Buitengebied,Oosterhoutsestraat 6,Slijk-Ewijk Hoogsestraat 2,Valburg
Bestemmingsplan - Gemeente Overbetuwe
Vastgesteld op 13-01-2015 - geheel onherroepelijk in werking
Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
In deze regels wordt verstaan onder:
1.1 plan
Het bestemmingsplan 'Buitengebied, Oosterhoutsestraat 6, Slijk-Ewijk & Hoogsestraat 2, Valburg' met identificatienummer NL.IMRO.1734.0186BUIToosterstr6-VSG1 van de gemeente Overbetuwe;
1.2 bestemmingsplan
de geometrisch bepaalde planobjecten met de daarbij behorende regels en de daarbij behorende bijlagen;
1.3 verbeelding
de analoge en digitale voorstelling van de in het plan opgenomen digitale ruimtelijke informatie met nummer NL.IMRO.1734.0186BUIToosterstr6-VSG1;
1.4 aanduiding
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;
1.5 aanduidingsgrens
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;
1.6 aan- en uitbouwen
een aan een hoofdgebouw gebouwde ruimte, die daaraan ruimtelijk (door zijn constructie of afmetingen) ondergeschikt is - maximaal bestaande uit één bouwlaag al dan niet met kap - met dien verstande dat een aanbouw een zelfstandige ruimte is en een uitbouw een uitbreiding van een reeds bestaande ruimte van het hoofdgebouw is;
1.7 afhankelijke woonruimte
een bijgebouw bij een woning waarin mantelzorg gehuisvest is;
1.8 afwijking van de bouwregels en/of van de gebruiksregels
een afwijking als bedoeld in artikel 3.6, eerste lid, onder c van de Wet ruimtelijke ordening juncto artikel 2.12, onder 1, onder a, onder 1 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;
1.9 agrarisch bedrijf
een bedrijf, dat is gericht op het bedrijfsmatig voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen en/of het houden, fokken en/of africhten van dieren, inclusief pensionstallen als ondergeschikte nevenactiviteit;
1.10 archeologisch deskundige
de regionaal (beleids)archeoloog of een andere door het college van burgemeester en wethouders aan te wijzen deskundige op het gebied van de archeologische monumentenzorg;
1.11 archeologisch monument
een terrein dat op basis van de Monumentenwet 1988 is aangewezen als beschermd archeologisch monument;
1.12 archeologisch onderzoek
onderzoek (bureauonderzoek en/of boren en/of geofysisch onderzoek en/of graven en/of begeleiden) verricht door een dienst, bedrijf of instelling erkend door het College van de Archeologische Kwaliteit (CvAK/SIKB), beschikkend over een opgravingsvergunning ex artikel 39 MW en werkend volgens de Kwaliteitsnorm voor de Nederlandse Archeologie;
1.13 archeologische verwachting
een toegekende hoge, middelmatige of lage archeologische verwachting in verband met de kennis en wetenschap van de in dat gebied te verwachten overblijfselen van menselijke aanwezigheid of activiteiten uit het verleden;
1.14 archeologische waarde
een toegekende archeologische waarde in verband met de kennis en studie van de in dat gebied voorkomende overblijfselen van menselijke aanwezigheid of activiteiten uit het verleden;
1.15 bebouwing
één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
1.16 bebouwingspercentage
een in dit plan aangegeven percentage, dat de grootte van het bouwvlak aangeeft, dat maximaal mag worden bebouwd, tenzij in dit plan anders is bepaald;
1.17 bed & breakfast
een kleinschalige overnachtingaccommodatie gericht op het bieden van de mogelijkheid tot een toeristisch en kortdurend verblijf in de bestaande bebouwing in combinatie met het serveren van ontbijt;
1.18 bedrijfsgebouw
een gebouw dat dient voor de uitoefening van een bedrijf;
1.19 bedrijfswoning
een woning die een functionele binding heeft met het ter plaatse gevestigde bedrijf, de instelling of de inrichting, ten behoeve van beheer van en/of toezicht op het bedrijf, de instelling of de inrichting;
1.20 begane grondvloer
de onderste bouwlaag van een gebouw, niet zijnde een kelder;
1.21 bestaand
- a. bij bouwwerken: een bouwwerk dat op het moment van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan bestaat en is gebouwd krachtens een onherroepelijke omgevingsvergunning voor het bouwen, of wordt gebouwd, dan wel nadien kan worden gebouwd krachtens een onherroepelijke omgevingsvergunning voor het bouwen, waarvoor de aanvraag vóór het tijdstip van terinzagelegging is ingediend;
- b. bij gebruik: het gebruik dat op het moment van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan bestaat en in overeenstemming is met het voorheen geldende planologische regime;
1.22 bestemmingsgrens
de grens van een bestemmingsvlak;
1.23 bestemmingsvlak
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;
1.24 bijbehorend bouwwerk
uitbreiding van het belangrijkste gebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd en met de aarde verbonden bouwwerk, met een dak. Hieronder worden tevens aan-, uitbouwen en bijgebouwen begrepen.
1.25 bouwen
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk;
1.26 bouwgrens
de grens van een bouwvlak;
1.27 bouwperceel
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandig, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;
1.28 bouwperceelgrens
de grens van een bouwperceel;
1.29 bouwvlak
een geometrisch bepaald vlak, waarmee de gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;
1.30 bouwwerk
een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden;
1.31 detailhandel
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die deze goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit. Horeca-activiteiten en detailhandel in volumineuze goederen zijn hieronder niet begrepen;
1.32 extensieve dagrecreatie
recreatief medegebruik van gronden zoals wandelen, paardrijden, fietsen, varen, zwemmen en vissen, waarbij de recreatie geen specifiek beslag legt op de ruimte;
1.33 geaccidenteerd terrein
een perceel of een gedeelte van een perceel met een helling van tenminste 1:10 gemeten over een afstand van minimaal 5 m;
1.34 gebouw
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;
1.35 gebruiken
gebruiken, het doen gebruiken, laten gebruiken en in gebruik geven;
1.36 hobbymatig agrarisch grondgebruik
het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen en/of door middel van het houden van dieren op niet bedrijfsmatige wijze. Onder hobbymatig agrarisch gebruik wordt niet verstaan een volkstuin;
1.37 hoofdgebouw
een of meer panden, of een gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer panden of bouwwerken op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is;
1.38 hoofdverblijf
- a. het adres waar betrokkene woont of, indien betrokkene op meer dan één adres woont, het adres waar hij naar verwachting gedurende een half jaar de meeste malen zal overnachten;
- b. het adres waar, bij ontbreken van een adres als bedoeld onder a, betrokkene naar redelijke verwachting gedurende drie maanden tenminste twee derde van de tijd zal overnachten
1.39 horeca
een bedrijf waar hoofdzakelijk dranken en/of etenswaren voor gebruik ter plaatse worden verstrekt en/of waarin logies wordt verstrekt, zoals bijvoorbeeld een café, restaurant, hotel, pension, en naar de aard en openingstijden daarmee gelijk te stellen bedrijven, een en ander al dan niet in combinatie met een vermaaksfunctie met uitzondering van een erotisch getinte vermaaksfunctie;
1.40 huishouden
een persoon die of groep personen die gezamenlijk, onbestendig voor onbepaalde tijd, een huishouding voert;
1.41 inwoning
twee huishoudens die, in afwijking van het begrip woning, één woning bewonen met gemeenschappelijk gebruik van één of meerdere voorzieningen of (verblijfs)ruimten van die woning en waarbij de woning één hoofdtoegang behoudt en de voorzieningen c.q. (verblijfs)ruimten onderling vrij toegankelijk zijn;
1.42 kampeermiddel
tenten, tentwagens, kampeerauto's of toercaravans dan wel andere onderkomens of andere voertuigen of gedeelten daarvan, voor zover niet als bouwwerk aan te merken, die geheel of gedeeltelijk blijvend zijn bestemd of ingericht dan wel worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf, niet zijnde een stacaravan, chalets of trekkershutten;
1.43 kampeerterrein
een terrein of plaats, geheel of gedeeltelijk ingericht, en blijkens de inrichting bestemd, om daarop een gelegenheid te geven tot het plaatsen of geplaatst houden van kampeermiddelen ten behoeve van recreatief nachtverblijf;
1.44 karakteristiek
gebouwen die staan op de lijst “gemeentelijk Monumenten Inventarisatie Programma” alsmede gebouwen met een voor Overbetuwe typische bouwstijl of bebouwing die deel uitmaakt van een beeldbepalend ensemble dan wel bebouwing die door de welstandscommissie als zodanig kan worden aangemerkt;
1.45 kelder
een overdekte, met wanden omsloten, voor mensen toegankelijke ruimte, beneden of tot ten hoogste 0,5 m boven de kruin van de weg, waaraan het bouwperceel is gelegen; bij bebouwing gelegen in geaccidenteerd terrein gelegen beneden peil;
1.46 landschapsplan
een plan bij realisering van nieuwe bouw- en/of gebruiksmogelijkheden waarin de ruimtelijke (waaronder landschappelijke) inpassing hiervan in de bestaande situatie wordt beschreven;
1.47 maatvoeringsgrens
de grens van een maatvoeringsvlak;
1.48 maatvoeringsvlak
een geometrisch bepaald vlak waarmee de gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels voor bepaalde bouwwerken eenzelfde maatvoering geldt;
1.49 mantelzorg
het bieden van aantoonbare tijdelijke zorg in een woning of in bij een woning behorende bijgebouwen aan een ieder die hulpbehoevend is op het fysieke, psychische en/of sociale vlak waarbij de woning in overwegende mate de woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is;
1.50 medegebruik
gebruik dat niet direct gerelateerd is aan de bestemming, maar dat krachtens de regels tevens is toegestaan op de betrokken gronden;
1.51 nevenactiviteit
een activiteit ondergeschikt aan de hoofdactiviteit in zowel omvang (m2), omzet (€) als de effecten op het woon- en leefklimaat;
1.52 normaal onderhoud, gebruik en beheer
werkzaamheden die ter plaatse regelmatig terugkeren, teneinde tot een goed beheer van de gronden te komen; hieronder vallen niet de incidentele ingrepen in bijvoorbeeld de cultuurtechnische situatie of werkzaamheden die een onherstelbare aantasting betekenen van de aan een gebied toegekende waarde;
1.53 nutsvoorziening
voorziening ten behoeve van algemeen nut in ruime zin, zoals: voorzieningen/installaties ten behoeve van gas, water en elektriciteit, signaalverdeling, telecommunicatieverkeer, waterzuivering, waterbeheersing, waterhuishouding, vuil- en afvalverwerking, compostering, wijkverwarming, milieuvoorzieningen e.d.;
1.54 omgevingsvergunning
een vergunning als bedoeld in artikel 1.1, eerste lid, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
1.55 omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
een vergunning als bedoeld in artikel 3.3 onder a van de Wet ruimtelijke ordening;
1.56 ondergeschikte bouwonderdelen
bouwonderdelen van beperkte afmetingen die buiten het gebouw uitsteken, zoals schoorstenen, windvanen en dakoverstekken;
1.57 ondergronds
onder peil;
1.58 overig bouwwerk
een bouwkundige constructie van enige omvang, geen pand zijnde, die direct en duurzaam met de aarde is verbonden;
1.59 paardenbak
een omheind terrein waarvan de natuurlijke bovenlaag is vervangen door zand of ander doorlatend materiaal ten behoeve van het africhten, trainen en berijden van paarden en pony's en het anderszins beoefenen van de paardensport;
1.60 pand
de kleinste bij de totstandkoming functioneel en bouwkundig-constructief zelfstandige eenheid die direct en duurzaam met de aarde is verbonden en betreedbaar en afsluitbaar is;
1.61 peil
- a. voor bebouwing in geaccidenteerd terrein voor zover de bebouwing met de gevel is gericht naar het openbare gebied waarop het bouwperceel ontsloten wordt (de dijk) en is gesitueerd op of binnen een afstand van 3 m uit de grens van het openbaar gebied: 35 cm boven de kruin van de dijk;
- b. voor overige bebouwing in geaccidenteerd terrein: de bestaande gemiddelde bouwhoogte van het terrein op het punt waar dit direct grenst aan de gevel welke is gericht naar het openbare gebied waarop het bouwperceel ontsloten wordt;
- c. voor gebouwen op een perceel in niet geaccidenteerd terrein, waarvan de hoofdtoegang aan een weg grenst, mits het gebouw op een afstand van niet meer dan 20 m van die weg is gelegen: 35 cm boven de kruin van die weg ter plaatse van de hoofdtoegang;
- d. voor overige bouwwerken: de gemiddelde bouwhoogte van het aansluitend terrein;
1.62 permanente bewoning
bewoning door een persoon of door groepen van personen van een voor recreatieve bewoning bedoelde ruimte/gebouw als hoofdverblijf c.q. vaste woon- of verblijfplaats. Van permanente bewoning is in ieder geval sprake in geval van 45 of meer aaneengesloten overnachtingen;
1.63 prostitutie
het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding;
1.64 publieksgerichte beroeps- of bedrijfsactiviteit aan huis
een publieksgerichte beroeps- of bedrijfsactiviteit, waarvan de activiteiten in hoofdzaak publieksaantrekkend zijn en waarvan de omvang en uitstraling zodanig is, dat de activiteit past binnen de desbetreffende woonomgeving en derhalve in een woning en/of de daarbij behorende bijgebouwen, met behoud van de woonfunctie, kan worden toegestaan;
1.65 recreatiewoning / recreatieappartement
een (deel van een) gebouw dat naar de aard en inrichting uitsluitend is bedoeld voor niet permanente bewoning die plaatsvindt in het kader van de weekend- en of verblijfsrecreatie, niet zijnde een chalet;
1.66 seksinrichting
een voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in de omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht of vertoningen van erotische/pornografische aard plaatsvinden, waaronder in ieder geval worden verstaan een prostitutiebedrijf, een erotische massagesalon, een seksbioscoop, een seksautomatenhal, een sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar;
1.67 tijdelijk kamperen
het geven van gelegenheid tot het plaatsen of geplaatst houden van kampeermiddelen op eigen kampeerterrein voor organisaties met een doelstelling van sociale, sportieve, culturele, educatieve of wetenschappelijke aard;
1.68 uitvoeren
uitvoeren, het doen uitvoeren, laten uitvoeren en in uitvoering geven;
1.69 voorgevel
de naar de weg gekeerde gevel van een gebouw of, indien het een gebouw betreft met meer dan één naar de weg gekeerde gevel, de gevel die op het moment van terinzagelegging van het ontwerp van het plan kennelijk als zodanig diende te worden aangemerkt;
1.70 voorste gebouw
het gebouw dat het dichtst bij de voorste bouwgrens is gelegen;
1.71 woning
een complex van ruimten inclusief aan- en uitbouwen, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden;
Artikel 2 Wijze Van Meten
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
2.1 de goothoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot c.q. de druiplijn, het boeibord of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel. Bij toepassing van het meten van de goothoogte van een bouwwerk worden wolfseinden en dakkapellen buiten beschouwing gelaten, behoudens dakkapellen waarvan de gezamenlijke breedte meer bedraagt dan 50% van de breedte van het betreffende dakvlak. De goothoogte wordt dan gemeten vanaf het peil tot aan de goot van de dakkapel;
2.2 de inhoud van een bouwwerk
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;
2.3 de bouwhoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een overig bouwwerk, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;
2.4 de oppervlakte van een bouwwerk
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;
2.5 de afstand tot perceelsgrenzen
tussen de grenzen van het bouwperceel en een bepaald punt van het bouwwerk, waar die afstand het kortst is;
2.6 bebouwingspercentage
de gezamenlijke oppervlakte van bouwwerken gelegen binnen een bepaald vlak gedeeld door de oppervlakte van dat vlak, uitgedrukt in procenten;
2.7
Bij toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwonderdelen, als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, liftschachten, gevel- en kroonlijsten, luifels, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van bouwgrenzen niet meer dan 1,5 m bedraagt.
