Elst, Nieuwe Aamsestraat infra
Bestemmingsplan - Gemeente Overbetuwe
Vastgesteld op 17-06-2014 - geheel onherroepelijk in werking
Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
In deze regels wordt verstaan onder:
1.1 plan:
het bestemmingsplan Elst, Nieuwe Aamsestraat Infra met identificatienummer NL.IMRO.1734.0176ELSTaamstinfra-VSG1 van de gemeente Overbetuwe;
1.2 bestemmingsplan:
de geometrische bepaalde planobjecten met bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen;
1.3 de verbeelding:
de analoge en digitale voorstelling van de in het bestemmingsplan opgenomen digitale ruimtelijke informatie;
1.4 aanduiding:
een geometrisch bepaald vlak of figuur waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;
1.5 aanduidingsgrens:
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;
1.6 afwijken van de bouwregels en/of van de gebruiksregels:
een afwijking als bedoeld in artikel 3.6, eerste lid, onder c van de Wet ruimtelijke ordening;
1.7 Algemene wet bestuursrecht:
Wet van 4 juni 1992, Stb. 315, houdende algemene regels van bestuursrecht, zoals deze luidde op het moment van inwerkingtreding van het plan;
1.8 archeologische waarde:
de aan een gebied toegekende waarde in verband met de kennis en studie van de in de bodem voorkomende overblijfselen uit oude tijden;
1.9 bebouwing:
één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
1.10 bebouwingspercentage:
een op de verbeelding of in de regels aangegeven percentage dat de grootte van een bestemmingsvlak, van een bouwvlak of een van een erf aangeeft dat ten hoogste mag worden bebouwd;
1.11 bestaand:
- a. bij bouwwerken: een bouwwerk dat op het moment van inwerkingtreding van het plan bestaat, wordt gebouwd, dan wel nadien kan worden gebouwd krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, waarvoor de aanvraag voor het tijdstip van inwerkingtreding is ingediend, tenzij in de regels anders is bepaald;
- b. bij gebruik: het gebruik dat op het moment van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan bestaat en in overeenstemming is met het voorheen geldend planologische regime;
1.12 bestemmingsgrens:
de grens van een bestemmingsvlak;
1.13 bestemmingsvlak:
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;
1.14 bouwen:
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;
1.15 bouwwerk:
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct of indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;
1.16 bouwwijze:
de wijze van bouwen van een hoofdgebouw, te weten vrijstaande en dubbele woning, waarbij:
- a. onder een vrijstaande woning wordt verstaan een woning, waarvan het hoofdgebouw niet aan een op een aangrenzend bouwperceel gelegen gebouw is aangebouwd;
- b. onder een dubbele woning wordt verstaan een woning, waarvan het hoofdgebouw deel uitmaakt van een blok van maximaal twee direct aaneengebouwde hoofdgebouwen (twee-onder-één-kap);
1.17 cultuurhistorische waarde:
de aan een bouwwerk of een gebied toegekende waarde, gekenmerkt door het beeld dat is ontstaan en door het gebruik dat de mens in de loop van de geschiedenis van dat bouwwerk of gebied heeft gemaakt;
1.18 evenement:
een georganiseerde gebeurtenis, (openlucht-)manifestatie, (thema-)dag of week;
1.19 geaccidenteerd terrein:
een perceel of een gedeelte van een perceel met een helling van tenminste 1:10 gemeten over een afstand van minimaal 5 meter;
1.20 gebouw:
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;
1.21 omgevingsvergunning:
een vergunning als bedoeld in artikel 1.1, eerste lid, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;
1.22 omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden:
een vergunning als bedoeld in artikel 3.3 onder a van de Wet ruimtelijke ordening;
1.23 ondergeschikte bouwdelen:
bouwdelen van beperkte afmetingen, die buiten het gebouw uitsteken, zoals schoorstenen, windvanen, dakoverstekken, balkons en liftschachten;
1.24 ondergronds:
onder peil;
1.25 peil:
- a. voor bebouwing in geaccidenteerd terrein voor zover de bebouwing met de gevel is gericht naar het openbare gebied waarop het bouwperceel ontsloten wordt (de dijk) en is gesitueerd op of binnen een afstand van 3 meter uit de grens met het openbare gebied: 35 centimeter boven de kruin van de dijk;
- b. voor overige bebouwing in geaccidenteerd terrein: de bestaande gemiddelde bouwhoogte van het terrein op het punt waar deze direct grenst aan de gevel welke is gericht naar het openbare gebied waarop het bouwperceel ontsloten wordt;
- c. voor gebouwen op een perceel in niet geaccidenteerd terrein, waarvan de hoofdtoegang aan een weg grenst, mits het gebouw op een afstand van niet meer dan 20 meter van die weg is gelegen: 35 centimeter boven de kruin van die weg ter plaatse van de hoofdtoegang;
- d. in andere gevallen bij gebouwen op een perceel in niet geaccidenteerd terrein: de gemiddelde bouwhoogte van het terrein op het punt waar dit direct grenst aan de gevel die is gericht naar het openbare gebied waarop het bouwperceel ontsloten wordt;
- e. voor overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde: de gemiddelde bouwhoogte van het aansluitende terrein;
1.26 prostitué(e):
degene, die zich tegen vergoeding beschikbaar stelt tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander;
1.27 prostitutie:
het zich tegen vergoeding beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander;
1.28 raamprostitutie:
een vorm van prostitutie waarbij de werving van klanten geschiedt door een prostitué(e) die door houding, gebaren, kleding of anderszins vanuit een gebouw de aandacht op zich vestigt en waarbij de seksuele handelingen in een voor publiek besloten ruimte plaatsvinden;
1.29 seksinrichting:
een voor publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in omvang als zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder seksinrichting wordt in elk geval verstaan: een (raam)prostitutiebedrijf, een seksbioscoop, een seksautomatenhal, een sekstheater, een parenclub of een erotische massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar;
1.30 standplaats:
het vanaf een vaste plaats op een openbare en in de open lucht gelegen plaats te koop aanbieden, verkopen of afleveren van goederen dan wel diensten aan te bieden, gebruikmakend van fysieke middelen, zoals een kraam, een wagen of een tafel;
1.31 verblijfsdoeleinden:
gronden waarbij de nadruk ligt op het verblijf van personen in het openbaar gebied en die tevens een verkeersfunctie hebben;
Artikel 2 Wijze Van Meten
Bij de toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
2.1 de afstand van een bouwwerk tot de (achter)perceelsgrens:
de afstand van een gebouw tot de (achter)perceelsgrens wordt bepaald door het buitenwerks meten van de kortste afstand van een gevel van het gebouw tot de (achter)perceelsgrens;
2.2 de oppervlakte van een bouwwerk:
tussen de buitenwerks gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;
2.3 de bouwhoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;
2.4 de breedte van bouwpercelen:
de breedte van bouwpercelen wordt bepaald door het meten van de afstand in meters tussen de zijdelingse perceelsgrenzen, in de voorgevelrooilijn;
2.5 de breedte van een bouwwerk:
de breedte van bouwwerken wordt bepaald door het meten van de afstand in meters tussen de buitenwerkse eindgevelvlakken (indien geen sprake is van een rechthoekig gebouw: de gemiddelde breedte van het bouwwerk);
2.6 de diepte van een bouwwerk:
de diepte van een bouwwerk wordt bepaald door het meten van de grootste afstand in meters tussen de buitenwerkse eindgevelvlakken;
2.7 de horizontale diepte van een bouwwerk:
de diepte van een bebouw, gemeten loodrecht vanaf de gevel waaraan wordt gebouwd;
2.8 de goothoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;
2.9 de inhoud van een bouwwerk:
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Groen
3.1 bestemmingsomschrijving
De voor “Groen” aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. groenvoorziening;
- b. speelvoorzieningen;
- c. voet- en fietspaden;
- d. in- en uitritten;
- e. beeldende kunstwerken;
- f. nutsvoorzieningen;
- g. geluidswerende voorzieningen;
- h. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
- i. schouwpaden;
- j. evenementen;
- k. parkeren en verkeersvoorzieningen;
een en ander met de bijbehorende voorzieningen.
3.2 bouwregels
3.3 afwijken van de bouwregels
3.4 specifieke gebruiksregels
Artikel 4 Verkeer
4.1 bestemmingsomschrijving
De voor “Verkeer” aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. wegen, straten en paden met hoofdzakelijk een verkeersfunctie;
- b. voet- en rijwielpaden;
- c. parkeervoorzieningen;
- d. bermen en beplantingen;
- e. straatmeubilair;
- f. beeldende kunstwerken;
- g. groenvoorzieningen;
- h. nutsvoorzieningen;
- i. de handel en verkoop van goederen aan particulieren vanuit een standplaats in kramen en wagens, niet zijnde bouwwerken;
- j. geluidwerende voorzieningen;
- k. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
- l. evenementen;
- m. ter plaatse van de aanduiding 'langzaam verkeer' uitsluitend voet- en rijwielpaden;
- n. ter plaatse van de aanduiding 'nutsvoorziening' tevens voor nutsvoorzieningen;
een en ander met bijbehorende voorzieningen.
4.2 bouwregels
4.3 afwijken van de bouwregels
4.4 specifieke gebruiksregels
Voor evenementen gelden de volgende bepalingen:
- a. evenementen zijn uitsluitend in de vorm van medegebruik toegestaan;
- b. er dient sprake te zijn van een evenement in de vorm van een voor publiek bestemde uitvoering/verrichting van vermaak, op het gebied van sport, muziek of op sociaal-cultureel vlak;
- c. het evenement duurt maximaal zeven (aaneengesloten) dagen inclusief opbouw en afbraak van bijbehorende voorzieningen, met dien verstande dat hiervan kan worden afgeweken als bedoeld in artikel 13.3;
- d. de bedrijfsvoering van de omliggende bedrijven mag niet worden belemmerd;
- e. het gebruik waarbij voor de parkeersituatie geldt dat al dan niet op eigen terrein voldoende parkeergelegenheid aanwezig dient te zijn, waarbij moet worden voldaan aan de maximale parkeernorm als opgenomen in bijlage 2 bij deze regels.
4.5 omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 5 Water
5.1 bestemmingsomschrijving
De voor “Water” aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. waterhuishoudkundige doeleinden;
- b. voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding, waterafvoer en waterberging;
- c. de aanleg en instandhouding (beheer en onderhoud) van waterlopen;
- d. (natuurvriendelijke) oevers;
- e. waterstaatkundige kunstwerken, bruggen en andere waterstaatswerken;
- f. beeldende kunstwerken;
- g. oppervlaktewater, zoals vijvers;
een en ander met de bijbehorende voorzieningen zoals bermen, paden, beschoeiingen e.d.
5.2 bouwregels
Uitsluitend zijn toegestaan bouwwerken geen gebouwen zijnde die ten dienste staan van deze bestemming met een bouwhoogte van maximaal 4 meter.
Artikel 6 Leiding - Riool (Dubbelbestemming)
6.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Leiding - Riool (Dubbelbestemming)' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en) (artikelen 3 tot en met 5), mede bestemd voor:
- a. een ondergrondse rioolpersleiding ter plaatse van de aanduiding 'hartlijn leiding- riool';
- b. het beheer en onderhoud van de leiding;
- c. de bescherming van het woon- en leefklimaat in verband met de leiding;
met bijbehorende bouwwerken, geen gebouw zijnde.
6.2 Bouwregels
6.3 Afwijken van de bouwregels
Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 6.2 voor het bouwen overeenkomstig de andere bestemmingen, mits advies is verkregen van de leidingbeheerder.
6.4 Specifieke gebruiksregels
Het is verboden de in deze bestemming begrepen gronden en de daarop voorkomende opstallen te gebruiken of in gebruik te geven of te laten voor een doel of op een wijze strijdig met deze bestemming.
6.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 7 Waarde - Archeologie (Dubbelbestemming)
7.1 Bestemmingsomschrijving
De voor Waarde - Archeologie aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor het behoud, de bescherming en/of het herstel van archeologische waarden in de bodem.
7.2 Bouwregels
7.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen ten aanzien van de situering en de afmetingen van bouwwerken en de inrichting van gronden, indien uit archeologisch onderzoek blijkt dat ter plaatse behoudens- en beschermenswaardige archeologische monumenten of resten aanwezig zijn. De nadere eisen zijn erop gericht de archeologische waarden in de grond (in situ) te behouden.
7.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
7.5 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders kunnen met toepassing van artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke Ordening, het plan wijzigen teneinde:
- a. de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie' geheel of gedeeltelijk te doen vervallen, indien op basis van aanvullend en/of definitief archeologisch onderzoek is aangetoond, dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn, dan wel er niet langer archeologische begeleiding of zorg nodig is;
- b. de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie' op te waarderen, ter bescherming van archeologische waarden, indien dit gewenst op basis van de uitkomsten uit een nader archeologisch onderzoek.
Artikel 8 Waarde - Archeologische Verwachting 1 (Dubbelbestemming)
8.1 bestemmingsomschrijving
De voor “Waarde - Archeologische verwachting 1” aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen (artikel 3 tot en met 5), mede bestemd voor het behoud en de bescherming van te verwachten archeologische resten in de bodem.
8.2 bouwregels
8.3 nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen ten aanzien van de situering en de afmetingen van bouwwerken en de inrichting van gronden, indien uit archeologisch onderzoek blijkt dat ter plaatse behoudens- en beschermenswaardige archeologische monumenten of resten aanwezig zijn. De nadere eisen zijn erop gericht de archeologische waarden zoveel mogelijk in de grond (in situ) te behouden.
8.4 omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
8.5 wijzigingsbevoegdheid
Artikel 9 Waarde - Archeologische Verwachting 2 (Dubbelbestemming)
9.1 bestemmingsomschrijving
De voor “Waarde - Archeologische verwachting 2” aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen (artikel 3 tot en met 5), mede bestemd voor het behoud en de bescherming van te verwachten archeologische resten in de bodem.
9.2 bouwregels
9.3 nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen ten aanzien van de situering en de afmetingen van bouwwerken en de inrichting van gronden, indien uit archeologisch onderzoek blijkt dat ter plaatse behoudens- en beschermenswaardige archeologische monumenten of resten aanwezig zijn. De nadere eisen zijn erop gericht de archeologische waarden zoveel mogelijk in de grond (in situ) te behouden.
9.4 omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
9.5 wijzigingsbevoegdheid
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 10 Anti-dubbeltelregel
Grond welke eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 11 Algemene Bouwregels
11.1 bestaande maten
In die gevallen dat de bestaande goothoogte, bouwhoogte, oppervlakte en/of inhoud van bouwwerken, die in overeenstemming met het bepaalde in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht tot stand zijn gekomen meer bedraagt dan in de bouwregels in hoofdstuk 2 van deze regels is toegestaan, geldt die goothoogte, bouwhoogte, oppervlakte en/of inhoud in afwijking daarvan als maximaal toegestaan.
Artikel 12 Algemene Gebruiksregels
12.1 strijdig gebruik
Onder gebruik in strijd met alle bestemmingen wordt in elk geval verstaan:
- a. een gebruik van gronden als stort- en/of opslagplaats van grond en/of afval, met uitzondering van een zodanig gebruik voor het normale op de bestemming gerichte gebruik en onderhoud;
- b. een gebruik van gronden als stalling- en/of opslagplaats van één of meer aan het gebruik onttrokken machines, voer-, vaar- of vliegtuigen, met uitzondering van een zodanig gebruik voor het normale op de bestemming gerichte gebruik en onderhoud;
- c. een gebruik van gronden en bouwwerken voor een seksinrichting dan wel ten behoeve van prostitutie.
