Landschapspark De Danenberg, deelgebieden Boerderij en Nieuwedijk
Bestemmingsplan - Gemeente Overbetuwe
Ontwerp op 30-11-2023 - in voorbereiding
Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
1.1 plan:
het bestemmingsplan Landschapspark De Danenberg, deelgebieden Boerderij en Nieuwedijk met identificatienummer NL.IMRO.1734.0233BUITdanenberg-ON01 van de gemeente Overbetuwe;
1.2 bestemmingsplan:
de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen;
1.3 aanduiding:
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;
1.4 aanduidingsgrens:
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;
1.5 aan- en uitbouwen:
een aan een hoofdgebouw gebouwde ruimte, die daaraan ruimtelijk (door zijn constructie of afmetingen) ondergeschikt is - maximaal bestaande uit één bouwlaag al dan niet met kap - met dien verstande dat een aanbouw een zelfstandige ruimte is en een uitbouw een uitbreiding van een reeds bestaande ruimte van het hoofdgebouw is;
1.6 aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit:
een beroeps- of bedrijfsactiviteit, waarvan de activiteiten niet specifiek publieksgericht zijn, en dat op kleine schaal in de woning en/of de daarbij behorende bijgebouwen wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en de desbetreffende activiteit een ruimtelijk uitstraling heeft die in overeenstemming is met de woonfunctie ter plaatse;
1.7 archeologisch deskundige:
de regionaal (beleids)archeoloog of een andere door het college van burgemeester en wethouders aan te wijzen deskundige op het gebied van de archeologische monumentenzorg;
1.8 archeologisch onderzoek:
onderzoek (bureauonderzoek en/of boren en/of geofysisch onderzoek en/of graven en/of begeleiden) verricht door een dienst, bedrijf of instelling beschikkend over een door een erkende certificerende instelling afgegeven certificaat voor opgraven en werkend conform de Kwaliteitsnorm voor de Nederlandse Archeologie (KNA) dan wel, na vaststelling ervan door de Minister van OCW, de normen zoals opgesteld door het Centraal College van Deskundigen Archeologie (CCvD);
1.9 archeologische verwachting:
een toegekende hoge, middelmatige of lage archeologische verwachting in verband met de kennis en wetenschap van de in dat gebied te verwachten overblijfselen van menselijke aanwezigheid of activiteiten uit het verleden;
1.10 archeologische waarde:
een toegekende archeologische waarde in verband met de kennis en studie van de in dat gebied voorkomende overblijfselen van menselijke aanwezigheid of activiteiten uit het verleden;
1.11 bebouwing:
één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;
1.12 bed & breakfast:
een kleinschalige overnachtingsaccommodatie gericht op het bieden van de mogelijkheid tot een toeristisch en kortdurend verblijf in de bestaande bebouwing in combinatie met het serveren van ontbijt;
1.13 bestaand:
- a. bij bouwwerken: een bouwwerk dat op het moment van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan bestaat en is gebouwd krachtens een onherroepelijke omgevingsvergunning voor het bouwen, of wordt gebouwd, dan wel nadien kan worden gebouwd krachtens een onherroepelijke omgevingsvergunning voor het bouwen, waarvoor de aanvraag vóór het tijdstip van terinzagelegging is ingediend;
- b. bij gebruik: het gebruik dat op het moment van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan bestaat en in overeenstemming is met het voorheen geldende planologische regime;
1.14 bestemmingsgrens:
de grens van een bestemmingsvlak;
1.15 bestemmingsvlak:
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;
1.16 bijgebouw:
een niet aan een hoofdgebouw verbonden gebouw, dat door zijn vorm, functie, situering en/of afmetingen ondergeschikt is aan dat op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw;
1.17 bouwen:
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk;
1.18 bouwgrens:
de grens van het bouwvlak:
1.19 bouwperceel:
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;
1.20 bouwperceelgrens:
de grens van een bouwperceel;
1.21 bouwvlak:
een geometrisch bepaald vlak, waarmee de gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten;
1.22 bouwwerk:
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, welke hetzij direct of indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;
1.23 detailhandel:
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die deze goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;
1.24 extensieve dagrecreatie:
recreatief medegebruik van gronden zoals wandelen, paardrijden, fietsen, varen, zwemmen en vissen, waarbij de recreatie geen specifiek beslag legt op de ruimte;
1.25 geaccidenteerd terrein:
een (gedeelte van een) bouwperceel met een helling van tenminste 1:10 gemeten over een afstand van 5 m;
1.26 gebouw:
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;
1.27 gebruiken:
gebruiken, het doen gebruiken, laten gebruiken en in gebruik geven;
1.28 (glas)tuinbouw, fruit- en boomteelt
agrarische bedrijfsactiviteiten, gericht op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen;
1.29 hobbymatig agrarisch grondgebruik:
het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen en/of door middel van het houden van dieren op niet- bedrijfsmatige wijze. Onder hobbymatig agrarisch gebruik wordt niet verstaan een volkstuin;
1.30 hoofdgebouw
een gebouw dat, gelet op de bestemming, als het belangrijkste bouwwerk op een bouwperceel kan worden aangemerkt;
1.31 huishouden:
een persoon die of groep personen die gezamenlijk, onbestendig voor onbepaalde tijd, een huishouding voert;
1.32 kelder:
een overdekte, met wanden omsloten, voor mensen toegankelijke ruimte, beneden of tot ten hoogste 0,5 m boven de kruin van de weg, waaraan het bouwperceel is gelegen; bij bebouwing gelegen in geaccidenteerd terrein gelegen beneden peil;
1.33 landschappelijke waarde:
de aan een gebied toegekende waarde, gekenmerkt door het waarneembare -al dan niet begroeide- deel van het aardoppervlak, dat wordt bepaald door de onderlinge samenhang en beïnvloeding van niet-levende en levende natuur;
1.34 lawaaisporten:
sportbeoefening die met veel lawaai gepaard gaat zoals bijvoorbeeld motor- en autosport, karten, modelvoer- en vaartuigen;
1.35 natuurwaarden:
de aan een gebied toegekende waarde, gekenmerkt door geologische, geomorfologische, bodemkundige en biologische elementen, zowel afzonderlijk als in onderlinge ecologische samenhang;
1.36 normaal onderhoud, gebruik en beheer:
werkzaamheden die ter plaatse regelmatig terugkeren, teneinde tot een goed beheer van de gronden te komen; hieronder vallen niet de incidentele ingrepen in bijvoorbeeld de cultuurtechnische situatie of werkzaamheden die een onherstelbare aantasting betekenen van de aan een gebied toegekende waarde;
1.37 nutsvoorziening:
voorziening ten behoeve van algemeen nut in ruime zin, zoals: voorzieningen/installaties ten behoeve van gas, water en elektriciteit, signaalverdeling, telecommunicatieverkeer, waterzuivering, waterbeheersing, waterhuishouding, vuil- en afvalverwerking, compostering, wijkverwarming, milieuvoorzieningen e.d.;
1.38 omgevingsvergunning:
een vergunning als bedoeld in artikel 1.1, eerste lid, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;
1.39 omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden :
een vergunning als bedoeld in artikel 3.3 onder a van de Wet ruimtelijke ordening;
1.40 ondergeschikte bouwdelen:
bouwonderdelen van beperkte afmetingen die buiten het gebouw uitsteken, zoals schoorstenen, windvanen en dakoverstekken;
1.41 ondergronds:
onder peil:
1.42 peil:
- voor bebouwing in geaccidenteerd terrein voor zover de bebouwing met de gevel is gericht naar het openbare gebied waarop het bouwperceel ontsloten wordt (de dijk) en is gesitueerd op of binnen een afstand van 3 m uit de grens van het openbaar gebied: 35 cm boven de kruin van de dijk;
- voor overige bebouwing in geaccidenteerd terrein: de bestaande gemiddelde bouwhoogte van het terrein op het punt waar dit direct grenst aan de gevel welke is gericht naar het openbare gebied waarop het bouwperceel ontsloten wordt;
- voor gebouwen op een perceel in niet geaccidenteerd terrein, waarvan de hoofdtoegang aan een weg grenst, mits het gebouw op een afstand van niet meer dan 20 m van die weg is gelegen: 35 cm boven de kruin van die weg ter plaatse van de hoofdtoegang;
- voor overige bouwwerken: de gemiddelde bouwhoogte van het aansluitend terrein;
1.43 prostitutie:
het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding;
1.44 seksinrichting:
een voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in de omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht of vertoningen van erotische/pornografische aard plaatsvinden, waaronder in ieder geval worden verstaan een prostitutiebedrijf, een erotische massagesalon, een seksbioscoop, een seksautomatenhal, een sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar;
1.45 uitvoeren:
uitvoeren, het doen uitvoeren, laten uitvoeren en in uitvoering geven;
1.46 verblijfsrecreatie:
recreatie in ruimten welke zijn bestemd of opgericht voor recreatief nachtverblijf, zoals een recreatiewoning, groepsaccommodatie/logeergebouw, pension, bed & breakfast, kampeermiddel of trekkershut door personen die hun hoofdwoonverblijf elders hebben.
1.47 voorgevel:
de naar de weg gekeerde gevel van een gebouw of, indien het een gebouw betreft met meer dan één naar de weg gekeerde gevel, de gevel die op het moment van terinzagelegging van het ontwerp van het plan kennelijk als zodanig diende te worden aangemerkt;
1.48 woning:
een complex van ruimten inclusief aan- en uitbouwen, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden;
Artikel 2 Wijze Van Meten
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
2.1 De bouwhoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;
2.2 De goothoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot c.q. de druiplijn, het boeibord of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel. Bij toepassing van het meten van de goothoogte van een bouwwerk worden dakkapellen buiten beschouwing gelaten, behoudens dakkapellen waarvan de gezamenlijke breedte meer bedraagt dan 50% van de breedte van het betreffende dakvlak. De goothoogte wordt dan gemeten vanaf het peil tot aan de goot van de dakkapel;
2.3 De oppervlakte van een bouwwerk:
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;
2.4 De afstand tot perceelsgrenzen:
tussen de grenzen van het bouwperceel en een bepaald punt van het bouwwerk, waar die afstand het kortst is;
2.5 Bebouwingspercentage:
de gezamenlijke oppervlakte van bouwwerken gelegen binnen een bepaald vlak gedeeld door de oppervlakte van dat vlak, uitgedrukt in procenten.
2.6 Ondergeschikte bouwdelen
Bij toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwonderdelen, als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, liftschachten, gevel- en kroonlijsten, luifels, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van bouwgrenzen niet meer dan 1,5 m bedraagt.
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Agrarisch Met Waarden
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor Agrarisch met waarden aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. het behoud, de bescherming, het herstel en de ontwikkeling van landschapswaarden;
- b. de aanleg en het beheer van paden, water, oevers en groenvoorzieningen ten behoeve van de ontwikkeling van het landschapspark de Danenberg;
- c. agrarisch gebruik in de vorm van beweiden;
- d. extensieve dagrecreatie met bijbehorende wegen en paden;
- e. waterstaatkundige doeleinden, zoals de berging en afvoer van water, ijs en sediment;
- f. water en voorzieningen voor de waterhuishouding;
met bijbehorende bouwwerken, ontsluitingsvoorzieningen en groenvoorzieningen.
3.2 Bouwregels
3.3 Afwijken van de bouwregels
3.4 Specifieke gebruiksregels
Artikel 4 Groen
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor Groen aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. groenvoorzieningen, bermen en beplanting;
- b. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van groen - landschappelijke inpassing' groenvoorzieningen ten behoeve van een landschappelijke inpassing;
- c. water en voorzieningen voor de waterhuishouding;
- d. beeldende kunstwerken;
met bijbehorende bouwwerken geen gebouwen zijnde, en verhardingen
4.2 Bouwregels
4.3 Specifieke gebruiksregels
Artikel 5 Natuur
5.1 Bestemmingsomschrijving
De voor Natuur aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. het behoud, het herstel en/of de ontwikkeling van natuurwaarden;
- b. de aanleg en het beheer van paden, water, oevers en groenvoorzieningen ten behoeve van de ontwikkeling van het landschapspark de Danenberg;
- c. waterhuishoudkundige doeleinden, waterberging en waterlopen;
met bijbehorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en paden.
5.2 Bouwregels
5.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 6 Verkeer
6.1 Bestemmingsomschrijving
De voor Verkeer aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. wegen en straten, wandel- en fietspaden;
- b. parkeer- en groenvoorzieningen;
- c. geluidwerende voorzieningen;
- d. waterhuishoudkundige doeleinden, waterberging en waterlopen;
met bijbehorende gebouwen, waaronder nutsvoorzieningen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, waaronder bruggen.
6.2 Bouwregels
6.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan afwijken van het bepaalde in artikel 6.2.2 door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning, voor de bouw van bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten behoeve van een doelmatig wegbeheer met een maximale hoogte van 15 m.
Artikel 7 Water
7.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. waterhuishoudkundige doeleinden;
- b. waterberging en waterlopen;
- c. extensieve dagrecreatie;
- d. waterstaatkundige kunstwerken en andere waterstaatswerken;
- e. het behoud en versterking van de natuurlijke en/of ecologische waarden;
met bijbehorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde, waaronder bruggen, dammen en/of duikers.
7.2 Bouwregels
Artikel 8 Wonen
8.1 Bestemmingsomschrijving
8.2 Bouwregels
8.3 Specifieke gebruiksregels
8.4 Parkeren
Ten behoeve van het gebruik als bedoeld in 8.1 dienen voldoende parkeerplaatsen op eigen terrein beschikbaar te zijn, waarbij moet worden voldaan aan de maximale parkeernorm als opgenomen in de Nota Parkeernormen 2016 in Bijlage 2 bij deze regels. Als na vaststelling van het plan nieuwe parkeernormen worden vastgesteld, zijn de nieuw parkeernormen van overeenkomstige toepassing.
8.5 Afwijken van de gebruiksregels
Artikel 9 Waarde - Archeologie 3
9.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologie 3' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor het behoud en de bescherming van te verwachten archeologische resten in de bodem.
9.2 Bouwregels
9.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen ten aanzien van de situering en de afmetingen van bouwwerken en de inrichting van gronden, indien uit archeologisch onderzoek blijkt dat ter plaatse behoudens- en beschermenswaardige archeologische monumenten of resten aanwezig zijn. De nadere eisen zijn erop gericht de archeologische waarden zoveel mogelijk in de grond (in situ) te behouden.
9.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
9.5 Wijzigingsbevoegdheid
Artikel 10 Waarde - Archeologie 4
10.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologie 4' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor het behoud en de bescherming van te verwachten archeologische resten in de bodem.
10.2 Bouwregels
10.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen ten aanzien van de situering en de afmetingen van bouwwerken en de inrichting van gronden, indien uit archeologisch onderzoek blijkt dat ter plaatse behoudens- en beschermenswaardige archeologische monumenten of resten aanwezig zijn. De nadere eisen zijn erop gericht de archeologische waarden zoveel mogelijk in de grond (in situ) te behouden.
10.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
10.5 Wijzigingsbevoegdheid
Artikel 11 Waarde - Archeologie 6
11.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologie 6' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor het behoud en de bescherming van te verwachten archeologische resten in de bodem.
11.2 Bouwregels
11.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen ten aanzien van de situering en de afmetingen van bouwwerken en de inrichting van gronden, indien uit archeologisch onderzoek blijkt dat ter plaatse behoudens- en beschermenswaardige archeologische monumenten of resten aanwezig zijn. De nadere eisen zijn erop gericht de archeologische waarden zoveel mogelijk in de grond (in situ) te behouden.
11.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
11.5 Wijzigingsbevoegdheid
Artikel 12 Waterstaat - Waterkering
12.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waterstaat - Waterkering' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor de aanleg, het beheer en de bescherming van de waterkering.
12.2 Bouwregels
Op de in lid 12.1 bedoelde gronden mogen, in afwijking van hetgeen elders in deze regels is bepaald, geen bouwwerken worden opgericht, met uitzondering van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van de waterkering, waaronder constructies, merktekens en keermuren met een maximale bouwhoogte van 1,5 m boven maaiveld.
12.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 12.2 ten behoeve van op grond van de andere daar voorkomende bestemmingen toegestane bebouwing, mits het belang van de waterkering hierdoor niet onevenredig wordt geschaad en in dit kader de beheerder van de waterkering wordt gehoord.
12.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 13 Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 14 Algemene Gebruiksregels
14.1 Algemeen
Onder gebruik in strijd met alle bestemmingen wordt in elk geval verstaan:
- a. een gebruik van gronden als stort- en/of opslagplaats van grond en/of afval, met uitzondering van een zodanig gebruik voor het normale op de bestemming gerichte gebruik en onderhoud;
- b. een gebruik van gronden als stallings- en/of opslagplaats van één of meer aan het gebruik onttrokken machines, voer-, vaar- of vliegtuigen, met uitzondering van een zodanig gebruik voor het normale op de bestemming gerichte gebruik en onderhoud;
- c. een gebruik van gronden en bouwwerken voor een seksinrichting dan wel ten behoeve van prostitutie;
- d. een gebruik van gronden en bouwwerken voor verblijfsrecreatie, anders dan de regels van de bestemmingen toestaan;
- e. het verwijderen van landschapselementen die zijn aangelegd ter uitvoering van het bepaalde in 8.1.2, uitgezonderd het verwijderen van landschapselementen ten behoeve van normaal onderhoud en beheer.
Artikel 15 Algemene Aanduidingsregels
15.1 Vrijwaringszone - dijk 1
- a. Ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'vrijwaringszone - dijk 1' zijn de gronden, naast de voor die gronden aangewezen bestemmingen, tevens aangeduid voor de bescherming, onderhoud en instandhouding van de primaire waterkering;
- b. Ter plaatse van de gronden met de gebiedsaanduiding 'vrijwaringszone - dijk 1' mag niet worden gebouwd met uitzondering van verankering ten dienste van de waterkering;
- c. Burgemeester en wethouders kunnen bij omgevingsvergunning afwijken van 15.1 onder b, met inachtneming van de volgende regels:
- 1. de bij de betrokken bestemming behorende bouwregels worden in acht genomen;
- 2. het belang van de waterkering wordt niet onevenredig geschaad en vooraf wordt schriftelijk advies ingewonnen bij de betreffende waterbeheerder.
