KadastraleKaart.com

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
Artikel 2 Wijze Van Meten
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Agrarisch
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 4 Anti-dubbeltelregel
Artikel 5 Algemene Bouwregels
Artikel 6 Algemene Gebruiksregels
Artikel 7 Algemene Aanduidingsregels
Artikel 8 Algemene Afwijkingsregels
Artikel 9 Algemene Wijzigingsregels
Artikel 10 Algemene Procedureregels
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 11 Overgangsrecht
Artikel 12 Slotregel
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding
1.2 Ligging Plangebied
1.3 Vigerend Bestemmingsplan
1.4 Leeswijzer
Hoofdstuk 2 Beleidskader
2.1 Rijksbeleid
2.2 Provinciaal En Regionaal Beleid
2.3 Gemeentelijk Beleid
Hoofdstuk 3 Milieu- En Omgevingsaspecten
3.1 Vormvrije M.e.r.-beoordeling
3.2 Geluid
3.3 Luchtkwaliteit
3.4 Bedrijven En Milieuzonering
3.5 Geurhinder
3.6 Bodem
3.7 Externe Veiligheid
3.8 Kabels En Leidingen
3.9 Waterparagraaf
3.10 Flora En Fauna
3.11 Archeologische Waarden
Hoofdstuk 4 Planbeschrijving
4.1 Huidige Situatie
4.2 Voorgenomen Ontwikkeling
4.3 Verkeer En Parkeren
Hoofdstuk 5 Juridische Planopzet
5.1 Algemene Opzet
5.2 Toelichting Op De Verbeelding En Regels
Hoofdstuk 6 Financiële Toelichting
Hoofdstuk 7 Overleg En Inspraak
7.1 Inleiding
7.2 Overleg
7.3 Vaststellingsprocedure
7.4 Beroep
Bijlage 1 Inrichtingsplan
Bijlage 2 Deelgebieden Landschappelijke Inpassing
Bijlage 1 Toelichting Inrichtingsplan
Bijlage 2 Quickscan Flora En Fauna
Bijlage 3 Archeologisch Onderzoek
Bijlage 4 Rapport Zienswijzen En Ambtshalve Wijzigingen

Buitengebied, Boterhoeksestraat 54, Heteren

Bestemmingsplan - Gemeente Overbetuwe

Vastgesteld op 24-10-2017 - geheel onherroepelijk in werking

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels

Artikel 1 Begrippen

In deze regels wordt verstaan onder:

1.1 Plan

Het bestemmingsplan 'Buitengebied, Boterhoeksestraat 54, Heteren' met identificatienummer NL.IMRO.1734.0265BUITboterstr54-VSG1 van de gemeente Overbetuwe.

1.2 Bestemmingsplan

De geometrisch bepaalde objecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen.

1.3 Aan- en uitbouw

Een aan een hoofdgebouw gebouwde ruimte, die daaraan ruimtelijk (door zijn constructie of afmetingen) ondergeschikt is - maximaal bestaande uit één bouwlaag al dan niet met kap - met dien verstande dat een aanbouw een zelfstandige ruimte is en een uitbouw een uitbreiding van een reeds bestaande ruimte van het hoofdgebouw is.

1.4 Aanduiding

Een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.5 Aanduidingsgrens

Grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

1.6 Aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit

Een beroeps- of bedrijfsactiviteit, waarvan de activiteiten niet specifiek publiekgericht zijn, en dat op kleine schaal in een woning en/of de daarbij behorende bijgebouwen wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en de desbetreffende activiteit een ruimtelijke uitstraling heeft die in overeenstemming is met de woonfunctie ter plaatse.

1.7 Afwijken van de bouwregels en/of van de gebruiksregels

Een afwijking als bedoeld in artikel 3.6, eerste lid, onder c van de Wet ruimtelijke ordening juncto artikel 2.12, onder 1, onder a, onder 1 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.

1.8 Agrarisch bedrijf

Een bedrijf, dat is gericht op het bedrijfsmatig voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen en/of het houden, fokken en/of africhten van dieren, inclusief pensionstallen als ondergeschikte nevenactiviteit.

1.9 Bebouwing

Eén of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

1.10 Bed & breakfast

Een kleinschalige overnachtingaccommodatie gericht op het bieden van de mogelijkheid tot een toeristisch en kortdurend verblijf in de bestaande bebouwing in combinatie met het serveren van ontbijt.

1.11 Bedrijf

Een inrichting of instelling gericht op het bedrijfsmatig voortbrengen, vervaardigen, bewerken, opslaan, installeren en/of herstellen van goederen dan wel het bedrijfsmatig verlenen van diensten, aan huis verbonden beroepen daaronder niet begrepen.

1.12 Bedrijfswoning

Eén woning in of bij een gebouw of op een terrein, bedoeld voor (het huishouden van) een persoon, die ter plaatse een al dan niet volwaardig agrarisch bedrijf exploiteert.

1.13 Bestaand

  1. a. bij bouwwerken: een bouwwerk dat op het moment van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan bestaat en is gebouwd krachtens een onherroepelijke omgevingsvergunning voor het bouwen, of wordt gebouwd, dan wel nadien kan worden gebouwd krachtens een onherroepelijke omgevingsvergunning voor het bouwen, waarvoor de aanvraag vóór het tijdstip van terinzagelegging is ingediend;
  2. b. bij gebruik: het gebruik dat op het moment van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan bestaat en in overeenstemming is met het voorheen geldende planologische regime.

1.14 Bestemmingsgrens

De grens van een bestemmingsvlak.

1.15 Bestemmingsvlak

Een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.16 Bijgebouw

Een niet aan een hoofdgebouw verbonden gebouw, dat door zijn vorm, functie, situering en/of afmetingen ondergeschikt is aan dat op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw.

1.17 Bouwen

Het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.

1.18 Bouwgrens

De grens van een bouwvlak.

1.19 Bouwperceel

Een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

1.20 Bouwperceelsgrens

De grens van een bouwperceel.

1.21 Bouwvlak

Een geometrisch bepaald vlak, waarmee de gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten.

1.22 Bouwwerk

Elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct, hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.

1.23 Detailhandel

Het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit. Horeca-activiteiten en detailhandel in volumineuze goederen zijn hieronder niet begrepen.

1.24 Erf

Het gedeelte van een bouwperceel gelegen buiten het, binnen het bouwperceel gelegen, bouwvlak.

1.25 Extensieve dagrecreatie

Recreatief medegebruik van gronden zoals wandelen, paardrijden, fietsen, varen, zwemmen en vissen, waarbij de recreatie geen specifiek beslag legt op de ruimte.

1.26 Gebouw

Elk bouwwerk, dat voor een mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden (twee of meer wanden die tot de constructie behoren) omsloten ruimte vormt.

1.27 Gebruiken

Gebruiken, het doen gebruiken, laten gebruiken en in gebruik geven.

1.28 Grondgebonden agrarisch bedrijf

Een agrarisch bedrijf waarvan de bedrijfsvoering volledig of nagenoeg volledig is gericht op het gebruik maken van grond als productiemiddel.

1.29 Hobbymatig agrarisch grondgebruik

Het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen en/of door middel van het houden van dieren op niet bedrijfsmatige wijze. Onder hobbymatig agrarisch gebruik wordt niet verstaan een volkstuin.

1.30 Hoofdgebouw

Een gedeelte van een gebouw, inclusief aan- en uitbouwen, datdoor zijn situering en/of afmetingen als belangrijkste bouwwerk op een bouwperceel is aan te merken.

1.31 Huishouden

Een persoon die of groep personen die gezamenlijk, onbestendig voor onbepaalde tijd, een huishouding voert.

1.32 Inrichtingsplan

Een plan bij realisering van nieuwe bouw- en/of gebruiksmogelijkheden waarin de ruimtelijke (waaronder landschappelijke) inpassing hiervan in de bestaande situatie wordt beschreven.

1.33 Inwoning

Twee huishoudens die, in afwijking van het begrip woning, één woning bewonen met gemeenschappelijk gebruik van één of meerdere voorzieningen of (verblijfs)ruimten van die woning en waarbij de woning één hoofdtoegang behoudt en de voorzieningen c.q. (verblijfs)ruimten onderling vrij toegankelijk zijn.

1.34 Kelder

Een overdekte, met wanden omsloten, voor mensen toegankelijke ruimte, beneden of tot ten hoogste 0,50 meter boven de kruin van de weg, waaraan het bouwperceel is gelegen.

1.35 Medegebruik

Gebruik dat niet direct gerelateerd is aan de bestemming, maar dat krachtens de regels tevens is toegestaan op de betrokken gronden.

1.36 Nevenactiviteit

Een activiteit ondergeschikt aan de hoofdactiviteit in zowel omvang (m²), omzet als de effecten op het woon- en leefklimaat.

1.37 Normaal onderhoud, gebruik en beheer

Werkzaamheden die ter plaatse regelmatig terugkeren, teneinde tot een goed beheer van de gronden te komen; hieronder vallen niet de incidentele ingrepen in bijvoorbeeld de cultuurtechnische situatie of werkzaamheden die een onherstelbare aantasting betekenen van de aan een gebied toegekende waarde.

1.38 Nutsvoorziening

Voorziening ten behoeve van algemeen nut in ruime zin zoals: voorzieningen/installaties ten behoeve van gas, water en elektriciteit, signaalverdeling, telecommunicatieverkeer, waterzuivering, waterbeheersing, waterhuishouding, vuil- en afvalverwerking, compostering, wijkverwarming, milieuvoorzieningen e.d.

1.39 Ondergeschikte bouwdelen

Bouwdelen van beperkte afmetingen, die buiten het gebouw uitsteken, zoals schoorstenen, windvanen, dakoverstekken, balkons en liftschachten.

1.40 Ondergronds

Onder peil.

1.41 Open teeltondersteunende voorzieningen

Teeltondersteunende voorzieningen welke niet voorzien zijn van voor- en/of zijwanden, met uitzondering van vogelgaas, en enkel bestaan uit een overkapping, zoals schaduw- en hagelnetten.

1.42 Paardenbak

Een omheind terrein waarvan de natuurlijke bovenlaag is vervangen door zand of ander doorlatend materiaal ten behoeve van het africhten, trainen en berijden van paarden en pony's en het anderszins beoefenen van de paardensport.

1.43 Paardenfokkerij

Een agrarisch bedrijf, gericht op het fokken en africhten van paarden, zoals hengstenstations, opfokbedrijven en paarden- en ponyfokbedrijven.

1.44 Peil

  1. a. voor gebouwen, waarvan de hoofdtoegang aan een weg grenst, mits het gebouw op een afstand van niet meer dan 20 m van die weg is gelegen: 35 cm boven de kruin van die weg ter plaatse van de hoofdtoegang;
  2. b. voor overige bouwwerken: de gemiddelde bouwhoogte van het aansluitend terrein.

1.45 Prostitutie

Het zich tegen vergoeding beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander.