12.2 parkeernormen
De inrichting van de gronden moet zodanig plaatsvinden, dat wordt voldaan aan de gemeentelijke parkeernormen zoals weergegeven in de bijlage 'Parkeernorming' die als bijlage 2 bij deze regels is gevoegd.
Artikel 13 Algemene Afwijkingsregels
13.1 maatvoering
Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in het plan voor het afwijken van de voorgeschreven goothoogte, (bouw)hoogte, oppervlakte, inhoud en afstand van bouwwerken, dan wel een voorgeschreven bebouwingspercentage, eventueel met overschrijding van de bouwgrenzen, mits de afwijking niet meer bedraagt dan 10% van de in deze regels voorgeschreven afmetingen en afstanden.
13.2 bestemmingsgrenzen
Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken om bij de uitvoering van het plan af te wijken van bestemmingsgrenzen, bouwgrenzen en overige aanduidingen in het horizontale vlak op de verbeelding, indien en voor zover afwijking noodzakelijk is in verband met de uitmeting van het terrein en er geen dringende reden zijn die zich tegen de afwijking verzetten, mits de afwijking ten opzichte van hetgeen op de omgevingsvergunning is aangegeven niet meer dan 2,5 m bedraagt.
13.3 afwijking evenementen
Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken teneinde het tijdelijk gebruik van gronden voor langdurigere evenementen toe te kunnen staan. Hiertoe dient aan het volgende te worden voldaan:
- a. er dienen voldoende parkeerplaatsen al dan niet op eigen terrein beschikbaar te zijn;
- b. de aan te brengen voorzieningen dienen tijdelijk te zijn; dit betekent dat het houden van een evenement niet mag leiden tot onomkeerbare voorzieningen en/of ingrepen;
- c. er mag geen onevenredige aantasting plaatsvinden van de binnen het gebied aanwezige waarden.
Artikel 14 Algemene Wijzigingsregels
Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen teneinde aan gronden de dubbelbestemming “Waarde - Archeologie” toe te kennen, indien uit nader archeologisch onderzoek blijkt dat ter plaatse archeologische waarden aanwezig zijn.
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 15 Overgangsrecht
15.1 overgangsrecht bouwwerken
15.2 overgangsrecht gebruik
Artikel 16 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan Elst, Nieuwe Aamsestraat Infra.
Aldus vastgesteld in de raadsvergadering van ……………..
De voorzitter, | De griffier, |
……………… | ……………… |
Bijlagen Bij Regels
Bijlage 1 Staat Van Bedrijfsactiviteiten B (Categorie 1 T/m 4.2)
Staat van Bedrijfsactiviteiten B (categorie 1 t/m 4.2) | ||||
SBI-code | SBI-code 2008 | Nr. | Omschrijving | Cat. |
01 | 01 | - | Landbouw en dienstverlening t.b.v. de landbouw | |
0111, 0113 | 011, 012, 013 | Akkerbouw en fruitteelt (bedrijfsgebouwen) | 2 | |
0112 | 011, 012, 013, 016 | 0 | Tuinbouw: | |
0112 | 011, 012, 013 | 1 | - bedrijfsgebouwen | 2 |
0112 | 0113 | 4 | - champignonkwekerijen (algemeen) | 2 |
0112 | 0113 | 5 | - champignonkwekerijen met mestfermentatie | 3.2 |
0112 | 011 | 7 | - witlofkwekerijen (algemeen) | 2 |
0112 | 0163 | 6 | - bloembollendroog- en prepareerbedrijven | 2 |
014 | 016 | 0 | Dienstverlening t.b.v. de landbouw: | |
014 | 016 | 1 | - algemeen (o.a. loonbedrijven): b.o. > 500 m2 | 3.1 |
014 | 016 | 2 | - algemeen (o.a. loonbedrijven): b.o.<= 500 m2 | 2 |
014 | 016 | 3 | - plantsoenendiensten en hoveniersbedrijven: b.o. > 500 m2 | 3.1 |
014 | 016 | 4 | - plantsoenendiensten en hoveniersbedrijven: b.o. <= 500 m2 | 2 |
0142 | 0162 | KI-stations | 2 | |
05 | 03 | - | Visserij- en visteeltbedrijven | |
0501.1 | 0311 | Zeevisserijbedrijven | 3.2 | |
0501.2 | 0312 | Binnenvisserijbedrijven | 3.1 | |
0502 | 032 | 0 | Vis- en schaaldierkwekerijen: | |
0502 | 032 | 1 | - oester-, mossel- en schelpenteeltbedrijven | 3.2 |
0502 | 032 | 2 | - visteeltbedrijven | 3.1 |
15 | 10, 11 | - | Vervaardiging van voedingsmiddelen en dranken | |
151 | 101, 102 | 0 | Slachterijen en overige vleesverwerking: | |
151 | 101, 102 | 1 | - slachterijen en pluimveeslachterijen | 3.2 |
151 | 101 | 3 | - bewerkingsinrichting van darmen en vleesafval | 4.2 |
151 | 101 | 4 | - vleeswaren- en vleesconservenfabrieken: p.o. > 1000 m2 | 3.2 |
151 | 101 | 5 | - vleeswaren- en vleesconservenfabrieken: p.o. <= 1000 m2 | 3.1 |
151 | 101 | 6 | - vleeswaren- en vleesconservenfabrieken: p.o. <= 200 m2 | 3.1 |
151 | 101, 102 | 7 | - loonslachterijen | 3.1 |
151 | 108 | 8 | - vervaardiging van snacks en vervaardiging van kant-en-klaar-maaltijden met p.o. < 2.000 m2 | 3.1 |
152 | 102 | 0 | Visverwerkingsbedrijven: | |
152 | 102 | 2 | - conserveren | 4.1 |
152 | 102 | 3 | - roken | 4.2 |
152 | 102 | 4 | - verwerken anderszins: p.o.> 1000 m2 | 4.2 |
152 | 102 | 5 | - verwerken anderszins: p.o. <= 1000 m2 | 3.2 |
152 | 102 | 6 | - verwerken anderszins: p.o. <= 300 m2 | 3.1 |
1531 | 1031 | 0 | Aardappelproducten fabrieken: | |
1531 | 1031 | 1 | - vervaardiging van aardappelproducten | 4.2 |
1531 | 1031 | 2 | - vervaardiging van snacks met p.o. < 2.000 m2 | 3.1 |
1532, 1533 | 1032, 1039 | 0 | Groente- en fruitconservenfabrieken: | |
1532, 1533 | 1032, 1039 | 1 | - jam | 3.2 |
1532, 1533 | 1032, 1039 | 2 | - groente algemeen | 3.2 |
1532, 1533 | 1032, 1039 | 3 | - met koolsoorten | 3.2 |
1532, 1533 | 1032, 1039 | 4 | - met drogerijen | 4.2 |
1532, 1533 | 1032, 1039 | 5 | - met uienconservering (zoutinleggerij) | 4.2 |
1541 | 104101 | 0 | Vervaardiging van ruwe plantaardige en dierlijke oliën en vetten: | |
1541 | 104101 | 1 | - p.c. < 250.000 t/j | 4.1 |
1541 | 104101 | 2 | - p.c. >= 250.000 t/j | 4.2 |
1542 | 104102 | 0 | Raffinage van plantaardige en dierlijke oliën en vetten: | |
1542 | 104102 | 1 | - p.c. < 250.000 t/j | 4.1 |
1542 | 104102 | 2 | - p.c. >= 250.000 t/j | 4.2 |
1543 | 1042 | 0 | Margarinefabrieken: | |
1543 | 1042 | 1 | - p.c. < 250.000 t/j | 4.1 |
1543 | 1042 | 2 | - p.c. >= 250.000 t/j | 4.2 |
1551 | 1051 | 0 | Zuivelproducten fabrieken: | |
1551 | 1051 | 3 | - melkproducten fabrieken v.c. < 55.000 t/j | 3.2 |
1551 | 1051 | 4 | - melkproducten fabrieken v.c. >= 55.000 t/j | 4.2 |
1551 | 1051 | 5 | - overige zuivelproducten fabrieken | 4.2 |
1552 | 1052 | 1 | Consumptie-ijsfabrieken: p.o. > 200 m2 | 3.2 |
1552 | 1052 | 2 | Consumptie-ijsfabrieken: p.o. <= 200 m2 | 2 |
1561 | 1061 | 0 | Meelfabrieken: | |
1561 | 1061 | 1 | - p.c. >= 500 t/u | 4.2 |
1561 | 1061 | 2 | - p.c. < 500 t/u | 4.1 |
1561 | 1061 | Grutterswarenfabrieken | 4.1 | |
1562 | 1062 | 0 | Zetmeelfabrieken: | |
1562 | 1062 | 1 | - p.c. < 10 t/u | 4.1 |
1562 | 1062 | 2 | - p.c. >= 10 t/u | 4.2 |
1571 | 1091 | 0 | Veevoerfabrieken: | |
1571 | 1091 | 3 | - drogerijen (gras, pulp, groenvoeder, veevoeder) cap. < 10 t/u water | 4.2 |
1571 | 1091 | 5 | - mengvoeder, p.c. < 100 t/u | 4.1 |
1571 | 1091 | 6 | - mengvoeder, p.c. >= 100 t/u | 4.2 |
1572 | 1092 | Vervaardiging van voer voor huisdieren | 4.1 | |
1581 | 1071 | 0 | Broodfabrieken, brood- en banketbakkerijen: | |
1581 | 1071 | 1 | - v.c. < 7500 kg meel/week, bij gebruik van charge-ovens | 2 |
1581 | 1071 | 2 | - v.c. >= 7500 kg meel/week | 3.2 |
1582 | 1072 | Banket, biscuit- en koekfabrieken | 3.2 | |
1584 | 10821 | 0 | Verwerking cacaobonen en vervaardiging chocolade- en suikerwerk: | |
1584 | 10821 | 2 | - cacao- en chocoladefabrieken vervaardigen van chocoladewerken met p.o. < 2.000 m2 | 3.2 |
1584 | 10821 | 3 | - cacao- en chocoladefabrieken vervaardigen van chocoladewerken met p.o. <= 200 m2 | 2 |
1584 | 10821 | 4 | - suikerwerkfabrieken met suiker branden | 4.2 |
1584 | 10821 | 5 | - suikerwerkfabrieken zonder suiker branden: p.o. > 200 m2 | 3.2 |
1584 | 10821 | 6 | - suikerwerkfabrieken zonder suiker branden: p.o. <= 200 m2 | 2 |
1585 | 1073 | Deegwarenfabrieken | 3.1 | |
1586 | 1083 | 0 | Koffiebranderijen en theepakkerijen: | |
1586 | 1083 | 2 | - theepakkerijen | 3.2 |
1587 | 108401 | Vervaardiging van azijn, specerijen en kruiden | 4.1 | |
1589 | 1089 | Vervaardiging van overige voedingsmiddelen | 4.1 | |
1589.1 | 1089 | Bakkerijgrondstoffenfabrieken | 4.1 | |
1589.2 | 1089 | 0 | Soep- en soeparomafabrieken: | |
1589.2 | 1089 | 1 | - zonder poederdrogen | 3.2 |
1589.2 | 1089 | 2 | - met poederdrogen | 4.2 |
1589.2 | 1089 | Bakmeel- en puddingpoederfabrieken | 4.1 | |
1591 | 110101 | Destilleerderijen en likeurstokerijen | 4.2 | |
1592 | 110102 | 0 | Vervaardiging van ethylalcohol door gisting: | |
1592 | 110102 | 1 | - p.c. < 5.000 t/j | 4.1 |
1592 | 110102 | 2 | - p.c. >= 5.000 t/j | 4.2 |
1593 t/m 1595 | 1102 t/m 1104 | Vervaardiging van wijn, cider e.d. | 2 | |
1596 | 1105 | Bierbrouwerijen | 4.2 | |
1597 | 1106 | Mouterijen | 4.2 | |
1598 | 1107 | Mineraalwater- en frisdrankfabrieken | 3.2 | |
16 | 12 | - | Verwerking van tabak | |
160 | 120 | Tabakverwerkende industrie | 4.1 | |
17 | 13 | - | Vervaardiging van textiel | |
171 | 131 | Bewerken en spinnen van textielvezels | 3.2 | |
172 | 132 | 0 | Weven van textiel: | |
172 | 132 | 1 | - aantal weefgetouwen < 50 | 3.2 |
172 | 132 | 2 | - aantal weefgetouwen >= 50 | 4.2 |
173 | 133 | Textielveredelingsbedrijven | 3.1 | |
174, 175 | 139 | Vervaardiging van textielwaren | 3.1 | |
1751 | 1393 | Tapijt-, kokos- en vloermattenfabrieken | 4.1 | |
176, 177 | 139, 143 | Vervaardiging van gebreide en gehaakte stoffen en artikelen | 3.1 | |
18 | 14 | - | Vervaardiging van kleding; bereiden en verven van bont | |
181 | 141 | Vervaardiging kleding van leer | 3.1 | |
182 | 141 | Vervaardiging van kleding en -toebehoren (excl. van leer) | 2 | |
183 | 142, 151 | Bereiden en verven van bont; vervaardiging van artikelen van bont | 3.1 | |
19 | 15 | - | Vervaardiging van leer en lederwaren (excl. kleding) | |
191 | 151,152 | Lederfabrieken | 4.2 | |
192 | 151 | Lederwarenfabrieken (excl. kleding en schoeisel) | 3.1 | |
193 | 152 | Schoenenfabrieken | 3.1 | |
20 | 16 | - | Houtindustrie en vervaardiging artikelen van hout, riet, kurk e.d. | |
2010.1 | 16101 | Houtzagerijen | 3.2 | |
2010.2 | 16102 | 0 | Houtconserveringsbedrijven: | |
2010.2 | 16102 | 1 | - met creosootolie | 4.1 |
2010.2 | 16102 | 2 | - met zoutoplossingen | 3.1 |
202 | 1621 | Fineer- en plaatmaterialenfabrieken | 3.2 | |
203, 204, 205 | 162 | 0 | Timmerwerkfabrieken, vervaardiging overige artikelen van hout | 3.2 |
203, 204, 205 | 162 | 1 | Timmerwerkfabrieken, vervaardiging overige artikelen van hout, p.o. < 200 m2 | 3.1 |
205 | 162902 | Kurkwaren-, riet- en vlechtwerkfabrieken | 2 | |
21 | 17 | - | Vervaardiging van papier, karton en papier- en kartonwaren | |
2111 | 1711 | Vervaardiging van pulp | 4.1 | |
2112 | 1712 | 0 | Papier- en kartonfabrieken: | |
2112 | 1712 | 1 | - p.c. < 3 t/u | 3.1 |
2112 | 1712 | 2 | - p.c. 3 - 15 t/u | 4.1 |
2112 | 1712 | 3 | - p.c. >= 15 t/u | 4.2 |
212 | 172 | Papier- en kartonwarenfabrieken | 3.2 | |
2121.2 | 17212 | 0 | Golfkartonfabrieken: | |
2121.2 | 17212 | 1 | - p.c. < 3 t/u | 3.2 |
2121.2 | 17212 | 2 | - p.c. >= 3 t/u | 4.1 |
22 | 58 | - | Uitgeverijen, drukkerijen en reproductie van opgenomen media | |
221 | 581 | Uitgeverijen (kantoren) | 1 | |
2221 | 1811 | Drukkerijen van dagbladen | 3.2 | |
