KadastraleKaart.com

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
Artikel 2 Wijze Van Meten
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Agrarisch Met Waarden
Artikel 4 Wonen
Artikel 5 Waarde - Archeologische Verwachting 2
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 6 Anti-dubbeltelregel
Artikel 7 Algemene Bouwregels
Artikel 8 Algemene Gebruiksregels
Artikel 9 Algemene Aanduidingsregels
Artikel 10 Algemene Afwijkingsregels
Artikel 11 Algemene Wijzigingsregels
Artikel 12 Algemene Procedureregels
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 13 Overgangsrecht
Artikel 14 Slotregel
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding
1.2 Ligging Plangebied
1.3 Vigerend Bestemmingsplan
1.4 Leeswijzer
Hoofdstuk 2 Beleidskader
2.1 Rijksbeleid
2.2 Provinciaal En Regionaal Beleid
2.3 Gemeentelijk Beleid
Hoofdstuk 3 Milieu- En Omgevingsaspecten
3.1 Vormvrije M.e.r.-beoordeling
3.2 Geluid
3.3 Luchtkwaliteit
3.4 Bedrijven En Milieuzonering
3.5 Geurhinder
3.6 Bodem
3.7 Externe Veiligheid
3.8 Kabels En Leidingen
3.9 Waterparagraaf
3.10 Flora En Fauna
3.11 Archeologische Waarden
Hoofdstuk 4 Planbeschrijving
4.1 Huidige Situatie
4.2 Voorgenomen Ontwikkeling
4.3 Verkeer En Parkeren
Hoofdstuk 5 Juridische Planopzet
5.1 Algemene Opzet
5.2 Toelichting Op De Verbeelding En Regels
Hoofdstuk 6 Financiële Toelichting
Hoofdstuk 7 Overleg En Inspraak
7.1 Inleiding
7.2 Overleg
7.3 Vaststellingsprocedure
7.4 Beroep
Bijlage 1 Inrichtingsplan Stenenkamerstraat 45
Bijlage 2 Nota Parkeernormen Gemeente Overbetuwe 2016
Bijlage 3 Staat Van Bedrijfsactiviteiten
Bijlage 1 Akoestisch Onderzoek Wegverkeer
Bijlage 2 Onderzoek Driftblootstelling Bij Bespuiting Fruitboomgaard
Bijlage 3 Bodemonderzoek
Bijlage 4 Quickscan Flora En Fauna Stenenkamerstraat 45
Bijlage 5 Quickscan Flora En Fauna Stenenkamerstraat 51

Buitengebied, Stenenkamerstraat 45 en 51, Herveld

Bestemmingsplan - Gemeente Overbetuwe

Vastgesteld op 04-12-2017 - geheel onherroepelijk in werking

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels

Artikel 1 Begrippen

In deze regels wordt verstaan onder:

1.1 Plan

Het bestemmingsplan 'Buitengebied, Stenenkamerstraat 45 en 51, Herveld' met identificatienummer NL.IMRO.1734.0199BUITstenenka45-VSG1 van de gemeente Overbetuwe.

1.2 Bestemmingsplan

De geometrisch bepaalde objecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen.

1.3 Aan- en uitbouw

Een aan een hoofdgebouw gebouwde ruimte, die daaraan ruimtelijk (door zijn constructie of afmetingen) ondergeschikt is - maximaal bestaande uit één bouwlaag al dan niet met kap - met dien verstande dat een aanbouw een zelfstandige ruimte is en een uitbouw een uitbreiding van een reeds bestaande ruimte van een hoofdgebouw is.

1.4 Aanduiding

Een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.5 Aanduidingsgrens

Grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

1.6 Aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit

Een beroeps- of bedrijfsactiviteit, waarvan de activiteiten niet specifiek publiekgericht zijn, en dat op kleine schaal in een woning en/of de daarbij behorende bijgebouwen wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en de desbetreffende activiteit een ruimtelijke uitstraling heeft die in overeenstemming is met de woonfunctie ter plaatse.

1.7 Afwijken van de bouwregels en/of van de gebruiksregels

Een afwijking als bedoeld in artikel 3.6, eerste lid, onder c van de Wet ruimtelijke ordening juncto artikel 2.12, onder 1, onder a, onder 1 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.

1.8 Agrarisch bedrijf

Een bedrijf, dat is gericht op het bedrijfsmatig voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen en/of het houden, fokken en/of africhten van dieren, inclusief pensionstallen als ondergeschikte nevenactiviteit.

1.9 Archeologisch deskundige

De regionaal (beleids)archeoloog of een andere door het college van burgemeester en wethouders aan te wijzen deskundige op het gebied van de archeologische monumentenzorg;

1.10 Archeologisch onderzoek

Onderzoek (bureauonderzoek en/of boren en/of geofysisch onderzoek en/of graven en/of begeleiden) verricht door een dienst, bedrijf of instelling beschikkend over een door een erkende certificerende instelling afgegeven certificaat voor opgraven en werkend conform de Kwaliteitsnorm voor de Nederlandse Archeologie (KNA) dan wel, na vaststelling ervan door de Minister van OCW, de normen zoals opgesteld door het Centraal College van Deskundigen Archeologie (CCvD);

1.11 Archeologische verwachting

Een toegekende hoge, middelmatige of lage archeologische verwachting in verband met de kennis en wetenschap van de in dat gebied te verwachten overblijfselen van menselijke aanwezigheid of activiteiten uit het verleden;

1.12 Archeologische waarde

Een toegekende archeologische waarde in verband met de kennis en studie van de in dat gebied voorkomende overblijfselen van menselijke aanwezigheid of activiteiten uit het verleden;

1.13 Bebouwing

Eén of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

1.14 Bedrijf

Een inrichting of instelling gericht op het bedrijfsmatig voortbrengen, vervaardigen, bewerken, opslaan, installeren en/of herstellen van goederen dan wel het bedrijfsmatig verlenen van diensten, aan huis verbonden beroepen daaronder niet begrepen.

1.15 Bestaand

  1. a. bij bouwwerken: een bouwwerk dat op het moment van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan bestaat en is gebouwd krachtens een onherroepelijke omgevingsvergunning voor het bouwen, of wordt gebouwd, dan wel nadien kan worden gebouwd krachtens een onherroepelijke omgevingsvergunning voor het bouwen, waarvoor de aanvraag vóór het tijdstip van terinzagelegging is ingediend;
  2. b. bij gebruik: het gebruik dat op het moment van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan bestaat en in overeenstemming is met het voorheen geldende planologische regime.

1.16 Bestemmingsgrens

De grens van een bestemmingsvlak.

1.17 Bestemmingsvlak

Een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.18 Bijgebouw

Een niet aan een hoofdgebouw verbonden gebouw, dat door zijn vorm, functie, situering en/of afmetingen ondergeschikt is aan dat op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw.

1.19 Bouwen

Het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.

1.20 Bouwgrens

De grens van een bouwvlak.

1.21 Bouwperceel

Een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

1.22 Bouwperceelsgrens

De grens van een bouwperceel.

1.23 Bouwvlak

Een geometrisch bepaald vlak, waarmee de gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten.

1.24 Bouwwerk

Elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct, hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.

1.25 Detailhandel

Het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit. Horeca-activiteiten en detailhandel in volumineuze goederen zijn hieronder niet begrepen.

1.26 Erf

Het gedeelte van een bouwperceel gelegen buiten het, binnen het bouwperceel gelegen, bouwvlak.

1.27 Evenement

Een incidenteel plaatsvindende activiteit in de vorm van een voor publiek bestemde uitvoering/verrichting van vermaak op het gebied van sport, muziek of op sociaal-cultureel vlak.

1.28 Extensieve dagrecreatie

Recreatief medegebruik van gronden zoals wandelen, paardrijden, fietsen, varen, zwemmen en vissen, waarbij de recreatie geen specifiek beslag legt op de ruimte.

1.29 Gebouw

Elk bouwwerk, dat voor een mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden (twee of meer wanden die tot de constructie behoren) omsloten ruimte vormt.

1.30 Grondgebonden agrarisch bedrijf

Een agrarisch bedrijf waarvan de bedrijfsvoering volledig of nagenoeg volledig is gericht op het gebruik maken van grond als productiemiddel.

1.31 Hoofdgebouw

Een gedeelte van een gebouw, inclusief aan- en uitbouwen, datdoor zijn situering en/of afmetingen als belangrijkste bouwwerk op een bouwperceel is aan te merken.

1.32 Huishouden

Een persoon die of groep personen die gezamenlijk, onbestendig voor onbepaalde tijd, een huishouding voert.

1.33 Inwoning

Twee huishoudens die, in afwijking van het begrip woning, één woning bewonen met gemeenschappelijk gebruik van één of meerdere voorzieningen of (verblijfs)ruimten van die woning en waarbij de woning één hoofdtoegang behoudt en de voorzieningen c.q. (verblijfs)ruimten onderling vrij toegankelijk zijn.

1.34 Kelder

Een overdekte, met wanden omsloten, voor mensen toegankelijke ruimte, beneden of tot ten hoogste 0,50 meter boven de kruin van de weg, waaraan het bouwperceel is gelegen.

1.35 Landschappelijke kwaliteiten/waarden

De aan een gebied toegekende waarde, gekenmerkt door het waarneembare -al dan niet begroeide- deel van het aardoppervlak, dat wordt bepaald door de onderlinge samenhang en beïnvloeding van niet-levende en levende natuur.

1.36 Landschaps-/inrichtingsplan

Een plan bij realisering van nieuwe bouw- en/of gebruiksmogelijkheden waarin de ruimtelijke (waaronder landschappelijke) inpassing hiervan in de bestaande situatie wordt beschreven.

1.37 Lawaaisporten

Sportbeoefening die met veel lawaai gepaard gaat zoals bijvoorbeeld motor- en autosport, karten, modelvoer- en vaartuigen.

1.38 Nevenactiviteit

Een activiteit ondergeschikt aan de hoofdactiviteit in zowel omvang (m²), omzet als de effecten op het woon- en leefklimaat.

1.39 Niet-grondgebonden agrarische bedrijfsvoering

De agrarische bedrijfsvoering die niet geheel of hoofdzakelijk van de open grond als agrarisch productiemiddel afhankelijk is, maar waarvan de productie geheel of overwegend in gebouwen en/of verharding plaatsvindt, zoals varkens-, kalver- of pluimveefokkerij, eendenmesterij of -fokkerij en champignonkwekerij.

1.40 Normaal onderhoud, gebruik en beheer

Werkzaamheden die ter plaatse regelmatig terugkeren, teneinde tot een goed beheer van de gronden te komen; hieronder vallen niet de incidentele ingrepen in bijvoorbeeld de cultuurtechnische situatie of werkzaamheden die een onherstelbare aantasting betekenen van de aan een gebied toegekende waarde.

1.41 Nutsvoorziening

Voorziening ten behoeve van algemeen nut in ruime zin zoals: voorzieningen/installaties ten behoeve van gas, water en elektriciteit, signaalverdeling, telecommunicatieverkeer, waterzuivering, waterbeheersing, waterhuishouding, vuil- en afvalverwerking, compostering, wijkverwarming, milieuvoorzieningen e.d.

1.42 Omgevingsvergunning

Een vergunning als bedoeld in artikel 1.1, eerste lid, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.

1.43 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Een vergunning als bedoeld in artikel 3.3 onder a van de Wet ruimtelijke ordening.

1.44 Ondergeschikte bouwdelen

Bouwdelen van beperkte afmetingen, die buiten het gebouw uitsteken, zoals schoorstenen, windvanen, dakoverstekken, balkons en liftschachten.

1.45 Ondergronds

Onder peil.

1.46 Overkapping

Bouwwerken, geen gebouwen zijnde met één dakvlak en maximaal één gesloten wand.

1.47 Peil

  1. a. voor gebouwen, waarvan de hoofdtoegang aan een weg grenst, mits het gebouw op een afstand van niet meer dan 20 m van die weg is gelegen: 35 cm boven de kruin van die weg ter plaatse van de hoofdtoegang;
  2. b. voor overige bouwwerken: de gemiddelde bouwhoogte van het aansluitend terrein.

1.48 Prostitutie

Het zich tegen vergoeding beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander.

1.49 Publiekgerichte beroeps- of bedrijfsactiviteit aan huis

Een publieksgerichte beroeps- of bedrijfsactiviteit, waarvan de activiteiten in hoofdzaak publieksaantrekkend zijn en waarvan de omvang en uitstraling zodanig is, dat de activiteit past binnen de desbetreffende woonomgeving en derhalve in een woning en/of de daarbij behorende bijgebouwen, met behoud van de woonfunctie, kan worden toegestaan.

1.50 Seksinrichting

Een voor publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in omvang als zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder seksinrichting wordt in elk geval verstaan: een (raam)prostitutiebedrijf, een seksbioscoop, een seksautomatenhal, een sekstheater, een parenclub of een erotische massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar.

1.51 Teeltondersteunende voorzieningen

Voorzieningen, anders dan een kas, die door grondgebonden agrarische bedrijven toegepast worden om de teelt van fruit, bomen, groente of potplanten te bevorderen en te beschermen, daaronder begrepen pot- container- en gootteelt.

1.52 Uitvoeren

Uitvoeren, het doen uitvoeren, laten uitvoeren en in uitvoering geven.

1.53 Voorgevel

De naar de weg en/of fiets- en voetpad gekeerde gevel van een gebouw of, indien het een gebouw betreft met meer dan één naar de weg gekeerde gevel, de gevel die kennelijk als zodanig dient te worden aangemerkt.

1.54 Waardevol landschap

Een gebied met bijzondere landschappelijke en cultuurhistorische kwaliteiten.

1.55 Waterhuishoudkundige voorzieningen

Waterhuishoudkundige voorzieningen zijn voorzieningen die nodig zijn ten behoeve van een goede wateraanvoer, waterafvoer, waterberging en waterkwaliteit.

1.56 Woning

Een complex van ruimten inclusief aan- en uitbouwen, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden.

Artikel 2 Wijze Van Meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 De goothoogte van een bouwwerk

Vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel, met uitzondering van de goot van dakkapellen tot een breedte van maximaal 50% van het dakvlak en wolfseinden.

2.2 De inhoud van een bouwwerk

Tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

2.3 De bouwhoogte van een bouwwerk

Vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van onderschikte bouwdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

2.4 De oppervlakte van een bouwwerk

Tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

2.5 Ondergeschikte bouwdelen

Bij toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwonderdelen, als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, liftschachten, gevel- en kroonlijsten, luifels, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van bouwgrenzen niet meer dan 1,5 meter bedraagt.