1.46 Publiekgerichte beroeps- of bedrijfsactiviteit aan huis

Een publieksgerichte beroeps- of bedrijfsactiviteit, waarvan de activiteiten in hoofdzaak publieksaantrekkend zijn en waarvan de omvang en uitstraling zodanig is, dat de activiteit past binnen de desbetreffende woonomgeving en derhalve in een woning en/of de daarbij behorende bijgebouwen, met behoud van de woonfunctie, kan worden toegestaan.

1.47 Recreatiewoning

Een (deel van een) gebouw dat naar de aard en inrichting uitsluitend is bedoeld voor niet permanente bewoning die plaatsvindt in het kader van de weekend- en of verblijfsrecreatie, niet zijnde een chalet.

1.48 Seksinrichting

Een voor publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in omvang als zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder seksinrichting wordt in elk geval verstaan: een (raam)prostitutiebedrijf, een seksbioscoop, een seksautomatenhal, een sekstheater, een parenclub of een erotische massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar.

1.49 Teeltondersteunende voorzieningen

Voorzieningen, anders dan een kas, die door grondgebonden agrarische bedrijven toegepast worden om de teelt van fruit, bomen, groente of potplanten te bevorderen en te beschermen, daaronder begrepen pot- container- en gootteelt.

1.50 Tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen

teeltondersteunende voorzieningen welke buiten het teeltseizoen niet aanwezig zijn, met dien verstande dat de voorzieningen maximaal 7 maanden aanwezig mogen zijn;

1.51 Uitvoeren

Uitvoeren, het doen uitvoeren, laten uitvoeren en in uitvoering geven.

1.52 Volwaardig agrarisch bedrijf

Een agrarisch bedrijf dat de arbeidsomvang heeft van tenminste één volledige arbeidskracht met een daarbij passende arbeidsomvang en een daaruit te verwachten redelijk inkomen.

1.53 Voorgevel

De naar de weg en/of fiets- en voetpad gekeerde gevel van een gebouw of, indien het een gebouw betreft met meer dan één naar de weg gekeerde gevel, de gevel die kennelijk als zodanig dient te worden aangemerkt.

1.54 Voorgevelrooilijn

De bouwgrens, waarop de voorgevels van het hoofdgebouw zijn georiënteerd, alsmede het verlengde daarvan.

1.55 Waardevol landschap

Een gebied met bijzondere landschappelijke en cultuurhistorische kwaliteiten.

1.56 Waterhuishoudkundige voorzieningen

Waterhuishoudkundige voorzieningen zijn voorzieningen die nodig zijn ten behoeve van een goede wateraanvoer, waterafvoer, waterberging en waterkwaliteit.

1.57 Woning

Een complex van ruimten inclusief aan- en uitbouwen, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden.

Artikel 2 Wijze Van Meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 De goothoogte van een bouwwerk

Vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel, met uitzondering van de goot van dakkapellen tot een breedte van maximaal 50% van het dakvlak en wolfseinden.

2.2 De inhoud van een bouwwerk

Tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

2.3 De bouwhoogte van een bouwwerk

Vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van onderschikte bouwdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

2.4 De oppervlakte van een bouwwerk

Tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

2.5 Ondergeschikte bouwdelen

Bij toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwonderdelen, als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, liftschachten, gevel- en kroonlijsten, luifels, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van bouwgrenzen niet meer dan 1,5 meter bedraagt.

2.6 Hart van de lijn

Bij toepassing van deze regels wordt gemeten tot of vanuit het hart van een lijn op de kaart en op schaal waarin het plan is vastgesteld.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Agrarisch

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Agrarisch' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. de uitoefening van grondgebonden agrarische activiteiten ten behoeve van een grondgebonden agrarisch bedrijf;
  2. b. een paardenfokkerij, al dan niet geëxploiteerd als volwaardig agrarisch bedrijf;
  3. c. hobbymatig agrarisch grondgebruik;
  4. d. wonen in een bedrijfswoning, waarbij inwoning is toegestaan;
  5. e. aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit bij de bedrijfswoning, met dien verstande dat:
    1. 1. maximaal 40% van het vloeroppervlak van de bedrijfswoning, tot maximaal 75 m² mag worden gebruikt voor de activiteit;
    2. 2. degene die de activiteit in de bedrijfswoning, inclusief bijbehorende bouwwerken, uitoefent tevens de bewoner van de bedrijfswoning is;
    3. 3. de activiteit qua aard en omvang past in de omgeving;
    4. 4. er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de verkeers- en parkeersituatie ter plaatse;
    5. 5. er geen detailhandel anders dan de verkoop van lokaal of streekeigen geproduceerde agrarische producten mag plaatsvinden;
  6. f. tijdelijke lage teeltondersteunende voorzieningen;
  7. g. tijdelijke hoge open teeltondersteunende voorzieningen;
  8. h. extensieve dagrecreatie met bijbehorende wegen en paden;
  9. i. groenvoorzieningen;
  10. j. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  11. k. nutsvoorzieningen;
  12. l. de bestaande in- en uitritten;

met daarbij behorende voorzieningen.

3.2 Bouwregels

Hoofdstuk 3 Algemene Regels

Artikel 4 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 5 Algemene Bouwregels

5.1 Ondergronds bouwen

Ondergrondse gebouwen (kelders) zijn uitsluitend toegestaan, daar waar bovengronds gebouwen aanwezig danwel toegestaan zijn overeenkomstig dit bestemmingsplan, met dien verstande dat in geaccidenteerd terrein de ondergrondse bebouwing de bovengrondse bebouwing met een (horizontale) diepte van 3 meter mag overschrijden. Ondergrondse gebouwen zijn uitsluitend toegestaan in één laag ondergronds.

Artikel 6 Algemene Gebruiksregels

6.1 Strijdig gebruik

Onder een met het bestemmingsplan strijdig gebruik wordt in elk geval verstaan:

  1. a. een gebruik van gronden als stort- en/of opslagplaats van grond en/of afval, met uitzondering van een zodanig gebruik voor het normale op de bestemming gerichte gebruik en onderhoud;
  2. b. een gebruik van gronden als stalling- en/of opslagplaats van één of meer aan het gebruik onttrokken machines, voer-, vaar- of vliegtuigen, met uitzondering van een zodanig gebruik voor het normale op de bestemming gerichte gebruik en onderhoud;
  3. c. een gebruik van gronden en bouwwerken voor een seksinrichting dan wel ten behoeve van prostitutie.

Artikel 7 Algemene Aanduidingsregels

7.1 Overige zone - waardevol landschap

Artikel 8 Algemene Afwijkingsregels

8.1 Maatvoering

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in het plan voor het afwijken van de voorgeschreven goothoogte, (bouw)hoogte, oppervlakte, inhoud en afstand van bouwwerken, dan wel een voorgeschreven bebouwingspercentage, eventueel met overschrijding van de bouwgrenzen, mits de afwijking niet meer bedraagt dan 10% van de in deze regels voorgeschreven afmetingen en afstanden.

8.2 Bouwgrenzen

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in het plan om bij de uitvoering van het plan af te wijken van bouwgrenzen en overige aanduidingsgrenzen in het horizontale vlak op de verbeelding, indien en voor zover afwijking noodzakelijk is in verband met de uitmeting van het terrein en er geen dringende reden zijn die zich tegen de afwijking verzetten, mits de afwijking ten opzichte van hetgeen op de verbeelding is aangegeven niet meer dan 2,5 meter bedraagt.

8.3 Ondergronds bouwen

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 5.1, teneinde ondergrondse gebouwen toe te staan daar waar bovengronds geen gebouwen zijn toegestaan, mits wordt voldaan aan de volgende regels:

  1. a. de bebouwde oppervlakte van de ondergrondse gebouwen bedraagt niet meer dan 25 m², in afwijking van het bepaalde artikel 2, de oppervlakte van de vloer gemeten, inclusief muren;
  2. b. het woon- en leefmilieu van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast; dit betekent in ieder geval dat de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende percelen niet onevenredig mogen worden beperkt;
  3. c. de afwijking leidt niet tot een onevenredige aantasting van de stedenbouwkundige kwaliteit van de omgeving.

Artikel 9 Algemene Wijzigingsregels

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de in het plan opgenomen bestemmingen te wijzigen ten behoeve van overschrijding van bestemmingsgrenzen, voor zover dit van belang is voor een technisch betere realisering van bestemmingen of bouwwerken dan wel voor zover dit noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein. De overschrijding mag echter niet meer bedragen dan 2,5 meter en het bestemmingsvlak mag met niet meer dan 10% worden vergroot.

Artikel 10 Algemene Procedureregels

10.1 Afwijken

Bij een afwijking van het bestemmingsplan, die onderdeel uitmaakt van dit plan, is op de voorbereiding van het besluit de procedure als bedoeld in artikel 3.9 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht van toepassing.

10.2 Wijzigingsbevoegdheid

Bij toepassing van een wijzigingsbevoegdheid, die onderdeel uitmaakt van dit plan, is op de voorbereiding van het besluit de procedure als bedoeld in de afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht, van toepassing.

Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels

Artikel 11 Overgangsrecht

11.1 Overgangsrecht bouwwerken

  1. a. Een bouwwerk, dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, danwel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    1. 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    2. 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  2. b. Het bevoegd gezag kan eenmalig een omgevingsvergunning verlenen van het bepaalde onder a voor het vergroten van de inhoud van het bouwwerk als bedoeld in het bepaalde onder a met maximaal 10%.
  3. c. Het bepaalde onder a is niet van toepassing op bouwwerken, die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

11.2 Overgangsrecht gebruik

  1. a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  2. b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het bepaalde in sub a te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  3. c. Indien het gebruik, bedoeld in het bepaalde onder a, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  4. d. Het bepaalde onder a is niet van toepassing op het gebruik, dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 12 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan 'Buitengebied, Boterhoeksestraat 54, Heteren'.

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

Op het perceel Boterhoeksestraat 54 te Heteren in het buitengebied van Overbetuwe is een woning aanwezig als aanbouw bij een schuur, die nimmer is vergund of als wonen is bestemd. De locatie heeft momenteel een agrarische bedrijfsbestemming. De eigenaar van het perceel wil de bestaande situatie legaliseren en heeft daartoe een verzoek bij de gemeente ingediend. Naast wonen, willen de initiatiefnemers ook een kleinschalige paardenfokkerij ontplooien met in eerste instantie ca. 6 volwassen paarden. De bedoeling is dat op middellange termijn van een volwaardige, bedrijfsmatige exploitatie van de paardenfokkerij sprake zal zijn. In eerste instantie is het gebruik echter kleinschalig.

De initiatiefnemers willen daarnaast het terrein de komende jaren op een aantal punten aanpassen en de uitstraling van het perceel verfraaien. Het betreft de volgende wijzigingen:

  • sloop van de huidige schuur met aangebouwde woning en herbouw van een nieuwe woning met stal aan de achterkant (streekeigen boerderij) ca. 22 meter westelijk van de huidige woning;
  • sloop van de kas aan de oostkant van het perceel (ca. 18x18 meter);
  • bouw van een nieuwe loods (ca. 16x16 meter) achter de woning met stal, te gebruiken als onder meer opslag van hooi en stro, tractorberging, werkplaats, etc.;
  • realiseren van een nieuwe paardenbak van ca. 20x60 meter;
  • realiseren van een overdekte stapmolen/longeercirkel (diameter ca. 18 meter) aan de oostkant van het perceel.

