6 - bloembollendroog- en prepareerbedrijven 2
014 016 0 Dienstverlening t.b.v. de landbouw:
014 016 1 - algemeen (o.a. loonbedrijven): b.o. > 500 m2 3.1
014 016 2 - algemeen (o.a. loonbedrijven): b.o.<= 500 m2 2
014 016 3 - plantsoenendiensten en hoveniersbedrijven: b.o. > 500 m2 3.1
014 016 4 - plantsoenendiensten en hoveniersbedrijven: b.o. <= 500 m2 2
0142 0162 KI-stations 2
05 03 - Visserij- en visteeltbedrijven
0501.1 0311 Zeevisserijbedrijven 3.2
0501.2 0312 Binnenvisserijbedrijven 3.1
0502 032 0 Vis- en schaaldierkwekerijen:
0502 032 1 - oester-, mossel- en schelpenteeltbedrijven 3.2
0502 032 2 - visteeltbedrijven 3.1
15 10, 11 - Vervaardiging van voedingsmiddelen en dranken
151 101, 102 0 Slachterijen en overige vleesverwerking:
151 101, 102 1 - slachterijen en pluimveeslachterijen 3.2
151 101 3 - bewerkingsinrichting van darmen en vleesafval 4.2
151 101 4 - vleeswaren- en vleesconservenfabrieken: p.o. > 1000 m2 3.2
151 101 5 - vleeswaren- en vleesconservenfabrieken: p.o. <= 1000 m2 3.1
151 101 6 - vleeswaren- en vleesconservenfabrieken: p.o. <= 200 m2 3.1
151 101, 102 7 - loonslachterijen 3.1
151 108 8 - vervaardiging van snacks en vervaardiging van kant-en-klaar-maaltijden met p.o. < 2.000 m2 3.1
152 102 0 Visverwerkingsbedrijven:
152 102 2 - conserveren 4.1
152 102 3 - roken 4.2
152 102 4 - verwerken anderszins: p.o.> 1000 m2 4.2
152 102 5 - verwerken anderszins: p.o. <= 1000 m2 3.2
152 102 6 - verwerken anderszins: p.o. <= 300 m2 3.1
1531 1031 0 Aardappelproducten fabrieken:
1531 1031 1 - vervaardiging van aardappelproducten 4.2
1531 1031 2 - vervaardiging van snacks met p.o. < 2.000 m2 3.1
1532, 1533 1032, 1039 0 Groente- en fruitconservenfabrieken:
1532, 1533 1032, 1039 1 - jam 3.2
1532, 1533 1032, 1039 2 - groente algemeen 3.2
1532, 1533 1032, 1039 3 - met koolsoorten 3.2
1532, 1533 1032, 1039 4 - met drogerijen 4.2
1532, 1533 1032, 1039 5 - met uienconservering (zoutinleggerij) 4.2
1541 104101 0 Vervaardiging van ruwe plantaardige en dierlijke oliën en vetten:
1541 104101 1 - p.c. < 250.000 t/j 4.1
1541 104101 2 - p.c. >= 250.000 t/j 4.2
1542 104102 0 Raffinage van plantaardige en dierlijke oliën en vetten:
1542 104102 1 - p.c. < 250.000 t/j 4.1
1542 104102 2 - p.c. >= 250.000 t/j 4.2
1543 1042 0 Margarinefabrieken:
1543 1042 1 - p.c. < 250.000 t/j 4.1
1543 1042 2 - p.c. >= 250.000 t/j 4.2
1551 1051 0 Zuivelproducten fabrieken:
1551 1051 3 - melkproducten fabrieken v.c. < 55.000 t/j 3.2
1551 1051 4 - melkproducten fabrieken v.c. >= 55.000 t/j 4.2
1551 1051 5 - overige zuivelproducten fabrieken 4.2
1552 1052 1 Consumptie-ijsfabrieken: p.o. > 200 m2 3.2
1552 1052 2 Consumptie-ijsfabrieken: p.o. <= 200 m2 2
1561 1061 0 Meelfabrieken:
1561 1061 1 - p.c. >= 500 t/u 4.2
1561 1061 2 - p.c. < 500 t/u 4.1
1561 1061 Grutterswarenfabrieken 4.1
1562 1062 0 Zetmeelfabrieken:
1562 1062 1 - p.c. < 10 t/u 4.1
1562 1062 2 - p.c. >= 10 t/u 4.2
1571 1091 0 Veevoerfabrieken:
1571 1091 3 - drogerijen (gras, pulp, groenvoeder, veevoeder) cap. < 10 t/u water 4.2
1571 1091 5 - mengvoeder, p.c. < 100 t/u 4.1
1571 1091 6 - mengvoeder, p.c. >= 100 t/u 4.2
1572 1092 Vervaardiging van voer voor huisdieren 4.1
1581 1071 0 Broodfabrieken, brood- en banketbakkerijen:
1581 1071 1 - v.c. < 7500 kg meel/week, bij gebruik van charge-ovens 2
1581 1071 2 - v.c. >= 7500 kg meel/week 3.2
1582 1072 Banket, biscuit- en koekfabrieken 3.2