15.2 Vrijwaringszone - dijk 2
Ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'vrijwaringszone - dijk 2' zijn de gronden naast de voor die gronden aangewezen bestemmingen, aangeduid als buitenbeschermingszone van de primaire waterkering
Artikel 16 Algemene Afwijkingsregels
16.1 Afwijking maatvoering
Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van:
- a. in het plan genoemde goothoogten, bouwhoogten, oppervlakte- en inhoudsmaten, percentages en afstandseisen, waarbij een overschrijding is toegestaan tot maximaal 10% van de goothoogten, bouwhoogten, oppervlakte- en inhoudsmaten, percentages en afstandseisen met uitzondering van inhoudsmaat van woningen;
- b. de regels en toestaan dat bouwvlakken worden overschreden, waarbij een overschrijding is toegestaan tot maximaal 2,5 m, en deze noodzakelijk is in verband met de uitmeting van het terrein of uit een oogpunt van doelmatig gebruik van de gronden en/of de bebouwing;
- c. de regels en toestaan dat de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wordt vergroot tot maximaal 10 m en ten behoeve van zend-, ontvang- en/of sirenemasten wordt vergroot tot maximaal 40 m;
- d. van de regels en de bouw toestaan van niet voor bewoning bestemde gebouwen met een inhoud van ten hoogste 50 m3 en een bouwhoogte van ten hoogste 3 m ten dienste van het openbaar nut, zoals schakelhuisjes, wachthuisjes, transformatorhuisjes, telefooncellen, alsmede andere bouwwerken, zoals muurtjes, standbeelden en lichtmasten; gasdrukmeetstations en verkooppunten voor motorbrandstoffen uitgezonderd;
16.2 Voorwaarden
Een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 16.1 kan slechts worden verleend, mits:
- a. de belangen van de eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden niet onevenredig worden geschaad;
- b. het straat- en bebouwingsbeeld, de stedenbouwkundige kwaliteiten en de verkeersveiligheidsbelangen niet onevenredig worden geschaad.
Artikel 17 Algemene Wijzigingsregels
Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen voor:
- a. het aanbrengen van geringe veranderingen in de plaats, ligging en/of afmetingen van bestemmingsgrenzen, met inachtneming van de volgende voorwaarden:
- b. de belangen van de eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden mogen niet onevenredig worden geschaad;
- c. het straat- en bebouwingsbeeld en de verkeersveiligheidsbelangen mogen niet onevenredig worden geschaad;
- d. het toestaan van de bouw van niet voor bewoning bestemde gebouwen met een bouwhoogte van ten hoogste 3,5 m en een inhoud van ten hoogste 75 m3 ten dienste van het openbare nut en overige openbare dienstverlening;
- e. de reconstructie van de binnen het plangebied gelegen wegen, met dien verstande dat de op de kaart gegeven bestemming Verkeer ter weerszijden van de weg met ten hoogste 25 m mag worden verbreed.
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 18 Overgangsrecht
18.1 Overgangsrecht bouwwerken
18.2 Overgangsrecht gebruik
Artikel 19 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als:
Regels van het bestemmingsplan Landschapspark De Danenberg, deelgebieden Boerderij en Nieuwedijk.
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding En Doel
Het voorliggend bestemmingsplan is opgesteld om de eerste fase van Landschapspark De Danenberg planologisch mogelijk te maken. Tussen Slijk-Ewijk, Oosterhout, de A15 en de Waal wordt een landschapspark ontwikkeld, als landschappelijke inpassing van het bedrijventerrein 'Park15' en als buffer tussen de stedelijke ontwikkelingen aan de Nijmeegse zijde en het buitengebied aan de westzijde.
Met dit plan wordt een landschappelijk casco gerealiseerd met enkele robuuste groenstructuren in de vorm van boomgaarden, bosschages, weiden, struwelen en een fijnere dooradering met lanen, watergangen en paden. Daarnaast zullen in de voorliggende fase 26 woningen worden gebouwd. Daarbij wordt één voormalige agrarische locatie, Dorpsstraat 57, herbestemd, waarbij de bestaande voormalige agrarische bedrijfsgebouwen en de voormalige bedrijfswoning worden gesloopt. Het plan heeft in 2009 een prijs van de Rijksoverheid ontvangen in het kader van de innovatieregeling Mooi Nederland. Deze regeling richtte zich op het realiseren van onderscheidende plannen die de identiteit van landelijk of stedelijk gebied versterken.
Het voorliggend bestemmingsplan omvat de gedeelten van Landschapspark De Danenberg die door initiatiefnemer KondorWesselsProjecten worden ontwikkeld. De gemeente Overbetuwe heeft in de realisatie van deze gedeelten een faciliterende rol en ziet aanknopingspunten in het ruimtelijk beleid om de voorgenomen ontwikkeling mogelijk te maken. De ontwikkelingen kunnen worden gerealiseerd door middel van de voorliggende bestemmingsplanherziening.
1.2 Ligging En Begrenzing Plangebied
Het landschapspark De Danenberg bestaat grofweg uit het gebied tussen Slijk-Ewijk en Oosterhout. Het bestemmingsplan voor de voorliggende fase richt zich op de uiterste westflank, aan de zijde van Slijk-Ewijk en de uiterste oostflank aan de zijde van Park15. Het plangebied voor het bestemmingsplan 'Landschapspark De Danenberg, deelgebieden Boerderij en Nieuwedijk' bestaat uit deze twee deelgebieden.
Deelgebied 'Boerderij': De westflank wordt deelgebied 'Boerderij' genoemd en ligt direct ten oosten van de kern van Slijk-Ewijk. Dit gedeelte bestaat uit de kadastrale percelen Valburg, sectie K, nummers 129 en 535 en heeft een oppervlakte van ongeveer 5,6 ha.
Deelgebied 'Nieuwedijk': De oostflank wordt deelgebied 'Nieuwedijk' genoemd en ligt ten westen van logistiek bedrijventerrein Park15. Dit deelgebied is onderdeel van het buitengebied van Oosterhout. Dit gedeelte bestaat uit de kadastrale percelen Valburg, sectie L, nummers 82, 2006, 2163, 2196 en 2230 en heeft een oppervlakte van ongeveer 6,9 ha.
Luchtfoto met de ligging van de deelgebieden 'Boerderij' (west) en 'Nieuwedijk' (oost)
1.3 Geldend Bestemmingsplan
1.3.1 Deelgebied 'Boerderij'
De planologische situatie van het deelgebied 'Boerderij' is vastgelegd in drie verschillende planologische regimes. Voor het grootste gedeelte van het deelgebied geldt de beheersverordening 'Buitengebied, beheersverordening De Danenberg' (vastgesteld, 11 juni 2013). Daarnaast gelden het bestemmingsplan 'Buitengebied Valburg (herziening 2002)' (vastgesteld, 25 juni 2002) en het bestemmingsplan 'Buitengebied, dijkversterking Wolferen-Sprok' (vastgesteld, 20 april 2021).
In de beheersverordening 'Buitengebied, beheersverordening De Danenberg' is het plangebied bestemd als 'Agrarisch gebied met landschapswaarden'. Gronden met deze bestemming zijn voorzien voor agrarische bedrijvigheid en de instandhouding van de voorkomende landschapswaarden, die bestaan uit geomorfologische, bodemkundige en landschapsvisuele waarden. Het grootste gedeelte maakt onderdeel uit van de kernrandzone van Slijk-Ewijk. Voor de kernrandzone geldt dat de gronden tevens zijn bestemd voor de bescherming van het leefmilieu in de aangrenzende kern. De lijn die is aangeduid met het cijfer 6 is bestemd als 'te ontwikkelen langzaamverkeersroute'.
In het bestemmingsplan 'Buitengebied, dijkversterking Wolferen-Sprok' is de zuidelijke strook van het plangebied, langs de Waalbandijk, bestemd als 'Agrarisch' met de dubbelbestemmingen 'Waarde - Archeologie 4' en 'Waterstaat - Waterkering'. Met het toekennen van de bestemming 'Waterstaat - Waterkering' is de primaire waterkering planologisch beschermd.
Voor de agrarische locatie Dorpsstraat 57 geldt het bestemmingsplan 'Buitengebied Valburg (herziening 2002)'. Voor dit bestemmingsplan geldt dezelfde verbeelding als voor de beheersverordening. De locatie is bestemd als 'Agrarisch gebied met landschapswaarden', voorzien van een bouwvlak voor de exploitatie van een agrarisch bedrijf. Over het bouwvlak loopt de zone 'te ontwikkelen langzaamverkeersroute'.
Uitsnede beheersverordering 'Buitengebied, beheersverordening De Danenberg' met ligging deelgebied 'Boerderij'
Uitsnede geldend bestemmingsplan 'Buitengebied, dijkversterking Wolferen-Sprok' met ligging deelgebied 'Boerderij'
1.3.2 Deelgebied 'Nieuwedijk'
De planologische situatie van het deelgebied 'Nieuwedijk' is vastgelegd in drie verschillende planologische regimes. Voor het grootste gedeelte van het deelgebied geldt de beheersverordening 'Buitengebied, beheersverordening De Danenberg' (vastgesteld, 11 juni 2013). Daarnaast gelden het bestemmingsplan 'Buitengebied, Oosterhoutsestraat 62 en 64, Oosterhout' (vastgesteld, 19 november 2013) en het bestemmingsplan 'De Nieuwe Rietgraaf' (vastgesteld, 26 januari 2010).
In de beheersverordening 'Buitengebied, beheersverordening De Danenberg' is het plangebied bestemd als 'Agrarisch gebied met landschapswaarden'. Gronden met deze bestemming zijn voorzien voor agrarische bedrijvigheid en de instandhouding van de voorkomende landschapswaarden, die bestaan uit geomorfologische, bodemkundige en landschapsvisuele waarden. De bestaande watergang heeft de bestemming 'Water'.
Daarnaast maakt een gedeelte van het gebied deel uit van het bestemmingsplan 'Buitengebied, Oosterhoutsestraat 62 en 64, Oosterhout'. Het gaat om de gronden die voorheen onderdeel uitmaakten van een glastuinbouwbedrijf en in 2013 de bestemming 'Agrarisch' hebben gekregen, zonder bouwmogelijkheden.
Een kleine punt van het deelgebied Nieuwedijk ligt binnen de gronden van het bestemmingsplan 'De Nieuwe Rietgraaf'. Het gedeelte is bestemd als 'Agrarisch' en kent de dubbelbestemming 'Waarde - Natuur en landschap'. Ter bescherming van de archeologische waarden zijn de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie' en de aanduiding 'specifieke vorm van waarde - archeologie middelhoog' opgenomen.
Uitsnede geldende beheersverodering 'Buitengebied, beheersverordening De Danenberg' met ligging van het deelgebied 'Nieuwedijk'
Uitsnede verbeelding geldend bestemmingsplan 'Buitengebied, Oosterhoutsestraat 62 en 64, Oosterhout' met ligging van het deelgebied 'Nieuwedijk'
1.4 Leeswijzer
Dit bestemmingsplan bestaat uit een verbeelding, regels en deze toelichting. De regels en de verbeelding vormen de juridisch bindende elementen van het bestemmingsplan. De toelichting vormt de ruimtelijke onderbouwing van het initiatief en is als volgt opgebouwd:
- In Hoofdstuk 2 wordt de bestaande situatie van het plangebied en de omgeving beschreven;
- In Hoofdstuk 3 wordt het voorgenomen plan beschreven;
- In Hoofdstuk 4 volgt een beschrijving van het ruimtelijk beleidskader dat van toepassing is op het plan;
- In Hoofdstuk 5 komen de relevante milieu- en omgevingsaspecten aan bod;
- In Hoofdstuk 6 volgt de beschrijving van het juridisch deel van het plan;
- In Hoofdstuk 7 komt de economische uitvoerbaarheid van het plan aan bod;
- In Hoofdstuk 8 wordt beschreven op welke wijze overleg en inspraak is gevoerd.
Hoofdstuk 2 Plangebied En Omgeving
2.1 Ontstaansgeschiedenis
Voor het ontstaan van het landschap in De Danenberg zijn twee pre-Romeinse stroomruggen van belang geweest: de oudste -het Rietgraafsysteem- en de andere; het Eimerensysteem. De rivieren binnen het Rietgraafsysteem zijn de voorlopers van de Waal. De Waal is weer jonger dan het Eimerensysteem en moet ergens tussen 100 en 300 v. Chr. zijn ontstaan. Deze rivier heeft op zijn beurt weer delen van het Rietgraafsysteem en van het Eimerensysteem opgeruimd. De restbeddingen van Oosterhout, Slijk-Ewijk en Loenen verlandden geleidelijk. De Waal zette over de zware komgronden direct langs de oever bij hoog water zandige klei af. Tussen de kerk van Slijk-Ewijk en de Gasthuisbouwing ter plaatse van de Dorpsstraat is door overstromingswater vanuit de Waal een ondiepe geul ontstaan met aan weerszijden smalle, relatief lage oeverwallen. Vóórdat het gebied vanaf de 12e eeuw werd bedijkt kon het Waalwater bij hoge rivierstanden onbelemmerd de Betuwe instromen. Dit gebeurde via de lagergelegen komgebieden en restgeulen, onder meer ter hoogte van de Dorpsstraat. De stroomruggen waren begroeid met vrij open bossen en lagen te hoog om overstroomd te worden. Daarom waren deze gebieden uitermate geschikt voor bewoning.
Vanaf de Vroege Steentijd is de Over-Betuwe al bewoond geweest. In de Romeinse tijd was er zelfs sprake van zeer intensieve bewoning. De mensen woonden veelal aan het water, namelijk aan de oevers van de rivieren of langs de dode armen. Op de Hoog Essen (aan het eind van de Nieuwedijk), De Woerd en de Hof en de Loohof (Camping De Hoge Brug) zijn voorbeelden van woonplaatsen uit de Romeinse tijd te vinden.
In het gebied De Danenberg zijn de drie verschillende landschapstypen, die voorkomen in het rivierengebied, nog duidelijk herkenbaar: het oeverwallen-, het uiterwaarden- en het komgrondenlandschap. Het grootste deel van De Danenberg is te typeren als een oeverwallenlandschap. Maar door de hoge Waaldijk aan de zuidzijde met het zicht op de rivier en de grotere openheid en schaal aan de noordzijde zijn ook het uiterwaardenlandschap en het komgrondenlandschap duidelijk aanwezig. Het onderscheid tussen oeverwallen en komgebieden is in de loop van de tijd kleiner geworden, maar door het uitblijven van grootschalige ontwikkelingen in gebied De Danenberg zelf nog steeds zichtbaar.
2.2 Omgeving Van Het Plangebied
Het plangebied ligt op de noordoever van de Waal; een gebied dat is gevormd op oeverwallen en overgangen naar komgronden. De bebouwing in het gebied is divers, met in hoofdzaak burgerwoningen en daarnaast enkele grotere historische boerderijen, modernere landbouwbedrijven en ook enkele niet-agrarische bedrijven. Direct rond de dorpen en in mindere mate rond de verbindingswegen (Oosterhoutsestraat en Valburgsestraat) heeft landschappelijke verdichting plaatsgevonden. Gebieden zijn hier relatief kleinschalig en dichter bebouwd. De tussenliggende gronden zijn meer grootschalig ingericht en gefocust op agrarische doeleinden. Het agrarisch grondgebruik in het gebied is gemengd. Hoofdzakelijk betreft dit akkers en weiden, deels ook teeltpercelen voor fruit, (sier-) gewas, bomen en nabij Slijk-Ewijk rietteelt voor een dakdekkersbedrijf.
Het aantrekkelijke en afwisselende landschap van het gebied en de directe omgeving geven nog steeds een goede indruk van het oorspronkelijke oeverwallenlandschap. Het gebied is aantrekkelijk voor recreatie en daarom opgenomen in het Betuws wandel- en fietsnetwerk. Buiten deze doorgaande routes is de toegankelijkheid voor langzaam verkeer in het plangebied zelf echter beperkt. Het Strandpark Slijk-Ewijk, net buiten De Danenberg, vormt een belangrijke recreatieve voorziening voor de omgeving
Jonge ontwikkelingen, zoals Strandpark Slijk-Ewijk, A15 met Betuweroute voor goederenvervoer over het spoor en het in ontwikkeling zijnde bedrijventerrein 'Park15' bepalen de ruimtelijke en functionele structuur in de noordflank van het plangebied.
Het dorp Slijk-Ewijk is aan de randen omsloten door de achtertuinen met bomen en struiken. Aan de west- en oostzijde sluiten deze randen gedeeltelijk aan op de aldaar aanwezige boomgaarden. De Dorpsstraat vormt de ruggengraat van het dorp, waar de woningen zich als losse lintbebouwing op richten, in afwisseling met tuinen en hagen. De historische witte kerk staat geheel vrij en onderaan de Waaldijk, als markant punt in het landschap.
Tegenover de kerk, aan de overzijde van de Dorpsstraat, ligt het terrein van deelgebied 'Boerderij'. De deellocatie ligt direct aansluitend aan de kern van Slijk-Ewijk. Aan de zuidgrens van de deellocatie ligt de Waaldijk met hierachter uiterwaarden en de Waal.
De locatie Nieuwedijk ligt in het overgangslandschap tussen Bedrijventerrein 'Park15', de Rietgraaf en het bestaande agrarische landschap.
2.3 Huidige Situatie Van Het Plangebied
Het gebied dat zal worden ingericht als landschapspark 'De Danenberg' bestaat grofweg uit het gebied tussen Slijk-Ewijk en Oosterhout. Het bestemmingsplan voor de voorliggende fase richt zich op de uiterste westflank, aan de zijde van Slijk-Ewijk en de uiterste oostflank aan de zijde van Park15. Het plangebied voor het bestemmingsplan 'Landschapspark De Danenberg, deelgebieden Boerderij en Nieuwedijk' bestaat uit deze twee deelgebieden. Per deelgebied is de huidige situatie omschreven.
2.3.1 Deelgebied 'Boerderij'
De westflank wordt deelgebied 'Boerderij' genoemd en ligt direct ten oosten van de kern van Slijk-Ewijk. Dit gedeelte heeft een oppervlakte van ongeveer 5,6 ha. De locatie bestaat grotendeels uit agrarische gronden. Aan de zijde van de Dorpsstraat ligt binnen de grenzen van het deelgebied op het adres Dorpsstraat 57 een (voormalige) agrarische locatie. De locatie bestaat uit twee (voormalige) agrarische bedrijfsgebouwen van 525 m2 en 500 m2 en een bedrijfswoning. De agrarische bedrijfslocatie wordt aan de zuidkant begrensd door een bestaande A-watergang met beschermingszone.