2222 | 1812 | Drukkerijen (vlak- en rotatie-diepdrukkerijen) | 3.2 | |
2222.6 | 18129 | Kleine drukkerijen en kopieerinrichtingen | 2 | |
2223 | 1814 | A | Grafische afwerking | 1 |
2223 | 1814 | B | Binderijen | 2 |
2224 | 1813 | Grafische reproductie en zetten | 2 | |
2225 | 1814 | Overige grafische activiteiten | 2 | |
223 | 182 | Reproductiebedrijven opgenomen media | 1 | |
23 | 19 | - | Aardolie-/steenkoolverwerk. Ind.; bewerking splijt-/kweekstoffen | |
2320.2 | 19202 | A | Smeeroliën- en vettenfabrieken | 3.2 |
2320.2 | 19202 | B | Recyclingbedrijven voor afgewerkte olie | 4.2 |
2320.2 | 19202 | C | Aardolieproductenfabrieken n.e.g. | 4.2 |
24 | 20 | - | Vervaardiging van chemische producten | |
2412 | 2012 | Kleur- en verfstoffenfabrieken | 4.1 | |
2413 | 2012 | 0 | Anorg. chemische grondstoffenfabrieken: | |
2413 | 2012 | 1 | - niet vallend onder "post-Seveso-richtlijn" | 4.2 |
2414.1 | 20141 | A0 | Organ. chemische grondstoffenfabrieken: | |
2414.1 | 20141 | A1 | - niet vallend onder "post-Seveso-richtlijn" | 4.2 |
2414.1 | 20141 | B0 | Methanolfabrieken: | |
2414.1 | 20141 | B1 | - p.c. < 100.000 t/j | 4.1 |
2414.1 | 20141 | B2 | - p.c. >= 100.000 t/j | 4.2 |
2414.2 | 20149 | 0 | Vetzuren en alkanolenfabrieken (niet synth.): | |
2414.2 | 20149 | 1 | - p.c. < 50.000 t/j | 4.2 |
243 | 203 | Verf, lak en vernisfabrieken | 4.2 | |
2441 | 2110 | 0 | Farmaceutische grondstoffenfabrieken: | |
2441 | 2110 | 1 | - p.c. < 1.000 t/j | 4.2 |
2442 | 2120 | 0 | Farmaceutische productenfabrieken: | |
2442 | 2120 | 1 | - formulering en afvullen geneesmiddelen | 3.1 |
2442 | 2120 | 2 | - verbandmiddelenfabrieken | 2 |
2451 | 2041 | Zeep-, was- en reinigingsmiddelenfabrieken | 4.2 | |
2452 | 2042 | Parfumerie- en cosmeticafabrieken | 4.2 | |
2462 | 2052 | 0 | Lijm- en plakmiddelenfabrieken: | |
2462 | 2052 | 1 | - zonder dierlijke grondstoffen | 3.2 |
2464 | 205902 | Fotochemische productenfabrieken | 3.2 | |
2466 | 205903 | A | Chemische kantoorbenodigdhedenfabrieken | 3.1 |
2466 | 205903 | B | Overige chemische productenfabrieken n.e.g. | 4.1 |
247 | 2060 | Kunstmatige synthetische garen- en vezelfabrieken | 4.2 | |
25 | 22 | - | Vervaardiging van producten van rubber en kunststof | |
2511 | 221101 | Rubberbandenfabrieken | 4.2 | |
2512 | 221102 | 0 | Loopvlakvernieuwingsbedrijven: | |
2512 | 221102 | 1 | - vloeropp. < 100 m2 | 3.1 |
2512 | 221102 | 2 | - vloeropp. >= 100 m2 | 4.1 |
2513 | 2219 | Rubber-artikelenfabrieken | 3.2 | |
252 | 222 | 0 | Kunststofverwerkende bedrijven: | |
252 | 222 | 1 | - zonder fenolharsen | 4.1 |
252 | 222 | 2 | - met fenolharsen | 4.2 |
252 | 222 | 3 | - productie van verpakkingsmateriaal en assemblage van kunststofbouwmaterialen | 3.1 |
26 | 23 | - | Vervaardiging van glas, aardewerk, cement-, kalk- en gipsproducten | |
261 | 231 | 0 | Glasfabrieken: | |
261 | 231 | 1 | - glas en glasproducten, p.c. < 5.000 t/j | 3.2 |
261 | 231 | 2 | - glas en glasproducten, p.c. >= 5.000 t/j | 4.2 |
261 | 231 | 3 | - glaswol en glasvezels, p.c.< 5.000 t/j | 4.2 |
2615 | 231 | Glasbewerkingsbedrijven | 3.1 | |
262, 263 | 232, 234 | 0 | Aardewerkfabrieken: | |
262, 263 | 232, 234 | 1 | - vermogen elektrische ovens totaal < 40 kW | 2 |
262, 263 | 232, 234 | 2 | - vermogen elektrische ovens totaal >= 40 kW | 3.2 |
264 | 233 | A | Baksteen en baksteenelementenfabrieken | 4.1 |
264 | 233 | B | Dakpannenfabrieken | 4.1 |
2652 | 235201 | 0 | Kalkfabrieken: | |
2652 | 235201 | 1 | - p.c. < 100.000 t/j | 4.1 |
2653 | 235202 | 0 | Gipsfabrieken: | |
2653 | 235202 | 1 | - p.c. < 100.000 t/j | 4.1 |
2661.1 | 23611 | 0 | Betonwarenfabrieken: | |
2661.1 | 23611 | 1 | - zonder persen, triltafels en bekistingtrille | 4.1 |
2661.1 | 23611 | 2 | - met persen, triltafels of bekistingtrillers, p.c. < 100 t/d | 4.2 |
2661.2 | 23612 | 0 | Kalkzandsteenfabrieken: | |
2661.2 | 23612 | 1 | - p.c. < 100.000 t/j | 3.2 |
2661.2 | 23612 | 2 | - p.c. >= 100.000 t/j | 4.2 |
2662 | 2362 | Mineraalgebonden bouwplatenfabrieken | 3.2 | |
2663, 2664 | 2363, 2364 | 0 | Betonmortelcentrales: | |
2663, 2664 | 2363, 2364 | 1 | - p.c. < 100 t/u | 3.2 |
2663, 2664 | 2363, 2364 | 2 | - p.c. >= 100 t/u | 4.2 |
2665, 2666 | 2365, 2369 | 0 | Vervaardiging van producten van beton, (vezel)cement en gips: | |
2665, 2666 | 2365, 2369 | 1 | - p.c. < 100 t/d | 3.2 |
2665, 2666 | 2365, 2369 | 2 | - p.c. >= 100 t/d | 4.2 |
267 | 237 | 0 | Natuursteenbewerkingsbedrijven: | |
267 | 237 | 1 | - zonder breken, zeven en drogen: p.o. > 2.000 m2 | 3.2 |
267 | 237 | 2 | - zonder breken, zeven en drogen: p.o. <= 2.000 m2 | 3.1 |
267 | 237 | 3 | - met breken, zeven of drogen, v.c. < 100.000 t/j | 4.2 |
2681 | 2391 | Slijp- en polijstmiddelen fabrieken | 3.1 | |
2682 | 2399 | A0 | Bitumineuze materialenfabrieken: | |
2682 | 2399 | A1 | - p.c. < 100 t/u | 4.2 |
2682 | 2399 | B0 | Isolatiematerialenfabrieken (excl. glaswol): | |
2682 | 2399 | B1 | - steenwol, p.c. >= 5.000 t/j | 4.2 |
2682 | 2399 | B2 | - overige isolatiematerialen | 4.1 |
2682 | 2399 | C | Minerale productenfabrieken n.e.g. | 3.2 |
2682 | 2399 | D0 | Asfaltcentrales: p.c.< 100 ton/uur | 4.1 |
2682 | 2399 | D1 | Asfaltcentrales, p.c. >= 100 ton/uur | 4.2 |
27 | 24 | - | Vervaardiging van metalen | |
273 | 243 | 0 | Draadtrekkerijen, koudbandwalserijen en profielzetterijen: | |
273 | 243 | 1 | - p.o. < 2.000 m2 | 4.2 |
274 | 244 | A0 | Non-ferro-metaalfabrieken: | |
274 | 244 | A1 | - p.c. < 1.000 t/j | 4.2 |
2751, 2752 | 2451, 2452 | 0 | IJzer- en staalgieterijen/ -smelterijen: | |
2751, 2752 | 2451, 2452 | 1 | - p.c. < 4.000 t/j | 4.2 |
2753, 2754 | 2453, 2454 | 0 | Non-ferro-metaalgieterijen/ -smelterijen: | |
2753, 2754 | 2453, 2454 | 1 | - p.c. < 4.000 t/j | 4.2 |
28 | 25, 31 | - | Vervaard. en reparatie van producten van metaal (excl. mach./transportmidd.) | |
281 | 251, 331 | 0 | Constructiewerkplaatsen: | |
281 | 251, 331 | 1 | - gesloten gebouw | 3.2 |
281 | 251, 331 | 1a | - gesloten gebouw, p.o. < 200 m2 | 3.1 |
281 | 251, 331 | 2 | - in open lucht, p.o. < 2.000 m2 | 4.1 |
281 | 251, 331 | 3 | - in open lucht, p.o. >= 2.000 m2 | 4.2 |
2821 | 2529, 3311 | 0 | Tank- en reservoirbouwbedrijven: | |
2821 | 2529, 3311 | 1 | - p.o. < 2.000 m2 | 4.2 |
2822, 2830 | 2521, 2530, 3311 | Vervaardiging van verwarmingsketels, radiatoren en stoomketels | 4.1 | |
284 | 255, 331 | A | Stamp-, pers-, dieptrek- en forceerbedrijven | 4.1 |
284 | 255, 331 | B | Smederijen, lasinrichtingen, bankwerkerijen e.d. | 3.2 |
284 | 255, 331 | B1 | Smederijen, lasinrichtingen, bankwerkerijen e.d., p.o. < 200 m2 | 3.1 |
2851 | 2561, 3311 | 0 | Metaaloppervlaktebehandelingsbedrijven: | |
2851 | 2561, 3311 | 1 | - algemeen | 3.2 |
2851 | 2561, 3311 | 10 | - stralen | 4.1 |
2851 | 2561, 3311 | 11 | - metaalharden | 3.2 |
2851 | 2561, 3311 | 12 | - lakspuiten en moffelen | 3.2 |
2851 | 2561, 3311 | 2 | - scoperen (opspuiten van zink) | 3.2 |
2851 | 2561, 3311 | 3 | - thermisch verzinken | 3.2 |
2851 | 2561, 3311 | 4 | - thermisch vertinnen | 3.2 |
2851 | 2561, 3311 | 5 | - mechanische oppervlaktebehandeling (slijpen, polijsten) | 3.2 |
2851 | 2561, 3311 | 6 | - anodiseren, eloxeren | 3.2 |
2851 | 2561, 3311 | 7 | - chemische oppervlaktebehandeling | 3.2 |
2851 | 2561, 3311 | 8 | - emailleren | 3.2 |
2851 | 2561, 3311 | 9 | - galvaniseren (vernikkelen, verchromen, verzinken, verkoperen ed) | 3.2 |
2852 | 2562, 3311 | 1 | Overige metaalbewerkende industrie | 3.2 |
2852 | 2562, 3311 | 2 | Overige metaalbewerkende industrie, inpandig, p.o. <200 m2 | 3.1 |
287 | 259, 331 | A0 | Grofsmederijen, anker- en kettingfabrieken: | |
287 | 259, 331 | A1 | - p.o. < 2.000 m2 | 4.1 |
287 | 259, 331 | B | Overige metaalwarenfabrieken n.e.g. | 3.2 |
287 | 259, 331 | B | Overige metaalwarenfabrieken n.e.g.; inpandig, p.o. <200 m2 | 3.1 |
29 | 27, 28, 33 | - | Vervaardiging van machines en apparaten | |
29 | 27, 28, 33 | 0 | Machine- en apparatenfabrieken incl. reparatie: | |
29 | 27, 28, 33 | 1 | - p.o. < 2.000 m2 | 3.2 |
29 | 27, 28, 33 | 2 | - p.o. >= 2.000 m2 | 4.1 |
29 | 28, 33 | 3 | - met proefdraaien verbrandingsmotoren >= 1 MW | 4.2 |
30 | 26, 28, 33 | - | Vervaardiging van kantoormachines en computers | |
30 | 26, 28, 33 | A | Kantoormachines- en computerfabrieken incl. reparatie | 2 |
31 | 26, 27, 33 | - | Vervaardiging van over. elektr. machines, apparaten en benodigdh. | |
311 | 271, 331 | Elektromotoren- en generatorenfabrieken incl. reparatie | 4.1 | |
312 | 271, 273 | Schakel- en installatiemateriaalfabrieken | 4.1 | |
313 | 273 | Elektrische draad- en kabelfabrieken | 4.1 | |
314 | 272 | Accumulatoren- en batterijenfabrieken | 3.2 | |
315 | 274 | Lampenfabrieken | 4.2 | |
316 | 293 | Elektrotechnische industrie n.e.g. | 2 | |
32 | 26, 33 | - | Vervaardiging van audio-, video-, telecom-apparaten en -benodigdh. | |
321 t/m 323 | 261, 263, 264, 331 | Vervaardiging van audio-, video- en telecom-apparatuur e.d. incl. reparatie | 3.1 | |
3210 | 2612 | Fabrieken voor gedrukte bedrading | 3.1 | |
33 | 26, 32, 33 | - | Vervaardiging van medische en optische apparaten en instrumenten | |
33 | 26, 32, 33 | A | Fabrieken voor medische en optische apparaten en instrumenten e.d. incl. reparatie | 2 |
34 | 29 | Vervaardiging van auto's, aanhangwagens en opleggers | ||
341 | 291 | 0 | Autofabrieken en assemblagebedrijven: | |
341 | 291 | 1 | - p.o. < 10.000 m2 | 4.1 |
341 | 291 | 2 | - p.o. >= 10.000 m2 | 4.2 |
3420.1 | 29201 | Carrosseriefabrieken | 4.1 | |
3420.2 | 29202 | Aanhangwagen- en opleggerfabrieken | 4.1 | |
343 | 293 | Auto-onderdelenfabrieken | 3.2 | |
35 | 30 | - | Vervaardiging van transportmiddelen (excl. auto's, aanhangwagens) | |
351 | 301, 3315 | 0 | Scheepsbouw- en reparatiebedrijven: | |
351 | 301, 3315 | 1 | - houten schepen | 3.1 |
351 | 301, 3315 | 2 | - kunststof schepen | 3.2 |
351 | 301, 3315 | 3 | - metalen schepen < 25 m | 4.1 |
352 | 302, 317 | 0 | Wagonbouw- en spoorwegwerkplaatsen: | |
352 | 302, 317 | 1 | - algemeen | 3.2 |
352 | 302, 317 | 2 | - met proefdraaien van verbrandingsmotoren >= 1 MW | 4.2 |
353 | 303, 3316 | 0 | Vliegtuigbouw en -reparatiebedrijven: | |
353 | 303, 3316 | 1 | - zonder proefdraaien motoren | 4.1 |
354 | 309 | Rijwiel- en motorrijwielfabrieken | 3.2 | |
355 | 3099 | Transportmiddelenindustrie n.e.g. | 3.2 | |
36 | 31 | - | Vervaardiging van meubels en overige goederen n.e.g. | |
361 | 310 | 1 | Meubelfabrieken | 3.2 |
361 | 9524 | 2 | Meubelstoffeerderijen b.o. < 200 m2 | 1 |
362 | 321 | Fabricage van munten, sieraden e.d. | 2 | |
363 | 322 | Muziekinstrumentenfabrieken | 2 | |
364 | 323 | Sportartikelenfabrieken | 3.1 | |
365 | 324 | Speelgoedartikelenfabrieken | 3.1 | |
3663.2 | 32999 | Vervaardiging van overige goederen n.e.g. | 3.1 | |
37 | 38 | - | Voorbereiding tot recycling | |
372 | 383202 | A0 | Puinbrekerijen en -malerijen: | |
372 | 383202 | A1 | - v.c. < 100.000 t/j | 4.2 |
372 | 383202 | B | Rubberregeneratiebedrijven | 4.2 |
372 | 383202 | C | Afvalscheidingsinstallaties | 4.2 |
40 | 35 | - | Productie en distrib. Van stroom, aardgas, stoom en warm water | |