1584 10821 0 Verwerking cacaobonen en vervaardiging chocolade- en suikerwerk:
1584 10821 2 - cacao- en chocoladefabrieken vervaardigen van chocoladewerken met p.o. < 2.000 m2 3.2
1584 10821 3 - cacao- en chocoladefabrieken vervaardigen van chocoladewerken met p.o. <= 200 m2 2
1584 10821 4 - suikerwerkfabrieken met suiker branden 4.2
1584 10821 5 - suikerwerkfabrieken zonder suiker branden: p.o. > 200 m2 3.2
1584 10821 6 - suikerwerkfabrieken zonder suiker branden: p.o. <= 200 m2 2
1585 1073 Deegwarenfabrieken 3.1
1586 1083 0 Koffiebranderijen en theepakkerijen:
1586 1083 2 - theepakkerijen 3.2
1587 108401 Vervaardiging van azijn, specerijen en kruiden 4.1
1589 1089 Vervaardiging van overige voedingsmiddelen 4.1
1589.1 1089 Bakkerijgrondstoffenfabrieken 4.1
1589.2 1089 0 Soep- en soeparomafabrieken:
1589.2 1089 1 - zonder poederdrogen 3.2
1589.2 1089 2 - met poederdrogen 4.2
1589.2 1089 Bakmeel- en puddingpoederfabrieken 4.1
1591 110101 Destilleerderijen en likeurstokerijen 4.2
1592 110102 0 Vervaardiging van ethylalcohol door gisting:
1592 110102 1 - p.c. < 5.000 t/j 4.1
1592 110102 2 - p.c. >= 5.000 t/j 4.2
1593 t/m 1595 1102 t/m 1104 Vervaardiging van wijn, cider e.d. 2
1596 1105 Bierbrouwerijen 4.2
1597 1106 Mouterijen 4.2
1598 1107 Mineraalwater- en frisdrankfabrieken 3.2
16 12 - Verwerking van tabak
160 120 Tabakverwerkende industrie 4.1
17 13 - Vervaardiging van textiel
171 131 Bewerken en spinnen van textielvezels 3.2
172 132 0 Weven van textiel:
172 132 1 - aantal weefgetouwen < 50 3.2
172 132 2 - aantal weefgetouwen >= 50 4.2
173 133 Textielveredelingsbedrijven 3.1
174, 175 139 Vervaardiging van textielwaren 3.1
1751 1393 Tapijt-, kokos- en vloermattenfabrieken 4.1
176, 177 139, 143 Vervaardiging van gebreide en gehaakte stoffen en artikelen 3.1
18 14 - Vervaardiging van kleding; bereiden en verven van bont
181 141 Vervaardiging kleding van leer 3.1
182 141 Vervaardiging van kleding en -toebehoren (excl. van leer) 2
183 142, 151 Bereiden en verven van bont; vervaardiging van artikelen van bont 3.1
19 15 - Vervaardiging van leer en lederwaren (excl. kleding)
191 151,152 Lederfabrieken 4.2
192 151 Lederwarenfabrieken (excl. kleding en schoeisel) 3.1
193 152 Schoenenfabrieken 3.1
20 16 - Houtindustrie en vervaardiging artikelen van hout, riet, kurk e.d.
2010.1 16101 Houtzagerijen 3.2
2010.2 16102 0 Houtconserveringsbedrijven:
2010.2 16102 1 - met creosootolie 4.1
2010.2 16102 2 - met zoutoplossingen 3.1
202 1621 Fineer- en plaatmaterialenfabrieken 3.2
203, 204, 205 162 0 Timmerwerkfabrieken, vervaardiging overige artikelen van hout 3.2
203, 204, 205 162 1 Timmerwerkfabrieken, vervaardiging overige artikelen van hout, p.o. < 200 m2 3.1
205 162902 Kurkwaren-, riet- en vlechtwerkfabrieken 2
21 17 - Vervaardiging van papier, karton en papier- en kartonwaren
2111 1711 Vervaardiging van pulp 4.1
2112 1712 0 Papier- en kartonfabrieken:
2112 1712 1 - p.c. < 3 t/u 3.1
2112 1712 2 - p.c. 3 - 15 t/u 4.1
2112 1712 3 - p.c. >= 15 t/u 4.2
212 172 Papier- en kartonwarenfabrieken 3.2
2121.2 17212 0 Golfkartonfabrieken:
2121.2 17212 1 - p.c. < 3 t/u 3.2
2121.2 17212 2 - p.c. >= 3 t/u 4.1
22 58 - Uitgeverijen, drukkerijen en reproductie van opgenomen media
221 581 Uitgeverijen (kantoren) 1
2221 1811 Drukkerijen van dagbladen 3.2
2222 1812 Drukkerijen (vlak- en rotatie-diepdrukkerijen) 3.2
2222.6 18129 Kleine drukkerijen en kopieerinrichtingen 2
2223 1814 A Grafische afwerking 1
