KadastraleKaart.com

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
Artikel 2 Wijze Van Meten
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Agrarisch
Artikel 4 Tuin
Artikel 5 Wonen
Artikel 6 Waarde - Archeologie
Artikel 7 Waarde - Archeologische Verwachting 1
Artikel 8 Waarde - Archeologische Verwachting 2
Artikel 9 Waarde - Archeologische Verwachting 3
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 10 Anti-dubbeltelregel
Artikel 11 Algemene Bouwregels
Artikel 12 Algemene Gebruiksregels
Artikel 13 Algemene Aanduidingsregels
Artikel 14 Algemene Afwijkingsregels
Artikel 15 Algemene Wijzigingsregels
Artikel 16 Algemene Procedureregels
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregel
Artikel 17 Overgangsrecht
Artikel 18 Slotregel
Bijlagen Bij Regels
Bijlage 1 Bedrijvigheid Bij Functieverandering Binnen Agrarische Bestemming
Bijlage 2 Staat Van Bedrijfsactiviteiten
Bijlage 3 Lijst Van Nevenactiviteiten
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding
1.2 Ligging En Begrenzing Plangebied
Hoofdstuk 2 Planbeschrijving
2.1 Huidige Situatie
2.2 Toekomstige Situatie
2.3 Bestemmingen
Hoofdstuk 3 Bestaand Beleid
3.1 Rijksbeleid
3.2 Provinciaal- En Regionaal Beleid
3.3 Gemeentelijk Beleid
Hoofdstuk 4 Milieuhygienische En Planologische Verantwoording
4.1 Flora En Fauna
4.2 Archeologie
4.3 Waterparagraaf
4.4 Bodem
4.5 Bedrijven En Milieuzonering
4.6 Akoestiek
4.7 Luchtkwaliteit
4.8 Externe Veiligheid
Hoofdstuk 5 Uitvoerbaarheid
5.1 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid
5.2 Financiële Uitvoerbaarheid
Hoofdstuk 6 Beschrijving Van De Bestemmingen
6.1 Algemene Opzet
6.2 Toelichting Op De Verbeelding
6.3 Bestemmingen Op De Planregels
Bijlagen
Bijlage 1 Memo Plattelandswoning Uilenburgsestraat 17

Buitengebied, Uilenburgsestraat 17 t/m 23

Bestemmingsplan - Overbetuwe

Vastgesteld op 23-09-2014 - deels onherroepelijk in werking

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan

het bestemmingsplan 'Buitengebied, Uilenburgsestraat 17 t/m 23, Heteren' met identificatienummer NL.IMRO.1734.0136BUITuilenbur23-VSG1 van de gemeente Overbetuwe;

1.2 bestemmingsplan

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen;

1.3 aanduiding

een geometrisch bepaald vlak of figuur waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.4 aanduidingsgrens

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

1.5 aan- en uitbouwen

een aan een hoofdgebouw gebouwde ruimte, die daaraan ruimtelijk (door zijn constructie of afmetingen) ondergeschikt is - maximaal bestaande uit één bouwlaag al dan niet met kap - met dien verstande dat een aanbouw een zelfstandige ruimte is en een uitbouw een uitbreiding van een reeds bestaande ruimte van het hoofdgebouw is;

1.6 aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit

een beroeps- of bedrijfsactiviteit, waarvan de activiteiten niet specifiek publieksgericht zijn, en dat op kleine schaal in de woning en/of de daarbij behorende bijgebouwen wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en de desbetreffende activiteit een ruimtelijke uitstraling heeft die in overeenstemming is met de woonfunctie ter plaatse;

1.7 afhankelijke woonruimte

een bijgebouw bij een woning waarin mantelzorg gehuisvest is;

1.8 afwijken van de bouwregels en/of van de gebruiksregels

een afwijking als bedoeld in artikel 3.6, eerste lid, onder c van de Wet ruimtelijke ordening juncto artikel 2.12, onder 1, onder a, onder 1 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;

1.9 agrarisch bedrijf

een bedrijf, dat is gericht op het bedrijfsmatig voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen en/of het houden, fokken en/of africhten van dieren, inclusief pensionstallen als ondergeschikte nevenactiviteit;

1.10 agrarische bedrijfsbebouwing

bebouwing op een bestaand agrarisch bouwperceel;

1.11 archeologisch deskundige

de regionaal (beleids)archeoloog of een andere door het college van burgemeester en wethouders aan te wijzen deskundige op het gebied van de archeologische monumentenzorg;

1.12 archeologisch monument

een terrein dat op basis van de Monumentenwet 1988 is aangewezen als beschermd archeologisch monument;

1.13 archeologisch onderzoek

onderzoek (bureauonderzoek en/of boren en/of geofysisch onderzoek en/of graven en/of begeleiden) verricht door een dienst, bedrijf of instelling erkend door het College van de Archeologische Kwaliteit (CvAK/SIKB), beschikkend over een opgravingsvergunning ex artikel 39 MW en werkend volgens de Kwaliteitsnorm voor de Nederlandse Archeologie;

1.14 archeologische verwachting

een toegekende hoge, middelmatige of lage archeologische verwachting in verband met de kennis en wetenschap van de in dat gebied te verwachten overblijfselen van menselijke aanwezigheid of activiteiten uit het verleden;

1.15 archeologische waarde

een toegekende archeologische waarde in verband met de kennis en studie van de in dat gebied voorkomende overblijfselen van menselijke aanwezigheid of activiteiten uit het verleden;

1.16 bebouwing

één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde;

1.17 bed & breakfast

een kleinschalige overnachtingaccommodatie gericht op het bieden van de mogelijkheid tot een toeristisch en kortdurend verblijf in de bestaande bebouwing in combinatie met het serveren van ontbijt;

1.18 bedrijf

een inrichting of instelling gericht op het bedrijfsmatig voortbrengen, vervaardigen, bewerken, opslaan, installeren en/of herstellen van goederen dan wel het bedrijfsmatig verlenen van diensten, aan huis verbonden beroepen daaronder niet begrepen;

1.19 bedrijfsgebouw

een gebouw dat dient voor de uitoefening van een bedrijf;

1.20 bedrijfswoning

een woning in of bij een gebouw of op een terrein, kennelijk slechts bedoeld voor (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein noodzakelijk is;

1.21 begane grondvloer

de onderste bouwlaag van een gebouw, niet zijnde een kelder;

1.22 bestaand

  1. a. bij bouwwerken: een bouwwerk dat op het moment van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan bestaat en is gebouwd krachtens een onherroepelijke omgevingsvergunning voor het bouwen, of wordt gebouwd, dan wel nadien kan worden gebouwd krachtens een onherroepelijke omgevingsvergunning voor het bouwen, waarvoor de aanvraag vóór het tijdstip van terinzagelegging is ingediend;
  2. b. bij gebruik: het gebruik dat op het moment van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan bestaat en in overeenstemming is met het voorheen geldende planologische regime;

1.23 bestemmingsgrens

de grens van een bestemmingsvlak;

1.24 bestemmingsvlak

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

1.25 bijgebouw

een niet aan een hoofdgebouw verbonden gebouw, dat door zijn vorm, functie, situering en/of afmetingen ondergeschikt is aan dat op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw;

1.26 bouwen

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;

1.27 bouwgrens

de grens van een bouwvlak;

1.28 bouwperceel

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

1.29 bouwperceelgrens

de grens van een bouwperceel;

1.30 bouwvlak

een geometrisch bepaald vlak, waarmee de gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten;

1.31 bouwwerk

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, welke hetzij direct of indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;

1.32 cultuurhistorische waarde

de aan een bouwwerk of gebied toegekende waarde, gekenmerkt door het beeld dat is ontstaan door het gebruik dat de mens in de loop van de geschiedenis van dat bouwwerk of dat gebied heeft gemaakt;

1.33 detailhandel

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die deze goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit. Horeca-activiteiten en detailhandel in volumineuze goederen zijn hieronder niet begrepen;

1.34 dienstverlening

het bedrijfsmatig verrichten van activiteiten welke bestaan uit het verlenen van diensten aan derden, met of zonder rechtstreeks contact met het publiek;

1.35 evenement

een incidenteel plaatsvindende activiteit in de vorm van een voor publiek bestemde uitvoering/ verrichting van vermaak op het gebied van sport, muziek of op sociaal-cultureel vlak;

1.36 extensieve dagrecreatie

recreatief medegebruik van gronden zoals wandelen, paardrijden, fietsen, varen, zwemmen en vissen, waarbij de recreatie geen specifiek beslag legt op de ruimte;

1.37 geaccidenteerd terrein

een (gedeelte van een) bouwperceel met een helling van tenminste 1:10 gemeten over een afstand van 5 m;

1.38 gebouw

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.39 gebruiken

gebruiken, het doen gebruiken, laten gebruiken en in gebruik geven;

1.40 geurhindergevoelige objecten

gebouw, bestemd voor en blijkens aard, indeling en inrichting geschikt om te worden gebruikt voor menselijk wonen of menselijk verblijf en die daarvoor permanent of een daarmee vergelijkbare wijze van gebruik, wordt gebruikt;

1.41 groepsaccommodatie

een groepsverblijf met meer dan tien slaapplaatsen, niet zijnde mobiele kampeeronderkomens of stacaravans, in hoofdzaak bestemd voor en gebezigd door groepen als kort verblijf met een seizoensgebonden karakter;

