KadastraleKaart.com

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Inleidende Regel
Artikel 2 Begripsbepalingen
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Verkeer - Verblijf
Artikel 4 Wonen
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 5 Algemene Afwijkingsregels
Hoofdstuk 4 Slotregel
Artikel 6 Slotregel
Hoofdstuk 1 Inleiding
Hoofdstuk 2 Planbeschrijving
Hoofdstuk 3 Verkeer En Milieu
3.1 Verkeer En Openbaar Vervoer
3.2 Parkeren
3.3 Wegverkeerslawaai
3.4 Bedrijven En Milieuhinder
3.5 Luchtkwaliteit
3.6 Externe Veiligheid
3.7 Bodemkwaliteit
3.8 Kabels En Leidingen
3.9 Waterhuishouding En Riolering
3.10 Archeologie
3.11 Flora En Fauna
Hoofdstuk 4 Juridische Regeling
4.1 Uitgewerkte Bestemmingsregeling
4.2 Inspraak
Bijlage 1 Relevante Voorschriften Bestemmingsplan Westeraam
Bijlage 1 Akoestisch Onderzoek
Bijlage 2 Veldonderzoek, Flora En Fauna

vrije kavels Lingestrip

Bestemmingsplan - Gemeente Overbetuwe

Vastgesteld op 20-03-2012 - geheel onherroepelijk in werking

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels

Artikel 1 Inleidende Regel

Het bepaalde in:

  • artikel 1 Begripsbepalingen;
  • artikel 2 Wijze van meten;
  • artikel 3 Algemene bepalingen in verband met de bestemmingen;
  • artikel 21 Vrijstellingsbevoegdheid (artikel 15 WRO), lid I sub a tot en met f;
  • artikel 23 Algemene gebruiksbepaling;
  • artikel 24 Beheer- en procedureregeling;
  • artikel 26 Overgangsbepalingen;
  • artikel 27 Strafbaarstellingsbepaling;

van het bestemmingsplan Westeraam van de gemeente Overbetuwe blijft onverkort van toepassing op dit uitwerkingsplan. De betreffende artikelen zijn voor de volledigheid opgenomen in bijlage 1 van de regels.

Artikel 2 Begripsbepalingen

2.1 aan- en/of uitbouw

een aan een hoofdgebouw gebouwd gebouw dat in bouwkundig opzicht ondergeschikt is aan en te onderscheiden is van het hoofdgebouw en in functioneel opzicht deel uitmaakt van het hoofdgebouw.

2.2 aanduiding

een geometrisch bepaald vlak of een figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waarvoor ingevolge dit bestemmingsplan regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

2.3 aan-huis-gebonden beroep

het uitoefenen van een beroep of het beroepsmatig verlenen van diensten, door de gebruik(st)er(s) van de woning, op het terrein van juridische, therapeutische, administratieve, kunstzinnige, ontwerptechnische en medische dienstverlening of hiermee gelijk te stellen dienstverlening, dat door zijn beperkte omvang in een woning en daarbij behorende gebouwen, met overwegend behoud van de woonfunctie kan worden uitgeoefend.

2.4 achtererf

de gronden die behoren bij het hoofdgebouw en gelegen zijn achter de achtergevel van het hoofdgebouw of achter een denkbeeldige lijn in het verlengde daarvan.

2.5 bebouwing

een of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

2.6 bebouwingsdiepte

de diepte van een gebouw, buitenwerks gemeten tussen de voorgevel en de achtergevel.

2.7 bevoegd gezag

bevoegd gezag zoals bedoeld in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.

2.8 bouwperceel

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge deze regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

2.9 dakkapel

een constructie ter vergroting van een gebouw, die zich tussen de dakgoot en de nok van een dakvlak bevindt, waarbij deze constructie onder de noklijn is gelegen en de onderzijde van de constructie in het dakvlak is geplaatst.

2.10 erfperceelsgrens

een grens van een bouwperceel.

2.11 erker

een grondgebonden uitbouw bestaande uit één bouwlaag, zonder gebouwen, waarbij een gedeelte van de breedte en hoogte van de voorgevel of zijgevel van een woning uitspringt.

2.12 voorgevel

de gevel van het hoofdgebouw die door zijn aard, functie, constructie of uitstraling als belangrijkste gevel kan worden aangemerkt.

2.13 vrijstaande woning

een woning die niet aan een andere woning is gebouwd.

2.14 zijerf

de gronden die behoren bij het hoofdgebouw en gelegen zijn aan de zijkant(en) van dat hoofdgebouw tussen de denkbeeldige lijnen in het verlengde van de voor- en achtergevel.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Verkeer - Verblijf

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer - Verblijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. verblijfsgebied met een functie voor verblijf, verplaatsing en gebruik ten dienste van de aangrenzende bestemmingen;
  2. b. wegen, voet- en fietspaden, straatmeubilair en parkeervoorzieningen;
  3. c. gebouwen en bouwwerken ten dienste van de bestemming, waaronder begrepen kunstwerken en bouwwerken voor openbaar nut, zoals een abri al dan niet met fietsenstalling, telefooncellen, en (ondergrondse) afvalcontainers;
  4. d. wateraanvoer en -afvoer en de waterberging, taluds en groenvoorzieningen.

3.2 Bouwregels

3.2.1. Op deze gronden mogen ten behoeve van de bestemming wegen, voet- en fietspaden, geluidswerende voorzieningen, groenvoorzieningen, parkeervoorzieningen en water ten behoeve van wateraanvoer en -afvoer, waterberging en sierwater, worden aangelegd en gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd.

3.2.2 De toegelaten bouwhoogte van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste:

  • van gebouwen: 3 m;
  • van kunstwerken, verlichtingsarmaturen en bebording: 8 m;
  • van overige bouwwerken, geen gebouw zijnde: 3 m.