2.6 Hart van de lijn

Bij toepassing van deze regels wordt gemeten tot of vanuit het hart van een lijn op de kaart en op schaal waarin het plan is vastgesteld.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Agrarisch Met Waarden

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Agrarisch met waarden' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. de uitoefening van een agrarisch bedrijf, met dien verstande dat niet-grondgebonden agrarische bedrijven niet zijn toegestaan;
  2. b. hobbymatig agrarisch grondgebruik;
  3. c. het behoud, de bescherming en het herstel van kleinschalige landschapselementen ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch met waarden - kleinschaligheid';
  4. d. extensieve dagrecreatie met bijbehorende wegen en paden;
  5. e. de bestaande verhardingen;
  6. f. water en voorzieningen voor de waterhuishouding;

met bijbehorende gebouwen, bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ontsluitingsvoorzieningen, parkeervoorzieningen binnen het bouwvlak, groenvoorzieningen, tuinen en erven.

3.2 Bouwregels

3.3 Afwijken van de bouwregels

3.4 Specifieke gebruiksregels

3.5 Afwijken van de gebruiksregels

Artikel 4 Wonen

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. wonen in woningen, waarbij inwoning is toegestaan;
  2. b. aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit;
  3. c. hobbymatig agrarisch grondgebruik;

met bijbehorende gebouwen, bouwwerken, geen gebouwen zijnde, groenvoorzieningen, voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding, tuinen en erven.

4.2 Bouwregels

4.3 Specifieke gebruiksregels

4.4 Afwijken van de gebruiksregels

Artikel 5 Waarde - Archeologische Verwachting 2

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologische verwachting 2' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor het behoud en de bescherming van te verwachten archeologische resten in de bodem.

5.2 Bouwregels

5.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen ten aanzien van de situering en de afmetingen van bouwwerken en de inrichting van gronden, indien uit archeologisch onderzoek blijkt dat ter plaatse behoudens- en beschermenswaardige archeologische monumenten of resten aanwezig zijn. De nadere eisen zijn erop gericht de archeologische waarden zoveel mogelijk in de grond (in situ) te behouden.

5.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

5.5 Wijzigingsbevoegdheid

Hoofdstuk 3 Algemene Regels

Artikel 6 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 7 Algemene Bouwregels

7.1 Ondergronds bouwen

Ondergrondse gebouwen (kelders) zijn uitsluitend toegestaan, daar waar bovengronds gebouwen aanwezig danwel toegestaan zijn overeenkomstig dit bestemmingsplan, met dien verstande dat in geaccidenteerd terrein de ondergrondse bebouwing de bovengrondse bebouwing met een (horizontale) diepte van 3 meter mag overschrijden. Ondergrondse gebouwen zijn uitsluitend toegestaan in één laag ondergronds.

Artikel 8 Algemene Gebruiksregels

8.1 Strijdig gebruik

Onder een met het bestemmingsplan strijdig gebruik wordt in elk geval verstaan:

  1. a. een gebruik van gronden als stort- en/of opslagplaats van grond en/of afval, met uitzondering van een zodanig gebruik voor het normale op de bestemming gerichte gebruik en onderhoud;
  2. b. een gebruik van gronden als stalling- en/of opslagplaats van één of meer aan het gebruik onttrokken machines, voer-, vaar- of vliegtuigen, met uitzondering van een zodanig gebruik voor het normale op de bestemming gerichte gebruik en onderhoud;
  3. c. een gebruik van gronden en bouwwerken voor een seksinrichting dan wel ten behoeve van prostitutie.

Artikel 9 Algemene Aanduidingsregels

9.1 Vrijwaringszone - molenbiotoop De Vink

Artikel 10 Algemene Afwijkingsregels

10.1 Maatvoering

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in het plan voor het afwijken van de voorgeschreven goothoogte, (bouw)hoogte, oppervlakte, inhoud en afstand van bouwwerken, dan wel een voorgeschreven bebouwingspercentage, eventueel met overschrijding van de bouwgrenzen, mits de afwijking niet meer bedraagt dan 10% van de in deze regels voorgeschreven afmetingen, percentages en afstanden.

10.2 Bouwgrenzen

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in het plan om bij de uitvoering van het plan af te wijken van bouwgrenzen en overige aanduidingsgrenzen in het horizontale vlak op de verbeelding, indien en voor zover afwijking noodzakelijk is in verband met de uitmeting van het terrein en er geen dringende reden zijn die zich tegen de afwijking verzetten, mits de afwijking ten opzichte van hetgeen op de verbeelding is aangegeven niet meer dan 2,5 m bedraagt.

10.3 Ondergronds bouwen

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 7.1, teneinde ondergrondse gebouwen toe te staan daar waar bovengronds geen gebouwen zijn toegestaan, mits wordt voldaan aan de volgende regels:

  1. a. het betreft geen bebouwing in geaccidenteerd terrein;
  2. b. de bebouwde oppervlakte van de ondergrondse gebouwen bedraagt niet meer dan 25 m², in afwijking van het bepaalde artikel 2, de oppervlakte van de vloer gemeten, inclusief muren;
  3. c. het woon- en leefmilieu van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast; dit betekent in ieder geval dat de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende percelen niet onevenredig mogen worden beperkt;
  4. d. de afwijking leidt niet tot een onevenredige aantasting van de stedenbouwkundige kwaliteit van de omgeving.

Artikel 11 Algemene Wijzigingsregels

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de in het plan opgenomen bestemmingen te wijzigen ten behoeve van:

  1. a. overschrijding van bestemmingsgrenzen, voor zover dit van belang is voor een technisch betere realisering van bestemmingen of bouwwerken dan wel voor zover dit noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein. De overschrijding mag echter niet meer bedragen dan 2,5 m en het bestemmingsvlak mag met niet meer dan 10% worden vergroot.
  2. b. overschrijding van bestemmingsgrenzen en toestaan dat het beloop van wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid en/of –intensiteit daartoe aanleiding geeft. De overschrijding mag echter niet meer bedragen dan 2,5 m en het bestemmingsvlak mag met niet meer dan 10% worden vergroot.

Artikel 12 Algemene Procedureregels

12.1 Afwijken

Bij een afwijking van het bestemmingsplan, die onderdeel uitmaakt van dit plan, is op de voorbereiding van het besluit de procedure als bedoeld in artikel 3.9 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht van toepassing.

12.2 Wijzigingsbevoegdheid

Bij toepassing van een wijzigingsbevoegdheid, die onderdeel uitmaakt van dit plan, is op de voorbereiding van het besluit de procedure als bedoeld in de afdeling 3.4. van de Algemene wet bestuursrecht, van toepassing.

12.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Bij het verlenen van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden, die onderdeel uitmaakt van dit plan, is op de voorbereiding van het besluit de procedure als bedoeld in artikel 3.9 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht van toepassing.

Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels

Artikel 13 Overgangsrecht

13.1 Overgangsrecht bouwwerken

  1. a. Een bouwwerk, dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, danwel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    1. 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    2. 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  2. b. Het bevoegd gezag kan eenmalig een omgevingsvergunning verlenen van het bepaalde onder a voor het vergroten van de inhoud van het bouwwerk als bedoeld in het bepaalde onder a met maximaal 10%.
  3. c. Het bepaalde onder a is niet van toepassing op bouwwerken, die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

13.2 Overgangsrecht gebruik

  1. a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  2. b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het bepaalde in sub a te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  3. c. Indien het gebruik, bedoeld in het bepaalde onder a, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  4. d. Het bepaalde onder a is niet van toepassing op het gebruik, dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 14 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan 'Buitengebied, Stenenkamerstraat 45 en 51, Herveld'.

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

Op het perceel Stenenkamerstraat 51 te Herveld, gemeente Overbetuwe, is een kassencomplex van een glastuinbouwbedrijf aanwezig. De initiatiefnemer wil de kassen slopen en op het nabijgelegen perceel Stenenkamerstraat 45 een nieuw woongebouw met twee woningen realiseren. De bestaande schuur nabij de kassen blijft gehandhaafd. Dit perceel zal voor grondgebonden agrarische activiteiten worden gebruikt.

Om het verzoek mogelijk te maken is een herziening van het bestemmingsplan noodzakelijk. Het gemeentelijk beleid biedt mogelijkheden om onder voorwaarden een nieuw woongebouw te realiseren na sloop van de kassen (ca. 5.600 m²). Uit ruimtelijk en milieu-hygiënisch oogpunt bestaan geen bezwaren tegen deze ontwikkelingen. Dit bestemmingsplan 'Buitengebied, Stenenkamerstraat 45 en 51, Herveld' voorziet in het planologisch-juridisch kader om de gewenste ontwikkelingen mogelijk te maken.

1.2 Ligging Plangebied

Het plangebied ligt in het buitengebied van de gemeente Overbetuwe, direct ten zuiden van de kern Herveld-Noord. Op afbeelding 1 is de ligging van het plangebied weergegeven. Het plangebied ligt aan de rand van het buitengebied en grenst aan de noordkant aan het recent ontwikkelde woongebied 't Hoge Veld. Aan de overige kanten wordt het plangebied omgeven door agrarische gronden en enkele woonpercelen aan de Stenenkamerstraat. Hier zijn onder meer boerderijen, boomgaarden en -kwekerijen, akkers en de watergang Herveldse Leigraaf aanwezig. Ten westen en zuiden van het plangebied zijn bebouwingslinten aan de Binnenstraat, Tielsestraat en Schoolstraat aanwezig. Deze vormen uitlopers van de kern Herveld-Andelst. Het plangebied ligt dan ook in een overgangsgebied tussen agrarische. In afbeelding 1 is de ligging van het plangebied zichtbaar.

afbeelding "i_NL.IMRO.1734.0199BUITstenenka45-VSG1_0001.png"
Afbeelding 1: ligging van het plangebied (bron: www.ruimtelijkeplannen.nl)


Het plangebied zelf betreft de agrarische percelen Stenenkamerstraat 45 en 51 te Herveld. Kadastraal is het plangebied bekend als gemeente Valburg, sectie H, nrs. 243, 976, 1005 (ged.) en 1288.

Het perceel Stenenkamerstraat 45 is momenteel onbebouwd en agrarisch in gebruik. Aan de zuidoostelijke en oostelijke perceelsgrenzen zijn watergangen aanwezig. Aan de zuidwestkant is een verharde ontsluiting op de Stenenkamerstraat aanwezig.

Het perceel Stenenkamerstraat 51 is momenteel in gebruik als glastuinbouwbedrijf. Op het perceel is een kassencomplex met een oppervlakte van ca. 5.600 m² aanwezig. Tevens is een schuur (ca. 300 m²) aanwezig ten zuiden van de kassen. De bebouwing is bereikbaar via een verharde oprit vanaf de Stenenkamerstraat. Op het perceel is geen bedrijfswoning aanwezig. De omliggende gronden zijn agrarisch in gebruik (weiland en tuinbouw). Op de achterste perceelsgrens is een A-watergang aanwezig.

afbeelding "i_NL.IMRO.1734.0199BUITstenenka45-VSG1_0002.png"
Afbeelding 2: Luchtfoto bestaande situatie plangebied met boven het perceel Stenenkamerstraat 45 en onder het perceel nr. 51 (bron: www.ruimtelijkeplannen.nl)

1.3 Vigerend Bestemmingsplan

In het plangebied geldt het bestemmingsplan 'Buitengebied Overbetuwe', vastgesteld op 5 maart 2013. Beide percelen in het plangebied hebben de bestemming 'Agrarisch met waarden'.

Ter plaatse van het perceel Stenenkamerstraat 45 is geen bouwvlak opgenomen; op nr. 51 wel. Dit bouwvlak is ruimer opgenomen dan de feitelijk aanwezige bebouwing, met name aan de zuidkant. Het bouwvlak is voorzien van de aanduidingen 'glastuinbouw' en 'bedrijfswoning uitgesloten'. In het plangebied gelden verder de volgende aanduidingen en dubbelbestemmingen:

  • specifieke vorm van agrarisch met waarden - kleinschaligheid (gehele plangebied);
  • Waarde - Archeologische verwachting 2 (gehele plangebied);
  • vrijwaringszone - molenbiotoop De Vink (perceel nr. 51 geheel, perceel nr. 45 het zuidelijk deel).

In afbeelding 3 is een uitsnede uit de verbeelding van het vigerende bestemmingsplan opgenomen, met rood oplichtend het bouwvlak.

afbeelding "i_NL.IMRO.1734.0199BUITstenenka45-VSG1_0003.png"
Afbeelding 3: Uitsnede vigerend bestemmingsplan 'Buitengebied Overbetuwe' (bron: www.ruimtelijkeplannen.nl)


Op basis van het vigerende bestemmingsplan is de realisatie van een woongebouw op het perceel Stenenkamerstraat 45 ruimtelijk en functioneel niet mogelijk. Immers is sprake van een agrarische bestemming en ontbreekt op de locatie een bouwvlak.

Een herziening van het bestemmingsplan is dan ook noodzakelijk.

1.4 Leeswijzer

Allereerst wordt in hoofdstuk 2 ingegaan op het beleid dat van toepassing is op de ontwikkelingen in het plangebied. Daarna worden in hoofdstuk 3 de milieu- en omgevingsaspecten beschreven die van toepassing zijn. Het daarop volgende hoofdstuk bevat de planbeschrijving (huidige en toekomstige situatie alsmede verkeer en parkeren). Hoofdstuk 5 bevat de juridische vertaling van de gewenste ontwikkeling. Daaropvolgend wordt de financiële en economische haalbaarheid van het plan toegelicht. Afgesloten wordt met het hoofdstuk over de te volgen procedure (hoofdstuk 7).

Hoofdstuk 2 Beleidskader

2.1 Rijksbeleid

Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR)
In de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte staan de plannen van de Rijksoverheid voor ruimte en mobiliteit. Het Rijk streeft naar een concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig Nederland. Om dit te kunnen bewerkstelligen laat het Rijk de ruimtelijke ordening meer over aan de decentrale overheden (provincie en gemeenten) en komt de gebruiker centraal te staan. Het Rijk kiest voor een selectievere inzet van rijksbeleid op slechts 13 nationale belangen. Voor die belangen is het Rijk verantwoordelijk en wil het resultaten boeken. Buiten deze 13 belangen hebben decentrale overheden beleidsvrijheid. Tevens werkt het Rijk aan een eenvoudigere regelgeving. Hierdoor neemt de bestuurlijke drukte af en ontstaat er ruimte voor regionaal maatwerk.

Conclusie
Dit bestemmingsplan maakt de bouw van een nieuw woongebouw met 2 woningen op een onbebouwd agrarisch perceel mogelijk. Anderzijds wordt 5.600 m² aan kassen geamoveerd. Deze ontwikkeling speelt zich, gezien de aard en omvang van de ontwikkeling af op lokaal niveau en heeft geen relatie met het ruimtelijke ordeningsbeleid op nationaal niveau. Er zijn geen nationale belangen in het geding. Geconstateerd wordt dat het initiatief niet conflicteert met het nationaal ruimtelijk ordeningsbeleid.

Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) (2011)
Het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) geeft richtlijnen voor de inhoud van bestemmingsplannen voor zover het gaat om ruimtelijke ontwikkelingen van nationaal belang.

De normering uit het Barro werkt zoveel mogelijk direct door op het niveau van de lokale besluitvorming. Bij besluitvorming over bestemmingsplannen moeten de regels worden gerespecteerd.

Conclusie
Dit bestemmingsplan maakt de bouw van een nieuw woongebouw met 2 woningen op een onbebouwd agrarisch perceel mogelijk. Anderzijds wordt 5.600 m² aan kassen geamoveerd. Geconstateerd wordt dat het initiatief niet conflicteert met het nationaal ruimtelijk ordeningsbeleid. Gezien de aard en omvang van deze ontwikkeling, kan worden geconstateerd dat er geen nationale belangen in het geding zijn. Het Barro heeft dan ook geen doorwerking naar dit bestemmingsplan.

Ladder voor duurzame verstedelijking
Per 1 oktober 2012 is in artikel 3.1.6 Bro een lid 2 ingevoegd waarin een motiveringsplicht is opgenomen voor nieuwe stedelijke ontwikkelingen in bestemmingsplannen. In de toelichting van het bestemmingsplan moet, voor zover nieuwe stedelijke ontwikkelingen plaatsvinden, een verantwoording opgenomen worden aan de hand van een drietal opeenvolgende treden (de 'ladder voor duurzame verstedelijking'). De eerste trede in deze ladder is een beschrijving dat de voorgenomen stedelijke ontwikkeling voorziet in een actuele regionale behoefte. Hierbij kan het gaan om zowel kwantitatieve als kwalitatieve aspecten. De beide vervolgstappen uit de genoemde ladder hebben betrekking op vraag of de ontwikkeling in bestaand stedelijk gebied ingepast kan worden en als dat niet mogelijk is op andere locaties, die vooral goed ontsloten moeten zijn.

Op dit moment is het Rijk bezig met een wijziging van de regeling van de ladder voor duurzame verstedelijking. Naar verwachting zal deze in de loop van 2017 in werking treden. De belangrijkste wijzigingen zijn gelegen in het vervallen van de begrippen 'actuele' en 'regionale' bij de behoeftebepaling, het vervallen van trede 3 (bereikbaarheid) en de mogelijkheid om de laddertoets 'door te schuiven' naar een uitwerkings- of wijzigingsplan. In de onderstaande beoordeling wordt uitgegaan van deze actualisatie van de ladder voor duurzame verstedelijking.

Conclusie
Dit bestemmingsplan maakt planologisch-juridisch twee nieuwe woningen mogelijk. In de huidige situatie is er één agrarische bedrijfswoning aanwezig. Hiermee wordt niet voorzien in een stedelijke ontwikkeling als bedoeld in artikel 3.1.6, tweede lid, van het Bro (zie onder meer ABRvS 14 januari 2014, ECLI:NL:RVS:2014:156). Bovendien wordt een aanzienlijke hoeveelheid agrarische bebouwing (ca. 5.600 m² kassen) gesloopt en wordt het bouwvlak in verregaande mate verkleind. Het totale feitelijke en planologische ruimtebeslag neemt dan ook af.

Gezien het voorgaande voorziet het bestemmingsplan niet in een stedelijke ontwikkeling en is de ladder voor duurzame verstedelijking niet van toepassing.

2.2 Provinciaal En Regionaal Beleid

Omgevingsvisie Gelderland
Provinciale Staten van Gelderland hebben de Omgevingsvisie Gelderland op 9 juli 2014 vastgesteld. Nadien zijn nog enkele actualisatieplannen vastgesteld, waarvan de meest recente op 1 maart 2017 is vastgesteld. De provincie kiest er in de Omgevingsvisie voor om vanuit twee hoofddoelen bij te dragen aan gemeenschappelijke maatschappelijke opgaven. Deze zijn:

  • een duurzame economische structuur(versterking);
  • het borgen van de kwaliteit en veiligheid van onze leefomgeving.


Deze twee hoofddoelen benadrukken de rol en kerntaken van de provincie als middenbestuur. Zij beïnvloeden elkaar. Economische structuurversterking vraagt om een aantrekkelijk vestigingsklimaat. Dat is een goede bereikbaarheid en voldoende vestigingsmogelijkheden. Het betekent ook een aantrekkelijke woon- en leefomgeving met de unieke kwaliteiten van natuur, water en landschap in Gelderland.

De provinciale hoofddoelen zijn uitgewerkt en vertaald in provinciale ambities, die moeten resulteren in een divers, dynamisch en mooi Gelderland.

Conclusie
De Omgevingsvisie is concreet uitgewerkt in de hierna beschreven Omgevingsverordening Gelderland. Deze bevat concrete regels, waaraan het voorliggende initiatief moet worden getoetst. De provincie is wat betreft dit aspect normerend middels de Omgevingsverordening.

Omgevingsverordening Gelderland
Provinciale Staten hebben de Omgevingsverordening Gelderland vastgesteld op 24 september 2014. De meest recente actualisatie van de Verordening dateert van 1 maart 2017.

De regels in de verordening hebben betrekking op het hele provinciale grondgebied, delen of gebiedsgerichte thema's. Gemeenten moeten binnen een bepaalde termijn hun bestemmingsplan afstemmen op de in de verordening opgenomen regels. De regels in de verordening zijn gebaseerd op de provinciale omgevingsvisie en hebben de status van algemeen verbindende voorschriften.

Het plangebied is geheel of gedeeltelijk gelegen binnen de volgende aanduidingen:

  • tijdelijk verbod nieuwvestiging, uitbreiding en hervestiging glastuinbouw;
  • intrekgebied;
  • molenbiotopen.

Beoordeling
Dit bestemmingsplan maakt de bouw van een nieuw woongebouw met 2 woningen op een onbebouwd agrarisch perceel mogelijk. Alle bestaande kassen en een bestaande schuur worden daarbij gesloopt (ca. 5.600 m²). De bovengenoemde aanduidingen met betrekking tot glastuinbouw en intrekgebieden vormen voor deze ontwikkeling geen belemmering. Het saneren van een glastuinbouwbedrijf past in het glastuinbouwbeleid van de Omgevingsverordening. Ook zijn er geen negatieve effecten op het intrekgebied vanwege de ontwikkeling; immers wordt geen winning van fossiele energie mogelijk gemaakt. Het plangebied ligt aan de rand van de molenbiotoop De Vink. Deze heeft een straal van 400 meter rondom de molen. De molenbiotoop is in het vigerende bestemmingsplan 'Buitengebied Overbetuwe' vertaald en wordt in het voorliggende bestemmingsplan eveneens opgenomen. De maximale bouwhoogte van het nieuwe woongebouw (10 meter) overschrijdt de maximaal toegestane hoogte binnen de molenbiotoop niet.

Thema 'wonen'
Vanwege de aard van de ontwikkeling, is tevens het thema 'wonen' van belang. Nieuwe woonlocaties zijn uitsluitend toegestaan wanneer dit in het vigerende door Gedeputeerde Staten vastgestelde Kwalitatief/Kwantitatieve Woonprogramma past. De gemeente Overbetuwe heeft haar woningbouwprogramma, zowel kwalitatief als kwantitatief, vastgesteld in de Woonagenda Overbetuwe 2020. Zie daarover nader paragraaf 2.3. Er wordt maatwerk binnen het woningaanbod geleverd, een belangrijk speerpunt in beide woningbouwprogramma's.

Dit bestemmingsplan voorziet in het toevoegen twee woningen. Deze woningen passen binnen het vastgestelde woningbouwprogramma. Het plangebied is, als overgangsgebied tussen de bebouwde kom en het buitengebied, een geschikte woningbouwlocatie. Door de ligging in een landelijk woonmilieu, maar direct grenzend aan de bebouwde kom van Herveld-Andelst, is het plangebied een aantrekkelijke woonlocatie. De ontwikkeling past in het Kwalitatief/Kwantitatieve Woonprogramma.

Conclusie
Het bestemmingsplan is in overeenstemming met de Omgevingsverordening Gelderland.

2.3 Gemeentelijk Beleid

Toekomstvisie 2020+ Overbetuwe verbindt..
Op 8 september 2009 heeft de gemeenteraad van de gemeente Overbetuwe de 'Toekomstvisie 2020, Overbetuwe verbindt..' vastgesteld. De Toekomstvisie+ van Overbetuwe is het kader voor de ontwikkeling van de gemeente Overbetuwe tot 2020. De visie geeft een richting voor de ruimtelijke, maatschappelijke en economische ontwikkeling. De geschetste identiteit kan bijdragen aan het behouden en aantrekken van inwoners en bedrijven. De visie kan mensen inspireren en motiveren die werken aan stedenbouw, sport, ondernemerschap, onderwijs, openbare ruimte, welzijnswerk en dergelijke. De visie is tenslotte ook een duidelijke positionering naar andere gemeenten en partners; het geeft Overbetuwe een eigen gezicht in de regio. De Toekomstvisie+ omvat het gehele gemeentelijke beleidsterrein. Voor wat betreft de ruimtelijke onderdelen is de Toekomstvisie+ te zien als structuurvisie in de zin van artikel 2.1 van de Wro voor het grondgebied van de gemeente Overbetuwe. In de toekomstvisie zijn de aspecten leefomgeving, vergrijzing, economische gesteldheid (werk en werkgelegenheid) en duurzaamheid opgenomen om een gewenste identiteit uiteen te zetten.

Beoordeling en conclusie
Een belangrijke opgave is het behoud en de versterking van de eigenheid en kenmerken van het landschap (opgave 1). Het plangebied ligt in het stroomruggen- en oeverwallenlandschap aan de rand van een gebied dat is aangewezen als cultuurhistorisch waardevol landschap. Het stroomruggen- en oeverwallenlandschap is verdicht en kleinschalig, met een afwisselend landgebruik in onregelmatige blokverkaveling. Kenmerkend is verder de veelheid aan landelijke wegen met clusters aan vrijstaande woningen en (voormalige) boerderijen. De oeverwallen zijn in de afgelopen 60 jaar grootschaliger en opener geworden. De kwaliteit van het karakteristieke landschap wordt hierdoor bedreigd. Belangrijk is dat de kleinschaligheid van het landschap behouden blijft. Ook de contrasten tussen de open agrarische landschappen en de verdichte bebouwingsclusters zoals buurtschappen, dienen behouden te blijven of te worden versterkt.

In dit bestemmingsplan wordt een agrarisch bouwperceel met een bouwvlak van forse omvang verkleind. Er wordt ca. 5.600 m2 aan kassen gesloopt. Op een nabijgelegen perceel wordt een woongebouw met maximaal 2 woningen gerealiseerd. De hoeveelheid bebouwing in het plangebied neemt per saldo in aanzienlijke mate af en de nieuwe bebouwing wordt meer in de richting van de bebouwde kom en de Stenenkamerstraat gebouwd. Hierdoor ontstaat een duidelijker zichtbaar contrast tussen het cultuurhistorisch waardevolle gebied ten zuidoosten van Herveld enerzijds en de kern Herveld en het bebouwingslint aan de Stenenkamerstraat anderzijds. Het huidige kassencomplex in het plangebied vormt een dissonant in de overgang tussen deze gebieden. Het verwijderen van deze opstallen is uit landschappelijk oogpunt dan ook een aanzienlijke verbetering.

Er ontstaan met de voorgenomen wijzigingen op beide percelen in het plangebied kleinschalige percelen, die bijdragen aan het gewenste karakter van het stroomruggenlandschap. Het cultuurhistorisch waardevolle gebied wordt hiermee versterkt. Het woonperceel Stenenkamerstraat 45 wordt tevens landschappelijk ingepast (zie nader paragraaf 4.2). Daarbij worden kleinschalige landschapelementen zoals een houtsingel, solitaire bomen en kleine boomgroepen aangebracht. Het achterliggende agrarische perceel blijft open van karakter. Aan de zuidkant van het perceel wordt een doorzicht richting het agrarisch landschap gewaarborgd. De ontwikkeling draagt bij aan het behoud en de ontwikkeling van het karakteristieke kleinschalige landschap.

Gezien het voorgaande draagt het plan bij aan één van de centrale opgaven van de Toekomstvisie+ en is het dan ook in overeenstemming met deze visie.

Beleidsregel 'Functiewijziging en nieuwvestiging in het buitengebied'
De beleidsregel 'Functiewijziging en nieuwvestiging in het buitengebied' uit 2008 bestaat uit regels, een toelichting en een gebiedstypenkaart. De beleidsregel bevat het toetsingskader voor concrete verzoeken om functiewijzigingen in het buitengebied.

Beoordeling
Dit bestemmingsplan voorziet in een functiewijziging in het buitengebied: op een onbebouwd agrarisch perceel wordt een woonperceel met een woongebouw voor maximaal 2 woningen mogelijk gemaakt. Het plangebied ligt aan de rand van een agrarisch gebied met waarden. Artikel 6 van de beleidsregel bevat regels voor dit gebiedstype.

De beleidsregel biedt mogelijkheden om een functiewijziging naar wonen in agrarische gebieden toe te staan. Uitgangspunt is een reductie van bebouwing met tenminste 50%. Voor functiewijzigingen bij glastuinbouw zijn afzonderlijke regels opgenomen. In dit geval wordt ca. 5.600 m² aan kassen gesloopt. Bij sloop van 2.500-8.000 m² aan glasopstanden, mag één vrijstaande woning worden gebouwd (maximaal 600 m³), of een woongebouw met maximaal twee woningen van elk maximaal 600 m³. In dit bestemmingsplan wordt één woongebouw met maximaal 2 woningen toegestaan; per woning geldt een maximum inhoud van 600 m³. Heirmee wordt voldaan aan de beleidsregel.

De in de beleidsregel opgenomen maatvoeringseisen voor de woning en bijgebouwen, zijn in het onderhavige bestemmingsplan doorvertaald. Een andere voorwaarde is dat de woningen een gezamenlijke ontsluiting krijgen. Het inrichtingsplan voorziet hierin.

Wanneer alle glasopstanden worden gesloopt, zoals hier het geval is, mag 100% van de bedrijfsgebouwen (ondersteunende gebouwen) van functie veranderen naar wonen of werken. Dit is hier niet aan de orde. De schuur blijft behouden, maar blijft agrarisch in gebruik (grondgebonden), ten behoeve van het beheer van de omliggende agrarische gronden.

Conclusie
Dit bestemmingsplan past in de met de beleidsregel 'Functiewijziging en nieuwvestiging in het buitengebied' beoogde doelstellingen. Aan de voorwaarden om medewerking te verlenen aan de realisatie van een nieuw woongebouw met maximaal 2 wooneenheden wordt voldaan.