2223 1814 B Binderijen 2
2224 1813 Grafische reproductie en zetten 2
2225 1814 Overige grafische activiteiten 2
223 182 Reproductiebedrijven opgenomen media 1
23 19 - Aardolie-/steenkoolverwerk. Ind.; bewerking splijt-/kweekstoffen
2320.2 19202 A Smeeroliën- en vettenfabrieken 3.2
2320.2 19202 B Recyclingbedrijven voor afgewerkte olie 4.2
2320.2 19202 C Aardolieproductenfabrieken n.e.g. 4.2
24 20 - Vervaardiging van chemische producten
2412 2012 Kleur- en verfstoffenfabrieken 4.1
2413 2012 0 Anorg. chemische grondstoffenfabrieken:
2413 2012 1 - niet vallend onder "post-Seveso-richtlijn" 4.2
2414.1 20141 A0 Organ. chemische grondstoffenfabrieken:
2414.1 20141 A1 - niet vallend onder "post-Seveso-richtlijn" 4.2
2414.1 20141 B0 Methanolfabrieken:
2414.1 20141 B1 - p.c. < 100.000 t/j 4.1
2414.1 20141 B2 - p.c. >= 100.000 t/j 4.2
2414.2 20149 0 Vetzuren en alkanolenfabrieken (niet synth.):
2414.2 20149 1 - p.c. < 50.000 t/j 4.2
243 203 Verf, lak en vernisfabrieken 4.2
2441 2110 0 Farmaceutische grondstoffenfabrieken:
2441 2110 1 - p.c. < 1.000 t/j 4.2
2442 2120 0 Farmaceutische productenfabrieken:
2442 2120 1 - formulering en afvullen geneesmiddelen 3.1
2442 2120 2 - verbandmiddelenfabrieken 2
2451 2041 Zeep-, was- en reinigingsmiddelenfabrieken 4.2
2452 2042 Parfumerie- en cosmeticafabrieken 4.2
2462 2052 0 Lijm- en plakmiddelenfabrieken:
2462 2052 1 - zonder dierlijke grondstoffen 3.2
2464 205902 Fotochemische productenfabrieken 3.2
2466 205903 A Chemische kantoorbenodigdhedenfabrieken 3.1
2466 205903 B Overige chemische productenfabrieken n.e.g. 4.1
247 2060 Kunstmatige synthetische garen- en vezelfabrieken 4.2
25 22 - Vervaardiging van producten van rubber en kunststof
2511 221101 Rubberbandenfabrieken 4.2
2512 221102 0 Loopvlakvernieuwingsbedrijven:
2512 221102 1 - vloeropp. < 100 m2 3.1
2512 221102 2 - vloeropp. >= 100 m2 4.1
2513 2219 Rubber-artikelenfabrieken 3.2
252 222 0 Kunststofverwerkende bedrijven:
252 222 1 - zonder fenolharsen 4.1
252 222 2 - met fenolharsen 4.2
252 222 3 - productie van verpakkingsmateriaal en assemblage van kunststofbouwmaterialen 3.1
26 23 - Vervaardiging van glas, aardewerk, cement-, kalk- en gipsproducten
261 231 0 Glasfabrieken:
261 231 1 - glas en glasproducten, p.c. < 5.000 t/j 3.2
261 231 2 - glas en glasproducten, p.c. >= 5.000 t/j 4.2
261 231 3 - glaswol en glasvezels, p.c.< 5.000 t/j 4.2
2615 231 Glasbewerkingsbedrijven 3.1
262, 263 232, 234 0 Aardewerkfabrieken:
262, 263 232, 234 1 - vermogen elektrische ovens totaal < 40 kW 2
262, 263 232, 234 2 - vermogen elektrische ovens totaal >= 40 kW 3.2
264 233 A Baksteen en baksteenelementenfabrieken 4.1
264 233 B Dakpannenfabrieken 4.1
2652 235201 0 Kalkfabrieken:
2652 235201 1 - p.c. < 100.000 t/j 4.1
2653 235202 0 Gipsfabrieken:
2653 235202 1 - p.c. < 100.000 t/j 4.1
2661.1 23611 0 Betonwarenfabrieken:
2661.1 23611 1 - zonder persen, triltafels en bekistingtrille 4.1
2661.1 23611 2 - met persen, triltafels of bekistingtrillers, p.c. < 100 t/d 4.2
2661.2 23612 0 Kalkzandsteenfabrieken:
2661.2 23612 1 - p.c. < 100.000 t/j 3.2
2661.2 23612 2 - p.c. >= 100.000 t/j 4.2
2662 2362 Mineraalgebonden bouwplatenfabrieken 3.2
2663, 2664 2363, 2364 0 Betonmortelcentrales:
2663, 2664 2363, 2364 1 - p.c. < 100 t/u 3.2
2663, 2664 2363, 2364 2 - p.c. >= 100 t/u 4.2
2665, 2666 2365, 2369 0 Vervaardiging van producten van beton, (vezel)cement en gips:
2665, 2666 2365, 2369 1 - p.c. < 100 t/d 3.2