2.8
Bij toepassing van deze regels wordt gemeten tot of vanuit het hart van een lijn op de kaart en op de schaal waarin het plan is vastgesteld.
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Bedrijf
3.1 bestemmingsomschrijving
De voor Bedrijf aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. bedrijven ter plaatse van de aanduiding:
- 1. 'hovenier': een hoveniersbedrijf;
- b. de bestaande bedrijfswoning(en), waarbij inwoning is toegestaan in de bedrijfswoningen, met dien verstande dat:
- 1. waar dat is aangeduid een bedrijfswoning alleen is toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning';
met bijbehorende gebouwen, bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wegen en paden, parkeervoorzieningen, groenvoorzieningen, water en voorzieningen voor de waterhuishouding, tuinen en erven.
3.2 bouwregels
3.3 afwijken van de bouwregels
3.4 specifieke gebruiksregels
3.5 afwijken van de gebruiksregels
Artikel 4 Wonen
4.1 bestemmingsomschrijving
De voor Wonen aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. de bestaande woningen, waarbij inwoning is toegestaan;
- b. maximaal het aantal woningen ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden';
- c. aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit, met dien verstande dat:
- 1. maximaal 40% van het vloeroppervlak van de woning, inclusief aan-, uitbouwen en bijgebouwen, tot maximaal 75 m2 mag worden gebruikt voor de activiteit;
- 2. de activiteit qua aard en omvang past in de woonomgeving;
- 3. parkeren plaatsvindt op het eigen terrein;
- 4. degene die de activiteit in de woning, inclusief aan-, uitbouwen en bijgebouwen, uitoefent tevens de bewoner van de woning is;
- 5. er geen detailhandel anders dan de verkoop van lokaal of streekeigen geproduceerde agrarische producten mag plaatsvinden
- d. bestaande nevenactiviteiten;
- e. bestaande paardenbakken;
- f. de bestaande publieksgerichte beroeps- of bedrijfsactiviteiten aan huis;
- g. hobbymatig agrarisch grondgebruik;
met bijbehorende gebouwen, bouwwerken, geen gebouwen zijnde, groenvoorzieningen, voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding, tuinen en erven.
4.2 bouwregels
4.3 afwijken van de bouwregels
4.4 Specifieke gebruiksregels
4.5 afwijken van de gebruiksregels
Artikel 5 Waarde - Archeologische Verwachting 1
5.1 bestemmingsomschrijving
De voor Waarde - Archeologische verwachting 1 aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor het behoud en de bescherming van te verwachten archeologische resten in de bodem.
5.2 bouwregels
5.3 nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen ten aanzien van de situering en de afmetingen van bouwwerken en de inrichting van gronden, indien uit archeologisch onderzoek blijkt dat ter plaatse behoudens- en beschermenswaardige archeologische monumenten of resten aanwezig zijn. De nadere eisen zijn erop gericht de archeologische waarden zoveel mogelijk in de grond (in situ) te behouden.
5.4 omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
5.5 wijzigingsbevoegdheid
Artikel 6 Waarde - Archeologische Verwachting 2
6.1 bestemmingsomschrijving
De voor Waarde - Archeologische verwachting 2 aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor het behoud en de bescherming van te verwachten archeologische resten in de bodem.
6.2 bouwregels
6.3 nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen ten aanzien van de situering en de afmetingen van bouwwerken en de inrichting van gronden, indien uit archeologisch onderzoek blijkt dat ter plaatse behoudens- en beschermenswaardige archeologische monumenten of resten aanwezig zijn. De nadere eisen zijn erop gericht de archeologische waarden zoveel mogelijk in de grond (in situ) te behouden.
6.4 omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
6.5 wijzigingsbevoegdheid
Artikel 7 Waarde - Archeologische Verwachting 4
7.1 bestemmingsomschrijving
De voor Waarde - Archeologische verwachting 4 aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor het behoud en de bescherming van te verwachten archeologische resten in de bodem.
7.2 bouwregels
7.3 nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen ten aanzien van de situering en de afmetingen van bouwwerken en de inrichting van gronden, indien uit archeologisch onderzoek blijkt dat ter plaatse behoudens- en beschermenswaardige archeologische monumenten of resten aanwezig zijn. De nadere eisen zijn erop gericht de archeologische waarden zoveel mogelijk in de grond (in situ) te behouden.
7.4 omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
7.5 wijzigingsbevoegdheid
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 8 Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 9 Algemene Bouwregels
9.1 bestaande maten
9.2 bestaande afstanden
In die gevallen dat de bestaande afstand tot enige op de verbeelding aangegeven lijn van bouwwerken, die in overeenstemming met het bepaalde in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht tot stand zijn gekomen minder bedraagt dan in de bouwregels in hoofdstuk 2 van deze regels is voorgeschreven, geldt die afstand in afwijking daarvan als minimaal toegestaan.
9.3 ondergronds bouwen
Artikel 10 Algemene Gebruiksregels
Onder gebruik in strijd met alle bestemmingen wordt in elk geval verstaan:
- a. een gebruik van gronden als stort- en/of opslagplaats van grond en/of afval, met uitzondering van een zodanig gebruik voor het normale op de bestemming gerichte gebruik en onderhoud;
- b. een gebruik van gronden als stallings- en/of opslagplaats van één of meer aan het gebruik onttrokken machines, voer-, vaar- of vliegtuigen, met uitzondering van een zodanig gebruik voor het normale op de bestemming gerichte gebruik en onderhoud;
- c. een gebruik van gronden en bouwwerken voor een seksinrichting dan wel ten behoeve van prostitutie;
- d. een gebruik van gronden en bouwwerken voor verblijfsrecreatie, anders dan de regels van de bestemmingen toestaan;
- e. een gebruik van bedrijfsgebouwen voor bewoning en/of het huisvesten van seizoensarbeiders, anders dan de regels van de bestemmingen toestaan.
Artikel 11 Algemene Aanduidingsregels
11.1 waardevol landschap
Artikel 12 Algemene Afwijkingsregels
12.1
Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van:
- a. in het plan genoemde goothoogten, bouwhoogten, oppervlakte- en inhoudsmaten, percentages en afstandseisen, waarbij een overschrijding is toegestaan tot maximaal 10% van de goothoogten, bouwhoogten, oppervlakte- en inhoudsmaten, percentages en afstandseisen met uitzondering van inhoudsmaat van woningen;
- b. de regels en toestaan dat bouwgrenzen worden overschreden, waarbij een overschrijding is toegestaan tot maximaal 2,5 m, en deze noodzakelijk is in verband met de uitmeting van het terrein of uit een oogpunt van doelmatig gebruik van de gronden en/of de bebouwing;
- c. de regels en toestaan dat de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wordt vergroot tot maximaal 10 m en ten behoeve van zend-, ontvang- en/of sirenemasten wordt vergroot tot maximaal 40 m;
- d. van de regels en de bouw toestaan van niet voor bewoning bestemde gebouwen met een inhoud van ten hoogste 50 m3 en een bouwhoogte van ten hoogste 3 m ten dienste van het openbaar nut, zoals schakelhuisjes, wachthuisjes, transformatorhuisjes alsmede andere bouwwerken, zoals muurtjes, beeldende kunstwerken en lichtmasten; gasdrukmeetstations en verkooppunten voor motorbrandstoffen uitgezonderd. Voor beeldende kunstwerken is een bouwhoogte van ten hoogste 3 m toegestaan;
- e. van de regels en de bouw toestaan van een schuilgelegenheid voor dieren met een oppervlakte van maximaal 15 m2 en een hoogte van maximaal 2,7 m, mits de perceelsgrootte minimaal 1 ha bedraagt en het perceel niet direct grenst aan het erf van een woning.
12.2
Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van in het plan genoemde inhoudsmaten van (bedrijfs)woningen waarbij de inhoud maximaal 800 m³ mag bedragen.
12.3
Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van in het plan genoemde gebruiksregels voor het toestaan van tijdelijk kamperen voor een maximale aaneengesloten duur van 10 dagen.
12.4
Een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 12.1, 12.2 en 12.3 kan slechts worden verleend, mits:
- a. de belangen van de eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden niet onevenredig worden geschaad;
- b. het straat- en bebouwingsbeeld, de stedenbouwkundige kwaliteiten en de verkeersveiligheidsbelangen niet onevenredig worden geschaad;
- c. indien het een locatie in de uiterwaarden betreft, advies wordt ingewonnen van Rijkswaterstaat.
Artikel 13 Algemene Wijzigingsregels
13.1
Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen voor:
- a. het aanbrengen van geringe veranderingen in de plaats, ligging en/of afmetingen van bestemmingsgrenzen, met inachtneming van de volgende voorwaarden:
- 1. bestemmingsgrenzen mogen met niet meer dan 5 m worden verschoven;
- 2. de belangen van de eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden mogen niet onevenredig worden geschaad;
- 3. het straat- en bebouwingsbeeld en de verkeersveiligheidsbelangen mogen niet onevenredig worden geschaad;
- b. het toestaan van de bouw van niet voor bewoning bestemde gebouwen met een bouwhoogte van ten hoogste 3,5 m en een inhoud van ten hoogste 75 m³ ten dienste van het openbare nut en overige openbare dienstverlening;
- c. de reconstructie van de binnen het plangebied gelegen wegen, met dien verstande dat de op de kaart gegeven bestemming Verkeer ter weerszijden van de weg met ten hoogste 25 m mag worden verbreed.
Artikel 14 Algemene Procedureregels
14.1 wijziging
Ten aanzien van de in dit plan opgenomen wijzigingsbevoegdheden zal de uitvoerbaarheid van het wijzigingsplan moeten zijn gewaarborgd, in verband waarmee in elk geval aangetoond moet worden dat:
- a. bodemsanering niet noodzakelijk is dan wel vóór uitvoering van het wijzigingsplan zal plaatsvinden;
- b. met betrekking tot (spoor)wegverkeersgeluid een aanvaardbaar woonklimaat wordt gerealiseerd;
- c. met betrekking tot de luchtkwaliteit een aanvaardbaar leefklimaat wordt gerealiseerd, dan wel dat geen onevenredige verslechtering plaatsvindt;
- d. met betrekking tot de externe veiligheid een aanvaardbaar leefklimaat wordt gerealiseerd, dan wel dat geen onevenredige verslechtering plaatsvindt;
- e. beschermde planten- en diersoorten en biotopen niet onevenredig worden geschaad;
- f. het wijzigingsplan financieel uitvoerbaar is.
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 15 Overgangsrecht
15.1 overgangsrecht bouwwerken
- a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
- 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
- 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
- b. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van sub a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in sub a met maximaal 10%.
- c. Sub a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
15.2 overgangsrecht gebruik
- a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
- b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het bepaalde in sub a te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
- c. Indien het gebruik, bedoeld in het bepaalde onder a, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
- d. Het bepaalde onder a is niet van toepassing op het gebruik, dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Artikel 16 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan 'Buitengebied, Oosterhoutsestraat 6, Slijk-Ewijk & Hoogsestraat 2, Valburg'.
Aldus vastgesteld in de raadsvergadering van 13 januari 2015. | ||||||||
De voorzitter, | De griffier, | |||||||
………. | ……… | |||||||
Bijlagen Bij Regels
Bijlage 1 Ontwerpplan Buitenruimte Inrichting
Bijlage 2 Lijst Van Nevenactiviteiten
Bijlage 3 Staat Van Bedrijfsactiviteiten
Bijlage 4 Akoestisch Onderzoek
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding
Voorliggend bestemmingsplan 'Buitengebied, Oosterhoutsestraat 6, Slijk-Ewijk & Hoogsestraat 2, Valburg' ziet toe op twee percelen. Het perceel aan de Oosterhoutsestraat 6 te Slijk-Ewijk heeft in de bestaande situatie de bestemming 'Agrarisch gebied met Landschapswaarden'. De eigenaar van dit perceel wil op dit perceel een hoveniersbedrijf realiseren. Dit is niet mogelijk binnen het vigerende juridisch-planologisch regime.
Het tweede perceel ligt aan de Hoogsestraat 2 te Valburg. Dit betreft een perceel met de bestemming 'Wonen'. Op het perceel staat een schuur (gemeentelijk monument), de eigenaren willen de schuur omvormen tot een woning. Binnen het vigerende juridisch-planologisch regime is het niet mogelijk dat er 2 woningen op dit perceel staan.
Om beide ontwikkelingen juridisch-planologisch mogelijk te maken is onderhavige partiële bestemmingsplanherziening opgesteld.
1.2 Ligging Plangebied
Het bestemmingsplan bestaat in feite uit 2 plangebieden. Het eerste plangebied is gelegen aan de Oosterhoutsestraat 6 ten noord-oosten van de kern Slijk-Ewijk. Het plangebied wordt aan de noordzijde begrensd door de Oosterhoutsestraat. Aan de overige zijden wordt het plangebied begrensd door percelen die een agrarisch gebruik hebben. Het plangebied Oosterhoutsestraat 6 staat kadastraal bekend als Valburg, sectie K, nummer 164.
Het tweede plangebied is gelegen aan de Hoogsestraat 2 ten westen van de kern Valburg. Het plangebied wordt aan de noordzijde begrensd door de Hoogsestraat. Aan de oostzijde wordt het plangebied begrensd door agrarische gronden, dit geldt ook voor de zuidzijde. De westelijk grens wordt gevormd door de Mellardsestraat. Het plangebied Hoogsestraat 2 staat kadastraal bekend als Valburg, sectie I, nummers 764 en 721.
Op navolgende afbeeldingen is de ligging van het plangebied in zijn nabije omgeving te zien. De exacte begrenzing van het plangebied is ingetekend op de verbeelding van dit bestemmingsplan.