Luchtfoto met de ligging van de deellocatie 'Boerderij'
Luchtfoto van de (voormalige) agrarische locatie Dorpsstraat 57 in 2018 (bron: Slagboom & Peeters Luchtfotografie)
2.3.2 Deelgebied 'Nieuwedijk'
De oostflank wordt deelgebied 'Nieuwedijk' genoemd en ligt ten westen van logistiek bedrijventerrein Park15. Dit deelgebied is onderdeel van het buitengebied van Oosterhout en heeft een oppervlakte van ongeveer 6,9 ha.
Het betreft een agrarisch perceel dat in het midden wordt onderbroken door een verticaal gelegen sloot. In de huidige situatie heeft het perceel enkel een agrarische functie. Aan de noord- en westzijde wordt het agrarische perceel omsloten door de Nieuwedijk. Ter overzijde van de Nieuwedijk staan meerdere vrijstaande woningen. De Nieuwedijk is de ontsluitingsweg bij deelontwikkeling 'Nieuwedijk' die via de Rietgraafsingel naar de A15 leidt.
Luchtfoto met ligging van deelgebied 'Nieuwedijk'
Hoofdstuk 3 Planbeschrijving
3.1 Historie Landschapspark
De gemeenteraad heeft in 2005 onder voorwaarden ingestemd met de aanwijzing van het gebied tussen de A15 en de kern Oosterhout voor de ontwikkeling van een regionaal bedrijventerrein. Eén van die voorwaarden was het realiseren van landschapspark De Danenberg. In 2006 heeft de gemeenteraad besloten, dat er geen wensen en bedenkingen waren ten aanzien van het aangaan van de intentieovereenkomst Betuws Bedrijvenpark. De intentieovereenkomst behelst de verdere uitwerking van het Betuws Bedrijvenpark (Park15), rekening houdend met de voorwaarden uit 2005. Het resultaat van de intentiefase was onder andere de landschapsvisie De Danenberg en het Realisatie- en beheerplan De Danenberg. Tevens is een hoofdlijnenovereenkomst Landschapspark De Danenberg 2009 (HOK) opgesteld, waar de landschapsvisie en het Realisatie- en beheerplan als bijlagen zijn bijgevoegd. De gemeenteraad heeft in 2010 besloten dat er geen wensen en bedenkingen waren ten aanzien van de hoofdlijnenovereenkomst met bijlagen.
De plannen voor het landschapspark zijn op basis van de bijlagen bij de hoofdlijnenovereenkomst verder uitgewerkt in een schetsontwerp. Het college heeft in 2012 besloten de Toelichting Integraal schetsontwerp Landschapspark De Danenberg met bijlagen vast te stellen. Eén van de kostendragers was de ontwikkeling van landgoederen. De ontwikkeling van landgoederen bleek echter niet haalbaar. Daarom werd de ontwikkeling van reguliere woningen toegevoegd in het schetsontwerp.
Dit schetsontwerp is verder uitgewerkt in een voorontwerp bestemmingsplan, dat zich beperkte tot de gronden, die in eigendom waren van de initiatiefnemer. Het college heeft besloten de inspraak voor het voorontwerp bestemmingsplan in juli 2017 te starten.
Uit deze inspraak bleek dat er, zowel bij de bewoners als bij de provincie onvoldoende draagvlak was voor de hoeveelheid woningen in het als landschapspark in te richten middengebied. Naast de hoeveelheid rood was in het algemeen sprake van een gebrek aan draagvlak voor het uitgewerkte plan.
De gemeente heeft in overleg met de initiatiefnemer van het landschapspark in 2018 besloten tot een strategiewijziging. De raad heeft in 2019 het besluit genomen om krediet beschikbaar te stellen voor de aankoop van het middengebied. Het college is in 2020 een exploitatieovereenkomst aangegaan over de ontwikkeling van de twee flanken, nabij de kern Slijk-Ewijk en ten oosten van de Nieuwedijk. De koopovereenkomst voor de aankoop van het middengebied maakte hiervan eveneens deel uit.
Deze besluiten hebben er tevens toe geleid dat de gemeente het initiatief voor de landschapsontwikkeling heeft overgenomen.
3.2 Landschapsvisie De Danenberg
De landschapsvisie De Danenberg uit 2009 vormt nog steeds de basis voor de ontwikkeling van het gebied ten westen van Park15. De landschapsvisie heeft een formele status, omdat deze is opgenomen in de Omgevingsvisie Overbetuwe (vastgesteld in okt 2019).
De Danenberg vormt straks een robuuste landschappelijke aansluiting op en inpassing van het bedrijvenpark. Het landschapspark vervult een rol als 'groene ritssluiting', waarmee verdere verstedelijking wordt tegengegaan. In De Danenberg ligt de nadruk op het aanleggen van een groene structuur en landschappelijke verbindingen waarmee een duurzame landschappelijke impuls aan het gebied wordt gegeven, die bovendien zorgt voor een verbetering van het woonklimaat.
Het landschappelijk raamwerk van de landschapsvisie De Danenberg bestaat uit vier elementen, die nog steeds relevant zijn, te weten: Lange lijnen, Oeverwal, Kom en Groene ritssluiting. Hieronder beschrijven we deze vier elementen uit de landschapsvisie.
Lange lijnen
Bij de ontwikkeling van het Landschapspark De Danenberg zijn de lange landschappelijke lijnen de dragers van de hoofdstructuur van het plan. De lijnen zijn te onderscheiden in:
• De Waal(dijk)
• De Oosterhoutsestraat
• De Rietgraaf
• De A15
Lange landschappelijke lijnen
Deze lange lijnen zorgen ervoor dat het gebied als landschappelijke eenheid herkenbaar blijft en bieden een raamwerk waarbinnen grote verschillen in programmatische invulling mogelijk zijn. Tussen deze bestaande lange lijnen wordt een nieuw netwerk aan fiets- en wandelpaden gerealiseerd waardoor het gebied herkenbaar en beleefbaar wordt. Met deze lange lijnen als uitgangspunt wordt ruimtelijke kwaliteit toegevoegd waarbij de huidige maat, schaal, cultuurhistorie en landschap bepalend zijn. Daarbij wordt ook de natuurwaarde verhoogd.
Deelgebied Oeverwal
Op de oeverwal tussen de Waaldijk en de Oosterhoutsestraat wordt een coulisselandschap gerealiseerd dat aansluit bij het al aanwezige landschap rondom Landgoed Loenen e.o. ten westen van Slijk-Ewijk en de bestaande boerderij De Danenburgh aan de oostkant. Dit coulisselandschap krijgt vorm door middel van een groene omlijsting van open ruimtes door middel van bospercelen, boomgaarden, hagen en lanen. Tevens wordt ten zuidoosten van de kern Slijk Ewijk een kleine dorpsuitbreiding voorzien van een kleinschalig woningbouwcluster passend binnen de maat en schaal van het dorp.
Deelgebied Kom
Deelgebied Kom strekt zich uit van de Oosterhoutsestraat tot de A15. Voor het gebied geldt dat hier het kommenlandschap (lees: openheid) wordt gerespecteerd.
Groene ritssluiting
Aan de oostkant van het plangebied krijgt de 'groene ritssluiting' vorm. Aan de noordkant wordt deze direct naast het bedrijventerrein en de bebouwing van Oosterhout ingevuld door middel van kleinschalige woningbouw, omlijst met bos met een recreatieve invulling. Hier wordt de Rietgraaf verbreed en krijgt deze een natuurvriendelijke oever.
3.3 Deelgebied 'Boerderij'
Het deelgebied 'Boerderij' sluit aan op de kern van Slijk-Ewijk. Op de locatie van het voormalig agrarisch bedrijf Dorpsstraat 57 wordt een wooncluster gerealiseerd in de vorm van een boerenerf.
De oude boerderij met de schuren maken plaats voor 19 nieuwe, toekomstbestendige woningen. De omliggende akkers worden omgevormd naar een landschapspark. Bij de samenstelling van het woonprogramma is rekening gehouden met de wens van het dorp om ook aanbod te bieden aan starters. Het woonprogramma ziet er als volgt uit:
- 8 hoek- en rijwoningen
- 4 twee-onder-een-kapwoningen
- 7 vrijstaande woningen
Het landschap tussen de dijk en het nieuwe woongebied ten noorden van het terrein blijft een open karakter houden. Ook tussen de woningen ligt een open, groene zone. Bestaande bomen worden hierbij zoveel mogelijk behouden.
Om de schaal en het karakter van het dorp aan te houden krijgen de woningen noordelijk van de weg en westelijk van de groene zone kenmerken van de vroegere boerderij. Deze woningen passen ook in de dorpse lintstructuur van Slijk-Ewijk en zijn georiënteerd op de weg. De woningen worden zo geplaatst dat doorzichten naar het achtergelegen landschap en de kerk mogelijk zijn. Elke woning krijgt erfafscheidingen in de vorm van beplanting.
De bebouwing ten oosten van de groenzone refereert naar een erf in het buitengebied. Ten oosten van de landschappelijke open ruimte eindigt de woonstraat bij een boerenerf. Een hoofdwoning en verschillende schuurvolumes zijn hier gegroepeerd rondom een gezamenlijke erfruimte. De hoofdwoning is georiënteerd op de woonstraat, terwijl de schuurwoningen op het erf georiënteerd zijn. De erfscheidingen zijn uitgevoerd in de vorm van beplanting. De tuinen en erfbeplanting aan zij- en achterkanten gaan geleidelijk over in het landschappelijke gebied rondom de woningen.
Verkeer kan de woningen bereiken door de bestaande landbouwweg die wordt ingericht als woonstraat. Hierbij wordt het kleinschalige, dorpse karakter behouden. Het erf aan het einde van de insteekweg vormt een afronding van het bebouwingscluster. Vanuit het bebouwingscluster wordt een fietsroute gerealiseerd richting het oosten.
Afbeelding randvoorwaarden en uitgangspunten deelgebied 'Boerderij' zie Bijlage 1 Beeldkwaliteitsplan
3.4 Deelgebied 'Nieuwedijk'
Het deelgebied 'Nieuwedijk' sluit aan op de bestaande lintbebouwing langs de Nieuwedijk. Langs een nieuwe dwarsweg worden zeven vrijstaande woningen gerealiseerd. Aan de overzijde van de dwarsweg worden gronden ingericht als landschapspark.
De nieuwe groene inrichting speelt een grote rol in dit landschap en vormt de buffer met bedrijventerrein Park15 en de woningen. Ten oosten van de bestaande Nieuwedijk komt een nieuwe verbindingsweg te liggen. Deze weg verbindt de Oosterhoutsestraat met de Nieuwedijk ten noorden van het plangebied. Deze dwarsweg krijgt een aftakking naar het westen om de bestaande woningen aan de Nieuwedijk te ontsluiten. Aan de voorzijde krijgt de Dwarsweg een breed profiel met losse boomstructuur en wordt de watergang Lange Pijp verbreed en van een natuurvriendelijke oever voorzien. De dwarsweg en de watergang de Lange Pijp markeren de overgang tussen de woningen en de landschappelijk ingerichte zone.
Langs de noordzijde van het plangebied krijgt de bestaande Nieuwedijk een extra verbinding voor langzaam verkeer. Zowel bewoners als bezoekers parkeren op de oprit behorend tot eigen terrein.
De rode ontwikkelingen (nieuwe woningen) gaan gepaard met de aanleg van groene elementen, die gezamenlijk het landschapspark vormen. Daarnaast wordt de nieuwe woonbebouwing zorgvuldig landschappelijk ingepast. Voor de landschappelijke inpassing van de woningen langs de Nieuwedijk wordt de woonbebouwing omzoomd door een brede elzenhaag.
Afbeelding randvoorwaarden en uitgangspunten deelgebied 'Nieuwedijk' zie Bijlage 1Beeldkwaliteitsplan
3.5 Landschapsontwikkeling
Voor het landschapspark in deelgebied 'Boerderij' is de bestemming Agrarisch met waarden opgenomen. De zone langs de verbrede Rietgraaf bij deelgebied 'Nieuwedijk' en de overige nieuwe beplanting - waaronder de gronden ten oosten van de woningbouwontwikkeling deelgebied Boerderij krijgen de bestemming Natuur.
De landschappelijke inpassing van de woningen gelegen binnen deelgebied 'Nieuwedijk' krijgt de bestemming 'Groen' met de aanduiding 'specifieke vorm van groen - landschappelijke inpassing'.
Daar waar de dubbelbestemming Waarde - Archeologie 3 deels de bestemming Natuur overlapt, geldt dat ook kruidenrijk gras is toegestaan in plaats van de in het landschapsplan voorgestelde beplanting.
Met de initiatiefnemer is overeengekomen dat het landschapspark wordt ingericht in het eerste plantseizoenzo spoedig mogelijk na het onherroepelijk worden van het bestemmingsplan. Deze afspraak is juridisch vertaald naar een tweetal voorwaardelijke verplichtingen in de regels. Alvorens de woningen mogen worden gebouwd, dient aangetoond te worden dat voldaan is of kan en zal worden voldaan aan de hierboven opgenomen verplichting tot aanleg.
3.6 Beeldkwaliteit
Voor het bestemmingsplan 'Landschapspark De Danenberg, deelgebieden Boerderij en Nieuwedijk' is een eigen beeldkwaliteitplan opgesteld. Dit beeldkwaliteitsplan heeft tot doel de beoogde hoogwaardige ruimtelijke kwaliteit van de woningen als onderdeel van het landschapspark te waarborgen. Het wordt vastgesteld als onderdeel van het bestemmingsplan en dient als toetsingskader voor de commissie ruimtelijke kwaliteit. Daarnaast wordt het gebruikt bij de verdere afstemming over de uitwerking van het plan inzake stedenbouw (wonen, openbaar gebied) en landschap (landschappelijke en recreatieve zones).
Het beeldkwaliteitplan is toegevoegd als Bijlage 1 bij de toelichting. De deelgebieden hebben elk hun specifieke landschappelijke kenmerken en eigenschappen. In hoofdstuk 2 van het beeldkwaliteitsplan wordt de landschappelijke context omschreven. De landschappelijke context vormt vervolgens de basis voor de randvoorwaarden en richtlijnen per deelgebied. Per deelgebied is de situering, oriëntatie en de kwaliteit van erfafscheidingen beschreven. Daarnaast zijn de toetsingskaders voor bouwmassa, kleur- en materiaalgebruik en detaillering uitgewerkt.
Impressies beeldkwaliteit zie Bijlage 1 Beeldkwaliteitsplan
3.7 Afwijking Geldend Bestemmingsplan
De gronden hebben in de geldende bestemmingsplannen overwegend een agrarische bestemming. Binnen deze bestemming is het realiseren van het beoogde landschapspark en de beoogde woningen, zoals in dit hoofdstuk omschreven, niet mogelijk. Om de beoogde ontwikkeling te kunnen realiseren is een bestemmingsplanherziening noodzakelijk. In de navolgende hoofdstukken is de bestemmingsplanherziening onderbouwd aan de hand van het beleidskader en de relevante milieu- en omgevingsaspecten.
Hoofdstuk 4 Beleidskader
4.1 Nationaal Beleid
4.1.1 Nationale Omgevingsvisie
De Nationale Omgevingsvisie (NOVI) is op 11 september 2020 vastgesteld. Deze visie is door het Rijk opgesteld in het kader van de nieuwe Omgevingswet, die per 1 juli 2022 in werking treedt. Aan de hand van een toekomstperspectief is hierin de langetermijnvisie in beeld gebracht. Op nationale belangen wil het Rijk (net als nu) sturen en richting geven. Hiervoor worden de volgende vier prioriteiten onderscheiden:
- 1. Ruimte voor klimaat adaptatie.
- 2. Duurzaam economisch groeipotentieel.
- 3. Sterke en gezonde steden en regio's.
- 4. Toekomstigbestendige ontwikkeling van het landelijk gebied.
Om invulling te kunnen geven aan deze vier prioriteiten hanteert het rijk de volgende drie afwegingsprincipes:
- 5. Combinaties van functies gaat voor enkelvoudige functies.
- 6. Kenmerken en identiteit van een gebied staan centraal.
- 7. Afwentelen wordt voorkomen.
Met de NOVI wordt gebouwd aan sterke, aantrekkelijke en gezonde steden en een toekomstbestendig ontwikkeling van het landelijk gebied. Afspraken over verstedelijking, groene ruimte en landschap laat het Rijk over aan de provincies en gemeenten. Het landschapspark De Danenberg vormt een overgang tussen het stedelijk gebied rondom Nijmegen en het landelijk gebied van de gemeente Overbetuwe. De verstedelijking in de regio Arnhem-Nijmegen vindt nabij Oosterhout met name plaats rondom de Waalsprong.
Naast deze regionale en bovenregionale verstedelijking, is ruimte voor kleinschalige natuurlijke groei en voor het bouwen van huizen die aansluiten bij de woonwensen van bewoners van het landelijk gebied. Het voornemen is in lijn met de vier prioriteiten van het Rijk door de inrichting van een groene omgeving, waarbinnen naar behoefte woningbouw wordt toegepast (Rood-voor-Groen). Het voornemen past daarmee binnen de Nationale Omgevingsvisie.
4.1.2 Besluit algemene regels ruimtelijke ordening
In het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) ook wel bekend als de AMvB Ruimte, zijn 13 nationale belangen opgenomen die juridische borging vereisen met het oog op een goede ruimtelijke ordening.
Het besluit is gericht op doorwerking van de nationale belangen in gemeentelijke bestemmingsplannen. Dit betreft onder meer het Nationale Natuurnetwerk (voorheen de Ecologische Hoofdstructuur), erfgoederen van uitzonderlijke universele waarde en de grote rivieren.
Op de onderstaande kaart is een uitsnede van de verbeelding van het Barro weergegeven. Het deelgebied Boerderij ligt op korte afstand van het rivierbed van de Waal en binnen het werkingsgebied 'gebiedsreservering voor de lange termijn Rijntakken'.
Uitsnede van de verbeelding van het Barro met ligging van deelgebied 'Boerderij'
In artikel 2.4.7 van het Barro is bepaald dat een bestemmingsplan dat betrekking heeft op een gebiedsreservering voor de lange termijn geen wijziging van de bestemming mag bevatten die kan leiden tot grootschalige of kapitaalintensieve ontwikkeling. In het voorliggend bestemmingsplan worden alle 'rode' ontwikkelingen in de vorm van woningbouw gerealiseerd buiten de gebiedsreservering voor de lange termijn. Het bestemmingsplan is niet in strijd met het nationaal belang dat is aangewezen in de Barro.
Hiermee vormt het Barro geen belemmering voor het voornemen.