3.2.3 Gebouwen mogen maximaal een oppervlak van 30 m² hebben.

3.3 Specifieke gebruiksregels

Verkooppunten van motorbrandstoffen zijn niet toegestaan.

Artikel 4 Wonen

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. het wonen daaronder begrepen aan-huis-gebonden beroeps- en bedrijfsactiviteiten;
  2. b. ten minste twee parkeerplaatsen per vrijstaande woning;
  3. c. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals erven, parkeervoorzieningen, tuinen en ontsluitingspaden.

4.2 Bouwregels

4.2.1 Op deze gronden mogen ten behoeve van de bestemming uitsluitend worden gebouwd:

  1. a. hoofdgebouwen en aan- en uitbouwen;
  2. b. bijgebouwen;
  3. c. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

4.2.2 Op deze gronden gelden de volgende regels:

4.2.2.1 Hoofdgebouwen

  1. a. binnen het bouwvlak mag worden voorzien in de bouw van vrijstaande woningen;
  2. b. ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' bedraagt het aantal woningen ten hoogste het aantal aangegeven wooneenheden binnen het desbetreffende aanduidingsvlak;
  3. c. de zijgevels dienen op minimaal 4 m uit de zijdelingse erfperceelsgrens te worden gebouwd;
  4. d. de bebouwingsdiepte van een hoofdgebouw bedraagt maximaal 15 m;
  5. e. de afstand van het hoofdgebouw tot de achterste erfperceelsgrens bedraagt minimaal 6 m;
  6. f. de dakhelling van een hoofdgebouw bedraagt minimaal 40° en maximaal 60°;
  7. g. de afstand van de voorgevel tot de voorste erfperceelsgrens bedraagt maximaal 10 m, met dien verstande dat verspringingen aan de voorgevel, waaronder ook wordt verstaan een portiek bij de entree, een Frans balkon op de verdieping of ander ondergeschikt bouwdeel - luifels boven de entree uitgezonderd - tot maximaal 0,5 m uit de voorgevel zijn toegestaan;
  8. h. de goothoogte bedraagt maximaal 9 m;
  9. i. erkers aan de voorgevel zijn toegestaan op minimaal 0,2 m uit de hoek met één van de zijgevels, en 1 m uit de andere zijgevel, met een maximale diepte van 2 m;
  10. j. erkers aan de zijgevel zijn toegestaan op minimaal 1 m uit de hoek met de voorgevel en minimaal 0,2 m uit de hoek met de achtergevel, met een maximale diepte van 2 m, een en ander voor zover dit geen beperkingen oplevert voor de aanleg van een opstelplaats voor een auto achter het verlengde van de voorgevel.

4.2.2.2 Aanbouwen, uitbouwen en bijgebouwen

  1. a. aanbouwen, uitbouwen en bijgebouwen zijn toegestaan op minimaal 6 m van de voorgevel van het hoofdgebouw, met een goothoogte van maximaal 3 m en een maximale dakhelling van 60°;
  2. b. aanbouwen, uitbouwen en bijgebouwen dienen op minimaal 2 m uit de achterperceelsgrens te worden gebouwd;
  3. c. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - 1' zijn geen aanbouwen, uitbouwen en bijgebouwen toegestaan;
  4. d. aan- en uitbouwen en bijgebouwen dienen op de zijdelingse erfperceelsgrens of op minimaal 1 m uit de zijdelingse erfperceelsgrens te worden gebouwd;
  5. e. de bebouwingsdiepte van aanbouwen en uitbouwen bedraagt maximaal 4 m gerekend vanaf de gevel van het hoofdgebouw;
  6. f. bijgebouwen mogen een maximaal oppervlak van 100 m² hebben;
  7. g. de bebouwing als bedoeld onder a tot en met f is alleen toegestaan voor zover het zijerf en achtererf niet meer dan 50% worden bebouwd;
  8. h. dakkapellen op het voordakvlak en het zijdakvlak, voor zover het zijdakvlak naar de openbare weg of het openbaar groen is gekeerd, zijn toegestaan op minimaal 1 m onder de nok en 0,75 m boven de goot.

4.2.2.3 Overige gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde

  1. a. bouwwerken, met uitzondering van steigers, dienen op minimaal 2 m uit de achterperceelsgrens te worden gebouwd;
  2. b. de toegelaten bouwhoogte van overige gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste:
  • van lichtmasten: 8 m;
  • van schotelantennes, gemeten vanaf de voet van de antennedrager: 3 m;
  • van erfafscheidingen voor de voorgevel van een hoofdgebouw: 1 m;
  • van erfafscheidingen achter de voorgevel van een hoofdgebouw, voorzover gelegen aan de weg of openbaar groen: 2 m;
  • van nutsvoorzieningen: 3 m;
  • van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde: 3 m.

4.3 Specifieke gebruiksregels

4.3.1 Binnen deze bestemming is gebruik van een deel van de woning en/of de bijgebouwen ten behoeve van de uitoefening van een aan-huis-gebonden beroeps- of bedrijfsactiviteit toegestaan, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  1. a. maximaal 30% van het vloeroppervlak van de woning (begane grond + verdiepingen) met inbegrip van gerealiseerde aan- en uitbouwen en bijgebouwen, met een maximum van 45 m² mag worden gebruikt voor aan-huis-gebonden beroeps- of bedrijfsactiviteiten;
  2. b. degene die de activiteiten in de woning of het bijgebouw zal uitvoeren, dient tevens de bewoner van de woning te zijn;
  3. c. het gebruik mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de verkeersontsluitings- en parkeersituatie ter plaatse;
  4. d. de activiteit dient qua aard, omvang en uitstraling te passen in een woonomgeving;
  5. e. er mag geen detailhandel plaatsvinden, uitgezonderd een beperkte verkoop als ondergeschikte activiteit en wel in verband met de activiteit.

