KadastraleKaart.com

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
Artikel 2 Wijze Van Meten
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Agrarisch Met Waarden
Artikel 4 Groen
Artikel 5 Wonen
Artikel 6 Waarde - Archeologische Verwachting 4
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 7 Anti-dubbeltelregel
Artikel 8 Algemene Bouwregels
Artikel 9 Algemene Gebruiksregels
Artikel 10 Algemene Aanduidingsregels
Artikel 11 Algemene Afwijkingsregels
Artikel 12 Algemene Wijzigingsregels
Artikel 13 Algemene Procedureregels
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 14 Overgangsrecht
Artikel 15 Slotregel
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding
1.2 Ligging Plangebied
1.3 Vigerend Bestemmingsplan
1.4 Leeswijzer
Hoofdstuk 2 Beleidskader
2.1 Rijksbeleid
2.2 Provinciaal- En Regionaal Beleid
2.3 Gemeentelijk Beleid
Hoofdstuk 3 Milieu- En Omgevingsaspecten
3.1 Vormvrije M.e.r.-beoordeling
3.2 Geluid
3.3 Luchtkwaliteit
3.4 Bedrijven En Milieuzonering
3.5 Geurhinder
3.6 Bodem
3.7 Externe Veiligheid
3.8 Kabels En Leidingen
3.9 Waterparagraaf
3.10 Flora En Fauna
3.11 Archeologische Waarden
Hoofdstuk 4 Planbeschrijving
4.1 Huidige Situatie
4.2 Voorgenomen Ontwikkeling
4.3 Verkeer En Parkeren
Hoofdstuk 5 Juridische Planopzet
5.1 Algemene Opzet
5.2 Toelichting Op De Verbeelding En Regels
Hoofdstuk 6 Financiële Toelichting
Hoofdstuk 7 Overleg En Inspraak
7.1 Inleiding
7.2 Overleg
7.3 Vaststellingsprocedure
7.4 Beroep
Bijlage 1 Nota Parkeernormen Overbetuwe 2016
Bijlage 2 Inrichtingsplan
Bijlage 1 Akoestisch Onderzoek
Bijlage 2 Advies Geurhinder En Geluid Odra
Bijlage 3 V-stacks Berekening Parallelweg Noord 3
Bijlage 4 V-stacks Berekening Woutersdijk 1b
Bijlage 5 Verkennend Bodemonderzoek
Bijlage 6 Aanvullend Bodemonderzoek
Bijlage 7 Quickscan Flora En Fauna

Buitengebied, Woutersdijk 2, Valburg

Bestemmingsplan - Gemeente Overbetuwe

Vastgesteld op 24-10-2017 - geheel onherroepelijk in werking

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels

Artikel 1 Begrippen

In deze regels wordt verstaan onder:

1.1 Plan

Het bestemmingsplan 'Buitengebied, Woutersdijk 2, Valburg' met identificatienummer NL.IMRO.1734.0217BUITwoutdijk2-ONHE van de gemeente Overbetuwe.

1.2 Bestemmingsplan

De geometrisch bepaalde objecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen.

1.3 Aan- en uitbouw

Een aan een hoofdgebouw gebouwde ruimte, die daaraan ruimtelijk (door zijn constructie of afmetingen) ondergeschikt is - maximaal bestaande uit één bouwlaag al dan niet met kap - met dien verstande dat een aanbouw een zelfstandige ruimte is en een uitbouw een uitbreiding van een reeds bestaande ruimte van een hoofdgebouw is.

1.4 Aanduiding

Een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.5 Aanduidingsgrens

Grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

1.6 Aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit

Een beroeps- of bedrijfsactiviteit, waarvan de activiteiten niet specifiek publiekgericht zijn, en dat op kleine schaal in een woning en/of de daarbij behorende bijgebouwen wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en de desbetreffende activiteit een ruimtelijke uitstraling heeft die in overeenstemming is met de woonfunctie ter plaatse.

1.7 Afwijken van de bouwregels en/of van de gebruiksregels

Een afwijking als bedoeld in artikel 3.6, eerste lid, onder c van de Wet ruimtelijke ordening juncto artikel 2.12, onder 1, onder a, onder 1 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.

1.8 Agrarisch bedrijf

Een bedrijf, dat is gericht op het bedrijfsmatig voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen en/of het houden, fokken en/of africhten van dieren, inclusief pensionstallen als ondergeschikte nevenactiviteit.

1.9 Archeologisch deskundige

De regionaal (beleids)archeoloog of een andere door het college van burgemeester en wethouders aan te wijzen deskundige op het gebied van de archeologische monumentenzorg;

1.10 Archeologisch onderzoek

Onderzoek (bureauonderzoek en/of boren en/of geofysisch onderzoek en/of graven en/of begeleiden) verricht door een dienst, bedrijf of instelling beschikkend over een door een erkende certificerende instelling afgegeven certificaat voor opgraven en werkend conform de Kwaliteitsnorm voor de Nederlandse Archeologie (KNA) dan wel, na vaststelling ervan door de Minister van OCW, de normen zoals opgesteld door het Centraal College van Deskundigen Archeologie (CCvD);

1.11 Archeologische verwachting

Een toegekende hoge, middelmatige of lage archeologische verwachting in verband met de kennis en wetenschap van de in dat gebied te verwachten overblijfselen van menselijke aanwezigheid of activiteiten uit het verleden;

1.12 Archeologische waarde

Een toegekende archeologische waarde in verband met de kennis en studie van de in dat gebied voorkomende overblijfselen van menselijke aanwezigheid of activiteiten uit het verleden;

1.13 Bebouwing

Eén of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

1.14 Bedrijf

Een inrichting of instelling gericht op het bedrijfsmatig voortbrengen, vervaardigen, bewerken, opslaan, installeren en/of herstellen van goederen dan wel het bedrijfsmatig verlenen van diensten, aan huis verbonden beroepen daaronder niet begrepen.

1.15 Bestaand

  1. a. bij bouwwerken: een bouwwerk dat op het moment van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan bestaat en is gebouwd krachtens een onherroepelijke omgevingsvergunning voor het bouwen, of wordt gebouwd, dan wel nadien kan worden gebouwd krachtens een onherroepelijke omgevingsvergunning voor het bouwen, waarvoor de aanvraag vóór het tijdstip van terinzagelegging is ingediend;
  2. b. bij gebruik: het gebruik dat op het moment van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan bestaat en in overeenstemming is met het voorheen geldende planologische regime.

1.16 Bestemmingsgrens

De grens van een bestemmingsvlak.

1.17 Bestemmingsvlak

Een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.18 Bijgebouw

Een niet aan een hoofdgebouw verbonden gebouw, dat door zijn vorm, functie, situering en/of afmetingen ondergeschikt is aan dat op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw.

1.19 Bouwen

Het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.

1.20 Bouwgrens

De grens van een bouwvlak.

1.21 Bouwperceel

Een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

1.22 Bouwperceelsgrens

De grens van een bouwperceel.

1.23 Bouwvlak

Een geometrisch bepaald vlak, waarmee de gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten.

1.24 Bouwwerk

Elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct, hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.

1.25 Detailhandel

Het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit. Horeca-activiteiten en detailhandel in volumineuze goederen zijn hieronder niet begrepen.

1.26 Erf

Het gedeelte van een bouwperceel gelegen buiten het, binnen het bouwperceel gelegen, bouwvlak.

1.27 Evenement

Een incidenteel plaatsvindende activiteit in de vorm van een voor publiek bestemde uitvoering/verrichting van vermaak op het gebied van sport, muziek of op sociaal-cultureel vlak.

1.28 Extensieve dagrecreatie

Recreatief medegebruik van gronden zoals wandelen, paardrijden, fietsen, varen, zwemmen en vissen, waarbij de recreatie geen specifiek beslag legt op de ruimte.

1.29 Gebouw

Elk bouwwerk, dat voor een mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden (twee of meer wanden die tot de constructie behoren) omsloten ruimte vormt.

1.30 Grondgebonden agrarisch bedrijf

Een agrarisch bedrijf waarvan de bedrijfsvoering volledig of nagenoeg volledig is gericht op het gebruik maken van grond als productiemiddel.

1.31 Hoofdgebouw

Een gedeelte van een gebouw, inclusief aan- en uitbouwen, datdoor zijn situering en/of afmetingen als belangrijkste bouwwerk op een bouwperceel is aan te merken.

1.32 Huishouden

Een persoon die of groep personen die gezamenlijk, onbestendig voor onbepaalde tijd, een huishouding voert.

1.33 Kelder

Een overdekte, met wanden omsloten, voor mensen toegankelijke ruimte, beneden of tot ten hoogste 0,50 meter boven de kruin van de weg, waaraan het bouwperceel is gelegen.

1.34 Landschappelijke kwaliteiten/waarden

De aan een gebied toegekende waarde, gekenmerkt door het waarneembare -al dan niet begroeide- deel van het aardoppervlak, dat wordt bepaald door de onderlinge samenhang en beïnvloeding van niet-levende en levende natuur.

1.35 Landschaps-/inrichtingsplan

Een plan bij realisering van nieuwe bouw- en/of gebruiksmogelijkheden waarin de ruimtelijke (waaronder landschappelijke) inpassing hiervan in de bestaande situatie wordt beschreven.

1.36 Nevenactiviteit

Een activiteit ondergeschikt aan de hoofdactiviteit in zowel omvang (m²), omzet als de effecten op het woon- en leefklimaat.

1.37 Niet-grondgebonden agrarische bedrijfsvoering

De agrarische bedrijfsvoering die niet geheel of hoofdzakelijk van de open grond als agrarisch productiemiddel afhankelijk is, maar waarvan de productie geheel of overwegend in gebouwen en/of verharding plaatsvindt, zoals varkens-, kalver- of pluimveefokkerij, eendenmesterij of -fokkerij en champignonkwekerij.

1.38 Normaal onderhoud, gebruik en beheer

Werkzaamheden die ter plaatse regelmatig terugkeren, teneinde tot een goed beheer van de gronden te komen; hieronder vallen niet de incidentele ingrepen in bijvoorbeeld de cultuurtechnische situatie of werkzaamheden die een onherstelbare aantasting betekenen van de aan een gebied toegekende waarde.

1.39 Nutsvoorziening

Voorziening ten behoeve van algemeen nut in ruime zin zoals: voorzieningen/installaties ten behoeve van gas, water en elektriciteit, signaalverdeling, telecommunicatieverkeer, waterzuivering, waterbeheersing, waterhuishouding, vuil- en afvalverwerking, compostering, wijkverwarming, milieuvoorzieningen e.d.

1.40 Omgevingsvergunning

Een vergunning als bedoeld in artikel 1.1, eerste lid, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.

1.41 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Een vergunning als bedoeld in artikel 3.3 onder a van de Wet ruimtelijke ordening.

1.42 Ondergeschikte bouwdelen

Bouwdelen van beperkte afmetingen, die buiten het gebouw uitsteken, zoals schoorstenen, windvanen, dakoverstekken, balkons en liftschachten.

1.43 Ondergronds

Onder peil.

1.44 Overkapping

Bouwwerken, geen gebouwen zijnde met één dakvlak en maximaal één gesloten wand.

1.45 Peil

  1. a. voor gebouwen, waarvan de hoofdtoegang aan een weg grenst, mits het gebouw op een afstand van niet meer dan 20 m van die weg is gelegen: 35 cm boven de kruin van die weg ter plaatse van de hoofdtoegang;
  2. b. voor overige bouwwerken: de gemiddelde bouwhoogte van het aansluitend terrein.

1.46 Prostitutie

Het zich tegen vergoeding beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander.

1.47 Publiekgerichte beroeps- of bedrijfsactiviteit aan huis

Een publieksgerichte beroeps- of bedrijfsactiviteit, waarvan de activiteiten in hoofdzaak publieksaantrekkend zijn en waarvan de omvang en uitstraling zodanig is, dat de activiteit past binnen de desbetreffende woonomgeving en derhalve in een woning en/of de daarbij behorende bijgebouwen, met behoud van de woonfunctie, kan worden toegestaan.

1.48 Recreatiewoning

Een (deel van een) gebouw dat naar de aard en inrichting uitsluitend is bedoeld voor niet permanente bewoning die plaatsvindt in het kader van de weekend- en of verblijfsrecreatie, niet zijnde een chalet.

1.49 Seksinrichting

Een voor publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in omvang als zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder seksinrichting wordt in elk geval verstaan: een (raam)prostitutiebedrijf, een seksbioscoop, een seksautomatenhal, een sekstheater, een parenclub of een erotische massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar.

1.50 Teeltondersteunende voorzieningen

Voorzieningen, anders dan een kas, die door grondgebonden agrarische bedrijven toegepast worden om de teelt van fruit, bomen, groente of potplanten te bevorderen en te beschermen, daaronder begrepen pot- container- en gootteelt.

1.51 Uitvoeren

Uitvoeren, het doen uitvoeren, laten uitvoeren en in uitvoering geven.

1.52 Voorgevel

De naar de weg en/of fiets- en voetpad gekeerde gevel van een gebouw of, indien het een gebouw betreft met meer dan één naar de weg gekeerde gevel, de gevel die kennelijk als zodanig dient te worden aangemerkt.

1.53 Vrijstaande woning

Woning, waarvan het hoofdgebouw niet aan een op een aangrenzend bouwperceel gelegen gebouw is aangebouwd.

1.54 Waardevol landschap

Een gebied met bijzondere landschappelijke en cultuurhistorische kwaliteiten.

1.55 Waterhuishoudkundige voorzieningen

Waterhuishoudkundige voorzieningen zijn voorzieningen die nodig zijn ten behoeve van een goede wateraanvoer, waterafvoer, waterberging en waterkwaliteit.