1.42 grondgebonden agrarisch bedrijf

een agrarisch bedrijf waarvan de bedrijfsvoering volledig of nagenoeg volledig is gericht op het gebruik maken van grond als productiemiddel;

1.43 hoofdgebouw

een gebouw dat, gelet op de bestemming, als het belangrijkste bouwwerk op een bouwperceel kan worden aangemerkt;

1.44 hoofdverblijf

  1. a. het adres waar betrokkene woont of, indien betrokkene op meer dan één adres woont, het adres waar hij naar verwachting gedurende een half jaar de meeste malen zal overnachten;
  2. b. het adres waar, bij ontbreken van een adres als bedoeld onder a, betrokkene naar redelijke verwachting gedurende drie maanden tenminste twee derde van de tijd zal overnachten;

1.45 horeca

een bedrijf waar hoofdzakelijk dranken en/of etenswaren voor gebruik ter plaatse worden verstrekt en/of waarin logies wordt verstrekt, zoals bijvoorbeeld een café, restaurant, hotel, pension, en naar de aard en openingstijden daarmee gelijk te stellen bedrijven, een en ander al dan niet in combinatie met een vermaaksfunctie met uitzondering van een erotisch getinte vermaaksfunctie;

1.46 huishouden

een persoon die of groep personen die gezamenlijk, onbestendig voor onbepaalde tijd, een huishouding voert;

1.47 inwoning

twee huishoudens die, in afwijking van het begrip woning, één woning bewonen met gemeenschappelijk gebruik van één of meerdere voorzieningen of (verblijfs)ruimten van die woning en waarbij de woning één hoofdtoegang behoudt en de voorzieningen c.q. (verblijfs)ruimten onderling vrij toegankelijk zijn;

1.48 kampeermiddel

tenten, tentwagens, kampeerauto's of toercaravans dan wel andere onderkomens of andere voertuigen of gedeelten daarvan, voor zover niet als bouwwerk aan te merken, die geheel of gedeeltelijk blijvend zijn bestemd of ingericht dan wel worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf, niet zijnde een stacaravan, chalets of trekkershutten;

1.49 kampeerterrein

een terrein of plaats, geheel of gedeeltelijk ingericht, en blijkens de inrichting bestemd, om daarop een gelegenheid te geven tot het plaatsen of geplaatst houden van kampeermiddelen ten behoeve van recreatief nachtverblijf;

1.50 kas

een gebouw waarvan de wanden en het dak geheel of grotendeels bestaan uit glas of ander licht doorlatend materiaal ten behoeve van het kweken van vruchten, bloemen en/of planten, zoals een schuurkas en een permanente boog-/ tunnelkas;

1.51 kelder

een overdekte, met wanden omsloten, voor mensen toegankelijke ruimte, beneden of tot ten hoogste 0,5 m boven de kruin van de weg, waaraan het bouwperceel is gelegen; bij bebouwing gelegen in geaccidenteerd terrein gelegen beneden peil;

1.52 kleinschalig boerderijterras

terras dat ondergeschikt is aan een andere, in de regels nader omschreven, (hoofd-)functie en dat tot doel heeft het verstrekken van kleine etenswaren en dranken. Feesten en partijen met commerciële doelstelling zijn niet toegestaan;

1.53 kleinschalig kampeerterrein

het houden van een kampeerterrein voor ten hoogste 25 kampeermiddelen, met dien verstande dat buiten de periode van 15 maart tot en met 31 oktober geen kampeermiddelen aanwezig mogen zijn;

1.54 landschappelijke waarden

de aan een gebied toegekende waarde, gekenmerkt door het waarneembare -al dan niet begroeide- deel van het aardoppervlak, dat wordt bepaald door de onderlinge samenhang en beïnvloeding van niet-levende en levende natuur;

1.55 landschapsplan

een plan bij realisering van nieuwe bouw- en/of gebruiksmogelijkheden waarin de ruimtelijke (waaronder landschappelijke) inpassing hiervan in de bestaande situatie wordt beschreven;

1.56 maatschappelijke voorzieningen

culturele, educatieve, medische, sociale en levensbeschouwelijke voorzieningen, voorzieningen ten behoeve van openbare dienstverlening, alsook ondergeschikte detailhandel en horeca ten dienste van deze voorzieningen;

1.57 maatvoeringsgrens

de grens van een maatvoeringsvlak;

1.58 maatvoeringsvlak

een geometrisch bepaald vlak waarmee de gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels voor bepaalde bouwwerken eenzelfde maatvoering geldt;

1.59 mantelzorg

het bieden van aantoonbare tijdelijke zorg in een woning of in bij een woning behorende bijgebouwen aan een ieder die hulpbehoevend is op het fysieke, psychische en/of sociale vlak waarbij de woning in overwegende mate de woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is;

1.60 medegebruik

gebruik dat niet direct gerelateerd is aan de bestemming, maar dat krachtens de regels tevens is toegestaan op de betrokken gronden;

1.61 natuurwaarden

de aan een gebied toegekende waarde, gekenmerkt door geologische, geomorfologische, bodemkundige en biologische elementen, zowel afzonderlijk als in onderlinge ecologische samenhang;

1.62 nevenactiviteit

een activiteit ondergeschikt aan de hoofdactiviteit in zowel omvang (m2), omzet (€) als de effecten op het woon- en leefklimaat;

1.63 niet-grondgebonden agrarische bedrijfsvoering

de agrarische bedrijfsvoering die niet geheel of hoofdzakelijk van de open grond als agrarisch productiemiddel afhankelijk is, maar waarvan de productie geheel of overwegend in gebouwen en/of verharding plaatsvindt, zoals varkens-, kalver- of pluimveefokkerij, eendenmesterij of -fokkerij, champignonkwekerij en pot- en containerteelt;

1.64 normaal onderhoud, gebruik en beheer

werkzaamheden die ter plaatse regelmatig terugkeren, teneinde tot een goed beheer van de gronden te komen; hieronder vallen niet de incidentele ingrepen in bijvoorbeeld de cultuurtechnische situatie of werkzaamheden die een onherstelbare aantasting betekenen van de aan een gebied toegekende waarde;

1.65 nutsvoorziening

voorziening ten behoeve van algemeen nut in ruime zin, zoals: voorzieningen/installaties ten behoeve van gas, water en elektriciteit, signaalverdeling, telecommunicatieverkeer, waterzuivering, waterbeheersing, waterhuishouding, vuil- en afvalverwerking, compostering, wijkverwarming, milieuvoorzieningen e.d.;

1.66 omgevingsvergunning

een vergunning als bedoeld in artikel 1.1, eerste lid, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;

1.67 omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

een vergunning als bedoeld in artikel 3.3 onder a van de Wet ruimtelijke ordening;

1.68 onderbouw

een gedeelte van een gebouw, dat wordt afgedekt door een vloer waarvan de bovenkant minder dan 1,20 m boven het peil is gelegen;

1.69 ondergeschikte bouwonderdelen

bouwonderdelen van beperkte afmetingen die buiten het gebouw uitsteken, zoals schoorstenen, windvanen en dakoverstekken;

1.70 ondergronds

onder peil;

1.71 open teeltondersteunende voorzieningen

teeltondersteunende voorzieningen welke niet voorzien zijn van voor- en/of zijwanden, met uitzondering van vogelgaas, en enkel bestaan uit een overkapping, zoals schaduw- en hagelnetten;

1.72 paardenbak

een omheind terrein waarvan de natuurlijke bovenlaag is vervangen door zand of ander doorlatend materiaal ten behoeve van het africhten, trainen en berijden van paarden en pony's en het anderszins beoefenen van de paardensport;

1.73 peil

  1. a. voor bebouwing in geaccidenteerd terrein voor zover de bebouwing met de gevel is gericht naar het openbare gebied waarop het bouwperceel ontsloten wordt (de dijk) en is gesitueerd op of binnen een afstand van 3 m uit de grens van het openbaar gebied: 35 cm boven de kruin van de dijk;
  2. b. voor overige bebouwing in geaccidenteerd terrein: de bestaande gemiddelde bouwhoogte van het terrein op het punt waar dit direct grenst aan de gevel welke is gericht naar het openbare gebied waarop het bouwperceel ontsloten wordt;
  3. c. voor gebouwen op een perceel in niet geaccidenteerd terrein, waarvan de hoofdtoegang aan een weg grenst, mits het gebouw op een afstand van niet meer dan 20 m van die weg is gelegen: 35 cm boven de kruin van die weg ter plaatse van de hoofdtoegang;
  4. d. voor overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde: de gemiddelde bouwhoogte van het aansluitend terrein;

1.74 permanente bewoning

bewoning door een persoon of door groepen van personen van een voor recreatieve bewoning bedoelde ruimte/gebouw als hoofdverblijf c.q. vaste woon- of verblijfplaats. Van permanente bewoning is in ieder geval sprake in geval van 45 of meer aaneengesloten overnachtingen;

1.75 plattelandswoning

een bedrijfswoning behorend tot of voorheen behorend tot een landbouwinrichting, die door een derde bewoond mag worden, als bedoeld in artikel 1.1a van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo);

1.76 prostitutie

het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding;

