KadastraleKaart.com

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
Artikel 2 Wijze Van Meten
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Agrarisch
Artikel 4 Cultuur En Ontspanning
Artikel 5 Sport
Artikel 6 Tuin
Artikel 7 Water
Artikel 8 Wonen
Artikel 9 Waarde - Archeologische Verwachting 1
Artikel 10 Waarde - Archeologische Verwachting 2
Artikel 11 Waterstaat - Beschermingszone Watergang
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 12 Anti-dubbeltelregel
Artikel 13 Algemene Bouwregels
Artikel 14 Algemene Gebruiksregels
Artikel 15 Algemene Afwijkingsregels
Artikel 16 Algemene Wijzigingsregels
Artikel 17 Algemene Procedureregels
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 18 Overgangsrecht
Artikel 19 Slotregel
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding
1.2 Ligging Plangebied
1.3 Vigerend Bestemmingsplan
1.4 Leeswijzer
Hoofdstuk 2 Beleidskader
2.1 Rijksbeleid
2.2 Provinciaal En Regionaal Beleid
2.3 Gemeentelijk Beleid
Hoofdstuk 3 Milieu- En Omgevingsaspecten
3.1 Vormvrije M.e.r.-beoordeling
3.2 Geluid
3.3 Luchtkwaliteit
3.4 Bedrijven En Milieuzonering
3.5 Geurhinder
3.6 Bodem
3.7 Externe Veiligheid
3.8 Kabels En Leidingen
3.9 Waterparagraaf
3.10 Flora En Fauna
3.11 Archeologische Waarden
Hoofdstuk 4 Planbeschrijving
4.1 Huidige Situatie
4.2 Voorgenomen Ontwikkeling
4.3 Verkeer En Parkeren
Hoofdstuk 5 Juridische Planopzet
5.1 Algemene Opzet
5.2 Toelichting Op De Verbeelding En Regels
Hoofdstuk 6 Financiële Toelichting
Hoofdstuk 7 Overleg En Inspraak
7.1 Inleiding
7.2 Overleg
7.3 Vaststellingsprocedure
7.4 Beroep
Bijlage 1 Inrichtingsplan
Bijlage 2 Nota Parkeernormen Overbetuwe 2016
Bijlage 1 Inrichtingsplan
Bijlage 2 Akoestisch Onderzoek
Bijlage 3 Nota Van Zienswijzen

Oosterhout, Stationsstraat ongenummerd (ten oosten van nr. 21)

Bestemmingsplan - Gemeente Overbetuwe

Vastgesteld op 16-05-2017 - geheel onherroepelijk in werking

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels

Artikel 1 Begrippen

In deze regels wordt verstaan onder:

1.1 Plan

Het bestemmingsplan 'Oosterhout, Stationsstraat ongenummerd (ten oosten van nr. 21)' met identificatienummer NL.IMRO.1734.0250OOSTstations21-VSG1 van de gemeente Overbetuwe.

1.2 Bestemmingsplan

De geometrisch bepaalde objecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen.

1.3 Aanduiding

Een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.4 Aanduidingsgrens

Grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

1.5 Aan huis gebonden beroeps- of bedrijfsactiviteit

Een beroeps- of bedrijfsactiviteit, waarvan de activiteiten niet specifiek publiekgericht zijn, en dat op kleine schaal in een woning en/of de daarbij behorende bijgebouwen wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en de desbetreffende activiteit een ruimtelijke uitstraling heeft die in overeenstemming is met de woonfunctie ter plaatse.

1.6 Agrarisch bedrijf

Een bedrijf, dat is gericht op het bedrijfsmatig voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen en/of het houden, fokken en/of africhten van dieren, inclusief pensionstallen als ondergeschikte nevenactiviteit.

1.7 Archeologisch deskundige

De regionaal (beleids)archeoloog of een andere door het college van burgemeester en wethouders aan te wijzen deskundige op het gebied van de archeologische monumentenzorg;

1.8 Archeologisch onderzoek

Onderzoek (bureauonderzoek en/of boren en/of geofysisch onderzoek en/of graven en/of begeleiden) verricht door een dienst, bedrijf of instelling beschikkend over een door een erkende certificerende instelling afgegeven certificaat voor opgraven en werkend conform de Kwaliteitsnorm voor de Nederlandse Archeologie (KNA) dan wel, na vaststelling ervan door de Minister van OCW, de normen zoals opgesteld door het Centraal College van Deskundigen Archeologie (CCvD);

1.9 Archeologische verwachting

Een toegekende hoge, middelmatige of lage archeologische verwachting in verband met de kennis en wetenschap van de in dat gebied te verwachten overblijfselen van menselijke aanwezigheid of activiteiten uit het verleden;

1.10 Archeologische waarde

Een toegekende archeologische waarde in verband met de kennis en studie van de in dat gebied voorkomende overblijfselen van menselijke aanwezigheid of activiteiten uit het verleden;

1.11 Bebouwing

Eén of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

1.12 Bestemmingsgrens

De grens van een bestemmingsvlak.

1.13 Bestemmingsvlak

Een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.14 Bijbehorend bouwwerk

Uitbreiding van het hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd en met de aarde verbonden bouwwerk, met een dak.

1.15 Bouwen

Het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.

1.16 Bouwgrens

De grens van een bouwvlak.

1.17 Bouwperceel

Een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

1.18 Bouwperceelsgrens

De grens van een bouwperceel.

1.19 Bouwvlak

Een geometrisch bepaald vlak, waarmee de gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten.

1.20 Bouwwerk

Elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct, hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.

1.21 Carport

Een overdekte stallingsruimte die dient als stallingsplaats voor een motorvoertuig, die geen eigen wanden of deuren heeft en waarvan de begrenzing wordt gevormd door gebouwen en/of ondersteuningen van het dak.

1.22 Detailhandel

Het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit. Horeca-activiteiten en detailhandel in volumineuze goederen zijn hieronder niet begrepen.

1.23 Erf

Het gedeelte van een bouwperceel gelegen buiten het, binnen het bouwperceel gelegen, bouwvlak.

1.24 Evenement

Een georganiseerde gebeurtenis, (openlucht)manifestatie, themadag of -week in de vorm van een voor publiek bestemde uitvoering/verrichting van vermaak op het gebied van sport, muziek of op sociaal-cultureel vlak.

1.25 Extensieve dagrecreatie

Recreatief medegebruik van gronden zoals wandelen, paardrijden, fietsen, varen, zwemmen en vissen, waarbij de recreatie geen specifiek beslag legt op de ruimte.

1.26 Geaccidenteerd terrein

Een (gedeelte van een) bouwperceel met een helling van tenminste 1:10 gemeten over een afstand van 5 meter.

1.27 Gebouw

Elk bouwwerk, dat voor een mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden (twee of meer wanden die tot de constructie behoren) omsloten ruimte vormt.

1.28 Grondgebonden agrarisch bedrijf

Een agrarisch bedrijf waarvan de bedrijfsvoering volledig of nagenoeg volledig is gericht op het gebruik maken van grond als productiemiddel.

1.29 Hoofdgebouw

Een gedeelte van een gebouw, exclusief aan- en uitbouwen, datdoor zijn situering en/of afmetingen als belangrijkste bouwwerk op een bouwperceel is aan te merken.

1.30 Huishouden

Een persoon of vaste groep personen die gezamenlijk en bestendig, voor onbepaalde tijd samenwonen.

1.31 Kelder

Een overdekte, met wanden omsloten, voor mensen toegankelijke ruimte, beneden of tot ten hoogste 0,50 meter boven de kruin van de weg, waaraan het bouwperceel is gelegen.

1.32 Lage teeltondersteunende voorziening

Teeltondersteunende voorzieningen met een maximale hoogte van 1,5 meter.

1.33 Normaal onderhoud en beheer

Werkzaamheden die ter plaatse regelmatig terugkeren, teneinde tot een goed beheer van de gronden te komen; hieronder vallen niet de incidentele ingrepen in bijvoorbeeld de cultuurtechnische situatie of werkzaamheden die een onherstelbare aantasting betekenen van de aan een gebied toegekende waarde.

1.34 Nutsvoorzieningen

Voorziening ten behoeve van algemeen nut in ruime zin zoals: voorzieningen/installaties ten behoeve van gas, water en elektriciteit, signaalverdeling, telecommunicatieverkeer, waterzuivering, waterbeheersing, waterhuishouding, vuil- en afvalverwerking, compostering, wijkverwarming, milieuvoorzieningen e.d.

1.35 Ondergeschikte bouwdelen

Bouwdelen van beperkte afmetingen, die buiten het gebouw uitsteken, zoals schoorstenen, windvanen, dakoverstekken, balkons en liftschachten.

1.36 Ondergronds

Onder peil.

1.37 Ondersteunende horeca

Een horecavoorziening binnen een bestemming waarvan de functie een andere dan horeca is maar waar men ten behoeve van de hoofdfunctie een ruimte specifiek heeft ingericht voor de consumptie van drank en etenswaren.

1.38 Overkapping

Bouwwerken, geen gebouwen zijnde met één dakvlak en maximaal één gesloten wand.

1.39 Peil

  1. a. voor bebouwing in geaccidenteerd terrein voor zover de bebouwing met de gevel is gericht naar het openbare gebied waarop het bouwperceel ontsloten wordt (de dijk) en is gesitueerd op of binnen een afstand van 3 m uit de grens van het openbaar gebied: 35 cm boven de kruin van de dijk;
  2. b. voor gebouwen op een perceel, waarvan de hoofdtoegang aan een weg grenst, mits het gebouw op een afstand van niet meer dan 20 m van die weg is gelegen: 35 cm boven de kruin van die weg ter plaatse van de hoofdtoegang;
  3. c. voor overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde: de gemiddelde bouwhoogte van het aansluitend terrein.

1.40 Prostitutie

Het zich tegen vergoeding beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander.

1.41 Publiekgerichte beroeps- of bedrijfsactiviteit aan huis

Een publieksgerichte beroeps- of bedrijfsactiviteit, waarvan de activiteiten in hoofdzaak publieksaantrekkend zijn en waarvan de omvang en uitstraling zodanig is, dat de activiteit past binnen de desbetreffende woonomgeving en derhalve in een woning en/of de daarbij behorende bijgebouwen, met behoud van de woonfunctie, kan worden toegestaan.

1.42 Recreatieve voorzieningen

Faciliteiten ten behoeve van recreatief gebruik.

1.43 Seksinrichting

Een voor publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in omvang als zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder seksinrichting wordt in elk geval verstaan: een (raam)prostitutiebedrijf, een seksbioscoop, een seksautomatenhal, een sekstheater, een parenclub of een erotische massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar.

1.44 Teeltondersteunende voorzieningen

Voorzieningen, anders dan een kas, die door grondgebonden agrarische bedrijven toegepast worden om de teelt van fruit, bomen, groente of potplanten te bevorderen en te beschermen.

1.45 Tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen

Teeltondersteunende voorzieningen welke buiten het teeltseizoen niet aanwezig zijn, met dien verstande dat de voorzieningen maximaal een half jaar aanwezig mogen zijn.

1.46 Voorgevel

De naar de weg en/of fiets- en voetpad gekeerde gevel van een gebouw of, indien het een gebouw betreft met meer dan één naar de weg gekeerde gevel, de gevel die kennelijk als zodanig dient te worden aangemerkt.

1.47 Vrijstaande woning

Woning, waarvan het hoofdgebouw niet aan een op een aangrenzend bouwperceel gelegen gebouw is aangebouwd.

1.48 Waterhuishoudkundige voorzieningen

Waterhuishoudkundige voorzieningen zijn voorzieningen die nodig zijn ten behoeve van een goede wateraanvoer, waterafvoer, waterberging en waterkwaliteit.

1.49 Woning

Een complex van ruimten inclusief bijbehorende bouwwerken, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden.

Artikel 2 Wijze Van Meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 De goothoogte van een bouwwerk

Vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel, met uitzondering van de goot van dakkapellen tot een breedte van maximaal 50% van het dakvlak en wolfseinden.

2.2 De inhoud van een bouwwerk

Tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

2.3 De bouwhoogte van een bouwwerk

Vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van onderschikte bouwdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

2.4 De oppervlakte van een bouwwerk

Tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

2.5 De afstand van een bouwwerk tot de perceelsgrens

De afstand van een gebouw tot de (achter)perceelsgrens wordt bepaald door het buitenwerks meten van de kortste afstand van een gevel van het gebouw tot de (achter)perceelsgrens.

2.6 Het bebouwingspercentage

Een op de verbeelding of in de regels aangegeven percentage dat de grootte van een gedeelte van een bestemmingsvlak, gedeelte van een bouwvlak of een gedeelte van een erf aangeeft dat ten hoogste mag worden bebouwd.

2.7 De horizontale diepte van een gebouw

De diepte van een gebouw, gemeten loodrecht vanaf de gevel waaraan wordt gebouwd.

2.8 Ondergeschikte bouwdelen

Bij toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwonderdelen, als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, liftschachten, gevel- en kroonlijsten, luifels, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van bouwgrenzen niet meer dan 1,5 meter bedraagt.