2665, 2666 2365, 2369 2 - p.c. >= 100 t/d 4.2
267 237 0 Natuursteenbewerkingsbedrijven:
267 237 1 - zonder breken, zeven en drogen: p.o. > 2.000 m2 3.2
267 237 2 - zonder breken, zeven en drogen: p.o. <= 2.000 m2 3.1
267 237 3 - met breken, zeven of drogen, v.c. < 100.000 t/j 4.2
2681 2391 Slijp- en polijstmiddelen fabrieken 3.1
2682 2399 A0 Bitumineuze materialenfabrieken:
2682 2399 A1 - p.c. < 100 t/u 4.2
2682 2399 B0 Isolatiematerialenfabrieken (excl. glaswol):
2682 2399 B1 - steenwol, p.c. >= 5.000 t/j 4.2
2682 2399 B2 - overige isolatiematerialen 4.1
2682 2399 C Minerale productenfabrieken n.e.g. 3.2
2682 2399 D0 Asfaltcentrales: p.c.< 100 ton/uur 4.1
2682 2399 D1 Asfaltcentrales, p.c. >= 100 ton/uur 4.2
27 24 - Vervaardiging van metalen
273 243 0 Draadtrekkerijen, koudbandwalserijen en profielzetterijen:
273 243 1 - p.o. < 2.000 m2 4.2
274 244 A0 Non-ferro-metaalfabrieken:
274 244 A1 - p.c. < 1.000 t/j 4.2
2751, 2752 2451, 2452 0 IJzer- en staalgieterijen/ -smelterijen:
2751, 2752 2451, 2452 1 - p.c. < 4.000 t/j 4.2
2753, 2754 2453, 2454 0 Non-ferro-metaalgieterijen/ -smelterijen:
2753, 2754 2453, 2454 1 - p.c. < 4.000 t/j 4.2
28 25, 31 - Vervaard. en reparatie van producten van metaal (excl. mach./transportmidd.)
281 251, 331 0 Constructiewerkplaatsen:
281 251, 331 1 - gesloten gebouw 3.2
281 251, 331 1a - gesloten gebouw, p.o. < 200 m2 3.1
281 251, 331 2 - in open lucht, p.o. < 2.000 m2 4.1
281 251, 331 3 - in open lucht, p.o. >= 2.000 m2 4.2
2821 2529, 3311 0 Tank- en reservoirbouwbedrijven:
2821 2529, 3311 1 - p.o. < 2.000 m2 4.2
2822, 2830 2521, 2530, 3311 Vervaardiging van verwarmingsketels, radiatoren en stoomketels 4.1
284 255, 331 A Stamp-, pers-, dieptrek- en forceerbedrijven 4.1
284 255, 331 B Smederijen, lasinrichtingen, bankwerkerijen e.d. 3.2
284 255, 331 B1 Smederijen, lasinrichtingen, bankwerkerijen e.d., p.o. < 200 m2 3.1
2851 2561, 3311 0 Metaaloppervlaktebehandelingsbedrijven:
2851 2561, 3311 1 - algemeen 3.2
2851 2561, 3311 10 - stralen 4.1
2851 2561, 3311 11 - metaalharden 3.2
2851 2561, 3311 12 - lakspuiten en moffelen 3.2
2851 2561, 3311 2 - scoperen (opspuiten van zink) 3.2
2851 2561, 3311 3 - thermisch verzinken 3.2
2851 2561, 3311 4 - thermisch vertinnen 3.2
2851 2561, 3311 5 - mechanische oppervlaktebehandeling (slijpen, polijsten) 3.2
2851 2561, 3311 6 - anodiseren, eloxeren 3.2
2851 2561, 3311 7 - chemische oppervlaktebehandeling 3.2
2851 2561, 3311 8 - emailleren 3.2
2851 2561, 3311 9 - galvaniseren (vernikkelen, verchromen, verzinken, verkoperen ed) 3.2
2852 2562, 3311 1 Overige metaalbewerkende industrie 3.2
2852 2562, 3311 2 Overige metaalbewerkende industrie, inpandig, p.o. <200 m2 3.1
287 259, 331 A0 Grofsmederijen, anker- en kettingfabrieken:
287 259, 331 A1 - p.o. < 2.000 m2 4.1
287 259, 331 B Overige metaalwarenfabrieken n.e.g. 3.2
287 259, 331 B Overige metaalwarenfabrieken n.e.g.; inpandig, p.o. <200 m2 3.1
29 27, 28, 33 - Vervaardiging van machines en apparaten
29 27, 28, 33 0 Machine- en apparatenfabrieken incl. reparatie:
29 27, 28, 33 1 - p.o. < 2.000 m2 3.2
29 27, 28, 33 2 - p.o. >= 2.000 m2 4.1
29 28, 33 3 - met proefdraaien verbrandingsmotoren >= 1 MW 4.2
30 26, 28, 33 - Vervaardiging van kantoormachines en computers
30 26, 28, 33 A Kantoormachines- en computerfabrieken incl. reparatie 2
31 26, 27, 33 - Vervaardiging van over. elektr. machines, apparaten en benodigdh.