40 | 35 | B0 | Bio-energieinstallaties elektrisch vermogen < 50 MWe: | |
40 | 35 | B1 | - covergisting, verbranding en vergassing van mest, slib, GFT en reststromen voedingsindustrie | 3.2 |
40 | 35 | B2 | - vergisting, verbranding en vergassing van overige biomassa | 3.2 |
40 | 35 | C0 | Elektriciteitsdistributiebedrijven, met transformatorvermogen: | |
40 | 35 | C1 | - < 10 MVA | 2 |
40 | 35 | C2 | - 10 - 100 MVA | 3.1 |
40 | 35 | C3 | - 100 - 200 MVA | 3.2 |
40 | 35 | C4 | - 200 - 1000 MVA | 4.2 |
40 | 35 | D0 | Gasdistributiebedrijven: | |
40 | 35 | D1 | - gascompressorstations vermogen < 100 MW | 4.2 |
40 | 35 | D3 | - gas: reduceer-, compressor-, meet- en regelinst. Cat. A | 1 |
40 | 35 | D4 | - gasdrukregel- en meetruimten (kasten en gebouwen), cat. B en C | 2 |
40 | 35 | D5 | - gasontvang- en -verdeelstations, cat. D | 3.1 |
40 | 35 | E0 | Warmtevoorzieningsinstallaties, gasgestookt: | |
40 | 35 | E1 | - stadsverwarming | 3.2 |
40 | 35 | E2 | - blokverwarming | 2 |
40 | 35 | F0 | Windmolens: | |
40 | 35 | F1 | - wiekdiameter 20 m | 3.2 |
40 | 35 | F2 | - wiekdiameter 30 m | 4.1 |
40 | 35 | F3 | - wiekdiameter 50 m | 4.2 |
41 | 36 | - | Winning en distributie van water | |
41 | 36 | A0 | Waterwinning-/ bereiding- bedrijven: | |
41 | 36 | A2 | - bereiding met chloorbleekloog e.d. en/of straling | 3.1 |
41 | 36 | B0 | Waterdistributiebedrijven met pompvermogen: | |
41 | 36 | B1 | - < 1 MW | 2 |
41 | 36 | B2 | - 1 - 15 MW | 3.2 |
41 | 36 | B3 | - >= 15 MW | 4.2 |
45 | 41, 42, 43 | - | Bouwnijverheid | |
45 | 41, 42, 43 | 0 | Bouwbedrijven algemeen: b.o. > 2.000 m2 | 3.2 |
45 | 41, 42, 43 | 1 | Bouwbedrijven algemeen: b.o. <= 2.000 m2 | 3.1 |
45 | 41, 42, 43 | 2 | Aannemersbedrijven met werkplaats, (kleinschalige) installatiebedrijven en stukadoors: b.o. > 1000 m2 | 3.1 |
45 | 41, 42, 43 | 3 | Aannemersbedrijven met werkplaats, (kleinschalige) installatiebedrijven en stukadoors: b.o.< 1000 m2 | 2 |
50 | 45, 47 | - | Handel/reparatie van auto's, motorfietsen; benzineservicestations | |
501, 502, 504 | 451, 452, 454 | Handel in auto's en motorfietsen, reparatie- en servicebedrijven | 2 | |
501 | 451 | Handel in vrachtauto's (incl. import en reparatie) | 3.2 | |
5020.4 | 45204 | A | Autoplaatwerkerijen | 3.2 |
5020.4 | 45204 | B | Autobeklederijen | 1 |
5020.4 | 45204 | C | Autospuitinrichtingen | 3.1 |
5020.5 | 45205 | Autowasserijen | 2 | |
503, 504 | 453 | Handel in auto- en motorfietsonderdelen en -accessoires | 2 | |
505 | 473 | 0 | Benzineservicestations: | |
505 | 473 | 1 | - met LPG > 1000 m3/jr | 4.1 |
505 | 473 | 2 | - met LPG < 1000 m3/jr | 3.1 |
505 | 473 | 3 | - zonder LPG | 2 |
51 | 46 | - | Groothandel en handelsbemiddeling | |
511 | 461 | Handelsbemiddeling (kantoren) | 1 | |
5121 | 4621 | 0 | Grth in akkerbouwproducten en veevoeders | 3.1 |
5121 | 4621 | 1 | Grth in akkerbouwproducten en veevoeders met een verwerkingscapaciteit van 500 ton/uur of meer | 4.2 |
5122 | 4622 | Grth in bloemen en planten | 2 | |
5123 | 4623 | Grth in levende dieren | 3.2 | |
5124 | 4624 | Grth in huiden, vellen en leder | 3.1 | |
5125, 5131 | 46217, 4631 | Grth in ruwe tabak, groenten, fruit en consumptie-aardappelen | 3.1 | |
5132, 5133 | 4632, 4633 | Grth in vlees, vleeswaren, zuivelproducten, eieren, spijsoliën | 3.1 | |
5134 | 4634 | Grth in dranken | 2 | |
5135 | 4635 | Grth in tabaksproducten | 2 | |
5136 | 4636 | Grth in suiker, chocolade en suikerwerk | 2 | |
5137 | 4637 | Grth in koffie, thee, cacao en specerijen | 2 | |
5138, 5139 | 4638, 4639 | Grth in overige voedings- en genotmiddelen | 2 | |
514 | 464, 46733 | Grth in overige consumentenartikelen | 2 | |
5148.7 | 46499 | 0 | Grth in vuurwerk en munitie: | |
5148.7 | 46499 | 1 | - consumentenvuurwerk, verpakt, opslag < 10 ton | 2 |
5148.7 | 46499 | 2 | - consumentenvuurwerk, verpakt, opslag 10 tot 50 ton | 3.1 |
5148.7 | 46499 | 5 | - munitie | 2 |
5151.1 | 46711 | 0 | Grth in vaste brandstoffen: | |
5151.1 | 46711 | 1 | - klein, lokaal verzorgingsgebied | 3.1 |
5151.2 | 46712 | 0 | Grth in vloeibare en gasvormige brandstoffen: | |
5151.2 | 46712 | 1 | - vloeistoffen, o.c. < 100.000 m3 | 4.1 |
5151.2 | 46712 | 3 | - tot vloeistof verdichte gassen | 4.2 |
5151.3 | 46713 | Grth minerale olieproducten (excl. brandstoffen) | 3.2 | |
5152.1 | 46721 | 0 | Grth in metaalertsen: | |
5152.1 | 46721 | 1 | - opslag opp. < 2.000 m2 | 4.2 |
5152.2 /.3 | 46722, 46723 | Grth in metalen en -halffabricaten | 3.2 | |
5153 | 4673 | 0 | Grth in hout en bouwmaterialen: | |
5153 | 4673 | 1 | - algemeen: b.o. > 2000 m2 | 3.1 |
5153 | 4673 | 2 | - algemeen: b.o. <= 2000 m2 | 2 |
5153.4 | 46735 | 4 | Zand en grind: | |
5153.4 | 46735 | 5 | - algemeen: b.o. > 200 m2 | 3.2 |
5153.4 | 46735 | 6 | - algemeen: b.o. <= 200 m2 | 2 |
5154 | 4674 | 0 | Grth in ijzer- en metaalwaren en verwarmingsapparatuur: | |
5154 | 4674 | 1 | - algemeen: b.o. > 2.000 m2 | 3.1 |
5154 | 4674 | 2 | - algemeen: b.o. < = 2.000 m2 | 2 |
5155.1 | 46751 | Grth in chemische producten | 3.2 | |
5155.2 | 46752 | Grth in kunstmeststoffen | 2 | |
5156 | 4676 | Grth in overige intermediaire goederen | 2 | |
5157 | 4677 | 0 | Autosloperijen: b.o. > 1000 m2 | 3.2 |
5157 | 4677 | 1 | Autosloperijen: b.o. <= 1000 m2 | 3.1 |
5157.2/3 | 4677 | 0 | Overige groothandel in afval en schroot: b.o. > 1000 m2 | 3.2 |
5157.2/3 | 4677 | 1 | Overige groothandel in afval en schroot: b.o. <= 1000 m2 | 3.1 |
518 | 466 | 0 | Grth in machines en apparaten: | |
518 | 466 | 1 | - machines voor de bouwnijverheid | 3.2 |
518 | 466 | 2 | - overige | 3.1 |
519 | 466, 469 | Overige grth (bedrijfsmeubels, emballage, vakbenodigdheden e.d. | 2 | |
60 | 49 | - | Vervoer over land | |
601 | 491, 492 | 0 | Spoorwegen: | |
601 | 491, 492 | 1 | - stations | 3.2 |
601 | 491, 492 | 2 | - rangeerterreinen, overslagstations (zonder rangeerheuvel) | 4.2 |
6021.1 | 493 | Bus-, tram- en metrostations en -remises | 3.2 | |
6022 | 493 | Taxibedrijven | 2 | |
6023 | 493 | Touringcarbedrijven | 3.2 | |
6024 | 494 | 0 | Goederenwegvervoerbedrijven (zonder schoonmaken tanks): b.o. > 1000 m2 | 3.2 |
6024 | 494 | 1 | Goederenwegvervoerbedrijven (zonder schoonmaken tanks) b.o. <= 1000 m2 | 3.1 |
603 | 495 | Pomp- en compressorstations van pijpleidingen | 2 | |
61, 62 | 50, 51 | - | Vervoer over water / door de lucht | |
61, 62 | 50, 51 | A | Vervoersbedrijven (uitsluitend kantoren) | 1 |
63 | 52 | - | Dienstverlening t.b.v. het vervoer | |
6311.1 | 52241 | 0 | Laad-, los- en overslagbedrijven t.b.v. zeeschepen: | |
6311.1 | 52241 | 2 | - stukgoederen | 4.2 |
6311.1 | 52241 | 7 | - tankercleaning | 4.2 |
6311.2 | 52242 | 0 | Laad-, los- en overslagbedrijven t.b.v. binnenvaart: | |
6311.2 | 52242 | 1 | - containers | 4.2 |
6311.2 | 52242 | 10 | - tankercleaning | 4.2 |
6311.2 | 52242 | 2 | - stukgoederen | 3.2 |
6311.2 | 52242 | 3 | - ertsen, mineralen, e.d., opslagopp. < 2.000 m2 | 4.2 |
6311.2 | 52242 | 5 | - granen of meelsoorten , v.c. < 500 t/u | 4.2 |
6311.2 | 52242 | 7 | - steenkool, opslagopp. < 2.000 m2 | 4.2 |
6312 | 52102, 52109 | A | Distributiecentra, pak- en koelhuizen | 3.1 |
6312 | 52109 | B | Opslaggebouwen (verhuur opslagruimte) | 2 |
6321 | 5221 | 1 | Autoparkeerterreinen, parkeergarages | 2 |
6321 | 5221 | 2 | Stalling van vrachtwagens (met koelinstallaties) | 3.2 |
6322, 6323 | 5222 | Overige dienstverlening t.b.v. vervoer (kantoren) | 1 | |
633 | 791 | Reisorganisaties | 1 | |
634 | 5229 | Expediteurs, cargadoors (kantoren) | 1 | |
64 | 53 | - | Post en telecommunicatie | |
641 | 531, 532 | Post- en koeriersdiensten | 2 | |
642 | 61 | A | Telecommunicatiebedrijven | 1 |
642 | 61 | B0 | Zendinstallaties: | |
642 | 61 | B1 | - LG en MG, zendervermogen < 100 kW (bij groter vermogen: onderzoek!) | 3.2 |
642 | 61 | B2 | - FM en TV | 1 |
642 | 61 | B3 | - GSM en UMTS-steunzenders (indien omgevingsvergunning voor het bouwen nodig is) | 1 |
71 | 77 | - | Verhuur van transportmiddelen, machines, andere roerende goederen | |
711 | 7711 | Personenautoverhuurbedrijven | 2 | |
712 | 7712, 7739 | Verhuurbedrijven voor transportmiddelen (excl. personenauto's) | 3.1 | |
713 | 773 | Verhuurbedrijven voor machines en werktuigen | 3.1 | |
714 | 772 | Verhuurbedrijven voor roerende goederen n.e.g. | 2 | |
72 | 62 | - | Computerservice- en informatietechnologie | |
72 | 62 | A | Computerservice- en informatietechnologie-bureau's e.d. | 1 |
72 | 58, 63 | B | Datacentra | 2 |
73 | 72 | - | Speur- en ontwikkelingswerk | |
731 | 721 | Natuurwetenschappelijk speur- en ontwikkelingswerk | 2 | |
732 | 722 | Maatschappij- en geesteswetenschappelijk onderzoek | 1 | |
74 | 63, 69tm71, 73, 74, 77, 78, 80tm82 | - | Overige zakelijke dienstverlening | |
74 | 63, 69tm71, 73, 74, 77, 78, 80tm82 | A | Overige zakelijke dienstverlening: kantoren | 1 |
747 | 812 | Reinigingsbedrijven voor gebouwen | 3.1 | |
7481.3 | 74203 | Foto- en filmontwikkelcentrales | 2 | |
7484.3 | 82991 | Veilingen voor landbouw- en visserijproducten | 4.1 | |
7484.4 | 82992 | Veilingen voor huisraad, kunst e.d. | 1 | |
75 | 84 | - | Openbaar bestuur, overheidsdiensten, sociale verzekeringen | |
75 | 84 | A | Openbaar bestuur (kantoren e.d.) | 1 |
7522 | 8422 | Defensie-inrichtingen | 4.1 | |
7525 | 8425 | Brandweerkazernes | 3.1 | |
90 | 37, 38, 39 | - | Milieudienstverlening | |
9001 | 3700 | A0 | RWZI's en gierverwerkingsinricht., met afdekking voorbezinktanks: | |
9001 | 3700 | A1 | - < 100.000 i.e. | 4.1 |
9001 | 3700 | A2 | - 100.000 - 300.000 i.e. | 4.2 |
9001 | 3700 | B | Rioolgemalen | 2 |
9002.1 | 381 | A | Vuilophaal-, straatreinigingsbedrijven e.d. | 3.1 |
9002.1 | 381 | B | Gemeentewerven (afval-inzameldepots) | 3.1 |
9002.1 | 381 | C | Vuiloverslagstations | 4.2 |
9002.2 | 382 | A0 | Afvalverwerkingsbedrijven: | |
9002.2 | 382 | A2 | - kabelbranderijen | 3.2 |
9002.2 | 382 | A4 | - pathogeen afvalverbranding (voor ziekenhuizen) | 3.1 |
9002.2 | 382 | A5 | - oplosmiddelterugwinning | 3.2 |
9002.2 | 382 | A6 | - afvalverbrandingsinrichtingen, thermisch vermogen > 75 MW | 4.2 |
9002.2 | 382 | A7 | - verwerking fotochemisch en galvano-afval | 2 |
9002.2 | 382 | B | Vuilstortplaatsen | 4.2 |
9002.2 | 382 | C0 | Composteerbedrijven: | |
9002.2 | 382 | C1 | - niet-belucht v.c. < 5.000 ton/jr | 4.2 |
9002.2 | 382 | C3 | - belucht v.c. < 20.000 ton/jr | 3.2 |
9002.2 | 382 | C4 | - belucht v.c. > 20.000 ton/jr | 4.1 |
9002.2 | 382 | C5 | GFT in gesloten gebouw | 4.1 |
Bijlage 2 Parkeernormering
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding
In het Masterplan herstructurering Aam en de Visie Elst Zuidoost is een aantal projecten opgenomen die een bijdrage leveren aan de ruimtelijke ontwikkeling en de bereikbaarheid van het gebied. De ontwikkeling van een tangent (rondweg) rondom Elst is een van de projecten waarmee de genoemde ambities bereikt kunnen worden. Daarnaast sluit het uitvoeren van de reconstructie van de Nieuwe Aamsestraat aan bij de bereikbaarheidsopgaves uit de Toekomstvisie+ en het door de gemeenteraad vastgestelde programma verkeer dat een optimaal verkeersnetwerk voorstaat.