2.9 Hart van de lijn

Bij toepassing van deze regels wordt gemeten tot of vanuit het hart van een lijn op de kaart en op schaal waarin het plan is vastgesteld.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Agrarisch

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Agrarisch' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. de uitoefening van grondgebonden agrarische activiteiten ten behoeve van een grondgebonden agrarisch bedrijf;
  2. b. hobbymatig agrarisch gebruik;
  3. c. (boom)kwekerijen;
  4. d. tijdelijke lage teeltondersteunende voorzieningen;
  5. e. extensieve dagrecreatie met bijbehorende wegen en paden;
  6. f. groenvoorzieningen;
  7. g. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  8. h. de ontwikkeling en het behoud van landschappelijke en natuurwaarden;
  9. i. nutsvoorzieningen;

met daarbij behorende voorzieningen.

3.2 Bouwregels

Artikel 4 Cultuur En Ontspanning

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Cultuur en ontspanning' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. het uitoefenen van sport- en spelactiviteiten;
  2. b. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  3. c. groenvoorzieningen;

een en ander met de daarbij behorende voorzieningen.

4.2 Bouwregels

4.3 Specifieke gebruiksregels

Artikel 5 Sport

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Sport' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. het uitoefenen van sport- en spelactiviteiten;
  2. b. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  3. c. groenvoorzieningen;

een en ander met de daarbij behorende voorzieningen.

5.2 Bouwregels

5.3 Afwijken van de bouwregels

5.4 Specifieke gebruiksregels

Artikel 6 Tuin

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Tuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. tuinen behorende bij de op de aangrenzende gronden gelegen hoofdgebouwen;
  2. b. parkeervoorzieningen ten dienste van de op de aangrenzende gronden gelegen hoofdgebouwen;
  3. c. groenvoorzieningen;
  4. d. nutsvoorzieningen;

een en ander met de daarbij behorende voorzieningen.

6.2 Bouwregels

Artikel 7 Water

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. waterberging;
  2. b. waterhuishouding;
  3. c. waterlopen en waterpartijen;
  4. d. groenvoorzieningen;
  5. e. kruisingen en overbruggingen ten behoeve van verkeersdoeleinden;

een en ander met bijbehorende voorzieningen.

7.2 Bouwregels

Voor het bouwen van bouwwerken gelden de volgende regels:

  1. a. Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.
  2. b. De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 4 meter.

Artikel 8 Wonen

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. wonen,
  2. b. de uitoefening van een aan huis gebonden beroeps- of bedrijfsactiviteit;
  3. c. tuinen en erven;
  4. d. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  5. e. parkeervoorzieningen ten behoeve van het wonen;
  6. f. nutsvoorzieningen;

een en ander met bijbehorende voorzieningen.

8.2 Bouwregels

8.3 Specifieke gebruiksregels

8.4 Afwijken van de gebruiksregels

Artikel 9 Waarde - Archeologische Verwachting 1

9.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologische verwachting 1' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor het behoud en de bescherming van te verwachten archeologische resten in de bodem.

9.2 Bouwregels

9.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen ten aanzien van de situering en de afmetingen van bouwwerken en de inrichting van gronden, indien uit archeologisch onderzoek blijkt dat ter plaatse behoudens- en beschermenswaardige archeologische monumenten of resten aanwezig zijn. De nadere eisen zijn erop gericht de archeologische waarden zoveel mogelijk in de grond (in situ) te behouden.

9.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

9.5 Wijzigingsbevoegdheid

Artikel 10 Waarde - Archeologische Verwachting 2

10.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologische verwachting 2' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor het behoud en de bescherming van te verwachten archeologische resten in de bodem.

10.2 Bouwregels

10.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen ten aanzien van de situering en de afmetingen van bouwwerken en de inrichting van gronden, indien uit archeologisch onderzoek blijkt dat ter plaatse behoudens- en beschermenswaardige archeologische monumenten of resten aanwezig zijn. De nadere eisen zijn erop gericht de archeologische waarden zoveel mogelijk in de grond (in situ) te behouden.

10.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

10.5 Wijzigingsbevoegdheid

Artikel 11 Waterstaat - Beschermingszone Watergang

11.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waterstaat - Beschermingszone watergang' aangewezen gronden zijn mede bestemd voor aanleg en onderhoud van een watergang.

11.2 Bouwregels

11.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 11.2 voor het oprichten van bouwwerken ten behoeve van de op deze gronden liggende andere bestemming(en) mits het belang van de watergangen in voldoende mate is gewaarborgd. Hieromtrent wordt de beheerder van de watergang gehoord.

Hoofdstuk 3 Algemene Regels

Artikel 12 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 13 Algemene Bouwregels

13.1 Ondergronds bouwen

Ondergrondse gebouwen (kelders) zijn uitsluitend toegestaan, daar waar bovengronds gebouwen aanwezig danwel toegestaan zijn overeenkomstig dit bestemmingsplan. Ondergrondse gebouwen zijn uitsluitend toegestaan in één laag ondergronds.

Artikel 14 Algemene Gebruiksregels

14.1 Strijdig gebruik

Onder een met het bestemmingsplan strijdig gebruik wordt in elk geval verstaan:

  1. a. een gebruik van gronden als stort- en/of opslagplaats van grond en/of afval, met uitzondering van een zodanig gebruik voor het normale op de bestemming gerichte gebruik en onderhoud;
  2. b. een gebruik van gronden als stalling- en/of opslagplaats van één of meer aan het gebruik onttrokken machines, voer-, vaar- of vliegtuigen, met uitzondering van een zodanig gebruik voor het normale op de bestemming gerichte gebruik en onderhoud;
  3. c. een gebruik van gronden en bouwwerken voor een seksinrichting dan wel ten behoeve van prostitutie.

Artikel 15 Algemene Afwijkingsregels

15.1 Maatvoering

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in het plan voor het afwijken van de voorgeschreven goothoogte, (bouw)hoogte, oppervlakte, inhoud en afstand van bouwwerken, dan wel een voorgeschreven bebouwingspercentage, eventueel met overschrijding van de bouwgrenzen, mits de afwijking niet meer bedraagt dan 10% van de in deze regels voorgeschreven afmetingen en afstanden.

15.2 Bouwgrenzen

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in het plan om bij de uitvoering van het plan af te wijken van bouwgrenzen en overige aanduidingsgrenzen in het horizontale vlak op de verbeelding, indien en voor zover afwijking noodzakelijk is in verband met de uitmeting van het terrein en er geen dringende reden zijn die zich tegen de afwijking verzetten, mits de afwijking ten opzichte van hetgeen op de verbeelding is aangegeven niet meer dan 2,5 meter bedraagt.

15.3 Ondergronds bouwen

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 13.1, teneinde ondergrondse gebouwen toe te staan daar waar bovengronds geen gebouwen zijn toegestaan, mits wordt voldaan aan de volgende regels:

  1. a. het betreft geen bebouwing in geaccidenteerd terrein;
  2. b. de bebouwde oppervlakte van de ondergrondse gebouwen bedraagt niet meer dan 25 m², in afwijking van het bepaalde artikel 2, de oppervlakte van de vloer gemeten, inclusief muren;
  3. c. het woon- en leefmilieu van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast; dit betekent in ieder geval dat de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende percelen niet onevenredig mogen worden beperkt;
  4. d. de afwijking leidt niet tot een onevenredige aantasting van de stedenbouwkundige kwaliteit van de omgeving.

Artikel 16 Algemene Wijzigingsregels

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de in het plan opgenomen bestemmingen te wijzigen ten behoeve van:

  1. a. overschrijding van bestemmingsgrenzen, voor zover dit van belang is voor een technisch betere realisering van bestemmingen of bouwwerken dan wel voor zover dit noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein. De overschrijding mag echter niet meer bedragen dan 2,5 meter en het bestemmingsvlak mag met niet meer dan 10% worden vergroot.
  2. b. overschrijding van bestemmingsgrenzen en toestaan dat het beloop van wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid en/of –intensiteit daartoe aanleiding geeft. De overschrijding mag echter niet meer bedragen dan 2,5 meter en het bestemmingsvlak mag met niet meer dan 10% worden vergroot.

Artikel 17 Algemene Procedureregels

17.1 Afwijken

Bij een afwijking van het bestemmingsplan, die onderdeel uitmaakt van dit plan, is op de voorbereiding van het besluit de procedure als bedoeld in artikel 3.9 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht van toepassing.

17.2 Wijzigingsbevoegdheid

Bij toepassing van een wijzigingsbevoegdheid, die onderdeel uitmaakt van dit plan, is op de voorbereiding van het besluit de procedure als bedoeld in de afdeling 3.4. van de Algemene wet bestuursrecht, van toepassing.

17.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Bij het verlenen van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden, die onderdeel uitmaakt van dit plan, is op de voorbereiding van het besluit de procedure als bedoeld in artikel 3.9 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht van toepassing.

Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels

Artikel 18 Overgangsrecht

18.1 Overgangsrecht bouwwerken

  1. a. Een bouwwerk, dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, danwel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    1. 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    2. 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  2. b. Het bevoegd gezag kan eenmalig een omgevingsvergunning verlenen van het bepaalde onder a voor het vergroten van de inhoud van het bouwwerk als bedoeld in het bepaalde onder a met maximaal 10%.
  3. c. Het bepaalde onder a is niet van toepassing op bouwwerken, die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

18.2 Overgangsrecht gebruik

  1. a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  2. b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het bepaalde in sub a te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  3. c. Indien het gebruik, bedoeld in het bepaalde onder a, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  4. d. Het bepaalde onder a is niet van toepassing op het gebruik, dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 19 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan 'Oosterhout, Stationsstraat ongenummerd (ten oosten van nr. 21)'.

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

De eigenaar van het perceel aan de Stationsstraat ongenummerd (ten oosten van nr. 21) te Oosterhout wenst op het betreffende perceel één vrijstaande woning met een bijgebouw te realiseren. De meerwaarde van de gewenste ontwikkeling wil de initiatiefnemer inzetten voor de continuïteit van de speelhal te waarborgen. Naast realisatie van de woning zal een natuurvriendelijke oever aan de oostkant van het plangebied worden gerealiseerd.

Realisatie van een nieuwe woning past niet binnen de regels van het ter plaatse geldende bestemmingsplan. Derhalve is een bestemmingsplanherziening noodzakelijk. De gemeente Overbetuwe is bereid om medewerking aan een herziening van het bestemmingsplan te verlenen. Er bestaan indien aan een aantal voorwaarden wordt voldaan, geen ruimtelijke en milieuhygiënische bezwaren tegen de ontwikkeling. Dit wordt deze toelichting nader onderbouwd. Onderhavig bestemmingsplan 'Oosterhout, Stationsstraat ongenummerd (ten oosten van nr. 21)' voorziet in het planologisch-juridisch kader om de door de initiatiefnemer gewenste ontwikkelingen mogelijk te maken.

1.2 Ligging Plangebied

Het plangebied omvat het perceel aan de Stationsstraat ongenummerd (ten oosten van nr. 21) te Oosterhout. Het plangebied is gelegen ten noordwesten van de kern Oosterhout en is kadastraal bekend als gemeente Valburg, sectie L, nummers 2156 en 710. De ligging van het plangebied is weergegeven in figuur 1. Het plangebied ligt aan de rand van de bebouwde kom van Oosterhout, op de grens met de gemeente Nijmegen.

Het plangebied is momenteel onbebouwd, met uitzondering van een nutsvoorziening aan de oostkant van het plangebied, en is ingericht als grasland. De oostkant staat kadastraal bekend als gemeente Valburg, sectie L, nummer 2155 en heeft een grootte van 1.222 m2. Ook aan de oostkant, rondom het nutsgebouwtje, is een aantal bomen aanwezig. Aan de oostelijke perceelsgrens (tevens gemeentegrens) is de watergang Rietgraaf gelegen (A-watergang). Langs de Stationsstraat zijn enkele waardevolle bomen aanwezig.

De omgeving van het plangebied is een gemengd gebied aan de rand van de bebouwde kom. Aan de overzijde van de Stationsstraat zijn enkele vrijstaande woningen aanwezig en ten oosten van het plangebied in de gemeente Nijmegen woningen en agrarische percelen. Ten noorden van het plangebied, evenwijdig aan de Rietgraaf is een open grasland aanwezig, waartoe ook het plangebied behoort. Ten noorden en westen van de locatie zijn een fitnesscentrum met 3 wooneenheden (Stationsstraat 21, 21a en 21b) en een kinderspeelhal (Stationsstraat 21c) aanwezig. Verder westelijk is een supermarkt aanwezig en ten noorden van de speelhal een tennisvereniging.

afbeelding "i_NL.IMRO.1734.0250OOSTstations21-VSG1_0001.png"
afbeelding "i_NL.IMRO.1734.0250OOSTstations21-VSG1_0002.png"
Figuur 1: ligging van het plangebied (boven) en gedetailleerde weergave en globale begrenzing (onder)

1.3 Vigerend Bestemmingsplan

Het ter plaatse geldende bestemmingsplan is 'Oosterhout', vastgesteld door de gemeenteraad van Overbetuwe op 10 april 2012. Het plangebied heeft hierin de bestemmingen 'Cultuur en Ontspanning' en 'Sport'. Er is geen bouwvlak opgenomen. Verder geldt in het plangebied de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie'. Aan de oostkant van het plangebied is een strook tevens bestemd als 'Waterstaat - Beschermingszone watergang'.

afbeelding "i_NL.IMRO.1734.0250OOSTstations21-VSG1_0003.png"
Afbeelding 2: Uitsnede vigerend bestemmingsplan 'Oosterhout'

Het beoogde woonperceel wordt gerealiseerd binnen de bestemming 'Sport' in het zuidwesten van het plangebied. Het bouwen van een nieuwe woning in het plangebied is ruimtelijk en functioneel niet mogelijk op basis van het vigerend bestemmingsplan. Ook het gebruik van de gronden voor wonen is binnen de bestemming 'Sport' niet toegestaan. Bovendien ontbreekt een bouwvlak op het perceel. Het realiseren van een natuurvriendelijke oever aan de oostelijke rand van het plangebied is niet in strijd met de bestemming 'Sport', maar het is wenselijk om hiervoor een andere, meer passende bestemming op te nemen.