311 271, 331 Elektromotoren- en generatorenfabrieken incl. reparatie 4.1
312 271, 273 Schakel- en installatiemateriaalfabrieken 4.1
313 273 Elektrische draad- en kabelfabrieken 4.1
314 272 Accumulatoren- en batterijenfabrieken 3.2
315 274 Lampenfabrieken 4.2
316 293 Elektrotechnische industrie n.e.g. 2
32 26, 33 - Vervaardiging van audio-, video-, telecom-apparaten en -benodigdh.
321 t/m 323 261, 263, 264, 331 Vervaardiging van audio-, video- en telecom-apparatuur e.d. incl. reparatie 3.1
3210 2612 Fabrieken voor gedrukte bedrading 3.1
33 26, 32, 33 - Vervaardiging van medische en optische apparaten en instrumenten
33 26, 32, 33 A Fabrieken voor medische en optische apparaten en instrumenten e.d. incl. reparatie 2
34 29 Vervaardiging van auto's, aanhangwagens en opleggers
341 291 0 Autofabrieken en assemblagebedrijven:
341 291 1 - p.o. < 10.000 m2 4.1
341 291 2 - p.o. >= 10.000 m2 4.2
3420.1 29201 Carrosseriefabrieken 4.1
3420.2 29202 Aanhangwagen- en opleggerfabrieken 4.1
343 293 Auto-onderdelenfabrieken 3.2
35 30 - Vervaardiging van transportmiddelen (excl. auto's, aanhangwagens)
351 301, 3315 0 Scheepsbouw- en reparatiebedrijven:
351 301, 3315 1 - houten schepen 3.1
351 301, 3315 2 - kunststof schepen 3.2
351 301, 3315 3 - metalen schepen < 25 m 4.1
352 302, 317 0 Wagonbouw- en spoorwegwerkplaatsen:
352 302, 317 1 - algemeen 3.2
352 302, 317 2 - met proefdraaien van verbrandingsmotoren >= 1 MW 4.2
353 303, 3316 0 Vliegtuigbouw en -reparatiebedrijven:
353 303, 3316 1 - zonder proefdraaien motoren 4.1
354 309 Rijwiel- en motorrijwielfabrieken 3.2
355 3099 Transportmiddelenindustrie n.e.g. 3.2
36 31 - Vervaardiging van meubels en overige goederen n.e.g.
361 310 1 Meubelfabrieken 3.2
361 9524 2 Meubelstoffeerderijen b.o. < 200 m2 1
362 321 Fabricage van munten, sieraden e.d. 2
363 322 Muziekinstrumentenfabrieken 2
364 323 Sportartikelenfabrieken 3.1
365 324 Speelgoedartikelenfabrieken 3.1
3663.2 32999 Vervaardiging van overige goederen n.e.g. 3.1
37 38 - Voorbereiding tot recycling
372 383202 A0 Puinbrekerijen en -malerijen:
372 383202 A1 - v.c. < 100.000 t/j 4.2
372 383202 B Rubberregeneratiebedrijven 4.2
372 383202 C Afvalscheidingsinstallaties 4.2
40 35 - Productie en distrib. Van stroom, aardgas, stoom en warm water
40 35 B0 Bio-energieinstallaties elektrisch vermogen < 50 MWe:
40 35 B1 - covergisting, verbranding en vergassing van mest, slib, GFT en reststromen voedingsindustrie 3.2
40 35 B2 - vergisting, verbranding en vergassing van overige biomassa 3.2
40 35 C0 Elektriciteitsdistributiebedrijven, met transformatorvermogen:
40 35 C1 - < 10 MVA 2
40 35 C2 - 10 - 100 MVA 3.1
40 35 C3 - 100 - 200 MVA 3.2
40 35 C4 - 200 - 1000 MVA 4.2
40 35 D0 Gasdistributiebedrijven:
40 35 D1 - gascompressorstations vermogen < 100 MW 4.2
40 35 D3 - gas: reduceer-, compressor-, meet- en regelinst. Cat. A 1
40 35 D4 - gasdrukregel- en meetruimten (kasten en gebouwen), cat. B en C 2
40 35 D5 - gasontvang- en -verdeelstations, cat. D 3.1
40 35 E0 Warmtevoorzieningsinstallaties, gasgestookt:
40 35 E1 - stadsverwarming 3.2
40 35 E2 - blokverwarming 2
40 35 F0 Windmolens:
40 35 F1 - wiekdiameter 20 m 3.2
40 35 F2 - wiekdiameter 30 m 4.1
40 35 F3 - wiekdiameter 50 m 4.2
41 36 - Winning en distributie van water
41 36 A0 Waterwinning-/ bereiding- bedrijven:
41 36 A2 - bereiding met chloorbleekloog e.d. en/of straling 3.1
41 36 B0 Waterdistributiebedrijven met pompvermogen:
41 36 B1 - < 1 MW 2
41 36 B2 - 1 - 15 MW 3.2
41 36 B3 - >= 15 MW 4.2
45 41, 42, 43 - Bouwnijverheid
45 41, 42, 43 0 Bouwbedrijven algemeen: b.o. > 2.000 m2 3.2
45 41, 42, 43 1 Bouwbedrijven algemeen: b.o. <= 2.000 m2 3.1
45 41, 42, 43 2 Aannemersbedrijven met werkplaats, (kleinschalige) installatiebedrijven en stukadoors: b.o. > 1000 m2 3.1