Landschapsontwikkelingsplan Overbetuwe (LOP)
In het Landschapsontwikkelingsplan (LOP) uit 2009 zijn de (algemene) doelstellingen en gebiedsspecifieke opgaven voor Overbetuwe geformuleerd. De hoofddoelstelling betreft het ontwikkelen van een sterke samenhangende landschappelijke structuur met een eigen Betuwse identiteit, die tegenwicht biedt aan de verstedelijking en waarbij belangrijke landschappelijke waarden duurzaam in stand worden gehouden. Per deelgebied zijn daarnaast gebiedsspecifieke opgaven opgenomen.

Beoordeling
Het plangebied ligt in deelgebied 4b: de Oeverwal Herveld-Andelst. In dit deelgebied wordt ingezet op onder meer:

  • behoud en versterking van de waardevolle gradiënten door stimulering van erfbeplanting. In de zone waartoe het plangebied behoort, wordt tevens ingezet op behoud van de ruimtelijke afwisseling en versterking van de kleinschaligheid van de lagere oeverwallen. Het plangebied ligt op een lagere stroomrug in het stroomruggenlandschap. Deze versterking kan plaatsvinden door stimulering van kleinschalige woningbouw en bedrijvigheid.
  • voorkomen dat Herveld Noord wordt verbonden met de N836.
  • versterken van het contrast tussen openheid en kleinschaligheid.
  • zichtlijnen tussen oever en kom behouden.
  • herkenbaar maken van cultuurhistorie door onder meer stimulering van aanplant van fruitbomen.
  • verhogen ecologische waarden.
  • verbeteren overgang tussen kern en platteland. Een geleidelijke overgang is het uitgangspunt. Kleinschalige ontwikkelingen en versterking van bestaande groenstructuren kunnen hieraan bijdragen.

Dit bestemmingsplan voorziet in de ontwikkeling van een kleinschalig woonperceel met één woongebouw op een agrarisch perceel, grenzend aan de kom Herveld Noord. Op het nabijgelegen perceel Stenenkamerstraat 51 wordt het bestaande agrarisch bouwperceel met kassen vrijwel geheel gesaneerd, met uitzondering van een bestaande schuur. Dit perceel zal na de wijziging uitsluitend voor grondgebonden agrarische activiteiten worden gebruikt.

Met de ontwikkeling van een kleinschalig woonperceel en het verwijderen van 5.600 m² kassen, die in het landschap detoneren, wordt bijgedragen aan versterking van de kleinschaligheid in de zone aan de Stenenkamerstraat. Het achterliggende agrarische gebied daarentegen wordt opener en grootschaliger door het verwijderen van de kassen. De toekomstige invulling zorgt ook voor een geleidelijker overgang tussen de kern Herveld Noord en het cultuurhistorisch waardevolle agrarisch gebied. Op beide percelen wordt een open zone behouden, waardoor enerzijds zicht ontstaat c.q. behouden blijft vanaf de Stenenkamerstraat richting het agrarisch gebied en anderzijds wordt voorkomen dat de zone ten oosten van de Stenenkamerstraat wordt dichtgebouwd. Hiermee draagt de ontwikkeling bij aan meerdere doelstellingen voor het gebied.

Een voorwaarde om medewerking te kunnen verlenen aan de gewenste ontwikkeling, is dat een goede landschappelijke inpassing op basis van een inrichtingsplan, dat past in het LOP, plaatsvindt. Hiermee is bij de nadere uitwerking van het voornemen rekening gehouden. Er is een inrichtingsplan opgesteld, waarin onder meer rekening is gehouden met de hiervoor beschreven kenmerken en doelstellingen zoals beschreven in het LOP (zie Bijlage 1). Het inrichtingsplan voorziet onder meer in enkele houtsingels, die de kleinschaligheid van het perceel versterken en ook de overgang naar het agrarisch gebied verbeteren. Ook wordt aan de voorzijde van het perceel een kleine hoogstamfruitboomgaard gerealiseerd. De beoogde erfinrichting past dan ook in de gewenste landschapsontwikkelingsrichting voor het gebied.

Ten slotte wordt compensatie in de vorm van natuurontwikkeling gerealiseerd door de Herveldse Leigraaf, die aan de oostelijke perceelsgrenzen ligt, van een natuurvriendelijke oever te voorzien (plasdras-oever met diepe berm). De watergang wordt, inclusief onderhoudsstrook van 4 meter, overgedragen aan het Waterschap.

afbeelding "i_NL.IMRO.1734.0199BUITstenenka45-VSG1_0004.png"
Afbeelding 3: landschappelijke inrichting perceel Stenenkamerstraat 45 op basis van het LOP

Conclusie
Na realisatie van de beoogde ontwikkeling, inclusief landschappelijke inpassing en natuurontwikkeling, ontstaat een nieuw ensemble van bebouwing, erf en groen, dat passend is in de omgeving en bijdraagt aan meerdere doelstellingen van het LOP. Door de ontwikkeling wordt het contrast tussen de (uitlopers van) de kern Herveld en het cultuurhistorisch waardevolle agrarisch gebied versterkt en ontstaat een natuurlijker overgang tussen deze kern en het agrarisch gebied.

Woonagenda Overbetuwe 2020
In de Woonagenda 2020 verwoordt de gemeente Overbetuwe haar doelen en ambities op het gebied van wonen. Als basis voor deze woonagenda is een opgavennotitie opgesteld. Deze woningmarktanalyse geeft zicht op huidige en toekomstige kansen en knelpunten en is het startpunt voor de uitwerking van de woonagenda. De woonagenda bevat geen gedetailleerd uitvoeringsprogramma, maar de koers waarbinnen de komende jaren plannen voor kernen en locaties kunnen worden uitgewerkt. De ontwikkelingen die de komende jaren afkomen op de gemeente (vergrijzing, gezinsverdunning) vragen om meer variatie in het woonaanbod. Over het algemeen zijn inwoners tevreden over hun woonsituatie. Niet voor iedereen is het echter even makkelijk om een woning naar wens te vinden. De gemeente wil over voldoende woningen met de juiste kwaliteit beschikken om huishoudens de gewenste stappen in hun wooncarrière te laten maken. Dat wil zeggen voor iedere stap in de levensloop een geschikt woonalternatief.

Accentpunten zijn:

  • Aandacht voor urgente huisvestingsnood: inzetten op geschikte woningen voor bijzondere doelgroepen;
  • Betaalbaarheid en beschikbaarheid: meer betaalbare huurwoningen beschikbaar;
  • Wijs omgaan met de bestaande woningvoorraad: inzetten op verduurzaming;
  • Een levensloopvriendelijke gemeente: langer thuis wonen en er op uit;
  • Een gezonde woningmarkt in balans: prioriteren én versnellen van onze woningbouwplannen.

Het aantal huishoudens binnen de gemeente neemt in de periode 2015-2040 naar verwachting toe met ca. 2.250. Tot 2025 is een uitbreiding van de woningvoorraad met 1.400 woningen nodig voor het oplossen van bestaande tekorten en het opvangen van de autonome huishoudengroei.

Variatie in het woonaanbod is bij realisatie van nieuwbouw een speerpunt. De grootste vraag bestaat naar woningen voor starters en ouderen. Een ander uitgangspunt is dat nieuwe woningen zoveel mogelijk levensloopbestendig worden gebouwd. De gemeente legt het accent op het bestaande bebouwde gebied: kwaliteitsverbetering van de woningvoorraad en mogelijkheden voor inbreiding en intensivering, bijvoorbeeld door functieverandering. Daarnaast blijft nieuwbouw nodig om in te spelen op de ambities. Doel van de nieuwbouw is, naast het in de pas lopen met die groei van het aantal huishoudens, meer variatie in het woonaanbod te realiseren en beter aan te sluiten op de kwalitatieve behoefte.

Beoordeling
Het gemeentelijk beleid volgens de Woonagenda 2020, is gericht op kwaliteitsverbetering van de bestaande woningvoorraad en op mogelijkheden voor inbreiding en intensivering. Dit bestemmingsplan maakt een nieuw woongebouw met maximaal 2 wooneenheden aan de rand van het buitengebied mogelijk. Er worden dus twee woningen aan de woningvoorraad toegevoegd. Hoewel de locatie niet in bestaand stedelijk gebied is gelegen, betreft het een geschikte locatie om te wonen gezien de rustige landelijke woonomgeving. Het woonperceel grenst bovendien direct aan het bestaand stedelijk gebied. Ook is het plangebied goed bereikbaar. Met de beoogde ontwikkeling wordt de totale bebouwingscontour aanmerkelijk verkleind en de totale hoeveelheid aan toegestane bebouwing vermindert eveneens aanzienlijk door de sloop van ca. 5.600 m2 aan glasopstanden. Daarmee past de ontwikkeling binnen de overige beleidskaders voor ruimtelijke ontwikkelingen in het buitengebied, zoals in bovenstaande subparagrafen al is toegelicht. Realisatie van het woongebouw op het perceel Stenenkamerstraat 45 past in kwalitatief opzicht dan ook in de beleidslijn van de Woonagenda en overige gemeentelijk beleid.

In de Woonagenda heeft de gemeente haar woningbouwprogramma niet alleen kwalitatief, maar ook kwantitatief vastgelegd voor de periode tot en met 2020. Dit programma vormt een uitwerking van het door Gedeputeerde Staten van Gelderland vastgesteld Kwalitatief Woonprogramma en de door Gedeputeerde Staten vastgestelde kwantitatieve opgave voor wonen in de regio. Op regionaal niveau zijn afspraken gemaakt met betrekking tot het toevoegen van woningen per gemeente. Overbetuwe heeft een rol in het opvangen van de regionale woningbehoefte door de toenemende druk vanuit het stedelijk gebied van Arnhem en Nijmegen. Uit de woningbouwopgave, die in hoofdstuk 8 van de Woonagenda is vastgelegd, blijkt dat er tot 2020 nog ruimte is om ca. 1.000 woningen te realiseren. Het toevoegen van twee woningen aan de woningvoorraad past binnen de woningbouwopgave.

Conclusie
De ontwikkeling is in kwalitatieve en kwantitatieve zin in overeenstemming met de gemeentelijke Woonagenda.

Hoofdstuk 3 Milieu- En Omgevingsaspecten

3.1 Vormvrije M.e.r.-beoordeling

Per 1 april 2011 is het Besluit m.e.r. gewijzigd. De belangrijkste aanleidingen hiervoor zijn de modernisering van de m.e.r. wetgeving in 2010 en de uitspraak van het Europese Hof van 15 oktober 2009. Uit deze uitspraak volgt dat de omvang van een project niet het enige criterium mag zijn om wel of geen m.e.r.(-beoordeling) uit te voeren. Ook als een project onder de drempelwaarde uit lijst D zit, kan een project belangrijke nadelige gevolgen hebben, als het bijvoorbeeld in of nabij een gevoelig natuurgebied ligt. Gemeenten en provincies moeten daarom vanaf 1 april 2011 ook bij kleine bouwprojecten zoals het onderhavige beoordelen of een m.e.r.-beoordeling nodig is.

Sinds 16 mei 2017 is Implementatiewet 'herziening m.e.r. richtlijn' in werking getreden (het gewijzigde Besluit m.e.r. overigens nog niet). De richtlijn wijzigt de procedure en inhoud van het MER en de m.e.r.-beoordeling, maar ook de vormvrije m.e.r.-beoordeling. Dit heeft gevolgen voor de inhoud en procedure van bestemmingsplannen. Voor activiteiten die zijn opgenomen in onderdeel D van de Bijlage bij het Besluit m.e.r. en waarvan de omvang beneden de in kolom 2 genoemde drempel ligt, geldt een vormvrije m.e.r.-beoordeling. De procedure voor de vormvrije m.e.r.-beoordeling wordt gelijk aan een reguliere m.e.r.-beoordeling.

Uit jurisprudentie blijkt dat er geen sprake is van een m.e.r.-beoordelingsplicht indien de raad op grond van de selectiecriteria als bedoeld in bijlage III bij de EEG-richtlijn milieu-effectbeoordeling heeft uitgesloten dat de met het plan mogelijk gemaakte nieuwe ontwikkeling, te weten een appartementencomplex met maximaal zeventien woningen in een stedelijke omgeving, belangrijke nadelige gevolgen kan hebben voor het milieu (ECLI:NL:RVS:2012:BY6782 (14 woningen) en ECLI:NL:RVS:2013:BZ1678 (17 woningen)).

Beoordeling
Om te bepalen of een m.e.r.-beoordeling noodzakelijk is, dient bepaald te worden (1) of de ontwikkeling de drempelwaarden uit lijst D van het Besluit m.e.r. overschrijdt, (2) of de ontwikkeling in een gevoelig gebied ligt en (3) of er belangrijke milieugevolgen zijn.

  1. 1. Dit bestemmingsplan maakt enerzijds de bouw van een woongebouw met maximaal 2 wooneenheden mogelijk. Anderzijds wordt een agrarisch bouwvlak verkleind, wordt 5.600 m² kassen gesloopt en een glastuinbouwbedrijf wegbestemd. Er is met deze ontwikkelingen geen sprake van een overschrijding van de drempelwaarden uit lijst D van het Besluit m.e.r.. De ontwikkeling kan ook niet als een stedelijk ontwikkelingsproject worden beschouwd.
  2. 2. In onderdeel A van de bijlage bij het Besluit m.e.r is bepaald wat wordt verstaan onder een gevoelig gebied. Als gevoelig gebied zijn gebieden aangewezen die beschermd worden op basis van de natuurwaarden, landschappelijke waarden, cultuurhistorische waarden en waterwingebieden. Uit paragraaf 3.10 (Flora en Fauna) van de toelichting volgt dat het plangebied niet ligt in een gebied dat beschermd wordt op basis van de natuurwaarden. Daarnaast is er geen sprake van externe werking op het Natuurnetwerk Nederland, een Vogel- of Habitatrichtlijngebied of overig beschermd natuurgebied. Het plangebied behoort niet tot een waterwinlocatie, waterwingebied of grondwaterbeschermingsgebied. Ook behoort het plangebied niet tot een gebied waarbinnen een Rijksmonument ligt of tot een Belvédèregebied.
    Het plangebied behoort dan ook niet tot een gevoelig gebied.
  3. 3. In de overige paragrafen van dit hoofdstuk zijn de verschillende relevante milieueffecten beschouwd. Hieruit blijkt dat er door de ontwikkelingen die dit bestemmingsplan mogelijk maakt, geen sprake zal zijn van nadelige milieugevolgen, zowel afzonderlijk als gezamenlijk bezien. Voor de onderbouwing per onderdeel wordt verwezen naar de afzonderlijke paragrafen.