1.4 Leeswijzer

Allereerst wordt in hoofdstuk 2 ingegaan op het beleid dat van toepassing is op de onderhavige ontwikkeling. Daarna worden in hoofdstuk 3 de milieu- en omgevingsaspecten beschreven die van toepassing zijn. Het daarop volgende hoofdstuk bevat de planbeschrijving (huidige en toekomstige situatie alsmede verkeer en parkeren). Hoofdstuk 5 bevat de juridische vertaling van de gewenste ontwikkeling. Daaropvolgend wordt de financiële en economische haalbaarheid van het plan toegelicht. Afgesloten wordt met het hoofdstuk over de te volgen procedure (hoofdstuk 7).

Hoofdstuk 2 Beleidskader

2.1 Rijksbeleid

Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR)
In de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte1 staan de plannen van de Rijksoverheid voor ruimte en mobiliteit. Het Rijk streeft naar een concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig Nederland. Om dit te kunnen bewerkstelligen laat het Rijk de ruimtelijke ordening meer over aan de decentrale overheden (provincie en gemeenten) en komt de gebruiker centraal te staan. Het Rijk kiest voor een selectievere inzet van rijksbeleid op slechts 13 nationale belangen. Voor die belangen is het Rijk verantwoordelijk en wil het resultaten boeken. Buiten deze 13 belangen hebben decentrale overheden beleidsvrijheid. Tevens werkt het Rijk aan een eenvoudigere regelgeving. Hierdoor neemt de bestuurlijke drukte af en ontstaat er ruimte voor regionaal maatwerk.

Het Rijk blijft verantwoordelijk voor het systeem van ruimtelijke ordening. Daarnaast kan een rijksverantwoordelijkheid aan de orde zijn indien:

  • een onderwerp nationale baten en/of lasten heeft en de doorzettingsmacht van provincies en gemeenten overstijgt. Bijvoorbeeld ruimte voor militaire activiteiten en opgaven in de stedelijke regio's rondom de mainports, brainports, greenports en valleys;
  • over een onderwerp internationale verplichtingen of afspraken zijn aangegaan. Bijvoorbeeld voor biodiversiteit, duurzame energie, watersysteemherstel of werelderfgoed;
  • een onderwerp provincie- of landsgrensoverschrijdend is en ofwel een hoog afwentelrisico kent ofwel in beheer bij het Rijk is. Bijvoorbeeld de hoofdnetten van weg, spoor, water en energie, maar ook de bescherming van gezondheid van inwoners.


Conclusie
Onderhavig initiatief speelt zich, gezien de aard en omvang van de ontwikkeling, af op lokaal niveau en heeft geen relatie met het ruimtelijke ordeningsbeleid op nationaal niveau. Geconstateerd wordt dat het initiatief niet conflicteert met het nationaal ruimtelijk ordeningsbeleid.

Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) (2011)
Het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) geeft richtlijnen voor de inhoud van bestemmingsplannen voor zover het gaat om ruimtelijke ontwikkelingen van nationaal belang. Het besluit (eerste tranche) is vastgesteld op 22 augustus 2011 en is op 30 december 2011 in werking getreden. Op 1 oktober 2012 zijn enkele wijzigingen in werking getreden.

De normering uit het Barro werkt zoveel mogelijk direct door op het niveau van de lokale besluitvorming. Bij besluitvorming over bestemmingsplannen moeten de regels worden gerespecteerd. Het merendeel van de regels legt beperkingen op, daarin is een gradatie te onderkennen. Deze zijn geformuleerd als een 'ja-mits', een 'ja, voor zover', een 'nee-tenzij', een 'nee-als' of een stringente 'nee' bepaling.

Conclusie
Onderhavig initiatief speelt zich, gezien de aard en omvang van de ontwikkeling, af op lokaal niveau en heeft geen relatie met het ruimtelijke ordeningsbeleid op nationaal niveau. Geconstateerd wordt dat het initiatief niet conflicteert met het nationaal ruimtelijk ordeningsbeleid. Het Barro heeft dan ook geen doorwerking naar dit bestemmingsplan.

Ladder voor duurzame verstedelijking
Per 1 oktober 2012 is in artikel 3.1.6 Bro een lid 2 ingevoegd waarin een motiveringsplicht is opgenomen voor nieuwe stedelijke ontwikkelingen in bestemmingsplannen. In de toelichting van het bestemmingsplan moet, voor zover nieuwe stedelijke ontwikkelingen plaatsvinden, een verantwoording aan de hand van een drietal opeenvolgende treden (de 'ladder voor duurzame verstedelijking'). De eerste trede in deze ladder is een beschrijving dat de voorgenomen stedelijke ontwikkeling voorziet in een actuele regionale behoefte. Hierbij kan het gaan om zowel kwantitatieve als kwalitatieve aspecten. De beide vervolgstappen uit de genoemde ladder hebben betrekking op vraag of de ontwikkeling in bestaand stedelijk gebied ingepast kan worden en als dat niet mogelijk is op andere locaties, die vooral goed ontsloten moeten zijn.

Conclusie
Dit bestemmingsplan voorziet in het planologisch-juridisch mogelijk maken van één extra woning op een onbebouwd perceel. Uit de jurisprudentie (zie onder meer ABRvS 14 januari 2014, ECLI:NL:RVS:2014:156) blijkt dat het toevoegen van één woning gezien de kleinschaligheid van de ontwikkeling, geen stedelijke ontwikkeling als bedoeld in artikel 3.1.6, tweede lid, van het Bro is. De ladder voor duurzame verstedelijking is dan ook niet van toepassing op voorliggend bestemmingsplan.

  1. 1. Vastgesteld op 13 maart 2012.

2.2 Provinciaal En Regionaal Beleid

Omgevingsvisie Gelderland
Provinciale Staten hebben de Omgevingsvisie Gelderland op 9 juli 2014 vastgesteld. Nadien zijn nog twee actualisatieplannen vastgesteld, waarvan de meest recente op december 2015. De provincie kiest er in de Omgevingsvisie voor om vanuit twee hoofddoelen bij te dragen aan gemeenschappelijke maatschappelijke opgaven. Deze zijn:

  • een duurzame economische structuur(versterking);
  • het borgen van de kwaliteit en veiligheid van onze leefomgeving.

Deze twee hoofddoelen benadrukken de rol en kerntaken van de provincie als middenbestuur. Zij beïnvloeden elkaar. Economische structuurversterking vraagt om een aantrekkelijk vestigingsklimaat. Dat is een goede bereikbaarheid en voldoende vestigingsmogelijkheden. Het betekent ook een aantrekkelijke woon- en leefomgeving met de unieke kwaliteiten van natuur, water en landschap in Gelderland.

De provinciale hoofddoelen zijn uitgewerkt en vertaald in provinciale ambities, die moeten resulteren in een divers, dynamisch en mooi Gelderland. In deze regio streven de provincie en haar partners naar de volgende vier speerpunten:

  • Innovatie en economische structuurverbetering;
  • Bereikbaar en verbonden;
  • Sociaal economische vitaliteit en verstedelijking;
  • Benutten gebiedskwaliteiten.


Conclusie
De Omgevingsvisie is concreet uitgewerkt in de hierna beschreven Omgevingsverordening Gelderland. Deze bevat concrete regels, waaraan het voorliggende initiatief moet worden getoetst. De Omgevingsvisie zelf heeft geen directe doorwerking op dit bestemmingsplan.

Omgevingsverordening Gelderland
Provinciale Staten hebben de Omgevingsverordening Gelderland vastgesteld op 24 september 2014. De meest recente actualisatie van de verordening dateert van december 2015. De regels in de verordening kunnen betrekking hebben op het hele provinciale grondgebied, delen of gebiedsgerichte thema's. Gemeenten moeten binnen een bepaalde termijn hun bestemmingsplan afstemmen op de in de verordening opgenomen regels. De regels in de verordening zijn gebaseerd op de provinciale omgevingsvisie en hebben de status van algemeen verbindende voorschriften.

Beoordeling
Het plangebied is gelegen binnen de volgende aanduidingen:

  • Verwevingsgebied niet-grondgebonden veehouderij. Binnen deze gebiedsaanduiding is nieuwvestiging van niet-grondgebonden veehouderijen niet toegestaan. Dit bestemmingsplan voorziet hierin ook niet.
  • Tijdelijk verbod hervestiging/nieuwvestiging/uitbreiding (bestaande) glastuinbouw. Binnen deze gebiedsaanduiding is hervestiging/nieuwvestiging/uitbreiding (bestaande) glastuinbouw niet toegestaan. Dit bestemmingsplan voorziet hierin ook niet.

Daarnaast is het thema 'Wonen' voor dit bestemmingsplan van belang, nu wordt voorzien in toevoeging van één extra woning in het plangebied. Nieuwe woonlocaties zijn uitsluitend toegestaan wanneer dit in het vigerende door Gedeputeerde Staten vastgestelde Kwalitatief/Kwantitatieve Woonprogramma past. De gemeente Overbetuwe heeft haar woningbouwprogramma, zowel kwalitatief als kwantitatief, vastgesteld in de Woonvisie 2015-2020 (zie paragraaf 2.3). Er wordt maatwerk binnen het woningaanbod geleverd, een belangrijk speerpunt in beide woningbouwprogramma's. De extra woning past binnen het woningbouwprogramma. Verder kan worden opgemerkt dat er sprake is van een geschikte woningbouwlocatie aan de rand van de bebouwde kom in een woonomgeving. Door de ligging aan de rand van bebouwde kom tegen het buitengebied, is het plangebied een aantrekkelijke woonlocatie.

Conclusie
De ontwikkelingen waarin dit bestemmingsplan voorziet, passen binnen de Omgevingsverordening Gelderland.

2.3 Gemeentelijk Beleid

Toekomstvisie 2020+ Overbetuwe verbindt..
Op 8 september 2009 heeft de gemeenteraad van de Overbetuwe de 'Toekomstvisie 2020, Overbetuwe verbindt..' vastgesteld. De Toekomstvisie+ van Overbetuwe is het kader voor de ontwikkeling van de gemeente Overbetuwe tot 2020. De visie geeft een richting voor de ruimtelijke, maatschappelijke en economische ontwikkeling. De geschetste identiteit kan bijdragen aan het behouden en aantrekken van inwoners en bedrijven. De visie kan mensen inspireren en motiveren die werken aan stedenbouw, sport, ondernemerschap, onderwijs, openbare ruimte, welzijnswerk en dergelijke. De visie is tenslotte ook een duidelijke positionering naar andere gemeenten en partners; het geeft Overbetuwe een eigen gezicht in de regio. De Toekomstvisie+ omvat het gehele gemeentelijke beleidsterrein. Voor wat betreft de ruimtelijke onderdelen is de Toekomstvisie+ te zien als structuurvisie in de zin van artikel 2.1 van de Wro voor het grondgebied van de gemeente Overbetuwe. In de toekomstvisie zijn de aspecten leefomgeving, vergrijzing, economische gesteldheid (werk en werkgelegenheid) en duurzaamheid opgenomen om een gewenste identiteit uiteen te zetten.

Beoordeling
Het plangebied is gelegen in het stroomruggen- en oeverwallenlandschap. Dit landschap is verdicht en kleinschalig, met een afwisselend landgebruik in onregelmatige blokverkaveling. Kenmerkend is verder de veelheid aan landelijke wegen met clusters aan vrijstaande woningen en (voormalige) boerderijen. De oeverwallen zijn in de afgelopen 60 jaar grootschaliger en opener geworden. De kwaliteit van het karakteristieke landschap wordt hierdoor bedreigd. Belangrijk is dat de kleinschaligheid van het landschap behouden blijft. Gezien de ligging aan de rand van de bebouwde kom in een bestaand woonlint, kan het plangebied bijdragen aan herstel van deze kleinschaligheid door middel van landschappelijke inpassing. Hierdoor ontstaat een kleinschalig woonperceel met zichtlijnen naar het naastgelegen monument en wordt de ruimtelijke kwaliteit versterkt door de aanleg van een natuurvriendelijke oever. Zodoende ontstaat een meer natuurlijke overgang tussen de kern en het achterliggende agrarische gebied en krijgt het plangebied een meer landelijke uitstraling.

Het plangebied behoort tot een bestaand woongebied in het zuidoostelijk deel van Overbetuwe. Dit deel kenmerkt zich als intermediair gebied in de stadsregio tussen Arnhem en Nijmegen. Met name in dit deel van de gemeente, heeft de gemeente ook een regionale taak in de opvang van woningbehoefte en andere functies zoals recreatie. Het toevoegen van één woning in bestaand woongebied in deze regio past binnen deze opgaven.