Om de reconstructie mogelijk te maken is het nodig het juridisch - planologische regime te herzien. Hiertoe is voorliggend bestemmingsplan opgesteld.
1.2 Ligging Plangebied
Het plangebied volgt in grote lijnen de Aamsestraat, tussen de A352 (in het oosten) en de Ceintuurbaan/Pascalweg (in het westen). In het noorden wordt het gebied grofweg begrensd door het perceel van het Ensemble Aamsepoort - Noord (perceel van de voormalige Intratuin). Deze zuidelijke grens wordt gevormd door het bedrijventerrein De Aam. In de navolgende afbeelding is met een rood kader de globale begrenzing van het plangebied aangeduid. Voor de exacte begrenzing van het plangebied wordt verwezen naar de verbeelding van voorliggend bestemmingsplan.
![]() |
Figuur 1. Globale begrenzing plangebied (bron: maps.google.nl) |
1.3 Vigerende Bestemmingsplannen
Voorliggend plan herziet de bestemmingsplannen die van kracht zij in het plangebied. Dit betreffen:
- Elst, bedrijventerrein De Aam (vastgesteld op 21 mei 2013);
- Elst, Schil Westeraam A325 (vastgesteld op 11 juni 2013;
- Aamse Poort Zuid (vastgesteld 15 december 2009);
- Buitengebied Dorp Elst (20 augustus 1979);
- Reconstructie Aamsestraat te Elst (15 december 2009).
1.4 Opzet Van Het Bestemmingsplan
Het bestemmingsplan bestaat uit een verbeelding, regels en deze toelichting. De toelichting is opgebouwd uit zeven hoofdstukken. Na dit inleidende hoofdstuk wordt in hoofdstuk 2 een samenvatting van de relevante beleidskaders op rijks, provinciaal, regionaal en gemeentelijk niveau gegeven. In hoofdstuk 3 volgt een beschrijving van relevante milieuaspecten, de waterhuishouding en archeologie en cultuurhistorie. Hoofdstuk 4 beschrijft de ontstaansgeschiedenis van het plangebied en vervolgens volgt de ruimtelijke beschrijving. In afzonderlijke paragrafen wordt de opzet van de bestemmingsplanregeling en de afwijkingen met de vigerende regeling uiteengezet. Hoofdstuk 5 geeft een toelichting op de opzet en inhoud van de regels en de verbeelding. In hoofdstuk 6 volgt een financieel-economische toelichting bij het voorliggend bestemmingsplan. Ten slotte komen in het zevende en laatste hoofdstuk de resultaten van inspraak en overleg aan de orde.
Hoofdstuk 2 Beleidskaders
2.1 Inleiding
In deze paragraaf worden de beleidskaders en de planologische aspecten die van belang zijn voor de reconstructie van de Aamsestraat aan de orde gesteld. Middels beknopte samenvattingen van beleidsnota's en -plannen wordt een overzicht verkregen. Achtereenvolgens is ingegaan op het relevante Rijks-, en provinciaal, regionaal en gemeentelijk beleid.
2.2 Rijks-, Provinciaal En Regionaal Beleid
De locatie ligt binnen de bebouwde kom van de kern Elst. Door de reconstructie van de Aamsestraat zal de doorstroming van het verkeer verbeteren. Het streven naar behoud en verbetering van de bereikbaarheid en het optimaal benutten van infrastructuur is een van de beleidsdoeleinden van het rijks-, provinciaal en regionaal beleid zoals verwoord in de Structuurvisie Infrastructuur en Milieu, het Streekplan Gelderland en de Nota Mobiliteit van de Stadsregio Arnhem - Nijmegen.
2.3 Gemeentelijk Beleid
2.3.1 Gemeentelijk Mobiliteitsplan Overbetuwe 2003-2013 (GMO)
De gemeente Overbetuwe heeft een integraal mobiliteitsplan opgesteld voor het gehele grondgebied. Het GMO is gericht op de verbetering van de bereikbaarheid, verkeersveiligheid en leefbaarheid. Het beleid dient als kapstok van het gemeentelijk verkeers- en vervoersbeleid tot 2013 en biedt een maatregelenpakket die zorgdraagt voor een doelmatige en veilige afwikkeling van de verkeersstromen op het Overbetuwse wegennet waarbij alle vormen van verkeershinder zoveel mogelijk worden beperkt.
De reconstructie van de Nieuwe Aamsestraat draagt bij aan een goede bereikbaarheid van de dorpskern Elst en het naastgelegen bedrijventerrein Elst.
2.4 Conclusie
Het bestemmingsplan 'Els, Nieuwe Aamsestraat Infra' maakt de reconstructie van de Nieuwe Aamsestraat mogelijk. Dit nieuwe bestemmingsplan zorgt voor een heldere juridisch-planologische situatie. Voornoemd provinciaal, regionaal en gemeentelijk beleid is niet of nauwelijks van invloed op dit plan. Het plan is hiermee niet in strijd met rijks, provinciaal, regionaal en gemeentelijk beleid.
Hoofdstuk 3 Milieu- En Omgevingsaspecten
3.1 Inleiding
In dit hoofdstuk komen alle relevante milieu- en omgevingsaspecten aan bod. Het betreft hier de randvoorwaarden en beperkingen die voortkomen uit het beleid en wetgeving op het gebied van: bodem (Wet bodembescherming), geluid (Wet geluidhinder), bedrijvigheid (Wet milieubeheer), luchtkwaliteit (Wet luchtkwaliteit), externe veiligheid (BRZO, REVI, BEVI, Wet milieubeheer), water (Kaderrichtlijn water), flora en fauna (Flora- en faunawet), archeologie, cultuurhistorie en monumenten (Wet op de archeologische monumentenzorg en Monumentenwet 1988), verkeer en parkeren en handhaafbaarheid.
3.2 Bodem
3.2.1 Algemeen
Het bestemmingsplan staat geen nieuwe milieuhindergevoelige functies toe, maar legt voornamelijk de bestaande situatie vast. In het kader van dit bestemmingsplan is dan ook geen verkennend bodem- en grondwateronderzoek uitgevoerd. Bij eventuele bebouwingsuitbreidingen, welke binnen de beheerskaders van dit bestemmingsplan mogelijk zijn, wordt via de bouwverordening in het kader van de omgevingsvergunning tot bouwen zorggedragen voor een goede bodemkwaliteit.
3.2.2 Situatie plangebied
Het voorliggende bestemmingsplan ziet toe op de aanpassing van de verkeerssituatie. Er worden geen gevoelige bestemmingen mogelijk gemaakt. Voor het bestemmingsplan hoeft er geen bodemonderzoek uit te worden gevoerd en kan gesteld worden dat de bodem geschikt is voor het beoogde gebruik.
Ten behoeve van het bepalen van de kwaliteit van de bodem en vrijkomende materialen zijn (water)bodemonderzoeken en asfaltonderzoeken uitgevoerd. Hierin wordt vastgesteld of er extra veiligheidsmaatregelen ten gevolge van de bodemkwaliteit noodzakelijk zijn tijdens de uitvoering van het werk.
In het kader van de aanvraag om omgevingsvergunning kan nog een bodemonderzoek worden verlangd.
3.2.3 Conclusie
De wegfundatie bestaat grotendeels uit een laag zand, hieronder bevindt zich (deels) klei. De bovengrond van de bermen bestaat veelal uit zandige klei, hieronder is zand aanwezig.
In de bovengrond van de bermen is veelal een bijmenging van puin aangetroffen. Asbest verdacht materiaal is hierin niet aangetroffen. In de zandige fundatie zijn geen verhoogde gehaltes ten opzichte van de achtergrondwaarde aangetoond, in de bovengrond van de bermen zijn licht verhoogde gehaltes met diverse parameters aangetoond. In de ondergrond van de bermen en de (deels aanwezige) kleilaag onder de fundatie zijn geen verhoogde gehaltes anagetoond.
Er zijn geen matig of sterk verhoogde gehaltes aangetoond, de vrijkomende grond is, op basis van de indicatieve toetsingen, vrij toepasbaar (fundatie en ondergrond bermen) of toepasbaar als ‘klasse industrie’ (bovengrond bermen).
Het in de sloten aanwezige slib (of humueze klei) is toepasbaar (in oppervlaktewater) als ‘klasse A’ en verspreidbaar over het aangrenzend perceel.
In het asfalt van de Lingestraat is een dunne laag teerhoudende asfalt (OAB) aan de onderzijde aangetroffen, het overige aanwezige asfalt is (indicatief bepaald) niet teerhoudend.
Er is op basis van het onderzoek geen aanleiding een ernstig geval van bodemverontreiniging te verwachten op de locatie.
De werkzaamheden in de grond kunnen op basis van de onderzoeksresultaten veilig worden uitgevoerd onder het veiligheidsregime van de “basisklasse” conform de CROW (publicatie 132). Bij de freeswerkzaamheden dienen de richtlijnen beschreven in de CROW publicatie 210 gevolgd te worden.
3.3 Geluid
3.3.1 Algemeen
De mate waarin geluid, veroorzaakt door industrie-, wegverkeer- en railverkeerlawaai, het woonmilieu mag belasten is geregeld in de Wet geluidhinder. In de Wet geluidhinder (Wgh) zijn grenswaarden opgenomen voor de geluidsbelasting afkomstig van wegen. De Wet stelt dat in principe de geluidbelasting op woningen niet de 48 dB mag overschrijden. Indien nieuwbouw van woningen of andere geluidgevoelige bebouwing mogelijk wordt gemaakt, stelt de Wet geluidhinder de verplichting akoestisch onderzoek te verrichten naar de geluidbelasting ten gevolge van alle industrie, weg-, en spoorwegen op een bepaalde afstand van de woningen. Ook bij een wijziging aan een of meer bestaande wegen moet een akoestisch onderzoek worden verricht om de effecten van deze wijzigingen te bepalen. De geluidsbelasting wordt berekend bij de geluidsgevoelige bestemmingen binnen de geluidszone van de weg. De geluidsbelasting en de toename van de geluidsbelasting moeten worden getoetst aan de waarden uit de Wet geluidhinder.
De gemeente Overbetuwe heeft in 2009 voor haar grondgebied geluidbeleid opgesteld. De doelstelling van het beleid is het behouden van de goede kwaliteit van de leefomgeving en het benutten van kansen om, daar waar het noodzakelijk is, de kwaliteit van de leefomgeving te behouden en te verbeteren. Dit kan door geluid te betrekken in ruimtelijke plannen, vergunningen en ontheffingen. Voorlichting speelt hierbij een ondersteunende rol. Een belangrijke subdoelstelling is het realiseren van een passende geluidskwaliteit in elk gebied. Voor verschillende gebieden binnen de gemeente is een passende geluidskwaliteit vastgesteld. Hiervoor is de gemeente ingedeeld in gebieden. Hierbij is de landelijke systematiek van het project Milieukwaliteiten in de Leefomgeving (MILO) als basis gebruikt. Voor de verschillende deelgebieden is de geluidsambitie bepaald en is aangegeven tot welke bovengrens, bij (hoge) uitzondering, daarvan mag worden afgeweken.
3.3.2 Reconstructieonderzoek
Omdat de verkeerssituatie wordt aangepast is er door DGMR Industrie, Verkeer en Milieu B.V. een reconstructieonderzoek uitgevoerd in de zin van de Wet geluidhinder (zie bijlage 2). Het doel van het akoestisch onderzoek is het beoordelen of sprake is van een reconstructie in de zin van de Wet geluidhinder. Deze beoordeling betreft het berekenen van de akoestische effecten (op de gevel van de relevante geluidsgevoelige bestemmingen) die wordt veroorzaakt door de beoogde wijzigingen van de wegen. Daarbij wordt de situatie 2013 (één jaar voor de wijzigingen) vergeleken met de toekomstige situatie 2024 (tenminste tien jaar na de wijziging).
Indien een toename van de geluidsbelasting van afgerond 2 dB of meer bedraagt, is sprake van een reconstructie in de zin van de Wet geluidhinder en zullen maatregelen in ogenschouw genomen moeten worden om deze toename weg te nemen. ABOVO acoustics heeft eerder in het kader van het ontwerpbestemmingsplan een geluidsonderzoek uitgevoerd. Deze onderzoeksrapportage heeft met het ontwerpbestemmingsplan ter inzage gelegen vanaf 23 januari 2014 tot en met 5 maart 2014. Naar aanleiding van ingebrachte zienswijzen is dit onderzoeksrapport aangepast en vervangen door het onderzoeksrapport van DGMR. De aanpassingen/bijstellingen ten opzichte van het eerder uitgevoerde onderzoek alsmede het complete reconstructieonderzoek is te vinden in het bijgevoegde rapport. Hieronder volgt alleen de conclusie van het rapport.
Nieuwe Aamsestraat en de A325
De berekende geluidsbelastingen vanwege de A325 en de Nieuwe Aamsestraat laten zien dat geen significante toename van geluidsbelastingen optreedt. De toename tussen 2013 en 2024 bedraagt maximaal 1 dB.