1.56 Woning

Een complex van ruimten inclusief aan- en uitbouwen, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden.

Artikel 2 Wijze Van Meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 De goothoogte van een bouwwerk

Vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel, met uitzondering van de goot van dakkapellen tot een breedte van maximaal 50% van het dakvlak en wolfseinden.

2.2 De inhoud van een bouwwerk

Tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

2.3 De bouwhoogte van een bouwwerk

Vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van onderschikte bouwdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

2.4 De oppervlakte van een bouwwerk

Tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

2.5 De afstand van een bouwwerk tot de perceelsgrens

De afstand van een gebouw tot de (achter)perceelsgrens wordt bepaald door het buitenwerks meten van de kortste afstand van een gevel van het gebouw tot de (achter)perceelsgrens.

2.6 Het bebouwingspercentage

Een op de verbeelding of in de regels aangegeven percentage dat de grootte van een gedeelte van een bestemmingsvlak, gedeelte van een bouwvlak of een gedeelte van een erf aangeeft dat ten hoogste mag worden bebouwd.

2.7 De horizontale diepte van een gebouw

De diepte van een gebouw, gemeten loodrecht vanaf de gevel waaraan wordt gebouwd.

2.8 Ondergeschikte bouwdelen

Bij toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwonderdelen, als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, liftschachten, gevel- en kroonlijsten, luifels, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van bouwgrenzen niet meer dan 1,5 meter bedraagt.

2.9 Hart van de lijn

Bij toepassing van deze regels wordt gemeten tot of vanuit het hart van een lijn op de kaart en op schaal waarin het plan is vastgesteld.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Agrarisch Met Waarden

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Agrarisch met waarden' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. de uitoefening van een agrarisch bedrijf, met dien verstande dat niet-grondgebonden agrarische bedrijven niet zijn toegestaan;
  2. b. hobbymatig agrarisch grondgebruik;
  3. c. het behoud en de bescherming van openheid ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch met waarden - openheid';
  4. d. het behoud en de bescherming van de zegen ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch met waarden - zegen';
  5. e. extensieve dagrecreatie met bijbehorende wegen en paden;
  6. f. water en voorzieningen voor de waterhuishouding;

met bijbehorende gebouwen, bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ontsluitingsvoorzieningen, parkeervoorzieningen binnen het bouwvlak, groenvoorzieningen, tuinen en erven.

3.2 Bouwregels

3.3 Specifieke gebruiksregels

3.4 Afwijken van de gebruiksregels

3.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 4 Groen

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. groenvoorzieningen, bermen en beplanting;
  2. b. extensieve dagrecreatie;
  3. c. paden, speelvoorzieningen;
  4. d. water en voorzieningen voor de waterhuishouding;
  5. e. beeldende kunstwerken;

met bijbehorende bouwwerken geen gebouwen zijnde, wegen en verhardingen en met inachtneming van de keur van het waterschap.

4.2 Bouwregels

Artikel 5 Wonen

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. wonen in woningen, waarbij inwoning is toegestaan;
  2. b. aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit, met dien verstande dat:
    1. 1. maximaal 40% van het vloeroppervlak van de woning, inclusief bijbehorende bouwwerken, tot maximaal 75 m² mag worden gebruikt voor de activiteit;
    2. 2. degene die de activiteit in de woning, inclusief bijbehorende bouwwerken, uitoefent tevens de bewoner van de woning is;
    3. 3. de activiteit qua aard en omvang past in de woonomgeving;
    4. 4. er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de verkeers- en parkeersituatie ter plaatse;
    5. 5. er geen detailhandel anders dan de verkoop van lokaal of streekeigen geproduceerde agrarische producten mag plaatsvinden;
  3. c. hobbymatig agrarisch grondgebruik;

met bijbehorende gebouwen, bouwwerken, geen gebouwen zijnde, groenvoorzieningen, voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding, tuinen en erven.

5.2 Bouwregels

5.3 Afwijken van de bouwregels

5.4 Specifieke gebruiksregels

5.5 Afwijken van de gebruiksregels

Artikel 6 Waarde - Archeologische Verwachting 4

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologische verwachting 4' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor het behoud en de bescherming van te verwachten archeologische resten in de bodem.

6.2 Bouwregels

6.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen ten aanzien van de situering en de afmetingen van bouwwerken en de inrichting van gronden, indien uit archeologisch onderzoek blijkt dat ter plaatse behoudens- en beschermenswaardige archeologische monumenten of resten aanwezig zijn. De nadere eisen zijn erop gericht de archeologische waarden zoveel mogelijk in de grond (in situ) te behouden.

6.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

6.5 Wijzigingsbevoegdheid

Hoofdstuk 3 Algemene Regels

Artikel 7 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 8 Algemene Bouwregels

8.1 Ondergronds bouwen

Ondergrondse gebouwen (kelders) zijn uitsluitend toegestaan, daar waar bovengronds gebouwen aanwezig danwel toegestaan zijn overeenkomstig dit bestemmingsplan, met dien verstande dat in geaccidenteerd terrein de ondergrondse bebouwing de bovengrondse bebouwing met een (horizontale) diepte van 3 meter mag overschrijden. Ondergrondse gebouwen zijn uitsluitend toegestaan in één laag ondergronds.

Artikel 9 Algemene Gebruiksregels

9.1 Strijdig gebruik

Onder een met het bestemmingsplan strijdig gebruik wordt in elk geval verstaan:

  1. a. een gebruik van gronden als stort- en/of opslagplaats van grond en/of afval, met uitzondering van een zodanig gebruik voor het normale op de bestemming gerichte gebruik en onderhoud;
  2. b. een gebruik van gronden als stalling- en/of opslagplaats van één of meer aan het gebruik onttrokken machines, voer-, vaar- of vliegtuigen, met uitzondering van een zodanig gebruik voor het normale op de bestemming gerichte gebruik en onderhoud;
  3. c. een gebruik van gronden en bouwwerken voor een seksinrichting dan wel ten behoeve van prostitutie.

Artikel 10 Algemene Aanduidingsregels

10.1 Overige zone - waardevol landschap

Artikel 11 Algemene Afwijkingsregels

11.1 Maatvoering

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in het plan voor het afwijken van de voorgeschreven goothoogte, (bouw)hoogte, oppervlakte, inhoud en afstand van bouwwerken, dan wel een voorgeschreven bebouwingspercentage, eventueel met overschrijding van de bouwgrenzen, mits de afwijking niet meer bedraagt dan 10% van de in deze regels voorgeschreven afmetingen en afstanden.

11.2 Bouwgrenzen

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in het plan om bij de uitvoering van het plan af te wijken van bouwgrenzen en overige aanduidingsgrenzen in het horizontale vlak op de verbeelding, indien en voor zover afwijking noodzakelijk is in verband met de uitmeting van het terrein en er geen dringende reden zijn die zich tegen de afwijking verzetten, mits de afwijking ten opzichte van hetgeen op de verbeelding is aangegeven niet meer dan 2,5 meter bedraagt.

11.3 Ondergronds bouwen

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 8.1, teneinde ondergrondse gebouwen toe te staan daar waar bovengronds geen gebouwen zijn toegestaan, mits wordt voldaan aan de volgende regels:

  1. a. het betreft geen bebouwing in geaccidenteerd terrein;
  2. b. de bebouwde oppervlakte van de ondergrondse gebouwen bedraagt niet meer dan 25 m², in afwijking van het bepaalde artikel 2, de oppervlakte van de vloer gemeten, inclusief muren;
  3. c. het woon- en leefmilieu van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast; dit betekent in ieder geval dat de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende percelen niet onevenredig mogen worden beperkt;
  4. d. de afwijking leidt niet tot een onevenredige aantasting van de stedenbouwkundige kwaliteit van de omgeving.

Artikel 12 Algemene Wijzigingsregels

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de in het plan opgenomen bestemmingen te wijzigen ten behoeve van:

  1. a. overschrijding van bestemmingsgrenzen, voor zover dit van belang is voor een technisch betere realisering van bestemmingen of bouwwerken dan wel voor zover dit noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein. De overschrijding mag echter niet meer bedragen dan 2,5 meter en het bestemmingsvlak mag met niet meer dan 10% worden vergroot.
  2. b. overschrijding van bestemmingsgrenzen en toestaan dat het beloop van wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid en/of –intensiteit daartoe aanleiding geeft. De overschrijding mag echter niet meer bedragen dan 2,5 meter en het bestemmingsvlak mag met niet meer dan 10% worden vergroot.

Artikel 13 Algemene Procedureregels

13.1 Afwijken

Bij een afwijking van het bestemmingsplan, die onderdeel uitmaakt van dit plan, is op de voorbereiding van het besluit de procedure als bedoeld in artikel 3.9 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht van toepassing.

13.2 Wijzigingsbevoegdheid

Bij toepassing van een wijzigingsbevoegdheid, die onderdeel uitmaakt van dit plan, is op de voorbereiding van het besluit de procedure als bedoeld in de afdeling 3.4. van de Algemene wet bestuursrecht, van toepassing.

13.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Bij het verlenen van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden, die onderdeel uitmaakt van dit plan, is op de voorbereiding van het besluit de procedure als bedoeld in artikel 3.9 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht van toepassing.

Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels

Artikel 14 Overgangsrecht

14.1 Overgangsrecht bouwwerken

  1. a. Een bouwwerk, dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, danwel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    1. 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    2. 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  2. b. Het bevoegd gezag kan eenmalig een omgevingsvergunning verlenen van het bepaalde onder a voor het vergroten van de inhoud van het bouwwerk als bedoeld in het bepaalde onder a met maximaal 10%.
  3. c. Het bepaalde onder a is niet van toepassing op bouwwerken, die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

14.2 Overgangsrecht gebruik

  1. a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  2. b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het bepaalde in sub a te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  3. c. Indien het gebruik, bedoeld in het bepaalde onder a, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  4. d. Het bepaalde onder a is niet van toepassing op het gebruik, dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 15 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan 'Buitengebied, Woutersdijk 2, Valburg'.

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

Initiatiefnemer is voornemens om op het perceel Woutersdijk 2 te Valburg een nieuwe woning te realiseren en heeft daartoe een verzoek bij burgemeester en wethouders van Overbetuwe ingediend. Het perceel heeft een agrarische bestemming, maar is niet meer in gebruik als agrarisch bedrijf. Een wijziging van de agrarische bestemming naar een woonbestemming is dan ook gewenst. De voormalige agrarische bedrijfsbebouwing op het perceel wordt gesloopt (totaal 1.431 m²). Vanwege de sloop van bebouwing ontstaat een bouwrecht voor een extra woning. Daarnaast blijft de bestaande bedrijfswoning behouden. Deze wordt functioneel omgezet naar een burgerwoning. Na realisatie van het project zijn op het perceel twee vrijstaande woningen aanwezig.

Om het verzoek mogelijk te maken is een herziening van het bestemmingsplan noodzakelijk. Voorliggend bestemmingsplan 'Buitengebied, Woutersdijk 2, Valburg' voorziet in het planologisch-juridisch kader om de gewenste wijzigingen mogelijk te maken.

1.2 Ligging Plangebied

Het plangebied is gelegen in het buitengebied van de gemeente Overbetuwe, circa 500 meter noordwestelijk van de kern Valburg. Op afbeelding 1 is de globale ligging van het plangebied weergegeven. Het plangebied is kadastraal bekend als gemeente Valburg, sectie I, nrs. 50 en 1488. Het betreft een agrarisch perceel, dat niet meer voor agrarische bedrijfsdoeleinden wordt gebruikt. Aan de voorzijde (westkant) van het perceel zijn de bedrijfswoning Woutersdijk 2 en de voormalige agrarische bedrijfsbebouwing aanwezig. De voormalige agrarische bedrijfsbebouwing bestaat uit een viertal gebouwen en een mestput. Ook is aan de voorzijde van het perceel een stacaravan aanwezig. De oostkant van het perceel is onbebouwd. Aan de oostelijke, noordelijke en zuidelijke perceelsgrens zijn watergangen gelegen. De exacte begrenzing van het plangebied is ingetekend op de verbeelding van dit bestemmingsplan.

afbeelding "i_NL.IMRO.1734.0217BUITwoutdijk2-ONHE_0001.png"
afbeelding "i_NL.IMRO.1734.0217BUITwoutdijk2-ONHE_0002.png"
Afbeelding 1: Luchtfoto bestaande situatie plangebied (plangebied in rood kader, boven: globale ligging in groter verband, onder: gedetailleerde ligging in nabije omgeving) (Bron: Bing Maps)

In de omgeving van het plangebied zijn hoofdzakelijk agrarische functies aanwezig. De direct omliggende percelen hebben een agrarische bestemming en zijn veelal onbebouwd. Ten zuiden van het plangebied bevindt zich een agrarisch bedrijf (Woutersdijk 1b) en verder zuidelijk een agrarisch hulpbedrijf (Woutersdijk 1a). Ruim 500 meter westelijk van het plangebied is de rijksweg A50 gelegen.

1.3 Vigerend Bestemmingsplan

In het plangebied vigeert het bestemmingsplan 'Buitengebied Overbetuwe', vastgesteld op 5 maart 2013. Het plangebied heeft de bestemming 'Agrarisch met waarden' met een bouwvlak aan de voorzijde van het perceel, dat ruimer is dan de aanwezige bebouwing. Daarnaast heeft het gehele plangebied de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologische verwachting 4', de functieaanduidingen 'specifieke vorm van agrarisch met waarden - openheid' en 'specifieke vorm van agrarisch met waarden - zegen'. Tenslotte geldt de gebiedsaanduiding 'waardevol landschap'. Een uitsnede uit de verbeelding bij het vigerende bestemmingsplan is opgenomen in afbeelding 2.

afbeelding "i_NL.IMRO.1734.0217BUITwoutdijk2-ONHE_0003.png"
Afbeelding 2: Uitsnede vigerend bestemmingsplan 'Buitengebied Overbetuwe' (Bron: www.ruimtelijkeplannen.nl)


Op basis van het vigerende bestemmingsplan is de realisatie van een nieuwe woning niet mogelijk. Tevens mag de bedrijfswoning niet als burgerwoning worden gebruikt. Derhalve is een bestemmingsplanherziening noodzakelijk.