4.3.2 Het gebruik van bijgebouwen voor woonruimte is niet toegestaan.

4.4 Afwijken van de gebruiksregels

4.4.1 Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 4.3.1 onder a tot een maximumvloeroppervlak van 75 m², indien en voor zover:

  1. a. de beroeps- en bedrijfsuitoefening geschiedt door de bewoner;
  2. b. geen afbreuk wordt gedaan aan het woonkarakter van de omgeving;
  3. c. het niet betreft een zodanige verkeersaantrekkende activiteit, ten gevolge waarvan extra verkeersmaatregelen in het openbaar gebied, waaronder extra parkeervoorzieningen, noodzakelijk worden.

4.4.2 Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 4.3.2, en toestaan dat een bijgebouw gebruikt wordt als afhankelijke woonruimte, met dien verstande dat:

  1. a. een dergelijke bewoning noodzakelijk is vanuit een oogpunt van mantelzorg;
  2. b. duidelijk is wie de zorgbehoevende(n) is of zijn;
  3. c. gebruik wordt gemaakt van één in-/uitrit door zowel verzorger als zorgbehoevende(n);
  4. d. de bereikbaarheid voor (aanleg van) algemene voorzieningen en nutsvoorzieningen en voor hulpdiensten gewaarborgd blijft;
  5. e. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de in het geding zijnde belangen waaronder die van omwonenden en (agrarische) bedrijven;
  6. f. de oppervlakte van de afhankelijke woonruimte niet meer mag bedragen dan 75 m²;
  7. g. er geen zelfstandige woning ontstaat.

4.4.3 Het bevoegd gezag kan de omgevingsvergunning, zoals bedoeld in lid 4.4.2 intrekken, indien de bij het verlenen van de omgevingsvergunning bestaande noodzaak vanuit een oogpunt van mantelzorg niet meer aanwezig is.

Hoofdstuk 3 Algemene Regels

Artikel 5 Algemene Afwijkingsregels

Het bevoegd gezag kan - tenzij op grond van hoofdstuk 2 reeds afwijking mogelijk is - bij een omgevingsvergunning afwijken van dit plan voor:

  1. a. het afwijken van maten (waaronder percentages) met ten hoogste 10%, mits de belangen van derden niet onevenredig worden geschaad;
  2. b. het oprichten van kunstobjecten dan wel kleine gebouwtjes en andere bouwwerken van openbaar nut, zoals transformatorstations, schakelhuisjes, wachthuisjes voor verkeersdiensten en telefooncellen - met uitzondering van motorbrandstoffenstations - zulks met een maximum inhoud van 75 m³ voor kunstobjecten en 50 m³ voor bouwwerken van openbaar nut;
  3. c. het oprichten van voorzieningen ten dienste van het ontvangen en zenden van radio- en televisiesignalen, voor zover deze voorzieningen van geringe horizontale afmetingen zijn en mits de hoogte niet meer bedraagt dan maximaal 15 m voor antennes voor privégebruik en maximaal 35 m voor antennes voor gemeenschappelijk gebruik, onder voorwaarde dat:
    1. 1. een verantwoorde en evenwichtige stedenbouwkundige inpassing plaatsvindt en de stedenbouwkundige kwaliteit wordt gewaarborgd;
    2. 2. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

Hoofdstuk 4 Slotregel

Artikel 6 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als: regels van het uitwerkingsplan Elst, Vrije kavels Lingestrip.

Hoofdstuk 1 Inleiding

In 2006 hebben burgemeester en wethouders van de gemeente Overbetuwe het uitwerkingsplan 'Lingebuurt A Westeraam' vastgesteld. Het uitwerkingsplan betreft de uitwerking van een deel van de gronden met de bestemming 'Uit te werken verblijfsdoeleinden' (UVb) en 'Uit te werken woongebied, tevens landschappelijk gebied' (UWLa) van het vigerende bestemmingsplan Westeraam (vastgesteld door de gemeenteraad van de voormalige gemeente Elst op 14 december 1999 en goedgekeurd door Gedeputeerde Staten van Gelderland op 25 juli 2000). Met het opstellen van het uitwerkingsplan hebben burgemeester en wethouders voldaan aan de uitwerkingsverplichting op grond van artikel 11 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening (WRO).

Een groot deel van de kavels in de Lingebuurt is inmiddels verkocht. De verkoop van de grote kavels aan de noordzijde van de Ceintuurbaan loopt (nog) niet zo hard. Er is meer vraag naar goedkopere, kleinere kavels.

Nu de bestemming ter plaatse van de bovengenoemde kavels nog niet is verwezenlijkt, biedt de Wro in artikel 3.6, lid 3 de mogelijkheid om het uitwerkingsplan te vervangen door een nieuwe uitwerking.

Het uitwerkingsplan 'Lingebuurt A Westeraam' wordt deels (zie figuur 1.1 en de verbeelding) vervangen door het onderhavige nieuwe uitwerkingsplan. Conform het vigerende uitwerkingsplan 'Lingebuurt A Westeraam', zijn ten noorden van de Ceintuurbaan in totaal 9 vrijstaande woningen toegestaan. Bij inwerkingtreding van het voorliggende uitwerkingsplan kunnen ten noorden van de Ceintuurbaan in totaal 12 vrijstaande woningen worden gerealiseerd.

Ten behoeve van de beoogde kleinere kavels, met in totaal 3 extra vrijstaande woningen, dienen de bouwmogelijkheden ter plaatse van een zestal kavels te worden aangepast.

afbeelding "i_NL.IMRO.1734.0122ELSTkavelslibu-VSG1_0001.png"

Figuur 1.1. Ligging plangebied

Hoofdstuk 2 Planbeschrijving

Bij de verkoop van de kavels in de Lingebuurt is gebleken dat meer vraag is naar kleinere kavels dan in het vigerende uitwerkingsplan voor Lingebuurt A wordt voorzien. Met behulp van het voorliggende uitwerkingsplan worden de bouwmogelijkheden ter plaatse van het plangebied zodanig verruimd dat er 9 vrijstaande woningen in plaats van 6 vrijstaande woningen zijn toegestaan, waarmee het totaal aantal woningen in de Lingestrip op 12 komt.