1.77 publieksgerichte beroeps- of bedrijfsactiviteit aan huis

een publieksgerichte beroeps- of bedrijfsactiviteit, waarvan de activiteiten in hoofdzaak publieksaantrekkend zijn en waarvan de omvang en uitstraling zodanig is, dat de activiteit past binnen de desbetreffende woonomgeving en derhalve in een woning en/of de daarbij behorende bijgebouwen, met behoud van de woonfunctie, kan worden toegestaan;

1.78 recreatiewoning

een (deel van een) gebouw dat naar de aard en inrichting uitsluitend is bedoeld voor niet permanente bewoning die plaatsvindt in het kader van de weekend- en of verblijfsrecreatie, niet zijnde een chalet;

1.79 recreatieve voorzieningen

faciliteiten ten behoeve van recreatief gebruik;

1.80 seksinrichting

een voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in de omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht of vertoningen van erotische/pornografische aard plaatsvinden, waaronder in ieder geval worden verstaan een prostitutiebedrijf, een erotische massagesalon, een seksbioscoop, een seksautomatenhal, een sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar;

1.81 staat van Bedrijfsactiviteiten

een als bijlage bij deze regels behorende en daarvan onderdeel uitmakende lijst van bedrijven en instellingen;

1.82 stacaravan

een caravan of soortgelijk onderkomen op wielen, dat mede gelet op de afmetingen, kennelijk niet bestemd is om regelmatig en op normale wijze op de verkeerswegen ook over grotere afstanden als een aanhangsel van een auto te worden voortbewogen;

1.83 teeltondersteunende voorzieningen

voorzieningen, anders dan een kas, die door grondgebonden agrarische bedrijven toegepast worden om de teelt van fruit, bomen, groente of potplanten te bevorderen en te beschermen;

1.84 tenthuisje

een recreatief nachtverblijf van een lichte constructie met lichte materialen waaronder tentdoek, voor (nacht)verblijf en niet permanente bewoning;

1.85 tijdelijk kamperen

het geven van gelegenheid tot het plaatsen of geplaatst houden van kampeermiddelen op eigen kampeerterrein voor organisaties met een doelstelling van sociale, sportieve, culturele, educatieve of wetenschappelijke aard;

1.86 tijdelijke huisvestiging seizoensarbeiders

het huisvesten van werknemers die in een periode van grote arbeidsbehoefte gedurende maximaal 7,5 maanden op een agrarisch bedrijf werkzaam zijn om naar de aard kortdurend werk te verrichten;

1.87 tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen

teeltondersteunende voorzieningen welke buiten het teeltseizoen niet aanwezig zijn, met dien verstande dat de voorzieningen maximaal 7 maanden aanwezig mogen zijn;

1.88 trekkershut

een recreatieverblijf van eenvoudige houtenconstructie en beperkte omvang, voor (nacht)verblijf en niet permanente bewoning door passanten;

1.89 uitvoeren

uitvoeren, het doen uitvoeren, laten uitvoeren en in uitvoering geven;

1.90 verdieping(en)

de bouwlaag respectievelijk bouwlagen die boven de begane grondbouwlaag gelegen is/zijn;

1.91 voorgevel

de naar de weg gekeerde gevel van een gebouw of, indien het een gebouw betreft met meer dan één naar de weg gekeerde gevel, de gevel die op het moment van terinzagelegging van het ontwerp van het plan kennelijk als zodanig diende te worden aangemerkt;

1.92 voorgevelrooilijn

de bouwgrens, waarop de voorgevels van het hoofdgebouw zijn georiënteerd, alsmede het verlengde daarvan;

1.93 voorste gebouw

het gebouw dat het dichtst bij de voorste bouwgrens is gelegen;

1.94 waardevol landschap

een gebied met bijzondere landschappelijke en cultuurhistorische kwaliteiten;

1.95 woning

een complex van ruimten inclusief aan- en uitbouwen, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden;

1.96 woonunit

een verplaatsbaar gebouw, bestaande uit één bouwlaag geschikt en ingericht ten dienste van het woon-, dag- of nachtverblijf van één of meer personen;

Artikel 2 Wijze Van Meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 de goothoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot c.q. de druiplijn, het boeibord of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

Bij toepassing van het meten van de goothoogte van een bouwwerk worden dakkapellen buiten beschouwing worden gelaten, behoudens dakkapellen waarvan de gezamenlijke breedte meer bedraagt dan 50% van de breedte van het betreffende dakvlak. De goothoogte wordt dan gemeten vanaf het peil tot aan de goot van de dakkapel;

2.2 de inhoud van een bouwwerk

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;

2.3 de bouwhoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;

2.4 de oppervlakte van een bouwwerk

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;

2.5 de afstand tot perceelsgrenzen

tussen de grenzen van het bouwperceel en een bepaald punt van het bouwwerk, waar die afstand het kortst is;

2.6

bij toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwonderdelen, als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, liftschachten, gevel- en kroonlijsten, luifels, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van bouwgrenzen niet meer dan 1,5 m bedraagt.

2.7

bij toepassing van deze regels wordt gemeten tot of vanuit het hart van een lijn op de kaart en op de schaal waarin het plan is vastgesteld.

2.8

daar waar twee of meer bestemmingsvlakken dan wel bouwvlakken door middel van de aanduiding 'relatie' met elkaar zijn verbonden, gelden die bestemmingsvlakken dan wel bouwvlakken bij de toepassing van deze regels als één bestemmingsvlak respectievelijk één bouwvlak.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Agrarisch

3.1 bestemmingsomschrijving

De voor Agrarisch aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. de uitoefening van een agrarisch bedrijf, met dien verstande dat niet-grondgebonden agrarische bedrijven niet zijn toegestaan, met uitzondering van bestaande niet-grondgebonden agrarische bedrijven;
  2. b. het houden van dieren uitsluitend op de begane grondvloer;
  3. c. hobbymatig agrarisch grondgebruik;
  4. d. de bestaande bedrijfswoning(en), waarbij inwoning is toegestaan in de bedrijfswoningen;
  5. e. nevenactiviteiten, met dien verstande dat:
    1. 1. uitsluitend nevenactiviteiten zijn toegestaan zoals opgenomen in bijlage 3, 'Lijst van nevenactiviteiten';
    2. 2. maximaal 25% met een absoluut maximum van 350 m² van de bestaande bebouwing mag worden gebruikt;
    3. 3. er geen detailhandel anders dan de verkoop van lokaal of streekeigen geproduceerde agrarische producten mag plaatsvinden;
    4. 4. parkeren op eigen erf dient plaats te vinden;
    5. 5. buitenopslag niet is toegestaan;
  6. f. de bestaande paardenbakken binnen het bouwvlak of direct aansluitend aan het bouwvlak;
  7. g. teeltondersteunende voorzieningen;
  8. h. extensieve dagrecreatie met bijbehorende wegen en paden;
  9. i. water en voorzieningen voor de waterhuishouding;
  10. j. de bestaande nutsvoorzieningen;
  11. k. evenementen als medegebruik gedurende maximaal 7 aaneengesloten dagen inclusief opbouw en afbraak van bijbehorende voorzieningen;
  12. l. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - plattelandswoning', tevens voor een plattelandswoning;

met bijbehorende gebouwen, bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ontsluitingsvoorzieningen, parkeervoorzieningen op eigen perceel, groenvoorzieningen, tuinen en erven.

3.2 bouwregels

3.3 afwijken van de bouwregels

3.4 specifieke gebruiksregels

3.5 afwijken van de gebruiksregels

3.6 wijzigingsbevoegdheid

Artikel 4 Tuin

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Tuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. tuinen behorende bij de op de aangrenzende gronden gelegen hoofdgebouwen;
  2. b. parkeervoorzieningen ten dienste van het op de aangrenzende gronden gelegen hoofdgebouw;
  3. c. nutsvoorzieningen;

een en ander met de daarbij behorende voorzieningen.

4.2 Bouwregels

4.3 Specifieke gebruiksregels

Binnen de bestemming Tuin zijn geen geurhindergevoelige objecten toegestaan.

Artikel 5 Wonen

5.1 bestemmingsomschrijving

De voor Wonen aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. de bestaande woning, waarbij inwoning is toegestaan;
  2. b. aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit, met dien verstande dat:
    1. 1. maximaal 40% van het vloeroppervlak van de woning, inclusief aan-, uitbouwen en bijgebouwen, tot maximaal 75 m2 mag worden gebruikt voor de activiteit;
    2. 2. degene die de activiteit in de woning, inclusief aan-, uitbouwen en bijgebouwen, uitoefent tevens de bewoner van de woning is;
    3. 3. de activiteit qua aard en omvang past in de woonomgeving;
    4. 4. er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de verkeers- en parkeersituatie ter plaatse;
    5. 5. er geen detailhandel anders dan de verkoop van lokaal of streekeigen geproduceerde agrarische producten mag plaatsvinden;
  3. c. hobbymatig agrarisch grondgebruik;
  4. d. bestaande paardenbakken;

met bijbehorende gebouwen, bouwwerken, geen gebouwen zijnde, groenvoorzieningen, voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding, tuinen en erven.

5.2 bouwregels

5.3 afwijken van de bouwregels

5.4 afwijken van de gebruiksregels

5.5 wijzigingsbevoegdheid

Artikel 6 Waarde - Archeologie

6.1 bestemmingsomschrijving

De voor Waarde - Archeologie aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor het behoud, de bescherming en/of het herstel van archeologische waarden in de bodem.