Alle beschreven ontwikkelingen worden voorzien binnen de komende 10 jaar.

De gemeente heeft besloten om in principe en onder voorwaarden medewerking aan het verzoek van de initiatiefnemers te verlenen. Om het verzoek mogelijk te maken is een herziening van het bestemmingsplan noodzakelijk. Dit bestemmingsplan 'Buitengebied, Boterhoeksestraat 54, Heteren' voorziet in het planologisch-juridisch kader om de gewenste wijzigingen mogelijk te maken.

1.2 Ligging Plangebied

Het plangebied ligt in het buitengebied van de gemeente Overbetuwe nabij de kern Heteren, die ca. 300 meter ten oosten van het plangebied ligt (zie afbeelding 1). In de directe omgeving van het plangebied zijn voornamelijk agrarische gronden aanwezig, maar ook een aantal verspreid liggende woningen, waaronder Boterhoeksestraat 52 direct ten zuiden van het plangebied. Verder zijn er enkele niet-agrarische bedrijfslocaties in de omgeving aanwezig. Ca. 250 meter ten noorden van het plangebied liggen de uiterwaarden van de Nederrijn.

afbeelding "i_NL.IMRO.1734.0265BUITboterstr54-VSG1_0001.png"
Afbeelding 1: Ligging van het plangebied met rechts de kern Heteren en boven de (uiterwaarden van) de Nederrijn (Bron: Bing Maps)

Het plangebied Boterhoeksestraat 54 zelf betreft een agrarisch perceel met (1.) een schuur van ca. 360 m², (2.) een aangebouwde woning, (3.) een kas van 324 m² en (4.) een paardenbak. Zie afbeelding 2, waarvan de nummering correspondeert met de voorgaande opsomming. De woning en overige bebouwing zijn toegankelijk via een verharde oprit, die in het zuidwesten van het plangebied naar de Boterhoeksestraat loopt. Aan de oostkant van het perceel, rondom de schuur en woning, is erfverharding aanwezig. De onbebouwde gronden zijn in gebruik als tuin rondom de woning en als weiland. Aan de randen van het perceel zijn enkele bomenrijen aanwezig. Op de noordelijke perceelsgrens is een sloot aanwezig.

Het plangebied heeft een oppervlakte van ongeveer 1,35 ha.

afbeelding "i_NL.IMRO.1734.0265BUITboterstr54-VSG1_0002.png"
Afbeelding 2: huidige situatie in het plangebied (bron: Bing Maps)

1.3 Vigerend Bestemmingsplan

In het plangebied geldt momenteel het bestemmingsplan 'Buitengebied Overbetuwe', vastgesteld op 5 maart 2013. Het hele plangebied heeft de bestemming 'Agrarisch', met een bouwvlak dat een groot deel van het perceel beslaat en ruimer gelegd is dan de feitelijk aanwezige bebouwing. In het gehele plangebied is tevens de gebiedsaanduiding 'waardevol landschap' opgenomen. Ten slotte gelden de dubbelbestemmingen 'Waarde - Archeologische verwachting 2' (grootste deel van het plangebied) en 'Waarde - Archeologische verwachting 3' (ter plaatse van het zuidelijk deel van de oprit). In afbeelding 3 is een uitsnede van de verbeelding bij het vigerende bestemmingsplan opgenomen.

afbeelding "i_NL.IMRO.1734.0265BUITboterstr54-VSG1_0003.png"
Afbeelding 3: Uitsnede vigerend bestemmingsplan 'Buitengebied Overbetuwe' (Bron: www.ruimtelijkeplannen.nl)


Op basis van het vigerende bestemmingsplan is het gebruik van het perceel als woning bij een kleinschalig agrarisch gebruik niet mogelijk. Het vigerende bestemmingsplan laat een bedrijfswoning of reguliere woning in het plangebied niet toe. De huidige situatie is daarmee in strijd met het vigerende bestemmingsplan. Derhalve is een bestemmingsplanherziening noodzakelijk. Bij deze bestemmingsplanherziening wordt rekening gehouden met de door initiatiefnemers beoogde en te verwachten wijzigingen op het perceel binnen de planperiode (10 jaar). Daarbij gaat om de (gefaseerde) realisatie van een nieuwe paardenbak, een overdekte stapmolen en een loods en stal. Waar in eerste instantie sprake is van een kleinschalige paardenfokkerij (geen volwaardig agrarisch bedrijf), is de verwachting dat binnen de planperiode sprake zal zijn van een volwaardig agrarisch bedrijf en de woning dan als bedrijfswoning in de zin van het bestemmingsplan 'Buitengebied Overbetuwe' kan worden aangemerkt. Deze ontwikkelingen dienen bij de onderhavige bestemmingsplanherziening te worden vastgelegd en verantwoord. Dit betekent dat de agrarische bedrijfsbestemming gehandhaafd blijft, maar dat specifieke regels voor het beoogde gebruik en de beoogde bebouwing nodig zijn. In dit bestemmingsplan wordt dan ook maatwerk geleverd en is een bedrijfswoning ook toegestaan bij een niet-volwaardig agrarisch bedrijf.

1.4 Leeswijzer

Allereerst wordt in hoofdstuk 2 ingegaan op het beleid dat van toepassing is op de ontwikkelingen in het plangebied. Daarna worden in hoofdstuk 3 de milieu- en omgevingsaspecten beschreven die van toepassing zijn. Het daarop volgende hoofdstuk bevat de planbeschrijving (huidige en toekomstige situatie alsmede verkeer en parkeren). Hoofdstuk 5 bevat de juridische vertaling van de gewenste ontwikkeling. Daaropvolgend wordt de financiële en economische haalbaarheid van het plan toegelicht. Afgesloten wordt met het hoofdstuk over de te volgen procedure (hoofdstuk 7).

Hoofdstuk 2 Beleidskader

2.1 Rijksbeleid

Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR)
In de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte staan de plannen van de Rijksoverheid voor ruimte en mobiliteit. Het Rijk streeft naar een concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig Nederland. Om dit te kunnen bewerkstelligen laat het Rijk de ruimtelijke ordening meer over aan de decentrale overheden (provincie en gemeenten) en komt de gebruiker centraal te staan. Het Rijk kiest voor een selectievere inzet van rijksbeleid op slechts 13 nationale belangen. Voor die belangen is het Rijk verantwoordelijk en wil het resultaten boeken. Buiten deze 13 belangen hebben decentrale overheden beleidsvrijheid. Tevens werkt het Rijk aan een eenvoudigere regelgeving. Hierdoor neemt de bestuurlijke drukte af en ontstaat er ruimte voor regionaal maatwerk.

Conclusie
De ontwikkeling van een paardenfokkerij, bijbehorende bebouwing en een (bedrijfs)woning op een bestaand agrarisch bouwperceel speelt zich, gezien de aard en omvang van de ontwikkeling, af op lokaal niveau en heeft geen relatie met het ruimtelijke ordeningsbeleid op nationaal niveau. Geconstateerd kan worden dat de ontwikkeling niet conflicteert met het nationaal ruimtelijk ordeningsbeleid.

Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) (2011)
Het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) geeft richtlijnen voor de inhoud van bestemmingsplannen voor zover het gaat om ruimtelijke ontwikkelingen van nationaal belang. Het besluit (eerste tranche) is vastgesteld op 22 augustus 2011 en is op 30 december 2011 in werking getreden. Op 1 oktober 2012 zijn enkele wijzigingen in werking getreden.

In de SVIR is vastgesteld dat voor een beperkt aantal onderwerpen de bevoegdheid om algemene regels te stellen zou moeten worden ingezet door de Rijksoverheid. In het SVIR wordt bepaald welke kaderstellende uitspraken zodanig zijn geformuleerd dat deze bedoeld zijn om beperkingen te stellen aan de ruimtelijke besluitvormingsmogelijkheden op lokaal niveau. Het Barro bevestigt in juridische zin die kaderstellende uitspraken.

De normering uit het Barro werkt zoveel mogelijk direct door op het niveau van de lokale besluitvorming. Bij besluitvorming over bestemmingsplannen moeten de regels worden gerespecteerd.

Conclusie
De voorgenomen ontwikkeling speelt zich, gezien de aard en omvang van de ontwikkeling, af op lokaal niveau en heeft geen relatie met het ruimtelijke ordeningsbeleid op nationaal niveau. Geconstateerd kan worden dat de ontwikkeling niet conflicteert met het nationaal ruimtelijk ordeningsbeleid. Het Barro heeft dan ook geen doorwerking naar dit bestemmingsplan.

Ladder voor duurzame verstedelijking
Per 1 oktober 2012 is in artikel 3.1.6 Bro een lid 2 ingevoegd waarin een motiveringsplicht is opgenomen voor nieuwe stedelijke ontwikkelingen in bestemmingsplannen. In de toelichting van het bestemmingsplan moet, voor zover nieuwe stedelijke ontwikkelingen plaatsvinden, een verantwoording opgenomen worden aan de hand van een drietal opeenvolgende treden (de 'ladder voor duurzame verstedelijking'). De eerste trede in deze ladder is een beschrijving dat de voorgenomen stedelijke ontwikkeling voorziet in een actuele regionale behoefte. Hierbij kan het gaan om zowel kwantitatieve als kwalitatieve aspecten. De beide vervolgstappen uit de genoemde ladder hebben betrekking op vraag of de ontwikkeling in bestaand stedelijk gebied ingepast kan worden en als dat niet mogelijk is op andere locaties, die vooral goed ontsloten moeten zijn.

Conclusie
Dit bestemmingsplan voorziet in het planologisch-juridisch mogelijk maken van één (bedrijfs)woning, een functiewijziging van een agrarisch bedrijf naar een (kleinschalige) paardenfokkerij en het realiseren van bebouwing (loods, aangebouwde stal, overdekte stapmolen). In de huidige situatie is er een agrarisch bouwvlak met een schuur aanwezig, evenals een niet legale woning. Derhalve is er juridisch-planologisch sprake van een toename van één woning. Hiermee wordt niet voorzien in een stedelijke ontwikkeling als bedoeld in artikel 3.1.6, tweede lid, van het Bro (zie onder meer ABRvS 14 januari 2014, ECLI:NL:RVS:2014:156). Verder wordt de bestaande kas gesloopt en vervangen door een loods van een vergelijkbare omvang. De huidige schuur met aangebouwde woning zal worden herbouwd in een vergelijkbare omvang. De toename van bebouwing betreft uitsluitend de overdekte stapmolen (diameter 18 meter). Ook wordt een nieuwe paardenbak van iets grotere omvang gerealiseerd (toename 400 m²). Alle ontwikkelingen vinden plaats op een bestaand bouwperceel.