Beeldkwaliteitplan

De bovenstaand beschreven wijziging ten aanzien van het oorspronkelijke verkavelingsplan, past binnen het voor Lingebuurt opgestelde beeldkwaliteitplan. De gemeenteraad heeft het plan vastgesteld als onderdeel van de Welstandsnota als bedoeld in artikel 12a van de Woningwet. Hiermee heeft het beeldkwaliteitplan een formele status van toetsingskader voor de Welstandcommissie.

Het uitwerkingsplan regelt onder meer de functie en het ruimtebeslag van bouwwerken voor zover dat nodig is voor een goede ruimtelijke ordening. Datgene dat door het uitwerkingsplan mogelijk wordt gemaakt, kan niet door welstandscriteria (in dit geval het beeldkwaliteitplan) worden tegengehouden. De architectonische vormgeving van bouwwerken valt buiten de reikwijdte van het uitwerkingsplan en wordt exclusief door de Welstandsnota geregeld.

Welstandscriteria kunnen waar nodig de ruimte die het uitwerkingsplan biedt dus invullen ten behoeve van de ruimtelijke kwaliteit. Het welstandsadvies kan zich dan richten op de gekozen invulling binnen het uitwerkingsplan. In een situatie waarin een bouwplan in overeenstemming is met het uitwerkingsplan, maar het uitwerkingsplan eveneens ruimte biedt voor alternatieven, kan een negatief welstandsadvies worden gegeven als de gekozen stedenbouwkundige of architectonische oplossing te sterk afbreuk doet aan de ruimtelijke beleving van het betreffende gebied. Uiteraard moet in zo'n geval de Welstandsnota daartoe de argumentatie leveren.

Hoofdstuk 3 Verkeer En Milieu

3.1 Verkeer En Openbaar Vervoer

Gemotoriseerd verkeer

De ontsluiting van de kavels voor het gemotoriseerde verkeer geschiedt via de Germaan, welke aansluit op de Ceintuurbaan, met uitzondering van de uitrit van het meest oostelijk gelegen kavel, die direct op de Ceintuurbaan aantakt. De Ceintuurbaan maakt onderdeel uit van de hoofdwegenstructuur van Elst en sluit via de Nieuwe Aamsestraat aan op de regionale (hoofd)wegenstructuur (A325 en A15). De verkeersstructuur binnen de kern Elst is aangepast ten behoeve van een betere ontsluiting, bereikbaarheid en verkeersveiligheid. De Ceintuurbaan maakt onderdeel uit van de rondweg van Elst en is derhalve ingericht als gebiedsontsluitingsweg.

Langzaam verkeer

In principe zullen alle interne wegen van Lingebuurt, door het 30 km/h-regime en de daarmee samenhangende fysieke inrichting, geschikt zijn voor langzaam verkeer. De structuur van Lingebuurt laat een ruime keuze aan korte routes voor fietsers en wandelaars. Ter hoogte van de Ceintuurbaan kunnen fietsers gebruikmaken van de parallelstructuur, gevormd door Limes, Legioen, Zwanenbloem en Sluiswachter.

Openbaar vervoer

Westeraam wordt door het openbaar vervoer ontsloten via een openbaarvervoerroute langs de Regenboog. Het openbaar vervoer halteert aan de westzijde van de Lingebuurt (haltes Sneeuwjacht). Station Elst ligt op een afstand van circa 1.500 m.

Duurzaam Veilig

De Germaan zal worden aangelegd en ingericht conform de principes van Duurzaam Veilig. De weg wordt als erftoegangsweg met een maximumsnelheid van 30 km/h uitgevoerd met als enige functie het ontsluiten van de aanliggende percelen. De aanleg van de Germaan als parallelweg voorkomt nieuwe perceelsaansluitingen op de Ceintuurbaan. De Germaan wordt op twee punten aangesloten op de Ceintuurbaan, waardoor de intensiteit op de Germaan zeer laag zal liggen en de verkeersveiligheid gewaarborgd is.

De Ceintuurbaan is als gebiedsontsluitingsweg vormgegeven en kent een maximumsnelheid van 50 km/h. Fietsers maken gebruik van de parallelstructuur aan zuid- en westzijde van de Ceintuurbaan. De verkeersveiligheid voor langzaam verkeer is hierdoor gewaarborgd.

3.2 Parkeren

De parkeernorm die de gemeente hanteert voor het bestemmingsplan Westeraam, waar het onderhavige plan een uitwerking van is, bedraagt 1,5 parkeerplaats per woning. Binnen het uitwerkingsplan kunnen 9 vrijstaande woningen worden gerealiseerd. Elke vrijstaande woning wordt voorzien van 2 parkeerplaatsen op eigen erf.

3.3 Wegverkeerslawaai

Beleid en normstelling

De wettelijke geluidszone van de Ceintuurbaan bedraagt 200 m. De locatie ligt binnen de wettelijke geluidszone van de Ceintuurbaan. De locatie ligt niet binnen de wettelijke geluidszone van andere geluidsbronnen.

Voor de geluidsbelasting aan de gevels van nieuwe woningen geldt een voorkeursgrenswaarde van 48 dB. Wanneer uit onderzoek blijkt dat deze waarde wordt overschreden, zijn maatregelen noodzakelijk, gericht op het verminderen van de geluidsbelasting. Hierbij wordt onderscheid gemaakt naar maatregelen aan de bron, in het overdrachtsgebied of aan de zijde van de geluidsontvanger. Zijn deze maatregelen onvoldoende doeltreffend of stuiten ze op overwegende bezwaren van stedenbouwkundige, verkeerskundige, vervoerskundige, landschappelijke of financiële aard, dan kan het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Overbetuwe een hogere waarde vaststellen. Deze hogere waarde mag de uiterste grenswaarde van 63 dB niet overschrijden.