6.2 bouwregels

6.3 nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen ten aanzien van de situering en de afmetingen van bouwwerken en de inrichting van gronden, indien uit archeologisch onderzoek blijkt dat ter plaatse behoudens- en beschermenswaardige archeologische monumenten of resten aanwezig zijn. De nadere eisen zijn erop gericht de archeologische waarden in de grond (in situ) te behouden.

6.4 omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

6.5 wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen door het geheel of gedeeltelijk verwijderen van de bestemming Waarde - Archeologie, indien op basis van nader archeologisch onderzoek is aangetoond dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn, dan wel er niet langer archeologische begeleiding of zorg nodig is.

Artikel 7 Waarde - Archeologische Verwachting 1

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Waarde - Archeologische verwachting 1 aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor het behoud en de bescherming van te verwachten archeologische resten in de bodem.

7.2 Bouwregels

7.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen ten aanzien van de situering en de afmetingen van bouwwerken en de inrichting van gronden, indien uit archeologisch onderzoek blijkt dat ter plaatse behoudens- en beschermenswaardige archeologische monumenten of resten aanwezig zijn. De nadere eisen zijn erop gericht de archeologische waarden zoveel mogelijk in de grond (in situ) te behouden.

7.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

7.5 Wijzigingsbevoegdheid

Artikel 8 Waarde - Archeologische Verwachting 2

8.1 bestemmingsomschrijving

De voor Waarde - Archeologische verwachting 2 aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor het behoud en de bescherming van te verwachten archeologische resten in de bodem.

8.2 bouwregels

8.3 nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen ten aanzien van de situering en de afmetingen van bouwwerken en de inrichting van gronden, indien uit archeologisch onderzoek blijkt dat ter plaatse behoudens- en beschermenswaardige archeologische monumenten of resten aanwezig zijn. De nadere eisen zijn erop gericht de archeologische waarden zoveel mogelijk in de grond (in situ) te behouden.

8.4 omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

8.5 wijzigingsbevoegdheid

Artikel 9 Waarde - Archeologische Verwachting 3

9.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Waarde - Archeologische verwachting 3 aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor het behoud en de bescherming van te verwachten archeologische resten in de bodem.

9.2 Bouwregels

9.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen ten aanzien van de situering en de afmetingen van bouwwerken en de inrichting van gronden, indien uit archeologisch onderzoek blijkt dat ter plaatse behoudens- en beschermenswaardige archeologische monumenten of resten aanwezig zijn. De nadere eisen zijn erop gericht de archeologische waarden zoveel mogelijk in de grond (in situ) te behouden.

9.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

9.5 Wijzigingsbevoegdheid

Hoofdstuk 3 Algemene Regels

Artikel 10 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 11 Algemene Bouwregels

11.1 Bestaande maten

11.2 Bestaande afstanden

In die gevallen dat de bestaande afstand tot enige op de verbeelding aangegeven lijn van bouwwerken, die in overeenstemming met het bepaalde in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht tot stand zijn gekomen minder bedraagt dan in de bouwregels in hoofdstuk 2 van deze regels is voorgeschreven, geldt die afstand in afwijking daarvan als minimaal toegestaan.

11.3 Ondergronds bouwen

Artikel 12 Algemene Gebruiksregels

Onder gebruik in strijd met alle bestemmingen wordt in elk geval verstaan:

  1. a. een gebruik van gronden als stort- en/of opslagplaats van grond en/of afval, met uitzondering van een zodanig gebruik voor het normale op de bestemming gerichte gebruik en onderhoud;
  2. b. en gebruik van gronden als stallings- en/of opslagplaats van één of meer aan het gebruik onttrokken machines, voer-, vaar- of vliegtuigen, met uitzondering van een zodanig gebruik voor het normale op de bestemming gerichte gebruik en onderhoud;
  3. c. een gebruik van gronden en bouwwerken voor een seksinrichting dan wel ten behoeve van prostitutie;
  4. d. een gebruik van gronden en bouwwerken voor verblijfsrecreatie, anders dan de regels van de bestemmingen toestaan;
  5. e. een gebruik van bedrijfsgebouwen voor bewoning en/of het huisvesten van seizoensarbeiders, anders dan de regels van de bestemmingen toestaan.

Artikel 13 Algemene Aanduidingsregels

13.1 waardevol landschap

Artikel 14 Algemene Afwijkingsregels

14.1

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van:

  1. a. in het plan genoemde goothoogten, bouwhoogten, oppervlakte- en inhoudsmaten, percentages en afstandseisen, waarbij een overschrijding is toegestaan tot maximaal 10% van de goothoogten, bouwhoogten, oppervlakte- en inhoudsmaten, percentages en afstandseisen met uitzondering van inhoudsmaat van woningen;
  2. b. de regels en toestaan dat bouwgrenzen worden overschreden, waarbij een overschrijding is toegestaan tot maximaal 2,5 m, en deze noodzakelijk is in verband met de uitmeting van het terrein of uit een oogpunt van doelmatig gebruik van de gronden en/of de bebouwing;
  3. c. de regels en toestaan dat de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wordt vergroot tot maximaal 10 m;
  4. d. van de regels en de bouw toestaan van niet voor bewoning bestemde gebouwen met een inhoud van ten hoogste 50 m3 en een bouwhoogte van ten hoogste 3 m ten dienste van het openbaar nut, zoals schakelhuisjes, wachthuisjes, transformatorhuisjes, telefooncellen, alsmede andere bouwwerken, zoals muurtjes, standbeelden en lichtmasten; gasdrukmeetstations en verkooppunten voor motorbrandstoffen uitgezonderd.

14.2

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van in het plan genoemde inhoudsmaten van (bedrijfs)woningen waarbij de inhoud maximaal 800 m3 mag bedragen.

14.3

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van in het plan genoemde gebruiksregels voor het toestaan van tijdelijk kamperen voor een maximale aaneengesloten duur van 10 dagen.

14.4

Een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 14.1, 14.2 en 14.3 kan slechts worden verleend, mits:

  1. a. de belangen van de eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden niet onevenredig worden geschaad;
  2. b. het straat- en bebouwingsbeeld, de stedenbouwkundige kwaliteiten en de verkeersveiligheidsbelangen niet onevenredig worden geschaad.

Artikel 15 Algemene Wijzigingsregels

15.1

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen voor:

  1. a. het aanbrengen van geringe veranderingen in de plaats, ligging en/of afmetingen van bestemmingsgrenzen, met inachtneming van de volgende voorwaarden:
    1. 1. bestemmingsgrenzen mogen met niet meer dan 5 m worden verschoven;
    2. 2. de belangen van de eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden mogen niet onevenredig worden geschaad;
    3. 3. het straat- en bebouwingsbeeld en de verkeersveiligheidsbelangen mogen niet onevenredig worden geschaad;
  2. b. het toestaan van de bouw van niet voor bewoning bestemde gebouwen met een bouwhoogte van ten hoogste 3,5 m en een inhoud van ten hoogste 75 m3 ten dienste van het openbare nut en overige openbare dienstverlening.

Artikel 16 Algemene Procedureregels

16.1 wijziging

Ten aanzien van de in dit plan opgenomen wijzigingsbevoegdheden zal de uitvoerbaarheid van het wijzigingsplan moeten zijn gewaarborgd, in verband waarmee in elk geval aangetoond moet worden dat:

  1. a. bodemsanering niet noodzakelijk is dan wel vóór uitvoering van het wijzigingsplan zal plaatsvinden;
  2. b. met betrekking tot (spoor)wegverkeersgeluid een aanvaardbaar woonklimaat wordt gerealiseerd;
  3. c. met betrekking tot de luchtkwaliteit een aanvaardbaar leefklimaat wordt gerealiseerd, dan wel dat geen onevenredige verslechtering plaatsvindt;
  4. d. met betrekking tot de externe veiligheid een aanvaardbaar leefklimaat wordt gerealiseerd, dan wel dat geen onevenredige verslechtering plaatsvindt;
  5. e. beschermde planten- en diersoorten en biotopen niet onevenredig worden geschaad;
  6. f. het wijzigingsplan financieel uitvoerbaar is.

Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregel

Artikel 17 Overgangsrecht

17.1 Overgangsrecht bouwwerken

17.2 Overgangs rechtgebruik

Artikel 18 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan Buitengebied, Uilenburgsestraat 17 t/m 23, Heteren.

Aldus vastgesteld in de raadsvergadering van 23 september 2014.

De griffier, De voorzitter,

.......... ..........

Bijlagen Bij Regels

Bijlage 1 Bedrijvigheid Bij Functieverandering Binnen Agrarische Bestemming

Bijlage 2 Staat Van Bedrijfsactiviteiten

Bijlage 3 Lijst Van Nevenactiviteiten

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

De initiatiefnemers, de familie Slootweg, bewonen op het adres Uilenburgsestraat 23 te Heteren een woning dat planologisch onderdeel uit maakt van het agrarische bedrijf aan Uilenburgsestraat 19/21. Omdat de familie Slootweg geen binding heeft met het agrarische bedrijf is bewoning van de woning strijdig met het bestemmingsplan. De woning dient derhalve te worden herbestemd van 'bedrijfswoning' naar 'Wonen'. Hierbij dient rekening gehouden te worden met de minimale afstand tussen agrarische bedrijven en woningen (voormalige agrarische bedrijfswoningen) van 50 meter. Derhalve wordt met het onderhavige plan tevens het agrarische bouwvlak verschoven. Door middel van de voorliggende partiële herziening van het bestemmingsplan wordt de strijdigheid opgeheven.