![]() |
Figuur 1. Luchtfoto plangebied met begrenzing Oosterhoutsestraat 6 (bron: maps.google.nl) |
![]() |
Figuur 2. Luchtfoto plangebied met begrenzing Hoogsestraat 2 (bron: maps.google.nl) |
1.3 Vigerend Bestemmingsplan
Oosterhoutsestraat 6, Slijk-Ewijk
Ter plaatse van het plangebied Oosterhoutsestraat 6, Slijk-Ewijk geldt de beheersverordening 'Buitengebied, beheersverordening De Danenberg', vastgesteld door de gemeenteraad op 11 juni 2013. Binnen deze beheersverordening heeft het perceel de bestemming 'Agrarisch gebied met Landschapswaarden' met een agrarisch bouwblok.
Met het onderhavig bestemmingsplan zal de bestemming worden gewijzigd naar een bedrijfsbestemming met een aanduiding zodat er een hoveniersbedrijf kan worden gevestigd.
Hoogsestraat 2, Valburg
Voor het plangebied vigeert het bestemmingsplan 'Buitengebied Overbetuwe', vastgesteld door de gemeenteraad op 5 maart 2013.
De beoogde ontwikkelingslocatie heeft in het bestemmingsplan de bestemming 'Wonen' met de dubbelbestemmingen 'Waarde - Archeologische verwachting 1' en 'Waarde - Archeologische verwachting 2'. Vanwege de bestemming 'Wonen' zijn de gronden bestemd voor de woonfunctie met dien verstande dat alleen de bestaande woning is toegestaan. Omdat de gronden de dubbelbestemmingen 'Waarde - Archeologische verwachting 1', 'Waarde - Archeologische verwachting 2' en 'Waarde - Archeologische verwachting 4' hebben, zijn ze tevens bestemd voor behoud en bescherming van waardevolle archeologische informatie in de bodem. De gronden hebben ook de gebiedsaanduiding 'Waardevol - Landschap' en zijn daardoor mede bestemd voor het beschermen en ontwikkelen van de bijzondere kwaliteiten van het waardevol landschap.
Met onderhavig bestemmingsplan zal het plangebied niet wijzigen van bestemming, enkel wordt er een tweede woning op het perceel mogelijk gemaakt (binnen een bestaand gebouw).
1.4 Leeswijzer
Allereerst wordt ingegaan op het beleid dat van toepassing is op onderhavige ontwikkeling. Daarna worden in hoofdstuk 3 de milieu- en omgevingsaspecten beschreven die van toepassing zijn. Het daarop volgende hoofdstuk bevat de planbeschrijving. De huidige situatie en de voorgenomen ontwikkeling komen hier aan bod. Hoofdstuk 5 bevat de juridische vertaling. Daaropvolgend wordt de financiële en economische haalbaarheid van het plan aangeduid. Afgesloten wordt met het hoofdstuk voor de te volgen procedure.
Hoofdstuk 2 Beleidskader
2.1 Rijksbeleid
Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR)
In de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte1 staan de plannen van de Rijksoverheid voor ruimte en mobiliteit. Het Rijk streeft naar een concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig Nederland. Om dit te kunnen bewerkstelligen laat het Rijk de ruimtelijke ordening meer over aan de decentrale overheden (provincie en gemeenten) en komt de gebruiker centraal te staan. Het Rijk kiest voor een selectievere inzet van rijksbeleid op slechts 13 nationale belangen. Voor die belangen is het Rijk verantwoordelijk en wil het resultaten boeken. Buiten deze 13 belangen hebben decentrale overheden beleidsvrijheid. Tevens werkt het Rijk aan een eenvoudigere regelgeving. Hierdoor neemt de bestuurlijke drukte af en ontstaat er ruimte voor regionaal maatwerk.
Het Rijk blijft verantwoordelijk voor het systeem van ruimtelijke ordening. Daarnaast kan een rijksverantwoordelijkheid aan de orde zijn indien:
- een onderwerp nationale baten en/of lasten heeft en de doorzettingsmacht van provincies en gemeenten overstijgt. Bijvoorbeeld ruimte voor militaire activiteiten en opgaven in de stedelijke regio's rondom de mainports, brainports, greenports en valleys;
- over een onderwerp internationale verplichtingen of afspraken zijn aangegaan. Bijvoorbeeld voor biodiversiteit, duurzame energie, watersysteemherstel of werelderfgoed;
- een onderwerp provincie- of landsgrensoverschrijdend is en ofwel een hoog afwentelrisico kent ofwel in beheer bij het Rijk is. Bijvoorbeeld de hoofdnetten van weg, spoor, water en energie, maar ook de bescherming van gezondheid van inwoners.
Het Rijk kiest drie doelen om Nederland concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig te houden voor de middellange termijn (2028):
- het vergroten van de concurrentiekracht van Nederland door het versterken van de ruimtelijk-economische structuur van Nederland;
- het verbeteren en ruimtelijk zeker stellen van de bereikbaarheid waarbij de gebruiker voorop staat;
- het waarborgen van een leefbare en veilige omgeving waarin unieke natuurlijke en cultuurhistorische waarden behouden zijn.
Uit bovenstaande drie doelen zijn de dertien nationale belangen naar voren gekomen. Voor de regio Oost-Nederland (bestaande uit de provincies Overijssel en Gelderland) zijn de volgende opgaven van nationaal belang:
- verbeteren van de internationale achterlandverbindingen;
- versterking van de primaire waterkeringen;
- deelprogramma's Veiligheid, Zoet water en Nieuwbouw en Herstructurering van het Deltaprogramma;
- EHS, inclusief de Natura 2000-gebieden;
- hoofdenergienetwerk (380 kV) over de grens.
Besluit algemene regels ruimtelijke ordening en Regeling algemene regels ruimtelijke ordening
Het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) geeft richtlijnen voor de inhoud van bestemmingsplannen voor zover het gaat om ruimtelijke ontwikkelingen van nationaal belang. De Regeling algemene regels ruimtelijke ordening (Rarro) is de ministeriële regeling. Deze vorm van normstelling sluit aan op de vroegere pkb's met concrete beleidsbeslissingen en beslissingen van wezenlijk belang die ook van betekenis waren voor de lagere overheden. Het besluit (eerste tranche) is vastgesteld op 22 augustus 2011 en is op 30 december 2011 in werking getreden. Op 1 oktober 2012 zijn enkele wijzigingen in werking getreden.
In de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte wordt bepaald welke kaderstellende uitspraken zodanig zijn geformuleerd dat deze bedoeld zijn om beperkingen te stellen aan de ruimtelijke besluitvormingsmogelijkheden op lokaal niveau. Het Barro bevestigt in juridische zin die kaderstellende uitspraken.
De normering uit het Barro werkt zoveel mogelijk direct door op het niveau van de lokale besluitvorming. Bij besluitvorming over bestemmingsplannen moeten de regels worden gerespecteerd. Het merendeel van de regels legt beperkingen op, daarin is een gradatie te onderkennen. Deze zijn geformuleerd als een 'ja-mits', een 'ja, voor zover', een 'nee-tenzij', een 'nee-als' of een stringente 'nee' bepaling.
Het bestemmingsplan maakt geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk waarbij nationale belangen gemoeid zijn. Het Barro en Rarro hebben dan ook geen invloed op het bestemmingsplan.
Conclusie Oosterhoutsestraat 6 en Hoogsestraat 2
Beide initiatieven spelen zich af op lokaal niveau en hebben geen duidelijk herkenbare relatie met het ruimtelijke ordeningsbeleid op nationaal niveau. Geconstateerd kan worden dat de initiatieven niet conflicteren met het nationaal ruimtelijk ordeningsbeleid.
Ladder voor duurzame verstedelijking
In de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte is de 'Ladder voor duurzame verstedelijking' geïntroduceerd en vastgelegd als procesvereiste in het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). Het Bro bepaalt dat voor onder meer bestemmingsplannen de treden van de ladder moet worden doorlopen. Het doel van de ladder voor duurzame verstedelijking is een goede ruimtelijke ordening in de vorm van een optimale benutting van de ruimte in stedelijke gebieden. Met de ladder voor duurzame verstedelijking wordt een zorgvuldige afweging en transparante besluitvorming bij alle ruimtelijke en infrastructurele besluiten nagestreefd.
![]() |
Figuur 3. Ladder voor duurzame verstedelijking |
Oosterhoutsestraat 6, Slijk-Ewijk
Trede 1: onderhavig plan heeft betrekking op een bestaand hoveniersbedrijf dat thans is gevestigd in Andelst. Het hoveniersbedrijf wordt dus op een nieuwe locatie voortgezet. Dit betekent dat hiermee een bestaande behoefte wordt opgevangen.
Trede 2 en 3: het plangebied ligt buiten het bestaand bebouwd gebied. Binnen de bestaande kernen in Overbetuwe is weinig tot geen ruimte voor de herhuisvesting van het hoveniersbedrijf. Dit in verband met de omvang van het bedrijf en verkeersaantrekkende werking. Het opvangen van de behoefte in bestaand bebouwd gebied is geen reële optie. Daarnaast wordt de ontwikkeling gerealiseerd ter plaatse van een bestaand bebouwd bedrijf waardoor er in feite geen sprake is van toevoeging van extra bebouwing in het buitengebied. Sterker nog: er wordt bebouwing gesloopt om de nieuwe (kleinere) ontwikkeling mogelijk te maken. Ook is er sprake van ruimtelijke kwaliteitsverbetering (zie paragraaf 4.2). De locatie kent een ontsluiting die geschikt is voor de voorgenomen ontwikkeling (zie paragraaf 4.3).
Hoogsestraat 2, Valburg
Trede 1: onderhavig plan past binnen de regionale afspraken die zijn gemaakt in het kader van het Kwalitatief Woonprogramma. In het Kwalitatief Woonprogramma 2010 tot en met 2019 (KWP3) zijn eind 2009 afspraken gemaakt met de Gelderse gemeenten en woningcorporaties over te bouwen woningen en de woningdifferentiatie op regionaal niveau. In het KWP3 wordt de Stadsregio een netto woningbouwprogramma opgelegd van 26.000 woningen. De gemeenten in de Stadsregio hebben nog geen verdere afspraken gemaakt over de 'binnenregionale verdeling' van het programma. Aan de Hoogsestraat 2 wordt 1 woning toegevoegd. Hiermee voldoet het plan aan de kwalitatieve uitgangspunten van het KWP3. Gezien de zeer geringe omvang van voorliggend plan én het feit dat het regionale woningbouwprogramma tot en met 2019 loopt, is het aannemelijk dat het plan ook past binnen de kwantitatieve uitgangspunten van het KWP3.
Trede 2 en 3: het plangebied ligt buiten het bestaand bebouwd gebied. Binnen de kern Valburg is weinig tot geen ruimte voor de bouw van een extra woning. Daarbij komt dat de voorgenomen ontwikkeling een particulier initiatief betreft dat op het perceel van de eigenaar wordt gerealiseerd, waardoor het niet redelijk is dat deze op een ander perceel wordt ontwikkeld. Daarnaast vindt de ontwikkeling plaats in een bestaand gebouw waardoor er in feite geen sprake is van toevoeging van extra bebouwing in het buitengebied. Ook is er sprake van ruimtelijke kwaliteitsverbetering (zie paragraaf 4.2). De locatie kent een ontsluiting die geschikt is voor de voorgenomen ontwikkeling (zie paragraaf 4.3).
Conclusie
Er wordt voldaan aan de Ladder voor duurzame verstedelijking.
- 1. Vastgesteld op 13 maart 2012.
2.2 Provinciaal- En Regionaal Beleid
Streekplan Gelderland 2005
Met het Streekplan 'Gelderland 2005; kansen voor regio's' kiest de provincie voor de versterking van de ruimtelijke kwaliteit in Gelderland. Op provinciaal niveau richt men zich op kenmerken en waarden die van provinciaal belang worden geacht. Deze kenmerken en waarden zijn: natuur en water in het 'groenblauw raamwerk', en ruimtelijke ontwikkelingen in het 'rode raamwerk' van stedelijke functies en infrastructuur. De rest van de provincie, het 'multifunctioneel gebied', wordt meer dan in het verleden het domein van de gemeenten. Zij werken daarvoor samen in regionaal verband. De bemoeienis van de provincie met dit multifunctioneel gebied is beperkt.
Het multifunctioneel gebied beslaat het grootste deel van de provincie Gelderland en omvat de steden, dorpen en buurtschappen buiten de provinciaal ruimtelijke hoofdstructuur, waardevolle landschappen en het multifunctioneel platteland. Vitaliteit van de multifunctionele gebieden wordt bevorderd door planologische beleidsvrijheid voor samenwerkende gemeenten, onder andere gericht op vitale steden en dorpen. Elke regio heeft buiten een stedelijk netwerk of een regionaal centrum vele verspreid liggende steden, dorpen en buurtschappen die tezamen het voorzieningenniveau bepalen. In en bij deze bebouwde gebieden moet de regionale behoefte aan 'dorps' wonen geaccommodeerd kunnen worden, waarbij wordt gestimuleerd dat met dit ruimtelijke programma tegelijkertijd wordt geïnvesteerd in de ontwikkeling van de groene en recreatieve omgevingskwaliteit. Tevens moeten samenwerkende gemeenten zich richten op nieuwe economische dragers, waardoor werkgelegenheid buiten de landbouw wordt geboden. Deze nieuwe economische dragers kunnen vooral worden geaccommodeerd in en bij bestaande kernen en in vrijgekomen agrarische bebouwing.
Ruimtelijke Verordening
Gedeputeerde Staten stelden op 15 december 2010 de Ruimtelijke Verordening Gelderland vast. De verordening is op 22 januari 2011 in werking getreden. De regels in de verordening kunnen betrekking hebben op het hele provinciale grondgebied, delen of gebiedsgerichte thema's. Gemeenten moeten binnen een bepaalde termijn hun bestemmingsplan afstemmen op de in de verordening opgenomen regels. De voorschriften in de ruimtelijke verordening zijn gebaseerd op de provinciale structuurvisie. In een bestemmingsplan is nieuwe bebouwing ten behoeve van wonen en werken slechts toegestaan binnen bestaand bebouwd gebied (artikel 2.2). Ten aanzien van nieuwe woningen stelt de verordening dat nieuwe woonlocaties en de daar te bouwen woningen dienen te passen in het vigerende, door GS vastgestelde Kwalitatief Woonprogramma voor de betreffende regio en het daarin opgenomen regiototaal aan woningen.
De kaart Ruimtelijke Verordening Gelderland geeft aan dat beide plangebieden binnen de zone 'landschappelijke versterking' liggen. In deze gebieden is nieuwe bebouwing onder voorwaarden toegestaan:
- a. indien de nieuwe bebouwing functioneel gebonden is aan het buitengebied;
- b. in geval van functieverandering naar een niet-agrarische functie, mits 1) sprake is van de vervanging van bestaande bebouwing, met inbegrip van bouwwerken ten behoeve van glastuinbouw, door nieuwe bebouwing welke leidt tot een substantiële vermindering van het bebouwde oppervlak, en 2) buiten de concentratiegebieden glastuinbouw en de regionale clusters glastuinbouw, en 3) in de toelichting bij een bestemmingsplan wordt aangegeven op welke manier nieuwe bebouwing landschappelijk wordt ingepast;
- c. bij oprichting van nieuwe landgoederen, mits 1) sprake is van een substantiële verbetering van in de directe omgeving aanwezige kwaliteiten van natuur, water of landschap of de recreatieve mogelijkheden van die omgeving, en 2) in de toelichting bij een bestemmingsplan wordt aangegeven op welke manier nieuwe bebouwing landschappelijk wordt ingepast;
- d. ten behoeve van uitbreiding van bestaande niet-agrarische bedrijvigheid tot een maximum van 20% van het bebouwd oppervlak, met dien verstande dat de maximale bedrijfsoppervlakte na uitbreiding niet groter is dan 375 m2, waarbij een grotere uitbreiding kan worden toegestaan, indien deze uitbreiding in overeenstemming is met een door Gedeputeerde Staten geaccordeerd regionaal beleidskader.