Conclusie
Het bestemmingsplan is gezien het voorgaande in overeenstemming met de door de gemeente gewenste ontwikkelingsrichting voor de omgeving van het plangebied, zoals vastgelegd in de Toekomstvisie+.

Woonvisie 2010-2015 'Wonen is meer dan alleen Stenen'
In de woonvisie verwoordt de gemeente Overbetuwe haar doelen en ambities op het gebied van wonen. Als basis voor de woonvisie is een woningmarktverkenning opgesteld. Deze verkenning geeft zicht op huidige en toekomstige kansen en knelpunten en is het startpunt voor de uitwerking van de woonvisie. De woonvisie bevat geen detaillistisch uitvoeringsprogramma, maar de koers waarbinnen de komende jaren plannen voor kernen en locaties kunnen worden uitgewerkt. De ontwikkelingen die de komende jaren afkomen op de gemeente (vergrijzing, gezinsverdunning) vragen om meer variatie in het woonaanbod. Over het algemeen zijn inwoners tevreden over hun woonsituatie. Niet voor iedereen is het echter even makkelijk om een woning naar wens te vinden. De gemeente wil over voldoende woningen met de juiste kwaliteit beschikken om huishoudens de gewenste stappen in hun wooncarrière te laten maken. Dat wil zeggen voor iedere stap in de levensloop een geschikt woonalternatief.

Accentpunten zijn:

  • Betaalbaarheid en bereikbaarheid van woningen – streven naar het vergroten van het aanbod betaalbare woningen (huur én koop);
  • Keuzevrijheid en doorstroming - inspelen op de wensen van mensen die een volgende stap in de wooncarrière willen zetten middels stimuleren doorstroming;
  • Meer kansen voor mensen met een zorgvraag;
  • Inzetten op bijzondere doelgroepen.

De gemeente legt het accent op het bestaande bebouwde gebied: kwaliteitsverbetering van de bestaande woningvoorraad en mogelijkheden voor inbreiding en intensivering, bijvoorbeeld door functieverandering. Naast verbetering van de bestaande voorraad blijft nieuwbouw nodig om in te spelen op de ambities. Doel van de nieuwbouw is, naast het in de pas lopen met de groei van het aantal huishoudens, meer variatie in het woonaanbod te realiseren. Nieuwe woningen worden bovendien zoveel mogelijk levensloopgeschikt gebouwd.

Doorwerking en conclusie
Voorliggend bestemmingsplan voorziet in één extra woning aan de rand van de bebouwde kom door middel van een wenselijke functiewijziging. Het betreft een inbreidingslocatie in een bestaand bebouwingslint. Het toevoegen van een woning op deze locatie is in kwalitatief opzicht dan ook passend in de Woonvisie.

Uit de woningbouwopgave, die in paragraaf 5.3 van de Woonvisie is vastgelegd blijkt dat er, buiten de bestaande plancapaciteit nog ruimte is om bijna 700 woningen te realiseren. De gemeente Overbetuwe heeft ook een rol in het opvangen van de regionale woningbehoefte. Ook momenteel bestaat in het woningbouwprogramma van de gemeente nog ruimte voor het toevoegen van woningen.

De voorgenomen ontwikkeling is in kwantitatief en kwalitatief opzicht dan ook in overeenstemming met de Woonvisie.

Landschapsontwikkelingsplan
In hoofdstuk 2 van het Landschapsontwikkelingsplan (LOP) uit 2009 zijn de (algemene) doelstellingen en gebiedsspecifieke opgaven voor Overbetuwe geformuleerd. De hoofddoelstelling betreft het ontwikkelen van een sterke samenhangende landschappelijke structuur met een eigen Betuwse identiteit, die tegenwicht biedt aan de verstedelijking en waarbij belangrijke landschappelijke waarden duurzaam in stand worden gehouden. Om dit hoofddoel te realiseren is een vijftal doelstellingen geformuleerd en beschreven:

  1. 1. instandhouden en versterken van de waardevolle samenhang tussen kom-oeverwal en uiterwaarde (gradiënten).
  2. 2. behouden en versterken van de openheid, grootschaligheid en de kernmerkende weidebouw in de kommen, tegenover de kleinschalige structuur van de oeverwallen.
  3. 3. waardevolle landschappelijke en historische elementen en structuren beter herkenbaar maken in het landschap.
  4. 4. benutten van de landschapecologische potenties die het watersysteem biedt.
  5. 5. verbeteren van de overgangen tussen de stads- en dorpskernen en het platteland. Waar gewenst de mogelijkheden voor recreatief medegebruik onderzoeken.

Conclusie
In het kader van onderhavige ontwikkeling is een inrichtingsplan opgesteld. Bij het ontwerp van dit inrichtingsplan is rekening gehouden met de eisen van het LOP van gemeente Overbetuwe. Het plangebied ligt binnen het als oeverwal aangegeven gebied in een rode contour. Aan de 5 genoemde algemene doelstellingen zijn telkens meerdere opgaven gebonden (zie page. 62 van het LOP). Eén van de opgaven is het behouden en versterken van het onderscheid tussen de kleinschaligheid van de oeverwallen en de openheid en grootschaligheid in de gebieden daarbuiten. Het kleinschalige landschap in en rondom het plangebied blijft behouden. Andere relevante opgaven, waaraan de landschappelijke inpassing van dit plan bijdraagt, zijn het stimuleren van de aanleg van gebiedsspecifieke beplanting, het verbeteren van de ruimtelijke kwaliteit van de (dorps)randen en (dorps)entrees, het ontwikkelen van een landschapszone/bufferzone. Daarnaast wordt de watergang de Rietgraaf hersteld door de aanleg van natuurvriendelijke oevers en de aanleg van erfbeplanting. Dit is een van de concrete wensen welke beschreven wordt in het Landschapsontwikkelingsplan. Het complete inrichtingsplan is opgenomen als Bijlage 1 bij dit bestemmingsplan.

Dit bestemmingsplan vormt dan ook een belangrijke stap in de realisatie van de uit het LOP volgende gebiedsopgaven en aan de centrale doelstelling, het ontwikkelen van een sterke samenhangende landschappelijke structuur met een eigen Betuwse identiteit met behoud van de landschappelijke waarden, die tegenwicht biedt aan de verstedelijking. Het inrichtingsplan is tevens geborgd middels een voorwaardelijke verplichting, opgenomen in de regels behorende bij dit bestemmingsplan.

Hoofdstuk 3 Milieu- En Omgevingsaspecten

3.1 Vormvrije M.e.r.-beoordeling

Per 1 april 2011 is het Besluit m.e.r. gewijzigd. De belangrijkste aanleidingen hiervoor zijn de modernisering van de m.e.r. wetgeving in 2010 en de uitspraak van het Europese Hof van 15 oktober 2009. Uit deze uitspraak volgt dat de omvang van een project niet het enige criterium mag zijn om wel of geen m.e.r.(-beoordeling) uit te voeren. Ook als een project onder de drempelwaarde uit lijst D zit, kan een project belangrijke nadelige gevolgen hebben, als het bijvoorbeeld in of nabij een gevoelig natuurgebied ligt. Gemeenten en provincies moeten daarom vanaf 1 april 2011 ook bij kleine bouwprojecten zoals het onderhavige beoordelen of een m.e.r.-beoordeling nodig is.

Beoordeling
Om te bepalen of een m.e.r.-beoordeling noodzakelijk is, dient bepaald te worden (1) of de ontwikkeling de drempelwaarden uit lijst D van het Besluit m.e.r. overschrijdt, (2) of de ontwikkeling in een gevoelig gebied ligt en (3) of er belangrijke milieugevolgen zijn.

  1. 1. In het plangebied wordt planologisch-juridisch één extra woning gerealiseerd. Er is daarmee geen sprake van een overschrijding van de drempelwaarden uit lijst D van het Besluit m.e.r..
  2. 2. In onderdeel A van de bijlage bij het Besluit m.e.r is bepaald wat wordt verstaan onder een gevoelig gebied. Als gevoelig gebied zijn gebieden aangewezen die beschermd worden op basis van de natuurwaarden, landschappelijke waarden, cultuurhistorische waarden en waterwingebieden. Uit paragraaf 3.10 (Flora en Fauna) van de toelichting volgt dat het plangebied niet ligt in een gebied dat beschermd wordt op basis van de natuurwaarden. Daarnaast is er geen sprake van externe werking op het Natuurnetwerk Nederland, een Vogel- of Habitatrichtlijngebied of overig beschermd natuurgebied. Het plangebied behoort niet tot een waterwinlocatie of waterwingebied. Verder behoort het plangebied niet tot een gebied waarbinnen een Rijksmonument ligt of tot een Belvédèregebied. Wel ligt ten westen van het plangebied een Rijksmonument, door middel van landschappelijke inpassing worden zichtlijnen naar dit gebouw gecreëerd. Van een landschappelijk waardevol gebied is evenmin sprake. Het plangebied ligt dan ook niet binnen een gevoelig gebied.
  3. 3. In de overige paragrafen van dit hoofdstuk zijn de verschillende relevante milieueffecten beschouwd. Hieruit blijkt dat er door onderhavig bestemmingsplan geen sprake zal zijn van nadelige milieugevolgen. Voor de onderbouwing per onderdeel wordt verwezen naar de afzonderlijke paragrafen.


Conclusie
Voorliggend bestemmingsplan voorziet in het realiseren van één extra woning. Deze wordt gerealiseerd door een bestemmingswijziging van 'Sport' naar 'Wonen' in combinatie met een tuin- en agrarische bestemming. Zoals in bovenstaande opsomming blijkt, is er gezien de kleinschalige omvang van de ontwikkeling geen sprake van een overschrijding van de drempelwaarden en zijn er geen belangrijke nadelige milieugevolgen. Ook behoort het plangebied niet tot een gevoelig gebied. Gezien het voorgaande is het dan ook niet noodzakelijk om een m.e.r.(-beoordeling) uit te voeren.

3.2 Geluid

In de Wet geluidhinder (Wgh) is vastgesteld dat, indien in het plangebied geluidgevoelige functies (zoals woningen) zijn voorzien binnen de invloedssfeer van (rail- en weg)verkeerslawaai, akoestisch onderzoek uitgevoerd dient te worden. Voor het plangebied is uitsluitend het wegverkeerslawaai relevant. Alle wegen hebben geluidzones, met uitzondering van:

  • wegen die in een als 'woonerf' aangeduid gebied liggen;
  • wegen waarvoor een maximumsnelheid van 30 km/uur geldt.


Op grond van de Wgh geldt een voorkeursgrenswaarde voor de geluidbelasting op de gevels vanwege het wegverkeer van 48 dB (artikel 82 lid 1). Indien de geluidbelasting hoger is, dient een nadere afweging plaats te vinden en kan een ontheffing voor een hogere geluidbelasting worden verleend (artikel 82 lid 2). De maximale ontheffingswaarde voor nieuwbouw binnen de bebouwde kom bedraagt 63 dB.

De gemeente heeft beleidsregels opgesteld voor het toekennen van een ontheffing voor een hogere waarde in de Nota hogere grenswaarden. In deze nota zijn ambities per gebiedstype gesteld.

Beoordeling en conclusie
Dit bestemmingsplan maakt één nieuwe woning mogelijk en voorziet daarmee in een nieuw geluidsgevoelig object zoals bedoeld in de Wgh. De woning ligt binnen de geluidzone van de Stationsweg. Vanuit de Wgh is dan ook een akoestisch onderzoek, waarin de geluidbelasting vanwege deze weg op de gevels wordt onderzocht, vereist. De rapportage van het onderzoek is bijgevoegd als Bijlage 2 bij deze toelichting. Hierna worden de resultaten beknopt beschreven.

Er wordt niet voldaan aan de voorkeursgrenswaarde (48 dB) als opgenomen in de Wet geluidhinder. Wel wordt voldaan aan de maximaal te ontheffen waarde van 63 dB. Om het project doorgang te kunnen laten hebben, dienen hogere grenswaarden vastgesteld te worden.

Met een hoogste waarde van 52 dB valt het plangebied met een gebiedstypering 'lintbebouwing' in de geluidsklasse 'onrustig' volgens de Nota geluidsbeleid en Nota Hogere grenswaarden. Aan deze gebiedstypering en geluidsklasse worden extra eisen gesteld, deze zijn beschreven in de bijgevoegde rapportage.

In de bouwplanfase zal een akoestisch gevelisolatieonderzoek worden toegevoegd, waarin wordt onderzocht welke maatregelen noodzakelijk zijn om te voldoen aan de eisen als gesteld in het Bouwbesluit 2012. Indien aan hetgeen is beschreven wordt voldaan, kan gesteld worden dat sprake zal zijn van een afdoende woon- en leefklimaat en derhalve ook sprake is van een goede ruimtelijke ordening.

Het aspect geluid vormt, wanneer een hogere waarde wordt vastgesteld, geen belemmering voor het onderhavige plan. Deze procedure loopt parallel aan de onderhavige procedure tot vaststelling van het bestemmingsplan.