Op 11 juni 2014 heeft de Afdeling Bestuursrechtspraak Raad van State uitspraak gedaan over dit bestemmingsplan. Het bestemmingsplan moet door de gemeenteraad opnieuw worden vastgesteld waarbij de (bedrijfs)woning aan de Uilenburgsestraat 17 als plattelandswoning wordt aangewezen. Dit conform het beleid 'Beleidswoning plattelandswoningen 2014' van de gemeente Overbetuwe. In hoofdstuk 2 van deze toelichting wordt hier nader op ingegaan.

1.2 Ligging En Begrenzing Plangebied

Het plangebied is gelegen in het buitengebied van Overbetuwe aan de zuidoostzijde van de kern Heteren (zie figuur 1.1). Het plangebied wordt aan de zuidzijde begrensd door de Uilenburgsestraat, aan de westzijde door het agrarische bedrijf Uilenburgsestraat 19/21 en aan de noord- en oostzijde door agrarisch gebied in de vorm van grasland.

afbeelding "i_NL.IMRO.1734.0136BUITuilenbur23-VSG1_0001.jpg"

Hoofdstuk 2 Planbeschrijving

2.1 Huidige Situatie

De agrarische bedrijfswoning van de initiatiefnemer op Uilenburgsestraat 23 is planologisch onderdeel van het naastgelegen agrarische bedrijf aan Uilenburgsestraat 19/21 (zie figuur 1.1). Omdat de initiatiefnemer geen relatie heeft met het agrarische bedrijf, wordt de woning in strijd met het bestemmingsplan gebruikt.

2.2 Toekomstige Situatie

Uilenburgsestraat 23

Om de strijdigheid op te heffen dient de bedrijfswoning Uilenburgsestraat 23 te worden herbestemd naar de bestemming 'Wonen'. Aan de feitelijke situatie vinden geen wijzigingen plaats, het gebruik blijft hetzelfde.

Deze herbestemming is uitsluitend mogelijk indien tussen het agrarische bedrijf en de woning 50 meter wordt aangehouden. Deze afstand, conform art. 14 van de Wet geurhinder, is uitsluitend mogelijk indien het bouwvlak van het agrarische bedrijf wordt verschoven. Het agrarische bouwvlak wordt derhalve in noordwestelijke richting verschoven.

afbeelding "i_NL.IMRO.1734.0136BUITuilenbur23-VSG1_0002.png"
Figuur 2.1: Uitsnede verbeelding onderhavig bestemmingsplan

Om de afstand van 50 meter ook in de planperiode van de voorliggende partiële herziening van het bestemmingsplan te waarborgen heeft de raad van de gemeente Overbetuwe een voorbereidingsbesluit vastgesteld om tussentijdse bouwaanvragen uit te sluiten.

Uilenburgsestraat 17

Aan de Uilenburgsestraat 17 is een bedrijfswoning gelegen. Deze woning behoorde bij de paardenhouderij aan de Uilenburgsestraat 21. Op basis van artikel 1.1a Wet algemene bepalingen (Wabo) kan een (voormalige) bedrijfswoning worden aangewezen als een plattelandswoning. Dit betekent dat de betreffende woning minder wordt beschermd tegen de milieugevolgen van het (voormalige) bijbehorende bedrijf. De gemeente Overbetuwe heeft op basis van de wet eigen beleid vastgesteld met betrekking tot de voorwaarden om een woning om te zetten naar een plattelandswoning. De woning Uilenburgsestraat is aan dit beleid getoetst. De resultaten van deze toetsing zijn vermeld in de memo 'plattelandswoning Uilenburgsestraat 17'. Deze memo is als bijlage bij dit bestemmingsplan opgenomen. De conclusie is dat op basis van de huidige situatie (paardenhouderij) sprake is van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat ter plaatse van de plattelandswoning Uilenburgsestraat 17. Om te waarborgen dat dit in de toekomstige situatie ook zo blijft is in de regels van dit bestemmingsplan een voorwaardelijke bepaling opgenomen (artikel 3, onder de specifieke gebruiksregels).

2.3 Bestemmingen

Voor het plangebied geldt momenteel het bestemmingsplan 'Buitengebied Heteren 1981'. De woning aan de Uileburgsestraat 23 is gelegen binnen het bouwblok van het agrarische bedrijf aan Uilenburgsestraat 19/21 en behoort derhalve juridisch-planologisch tot dit agrarische bedrijf (zie figuur 2.2). Een bedrijfswoning mag echter uitsluitend worden bewoond door mensen die zijn verbonden aan het agrarische bedrijf. Daar in de voorliggende situatie de bedrijfswoning wordt bewoond door mensen die niet zijn verbonden met het agrarische bedrijf is de bewoning van de bedrijfswoning strijdig met het bestemmingsplan.

afbeelding "i_NL.IMRO.1734.0136BUITuilenbur23-VSG1_0003.jpg"

Hoofdstuk 3 Bestaand Beleid

3.1 Rijksbeleid

Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte
De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte geeft de ambitie aan voor Nederland in 2040. Die ambitie is vertaald in doelen voor de middellange termijn tot 2028.

Het Rijk streeft naar een concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig Nederland. De bestuurlijke drukte, ingewikkelde regelgeving of een sectorale blik met negatieve gevolgen voor de ontwikkeling van Nederland dient met de nieuwe structuurvisie gekeerd te worden. Het Rijk kiest voor een selectievere inzet van rijksbeleid op slechts 13 nationale belangen. Buiten deze 13 belangen hebben decentrale overheden beleidsvrijheid.

Het Rijk blijft verantwoordelijk voor het systeem van ruimtelijk ordening. Daarnaast kan een rijksverantwoordelijkheid aan de orde zijn indien:

  • Een onderwerp nationale baten en/of lasten heeft en de doorzettingsmacht van provincies en gemeenten overstijgt. Bijvoorbeeld ruimte voor militaire activiteiten en opgaven in de stedelijke regio's rondom de mainports, brainport, greenports en de valleys;
  • Over een onderwerp internationale verplichtingen of afspraken zijn aangegaan. Bijvoorbeeld voor biodiversiteit,
  • Duurzame energie, watersysteemherstel of werelderfgoed;
  • Een onderwerp provincie- of landsgrensoverschrijdend is en ofwel een hoog afwentelingsrisico kent ofwel in beheer bij het Rijk is. Bijvoorbeeld de hoofdnetten van weg, spoor, water en energie, maar ook de bescherming van gezondheid van inwoners.

Deze criteria zijn leidend voor het formuleren van ruimtelijk rijksbeleid. De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte richt zich op 13 nationale belangen.


Conclusie
Het onderhavige plan bevindt zich niet in de nationale hoofdstructuur en omvat geen ontwikkelingen van landsbelang. Het beleid inzake het opheffen van de strijdigheid is dan ook neergelegd bij de decentrale overheden.

3.2 Provinciaal- En Regionaal Beleid

Structuurvisie
Met de inwerkingtreding van de Wet ruimtelijke ordening per 1 juli 2008 heeft het streekplan Gelderland 2005 de status van structuurvisie gekregen. Het streekplan geeft de beleidskaders aan voor de ruimtelijke ontwikkelingen tot 2015 en is er op gericht de verschillende functies in regionaal verband een zodanige plek te geven dat de ruimtelijke kwaliteiten worden versterkt en er zuinig en zorgvuldig met de ruimte wordt omgegaan.
De inhoud van het streekplan blijft voor de provincie de basis voor haar eigen optreden in de ruimtelijke ordening. Gemeenten krijgen een grotere eigen verantwoordelijkheid in het afhandelen van hun lokale zaken.

Op de kaart Ruimtelijke structuur van het streekplan, is het plangebied aangewezen als 'Bebouwd gebied 2000' (zie figuur 3.1).

afbeelding "i_NL.IMRO.1734.0136BUITuilenbur23-VSG1_0004.jpg"


Zoekruimte voor regionale waterberging
De waterbergingsgebieden maken deel uit van het groenblauwe raamwerk. Deze zijn bedoeld voor het tijdelijk bergen van water uit het regionale watersysteem ten tijde van grote neerslaghoeveelheden. In waterbergingsgebieden is functieverandering die het tijdelijk bergen van water frustreert, zoals verstedelijking, aanleg van bedrijventerreinen en hervestiging van glastuinbouw, uitgesloten.

Conclusie
Het onderhavige plan betreft uitsluitend het wijzigen van een bestaande (bedrijfs)woning naar een (burger)woning. Aan de feitelijke situatie verandert niets. Er worden geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk gemaakt die de mogelijke toekomstige waterbergingsfunctie kunnen belemmeren.

Ruimtelijke verordening Gelderland
Met een ruimtelijke verordening stelt de provincie regels aan bestemmingsplannen van gemeenten. De provincie richt zich hierbij op onderwerpen die van provinciaal belang zijn, zoals verstedelijking, natuur, nationale landschappen, water en glastuinbouw. Gemeenten krijgen op sommige terreinen meer beleidsvrijheid, terwijl ze op andere gebieden te maken krijgen met strikte provinciale richtlijnen.