45 41, 42, 43 3 Aannemersbedrijven met werkplaats, (kleinschalige) installatiebedrijven en stukadoors: b.o.< 1000 m2 2
50 45, 47 - Handel/reparatie van auto's, motorfietsen; benzineservicestations
501, 502, 504 451, 452, 454 Handel in auto's en motorfietsen, reparatie- en servicebedrijven 2
501 451 Handel in vrachtauto's (incl. import en reparatie) 3.2
5020.4 45204 A Autoplaatwerkerijen 3.2
5020.4 45204 B Autobeklederijen 1
5020.4 45204 C Autospuitinrichtingen 3.1
5020.5 45205 Autowasserijen 2
503, 504 453 Handel in auto- en motorfietsonderdelen en -accessoires 2
505 473 0 Benzine(service)stations:
505 473 3 - zonder LPG 2
51 46 - Groothandel en handelsbemiddeling
511 461 Handelsbemiddeling (kantoren) 1
5121 4621 0 Grth in akkerbouwproducten en veevoeders 3.1
5121 4621 1 Grth in akkerbouwproducten en veevoeders met een verwerkingscapaciteit van 500 ton/uur of meer 4.2
5122 4622 Grth in bloemen en planten 2
5123 4623 Grth in levende dieren 3.2
5124 4624 Grth in huiden, vellen en leder 3.1
5125, 5131 46217, 4631 Grth in ruwe tabak, groenten, fruit en consumptie-aardappelen 3.1
5132, 5133 4632, 4633 Grth in vlees, vleeswaren, zuivelproducten, eieren, spijsoliën 3.1
5134 4634 Grth in dranken 2
5135 4635 Grth in tabaksproducten 2
5136 4636 Grth in suiker, chocolade en suikerwerk 2
5137 4637 Grth in koffie, thee, cacao en specerijen 2
5138, 5139 4638, 4639 Grth in overige voedings- en genotmiddelen 2
514 464, 46733 Grth in overige consumentenartikelen 2
5148.7 46499 0 Grth in vuurwerk en munitie:
5148.7 46499 1 - consumentenvuurwerk, verpakt, opslag < 10 ton 2
5148.7 46499 2 - consumentenvuurwerk, verpakt, opslag 10 tot 50 ton 3.1
5148.7 46499 5 - munitie 2
5151.1 46711 0 Grth in vaste brandstoffen:
5151.1 46711 1 - klein, lokaal verzorgingsgebied 3.1
5151.2 46712 0 Grth in vloeibare en gasvormige brandstoffen:
5151.2 46712 1 - vloeistoffen, o.c. < 100.000 m3 4.1
5151.2 46712 3 - tot vloeistof verdichte gassen 4.2
5151.3 46713 Grth minerale olieproducten (excl. brandstoffen) 3.2
5152.1 46721 0 Grth in metaalertsen:
5152.1 46721 1 - opslag opp. < 2.000 m2 4.2
5152.2 /.3 46722, 46723 Grth in metalen en -halffabricaten 3.2
5153 4673 0 Grth in hout en bouwmaterialen:
5153 4673 1 - algemeen: b.o. > 2000 m2 3.1
5153 4673 2 - algemeen: b.o. <= 2000 m2 2
5153.4 46735 4 Zand en grind:
5153.4 46735 5 - algemeen: b.o. > 200 m2 3.2
5153.4 46735 6 - algemeen: b.o. <= 200 m2 2
5154 4674 0 Grth in ijzer- en metaalwaren en verwarmingsapparatuur:
5154 4674 1 - algemeen: b.o. > 2.000 m2 3.1
5154 4674 2 - algemeen: b.o. < = 2.000 m2 2
5155.1 46751 Grth in chemische producten 3.2
5155.2 46752 Grth in kunstmeststoffen 2
5156 4676 Grth in overige intermediaire goederen 2
5157 4677 0 Autosloperijen: b.o. > 1000 m2 3.2
5157 4677 1 Autosloperijen: b.o. <= 1000 m2 3.1
5157.2/3 4677 0 Overige groothandel in afval en schroot: b.o. > 1000 m2 3.2
5157.2/3 4677 1 Overige groothandel in afval en schroot: b.o. <= 1000 m2 3.1
518 466 0 Grth in machines en apparaten:
518 466 1 - machines voor de bouwnijverheid 3.2
518 466 2 - overige 3.1
519 466, 469 Overige grth (bedrijfsmeubels, emballage, vakbenodigdheden e.d. 2
60 49 - Vervoer over land
601 491, 492 0 Spoorwegen:
601 491, 492 1 - stations 3.2
601 491, 492 2 - rangeerterreinen, overslagstations (zonder rangeerheuvel) 4.2
6021.1 493 Bus-, tram- en metrostations en -remises 3.2
6022 493 Taxibedrijven 2
6023 493 Touringcarbedrijven 3.2
6024 494 0 Goederenwegvervoerbedrijven (zonder schoonmaken tanks): b.o. > 1000 m2 3.2
6024 494 1 Goederenwegvervoerbedrijven (zonder schoonmaken tanks) b.o. <= 1000 m2 3.1
603 495 Pomp- en compressorstations van pijpleidingen 2