3.3 Luchtkwaliteit

Sinds 15 november 2007 staan de hoofdlijnen voor regelgeving rondom luchtkwaliteitseisen beschreven in de Wet milieubeheer (hoofdstuk 5 Wm). Hiermee is het Besluit luchtkwaliteit 2005 vervallen. Bij de start van nieuwe bouwprojecten moet onderzocht worden of het effect van een nieuw initiatief relevant is voor de luchtkwaliteit. Er is geen relevantie als aannemelijk kan worden gemaakt, dat de luchtkwaliteit "niet in betekenende mate" aangetast wordt. Daartoe is een algemene maatregel van bestuur 'Niet in betekenende mate' (Besluit NIBM) en een ministeriële regeling NIBM (Regeling NIBM) vastgesteld waarin de uitvoeringsregels vastgelegd zijn die betrekking hebben op het begrip NIBM.

In de Regeling NIBM is een lijst met categorieën van gevallen (inrichtingen, kantoren woningbouwlocaties) opgenomen die niet in betekende mate bijdragen aan de luchtverontreiniging. Deze gevallen kunnen zonder toetsing aan de grenswaarden voor het aspect luchtkwaliteit uitgevoerd worden. Ook als het bevoegd gezag op een andere wijze, bijvoorbeeld door berekeningen, aannemelijk kan maken dat het geplande project NIBM bijdraagt, kan toetsing van de luchtkwaliteit achterwege blijven.

Beoordeling en conclusie
Voorliggend bestemmingsplan voorziet in het realiseren van één nieuwe woning. Het toevoegen van één woning valt onder de in de regeling NIBM opgenomen lijst met categorieën van gevallen. De luchtkwaliteit wordt daarom niet in betekenende mate aangetast met de voorgestane ontwikkeling en een luchtkwaliteitonderzoek is niet noodzakelijk. Het aspect luchtkwaliteit vormt geen belemmering voor de voorgenomen ontwikkeling.

3.4 Bedrijven En Milieuzonering

Bij de planontwikkeling dient rekening gehouden te worden met milieuzoneringen van bestaande en toekomstige bedrijven om zodoende de kwaliteit van het leefmilieu te handhaven en te bevorderen. Bij milieuzonering wordt gebruik gemaakt van de door de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) opgestelde Lijst van Bedrijfsactiviteiten''2. Hierin wordt per bedrijfssoort aangegeven welke milieu-invloed (in de vorm van geur, stof, geluid en gevaar) hiervan kan uitgaan en welke indicatieve afstand hierbij (minimaal) in acht genomen worden. Deze afstanden kunnen als basis worden gehanteerd, maar zijn indicatief. In het algemeen wordt door middel van het aanbrengen van een zonering (afstand) tussen bedrijvigheid en woonbebouwing de overlast ten gevolge van de bedrijfsactiviteiten zo laag mogelijk gehouden.

Onderscheid wordt gemaakt in twee omgevingstypen, uitgaande van het principe van functiescheiding: rustige woonwijk c.q. rustig buitengebied en gemengd gebied. In gemengd gebied worden de richtafstanden één afstandsstap verlaagd.

Beoordeling
Het plangebied behoort tot het gebiedstype 'gemengd gebied'. Derhalve zijn de reguliere richtafstanden van toepassing. Door de wijziging van de bestemming 'sport' naar 'wonen' vindt ook een wijziging van een niet-gevoelige naar gevoelige functie plaats.

Adres Functie Milieucat. Richtafstand* Afstand werkelijk
Stationsstraat 21a Overdekte speeltuin (ChimpieChamp) 2 30 m 30 m
Stationsstraat 21b Tennisvereniging clubhuis 2 30 m 100 m
Stationsstraat 21 Fitnesscentrum 2 30 m ruim 30 m
Stationsstraat 19 Supermarkt 1 10 m 460 meter
Stationsstraat 20 Rundveebedrijf 3.1 100 m 100 meter

* Deze afstand mag met een stap verlaagd worden, omdat het plangebied in 'gemengd gebied' is gelegen. De milieucategorie wijzigt niet.

Aan de richtafstanden wordt voldaan. Bovendien dient het agrarisch bedrijf aan Stationsstraat 20 rekening te houden met bestaande woningen tussen het bedrijf en het plangebied in. Van belemmeringen is daarom geen sprake.

Conclusie
Het aspect bedrijven en milieuzonering vormt geen belemmering voor de voorgestane ontwikkelingen en omgekeerd zorgen deze ontwikkelingen niet voor belemmering van de omliggende functies. Er is sprake van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat in het plangebied.

  1. 2. Bedrijven en Milieuzondering, Uitgave VNG, Den Haag, 2009

3.5 Geurhinder

Op 1 januari 2007 is de Wet geurhinder en veehouderij (Wgv) in werking getreden. Deze wet vormt het toetsingskader voor vergunningen op grond van de Wet milieubeheer, waar het gaat om geurhinder veroorzaakt door het houden van dieren. Daarnaast is de wet van belang in verband met de zogenoemde 'omgekeerde werking' in het kader van de ruimtelijke ordening.

De Wgv kent een aantal standaardnormen. Daarnaast hebben gemeenten de mogelijkheid gekregen om binnen een wettelijk bepaalde bandbreedte van deze standaardnormen af te wijken. Op deze wijze kan de gemeente een geurhinderbeleid vaststellen, dat is afgestemd op de plaatselijke situatie. Voor het plangebied en omgeving is geen gemeentelijke verordening vastgesteld.

Naast de Wgv is sinds 1 januari 2013 ook het Activiteitenbesluit milieubeheer van belang in het kader van de omgekeerde werking. De meeste veehouderijen vallen sindsdien onder de werking van het Activiteitenbesluit. Het Activiteitenbesluit vormt voor wat betreft de 'omgekeerde werking' het toetsingskader voor deze veehouderijen.

Beoordeling
De onderhavige bestemmingsplanwijziging voorziet in het toevoegen van een nieuw geurgevoelig object in de vorm van de nieuwe woning aan Stationsstraat ongenummerd (ten oosten van nr. 21). In de nabije omgeving zijn geen veehouderijen gelegen. De Wgv staat dan ook niet in de weg aan de realisatie van de nieuwe woning. In paragraaf 3.4 is aangetoond dat er sprake is van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat, ook wat betreft het aspect geurhinder.

Conclusie
Er zijn vanuit het aspect geurhinder geen belemmeringen voor de voorgenomen ontwikkeling.

3.6 Bodem

De bodemkwaliteit vormt een belangrijk aspect bij bouwontwikkelingen. Ook in het kader van functiewijziging en herinrichting vormt de bodemkwaliteit een belangrijke afweging. Daarnaast bevat de Bouwverordening een verbod voor het bouwen van bouwwerken, waarin mensen permanent of nagenoeg permanent verblijven (zoals woningen) op verontreinigde grond.

Beoordeling
Voorliggend bestemmingsplan voorziet in een functiewijziging ter plaatse van het perceel Stationsstraat ongenummerd (ten oosten van nummer 21) van een sportbestemming naar wonen. Er wordt een nieuw gebouw gerealiseerd waarbij sprake is van permanent verblijf.

Een verkennend bodemonderzoek is dan ook noodzakelijk. Het bodemonderzoek wordt uitgevoerd bij de aanvraag voor een omgevingsvergunning bouwen. Hierin wordt beoordeeld of de grond geschikt is voor het beoogde gebruik voor bewoning. Op voorhand zijn hiervoor, gezien het huidige gebruik, geen belemmeringen te verwachten.

Conclusie
Er zijn vanuit het aspect bodemkwaliteit op voorhand geen belemmeringen voor het voorgenomen gebruik (wonen) te verwachten. Een verkennend bodemonderzoek wordt uitgevoerd bij de aanvraag voor een omgevingsvergunning bouwen.

3.7 Externe Veiligheid

Het beleid voor externe veiligheid is gericht op het beperken en beheersen van risico's voor de omgeving vanwege handelingen met gevaarlijke stoffen. De handelingen kunnen zowel betrekking hebben op het gebruik, de opslag en de productie, als op het transport van gevaarlijke stoffen. Uit het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi), Besluit externe veiligheid transportroutes (Bevt) en Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) vloeit de verplichting voort om in ruimtelijke plannen in te gaan op de risico's in het plangebied ten gevolge van handelingen met gevaarlijke stoffen. De risico's dienen te worden beoordeeld op 2 maatstaven, te weten het plaatsgebonden risico en het groepsrisico.

Plaatsgebonden risico
Het plaatsgebonden risico (PR) beschrijft de kans per jaar dat een onbeschermd individu komt te overlijden door een ongeval met gevaarlijke stoffen. Het plaatsgebonden risico wordt uitgedrukt in risicocontouren rondom de risicobron (bedrijf, weg, spoorlijn etc.), waarbij de 10-6 contour (kans van 1 op 1 miljoen op overlijden) de maatgevende grenswaarde is.

Groepsrisico
Het groepsrisico (GR) beschrijft de kans dat een groep van 10 of meer personen gelijktijdig komt te overlijden ten gevolge van een ongeval met gevaarlijke stoffen. Het groepsrisico geeft een indicatie van de maatschappelijke ontwrichting in geval van een ramp. Het groepsrisico wordt uitgedrukt in een grafiek, waarin de kans op overlijden van een bepaalde groep (bijvoorbeeld 10, 100 of 1000 personen) wordt afgezet tegen de kans daarop. Voor het groepsrisico geldt de oriëntatiewaarde als ijkpunt in de verantwoording (géén norm).

Voor elke verandering van het groepsrisico (af- of toename) in het invloedsgebied moet verantwoording worden afgelegd, over de wijze waarop de toelaatbaarheid van deze verandering in de besluitvorming is betrokken. Samen met de hoogte van groepsrisico moeten andere kwalitatieve aspecten worden meegewogen in de beoordeling van het groepsrisico. Onder deze aspecten vallen zelfredzaamheid en bestrijdbaarheid. Onderdeel van deze verantwoording is overleg met (advies vragen aan) de regionale brandweer.

Beoordeling
De ontwikkeling betreft een functiewijziging waarbij één nieuwe woning wordt gebouwd aan Stationsstraat ongenummerd, ten oosten van nummer 21. Op basis van de risicokaart is een inventarisatie gemaakt van de risicobronnen in en rondom het plangebied, die een extern veiligheidsrisico kunnen veroorzaken. In de volgende figuur is een uitsnede opgenomen van de risicokaart.

afbeelding "i_NL.IMRO.1734.0250OOSTstations21-VSG1_0004.png"
Figuur 3: Uitsnede risicokaart (bron: http://nederland.risicokaart.nl/risicokaart.html, geraadpleegd op 6 december 2016)

De informatie van de risicokaart levert de volgende inzichten op.

Het plangebied ligt op ongeveer 850 meter van de rijksweg A15 en op ongeveer 1.100 meter van de Betuweroute en Container Uitwisselpunt Betuweroute (CUP). Deze bevinden zich allen ten noorden van het plangebied (niet zichtbaar op figuur 3). Op basis van de Regeling basisnet is vastgesteld dat de plaatsgebonden risicocontour 10-6 niet over het plangebied ligt van beide risicobronnen. Het invloedsgebied groepsrisico bedraagt 880 meter vanaf het hart van de weg en 4.000 meter vanaf het hart van de spoorbaan conform de 'Handleiding Risicoanalyse Transport'. Alleen het invloedsgebied van de Betuweroute ligt over het plangebied. Op basis van de risicokaart is vastgesteld dat plaatsgebonden risicocontour 10-6 van het CUP niet over het plangebied ligt. Het invloedsgebied groepsrisico ligt over het plangebied en bedraagt 3.000 meter.

Het plangebied ligt op ongeveer 190 meter van een tweetal hogedruk aardgasleidingen van de Nederlandse Gasunie NV. Op basis van de risicokaart is vastgesteld dat de plaatsgebonden risicocontour 10-6 niet over het plangebied ligt. Het invloedsgebied groepsrisico (540 meter voor beide buisleidingen, conform het 'Handboek buisleiding in bestemmingsplannen') ligt over het plangebied.

Tenslotte bevindt zich ruim 300 meter oostelijk van het plangebied een tankstation. De plaatsgebonden risicocontour 10-6 ligt ruimschoots buiten het plangebied. Het tankstation heeft een invloedsgebied van 150 meter. De nieuwe woning is dan ook ruimschoots buiten deze contour gerealiseerd.

Conclusie
Het plangebied ligt buiten de plaatsgebonden risicocontour 10-6 van een inrichting, hogedruk aardgasleiding en transportroute. De plaatsgebonden risicocontour van de diverse risicobronnen vormt geen belemmering voor realisatie van het plan.

Door de beoogde wijziging neemt het risico beperkt toe in het plangebied, rekening houdend met de aanwezige functies als een supermarkt (Lidl), tennisvereniging en een overdekte speeltuin Chimpie Champ. De wijzigingen hebben geen gevolgen voor de hoogte van het groepsrisico van de diverse risicobronnen. Geconcludeerd wordt dat het groepsrisico van de diverse risicobronnen geen belemmering vormt voor realisatie van onderhavig initiatief.

3.8 Kabels En Leidingen

Het verrichten van werkzaamheden in de nabijheid van hoogspanningsmasten en leidingen e.d. kan gevaar met zich meebrengen. Om dit gevaar zoveel mogelijk te beperken dient de leidingbeheerder aan te geven onder welke voorwaarden de werkzaamheden veilig plaats kunnen vinden.