Daarnaast kent de verordening een ontheffingsmogelijkheid van het verbod als bedoeld in artikel 2.2. Gedeputeerde Staten kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in 2.2, indien sprake is van een ontwikkeling waarvan is aangetoond dat deze redelijkerwijs niet kan worden gerealiseerd binnen bestaand bebouwd gebied en bijdraagt aan de verbetering van de ruimtelijke kwaliteit.
Notitie functieverandering buitengebied
Deze notitie bevat de regionale beleidsinvulling voor functieverandering van vrijkomende (agrarische) bedrijfsgebouwen in het buitengebied. In het regionaal plan is gekozen voor kwaliteitsverbetering, waarbij wordt uitgegaan van de aanwezige en potentiële kwaliteiten van de verschillende deelgebieden in de regio. Ook wordt gekozen voor een ontwikkelingsgerichte aanpak, waarbij de kansen die zich voordoen zoveel mogelijk worden benut. In deze notitie wordt onderscheid gemaakt naar verschillende deelgebieden en worden verschillende mogelijkheden geboden om gewenste kwaliteitsverbetering te bereiken.
In ruil voor de mogelijkheid van hergebruik of functieverandering verwacht de provincie een tegenprestatie in de vorm van verevening met als doel een verbetering van de ruimtelijke kwaliteit. Bij verevening wordt gedacht aan sloop, verkleining van het bouwvlak, behoud van karakteristieke/monumentale bebouwing, natuurontwikkeling, landschappelijke inpassing, verbetering van de infrastructuur, aanleg van recreatieve voorzieningen en eventueel een financiële bijdrage. In de notitie worden de volgende mogelijkheden geboden:
- functieverandering naar wonen;
- hergebruik bedrijfsbebouwing voor wonen;
- sloop en vervangende nieuwbouw;
- functieverandering naar werken;
- woon-werkcombinaties;
- nevenfuncties;
- uitbreidingsmogelijkheden bij bestaande niet-agrarische bedrijven.
Conclusie Oosterhoutsestraat 6, Slijk-Ewijk
Vestiging van nieuwe bebouwing wordt volgens de verordening onder voorwaarden toegestaan. In onderhavig geval is geen sprake van het toevoegen van nieuwe bebouwing. Voor het hoveniersbedrijf aan de Oosterhoutsestraat 6 vindt verevening plaats in de vorm van de verkleining van het bouwvlak, sloop van bestaande bebouwing en landschappelijke inpassing. Tevens vindt hier een ruimtelijke kwaliteitsverbetering plaats (zie paragraaf 4.2). Deze ontwikkeling voldoet aan de eisen uit de verordening. Daarnaast past de voorgenomen ontwikkeling binnen de beleidslijn 'Notitie functieverandering buitengebied'.
Conclusie Hoogsestraat 2, Valburg
Ten aanzien van de woning aan de Hoogsestraat 2 geldt dat deze past binnen het Kwalitatief Woonprogramma (zie onder 'Ladder voor Duurzame Verstedelijking'). Tevens vindt hier een ruimtelijke kwaliteitsverbetering plaats (zie paragraaf 4.2). Onderhavig bestemmingsplan voldoet daarmee aan de gestelde eisen uit de verordening. Daarnaast past de voorgenomen ontwikkeling binnen de beleidslijn 'Notitie functieverandering buitengebied'.
Regionaal Plan 2005-2020, Stadsregio Arnhem-Nijmegen
Het 'Regionaal Plan 2005-2020' is de opvolger van het 'Regionaal Structuurplan KAN 1995-2005' en is in 2006 door de Stadsregio Arnhem-Nijmegen vastgesteld met als doel bewoners, bedrijven en bezoekers aan de regio te binden door het verbeteren van condities voor 'het goede leven': het bieden van mogelijkheden voor prettig wonen en succesvol werken in een mooi, aantrekkelijk landschap en waar men zich snel en comfortabel kan verplaatsen. Het Regionaal Plan zet hiervoor de hoofdlijnen uit en biedt andere partijen aanknopingspunten om de komende jaren hieraan samen te werken.
Voor zowel Valburg als Slijk-Ewijk is de ontwikkeling van de eigenheid en de identiteit van de kern een relevante doelstelling uit het Regionaal Plan. Door binnen de kern mogelijkheden te creëren voor herinrichting van bestaande gebouwen, nieuwe functies toe te staan én kwalitatieve nieuwbouw te genereren, kan de identiteit van de kernen worden versterkt, dit vanuit een duurzaam toekomstperspectief. Herstructurering en transformatie is noodzakelijk om in een aantrekkelijk dorpsklimaat te blijven voorzien en te zorgen voor sociaal-economische vitaliteit. Dat kan door te zorgen voor variatie in aanbod van woningen, voorzieningen en woonmilieus, toegesneden op de woonwensen van de huidige en toekomstige inwoners.
Het Regionaal Plan signaleert een grote vraag naar landelijke woonmilieus. Deze behoefte kan grotendeels worden opgevangen door inbreiding en uitbreiding van de dorpen. Ruimtelijke ontwikkelingen vormen wel een bedreiging voor de ruimtelijke verscheidenheid en identiteit van de dorpen. Bij uitbreidingsplannen worden karakteristieke, streekeigen dorpsstructuren maar zelden als drager of inspiratiebron gebruikt. De ruimtelijke verscheidenheid en identiteit van de regio dreigt hiermee verloren te gaan. Daarom dient met uiterste zorgvuldigheid om te worden gegaan met nieuwbouw in en uitbreiding van kernen.
Voor functieverandering naar werken geldt een maximum voor niet-agrarische bedrijvigheid van 500 m2 bebouwd oppervlak per locatie, mits de resterende vrijgekomen (bedrijfs)gebouwen worden gesloopt.
Conclusie Oosterhoutsestraat 6, Slijk-Ewijk
Een van de kernpunten van beleid is het behouden van de karakteristiek van het gebied. Ten behoeve van het hoveniersbedrijf wordt het bouwvlak verkleind, bestaande bebouwing gesloopt en vindt er landschappelijke inpassing plaats.
Geconstateerd kan worden dat het initiatief niet conflicteert met het provinciaal en regionaal ruimtelijk ordeningsbeleid en zelfs bijdraagt aan de hoofduitgangspunten van beleid.
Conclusie Hoogsestraat 2, Valburg
Een van de kernpunten van beleid is het behouden van de karakteristiek van het gebied. Voor wat betreft de functiewijziging van schuur naar woning kan worden gesteld dat hier sprake is van het meer optimaal gebruiken van de locatie en een invulling van de vraag naar landelijke woonmilieus.
Geconstateerd kan worden dat het initiatief niet conflicteert met het provinciaal en regionaal ruimtelijk ordeningsbeleid en zelfs bijdraagt aan de hoofduitgangspunten van beleid.
2.3 Gemeentelijk Beleid
Kadernota 'Visie op ruimte'
In 2004 is door de gemeente Overbetuwe de kadernota 'Visie op ruimte' opgesteld. Deze kadernota biedt een landschappelijk en stedenbouwkundig kader, de criteria die de geschiktheid en beperkingen van gebieden voor verschillende vormen van grondgebruik aangeven en een handleiding voor de toepassing van die criteria. De kadernota kent twee uitgangspunten. Allereerst zal binnen de gemeente Overbetuwe, voordat uitbreiding voor woningbouw aan de orde komt, eerst gezocht worden naar mogelijkheden voor inbreiding binnen bestaande kernen.
Hierbij wordt niet alleen gedacht aan een (her-)opvulling van onbebouwde plekken, maar moet vooral worden gedacht aan creatieve toepassingsmogelijkheden voor intensief, meervoudig en/of flexibel ruimtegebruik, geënt op de aard en de schaal van de kern.
Het tweede uitgangspunt betreft de toenemende druk op de gemeente Overbetuwe om de stedelijke ontwikkeling van de Stadsregio Arnhem Nijmegen verder vorm te geven in het oostelijk deel van de gemeente. Vanuit de regionale ontwikkelingsbehoefte wordt vooral ruimte gezocht voor woningbouw, bedrijventerreinen, windenergie en dergelijke. Het oostelijk deel van de gemeente valt binnen het te verstedelijken gebied. Hierdoor ontstaat voor de gemeente de mogelijkheid voor het ontwikkelen van zowel een dynamisch, stedelijk gebied met hoog voorzieningenniveau, als een groen en landelijk gebied. Door te kiezen voor het versterken van de identiteit van beide soorten gebieden, ontstaat een grote meerwaarde voor de gemeente als geheel. Om te voorkomen dat de stedelijke ontwikkelingen het landelijke gebied overspoelen, is een grens tussen beide gebieden nodig.
Hoogsestraat 2, Valburg
Het plangebied ligt binnen de zone die door zijn bijzondere oorspronkelijkheid en relatie met de omgeving (donk) is aangewezen als 'parel van de Overbetuwe'. Daarnaast is het gebied aangeduid als 'rand oude kern' en gelegen binnen het 'zoekgebied'. Het eerste betreft de randen van de kernen zoals deze waren voordat in het midden van de 20e eeuw de planmatige dorpuitbreidingen en bedrijventerreinen tot stand kwamen. Het tweede geeft de grenzen aan waarbinnen gezocht kan worden naar nieuwe locaties voor onder andere woningbouw. Tot slot is een element aangeduid als 'waardevol element', dit heeft betrekking op kleinere elementen met bijzondere cultuurhistorische waarden die moeten worden behouden en in hun waarde dienen te worden gelaten. Het voorgestane initiatief betreft de functiewijziging van bestaande bebouwing. Daarmee wordt meer optimaal gebruik gemaakt van een locatie. De karakteristiek van de bestaande bebouwing blijft behouden. Ook ligt het plangebied binnen de zoeklocatie voor woningbouw.
![]() |
Figuur 4. Kaart Kadernota 'Visie op ruimte': uitwerking landschappelijk kader Valburg |
Oosterhoutsestraat 6, Slijk-Ewijk
Het plangebied ligt binnen de zone die door zijn bijzondere oorspronkelijkheid en relatie met de omgeving is aangewezen als 'parel van de Overbetuwe'. Het dorp heeft in zijn geheel een waardevolle relatie met het kleinschalige oeverwallandschap. Slijk-Ewijk ontleent zijn bijzondere identiteit aan een aantal verschillende kwaliteiten. De as wordt gevormd door de oude, historische woonstraat van het dorp - Dorpsstraat - en de karakteristieke kleinschalige bebouwing. Daaromheen bevinden zich boomgaarden die voor een versterking van het kleinschalige, agrarische voorkomen van Slijk-Ewijk zorgen. Bijzondere accenten worden gevormd door het witte kerkje aan de dijk, de verhoogde woongronden en de historische watergang. Daarnaast worden de uiterwaarden en de oeverwal, waarop Slijk-Ewijk ligt, aangeduid als waardevol gebied en wordt de waardevolle visuele relatie met de uiterwaarden van belang geacht. Verder ligt het plangebied langs een 'landschappelijk belangrijke lijn' wat inhoudt dat deze lijn een belangrijke drager is van het landschap.
Het voorgestane initiatief tot gedeeltelijke sloop van de bestaande agrarische bebouwing en nieuwbouw van bebouwing ten behoeve van het hoveniersbedrijf vindt plaats op een perceel waar nu een agrarisch bedrijf is gevestigd. Zo wordt optimaal gebruik gemaakt van de locatie en vindt er geen ruimtelijke uitbreiding plaats. Dit betekent ook dat de karakteristiek van het lint blijft behouden, en daarmee ook de landschappelijke belangrijke lijn intact blijft.
![]() |
Figuur 5. Kaart Kadernota 'Visie op ruimte': uitwerking landschappelijk kader Valburg |
Conclusie
Onderhavige initiatieven zijn in overeenstemming met de Kadernota 'Visie op ruimte'.
Beleidsregel functieverandering en nieuwvestiging in het buitengebied
De gemeente Overbetuwe heeft het beleid voor vrijkomende agrarische bedrijfsgebouwen en functieverandering vastgelegd in de beleidsregel Functieverandering en nieuwvestiging in het buitengebied (1 november 2008). Deze beleidsregel is de implementatie van het provinciale en regionale beleid ten aanzien van functieverandering in het buitengebied.
De beleidsregel is bedoeld als toetsingsinstrument voor functieverandering en nieuwvestiging van agrarische en niet-agrarische functies in het buitengebied. Dit beleid heeft als algemene doelstelling vrijkomende bebouwing in het buitengebied te kunnen hergebruiken om hierdoor de ruimtelijke kwaliteit te verbeteren/ op peil te houden. Een functieverandering kan hiermee bijdragen aan behoud van karakteristieke bebouwing in het buitengebied. De mogelijkheden voor functieverandering en nieuwvestiging zijn gekoppeld aan verschillende gebiedstypen, namelijk de uiterwaarden, bijzonder gebied, agrarisch gebied met waarden en agrarisch gebied. Het plangebied van onderhavig bestemmingsplan ligt in een agrarisch gebied met waarden (buiten EHS). In een agrarisch gebied met waarden zijn ruime mogelijkheden voor functieverandering.
Functieverandering
Functieverandering is alleen van toepassing op fysiek bestaande, legale vrijgekomen (en ook vrijkomende) gebouwen die gelegen zijn in het buitengebied. Deze beleidsregel is niet alleen van toepassing op vrijkomende agrarische bebouwing, maar ook op overige functieveranderingen. Door functieverandering van bestaande gebouwen kan tegemoet worden gekomen aan de aanwezige behoefte aan wonen en werken in het buitengebied, zonder daarvoor extra bouwlocaties toe te voegen. Enkele vormen van hergebruik worden expliciet uitgesloten, vanwege verkeersaantrekkende werking, milieuhinder, de planologische situatie of een landschappelijk ongewenste activiteit. Dit zijn:
- detailhandel, anders dan de verkoop van lokaal geproduceerde agrarische producten en/of industriële bedrijvigheid;
- bedrijven met een gemiddelde of hoge milieubelasting (categorie 3 en 4 van de VNG-Brochure Bedrijven en Milieuzonering), met uitzondering van categorie 3 bedrijven welke sterk aan de agrarische sector verwant zijn;
- bordelen en seksinrichtingen.