Op basis van artikel 110g Wgh mag het berekende geluidsniveau van het wegverkeer worden gecorrigeerd in verband met de verwachting dat motorvoertuigen in de toekomst stiller zullen worden. Op basis van artikel 3.6 uit het Reken- en Meetvoorschrift Geluidhinder 2006 (RMG 2006) geldt voor wegen met een snelheid lager dan 70 km/h geldt een aftrek van 5 dB. Voor wegen met een maximumsnelheid van 70 km/h of meer geldt een aftrek van 2 dB. Op alle in deze rapportage genoemde geluidsbelastingen is deze aftrek toegepast, tenzij anders vermeld.

Uitgangspunten

De verkeersgegevens zijn ontleend aan het verkeersmodel van de gemeente Overbetuwe voor 2020 en doorgerekend met een autonome groei van 1,5% per jaar naar 2022. In het verkeersmodel zijn werkdagetmaalcijfers opgenomen, welke met een factor 0,92 omgerekend zijn naar weekdagetmaalcijfers.

Tabel 3.1 verkeersgegevens

intensiteit 2020 (werkdag) intensiteit 2022 (weekdag) Intensiteit 2022 afgerond op 100-tallen (weekdag) voertuigverdeling (licht/middelzwaar/
zwaar)
Ceintuurbaan 4.900 4.644 4.600 dag: 94,85/3,61/1,55
avond: 96,26/2,43/1,31
nacht: 96,94/1,84/1,22

Onderzoek

Het akoestisch onderzoek is uitgevoerd op basis van de Standaard Rekenmethode I (SRM I) uit het Reken- en Meetvoorschrift Geluidhinder 2006 (RMG 2006). Voor de in- en uitvoer van deze berekeningen wordt verwezen naar de paragraaf 4.6 en Bijlage 1.

Resultaten

De minimale afstand tussen het bouwvlak en de wegas van de Ceintuurbaan bedraagt 10,7 m. De geluidsbelasting bedraagt 57 dB op de maatgevende waarneemhoogten 1,5 m en 4,5 m. De voorkeursgrenswaarde van 48 dB wordt overschreden. De uiterste grenswaarde van 63 dB wordt niet overschreden.

Eerder verleende hogere waarden

In het kader van het bestemmingsplan Westeraam zijn op 10 december 1999 hogere waarden verleend voor onderhavige locatie. Deze hogere waarden zijn gebaseerd op het akoestisch onderzoek van DGMR (16 november 1999). In het onderzoek wordt gesproken over de Parklaan. Bij realisatie van het plan is de naam van de weg herzien in Ceintuurbaan. Het onderzoek is in het kader van het bestemmingsplan uitgevoerd voor de wijziging van de Wet geluidhinder, waardoor aan de toen vigerende normstelling wordt gerefereerd. Op basis van het akoestisch onderzoek is voor een aantal woningen langs de Ceintuurbaan hogere waarde verleend, omdat de voorkeursgrenswaarde van 50 dB(A) overschreden wordt. De uiterste grenswaarde van 65 dB(A) wordt niet overschreden. Bovendien zijn maatregelen ter reductie van de geluidsbelasting niet mogelijk of doelmatig. Het Verzoek hogere waarde voorziet voor de locatie waarop onderhavig uitwerkingsplan betrekking heeft in een hogere waarde van 59 dB(A) voor maximaal 60 woningen ten gevolge van het verkeer op de Ceintuurbaan. De berekende geluidsbelasting voor het prognosejaar 2022 bedraagt 57 dB. Als omrekenfactor van dB (nieuwe Wet geluidhinder) naar dB(A) (oude Wet geluidhinder) mag 2 dB worden gehanteerd, waardoor de geluidsbelasting in 2022 omgerekend 59 dB(A) bedraagt. Deze waarde valt binnen de eerder verleende hogere waarden. Een nieuwe besluit hogere waarden is derhalve niet noodzakelijk.

Conclusie

Geconcludeerd wordt dat de geprognosticeerde geluidsbelasting ten gevolge van de Ceintuurbaan 57 dB bedraagt. Omgerekend naar de eenheid dB(A) bedraagt de geluidsbelasting 59 dB(A) en valt daarmee binnen de eerder verleende hogere waarden in het kader van het bestemmingsplan Westeraam.

In gevolge van de Wgh zijn geen nadere procedures vereist.

3.4 Bedrijven En Milieuhinder

Normstelling en beleid

Bij realisering van nieuwe hindergevoelige functies (woningen) dient rekening te worden gehouden met eventuele milieuhinder van bedrijfsactiviteiten in de omgeving. Uitgangspunt daarbij is dat er ter plaatse van de woningen sprake is van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat en dat bedrijven niet in hun bedrijfsvoering worden beperkt.

Afstemming van bestaande en nieuwe functies gebeurt door het aanhouden van zogenaamde richtafstanden. Hierbij kan gebruik worden gemaakt van de publicatie 'Bedrijven en Milieuzonering' van de VNG (herziene versie, 2009). Bij deze richtafstanden wordt rekening gehouden met milieuaspecten als geur-, stof- en geluidshinder. De richtafstanden gelden ten opzichte van een rustige woonwijk. Uit jurisprudentie en de genoemde VNG-publicatie blijkt dat in het geval van een gemengd gebied verkleinde richtafstanden gelden.

Onderzoek en conclusie

In het kader van het moederplan is gekeken naar eventuele beperkingen vanwege bedrijven in en rond het plangebied Westeraam. In de directe omgeving van Lingestrip zijn geen bedrijven gelegen. Geconcludeerd wordt dat door de uitvoering van het plan geen bedrijven in hun bedrijfsvoering worden beperkt en dat ter plaatse van de beoogde woningen naar verwachting sprake is van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat.