Conclusie
In het plangebied zijn geen planologisch relevante kabels en/of leidingen aanwezig. Wel is ten oosten van het plangebied een nutsvoorziening aanwezig in de vorm van een transformatorruimte welke in eigendom is van Liander. Er is reeds overleg geweest en overeenstemming bereikt met deze partij over de inrichting van het gebied in relatie tot de aanwezigheid van de transformatorruimte. Er zijn dan ook geen belemmeringen aanwezig.

3.9 Waterparagraaf

Rijksbeleid
Nationaal waterplan
In december 2015 heeft het kabinet het Nationaal Waterplan vastgesteld. Dit plan geeft op hoofdlijnen aan welk beleid het Rijk in de periode 2016-2021 voert om te komen tot een duurzaam waterbeheer. Het Nationaal Waterplan richt zich op bescherming tegen overstromingen, beschikbaarheid van voldoende en schoon water, en diverse vormen van gebruik van water. Ook worden de maatregelen genoemd die hiertoe worden genomen.

Het Nationaal Waterplan is opgesteld op basis van de Waterwet, die met ingang van 22 december 2009 van kracht is. Op basis van de Wet ruimtelijke ordening heeft het Nationaal Waterplan voor de ruimtelijke aspecten de status van structuurvisie.

Provinciaal beleid
Provinciaal Waterplan
In het Waterplan Gelderland is het waterbeleid beschreven aan de hand van een aantal thema's, zoals landbouw, wateroverlast, watertekort, natte natuur, grondwaterbescherming en hoogwaterbescherming. Voor deze thema's is beschreven welke doelstellingen voor 2027 en 2015 er liggen. Daarbij is beschreven hoe wij voor de planperiode de uitvoering van acties zien om die doelstellingen te bereiken. Bij sommige thema's gelden aanvullende waterdoelstellingen voor specifieke waterhuishoudkundige functies.

In het kort zijn de belangrijkste doelstellingen voor de planperiode:

  • voor de 35 gebieden van de TOP-lijst is het Gewenste Grond- en Oppervlaktewater Regiem (GOOR) bestuurlijk vastgesteld en zijn de maatregelen voor herstel uitgevoerd;
  • de maatregelen voor herstel van de wateren van het hoogste ecologisch niveau (HEN-wateren) zijn uitgevoerd;
  • de natte ecologische verbindingszones zijn gerealiseerd, tenzij onvoldoende financiële middelen beschikbaar zijn;
  • wateroverlast vanuit het regionale watersysteem wordt voorkomen door inrichting van waterbergingsgebieden en verruiming van watergangen;
  • in het stedelijk gebied is urgente wateroverlast opgelost;
  • de zwemwateren voldoen als minimum aan de categorie aanvaardbaar;
  • toekomstvast hoogwaterbeleid.

Waterschap Rivierenland
Waterbeheerplan 2016-2021
Dit plan, vastgesteld op 27 november 2015, gaat over het waterbeheer in het hele rivierengebied en het omvat alle watertaken van het waterschap: waterkwantiteit, waterkwaliteit, waterkering en waterketen. In het Waterbeheerplan staat wat Waterschap Rivierenland de komende periode gaat doen om inwoners van het rivierengebied veiligheid en voldoende schoon en mooi water in sloten en plassen te kunnen blijven bieden. Het plan is in samenwerking met onder meer de gemeente Overbetuwe opgesteld.

Keur Waterschap Rivierenland 2014
Voor waterhuishoudkundige ingrepen is de 'Keur Waterschap Rivierenland 2014' van toepassing. De Keur is een waterschapsverordening die gebods- en verbodsbepalingen bevat met betrekking tot ingrepen, die consequenties hebben voor de waterhuishouding en het waterbeheer. Zo is het onder andere verboden om handelingen te verrichten waardoor het onderhoud, aanvoer, afvoer en/of berging van water kan worden belemmerd, zonder een ontheffing van het Waterschap. De wateren en waterkeringen waarop de keur van toepassing is zijn vastgelegd in de legger wateren.

Realisatie van nieuwe bebouwing en/of verhard oppervlak moet hydrologisch neutraal worden uitgevoerd. Bij het toevoegen van bebouwing of verharding geldt een compensatieplicht. Er geldt een eenmalige vrijstelling van de compensatieplicht wanneer minder verharding dan 500 m² in stedelijk gebied of minder dan 1.500 m² in landelijk gebied wordt toegevoegd.

Gemeente Overbetuwe
Waterplan Overbetuwe
In 2008 heeft de gemeente Overbetuwe in samenwerking met het Waterschap Rivierenland het Waterplan Overbetuwe vastgesteld. Het waterbeheerplan van het waterschap is recent geactualiseerd (zie hierboven), eveneens in samenwerking met onder meer de gemeente Overbetuwe. Beide plannen gelden echter naast elkaar.

In het Waterplan Overbetuwe wordt het beleidskader geschetst en worden concrete maatregelen voor het watersysteem uitgewerkt. Naast het waterplan wordt parallel een Gemeentelijk Rioleringsplan (GRP) opgesteld waarin de maatregelen voor de riolering (waterketen) worden uitgewerkt.
Met het opstellen van een waterplan wordt inzicht gegeven in de relevante wateropgaven voor de gemeente Overbetuwe, zoals:

  • wateroverlast, het zoeken van oplossingen om wateroverlast tegen te gaan;
  • waterkwaliteit, het onderzoeken van mogelijkheden voor het verbeteren van de waterkwaliteit;
    grondwater, het inventariseren van grondwateroverlast;
  • beleving van water, burgers betrekken bij water;
  • afspraken en taken van waterschap en gemeente.


In het waterplan is een RO-attentiekaart per kern opgenomen en een overzichtskaart van de gehele gemeente.

Watertoets
In de huidige situatie is geen bebouwing of verharding aanwezig in het plangebied, met uitzondering van de bestaande nutsvoorziening (Stationsstraat 21e) aan de oostkant van het plangebied. Binnen de bestemming 'Wonen' worden een vrijstaande woning en een vrijstaand bijgebouw gerealiseerd met een gezamenlijke oppervlakte van maximaal 247 m2 (oppervlakte bouwvlak en aanduiding 'bijgebouwen' gezamenlijk). Derhalve is er sprake van een toename aan verhard oppervlak in het plangebied. De toename blijft ruimschoots onder de drempel voor eenmalige vrijstelling van compensatieplicht (500 m2 voor het stedelijk gebied). De erftoegang (ca. 200 m²) wordt uitgevoerd met halfverharding. Aanvullende maatregelen zijn niet noodzakelijk. Bij de nieuwe woning dient hemelwater en vuilwater gescheiden te worden afgevoerd.

In het plangebied is ook oppervlaktewater aanwezig. Dit betreft de A-watergang Rietgraaf op de oostelijke perceels-/plangrens met een beschermingszone. De planontwikkeling voorziet in een waterhuishoudkundige verbetering ter plaatse van de A-watergang, door realisatie van een natuurlijke oever. Het initiatief heeft dan ook geen negatieve effecten op de watergang. De voorgenomen ingrepen rondom de A-watergang zijn reeds afgestemd met het Waterschap (eigenaar watergang) en Liander (eigenaar nutsvoorziening). Beide hebben hierop positief gereageerd.

Conclusie
Waterhuishoudkundig zijn er geen bezwaren of voorwaarden verbonden aan het plan. Het plan heeft geen negatieve effecten op de waterhuishouding.

3.10 Flora En Fauna

Natuurwetgeving
De bescherming van de natuur is in Nederland vastgelegd in respectievelijk de Natuurbeschermingswet 1998 en de Flora- en faunawet. Deze wetten vormen een uitwerking van de Europese Vogelrichtlijn en Habitatrichtlijn. Daarnaast vindt beleidsmatig gebiedsbescherming plaats door middel van de het Natuurnetwerk Nederland, dat op provinciaal niveau is uitgewerkt in de Omgevingsverordening Gelderland via het Gelders Natuurnetwerk en de Groene ontwikkelzones.

De Natuurbeschermingswet 1998 heeft betrekking op de Europees beschermde Natura 2000-gebieden en de Beschermde natuurmonumenten. Ruimtelijke ontwikkelingen die effecten hebben op de vastgestelde natuurwaarden van deze gebieden, zijn in beginsel niet toegestaan. Indien er een kans bestaat dat effecten zullen optreden, dienen deze vooraf in kaart gebracht en beoordeeld te worden.

De Flora- en faunawet (Ffw) heeft betrekking op alle in Nederland in het wild voorkomende zoogdieren, (trek) vogels, reptielen en amfibieën, op een aantal vissen, libellen en vlinders, op enkele bijzondere en min of meer zeldzame ongewervelde diersoorten (uit de groepen kevers, mieren, schelp- en schaaldieren) en op een honderdtal vaatplanten. Bij ruimtelijke ontwikkelingen hoeft echter alleen rekening gehouden te worden met de juridisch zwaarder beschermde soorten uit 'tabel 2' en 'tabel 3' van de Flora- en faunawet, en met vogels. Voor deze soorten moet een ontheffing worden aangevraagd wanneer een ruimtelijke ontwikkeling leidt tot schade aan de soort of verstoring van leefgebied. Voor soorten van 'tabel 3' en vogels geldt hierbij een strenger afwegingskader dan voor soorten van 'tabel 2'. Voor soorten van 'tabel 2' en vogels geldt bovendien dat een ontheffing niet nodig is wanneer gewerkt wordt conform een door LNV goedgekeurde gedragscode. Momenteel zijn echter nog geen algemeen toepasbare gedragscodes voorhanden.

Vanaf 1 januari 2017 is de nieuwe Wet natuurbescherming ingegaan. Deze wet vervangt drie wetten, namelijk de Natuurbeschermingswet 1998, Boswet en de Flora- en faunawet. Er treden verschuivingen op in de tabellen voor soortenbescherming. Sommige soorten worden beter beschermd, sommige soorten komen in een lager beschermingsregime of worden nieuw toegevoegd. De algemene zorgplicht blijft daarbij bestaan voor alle inheemse flora- en fauna. Vooralsnog wordt uitgegaan van de vigerende wetgeving welke opgesplitst is in de drie eerdergenoemde wetten.

Beoordeling gebiedsbescherming
Het plangebied valt buiten de invloedssfeer van de voor de Natuurbeschermingswet 1998 en Natuurnetwerk Nederland (NNN, voormalige Ecologische Hoofdstructuur) aangewezen gebieden. Het meest nabijgelegen Natura 2000-gebied Rijntakken bevindt zich op ca. 1,2 kilometer ten zuiden van het plangebied. Voorts is het plangebied niet gelegen in de nabijheid van het Gelders Natuurnetwerk en de Groene ontwikkelzones. Deze bevinden zich op minimaal 1 kilometer afstand van het plangebied. De onderhavige planontwikkeling is kleinschalig van aard, omdat slechts wordt voorzien in één woning ter plaatse van een perceel dat momenteel een sportbestemming heeft. Deze ontwikkeling heeft gezien haar aard en omvang en de beschreven afstanden tot beschermde natuurgebied geen negatieve effecten op deze gebieden.

Beoordeling soortenbescherming
Bij ruimtelijke planvorming en ingrepen is het verplicht om een toetsing aan de natuurwetgeving uit te voeren. De locatie is momenteel in gebruik als weiland en wordt regelmatig gemaaid. Naast gras bevinden zich geen heesters of bomen op het perceel ter plaatse van de toekomstige woning en het bijgebouw. Door het huidige gebruik zijn flora- en faunawaarden op het perceel uitgesloten. Zodoende kunnen geen negatieve effecten optreden voor mogelijke flora- en faunawaarden. Aan de westelijke en zuidelijke randen van het perceel zijn enkele oude en waardevolle bomen aanwezig. Deze worden behouden, wat in het inrichtingsplan is vastgelegd. Ook aan de oostkant van het plangebied, rondom het transformatorhuisje en ten noorden van het woonperceel zijn clusters met bomen aanwezig. Met uitzondering van ca. 5 te kappen bomen ten behoeve van de aanleg van een natuurvriendelijke oever, worden deze bomenclusters eveneens behouden. Nader flora- en faunaonderzoek wordt gezien het voorgaande niet noodzakelijk geacht.

Naast het voorgaande is van belang dat het onderhavige bestemmingsplan voorziet in de aanleg van een natuurvriendelijke oever aan de oostkant van het plangebied (A-watergang Rietgraaf). Dit wordt met een voorwaardelijke verplichting vastgelegd. Door de aanleg van de natuurvriendelijke oever, de aanleg van een hoogstam fruitboomgaard op het woonperceel en een bestemmingswijziging van 'Sport' naar 'Agrarisch' in het oostelijk deel van het plangebied, draagt het plan bij aan de ontwikkeling van natuurwaarden in het plangebied.

Conclusie
Wat betreft natuurwetgeving en beleid zijn er geen bezwaren verbonden aan het voorliggend plan. Het plan heeft geen negatieve effecten op bestaande natuurwaarden of beschermde soorten en draagt bij aan de ontwikkeling van ecologische en landschappelijke waarden in het plangebied.