Algemene voorwaarden
Bij het toestaan van nieuwe activiteiten en/of functieverandering dient aan de volgende algemene voorwaarden te worden voldaan:
- de activiteit moet binnen de bestaande bebouwing plaatsvinden; nieuwbouw ten behoeve van functieverandering is niet mogelijk. Bij volledige sloop is herbouw ten behoeve van functieverandering onder voorwaarden mogelijk;
- het uitgangspunt is een reductie van de bebouwing met tenminste 50%. Eventueel kan gezocht worden naar een andere vorm van verevening. Vormen van verevening worden beschreven in de Toelichting van de beleidsregel;
- de karakteristieke bebouwing met cultuurhistorische en/of architectonische waarde moet behouden blijven;
- de landschappelijke inpassing moet gewaarborgd zijn en eventuele voorwaarden moeten in een (privaatrechtelijke) overeenkomst opgenomen worden;
- buitenopslag, detailhandel (anders dan verkoop van lokaal geproduceerde agrarische producten) en/of industriële bedrijvigheid is niet toegestaan;
- de bestaande infrastructuur moet voldoende zijn voor de nieuwe activiteit; aanpassingen zijn niet toegestaan. Verkeersaantrekkende werking in principe niet meer dan 50 verkeersbewegingen per dag. Voorts moet meegewogen worden eventuele verkeersbewegingen op een zelfde wegtraject van andere bedrijfsactiviteiten in het buitengebied;
- er mag geen nadelige invloed worden uitgeoefend op al aanwezige agrarische bedrijven en woningen en andere functies als scholen, campings, niet-agrarische bedrijven, door het veroorzaken van milieu- of verkeersoverlast. De actueel aanwezige milieuwaarden moeten worden afgewogen;
- de parkeervoorzieningen moeten op het bestaande erf gerealiseerd worden.
Oosterhoutsestraat 6, Slijk-Ewijk
In ruil voor de mogelijkheid tot hergebruik of functieverandering moet op basis van het hierboven beschreven beleid een tegenprestatie worden geleverd die bijdraagt aan de kwaliteit van het buitengebied. Deze verevening wordt gevonden in
- de sloop van 50% van de voormalige agrarische bebouwing;
- het verwijderen van het agrarische bouwvlak en bestemming;
- de landschappelijke inpassing.
Het verwijderen van het agrarische bouwvlak en bestemming is meegenomen op de verbeelding van onderhavig bestemmingsplan. Hiervoor in de plaats komt de bedrijfsbestemming en een kleiner bouwvlak voor de bedrijfsbebouwing. De landschappelijke inpassing is geregeld door middel van een voorwaardelijke verplichting in de regels van onderhavig bestemmingsplan. Deze voorwaardelijke verplichting stelt dat moet worden voldaan aan het landschappelijke inpassingsplan dat is opgesteld voor het plangebied (zie hoofdstuk 4 van deze toelichting voor een beschrijving van dat inpassingsplan).
Hoogsestraat 2, Valburg
De functieverandering vindt volledig plaats binnen bestaande bebouwing. Hiermee blijft tevens de cultuurhistorische en architectonische waarde behouden.
Conclusie
Beide ontwikkelingen passen binnen het relevante gemeentelijk beleid.
Hoofdstuk 3 Milieu- En Omgevingsaspecten
3.1 Vormvrije M.e.r-beoordeling
Per 1 april 2011 is het Besluit m.e.r. gewijzigd. De belangrijkste aanleidingen hiervoor zijn de modernisering van de m.e.r. wetgeving in 2010 en de uitspraak van het Europese Hof van 15 oktober 2009. Uit deze uitspraak volgt dat de omvang van een project niet het enige criterium mag zijn om wel of geen m.e.r.(-beoordeling) uit te voeren. Ook als een project onder de drempelwaarde uit lijst D zit, kan een project belangrijke nadelige gevolgen hebben, als het bijvoorbeeld in of nabij een gevoelig natuurgebied ligt. Gemeenten en provincies moeten daarom per 1 april 2011 ook bij kleine bouwprojecten beoordelen of een m.e.r.-beoordeling nodig is. Achterliggende gedachte hierbij is dat ook kleine projecten het milieu relatief zwaar kunnen belasten en ook bij kleine projecten van geval tot geval moet worden beoordeeld of een MER nodig is.
Om te bepalen of een m.e.r.-beoordeling noodzakelijk is, dient bepaald te worden (1) of de ontwikkeling de drempelwaarden uit lijst D van het Besluit m.e.r. overschrijdt, (2) of de ontwikkeling in een gevoelig gebied ligt en (3) of er belangrijke milieugevolgen zijn.
- 1. In het plangebied worden nieuwe planologische ontwikkelingen mogelijk gemaakt, namelijk de toevoeging van 1 woning en de bouw van een hoveniersbedrijf. Deze planologische ontwikkelingen kunnen worden geschaard onder de noemer 'de aanleg van een stedelijk ontwikkelingsproject'. Een dergelijk project staat op de drempelwaarden uit lijst D van het Besluit m.e.r.. Er is geen sprake van een overschrijding van deze drempelwaardenlijst wanneer de oppervlakte minder dan 100 hectare bedraagt, een aaneengesloten gebied en 2.000 of meer woningen omvat of een bedrijfsvloeroppervlakte van 200.000 m2 of meer. Op grond van de lijst D van het besluit m.e.r. hoeft er dus geen m.e.r.-beoordeling te worden uitgevoerd.
- 2. In onderdeel A van de bijlage bij het Besluit m.e.r is bepaald wat verstaan wordt onder een gevoelig gebied. Als gevoelig gebied zijn gebieden aangewezen die beschermd worden op basis van de natuurwaarden, landschappelijke waarden en/of cultuurhistorische waarden en waterwingebieden.
Uit paragraaf 3.10 van de toelichting volgt dat het plangebied niet ligt in een gebied dat beschermd wordt vanuit de natuurwaarden. Het plan ligt daarnaast zodanig verwijderd van de Ecologische Hoofdstructuur, een Vogel- of Habitatrichtlijngebied of overig beschermd natuurgebied dat van externe werking geen sprake kan zijn. Het plangebied behoort niet tot een waterwinlocatie, waterwingebied of grondwaterbeschermingsgebied. Ook behoort het plangebied niet tot een Belvédèregebied. Daarnaast zijn binnen het plangebied geen rijksmonumenten aanwezig. Het plangebied Hoogsestraat 2 te Valburg ligt binnen een landschappelijk waardevol gebied, maar de ontwikkeling vindt plaats binnen een bestaand gebouw dus het gebied wordt niet aangetast. Het andere plangebied, Oosterhoutsestraat 6 te Slijk-Ewijk, ligt niet in een landschappelijk waardevol gebied. - 3. In hoofdstuk 3 zijn de verschillende milieueffecten beschouwd, zoals geluid en luchtkwaliteit. Hieruit blijkt dat er door onderhavig bestemmingsplan geen sprake zal zijn van nadelige milieugevolgen.
Zoals uit bovenstaande opsomming blijkt, is het niet noodzakelijk een m.e.r.-beoordeling uit te voeren.
3.2 Geluid
In de Wet geluidhinder (Wgh) is vastgesteld dat, indien in het plangebied geluidgevoelige functies (zoals woningen) zijn voorzien binnen de invloedssfeer van (rail- en weg)verkeerslawaai, akoestisch onderzoek uitgevoerd dient te worden. Dit geldt voor alle straten en wegen, met uitzondering van:
- wegen die in een als 'woonerf' aangeduid gebied liggen;
- wegen waarvoor een maximumsnelheid van 30 km/uur geldt.
Oosterhoutsestraat 6, Slijk-Ewijk
De ontwikkeling van het hoveniersbedrijf aan de Oosterhoutsestraat 6 te Slijk-Ewijk is geen geluidsgevoelige bestemming Om deze reden is het uitvoeren van een akoestisch onderzoek niet noodzakelijk.
Hoogsestraat 2, Valburg
De functieverandering van de monumentale schuur naar een woning brengt met zich mee dat er akoestisch onderzoek moet worden uitgevoerd, immers een woning is een geluidsgevoelige functie. Uit het akoestisch onderzoek blijkt dat de voorkeursgrenswaarde van 48 dB als opgenomen in de Wet geluidhinder wordt overschreden. De maximale ontheffingswaarde van 53 dB voor geluidsgevoelige functies in het buitengebied wordt niet overschreden. Om de ontwikkeling mogelijk te maken zal een hogere waarde procedure moeten worden doorlopen. Aan de Beleidsregels hogere grenswaarden gemeente Overbetuwe kan worden voldaan.
Conclusie
Geluid vormt geen belemmering voor de ontwikkeling van het hoveniersbedrijf. Voor de woning moet een hogere waarde procedure worden doorlopen, het ontwerpbesluit wordt tegelijkertijd met het ontwerpbestemmingsplan ter visie gelegd. Met het verlenen van de hogere waarden vormt het aspect geluid geen belemmering voor de woning.
3.3 Luchtkwaliteit
Sinds 15 november 2007 staan de hoofdlijnen voor regelgeving rondom luchtkwaliteitseisen beschreven in de Wet milieubeheer (hoofdstuk 5 Wm). Hiermee is het Besluit luchtkwaliteit 2005 vervallen. Bij de start van nieuwe bouwprojecten moet onderzocht worden of het effect van een nieuw initiatief relevant is voor de luchtkwaliteit. Er is geen relevantie als aannemelijk kan worden gemaakt, dat de luchtkwaliteit "niet in betekenende mate" aangetast wordt. Daartoe is een algemene maatregel van bestuur 'Niet in betekenende mate' (Besluit NIBM) en een ministeriële regeling NIBM (Regeling NIBM) vastgesteld waarin de uitvoeringsregels vastgelegd zijn die betrekking hebben op het begrip NIBM.
In de Regeling NIBM is een lijst met categorieën van gevallen (inrichtingen, kantoren woningbouwlocaties) opgenomen die niet in betekende mate bijdragen aan de luchtverontreiniging. Deze gevallen kunnen zonder toetsing aan de grenswaarden voor het aspect luchtkwaliteit uitgevoerd worden. Ook als het bevoegd gezag op een andere wijze, bijvoorbeeld door berekeningen, aannemelijk kan maken dat het geplande project NIBM bijdraagt, kan toetsing van de luchtkwaliteit achterwege blijven.
Oosterhoutsestraat 6, Slijk-Ewijk
De ontwikkeling van een hoveniersbedrijf wordt niet genoemd in de regeling NIBM, echter de omvang van deze ontwikkeling veel minder omvangrijk in vergelijking met projecten die volgens de regeling NIBM beschouwd worden als 'niet in betekenende mate' bijdragend aan de luchtkwaliteit. Bijvoorbeeld een woonwijk met 1.500 woningen of een kantorenlocatie met een oppervlakte van 33.333 m2 zijn dergelijke projecten. De verkeersaantrekkende werking van dergelijk projecten is vele malen groter dan dat van een hoveniersbedrijf en om die reden kan dat bedrijf ook beschouwd worden als NIBM en vormt luchtkwaliteit geen belemmering.
Hoogsestraat 2, Valburg
De functieverandering van een schuur naar een woning betekent in feite dat er 1 woning wordt gerealiseerd. In de regeling NIBM wordt (o.a.) aangegeven dat woonwijken met 1.500 woningen in niet betekenende mate bijdragen aan de luchtkwaliteit. Dit betekent dus dat het aspect luchtkwaliteit geen belemmering vormt voor de voorgenomen functieverandering.
Conclusie
Het aspect luchtkwaliteit vormt geen belemmering voor beide ontwikkelingen.
3.4 Bedrijven En Milieuzonering
Bij de planontwikkeling dient rekening gehouden te worden met milieuzoneringen van bestaande en toekomstige bedrijven om zodoende de kwaliteit van het leefmilieu te handhaven en te bevorderen. Bij milieuzonering wordt gebruik gemaakt van de door de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) opgestelde Lijst van Bedrijfsactiviteiten2. Hierin wordt per bedrijfssoort aangegeven welke milieu-invloed (in de vorm van geur, stof, geluid en gevaar) hiervan kan uitgaan en welke indicatieve afstand hierbij (minimaal) in acht genomen worden.
Deze afstanden kunnen als basis worden gehanteerd, maar zijn indicatief. In het algemeen wordt door middel van het aanbrengen van een zonering (afstand) tussen bedrijvigheid en woonbebouwing de overlast ten gevolge van de bedrijfsactiviteiten zo laag mogelijk gehouden.
Oosterhoutsestraat 6, Slijk-Ewijk
De richtafstand die bij een hoveniersbedrijf hoort volgens de VNG publicatie betreft 50 meter. In de nabijheid van het te realiseren hoveniersbedrijf zijn geen gevoelige bestemmingen als woningen gelegen. Het aspect bedrijven en milieuzonering vormt geen belemmering.
Hoogsestraat 2, Valburg
Er ligt een bedrijf in de nabijheid van dit plangebied, namelijk ten noord-oosten van de beoogde woning aan de Broekstraat 8. Dit betreft een bouwbedrijf (aannemersbedrijf met werkplaats) met een oppervlakte van minder dan 400 m2. Een dergelijk bedrijf valt in milieucategorie 2 en heeft daarmee een richtafstand van 30 meter. De afstand van bestemmingsgrens van dit bedrijf tot aan de bestemmingsgrens van Hoogsestraat 2 bedraagt ruimt 30 meter. Aan de richtafstand wordt voldaan. Dit betekent dat het bedrijf geen belemmering vormt voor de voorgenomen functiewijziging, en dat de toekomstige woning niet belemmerend werkt voor de uitvoering van het bedrijf.
Conclusie
Voor zowel de voorgenomen functiewijziging als het hoveniersbedrijf geldt dat het aspect bedrijven en milieuzonering geen belemmering vormt.
- 2. Bedrijven en Milieuzondering, Uitgave VNG, Den Haag, 2009.
3.5 Geurhinder
Op 1 januari 2007 is de Wet geurhinder en veehouderij (Wgv) in werking getreden. Deze wet vormt het toetsingskader voor vergunningen op grond van de Wet milieubeheer, waar het gaat om stank veroorzaakt door het houden van dieren. Daarnaast is de wet van belang in verband met de zogenoemde 'omgekeerde werking' in het kader van de ruimtelijke ordening. De Wgv kent een aantal standaardnormen. Daarnaast hebben gemeenten de mogelijkheid gekregen om binnen een wettelijk bepaalde bandbreedte van deze standaardnormen af te wijken. Op deze wijze kan de gemeente een geurhinderbeleid vaststellen, dat is afgestemd op de plaatselijke situatie. Voor het plangebied en omgeving is geen gemeentelijke verordening vastgesteld.
Conclusie
In de directe omgeving van beide locaties zijn geen veehouderijen gelegen.
3.6 Bodem En Grondwater
De bodemkwaliteit vormt een belangrijk aspect bij bouwontwikkelingen. In het kader van functiewijziging en herinrichting vormt de bodemkwaliteit bij ontwikkeling van ruimtelijke functies een belangrijke afweging.