3.5 Luchtkwaliteit

Normstelling en beleid

Het toetsingskader voor luchtkwaliteit wordt gevormd door titel 5.2 van de Wet milieubeheer, ook wel Wet luchtkwaliteit (Wlk) genoemd. De Wlk bevat grenswaarden voor zwaveldioxide, stikstofdioxide en stikstofoxiden, fijn stof, lood, koolmonoxide en benzeen. Hierbij zijn in de ruimtelijke ordeningspraktijk langs wegen vooral de grenswaarden voor stikstofdioxide (jaargemiddelde) en fijn stof (jaar- en daggemiddelde) van belang. De grenswaarden van de laatstgenoemde stoffen zijn in tabel 3.2 weergegeven. De grenswaarden gelden voor de buitenlucht, met uitzondering van een werkplek in de zin van de Arbeidsomstandighedenwet.

Tabel 3.2 Grenswaarden maatgevende stoffen Wlk

afbeelding "i_NL.IMRO.1734.0122ELSTkavelslibu-VSG1_0002.png"

  1. 1. Bij de beoordeling hiervan blijven de aanwezige concentraties van zeezout buiten beschouwing (volgens de bij de Wlk behorende Regeling beoordeling Luchtkwaliteit 2007).

Op grond van artikel 5.16 van de Wlk kunnen bestuursorganen bevoegdheden die gevolgen kunnen hebben voor de luchtkwaliteit (zoals de vaststelling van een bestemmingsplan) uitoefenen indien:

  1. 1. de bevoegdheden/ontwikkelingen niet leiden tot een overschrijding van de grenswaarden (lid 1 onder a);
  2. 2. de concentratie in de buitenlucht van de desbetreffende stof als gevolg van de uitoefening van die bevoegdheden per saldo verbetert of ten minste gelijk blijft (lid 1 onder b1);
  3. 3. bij een beperkte toename van de concentratie van de desbetreffende stof, door een met de uitoefening van de betreffende bevoegdheid samenhangende maatregel of een door die uitoefening optredend effect, de luchtkwaliteit per saldo verbetert (lid 1 onder b2);
  4. 4. de bevoegdheden/ontwikkelingen niet in betekenende mate bijdragen aan de concentratie in de buitenlucht (lid 1 onder c);
  5. 5. het voorgenomen besluit is genoemd of past binnen het omschreven Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL) of een vergelijkbaar programma dat gericht is op het bereiken van de grenswaarden (lid 1 onder d).

In het kader van een goede ruimtelijke ordening wordt bij het opstellen van ruimtelijke plannen, uit oogpunt van de bescherming van de gezondheid van de mens, tevens rekening gehouden met de luchtkwaliteit.

Besluit niet in betekenende mate (Besluit nibm)

In dit Besluit en de bijbehorende Regeling niet in betekende mate is exact bepaald in welke gevallen een project vanwege de gevolgen voor de luchtkwaliteit niet aan de grenswaarden hoeft te worden getoetst. Hierbij worden 2 situaties onderscheiden:

  1. 1. een project heeft een effect van minder dan 3% van de jaargemiddelde grenswaarde NO2 en PM10;
  2. 2. een project valt in een categorie die is vrijgesteld aan toetsing aan de grenswaarden; deze categorie betreft onder andere woningbouw met niet meer dan 1.500 woningen bij één ontsluitingsweg.

Onderzoek en conclusie

Met het voorliggende uitwerkingsplan worden maximaal 9 woningen mogelijk gemaakt. Op basis van het Besluit nibm kan formele toetsing aan de grenswaarden uit de Wlk achterwege blijven.

In het kader van een goede ruimtelijke ordening dient te worden nagegaan of de beoogde ontwikkeling aanvaardbaar is gezien de luchtkwaliteit ter plaatse van de geprojecteerde woningen. Uit de gegevens die beschikbaar zijn via de saneringstool (versie 3.1, www.saneringstool.nl) blijkt dat de concentraties stikstofdioxide en fijn stof ter plaatse zowel in de huidige als in de toekomstige situatie onder de geldende grenswaarden liggen.

Geconcludeerd wordt dat de Wlk de uitvoering van het plan niet in de weg staat. Het plan voldoet uit het oogpunt van luchtkwaliteit aan de eisen van een goede ruimtelijke ordening.

3.6 Externe Veiligheid

Normstelling en beleid

Bij ruimtelijke plannen dient ten aanzien van externe veiligheid naar verschillende aspecten te worden gekeken, namelijk:

  1. 1. bedrijven waar opslag, gebruik en/of productie van gevaarlijke stoffen plaatsvindt;
  2. 2. vervoer van gevaarlijke stoffen over weg, spoor of water en door buisleidingen.

In het externe veiligheidsbeleid wordt doorgaans onderscheid gemaakt tussen het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR). Het PR is de kans per jaar dat een persoon op een bepaalde plaats overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen, indien hij onafgebroken en onbeschermd op die plaats zou verblijven. Het PR wordt weergegeven met risicocontouren rondom een inrichting of langs een vervoersas. Het GR drukt de kans per jaar uit dat een groep mensen van minimaal een bepaalde omvang overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen.

Onderzoek en conclusie

Uit de informatie op de provinciale risicokaart blijkt dat binnen het plangebied en in de directe omgeving daarvan geen risicovolle activiteiten plaatsvinden.

Uit het oogpunt van externe veiligheid zijn er geen belemmeringen voor de uitvoering van het voorliggende plan.

3.7 Bodemkwaliteit

Normstelling en beleid

In verband met de uitvoerbaarheid van een plan dient onderzoek te worden verricht naar de bodemgesteldheid in het plangebied. Bij functiewijzigingen dient te worden bekeken of de bodemkwaliteit voldoende is voor de beoogde nieuwe functie. Nieuwe functies dienen bij voorkeur op schone gronden te worden gerealiseerd.