De regels in de verordening kunnen betrekking hebben op het hele provinciale grondgebied, delen of gebiedsgerichte thema's. Gemeenten moeten binnen een bepaalde termijn hun bestemmingsplan op deze regels afstemmen.

Voorschriften
De voorschriften in de ruimtelijke verordening zijn gebaseerd op de provinciale structuurvisie (voorheen Streekplan Gelderland 2005), streekplanuitwerkingen en -herzieningen.

De verordening is slechts een juridische vertaling van dit beleid, er is geen nieuw beleid aan toegevoegd. De verordening vormt derhalve, evenals de structuurvisie, geen belemmering voor de realisatie van het onderhavige plan.

Regionaal Plan 2005-2020, Stadsregio Arnhem-Nijmegen
Het 'Regionaal Plan 2005-2020' is de opvolger van het 'Regionaal Structuurplan KAN 1995-2005' en is in 2006 door de Stadsregio Arnhem-Nijmegen vastgesteld met als doel bewoners, bedrijven en bezoekers aan de regio te binden door het verbeteren van condities voor 'het goede leven': het bieden van mogelijkheden voor prettig wonen en succesvol werken in een mooi, aantrekkelijk landschap en waar men zich snel en comfortabel kan verplaatsen. Het Regionaal Plan zet hiervoor de hoofdlijnen uit en biedt andere partijen aanknopingspunten om de komende jaren hieraan samen te werken.

Grondgebonden landbouw en veehouderij
Met name de melkveehouderij vraagt om grotere en extensievere bedrijven die de internationale concurrentie aankunnen. De stadsregio wil die vitale agrarische bedrijven een blijvend duurzaam perspectief bieden door in bepaalde delen van de regio de landbouw het primaat te laten houden. Bedrijven binnen deze gebieden dienen niet in hun bedrijfsvoering te worden belemmerd door nieuwe ontwikkelingen.
afbeelding "i_NL.IMRO.1734.0136BUITuilenbur23-VSG1_0005.jpg"

Conclusie
Het onderhavige plan brengt geen nieuwe ontwikkelingen met zich mee maar betreft uitsluitend het op de juiste wijze bestemmen van een bestaande woning. Door 50 meter aan te houden tot het naastgelegen agrarische bedrijf belemmert de herbestemming naar burgerwoning het agrarische bedrijf niet. Derhalve is het onderhavige initiatief niet strijdig met de doelstelling van het KAN beleid voor dit gebied.

3.3 Gemeentelijk Beleid

Kadernota 'Visie op ruimte'
In 2004 is door de gemeente Overbetuwe de kadernota 'Visie op ruimte' opgesteld. Deze kadernota biedt een landschappelijk en stedenbouwkundig kader, de criteria die de geschiktheid en beperkingen van gebieden voor verschillende vormen van grondgebruik aangeven en een handleiding voor de toepassing van die criteria. De kadernota kent twee uitgangspunten. Allereerst zal binnen de gemeente Overbetuwe, voordat uitbreiding voor woningbouw aan de orde komt, eerst gezocht worden naar mogelijkheden voor inbreiding binnen bestaande kernen.
Hierbij wordt niet alleen gedacht aan een (her-)opvulling van onbebouwde plekken, maar moet vooral worden gedacht aan creatieve toepassingsmogelijkheden voor intensief, meervoudig en/of flexibel ruimtegebruik, geënt op de aard en de schaal van de kern.

Het tweede uitgangspunt betreft de toenemende druk op de gemeente Overbetuwe om de stedelijke ontwikkeling van de Stadsregio Arnhem Nijmegen verder vorm te geven in het oostelijk deel van de gemeente. Vanuit de regionale ontwikkelingsbehoefte wordt vooral ruimte gezocht voor woningbouw, bedrijventerreinen, windenergie en dergelijke. Het oostelijk deel van de gemeente valt binnen het te verstedelijken gebied. Hierdoor ontstaat voor de gemeente de mogelijkheid voor het ontwikkelen van zowel een dynamisch, stedelijk gebied met hoog voorzieningenniveau, als een groen en landelijk gebied. Door te kiezen voor het versterken van de identiteit van beide soorten gebieden, ontstaat een grote meerwaarde voor de gemeente als geheel. Om te voorkomen dat de stedelijke ontwikkelingen het landelijke gebied overspoelen, is een grens tussen beide gebieden nodig.


afbeelding "i_NL.IMRO.1734.0136BUITuilenbur23-VSG1_0006.jpg"

Beleidsregel plattelandswoningen

De woning Uilenburgsestraat 17 is een (voormalige) bedrijfswoning en wordt omgezet naar een plattelandswoning. De gemeente Overbetuwe heeft eigen beleid vastgesteld met betrekking tot de voorwaarden om een woning om te zetten naar een plattelandswoning. Hierin heeft de gemeente aangegeven dat het beschermingsregime voor plattelandswoningen scherper is dan in de Wabo is opgenomen. Dat betekent dat een aanvaardbaar woon- en leefklimaat gegarandeerd dient te worden op de plek waar de woning zich bevindt ten opzichte van de inrichting waarvan de woning deel uit maakt en deel uit blijft maken.

In de beleidsregel is bepaald dat er sprake moet zijn van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat voor de aan te duiden plattelandswoning. Van een aanvaardbaar woon-en leefklimaat is in ieder geval sprake als:

  1. a. De maximale geurbelasting 8 odeureenheden bedraagt;
  2. b. De afstand tussen de plattelandswoning en de agrarische bedrijfsactiviteiten van het agrarisch bedrijf minimaal 25 meter bedraagt;
  3. c. De maximale geluidbelasting door bedrijfslawaai 50 dB(A) (etmaalwaarde) bedraagt;
  4. d. Behalve normen voor afstand, geur en geluid worden bij de beoordeling of er sprake is van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat ook andere (locatie afhankelijke) aspecten betrokken, zoals spuitzones, gevaarlijke stoffen enz.


Conclusie
Het plangebied bevindt zich in het landelijke gebied en is op de visie kaart (zie figuur 3.3) aangeduid als oeverwalgebied en komgebied. De komgebieden dienen zoveel mogelijk gevrijwaard te blijven van stedelijke ontwikkelingen. Het onderhavige plan brengt echter geen nieuwe stedelijke ontwikkelingen met zich mee. Het betreft uitsluitend het herbestemmen van een bestaande bedrijfswoning naar een burgerwoning.

Uit de reeds in paragraaf 2.2. genoemde memo omtrent de plattelandswoning blijkt dat ter sprake van een aanvaardbaar woon- een leefklimaat. Daarnaast is in de planregels een voorwaardelijke bepaling opgenomen om dit woon- en leeklimaat in de toekomst te garanderen.

Het gemeentelijke beleid vormt derhalve geen belemmering voor de realisatie van het onderhavige plan.

Hoofdstuk 4 Milieuhygienische En Planologische Verantwoording

4.1 Flora En Fauna

Bij ruimtelijke planvorming is een toetsing aan de natuurwetgeving verplicht. Door middel van een flora- en faunaonderzoek wordt een beoordeling gemaakt van de effecten die het plan zal hebben op beschermde natuurwaarden. Hierdoor wordt duidelijk of het plan in overeenstemming is met de natuurwetgeving. Het onderhavige plan maakt echter geen ontwikkelingen mogelijk. Het betreft uitsluitend het herbestemmen van een bestaande bedrijfswoning naar een burgerwoning en het verschuiven van begrenzing van het agrarische bouwvlak. Het onderhavige plan heeft derhalve geen invloed op de mogelijk voorkomende beschermde flora en fauna.

4.2 Archeologie

Bij ruimtelijke ontwikkelingen dient te worden bekeken of mogelijke archeologische resten in de bodem beschadigd kunnen worden. Indien in de bodem wordt geroerd dient te worden beoordeeld of een onderzoek noodzakelijk is. Het onderhavige plan maakt echter geen ontwikkelingen mogelijk. Het betreft uitsluitend het herbestemmen van een bestaande bedrijfswoning naar een burgerwoning en het verschuiven van begrenzing van het agrarische bouwvlak. De bodem wordt derhalve niet geroerd. Het aspect archeologie vormt derhalve geen belemmering voor vaststelling van het onderhavige plan.

4.3 Waterparagraaf

Met het ondertekenen van het Nationaal Bestuursakkoord Water (juli 2003) hebben de betrokken partijen (het Rijk, IPO, VNG en UvW) afgesproken de watertoets toe te passen bij alle nieuwe ruimtelijke waterhuishoudkundig relevante plannen en besluiten op alle bestuursniveaus. De watertoets is met ingang van 1 november 2003 wettelijk verplicht voor structuurvisies en bestemmingsplannen. Het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) regelt een verplichte waterparagraaf in de toelichting bij de genoemde ruimtelijke plannen en het vooroverleg op grond van artikel 3.1.1 Bro met het waterschap. Het onderhavige plan maakt echter geen ontwikkelingen mogelijk. Het betreft uitsluitend het herbestemmen van een bestaande bedrijfswoning naar een burgerwoning en het verschuiven van begrenzing van het agrarische bouwvlak. Er vinden derhalve geen veranderingen plaats in de waterhuishoudkundige situatie.
De watertoets brengt derhalve geen belemmering met zich mee voor de vaststelling van het onderhavige plan.