Oosterhoutsestraat 6, Slijk-Ewijk
Uit de gemeentelijke Bodemkwaliteitskaart blijkt dat de grond in het plangebied valt in de functieklasse landbouw/natuur. In de huidige situatie is op het perceel een agrarisch bedrijf gevestigd. De toekomstige gebruiksfunctie is die van een bedrijf, een bedrijf is geen gevoelige bestemming. Om die reden kan worden gesteld dat ten aanzien van het aspect bodem er geen belemmeringen zijn voor de voorgenomen ontwikkeling.
Hoogsestraat 2, Valburg
De huidige bestemming van het perceel Hoogsestraat 2 betreft een woonbestemming. Op grond daarvan is het juridisch-planologisch reeds mogelijk om te wonen op de gronden. Ten aanzien van het aspect bodem zijn er geen belemmeringen voor de voorgenomen ontwikkeling.
Conclusie
Gezien het bovenstaande vormt het aspect bodemkwaliteit geen belemmering voor het bestemmingsplan. Opgemerkt wordt dat in het kader van een aanvraag om een reguliere omgevingsvergunning nog wordt getoetst of de bodemkwaliteit geschikt is om te bouwen.
3.7 Externe Veiligheid
Bij Externe Veiligheid gaat het om de gevaren die de directe omgeving loopt in het geval er iets mis mocht gaan tijdens de productie, het behandelen of het vervoer van gevaarlijke stoffen. De daaraan verbonden risico's moeten aanvaardbaar blijven. Er worden twee normstellingen gehanteerd. Het plaatsgebonden risico (PR) richt zich vooral op de te realiseren basisveiligheid voor burgers: bebouwing is niet toegestaan binnen de zogenaamde 10-6 contour. Het groepsrisico (GR) stelt beperkingen aan de maatschappelijke ontwrichting als gevolg van calamiteiten met gevaarlijke stoffen. Het beleid voor externe veiligheid is gericht op het beperken en beheersen van risico's voor de omgeving vanwege:
- het gebruik, de opslag en de productie van gevaarlijke stoffen (inrichting);
- het transport van gevaarlijke stoffen (openbare wegen, water- en spoorwegen, buisleidingen);
- het gebruik van luchthavens.
Externe veiligheid heeft betrekking op de veiligheid van degenen die niet bij de risicovolle activiteit zelf zijn betrokken, maar als gevolg van die activiteit wel risico's kunnen lopen, zoals omwonenden. Het beleid is verankerd in het Besluit externe veiligheid inrichtingen3 (Bevi), de bijbehorende Regeling externe veiligheid inrichtingen4 (Revi), en verder uitgewerkt / toegelicht in o.a. de Handleiding Externe Veiligheid Inrichtingen5 en de Handreiking Verantwoordingsplicht Groepsrisico6. Voor het vervoer van gevaarlijke stoffen is het beleid gebaseerd op de Nota Risiconormering Vervoer Gevaarlijke Stoffen7 (RNVGS). Deze is recent verder geoperationaliseerd en verduidelijkt middels de Circulaire Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen8.
In de externe veiligheidregelgeving is vastgelegd dat voldaan moet worden aan de eisen van het besluit bij nieuwe activiteiten / situaties. Het gaat daarbij niet alleen om het oprichten van of veranderen van inrichtingen of projecteren van nieuwe bestemmingen. Ook bij het vaststellen of herzien van een bestemmingsplan dient de externe veiligheid te worden beoordeeld. Voor het plangebied is beoordeeld of sprake is van activiteiten met gevaarlijke stoffen in en in de omgeving van het plangebied, die mogelijk risico's zouden kunnen opleveren. Meer specifiek is gekeken naar de aanwezigheid van bedrijven die aangewezen zijn in het Bevi, waaronder LPG-tankstations, transportroutes over weg/spoor/water en buisleidingen.
Oosterhoutsestraat 6, Slijk-Ewijk
In de nabijheid van de Oosterhoutsestraat 6 zijn geen risicovolle inrichtingen gelegen. Ook ligt het plangebied niet in het invloedsgebied van transportroutes waarover gevaarlijke stoffen worden vervoerd.
Ten oosten van het plangebied ligt een aantal buisleidingen. Deze bevinden zich op een afstand van circa ruim 400 meter van de het hoveniersbedrijf. Het betreft driehogedruk aardgastransportleidingen (transportroutedelen 87260, 87209 en 698792) van de Gasunie. Gezien de afstand tussen het plangebied en de buisleidingen, ligt het hoveniersbedrijf niet binnen de plaatsgebonden risicocontour 10-6 van de buisleidingen. Het plangebied ligt nog net in het invloedsgebied van de genoemde buisleidingen. Het aantal personen dat zich binnen het plangebied bevindt zal door de functiewijziging kunnen toenemen, tegelijkertijd is er sprake van een vervanging omdat er een bestaand agrarisch bedrijf verdwijnt. Het groepsrisico is in de bestaande en in de toekomstige situatie onder de oriënterende waarde voor het groepsrisico gelegen. Door de grote afstand tussen de buisleidingen en het plangebied heeft de wijziging in het plangebied geen effect op de hoogte van het risico van de buisleidingen.
Hoogsestraat 2, Valburg
In de directe nabijheid van de Hoogsestraat 2 zijn geen risicovolle inrichtingen gelegen. Op 900 meter ligt het Centraal Uitwisselpunt Betuweroute (CUP). Het plangebied ligt niet binnen de plaatsgebonden risicocontour 10-6 van het CUP. Wel ligt het invloedsgebied groepsrisico over het plangebied.
In de directe nabijheid van de Hoogsestraat 2 ligt de A50 (ongeveer 60m). Het plangebied ligt niet binnen de plaatsgebonden risicocontour 10-6 van de A50. Wel ligt het invloedsgebied groepsrisico van de A50 over het plangebied.
Het aantal personen dat zich binnen het plangebied bevindt zal door de realisatie van een extra woning toenemen. Het groepsrisico is in de bestaande en in de toekomstige situatie onder de oriënterende waarde voor het groepsrisico gelegen. Door de kleine toename van het aantal personen heeft de wijziging in het plangebied geen effect op de hoogte van het groepsrisico van de A50 en het CUP.
Conclusie
De plangebieden liggen niet in een plaatsgebonden risicocontour 10-6 en de aangevraagde wijzigingen hebben geen (significant) negatief effect op het groepsrisico van de omliggende risicobronnen. Daarmee acht de gemeente Overbetuwe de voorgestelde wijzigingen verantwoord in het licht van de aanwezige risicobronnen. Externe veiligheid vormt geen belemmering voor realisatie en aanvullende ruimtelijke aanpassingen/maatregelen zijn niet noodzakelijk.
- 3. Besluit van 27 mei 2004, houdende milieukwaliteitseisen voor externe veiligheid van inrichtingen milieubeheer (Besluit externe veiligheid inrichtingen), Staatsblad 2004, 250.
- 4. Regeling van de Staatssecretaris van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer van 8 september 2004, nr. EV2004084072, houdende regels met betrekking tot afstanden en de wijze van berekening van het plaatsgebonden risico en het groepsrisico ter uitvoering van het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Regeling externe veiligheid inrichtingen), Staatscourant 2004, 183.
- 5. Handleiding Externe Veiligheid inrichtingen, InfoMil, juni 2004.
- 6. Handreiking Verantwoordingsplicht Groepsrisico, Ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer, augustus 2004.
- 7. Kamerstukken II, 1995/96, 24 611, nr. 1.
- 8. Ministerie van Verkeer en Waterstaat, Ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer, Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, juli 2004.
3.8 Kabels En Leidingen
Het verrichten van werkzaamheden in de nabijheid van hoogspanningsmasten, hoogspanningslijnen, hoogspanningskabels, warmwaterleidingen e.d. kan gevaar met zich meebrengen. Om dit gevaar zoveel mogelijk te beperken dient de leidingbeheerder aan te geven onder welke voorwaarden de werkzaamheden veilig plaats kunnen vinden. In het plangebied zijn geen kabels en/of leidingen gelegen.
3.9 Waterparagraaf
Rijksbeleid
Nationaal waterplan
In december 2009 heeft het kabinet het Nationaal Waterplan vastgesteld. Dit plan geeft op hoofdlijnen aan welk beleid het Rijk in de periode 2009 - 2015 voert om te komen tot een duurzaam waterbeheer. Het Nationaal Waterplan richt zich op bescherming tegen overstromingen, beschikbaarheid van voldoende en schoon water, en diverse vormen van gebruik van water. Ook worden de maatregelen genoemd die hiertoe worden genomen. Het Nationaal Waterplan (NWP) is de opvolger van de Vierde Nota Waterhuishouding uit 1998 en vervangt alle voorgaande nota's waterhuishouding.
Het Nationaal Waterplan is opgesteld op basis van de Waterwet die met ingang van 22 december 2009 van kracht is. Op basis van de Wet ruimtelijke ordening heeft het Nationaal Waterplan voor de ruimtelijke aspecten de status van structuurvisie. In het Nationaal Waterplan is een eerste uitwerking gegeven aan het Deltaprogramma dat wordt opgesteld naar aanleiding van het advies van de Deltacommissie in 2008. Dit programma is gericht op duurzame waterveiligheid en zoetwatervoorziening.
Provinciaal beleid
Provinciaal Waterplan
In het Waterplan Gelderland is het waterbeleid beschreven aan de hand van een aantal thema's, zoals landbouw, wateroverlast, watertekort, natte natuur, grondwaterbescherming en hoogwaterbescherming. Voor deze thema's is beschreven welke doelstellingen voor 2027 en 2015 er liggen. Daarbij is beschreven hoe wij voor de planperiode de uitvoering van acties zien om die doelstellingen te bereiken. Bij sommige thema's gelden aanvullende waterdoelstellingen voor specifieke waterhuishoudkundige functies.
In het kort hier de belangrijkste doelstellingen voor de planperiode:
- voor de 35 gebieden van de TOP-lijst is het Gewenste Grond- en Oppervlaktewater Regiem (GOOR) bestuurlijk vastgesteld en zijn de maatregelen voor herstel uitgevoerd;
- de maatregelen voor herstel van de wateren van het hoogste ecologisch niveau (HEN-wateren) zijn uitgevoerd;
- de natte ecologische verbindingszones zijn gerealiseerd, tenzij onvoldoende financiële middelen beschikbaar zijn;
- wateroverlast vanuit het regionale watersysteem wordt voorkomen door inrichting van waterbergingsgebieden en verruiming van watergangen;
- in het stedelijk gebied is urgente wateroverlast opgelost;
- de zwemwateren voldoen als minimum aan de categorie aanvaardbaar;
- toekomstvast hoogwaterbeleid.
Waterschap Rivierenland
Waterbeheerplan 2010-1015
Het plan, vastgesteld op 30 oktober 2009, gaat over het waterbeheer in het hele rivierengebied en het omvat alle watertaken van het waterschap: waterkwantiteit, waterkwaliteit, waterkering en waterketen. In het Waterbeheerplan staat wat Waterschap Rivierenland de komende zes jaar gaat doen om inwoners van het rivierengebied veiligheid en voldoende schoon en mooi water in sloten en plassen te kunnen blijven bieden.
Keur Waterschap Rivierenland 2009
Voor waterhuishoudkundige ingrepen is de "Keur Waterschap Rivierenland" van toepassing. De Keur is een waterschapsverordening die gebods- en verbodsbepalingen bevat met betrekking tot ingrepen, die consequenties hebben voor de waterhuishouding en het waterbeheer. Zo is het onder andere verboden om handelingen te verrichten waardoor het onderhoud, aanvoer, afvoer en/of berging van water kan worden belemmerd, zonder een ontheffing van het Waterschap. De wateren en waterkeringen waarop de keur van toepassing is zijn vastgelegd in de legger wateren.
Watercompensatie
Volgens het beleid van het Waterschap Rivierenland is compensatie van water vereist als er sprake is van meer 1.500 m2 verharding in landelijk gebied. Voor de eerste 1.500 m2 verharding geldt een vrijstelling. Deze hoeft niet gecompenseerd te worden. In het geval er meer verharding plaats vindt zal er compensatie moeten plaats vinden in de vorm van nieuw open water. Het waterschap hanteert als vuistregel dat per ha netto toename aan verhard oppervlak 436 m3 waterberging kan worden aan gehouden.
Gemeente Overbetuwe
Waterplan Overbetuwe
In 2008 heeft de gemeente Overbetuwe het Waterplan vastgesteld. In het waterplan wordt het beleidskader geschetst en worden concrete maatregelen voor het watersysteem uitgewerkt. Naast het waterplan wordt parallel een Gemeentelijk Rioleringsplan (GRP) opgesteld waarin de maatregelen voor de riolering (waterketen) worden uitgewerkt.
Met het opstellen van een waterplan wordt inzicht gegeven in de relevante wateropgaven voor de gemeente Overbetuwe, zoals:
- wateroverlast, het zoeken van oplossingen om wateroverlast tegen te gaan;
- waterkwaliteit, het onderzoeken van mogelijkheden voor het verbeteren van de waterkwaliteit;
grondwater, het inventariseren van grondwateroverlast; - beleving van water, burgers betrekken bij water;
- afspraken en taken van waterschap en gemeente.
In het waterplan is een RO-attentiekaart per kern op genomen.
Watertoets
Hoogsestraat 2, Valburg
De voorgestane ontwikkeling betreft een functieverandering, waarbij enkel interne verbouwingen worden uitgevoerd en enkele verbouwingen aan het exterieur. Het bestaande bebouwd oppervlak neemt dus niet toe. Ook voor wat betreft de verhardingen binnen het plangebied treden geen wijzigingen op. Er kan derhalve worden gesteld dat er geen wateropgave geldt.
Het inrichtingsplan is voorbesproken met het Waterschap Rivierenland, deze instantie heeft aangegeven hiermee te kunnen instemmen.
Oosterhoutsestraat 6, Slijk-Ewijk
Op grond van het beleid van het Waterschap Rivierenland is berekend hoeveel verharding er moet worden gecompenseerd. Zoals aangegeven geldt voor de eerste 1.500 m2 verharding een vrijstelling van compensatie. Deze vrijstelling in acht nemend reseteert er 1.700 m2 dat moet worden gecompenseerd.
De berekening voor de benodigde compensatie van verharding ziet er als volgt uit:
- 1.700 m2 compensatie = 0,17 ha
- 0,17 x 436 = 74 m3
Uitgaande van een maximale peilstijging van 30 cm komt dit neer op 247 m2 water ten behoeve van de compensatie.
De compensatie vindt plaats aan de zuidzijde van het perceel. De daar gelegen watergang wordt verbreed van 3,5 meter naar 7,5 meter. Het perceel is 90 meter breed. De nieuwe watergang neemt dus met 4 meter toe in breedte. Dit resulteert in een oppervlakte aan nieuw water van 360 m2 (4x90). Hiermee wordt ruimschoots voldaan aan de vereiste compensatie.