Per saldo is er, zowel ten opzichte van de huidige bestemming met een ruim agrarisch bouwvlak, als ten opzichte van de feitelijk bestaande situatie geen sprake van een nieuwe stedelijke ontwikkeling. In juridisch-planologisch opzicht is er sprake van een afname van het ruimtebeslag, terwijl dit feitelijk in beperkte mate toeneemt. Gezien het voorgaande voorziet het bestemmingsplan niet in een stedelijke ontwikkeling en is de ladder voor duurzame verstedelijking niet van toepassing.

2.2 Provinciaal En Regionaal Beleid

Omgevingsvisie Gelderland
Provinciale Staten van Gelderland hebben de Omgevingsvisie Gelderland op 9 juli 2014 vastgesteld. Nadien zijn nog enkele actualisatieplannen vastgesteld, waarvan de meest recente op 1 maart 2017 is vastgesteld. De provincie kiest er in de Omgevingsvisie voor om vanuit twee hoofddoelen bij te dragen aan gemeenschappelijke maatschappelijke opgaven. Deze zijn:

  • een duurzame economische structuur(versterking);
  • het borgen van de kwaliteit en veiligheid van onze leefomgeving.


Deze twee hoofddoelen benadrukken de rol en kerntaken van de provincie als middenbestuur. Zij beïnvloeden elkaar. Economische structuurversterking vraagt om een aantrekkelijk vestigingsklimaat. Dat is een goede bereikbaarheid en voldoende vestigingsmogelijkheden. Het betekent ook een aantrekkelijke woon- en leefomgeving met de unieke kwaliteiten van natuur, water en landschap in Gelderland.

De provinciale hoofddoelen zijn uitgewerkt en vertaald in provinciale ambities, die moeten resulteren in een divers, dynamisch en mooi Gelderland. In deze regio streven de provincie en haar partners naar de volgende vier speerpunten:

  • Innovatie en economische structuurverbetering;
  • Bereikbaar en verbonden;
  • Sociaal economische vitaliteit en verstedelijking;
  • Benutten gebiedskwaliteiten.


Conclusie
De Omgevingsvisie is concreet uitgewerkt in de hierna beschreven Omgevingsverordening Gelderland. Deze bevat concrete regels, waaraan het voorliggende initiatief moet worden getoetst, onder meer met betrekking tot het als zodanig aangeduide waardevol landschap. De provincie is wat betreft dit aspect normerend middels de Omgevingsverordening.

Omgevingsverordening Gelderland
Provinciale Staten hebben de Omgevingsverordening Gelderland vastgesteld op 24 september 2014. De meest recente actualisatie van de verordening dateert van 1 maart 2017.

De regels in de verordening kunnen betrekking hebben op het hele provinciale grondgebied, delen of gebiedsgerichte thema's. Gemeenten moeten binnen een bepaalde termijn hun bestemmingsplan afstemmen op de in de verordening opgenomen regels. De regels in de verordening zijn gebaseerd op de provinciale omgevingsvisie en hebben de status van algemeen verbindende voorschriften.

Het plangebied is geheel of gedeeltelijk gelegen binnen de volgende aanduidingen:

  • verwevingsgebied niet-grondgebonden veehouderij (alle gronden met uitzondering van de oprit);
  • tijdelijk verbod nieuwvestiging, uitbreiding en hervestiging glastuinbouw (gehele plangebied);
  • Romeinse Limes (gehele plangebied);
  • intrekgebied.

Verder is het thema 'wonen' van belang, omdat een woning wordt gelegaliseerd en er planologisch dan ook sprake is van een nieuwe woning.

Beoordeling
Dit bestemmingsplan voorziet in functiewijzigingen, waarbij onder meer de (feitelijk) bestaande woning wordt gelegaliseerd. Ook wordt een (kleinschalige) paardenfokkerij mogelijk gemaakt, met daarbij behorende bebouwing in de vorm van een stal, overdekte stapmolen en uitbreiding van een paardenbak. Verder wordt de bestaande kas gesloopt en op een andere plaats vervangen door een loods ten behoeve de woonfunctie en het beheer van de omliggende agrarische gronden.

Verwevingsgebied niet-grondgebonden veehouderij
In de verwevingsgebieden wordt door de provincie gestreefd naar afwisseling van gebruik. Er is groei mogelijk voor agrarische bedrijven voor zover andere functies in de omgeving daarvoor ruimte bieden. Er kunnen meerdere functies (ook niet-agrarische bestemmingen) naast elkaar bestaan in dit gebied. Dit is een gemeentelijke afweging. Nieuwvestiging van veehouderijen is niet toegestaan.

De voogenomen ontwikkelingen in het plangebied passen in het streven naar een afwisseling van het gebruik. Na de wijziging wordt het perceel primair voor woondoeleinden gebruikt, met daarnaast een agrarische nevenactiviteit. Er worden geen andere functies belemmerd, zoals nader wordt beschreven in hoofdstuk 3. De toekomstige functies zijn passend in het verwevingsgebied.

Glastuinbouw
In de Omgevingsverordening is een tijdelijk verbod voor uitbreiding, hervestiging en nieuwvestiging van glastuinbouw opgenomen. Dit bestemmingsplan voorziet in sloop van een relatief kleine kas en in sanering van een agrarisch bouwvlak. Dit is niet strijdig met het glastuinbouwbeleid van de provincie.

Intrekgebied
In de intrekgebieden mogen geen bestemming die de winning van fossiele energie, zoals aardgas, aardolie, schaliegas en steenkoolgas, mogelijk maken worden opgenomen. Daarvan is in het plangebied geen sprake.

Romeinse Limes
Dit bestemmingsplan voorziet primair in een functionele wijziging van een agrarische bedrijfslocatie naar wonen met een agrarische nevenfunctie. De beoogde ruimtelijke wijzigingen vinden plaats binnen een bestaand bouwperceel, dat met de wijziging zal worden verkleind. Daarom kan worden gesteld dat de kernkwaliteiten van de Romeinse Limes niet worden aangetast.

Thema 'wonen'
Nieuwe woonlocaties zijn uitsluitend toegestaan wanneer dit in het vigerende door Gedeputeerde Staten vastgestelde Kwalitatief/Kwantitatieve Woonprogramma past. De gemeente Overbetuwe heeft haar woningbouwprogramma, zowel kwalitatief als kwantitatief, vastgesteld in de Woonagenda Overbetuwe 2020. Zie daarover nader paragraaf 2.3. Er wordt maatwerk binnen het woningaanbod geleverd, een belangrijk speerpunt in beide woningbouwprogramma's.

Dit bestemmingsplan voorziet planologisch in het toevoegen van één extra (bedrijfs)woning. Deze woning past binnen het vastgestelde woningbouwprogramma. Er wordt gebruik gemaakt van een bestaand bouwperceel en er is sprake van een bestaande situatie. Door de ligging in een landelijk woonmilieu maar nabij de bebouwde kom van Heteren, is het plangebied een aantrekkelijke woonlocatie. De ontwikkeling past in het Kwalitatief/Kwantitatieve Woonprogramma.

Conclusie
Het bestemmingsplan is in overeenstemming met de Omgevingsverordening Gelderland.

2.3 Gemeentelijk Beleid

Toekomstvisie 2020+ Overbetuwe verbindt..
Op 8 september 2009 heeft de gemeenteraad van de gemeente Overbetuwe de 'Toekomstvisie 2020, Overbetuwe verbindt..' vastgesteld. De Toekomstvisie+ van Overbetuwe is het kader voor de ontwikkeling van de gemeente Overbetuwe tot 2020. De visie geeft een richting voor de ruimtelijke, maatschappelijke en economische ontwikkeling. De geschetste identiteit kan bijdragen aan het behouden en aantrekken van inwoners en bedrijven. De visie kan mensen inspireren en motiveren die werken aan stedenbouw, sport, ondernemerschap, onderwijs, openbare ruimte, welzijnswerk en dergelijke. De visie is tenslotte ook een duidelijke positionering naar andere gemeenten en partners; het geeft Overbetuwe een eigen gezicht in de regio. De Toekomstvisie+ omvat het gehele gemeentelijke beleidsterrein. Voor wat betreft de ruimtelijke onderdelen is de Toekomstvisie+ te zien als structuurvisie in de zin van artikel 2.1 van de Wro voor het grondgebied van de gemeente Overbetuwe. In de toekomstvisie zijn de aspecten leefomgeving, vergrijzing, economische gesteldheid (werk en werkgelegenheid) en duurzaamheid opgenomen om een gewenste identiteit uiteen te zetten.

Conclusie
Een belangrijke opgave is het behoud en de versterking van de eigenheid en kenmerken van het landschap (opgave 1). Het plangebied ligt in het stroomruggen- en oeverwallenlandschap. Dit landschap is verdicht en kleinschalig, met een afwisselend landgebruik in onregelmatige blokverkaveling. Kenmerkend is verder de veelheid aan landelijke wegen met clusters aan vrijstaande woningen en (voormalige) boerderijen. Van oudsher is het gebied geschikt voor een combinatie van bewoning en landbouw. De oeverwallen zijn in de afgelopen 60 jaar echter grootschaliger en opener geworden. De kwaliteit van het karakteristieke landschap wordt hierdoor bedreigd. Belangrijk is dat de kleinschaligheid van het landschap behouden blijft. Ook de contrasten tussen de open agrarische landschappen en de verdichte bebouwingsclusters zoals buurtschappen, dienen behouden te blijven of te worden versterkt. Het plangebied ligt tevens aan de rand van een waardevol open gebied.

In dit bestemmingsplan wordt een agrarisch bouwperceel met een bouwvlak van forse omvang verkleind tot een kleinschaliger agrarisch perceel met een (bedrijfs)woning. De hoeveelheid bebouwing in het plangebied neemt planologisch in aanzienlijke mate af, maar feitelijk in beperkte mate toe. De bebouwing blijft geclusterd in het noordoostelijke gedeelte van het plangebied. Met dit bestemmingsplan wordt hieraan sturing gegeven, terwijl het huidige agrarische bouwvlak die sturing niet mogelijk maakt. Er ontstaat een agrarisch perceel dat landschappelijk wordt ingepast. Ook wordt het contrast tussen het woonerf en de omliggende onbebouwde agrarische gronden versterkt, enerzijds door de sloop van de bestaande kas en anderzijds door landschappelijke inpassing. Door de verkleining van het bouwvlak ontstaat aan de west- en zuidkant van het plangebied meer openheid. Dit past eveneens in de beoogde ontwikkelingsrichting voor de omgeving van het plangebied.

De ontwikkeling draagt daarmee bij aan het behoud van het karakteristieke kleinschalige landschap en vormt ruimtelijk-functioneel een passende invulling van een perceel in het oeverwallenlandschap. Bij de landschappelijke inrichting is rekening gehouden met de karakteristieken van het gebied. Hiervoor wordt nader verwezen naar de toelichting bij het inrichtingsplan, opgenomen in Bijlage 1.

Geconcludeerd wordt dat het plan bijdraagt aan één van de centrale opgaven van de Toekomstvisie+ en daarmee dus in overeenstemming is.