Onderzoek en conclusie

Het onderzoek naar milieuhygiënische aspecten heeft reeds plaatsgevonden in het kader van de totstandkoming van het bestemmingsplan Westeraam. De provincie Gelderland stelt de eis dat een bodemonderzoek niet ouder mag zijn dan vijf jaar. Het bodemonderzoek waar in de toelichting van het bestemmingsplan Westeraam naar wordt verwezen, dateert van maart 1997 en is dus ouder dan 5 jaar. Er is echter recenter onderzoek beschikbaar. De gemeente Overbetuwe beschikt namelijk over een Bodemkwaliteitskaart (oktober 2010) voor de gehele gemeente. Uit het onderzoek ten behoeve van de vaststelling van de Bodemkwaliteitskaart blijkt dat de locatie onverdacht is voor mogelijk bodembedreigende bedrijfsmatige activiteiten. Voor nader onderzoek of het treffen van maatregelen bestaat dan ook geen aanleiding.

3.8 Kabels En Leidingen

In de omgeving van het plangebied of daarbinnen zijn geen planologisch relevante leidingen gelegen. Er wordt derhalve geconcludeerd dat het aspect kabels en leidingen geen belemmering oplevert voor de vaststelling van het uitwerkingsplan.

3.9 Waterhuishouding En Riolering

De ontwikkeling van Westeraam heeft consequenties voor de huidige waterhuishouding en het huidige waterbeheer. Om de effecten en bijbehorende maatregelen in beeld te krijgen, is samen met het Waterschap Rivierenland het Koepelplan Water Westeraam opgesteld. Voor de Lingebuurt is het Koepelplan (Koepelplan Water Westeraam, Grontmij 2002) verder uitgewerkt in het Waterplan Lingebuurt (Waterplan Lingebuurt, Grontmij 2005). Het Waterschap kan met de in het Waterplan genoemde maatregelen instemmen. Deze waterparagraaf bestaat hoofdzakelijk uit een beknopte samenvatting van genoemde plannen. Voor detailinformatie wordt naar beide plannen verwezen.

In relatie tot de watertoets is het Waterschap Rivierenland nauw betrokken geweest bij het vaststellen van de maatregelen ten behoeve van de toekomstige waterhuishouding en het toekomstige waterbeheer. Datzelfde geldt voor de vertaling daarvan in ruimtelijk relevante zaken in dit uitwerkingsplan.

Westeraam wordt ontwikkeld op voormalige agrarische grond. Het watersysteem in het agrarische gebied buiten Westeraam vormt vooralsnog één geheel met het water binnen Westeraam. Binnen het plangebied wordt voorzien in een zelfstandig functionerend, duurzaam watersysteem. Dit betekent dat het watersysteem van het agrarisch gebied moet worden ontkoppeld van het watersysteem van Westeraam. Hiervoor zal een beperkt aantal maatregelen getroffen worden, zodat het watersysteem van het agrarisch gebied goed kan blijven functioneren.

Het watersysteem voor Westeraam wordt zodanig opgezet dat sprake is van een duurzaam watersysteem. Zowel qua drooglegging als voor wat betreft de waterberging voldoet het watersysteem aan de huidige normen van het Waterschap. In totaal zal in het gehele plangebied van Westeraam 7% wateroppervlak aanwezig zijn. Het grootste deel van dit wateroppervlak ligt in de Lingebuurt in de vorm van met name de Diagonaal, de Aamse Zeeg, de Centrale en de Grote Plas. Het streefpeil van het oppervlaktewater is 7,7 m +NAP. Het minimum peil bedraagt 7,5 m +NAP en het maximum peil bedraagt 7,8 m +NAP.

Uitgangspunt is het zoveel mogelijk scheiden van de verschillende waterkwaliteiten. In de Lingebuurt wordt daarom een 3-dubbel rioleringsstelsel aangelegd. Dit stelsel bestaat uit:

  • een droogweerafvoer waarmee afvalwater uit de woningen naar de zuiveringsinstallatie wordt afgevoerd;
  • een hemelwaterafvoer voor de afvoer van relatief schoon regenwater van de daken rechtstreeks naar het oppervlaktewater;
  • een hemelwaterafvoer voor de afvoer van minder schoon regenwater van wegen en parkeervakken via oeverinfiltratie naar het oppervlaktewater.

Om een zo hoog mogelijke waterkwaliteit in het watersysteem van Westeraam te kunnen bereiken, wordt het water door een rietveld geleid en daar op een natuurlijke manier gezuiverd (helofytenfilter). Op het moment dat het minimum peil wordt bereikt wordt water vanuit de Linge ingelaten. Dit water wordt eerst voorgezuiverd in het rietveld.

Specifiek voor dit uitwerkingsplan geldt dat achter de percelen een A-watergang ligt. Aan de zuidzijde van de A-watergang is een damwand voorzien. Hierover is overleg gevoerd met het Waterschap. Voor het plaatsen van de damwand is inmiddels een keurvergunning aangevraagd.

In de regels van het voorliggend uitwerkingsplan is vastgelegd dat langs de A-watergang 2 m wordt vrijgehouden van bouwwerken.

3.10 Archeologie

Het plangebied valt binnen een gebied waarvoor in 1995 onderzoek is verricht naar het voorkomen van archeologische waarden (Schute I.A., Westeraam. Een archeologische kartering, inventarisatie en waardering, Raap rapport 115, Amsterdam). Daaruit is voor het plangebied Lingestrip geen advies voor eventueel vervolgonderzoek voortgekomen. Wel dienen eventuele toevalsvondsten gemeld te worden op basis van artikel 53 van de Monumentenwet. Op de beleidskaart van de gemeente ligt het gebied in een zone met een middelmatige archeologische verwachting.

3.11 Flora En Fauna

Gebiedsbescherming

Het plangebied vormt geen onderdeel van een natuur- of groengebied met een beschermde status en maakt geen onderdeel uit van de EHS. Deze natuurgebieden liggen op relatief grote afstand van het plangebied en worden niet beïnvloed door de ingreep. De Natuurbeschermingswet 1998 en het beleid van de provincie vormen dan ook geen belemmering voor de vaststelling van dit uitwerkingsplan.