3.10 Flora En Fauna
Natuurwetgeving
De bescherming van de natuur is in Nederland vastgelegd in respectievelijk de Natuurbeschermingswet en de Flora- en faunawet. Deze wetten vormen een uitwerking van de Europese Vogelrichtlijn en Habitatrichtlijn. Daarnaast vindt beleidsmatig gebiedsbescherming plaats door middel van de ecologische hoofdstructuur (EHS), die is geïntroduceerd in het 'Natuurbeleidsplan' (1990) van het Rijk en op provinciaal niveau in het streekplan is uitgewerkt.
De Natuurbeschermingswet heeft betrekking op de Europees beschermde Natura 2000-gebieden en de Beschermde natuurmonumenten. Ruimtelijke ontwikkelingen die effecten hebben op de vastgestelde natuurwaarden van deze gebieden, zijn in beginsel niet toegestaan. Indien er een kans bestaat dat effecten zullen optreden, dienen deze vooraf in kaart gebracht en beoordeeld te worden.
De Flora- en faunawet heeft betrekking op alle in Nederland in het wild voorkomende zoogdieren, (trek) vogels, reptielen en amfibieën, op een aantal vissen, libellen en vlinders, op enkele bijzondere en min of meer zeldzame ongewervelde diersoorten (uit de groepen kevers, mieren, schelp- en schaaldieren) en op een honderdtal vaatplanten. Bij ruimtelijke ontwikkelingen hoeft echter alleen rekening gehouden te worden met de juridisch zwaarder beschermde soorten uit 'tabel 2' en 'tabel 3' van de Flora- en faunawet, en met vogels. Voor deze soorten moet een ontheffing worden aangevraagd wanneer een ruimtelijke ontwikkeling leidt tot schade aan de soort of verstoring van leefgebied. Voor soorten van 'tabel 3' en vogels geldt hierbij een strenger afwegingskader dan voor soorten van 'tabel 2'. Voor soorten van 'tabel 2' en vogels geldt bovendien dat een ontheffing niet nodig is wanneer gewerkt wordt conform een door LNV goedgekeurde gedragscode. Momenteel zijn echter nog geen algemeen toepasbare gedragscodes voorhanden.
Hoogsestraat 2, Valburg
Ten behoeve van de functiewijziging van de schuur naar een woning zal de schuur verbouwd moeten worden. Om inzichtelijk te maken of de schuur van ecologische waarde is, is er een quickscan9 flora en fauna uitgevoerd.
- Gebiedsbescherming: De voorgenomen werkzaamheden hebben geen invloed op gebiedsbescherming. De beschermde gebieden (Natura 2000 en EHS) liggen op ruime afstand. De ingreep heeft een beperkte uitstraling, waarbij de beschermde natuurwaarden geen nadelige effecten ondervinden.
- Beschermde soorten: De deels ingestorte tabaksschuur is niet geschikt als leefgebied voor beschermde soorten. De voorgenomen plannen kunnen zonder beperkingen vanuit de Flora- en faunawet uitgevoerd worden.
Afhankelijk van het tijdstip waarop de werkzaamheden worden uitgevoerd dient rekening gehouden te worden met broedende vogels. Vogels die broeden mogen nimmer verstoord worden.
Oosterhoutsestraat 6, Slijk-Ewijk
Ten behoeve van het te vestigen hoveniersbedrijf, waarbij een gedeelte van de bestaande bebouwing wordt gesloopt, is een quickscan flora en fauna uitgevoerd.10
- Gebiedsbescherming: De voorgenomen werkzaamheden hebben geen invloed op gebiedsbescherming. De beschermde gebieden (Natura 2000 en EHS) liggen op ruimte afstand. De ingreep heeft een beperkte uitstraling, waarbij de beschermde natuurwaarden geen nadelige effecten ondervinden.
- Beschermde soorten: In de schuur kunnen algemene broedvogels broeden. De schuur is geschikt voor de huismus, maar er zijn geen (restanten van) nesten aangetroffen. In de (nabije) toekomst bestaat de mogelijkheid van vestiging van huismussen. De voorgenomen werkzaamheden kunnen zonder aanvullende maatregelen voor beschermde soorten worden uitgevoerd. De mogelijkheid bestaat dat de huismus zich op termijn in de schuur vestigt. Het wordt aangeraden om de gaten en kieren van de schuur te herstellen en de schuur buiten het broedseizoen te verbouwen/op te knappen.
Afhankelijk van het tijdstip waarop de werkzaamheden worden uitgevoerd dient rekening gehouden te worden met broedende vogels. Vogels die broeden mogen nimmer verstoord worden.
Conclusie
Wat betreft natuurwetgeving en beleid zijn er geen bezwaren of voorwaarden verbonden aan het ruimtelijk plan.
3.11 Archeologische Waarden
Sinds de invoering van de Wet op de Archeologische Monumentenzorg (WAMZ) op 1 september 2007 is de verantwoordelijkheid ten aanzien van het bodemarchief gedecentraliseerd naar de gemeente. De provincie Gelderland blijft hierbij bestemmingsplannen (en afwijkingen hierop) toetsen op archeologie en cultuurhistorie, maar gaat er daarbij wel vanuit dat de gemeente zijn eigen taak naar behoren zelfstandig zal uitvoeren. De gemeente Overbetuwe heeft voor haar gemeentelijk grondgebied een erfgoedplan11 en een archeologische beleidsadvieskaart12 vervaardigd. Het erfgoedplan beoogt versterking van de plaats en betekenis van cultuurhistorie als factor in het ruimtelijk beleidsproces.
Hoogsestraat 2, Valburg
Op basis van de informatie uit het erfgoedplan en de archeologische beleidsadvieskaart is in het vigerende bestemmingsplan 'Buitengebied Overbetuwe' ter plaatse van de monumentale schuur de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologische verwachting 1' en 'Waarde - Archeologische verwachting 2' opgenomen. Dit betekent dat bij bodemverstorende ingrepen met een oppervlakte groter dan 50 m² respectievelijk 100 m² een archeologische onderzoek uitgevoerd dient te worden.
Omdat de voorgestane ontwikkeling die met onderhavig bestemmingsplan mogelijk wordt gemaakt enkel een functieverandering van een bestaand pand betreft, vindt er geen bodemverstorende ingreep met een oppervlakte groter dan 50 m² plaats en vormt archeologie geen belemmering.
Archeologische onderzoek is dus niet noodzakelijk. In onderhavig bestemmingsplan zijn de dubbelbestemmingen overgenomen. De archeologische waarden die eventueel in het plangebied aanwezig zijn, worden middels deze dubbelbestemmingen beschermd.
Mochten tijdens de geplande werkzaamheden toch archeologische waarden aangetroffen worden dan geldt conform artikel 53 van de Wet op de Archeologische Monumentenzorg een meldingsplicht bij de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap of het door hem vertegenwoordigd bevoegd gezag, de gemeente Overbetuwe.
De schuur die wordt verbouwd tot woning is van monumentale waarde (gemeentelijk monument).
Oosterhoutsestraat 6, Slijk-Ewijk
Volgens de archeologische beleidskaart ligt het perceel Oosterhoutsestraat 6 in een gebied met een lage archeologische verwachting. Dit houdt in dat ontwikkeling tot 2.500 m2 en 30 cm - mv zijn vrij gesteld van archeologisch onderzoek. Aangezien bij de voorliggende ontwikkeling maximaal 520 m2 mag worden gebouwd wordt de genoemde grens niet gehaald. Archeologie vormt dus geen belemmering.
Conclusie
Het aspect archeologie vormt geen belemmering voor het bestemmingsplan en de daarin mogelijk gemaakt ontwikkelingen.
Hoofdstuk 4 Planbeschrijving
4.1 Huidige Situatie
Hoogsestraat 2, Valburg
Het perceel ligt ten oosten van de kern Valburg. De directe omgeving is te kenmerken als een gemengd gebied met landbouw, woningen en enkele bedrijven. Het beeld van het landschap is afwisselend met landbouwgronden, weilanden, wegbeplanting, erfbeplantingen met hagen en bomen. Een ander element in de omgeving van het perceel is de Rijksweg A50 die ten westen van het plangebied ligt. Deze snelweg ligt op een dijk en wordt afgeschermd met een bomenrij.
De bebouwing in de directe omgeving gebied staat verspreid of is geconcentreerd. De meeste bebouwing staat iets van de weg af vanwege de open voorpercelen. De percelen zelf hebben over het algemeen een blokvormige verkaveling.
Binnen het plangebied staat bebouwing die dienst doet als woning, of ten dienste staan aan de functie wonen. De bebouwing op het perceel staat geconcentreerd in het midden waardoor aan elke zijden het perceel open is. Een van de gebouwen die op het perceel staat betreft een (vervallen) monumentale schuur. Verder staat er nog een kapschuur op het perceel.
De open delen van het perceel vormen de tuin die behoort bij de woning. Op het perceel staan enkele bomen en andere groenvoorzieningen.
Oosterhoutsestraat 6, Slijk-Ewijk
Het perceel ligt ten westen van de kern Slijk-Ewijk. De direct omgeving van het perceel wordt in hoofdzaak gekenmerkt door een landbouwfunctie. Het beeld van het landschap is om die reden ook eenduidig, bestaande uit weidegronden/ landbouwgrond en enkele agrarische bouwblokken. Deze laatste liggen op (grote) afstand van elkaar. De bebouwing op de bouwblokken is veelal geconcentreerd, de verschillende zijden van de percelen zijn open en groen (tuin). Groenvoorzieningen zijn terug te vinden in de vorm van erfbeplantingen bij die bouwblokken.
Binnen het plangebied zelf staan een aantal gebouwen. Een daarvan doet dienst als (bedrijfs)woningen. De overige gebouwen staan ten dienste van de huidige agrarische functie. Een deel van het perceel is ook bedoeld voor de uitoefening van deze agrarische functie.
4.2 Voorgenomen Ontwikkeling
Hoogsestraat 2, Valburg
De voorgenomen ontwikkeling bestaat uit het opknappen en verbouwen van de monumentale tabaksschuur tot woning. De kapschuur wordt eveneens opgeknapt waarbij tevens de oorspronkelijke dakbedekking op deze karakteristiek kapschuur wordt teruggebracht. Hierna zal de kapschuur dienst doen als garage en schuur (voor de toekomstige en bestaande woning).
De gewenste ontwikkeling wordt mogelijk gemaakt op grond van de beleidsregel 'Functieverandering en nieuwvestiging in het buitengebied, gemeente Overbetuwe 2008'. Met toepassing van deze beleidsregel kan (onder voorwaarden) in een bestaand bijgebouw een woning worden gerealiseerd. Hierbij geldt als uitgangspunt dat alle niet karakteristieke / monumentale bebouwing wordt gesloopt, met als doel een ruimtelijke verbetering. Omdat de initiatiefnemer, ten behoeve van de woningen, de kapschuur wil behouden heeft met de provincie Gelderland en Commissie Ruimtelijke Kwaliteit (CRK) beoordeeld of de kapschuur karakteristiek is. Zowel de provincie als de CRK zijn van mening dat met het terugbrengen van de oorspronkelijke dakbedekking (cement gebonden golfplaten) sprake is van een karakteristieke kapschuur.
Het opknappen van de tabaksschuur (gemeentelijk monument) en het terugbrengen van de oorspronkelijke dakbedekking op de (karakteristieke) kapschuur zorgt voor een ruimtelijke verbetering. Sloop zorgt in dit geval niet voor de vereiste ruimtelijke verbetering.
De verevening (compensatie) wordt in voorliggend geval dus gerealiseerd door het opknappen van een gemeentelijk monument (tabaksschuur) en het terugbrengen van de oorspronkelijke dakbedekking op de kapschuur. De verevening wordt met een voorwaardelijke verplichting worden geborgd in het bestemmingsplan.
![]() |
Figuur 6. Ontwikkeling Hoogsestraat 2, Valburg |
Oosterhoutsestraat 6, Slijk-Ewijk
De voorgenomen ontwikkeling bestaat uit het vestigen van een hoveniersbedrijf op deze locatie. De (bedrijfs)woning die op het perceel is gevestigd. De gewenste ontwikkeling wordt mogelijk gemaakt op grond van de beleidsregel 'Functieverandering en nieuwvestiging in het buitengebied, gemeente Overbetuwe 2008'. Met toepassing van deze beleidsregel kan (onder voorwaarden) een agrarische bestemming worden omgezet in een bedrijfsbestemming. Hierbij geldt minimaal 50% van de aanwezige bedrijfsbebouwing wordt gesloopt en voldoende verevening plaats vindt met als doel een ruimtelijke verbetering. Ten behoeve van de ruimtelijke verbetering is er een inrichtingsplan opgesteld (zie figuur 7 en bijlage 1 van de regels voor een nadere detaillering). In hoofdlijnen komt dit neer op het volgende:
- Er wordt 50% van de bedrijfsbebouwing gesloopt;
- Het agrarisch bouwblok wordt verwijderd;
- De locatie wordt landschappelijk ingepast.
De maximale oppervlakte van de bebouwing bedraagt 50% van 1.040 m2 wat neerkomt op een maximale oppervlakte van 520 m2 voor het bedrijf. De landschappelijk inpassing is in voorliggend bestemmingsplan middels een voorwaardelijke verplichting verankerd.
De functiewijziging van het betreffende perceel is reeds met de provincie Gelderland en het Waterschap Rivierenland besproken. Beide zijn akkoord met het bijgevoegde inrichtingsplan.
![]() |
Figuur 7. Landschappelijke inpassing perceel Oosterhoutsestraat 6 |
4.3 Verkeer En Parkeren
Hoogsestraat 2, Valburg
Met de voorgenomen functieverandering zal er 1 woning worden toegevoegd. Volgens de Parkeernota 2014 van de gemeente Overbetuwe geldt er voor woningen in het buitengebied een parkeernorm van 2,8 parkeerplaatsen per woning. Er wordt in elk geval 1 parkeerplaats in de op te knappen kapschuur gerealiseerd. Op het eigen erf zijn voldoende mogelijkheden om dan nog 1,8 parkeerplaatsen te realiseren.
Het aantal verkeersbewegingen zal als gevolg van de toevoeging van 1 woning toenemen, met dien verstande dat de toename zeer beperkt is. De verschillende relevante (ontsluitings)wegen zijn voldoende gedimensioneerd om deze te verwerken. Er zijn voor wat betreft de verkeersafwikkeling dan ook geen belemmeringen voor de voorgestane ontwikkeling.
Oosterhoutsestraat 6, Slijk-Ewijk
Voor een bedrijf (arbeidsintensief/ bezoekersextensief) hanteert de gemeente Overbetuwe een norm van 2,6 parkeerplaatsen per 100 m2 bvo. De maximale oppervlakte van het te realiseren bedrijf bedraagt 520 m2, dit bekent dus dat er 5,2 x 2,6 = 13,5 parkeerplaatsen moeten worden aangelegd. Uit figuur 7 in paragraaf 4.2 blijkt dat er meer dan voldoende ruimte is om deze parkeerplaatsen te realiseren.