Archimedesweg en Lingestraat
De geluidsbelastingen vanwege de Archimedesweg en Lingestraat blijven zowel in de huidige situatie (2013) als in de toekomstige situatie (2024) onder de wettelijke voorkeurgrenswaarde van 48 dB. Uit de rekenresultaten volgt dat vanwege de fysieke wijzigingen van de wegen, geen sprake is van een reconstructie in de zin van de Wet geluidhinder.
3.3.3 Conclusie
Het aspect geluid vormt geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van voorliggend bestemmingsplan. Er is geen sprake van een reconstructie in de zin van de Wet geluidhinder en nadere (procedurele) maatregelen hoeven dan ook niet getroffen te worden.
3.4 Bedrijven En Milieuzonering
3.4.1 Algemeen
Een doel van de ruimtelijke ordening en het milieubeleid is het handhaven en verbeteren van de kwaliteit van de leefomgeving. In een bestemmingsplan wordt daarom onder andere ingezet op de milieuzonering van bedrijfsfuncties. Dit betreft het verantwoord vastleggen van de milieuhygiënische situatie in het plangebied. Het gaat erom dat voldoende ruimtelijke scheiding is tussen milieubelastende inrichtingen en bedrijven enerzijds en milieugevoelige functies als wonen anderzijds.
Bij de milieuzonering wordt gebruikt gemaakt van de door de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) opgestelde uitgave 'Bedrijven en Milieuzonering'1. Een kwalificatie van de bedrijfsfuncties in het plangebied vindt plaats op basis van de Staat van bedrijfsactiviteiten, zoals opgenomen in voornoemde VNG-uitgave. Per milieuaspect (geur, stof, geluid, gevaar, lucht-, water- en bodemverontreiniging, verkeersaantrekkende werking en visuele hinder) is in deze brochure voor inrichtingen een afstand genoemd, welke tot de dichtstbijzijnde milieugevoelige bebouwing in beginsel in acht moet worden genomen. Zonering op basis van de VNG-methode gebeurt aan de hand van een categorie-indeling. Bedrijven zijn in categorieën ingedeeld, waarbij de categorie is gekoppeld aan een afstand die aangehouden dient te worden tot gevoelige functies. Bepalend is de afstand van het meest hinderlijke milieuaspect, hetgeen resulteert in de zogenaamde grootste afstand. De grootste afstand is de afstand, die tenminste in acht dient te worden genomen ten opzichte van een rustige woonwijk. Binnen de grootste afstanden dient te worden afgewogen in hoeverre de functies passend zijn ten opzichte van elkaar. Uit specifiek milieuonderzoek in het kader van het milieuvergunningtraject kan blijken dat de grootste afstand voor het betreffende bedrijf kleiner is dan op basis van de VNG-lijst is aangegeven, bijvoorbeeld door de omvang en/of aard van de activiteiten en/of technische vooruitgang.
- 1. VNG, Bedrijven en Milieuzonering, maart 2009.
3.4.2 Nieuw Aamsestraat
Omdat voorliggend bestemmingsplan een aanpassing in de verkeerssituatie op de Nieuwe Aamsestraat in Elst mogelijk maakt hoeft er niet getoetst te worden aan het aspect bedrijven en milieuzonering.
3.4.3 Conclusie
Het aspect bedrijven en milieuzonering vormt geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van voorliggend plan.
3.5 Luchtkwaliteit
3.5.1 Algemeen
Op 15 november 2007 is de nieuwe Wet luchtkwaliteit in werking getreden. Deze wet vervangt het Besluit luchtkwaliteit uit 2005 en is een implementatie van de Europese kaderrichtlijn luchtkwaliteit en de vier dochterrichtlijnen, waarin onder andere grenswaarden voor de luchtkwaliteit ter bescherming van mens en milieu zijn vastgesteld.
Nederland kan in 2010 niet overal voldoen aan de Europese grenswaarden voor fijnstof en stikstofdioxide, waardoor de realisatie van grote ruimtelijke ontwikkelingen onder druk staat. Het doel van de Wet luchtkwaliteit is het verbeteren van de luchtkwaliteit, zodat in 2015 aan de Europese eisen wordt voldaan en huidige belemmeringen voor gewenste ontwikkelingen zoveel mogelijk worden weggenomen. De kern van de Wet is het 'Nationaal samenwerkingsprogramma luchtkwaliteit' (NSL). Dit instrument wordt door de Rijksoverheid gecoördineerd en bevat de ruimtelijke ontwikkelingen die de luchtkwaliteit 'in betekenende mate' verslechteren én maatregelen om de luchtkwaliteit te verbeteren.
3.5.2 Situatie plangebied
De reconstructie van een bestaand wegvak op zich is geen activiteit die een verkeersaantrekkende werking heef danwel gevolgen heeft voor de verkeersaantrekkende werking. Hiermee kan worden gesteld dat er geen verandering/ verslechtering in de luchtkwaliteit optreedt.
3.5.3 Conclusie
Het aspect luchtkwaliteit vormt geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van voorliggend plan.
3.6 Externe Veiligheid
3.6.1 Algemeen
Bepaalde maatschappelijke en bedrijfsmatige activiteiten brengen risico's op zware ongevallen met mogelijk grote gevolgen voor de omgeving met zich mee. Externe veiligheid richt zich op het beheersen van de risico's bij de productie, opslag, transport en gebruik van gevaarlijke stoffen. De aanwezigheid of het nieuw vestigen van dergelijke activiteiten kunnen beperkingen opleggen aan de omgeving, doordat veiligheidsafstanden tussen risicovolle activiteiten en bijvoorbeeld woningen nodig zijn. Aan de andere kant is het rijksbeleid er op gericht de schaarse ruimte zo efficiënt mogelijk te benutten. Het ruimtelijk beleid en het externe veiligheidsbeleid moeten dus goed op elkaar worden afgestemd. De wetgeving rond externe veiligheid richt zich op het beschermen van kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten (artikel 1 van het BEVI). Kwetsbaar zijn onder meer woningen, onderwijs- en gezondheidsinstellingen, bejaardentehuizen en kinderopvang- en dagverblijven. Beperkt kwetsbaar zijn onder meer kleine kantoren, winkels, horeca en parkeerterreinen.
Bij externe veiligheid wordt onderscheid gemaakt in plaatsgebonden risico en groepsrisico. Het plaatsgebonden risico mag in principe nergens groter zijn dan 1 op 1 miljoen (ofwel 10-6). Dit is de kans dat een denkbeeldig persoon, die zich een jaar lang permanent op de betreffende plek bevindt (de plek waarvoor het risico is uitgerekend), dodelijk verongelukt door een ongeval. Deze kans mag niet groter zijn dan eens in de miljoen jaar. Elke ruimtelijke ontwikkeling wordt getoetst aan het plaatsgebonden risico van 10-6 als grenswaarde. Het groepsrisico geeft de kans aan dat in één keer een groep mensen die zich in de omgeving van een risicosituatie bevindt, dodelijk door een ongeval wordt getroffen. Groepsrisico legt een relatie tussen de kans op een ramp en het aantal mogelijke slachtoffers. Bij groepsrisico is het dan ook niet een contour die bepalend is, maar het aantal mensen dat zich gedurende een bepaalde periode binnen de effectafstand van een risicovolle activiteit ophoudt. Welke kans nog acceptabel geacht wordt, is afhankelijk van de omvang van de ramp. Een ongeval met 100 doden leidt tot meer ontwrichting, leed en emoties, dan een ongeval met tien dodelijke slachtoffers. Aan de kans op een ramp met 100 doden wordt dan ook een grens gesteld, die een factor honderd lager ligt dan voor een ramp met tien doden. In het BEVI (stb. 250, 2004) wordt verder een verantwoordingsplicht (door de overheid) voor het groepsrisico rond inrichtingen wettelijk geregeld (artikel 13). De verantwoording houdt in dat wordt aangegeven of risico's acceptabel zijn en welke maatregelen worden genomen om de risico's te verkleinen.
3.6.2 Situatie plangebied
Een weg is geen gevoelige bestemming die getoetst moet worden aan het aspect externe veiligheid. Wat dat betreft vormt het aspect externe veiligheid geen belemmering.
De Nieuwe Aamsestraat is in de huidige en toekomstige situatie geen transportroute voor gevaarlijke stoffen.
3.6.3 Conclusie
De uitvoering van het bestemmingsplan ondervindt geen belemmering van het aspect externe veiligheid.
3.7 Water
3.7.1 Algemeen
Rijksbeleid
Nationaal waterplan
In december 2009 heeft het kabinet het Nationaal Waterplan vastgesteld. Dit plan geeft op hoofdlijnen aan welk beleid het Rijk in de periode 2009 - 2015 voert om te komen tot een duurzaam waterbeheer. Het Nationaal Waterplan richt zich op bescherming tegen overstromingen, beschikbaarheid van voldoende en schoon water, en diverse vormen van gebruik van water. Ook worden de maatregelen genoemd die hiertoe worden genomen. Het Nationaal Waterplan (NWP) is de opvolger van de Vierde Nota Waterhuishouding uit 1998 en vervangt alle voorgaande nota's waterhuishouding.
Het Nationaal Waterplan is opgesteld op basis van de Waterwet die met ingang van 22 december 2009 van kracht is. Op basis van de Wet ruimtelijke ordening heeft het Nationaal Waterplan voor de ruimtelijke aspecten de status van structuurvisie. In het Nationaal Waterplan is een eerste uitwerking gegeven aan het Deltaprogramma dat wordt opgesteld naar aanleiding van het advies van de Deltacommissie in 2008. Dit programma is gericht op duurzame waterveiligheid en zoetwatervoorziening.
Provinciaal beleid
Provinciaal Waterplan
In het Waterplan Gelderland is het waterbeleid beschreven aan de hand van een aantal thema's, zoals landbouw, wateroverlast, watertekort, natte natuur, grondwaterbescherming en hoogwaterbescherming. Voor deze thema's is beschreven welke doelstellingen voor 2027 en 2015 er liggen. Daarbij is beschreven hoe wij voor de planperiode de uitvoering van acties zien om die doelstellingen te bereiken. Bij sommige thema's gelden aanvullende waterdoelstellingen voor specifieke waterhuishoudkundige functies. In het kort hier de belangrijkste doelstellingen voor de planperiode:
- voor de 35 gebieden van de TOP-lijst is het Gewenste Grond- en Oppervlaktewater Regiem (GGOR) bestuurlijk vastgesteld en zijn de maatregelen voor herstel uitgevoerd;
- de maatregelen voor herstel van de wateren van het hoogste ecologisch niveau (HEN-wateren) zijn uitgevoerd;
- de natte ecologische verbindingszones zijn gerealiseerd, tenzij onvoldoende financiële middelen beschikbaar zijn;
- wateroverlast vanuit het regionale watersysteem wordt voorkomen door inrichting van waterbergingsgebieden en verruiming van watergangen;
- in het stedelijk gebied is urgente wateroverlast opgelost;
- de zwemwateren voldoen als minimum aan de categorie aanvaardbaar;
- toekomstvast hoogwaterbeleid.
Waterschap Rivierenland
Waterbeheerplan 2010-1015
Het plan, vastgesteld op 30 oktober 2009, gaat over het waterbeheer in het hele rivierengebied en het omvat alle watertaken van het waterschap: waterkwantiteit, waterkwaliteit, waterkering en waterketen. In het Waterbeheerplan staat wat Waterschap Rivierenland de komende zes jaar gaat doen om inwoners van het rivierengebied veiligheid en voldoende schoon en mooi water in sloten en plassen te kunnen blijven bieden.Beheerplan waterkeringen 2008-2012In het Beheerplan Waterkeringen 2008-2012 schetst het waterschap de hoofdlijnen van het beleid, waarmee ze het beheer van de waterkeringen (verder) invult. Het beheerplan voorziet in een eenduidig beleid voor het beheer van de waterkeringen en legt dit vast. Derden krijgen inzicht in de manier waarop het waterschap omgaat met de waterkeringen en welke maatregelen nodig zijn om dit beleid tot uitvoering te brengen.Het beleid van het waterschap ten aanzien van het thema waterkeringbeheer spitst zich toe op:
- Het verzamelen, bijhouden en verstrekken van kerngegevens van waterkering. Hiertoe beschikt het waterschap over een legger en een beheerregister;
- Het periodiek toetsen en verbeteren van primaire wateren volgens het Voorschrift toetsen op Veiligheid.
Beheren, inspecteren, onderhouden en ontheffing verlenen: het waterschap beheert, inspecteert en onderhoudt waterkeringen met als hoofddoel het waarborgen van de waterveiligheid. Ook het ontheffingenbeleid is erop gericht de waterveiligheid duurzaam te waarborgen. Voor ontwikkelingen op, of nabij de waterkering is de Keur van het waterschap van toepassing. Op basis van deze keur kan het waterschap ontheffing verlenen van in de keur genoemde verboden in, op of nabij waterkeringen. Keur Waterschap Rivierenland 2009Voor waterhuishoudkundige ingrepen is de "Keur Waterschap Rivierenland" van toepassing. De Keur is een waterschapsverordening die gebods- en verbodsbepalingen bevat met betrekking tot ingrepen, die consequenties hebben voor de waterhuishouding en het waterbeheer. Zo is het onder andere verboden om handelingen te verrichten waardoor het onderhoud, aanvoer, afvoer en/of berging van water kan worden belemmerd, zonder een ontheffing van het Waterschap. De wateren en waterkeringen waarop de keur van toepassing is zijn vastgelegd in de legger wateren.Gemeente OverbetuweWaterplan OverbetuweIn 2008 heeft de gemeente Overbetuwe het Waterplan vastgesteld. In het waterplan wordt het beleidskader geschetst en worden concrete maatregelen voor het watersysteem uitgewerkt. Naast het waterplan wordt parallel een Gemeentelijk Rioleringsplan (GRP) opgesteld waarin de maatregelen voor de riolering (waterketen) worden uitgewerkt. Met het opstellen van een waterplan wordt inzicht gegeven in de relevante wateropgaven voor de gemeente Overbetuwe, zoals:
- wateroverlast, het zoeken van oplossingen om wateroverlast tegen te gaan;
- waterkwaliteit, het onderzoeken van mogelijkheden voor het verbeteren van de waterkwaliteit;
- grondwater, het inventariseren van grondwateroverlast;
- beleving van water, burgers betrekken bij water;
- afspraken en taken van waterschap en gemeente.
In het waterplan is een RO-attentiekaart per kern op genomen. WatertoetsMet het oog op de verwachte toename van de neerslag, veranderend landgebruik, de bodemdaling en de zeespiegelstijging wordt het belang om snel te zoeken naar oplossingen voor de waterproblematiek benadrukt. De oplossingen liggen in de lijn van de drietrapsstrategie “vasthouden-bergen-afvoeren” (watertrits). Bij alle bouwplannen dient gestreefd te worden naar een scheiding van vuil water en (schoon) regenwater (afkoppeling). Bij de inrichting, het bouwen en het beheer worden zo min mogelijk vervuilende stoffen toegevoegd aan de bodem en het grond- en oppervlaktewatersysteem.
Bij een toename van het bestaande verhard oppervlak (bebouwing, bestrating, e.d.) dient het overtollige water overeenkomstig de hierboven genoemde watertrits te worden gehanteerd (stand-still beginsel). Indien in bestaand bebouwd gebied verhard oppervlak toeneemt met meer dan 500 m² dient compensatie in het kader van waterberging plaats te vinden.