Soortenbescherming

Het uitwerkingsplan voorziet in de bouw van een beperkt aantal woningen. De benodigde werkzaamheden kunnen leiden tot aantasting van te beschermen natuurwaarden. Het plangebied is in het kader van uitwerkingsplan 'Lingebuurt A Westeraam' bouwrijp gemaakt. Er zijn dus geen gebouwen of bomen aanwezig. Daarom zullen hier geen broedvogels of vleermuizen aanwezig zijn. Het plangebied is wel geschikt voor algemene zoogdieren en amfibieën als mol, egel, veldmuis, bosmuis, bosspitsmuis, huisspitsmuis, konijn, gewone pad, middelste groene kikker en grote groene kikker. Het gaat hier om zogenaamde tabel 1-soorten. Voor deze soorten geldt op grond van de Flora- en faunawet een vrijstelling van de verbodsbepalingen uit deze wet. Het aanvragen van een ontheffing voor deze soorten is daarom niet nodig. Tijdens veldonderzoek in 2011, zie bijlage 1, zijn de bosmuis en grote groene kikker aangetroffen. De rugstreeppad en kleine modderkruiper zijn niet aangetroffen.

Het plangebied is ongeschikt als biotoop voor beschermde reptielen en insecten (vlinders, sprinkhanen en libellen). De genoemde beschermde soortengroepen stellen hoge eisen aan hun leefgebied; het plangebied voldoet hier niet aan.

Ook het aspect soortenbescherming vormt daarom geen belemmering voor de vaststelling van dit uitwerkingsplan.

Hoofdstuk 4 Juridische Regeling

Het uitwerkingsplan Elst, Vrije kavels Lingestrip maakt, na inwerkingtreding, onderdeel uit van het bestemmingsplan Westeraam. De voorschriften van het bestemmingsplan Westeraam zijn dan ook van toepassing op dit uitwerkingsplan, naast de regels die zijn opgenomen in het voorliggend uitwerkingsplan. De relevante voorschriften uit het bestemmingsplan Westeraam zijn opgenomen in bijlage 1 van de regels.

4.1 Uitgewerkte Bestemmingsregeling

Bij het opstellen van de regels is het bepaalde in het bestemmingsplan Westeraam (waaronder de uitwerkingsregels) als uitgangspunt gehanteerd. Daarnaast is zoveel mogelijk aangesloten bij de regels van uitwerkingsplan 'Lingebuurt A Westeraam', de regels die gelden voor de direct naastgelegen percelen.

Onderstaand worden de regels van het uitwerkingsplan Elst, Vrije kavels Lingestrip toegelicht.

De regels vallen in 4 hoofdstukken uiteen. Hoofdstuk 1 bevat de inleidende regels, hoofdstuk 2 regelt de bestemmingen, hoofdstuk 3 bevat de algemene regels en hoofdstuk 4 de slotregel.

Inleidende regels

Inleidende regel

In het eerste artikel zijn de artikelen uit het bestemmingsplan Westeraam opgesomd die onverkort van toepassing zijn op het plangebied Elst, Vrije kavels Lingestrip. Deze artikelen zijn opgenomen in bijlage 1 van de regels van dit uitwerkingsplan. Het begrip 'aan-huis-gebonden beroep' is in dit uitwerkingsplan nader ingeperkt. De begripsomschrijving is terug te vinden in artikel 2 lid 2.3 van de regels.

Begrippen

In dit artikel worden begrippen gedefinieerd, die in de regels worden gehanteerd. Bij de toetsing aan het uitwerkingsplan zal moeten worden uitgegaan van de in dit artikel (en artikel 1 van het bestemmingsplan Westeraam) aan de betreffende woorden toegekende betekenis.

Bestemmingsregels

Verkeer - Verblijf

Binnen deze bestemming worden alle openbare functies als verblijfsgebied, wegen, voet- en fietspaden en parkeren mogelijk gemaakt.

Wonen

De gronden met de bestemming 'Wonen' (W) zijn bestemd voor het wonen met bijbehorende erven, tuinen, ontsluitingspaden, parkeerplaatsen en in samenhang daarmee voor de uitoefening van aan-huis-gebonden beroepen. Op de gronden zijn enkel vrijstaande woningen toegestaan.

Naar aanleiding van het overleg met het Waterschap Rivierenland is in de regels opgenomen, dat langs de watergang (aan de achterzijde van de percelen) een strook van 2 m wordt vrijgehouden van aanbouwen, uitbouwen, bijgebouwen en andere bouwwerken (met uitzondering van steigers).

Daarnaast is voor een tweetal percelen (ten behoeve van de naastgelegen percelen) een zone aangeduid met de 'specifieke bouwaanduiding - 1' waarbinnen geen aanbouwen, uitbouwen en bijgebouwen zijn toegestaan.

Algemene regels

Algemene afwijkingsregels

Het bevoegd gezag (burgemeester en wethouders) kan met behulp van dit artikel in de genoemde situaties afwijken van de regels zoals opgenomen in hoofdstuk 2 van dit uitwerkingsplan.

Slotregel

Voor verwijzingen in andere stukken kunnen de regels als volgt worden aangehaald: 'Regels van het uitwerkingsplan Elst, Vrije kavels Lingestrip'.

4.2 Inspraak

Gelet op de aard van het plan is ervan afgezien om het voorontwerp van het uitwerkingsplan voor de inspraak ter visie te leggen en overleg met instanties te voeren. Vanzelfsprekend zal het uitwerkingsplan wel - als ontwerp - ter visie worden gelegd.

Bijlage 1 Relevante Voorschriften Bestemmingsplan Westeraam

Bijlage 1 Relevante voorschriften bestemmingsplan Westeraam

Bijlage 1 Akoestisch Onderzoek

Bijlage 1 Akoestisch onderzoek

Bijlage 2 Veldonderzoek, Flora En Fauna

Bijlage 2 Veldonderzoek, flora en fauna