Op grond van de CROW 2012 kan worden gesteld dat het hoveniersbedrijf een verkeersaantrekkende werking heeft van circa 52 motorvoertuigbewegingen per dag. Deze voertuigbewegingen zullen over de dag verspreid plaats vinden. Hierdoor zal het verkeer zich over dag verdelen over de Oosterhoutsestraat en andere ontsluitingswegen. De toename is niet zodanig dat deze niet door de verschillende relevante wegen kan worden verwerkt. Daarbij wordt opgemerkt dat een deel van de motorvoertuigbewegingen in de huidige situatie ook al plaats vinden vanwege het agrarische bedrijf dat op het perceel is gevestigd. Het aantal extra motorvoertuigbewegingen als gevolg van het hoveniersbedrijf ten opzichte van de huidige situatie ligt dan redelijkerwijs lager dan de circa 52. Er zijn voor wat betreft de verkeersafwikkeling dan ook geen belemmeringen voor de voorgestane ontwikkeling.
Hoofdstuk 5 Beschrijving Van De Bestemmingen
5.1 Algemene Opzet
Inleiding
Dit hoofdstuk bevat de concrete vertaling van het beleidsgedeelte (voorafgaande hoofdstukken) in het juridisch gedeelte van het bestemmingsplan (de verbeelding en regels).
Het bestemmingsplan 'Buitengebied, Oosterhoutsestraat 6, Slijk-Ewijk & Hoogsestraat 2, Valburg' bestaat uit de volgende onderdelen:
De toelichting
Hierin wordt het beleidskader uiteengezet en wordt de ontwikkeling onderbouwd. Dit wordt aangevuld met een toelichting op de juridische opzet en een korte beschrijving van de handhavings- en uitvoeringsaspecten.
De bestemmingsregels
In de bestemmingsregels zijn de bouw- en gebruiksregels binnen de verschillende bestemmingen opgenomen.
De verbeelding
Op de verbeelding zijn de enkelbestemmingen 'Bedrijf' en 'Wonen' opgenomen. Daarnaast zijn de dubbelbestemmingen 'Waarde - Archeologische verwachting 1', 'Waarde - Archeologische verwachting 2' en 'Waarde - Archeologische verwachting 4' opgenomen.
De opzet van het plan
Het bestemmingsplan is een juridisch plan, dat bindend is voor de burgers en voor de overheid. Bij de overwegingen over de gewenste opzet van het bestemmingsplan staat men voor het dilemma dat er enerzijds een duidelijke behoefte is aan minder regelgeving. Daarnaast moet het plan flexibel zijn om op toekomstige ontwikkelingen in te spelen. Daarvoor zijn afwijkingsbevoegdheden opgenomen. Deze regelingen bieden weliswaar ruimte voor bepaalde ontwikkelingen, er kunnen echter geen directe rechten en/ of plichten aan worden ontleend. Er zal altijd een belangenafweging plaatsvinden. Als echter wordt voldaan kan worden aan de gestelde voorwaarden, is die afweging marginaal.
5.2 Toelichting Op De Verbeelding
Op de verbeelding zijn de enkelbestemming 'Bedrijf' en 'Wonen' te zien. De bestemmingen zijn afgeleid uit het gebruik (de aanwezige functies). De bestemming vormt het zogenaamde casco van het plan, waarvan in beginsel niet mag worden afgeweken. Om te weten wat binnen de bestemming op de verbeelding is toegestaan, dienen de regels hierbij gelezen te worden. De regels en verbeelding zijn derhalve niet los van elkaar te zien.
5.3 Bestemmingen Op De Planregels
In deze paragraaf wordt de systematiek van de regels en de wijze waarop de regels gehanteerd dienen te worden, uiteengezet. De regels van het plan bestaan uit vier hoofdstukken, waarin achtereenvolgens de inleidende regels, de bestemmingsregels, de algemene regels en de overgangs- en slotregels aan de orde komen. Voor de systematiek is aangesloten op de SVBP2012, de Wabo en het bestemmingsplan 'Buitengebied Overbetuwe' van de gemeente Overbetuwe (vastgesteld op 5 maart 2013). Hieronder wordt de opbouw en dergelijke kort toegelicht.
Inleidende regels
Begrippen
In deze bepaling zijn omschrijvingen gegeven van de in het bestemmingsplan gebruikte begrippen. Deze worden opgenomen om interpretatieverschillen te voorkomen. Begripsbepalingen zijn alleen nodig voor begrippen die gebruikt worden in de regels en die tot verwarring kunnen leiden of voor meerdere uitleg vatbaar zijn.
Wijze van meten
Om op een eenduidige manier afstanden, oppervlakten en inhoud van gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde, te bepalen wordt in de wijze van meten uitleg gegeven wat onder de diverse begrippen wordt verstaan. Ten aanzien van de wijze van meten op de verbeelding geldt steeds dat het hart van een lijn moet worden aangehouden.
Bestemmingsregels
In het tweede hoofdstuk komen de bestemmingen aan de orde. Het onderhavige bestemmingsplan bevat 1 enkelbestemming en 2 dubbelbestemmingen.
Bedrijf
Gebruik
Deze gronden zijn bestemd voor een bedrijf (uitsluitend een hoveniersbedrijf) en de bestaande bedrijfswoning. Verder zijn op deze gronden water en voorzieningen voor de waterhuishouding toegestaan. Tevens zijn bijbehorende gebouwen, bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ontsluitingsvoorzieningen, parkeervoorzieningen, groenvoorzieningen, tuinen en erven toegestaan.
Bouwen
Binnen het bouwvlak zijn gebouwen en bepaalde bouwwerken, geen gebouwen zijnde, toegestaan. Buiten het bouwvlak zijn alleen bouwwerken, geen gebouwen zijnde, toegestaan met een maximale bouwhoogte van 1 meter.
Wonen
Gebruik
Deze gronden zijn bestemd voor maximaal 2 woningen. Verder zijn op deze gronden water en voorzieningen voor de waterhuishouding toegestaan. Tevens zijn bijbehorende gebouwen, bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ontsluitingsvoorzieningen, parkeervoorzieningen, groenvoorzieningen, tuinen en erven toegestaan.
Bouwen
In voorliggend plan is een categorisering aangegeven voor de woningen met een bestaande inhoud van minder dan 450 m3 welke mogen worden vergroot tot maximaal 450 m3. De maximale goothoogte wordt gesteld op 4 m en de maximale bouwhoogte op 8 m. De inhoudsmaat van woningen welke groter zijn dan 450 m3 mogen maximaal 600 m3 worden. De maximale goothoogte wordt bij deze woningen gesteld op 6 m en de maximale bouwhoogte op 10 m.
Echter, het komt ook voor dat er grotere woningen en/of reeds gesplitste woningen in het plangebied voorkomen. Hiervoor geldt dat woningen in voormalige boerderijen de inhoud van het totale hoofdgebouw mogen hebben. Voor reeds gesplitste woningen, welke in bijlage 2 van de regels staan opgenomen, geldt de bestaande inhoud. Voor de overige woningen geldt een maximale inhoudsmaat van 600 m3.
Bijgebouwen bij de woning mogen worden opgericht achter het verlengde van de voorgevel van de woning. De gezamenlijke oppervlakte mag maximaal 90 m2 bedragen. De goothoogte mag maximaal 3 m en de bouwhoogte mag maximaal 5 m bedragen. De afstand tussen hoofdgebouw en bijgebouwen bedraagt maximaal 20 m. De bijgebouwen worden gebouwd minimaal 3 m achter (het verlengde van) de voorgevel van de woning.
Met gebruikmaking van een afwijkingsbevoegdheid is het mogelijk de maximale bouwhoogte van bijgebouwen te verhogen tot 7 m en de maximale oppervlakte tot 120 m2. Hierbij geldt dat het woon- en leefmilieu van de omgeving niet onevenredig wordt aangetast en dat er geen onevenredige aantasting van de stedenbouwkundige of landschappelijke kwaliteit in de omgeving optreedt.
In de algemene bepalingen van het bestemmingsplan is geregeld dat de bestaande grotere inhoud, hoogte en goothoogte gerespecteerd blijven.
Dubbelbestemmingen
Over (delen) van het plangebied zijn de dubbelbestemmingen 'Waarde - Archeologische verwachting 1', 'Waarde - Archeologische verwachting 2' en 'Waarde - Archeologische verwachting 4' van toepassing. De bepalingen van de hoofdbestemming en de dubbelbestemming zijn dan beide van toepassing. Bij strijd tussen deze bepalingen prevaleren de bepalingen van de dubbelbestemming. De reden hiervoor is dat de belangen van de dubbelbestemming zwaarder wegen dan die van de hoofdbestemming.
Algemene regels
Anti-dubbeltelregel
Deze bepaling is opgenomen om te voorkomen dat, wanneer volgens een bestemmingsplan bepaalde gebouwen en bouwwerken niet meer dan een bepaald deel van een bouwperceel mogen beslaan, het opengebleven terrein nog eens meetelt bij het toestaan van een ander gebouw of bouwwerk, waaraan een soortgelijke eis wordt gesteld.
Algemene bouwregels
In deze regeling zijn bepalingen opgenomen ten behoeve van bestaande hoogtes en afstanden. Daarnaast is bepaald hoe met ondergronds bouwen wordt omgegaan.
Algemene gebruiksregels
Deze bepaling bevat de vormen van gebruik, die in ieder geval strijdig zijn met de regels van het bestemmingsplan.
Algemene afwijkingsregels
In dit artikel wordt een opsomming gegeven van de regels waarvan door middel van een omgevingsvergunning afgeweken kan worden van het bestemmingsplan. Het gaat hierbij om de bevoegdheid om door middel van een omgevingsvergunning af te kunnen wijken van de regels die gelden voor alle bestemmingen in het plan. De criteria, die bij toepassing van de afwijkingsbevoegdheid in acht moeten worden genomen, zijn aangegeven.
Algemene wijzigingsregels
In dit artikel wordt een opsomming gegeven van de regels waarvan door middel van een wijzigingsplan afgeweken kan worden van het bestemmingsplan.
Algemene procedureregels
In deze bepaling staat aangegeven welke procedure dient te worden gevolgd bij de voorbereiding van een wijzigingsbevoegdheid.
Overgangs- en slotregels
Overgangsrecht
Bouwwerken welke op het moment van inwerkingtreding van het bestemmingsplan bestaan (of waarvoor een omgevingsvergunning voor het bouwen is aangevraagd) mogen blijven bestaan, ook al is er strijd met de bebouwingsregels. De overgangsbepaling houdt niet in dat het bestaand, illegaal opgerichte, bouwwerk legaal wordt, noch brengt het met zich mee dat voor een dergelijk bouwwerk alsnog een omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen kan worden verleend. Burgemeester en wethouders kunnen in beginsel dus nog gewoon gebruik maken van hun handhavingbevoegdheid. Het gebruik van de grond en opstallen, dat afwijkt van de regels op het moment van inwerkingtreding van het plan mag eveneens worden voortgezet.
Slotregel
Dit artikel geeft aan op welke manier de regels kunnen worden aangehaald.
Hoofdstuk 6 Financiële Toelichting
Kostenverhaal
Op grond van artikel 6.12 lid 1 Wet ruimtelijke ordening (Wro) is de gemeenteraad van Overbetuwe verplicht om, indien er sprake is van een bouwplan, de gemeentelijke kosten te verhalen. Met onderhavig bestemmingsplan wordt geen bouwplan in de zin van artikel 6.2.1 Bro mogelijk gemaakt, zodat de verplichting tot het vaststellen van een exploitatieplan niet geldt. De kosten voor de planologische procedure worden door middel van leges in rekening gebracht bij de initiatiefnemers. Daarnaast is met de initiatiefnemer een planschadeovereenkomst gesloten.
Financiële haalbaarheid
De initiatiefnemers beschikken over voldoende middelen om de voorgestane ontwikkelingen te kunnen realiseren. Wanneer de kosten en opbrengsten naast elkaar worden gelegd is er sprake van een positief saldo. Verder is gebleken dat er geen onvoorziene hoge kosten te verwachten zijn. Ook is er geen sprake van onzekere financiële bijdragen van anderen.
De financieel-economische haalbaarheid is hiermee in voldoende mate aangetoond.
Hoofdstuk 7 Overleg En Inspraak
7.1 Inleiding
De procedures voor vaststelling van een bestemmingsplan zijn door de wetgever geregeld. Aangegeven is dat tussen gemeente en verschillende instanties waar nodig overleg over het plan moet worden gevoerd alvorens een ontwerpplan ter visie gelegd kan worden. Bovendien kan het noodzakelijk zijn om belanghebbenden de gelegenheid te bieden om hun visie omtrent het plan te kunnen geven. Dit is afhankelijk van de inspraakverordening van de gemeente. Pas daarna kan de wettelijke procedure met betrekking tot vaststelling van het bestemmingsplan van start gaan.
7.2 Inspraak
De Wet ruimtelijke ordening zelf bevat geen bepalingen omtrent inspraak. Dat neemt niet weg dat het de gemeente vrij staat toch inspraak te verlenen op grond van de gemeentelijke inspraakverordening. In relatie daarmee bepaalt artikel 150 van de Gemeentewet onder meer dat in een gemeentelijke inspraakverordening moet worden geregeld op welke wijze personen en rechtspersonen hun mening kenbaar kunnen maken. Voor het onderhavige bestemmingsplan heeft gezien de zeer geringe ingreep geen inspraak plaatsgevonden.
7.3 Overleg
Artikel 3.1.1. van het besluit ruimtelijke ordening geeft aan dat het bestuursorgaan dat belast is met de voorbereiding van een bestemmingsplan overleg pleegt met de besturen van betrokken gemeenten en waterschappen en met die diensten van provincie en Rijk die betrokken zijn bij de zorg voor de ruimtelijke ordening of belast zijn met de behartiging van belangen welke in het plan in het geding zijn. Gezien de geringe omvang en impact van de voorgenomen ontwikkeling vindt vooroverleg niet plaats.
7.4 Vaststellingsprocedure
De vaststellingsprocedure van het bestemmingsplan heeft plaatsvinden volgens artikel 3.8 van de Wet ruimtelijke ordening. Het bestemmingsplan is in dit kader ter visie gelegd gedurende een periode van zes weken. Gedurende deze periode kan een ieder zijn zienswijzen kenbaar maken tegen het plan. Er zijn geen zienswijzen kenbaar gemaakt. Het plan is op een punt ambtshalve gewijzigd: er is een voorwaardelijke verplichting opgenomen ten behoeve van een dove gevel binnen het bouwvlak conform het akoestisch onderzoek. Het plan is gewijzigd ter vaststelling aangeboden aan de gemeenteraad.
7.5 Beroep
Na vaststelling wordt het bestemmingsplan voor de tweede maal zes weken ter visie gelegd. Gedurende deze periode kunnen belanghebbenden tegen het vaststellingsbesluit beroep instellen bij de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State. Indien geen beroep wordt ingesteld, is het plan na deze beroepstermijn onherroepelijk en treedt het plan in werking.