3.7.2 Situatie plangebied
In het plangebied zijn geen leidingen gelegen met een planologische bescherming. Ook zijn er geen waterkeringen in het plangebied, of ligt het plangebied nabij een waterkering. Het plangebied grenst niet aan een drinkwaterbeschermingszone.
Binnen het plangebied zijn een aantal A-watergangen gelegen. Deze worden in stand gehouden. De A-watergangen staan met elkaar in verbinding middels duikers die onder de weg doorlopen. Dit systeem blijft ook na de wijziging in stand.
Een belangrijk deel van het plangebied is in de huidige situatie verhard. Met de wijziging van de weg vindt er een toename plaats aan verharding. Deze toename bedraag 4.500 m2. Als gevolg daarvan moet 654 m2 worden toegevoegd. Dit gebeurd in de Eisenhouwersplas, met goedkeuring van het Waterschap Rivierenland.
3.8 Flora En Fauna
3.8.1 Gebiedsbescherming
De bescherming van de natuur is in Europees verband vastgelegd in de Vogelrichtlijn (VR) en de Habitatrichtlijn (HR). Beide richtlijnen dragen zorg voor zowel gebiedsbescherming als soortenbescherming. Nederland heeft de richtlijnen geïmplementeerd in respectievelijk de Natuurbeschermingswet van 1968, 1998 en 2005 (de gebiedsbescherming) en de Flora- en faunawet (de soortenbescherming). De gebiedsbescherming heeft betrekking op:
- de Vogelrichtlijngebieden die Nederland heeft vastgesteld;
- de Habitatrichtlijngebieden die Nederland bij de Europese Commissie heeft aangemeld;
- de beschermde natuurmonumenten en de staatsnatuurmonumenten.
Ruimtelijke ingrepen die in deze gebieden plaatsvinden dan wel in de nabijheid van beschermde natuurgebieden, moeten worden getoetst op hun effecten op deze gebieden. In het kader van de voorgenomen ontwikkeling is een verkennend flora- en faunaonderzoek2 uitgevoerd. Hieronder wordt enkel de conclusie van het onderzoek weergegeven. De gehele rapportage is als separate bijlage 1 toegevoegd.
- 2. Loo Plan, Quickscan Flora- en Faunaweg 2013, Reconstructue Aamstestraat te Elst, rapport 013-665-06741, 21 november 2013
3.8.2 Quick scan Flora en fauna
Gebiedsbescherming
De voorgenomen werkzaamheden hebben geen invloed op gebiedsbescherming. De beschermde gebieden (Natura 2000 en EHS) liggen op ruime afstand. De ingreep heeft een beperkte uitstraling, waarbij de beschermde natuurwaarden geen nadelige effecten ondervinden.
Beschermde soorten
In de watergang komen de beschermde vissoorten kleine modderkruiper en bittervoorn voor. Bij de reconstructie, waarbij watergangen gedempt worden, wordt het leefgebied aangetast. Voor de voorgenomen werkzaamheden is een ontheffing van de Flora- en faunawet vereist.
Voorwaarden
Afhankelijk van het tijdstip waarop de werkzaamheden worden uitgevoerd dient rekening gehouden te worden met broedende vogels. Vogels die broeden mogen nimmer verstoord worden.
3.8.3 Conclusie
Het aspect flora en fauna vormt geen belemmering voor het bestemmingsplan 'Elst, Nieuwe Aamsestraat'. Wel zal er ten behoeve van de uitvoering een ontheffing in het kader van de Flora- en faunawet moeten worden aangevraagd. Ook moeten de aangegeven voorwaardes in acht worden genomen. Daarom is in dit plan een vergunningenstelsel opgenomen voor het dempen van de watergangen.
3.9 Archeologie
3.9.1 Algemeen
Bij ingrepen waarbij de ondergrond wordt geroerd, dient te worden aangetoond dat de eventueel aanwezige archeologische waarden niet worden aangetast. Archeologisch onderzoek zal moeten worden uitgevoerd indien sprake is van een archeologische trefkans of indien het plangebied niet is gekarteerd.
In artikel 5 van het Verdrag van Valletta (Malta) wordt gewezen op de noodzaak van een vroegtijdige interactie tussen plannenmakers en archeologen bij het voorbereiden en ontwikkelen van plannen. Alleen zo kan het gemeentelijk bodemarchief op een juiste wijze bij de belangenafweging worden meegenomen. De archeologische beleidsadvieskaart dient als onderlegger voor deze interactie. Er gaat een signaalfunctie van uit en er wordt in het kort op aangegeven wat de te ondernemen stappen zijn.
3.9.2 Uitgangspunten voor beleid
De gemeentelijke archeologische beleidsadvieskaart van Overbetuwe geeft inzicht in de bekende en te verwachten archeologische waarden binnen het plangebied. Aan deze waarden is een advies gekoppeld voor het te voeren beleid.
Sinds 1 september 2007 is de Wet op de Archeologische Monumentenzorg (Wamz) van kracht in de vorm van een wijziging van de Monumentenwet. Gemeenten hebben nadrukkelijk verantwoordelijkheden en bevoegdheden gekregen op het gebied van archeologie. Dat komt in essentie tot uitdrukking in drie hoofdlijnen:
- archeologische waarden dienen zo veel mogelijk in de bodem (in situ) te worden bewaard;
- archeologie moet tijdig worden meegewogen in de procedures van ruimtelijke planvorming en worden verankerd in ruimtelijke plannen;
- verstoorders van het bodemarchief betalen archeologisch vooronderzoek en noodzakelijke noodopgravingen voor zover deze kosten redelijkerwijs kunnen worden toegerekend.
De nieuwe verantwoordelijkheid voor de archeologie komt vooral tot uitdrukking in het bestemmingsplan: hierin zijn zones aangeduid met een archeologische verwachtingswaarde en terreinen met een bekende archeologische waarde. Voor deze zones en terreinen gelden regels die het behoud van het bodemarchief tot doelstelling hebben. Bij nieuwe ontwikkelingen zal op basis van verplicht gesteld archeologisch onderzoek een afweging plaatsvinden.
De bekende waarden voor archeologie en de gebieden met een middelmatige en hoge archeologische verwachtingswaarde worden in het bestemmingsplan op een passende manier beschermd door om een onderzoek te vragen alvorens bodemingrepen worden gepleegd. Bij de bekende waarden gaat het om bescherming hiervan en om aantasting te voorkomen. Bij de te verwachten waarden gaat het erom de eventuele waarden te beschermen en vooraf na te gaan of eventuele waarden door bepaalde ontwikkelingen worden verstoord.
Het plangebied wordt in het vigerend gemeentelijk beleid reeds ingedeeld in zones met een lage, middelmatige of (zeer) hoge archeologische verwachtingswaarde. Deze zones geven daarmee aan voor welk gebied welke waarde geldt en waar een strenger beschermingsregime geldt. Daarmee is reeds inzichtelijk waar de waarden zich bevinden.
Op basis van de archeologische beleidskaart van de gemeente is het volgende beleid voor gebieden met een archeologische verwachting alsmede voor terreinen met bekende waarden vastgesteld.
Gebieden met een (zeer) hoge archeologische verwachting
In gebieden met een (zeer) hoge archeologische verwachting wordt de hoogste dichtheid aan archeologische vindplaatsen verwacht. In deze zone dienen bij voorkeur geen werkzaamheden te worden uitgevoerd die tot fysieke aantasting van de (verwachte) archeologische waarden leiden. Het beleid is dus gericht op behoud van de bestaande situatie. Bodemingrepen dieper dan de bouwvoor dienen te worden voorkomen. Gestreefd moet worden naar extensieve vormen van grondgebruik. In geval van planvorming en voorafgaand aan vergunningverlening voor bodemingrepen dient vroegtijdig archeologisch onderzoek in de vorm van een inventariserend veldonderzoek (kartering) te worden uitgevoerd. Bij vaststelling van archeologische waarden zal hiervan de omvang en gaafheid moeten worden vastgesteld aan de hand van een inventariserend veldonderzoek (waardering). De resultaten van inventariserend veldonderzoek (waardering) kunnen leiden tot inpassing van vastgestelde archeologische waarden in een inrichtingsplan van een ruimtelijke ontwikkeling of tot het aanhouden of niet verlenen van een vergunning.
Indien behoud niet mogelijk is, kunnen de resultaten van een inventariserend archeologisch onderzoek (waardering) aanleiding geven tot een opgraving. Hierbij wordt informatie over archeologische resten opgetekend en gedocumenteerd, waarna de geplande maatregelen zonder verdere restricties kunnen worden uitgevoerd.
De resultaten van een inventariserend archeologisch onderzoek (waardering) kunnen ook zodanig zijn dat verder onderzoek en/of behoud niet noodzakelijk wordt geacht. Een dergelijke keuze en de besluitvorming in het algemeen ten aanzien van de te nemen stappen dient in alle gevallen te geschieden door en in overleg met het bevoegd gezag.
Gebieden met een middelmatige archeologische verwachting
In gebieden met een middelmatige archeologische verwachting wordt een lagere dichtheid aan archeologische vindplaatsen verwacht dan in gebieden met een hoge archeologische verwachting. Voor gebieden met een middelmatige archeologische verwachting geldt wat betreft het beleidsadvies hetzelfde als voor gebieden met een hoge archeologische verwachting. Dit betekent dat ook voor deze gebieden het behoud van de bestaande situatie wenselijk is en dat hetzelfde onderzoekstraject doorlopen dient te worden als voor gebieden met een hoge archeologische verwachting. In geval er sprake is van selectie van gebieden voor planvorming, wordt de voorkeur gegeven aan het verstoren van gebieden met een middelmatige archeologische verwachting boven gebieden met een hoge archeologische verwachting.
Gebieden met een lage archeologische verwachting
In gebieden met een lage archeologische verwachting geldt dat behoud in huidige staat niet vereist is. Het verdient aanbeveling om tijdens de uitvoering van grondwerkzaamheden die dieper reiken dan de dikte van de bouwvoor (30 centimeter) archeologisch onderzoek uit te laten voeren in de vorm van een inventariserend veldonderzoek (verkenning).
Gebieden zonder archeologische verwachting
In gebieden waar de bodem diep verstoord is, zijn geen archeologische waarden (meer) aanwezig. Het is niet uitgesloten dat er losse archeologische vondsten aanwezig zijn, maar door de mate van bodemverstoring is de kwaliteit slecht en zijn de archeologische resten meestal niet behoudenswaardig. Voor deze gebieden geldt geen archeologische verwachting meer en gelden evenmin restricties ten aanzien van ruimtelijke ontwikkelingen of bodemingrepen.
Terreinen met bekende archeologische vindplaatsen
Voor terreinen met een bekende archeologische waarde geldt dat gestreefd wordt naar behoud in de huidige staat en dat bij planvorming wordt gestreefd naar inpassing. Bodemingrepen dieper dan de bouwvoor dienen vermeden te worden. In geval van planvorming en voorafgaand aan vergunningverlening voor bodemingrepen, ongeacht de oppervlakte van de ingreep, dient wanneer inpassing niet mogelijk is vroegtijdig archeologisch onderzoek in de vorm van een inventariserend veldonderzoek (waardering) te worden uitgevoerd. De resultaten van het inventariserend veldonderzoek (waardering) kunnen aanleiding geven tot het niet verlenen van een vergunning of het verplichten tot een opgraving. Hierbij wordt informatie over de archeologische resten opgetekend en gedocumenteerd, waarna de geplande maatregelen alsnog en zonder verdere restricties kunnen worden uitgevoerd.
3.9.3 Doorwerking naar plangebied
Het archeologisch beleid is doorvertaald naar de ter plaatse van het plangebied vigerende bestemmingsplannen. Op grond daarvan blijkt dat er sprake is van twee dubbelbestemmingen: namelijk Waarde - Archeologische verwachting 1 en Waarde - Archeologische verwachting 2. In figuur 2 is dit aangegeven.
![]() |
Deze gebieden zijn beschermd door middel van een verplichting tot het overleggen van een archeologisch onderzoek bij bouwaanvragen en omgevingsvergunning ten behoeve van het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden. De onderzoeksplicht geldt bij bouwaanvragen en andere werken waarvoor een omgevingsvergunning ten behoeve van het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden noodzakelijk is onder de bestemming:
- Waarde - Archeologische verwachting 1 (hoge verwachtingswaarde) vanaf 100 m2 en bij roering van de grond op een diepte groter dan 0,3 meter;
- Waarde - Archeologische verwachting 2 (middelmatige verwachtingswaarde) vanaf 500 m2 en bij roering van de grond op een diepte groter dan 0,3 meter.
Binnen de bestemmingen is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen waarbij deze dubbelbestemming kan worden toegevoegd of verwijderd. Dit kan blijken uit archeologisch onderzoek ter plaatse op basis waarvan inzichten gewijzigd kunnen zijn en een aanpassing van deze dubbelbestemming noodzakelijk kan zijn.
3.9.4 Conclusie
De bescherming van archeologie is verzekerd middels de dubbelbestemmingen Waarde - Archeologie. In het kader van het bestemmingsplan vormt archeologie geen belemmering. Wanneer de omgevingsvergunning wordt aangevraagd ten behoeve van de werkzaamheden zal archeologisch onderzoek moeten worden uitgevoerd, conform de regels van de dubbelbestemming.
3.10 Verkeer En Parkeren
De bestaande infrastructuur wordt in dit plan conform het huidige gebruik van de gronden bestemd. De inrichting van de gronden in het plangebied moet zodanig plaatsvinden, dat wordt voldaan aan de gemeentelijke parkeernormen, zoals weergegeven in bijlage 2 van de regels. Deze parkeernormering is overgenomen uit de Nota parkeernormen gemeente Overbetuwe 2011. Wat betreft verkeer en parkeren doen zich geen problemen voor die voorliggend plan onuitvoerbaar maken.
3.11 Handhaafbaarheid
Het opstellen van één eenduidig bestemmingsplan met voor iedereen dezelfde (on)mogelijkheden maakt handhaving makkelijker; de rechtsgelijkheid is namelijk goed verzorgd op deze manier. De regels die voor het plangebied worden opgesteld zijn waar mogelijk flexibel en ruim en zijn waar nodig stringent en strak gesteld, bijvoorbeeld met respecteren ecologische waarden. Bij de opzet van deze regels is een motivering opgenomen in de toelichting die in de dagelijkse praktijk goed is uit te leggen.
Hoofdstuk 4 Planbeschrijving
4.1 Bestaande Situatie
Het plangebied bestaat uit een gedeelte van de Aamsestraat met aan de westzijde een rotonde en aan de oostzijde een kruising. Ten westen van het plangebied grenst de Aamsestraat aan de Ceintuurbaan/ Pascalweg en aan de oostzijde vormt de A325 de grens. Aan de zuidzijde van het plangebied bevindt zich bedrijvenpark De Aam en enkele woningen. Ten noorden van het plangebied ligt de locatie Ensemble Aamsepoort Noord.
![]() |
Figuur 3. Bestaande situatie |
4.2 Planbeschrijving
Het ontwerp betreft de reconstructie van het deel van de Aamsestraat te Elst gelegen tussen de Ceintuurbaan/ Pascalweg en de A325.
![]() |
Figuur 4. (voorlopig) ontwerp reconstructie Aamseweg |
De belangrijkste onderdelen van de reconstructie zijn (van oost naar west):
- 1. Het opwaarderen van de op- en afrit van de A325 richting Nijmegen. Dit verkort de wachttijden en verbetert de doorstroming.