4.1.3 Bro: motivering duurzame verstelijking
In artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening is de 'motivering duurzame verstedelijking' (voormalige ladder) opgenomen. Dit stelt eisen aan de onderbouwing in bestemmingsplannen die nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maken.
De motivering duurzame verstedelijking richt zich op substantiële veranderingen en bouwplannen, die qua aard en omvang zodanig zijn, dat voor mogelijke leegstand elders gevreesd zou kunnen worden. Het doel is om overbodige bouwplannen (kantoren, woningen) te voorkomen en hergebruik te stimuleren.
Per 1 juli 2017 zijn een aantal wijzigingen op de eerdere ladder van kracht geworden. Op basis van deze gewijzigde tekst geldt in het geval dat het bestemmingsplan een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, dat de toelichting een beschrijving dient te bevatten van de behoefte aan de voorgenomen stedelijke ontwikkeling.
Indien de nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk wordt gemaakt buiten het bestaand stedelijk gebied, dient de toelichting, aanvullend op de beschrijving van de behoefte tevens een motivering te bevatten waarom niet binnen het bestaand stedelijk gebied in de behoefte kan worden voorzien. Daarbij kunnen de beschikbaarheid en geschiktheid van de ontwikkelingsmogelijkheden in bestaand stedelijk gebied een rol spelen. Het begrip stedelijke ontwikkeling is als volgt gedefinieerd: "ruimtelijke ontwikkeling van een bedrijventerrein of zeehaventerrein, of van kantoren, detailhandel, woningbouwlocaties of andere stedelijke voorzieningen."
Het planvoornemen voorziet in de netto toevoeging van 25 nieuwe wooneenheden (26 min 1). In de basis wordt een grenswaarde van 12 nieuwe woningen gehanteerd voor er gesproken wordt van een nieuwe stedelijke ontwikkeling. De ladder voor duurzame verstedelijking is daarom relevant voor het planvoornemen. In Bijlage 3 is nader onderbouwd op welke wijze het plan de bestaande behoefte invult.
Er is voldoende gemotiveerd dat sprake is van een duurzame verstedelijking.
4.2 Provinciaal Beleid
4.2.1 Omgevingsvisie Gaaf Gelderland
Provinciale Staten hebben op woensdag 19 december 2018 ingestemd met de nieuwe 'Omgevingsvisie Gaaf Gelderland'. De kern van deze Omgevingsvisie is dat een gezond, veilig, schoon en welvarend Gelderland voorop staat. Om dit te behouden en te bereiken worden in de Omgevingsvisie drie uitgangspunten centraal gesteld: een Duurzaam, Economisch krachtig en een Verbonden Gelderland.
Duurzaam
Gelderland beschikt over talrijke initiatieven en kansrijke aanknopingspunten op het terrein van energietransitie, klimaatadaptatie, circulaire economie, biodiversiteit. Gelderland maakt ruimte voor forse schaalsprongen ten behoeve van een duurzame omgeving, samenleving en economie. Daarbij wil de provincie het volgende bereiken:
- Energietransitie: In 2050 is Gelderland energieneutraal. Dat bereiken we door grootschalig besparen, opwekken uit duurzame energiebronnen en innoveren. Als tussendoel realiseren we 49% CO2 reductie in 2030;
- Klimaatadaptatie: In 2050 is Gelderland ingericht op het veranderde klimaat;
- Circulaire economie: In 2050 is Gelderland een afvalloze provincie. Met als tussenstap 50% reductie van het gebruik van grondstoffen in 2030. Afval bestaat niet meer; er zijn alleen nog grondstoffen die blijvend hun waarde behouden;
- Biodiversiteit: Vanaf 2019 denkt en werkt Gelderland natuur-inclusief. Biodiversiteit gaat verder dan de bekende natuurgebieden. Ook daarbuiten, in woonwijken, op werklocaties en bij infrastructuur wordt van biodiversiteit een kernkwaliteit gemaakt.
Een krachtige economie
De 'oude' economie van ongelimiteerde groei verandert in een economie die in balans is met haar sociale, ecologische en ruimtelijke omgeving. Nieuwe verdienmodellen en nieuwe technologieën doen hun intrede. Vestigingsklimaat, arbeidsmarkt, vakmanschap en kennisinfrastructuur worden steeds belangrijker. De woningmarkt in Nederland kampt enerzijds met schaarste en anderzijds met krimp. Daarnaast is er een grote opgave om bestaande bouw te verduurzamen. Gelderland heeft sterke troeven voor een internationaal onderscheidende en uiterst potentiële positie – clustering van economische activiteit, maakindustrie, logistieke kracht, sociaal ondernemen, natuur, kennis en onderwijs, ruimte, cultuur en sport en een strategische ligging.
Op woongebied heeft Gelderland eveneens een uitzonderlijke positie. Door zowel te investeren in een bruisende en levendige stad en in een vitaal platteland ontstaat een symbiose waarbij beide elkaar versterken. Hierdoor gaat van Gelderland aantrekkingskracht uit. De Gelderse economie is krachtig. Deze situatie is niet vanzelfsprekend. Duurzame werkgelegenheid en bedrijvigheid zijn cruciaal voor de economische kracht van de Gelderse regio's. Daarnaast vraagt een goed vestigingsklimaat om hoogwaardige culturele voorzieningen. Daarbij wil de provincie het volgende bereiken:
- Het uitnutten de strategische ligging van Gelderland. De Gelderse economie kan zich verder ontwikkelen binnen de natuur- en landschapswaarden en dragen duurzaam bij;
- Het positioneren Gelderland als hét vestigingsgebied voor de nieuwe generatie ondernemers. Ondernemers die duurzaam ondernemen in balans met de sociale, ecologische en ruimtelijke omgeving hoog in het vaandel hebben;
- Een sociaal evenwichtig vestigingsklimaat in Gelderland. Het versterken de positie van Gelderland op het gebied van food, health en energy en andere topsectoren en stimuleren kleinschalig ondernemerschap en innovatie, ook met oog voor ontwikkeling van lokale arbeidsmarkten;
- Het verduurzamen van de bestaande gebouwde woonomgeving. Dit is noodzakelijk om steden toekomstbestendig en economisch aantrekkelijk te maken. En we zoeken actief naar interessante transformaties, zoals bijvoorbeeld de functiemenging op bedrijventerreinen en het omzetten van kantoren in woningen.
Blijvend verbonden
Het is van belang dat mensen andere mensen kunnen ontmoeten. Dat geldt voor mensen in steden, wijken en voor het platteland. Of het nu gaat om werk of sociale contacten, de samenleving moet voor flexibele netwerken zorgen die voor iedereen open staan en beschikbaar zijn.
Naast traditionele voorzieningen als auto en OV doen nieuwe spelers en technologieën op het gebied van verbindingen en netwerken hun intrede, zoals smart mobility, zelfrijdende auto's en deelauto's. Ook het belang van snelle en betrouwbare data-uitwisseling neemt toe en is hier onderdeel van. Het is van belang dat de relatief goede bereikbaarheid een toekomstvaste waarde voor Gelderland is. Systemen moeten meebewegen met nieuwe ontwikkelingen en deze ook faciliteren. Mobiliteit moet verder verduurzaamd worden. Daarbij wil de provincie het volgende bereiken:
- Een optimale bereikbaarheid van Gelderland door onderlinge aansluiting van vervoersmogelijkheden en verplaatsingen te faciliteren. In 2050 dient de mobiliteit in Gelderland volledig duurzaam te zijn in termen van energie, klimaat, circulair en biodiversiteit.
- Het creëren van slimme en duurzame oplossingen voor het verbinden van mensen, goederen en data. Daaronder wordt ook begrepen het beter benutten van bestaande infrastructuur en gedragsverandering. De opties tussen weg, rail en water worden zorgvuldig en duurzaam afgewogen.
- Het stimuleren en faciliteren van nieuwe vormen van vervoer en verplaatsing. Dit kan bijvoorbeeld door autonoom rijden.
Op het gebied van Woon- en leefomgeving hanteert de Provincie Gelderland de volgende kernbegrippen: dynamisch, divers en duurzaam. Binnen het hoofdstuk Woon- en leefomgeving toont de Provincie het streven een duurzaam en divers woon- en leefklimaat te willen dat weet te anticiperen op ontwikkelingen. Hieruit vloeit de ambitie voort binnen Gelderland een aanbod aan woningtypen en woonmilieus passend bij de diversiteit aan woningvraag te realiseren; voor ieder een passende, duurzame woning.
In de voorliggende ontwikkeling wordt een divers palet aan woningen gerealiseerd (zie ook de paragrafen 3.3 en 3.4 voor het programma). De woningen in het relatief duurdere segment vormen daarbij ook een financiële drager voor de realisatie van het landschapspark De Danenberg. Met het ontwikkelen van De Danenberg als landschapspark wordt een langgekoesterde wens om een bufferzone te creëren tussen het landelijk gebied rondom Slijk-Ewijk en het bedrijventerrein De Rietkamp in vervulling gebracht. Het plan betreft een verbetering van de landschappelijke inkadering van het bedrijventerrein en heeft een positief effect op de recreatieve ontsluiting van het buitengebied. Het voornemen past daarmee binnen de Omgevingsvisie Gaaf Gelderland.
4.2.2 Omgevingsverordening Gelderland
De provincie zet de Omgevingsverordening (laatste actualisatie vastgesteld 5 juli 2022) als juridisch instrument in om de doorwerking van het provinciaal beleid af te dwingen op die onderdelen waarvoor de inzet van algemene regels noodzakelijk is om provinciale belangen te waarborgen of om te voldoen aan wettelijke verplichtingen. De regels uit de verordening zijn kaderstellend voor gemeenten bij het opstellen van bestemmingsplannen. Daarnaast worden de gebieden waarbinnen bepaalde regels gelden in de Omgevingsverordening concreet begrensd. De Omgevingsverordening is gericht op de regels op het gebied van ruimtelijke ordening, milieu, water, verkeer en bodem. Dit betekent ook dat vrijwel alle regels omtrent de fysieke leefomgeving opgenomen zijn in de Omgevingsverordening.
Uitsnede Omgevingsverordening Gelderland kaart 'Ruimte' met ligging planlocaties
De voorgenomen ontwikkeling ligt niet binnen een Nationaal Landschap, de Romeinse Limes, de Groene Ontwikkelingszone (GO), het Gelders Natuurnetwerk (GNN) en de Hollandse Waterlinie. De locatie maakt ook geen deel uit van een ganzenfoerageergebied, intrekgebied of beschermingsgebied natte landnatuur.
Er zijn geen relevante kaartlagen waar in het voorliggend plan rekening mee gehouden dient te worden.
Het bestemmingsplan maakt nieuwe woningen mogelijk en moet daarom voldoen aan instructieregel in artikel 2.2.1.1. van de Omgevingsverordening Gelderland.
artikel 2.2.1.1 Nieuwe woonlocaties
In een bestemmingsplan worden nieuwe woonlocaties en de daar te bouwen woningen slechts toegestaan wanneer dit past in het vigerende door Gedeputeerde Staten vastgestelde Kwalitatief Woonprogramma successievelijk de door Gedeputeerde Staten vastgestelde kwantitatieve opgave wonen voor de betreffende regio.
De ontwikkeling past binnen de regionale woonagenda die is opgesteld voor de regio Arnhem-Nijmegen. Dit is nader onderbouwd in paragraaf 4.3.1. Daarmee voldoet het plan aan de instructieregel in artikel 2.2.1.1.
Het bestemmingsplan past daarmee binnen de Omgevingsverordening Gelderland.
4.3 Regionaal Beleid
4.3.1 Woondeal regio Arnhem-Nijmegen
Momenteel is er in Nederland in veel regio's sprake van een grote druk op de woningmarkt. Daarom heeft de rijksoverheid als één van haar speerpunten opgenomen dat de woningproductie omhoog moet. Dit krijgt in enkele stedelijke regio's vorm via een woondeal. Ook in de regio Arnhem-Nijmegen is voorjaar 2020 een dergelijke woondeal gesloten, want de prognoses laten zien dat de groei in de regio doorzet en dat daarmee ook de uitdagingen voor de regio toenemen.
De regio Arnhem-Nijmegen is samen met de regio Foodvalley de groenste metropoolregio van het land. De ambitie is dit groene profiel te versterken en tegelijkertijd de groei te faciliteren. Daarom is afgesproken dat samen met de provincie Gelderland en het Rijk een verstedelijkingsstrategie wordt opgesteld waarin een integrale lange termijnvisie wordt geformuleerd op de relatie tussen woningbouw, economische groei, ruimtelijke ontwikkeling, circulariteit, energietransitie, een groene leefomgeving en mobiliteit. De inhoud van de woondeal is hiervoor een (belangrijke) bouwsteen.
In de woondeal wordt geconstateerd dat de regio te maken heeft met een autonome groeiopgave, een bestaand woningtekort en kent een hoge binnenkomende migratie vanuit binnen- en buitenland door haar positie als aantrekkelijke regio met hoogwaardige kennisinstellingen. Naast de migratie bestaat de huishoudensgroei voor het grootste deel uit kleine (één- en tweepersoons) huishoudens door vergrijzing en vergroening (jongeren en studenten).
De bouwopgave bestaat enerzijds uit het terugbrengen van het woningtekort en daarnaast uit het bouwen voor de toename in de woningbehoefte als gevolg van de verwachte huishoudensgroei. Volgens de woondeal is er in de regio Arnhem-Nijmegen tot 2030 behoefte (inclusief het terugdringen van het woningtekort) aan 35.000 extra woningen. Een gebied als de Danenberg kan een aanzienlijke bijdrage leveren aan de groeiopgave. Hierom werkt het voornemen versterkend voor de Woondeal regio Arnhem-Nijmegen. In Bijlage 3 wordt verder ingegaan op de mate waarin De Danenberg de woningbehoefte van regio Arnhem-Nijmegen kan vervullen.
4.4 Gemeentelijk Beleid
4.4.1 Omgevingsvisie Overbetuwe 2040
De Omgevingsvisie (vastgesteld op 1 oktober 2019) is een integrale en toekomstbestendige koers voor leefomgeving in Overbetuwe. De visie geeft richting , stimuleert ondernemers en inwoners om initiatief te nemen en geeft aan hoe mensen aan kunnen sluiten bij realisatie. De visie is niet vrijblijvend; de ambities zijn bedoeld om te realiseren. Dit beoogd de gemeente te doen via samenspel wat betekent dat aan ambities door diverse betrokkenen wordt gewerkt. Daarnaast is het van belang dat de identiteit van de Overbetuwe bij de ambities in acht worden genomen. Dit wordt gedaan aan de hand van de kernwaarden. Er wordt gekeken naar wat bepalend is (geweest) in de ontwikkeling van Overbetuwe om te kunnen verklaren waarom het is ‘zoals het is’. Deze identiteit, vertaald in kernwaarden, vormt het fundament voor de Omgevingsvisie en de bijbehorende ambities. Deze ambities bestaan uit zes ontwikkelingen:
- Vitaal buitengebied die omgaat met uitdagingen als digitalisering, verstedelijking en klimaatverandering.
- Innovatieruimte voor ondernemerschap.
- Samen werken aan energietransitie
- Een eigentijdse, aantrekkelijke en herkenbare leefomgeving die past bij een dorps en groen karakter en ruimte biedt voor (nieuwe) woonwensen.
- Sociale en fysieke netwerken die verbonden zijn met de samenleving.
- Vitaliteit en goede toegang tot voorzieningen door middel van clustering.
Betrokken partijen zullen continu in concrete uitvoeringsprogramma's werken aan de totstandkoming van de visie.
Het voornemen is conform de ambitie in de Omgevingsvisie op het gebied van een nieuwe eigentijdse, aantrekkelijke woonomgeving in een groene omgeving. Hier dragen de ontwikkelingen aan bij doordat het nieuwbouw betreft in de stijl en het karakter van het bestaande landschap, met aandacht voor groen.
4.4.2 Landschapsontwikkelingsplan
De Gemeente Overbetuwe vindt het belangrijk om aan het landschap van het buitengebied bijzondere zorg te besteden. In september 2010 heeft de gemeente een Landschapsontwikkelingsplan (kortweg LOP) vastgesteld.
Met het Landschapsontwikkelingsplan wil de gemeente ontwikkelingen (be-)geleiden die te maken hebben met het landschap. Het voornaamste doel daarbij is het stimuleren van initiatieven in het buitengebied (door o.a. particulieren, instanties en gemeente) die te maken hebben met het behouden, versterken en verbeteren van de landschappelijke identiteit, in de brede zin van het woord. Daarnaast biedt het Landschapsontwikkelingsplan de mogelijkheid om ook nieuwe ontwikkelingen op een passende manier in het bestaande landschap op te nemen.
Het voornemen voor beide deelgebieden in De Danenberg sluit aan op de doelstellingen van het LOP. Met het plan wil de gemeente landschappelijke versterking, natuurontwikkeling en recreatieve toegankelijkheid versterken. De landschappelijke maatregelen zijn omschreven in Bijlage 2
Hoofdstuk 5 Milieu- En Omgevingsaspecten
5.1 Bedrijven En Milieuzonering
Vanuit milieuoogpunt kan een bepaalde afstand tussen een milieubelastende activiteit en een milieugevoelig object noodzakelijk zijn. Deze afstand heeft als doel bijvoorbeeld om ter plaatse van een 'gevoelig' object, zoals woningen, een aanvaardbaar geur-, geluid- of veiligheidsniveau te realiseren. Deze afstand wordt een milieuzonering genoemd. Een milieuzonering vormt het indirecte ruimtegebruik van een milieubelastende activiteit.
In de uitgave 'Bedrijven en Milieuzonering' van de Vereniging Nederlandse Gemeenten zijn richtafstanden opgenomen, waarmee rekening moet worden gehouden ten opzichte van gevoelige functies. Het gaat daarbij zowel om de invloed van omliggende milieubelastende activiteiten op nieuwbouwplannen, als om invloed van eventuele nieuwe milieubelastende activiteiten op milieugevoelige bestemmingen in de omgeving.
De beoordeling van de situatie rond de milieuzonering is in dit geval tweeledig:
- De beoordeling van eventuele milieubelasting door omliggende bedrijven op de nieuwe woonfuncties binnen het plangebied;
- De beoordeling van eventuele milieubelasting door de nieuwe functies binnen het plangebied op nabijgelegen gevoelige objecten.