1.4 Leeswijzer

Allereerst wordt in hoofdstuk 2 ingegaan op het beleid dat van toepassing is op de onderhavige ontwikkeling. Daarna worden in hoofdstuk 3 de milieu- en omgevingsaspecten beschreven die van toepassing zijn. Het daarop volgende hoofdstuk bevat de planbeschrijving (huidige en toekomstige situatie alsmede verkeer en parkeren). Hoofdstuk 5 bevat de juridische vertaling van de gewenste ontwikkeling. Daaropvolgend wordt de financiële en economische haalbaarheid van het plan toegelicht. Afgesloten wordt met het hoofdstuk over de te volgen procedure (hoofdstuk 7).

Hoofdstuk 2 Beleidskader

2.1 Rijksbeleid

Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR)
In de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte1 staan de plannen van de Rijksoverheid voor ruimte en mobiliteit. Het Rijk streeft naar een concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig Nederland. Om dit te kunnen bewerkstelligen laat het Rijk de ruimtelijke ordening meer over aan de decentrale overheden (provincie en gemeenten) en komt de gebruiker centraal te staan. Het Rijk kiest voor een selectievere inzet van rijksbeleid op slechts 13 nationale belangen. Voor die belangen is het Rijk verantwoordelijk en wil het resultaten boeken. Buiten deze 13 belangen hebben decentrale overheden beleidsvrijheid. Tevens werkt het Rijk aan een eenvoudigere regelgeving. Hierdoor neemt de bestuurlijke drukte af en ontstaat er ruimte voor regionaal maatwerk.

Conclusie
De voorliggende ontwikkeling speelt zich, gezien de aard en omvang van de ontwikkeling, af op lokaal niveau en heeft geen relatie met het ruimtelijke ordeningsbeleid op nationaal niveau. Geconstateerd kan worden dat het initiatief niet conflicteert met het nationaal ruimtelijk ordeningsbeleid.

Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) (2011)
Het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) geeft richtlijnen voor de inhoud van bestemmingsplannen voor zover het gaat om ruimtelijke ontwikkelingen van nationaal belang. Het besluit (eerste tranche) is vastgesteld op 22 augustus 2011 en is op 30 december 2011 in werking getreden. Op 1 oktober 2012 zijn enkele wijzigingen in werking getreden.

In de SVIR is vastgesteld dat voor een beperkt aantal onderwerpen de bevoegdheid om algemene regels te stellen zou moeten worden ingezet door de Rijksoverheid. Het gaat onder meer om de volgende nationale belangen: Rijksvaarwegen, Project Mainportontwikkeling Rotterdam, Kustfundament, Grote Rivieren, Waddenzee en waddengebied, Defensie, Ecologische Hoofdstructuur, Erfgoederen van uitzonderlijke universele waarde, Hoofdwegen en hoofdspoorwegen, elektriciteitsvoorziening, Buisleidingen van nationaal belang voor vervoer van gevaarlijke stoffen, Primaire waterkeringen buiten het kustfundament en IJsselmeergebied. In het SVIR wordt bepaald welke kaderstellende uitspraken zodanig zijn geformuleerd dat deze bedoeld zijn om beperkingen te stellen aan de ruimtelijke besluitvormingsmogelijkheden op lokaal niveau. Het Barro bevestigt in juridische zin die kaderstellende uitspraken.

De normering uit het Barro werkt zoveel mogelijk direct door op het niveau van de lokale besluitvorming. Bij besluitvorming over bestemmingsplannen moeten de regels worden gerespecteerd.

Conclusie
De voorgenomen ontwikkeling speelt zich, gezien de aard en omvang van de ontwikkeling, af op lokaal niveau en heeft geen relatie met het ruimtelijke ordeningsbeleid op nationaal niveau. Geconstateerd kan worden dat het initiatief niet conflicteert met het nationaal ruimtelijk ordeningsbeleid. Het Barro heeft dan ook geen doorwerking naar dit bestemmingsplan.

Ladder voor duurzame verstedelijking
Per 1 oktober 2012 is in artikel 3.1.6 Bro een lid 2 ingevoegd waarin een motiveringsplicht is opgenomen voor nieuwe stedelijke ontwikkelingen in bestemmingsplannen. In de toelichting van het bestemmingsplan moet, voor zover nieuwe stedelijke ontwikkelingen plaatsvinden, een verantwoording opgenomen worden aan de hand van een drietal opeenvolgende treden (de 'ladder voor duurzame verstedelijking'). De eerste trede in deze ladder is een beschrijving dat de voorgenomen stedelijke ontwikkeling voorziet in een actuele regionale behoefte. Hierbij kan het gaan om zowel kwantitatieve als kwalitatieve aspecten. De beide vervolgstappen uit de genoemde ladder hebben betrekking op vraag of de ontwikkeling in bestaand stedelijk gebied ingepast kan worden en als dat niet mogelijk is op andere locaties, die vooral goed ontsloten moeten zijn.

Conclusie
Dit bestemmingsplan voorziet in het planologisch-juridisch mogelijk maken van twee woningen. Dit betreft één nieuwe woning en een agrarische bedrijfswoning die wordt omgezet in een burgerwoning. Derhalve is er per saldo sprake van een toename van één woning. Hiermee wordt niet voorzien in een stedelijke ontwikkeling als bedoeld in artikel 3.1.6, tweede lid, van het Bro (zie onder meer ABRvS 14 januari 2014, ECLI:NL:RVS:2014:156). Gezien het voorgaande is de ladder voor duurzame verstedelijking niet van toepassing op voorliggend bestemmingsplan.

  1. 1. Vastgesteld op 13 maart 2012.

2.2 Provinciaal- En Regionaal Beleid

Omgevingsvisie Gelderland
Provinciale Staten hebben de Omgevingsvisie Gelderland op 9 juli 2014 vastgesteld. Nadien zijn nog twee actualisatieplannen vastgesteld, waarvan de meest recente op 11 november 2015. De provincie kiest er in de Omgevingsvisie voor om vanuit twee hoofddoelen bij te dragen aan gemeenschappelijke maatschappelijke opgaven. Deze zijn:

  • een duurzame economische structuur(versterking);
  • het borgen van de kwaliteit en veiligheid van onze leefomgeving.


Deze twee hoofddoelen benadrukken de rol en kerntaken van de provincie als middenbestuur. Zij beïnvloeden elkaar. Economische structuurversterking vraagt om een aantrekkelijk vestigingsklimaat. Dat is een goede bereikbaarheid en voldoende vestigingsmogelijkheden. Het betekent ook een aantrekkelijke woon- en leefomgeving met de unieke kwaliteiten van natuur, water en landschap in Gelderland.

De provinciale hoofddoelen zijn uitgewerkt en vertaald in provinciale ambities, die moeten resulteren in een divers, dynamisch en mooi Gelderland. In deze regio streven de provincie en haar partners naar de volgende vier speerpunten:

  • Innovatie en economische structuurverbetering;
  • Bereikbaar en verbonden;
  • Sociaal economische vitaliteit en verstedelijking;
  • Benutten gebiedskwaliteiten.


Conclusie
De Omgevingsvisie is concreet uitgewerkt in de hierna beschreven Omgevingsverordening Gelderland. Deze bevat concrete regels, waaraan het voorliggende initiatief moet worden getoetst, onder meer met betrekking tot het als zodanig aangeduide waardevol open landschap. De provincie is wat betreft dit aspect normerend middels de Omgevingsverordening.

Omgevingsverordening Gelderland
Provinciale Staten hebben de Omgevingsverordening Gelderland vastgesteld op 24 september 2014. De meest recente actualisatie van de verordening dateert van 11 november 2015.

De regels in de verordening kunnen betrekking hebben op het hele provinciale grondgebied, delen of gebiedsgerichte thema's. Gemeenten moeten binnen een bepaalde termijn hun bestemmingsplan afstemmen op de in de verordening opgenomen regels. De regels in de verordening zijn gebaseerd op de provinciale omgevingsvisie en hebben de status van algemeen verbindende voorschriften.

Het plangebied is geheel of gedeeltelijk gelegen binnen de volgende aanduidingen:

  • windenergie uitgesloten vanwege provinciale doelen;
  • verwevingsgebied niet-grondgebonden veehouderij;
  • tijdelijk verbod nieuwvestiging, uitbreiding en hervestiging glastuinbouw;
  • waardevol open gebied;
  • groene ontwikkelingszone;
  • intrekgebied.

Conclusie
Voorliggend bestemmingsplan voorziet in het wijzigen van een agrarisch bouwperceel in een woonperceel, waarbij één extra woning wordt toegevoegd en de bedrijfswoning wordt omgezet in een burgerwoning. Bovengenoemde aanduidingen met betrekking tot windenergie, veehouderij, glastuinbouw en intrekgebieden zijn voor deze ontwikkelingen niet van belang. De navolgende thema's zijn voor de voorgenomen ontwikkeling wel van belang en van toepassing.

Waardevol open gebied
Het plangebied is gelegen in een waardevol open gebied. Artikel 2.7.4.1 van de Omgevingsverordening bevat regels voor deze gebieden. Hoofdregel is dat een bestemmingsplan in waardevol openbaar gebied geen bestemmingen mogelijk mag maken die de openheid van het waardevolle open gebied aantasten. Daarbij dient de nieuwe bestemming te worden vergeleken ten opzichte van het bestemmingsplan dat ten tijde van de inwerkingtreding van de Omgevingsverordening geldend was. In dit geval is dit het bestemmingsplan 'Buitengebied Overbetuwe'. Zoals in paragraaf 1.3 is beschreven, betreft het toekomstige woonperceel in het vigerende bestemmingsplan een agrarisch bouwvlak. Binnen het agrarisch bouwvlak, dat volledig mag worden bebouwd, is bebouwing mogelijk tot een hoogte van 12 meter. Het voorliggende bestemmingsplan voorziet in aanmerkelijk minder bouwmogelijkheden: de bouwvlakken van beide woningen zijn met zeer beperkte flexibiliteit vastgelegd en de positionering van het gedeelde bijgebouw is eveneens specifiek vastgelegd. Het plan leidt dan ook tot een positieve bijdrage aan de openheid van het landschap. Ook bij het bepalen van de vereiste landschappelijke inpassing is rekening gehouden met deze landschapswaarde. Het plan is in overeenstemming met artikel 2.7.4.1 van de Omgevingsverordening.

Thema 'wonen'
Nieuwe woonlocaties zijn uitsluitend toegestaan wanneer dit past in het vigerende door Gedeputeerde Staten vastgestelde Kwalitatief Woonprogramma successievelijk de door Gedeputeerde Staten vastgestelde kwantitatieve opgave wonen voor de betreffende regio (artikel 2.2.1.1). De gemeente Overbetuwe heeft haar woningbouwprogramma, zowel kwalitatief als kwantitatief, vastgelegd in de Woonvisie 2015-2020. De voorgenomen ontwikkeling betreft het toevoegen van één vrijstaande woning in het buitengebied van Overbetuwe. Deze ontwikkeling past binnen het woningbouwprogramma zoals vastgelegd is in de Woonvisie. Daarmee is het bestemmingsplan ook in overeenstemming met artikel 2.2.1.1 van de Omgevingsverordening.

Groene ontwikkelingszone
Het plangebied behoort gedeeltelijk tot de groene ontwikkelingszone. De nieuwe woningen liggen echter buiten dit gebied. De effecten van de voorgenomen ontwikkeling op dit beschermde gebied zijn onderzocht in een QuickScan flora en fauna. Zie daarover nader paragraaf 3.10. De ontwikkeling heeft geen negatieve effecten op de groene ontwikkelingszone.

2.3 Gemeentelijk Beleid

Toekomstvisie 2020+ Overbetuwe verbindt.
Op 8 september 2009 heeft de gemeenteraad van de Overbetuwe de 'Toekomstvisie 2020, Overbetuwe verbindt.' vastgesteld. De Toekomstvisie+ van Overbetuwe is het kader voor de ontwikkeling van de gemeente Overbetuwe tot 2020. De visie geeft een richting voor de ruimtelijke, maatschappelijke en economische ontwikkeling. De geschetste identiteit kan bijdragen aan het behouden en aantrekken van inwoners en bedrijven. De visie kan mensen inspireren en motiveren die werken aan stedenbouw, sport, ondernemerschap, onderwijs, openbare ruimte, welzijnswerk en dergelijke. De visie is tenslotte ook een duidelijke positionering naar andere gemeenten en partners; het geeft Overbetuwe een eigen gezicht in de regio. De Toekomstvisie+ omvat het gehele gemeentelijke beleidsterrein. Voor wat betreft de ruimtelijke onderdelen is de Toekomstvisie+ te zien als structuurvisie in de zin van artikel 2.1 van de Wro voor het grondgebied van de gemeente Overbetuwe. In de toekomstvisie zijn de aspecten leefomgeving, vergrijzing, economische gesteldheid (werk en werkgelegenheid) en duurzaamheid opgenomen om een gewenste identiteit uiteen te zetten.