Woonagenda Overbetuwe 2020
In de Woonagenda 2020 verwoordt de gemeente Overbetuwe haar doelen en ambities op het gebied van wonen. Als basis voor deze woonagenda is een opgavennotitie opgesteld. Deze woningmarktanalyse geeft zicht op huidige en toekomstige kansen en knelpunten en is het startpunt voor de uitwerking van de woonagenda. De woonagenda bevat geen gedetailleerd uitvoeringsprogramma, maar de koers waarbinnen de komende jaren plannen voor kernen en locaties kunnen worden uitgewerkt. De ontwikkelingen die de komende jaren afkomen op de gemeente (vergrijzing, gezinsverdunning) vragen om meer variatie in het woonaanbod. Over het algemeen zijn inwoners tevreden over hun woonsituatie. Niet voor iedereen is het echter even makkelijk om een woning naar wens te vinden. De gemeente wil over voldoende woningen met de juiste kwaliteit beschikken om huishoudens de gewenste stappen in hun wooncarrière te laten maken. Dat wil zeggen voor iedere stap in de levensloop een geschikt woonalternatief.

Accentpunten zijn:

  • Aandacht voor urgente huisvestingsnood: inzetten op geschikte woningen voor bijzondere doelgroepen;
  • Betaalbaarheid en beschikbaarheid: meer betaalbare huurwoningen beschikbaar;
  • Wijs omgaan met de bestaande woningvoorraad: inzetten op verduurzaming;
  • Een levensloopvriendelijke gemeente: langer thuis wonen en er op uit;
  • Een gezonde woningmarkt in balans: prioriteren én versnellen van onze woningbouwplannen.

Het aantal huishoudens binnen de gemeente neemt in de periode 2015-2040 naar verwachting toe met ca. 2.250. Tot 2025 is een uitbreiding van de woningvoorraad met 1.400 woningen nodig voor het oplossen van bestaande tekorten en het opvangen van de autonome huishoudengroei.

Variatie in het woonaanbod is bij realisatie van nieuwbouw een speerpunt. De grootste vraag bestaat naar woningen voor starters en ouderen. Een ander uitgangspunt is dat nieuwe woningen zoveel mogelijk levensloopbestendig worden gebouwd. De gemeente legt het accent op het bestaande bebouwde gebied: kwaliteitsverbetering van de woningvoorraad en mogelijkheden voor inbreiding en intensivering, bijvoorbeeld door functieverandering. Daarnaast blijft nieuwbouw nodig om in te spelen op de ambities. Doel van de nieuwbouw is, naast het in de pas lopen met die groei van het aantal huishoudens, meer variatie in het woonaanbod te realiseren en beter aan te sluiten op de kwalitatieve behoefte.

Conclusie
Het gemeentelijk beleid als vastgelegd in de Woonagenda 2020, is gericht op kwaliteitsverbetering van de bestaande woningvoorraad en op mogelijkheden voor inbreiding en intensivering. Dit bestemmingsplan legaliseert onder meer de bestaande woning, waardoor er planologisch sprake is van toevoeging van één woning aan de woningvoorraad. Hoewel de locatie niet in bestaand stedelijk gebied is gelegen, betreft het een geschikte locatie om te wonen gezien de rustige landelijke woonomgeving en de ligging nabij de bebouwde kom van Heteren. Ook is het perceel direct ontsloten op de Boterhoeksestraat en daarmee goed bereikbaar. Verder betreft het een bestaand bouwperceel, waarbij de planologische bebouwingscontour wordt verkleind. Realisatie van de (bedrijfs)woning op dit perceel past in kwalitatief opzicht dan ook in de beleidslijn van de Woonagenda.

In de Woonagenda heeft de gemeente haar woningbouwprogramma niet alleen kwalitatief, maar ook kwantitatief vastgelegd voor de periode tot en met 2020. Dit programma vormt een uitwerking van het door Gedeputeerde Staten van Gelderland vastgesteld Kwalitatief Woonprogramma en de door Gedeputeerde Staten vastgestelde kwantitatieve opgave voor wonen in de regio. Op regionaal niveau zijn afspraken gemaakt met betrekking tot het toevoegen van woningen per gemeente. Overbetuwe heeft een rol in het opvangen van de regionale woningbehoefte door de toenemende druk vanuit het stedelijk gebied van Arnhem en Nijmegen. Uit de woningbouwopgave, die in hoofdstuk 8 van de Woonagenda is vastgelegd, blijkt dat er tot 2020 nog ruimte is om ca. 1.000 woningen te realiseren. Het toevoegen van één woning aan de woningvoorraad past binnen de woningbouwopgave.

De ontwikkeling is in kwalitatieve en kwantitatieve zin in overeenstemming met de gemeentelijke Woonagenda.

Beleidsregel 'Functiewijziging en nieuwvestiging in het buitengebied'
De beleidsregel 'Functiewijziging en nieuwvestiging in het buitengebied' uit 2008 bestaat uit regels, een toelichting en een gebiedstypenkaart. De beleidsregel bevat het toetsingskader voor concrete verzoeken om functiewijzigingen in het buitengebied.

Beoordeling

Dit bestemmingsplan voorziet in een functiewijziging in het buitengebied: er wordt een bedrijfswoning toegestaan bij een agrarisch bedrijf. Het gaat daarbij om legalisatie van een bestaande woning. In eerste instantie is geen sprake van een volwaardig agrarisch bedrijf, maar van een kleinschalige paardenfokkerij. Met het toevoegen van een (agrarische bedrijfs)woning, is sprake van een functiewijziging naar 'wonen', zoals bedoeld in het beleidsregel. Het plangebied ligt in een agrarisch gebied. Artikel 7 van de beleidsregel bevat regels voor dit gebiedstype.

De beleidsregel biedt mogelijkheden om een functiewijziging naar wonen in agrarische gebieden toe te staan. Uitgangspunt is een reductie van bebouwing met tenminste 50%. Bij het toevoegen van één woning in een bestaand gebouw, wordt uitgegaan van een te slopen oppervlak van 100-500 m². Door de relatief geringe hoeveelheid aan bestaande bebouwing en de wens van de initiatiefnemers om een een kleinschalige paardenfokkerij te ontplooien met mogelijkheden voor doorgroei naar een volwaardig agrarisch bedrijf en met bijbehorende benodigde bebouwing, is een dergelijke reductie niet mogelijk. De beleidsregel biedt echter ook mogelijkheden voor verevening op een andere wijze. In dit geval vindt verevening enerzijds plaats door het perceel en de bebouwing landschappelijk in te passen en de bebouwing te clusteren en daarmee een ruimtelijke kwaliteitsverbetering te bewerkstelligen. Hiertoe wordt onder meer de bestaande kas (324 m²) gesloopt, voordat nieuwe bebouwing wordt gerealiseerd. In de planregels wordt dit geborgd. Daarnaast vindt een financiële verevening plaats. De bijdrage wordt ingezet voor ruimtelijke kwaliteitsverbetering elders in de gemeente. Ten slotte is van belang dat een bestaand agrarisch bouwvlak van ca. 1 hectare wordt verkleind en dat een maatwerkbestemming wordt opgenomen.

Conclusie

Dit bestemmingsplan past gezien het voorgaande in de met de beleidsregel 'Functiewijziging en nieuwvestiging in het buitengebied' beoogde doelstellingen.

Landschapsontwikkelingsplan Overbetuwe (LOP)
In hoofdstuk 2 van het Landschapsontwikkelingsplan (LOP) uit 2009 zijn de (algemene) doelstellingen en gebiedsspecifieke opgaven voor Overbetuwe geformuleerd. De hoofddoelstelling betreft het ontwikkelen van een sterke samenhangende landschappelijke structuur met een eigen Betuwse identiteit, die tegenwicht biedt aan de verstedelijking en waarbij belangrijke landschappelijke waarden duurzaam in stand worden gehouden.

Beoordeling

Het plangebied ligt op de oeverwal tussen Driel en Randwijk (deelgebied 1c). De door de gemeente gewenste landschappelijke ontwikkelingsrichting voor dit deelgebied ziet met name op versterking van het stroomruglandschap. Panorama's naar de stuwwal ten noorden van het plangebied (uiterwaarden Nederrijn) dienen behouden te blijven. Er moet voorzichtig worden omgegaan met verdichting. Andere gebiedsspecifieke doelstellingen zijn het vergroten van het contast tussen openheid (zuidelijk gelegen komgebieden) en kleinschaligheid (oeverwallen), het herkenbaar maken van cultuurhistorie en het verbeteren van de overgang tussen kern en platteland. Het plangebied behoort tot een besloten gebied met kleinschalige structuren. De kavelindeling uit ca. 1900 is in de huidige situatie nog herkenbaar.

Dit bestemmingsplan voorziet in de ontwikkeling van een (kleinschalige) paardenfokkerij met daarbij behorende bebouwing op een bestaand agrarisch bouwperceel. Tevens wordt de bestaande woning gelegaliseerd als bedrijfswoning. Deze ontwikkeling, die nagenoeg geheel plaatsvindt binnen de feitelijk bestaande bebouwingscontour, versterkt de kleinschaligheid. De bebouwing wordt geclusterd gerealiseerd aan de noordoostkant van het perceel. Met name van belang is dat een agrarisch bouwvlak van ca. 1 hectare aanmerkelijk wordt verkleind. In de huidige situatie kan planologisch niet voldoende gestuurd worden op de beoogde kleinschaligheid. Met het onderhavige bestemmingsplan is dit wel het geval.

Een voorwaarde om medewerking te kunnen verlenen aan de gewenste ontwikkelingen, is dat een goede landschappelijke inpassing op basis van een inrichtingsplan plaatsvindt. Daarbij dient rekening te worden gehouden met de gebiedskenmerken en doelstellingen zoals beschreven in het LOP. Ten behoeve van de ontwikkeling is dan ook een inrichtingsplan opgesteld (zie Bijlage 1 en afbeelding 4). De landschappelijke inpassing en inrichting creëren een duidelijk contrast van de geclusterde bebouwing en andere voorzieningen ten opzichte van de weiden aan de west- en zuidkant.

De beoogde inrichting van het plangebied past daarmee in de door het LOP geschetste ontwikkelingsrichting en past in de karakteristiek van de kleinschalige, besloten oeverwal waartoe het plangebied behoort. Ook wordt de historische kavelindeling beter herkenbaar gemaakt door opvulling van de gaten in de omringende groenstructuur (zie afbeelding 4).

afbeelding "i_NL.IMRO.1734.0265BUITboterstr54-VSG1_0004.png"
Afbeelding 4: landschappelijke inrichting op basis van het LOP

Conclusie

Na realisatie van de landschappelijke inpassing en de beoogde ontwikkeling, ontstaat een nieuw ensemble van agrarische bebouwing, een woonerf, groen en weilanden, dat passend is in de omgeving en bijdraagt aan de doelstellingen van het LOP voor de oeverwal.