4.4 Bodem

Bij de verkenning van de mogelijkheden om nieuwe functies in een gebied te realiseren moet de bodemkwaliteit worden betrokken. Inzicht in eventuele beperkingen aan het bodemgebruik (i.v.m. milieuhygiënische risico voor mens, plant en dier) is noodzakelijk om te kunnen verzekeren dat de bodem geschikt is voor de nieuwe functie, die middels het wijzigingen van het bestemmingsplan mogelijk wordt gemaakt.

Het onderhavige plan brengt geen nieuwe functies met zich mee. Het betreft uitsluitend het herbestemmen van een bestaande bedrijfswoning naar een burgerwoning (het gebruik wonen blijft hetzelfde) en het verschuiven van de begrenzing van het agrarische bouwvlak. Er vinden derhalve geen veranderingen plaats in het gebruik. Het aspect bodem vormt derhalve geen belemmering voor de vaststelling van het onderhavige plan.

4.5 Bedrijven En Milieuzonering

Om te komen tot een ruimtelijk relevante toetsing van bedrijfsvestigingen op milieuhygiënische aspecten wordt het begrip milieuzonering gehanteerd. Onder milieuzonering wordt verstaan het waar nodig zorgen voor een voldoende ruimtelijke scheiding tussen enerzijds bedrijven of overige milieubelastende functies en anderzijds milieugevoelige functies zoals woningen. Bij de planontwikkeling dient rekening gehouden te worden met milieuzoneringen om zodoende de kwaliteit van het woon- en leefmilieu te handhaven en te bevorderen en daarnaast bedrijven voldoende zekerheid te bieden dat zij hun activiteiten duurzaam binnen aanvaardbare voorwaarden kunnen uitvoeren. In de nabijheid bevinden zich geen bedrijven met een milieucontour over het plangebied.

Binnen het plan wordt echter een agrarische bedrijfswoning herbestemd tot burgerwoning. Tussen de agrarische bedrijfsgebouwen en de bestemming 'Wonen' dient, conform art. 14 van de Wet geurhinder, een afstand van 50 meter te worden aangehouden. Maar omdat binnen het bouwvlak van het agrarische bedrijf overal gebouwd kan worden dient tussen het bouwvlak van het agrarische bedrijf en de bestemming Wonen 50 meter te worden aangehouden. Aan deze afstand wordt voldaan. door een gedeelte van de gronden gelegen om de woning aan de Uilenburgsestraat te bestemmen als Tuin, waarbinnen geen geurhindergevoelige gebouwen zijn toegestaan. Het herbestemmen van de bedrijfswoning naar een burgerwoning belemmert de bedrijfsvoering van het agrarische bedrijf op deze manier niet.

In de omgeving bevinden zich enkele agrarische bedrijven. Het betreffen echter allen bedrijven waarvoor geen geuremissiefactor is vastgesteld. Het berekenen van de achtergrondwaarde is derhalve niet mogelijk/noodzakelijk. Het aspect 'bedrijven en milieuzonering' en in het bijzonder het aspect geur vormt geen belemmering voor de vaststelling van het onderhavige plan.

4.6 Akoestiek

In de Wet geluidhinder (Wgh) is vastgesteld, indien in het plangebied geluidgevoelige functies (zoals woningen) zijn voorzien binnen de invloedssfeer van (weg)verkeerslawaai, akoestisch onderzoek uitgevoerd dient te worden. Dit geldt voor alle straten en wegen, met uitzondering van:

wegen die in een als 'woonerf' aangeduid gebied liggen;

wegen waarvoor een maximum snelheid van 30 km/uur geldt.

Woningen zijn geluidsgevoelige objecten in de zin van de Wet geluidhinder. Het onderhavige plan brengt echter geen nieuwe geluidgevoelige objecten met zich mee. Het betreft uitsluitend het herbestemmen van een bestaande bedrijfswoning naar een burgerwoning en het verschuiven van begrenzing van het agrarische bouwvlak. Het aspect akoestiek vormt derhalve geen belemmering voor vaststelling van het onderhavige plan.

4.7 Luchtkwaliteit

De hoofdlijnen voor regelgeving rondom luchtkwaliteitseisen staan beschreven in de Wet milieubeheer. Bij de start van een project moet onderzocht worden of het effect relevant is voor de luchtkwaliteit. Hierbij moet aannemelijk gemaakt worden, dat luchtkwaliteit 'niet in betekenende mate' aangetast wordt. Daartoe is een algemene maatregel van bestuur 'Niet in betekenende mate' (Besluit NIBM) en een ministeriële regeling NIBM (Regeling NIBM) vastgesteld waarin de uitvoeringsregels vastgelegd zijn die betrekking hebben op het begrip NIBM.

Het onderhavige brengt geen feitelijke veranderingen met zich mee. Het betreft uitsluitend het herbestemmen van een bestaande bedrijfswoning naar een burgerwoning en het verschuiven van begrenzing van het agrarische bouwvlak. Door het onderhavige plan wordt derhalve geen extra verkeer gegenereerd met een negatieve invloed op de luchtkwaliteit. Het aspect luchtkwaliteit vormt derhalve geen belemmering voor vaststelling van het onderhavige plan.

4.8 Externe Veiligheid

In het kader van de externe veiligheid is het van belang om een onderzoek uit te voeren naar de invloed van de in de nabijheid aanwezige inrichtingen en transportroutes in relatie tot de bestemmingsplanontwikkeling in het voorliggend plan. Bij externe veiligheid gaat het om het beheersen van de veiligheid van personen in de omgeving van activiteiten met gevaarlijke stoffen. Het beleid is er op gericht te voorkomen dat de afstand tussen gevoelige bestemmingen en activiteiten met gevaarlijke stoffen voldoende blijft.

Externe veiligheid heeft betrekking op de veiligheid van degenen die niet bij de risicovolle activiteit zelf zijn betrokken, maar als gevolg van die activiteit wel risico's kunnen lopen, zoals omwonenden. Het betreft de risico's die worden veroorzaakt door activiteiten binnen en buiten het plangebied, die relevant kunnen zijn voor het plangebied e n de toetsing van deze risico's aan de normen voor externe veiligheid.

afbeelding "i_NL.IMRO.1734.0136BUITuilenbur23-VSG1_0007.png"


Concreet gaat het om:

  • risicoveroorzakende leidingen in en nabij het plangebied;
  • andere risico-opleverende transportroutes/wegverkeer over water-, spoor- en/of autowegen;
  • risicoveroorzakende inrichtingen zoals LPG-tankstations en bedrijven;
  • luchthavens.


Conclusie
Op basis van de landelijke risicokaart (wegen, spoorwegen, vaarroutes en buisleidingen) en beschikbare gemeentelijke informatie zijn geen risicovolle objecten geconstateerd in de nabijheid van het plangebied (zie figuur 4.1). Het plan ligt niet binnen een 10-6 contour of binnen een invloedsgebied voor het groepsrisico van een inrichting of transportas voor gevaarlijke stoffen. De meest in de nabijheid van het plangelegen risicobron bevindt zich op een afstand van circa 550 meter (A50). Deze afstand is echter dusdanig groot om een risico te vormen voor het plangebied. Het aspect externe veiligheid vormt geen belemmering voor de realisatie van het onderhavige plan.

Hoofdstuk 5 Uitvoerbaarheid

5.1 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid


De procedures voor vaststelling van een bestemmingsplan zijn door de wetgever geregeld. Aangegeven is dat tussen gemeente en verschillende instanties waar nodig overleg over het plan moet worden gevoerd alvorens een ontwerpplan ter visie gelegd kan worden. Bovendien is het noodzakelijk dat belanghebbenden de gelegenheid hebben om hun visie omtrent het plan te kunnen geven. Pas daarna kan de wettelijke procedure met betrekking tot vaststelling van het bestemmingsplan van start gaan.

5.1.1 Wettelijk (voor)overleg

In het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is aangegeven dat de gemeente bij de voorbereiding van een ruimtelijke ontwikkeling overleg moet plegen met de besturen van de betrokken gemeenten, waterschappen en met die diensten van provincie en rijk die betrokken zijn bij de zorg voor ruimtelijke ordening of belast zijn met de behartiging van belangen welke in het plan in het geding zijn.

Op grond van het bepaalde in artikel 3.1.1. lid 2 Bro hebben Gedeputeerde Staten van Gelderland bepaald, dat geen overleg is vereist met de diensten bij plannen van lokaal belang. Onderhavige ontwikkeling kan worden beschouwd als een plan van lokaal belang. Er is dan ook geen overleg met provinciale diensten vereist.

De (toenmalige) VROM-inspectie heeft gemeenten bij brief van 26 mei 2009 geïnformeerd dat uitsluitend overleg met de rijksdiensten hoeft te worden gevoerd indien één of meerdere benoemde nationale belangen aan de orde zijn. Daarvan is bij deze ontwikkeling geen sprake. Over het bestemmingsplan is dan ook geen overleg gevoerd met de Rijksdiensten.