Conclusie
Een belangrijke opgave is het behoud en de versterking van de eigenheid en kenmerken van het landschap (opgave 1). Het plangebied is gelegen in een cultuurhistorisch waardevol gebied in het komgrondenlandschap. Het komgrondenlandschap kenmerkt zich door grootschaligheid en openheid. Deze openheid is op sommige plaatsen echter (deels) verloren gegaan. De onderhavige ontwikkeling, waarbij een agrarisch bouwperceel wordt omgezet in twee woonpercelen van beperkte omvang, draagt bij aan het behouden en versterken van de kernmerkende openheid van het gebied. De bebouwing is specifiek vastgelegd en de omvang van de bouwvlakken wordt aanzienlijk verkleind. Er wordt bovendien 1.431 m² aan bebouwing gesloopt. Bij de landschappelijke inpassing is de openheid van het (omliggende) landschap als uitgangspunt genomen. Gezien het voorgaande draagt het plan bij aan één van de centrale opgaven van de Toekomstvisie+.

Woonagenda Overbetuwe 2020
In de Woonagenda 2020 verwoordt de gemeente Overbetuwe haar doelen en ambities op het gebied van wonen. Als basis voor deze woonagenda is een opgavennotitie opgesteld. Deze woningmarktanalyse geeft zicht op huidige en toekomstige kansen en knelpunten en is het startpunt voor de uitwerking van de woonagenda. De woonagenda bevat geen gedetailleerd uitvoeringsprogramma, maar de koers waarbinnen de komende jaren plannen voor kernen en locaties kunnen worden uitgewerkt. De ontwikkelingen die de komende jaren afkomen op de gemeente (vergrijzing, gezinsverdunning) vragen om meer variatie in het woonaanbod. Over het algemeen zijn inwoners tevreden over hun woonsituatie. Niet voor iedereen is het echter even makkelijk om een woning naar wens te vinden. De gemeente wil over voldoende woningen met de juiste kwaliteit beschikken om huishoudens de gewenste stappen in hun wooncarrière te laten maken. Dat wil zeggen voor iedere stap in de levensloop een geschikt woonalternatief.

Accentpunten zijn:

  • Aandacht voor urgente huisvestingsnood: inzetten op geschikte woningen voor bijzondere doelgroepen;
  • Betaalbaarheid en beschikbaarheid: meer betaalbare huurwoningen beschikbaar;
  • Wijs omgaan met de bestaande woningvoorraad: inzetten op verduurzaming;
  • Een levensloopvriendelijke gemeente: langer thuis wonen en er op uit;
  • Een gezonde woningmarkt in balans: prioriteren én versnellen van onze woningbouwplannen.

Het aantal huishoudens binnen de gemeente neemt in de periode 2015-2040 naar verwachting toe met ca. 2.250. Tot 2025 is een uitbreiding van de woningvoorraad met 1.400 woningen nodig voor het oplossen van bestaande tekorten en het opvangen van de autonome huishoudengroei.

Variatie in het woonaanbod is bij realisatie van nieuwbouw een speerpunt. De grootste vraag bestaat naar woningen voor starters en ouderen. Een ander uitgangspunt is dat nieuwe woningen zoveel mogelijk levensloopbestendig worden gebouwd. De gemeente legt het accent op het bestaande bebouwde gebied: kwaliteitsverbetering van de woningvoorraad en mogelijkheden voor inbreiding en intensivering, bijvoorbeeld door functieverandering. Daarnaast blijft nieuwbouw nodig om in te spelen op de ambities. Doel van de nieuwbouw is, naast het in de pas lopen met die groei van het aantal huishoudens, meer variatie in het woonaanbod te realiseren en beter aan te sluiten op de kwalitatieve behoefte.

Conclusie
Het gemeentelijk beleid als vastgelegd in de Woonagenda 2020, is gericht op kwaliteitsverbetering van de bestaande woningvoorraad en op mogelijkheden voor inbreiding en intensivering. Dit bestemmingsplan maakt twee vrijstaande burgerwoningen in het buitengebied mogelijk, waarbij er sprake is van toevoeging van één woning aan de woningvoorraad. Hoewel de locatie niet in bestaand stedelijk gebied is gelegen, betreft het een geschikte locatie om te wonen gezien de rustige woonomgeving en de ligging in de nabijheid van de kern Valburg. Het plangebied is bovendien een bestaand bouwperceel. De bebouwingscontour wordt door de ontwikkeling niet vergroot en de totale hoeveelheid aan bebouwing vermindert. Realisatie van twee woningen op dit perceel past in kwalitatief opzicht dan ook in de beleidslijn van de Woonagena. Verder is van belang dat het voorliggende initiatief voorziet in de behoefte om ondersteuning te bieden aan een hulpbehoevende ouder. De woning wordt daarvoor ook geschikt gemaakt. Dit past in de doelstelling om meer geschikte woonruimte voor ouderen en mensen met een zorgvraag te bieden.

In de Woonagenda heeft de gemeente haar woningbouwprogramma niet alleen kwalitatief, maar ook kwantitatief vastgelegd voor de periode tot en met 2020. Dit programma vormt een uitwerking van het door Gedeputeerde Staten van Gelderland vastgesteld Kwalitatief Woonprogramma en de door Gedeputeerde Staten vastgestelde kwantitatieve opgave voor wonen in de regio. Op regionaal niveau zijn afspraken gemaakt met betrekking tot het toevoegen van woningen per gemeente. Overbetuwe heeft een rol in het opvangen van de regionale woningbehoefte door de toenemende druk vanuit het stedelijk gebied van Arnhem en Nijmegen. Uit de woningbouwopgave, die in hoofdstuk 8 van de Woonagenda is vastgelegd, blijkt dat er tot 2020 nog ruimte is om ca. 1.000 woningen te realiseren. Het toevoegen van één woning aan de woningvoorraad past binnen de woningbouwopgave.

De ontwikkeling is in kwalitatieve en kwantiatieve zin in overeenstemming met de gemeentelijke Woonagenda.

Beleidsregel 'Functiewijziging en nieuwvestiging in het buitengebied'
De beleidsregel 'Functiewijziging en nieuwvestiging in het buitengebied' uit 2008 bestaat uit regels, een toelichting en een gebiedstypenkaart. De beleidsregel bevat het toetsingskader voor concrete verzoeken om functiewijzigingen in het buitengebied.

Conclusie
Voorliggend bestemmingsplan voorziet in een functiewijziging in het buitengebied: de huidige agrarische bedrijfsbestemming wordt gewijzigd in een woonbestemming. Het plangebied is gelegen in een agrarisch gebied met waarden. Artikel 6 van de beleidsregel bevat regels voor dit gebiedstype.

De beleidsregel biedt mogelijkheden om een functiewijziging naar wonen toe te staan. Uitgangspunt is een reductie van bebouwing met tenminste 50%. Indien 500-1.500 m² aan bebouwing wordt gesloopt kan medewerking worden verleend aan de realisatie van één nieuwe woning. In het onderhavige geval wordt 1.431 m² aan bebouwing gesloopt. De beleidsregel biedt dan ook de mogelijkheid om de voorliggende bestemmingsplanwijziging toe te staan. Voorwaarde is dat de nieuwe woning een inhoud van minimaal 400 en maximaal 600 m³ heeft. In de planregels is dan ook een maximum van 600 m³ opgenomen. Daarnaast dient een nieuw bijgebouw aan een aantal vereisten te voldoen. Het nieuw te realiseren bijgebouw, dat door beide woningen gezamenlijk zal worden gebruikt, voldoet aan deze eisen. De situering is in het bestemmingsplan specifiek vastgelegd. Tenslotte dient gebruik te worden gemaakt van bestaande ontsluitingen. Daarvan is in dit geval sprake; beide woningen maken gebruik van de bestaande ontsluiting op de Woutersdijk. De ontsluiting van het agrarisch bedrijfsperceel aan de noordkant van het plangebied wordt verwijderd.

Voorliggend bestemmingsplan is gezien het voorgaande in overeenstemming met de beleidsregel 'Functiewijziging en nieuwvestiging in het buitengebied'.

Landschapsontwikkelingsplan Overbetuwe (LOP)
In hoofdstuk 2 van het Landschapsontwikkelingsplan (LOP) uit 2009 zijn de (algemene) doelstellingen en gebiedsspecifieke opgaven voor Overbetuwe geformuleerd. De hoofddoelstelling betreft het ontwikkelen van een sterke samenhangende landschappelijke structuur met een eigen Betuwse identiteit, die tegenwicht biedt aan de verstedelijking en waarbij belangrijke landschappelijke waarden duurzaam in stand worden gehouden.

Conclusie
Het plangebied behoort tot het komgebied met open ruimte. Eén van de algemene doelstellingen is het behoud en herstel van de openheid, in het bijzonder in relatie tot de omliggende hoger gelegen oeverwallen. Verder is van belang dat het plangebied is gelegen in deelgebied 2a (open kommen Hollanderbroek, Leindermeint, De Meilanden en Weerbroek). Dit gebied kenmerkt zich als relatief open en grootschalig kommenlandschap met weidebouw en relatief weinig bebouwing. Met name de openheid en de (zicht)relatie tot de hoger gelegen kleinschaliger oeverwallen zijn belangrijke kwaliteiten van het gebied.

Met het oog op de doelstellingen van het LOP is in het kader van dit bestemmingsplan een inrichtingsplan gemaakt. Zie paragraaf 4.2, waarin de beoogde inrichting nader is beschreven. Uitgangspunt van het inrichtingsplan is de kenmerkende openheid. Het verwijderen van bebouwing en niet passende beplanting komt de openheid ten goede. Daarnaast voorziet het inrichtingsplan in het doortrekken van de open weide achter het woonperceel tot aan de Woutersdijk aan weerszijden van de woningen. Hierdoor ontstaan zichtlijnen vanaf de Woutersdijk naar het open landschap. Eén van de gebiedsspecifieke opgaven is daarnaast stimulering van erfbeplanting. Daarin voorziet de te realiseren landschappelijke inpassing eveneens. De afschermende elementen dragen daaraan bij en tevens wordt een klein elzenbosje gerealiseerd op de plaats waar momenteel de toegang tot de agrarisch bedrijfsbebouwing aanwezig is aan de noordkant van het plangebied.

Na realisatie van de landschappelijke inpassing en de beoogde ontwikkeling, ontstaat een nieuw ensemble van bebouwing, erf en groen, dat passend is in de omgeving en bijdraagt aan de doelstellingen van het LOP.

Hoofdstuk 3 Milieu- En Omgevingsaspecten

3.1 Vormvrije M.e.r.-beoordeling

Per 1 april 2011 is het Besluit m.e.r. gewijzigd. De belangrijkste aanleidingen hiervoor zijn de modernisering van de m.e.r. wetgeving in 2010 en de uitspraak van het Europese Hof van 15 oktober 2009. Uit deze uitspraak volgt dat de omvang van een project niet het enige criterium mag zijn om wel of geen m.e.r.(-beoordeling) uit te voeren. Ook als een project onder de drempelwaarde uit lijst D zit, kan een project belangrijke nadelige gevolgen hebben, als het bijvoorbeeld in of nabij een gevoelig natuurgebied ligt. Gemeenten en provincies moeten daarom vanaf 1 april 2011 ook bij kleine bouwprojecten zoals het onderhavige beoordelen of een m.e.r.-beoordeling nodig is.

Om te bepalen of een m.e.r.-beoordeling noodzakelijk is, dient bepaald te worden (1) of de ontwikkeling de drempelwaarden uit lijst D van het Besluit m.e.r. overschrijdt, (2) of de ontwikkeling in een gevoelig gebied ligt en (3) of er belangrijke milieugevolgen zijn.

  1. 1. In het plangebied wordt planologisch-juridisch één extra woning gerealiseerd. Er is daarmee geen sprake van een overschrijding van de drempelwaarden uit lijst D van het Besluit m.e.r..
  2. 2. In onderdeel A van de bijlage bij het Besluit m.e.r is bepaald wat wordt verstaan onder een gevoelig gebied. Als gevoelig gebied zijn gebieden aangewezen die beschermd worden op basis van de natuurwaarden, landschappelijke waarden, cultuurhistorische waarden en waterwingebieden. Uit paragraaf 3.10 (Flora en Fauna) van de toelichting volgt dat het plangebied niet ligt in een gebied dat beschermd wordt op basis van de natuurwaarden. Daarnaast is er geen sprake van externe werking op het Natuurnetwerk Nederland, een Vogel- of Habitatrichtlijngebied of overig beschermd natuurgebied. Het plangebied behoort niet tot een waterwinlocatie, waterwingebied of grondwaterbeschermingsgebied. Ook behoort het plangebied niet tot een gebied waarbinnen een Rijksmonument ligt of tot een Belvédèregebied. Wel is er sprake van een landschappelijk waardevol gebied op basis van het bestemmingsplan en de Omgevingsverordening Gelderland en daarmee een gevoelig gebied.
  3. 3. In de overige paragrafen van dit hoofdstuk zijn de verschillende relevante milieueffecten beschouwd. Hieruit blijkt dat er door onderhavig bestemmingsplan geen sprake zal zijn van nadelige milieugevolgen, zowel afzonderlijk als gezamenlijk bezien. Voor de onderbouwing per onderdeel wordt verwezen naar de afzonderlijke paragrafen.


Conclusie
Voorliggend bestemmingsplan voorziet in het wijzigen van een agrarisch bouwperceel naar een woonperceel met 2 woningen. Zoals in bovenstaande opsomming blijkt, is er gezien de kleinschalige omvang van de ontwikkeling geen sprake van een overschrijding van de drempelwaarden en zijn er geen belangrijke nadelige milieugevolgen. Het plangebied behoort wel tot een landschappelijk waardevol gebied. In het bestemmingsplan 'Buitengebied Overbetuwe', alsmede de Omgevingsverordening Gelderland zijn het plangebied en omgeving aangewezen als waardevol open landschap. In paragraaf 2.2 en 2.3 is echter toegelicht dat de voorgenomen ontwikkeling bijdraagt aan versterking van de openheid en het zicht op het achterliggende open gebied. Gezien het voorgaande is het dan ook niet noodzakelijk om een m.e.r.(-beoordeling) uit te voeren.