Hoofdstuk 3 Milieu- En Omgevingsaspecten

3.1 Vormvrije M.e.r.-beoordeling

Per 1 april 2011 is het Besluit m.e.r. gewijzigd. De belangrijkste aanleidingen hiervoor zijn de modernisering van de m.e.r. wetgeving in 2010 en de uitspraak van het Europese Hof van 15 oktober 2009. Uit deze uitspraak volgt dat de omvang van een project niet het enige criterium mag zijn om wel of geen m.e.r.(-beoordeling) uit te voeren. Ook als een project onder de drempelwaarde uit lijst D zit, kan een project belangrijke nadelige gevolgen hebben, als het bijvoorbeeld in of nabij een gevoelig natuurgebied ligt. Gemeenten en provincies moeten daarom vanaf 1 april 2011 ook bij kleine bouwprojecten zoals het onderhavige beoordelen of een m.e.r.-beoordeling nodig is.

Om te bepalen of een m.e.r.-beoordeling noodzakelijk is, dient bepaald te worden (1) of de ontwikkeling de drempelwaarden uit lijst D van het Besluit m.e.r. overschrijdt, (2) of de ontwikkeling in een gevoelig gebied ligt en (3) of er belangrijke milieugevolgen zijn.

  1. 1. In het plangebied wordt juridisch-planologisch één extra woning gerealiseerd. Er is daarmee geen sprake van een overschrijding van de drempelwaarden uit lijst D van het Besluit m.e.r.. Ook met het wijzigen van een agrarisch bedrijfsperceel naar een (kleinschalige) paardenfokkerij is geen sprake van overschrijding van de drempelwaarden.
  2. 2. In onderdeel A van de bijlage bij het Besluit m.e.r is bepaald wat wordt verstaan onder een gevoelig gebied. Als gevoelig gebied zijn gebieden aangewezen die beschermd worden op basis van de natuurwaarden, landschappelijke waarden, cultuurhistorische waarden en waterwingebieden. Uit paragraaf 3.10 (Flora en Fauna) van de toelichting volgt dat het plangebied niet ligt in een gebied dat beschermd wordt op basis van de natuurwaarden. Daarnaast is er geen sprake van externe werking op het Natuurnetwerk Nederland, een Vogel- of Habitatrichtlijngebied of overig beschermd natuurgebied. Het plangebied behoort niet tot een waterwinlocatie, waterwingebied of grondwaterbeschermingsgebied. Ook behoort het plangebied niet tot een gebied waarbinnen een Rijksmonument ligt of tot een Belvédèregebied. Wel behoort het plangebied tot een landschappelijk waardevol gebied, maar dit gebied is niet zodanig beschermd dat om die reden van een gevoelig gebied moet worden gesproken.
    Het plangebied behoort dan ook niet tot een gevoelig gebied.
  3. 3. In de overige paragrafen van dit hoofdstuk zijn de verschillende relevante milieueffecten beschouwd. Hieruit blijkt dat er door onderhavig bestemmingsplan geen sprake zal zijn van nadelige milieugevolgen, zowel afzonderlijk als gezamenlijk bezien. Voor de onderbouwing per onderdeel wordt verwezen naar de afzonderlijke paragrafen.


Conclusie
Dit bestemmingsplan voorziet in een paardenfokkerij, bijbehorende bebouwing en een (bedrijfs)woning op een bestaand agrarisch bouwperceel. Zoals in bovenstaande opsomming blijkt, is er gezien de kleinschalige omvang van de ontwikkeling geen sprake van een overschrijding van de drempelwaarden en zijn er geen belangrijke nadelige milieugevolgen te verwachten. Het plangebied behoort ook niet tot een gevoelig gebied. Gezien het voorgaande is het dan ook niet noodzakelijk om een m.e.r.(-beoordeling) uit te voeren.

3.2 Geluid

In de Wet geluidhinder (Wgh) is vastgelegd dat, indien in het plangebied geluidgevoelige functies (zoals woningen) zijn voorzien binnen de invloedssfeer van (rail- en weg)verkeerslawaai, akoestisch onderzoek uitgevoerd dient te worden. Alle wegen hebben geluidzones, met uitzondering van:

  • wegen die in een als 'woonerf' aangeduid gebied liggen;
  • wegen waarvoor een maximumsnelheid van 30 km/uur geldt.


Voor het plangebied is uitsluitend het wegverkeerslawaai relevant. Spoorwegen en gezoneerde industrieterreinen zijn in de omgeving niet aanwezig. Op grond van de Wgh geldt een voorkeursgrenswaarde voor de geluidbelasting op de gevels vanwege het wegverkeer van 48 dB (artikel 82 lid 1). Indien de geluidbelasting hoger is, dient een nadere afweging plaats te vinden en kan een ontheffing voor een hogere geluidbelasting worden verleend (artikel 82 lid 2). De maximale ontheffingswaarde voor nieuwbouw buiten de bebouwde kom bedraagt 53 dB.

Beoordeling
Dit bestemmingsplan voorziet onder meer in het legaliseren van een woning buiten de bebouwde kom en maakt herbouw van deze (bedrijfs)woning op een andere plaats binnen het perceel mogelijk. Daarmee wordt planologisch een nieuw geluidsgevoelig object mogelijk gemaakt.

Zowel de bestaande woning als de beoogde locatie voor herbouw van de woning, liggen op een afstand van ca. 150 meter van de Boterhoeksestraat. Op deze weg geldt een maximumsnelheid van 80 km/uur. De woning ligt binnen de geluidzone van deze weg (250 meter). Gezien de grote afstand tot de Boterhoeksestraat en de afschermende werking van de tussenliggende bebouwing van Boterhoeksestraat 52, kan op voorhand redelijkerwijs worden aangenomen dat wordt voldaan aan de voorkeursgrenswaarde van de Wgh. Daarmee is tevens voldoende aannemelijk dat er sprake zal zijn van een aanvaardbaar akoestisch woonklimaat in de woning. Nader onderzoek wordt niet noodzakelijk geacht.

Conclusie
Vanuit akoestisch oogpunt zijn op voorhand geen belemmeringen voor het legaliseren en de herbouw van de (bedrijfs)woning te verwachten.

3.3 Luchtkwaliteit

Sinds 15 november 2007 staan de hoofdlijnen voor regelgeving rondom luchtkwaliteitseisen beschreven in de Wet milieubeheer (hoofdstuk 5 Wm). Bij de start van nieuwe bouwprojecten moet onderzocht worden of het effect van een nieuw initiatief relevant is voor de luchtkwaliteit. Er is geen relevantie als aannemelijk kan worden gemaakt, dat de luchtkwaliteit "niet in betekenende mate" aangetast wordt. Daartoe is een algemene maatregel van bestuur 'Niet in betekenende mate' (Besluit NIBM) en een ministeriële regeling NIBM (Regeling NIBM) vastgesteld waarin de uitvoeringsregels vastgelegd zijn die betrekking hebben op het begrip NIBM.

In de Regeling NIBM is een lijst met categorieën van gevallen (inrichtingen, kantoren woningbouwlocaties) opgenomen die niet in betekende mate bijdragen aan de luchtverontreiniging. Deze gevallen kunnen zonder toetsing aan de grenswaarden voor het aspect luchtkwaliteit uitgevoerd worden. Ook als het bevoegd gezag op een andere wijze, bijvoorbeeld door berekeningen, aannemelijk kan maken dat het geplande project NIBM bijdraagt, kan toetsing van de luchtkwaliteit achterwege blijven.

Conclusie
De voorgenomen ontwikkeling betreft het legaliseren van de bestaande woning tot een agrarische bedrijfswoning bij een (kleinschalige) paardenfokkerij. Met deze wijziging wordt planologisch één extra woning mogelijk gemaakt en wordt een agrarisch bouwperceel verkleind. Het toevoegen van één woning valt onder de in de regeling NIBM opgenomen lijst met categorieën van gevallen. De luchtkwaliteit wordt daarom niet in betekenende mate aangetast met de voorgestane ontwikkeling en een luchtkwaliteitonderzoek is niet noodzakelijk. Het aspect luchtkwaliteit vormt geen belemmering voor de voorgenomen ontwikkeling.

3.4 Bedrijven En Milieuzonering

Bij de planontwikkeling dient rekening gehouden te worden met milieuzoneringen van bestaande en toekomstige bedrijven om zodoende de kwaliteit van het leefmilieu te handhaven en te bevorderen. Bij milieuzonering wordt gebruik gemaakt van de door de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) opgestelde Lijst van Bedrijfsactiviteiten (VNG-publicatie 'Bedrijven en milieuzonering', editie 2009). Hierin wordt per bedrijfssoort aangegeven welke milieu-invloed (in de vorm van geur, stof, geluid en gevaar) hiervan kan uitgaan en welke indicatieve afstand hierbij (minimaal) in acht genomen worden. Deze afstanden kunnen als basis worden gehanteerd, maar zijn indicatief. Hiervan kan gemotiveerd worden afgeweken. In het algemeen wordt door middel van het aanbrengen van een zonering (afstand) tussen bedrijvigheid en woonbebouwing de overlast ten gevolge van de bedrijfsactiviteiten zo laag mogelijk gehouden.

Onderscheid wordt gemaakt in twee omgevingstypen, uitgaande van het principe van functiescheiding: rustige woonwijk c.q. rustig buitengebied en gemengd gebied. In gemengd gebied worden de richtafstanden één afstandsstap verlaagd.

Beoordeling
Het plangebied behoort gezien de aard van de omgeving tot het gebiedstype 'rustig
buitengebied'. De reguliere richtafstanden zijn daarom van toepassing. Het bestemmingsplan voorziet in het toevoegen van een nieuw gevoelig object, namelijk één (bedrijfs)woning. In de omgeving van het plangebied bevinden zich enkele bedrijven. In de navolgende tabel wordt dit weergegeven.

Adres Bedrijf Milieucat. Richtafstand Afstand werkelijk
Boterhoeksestraat 50 (noordelijk deel) Caravanstalling 1 10 m ca. 100 m
Boterhoeksestraat 50 (zuidelijk deel) Constructiewerkplaats > 200 m², gesloten gebouw 3.2 100 m ca. 180 m
Drielse Rijndijk 14 Paardenhouderij 3.1 50 m ca. 220 m

Tabel 1: afstanden van de nieuwe woning tot omliggende bedrijven
Uit het overzicht blijkt dat ruimschoots wordt voldaan aan de richtafstanden ten opzichte van de omliggende bedrijven. Het toevoegen van de (bedrijfs)woning levert geen beperkingen op voor de bedrijven. Daarnaast is aannemelijk dat er sprake is van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat ter plaatse van de woning.

Het plan wijzigt de huidige agrarische bedrijfsbestemming, verkleint het bouwperceel en maakt een kleinschalige paardenhouderij mogelijk. Omdat binnen de planperiode sprake zal zijn van bedrijfsmatige activiteiten, is onderzocht of de paardenfokkerij tot hinder voor nabijgelegen woningen kan leiden. Een paardenfokkerij behoort tot milieucategorie 3.1.

Adres Richtafstand Afstand werkelijk
Boterhoeksestraat 52 50 m ca. 115 m
Randwijkse Rijndijk 8 50 m ca. 220 m
Randwijkse Rijndijk 10-12 50 m ca. 200 m

Tabel 2: afstanden van omliggende woningen tot de kleinschalige paardenfokkerij

Uit deze tabel blijkt dat ruimschoots aan de richtafstanden ten opzichte van een volwaardige paardenfokkerij wordt voldaan. Derhalve is uitgesloten dat een aantasting van het woon- en leefklimaat van de woningen optreedt met het toestaan van een paardenfokkerij in het plangebied.