3.11 Archeologische Waarden

Sinds de invoering van de Wet op de Archeologische Monumentenzorg (WAMZ) op 1 september 2007 is de verantwoordelijkheid ten aanzien van het bodemarchief gedecentraliseerd naar de gemeente. De provincie Gelderland blijft hierbij bestemmingsplannen (en afwijkingen hierop) toetsen op archeologie en cultuurhistorie, maar gaat er daarbij wel vanuit dat de gemeente zijn eigen taak naar behoren zelfstandig zal uitvoeren. De gemeente Overbetuwe heeft voor haar gemeentelijk grondgebied een erfgoedplan3 en een archeologische beleidsadvieskaart4 vervaardigd. Het erfgoedplan beoogt versterking van de plaats en betekenis van cultuurhistorie als factor in het ruimtelijk beleidsproces.

Beoordeling
In het plangebied geldt de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie'. Op basis van de archeologische beleidskaart is ter plaatse van het plangebied een hoge archeologische verwachtingswaarde aanwezig. Voor bodemingrepen groter dan 100 m² en dieper dan 30 cm -Mv dient in deze gebieden een archeologisch onderzoek te worden uitgevoerd. Een kleine zone aan de noordwestkant van het plangebied heeft een zeer hoge archeologische verwachtingswaarde, waarbij een onderzoeksplicht geldt voor bodemingrepen groter dan 50 m² en dieper dan 30 cm -Mv.

De woning en het bijgebouw worden gerealiseerd ter plaatse van de zone met een hoge archeologische verwachtingswaarde. De drempelwaarde voor archeologisch onderzoek (100 m²) zal worden overschreden. Er dient dan ook een archeologisch onderzoek te worden uitgevoerd voordat een omgevingsvergunning voor het bouwen wordt verleend. De hoge en zeer archeologische verwachtingswaarden zijn in dit bestemmingsplan doorvertaald middels het opnemen van de dubbelbestemmingen 'Waarde - Archeologische verwachting 1' en 'Waarde - Archeologische verwachting 2'. Op deze wijze is voldoende verzekerd dat er geen archeologische waarden worden aangetast en dat een onderzoek dient te worden uitgevoerd voorafgaand aan de realisatie van de woning.

Conclusie
Het aspect archeologie vormt op voorhand geen belemmering voor de ontwikkelingen in het plangebied. Op de verbeelding en in de regels zijn de dubbelbestemmingen 'Waarde - Archeologische verwachting 1' en 'Waarde - Archeologische verwachting 2' opgenomen ter waarborging van eventueel aanwezige archeologische waarden.

  1. 3. Erfgoedplan 'Een Sleutel tot de schatkist', ADC Heritage BV, d.d. 08-12-2004, rapportnummer H001
  2. 4. RAAP Archeologisch Adviesbureau, rapport 1074, gemeente Overbetuwe

Hoofdstuk 4 Planbeschrijving

4.1 Huidige Situatie

Het plangebied aan de Stationsstraat ongenummerd (ten oosten van nummer 21) te Oosterhout betreft een nagenoeg onbebouwd perceel dat momenteel in gebruik is als grasland. Aan de oostkant van het plangebied is een nutsvoorziening (transformatorruimte) aanwezig met beheerpad. Verder zijn binnen het plangebied enkele clusters bomen en bomenrijen aanwezig, waarvan enkele bomen als waardevol kunnen worden beschouwd. Het betreffen echter geen beschermde bomen.

Het perceel is gelegen aan de rand van de kern Oosterhout, op de grens met gemeente Nijmegen. Het achtergelegen gebied is een open agrarisch gebied met een aantal boomgroepen. In de directe omgeving bevinden zich onder andere woonpercelen, een overdekte speeltuin, tennispark, supermarkt en een monumentale boerderij met fitnessfunctie. Het plangebied behoort tot een gebied dat als uitloper van de bebouwde kom van Oosterhout kan worden gekenschetst. Kenmerkend is ook de overgang naar het agrarisch gebied ten zuidoosten van het plangebied. Dit gebied wordt gekenmerkt door grasland met verschillende boomgroepen en de watergang Rietgraaf. De Rietgraaf is ook gelegen in gemeente Nijmegen.

afbeelding "i_NL.IMRO.1734.0250OOSTstations21-VSG1_0005.png"
Afbeelding 4: Huidige situatie in en rondom het plangebied

4.2 Voorgenomen Ontwikkeling

De bouw- en gebruiksregels binnen de verschillende bestemmingen. Daarnaast zijn waar nodig afwijkingsbevoegdheden opgenomen, om het plan de benodigde flexibiliteit te geven.
De initiatiefnemer wil op het perceel ten oosten van Stationsstraat 21 een nieuwe vrijstaande woning realiseren. Onderhavig bestemmingsplan voorziet hierin. De realisatie van de woning wordt uit ruimtelijk, milieuhygiënisch oogpunt aanvaardbaar geacht onder een aantal randvoorwaarden. Ten behoeve van de ontwikkeling is een inrichtingsplan opgesteld, waarin de randvoorwaarden zijn beschreven en concreet zijn uitgewerkt. Een en ander wordt hierna beknopt beschreven. Centrale uitgangspunten zijn:

  • kleinschaliger maken van het landschap;
  • groene uitstraling en landelijke inrichting van de kavels (woon-, tuin- en agrarische kavels);
  • landelijke bescheiden bebouwing;
  • versterking landschappelijke en ecologische waarden;
  • voldoende afstand woning tot milieubelastende functies (parkeerterrein en speelhal): minimaal 30 meter.

Een en ander leidt tot de volgende perceelsopzet (zie afbeelding 5):

afbeelding "i_NL.IMRO.1734.0250OOSTstations21-VSG1_0006.png"
Afbeelding 5: Beoogde perceelsopzet en randvoorwaarden

Het plangebied krijgt een groene uitstraling, waarbij het zicht naar het achterliggend landschap op plekken behouden blijft. Daarnaast wordt de opvallende speelhal ten noordwesten van het plangebied ingepakt met groen (houtwal) om deze zo min mogelijk op te laten vallen. Bovendien blijven de boomgroepen behouden en komt er een brede strook langs de Rietgraaf welke bestemd is voor natuurvriendelijke oevers.

De woning en garage worden zo ontworpen en gepositioneerd dat de monumentale boerderij (Stationsstraat 21) de belangrijkste eye-catcher blijft in de omgeving. Zo wordt de woning enkele meters verder van de weg gerealiseerd dan dit monument en wordt de garage ten noordwesten van de woning aan de achterkant van het perceel gesitueerd. De woning heeft een landelijke maar bescheiden uitstraling. Daarmee wordt ook ingespeeld op de variatie in het lint Stationsstraat. De bebouwing aan dit lint is gevarieerd en geeft de straat een prettige, landelijke en kleinschalige uitstraling. De woning krijgt een maximale goothoogte van 3,5 meter, een maximale inhoud van 750 m3 en krijgt een oriëntatie op de Stationsstraat én de Rietgraaf. In de vrijstaande garage is parkeerruimte aanwezig, met halfharde erfverharding wordt naar deze garage een erftoegang gerealiseerd.

De rest van het kavel krijgt een stevige groenstructuur van hagen en bomen. Dit zorgt voor een landelijke en groene uitstraling. De bomen aan de Stationsstraat blijven behouden. Aan de westkant van de tuin wordt een hoogstamfruitboomgaard aangelegd. De ruimte tussen de Rietgraaf en de woning met garage wordt zoveel mogelijk open gehouden. De Rietgraaf zal over de volledige lengte vanaf de Stationsstraat tot aan de noordelijke perceelsgrens van de sportbestemming worden voorzien van een natuurvriendelijke oever. Daarmee worden de hydrologische en ecologische waarden van de watergang en oever versterkt. Hierna is het beoogde nieuwe profiel van de watergang en oevers weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.1734.0250OOSTstations21-VSG1_0007.png"
Afbeelding 6: Profiel van de te realiseren oevers en situering van het nieuwe beheerpad

De bomengroep rondom de transformatorruimte wordt zoveel mogelijk behouden. Door de aanleg van de natuurvriendelijke oever dient een nieuw beheerpad voor de watergang te worden aangelegd, dat tevens als toegang tot de transformatorruimte dient (zie ook afbeeldingen 6 en 7). Het beheerpad is niet als zodanig zichtbaar. Het is net als het omliggend terrein extensief gemaaid grasland en zal incidenteel gebruikt worden door het Waterschap om de Rietgraaf te kunnen onderhouden.

afbeelding "i_NL.IMRO.1734.0250OOSTstations21-VSG1_0008.png"
Afbeelding 7: Globaal inrichtingsplan Stationsstraat ongenummerd (ten oosten van nummer 21) (Bron: Rob Aben Landschapsarchitectuur)

In verband met de aanwezigheid van de binnenspeelhal en het bijbehorende parkeerterrein ten noordwesten van de woning, dient de woning op voldoende afstand van deze functies te worden gesitueerd. Er dient minimaal 30 meter afstand in acht genomen te worden (zie ook paragraaf 3.4). Bij de situering van het bouwvlak is hiermee rekening gehouden. In het plan is een milieuzone opgenomen van 30 meter rondom het bouwvlak, daar waar de bestemmingen 'Cultuur en ontspanning' en 'Sport' blijven gelden. Binnen deze milieuzone zijn milieubelastende functies zoals het parkeerterrein, evenementen, ondersteunende horeca en sport- en spelactiviteiten niet toegestaan. Gebruik en voorzieningen mogen wel ten dienste van deze functies staan. Op deze wijze wordt een aanvaardbaar woon- en leefklimaat ter plaatse van de woning gegarandeerd. Doordat de zone slechts een klein gedeelte van het perceel in de kinderspeelhal beslaat, buiten de aanwezige primaire functies, is geen sprake van onevenredige gebruiksbeperkingen voor deze locatie. Voorts dient rekening gehouden te worden met de vereiste landschappelijke inrichting/inpassing binnen dit gedeelte van het plangebied. Onder meer wordt voorzien in behoud en versterking van het bomencluster rondom de aanwezige paardenschuur om deze schuur en de speelhal zoveel mogelijk uit het zicht te houden.

4.3 Verkeer En Parkeren

Ten behoeve van de vrijstaande woning dienen op het eigen terrein voldoende parkeerplaatsen aanwezig te zijn. Hierbij dient te worden voldaan aan de Nota Parkeernormen Overbetuwe 2016. Dit is in de planregels opgenomen. Binnen het plangebied is voldoende ruimte voor de benodigde parkeerplaatsen aanwezig. Zowel in de garage als op de erftoegang kan worden geparkeerd.

De woning wordt ontsloten op de Stationsstraat via een nieuwe half verharde in-/uitrit. Verkeerskundig gezien bestaan daarvoor geen belemmeringen, gezien het overzichtelijke karakter van de Stationsstraat en de tussen het perceel en andere in/-uitritten resterende ruimte. De toename van het aantal verkeersbewegingen in de toekomstige situatie is zo gering, dat de Stationsstraat het verkeer zonder problemen kan verwerken.

Voor wat betreft parkeren en verkeersafwikkeling zijn er dan ook geen belemmeringen voor de voorgestane ontwikkeling aanwezig.

Hoofdstuk 5 Juridische Planopzet

5.1 Algemene Opzet

Inleiding
Dit hoofdstuk bevat de concrete vertaling van het beleidsgedeelte (voorafgaande hoofdstukken) in het juridisch gedeelte van het bestemmingsplan (de verbeelding en regels). Het bestemmingsplan 'Oosterhout, Stationsstraat ongenummerd (ten oosten van nr. 21)' bestaat uit de volgende onderdelen:

De toelichting
In de toelichting is de ontwikkeling verantwoord, zowel op basis van het beleid, als op basis van milieu-hygiënische aspecten, aangevuld met een toelichting op de juridische opzet.

De bestemmingsregels
De bouw- en gebruiksregels binnen de verschillende bestemmingen. Daarnaast zijn waar nodig afwijkingsbevoegdheden opgenomen, om het plan de benodigde flexibiliteit te geven.

De verbeelding
Op de verbeelding zijn de bestemmingen 'Agrarisch', Cultuur en ontspanning', 'Sport', 'Tuin', 'Water', 'Wonen', 'Waarde - Archeologische verwachting 1' en 'Waarde - Archeologische verwachting 2' opgenomen met de daarbij behorende aanduidingen. Waar nodig worden deze in paragraaf 5.2 nader toegelicht.

De opzet van het plan
Het bestemmingsplan is een juridisch plan, dat bindend is voor de burgers en voor de overheid. Qua systematiek is zoveel mogelijk aangesloten bij het vigerende bestemmingsplan 'Oosterhout', dat ook het meest recente komplan binnen de gemeente is. Vanwege de concreetheid van het initiatief en de milieuhygiënische en ruimtelijk-stedenbouwkundige voorwaarden en wensen, is gekozen voor een planvorm met een beperkte mate van flexibiliteit. Daar waar ruimtelijk relevant, zijn de randvoorwaarden in de regels en op de verbeelding doorvertaald.

Bouwplan
Indien een aanvraag om omgevingsvergunning ingediend wordt, zijn in eerste instantie de bestemming met bijhorende regels van belang. Als het nieuwe en het beoogde gebruik past binnen de toegekende bestemming dan kan de omgevingsvergunning worden verleend.