Milieubelasting door omliggende bedrijven op de nieuwe woonfuncties in het plangebied
De Boerderij
Ten oosten van dit deelgebied ligt de kern Slijk Ewijk. Het deelgebied grenst aan grotendeel uit woningen bestaande lint langs de Dorpsstraat.. Op Dorpsstraat 61 ligt een veilinghuis (bestemming dienstverlening) waarvoor een milieucategorie 1 (10 m) van toepassing is, overeenkomstig de milieucategorie voor musea en ateliers. De afstand van het veilinghuis en het woongebied is ca. 13 m.
Aan de Dorpsstraat 66 ligt een constructiebedrijf. Een constructiebedrijf kan volgens de VNG lijst bedrijven en milieuzonering een milieucategorie hebben van maximaal 3.2 (richtafstand 100 m); het betreffende bedrijf ligt op een afstand van minimaal 115 m tot de dichtsbijzijnde grens van het woongebied.
Nieuwedijk
Ten oosten van het deelgebied Nieuwedijk ligt op korte afstand van het plangebied het nieuwe bedrijventerrein De Nieuwe Rietgraaf. Op dit bedrijventerrein is sprake van vestigingsmogelijkheden voor bedrijven tot en met milieucategorie 4.2. Het bedrijventerrein is intern gezoneerd, zodat bedrijven met een zwaardere milieucategorie zich niet kunnen vestigen langs de randen van het terrein. Bedrijven met milieucategorie hebben een richtafstand van 300 m. Deze bedrijven mogen uitsluitend worden gevestigd binnen de functieaanduiding 'bedrijf tot en met categorie 4.2'. Deze aanduiding ligt op meer dan 360 m van het plangebied, waardoor het plangebied ruim buiten de richtafstand ligt. Voor de overige milieucategoriën is op de navolgende figuur de ligging van de vestigingsmogelijkheden en de bijbehorende richtafstanden weergegeven. De richtafstand voor bedrijven tot en met milieucategorie 4.1 bedraagt 200 m en ligt over het plangebied. Binnen de richtafstand worden geen nieuwe woningen opgericht. De ligging van het bedrijventerrein De Nieuwe Rietgraaf vormt geen belemmering voor het planvoornemen.
Milieucontouren bedrijventerrein De Nieuwe Rietgraaf met de beoogde nieuwbouwlocaties
Daarnaast liggen nog enkele andere bedrijven in de omgeving van het deelgebied Nieuwedijk. Op 70 meter afstand van Nieuwedijk ligt een paardenhouderij. Op deze locatie is volgens het geldende bestemmingsplan ook glastuinbouw toegestaan. Hiervoor geldt een richtafstand van 30 meter. Beide functies op deze locatie vormen geen belemmering voor het voornemen.
Ten zuiden van Nieuwedijk ligt een perceel met de bestemming 'Agrarisch' met deels ook de functieaanduiding 'glastuinbouw'. Deze bestemming ligt op ca. 150 meter waardoor het geen belemmering voor het voornemen vormt. Verder zit er geen bedrijvigheid in de nabije omgeving van het plangebied dat een belemmering kan vormen voor het planvoornemen.
Beoordeling van eventuele milieubelasting door de nieuwe functies binnen het plangebied op nabijgelegen gevoelige objecten
Ten behoeve van de omgeving van beide deelgebieden is onderzocht of de beoogde ontwikkelingen leiden tot verslechtering van het woon- en leefklimaat ter plaatse van nabijgelegen gevoelige functies. In de toekomstige situatie zal de grond, behorend tot de Boerderij en Nieuwedijk, dienst doen als woongebied. Er vinden hier geen bedrijfsactiviteiten plaats. Zowel de Boerderij als Nieuwe dijk zal in de nieuwe situatie geen milieubelasting voor de nabijgelegen gevoelige objecten creëren.
Conclusie:
Er zijn geen bedrijven of andere functies in de nabijheid van de deelgebieden, die om milieuhygienische redenen een belemmering zijn of zouden kunnen zijn voor de voorgenomen woningbouwontwikkeling; ook vormt de woningbouwontwikkeling zelf geen belemmering voor de in de directe nabijheid gelegen functies.
5.2 Spuiten Met Gewasbeschermingsmiddelen
Bij het mogelijk maken van een nieuwe voor drift gevoelige bestemming in de nabijheid van bestemmingen, die het toepassen van chemische gewasbeschermingsmiddelen niet uitsluiten, is aandacht voor spuitzones nodig in verband met de risico's voor de volksgezondheid vanwege eventuele blootstelling aan gewasbeschermingsmiddelen via drift.
Op basis van jurisprudentie wordt in de praktijk een spuitzone voor een voor driftgevoelige bestemming aangehouden van 50 m, gemeten vanaf de bestemmingsgrens. Deze 50 m is in diverse uitspraken van de Raad van State (bijvoorbeeld de uitspraak van 23 september 2009 in zaak nr. 200900570/1/R2) als 'in het algemeen niet onredelijk' bevonden en geldt als een vaste richtafstand waar gemotiveerd van kan worden afgeweken. Een kleinere afstand is mogelijk, mits dat goed onderbouwd wordt.
Onderstaand is per deelgebied onderbouwd dat de nieuwe woonpercelen, die met het voorliggend bestemmingsplan worden aangewezen in de vorm van de bestemming 'Wonen', niet binnen een spuitzone liggen van omliggende agrarische percelen.
Deelgebied 'Boerderij': Aan de westzijde van deellocatie 'Boerderij' bevinden zich woonbestemmingen, een maatschappelijke bestemming en een bestemming voor dienstverlening. Binnen deze bestemmingen mag geen gebruik gemaakt mag worden van gewasbeschermingsmiddelen. Ten noorden van de deellocatie ligt een agrarisch perceel. In de beheersverordening 'Overbetuwe, Randwijk, Slijk-Ewijk en Valburg' is vastgelegd dat het gebruik van het perceel voor boomteelt en fruitteelt niet is toegestaan. Daarmee is het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen uitgesloten.
De overige gronden binnen 50 m van nieuwe woonlocatie hebben in het voorliggend bestemmingsplan de bestemmingen Groen, Agrarisch met Waarden, Water en Natuur. Voor de gronden met de bestemming 'Agrarisch met waarden' wordt in artikel 3.4.1 een gebruiksbepaling opgenomen dat het spuiten met gewasbeschermingsmiddelen niet is toegestaan. Voor de overige bestemmingen is agrarisch gebruik geen onderdeel van de bestemming.
Daarmee kan worden geconcludeerd dat de nieuwe woningen en woonbestemmingen binnen het deelgebied 'Boerderij' niet binnen een spuitzone liggen. Het woon- en leefklimaat van de woningen is daarmee voldoende geborgd en de omliggende agrarische bedrijven worden niet belemmerd in hun bedrijfsvoering.
Deelgebied Nieuwedijk: Aan de westzijde van de planlocatie bevindt zich een rij woningen langs de Nieuwedijk. Voor deze woningen is in de beheersverordening 'Buitengebied, beheersverordening De Danenberg' een woonbestemming toegekend. In de planregels van de beheersverordening staat vermeld dat de voor 'Wonen' aangewezen gronden, samen met de gronden die bij de betreffende woning horen, mede bestemd zijn voor wonen. Voor de woonpercelen langs de Nieuwedijk kan worden aangenomen dat deze volledig in gebruik zijn voor wonen en dat voor de woonpercelen geen sprake is van een spuitzone.
Tussen de woningen Oosterhoutsestraat 11 en Nieuwedijk 1A bevindt zich een agrarisch perceel, dat binnen 50 m van de aan te wijzen woonlocaties ligt. Voor dit agrarisch perceel zijn gebruiksbeperkingen opgenomen in het het bestemminsgplan 'Buitengebied, Waaldijk 29 en Oosterhoutsestraat 11, Slijk-Ewijk'. De uitoefening van (glas)tuinbouw, fruit- en boomteelt is niet toegestaan op een afstand van minder dan 50 m van bestemmingsvlakken ten behoeve van voor bestrijdingsmiddelen gevoelige functies. In de huidige situatie ligt het betreffende agrarisch perceel reeds op een kortere afstand van de woningen Oosterhoutsestraat 11 en Nieuwedijk 1A, waardoor spuiten met bestrijdingsmiddelen in de huidige situatie reeds is uitgesloten. Het gaat hier ook in de huidige situatie al om een perceel waarop geen gewasbeschermingsmiddelen mogen worden gebruikt. Het feit dat binnen 50 m nieuwe woningen worden opgericht leidt ter plekke van het betreffende perceel niet tot een nieuwe gebruiksbeperking.
Het agrarisch perceel Valburg, sectie K, nummer 180 ligt aan de noordzijde van de deellocatie en ligt binnen 50 m van de aan te wijzen woonbestemming. Voor dit perceel geldt conform de geldende beheersverordening de bestemming 'Agrarisch gebied met landschapswaarden'. Binnen deze bestemming worden geen beperkingen gesteld aan het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen. Om het toekennen van een woonbestemming op het noordelijke gedeelte van de deellocatie mogelijk te maken is rekening gehouden met de situering van de woonbestemmingen. De woonbestemmingen aan de noordzijde van het deelgebied liggen op een afstand van minimaal 50 m tot het agrarisch perceel Valburg, sectie K nummer 180.
De overige gronden binnen 50 m van nieuwe woonlocatie krijgen in het voorliggend bestemmingsplan de bestemmingen Groen, Agrarisch met Waarden (zeer smalle strook langs de Nieuwedijk), Water en Natuur. Voor de gronden met de bestemming 'Agrarisch met waarden' wordt in artikel 3.4.1 een gebruiksbepaling opgenomen dat het spuiten met gewasbeschermingsmiddelen niet is toegestaan. Voor de overige bestemmingen is agrarisch gebruik geen onderdeel van de bestemming.
Daarmee kan worden geconcludeerd dat de nieuwe woningen en woonbestemmingen binnen het deelgebied 'Nieuwedijk' niet binnen een spuitzone liggen. Het woon- en leefklimaat van de woningen is daarmee voldoende geborgd en de omliggende agrarische bedrijven worden niet belemmerd in hun bedrijfsvoering.
Conclusie: Op basis van het bovenstaande kan worden gesteld dat het aspect spuiten met gewasbeschermingsmiddelen geen belemmering vormt voor het voorliggend plan.
5.3 Bodem
Indien sprake is van een planologische functiewijziging, dient te worden onderzocht of de milieuhygiënische kwaliteit van de bodem ter plaatse geschikt is voor het voorgenomen gebruik. Het plan voorziet in een planologische functieverandering van agrarisch naar onder andere 'Wonen' en 'Groen'. Binnen de woonbestemmingen zal in de nieuwe situatie permanent worden gewoond, waardoor sprake is moet zijn van een bodemkwaliteit die aansluit bij de woonfunctie.
5.3.1 Actualiserend bodemonderzoek
Om inzicht te krijgen in milieuhygiënische kwaliteit van de bodem ter plaatse zijn de afgelopen jaren meerdere bodemonderzoeken uitgevoerd. Ter actualisatie van deze onderzoeken zijn deze onderzoeken in november 2020 opnieuw beoordeeld (rapportnr. 375394, d.d. 10 november 2020). Het actualiserend onderzoek is toegevoegd als Bijlage 4 bij de toelichting.
5.3.2 Vervolg en aanpak bestemmingsplan
Uit het onderzoek wordt geconcludeerd dat er op basis van de huidige geactualiseerde beschikbare informatie geen aanwijzingen zijn dat ter plaatse van de nieuwbouwlocaties omvangrijke verontreinigingen voorkomen die een belemmering vormen voor het doorlopen van de bestemmingsplanprocedure.
Ten behoeve van het aanvragen van een omgevingsvergunning dient op beide nieuwbouwlocaties een bodemonderzoek te worden uitgevoerd in verband met de mogelijke aanwezigheid van bestrijdingsmiddelen in de bodem, waarbij ook aandacht wordt besteed aan potentieel verdachte deellocaties.
5.3.3 Conclusie
Het aspect bodem vormt geen belemmering voor de bestemmingswijziging naar een woon- en groenbestemming.
5.4 Geluid
Bij ruimtelijke ontwikkelingen dient op basis van de Wet geluidhinder te worden onderzocht of sprake is van geluidsoverlast, in het bijzonder in verband met verkeer, spoor of bedrijven. In de Wet geluidhinder is bepaald dat ten aanzien van zogenaamde 'geluidgevoelige objecten' wettelijke eisen gelden ten aanzien van de maximale belasting.
De woningen op zowel de locatie Boerderij als Nieuwedijk worden aangemerkt als geluidgevoelige objecten. De op te richten woningen liggen niet binnen een richtafstand voor geluid van omliggende bedrijven.
5.4.1 Weg- en spoorwegverkeerlawaai
De plangebieden liggen binnen de geluidzone van de Betuwelijn. Daarom is door Aelmans Ruimte, Omgeving en Milieu B.V. een akoestisch onderzoek (spoor)wegverkeerslawaai uitgevoerd (rapportnr. M141977.001.001.R2/JGO, d.d. 29 oktober 2020). Het onderzoek is bijgevoegd als Bijlage 5 Akoestischonderzoek wegverkeerslawaai bij de toelichting. De conclusie van het onderzoek luidt als volgt:
Wet geluidhinder: Uit de toets in het kader van de Wet geluidhinder kunnen de volgende conclusies worden getrokken Ten gevolge van het wegverkeer op de gezoneerde wegen Oosterhoutsestraat, Waaldijk, Akkerstraat en Nieuwedijk wordt op alle randen van de woonpercelen (gevels van de nieuw te bouwen woningen) voldaan aan de voorkeursgrenswaarde, zijnde 48 dB.
Beschouwing 30 km/uur wegen: Ten gevolge van het wegverkeer op de 30 km/uur weg Dorpsstraat (bijlage 3.3) wordt op alle randen van de woonpercelen (gevels van de nieuw te bouwen woningen) voldaan aan de voorkeursgrenswaarde, zijnde 48 dB.
Beschouwing spoorweg: Uit onderzoek blijkt dat ten gevolge van railverkeerslawaai op alle randen van de woonpercelen (gevels van de nieuw te bouwen woningen) voldaan wordt aan de voorkeursgrenswaarde, zijnde 55 dB.
5.4.2 Cumulatie
Ter bepaling van de gecumuleerde geluidbelasting dient de totale geluidbelasting (exclusief aftrek artikel 110g Wet geluidhinder) te worden berekend van alle zoneplichtige (spoor)wegen, industrie en luchtvaart met een geluidbelasting boven de voorkeursgrenswaarde. Dit betekent dat in onderhavige situatie formeel gesproken de cumulatieve geluidbelasting niet bepaald hoeft te worden omdat er geen zoneplichtige weg is die de voorkeursgrenswaarde overschrijdt.
Bij de toepassing van de juiste geluidwerende materialen en maatregelen is een binnenniveau van 33 dB gewaarborgd. Daarmee is sprake van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat.
5.4.3 Karakteristieke geluidwering van de gevel
De hoogste gecumuleerde geluidbelasting op de randen van de beide woonpercelen (gevel van de nieuw te bouwen woningen) bedraagt 53 dB Een normale gevel van een woning heeft een minimale geluidwering van 20 dB waardoor het binnenniveau van 33 dB bij alle woningen gewaarborgd is.
5.4.4 Conclusie
Het aspect geluid vormt geen belemmering voor het planvoornemen.
5.5 Geur
De Wet geurhinder en veehouderij (Wgv) is op 1 januari 2007 in werking getreden. Met de Wet geurhinder en veehouderij geldt één toetsingskader voor vergunningplichtige veehouderijen in de hele gemeente. Voor niet vergunningplichtige veehouderijen en overige agrarische niet vergunningplichtige bedrijven is het Activiteitenbesluit het toetsingskader. De Wet geurhinder en veehouderij bevat normen en afstanden die bedrijven moeten aanhouden ten opzichte van geurgevoelige objecten. Daarnaast geeft de Wet geurhinder en veehouderij gemeenten de beleidsvrijheid om maatwerk te leveren dat is afgestemd op de ruimtelijke en milieuhygiënische feiten en omstandigheden in een concreet gebied en de gewenste (toekomstige) ruimtelijke inrichting.
Voor het voorliggend plan is in beeld gebracht of er sprake is van veehouderijen op korte afstand van het plangebied. Op de onderstaande kaart (uit: Plussenbeleid Overbetuwe) is de achtergrondbelasting ten aanzien van geurhinder in beeld gebracht.
Beoordeling leefklimaat op basis van de indicatieve achtergrondbelasting ten aanzien van geurhinder (uit: Plussenbeleid Overbetuwe)
Op basis van deze kaart kan worden geconcludeerd dat voor alle nieuwe woningen sprake is van een leefklimaat dat kan worden beoordeeld als 'zeer goed'.
Op korte afstand van het plangebied ligt, op het adres Oosterhoutsestraat 60, een veehouderij waar dieren worden gehouden zonder geuremissiefactor. De veehouderij heeft een milieuvergunning voor het houden van 63 paarden. In het buitengebied geldt een vaste afstand van 50 m. Binnen 50 m van de paardenhouderij worden geen nieuwe woningen opgericht.
Op basis van het bovenstaande kan worden gesteld dat het voornemen niet leidt tot een belemmering voor omliggende veehouderijen en sprake is van een goed woon- en leefklimaat. Het aspect geur vormt geen belemmering voor het voorliggend plan.
5.6 Externe Veiligheid
Externe veiligheid heeft betrekking op locaties waar een ongeval met gevaarlijke stoffen kan plaatsvinden, waardoor personen die geen directe relatie hebben tot de risicovolle activiteit zouden kunnen komen te overlijden. Bij een ruimtelijke besluit voor het toelaten van (beperkt) kwetsbare objecten moet worden getoetst aan risiconormen en veiligheidsafstanden. Dit is met name relevant op korte afstand van risicobronnen. Indien een (beperkt) kwetsbaar object wordt toegelaten binnen het invloedsgebied van een belangrijke risicobron, moet ook het groepsrisico worden verantwoord. Bovendien is het van belang om af te wegen in hoeverre nieuwe risicobronnen binnen een plangebied worden toegestaan.
Voor de beoordeling van een ruimtelijk plan moet voor externe veiligheid worden vastgesteld of het plangebied is gelegen binnen het invloedsgebied van specifieke risicovolle inrichtingen, relevante transportroutes voor het vervoer van gevaarlijke stoffen of relevante buisleidingen. Toetsingskaders zijn het "Besluit externe veiligheid inrichtingen” (Bevi), het "Besluit externe veiligheid transportroutes" (Bevt) en het "Besluit externe veiligheid buisleidingen" (Bevb). Daarnaast zijn in het Vuurwerkbesluit en het Activiteitenbesluit milieubeheer veiligheidsafstanden genoemd die rond stationaire risicobronnen, niet zijnde een Bevi-inrichting, moeten worden aangehouden.