Conclusie
Het aspect bedrijven en milieuzonering vormt geen belemmering voor de ontwikkelingen in het plangebied. Omliggende functies worden niet belemmerd en is er sprake van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat in het plangebied. Ook treedt geen milieuhinder voor nabijgelegen woningen op.

3.5 Geurhinder

Op 1 januari 2007 is de Wet geurhinder en veehouderij (Wgv) in werking getreden. Deze wet vormt het toetsingskader voor vergunningen op grond van de Wet milieubeheer, waar het gaat om geurhinder veroorzaakt door het houden van dieren. Daarnaast is de wet van belang in verband met de zogenoemde 'omgekeerde werking' in het kader van de ruimtelijke ordening.

De Wgv kent een aantal standaardnormen. Daarnaast hebben gemeenten de mogelijkheid gekregen om binnen een wettelijk bepaalde bandbreedte van deze standaardnormen af te wijken. Op deze wijze kan de gemeente een geurhinderbeleid vaststellen, dat is afgestemd op de plaatselijke situatie. Voor het plangebied en omgeving is geen gemeentelijke verordening vastgesteld.

Naast de Wgv is sinds 1 januari 2013 ook het Activiteitenbesluit milieubeheer van belang in het kader van de omgekeerde werking. De meeste veehouderijen vallen sindsdien onder de werking van het Activiteitenbesluit. Het Activiteitenbesluit vormt voor wat betreft de 'omgekeerde werking' het toetsingskader voor deze veehouderijen.

Beoordeling
Dit bestemmingsplan maakt onder meer een (bedrijfs)woning mogelijk. Daarmee wordt planologisch voorzien in een nieuw geurgevoelig object, waarmee omliggende agrarische bedrijven rekening moeten houden.

In de omgeving van het plangebied is één veehouderij aanwezig, de melkveehouderij Boterhoeksestraat 13a. Deze ligt ca. 290 meter ten zuidwesten van het woonperceel. Tussen de veehouderij en de woning in het plangebied is de woning Boterhoeksestraat 52 gelegen. Deze woning blijft maatgevend voor de mogelijkheden van het melkveebedrijf. Het toevoegen van een woning in het plangebied leidt niet tot beperkingen. Bovendien is de afstand tussen de veehouderij en de woning groot. Nader onderzoek is dan ook niet noodzakelijk.

Conclusie
Er zijn vanuit het aspect geurhinder geen belemmeringen voor het toestaan van een (bedrijfs)woning in het plangebied.

3.6 Bodem

De bodemkwaliteit vormt een belangrijk aspect bij bouwontwikkelingen. Ook in het kader van functiewijziging en herinrichting vormt de bodemkwaliteit een belangrijke afweging. Daarnaast bevat de Bouwverordening een verbod voor het bouwen van bouwwerken, waarin mensen permanent of nagenoeg permanent verblijven (zoals woningen) op verontreinigde grond.

Beoordeling
Dit bestemmingsplan maakt legaliseert de bestaande woning als agrarische bedrijfswoning bij de beoogde paardenfokkerij. Herbouw van de woning is daarbij mogelijk. De functiewijziging leidt tot een gevoeliger functie in het plangebied en tot een nieuw gebouw waarin permanent mensen zullen verblijven. Een onderzoek naar de bodemkwaliteit is noodzakelijk, voordat de nieuwe woning wordt gebouwd. Bij de aanvraag om een omgevingsvergunning voor het 'bouwen' van de nieuwe woning, zal moeten zijn aangetoond dat de grond geschikt is voor het bouwen van een woning. Daartoe zal een verkennend bodemonderzoek moeten worden uitgevoerd.

Op voorhand zijn er geen belemmeringen voor het beoogde gebruik te verwachten.

Conclusie
Op voorhand zijn er wat betreft het aspect bodemkwaliteit geen belemmeringen voor het beoogde gebruik te verwachten. Voordat een omgevingsvergunning voor het bouwen van de nieuwe woning wordt verleend, dient een verkennend bodemonderzoek plaats te vinden waaruit blijkt dat de grond geschikt is voor het bouwen van een woning.

3.7 Externe Veiligheid

Beleid en normstelling
Het beleid voor externe veiligheid is gericht op het beperken en beheersen van risico's voor de omgeving vanwege handelingen met gevaarlijke stoffen. De handelingen kunnen zowel betrekking hebben op het gebruik, de opslag en de productie, als op het transport van gevaarlijke stoffen. Uit het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi), Besluit externe veiligheid transportroutes (Bevt) en Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) vloeit de verplichting voort om in ruimtelijke plannen in te gaan op de veiligheidsrisico's in het plangebied ten gevolge van handelingen met gevaarlijke stoffen. Deze externe veiligheidsrisico's dienen te worden beoordeeld voor twee risiconormen, te weten het plaatsgebonden risico en het groepsrisico. Voor beide risiconormen geldt hoe groter de afstand tussen planontwikkeling en risicobron, des te kleiner zal de impact van het plan zijn op de hoogte van het risico.

Plaatsgebonden risico
Het plaatsgebonden risico heeft tot doel om hetzelfde minimale beschermingsniveau te bieden voor iedere burger in Nederland. Het plaatsgebonden risico beschrijft de kans per jaar dat een onbeschermd individu komt te overlijden door een ongeval met gevaarlijke stoffen. Het plaatsgebonden risico wordt uitgedrukt in risicocontouren rondom de risicobron (bedrijf, weg, spoorlijn etc.), waarbij de 10-6 contour (kans van 1 op 1 miljoen op overlijden) de maatgevende grenswaarde is.

Groepsrisico
Het groepsrisico is een afwegingsinstrument dat tot doel heeft een bewuste afweging te stimuleren over het risico op een ongeval met een groot aantal slachtoffers. Het groepsrisico beschrijft de kans dat een groep van 10 of meer personen gelijktijdig komt te overlijden ten gevolge van een ongeval met gevaarlijke stoffen. Het groepsrisico geeft een indicatie van de maatschappelijke ontwrichting in geval van een ramp. Het groepsrisico wordt uitgedrukt in een grafiek, waarin de kans op overlijden van een bepaalde groep (bijvoorbeeld 10, 100 of 1000 personen) wordt afgezet tegen de kans daarop. Voor het groepsrisico geldt de oriëntatiewaarde als ijkpunt in de verantwoording (géén norm).

Voor elke verandering van het groepsrisico (af- of toename) in het invloedsgebied moet verantwoording worden afgelegd, over de wijze waarop de toelaatbaarheid van deze verandering in de besluitvorming is betrokken.

Samen met de hoogte van groepsrisico moeten andere kwalitatieve aspecten worden meegewogen in de beoordeling van het groepsrisico. Onder deze aspecten vallen zelfredzaamheid en bestrijdbaarheid. Onderdeel van deze verantwoording is overleg met (advies vragen aan) de regionale brandweer.

Beoordeling
Dit bestemmingsplan maakt een nieuw kwetsbaar object mogelijk, namelijk een bedrijfswoning. Beoordeeld is dan ook of er sprake is van activiteiten met gevaarlijke stoffen in en in de omgeving van het plangebied, die mogelijk risico's zouden kunnen opleveren. Meer specifiek is gekeken naar de aanwezigheid van bedrijven die aangewezen zijn in het Bevi, waaronder LPG-tankstations, transportroutes over weg/spoor/water en buisleidingen. Hierbij is gebruik gemaakt van de risicokaart (http://nederland.risicokaart.nl/risicokaart.html). In afbeelding 5 is een uitsnede van de risicokaart opgenomen (raadpleging op 7 april 2017).

afbeelding "i_NL.IMRO.1734.0265BUITboterstr54-VSG1_0005.png"
Afbeelding 5: uitsnede risicokaart



Risicovolle inrichtingen
In de omgeving van het plangebied zijn geen Bevi-inrichtingen aanwezig; deze bevinden zich meer dan 1 kilometer van het plangebied. Er is in dit opzicht dan ook geen sprake van belemmeringen of beperkingen.

Buisleidingen
Op 200 meter ten oosten en ca. 300 meter ten noorden van de beoogde woning ligt de gasleiding N568-32 (diameter 4 inch, druk 40 bar). Uit de informatie van de risicokaart blijkt dat het plangebied buiten de PR 10-6-contour van de gasleiding gelegen is. De plaatsgebonden risicocontour vormt dan ook geen belemmering voor realisatie van het plan.

Het plangebied ligt in het invloedsgebied groepsrisico van de buisleiding. Het aantal personen dat zich binnen het plangebied bevindt zal door het toevoegen van een woning niet toenemen, omdat in de huidige situatie een agrarisch bedrijf is toegestaan. De ontwikkeling is dan ook niet van invloed op het groepsrisico. Daarnaast is de afstand tussen het plan en de risicobronnen dermate groot (minimaal 200 meter) dat de wetgever heeft aangegeven dat het groepsrisico alleen beperkt verantwoord hoeft te worden. Hierdoor hoeft niet de hoogte van het groepsrisico in beeld gebracht te worden, maar enkel nog de aspecten zelfredzaamheid en beheersbaarheid. Deze aspecten worden volledigheidshalve besproken. De gemeente heeft bij het invullen van de beperkte verantwoordingsplicht een grote mate van beoordelingsvrijheid. Ten aanzien van de aspecten bestrijdbaarheid en zelfredzaamheid heeft de veiligheidsregio adviesrecht.

Transportroutes
Ca. 1,68 kilometer ten oosten van het plangebied ligt de Rijksweg A50. Overige transportroutes liggen op grote afstand (> 4 kilomter) van het plangebied. Het plangebied ligt buiten de plaatsgebonden risicocontouren van transportroutes. Wel ligt het plangebied binnen het invloedsgebied van de A50. Binnen het invloedsgebied wordt een nieuw kwetsbaar object mogelijk gemaakt omdat een extra woning wordt toegevoegd. Omdat de afstand tussen het plangebied en de risicobron groter is dan 200 meter, hoeft het groepsrisico alleen beperkt verantwoord te worden. Hierdoor hoeft niet de hoogte van het groepsrisico in beeld gebracht te worden, maar enkel nog de aspecten zelfredzaamheid en beheersbaarheid (beperkte verantwoordingsplicht).

Zelfredzaamheid
Personen in het plangebied kunnen voldoende zelfredzaam worden geacht. Er zijn voldoende vluchtmogelijkheden aanwezig. De relevante risicoron bevindt zich ten noorden en oosten van het plangebied. Zowel de huidige als de beoogde te herbouwen woning is voorzien van vluchtmogelijkheden naar het zuiden of westen (van de risicobronnen af). De nieuwe woning zal bovendien ca. 22 meter verder van de risicobronnen af worden gerealiseerd dan de bestaande woning, waardoor het risico wordt verkleind. Verdere maatregelen om de zelfredzaamheid te vergroten worden, gezien de afstand tot de risicobronnen en het beperkte aantal personen in het plangebied, niet nodig geacht.