5.2 Toelichting Op De Verbeelding En Regels

Op de verbeelding zijn de bestemmingen onderscheiden. De bestemmingen zijn afgeleid uit het gebruik (de aanwezige functies). De bestemmingen vormen het zogenaamde casco van het plan, waarvan in beginsel niet mag worden afgeweken.

Agrarisch
Gebruik
Het oostelijke perceelsgedeelte, buiten de woonkavel en de watergang, krijgt de bestemming 'Agrarisch'. Gelet op het beoogde gebruik met een open perceelsinrichting wordt deze bestemming het meest passend geacht. De gronden met deze bestemming zijn bedoeld voor grondgebonden agrarische activiteiten, (boom)kwekerijen, tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen, extensieve dagrecreatie, groenvoorzieningen en de ontwikkeling en het behoud van landschappelijke en natuurwaarden. De bestaande nutsvoorziening past eveneens binnen deze bestemming.

Bouwen
Binnen deze bestemming zijn uitsluitend nutsvoorzieningen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde toegestaan ten behoeve van de bestemming toegestaan.

Cultuur en ontspanning en Sport
Gebruik
Met het oog op de vereiste minimale afstand van de woning tot de sport- en spelactiviteiten ten noordwesten van de woning (30 meter), is het gedeelte van deze bestemmingen dat binnen 30 meter van de woning, maar buiten de toekomstige woonkavel gelegen is, in het plangebied opgenomen. Deze gronden behouden hun huidige bestemming, maar het toegestane gebruik wordt beperkt. Hiertoe is een milieuzone (gebiedsaanduiding) opgenomen. Binnen deze zone zijn milieubelastende functies zoals een parkeerterrein, evenementen, ondersteunende horeca en sport- en spelactiviteiten zelf niet toegestaan. Gebruik en voorzieningen mogen wel ten dienste van deze functies staan. Op deze wijze wordt een aanvaardbaar woon- en leefklimaat ter plaatse van de woning gegarandeerd. Doordat de zone slechts een klein gedeelte van het perceel van de kinderspeelhal beslaat, buiten de aanwezige primaire functies en buiten het bouwvlak, is er geen sprake van onevenredige gebruiksbeperkingen voor deze locatie.

Bouwen
Er is geen bouwvlak opgenomen, waardoor de bouwmogelijkheden binnen deze bestemmingen in het plangebied zeer beperkt zijn. Uitsluitend nutsvoorzieningen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde toegestaan ten behoeve van de bestemming zijn toegestaan.

Tuin en Wonen
Gebruik
De woonkavel (ca. 2.000 m²) heeft de bestemmingen 'Wonen' en 'Tuin' gekregen. Het voorerf, dat loopt tot 3 meter achter de voorste bouwvlakgrens, alsmede de boomgaard aan de westkant van het perceel, zijn bestemd als 'Tuin'; de overige gronden van de woonkavel zijn bestemd als 'Wonen'. De gronden met de bestemming 'Tuin' zijn bestemd voor tuinen en parkeervoorzieningen bij de op de aangrenzende gronden gelegen hoofdgebouwen. De gronden met de bestemming 'Wonen' zijn primair bestemd voor wonen. Bij recht is een aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit toegestaan, indien aan de in de regels opgenomen voorwaarden wordt voldaan. Het gebruik van een deel van de woning en/of bijbehorende bouwwerken ten behoeve van de uitoefening van een publieksgerichte beroeps- of bedrijfsactiviteit aan huis kan uitsluitend op basis van een omgevingsvergunning mogelijk worden gemaakt.

In de gebruiksregels van de bestemming 'Wonen' is een parkeerregeling opgenomen. Voldaan moet worden aan de Nota Parkeernormen 2016 van de gemeente. Verder is voorwaardelijk verplichtend opgenomen dat de landschappelijke inpassing en natuurvriendelijke oever overeenkomstig de het inrichtingsplan gerealiseerd moeten worden.

Bouwen
Er is een bouwvlak op maat opgenomen voor de nieuwe woning conform het inrichtingsplan. Hierbij is een kleine flexibilieitsmarge opgenomen. De uiterste situering van de voorgevel is 2,5 meter achter de voorgevellijn van de monumentale bebouwing Stationsstraat 21. Het woningtype (vrijstaand) en de maximale goothoogte (3,5 meter) zijn op de verbeelding opgenomen. Bijbehorende bouwwerken zijn uitsluitend toegestaan binnen de bestemming 'Wonen' ter plaatse van de specifieke bouwaanduiding aan de noordkant van het perceel. Op deze wijze wordt een kleinschalig woonperceel met geclusterde bebouwing bereikt, hetgeen uit ruimtelijk-stedenbouwkundig oogpunt gewenste is.

Water
De A-watergang en de te realiseren natuurvriendelijke oever aan de oostkant van het plangebied hebben de bestemming 'Water' gekregen. Deze gronden zijn bestemd voor waterberging, waterhuishouding, waterlopen en waterpartijen, groenvoorzieningen; en kruisingen en overbruggingen ten behoeve van verkeersdoeleinden. Op deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd.

Waarde - Archeologische verwachting 1 en 2
In het plan zijn met het oog op de hoge tot zeer hoge archeologische verwachtingswaarden (zie paragraaf 3.11) twee dubbelbestemmingen opgenomen. Op basis van deze dubbelbestemmingen is archeologisch onderzoek nodig indien sprake is van bodemverstorende ingrepen groter dan 50 respectievelijk 100 m² en dieper dan 30 cm-Mv. Naast de betreffende dubbelbestemming hebben de betrokken gronden altijd nog een hoofdbestemming. De regels van de hoofdbestemming en de dubbelbestemming zijn dan beide van toepassing. Bij strijd tussen deze regels prevaleren de regels van de dubbelbestemming. De reden hiervoor is dat de belangen van de dubbelbestemming zwaarder wegen dan die van de hoofdbestemming.

Waterstaat - Beschermingszone watergang
De Rietgraaf, die aan de oostelijke plangrens is gelegen, is een A-watergang en heeft in het vigerende bestemmingsplan reeds een beschermingszone ten behoeve van het beheer en onderhoud van de watergang. Deze beschermingszone wordt in het onderhavige bestemmingsplan ook opgenomen middels de dubbelbestemming 'Waterstaat - Beschermingszone watergang'. De ligging wijzigt, vanwege het opnemen van de bestemming 'Water' ter plaatse van de watergang en de natuurvriendelijke oever. De gronden met deze dubbelbestemming zijn primair bestemd voor aanleg en onderhoud van een watergang.

Algemene regels
Anti-dubbeltelregel
Deze bepaling is opgenomen om te voorkomen dat, wanneer volgens een bestemmingsplan bepaalde gebouwen en bouwwerken niet meer dan een bepaald deel van een bouwperceel mogen beslaan, het opengebleven terrein nog eens meetelt bij het toestaan van een ander gebouw of bouwwerk, waaraan een soortgelijke eis wordt gesteld.

Algemene bouwregels
In dit artikel is een regeling met betrekking tot ondergronds bouwen opgenomen. Dit is uitsluitend toegestaan daar waar bovengronds gebouwen aanwezig danwel toegestaan en in maximaal één bouwlaag ondergronds.

Algemene gebruiksregels
Dit artikel bevat de vormen van gebruik, die in ieder geval strijdig zijn met de regels van het bestemmingsplan voor alle opgenomen bestemmingen.

Algemene afwijkingsregels
In dit artikel wordt een opsomming gegeven van de regels waarvan door middel van een omgevingsvergunning afgeweken kan worden van het bestemmingsplan. Het gaat hierbij om de bevoegdheid om door middel van een omgevingsvergunning af te kunnen wijken van de regels die gelden voor alle bestemmingen in het plan. De criteria, die bij toepassing van de afwijkingsbevoegdheid in acht moeten worden genomen, zijn aangegeven. Er zijn bevoegdheden opgenomen met betrekking tot de maatvoering, bouwgrenzen, ondergronds bouwen en evenementen.

Algemene wijzigingsregels
In dit artikel wordt een opsomming gegeven van de regels waarvan door middel van een wijzigingsplan afgeweken kan worden van het bestemmingsplan. Dit betreft kleine wijzigingen van de bestemmingsgrenzen.

Algemene procedureregels
Dit artikel beschrijft de procedure, die bij toepassing van een in het plan opgenomen afwijkings- of wijzigingsbevoegdheid, danwel het verlenen van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken moet worden gevolgd.

Overgangs- en slotregels
Overgangsrecht
Het voor alle bestemmingsplannen verplichte overgangsrecht is opgenomen. Bouwwerken welke op het moment van inwerkingtreding van het bestemmingsplan bestaan (of waarvoor een omgevingsvergunning voor het bouwen is aangevraagd) mogen blijven bestaan, ook al is er strijd met de bebouwingsregels. De overgangsbepaling houdt niet in dat het bestaand, illegaal opgerichte, bouwwerk legaal wordt, noch brengt het met zich mee dat voor een dergelijk bouwwerk alsnog een omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen kan worden verleend. Burgemeester en wethouders kunnen in beginsel dus nog gewoon gebruik maken van hun handhavingbevoegdheid. Het gebruik van de grond en opstallen, dat afwijkt van de regels op het moment van inwerkingtreding van het plan mag eveneens worden voortgezet.

Slotregel
Dit artikel geeft aan op welke manier de regels kunnen worden aangehaald.

Hoofdstuk 6 Financiële Toelichting

Kostenverhaal
Uitgangspunt voor de beoogde ontwikkelingen is dat deze voor de gemeente budgetneutraal worden ontwikkeld. Op grond van artikel 6.12 lid 1 Wet ruimtelijke ordening (Wro) is de gemeenteraad van Overbetuwe verplicht om, indien er sprake is van een bouwplan, de gemeentelijke kosten te verhalen.

De kosten worden verhaald middels een met de initiatiefnemer af te sluiten anterieure overeenkomst (exploitatieovereenkomst). Met de ontwikkelende eigenaar van de gronden die binnen het plangebied gelegen, wordt tevens een planschadeovereenkomst gesloten. In deze overeenkomst zijn afspraken gemaakt over het verhaal van kosten, dit is daarin op afdoende wijze vastgelegd.

Financiële haalbaarheid
De initiatiefnemer beschikt over voldoende middelen om de voorgestane ontwikkelingen te kunnen realiseren. Er zijn geen onvoorziene hoge kosten te verwachten. Ook is er geen sprake van onzekere financiële bijdragen van anderen. De financieel-economische haalbaarheid is hiermee in voldoende mate aangetoond.

Hoofdstuk 7 Overleg En Inspraak

7.1 Inleiding

De procedures voor vaststelling van een bestemmingsplan zijn door de wetgever geregeld. Aangegeven is dat tussen gemeente en verschillende instanties waar nodig overleg over het plan moet worden gevoerd alvorens een ontwerpplan ter visie gelegd kan worden. Bovendien kan het noodzakelijk zijn om belanghebbenden de gelegenheid te bieden om hun visie omtrent het plan te kunnen geven. Dit is afhankelijk van de inspraakverordening van de gemeente. Pas daarna kan de wettelijke procedure met betrekking tot vaststelling van het bestemmingsplan van start gaan.

7.2 Overleg

Artikel 3.1.1 van het besluit ruimtelijke ordening (Bro) geeft aan dat het bestuursorgaan dat belast is met de voorbereiding van een bestemmingsplan overleg pleegt met de besturen van betrokken gemeenten en waterschappen en met die diensten van provincie en Rijk die betrokken zijn bij de zorg voor de ruimtelijke ordening of belast zijn met de behartiging van belangen welke in het plan in het geding zijn. Gezien de geringe omvang en impact van de voorgenomen ontwikkelingen heeft vooroverleg niet plaatsgevonden.

7.3 Vaststellingsprocedure

De vaststellingsprocedure van het bestemmingsplan heeft plaatsgevonden volgens artikel 3.8 van de Wet ruimtelijke ordening. Het bestemmingsplan is in dit kader ter visie gelegd gedurende een periode van zes weken met ingang van 26 januari 2017. Gedurende deze periode kon een ieder zijn zienswijzen kenbaar maken tegen het plan. Binnen de periode is één zienswijze ingediend. Deze is samengevat en van een reactie voorzien in het als bijlage toegevoegde Rapport zienswijzen (Bijlage 3). De zienswijze leidt niet tot aanpassing van het ontwerpbestemmingsplan.

Het bestemmingsplan is op 16 mei 2017 ongewijzigd vastgesteld door de gemeenteraad van Overbetuwe.

7.4 Beroep

Na vaststelling wordt het bestemmingsplan voor de tweede maal zes weken ter visie gelegd. Gedurende deze periode kunnen belanghebbenden tegen het vaststellingsbesluit beroep instellen bij de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State. Indien geen beroep wordt ingesteld, is het plan na deze beroepstermijn onherroepelijk en treedt het plan in werking.

Bijlage 1 Inrichtingsplan

Bijlage 1 Inrichtingsplan

Bijlage 2 Nota Parkeernormen Overbetuwe 2016

Bijlage 2 Nota parkeernormen Overbetuwe 2016

Bijlage 1 Inrichtingsplan

Bijlage 1 Inrichtingsplan

Bijlage 2 Akoestisch Onderzoek

Bijlage 2 Akoestisch onderzoek

Bijlage 3 Nota Van Zienswijzen

Bijlage 3 Nota van zienswijzen