Conclusie
Zoals in bovenstaande opsomming blijkt, is het gezien de aard van de ontwikkeling en de ligging van het plangebied niet noodzakelijk om een m.e.r.(-beoordeling) uit te voeren. Er is geen sprake van een overschrijding van de drempelwaarden of van een stedelijke ontwikkeling en zijn er geen belangrijke nadelige milieugevolgen. Het plangebied behoort ook niet tot een gevoelig gebied.

3.2 Geluid

In de Wet geluidhinder (Wgh) is vastgelegd dat, indien in het plangebied geluidgevoelige functies (zoals woningen) zijn voorzien binnen de invloedssfeer van (rail- en weg)verkeerslawaai, akoestisch onderzoek uitgevoerd dient te worden. Alle wegen hebben geluidzones, met uitzondering van:

  • wegen die in een als 'woonerf' aangeduid gebied liggen;
  • wegen waarvoor een maximumsnelheid van 30 km/uur geldt.

Naast de Wgh is het gemeentelijk geluidbeleid, dat in 2009 is vastgesteld van belang. Voor het buitengebied is de ambitieklasse 43 dB (rustig) en de bovengrens 53 dB (onrustig).

Beoordeling
Voor het plangebied is uitsluitend het wegverkeerslawaai relevant. Spoorwegen bevinden zich op grote afstand van het plangebied. Ook zijn er geen geluidgezoneerde bedrijven(terreinen) in de omgeving aanwezig. Op grond van de Wgh geldt een voorkeursgrenswaarde voor de geluidbelasting op de gevels vanwege het wegverkeer van 48 dB (artikel 82 lid 1). Indien de geluidbelasting hoger is, dient een nadere afweging plaats te vinden en kan een ontheffing voor een hogere geluidbelasting worden verleend (artikel 82 lid 2). De maximale ontheffingswaarde voor nieuwbouw buiten de bebouwde kom bedraagt 53 dB.

Dit bestemmingsplan voorziet in het realiseren van twee woningen in één woongebouw buiten de bebouwde kom. Daarmee worden nieuwe geluidsgevoelige objecten mogelijk gemaakt. Het woongebouw ligt binnen de geluidzone van de Stenenkamerstraat. Daarom is een akoestisch onderzoek (Bijlage 1) uitgevoerd.

Uit het onderzoek blijkt dat de geluidbelasting vanwege de Stenenkamerstraat op de gevels van het gebouw maximaal 48 dB bedraagt. Hiermee wordt voldaan aan de voorkeursgrenswaarde van de Wgh en de bovengrens qua geluidbelasting volgens het gemeentelijk beleid. De ambitieklasse wordt daarentegen overschreden. Het treffen van bron- of overdrachtsmaatregelen om de geluidbelasting te verminderen is financieel en landschappelijk niet doelmatig c.q. acceptabel. Deze maatregelen kunnen redelijkerwijs niet worden getroffen. Het treffen van gevelmaatregelen om aan de maximale toegestane binnenwaarde volgens het Bouwbesluit (33 dB) te voldoen, is gezien de optredende geluidbelastingen niet nodig.

Conclusie
Vanuit akoestisch oogpunt zijn er geen belemmeringen voor de voorgenomen ontwikkeling van een woongebouw met twee woningen aanwezig. In de woningen is een aanvaardbaar akoestisch klimaat voldoende gegarandeerd.

3.3 Luchtkwaliteit

Sinds 15 november 2007 staan de hoofdlijnen voor regelgeving rondom luchtkwaliteitseisen beschreven in de Wet milieubeheer (hoofdstuk 5 Wm). Hiermee is het Besluit luchtkwaliteit 2005 vervallen. Bij de start van nieuwe bouwprojecten moet onderzocht worden of het effect van een nieuw initiatief relevant is voor de luchtkwaliteit. Er is geen relevantie als aannemelijk kan worden gemaakt, dat de luchtkwaliteit "niet in betekenende mate" aangetast wordt. Daartoe is een algemene maatregel van bestuur 'Niet in betekenende mate' (Besluit NIBM) en een ministeriële regeling NIBM (Regeling NIBM) vastgesteld waarin de uitvoeringsregels vastgelegd zijn die betrekking hebben op het begrip NIBM.

In de Regeling NIBM is een lijst met categorieën van gevallen (inrichtingen, kantoren woningbouwlocaties) opgenomen die niet in betekende mate bijdragen aan de luchtverontreiniging. Deze gevallen kunnen zonder toetsing aan de grenswaarden voor het aspect luchtkwaliteit uitgevoerd worden. Ook als het bevoegd gezag op een andere wijze, bijvoorbeeld door berekeningen, aannemelijk kan maken dat het geplande project NIBM bijdraagt, kan toetsing van de luchtkwaliteit achterwege blijven.

Beoordeling en conclusie
De voorgenomen ontwikkeling betreft enerzijds de realisatie van een woongebouw met maximaal 2 wooneenheden en anderzijds het wijzigen van een glastuinbouwbedrijf naar grondgebonden agrarische activiteiten. Het toevoegen van twee woningen valt onder de in de regeling NIBM opgenomen lijst met categorieën van gevallen. De luchtkwaliteit wordt daarom niet in betekenende mate aangetast met de voorgestane ontwikkeling en een luchtkwaliteitonderzoek is niet noodzakelijk. Het aspect luchtkwaliteit vormt dan ook geen belemmering voor de voorgenomen ontwikkeling.

3.4 Bedrijven En Milieuzonering

Bij functiewijzigingen dient rekening gehouden te worden met milieuzoneringen van bestaande en toekomstige bedrijven om zodoende de kwaliteit van het leefmilieu te handhaven en te bevorderen. Bij milieuzonering wordt gebruik gemaakt van de door de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) opgestelde Lijst van Bedrijfsactiviteiten (VNG-publicatie 'Bedrijven en milieuzonering', editie 2009). Hierin wordt per bedrijfssoort aangegeven welke milieu-invloed (in de vorm van geur, stof, geluid en gevaar) hiervan kan uitgaan en welke indicatieve afstand hierbij (minimaal) in acht genomen worden. Deze afstanden kunnen als basis worden gehanteerd, maar zijn indicatief. Hiervan kan gemotiveerd worden afgeweken. In het algemeen wordt door middel van het aanbrengen van een zonering (afstand) tussen bedrijvigheid en woonbebouwing de overlast ten gevolge van de bedrijfsactiviteiten zo laag mogelijk gehouden.

Onderscheid wordt gemaakt in twee omgevingstypen, uitgaande van het principe van functiescheiding: rustige woonwijk c.q. rustig buitengebied en gemengd gebied. In gemengd gebied worden de richtafstanden één afstandsstap verlaagd.

Beoordeling
Dit bestemmingsplan maakt een nieuwe gevoelige functie mogelijk op het perceel Stenenkamerstraat 45. Dit perceel behoort gezien de aard van de omgeving tot het gebiedstype 'rustig
buitengebied'. Er zijn hoofdzakelijk woningen en agrarische gronden in de omgeving aanwezig. De reguliere richtafstanden zijn daarom van toepassing. Het plan maakt op het perceel Stenenkamerstraat 51 een milieubelastende functie mogelijk, maar de toegestane milieucategorie wijzigt daarbij niet. Deze wijziging wordt vanuit het aspect bedrijven en milieuzonering dan ook niet nader getoetst.

In de omgeving van het woongebouw bevindt zich één milieubelastende functie, namelijk het glastuinbouwbedrijf Stenenkamerstraat 47, dat ten zuiden van het beoogde woonperceel ligt. Ten aanzien van de bedrijfsgebouwen en kassen van glastuinbouwbedrijven geldt een richtafstand van 30 meter. Het nieuwe woongebouw wordt op minimaal 30 meter van de rand van het agrarisch bouwvlak, dat de uiterste situering van bedrijfsgebouwen en kassen vormt, gerealiseerd.

Er wordt voldaan aan de richtafstanden ten opzichte van milieubelastende functies.

Spuitzones
Ten aanzien van boom- en fruitteeltbedrijven is niet alleen de publicatie 'Bedrijven en milieuzonering' van belang, maar ook spuitzones in verband met het gebruik van bestrijdingsmiddelen bij deze bedrijven. In het bestemmingsplan 'Buitengebied Overbetuwe' is opgenomen dat een afstand van 50 meter tussen gevoelige functies en (glas)tuinbouw, fruit- en boomteelt in acht moet worden genomen (artikel 3.4.1). Deze afstand wordt relatief algemeen aanvaard. Het woonperceel Stenenkamerstraat 45 ligt binnen 50 meter van een glastuinbouwbedrijf Stenenkamerstraat 47 (namelijk ca. 30 meter). Van de afstand van 50 meter kan blijkens de jurisprudentie van de Afdeling echter gemotiveerd worden afgeweken. Uit een door de Universiteit van Wageningen uitgevoerd onderzoek (zie Bijlage 2), blijkt dat de spuitzone in een aantal gevallen kan worden verkleind. In het rapport is onder meer een aantal praktijksituaties weergegeven, waarin de benodigde minimale spuitzone is bepaald. In dit geval zijn de volgende zaken van belang bij het bepalen van de vereiste minimale spuitzone:

  • In het inrichtingsplan (Bijlage 1) is tussen het woonperceel en het glastuinbouwbedrijf een houtwal met boomvormers voorzien. Deze dient op basis van een in de planregels opgenomen voorwaardelijke verplichting te worden aangelegd bij verwezenlijking van de woonbestemming. De afstand tussen het woongebouw en de houtwal bedraagt 20 meter.
  • Er is sloot aanwezig op de perceelsgrens tussen Stenenkamerstraat 45 en 47. Ten aanzien van watervoerende sloten is een teeltvrije zone van 9 meter bij standaardbespuiting en 3 meter bij driftarme bespuiting verplicht.
  • het bedrijf aan de Stenenkamerstraat 47 maakt niet (verplicht) gebruik van driftarme technieken, zodat rekening dient te worden gehouden met standaardbespuiting.

Uit het onderzoek van de Universiteit van Wageningen blijkt dat, wanneer een windhaag tussen de boomgaard en gevoelige functie aanwezig is én er een sloot om de boomgaard ligt, de spuitzone kan worden gereduceerd tot maximaal 20 meter in geval van standaard spuittechnieken. De spuitzone kan in dit geval dan ook worden verkleind tot 20 meter. Aan deze afstand wordt ruimschoots voldaan.

Conclusie
Het aspect bedrijven en milieuzonering vormt geen belemmering voor de voorgestane ontwikkeling van twee woningen in het plangebied. Omliggende functies worden niet belemmerd en is er sprake van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat in het plangebied. Daarnaast is gebleken dat de spuitzone ten aanzien van het naastgelegen glastuinbouwbedrijf kan worden verkleind tot 20 meter en het woongebouw ruimschoots buiten deze zone wordt gebouwd.

3.5 Geurhinder

Op 1 januari 2007 is de Wet geurhinder en veehouderij (Wgv) in werking getreden. Deze wet vormt het toetsingskader voor vergunningen op grond van de Wet milieubeheer, waar het gaat om geurhinder veroorzaakt door het houden van dieren. Daarnaast is de wet van belang in verband met de zogenoemde 'omgekeerde werking' in het kader van de ruimtelijke ordening.

Naast de Wgv is sinds 1 januari 2013 ook het Activiteitenbesluit milieubeheer van belang in het kader van de omgekeerde werking. De meeste veehouderijen vallen sindsdien onder de werking van het Activiteitenbesluit. Het Activiteitenbesluit vormt voor wat betreft de 'omgekeerde werking' het toetsingskader voor deze veehouderijen.

Beoordeling
Dit bestemmingsplan voorziet op het perceel Stenenkamerstraat 45 in het wijzigen van een agrarische bestemming naar een woonbestemming. Er worden twee woningen in één woongebouw mogelijk gemaakt. Daarmee wordt voorzien in een nieuw geurgevoelig object. In de omgeving van het plangebied zijn geen veehouderijen aanwezig. Het meest nabij gelegen veehouderijbedrijf ligt op ca. 550 meter ten zuidoosten van het plangebied. Er is dan ook geen sprake van belemmering van veehouderijen. Verder is het gezien de onderlinge afstand op voorhand aannemelijk dat er sprake is van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat met betrekking tot geurhinder. Nader onderzoek is niet noodzakelijk.

Conclusie
Er zijn vanuit het aspect geurhinder geen belemmeringen voor de voorgenomen ontwikkeling.

3.6 Bodem

De bodemkwaliteit vormt een belangrijk aspect bij bouwontwikkelingen. Ook in het kader van functiewijziging en herinrichting vormt de bodemkwaliteit een belangrijke afweging. Daarnaast bevat de Bouwverordening een verbod voor het bouwen van bouwwerken, waarin mensen permanent of nagenoeg permanent verblijven (zoals woningen) op verontreinigde grond.

Beoordeling
Dit bestemmingsplan maakt een nieuw woonperceel met een woongebouw voor maximaal 2 woningen mogelijk aan de Stenenkamerstraat 45. De functiewijziging leidt tot een gevoeliger functie in dit deel van het plangebied. Op het perceel Stenenkamerstraat 51 treden vanuit het aspect bodem geen relevante wijzigingen op.

Een onderzoek naar de bodemkwaliteit ter plaatse van het woonperceel is noodzakelijk. Daarom is een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd (Bijlage 3). Uit het onderzoek blijkt dat er in de boven- en ondergrond geen verontreinigingen zijn geconstateerd. Het grondwater is licht verontreinigd met barium (> streefwaarde). De tussenwaarde wordt echter niet overschreden.

Gezien de aard en de mate van verontreiniging, bestaat er geen aanleiding voor een nader onderzoek. De milieuhygiënische kwaliteit van de bodem vormt geen belemmering voor het toekomstige gebruik als woonperceel.

Conclusie
Wat betreft het aspect bodemkwaliteit zijn er geen belemmeringen voor het beoogde gebruik als woonperceel aanwezig, zo blijkt uit het uitgevoerd onderzoek. Nader onderzoek of het treffen van maatregelen is niet noodzakelijk.

3.7 Externe Veiligheid

Beleid en normstelling
Het beleid voor externe veiligheid is gericht op het beperken en beheersen van risico's voor de omgeving vanwege handelingen met gevaarlijke stoffen. De handelingen kunnen zowel betrekking hebben op het gebruik, de opslag en de productie, als op het transport van gevaarlijke stoffen. Uit het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi), Besluit externe veiligheid transportroutes (Bevt) en Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) vloeit de verplichting voort om in ruimtelijke plannen in te gaan op de veiligheidsrisico's in het plangebied ten gevolge van handelingen met gevaarlijke stoffen. Deze externe veiligheidsrisico's dienen te worden beoordeeld voor twee risiconormen, te weten het plaatsgebonden risico en het groepsrisico. Voor beide risiconormen geldt hoe groter de afstand tussen planontwikkeling en risicobron, des te kleiner zal de impact van het plan zijn op de hoogte van het risico.