- 2. Het opwaarden van het kruispunt Archimedesweg en Aamsestraat. Tevens wordt ter hoogte van dit kruispunt een nieuwe aansluiting met de Lingestraat gecreëerd. Deze Lingestraat wordt verlegd en komt in feite op het voormalige parkeerterrein van de Intratuin te liggen. Speciaal voor fietsers wordt er iets ten oosten van dit kruispunt een apart fietspad aangelegd om de Aamseweg te steken.
- 3. Het perceel Nieuwe Aamsestraat 85 krijgt een fietsverbinding richting de rotonde Ceintuurweg / Pascalweg en Aamsestraat.
- 4. Ten zuiden van de Aamseweg wordt de huidge ventweg opgewaardeerd naar een dubbelzijdig fietspad. Tevens wordt er een parallelweg aangelegd tussen de rotonde en het kruispunt Archimedsweg/ Aamsestraat. Hiermee stroomt het verkeer op de Aamsestraat zelf beter door en kan men vanaf de rotonde makkelijk bij de Archimedesweg komen.
De Aamsestraat krijgt een specifieke verkeersfunctie. De maximaal toegestane snelheid blijft 50 km/uur. Tussen de Aamsestraat en de ventweg wordt een berm geprojecteerd. De opwaardering van de weg en kruispunten dragen bij aan een verbetering van de verkeersveiligheid en verkeersafwikkeling van het autoverkeer, waaronder een verbeterde doorstroom van het (vracht)verkeer vanuit de Aamsestraat naar de A325.
Hoofdstuk 5 Beschrijving Van De Bestemmingen
5.1 Algemeen
Wat is een bestemmingsplan?
Het gemeentelijke bestemmingsplan is een middel waarmee functies aan gronden worden toegekend. Het gaat dus om het toekennen van gebruiksmogelijkheden. Het wordt de grondgebruiker (eigenaar, huurder, etc.) toegestaan om de functie die het bestemmingsplan geeft uit te oefenen. Dit houdt in dat:
- 1. de grondgebruiker niet kan worden verplicht om een in het bestemmingsplan aangewezen bestemming ook daadwerkelijk te realiseren;
- 2. de grondgebruiker geen andere functie mag uitoefenen in strijd met de gegeven bestemming (de overgangsbepalingen zijn hierbij mede van belang).
Een afgeleide van de gebruiksregels in het bestemmingsplan zijn regels voor bebouwing (omgevingsvergunning tot bouwen) en regels voor het verrichten van 'werken' (omgevingsvergunning ten behoeve van het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden).
Een bestemmingsplan regelt derhalve:
- 1. het toegestane gebruik van gronden (en de bouwwerken en gebouwen);
en een bestemmingsplan kan daarbij regels geven voor:
- 2. het bebouwen van de gronden;
- 3. het verrichten van werken (aanleggen).
Het bestemmingsplan is een belangrijk instrument voor het voeren van ruimtelijk beleid, maar het is zeker niet het enige instrument. Andere ruimtelijke wetten en regels zoals de Woningwet, de Monumentenwet 1988, de Algemene Plaatselijke Verordening, de Wet milieubeheer en de Bouwverordening zijn ook erg belangrijk voor het uitoefenen van ruimtelijke beleid.
Over bestemmen en aanduiden
Op de verbeelding wordt aangegeven welke bestemming gronden hebben. Dit gebeurt via een bestemmingsvlak. Voor het op de verbeelding aangegeven bestemmingsvlak gelden de gebruiksmogelijkheden zoals die in de regels zijn opgenomen. Die toegekende gebruiksmogelijkheden kunnen met behulp van een aanduiding nader worden ingevuld. Een aanduiding is een teken op de verbeelding. Dat teken kan bestaan uit een lijn, een figuur of een lettercode et cetera. Via een aanduiding wordt in de regels 'iets' geregeld. Dat 'iets' kan betrekking hebben op extra mogelijkheden of extra beperkingen voor het gebruik en/of de bebouwing en/of het aanleggen van werken. Aanduidingen kunnen voorkomen in een bestemmingsregel, in meerdere bestemmingsregels en kunnen ook een eigen regel hebben.
Hoofdstukopbouw van de regels
De regels zijn verdeeld over drie hoofdstukken:
- 1. Inleidende regels. In dit hoofdstuk worden begrippen verklaard die in de regels worden gebruikt (artikel 1). Dit gebeurt om een eenduidige uitleg en toepassing van de regels te waarborgen. Ook is bepaald de wijze waarop gemeten moet worden bij het toepassen van de regels (artikel 2).
- 2. Bestemmingsregels. In dit tweede hoofdstuk zijn de bepalingen van de bestemmingen opgenomen. Dit gebeurt in alfabetische volgorde. Per bestemming is het toegestane gebruik geregeld en zijn bouwregels en gebruiksregels opgenomen. Als er dubbelbestemmingen zijn worden die ook in dit hoofdstuk opgenomen. Die komen, ook in alfabetische volgorde, achter de bestemmingsbepalingen. Ieder artikel kent een vaste opzet. Eerst wordt het toegestane gebruik geformuleerd in de bestemmingsomschrijving. Vervolgens zijn bouwregels en gebruiksregels opgenomen die specifieker ingaan op bijvoorbeeld de bouwhoogte, situering van gebouwen en de toegestane functies. Aansluitend volgen afwijkingsbevoegdheden met betrekking tot bouw- en/of gebruiksregels. In een enkel geval worden ruimere mogelijkheden geboden door het toepassen van een wijzigingsbevoegdheid. Belangrijk om te vermelden is dat naast de bestemmingsbepalingen ook in andere artikelen relevante informatie staat die mede gelezen en geïnterpreteerd moet worden. Alleen zo ontstaat een volledig beeld te verkrijgen van hetgeen is geregeld.
- 3. Algemene regels. In de laatste twee hoofdstukken zijn bepalingen opgenomen met een algemeen karakter. Deze bepalingen hebben betrekking op het gehele plan. Het betreffen achtereenvolgens algemene regels, zoals een anti-dubbeltelregel, algemene gebruiksregels, algemene aanduidingsregels, algemene afwijkingsregels en algemene wijzigingsregels
- 4. Overgangs- en slotregels. In het laatste hoofdstuk zijn respectievelijk het overgangsrecht en een slotregel opgenomen. Hoewel het hier in wezen ook algemene regels betreft, zijn deze vanwege hun meer bijzondere karakter in een apart hoofdstuk opgenomen.
Wet algemene bepalingen omgevingsrecht
Op 1 oktober 2010 is de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) in werking getreden. Het doel van deze wet is om te komen tot een samenhangende beoordeling in één procedure van verschillende activiteiten die invloed hebben op de fysieke leefomgeving.
De Wabo heeft tot gevolg dat verschillende vergunningen worden verleend in één besluit, de omgevingsvergunning. Ook de thans in de Wet ruimtelijke ordening opgenomen vergunningen en ontheffingen vallen onder de Wabo.
Voor het bestemmingsplan heeft dit gevolgen voor de gebruikte terminologie. Termen als 'bouwvergunning', 'aanlegvergunning', 'sloopvergunning' zijn vervangen door 'omgevingsvergunning ten behoeve van…'. De term ontheffing is vervangen door de term afwijking.
5.2 Dit Bestemmingsplan
Dit bestemmingsplan bestaat uit een verbeelding, regels en een toelichting. De verbeelding en de regels vormen tezamen het juridisch bindende gedeelte van het bestemmingsplan. Beide planonderdelen dienen in onderlinge samenhang te worden bezien en toegepast. Op de verbeelding zijn de bestemmingen aangewezen. Aan deze bestemmingen zijn bouwregels en regels betreffende het gebruik gekoppeld. Een toelichting op de bestemmingen is hierna opgenomen.
De toelichting heeft geen rechtskracht, maar vormt niettemin een belangrijk onderdeel van het plan. De toelichting van dit bestemmingsplan geeft een weergave van de beweegredenen, de onderzoeksresultaten en de beleidsuitgangspunten die aan het bestemmingsplan ten grondslag liggen. Tot slot is de toelichting van wezenlijk belang voor een juiste interpretatie en toepassing van het bestemmingsplan.
5.2.1 Bijzonderheden in dit bestemmingsplan
De regels in dit bestemmingsplan zijn opgezet aan de hand van hetgeen hierboven is beschreven. Tevens is aangesloten bij de meest actuele landelijke standaard voor de regels en de verbeelding, te weten de Standaard Vergelijk BestemmingsPlannen 2012 en de nieuwe Wet ruimtelijke ordening. Qua inhoud is aangesloten bij bestemmingsplan "Elst, Bedrijventerrein De Aam", vastgesteld door de raad op 21 mei 2013.
5.2.2 Bestemmingen
Verkeer
De gronden binnen de bestemming Verkeer zijn bestemd voor wegen en straten en alle daarbij horende voorzieningen.
Water
De bestemming Water heeft betrekking op water en bijbehorende oevers en voorzieningen. Gebouwen mogen niet worden gebouwd.
Groen
De gronden binnen de bestemming Groen zijn bestemd voor onder andere groenstroken en speelvoorzieningen. Gebouwen zijn uitsluitend toegestaan in de vorm van gebouwen ten behoeve van nutsvoorzieningen. Verder zijn alleen bouwwerken, geen gebouwen zijnde toegestaan.
5.2.3 Dubbelbestemmingen
Waarde - Archeologie
In het bestemmingsplan zijn de gebieden met bekende archeologische waarde bestemd als Waarde - Archeologie. De gebieden worden beschermd door middel van een verplichting tot het overleggen van een archeologisch onderzoek bij bouwaanvragen en omgevingsvergunning ten behoeve van het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden. Door middel van deze regeling wordt voorkomen dat zondermeer bekende bodemschatten door bepaalde activiteiten verloren gaan.
Binnen de bestemming is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen waarbij deze bestemming eenmalig kan worden toegevoegd of verwijderd. Dit kan blijken uit archeologisch onderzoek ter plaatse op basis waarvan inzichten gewijzigd kunnen zijn en een aanpassing van deze bestemming noodzakelijk kan zijn.
Waarde - Archeologische verwachting 1 tot en met 2
De gebieden met een (zeer) hoge, middelmatige en lage archeologische verwachtingswaarde zijn bestemd als Waarde - Archeologische verwachting 1 tot en met 2. Deze gebieden worden eveneens beschermd door middel van een verplichting tot het overleggen van een archeologisch onderzoek bij bouwaanvragen en omgevingsvergunning ten behoeve van het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden. Het onderscheid tussen de gebieden wordt gemaakt in oppervlakten waar onderzoek noodzakelijk is. Het volgende geldt in de bestemming:
- Waarde - Archeologische verwachting 1, wat gebieden met een hoge verwachtingswaarde betreft, geldt een onderzoeksplicht:
- 1. bij bouwaanvragen vanaf 100 m²;
- 2. bij uitvoeren van andere werken waarvoor een omgevingsvergunning ten behoeve van het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden noodzakelijk is, bij roering van de grond vanaf 100 m² en op een grotere diepte dan 0,30 meter;
- Waarde - Archeologische verwachting 2, wat gebieden met een middelmatige verwachtingswaarde betreft, geldt een onderzoeksplicht:
- 1. bij bouwaanvragen vanaf 500 m²;
- 2. bij uitvoeren van andere werken waarvoor een omgevingsvergunning ten behoeve van het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden noodzakelijk is bij roering van de grond vanaf 500 m² en op een grotere diepte dan 0,30 meter.
Binnen de bestemmingen is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen waarbij deze dubbelbestemming kan worden toegevoegd of verwijderd. Dit kan blijken uit archeologisch onderzoek ter plaatse op basis waarvan inzichten gewijzigd kunnen zijn en een aanpassing van deze dubbelbestemming noodzakelijk kan zijn.
5.2.4 Algemene regels
Naast de bestemmingen bevat het plan een aantal algemene regels over bijvoorbeeld begrippen, de wijze van meten, algemene afwijkingen en overgangsrecht. Deze min of meer standaardregels in bestemmingsplannen worden hier verder niet toegelicht.
Hoofdstuk 6 Financiële Toelichting
De reconstructie van de Nieuwe Aamsestraat is onderdeel van het Masterplan herstructurering de Aam dat in november 2010 is opgesteld. De provincie heeft hier op 15 maart 2011 positief op beschikt en gelden ter beschikking gesteld voor de uitvoering. Het uitvoeringsplan Herontwikkeling De Aam is op 12 oktober 2011 opgesteld door Ontwikkelingsmaatschappij Oost Nederland n.v.. Op 19 juni 2012 is de visie Elst Zuid-Oost vastgesteld. In deze visie heeft de gemeente haar ruimtelijk-functioneel beleid voor de langere termijn vastgelegd voor het gebied Eist Zuid-Oost. In het Masterplan en de Visie Eist Zuidoost is een aantal projecten opgenomen die een bijdrage leveren aan de ruimtelijke ontwikkeling en de bereikbaarheid van het gebied. Op basis van het masterplan is voor drie (samenhangende) projecten EFRO-subsidie aangevraagd:
- Poort tot de tangent/Nieuwe Aamsestraat
- Emplacement/Spoorallee
- Zuidelijke ontsluiting Aam/aansluiting Zuidtangent.
Een EFRO subsidie is op basis van globale ramingen aangevraagd en toegekend. De hoogte bedraagt €1,7 miljoen. Voorwaarde voor de subsidiabele kosten is dat deze binnen alle drie de projecten voor 1 maart 2015 zijn uitgevoerd. Na toekenning van de provinciale subsidie zijn de projecten in de periode 2012 tot heden nader uitgewerkt en deels gerealiseerd. Verder zijn de bovenstaande projecten zodanig georganiseerd dat voldaan kan worden aan zowel het Masterplan en de Visie Elst Zuid-Oost als de voorwaarden van de EFRO subsidie.
De beschikbare middelen voor de drie samenhangende projecten zoals genoemd bieden voldoende financiële ruimte om de projecten te kunnen realiseren.
Hoofdstuk 7 Procesgang
Overleg
Er is in het kader van artikel 3.1.1 (Bro) overleg gevoerd met betrokkenen en belanghebbende instanties. Een verslag van dit overleg is als aparte bijlage bij dit bestemmingsplan gevoegd.
Vaststelling
Op grond van artikel 3.8 van de Wet ruimtelijke ordening lag het ontwerpbestemmingsplan zes weken voor zienswijzen ter inzage en was het digitaal te bekijken op de websites www.overbetuwe.nl en www.ruimtelijkeplannen.nl. Dit is openbaar bekend gemaakt door het plaatsen van een publicatie in 'De Betuwe' en Staatscourant op woensdag 22 januari 2014. Een ieder was in de gelegenheid om vanaf donderdag 23 janurai 2014 tot en met woensdag 5 maart 2014 een zienswijze in te dienen. Daarnaast is de publicatie van het ontwerpbestemmingsplan op grond van art 3.8, lid 1, sub b Wro toegestuurd aan de provincie.
Er is 1 schriftelijke zienswijze op het ontwerpbestemmingsplan ontvangen. De ingediende zienswijze heeft tot aanpassing van het het akoestisch onderzoek geleid. Er bestond geen aanleiding om ambtshalve wijzigingen door te voeren.