5.1.2 Planprocedure: inspraak en zienswijzen

De Wet ruimtelijke ordening bepaald dat op de voorbereiding van een bestemmingsplan afdeling 3.4 van de Algemene Wet bestuursrecht van toepassing is. Dit betekent dat het college het ontwerp-bestemmingsplan zes weken ter inzage heeft gelegd, zodat belanghebbenden hun zienswijzen naar voren konden brengen. Het vaststellen van dit bestemmingsplan is een bevoegdheid van de gemeenteraad. Tegen het vaststellingsbesluit van burgemeester en wethouders kan rechtstreeks beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

5.2 Financiële Uitvoerbaarheid

De uitvoering van het plan is in handen van één ontwikkelende partij. Met deze partij heeft de gemeente een anterieure overeenkomst gesloten. Daarmee is verzekerd dat alle projectgebonden kosten worden verhaald op de initiatiefnemer en hoeft geen exploitatieplan opgesteld te worden.

Hoofdstuk 6 Beschrijving Van De Bestemmingen

6.1 Algemene Opzet

Inleiding
Dit hoofdstuk bevat de concrete vertaling van het beleidsgedeelte (voorafgaande hoofdstukken) in het juridisch gedeelte van het bestemmingsplan (de verbeelding en regels).

Het bestemmingsplan '' bestaat uit de volgende onderdelen:

De toelichting
Hierin wordt het beleidskader uiteengezet en wordt de ontwikkeling onderbouwd. Dit wordt aangevuld met een toelichting op de juridische opzet en een korte beschrijving van de handhavings- en uitvoeringsaspecten.

De bestemmingsregels
De bouw- en gebruiksregels binnen de verschillende bestemmingen. Daarnaast zijn afwijkings- en wijzigingsbevoegdheden opgenomen, om het plan de benodigde flexibiliteit te geven.

De verbeelding
Op de verbeelding zijn de bestemmingen Agrarisch en Wonen opgenomen. Daarnaast is een aantal dubbelbestemmingen opgenomen.

De opzet van het plan
Het bestemmingsplan is een juridisch plan, dat bindend is voor de burgers en voor de overheid. Bij de overwegingen over de gewenste opzet van het bestemmingsplan staat men voor het dilemma dat er enerzijds een duidelijke behoefte is aan minder regelgeving.

Daarnaast moet het plan flexibel zijn om op toekomstige ontwikkelingen in te spelen. Daarvoor zijn afwijkingsbevoegdheden opgenomen. Deze regelingen bieden weliswaar ruimte voor bepaalde ontwikkelingen, er kunnen echter geen directe rechten en/ of plichten aan worden ontleend. Er zal altijd een belangenafweging plaatsvinden. Als echter wordt voldaan kan worden aan de gestelde voorwaarden, is die afweging marginaal.

6.2 Toelichting Op De Verbeelding

Op de verbeelding zijn de bestemmingen Agrarisch en Wonen te zien. De bestemming is afgeleid uit het gebruik (de aanwezige functie). De bestemming vormt het zogenaamde casco van het plan, waarvan in beginsel niet mag worden afgeweken. Om te weten wat binnen de bestemming op de verbeelding is toegestaan, dienen de regels hierbij gelezen te worden. De regels en verbeelding zijn derhalve niet los van elkaar te zien.

6.3 Bestemmingen Op De Planregels

In deze paragraaf wordt de systematiek van de regels en de wijze waarop de regels gehanteerd dienen te worden, uiteengezet. De regels van het plan bestaan uit vier hoofdstukken, waarin achtereenvolgens de inleidende regels, de bestemmingsregels, de algemene regels en de overgangs- en slotregels aan de orde komen. Voor de systematiek is aangesloten op de SVBP2008, de Wabo, het gemeentelijk handboek en het bestemmingsplan 'Buitengebied' van de gemeente Overbetuwe. Hieronder wordt de opbouw en dergelijke kort toegelicht.

Inleidende regels
Begrippen
In deze bepaling zijn omschrijvingen gegeven van de in het bestemmingsplan gebruikte begrippen. Deze worden opgenomen om interpretatieverschillen te voorkomen. Begripsbepalingen zijn alleen nodig voor begrippen die gebruikt worden in de regels en die tot verwarring kunnen leiden of voor meerdere uitleg vatbaar zijn.

Wijze van meten
Om op een eenduidige manier afstanden, oppervlakten en inhoud van gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde, te bepalen wordt in de wijze van meten uitleg gegeven wat onder de diverse begrippen wordt verstaan. Ten aanzien van de wijze van meten op de verbeelding geldt steeds dat het hart van een lijn moet worden aangehouden.

Bestemmingsregels
In het tweede hoofdstuk komen de bestemmingen aan de orde.

Agrarisch
De gronden met de bestemming Agrarisch zijn bestemd voor agrarische bedrijfsvoering. Het bouwvlak behorende bij het agrarisch bedrijf is aangepast aan de woning gelegen aan de Uilenburgsestraat 23, waarvoor een woonbestemming is opgenomen op de verbeelding. De afstand tussen de woonbestemming en het agrarische bouwvlak is minimaal 50 meter. Om ervoor te zorgen dat aan deze afstand wordt voldaan is de bestemming Tuin opgenomen, waarbinnen geen geurhindergevoelige gebouwen zijn toegestaan.

Voor de woning aan de Uilenburgsestraat 17 is een aanduiding 'specifieke vorm van wonen - plattelandswoning' opgenomen. Voor deze woning is conform het beleid van de gemeente omtrent plattelandswoningen, een voorwaardelijke bepaling opgenomen.

Tuin
De gronden gelegen om de bestemming Wonen zijn bestemd als Tuin. Binnen deze bestemming zijn geen geurhindergevoelige objecten toegestaan. Voor wat betreft de bebouwing geldt dat uitsluitend bestaande bebouwing, die aanwezig is ten tijde van terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan is toegestaan.

Wonen
Deze gronden zijn bestemd voor het wonen. Er is maximaal 1 bestaande woning toegestaan. Voor de woning zijn in de regels de maximale goot- en bouwhoogte opgenomen. Voor bijgebouwen is een regeling opgenomen.

Waarde - Archeologie, Waarde - Arccheologische verwachting 1, 2 en 3
In het plan is deze dubbelbestemmingen opgenomen, ten behoeve van de bescherming van de archeologische waarden. Naast de betreffende dubbelbestemming hebben de betrokken gronden altijd nog een hoofdbestemming (wonen of tuin). De bepalingen van de hoofdbestemming en de dubbelbestemming zijn dan beide van toepassing. Bij strijd tussen deze bepalingen prevaleren de bepalingen van de dubbelbestemming. De reden hiervoor is dat de belangen van de dubbelbestemming zwaarder wegen dan die van de hoofdbestemming.

Algemene regels

Anti-dubbeltelbepaling
Deze bepaling is opgenomen om te voorkomen dat, wanneer volgens een bestemmingsplan bepaalde gebouwen en bouwwerken niet meer dan een bepaald deel van een bouwperceel mogen beslaan, het opengebleven terrein nog eens meetelt bij het toestaan van een ander gebouw of bouwwerk, waaraan een soortgelijke eis wordt gesteld.

Algemene bouwregels
Voor bestaande afstanden en maten en voor ondergronds bouwen is een regeling opgenomen.

Algemene gebruiksregels
Deze bepaling bevat de vormen van gebruik, die in ieder geval strijdig zijn met de regels van het bestemmingsplan.

Algemene aanduidingsregels
De aanduiding 'waardevol landschap' is opgenomen voor het beschermen en ontwikkelen van het waardevol landschap.

Algemene afwijkingsregels
In dit artikel wordt een opsomming gegeven van de regels waarvan door middel van een omgevingsvergunning afgeweken kan worden van het bestemmingsplan. Het gaat hierbij om de bevoegdheid om door middel van een omgevingsvergunning af te kunnen wijken van de regels die gelden voor alle bestemmingen in het plan. De criteria, die bij toepassing van de afwijkingsbevoegdheid in acht moeten worden genomen, zijn aangegeven.

Algemene wijzigingsregels
In dit artikel wordt een opsomming gegeven van de regels waarvan door middel van een wijzigingsbevoegdheid afgeweken kan worden van het bestemmingsplan. Het gaat hierbij om de bevoegdheid om door middel van een omgevingsvergunning af te kunnen wijken van de regels die gelden voor alle bestemmingen in het plan. De criteria, die bij toepassing van de wijzigingsbevoegdheid in acht moeten worden genomen, zijn aangegeven.

Overgangs- en slotregels

Overgangsrecht
Bouwwerken welke op het moment van inwerkingtreding van het bestemmingsplan bestaan (of waarvoor een omgevingsvergunning voor het bouwen is aangevraagd) mogen blijven bestaan, ook al is er strijd met de bebouwingsregels. De overgangsbepaling houdt niet in dat het bestaand, illegaal opgerichte, bouwwerk legaal wordt, noch brengt het met zich mee dat voor een dergelijk bouwwerk alsnog een omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen kan worden verleend. Burgemeester en wethouders kunnen in beginsel dus nog gewoon gebruik maken van hun handhavingbevoegdheid. Het gebruik van de grond en opstallen, dat afwijkt van de regels op het moment van inwerkingtreding van het plan mag eveneens worden voortgezet.

Slotregel
Dit artikel geeft aan op welke manier de regels kunnen worden aangehaald.

Bijlagen

Bijlage 1 Memo Plattelandswoning Uilenburgsestraat 17