Plaatsgebonden risico
Het plaatsgebonden risico heeft tot doel om hetzelfde minimale beschermingsniveau te bieden voor iedere burger in Nederland. Het plaatsgebonden risico beschrijft de kans per jaar dat een onbeschermd individu komt te overlijden door een ongeval met gevaarlijke stoffen. Het plaatsgebonden risico wordt uitgedrukt in risicocontouren rondom de risicobron (bedrijf, weg, spoorlijn etc.), waarbij de 10-6 contour (kans van 1 op 1 miljoen op overlijden) de maatgevende grenswaarde is.

Groepsrisico
Het groepsrisico is een afwegingsinstrument dat tot doel heeft een bewuste afweging te stimuleren over het risico op een ongeval met een groot aantal slachtoffers. Het groepsrisico beschrijft de kans dat een groep van 10 of meer personen gelijktijdig komt te overlijden ten gevolge van een ongeval met gevaarlijke stoffen. Het groepsrisico geeft een indicatie van de maatschappelijke ontwrichting in geval van een ramp. Het groepsrisico wordt uitgedrukt in een grafiek, waarin de kans op overlijden van een bepaalde groep (bijvoorbeeld 10, 100 of 1000 personen) wordt afgezet tegen de kans daarop. Voor het groepsrisico geldt de oriëntatiewaarde als ijkpunt in de verantwoording (géén norm).

Voor elke verandering van het groepsrisico (af- of toename) in het invloedsgebied moet verantwoording worden afgelegd, over de wijze waarop de toelaatbaarheid van deze verandering in de besluitvorming is betrokken.

Samen met de hoogte van groepsrisico moeten andere kwalitatieve aspecten worden meegewogen in de beoordeling van het groepsrisico. Onder deze aspecten vallen zelfredzaamheid en bestrijdbaarheid. Onderdeel van deze verantwoording is overleg met (advies vragen aan) de regionale brandweer.

Beoordeling
Dit bestemmingsplan maakt een nieuw kwetsbaar objecten mogelijk. Er is dan ook beoordeeld of sprake is van activiteiten met gevaarlijke stoffen in de omgeving van het perceel Stenenkamerstraat 45, die mogelijk risico's zouden kunnen opleveren. Meer specifiek is gekeken naar de aanwezigheid van bedrijven die aangewezen zijn in het Bevi, waaronder LPG-tankstations, transportroutes over weg/spoor/water en buisleidingen. Hierbij is gebruik gemaakt van de risicokaart (http://nederland.risicokaart.nl/risicokaart.html). In afbeelding 4 is een uitsnede van de risicokaart opgenomen (raadpleging op 20 juni 2017).

afbeelding "i_NL.IMRO.1734.0199BUITstenenka45-VSG1_0005.png"
Afbeelding 4: uitsnede risicokaart


Risicovolle inrichtingen
Op de risicokaart is de inrichting Stenenkamerstraat 51 zichtbaar. Hier is momenteel een bovengrondse propaantank aanwezig. De PR 10-6-risicocontour van de bovengrondse tank is 20 meter. Het woongebouw wordt ruimschoots buiten de risicocontour gesitueerd, namelijk op ca. 170 meter afstand. Het woongebouw is tevens buiten het invloedsgebied van de bovengrondse tank voorzien. De aanwezigheid van deze tank vormt dan ook geen belemmering voor het plan.

Ca. 2.250 meter ten oosten van het plangebied is het containeruitwisselpunt Betuweroute (CUP) aanwezig. Het plangebied ligt buiten de PR 10-6-risicocontour van het CUP. Hetinvloedsgebied groepsrisico van het CUP bedraagt 3.000 meter en is dan ook over het plangebied gelegen. Binnen het invloedsgebied wordt dan ook een nieuw kwetsbaar object mogelijk gemaakt. Omdat de afstand tussen het plangebied en de risicobron groter is dan 200 meter, hoeft het groepsrisico alleen beperkt verantwoord te worden. Hierdoor hoeft niet de hoogte van het groepsrisico in beeld gebracht te worden, maar enkel nog de aspecten zelfredzaamheid en beheersbaarheid (beperkte verantwoordingsplicht).

Buisleidingen
In de omgeving van het plangebied zijn geen buisleidingen aanwezig, die dienen voor het vervoer van gevaarlijke stoffen.

Transportroutes
Ca. 1.050 ten oosten van het woonperceel ligt de Rijksweg A50 en ca. 1,1 kilometer ten noorden de Rijksweg A15. Verder zijn de Betuweroute en de spoorlijn Arnhem - Nijmegen op enige afstand van het plangebied gelegen, respectievelijk ca. 1,25 en 1,45 kilometer. Het plangebied ligt buiten de plaatsgebonden risicocontouren van de genoemde transportroutes. Wel ligt het plangebied binnen het invloedsgebied van deze risicobronnen. Binnen het invloedsgebied wordt een nieuw kwetsbaar object mogelijk gemaakt omdat een extra woning wordt toegevoegd. Omdat de afstand tussen het plangebied en de risicobron groter is dan 200 meter, hoeft het groepsrisico alleen beperkt verantwoord te worden. Hierdoor hoeft niet de hoogte van het groepsrisico in beeld gebracht te worden, maar enkel nog de aspecten zelfredzaamheid en beheersbaarheid (beperkte verantwoordingsplicht).

De gemeente heeft bij het invullen van de beperkte verantwoordingsplicht een grote mate van beoordelingsvrijheid. Ten aanzien van de aspecten bestrijdbaarheid en zelfredzaamheid heeft de veiligheidsregio adviesrecht. Tevens wordt de bestaande bedrijfswoning vervangen door een nieuwe woning. Door deze ontwikkelingen neemt het aantal personen in het plangebied minimaal toe. Gezien deze zeer beperkte toename en de afstand tot de risicobronnen, wordt geconcludeerd dat er voldoende afstand tussen de functies aanwezig is. De invloed op het GR zal minimaal zijn en de aanwezigen in het plangebied kunnen voldoende zelfredzaam worden geacht. Er zijn voldoende vluchtmogelijkheden. Ten aanzien van de bestrijdbaarheid in geval van een calamiteit bestaan geen belemmeringen. De gemeente acht het groepsrisico verantwoord en het restrisico wordt geaccepteerd.

Zelfredzaamheid
Personen in het plangebied kunnen voldoende zelfredzaam worden geacht. Er zijn voldoende vluchtmogelijkheden aanwezig. De relevante risicoronnen bevinden zich allen ten noorden en oosten van het plangebied. Er zijn voldoende mogelijkheden om aan de west-/zuidwestkant (straatzijde), van de risicobronnen af, de woningen te verlaten. Verdere maatregelen om de zelfredzaamheid te vergroten worden, mede gezien de afstand tot de risicobronnen, niet nodig geacht.

Beheersbaarheid
Het woongebouw is via de Stenenkamerstraat voldoende bereikbaar voor hulpdiensten. Hierin treden geen wijzigingen op. Bluswatervoorzieningen zijn in beperkte mate aanwezig in de vorm van enkele watergangen in de directe omgeving van het plangebied, zoals op de perceelsgrens tussen Stenenkamerstraat 45 en 47.

Conclusie
Het aspect externe veiligheid vormt geen belemmering voor de voorgenomen ontwikkeling in het plangebied.

3.8 Kabels En Leidingen

Het verrichten van werkzaamheden in de nabijheid van hoogspanningsmasten, warmwaterleidingen e.d. kan gevaar met zich meebrengen. Om dit gevaar zoveel mogelijk te beperken dient de leidingbeheerder aan te geven onder welke voorwaarden de werkzaamheden veilig plaats kunnen vinden.

Conclusie
In of nabij het plangebied zijn geen planologisch relevante kabels en/of leidingen gelegen. Er is dan ook geen sprake van belemmeringen in dit opzicht.

3.9 Waterparagraaf

Rijksbeleid
Nationaal waterplan
In december 2015 heeft het kabinet het Nationaal Waterplan vastgesteld. Dit plan geeft op hoofdlijnen aan welk beleid het Rijk in de periode 2016-2021 voert om te komen tot een duurzaam waterbeheer. Het Nationaal Waterplan richt zich op bescherming tegen overstromingen, beschikbaarheid van voldoende en schoon water, en diverse vormen van gebruik van water. Ook worden de maatregelen genoemd die hiertoe worden genomen.

Het Nationaal Waterplan is opgesteld op basis van de Waterwet, die met ingang van 22 december 2009 van kracht is. Op basis van de Wet ruimtelijke ordening heeft het Nationaal Waterplan voor de ruimtelijke aspecten de status van structuurvisie.

Provinciaal beleid
Provinciaal Waterplan
In het Waterplan Gelderland is het waterbeleid beschreven aan de hand van een aantal thema's, zoals landbouw, wateroverlast, watertekort, natte natuur, grondwaterbescherming en hoogwaterbescherming. Voor deze thema's is beschreven welke doelstellingen voor 2027 en 2015 er liggen. Daarbij is beschreven hoe wij voor de planperiode de uitvoering van acties zien om die doelstellingen te bereiken. Bij sommige thema's gelden aanvullende waterdoelstellingen voor specifieke waterhuishoudkundige functies.

In het kort zijn de belangrijkste doelstellingen voor de planperiode:

  • voor de 35 gebieden van de TOP-lijst is het Gewenste Grond- en Oppervlaktewater Regiem (GGOR) bestuurlijk vastgesteld en zijn de maatregelen voor herstel uitgevoerd;
  • de maatregelen voor herstel van de wateren van het hoogste ecologisch niveau (HEN-wateren) zijn uitgevoerd;
  • de natte ecologische verbindingszones zijn gerealiseerd, tenzij onvoldoende financiële middelen beschikbaar zijn;
  • wateroverlast vanuit het regionale watersysteem wordt voorkomen door inrichting van waterbergingsgebieden en verruiming van watergangen;
  • in het stedelijk gebied is urgente wateroverlast opgelost;
  • de zwemwateren voldoen als minimum aan de categorie aanvaardbaar;
  • toekomstvast hoogwaterbeleid.

Waterschap Rivierenland
Waterbeheerplan 2016-2021
Dit plan, vastgesteld op 27 november 2015, gaat over het waterbeheer in het hele rivierengebied en het omvat alle watertaken van het waterschap: waterkwantiteit, waterkwaliteit, waterkering en waterketen. In het Waterbeheerplan staat wat Waterschap Rivierenland de komende periode gaat doen om inwoners van het rivierengebied veiligheid en voldoende schoon en mooi water in sloten en plassen te kunnen blijven bieden. Het plan is in samenwerking met onder meer de gemeente Overbetuwe opgesteld.

Keur Waterschap Rivierenland 2014
Voor waterhuishoudkundige ingrepen is de 'Keur Waterschap Rivierenland 2014' van toepassing. De Keur is een waterschapsverordening die gebods- en verbodsbepalingen bevat met betrekking tot ingrepen, die consequenties hebben voor de waterhuishouding en het waterbeheer. Zo is het onder andere verboden om handelingen te verrichten waardoor het onderhoud, aanvoer, afvoer en/of berging van water kan worden belemmerd, zonder een ontheffing van het Waterschap. De wateren en waterkeringen waarop de keur van toepassing is zijn vastgelegd in de legger wateren.

Realisatie van nieuwe bebouwing en/of verhard oppervlak moet hydrologisch neutraal worden uitgevoerd. Bij het toevoegen van bebouwing of verharding geldt een compensatieplicht. Er geldt een eenmalige vrijstelling van de compensatieplicht wanneer minder verharding dan 500 m² in stedelijk gebied of minder dan 1.500 m² in landelijk gebied wordt toegevoegd.

Gemeente Overbetuwe
Waterplan Overbetuwe
In 2008 heeft de gemeente Overbetuwe in samenwerking met het Waterschap Rivierenland het Waterplan Overbetuwe vastgesteld. Het waterbeheerplan van het waterschap is recent geactualiseerd (zie hierboven), eveneens in samenwerking met onder meer de gemeente Overbetuwe. Beide plannen gelden echter naast elkaar.

In het Waterplan Overbetuwe wordt het beleidskader geschetst en worden concrete maatregelen voor het watersysteem uitgewerkt. Naast het waterplan wordt parallel een Gemeentelijk Rioleringsplan (GRP) opgesteld waarin de maatregelen voor de riolering (waterketen) worden uitgewerkt.
Met het opstellen van een waterplan wordt inzicht gegeven in de relevante wateropgaven voor de gemeente Overbetuwe, zoals:

  • wateroverlast, het zoeken van oplossingen om wateroverlast tegen te gaan;
  • waterkwaliteit, het onderzoeken van mogelijkheden voor het verbeteren van de waterkwaliteit;
    grondwater, het inventariseren van grondwateroverlast;
  • beleving van water, burgers betrekken bij water;
  • afspraken en taken van waterschap en gemeente.


In het waterplan is een RO-attentiekaart per kern opgenomen en een overzichtskaart van de gehele gemeente.

Watertoets
Dit bestemmingsplan voorziet in het verkleinen van het agrarisch bouwperceel Stenenkamerstraat 51. Daarbij wordt ca. 5.600 m² kassen gesloopt. Op het perceel Stenenkamerstraat 45 wordt een woongebouw voor 2 wooneenheden gerealiseerd, evenals 2 vrijstaande bijgebouwen. Op Stenenkamerstraat 51 wordt gebruik gemaakt van de bestaande verharde ontsluiting. Op Stenenkamerstraat 45 wordt één nieuwe verharde ontsluiting gerealiseerd. Met de realisatie van deze bebouwing en één verharde ontsluiting, wordt aanmerkelijk minder nieuw verhard oppervlak toegevoegd dan er wordt verwijderd in het plangebied. Per saldo neemt de oppervlakte aan verhard oppervlak in het plangebied dan ook af, waardoor er sprake is van een hydrologisch gunstige ontwikkeling. Ook wanneer de ontwikkeling op Stenenkamerstraat 45 afzonderlijk wordt bezien, dan bedraagt de toename aan verharding ruimschoots minder dan 1.500 m². Er is dan ook geen compensatie nodig. Bij de bouw van het nieuwe woongebouw mogen geen uitlogende bouwmaterialen worden gebruikt.