5.6.1 Quickscan externe veiligheid
Om een beeld te krijgen van de effecten van de verschillende aanwezige risicobronnen is door Kragten een Quickscan Externe Veiligheid uitgevoerd (rapportnr. 20201020-POU019-RAP-EV 1.0, 20 oktober 2020). Deze quickscan is toegevoegd als Bijlage 6 Quickscan externe veiligheid bij de toelichting. In deze quickscan zijn de risicobronnen geïnventariseerd en is beoordeeld of de genoemde risicobronnen mogelijk een belemmering vormen voor de invulling van het plangebied. Indien risicobronnen een mogelijke belemmering vormen, is een vervolgonderzoek noodzakelijk. Uit deze quickscan blijkt het volgende:
Transport over water: Op circa 350 meter van het deelgebied ‘Boerderij Slijk-Ewijk’ bevindt zich de oever van de Waal. De afstand tussen de Waal en deelgebied ‘Nieuwedijk’ bedraagt circa 895 meter. De Waal maakt deel uit van de Corridor Rotterdam-Duitsland, waarover vervoer van gevaarlijke stoffen plaatsvindt. Deze vaarweg heeft geen PR10-6-risicocontour. Op basis van de afstand is het niet noodzakelijk de hoogte van het groepsrisico kwantitatief vast te stellen. Wel ligt het plangebied binnen het invloedsgebied van toxische gassen (GT3) van de Waal. De risico’s als gevolg van het transport van gevaarlijke stoffen over de Waal (toxisch scenario) dienen, voor beide deelgebieden, meegenomen te worden in een beperkte verantwoording van de hoogte van het groepsrisico.
Transport over de weg: Het plangebied ligt niet binnen een plaatsgebonden risicocontour of PAG van wegen in de omgeving. Op basis van de afstand is het niet noodzakelijk de hoogte van het groepsrisico kwantitatief vast te stellen. Wel liggen beide deelgebieden binnen het invloedsgebied van toxische stoffen van de A50. Daarbij ligt deelgebied ‘Nieuwedijk’ eveneens binnen het invloedsgebied van toxische stoffen van de A15. De risico’s als gevolg van de transporten met gevaarlijke stoffen (toxisch scenario) over de A15 en A50 dienen meegenomen te worden in een beperkte verantwoording van het groepsrisico.
Transport over het spoor: Ten noorden van het plangebied bevindt zich de spoorlijn Kijfhoek – Betuweroute Meteren (Route 202) op een afstand van circa 1.800 meter van deelgebied ‘Boerderij Slijk-Ewijk’ en 880 meter van deelgebied ‘Nieuwedijk’. Deze spoorlijn is opgenomen in het Basisnet spoor. Ter hoogte van het plangebied heeft deze spoorlijn een PR10-6-risicocontour van 30 meter en een PAG. Gelet op de afstand tussen spoorlijn en plangebied vormen de PR10-6-risicocontour en het PAG geen belemmering voor het plan.
Als gevolg van de stoffen die over de spoorlijn Kijfhoek – Betuweroute Meteren vervoerd worden, blijkt het plangebied wel binnen het inlvoedsgebied van toxische gassen (B3) en toxische vloeistoffen (D4) te liggen. De risico’s als gevolg van het transport van gevaarlijke stoffen over deze spoorlijn dienen meegenomen te worden in een beperkte verantwoording van de hoogte van het groepsrisico.
Aan de oostzijde van het plangebied, bevindt zich de spoorlijn Den Bosch Diezebrug aansl. – Ressen Noord (Route 64) op een afstand van circa 3.400 meter van deelgebied ‘Nieuwedijk’ en 4.600 meter van deelgebied ‘Boerderij Slijk-Ewijk’. Ook deze spoorlijn is opgenomen in het Basisnet spoor. Ter hoogte van het plangebied heeft kent deze spoorlijn geen PR10-6-risicocontour en geen PAG.
Als gevolg van de stoffen die over de spoorlijn Den Bosch Diezebrug aansl. - Ressen Noord vervoerd worden, blijkt deelgebied ‘Nieuwedijk’ binnen het inlvoedsgebied van toxische vloeistoffen (D4) te liggen. Deelgebied ‘Boerderij Slijk-Ewijk’ ligt niet binnen het invloedsgebied van deze spoorlijn. De risico’s als gevolg van het transport van gevaarlijke stoffen over deze spoorlijn dienen meegenomen te worden in een beperkte verantwoording van de hoogte van het groepsrisico voor deelgebied ‘Nieuwedijk’.
Buisleidingen: Deelgebied ‘Nieuwedijk’ bevindt zich binnen de 1%-letaliteitsafstand van drie buisleidingen. De hoogte van het groepsrisico dient derhalve middels een CAROLA-berekening vastgesteld te worden. De risico’s als gevolg van de transporten met gevaarlijke stoffen door buisleidingen (fakkelbrandscenario) dienen meegenomen te worden in een verantwoordingsrapportage.
Inrichtingen: In de directe omgeving van het plangebied is één relevante inrichting aanwezig waarbij externe veiligheid een rol speelt; het betreft het Centraal Uitwisselpunt Betuweroute (CUB). Het plangebied is niet gelegen binnen de plaatsgebonden risicocontour PR 10-6 van het CUB. Daarmee geleden geen harde beperkingen voor de invulling van het plangebied. De 1%-letaliteitsafstand van het CUB reikt tot over het plangebied. Omdat het plan in het invloedsgebied van het CUB ligt moet de verantwoordingsplicht van het groepsrisico ingevolge het Bevi worden ingevuld.
Conclusie: Een CAROLA-berekening en een verantwoording van het groepsrisico zijn noodzakelijk om aan te tonen dat sprake is van een aanvaardbare situatie met betrekking tot externe veiligheid.
5.6.2 CAROLA-berekening buisleiding
Uit de quickscan externe veiligheid is gebleken dat het plangebied binnen het invloedsgebied van een hogedruk aardgasleiding ligt. Onderzocht is of de buisleiding een belemmering vormt voor het planvoornemen. Tevens is bepaald welke effecten het plan heeft op de hoogte van het groepsrisico van de betreffende buisleiding. Hiervoor is door Kragten een CAROLA-berekening uitgevoerd (rapportnr. 20201020-POU019-RAP-EXT-CAR 1.0 d.d. 20 oktober 2020). Deze berekening is toegevoegd als Bijlage 7 CAROLA-berekening buisleiding bij de toelicht.
Deelgebied ‘boerderij Slijk-Ewijk’ is niet is gelegen binnen een invloedsgebied van een hogedrukaardgasleiding en is dan ook verder buiten beschouwing gelaten. Deelgebied ‘Nieuwedijk’ is gelegen binnen de 1% letaliteitsafstand van de buisleidingen A-524-deel-1 en A-533-deel-1 en binnen de 100% letaliteitsafstand van buisleiding A-663-deel-1. Door Kragen is onderzocht of de buisleidingen een belemmering vormen voor de planontwikkeling. Tevens is bepaald welke effecten de plannen hebben op de hoogte van het groepsrisico van de betreffende buisleidingen. De berekening heeft overeenkomstig de voorschriften plaatsgevonden met het rekenprogramma CAROLA.
Uit de berekeningen volgt dat deelgebied ‘Nieuwedijk’ niet is gelegen binnen een plaatsgebonden 10-6- risicocontour van een buisleiding. Voor alle drie de buisleidingen geldt dat het groepsrisico minder dan 10% van de oriëntatiewaarde bedraagt, zowel vóór als ná planrealisatie. Uit de berekening van de hoogte van het groepsrisico zowel vóór als ná planrealisatie van de buisleidingen A524-deel-1 en A533-deel-1 blijkt dat de planrealisatie niet leidt tot een rekenkundige toename van de hoogte van het groepsrisico. Voor buisleiding A663- deel-1 leidt de planontwikkeling tot een marginale toename van de hoogte van het groepsrisico.
Het transport van gevaarlijke stoffen door buisleidingen vormt derhalve geen belemmering voor de planrealisatie. Wel dienen de risico’s als gevolg van het transport van gevaarlijke stoffen door buisleidingen beperkt te worden verantwoord.
5.6.3 Verantwoording groepsrisico
Het plan is gelegen in het invloedsgebied groepsrisico van verschillende externe veiligheidsrisicobronnen. Conform vigerende wetgeving moet de gemeente hierdoor het groepsrisico verantwoorden. Meer specifiek gaat om de wettelijke verplichting op grond van het Besluit externe veiligheid transportroutes (Bevt) artikel 7 en 9 (onderdelen H en I) vanwege het vervoer van gevaarlijke stoffen over A15, A50, de Betuweroute, de spoorlijn Arnhem-Nijmegen en de Waal, het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) artikel 12 (onderdelen A, B, H en I) vanwege aardgastransportleiding A-663, A-524 en A-533 en het Besluit externe veiligheid inrichting (Bevi) artikel 13 vanwege het emplacement CUP. De gemeente heeft bij het invullenaspecten bestrijdbaarheid en zelfredzaamheid heeft de veiligheidsregio adviesrecht.
Bij het invullen van de verantwoordingsplicht is gebruik gemaakt van het advies van Veiligheids- en Gezondheidsregio Gelderland Midden (VGGM) van 17 augustus 2022 (kenmerk: 2022-004559).
Onderstaand een beschouwing van deze aspecten.
A. Personendichtheid
Het plan voorziet op twee locaties een ontwikkeling. In het plangebied ‘Boerderij’ maakt een voormalig agrarisch bedrijf plaats voor negentien woningen en in het plangebied ‘Nieuwedijk’ worden zeven woningen gerealiseerd. Met gemiddelde aanwezigheid van 2,4 personen per woning, conform handreiking verantwoording groepsrisico. Betekend dit een toename van maximaal 63 personen.
B. Hoogte groepsrisico
Gezien de afstand tot het plangebied ‘Boerderij’ tot het CUP groter dan 1500 meter is en het geen grote woningbouw opgave is (max. 19 woningen), zal de gevraagde wijziging van het groepsrisico wanneer berekend in een risicoberekening niet zichtbaar zijn. Ditzelfde geldt ook voor het plangebied Nieuwedijk maar dan omdat de woningbouwopgave hier nog kleiner is (max.7 woningen). Verder blijkt uit de destijds uitgevoerde risicoberekening van het CUP dat de berekende hoogte van het groepsrisico zich ver beneden de oriëntatiewaarde bevindt.
Alleen plangebied Nieuwedijk ligt in het invloedsgebied van drie aardgastransportleidingen (A- 663, A-524, A-533). Gezien de afstand tot de woningbouwlocatie en beperkte woningbouwopgave (max. 7 woningen) zal de gevraagde wijziging van het groepsrisico wanneer berekend in een risicoberekening minder dan 10% bedragen. Daarnaast zal de hoogte van het groepsrisico van de drie aardgastransportleidingen laag zijn, gezien plan in het buitengebied is gelegen met een lage personendichtheid.
C t/m E. Mogelijkheden tot beperking van het groepsrisico binnen de inrichting CUP
De gemeente Overbetuwe ziet geen andere mogelijkheden om het groepsrisico verder te beperken. In het verleden zijn er aanvullende veiligheidsmaatregelen opgenomen in de omgevingsvergunning van het CUP.
F. De voor- en nadelen van andere mogelijkheden voor ruimtelijke ontwikkelingen met een lager groepsrisico voor het CUP.
Omdat het een beperkte uitbreiding betreft op grote afstand van het CUP ziet de gemeente Overbetuwe geen andere mogelijkheden voor een ruimtelijke ontwikkeling met een lager groepsrisico.
G. Mogelijkheden en de voorgenomen maatregelen tot beperking van het groepsrisico in de nabije toekomst voor het CUP.
De gemeente Overbetuwe is niet voornemens nieuwe maatregelen te nemen om het groepsrisico te beperken.
H. Bestrijdbaarheid
Bij een calamiteit zal de brandweer zich inzetten om de effecten ten gevolge van het incident te beperken. Deze inzet zal voornamelijk plaatsvinden dicht bij de bron. De mate van bestrijdbaarheid wordt vooral bepaald door de veiligheidsvoorzieningen en het aantal aanwezigen dicht bij de risicobron. De VGGM is hiervoor om advies gevraagd. Uit het advies is naar voren gekomen dat de VGGM geen aanleiding ziet om aanvullend te adviseren ten aanzien van bestrijdbaarheid. De mogelijkheden voor de bestrijdbaarheid worden daarom niet verder in beschouwing genomen.
I. Zelfredzaamheid
Met de term “zelfredzaamheid” wordt bedoeld: Het vermogen om jezelf en/of anderen in veiligheid te brengen bij (een dreiging van) een gevaarlijke situatie. Bij het bepalen van de mate van zelfredzaamheid spelen onder andere de fysieke gesteldheid en zelfstandigheid van de aanwezigen, de alarmeringsmogelijkheden en vluchtmogelijkheden een rol.
Het advies van Veiligheids en Gezondheidsregio Gelderland Midden geeft het volgende aan:
- Het plan ligt alleen binnen de effectafstand van het scenario fakkelbrand en toxische wolk. De kans daarop is klein. Het plan leidt tot een toename van het aantal aanwezigen die zichzelf in veiligheid kunnen brengen, mits geïnformeerd en tijdig gewaarschuwd;
- VGGM adviseert toekomstige bewoners te infomeren over: risicocommunicatie, ontvluchtbaarheid (vluchtroutes van de risicobron af) en afspraken bij werkzaamheden aan de aardgasleidingen.
Ten aanzien van de risicocommunicatie is er NL-alert. Hiermee zijn mensen binnen een bepaald gebied gericht te informeren door het sturen van een bericht naar mobiele telefoons. Verder is plangebied ‘Boederij’ te ontvluchten via de Dorpsstraat en Waaldijk en het plangebied ‘Nieuwedijk’ via Nieuwedijk en Oosterhoutsestraat. De gemeente acht het dan ook niet noodzakelijk om verdere maatregelen te treffen om de zelfredzaamheid te verbeteren. Daarnaast zijn de geadviseerde maatregelen van de VGGM niet ruimtelijk relevant.
5.6.4 Conclusie
Het plan ligt buiten de plaatsgebonden risicocontour 10-6 van een inrichting, buisleiding en transportroute met een externe veiligheidsrisico. De plaatsgebonden risicocontour van de diverse risicobronnen vormt geen belemmering voor de realisatie van het plan.
Ten aanzien van het groepsrisico ligt het plangebied in het invloedsgebied van de snelweg A15 en A50, de Betuweroute, de spoorlijn Arnhem-Nijmegen, de Waal, drie aardgastransportleidingen (A-663, A-524 en A-533) en het emplacement CUP. Op basis van de verantwoording groepsrisico (zie hierboven) kan worden geconcludeerd dat het ruimtelijkplan geen significant effect heeft op het groepsrisico, dan wel de mogelijkheden voor de bestrijdbaarheid en zelfredzaamheid.
Daarmee is het aspect externe veiligheid geen belemmering voor de realisatie van het plan.
5.7 Luchtkwaliteit
In hoofdstuk 5, titel 5.2 van de Wet milieubeheer (hierna ook: Wm), zijn de belangrijkste bepalingen inzake de luchtkwaliteit opgenomen. Dit hoofdstuk staat ook wel bekend als de 'Wet luchtkwaliteit'. Het doel van titel 5.2 Wm is om de mensen te beschermen tegen de negatieve gevolgen van luchtverontreiniging op hun gezondheid. In de wet- en regelgeving zijn de richtlijnen uit de Europese regelgeving opgenomen, waaraan voorgenomen ontwikkelingen dienen te voldoen.
5.7.1 Bijdrage van de voorgenomen ontwikkeling aan de luchtkwaliteit
Indien een project aangeduid kan worden als Niet in betekende mate (NIBM) vormen de luchtkwaliteitseisen in beginsel geen belemmering voor het uitoefenen van de bevoegdheid van een bestuursorgaan ex artikel 5.16 Wm.
In het besluit NIBM (niet in betekenende mate) wordt gesteld dat een project NIBM is wanneer het aannemelijk is dat het een toename van de concentratie veroorzaakt van maximaal 3%. De 3% grens wordt gedefinieerd als 3% van de grenswaarde voor de jaargemiddelde concentratie van fijn stof (PM10) of stikstofdioxide (NO2). Dit komt overeen met 1,2 microgram/m3 voor zowel PM10 als NO2. In de regeling NIBM is (onder andere) aangegeven dat een plan tot 1.500 woningen bij één ontsluitingsweg niet in betekenende mate bijdraagt aan de toename van de concentratie fijnstof en stikstofdioxide in de lucht.
Aangezien het bij deelgebied Boerderij gaat om het oprichten van negentien wooneenheden en bij deelgebied Nieuwedijk zeven wooneenheden, kan worden gesteld dat het voornemen ruim onder de NIBM-grens blijft. Het planvoornemen is aan te duiden als Niet In Betekenende Mate.
5.7.2 Luchtkwaliteit ter plekke van de voorgenomen ontwikkeling
Naast het feit dat de bijdrage van de ontwikkeling zelf aan de concentraties PM10 en NO2, dient te worden beschouwd of ter plekke van de woningen kan worden voldaan aan de luchtkwaliteitseisen. Daarnaast mag de ontwikkeling niet leiden tot een belemmering van de omliggende veehouderijen.
Er is geen sprake van een significante fijnstofemissiebron op korte afstand van beide deelgebieden. Op basis van de grootschalige achtergrondconcentratiekaarten kan worden aangenomen dat de luchtkwaliteit ter plekke voldoet aan de wettelijke normen.
5.7.3 Conclusie
Geconcludeerd kan worden dat de ontwikkeling niet in betekenende mate bijdraagt aan de luchtkwaliteit en de luchtkwaliteit ter plaatse voldoet voor het toekennen van een nieuwe woonfunctie. Daarmee vormt het aspect luchtkwaliteit geen belemmering voor het voorliggend plan.
5.8 Natuur
Voor de planologische procedure dient te worden vastgelegd dat de voorgenomen ontwikkeling past binnen de geldende natuurwetgeving. De Wet natuurbescherming maakt onderscheid tussen beschermde gebieden en beschermde soorten. Om in beeld te brengen of de ontwikkeling in strijd is met natuurwetgeving en hoe eventuele strijdigheid met de wet voorkomen kan worden, zijn hieronder de beschermde gebieden en beschermde soorten beschouwd.