3.2 Geluid

In de Wet geluidhinder (Wgh) is vastgesteld dat, indien in het plangebied geluidgevoelige functies (zoals woningen) zijn voorzien binnen de invloedssfeer van (rail- en weg)verkeerslawaai, akoestisch onderzoek uitgevoerd dient te worden. Voor het plangebied is uitsluitend het wegverkeerslawaai relevant. Alle wegen hebben geluidzones, met uitzondering van:

  • wegen die in een als 'woonerf' aangeduid gebied liggen;
  • wegen waarvoor een maximumsnelheid van 30 km/uur geldt.


Op grond van de Wgh geldt een voorkeursgrenswaarde voor de geluidbelasting op de gevels vanwege het wegverkeer van 48 dB (artikel 82 lid 1). Indien de geluidbelasting hoger is, dient een nadere afweging plaats te vinden en kan een ontheffing voor een hogere geluidbelasting worden verleend (artikel 82 lid 2). De maximale ontheffingswaarde voor nieuwbouw buiten de bebouwde kom bedraagt 53 dB.

Beoordeling
Voorliggend bestemmingsplan voorziet in het omzetten van een bedrijfswoning naar een reguliere (burger)woning en in één nieuwe woning. Met laatstgenoemde woning wordt een nieuw geluidsgevoelig object mogelijk gemaakt. De woningen zijn gelegen binnen de geluidzone van de Woutersdijk en de Rijksweg A50. Een akoestisch onderzoek naar de geluidbelasting ter plaatse van de nieuwe woning vanwege het wegverkeer is dan ook noodzakelijk. De onderzoeksrapportage is als Bijlage 1 opgenomen. Hierna worden uitsluitend de conclusies van het onderzoek weergegeven.

De geluidbelasting vanwege de Woutersdijk voldoet op alle gevels aan de voorkeursgrenswaarde. De geluidbelasting vanwege de Rijksweg A50 is echter maximaal 51 dB en overschrijdt daarmee de voorkeursgrenswaarde. Wel wordt voldaan aan de maximale ontheffingswaarde (53 dB). Maatregelen aan de bron of overdrachtsmaatregelen zijn redelijkerwijs niet mogelijk en/of uit landschappelijk-stedenbouwkundig oogpunt niet wenselijk. Derhalve dient een hogere geluidwaarde te worden vastgesteld. Hiertoe dient een ontheffing te worden gevraagd. Omdat de woning drie geluidluwe gevels bevat, wordt het vaststellen van een hogere waarde in dit geval niet bezwaarlijk geacht. Bij het definitief ontwerp van de nieuwe woning dient de geluidwering van de gevels te worden bepaald. Op voorhand zijn geen akoestische belemmeringen te verwachten.

Conclusie
Vanuit akoestisch oogpunt zijn op voorhand geen belemmeringen voor de voorgenomen ontwikkeling te verwachten. Omdat de voorkeursgrenswaarde voor de geluidbelasting vanwege het wegverkeer wordt overschreden, dient een ontheffing voor een hogere geluidwaarde te worden aangevraagd. Tevens dient de geluidwering van de gevel bij het aanvragen van de omgevingsvergunning voor 'bouwen' nader te worden onderzocht.

3.3 Luchtkwaliteit

Sinds 15 november 2007 staan de hoofdlijnen voor regelgeving rondom luchtkwaliteitseisen beschreven in de Wet milieubeheer (hoofdstuk 5 Wm). Hiermee is het Besluit luchtkwaliteit 2005 vervallen. Bij de start van nieuwe bouwprojecten moet onderzocht worden of het effect van een nieuw initiatief relevant is voor de luchtkwaliteit. Er is geen relevantie als aannemelijk kan worden gemaakt, dat de luchtkwaliteit "niet in betekenende mate" aangetast wordt. Daartoe is een algemene maatregel van bestuur 'Niet in betekenende mate' (Besluit NIBM) en een ministeriële regeling NIBM (Regeling NIBM) vastgesteld waarin de uitvoeringsregels vastgelegd zijn die betrekking hebben op het begrip NIBM.

In de Regeling NIBM is een lijst met categorieën van gevallen (inrichtingen, kantoren woningbouwlocaties) opgenomen die niet in betekende mate bijdragen aan de luchtverontreiniging. Deze gevallen kunnen zonder toetsing aan de grenswaarden voor het aspect luchtkwaliteit uitgevoerd worden. Ook als het bevoegd gezag op een andere wijze, bijvoorbeeld door berekeningen, aannemelijk kan maken dat het geplande project NIBM bijdraagt, kan toetsing van de luchtkwaliteit achterwege blijven.

Conclusie
De voorgenomen ontwikkeling betreft het wijzigen van een agrarische bedrijfsbestemming in een woonbestemming. Daarbij wordt één extra woning mogelijk gemaakt. Het toevoegen van één woning valt onder de in de regeling NIBM opgenomen lijst met categorieën van gevallen. De luchtkwaliteit wordt daarom niet in betekenende mate aangetast met de voorgestane ontwikkeling en een luchtkwaliteitonderzoek is niet noodzakelijk. Het aspect luchtkwaliteit vormt geen belemmering voor de voorgenomen ontwikkeling.

3.4 Bedrijven En Milieuzonering

Bij de planontwikkeling dient rekening gehouden te worden met milieuzoneringen van bestaande en toekomstige bedrijven om zodoende de kwaliteit van het leefmilieu te handhaven en te bevorderen. Bij milieuzonering wordt gebruik gemaakt van de door de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) opgestelde Lijst van Bedrijfsactiviteiten''2. Hierin wordt per bedrijfssoort aangegeven welke milieu-invloed (in de vorm van geur, stof, geluid en gevaar) hiervan kan uitgaan en welke indicatieve afstand hierbij (minimaal) in acht genomen worden. Deze afstanden kunnen als basis worden gehanteerd, maar zijn indicatief. Hiervan kan gemotiveerd worden afgeweken. In het algemeen wordt door middel van het aanbrengen van een zonering (afstand) tussen bedrijvigheid en woonbebouwing de overlast ten gevolge van de bedrijfsactiviteiten zo laag mogelijk gehouden.

Onderscheid wordt gemaakt in twee omgevingstypen, uitgaande van het principe van functiescheiding: rustige woonwijk c.q. rustig buitengebied en gemengd gebied. In gemengd gebied worden de richtafstanden één afstandsstap verlaagd.

Beoordeling
Het plangebied behoort tot het gebiedstype 'rustig buitengebied'. De reguliere richtafstanden zijn daarom van toepassing. In de omgeving van het plangebied bevinden zichenkele bedrijven: het loonbedrijf Woutersdijk 1a, het grondgebonden melkveebedrijf Woutersdijk 1b, de nertsenfokkerij Woutersdijk 5 en de melkveehouderij/schapenhouderij Parallelweg-Noord 3. Zoals in onderstaande tabel te zien is, wordt aan de richtafstand ten opzichte van de meeste bedrijven voldaan. Aan de richtafstand ten opzichte van het melkveebedrijf Woutersdijk 1b wordt echter niet voldaan. Dit geldt overigens voor beide woningen.

Adres Bedrijf Miliuecategorie Richtafstand Afstand werkelijk
Woutersdijk 1a Loonbedrijf (>500 m²) 3.1 50 m 140 m
Woutersdijk 1b Melkveebedrijf 3.2 100 m 40 m
Woutersdijk 5 Nertsenfokkerij 4.1 200 m 370 m
Parallelweg-Noord 3 Melkveebedrijf/ schapenhouderij 3.2 100 m 375 m

Tabel 1: bedrijven en milieuzonering

Het maatgevende aspect voor melkveebedrijven in het kader van milieuzonering is geur. De richtafstanden ten aanzien van de overige milieu-aspecten bedragen maximaal 30 meter. Daaraan wordt voldaan.

Van de richtafstanden kan gemotiveerd worden afgeweken. Het aspect geurhinder is in het kader van dit bestemmingsplan dan ook nader onderzocht. Zoals uit de navolgende paragraaf 3.5 blijkt, is er geen sprake van belemmeringen vanuit het aspect geurhinder. Het melkveebedrijf wordt niet beperkt en ter plaatse van de woningen in het plangebied is sprake van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat. Om die reden kan in dit geval worden afgeweken van de richtafstanden. Voor de motivering wordt verwezen naar de genoemde paragraaf en naar het onderzoeksrapport in Bijlage 2.

Conclusie
Het aspect bedrijven en milieuzonering vormt gelet op het voorgaande geen belemmering voor de voorgestane ontwikkelingen. Omliggende functies worden niet belemmerd en is er sprake van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat in het plangebied.

  1. 2. Bedrijven en Milieuzondering, Uitgave VNG, Den Haag, 2009

3.5 Geurhinder

Op 1 januari 2007 is de Wet geurhinder en veehouderij (Wgv) in werking getreden. Deze wet vormt het toetsingskader voor vergunningen op grond van de Wet milieubeheer, waar het gaat om geurhinder veroorzaakt door het houden van dieren. Daarnaast is de wet van belang in verband met de zogenoemde 'omgekeerde werking' in het kader van de ruimtelijke ordening.

De Wgv kent een aantal standaardnormen. Daarnaast hebben gemeenten de mogelijkheid gekregen om binnen een wettelijk bepaalde bandbreedte van deze standaardnormen af te wijken. Op deze wijze kan de gemeente een geurhinderbeleid vaststellen, dat is afgestemd op de plaatselijke situatie. Voor het plangebied en omgeving is geen gemeentelijke verordening vastgesteld.

Naast de Wgv is sinds 1 januari 2013 ook het Activiteitenbesluit milieubeheer van belang in het kader van de omgekeerde werking. De meeste veehouderijen vallen sindsdien onder de werking van het Activiteitenbesluit. Het Activiteitenbesluit vormt voor wat betreft de 'omgekeerde werking' het toetsingskader voor deze veehouderijen.

Beoordeling
Dit bestemmingsplan voorziet in het wijzigen van een agrarische bedrijfsbestemming naar een woonbestemming en het toevoegen van één nieuwe woning. Daarmee wordt voorzien in een nieuw geurgevoelig object. In de omgeving van het plangebied zijn drie agrarische bedrijven aanwezig:

  • Melkveehouderij Woutersdijk 1b (ca. 40 meter tot de (bestaande) woning). Hierop is het Activiteitenbesluit van toepassing;
  • Nertsenfokkerij Woutersdijk 5 (ca. 370 meter tot het plangebied). Deze is vergunningplichtig;
  • Melkveehouderij annex schapenhouderij Parallelweg-Noord 3 (ca. 375 meter tot de (bestaande) woning). Hierop is het Activiteitenbesluit van toepassing.

Zoals in paragraaf 3.4 is bespreven, liggen de woningen binnen de richtafstand tot de melkveehouderij Woutersdijk 1b. Door de Omgevingsdienst Regio Arnhem is in opdracht van de gemeente onderzocht of de voorgenomen ontwikkeling gevolgen voor de hiervoor genoemde agrarische bedrijven heeft en of er sprake is van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat. Het advies is bijgevoegd als Bijlage 2. Navolgend worden de resultaten van het onderzoek beknopt weergegeven.

Op de melkveehouderij Woutersdijk 1b worden zowel dieren met als zonder geuremissiefactor gehouden. In laatstgenoemd geval geldt een minimale afstand van 50 meter. De nieuwe woning dient dan ook op minimaal 50 meter afstand te worden gebouwd. Deze minimale afstand is bij de situering van de nieuwe woning in acht genomen. De bestaande woning ligt op 40 meter afstand en ligt te dicht bij de veehouderij. Omdat er sprake is van een bestaande situatie, levert dit geen extra beperkingen op. Het bedrijf moet in zowel de huidige als toekomstige situatie rekening houden met deze woning. Omdat tevens dieren met een geuremissiefactor worden gehouden, is een V-stacksberekening uitgevoerd (Bijlage 4). Daaruit blijkt dat aan de geurnormen wordt voldaan. Ten aanzien van de veehouderij Woutersdijk 1b is er dan ook geen sprake van belemmeringen.

De vergunningplichtige nertsenfokkerij Woutersdijk 5 houdt 6.000 nertsen. Op basis van de Regeling geurhinder en veehouderij geldt daarbij een minimale afstand van 175 meter tot geurgevoelige objecten. Nu de afstand tot het plangebied minimaal 370 meter bedraagt, wordt ruimschoots aan deze afstand voldaan ten aanzien van beide woningen en is er geen sprake van belemmeringen over en weer.

Op het bedrijf aan de Parallelweg-Noord 3 worden zowel dieren met geuremmissiefactor (schapen) als zonder (melkkoeien, kalveren) gehouden. In laatstgenoemd geval geldt een vaste minimale afstand van 50 meter. Gelet op de afstand tot de woningen, minimaal 375 meter, kan worden vastgesteld dat ruimschoots aan de minimumafstand wordt voldaan. Voor schapen geldt geen vaste afstand. Hoewel het aantal schapen (25 stuks) te verwaarlozen is, is volledigheidshalve een V-stacksberekening uitgevoerd (Bijlage 3), waaruit blijkt dat aan de normen wordt voldaan. Er is dan ook geen sprake van belemmeringen.

Conclusie
Er zijn vanuit het aspect geurhinder geen belemmeringen voor de voorgenomen ontwikkeling.

3.6 Bodem

De bodemkwaliteit vormt een belangrijk aspect bij bouwontwikkelingen. Ook in het kader van functiewijziging en herinrichting vormt de bodemkwaliteit een belangrijke afweging. Daarnaast bevat de Bouwverordening een verbod voor het bouwen van bouwwerken, waarin mensen permanent of nagenoeg permanent verblijven (zoals woningen) op verontreinigde grond.