De planvorming heeft geen negatieve invloed op oppervlaktewater. De beide percelen worden omgeven door diverse watergangen. Aan de noordoostkant van de percelen is de A-watergang Herveldse Leigraaf aanwezig. Deze blijft behouden en zal worden voorzien van een natuurvriendelijke oever. Dit wordt met een voorwaardelijke verplichting in de planregels gewaarborgd. Ook de B-watergang op de perceelsgrens tussen Stenenkamerstraat 45 en 47 blijft intact. Er wordt geen bebouwing binnen de beschermingszones van de watergangen gerealiseerd (4 meter voor de A-watergang en 1 meter voor de B-watergang). De overige watergangen worden gecategoriseerd als C-watergangen zonder beschermingsstrook.

Conclusie
Waterhuishoudkundig zijn er geen bezwaren of voorwaarden verbonden aan dit bestemmingsplan. Het plan heeft een positief effect op de waterhuishouding.

3.10 Flora En Fauna

Natuurwetgeving
De bescherming van de natuur is sinds 1 januari 2017 vastgelegd in de Wet Natuurbescherming. Deze vervangt de Natuurbeschermingswet 1998 en de Flora- en faunawet. Deze wet vormt een uitwerking van de Europese Vogelrichtlijn en Habitatrichtlijn. Daarnaast vindt beleidsmatig gebiedsbescherming plaats door middel van het Natuurnetwerk Nederland (NNN), dat op provinciaal niveau is uitgewerkt (Gelders Natuurnetwerk).

De Wet natuurbescherming heeft enerzijds betrekking op de Europees beschermde Natura 2000-gebieden. Ruimtelijke ontwikkelingen die effecten hebben op de vastgestelde natuurwaarden van deze gebieden, zijn in beginsel niet toegestaan. Indien er een kans bestaat dat effecten zullen optreden, dienen deze vooraf in kaart gebracht en beoordeeld te worden.

Anderzijds is in de wet de bescherming van diverse planten- en diersoorten in Nederland vastgelegd. Naast de voor alle in het wild levende planten en dieren geldende algemene zorgplicht, geldt voor een aantal soorten een aanvullend beschermingsregime. Dit betreffen drie groepen van beschermde soorten, te weten alle vogelsoorten uit de Europese Vogelrichtlijn, overige strikt beschermde soorten uit de Europese Habitatrichtlijn en nationaal beschermde soorten (waaronder de 'Rode Lijst'). De Wet Natuurbescherming bevat een verbod om (het leefgebied van) beschermde soorten aan te tasten.

Provincies hebben de bevoegdheid om vrijstelling te verlenen voor nationaal beschermde soorten in het kader van bestendig beheer en onderhoud en ruimtelijke ontwikkeling, op basis van de provinciale verordening. De provincie Gelderland heeft voor een aantal soorten vrijstelling verleend.

Indien voorzorgsmaatregelen ten aanzien van andere beschermde soorten niet mogelijk zijn, dient bij de provincie een ontheffing te worden aangevraagd wanneer er sprake is van activiteiten in strijd met de verbodsbepalingen van de wet.

Op voorhand is niet uitgesloten dat de ingrepen waarin dit bestemmingsplan voorziet, tot overtreding van de Wet Natuurbescherming leiden. Dit geldt voor beide percelen in het plangebied. Voor beide percelen zijn separate quickscans uitgevoerd, zie Bijlage 4 (nr. 45) en Bijlage 5 (nr. 51), waarin de effecten van de ingrepen op beschermde flora en fauna zijn onderzocht. Hierna worden de resultaten van de onderzoeken besproken.

Resultaten gebiedsbescherming
Het plangebied ligt niet in de buurt van een Natura 2000-gebied. Op ca. 1,6 kilometer ten zuiden van het plangebied ligt het Natura 2000-gebied Rijntakken. Overige gebieden bevinden zich op grotere afstand. Het plangebied ligt ook buiten het NNN. Dit netwerk bevindt zich op minimaal 1,3 kilometer afstand van het plangebied. Gezien de aard van de wijzigingen op beide percelen en de afstand tot beschermde natuurgebieden, hoeft nadere toetsing naar de externe werking niet plaats te vinden. De wezenlijke kenmerken en waarden van de betreffende gebieden worden niet aangetast.

Wat betreft gebiedsbescherming zijn er dan ook geen belemmeringen voor het bestemmingsplan.

Resultaten soortenbescherming
Stenenkamerstraat 45
Het realiseren van een nieuw woonperceel met bebouwing en landschappelijke inrichting, kan verstorende effecten hebben op beschermde soorten. Het beoogde woonperceel vormt een geschikt habitat voor algemene broedvogelsoorten, maar jaarrond beschermde vogelsoorten zijn niet te verwachten. Door werkzaamheden buiten het broedseizoen uit te voeren of voorafgaand aan de werkzaamheden een broedvogelcheck uit te voeren, kan overtreding van de Wnb worden voorkomen en is er geen sprake van belemmeringen.

Het perceel is tevens geschikt als foerageergebied voor vleermuizen, maar vormt geen essentieel foerageergebied. Verder is het plangebied geschikt als habitat voor grondgebonden zoogdieren en amfibieën. Ingrepen kunnen mogelijk een verstorend effect hebben op deze soorten, wat kan leiden tot overtreding van artikel 3.10 van de Wnb. Voor de te verwachten soorten geldt bij ruimtelijke ontwikkelingen een vrijstelling. Wel is extra aandacht in het kader van de algemene zorgplicht noodzakelijk bij de uitvoering van het plan. Het verwijderen van materialen (zoals stenenstapels, takken en bladeren) die een schuilplaats kunnen bieden, dient buiten de voortplantingsperiode of winterrust plaats te vinden.

Met inachtneming van de voorgaande maatregelen, is het plan uitvoerbaar en zijn er op voorhand geen belemmeringen te verwachten met betrekking tot soortenbescherming.

Stenenkamerstraat 51
Op dit perceel wordt de bestaande kas (ca. 5.600 m²) geheel gesloopt. De locatie zal hierna voor grondgebonden agrarische doeleinden worden gebruikt. De sloopwerkzaamheden kunnen mogelijk een verstorend effect hebben op beschermde soorten. Ook het verwijderen van groen kan leiden tot verstoring.

Op en rondom het perceel kunnen algemene broedvogelsoorten voorkomen. Jaarrond beschermde vogelsoorten zijn niet te verwachten. Door werkzaamheden buiten het broedseizoen uit te voeren of voorafgaand aan de werkzaamheden een broedvogelcheck uit te voeren, kan overtreding van de Wnb worden voorkomen en is er geen sprake van belemmeringen.

Het perceel is geschikt als foerageergebied voor vleermuizen, maar vormt geen essentieel foerageergebied. Verder is het plangebied geschikt als habitat voor grondgebonden zoogdieren en amfibieën. Ingrepen kunnen mogelijk een verstorend effect hebben op deze soorten, wat kan leiden tot overtreding van artikel 3.10 van de Wnb. Voor de te verwachten soorten geldt bij ruimtelijke ontwikkelingen een vrijstelling. Wel is extra aandacht in het kader van de algemene zorgplicht noodzakelijk bij de uitvoering van de werkzaamheden. Het verwijderen van materialen (zoals stenenstapels, takken en bladeren) die een schuilplaats kunnen bieden, dient buiten de voortplantingsperiode of winterrust plaats te vinden.

Conclusie
Negatieve effecten op beschermde natuurgebieden zijn op voorhand uit te sluiten. Negatieve effecten op beschermde soorten zijn niet uitgesloten. Wanneer de verstorende werkzaamheden buiten het broedseizoen worden uitgevoerd of er vooraf een broedvogelcheck wordt uitgevoerd, is verstoring van broedvogels echter uitgesloten. Ten aanzien van amfibiën en grondgebonden zoogdieren is in het kader van de algemene zorgplicht specifieke aandacht vereist. Voor deze soorten geldt in het kader van de onderhavige bestemmingsplanprocedure een vrijstelling.

3.11 Archeologische Waarden

Sinds de invoering van de Wet op de Archeologische Monumentenzorg (WAMZ) op 1 september 2007 is de verantwoordelijkheid ten aanzien van het bodemarchief gedecentraliseerd naar de gemeente. De provincie Gelderland blijft hierbij bestemmingsplannen (en afwijkingen hierop) toetsen op archeologie en cultuurhistorie, maar gaat er daarbij wel vanuit dat de gemeente zijn eigen taak naar behoren zelfstandig zal uitvoeren. De gemeente Overbetuwe heeft voor haar gemeentelijk grondgebied een erfgoedplan1 en een archeologische beleidsadvieskaart2 vervaardigd. Het erfgoedplan beoogt versterking van de plaats en betekenis van cultuurhistorie als factor in het ruimtelijk beleidsproces.

Beoordeling en conclusie
Ter plaatse van het plangebied is op beide percelen de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologische verwachting 2' opgenomen. Indien bodemingrepen dieper dan 0,30 meter en met een oppervlakte van minimaal 100 m² plaatsvinden, dient archeologisch onderzoek te worden uitgevoerd. Op het perceel Stenenkamerstraat 51 is hiervan geen sprake. Op het perceel Stenenkamerstraat 45 worden een woongebouw en 2 bijgebouwen gerealiseerd, waarmee de drempelwaarde voor archeologisch onderzoek zal worden overschreden. Voordat een omgevingsvergunning voor het 'bouwen' wordt verleend, dient dan ook een verkennend archeologisch onderzoek te worden uitgevoerd. In het onderhavige bestemmingsplan wordt de huidige archeologische dubbelbestemming overgenomen, zodat eventueel aanwezige archeologische waarden adequaat worden beschermd en het uitvoeren van een onderzoek is gewaarborgd.

  1. 1. Erfgoedplan 'Een Sleutel tot de schatkist', ADC Heritage BV, d.d. 08-12-2004, rapportnummer H001
  2. 2. RAAP Archeologisch Adviesbureau, rapport 1074, gemeente Overbetuwe

Hoofdstuk 4 Planbeschrijving

4.1 Huidige Situatie

Het plangebied beslaat twee agrarische percelen aan de rand van het buitengebied ten zuidoosten van de kern Herveld-Noord: Stenenkamerstraat 45 en 51.

Het perceel Stenenkamerstraat 45 grenst aan de rand van de bebouwde kom van Herveld-Noord ter plaatse van het recent ontwikkelde woongebied 't Hoge Veld. Het perceel is momenteel onbebouwd en agrarisch in gebruik (weiland). Rondom het perceel zijn watergangen aanwezig, waaronder de A-watergang Herveldse Leigraaf en een B-watergang. Aan de zuidwestkant is een verharde ontsluiting op de Stenenkamerstraat aanwezig.

Het perceel Stenenkamerstraat 51 is twee percelen zuidelijker gelegen en is momenteel in gebruik als glastuinbouwbedrijf. Op het perceel is ca. 5.600 m² aan kassen aanwezig. Tevens is een schuur (ca. 300 m²) aanwezig ten zuiden van de kassen. De bebouwing is bereikbaar via een verharde oprit vanaf de Stenenkamerstraat. Op het perceel is geen bedrijfswoning aanwezig. De omliggende gronden zijn agrarisch in gebruik (weiland en tuinbouw). Op de oostelijke perceelsgrens loopt de A-watergang Herveldse Leigraaf.

afbeelding "i_NL.IMRO.1734.0199BUITstenenka45-VSG1_0006.png"
Afbeelding 5: huidige situatie in het plangebied

4.2 Voorgenomen Ontwikkeling

De initiatiefnemer wil het glastuinbouwbedrijf aan de Stenenkamerstraat 51 beëindigen en de kassen (ca. 5.600 m²) slopen. Op het voorste perceelsdeel van Stenenkamerstraat 45 wil de initiatiefnemer een woonperceel met één woongebouw voor maximaal 2 woningen realiseren. Beide woningen krijgen een afzonderlijk, vrijstaand bijgebouw. De woningen worden door middel van een nieuwe gezamenlijke verharde ontsluiting op de Stenenkamerstraat ontsloten. Het perceel Stenenkamerstraat 51 blijft agrarisch in gebruik, maar uitsluitend voor grondgebonden agrarische activiteiten. Ten behoeve van dit gebruik blijft de schuur gehandhaafd. Ook de bestaande ontsluiting blijft gehandhaafd.

De voorgenomen ontwikkeling van een woongebouw met 2 woningen na sloop van de kassen, is op basis van het gemeentelijke beleid voor functiewijziging en nieuwvestiging in het buitengebied mogelijk. Er wordt ruimschoots voldoende bebouwing gesloopt als compensatie voor de realisatie van een nieuw woonperceel. De toekomstige situatie past in ruimtelijk-stedenbouwkundig opzicht beter in de omgeving en voldoet aan het streven van de gemeente om kleinschaliger percelen op de overgang tussen bebouwde kom en het cultuurhistorisch waardevolle agrarische gebied te creëren. De sloop van het kassencomplex draagt daar in belangrijke mate aan bij.

Een voorwaarde om medewerking aan het initiatief te kunnen verlenen, is dat het woonperceel landschappelijk wordt ingepast. Er is een inrichtingsplan opgesteld met een beplantingslijst (Bijlage 1), waarin de landschappelijke inpassing is beschreven en verantwoord. Deze sluit aan bij de doelstellingen voor landschappelijke kwaliteitsverbetering uit het gemeentelijk LOP. De inpassing bestaat onder meer uit 2 houtsingels, enkele solitaire boomgroepen en een kleinschalige hoogstamfruitboomgaard. In afbeelding 6 is de toekomstige inrichting met bebouwing, functies en landschappelijke inpassing weergegeven. Naast landschappelijke inpassing, wordt ook een ecologische verbeteringsmaatregel getroffen door een natuurvriendelijke oever te realiseren aan de Herveldse Leigraaf ter plaatse van beide percelen in het plangebied.

afbeelding "i_NL.IMRO.1734.0199BUITstenenka45-VSG1_0007.png"
Afbeelding 6: toekomstige situatie

4.3 Verkeer En Parkeren

Ten behoeve van de twee woningen dienen op eigen terrein voldoende parkeerplaatsen aanwezig te zijn. Hierbij dient te worden voldaan aan de Nota Parkeernormen Overbetuwe 2016. Dit betekent dat er minimaal 4 parkeerplaatsen benodigd zijn op het perceel Stenenkamerstraat 45. In de planregels wordt dit geborgd. Binnen het plangebied is voldoende ruimte voor de benodigde parkeerplaatsen aanwezig. Hiervoor wordt een verharding centraal op het erf, tussen de beoogde gebouwen, gerealiseerd. Op het perceel Stenenkamerstraat 51 vermindert de parkeerbehoefte met het wegbestemmen van het glastuinbouwbedrijf. Bij de te behouden schuur blijft parkeerruimte aanwezig, ten zuiden van de schuur. De parkeerplaatsen moeten binnen het bouwvlak worden gerealiseerd. Op beide percelen is voldoende parkeergelegenheid aanwezig en verzekerd.