Om te inventariseren of de ontwikkeling in strijd is met natuurwetgeving en hoe eventuele strijdigheid met de wet voorkomen kan worden is door Sweco Nederland B.V. een verkennend natuuronderzoek uitgevoerd (referentienr. SWNL0268119, 2 november 2020). Het rapport is tevens bijgevoegd als Bijlage8 Verkennend natuuronderzoek bij de toelichting. Het onderzoek richt zich op beschermde gebieden en beschermde soorten. Op basis van de conclusies in het natuuronderzoek is een nader onderzoek uitgezet voor zowel de kamsalamander als de steenuilen. Bij het veldonderzoek bleek dat door de ligging en breedte van de watergang, de aanwezigheid van kamsalamanders op het terrein uitgesloten kon worden. Er is derhalve uitsluitend een nader onderzoek gedaan naar de steenuilen, zie Bijlage 10Vervolgonderzoek FF
Onderstaand zijn de conclusie van de onderzoeken en de gevolgen voor het plan omschreven.
5.8.1 Beschermde gebieden
Natura 2000: Het deelgebied 'Boerderij' (A) ligt op 20 meter afstand van het Natura 2000-gebied Rijntakken Gelet op deze geringe afstand van het plangebied tot het nabijgelegen Natura 2000-gebied zijn directe effecten, zoals verdroging, vernatting, optische-, licht- en geluidsverstoring, niet met zekerheid op voorhand uitgesloten. Een nadere effectbepaling in de vorm van een voortoets hierdoor noodzakelijk (zie Bijlage 9 Voortoets Natura2000-gebieden)
Negatieve effecten als gevolg van een toename van stikstofdepositie zijn, gelet op de afstand tot stikstofgevoelige habitattypen in deze Natura 2000-gebieden eveneens niet met zekerheid op voorhand uitgesloten. Om de effecten hiervan in beeld te brengen is een AERIUS-berekening (opgenomen in Bijlage 9 Voortoets Natura2000-gebieden) uitgevoerd.
De conclusie van de voortoets (met daarbij opgenomen de stikstofdoorrekening) is als volgt:
Geconcludeerd kan worden dat het voorgenomen plan om Landschapspark Danenberg te realiseren niet leidt tot een aantasting van de instandhoudingsdoelstellingen van het Natura 2000-gebied Rijntakken (deelgebied uiterwaarden Waal). Nadere toetsing in de vorm van een Passende Beoordeling is derhalve niet noodzakelijk.
Natura 2000 gebieden t.o.v. deelgebieden Boerderij (A) en Nieuwedijk (B)
Gelders Natuurnetwerk en Groene Ontwikkelingszone: Het plangebied bevindt zich niet binnen de begrenzing van het GNN en/of GO. Daardoor zijn significante effecten op de kernkwaliteiten (wezenlijke kenmerken en waarden), op voorhand met zekerheid uitgesloten. Een nadere uitwerking van een ’Nee, tenzij-toets’ is niet aan de orde. Er zijn geen belemmeringen vanuit het provinciaal natuurbeleid voor de wijziging in het bestemmingsplan.
Gelders Natuurnetwerk (donkergroen) en Groene Ontwikkelingszone (lichtgroen) t.o.v. deelgebieden 'Boerderij'(A) en 'Nieuwedijk' (B)
5.8.2 Beschermde soorten
In het kader van beschermde soorten kan worden geconcludeerd dat de volgende maatregelen genomen dienen te worden om overtreding van de Wet natuurbescherming te kunnen voorkomen:
- Kamsalamander. Het plangebied vormt mogelijk geschikt leefgebied voor de kamsalamander met beschermingsregime Habitatrichtlijn artikel 3.5 Wnb. Gelet op de bestaande waarnemingen op de grens met het plangebied dient nader onderzoek uitgevoerd te worden naar de daadwerkelijk functie van het plangebied voor de kamsalamander. (uit nader veldonderzoek blijkt dat de aanwezigheid van de kampsalamander kan worden uitgesloten en een aanvullend onderzoek in deze ook niet noodzakelijk is)
- Steenuil. Het plangebied maakt mogelijk deel uit van het leefgebied van steenuil. Negatieve effecten op de aanwezige jaarrond beschermde nestplaats in de fruitbomen in de directe omgeving zijn hierdoor niet op voorhand uitgesloten. Nader onderzoek naar de functie als leef- en foerageergebied van steenuil is noodzakelijk.
- Broedvogels. Tijdens de uitvoeringsfase dient men rekening te houden met de aanwezigheid van broedvogels gedurende het broedseizoen. Alle in gebruik genomen broedlocaties zijn in deze periode beschermd. Het broedseizoen loopt globaal van half maart tot augustus. Echter, afhankelijk van de lokale meteorologische omstandigheden, kan deze periode eerder of later beginnen en eindigen. Van belang is dat broedende vogels niet zodanig opzettelijk verstoord worden dat de gunstige staat van instandhouding van de soort in het geding komt.
- Zorgplicht. Naast bepalingen voor specifiek aangewezen soorten geldt krachtens artikel 1.11 (lid 1 & 2) van de Wet natuurbescherming, de algemene zorgplicht voor alle in het wild levende dieren en planten alsmede voor hun directe leefomgeving. Via deze wet wordt eenieder medeverantwoordelijk gesteld voor de zorg en bescherming van flora en fauna en dient men geen handelingen uit te voeren die opzettelijk soorten kunnen verwonden of doden.
Met inachtneming van de bovenstaande adviezen en aanbevelingen met betrekking tot soortenbescherming, zal het plan niet leiden tot overtreding van de Wet natuurbescherming.
Het aanvullend onderzoek naar de steenuil Bijlage 10 Vervolgonderzoek FF leidde tot de volgende conclusies:
Op basis van het soortgericht onderzoek naar de steenuil kan geconcludeerd dat de ontwikkeling van het Landschapspark De Danenberg niet voor fysieke aantasting zorgt van jaarrond beschermde rust- en nestplaatsen van de steenuil. Binnen een straal van 200 meter vindt slechts een zeer beperkte en tijdelijke afname van het leefgebied van de steenuil plaats. In de directe omgeving is ruim voldoende alternatief leefgebied voorhanden waardoor de functionaliteit van de nestplaatsen niet in het geding komen.
Bovenal zal door de inrichting van het Landschapsplan het plangebied kwalitatief zelfs geschikter worden als leef- en foerageergebied voor de steenuil. Negatieve effecten van de ontwikkeling op de steenuil zijn hierdoor met zekerheid uitgesloten. Daarmee vindt er geen overtreding plaats van de verbodsbepalingen van de Wet natuurbescherming en is het aanvragen van een ontheffing op grond van de Wet natuurbescherming niet noodzakelijk. De onderzoekers adviseren om een ecologisch werkprotocol op te laten stellen waarin mitigerende maatregelen zijn opgenomen om de tijdelijke, negatieve, effecten te verzachten.
Met inachtneming van de door de ecoloog opgestelde conclusies en aanbevelingen, kan worden gesteld dat sprake is van een uitvoerbaar planvoornemen. Aangetoond wordt dat geen sprake is van overtreding van de Wet natuurbescherming. Geborgd kan worden dat het voornemen geen negatief effect heeft op beschermde flora en fauna.
5.8.3 Conclusie
Uit het bovenstaande kan worden opgemaakt dat het aspect natuur geen belemmering vormt voor de uitvoerbaarheid van het planvoornemen.
5.9 Archeologie
In Europees verband is als wettelijk toetsingskader het zogenaamde 'Verdrag van Malta' tot stand gekomen. Uitgangspunt van dit verdrag is het archeologisch erfgoed zo veel mogelijk te behouden. Waar dit niet mogelijk is, dient het bodemarchief met zorg ontsloten te worden. Bij het ontwikkelen van ruimtelijk beleid moet het archeologisch belang vanaf het begin meewegen in de besluitvorming.
In de Erfgoedwet is vastgelegd dat Rijk, provincies en gemeenten in ruimtelijke plannen rekening houden met het aspect 'archeologie'. De wet beoogt het archeologische erfgoed in hoofdzaak in situ te beschermen.
Op 22 juni 2016 heeft Greenhouse Advies een rapport uitgebracht met de archeologische (verwachtings) waarden van de twee deelgebieden. Dit rapport is bijgevoegd als Bijlage 11 bij de toelichting.
Op basis van de geomorfologische en bodemkundige gegevens en vondstmeldingen en onderzoek in vergelijkbare geologische condities in de omgeving kan worden gesteld dat voor het grootste deel van het deelgebied Boerderij een lage verwachting geldt. Uitgezonderd een deel in het westen van het deelgebied, hier bevind zich de oude middeleeuwse dorpskern van het dorp Slijk-Ewijk. Net ten noorden van deelgebied Boerderij bevindt zich een mogelijk vindplaats die dateert uit de ijzertijd, Romeinse tijd en de middeleeuwen. Voor het noordelijke deel van deelgebied Nieuwedijk geldt een hoge tot zeer hoge verwachting. Hier kan naar aanleiding van de tijdens de booronderzoeken vele aangetroffen archeologische indicatoren en het bekende Romeinse grafveld van uitgegaan worden dat zich hier resten bevinden uit de ijzertijd, Romeinse tijd en de middeleeuwen. Men dient hier rekening te houden met de aanwezigheid van sporen en structuren van de volgende complextypen: nederzetting, infrastructuur graven, greppels, waterputten en afvalkuilen. Greenhouse Advies adviseert voor beide deelgebieden rekening te houden met resten uit de Tweede Wereldoorlog in de vorm van losse sporen en vondsten.
Naar aanleiding van dit archeologisch onderzoek zijn is vervolgonderzoeken noodzakelijk.
Het doel van het archeologisch vervolgonderzoek is waar mogelijk behoud van eventuele waardevolle resten in situ dan wel het met zorg ontsluiten van het bodemarchief en het veiligstellen van de waardevolle elementen.
Archeologische verwachtingswaarde
In 2022 heeft de raad van Overbetuwe de archeologische beleidskaart geactualiseerd.
fragment archeologische beleidskaart met de twee locaties (rode cirkels)
Op basis van de beleidskaart zijn op de verbeelding een drietal archeologische dubbelbestemmingen opgenomen, die goeddeels overeen komen met de op de beleidskaart weergegeven beschermingsniveaus:
Waarde - Archeologie 3 voor de rose/rode delen van de gronden binnen het plangebied
Waarde - Archeologie 4 op de overige gronden deelgebied Nieuwdijk:
Waarde - Archeologie 6 op de overige gronden deelgebied Boerderij:
Samen met - of vooruitlopend op - het archeologisch onderzoek wordt ook een onderzoek naar niet-gesprongen explosieven uitgevoerd (zie hiervoor par 5.13) .
De onderzoeken hebben geen direct effect op de uitvoerbaarheid van het plan. De onderzoeken worden op een later tijdsstip uitgevoerd; e.e.a. in overleg met de gemeente Overbetuwe.
5.10 Cultuurhistorie
Historie
Op historische kaarten is te zien dat er in de afgelopen 200 jaar relatief weinig is veranderd in de inrichting van het plangebied. Het grootste deel van de bebouwde structuren en ook enkele solitair gelegen boerderijen zijn reeds lang bestaand. Wel zijn oude woonlocaties deels herbouwd, bijvoorbeeld ter hoogte van de lintstructuur aan de Nieuwedijk. Naast de bebouwing zijn de overige delen in gebruik voor de landbouw en boomgaarden.
Cultuurhistorische waarden
De gemeente Overbetuwe beschikt over tal van cultuurhistorische waarden van hoge kwaliteit. De cultuurhistorische waarden omvatten de ruimtelijke kwaliteit van het rivierenlandschap met de oeverwallen en komgronden, de monumenten waaronder boerderijen, kerken en huizen én het rijke bodemarchief.
Vanuit het beleid van gemeente Overbetuwe geldt als uitgangspunt het cultuurhistorisch erfgoed zien en beleven. Cultuurhistorie vormt namelijk educatieve en recreatieve waarden van het culturele erfgoed in Overbetuwe. De gebouwde cultuurhistorische waarden (monumenten) worden reeds beschermd via de Erfgoedwet of de gemeentelijke Monumentenverordening.
Op 70 meter afstand van het perceel Boerderij ligt een kerk genaamd 'Het Witte Kerkje' wat deel uitmaakt van de monumentenlijst. In de nabije omgeving van het perceel Nieuwe dijk zijn geen beschermde monumenten aanwezig.
Het aspect cultuurhistorie vormt geen belemmering voor het planvoornemen
5.11 Verkeer En Parkeren
5.11.1 Verkeer
Met betrekking tot de verkeersveiligheid is door Sweco Nederland B.V. een verkeerskundig onderzoek verricht (rapportnr. 375394, d.d. 9 november 2020). Het verkeersrapport is bijgevoegd als Bijlage 12 bij de toelichting.
Op basis van CROW-kengetallen (publicatie 381) is de verkeersproductie berekend en toegedeeld aan de belangrijkste wegen in het plangebied. De toedeling is op basis van expert judgement gedaan. De intensiteit in het drukste uur is geschat op 9% van de etmaalintensiteit. Bestaande intensiteiten op de wegen rondom beide plangebieden zijn niet exact bekend. Zij zijn recentelijk niet gemeten. Het regionale verkeersmodel biedt wel intensiteiten, maar voor de wegen in het plangebied is de ervaring dat deze wegen te grofmazig zijn om bruikbaar te zijn. Geschat wordt dat de intensiteit op de Oosterhoutsestraat rond de 1700 motorvoertuigen per etmaal op basis van het regionaal verkeersmodel 2030 bedraagt, en op de Dorpsstraat in Slijk-Ewijk ca. 1.000 (ca. 800 bestemmingsverkeer en ca. 200 doorgaand verkeer). Daarmee blijft de relatieve verkeerstoename ten gevolge van de planontwikkeling beperkt, niet alleen in absolute zin maar ook in relatieve zin. Er worden dan ook geen problemen verwacht qua verkeersveiligheid of doorstroming; de bestaande infrastructuur kan de toename zonder problemen opvangen.
In het rapport worden enkele aanbevelingen gedaan ten behoeve van de verkeersveiligheid. Deze aanbevelingen zijn terug te vinden in Bijlage 12. Met in acht neming van deze aanbevelingen is het planvoornemen uitvoerbaar.
5.11.2 Parkeren
De benodigde of gewenste aantal parkeerplaatsen voor auto's) bij ruimtelijke ontwikkelingen kan worden bepaald op basis van parkeerkencijfers of op basis van parkeernormen. Parkeerkencijfers zijn op de praktijk gebaseerde cijfers van de verwachte parkeerbehoefte. Parkeernormen staan voor het aantal vereiste parkeerplaatsen i.c. per type woning. Op basis van deze parkeernormen wordt parkeerbeleid vormgegeven.
In geval van nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen moeten, op basis van de parkeerkencijfers van het CROW, voldoende parkeerplaatsen worden gerealiseerd; deels op eigen terrein bij woningtypen in het hogere segment. De gemeente toetst nieuwe ontwikkelingen aan de maximale normen voor een ‘weinig stedelijk gebied‘ zoals opgenomen in de meest recente publicatie van het CROW.
Voor het bepalen van de parkeerbehoeftes voor de Boerderij en Nieuwedijk heeft bureau Maris een parkeerbalans opgesteld. Deze balans is bijgevoegd als Bijlage 13. Uit de parkeerbalans kan worden geconcludeerd dat voor beide deelgebieden voldoende parkeerplaatsen kunnen worden gerealiseerd.
5.11.3 Conclusie
Uit het bovenstaande kan worden opgemaakt dat het aspect verkeer en parkeren geen belemmering vormt voor het planvoornemen.
5.12 Leidingen
In de huidige situatie lopen er door het plangebied geen relevante leidingen. Hierom vormen leidingen geen belemmering voor de voorgenomen ontwikkeling.
5.13 Niet-gesprongen Explosieven
Het gebied ligt in een gebied met kans op explosieven. De veiligheid ten opzichte van explosieven moet altijd verzekerd zijn voordat er bodemroerende werkzaamheden (waaronder archeologisch onderzoek) verricht worden.
In het kader van de voorgenomen ontwikkelingen wordt voordat het gebied wordt ontwikkeld een onderzoek niet-gesprongen explosieven uitgevoerd e.e.a. in overleg met de gemeente Overbetuwe.
5.14 Waterhuishouding
Op grond van het Besluit ruimtelijke ordening moet in de toelichting van ruimtelijke plannen een waterparagraaf worden opgenomen. Hierin wordt beschreven hoe rekening is gehouden met de gevolgen van het ruimtelijk plan voor de waterhuishouding. De waterparagraaf geeft een beschrijving van de beleidsuitgangspunten, waterhuishoudkundige situatie en wateropgaven in het plangebied, (motivering van) meest geschikte oplossingen en ruimtelijke consequenties daarvan.
5.14.1 Beschrijving van het watersysteem
Door Sweco Nederland B.V. is een verkennende watertoets uitgevoerd, waarin de beschrijving van het bestaande watersysteem en de gevolgen van het planvoornemen op de waterhuishouding zijn omschreven. Het onderzoek is toegevoegd als Bijlage 14 bij de toelichting.
In beide deelgebieden liggen een aantal watergangen die zijn opgenomen in de legger van het Waterschap Rivierenland. Op de navolgende plangebieden is van beide deelgebieden een uitsnede van de legger weergegeven. In het rapport van Sweco wordt nader ingegaan op de effecten die het plan heeft op deze watergangen.
Uitsnede legger Waterschap Rivierenland met ligging deellocatie 'Boerderij'
Uitsnede legger Waterschap Rivierenland met ligging deellocatie 'Nieuwedijk'
5.14.2 Waterbeleid
5.14.3 Gevolgen van het plan voor de waterhuishouding
Grondwater: Bij hoge rivierstanden is kwel mogelijk in het plangebied. Uit de bodemopbouw blijkt dat er in het plangebied een kleilaag aanwezig is in de bodem. Deze kleilaag biedt weerstand tegen de kweldruk, waardoor er nu geen overlast is. Bij graafwerkzaamheden dient aandacht te zijn voor het risico op toename van kwel. Door het uitvoeren van graafwerkzaamheden kan de kleilaag dermate dun worden dat opbarsting van de bodem ontstaat. Hierdoor neemt de kwel toe. Bij graafwerkzaamheden is het dus mogelijk noodzakelijk om bemalingen toe te passen en of maatregelen te treffen om kwel tijdens de werkzaamheden en na realisatie tegen te gaan.