61, 62 50, 51 - Vervoer over water / door de lucht
61, 62 50, 51 A Vervoersbedrijven (uitsluitend kantoren) 1
63 52 - Dienstverlening t.b.v. het vervoer
6311.1 52241 0 Laad-, los- en overslagbedrijven t.b.v. zeeschepen:
6311.1 52241 2 - stukgoederen 4.2
6311.1 52241 7 - tankercleaning 4.2
6311.2 52242 0 Laad-, los- en overslagbedrijven t.b.v. binnenvaart:
6311.2 52242 1 - containers 4.2
6311.2 52242 10 - tankercleaning 4.2
6311.2 52242 2 - stukgoederen 3.2
6311.2 52242 3 - ertsen, mineralen, e.d., opslagopp. < 2.000 m2 4.2
6311.2 52242 5 - granen of meelsoorten , v.c. < 500 t/u 4.2
6311.2 52242 7 - steenkool, opslagopp. < 2.000 m2 4.2
6312 52102, 52109 A Distributiecentra, pak- en koelhuizen 3.1
6312 52109 B Opslaggebouwen (verhuur opslagruimte) 2
6321 5221 1 Autoparkeerterreinen, parkeergarages 2
6321 5221 2 Stalling van vrachtwagens (met koelinstallaties) 3.2
6322, 6323 5222 Overige dienstverlening t.b.v. vervoer (kantoren) 1
633 791 Reisorganisaties 1
634 5229 Expediteurs, cargadoors (kantoren) 1
64 53 - Post en telecommunicatie
641 531, 532 Post- en koeriersdiensten 2
642 61 A Telecommunicatiebedrijven 1
642 61 B0 Zendinstallaties:
642 61 B1 - LG en MG, zendervermogen < 100 kW (bij groter vermogen: onderzoek!) 3.2
642 61 B2 - FM en TV 1
642 61 B3 - GSM en UMTS-steunzenders (indien omgevingsvergunning voor het bouwen nodig is) 1
71 77 - Verhuur van transportmiddelen, machines, andere roerende goederen
711 7711 Personenautoverhuurbedrijven 2
712 7712, 7739 Verhuurbedrijven voor transportmiddelen (excl. personenauto's) 3.1
713 773 Verhuurbedrijven voor machines en werktuigen 3.1
714 772 Verhuurbedrijven voor roerende goederen n.e.g. 2
72 62 - Computerservice- en informatietechnologie
72 62 A Computerservice- en informatietechnologie-bureau's e.d. 1
72 58, 63 B Datacentra 2
73 72 - Speur- en ontwikkelingswerk
731 721 Natuurwetenschappelijk speur- en ontwikkelingswerk 2
732 722 Maatschappij- en geesteswetenschappelijk onderzoek 1
74 63, 69tm71, 73, 74, 77, 78, 80tm82 - Overige zakelijke dienstverlening
74 63, 69tm71, 73, 74, 77, 78, 80tm82 A Overige zakelijke dienstverlening: kantoren 1
747 812 Reinigingsbedrijven voor gebouwen 3.1
7481.3 74203 Foto- en filmontwikkelcentrales 2
7484.3 82991 Veilingen voor landbouw- en visserijproducten 4.1
7484.4 82992 Veilingen voor huisraad, kunst e.d. 1
75 84 - Openbaar bestuur, overheidsdiensten, sociale verzekeringen
75 84 A Openbaar bestuur (kantoren e.d.) 1
7522 8422 Defensie-inrichtingen 4.1
7525 8425 Brandweerkazernes 3.1
90 37, 38, 39 - Milieudienstverlening
9001 3700 A0 RWZI's en gierverwerkingsinricht., met afdekking voorbezinktanks:
9001 3700 A1 - < 100.000 i.e. 4.1
9001 3700 A2 - 100.000 - 300.000 i.e. 4.2
9001 3700 B Rioolgemalen 2
9002.1 381 A Vuilophaal-, straatreinigingsbedrijven e.d. 3.1
9002.1 381 B Gemeentewerven (afval-inzameldepots) 3.1
9002.1 381 C Vuiloverslagstations 4.2
9002.2 382 A0 Afvalverwerkingsbedrijven:
9002.2 382 A2 - kabelbranderijen 3.2
9002.2 382 A4 - pathogeen afvalverbranding (voor ziekenhuizen) 3.1
9002.2 382 A5 - oplosmiddelterugwinning 3.2
9002.2 382 A6 - afvalverbrandingsinrichtingen, thermisch vermogen > 75 MW 4.2
9002.2 382 A7 - verwerking fotochemisch en galvano-afval 2
9002.2 382 B Vuilstortplaatsen 4.2
9002.2 382 C0 Composteerbedrijven:
9002.2 382 C1 - niet-belucht v.c. < 5.000 ton/jr 4.2
9002.2 382 C3 - belucht v.c. < 20.000 ton/jr 3.2
9002.2 382 C4 - belucht v.c. > 20.000 ton/jr 4.1
9002.2 382 C5 GFT in gesloten gebouw 4.1

Bijlage 2 Parkeernormering

Bijlage 2 Parkeernormering

Bijlage 3 Parkeernormering Bestaande Bedrijven

Bijlage 3 Parkeernormering bestaande bedrijven

Bijlage 1 Inventarisatietabel

De nummering correspondeert met de nummers op de inventarisatiekaart.