De woningen worden ontsloten op de Stenenkamerstraat via een nieuwe, gezamenlijke ontsluiting. De bestaande ontsluiting aan de zuidkant van het perceel Stenenkamerstraat 45 blijft behouden, zodat het achterliggende agrarisch perceel bereikbaar blijft. Ook de ontsluiting van het perceel Stenenkamerstraat 51 blijft gehandhaafd. De ontsluitingen liggen op voldoende onderlinge afstand, waardoor er geen belemmeringen wat betreft de verkeersafwikkeling te verwachten zijn. Het toevoegen van twee woningen leidt tot een zeer lichte toename van verkeersbewegingen richting het perceel Stenenkamerstraat 45. Deze toename is echter zo gering, dat dit niet zorgt voor belemmeringen en niet tot nauwelijks merkbaar is. Met het wegbestemmen van een glastuinbouwbedrijf, neemt het aantal verkeersbewegingen van zowel licht als zwaarder verkeer, richting het perceel Stenenkamerstraat 51 af. Dit zorgt dan ook voor een verbetering van de verkeerssituatie.

Voor wat betreft parkeren en verkeersafwikkeling zijn er geen belemmeringen voor de ontwikkelingen in het plangebied aanwezig.

Hoofdstuk 5 Juridische Planopzet

5.1 Algemene Opzet

Inleiding
Dit hoofdstuk bevat de concrete vertaling van het beleidsgedeelte (voorafgaande hoofdstukken) in het juridisch gedeelte van het bestemmingsplan (de verbeelding en regels).

Het bestemmingsplan 'Buitengebied, Stenenkamerstraat 45 en 51, Herveld' bestaat uit de volgende onderdelen:

De toelichting
In de toelichting is de ontwikkeling verantwoord, zowel op basis van het beleid, als op basis van milieu-hygiënische aspecten, aangevuld met een toelichting op de juridische opzet.

De bestemmingsregels
De bouw- en gebruiksregels binnen de verschillende bestemmingen. Daarnaast zijn waar nodig afwijkings- en wijzigingsbevoegdheden opgenomen, om het plan de benodigde flexibiliteit te geven.


De verbeelding
Op de verbeelding zijn de bestemmingen 'Wonen', 'Agrarisch met waarden' en 'Waarde - Archeologische verwachting 2' opgenomen met de daarbij behorende aanduidingen en bouwvlakken. Waar nodig worden deze in paragraaf 5.2 nader toegelicht.

De opzet van het plan
Het bestemmingsplan is een juridisch plan, dat bindend is voor de burgers en voor de overheid. Qua systematiek is aangesloten bij het vigerende bestemmingsplan 'Buitengebied Overbetuwe'.

Bouwplan
Indien een aanvraag om omgevingsvergunning ingediend wordt, zijn in eerste instantie de bestemming met bijhorende regels van belang. Als het nieuwe en het beoogde gebruik past binnen de toegekende bestemming dan kan de omgevingsvergunning worden verleend.

5.2 Toelichting Op De Verbeelding En Regels

Op de verbeelding zijn de bestemmingen onderscheiden. De bestemmingen zijn afgeleid uit het gebruik (de aanwezige functies). De bestemmingen vormen het zogenaamde casco van het plan, waarvan in beginsel niet mag worden afgeweken.

Agrarisch met waarden
Een groot gedeelte van het plangebied behoudt de bestemming 'Agrarisch met waarden', namelijk het gehele perceel Stenenkamerstraat 51 en de resterende onbebouwde agrarische gronden op Stenenkamerstraat 45. Het bouwvlak op perceel 51 wordt verkleind tot de bestaande schuur. De functieaanduiding 'specifieke vorm van agrarisch met waarden - kleinschaligheid' blijft op beide percelen opgenomen.

De gronden met deze bestemming zijn met name bestemd voor grondgebonden agrarische bedrijfsvoering, hobbymatig agrarisch grondgebruik, extensieve dagrecreatie, het behoud, de bescherming en het herstel van kleinschalige landschapselementen, alsmede voor water en waterhuishoudkundige voorzieningen. Een glastuinbouwbedrijf of ander niet-grondgebonden agrarisch bedrijf is niet (meer) toegestaan.

Omdat het bouwvlak strak begrensd is om de bestaande schuur, zijn de bouwmogelijkheden binnen deze bestemming zeer beperkt. De bestaande goot- en bouwhoogte mogen niet worden vergroot en ook uitbreiding van de bebouwing is door de begrenzing van het bouwvlak uitgesloten. Buiten het bouwvlak zijn uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, van maximaal 1 meter hoogte toegestaan.

Wonen
Het beoogde woonperceel aan de voorzijde van Stenenkamerstraat 45 is bestemd als 'Wonen'. Deze gronden zijn bestemd voor wonen, de uitoefening van een aan huis gebonden beroeps- of bedrijfsactiviteit (onder voorwaarden) en hobbymatig agrarisch gebruik. Een en ander met bijbehorende gebouwen, bouwwerken, geen gebouwen zijnde, groenvoorzieningen, voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding, tuinen en erven.

In de gebruiksregels is de voorwaardelijke verplichting opgenomen dat de benodigde landschappelijke inrichting, zoals opgenomen in het inrichtingsplan, tijdig wordt gerealiseerd. De inpassing dient na realisatie in stand te worden gehouden. Ook de aanleg en instandhouding van een natuurvriendelijke oever aan de A-watergang Herveldse Leigraaf is voorwaardelijk verplichting opgenomen. Tevens is voorwaardelijk verplichtend opgenomen dat nieuwe bebouwing pas mag worden opgericht wanneer alle bestaande kassen in het plangebied zijn gesloopt (bebouwing buiten het opgenomen bouwvlak van de agrarische bestemming).

Bouwen
Hoofdgebouwen zijn uitsluitend binnen het bouwvlak toegestaan. Er is een bouwvlak op maat opgenomen, op basis van het inrichtingsplan, waarbij een kleine flexibiliteitsmarge in acht is genomen. Binnen het bouwvlak zijn maximaal 2 woningen toegestaan. De maximale goot- en bouwhoogte van het hoofdgebouw bedragen respectievelijk 6 en 10 meter. De maximale inhoud is 600 m³ per woning. Bij de woningen zijn aan- en uitbouwen en bijgebouwen toegestaan. Deze dienen 3 meter achter de voorgevel van het hoofdgebouw (de naar de Stenenkamerstraat gekeerde gevel) te worden gesitueerd. Per woning is maximaal 75 m² aan bijgebouwen toegestaan. De eisen voor de hoofd- en bijgebouwen zijn overeenkomst het beleid voor functiewijzigingen en conform het opgestelde inrichtingsplan.

Waarde - Archeologische verwachting 2
In het plan is de huidige archeologische dubbelbestemming overgenomen, ten behoeve het behoud en de bescherming van archeologische waarden in of nabij het plangebied. Naast de betreffende dubbelbestemming hebben de betrokken gronden altijd nog de betreffende hoofdbestemming. De regels van de hoofdbestemming en de dubbelbestemming zijn beide van toepassing, maar bij strijd tussen deze bepalingen prevaleren de bepalingen van de dubbelbestemming. De reden hiervoor is dat de belangen van de dubbelbestemming zwaarder wegen dan die van de hoofdbestemming. De dubbelbestemming bevat een omgevingsvergunningplicht en plicht tot het doen van archeologisch onderzoek voor bodemingrepen dieper dan 0,3 meter onder het maaiveld en met een omvang groter dan 100 m². Voordat een omgevingsvergunning voor het 'bouwen' wordt verleend, zal een archeologisch onderzoek moeten worden uitgevoerd.

Algemene regels
Anti-dubbeltelregel
Deze bepaling is opgenomen om te voorkomen dat, wanneer volgens een bestemmingsplan bepaalde gebouwen en bouwwerken niet meer dan een bepaald deel van een bouwperceel mogen beslaan, het opengebleven terrein nog eens meetelt bij het toestaan van een ander gebouw of bouwwerk, waaraan een soortgelijke eis wordt gesteld.

Algemene bouwregels
In dit artikel is een regeling voor het ondergronds bouwen opgenomen.

Algemene gebruiksregels
Deze bepaling bevat de vormen van gebruik, die in ieder geval strijdig zijn met de regels van het bestemmingsplan voor alle opgenomen bestemmingen.

Algemene aanduidingsregels
Het plangebied ligt gedeeltelijk binnen de molenbiotoop van De Vink. In het bestemmingsplan is ter waarborging van de belangen van de molen een gebiedsaanduiding 'vrijwaringszone - molenbiotoop De Vink' opgenomen. Binnen deze aanduiding is een maximum gekoppeld aan de toegestane bouwhoogte van bouwwerken.

Algemene afwijkingsregels
In dit artikel wordt een opsomming gegeven van de regels waarvan door middel van een omgevingsvergunning afgeweken kan worden van het bestemmingsplan. Het gaat hierbij om de bevoegdheid om door middel van een omgevingsvergunning af te kunnen wijken van de regels die gelden voor alle bestemmingen in het plan. De criteria, die bij toepassing van de afwijkingsbevoegdheid in acht moeten worden genomen, zijn aangegeven. Opgenomen zijn bevoegdheden voor kleine afwijkingen in maatvoeringen en bouwgrenzen en voor ondergronds bouwen.

Algemene wijzigingsregels
In dit artikel wordt een opsomming gegeven van de regels waarvan door middel van een wijzigingsplan afgeweken kan worden van het bestemmingsplan. Dit betreft kleine wijzigingen van de bestemmingsgrenzen.

Algemene procedureregels
In dit artikel is de procedure opgenomen in geval van toepassing van een in het plan opgenomen afwijkings- of wijzigingsbevoegdheid of bij een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werkzaamheden.

Overgangs- en slotregels
Overgangsrecht
Het voor alle bestemmingsplannen verplichte overgangsrecht is opgenomen. Bouwwerken welke op het moment van inwerkingtreding van het bestemmingsplan bestaan (of waarvoor een omgevingsvergunning voor het bouwen is aangevraagd) mogen blijven bestaan, ook al is er strijd met de bebouwingsregels. De overgangsbepaling houdt niet in dat het bestaand, illegaal opgerichte, bouwwerk legaal wordt, noch brengt het met zich mee dat voor een dergelijk bouwwerk alsnog een omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen kan worden verleend. Burgemeester en wethouders kunnen in beginsel dus nog gewoon gebruik maken van hun handhavingbevoegdheid. Het gebruik van de grond en opstallen, dat afwijkt van de regels op het moment van inwerkingtreding van het plan mag eveneens worden voortgezet.

Slotregel
Dit artikel geeft aan op welke manier de regels kunnen worden aangehaald.

Hoofdstuk 6 Financiële Toelichting


Uitgangspunt voor de beoogde ontwikkelingen is dat deze voor de gemeente budgetneutraal worden ontwikkeld. Op grond van artikel 6.12 lid 1 Wet ruimtelijke ordening (Wro) is de gemeenteraad van Overbetuwe verplicht om, indien er sprake is van een bouwplan, de gemeentelijke kosten te verhalen.

De kosten worden verhaald middels een met de initiatiefnemer afgesloten anterieure overeenkomst. Met de ontwikkelende eigenaar van de gronden die binnen het plangebied gelegen, is tevens een planschadeovereenkomst gesloten. In deze overeenkomst zijn afspraken gemaakt over het verhaal van kosten, dit is daarin op afdoende wijze vastgelegd. Middels de afgesloten overeenkomst is het kostenverhaal voldoende verzekerd en is de financiële haalbaarheid in voldoende mate aangetoond.

Hoofdstuk 7 Overleg En Inspraak

7.1 Inleiding

De procedures voor vaststelling van een bestemmingsplan zijn door de wetgever geregeld. Aangegeven is dat tussen gemeente en verschillende instanties waar nodig overleg over het plan moet worden gevoerd alvorens een ontwerpplan ter visie gelegd kan worden. Bovendien kan het noodzakelijk zijn om belanghebbenden de gelegenheid te bieden om hun visie omtrent het plan te kunnen geven. Dit is afhankelijk van de inspraakverordening van de gemeente. Pas daarna kan de wettelijke procedure met betrekking tot vaststelling van het bestemmingsplan van start gaan.

7.2 Overleg

Artikel 3.1.1 van het besluit ruimtelijke ordening (Bro) geeft aan dat het bestuursorgaan dat belast is met de voorbereiding van een bestemmingsplan overleg pleegt met de besturen van betrokken gemeenten en waterschappen en met die diensten van provincie en Rijk die betrokken zijn bij de zorg voor de ruimtelijke ordening of belast zijn met de behartiging van belangen welke in het plan in het geding zijn. Gezien de geringe omvang en impact van de voorgenomen ontwikkelingen heeft vooroverleg niet plaatsgevonden.

7.3 Vaststellingsprocedure

De vaststellingsprocedure van het bestemmingsplan heeft plaatsgevonden volgens artikel 3.8 van de Wet ruimtelijke ordening. Het bestemmingsplan is in dit kader ter visie gelegd gedurende een periode van zes weken vanaf 27 juli 2017. Gedurende deze periode kon een ieder zijn zienswijzen kenbaar maken tegen het plan. Er zijn geen zienswijzen ingediend.

Het plan is vervolgens ongewijzigd vastgesteld door de gemeenteraad van Overbetuwe op 4 december 2017.

7.4 Beroep

Na vaststelling wordt het bestemmingsplan voor de tweede maal zes weken ter visie gelegd. Gedurende deze periode kunnen belanghebbenden tegen het vaststellingsbesluit beroep instellen bij de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State. Indien geen beroep wordt ingesteld, is het plan na deze beroepstermijn onherroepelijk en treedt het plan in werking.

Bijlage 1 Inrichtingsplan Stenenkamerstraat 45

Bijlage 1 Inrichtingsplan Stenenkamerstraat 45

Bijlage 2 Nota Parkeernormen Gemeente Overbetuwe 2016

Bijlage 2 Nota Parkeernormen gemeente Overbetuwe 2016

Bijlage 3 Staat Van Bedrijfsactiviteiten

Bijlage 3 Staat van Bedrijfsactiviteiten

Bijlage 1 Akoestisch Onderzoek Wegverkeer

Bijlage 1 Akoestisch onderzoek wegverkeer

Bijlage 2 Onderzoek Driftblootstelling Bij Bespuiting Fruitboomgaard

Bijlage 2 Onderzoek driftblootstelling bij bespuiting fruitboomgaard

Bijlage 3 Bodemonderzoek

Bijlage 3 Bodemonderzoek

Bijlage 4 Quickscan Flora En Fauna Stenenkamerstraat 45

Bijlage 4 Quickscan flora en fauna Stenenkamerstraat 45

Bijlage 5 Quickscan Flora En Fauna Stenenkamerstraat 51

Bijlage 5 Quickscan flora en fauna Stenenkamerstraat 51