Beoordeling
Voorliggend bestemmingsplan voorziet in de realisatie van één nieuwe woning en in wijziging van een agrarisch bedrijfsperceel naar een woonperceel. Doordat in een nieuwe woning wordt voorzien, is een onderzoek naar de bodemkwaliteit noodzakelijk. Hiertoe is een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd in het plangebied, waarvan de rapportage als Bijlage 5 is toegevoegd.

Verkennend bodemonderzoek
Uit het onderzoek blijkt dat er een bovengrondse gasolietank in de garage aanwezig is. De hypothese 'verdachte locatie' ten aanzien van deze bovengrondse tank houdt blijkens het verkennend bodemonderzoek stand. Er is sprake van een licht verhoogd gehalte naftaleen in het grondwater. Voorts is in de bovengrond een matig verhoogd gehalte PAK aangetoond. Aangezien dit gehalte de tussenwaarde overschrijdt is nader bodemonderzoek noodzakelijk. Het matig verhoogd gehalte barium dat aangetroffen is, kan als natuurlijk verhoogd achtergrondgehalte worden beschouwd. Daarnaast zijn nog diverse lichte verontreinigingen aangetroffen. Daarvoor is nader onderzoek niet noodzakelijk.

Tenslotte is asbestverdacht materiaal op het maaiveld en in de bodem aangetroffen. Hiervoor dient aanvullend onderzoek te worden verricht na sloop van de bebouwing en verwijdering van de verharding. Dit onderzoek zal worden uitgevoerd in het kader van de omgevingsvergunningaanvraag na onderhavige bestemmingsplanherziening.

Nader bodemonderzoek
In het kader van dit bestemmingsplan is vanwege de resultaten van het verkennend bodemonderzoek, een nader onderzoek naar de aard, mate, omvang, oorzaak en ligging van de aangetroffen verontreiniging met PAK uitgevoerd. Deze rapportage is opgenomen als Bijlage 6. Uit het onderzoek blijkt dat het hoogst aangetroffen gehalte PAK 94 mg/kg d.s. is (sterk verhoogd). De omvang is niet volledig bekend. Hiertoe dient verder nader onderzoek te worden uitgevoerd. Voor een groot deel van de onderzochte locatie geldt dat de onderliggende bodem slechts licht verhoogde gehalten PAK bevat. Of sprake is van een geval van ernstige bodemverontreiniging is nog niet vast te stellen. Daarmee is ook nog niet vast te stellen of sanering spoedeisend is. Verder nader onderzoek is gelet op de resultaten noodzakelijk, voordat de nieuwe woning wordt gerealiseerd. Dit onderzoek zal plaatsvinden in het kader van de omgevingsvergunningaanvraag na onderhavige bestemmingsplanherziening.

Conclusie
Op basis van de resultaten van de uitgevoerde bodemonderzoeken, dient in het kader van de omgevingsvergunningaanvraag na de onderhavige bestemmingsplanherziening nader onderzoek te worden uitgevoerd naar:

  1. 1. de aanwezigheid van asbestverdacht materiaal;
  2. 2. de omvang van de verontreiniging met PAK.

Op basis van deze nadere onderzoeken dienen eventueel maatregelen te worden genomen om de bodem geschikt te maken voor het beoogde gebruik als woonperceel. Op voorhand zijn daarvoor geen belemmeringen te verwachten.

3.7 Externe Veiligheid

Bij externe veiligheid gaat het om de gevaren die de directe omgeving loopt in het geval er iets mis mocht gaan tijdens de productie, het behandelen of het vervoer van gevaarlijke stoffen. De daaraan verbonden risico's moeten aanvaardbaar blijven. Er worden twee normstellingen gehanteerd. Het plaatsgebonden risico (PR) richt zich vooral op de te realiseren basisveiligheid voor burgers: bebouwing is niet toegestaan binnen de zogenaamde 10-6-contour. Het groepsrisico (GR) stelt beperkingen aan de maatschappelijke ontwrichting als gevolg van calamiteiten met gevaarlijke stoffen. Het beleid voor externe veiligheid is gericht op het beperken en beheersen van risico's voor de omgeving vanwege:

  • het gebruik, de opslag en de productie van gevaarlijke stoffen (inrichting);
  • het transport van gevaarlijke stoffen (openbare wegen, water- en spoorwegen, buisleidingen);
  • het gebruik van luchthavens.


De wet- en regelgeving ten aanzien van externe veiligheid is vastgelegd in het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi), het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb), het Besluit externe veiligheid transportroutes (Bevt) en de daarmee samenhangende Regeling basisnet. Daarnaast wordt in het kader van een 'goede ruimtelijke ordening' (art. 3.1 Wro) getoetst aan eventueel van toepassing zijnde veiligheidsafstanden uit het Activiteitenbesluit.

In het Bevi is vastgelegd dat voldaan moet worden aan de eisen van het besluit bij nieuwe activiteiten / situaties. Het gaat daarbij niet alleen om het oprichten van of veranderen van inrichtingen of projecteren van nieuwe bestemmingen. Ook bij het vaststellen of herzien van een bestemmingsplan dient de externe veiligheid te worden beoordeeld.

Beoordeling en conclusie
Voor het plangebied is beoordeeld of sprake is van activiteiten met gevaarlijke stoffen in en in de omgeving van het plangebied, die mogelijk risico's zouden kunnen opleveren. Meer specifiek is gekeken naar de aanwezigheid van bedrijven die aangewezen zijn in het Bevi, waaronder LPG-tankstations, transportroutes over weg/spoor/water en buisleidingen. Hierbij is gebruik gemaakt van de risicokaart (http://nederland.risicokaart.nl/risicokaart.html).

Buisleidingen en risicovolle inrichtingen
In de nabijheid van het plangebied zijn geen risicovolle inrichtingen of buisleidingen aanwezig. Het meest nabij gelegen relevante object betreft de gasleiding N-574-10, die zich ca. 900 meter noordelijk van het plangebied bevindt. Het plangebied ligt buiten het invloedsgebied van inrichtingen en buisleidingen.

Transportroutes
Ca. 550 meter ten westen van het planligt ligt de Rijksweg A50. Het plangebied ligt daarmee buiten de plaatsgebonden risicocontour van deze transportroute. Wel ligt het plangebied binnen het invloedsgebied van de Rijksweg A50. Binnen het invloedsgebied wordt een nieuw kwetsbaar object mogelijk gemaakt. Omdat de afstand tussen het plangebied en de risicobron groter is dan 200 meter, hoeft het groepsrisico alleen beperkt verantwoord te worden. Hierdoor hoeft niet de hoogte van het groepsrisico in beeld gebracht te worden, maar enkel nog de aspecten zelfredzaamheid en beheersbaarheid (beperkte verantwoordingsplicht).

De gemeente heeft bij het invullen van de beperkte verantwoordingsplicht een grote mate van beoordelingsvrijheid. Ten aanzien van de aspecten bestrijdbaarheid en zelfredzaamheid heeft de veiligheidsregio adviesrecht. Dit bestemmingsplan maakt de bouw van één extra woning mogelijk, waarbij een agrarisch bedrijf planologisch wordt opgeheven. Hierdoor neemt het aantal personen in het plangebied minimaal toe. Gezien deze zeer beperkte toename en de afstand tot de risicobron, wordt geconcludeerd dat er voldoende afstand tussen beide functies aanwezig is. De invloed op het GR zal minimaal zijn en de aanwezigen in het plangebied kunnen voldoende zelfredzaam worden geacht. Er zijn voldoende vluchtmogelijkheden. Ten aanzien van de bestrijdbaarheid in geval van een calamiteit bestaan geen belemmeringen. De gemeente acht het groepsrisico verantwoord en het restrisico wordt geaccepteerd.

Conclusie
Het aspect externe veiligheid vormt geen belemmering voor de voorgenomen ontwikkeling in het plangebied.

3.8 Kabels En Leidingen

Het verrichten van werkzaamheden in de nabijheid van hoogspanningsmasten, hoogspanningslijnen, hoogspanningskabels, warmwaterleidingen e.d. kan gevaar met zich meebrengen. Om dit gevaar zoveel mogelijk te beperken dient de leidingbeheerder aan te geven onder welke voorwaarden de werkzaamheden veilig plaats kunnen vinden.

Conclusie
In het plangebied zijn geen planologisch relevante kabels en/of leidingen gelegen. Er zijn dan ook geen belemmeringen aanwezig.

3.9 Waterparagraaf

Rijksbeleid
Nationaal waterplan
In december 2015 heeft het kabinet het Nationaal Waterplan vastgesteld. Dit plan geeft op hoofdlijnen aan welk beleid het Rijk in de periode 2016-2021 voert om te komen tot een duurzaam waterbeheer. Het Nationaal Waterplan richt zich op bescherming tegen overstromingen, beschikbaarheid van voldoende en schoon water, en diverse vormen van gebruik van water. Ook worden de maatregelen genoemd die hiertoe worden genomen.

Het Nationaal Waterplan is opgesteld op basis van de Waterwet, die met ingang van 22 december 2009 van kracht is. Op basis van de Wet ruimtelijke ordening heeft het Nationaal Waterplan voor de ruimtelijke aspecten de status van structuurvisie.

Provinciaal beleid
Provinciaal Waterplan
In het Waterplan Gelderland is het waterbeleid beschreven aan de hand van een aantal thema's, zoals landbouw, wateroverlast, watertekort, natte natuur, grondwaterbescherming en hoogwaterbescherming. Voor deze thema's is beschreven welke doelstellingen voor 2027 en 2015 er liggen. Daarbij is beschreven hoe wij voor de planperiode de uitvoering van acties zien om die doelstellingen te bereiken. Bij sommige thema's gelden aanvullende waterdoelstellingen voor specifieke waterhuishoudkundige functies.

In het kort zijn de belangrijkste doelstellingen voor de planperiode:

  • voor de 35 gebieden van de TOP-lijst is het Gewenste Grond- en Oppervlaktewater Regiem (GOOR) bestuurlijk vastgesteld en zijn de maatregelen voor herstel uitgevoerd;
  • de maatregelen voor herstel van de wateren van het hoogste ecologisch niveau (HEN-wateren) zijn uitgevoerd;
  • de natte ecologische verbindingszones zijn gerealiseerd, tenzij onvoldoende financiële middelen beschikbaar zijn;
  • wateroverlast vanuit het regionale watersysteem wordt voorkomen door inrichting van waterbergingsgebieden en verruiming van watergangen;
  • in het stedelijk gebied is urgente wateroverlast opgelost;
  • de zwemwateren voldoen als minimum aan de categorie aanvaardbaar;
  • toekomstvast hoogwaterbeleid.

Waterschap Rivierenland
Waterbeheerplan 2016-2021
Dit plan, vastgesteld op 27 november 2015, gaat over het waterbeheer in het hele rivierengebied en het omvat alle watertaken van het waterschap: waterkwantiteit, waterkwaliteit, waterkering en waterketen. In het Waterbeheerplan staat wat Waterschap Rivierenland de komende periode gaat doen om inwoners van het rivierengebied veiligheid en voldoende schoon en mooi water in sloten en plassen te kunnen blijven bieden. Het plan is in samenwerking met onder meer de gemeente Overbetuwe opgesteld.

Keur Waterschap Rivierenland 2014
Voor waterhuishoudkundige ingrepen is de 'Keur Waterschap Rivierenland 2014' van toepassing. De Keur is een waterschapsverordening die gebods- en verbodsbepalingen bevat met betrekking tot ingrepen, die consequenties hebben voor de waterhuishouding en het waterbeheer. Zo is het onder andere verboden om handelingen te verrichten waardoor het onderhoud, aanvoer, afvoer en/of berging van water kan worden belemmerd, zonder een ontheffing van het Waterschap. De wateren en waterkeringen waarop de keur van toepassing is zijn vastgelegd in de legger wateren.

Realisatie van nieuwe bebouwing en/of verhard oppervlak moet hydrologisch neutraal worden uitgevoerd. Bij het toevoegen van bebouwing of verharding geldt een compensatieplicht. Er geldt een eenmalige vrijstelling van de compensatieplicht wanneer minder verharding dan 500 m² in stedelijk gebied of minder dan 1.500 m² in landelijk gebied wordt toegevoegd.

Gemeente Overbetuwe
Waterplan Overbetuwe
In 2008 heeft de gemeente Overbetuwe in samenwerking met het Waterschap Rivierenland het Waterplan Overbetuwe vastgesteld. Het waterbeheerplan van het waterschap is recent geactualiseerd (zie hierboven), eveneens in samenwerking met onder meer de gemeente Overbetuwe. Beide plannen gelden echter naast elkaar.

In het Waterplan Overbetuwe wordt het beleidskader geschetst en worden concrete maatregelen voor het watersysteem uitgewerkt. Naast het waterplan wordt parallel een Gemeentelijk Rioleringsplan (GRP) opgesteld waarin de maatregelen voor de riolering (waterketen) worden uitgewerkt.
Met het opstellen van een waterplan wordt inzicht gegeven in de relevante wateropgaven voor de gemeente Overbetuwe, zoals:

  • wateroverlast, het zoeken van oplossingen om wateroverlast tegen te gaan;
  • waterkwaliteit, het onderzoeken van mogelijkheden voor het verbeteren van de waterkwaliteit;
    grondwater, het inventariseren van grondwateroverlast;
  • beleving van water, burgers betrekken bij water;
  • afspraken en taken van waterschap en gemeente.


In het waterplan is een RO-attentiekaart per kern opgenomen en een overzichtskaart van de gehele gemeente.