Uit de inventarisatie van de huidige situatie blijkt dat niet overal wordt voldaan aan de drooglegging- en ontwateringseisen. Per deelgebied zal specifiek gekeken moeten worden naar de benodigde ophoging in relatie tot de woningbouw en aanleg van kelders. De maaiveldhoogte kan daarmee specifiek worden aangepast aan de lokale situatie. Dit zal bij de afzonderlijke omgevingsvergunningen voor de te realiseren bebouwing nader moeten worden uitgewerkt.
Om te voldoen aan een minimale drooglegging van 1 m moeten de lage maaivelddelen (lager NAP +8,80 m) opgehoogd worden tot minimaal NAP +8,80 m. Daarmee wordt dan gelijk voldaan aan de minimale ontwateringseis van 0,5 m ten opzichte van openbaar groen. Bij een maaiveld NAP +8,80 m is de ontwatering dan 0,8 m. Bij de detailuitwerking van het stedenbouwkundig plan kan dan invulling worden gegeven aan de andere eisen ten aanzien van drooglegging en ontwatering.
Oppervlaktewater:
In deelgebied Boerderij neemt de hoeveelheid oppervlaktewater toe. Er wordt 523 m2 aan A en C watergangen gedempt (zie afbeelding hieronder: donkerblauwe lijnen) en vervolgens wordt er weer 643 m2 A-watergang teruggebracht (zie afbeelding hieronder: lichtblauwe lijnen)
Deelgebied Boerderij
In deelgebied Nieuwedijk neemt het oppervlak C-watergangen af met 107 m2. (zie afbeelding hieronder: bruin gearceerde delen van de grijze C- watergang) Daartegenover staat dat 88 m2 A-watergang zal worden gerealiseerd voor de afwatering van het plangebied (zie afbeelding hieronder: lichtblauwe lijn):
Deelgebied Nieuwedijk
Voor de verdere onderbouwing zie Bijlage 14
Hemelwater:
Deelgebied Boerderij
In deelgebied 1 neemt de hoeveelheid oppervlaktewater toe. Er wordt 523 m2 aan A en C watergangen gedempt en vervolgens wordt er weer 643 m2 A-watergang teruggebracht.. Hierbij is bestaande halfverharding als 100% verhard meegerekend. Hiermee is er dus sprake van een afname van het verhard oppervlak in het plangebied met 8 m2.
Dat betekent dat er voor deelgebied Boerderij geen compenserende waterberging hoeft te worden gerealiseerd. Voor deelgebied Boerderij is er daarom geen wateropgave
Deelgebied Nieuwedijk
Het plangebied is in de huidige situatie geheel onverhard. In de huidige situatie is het verhard oppervlak 0. De toename bedraagt in totaal 6094 m2.
De wateropgave wordt berekend voor een T=10+10% door de som 436 m3/ha * 0,6094 ha = 266 m3. Het benodigde wateroppervlak bedraagt 887 m2(bij 0,3 m peilstijging in het water). Voor T=100+10% geldt de som 664 m3/ha * 0,6094 m2 = 405 m3 met een maximale peilstijging tot de insteek van de watergang. Bij een minimale drooglegging van 1 m betekent dit een oppervlak van 405 m2.
Daarnaast geldt dat door de ontwikkeling er een netto verlies is van 19 m2 aan wateroppervlak. Ook dit zal nog teruggebracht moeten worden in het plan.
Volgens de regels van het waterschap Rivierenland zal het stedenbouwkundig plan ook getoetst moeten worden met een modelstudie. Dit om te onderzoeken of er geen negatieve effecten zijn van de aanpassingen in de waterhuishouding. Een modelstudie is vereist bij een toename van meer dan 5.000 m2 verhard oppervlak.
Voor de verdere onderbouwing zie Bijlage 14
Waterveiligheid: De planlocatie ligt tevens gedeeltelijk binnen de beschermingszone van een waterkering. De bescherming van de waterkering is door middel van een dubbelbestemming en een gebiedsaanduiding gewaarborgd.
Vuilwater: Het vuilwater afkomstig van de woningen wordt gescheiden behandeld van het hemelwater. In de kern van Slijk-Ewijk ligt een gemengd rioolstelsel. Uit informatie van gemeente Overbetuwe blijkt dat dit stelsel voldoende capaciteit heeft voor de nieuwe ontwikkelingen. In het buitengebied van Slijk-Ewijk en Oosterhout is beperkt riolering aanwezig. Er zal een rioleringsplan moeten worden opgesteld om de nieuw aan te leggen riolering te dimensioneren.
5.14.4 Digitale watertoets
Voor het planvoornemen is de digitale watertoets uitgevoerd. De watertoets is bedoeld om ruimtelijke plannen meer waterbestendig te maken, waarbij wateraspecten vroegtijdig en expliciet worden meegenomen in ruimtelijke plannen en bij locatiekeuzen. De watertoets voor dit plan heeft plaatsgevonden via de Digitale Watertoets (www.dewatertoets.nl). De rapportage is als Bijlage 15 opgenomen bij de toelichting.
Uit de ingevoerde gegevens volgt dat er sprake is van een ruimtelijk plan dat mogelijk invloed heeft op de taken en belangen van het waterschap (vanwege de watergangen en de beschermingszone van de Waalbandijk binnen het plangebied en de toename aan verhard oppervlak). Dit ruimtelijk plan dient dan ook de normale watertoetsprocedure te volgen. Dit betekent dat er nader overleg plaats moet vinden met het Waterschap Rivierenland. Het plan is in het kader van het vooroverleg toegezonden aan het waterschap Rivierenland (zie ook paragraaf 8.2.1 Vooroverleg). Het waterschapsbelang is voldoende geborgd.
5.14.5 Conclusie
Realisatie van onderhavig plan leidt, met inachtneming van de voorwaarden van het waterschap, niet tot negatieve effecten op de aspecten met betrekking tot de waterhuishouding. Het aspect water vormt derhalve geen belemmering voor het voorgenomen initiatief. Wel is vanwege de schaal, aard en ligging van het planvoornemen contact met het Waterschap Rivierenland noodzakelijk.
Hoofdstuk 6 Juridische Regeling
6.1 Algemeen
Dit hoofdstuk bevat de concrete vertaling van het beleidsgedeelte (voorafgaande hoofdstukken) in het juridisch gedeelte van het bestemmingsplan (de verbeelding en regels).
Het bestemmingsplan Landschapspark De Danenberg, deelgebieden Boerderij en Nieuwedijk bestaat uit de volgende onderdelen:
De toelichting
In de toelichting is de ontwikkeling verantwoord, zowel op basis van het beleid, als op basis van milieu-hygiënische aspecten, aangevuld met een toelichting op de juridische opzet.
De bestemmingsregels
De bouw- en gebruiksregels binnen de verschillende bestemmingen. Daarnaast zijn waar nodig afwijkings- en wijzigingsbevoegdheden opgenomen, om het plan de benodigde flexibiliteit te geven.
De verbeelding
Op de verbeelding zijn de bestemmingen die gelegen zijn binnen het plangebied, weergegeven en begrensd. Tevens zijn enkele maatvoeringsaanduidingen en bouwvlakken opgenomen.
De opzet van het plan
Het bestemmingsplan is een juridisch plan, dat bindend is voor de burgers en voor de overheid. Qua systematiek is aangesloten bij recent vastgestelde bestemmingsplannen binnen de gemeente Overbetuwe.
Bouwplan
Als een aanvraag om omgevingsvergunning wordt ingediend, zijn in eerste instantie de bestemming met bijhorende regels van belang. Als het nieuwe en het beoogde gebruik past binnen de toegekende bestemming dan kan de omgevingsvergunning worden verleend.
6.2 Bestemmingen
Op de verbeelding zijn de bestemmingen onderscheiden. De bestemmingen regelen in hoofdzaak zowel de bouw- als de gebruiksmogelijkheden op de bestemde percelen.
Bestemmingen
Agrarisch met waarden, Groen en Natuur
De bestemmingen Agrarisch met waarden en Natuur richten zich op de - op basis van het landschapsplan - landschappelijk in te richten gebieden binnen het plan. Deze bestemmingen hebben als doel de inrichting en het beheer van een openbaar toegankelijk landschapspark mogelijk te maken. Voor de bestemming Natuur ligt het accent op de groene (bos)inrichting, en voor de noordelijke strook aan de Nieuwe Dijk maken deel uit van een ecologische verbinding. Bij de bestemming Agrarisch met waarden zijn meer extensieve recreatieve gebruiksmogelijkheden voor de omgeving , zoals bijvoorbeeld een dierenweide, toegestaan.
De bestemming Groen richt zich, getuige ook de aanduiding 'specifieke vorm van groen - landschappelijke inpassing' op de landschappelijke inpassing van het gebied, waarbij de groene inrichting leidend is en er geen openbaar karakter is gegeven aan de gronden.
Ten behoeve van het kunnen waarborgen van de aanleg van het landschapsplan op de gronden gelegen binnen de bestemmingen Agrarisch met waarden en Natuur, is binnen de bestemming Wonen een voorwaardelijke verplichting opgenomen (zie hierna onder het kopje Wonen), die een relatie legt met het verlenen van de omgevingsvergunning voor bouw van een woningen en het waarborgen (aantoonbaar maken) van de daadwerkelijke aanleg van het landschapsplan. De reden dat deze verplichting in de bestemming Wonen is opgenomen en niet in de bestemmingen Agrarisch met waarde en Natuur, is een zuiver juridische: het opnemen van een gebod (het landschapsplan moet worden aangelegd) in de regels is niet toegestaan, wel kan een volgtijdelijkheid/voorwaarde worden opgenomen (op het moment van afgifte van omgevingsvergunning moet zijn aangetoond etc.) .
Verkeer en Water
De bestemmingen Verkeer en Water reguleren resp. de ontsluitingswegen en de binnen het plangebied gelegen A- watergangen.
Wonen
In de bestemming Wonen wordt de door de gemeente gewenste volgtijdelijkheid van de ontwikkeling; er dient bij de vergunningverlening voor woningbouw te worden aangetoond dat het daadwerkelijk inrichten van het landschapspark al heeft plaatsgevonden of al is opgestart. Of, als het eerste mogelijke plantseizoen na het onherroepelijk worden van het plan nog niet is aangebroken, zal worden opgestart. In de regels is dit vastgelegd met de volgende voorwaardelijke verplichting:
art. 8.1.2 Voorwaardelijke verplichting
De omgevingsvergunningen voor bouw van de woningen worden pas verleend nadat is aangetoond dat voldaan is, of voldaan kan en zal worden aan het volgende:
De gronden gelegen binnen de bestemming 'Agrarisch met waarden' alsmede de gronden gelegen binnen de bestemming 'Natuur" worden in het eerst mogelijke plantseizoen na het onherroepelijk worden van dit bestemmingsplan landschappelijk ingericht, conform het in Bijlage 1 opgenomen landschapsplan.
Het landschapspark wordt vervolgens in stand gehouden.
Voor de woningbouwontwikkeling zijn bouwvlakken opgenomen voor de hoofdgebouwen (woningen) met de bijbehorende aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen.
Er zijn binnen het plan 3 bouwwijzen aangeduid: vrijstaand, twee-aaneen, en aaneengebouwd. De maximale goot- en bouwhoogte van de hoofgebouwen (de woningen) zijn op de verbeelding opgenomen. Ook zijn maximaal aantal toegestane woningen per bouwvlak aangeduid.
Bij recht is een aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit toegestaan, indien aan de in de regels opgenomen voorwaarden wordt voldaan. Het gebruik van een deel van de woning en/of aan- en uitbouwen en bijgebouwen ten behoeve van de uitoefening van een publieksgerichte beroeps- of bedrijfsactiviteit aan huis of voor bed&breakfast kan uitsluitend op basis van een omgevingsvergunning mogelijk worden gemaakt.
Archeologie
Op de verbeelding is op de gronden met de bestemming wonen dearcheologische dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie, '' opgenomen.
Voor de overige gronden zijn de dubbelbestemmingen 'Waarde - Archeologie 4' en 'Waarde - Archeologie 6' opgenomen.
Deze dubbelbestemming komt goeddeels overeen met de archeologische verwachtingswaarden volgens de archeologische beleidskaart van de gemeente. (zie ook 5.9) De archeologische dubbelbestemming waarborgt de bescherming van eventueel aanwezige archeologische waarden.
Waterkering
Voor de gronden gelegen grenzend aan de waaldijk, is conform de regels van het waterschap de dubbelbestemming Waarde - Waterkering opgenomen. Bovendien zijn twee dijkzones aangeduid, teneinde een aantasting van de dijk te voorkomen: de 'vrijwaringszone - dijk 1' en de 'vrijwaringszone - dijk 2'
6.3 Algemene Regels
Anti-dubbeltelregel
Deze bepaling is opgenomen om te voorkomen dat, wanneer volgens een bestemmingsplan bepaalde gebouwen en bouwwerken niet meer dan een bepaald deel van een bouwperceel mogen beslaan, het opengebleven terrein nog eens meetelt bij het toestaan van een ander gebouw of bouwwerk, waaraan een soortgelijke eis wordt gesteld.
Algemene gebruiksregels
Dit artikel bevat de vormen van gebruik, die in ieder geval strijdig zijn met de regels van het bestemmingsplan voor alle opgenomen bestemmingen.
Algemene afwijkingsregels
In dit artikel wordt een opsomming gegeven van de regels waarvan door middel van een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bestemmingsplan. Het gaat hierbij om de bevoegdheid om door middel van een omgevingsvergunning af te kunnen wijken van de regels die gelden voor alle bestemmingen in het plan. De criteria, die bij toepassing van de afwijkingsbevoegdheid in acht moeten worden genomen, zijn aangegeven.
Algemene wijzigingsregels
Deze regels maken wijziging van het plan op onderdelen mogelijk, indien blijkt dat de praktische uitvoerbaarheid vraagt om een aanpassing.
6.4 Overgangs- En Slotregels
Overgangsrecht
Het voor alle bestemmingsplannen verplichte overgangsrecht is opgenomen. Bouwwerken die op het moment van inwerkingtreding van het bestemmingsplan bestaan (of waarvoor een omgevingsvergunning voor het bouwen is aangevraagd) mogen blijven bestaan, ook al is er strijd met de bebouwingsregels. De overgangsbepaling houdt niet in dat het bestaand, illegaal opgerichte, bouwwerk legaal wordt, noch brengt het met zich mee dat voor een dergelijk bouwwerk alsnog een omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen kan worden verleend. Burgemeester en wethouders kunnen in beginsel dus nog gewoon gebruik maken van hun handhavingbevoegdheid. Het gebruik van de grond en opstallen dat afwijkt van de regels op het moment van inwerkingtreding van het plan, mag eveneens worden voortgezet.
Slotregel
Dit artikel geeft aan op welke manier de regels kunnen worden aangehaald
Hoofdstuk 7 Uitvoerbaarheid
Uitgangspunt voor de beoogde ontwikkelingen is dat deze voor de gemeente budgetneutraal worden ontwikkeld. Op grond van artikel 6.12 lid 1 Wet ruimtelijke ordening (Wro) is de gemeenteraad van Overbetuwe verplicht om, indien er sprake is van een bouwplan, de gemeentelijke kosten te verhalen.
De kosten voor de planvorming worden verhaald door middel van een met de initiatiefnemer afgesloten anterieure overeenkomst.
Initiatiefnemer heeft afspraken gemaakt met de eigenaar van gronden bij deelgebied de Boerderij, waardoor de aanleg van het fietspad is gewaarborgd.
Met de ontwikkelende eigenaar van de gronden die binnen het plangebied liggen, is tevens een planschadeovereenkomst afgesloten. In deze overeenkomst zijn afspraken gemaakt over het verhaal van kosten, dit is daarin op afdoende wijze vastgelegd. Middels de afgesloten overeenkomst is het kostenverhaal voldoende verzekerd en is de financiële haalbaarheid in voldoende mate aangetoond.
Hoofdstuk 8 Procedure
8.1 Omgevingsdialoog
Voor de planontwikkeling zijn informatiebijeenkomsten/ inloopavonden georganiseerd.
Het verslag van de omgevingsdialoog (participatieverslag) is als Bijlage 16 toegevoegd aan dit bestemmingsplan.
8.2 Voorontwerpbestemmingsplan
8.2.1 Vooroverleg
In artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is opgenomen dat de gemeente bij de voorbereiding van een ruimtelijk plan overleg moet plegen met de besturen van betrokken gemeenten en waterschappen en met die diensten van provincie en rijk die betrokken zijn bij de zorg voor ruimtelijke ordening of belast zijn met de behartiging van belangen die in het plan in het geding zijn.
In het kader van het vooroverleg is het voorontwerpbestemmingsplan voorgelegd aan de reguliere overlegpartners waaronder de Provincie Gelderland en het Waterschap Rivierenland.
8.3 Ontwerpbestemmingsplan
Het ontwerpbestemmingsplan wordt op grond van afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht in het kader van de zienswijzen gedurende zes weken voor een ieder ter visie gelegd.
Te zijner tijd zullen eventueel ingediende zienswijzen bij de besluitvorming worden betrokken.
Bijlage 1 Landschapsplan
Bijlage 2 Nota Parkeernormen
Bijlage 1 Beeldkwaliteitsplan
Bijlage 2 Landschapsplan
Bijlage 3 Behoefteonderbouwing
Bijlage 3 Behoefteonderbouwing
Bijlage 4 Actualiserend Onderzoek Bodemkwaliteit
Bijlage 4 Actualiserend onderzoek bodemkwaliteit
Bijlage 5 Akoestisch Onderzoek Wegverkeerslawaai
Bijlage 5 Akoestisch onderzoek wegverkeerslawaai
Bijlage 6 Quickscan Externe Veiligheid
Bijlage 6 Quickscan externe veiligheid
Bijlage 7 Carola-berekening Buisleiding
Bijlage 7 CAROLA-berekening buisleiding
Bijlage 8 Verkennend Natuuronderzoek
Bijlage 8 Verkennend natuuronderzoek
Bijlage 9 Voortoets Natura2000-gebieden
Bijlage 9 Voortoets Natura2000-gebieden
Bijlage 10 Vervolgonderzoek Ff
Bijlage 10 Vervolgonderzoek FF
Bijlage 11 Archeologisch Bureauonderzoek
Bijlage 11 Archeologisch bureauonderzoek
Bijlage 12 Verkeerskundig Onderzoek
Bijlage 12 Verkeerskundig onderzoek
Bijlage 13 Parkeerbalans
Bijlage 14 Watertoets
Bijlage 15 Digitale Watertoets
Bijlage 15 Digitale watertoets