Nr. Vigerende plan Nieuwe plan Motivatie
1 Bedrijfsdoeleinden (b=3) Bedrijventerrein (met aanduiding 'bw') Locatie is vergund als bedrijfswoning. Er is een eigendomsrechtelijke relatie met Nieuwe Aamsestraat A en C. Er zijn geen vrijstellingen vergund. Bestemmen als bedrijfswoning.
2 Bedrijfsdoeleinden (b=4) Bedrijventerrein (met aanduiding 'bw') In 1991 is de locatie vergund als bedrijfswoning. Bestemmen als bedrijfswoning.
3 Bedrijfsdoeleinden (b=4) Bedrijventerrein In 2007 is het de Stichting Driesprong met een vrijstelling toegestaan de locatie in gebruik te nemen ten behoeve van maatschappelijke dienstverlening. Geen horeca mogelijkheden vergund. Bestemmen als sociale werkplaats.
4 Bedrijfsdoeleinden (b=3) Bedrijventerrein Productie katoen(achtig) weefsel. Geluid is belangrijkste hinderfactor. Volgens uitgave VNG kan de milieucategorie hoger uitvallen (max. 4.2) wanneer er 50 of meer weefgetouwen aanwezig zijn of er tapijt, kokos en vloermattenfabrieken ter plaatse aanwezig is. Bouwdossier verschaft hierover geen informatie.
5 Bedrijfsdoeleinden (b=4) Bedrijventerrein Martens Metaal Elst C.V is een groothandel in metalen en de sloop van gietijzer en metalen milieurichtlijn geeft aan dat deze activiteit onder milieucategorie 3.2 valt.
6 Bedrijfsdoeleinden (b=3/4) Bedrijventerrein Hoewel de feitelijke situatie, overeenkomt met de bestemming Groen, wordt toch aangehouden aan de bestemming bedrijf. Terrein word beschouwd als uitbreidingsmogelijkheid van naast gelegen bedrijf.
7 Bedrijfsdoeleinden (b=4) Bedrijventerrein Hoewel de feitelijke situatie, overeenkomt met de bestemming Groen, wordt toch aangehouden aan de bestemming bedrijf. Terrein word beschouwd als uitbreidingsmogelijkheid van naast gelegen bedrijf.
8 Verkeersdoeleinden - spoorweg Bedrijventerrein Bestemmen als Bedrijventerrein. Terrein is gelegen aan een bedrijventerrein. Logisch gevolg is om deze gronden als bedrijf bestemmen.
9 Groen Groen Gebied maakt onderdeel uit van de groenstructuur rondom de Aamse Plas, Bestemmen als groen.
10 Bedrijfsdoeleinden (b=4)/Groen Verkeer en Verblijf/Bedrijventerrein In het verlengde van wat in het bestemmingsplan Bedrijvenpark de Aam onder de bestemming Groen mogelijk is, zijn inritten en parkeervoorziening ter plaatse mogelijk. Voor de actualisatie van onderhavig bestemmingsplan is er gekozen voor een gewijzigde systematiek hetgeen betekent dat er geen verschil is tussen wat mogelijk is onder de vigerende situatie en de feitelijke situatie.
11 Bedrijfsdoeleinden (b=3) Agrarisch Bestemmen conform feitelijke situatie als agrarisch.
12 Bedrijfsdoeleinden (w) rim b=2) (reparatiebedrijf voor land- en tuinbouwmachines) Bestemmen als Bedrijventerrein (met aanduiding 'bw') De locatie is vergund als 2e bedrijfswoning in 1980. Sindsdien is niet afgeweken en zijn er geen vrijstellingen/ontheffingen verleend. Wel is dus het plan Bedrijvenpark de Aam in 1992 vastgesteld. Bestemmen conform vigerende situatie als bedrijfswoning.
13 Verkeersdoeleinden Groen De verkeersdoeleinden van bestemmingsplan Bedrijvenpark de Aam laat groen toe. De feitelijke situatie strookt meer met een bestemming Groen.

Bijlage 2 Inventarisatiekaart

Bijlage 2 Inventarisatiekaart

Bijlage 3 Rapport Inspraak En Overleg

Bijlage 3 Rapport inspraak en overleg

Bijlage 4 Akoestisch Onderzoek Spoorontwerp

Bijlage 4 Akoestisch onderzoek spoorontwerp