Watertoets
Voorliggend bestemmingsplan voorziet in het omzetten van een agrarisch bedrijfsperceel naar een woonperceel met twee woningen en een bijgebouw. Er wordt 1.431 m² aan bebouwing gesloopt en bovendien wordt een deel van de bestaande verharding verwijderd. Met de realisatie van één nieuwe woning en een gedeeld bijgebouw, wordt aanmerkelijk minder nieuw verhard oppervlak toegevoegd dan er wordt verwijderd. De oppervlakte aan verhard oppervlak in het plangebied neemt dan ook aanzienlijk af, waarmee er sprake is van een hydrologisch gunstige ontwikkeling. De watergangen aan de randen van het plangebied blijven behouden. Aan de westelijke rand van het plangebied wordt een nieuwe watergang gerealiseerd, die de watergangen ten noorden en ten zuiden van het plangebied aan de Woutersdijk met elkaar verbindt. Het perceeltje aan de noordkant van het plangebied, waar op basis van het inrichtingsplan een elzenbosje wordt voorzien, kan in combinatie met de watergang worden vernat. Hier wordt alle verharding verwijderd.

Conclusie
Waterhuishoudkundig zijn er geen bezwaren of voorwaarden verbonden aan het voorliggend plan. Het plan heeft een positief effect op de waterhuishouding.

3.10 Flora En Fauna

Natuurwetgeving
De bescherming van de natuur is sinds 1 januari 2017 vastgelegd in de Wet Natuurbescherming. Deze vervangt de Natuurbeschermingswet 1998 en de Flora- en faunawet. Deze wet vormt een uitwerking van de Europese Vogelrichtlijn en Habitatrichtlijn. Daarnaast vindt beleidsmatig gebiedsbescherming plaats door middel van het Natuurnetwerk Nederland (NNN), dat op provinciaal niveau is uitgewerkt (Gelders Natuurnetwerk).

De Wet natuurbescherming heeft enerzijds betrekking op de Europees beschermde Natura 2000-gebieden. Ruimtelijke ontwikkelingen die effecten hebben op de vastgestelde natuurwaarden van deze gebieden, zijn in beginsel niet toegestaan. Indien er een kans bestaat dat effecten zullen optreden, dienen deze vooraf in kaart gebracht en beoordeeld te worden.

Anderzijds heeft de wet betrekking op alle in Nederland in het wild voorkomende zoogdieren, (trek) vogels, reptielen en amfibieën, op een aantal vissen, libellen en vlinders, op enkele bijzondere en min of meer zeldzame ongewervelde diersoorten (uit de groepen kevers, mieren, schelp- en schaaldieren) en op een honderdtal vaatplanten. Bij ruimtelijke ontwikkelingen hoeft echter alleen rekening gehouden te worden met de juridisch zwaarder beschermde soorten uit 'tabel 2' en 'tabel 3' en met vogels. Voor deze soorten moet een ontheffing worden aangevraagd wanneer een ruimtelijke ontwikkeling leidt tot schade aan de soort of verstoring van leefgebied. Voor soorten van 'tabel 3' en vogels geldt hierbij een strenger afwegingskader dan voor soorten van 'tabel 2'. Voor soorten van 'tabel 2' en vogels geldt bovendien dat een ontheffing niet nodig is wanneer gewerkt wordt conform een door LNV goedgekeurde gedragscode.

Ten behoeve van de voorgenomen ontwikkeling is een QuickScan flora en fauna uitgevoerd (Bijlage 7). Daarin is onderzocht of het plan effecten heeft op beschermde natuurgebieden en/of soorten. De resultaten worden hieronder beknopt weergegeven.

Resultaten gebiedsbescherming
Het plangebied valt buiten de invloedssfeer van de voor de Wet Natuurbescherming en Natuurnetwerk Nederland (NNN, voormalige Ecologische Hoofdstructuur) aangewezen gebieden. De meest dichtstbijzijnde Natura 2000-gebieden Rijntakken en Veluwe bevinden zich op ca. 4 respectievelijk 5,5 kilometer afstand van het plangebied. Doordat een agrarisch bedrijfsperceel wordt gewijzigd naar een woonperceel neemt de ammoniak- en stikstofuitstoot permanent af en heeft de ontwikkeling een positief effect op Natura 2000-gebieden. Het gebruik van het woonperceel en de daartoe uit te voeren werkzaamheden zullen slechts een zeer beperkt, lokaal effect hebben.

Het plangebied is niet in de nabijheid van het Gelders Natuurnetwerk gelegen. Het gedeelte van het plangebied buiten het bestaande bouwperceel ligt daarentegen wel in de groene ontwikkelingszone (GO). Dit betreft een leefgebied voor weidevogels. Beide woningen en het bijgebouw zijn buiten de GO gelegen. In de weidevogelgebieden wil de provincie door het behoud van openheid en rust het leefgebied voor weidevogels in stand houden. Negatieve effecten op deze doelstellingen worden niet verwacht, nu het bebouwd oppervlak op het erf kleiner wordt. De verstoringsafstand wordt iets kleiner en er ontstaat een geringe toename van geschikt weidevogelgebied.

Negatieve effecten op beschermde natuurgebieden treden derhalve niet op.

Resultaten soortenbescherming
In de QuickScan is onderzocht of (indirecte) aantasting of verstoring van verblijfplaatsen en leefgebied van beschermde soorten ten gevolge van de beoogde ontwikkeling aan de orde is. Negatieve effecten op vaatplanten, grondgebonden zoogdieren, amfibieën, reptielen, vissen en insecten worden niet verwacht. Ook effecten op foerageergebied en vliegroutes en verblijfplaatsen van zowel boombewonende als gebouwbewonende vleermuizen zijn redelijkerwijs uit te sluiten. Wel worden als gevolg van de beoogde werkzaamheden (sloop van bebouwing) nesten van huismussen aangetast. Nader onderzoek en een ontheffing zijn nodig voor het aantasten van de verblijfplaatsen van deze jaarrond beschermde vogelsoort. Negatieve effecten op overige jaarrond beschermde vogels zijn niet aan de orde. De gierzwaluw broedt in de bestaande woning, maar deze blijft behouden. Naar aanleiding van de oinderzoeksresultaten is door de initiatiefnemer reeds een ontheffingaanvraag ingediend.

Conclusie
De voorgenomen ontwikkeling leidt tot aantasting van verblijfplaatsen van de jaarrond beschermde huismus. Nader onderzoek naar deze soorten en een ontheffing op grond van de Wet Natuurbescherming zijn noodzakelijk. Ontheffing is inmiddels aangevraagd. Voor het overige zijn er geen negatieve effecten op beschermde natuurgebieden of beschermde soorten te verwachten.

3.11 Archeologische Waarden

Sinds de invoering van de Wet op de Archeologische Monumentenzorg (WAMZ) op 1 september 2007 is de verantwoordelijkheid ten aanzien van het bodemarchief gedecentraliseerd naar de gemeente. De provincie Gelderland blijft hierbij bestemmingsplannen (en afwijkingen hierop) toetsen op archeologie en cultuurhistorie, maar gaat er daarbij wel vanuit dat de gemeente zijn eigen taak naar behoren zelfstandig zal uitvoeren. De gemeente Overbetuwe heeft voor haar gemeentelijk grondgebied een erfgoedplan3 en een archeologische beleidsadvieskaart4 vervaardigd. Het erfgoedplan beoogt versterking van de plaats en betekenis van cultuurhistorie als factor in het ruimtelijk beleidsproces.

Beoordeling en conclusie
Ter plaatse van het plangebied is de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologische verwachting 4' opgenomen. Dit betekent dat bij bodemingrepen bij een oppervlakte van meer dan 2.500 m² archeologisch onderzoek verplicht is. In dit geval blijft de omvang van de bodemingrepen in het plangebied ruimschoots beneden deze onderzoeksdrempel. Het aspect archeologie vormt dan ook geen belemmering voor de voorgenomen ontwikkeling.

  1. 3. Erfgoedplan 'Een Sleutel tot de schatkist', ADC Heritage BV, d.d. 08-12-2004, rapportnummer H001
  2. 4. RAAP Archeologisch Adviesbureau, rapport 1074, gemeente Overbetuwe

Hoofdstuk 4 Planbeschrijving

4.1 Huidige Situatie

Het plangebied betreft een voormalige agrarische bedrijfslocatie in het buitengebied van de gemeente Overbetuwe, ten noordwesten van de kern Valburg. Circa 500 meter westelijk is de A50 gelegen. Het perceel is voorheen in gebruik geweest als agrarisch bedrijf. Dit gebruik is reeds een aantal jaren beëindigd.

Het plangebied omvat grofweg twee verschillende delen: een erf met bebouwing en verharding aan de voorzijde en een open agrarisch gebied aan de achterzijde (weiland). In de navolgende figuur wordt de aanwezige bebouwing en verharding weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.1734.0217BUITwoutdijk2-ONHE_0004.png"afbeelding "i_NL.IMRO.1734.0217BUITwoutdijk2-ONHE_0005.png"
Afbeelding 3: huidige situatie in het plangebied

De bebouwing bestaat uit de voormalige agrarische bedrijfswoning Woutersdijk 2, een stacaravan, een viertal bijgebouwen en een mestput. De bijgebouwen verkeren niet langer in goede staat en bezitten geen cultuurhistorische waarden. Het woonhuis is daarentegen nog in voldoende goede staat om als zodanig gebruikt te kunnen worden. Het perceel heeft twee toegangen vanaf de Woutersdijk: één aan de noordzijde en één centraal, nabij het woonhuis. Aan de zuid-, oost- en noordkant van het plangebied zijn watergangen aanwezig. Verder is de tuin ingericht met enige begroeiing, met name aan de noordkant.

4.2 Voorgenomen Ontwikkeling

Het perceel is niet meer in gebruik als agrarische bedrijfslocatie en een dergelijk gebruik is voor de eigenaar van het perceel niet meer aan de orde is. De initiatiefnemer wil de agrarische bestemming dan ook wijzigen in een woonfunctie. De voormalige agrarische bedrijfsgebouwen worden gesloopt. De bestaande bedrijfswoning blijft gehandhaafd en zal worden gebruikt als burgerwoning.

Het voornemen van de initiatiefnemer is op basis van de beleidsregel 'Functiewijziging en nieuwvestiging in het buitengebied' onder voorwaarden mogelijk (zie nader paragraaf 2.3). De bestemming dient te worden gewijzigd naar 'Wonen'. Dit bestemmingsplan voorziet hierin. De initiatiefnemer heeft tevens de wens om één nieuwe woning te realiseren, naast de omzetting van de voormalige agrarische bedrijfswoning.

Op basis van de beleidsregel, dient een tegenprestatie te worden geleverd om de voorgenomen functiewijziging met toevoeging van een woning toe te kunnen staan. De tegenprestatie is in dit geval tweeledig:

  • Er wordt in totaal 1.431 m² aan bebouwing gesloopt. Dit betreft de voormalige agrarische bedrijfsgebouwen, de mestput, de garage en de stacaravan (zie afbeelding 4). Daarnaast wordt een groot deel van de erfverharding verwijderd, waaronder de noordelijke inrit.
  • Er wordt voorzien in een adequate landschappelijke inpassing op basis van het opgesteld inrichtingsplan, dat als Bijlage 2 bij de regels is opgenomen. Realisatie van het inrichtingsplan wordt in het bestemmingsplan verplicht. De beoogde inrichting draagt bij aan de landschappelijke en ruimtelijke kwaliteit van het plangebied in relatie tot de omgeving, die als waardevol open gebied is aangemerkt. Een schets van de beoogde inrichting is in afbeelding 5 weergegeven.

Hierdoor wordt voldaan aan de voorwaarden van de beleidsregel en ontstaat de mogelijkheid om een extra woning te realiseren.

De nieuwe woning wordt gesitueerd ten noordoosten van de bestaande woning. Tussen beide woningen blijft de toegang tot het erf aanwezig. Deze blijft deels verhard en wordt deels halfverhard uitgevoerd. Aan de oostkant van het erf wordt een bijgebouw gerealiseerd, dat door beide woningen gezamenlijk zal worden gebruikt. Door de beoogde opzet ontstaat een duidelijk herkenbaar en compact erf. Rondom de bebouwing wordt voorzien in een aantal groenelementen, waaronder een elzenbosje aan de noordkant en knotwilgen aan de zuidkant. De tuin zal deels als siertuin en deels als meer open grasland worden uitgevoerd. Tevens worden enkele hoogstamfruitbomen geplant. De watergangen blijven behouden en aan de westelijke rand van het plangebied aan de Woutersdijk worden de watergangen ten noorden en ten zuiden van het plangebied met elkaar verbonden.

Het voornemen voorziet in de behoefte aan zorg en ondersteuning voor een hulpbehoevende ouder. Uit hoofdstuk 3 van deze toelichting is gebleken dat er geen milieuhygiënische bezwaren of belemmeringen bestaan tegen het voornemen om de bestemming te wijzigen en één extra woning te bouwen.

afbeelding "i_NL.IMRO.1734.0217BUITwoutdijk2-ONHE_0006.png"afbeelding "i_NL.IMRO.1734.0217BUITwoutdijk2-ONHE_0007.png"
Afbeelding 4: te slopen bebouwing
afbeelding "i_NL.IMRO.1734.0217BUITwoutdijk2-ONHE_0008.png"afbeelding "i_NL.IMRO.1734.0217BUITwoutdijk2-ONHE_0009.png"
Afbeelding 5: inrichtingsschets toekomstige situatie

4.3 Verkeer En Parkeren

Ten behoeve van de twee woningen dienen op eigen terrein voldoende parkeerplaatsen aanwezig te zijn. Hierbij dient te worden voldaan aan de Nota Parkeernormen Overbetuwe 2016. Binnen het plangebied is voldoende ruimte voor de benodigde parkeerplaatsen aanwezig. De woningen worden ontsloten op de Woutersdijk via de bestaande oprit, die gedeeltelijk onverhard wordt uitgevoerd.

Voor wat betreft parkeren en verkeersafwikkeling zijn er geen belemmeringen voor de voorgestane ontwikkeling aanwezig.

Hoofdstuk 5 Juridische Planopzet

5.1 Algemene Opzet

Inleiding
Dit hoofdstuk bevat de concrete vertaling van het beleidsgedeelte (voorafgaande hoofdstukken) in het juridisch gedeelte van het bestemmingsplan (de verbeelding en regels).

Het bestemmingsplan 'Buitengebied, Woutersdijk 2, Valburg' bestaat uit de volgende onderdelen:

De toelichting
In de toelichting is de ontwikkeling verantwoord, zowel op basis van het beleid, als op basis van milieu-hygiënische aspecten, aangevuld met een toelichting op de juridische opzet.

De bestemmingsregels
De bouw- en gebruiksregels binnen de verschillende bestemmingen. Daarnaast zijn waar nodig afwijkings- en wijzigingsbevoegdheden opgenomen, om het plan de benodigde flexibiliteit te geven.


De verbeelding
Op de verbeelding zijn de bestemmingen 'Wonen', 'Agrarisch met waarden', 'Groen' en 'Waarde - Archeologische verwachting 4' opgenomen met de daarbij behorende aanduidingen. Waar nodig worden deze in paragraaf 5.2 nader toegelicht.

De opzet van het plan
Het bestemmingsplan is een juridisch plan, dat bindend is voor de burgers en voor de overheid. Qua systematiek is aangesloten bij het bestemmingsplan 'Buitengebied Overbetuwe'.

Bouwplan
Indien een aanvraag om omgevingsvergunning ingediend wordt, zijn in eerste instantie de bestemming met bijhorende regels van belang. Als het nieuwe en het beoogde gebruik past binnen de toegekende bestemming dan kan de omgevingsvergunning worden verleend.

5.2 Toelichting Op De Verbeelding En Regels

Op de verbeelding zijn de bestemmingen onderscheiden. De bestemmingen zijn afgeleid uit het gebruik (de aanwezige functies). De bestemmingen vormen het zogenaamde casco van het plan, waarvan in beginsel niet mag worden afgeweken.

Agrarisch met waarden
Het achterste (oostelijke) perceelsgedeelte behoudt de bestemming 'Agrarisch met waarden'. De zijerven aan weerszijde van het beoogde woonperceel met twee woningen, hebben eveneens de bestemming 'Agrarisch met waarden' gekregen, vanwege de wens om de doorzichten hier te waarborgen c.q. versterken. Hiermee wordt de beoogde inrichting gewaarborgd.

Deze gronden zijn met name bestemd voor agrarische bedrijfsvoering, hobbymatig agrarisch grondgebruik, extensieve dagrecreatie, water en waterhuishoudkundige voorzieningen. De functieaanduidingen 'specifieke vorm van agrarisch met waarden - openheid' en 'specifieke vorm van agrarisch met waarden - zegen' zijn opgenomen om de bedoeling van behoud en herstel van de openheid en zegen te benadrukken. Hieraan is een omgevingsvergunningstelsel voor diverse werken en werkzaamheden gekoppeld. Er is geen bouwvlak opgenomen, waardoor de bouwmogelijkheden zeer beperkt zijn.

Groen
Aan de noordwestkant van het plangebied, ter plaatse van de huidige inrit naar de agrarische bedrijfsgebouwen, wordt in het inrichtingsplan een groenvoorziening in de vorm van een elzenbosje voorzien. Hiertoe is de bestemming 'Groen' opgenomen.

Deze gronden zijn bestemd voor groenvoorzieningen, bermen en beplanting, extensief recreatief medegebruik, beeldende kunst en water en waterhuishoudkundige voorzieningen. Gebouwen zijn binnen deze bestemming niet toegestaan.

Wonen
Gebruik
Het voorste perceelsgedeelte, met uitzondering van de zijerven waar behoud c.q. versterking van het doorzicht beoogd wordt, is bestemd als 'Wonen'. Deze gronden zijn bestemd voor wonen, de uitoefening van een aan huis gebonden beroeps- of bedrijfsactiviteit (onder voorwaarden), nevenactiviteiten en hobbymatig agrarisch gebruik. Een en ander met bijbehorende gebouwen, bouwwerken, geen gebouwen zijnde, groenvoorzieningen, voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding, tuinen en erven.

In de gebruiksregels is de voorwaardelijke verplichting opgenomen dat de benodigde landschappelijke inrichting, zoals opgenomen in het inrichtingsplan, tijdig wordt gerealiseerd. De inpassing dient na realisatie in stand te worden gehouden.

Bouwen
Hoofdgebouwen zijn uitsluitend binnen de op maat opgenomen bouwvlakken toegestaan. De maximale goot- en bouwhoogte bedragen respectievelijk 3 en 8 meter voor de nieuwe woning en 3,5 en 9 voor de bestaande woning. De maximale inhoud is 600 m³, dit is overeenkomstig het LOP. De mogelijkheden aan bijgebouwen zijn met het oog op de versterking van de openheid beperkt. Er wordt voorzien in één gedeeld bijgebouw. Daartoe is een specifiek aanduidingsvlak 'bijgebouwen' opgenomen. Bijgebouwen zijn uitsluitend binnen het aanduidingsvlak toegestaan. De maximale goot- en bouwhoogte bedragen respectievelijk 3 en 5 meter.

Waarde - Archeologische verwachting4
In het plan is deze archeologische dubbelbestemming opgenomen, ten behoeve het behoud en de bescherming van archeologische waarden in of nabij het plangebied. Naast de betreffende dubbelbestemming hebben de betrokken gronden altijd nog de betreffende hoofdbestemming. De bepalingen van de hoofdbestemming en de dubbelbestemming zijn beide van toepassing, maar bij strijd tussen deze bepalingen prevaleren de bepalingen van de dubbelbestemming. De reden hiervoor is dat de belangen van de dubbelbestemming zwaarder wegen dan die van de hoofdbestemming. De dubbelbestemming bevat een omgevingsvergunningplicht en plicht tot het doen van archeologisch onderzoek voor bodemingrepen groter dan 2.500 m2 en dieper dan 0,3 meter onder het maaiveld. Met de voorgenomen ontwikkelingen wordt deze drempelwaarde niet overschreden.

Algemene regels
Anti-dubbeltelregel
Deze bepaling is opgenomen om te voorkomen dat, wanneer volgens een bestemmingsplan bepaalde gebouwen en bouwwerken niet meer dan een bepaald deel van een bouwperceel mogen beslaan, het opengebleven terrein nog eens meetelt bij het toestaan van een ander gebouw of bouwwerk, waaraan een soortgelijke eis wordt gesteld.

Algemene gebruiksregels
Deze bepaling bevat de vormen van gebruik, die in ieder geval strijdig zijn met de regels van het bestemmingsplan voor alle opgenomen bestemmingen.

Algemene afwijkingsregels
In dit artikel wordt een opsomming gegeven van de regels waarvan door middel van een omgevingsvergunning afgeweken kan worden van het bestemmingsplan. Het gaat hierbij om de bevoegdheid om door middel van een omgevingsvergunning af te kunnen wijken van de regels die gelden voor alle bestemmingen in het plan. De criteria, die bij toepassing van de afwijkingsbevoegdheid in acht moeten worden genomen, zijn aangegeven. Er zijn bevoegdheden opgenomen met betrekking tot de maatvoering, bouwgrenzen, evenementen, nutsvoorzieningen, de maximale inhoud van woningen en tijdelijk kamperen.

Algemene wijzigingsregels
In dit artikel wordt een opsomming gegeven van de regels waarvan door middel van een wijzigingsplan afgeweken kan worden van het bestemmingsplan. Dit betreft kleine wijzigingen van de bestemmingsgrenzen.

Overgangs- en slotregels
Overgangsrecht
Het voor alle bestemmingsplannen verplichte overgangsrecht is opgenomen. Bouwwerken welke op het moment van inwerkingtreding van het bestemmingsplan bestaan (of waarvoor een omgevingsvergunning voor het bouwen is aangevraagd) mogen blijven bestaan, ook al is er strijd met de bebouwingsregels. De overgangsbepaling houdt niet in dat het bestaand, illegaal opgerichte, bouwwerk legaal wordt, noch brengt het met zich mee dat voor een dergelijk bouwwerk alsnog een omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen kan worden verleend. Burgemeester en wethouders kunnen in beginsel dus nog gewoon gebruik maken van hun handhavingbevoegdheid. Het gebruik van de grond en opstallen, dat afwijkt van de regels op het moment van inwerkingtreding van het plan mag eveneens worden voortgezet.

Slotregel
Dit artikel geeft aan op welke manier de regels kunnen worden aangehaald.

Hoofdstuk 6 Financiële Toelichting


Kostenverhaal
Uitgangspunt voor de beoogde ontwikkelingen is dat deze voor de gemeente budgetneutraal worden ontwikkeld. Op grond van artikel 6.12 lid 1 Wet ruimtelijke ordening (Wro) is de gemeenteraad van Overbetuwe verplicht om, indien er sprake is van een bouwplan, de gemeentelijke kosten te verhalen.

De kosten worden verhaald middels de gemeentelijke legesverordening en een met de initiatiefnemer af te sluiten anterieure overeenkomst. Met de ontwikkelende eigenaar van de gronden die binnen het plangebied gelegen, wordt een planschadeovereenkomst gesloten. In deze overeenkomst zijn afspraken gemaakt over het verhaal van kosten, dit is daarin op afdoende wijze vastgelegd.

Financiële haalbaarheid
De kosten worden verhaald middels een met de initiatiefnemer af te sluiten anterieure overeenkomst. In deze overeenkomst worden tevens afspraken gemaakt over het kostenverhaal in het geval van plamschadetegemoetkoming. Middels deze overeenkomst is het kostenverhaal voldoende verzekerd.

Hoofdstuk 7 Overleg En Inspraak

7.1 Inleiding

De procedures voor vaststelling van een bestemmingsplan zijn door de wetgever geregeld. Aangegeven is dat tussen gemeente en verschillende instanties waar nodig overleg over het plan moet worden gevoerd alvorens een ontwerpplan ter visie gelegd kan worden. Bovendien kan het noodzakelijk zijn om belanghebbenden de gelegenheid te bieden om hun visie omtrent het plan te kunnen geven. Dit is afhankelijk van de inspraakverordening van de gemeente. Pas daarna kan de wettelijke procedure met betrekking tot vaststelling van het bestemmingsplan van start gaan.

7.2 Overleg

Artikel 3.1.1 van het besluit ruimtelijke ordening (Bro) geeft aan dat het bestuursorgaan dat belast is met de voorbereiding van een bestemmingsplan overleg pleegt met de besturen van betrokken gemeenten en waterschappen en met die diensten van provincie en Rijk die betrokken zijn bij de zorg voor de ruimtelijke ordening of belast zijn met de behartiging van belangen welke in het plan in het geding zijn. Gezien de geringe omvang en impact van de voorgenomen ontwikkelingen heeft vooroverleg niet plaatsgevonden.

7.3 Vaststellingsprocedure

De vaststellingsprocedure van het bestemmingsplan heeft plaatsgevonden volgens artikel 3.8 van de Wet ruimtelijke ordening. Het bestemmingsplan is in dit kader ter visie gelegd gedurende een periode van zes weken van 16 maart tot en met 26 april 2017. Gedurende deze periode kon een ieder zijn zienswijzen kenbaar maken tegen het plan. Binnen deze periode is één zienswijze ingediend. De zienswijze is samengevat en van een gemeentelijke reactie voorzien in het bijgevoegde 'Rapport zienswijzen ontwerpbestemmingsplan Buitengebied, Woutersdijk 2, Valburg'. De zienswijze heeft geen aanleiding gegeven tot aanpassing van het bestemmingsplan. Ook zijn er geen ambtshalve wijzigingen aangebracht.

Het plan is vervolgens ongewijzigd vastgesteld door de gemeenteraad van Overbetuwe op 24 oktober 2017.

7.4 Beroep

Na vaststelling is het bestemmingsplan voor de tweede maal zes weken ter visie gelegd. Gedurende deze periode konden belanghebbenden tegen het vaststellingsbesluit beroep instellen bij de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State. Er is één beroep tegen het plan ingediend. Bij uitspraak van 5 september 2018 (ECLI:NL:RVS:2018:2921, te raadplegen via www.raadvanstate.nl) heeft de Afdeling het beroep tegen het plan ongegrond verklaard.

Na de uitspraak van de Afdeling is het plan onherroepelijk geworden.

Bijlage 1 Nota Parkeernormen Overbetuwe 2016

Bijlage 1 Nota Parkeernormen Overbetuwe 2016

Bijlage 2 Inrichtingsplan

Bijlage 2 Inrichtingsplan

Bijlage 1 Akoestisch Onderzoek

Bijlage 1 Akoestisch onderzoek

Bijlage 2 Advies Geurhinder En Geluid Odra

Bijlage 2 Advies geurhinder en geluid ODRA

Bijlage 3 V-stacks Berekening Parallelweg Noord 3

Bijlage 3 V-stacks berekening Parallelweg Noord 3

Bijlage 4 V-stacks Berekening Woutersdijk 1b

Bijlage 4 V-stacks berekening Woutersdijk 1b

Bijlage 5 Verkennend Bodemonderzoek

Bijlage 5 Verkennend bodemonderzoek

Bijlage 6 Aanvullend Bodemonderzoek

Bijlage 6 Aanvullend bodemonderzoek

Bijlage 7 Quickscan Flora En Fauna

Bijlage 7 Quickscan Flora en fauna