Beheersbaarheid
De woning in het plangebied is voldoende bereikbaar voor hulpdiensten via de eigen oprit, die direct op de Boterhoeksestraat ontsluit. Hierin treden overigens geen wijzigingen op. Wat betreft de beheersbaarheid zijn er geen belemmeringen.

Conclusie
Het plangebied ligt buiten de plaatsgebonden risicocontour van risicobronnen. Wel ligt het plangebied binnen het invloedsgebied van een gasleiding en de Rijksweg A50. Gezien de zeer beperkte wijziging van het aantal personen in het plangebied, het beperkte aantal verblijvenden in het plangebied en de afstand tot de risicobronnen, wordt geconcludeerd dat er voldoende afstand tussen de functies aanwezig is. De invloed op het GR zal minimaal zijn en de aanwezigen in het plangebied kunnen voldoende zelfredzaam worden geacht. Er zijn voldoende vluchtmogelijkheden. Ten aanzien van de bestrijdbaarheid in geval van een calamiteit bestaan geen belemmeringen. De gemeente acht het groepsrisico verantwoord en het restrisico wordt geaccepteerd.

Het aspect externe veiligheid vormt geen belemmering voor de voorgenomen ontwikkeling in het plangebied.

3.8 Kabels En Leidingen

Het verrichten van werkzaamheden in de nabijheid van hoogspanningsmasten, warmwaterleidingen e.d. kan gevaar met zich meebrengen. Om dit gevaar zoveel mogelijk te beperken dient de leidingbeheerder aan te geven onder welke voorwaarden de werkzaamheden veilig plaats kunnen vinden.

Conclusie
In of nabij het plangebied zijn geen planologisch relevante kabels en/of leidingen gelegen. Er is dan ook geen sprake van belemmeringen.

3.9 Waterparagraaf

Rijksbeleid
Nationaal waterplan
In december 2015 heeft het kabinet het Nationaal Waterplan vastgesteld. Dit plan geeft op hoofdlijnen aan welk beleid het Rijk in de periode 2016-2021 voert om te komen tot een duurzaam waterbeheer. Het Nationaal Waterplan richt zich op bescherming tegen overstromingen, beschikbaarheid van voldoende en schoon water, en diverse vormen van gebruik van water. Ook worden de maatregelen genoemd die hiertoe worden genomen.

Het Nationaal Waterplan is opgesteld op basis van de Waterwet, die met ingang van 22 december 2009 van kracht is. Op basis van de Wet ruimtelijke ordening heeft het Nationaal Waterplan voor de ruimtelijke aspecten de status van structuurvisie.

Provinciaal beleid
Provinciaal Waterplan
In het Waterplan Gelderland is het waterbeleid beschreven aan de hand van een aantal thema's, zoals landbouw, wateroverlast, watertekort, natte natuur, grondwaterbescherming en hoogwaterbescherming. Voor deze thema's is beschreven welke doelstellingen voor 2027 en 2015 er liggen. Daarbij is beschreven hoe wij voor de planperiode de uitvoering van acties zien om die doelstellingen te bereiken. Bij sommige thema's gelden aanvullende waterdoelstellingen voor specifieke waterhuishoudkundige functies.

In het kort zijn de belangrijkste doelstellingen voor de planperiode:

  • voor de 35 gebieden van de TOP-lijst is het Gewenste Grond- en Oppervlaktewater Regiem (GGOR) bestuurlijk vastgesteld en zijn de maatregelen voor herstel uitgevoerd;
  • de maatregelen voor herstel van de wateren van het hoogste ecologisch niveau (HEN-wateren) zijn uitgevoerd;
  • de natte ecologische verbindingszones zijn gerealiseerd, tenzij onvoldoende financiële middelen beschikbaar zijn;
  • wateroverlast vanuit het regionale watersysteem wordt voorkomen door inrichting van waterbergingsgebieden en verruiming van watergangen;
  • in het stedelijk gebied is urgente wateroverlast opgelost;
  • de zwemwateren voldoen als minimum aan de categorie aanvaardbaar;
  • toekomstvast hoogwaterbeleid.

Waterschap Rivierenland
Waterbeheerplan 2016-2021
Dit plan, vastgesteld op 27 november 2015, gaat over het waterbeheer in het hele rivierengebied en het omvat alle watertaken van het waterschap: waterkwantiteit, waterkwaliteit, waterkering en waterketen. In het Waterbeheerplan staat wat Waterschap Rivierenland de komende periode gaat doen om inwoners van het rivierengebied veiligheid en voldoende schoon en mooi water in sloten en plassen te kunnen blijven bieden. Het plan is in samenwerking met onder meer de gemeente Overbetuwe opgesteld.

Keur Waterschap Rivierenland 2014
Voor waterhuishoudkundige ingrepen is de 'Keur Waterschap Rivierenland 2014' van toepassing. De Keur is een waterschapsverordening die gebods- en verbodsbepalingen bevat met betrekking tot ingrepen, die consequenties hebben voor de waterhuishouding en het waterbeheer. Zo is het onder andere verboden om handelingen te verrichten waardoor het onderhoud, aanvoer, afvoer en/of berging van water kan worden belemmerd, zonder een ontheffing van het Waterschap. De wateren en waterkeringen waarop de keur van toepassing is zijn vastgelegd in de legger wateren.

Realisatie van nieuwe bebouwing en/of verhard oppervlak moet hydrologisch neutraal worden uitgevoerd. Bij het toevoegen van bebouwing of verharding geldt een compensatieplicht. Er geldt een eenmalige vrijstelling van de compensatieplicht wanneer minder verharding dan 500 m² in stedelijk gebied of minder dan 1.500 m² in landelijk gebied wordt toegevoegd.

Gemeente Overbetuwe
Waterplan Overbetuwe
In 2008 heeft de gemeente Overbetuwe in samenwerking met het Waterschap Rivierenland het Waterplan Overbetuwe vastgesteld. Het waterbeheerplan van het waterschap is recent geactualiseerd (zie hierboven), eveneens in samenwerking met onder meer de gemeente Overbetuwe. Beide plannen gelden echter naast elkaar.

In het Waterplan Overbetuwe wordt het beleidskader geschetst en worden concrete maatregelen voor het watersysteem uitgewerkt. Naast het waterplan wordt parallel een Gemeentelijk Rioleringsplan (GRP) opgesteld waarin de maatregelen voor de riolering (waterketen) worden uitgewerkt.
Met het opstellen van een waterplan wordt inzicht gegeven in de relevante wateropgaven voor de gemeente Overbetuwe, zoals:

  • wateroverlast, het zoeken van oplossingen om wateroverlast tegen te gaan;
  • waterkwaliteit, het onderzoeken van mogelijkheden voor het verbeteren van de waterkwaliteit;
    grondwater, het inventariseren van grondwateroverlast;
  • beleving van water, burgers betrekken bij water;
  • afspraken en taken van waterschap en gemeente.


In het waterplan is een RO-attentiekaart per kern opgenomen en een overzichtskaart van de gehele gemeente.

Watertoets
Dit bestemmingsplan voorziet in het omzetten van een agrarisch bedrijfsperceel zonder bedrijfsowning naar een (kleinschalige) paardenfokkerij met een bedrijfswoning. Daarbij wordt binnen de planperiode de huidige woning met schuur gesloopt (ca. 426 m²) en vindt herbouw van de woning met aangebouwde stal plaats. Deze ontwikkeling is hydrologisch neutraal; de oppervlakte aan bebouwing van dit ensemble blijft nagenoeg gelijk. Verder worden er een loods (max. 300 m²) en een overdekte stapmolen (ca. 260 m²) gerealiseerd. Daarentegen wordt een kas (324 m²) gesloopt. De totale oppervlakte aan bebouwing neemt per saldo toe met ca. 100-150 m² (een en ander afhankelijk van de exacte omvang van de nieuwe woning). Deze toename blijft ruimschoots onder de eenmalige compensatieplicht, die op basis van de Keur van het waterschap geldt. Derhalve zijn geen compenserende maatregelen benodigd. Hemelwater en vuilwater dienen bij de nieuwe woning gescheiden te worden afgevoerd. Voor het waarborgen van de grond- en oppervlaktewaterkwaliteit, geldt dat voor het nieuwe dakoppervlak geen uitlogende bouwmaterialen mogen worden gebruikt.

De planvorming heeft geen invloed op oppervlaktewater. Op de noordelijke perceelsgrens is een watergang aanwezig. Deze wordt niet aangetast.

Conclusie
Waterhuishoudkundig zijn er geen bezwaren of voorwaarden verbonden aan dit bestemmingsplan. Het plan heeft geen negatieve effecten op de waterhuishouding.

3.10 Flora En Fauna

Natuurwetgeving
De bescherming van de natuur is sinds 1 januari 2017 vastgelegd in de Wet Natuurbescherming. Deze vervangt de Natuurbeschermingswet 1998 en de Flora- en faunawet. Deze wet vormt een uitwerking van de Europese Vogelrichtlijn en Habitatrichtlijn. Daarnaast vindt beleidsmatig gebiedsbescherming plaats door middel van het Natuurnetwerk Nederland (NNN), dat op provinciaal niveau is uitgewerkt (Gelders Natuurnetwerk).

De Wet natuurbescherming heeft enerzijds betrekking op de Europees beschermde Natura 2000-gebieden. Ruimtelijke ontwikkelingen die effecten hebben op de vastgestelde natuurwaarden van deze gebieden, zijn in beginsel niet toegestaan. Indien er een kans bestaat dat effecten zullen optreden, dienen deze vooraf in kaart gebracht en beoordeeld te worden.

Anderzijds is in de wet de bescherming van diverse planten- en diersoorten in Nederland vastgelegd. Naast de voor alle in het wild levende planten en dieren geldende algemene zorgplicht, geldt voor een aantal soorten een aanvullend beschermingsregime. Dit betreffen drie groepen van beschermde soorten, te weten alle vogelsoorten uit de Europese Vogelrichtlijn, overige strikt beschermde soorten uit de Europese Habitatrichtlijn en nationaal beschermde soorten (waaronder de 'Rode Lijst'). De Wet Natuurbescherming bevat een verbod om (het leefgebied van) beschermde soorten aan te tasten.

Provincies hebben de bevoegdheid om vrijstelling te verlenen voor nationaal beschermde soorten in het kader van bestendig beheer en onderhoud en ruimtelijke ontwikkeling, op basis van de provinciale verordening. De provincie Gelderland heeft voor een aantal soorten vrijstelling verleend.

Indien voorzorgsmaatregelen ten aanzien van andere beschermde soorten niet mogelijk zijn, dient bij de provincie een ontheffing te worden aangevraagd wanneer er sprake is van activiteiten in strijd met de verbodsbepalingen van de wet.

Op voorhand is niet uitgesloten dat de ingrepen waarin dit bestemmingsplan voorziet, namelijk sloop en herbouw van bebouwing, nieuwe inrichting van het erf en een functiewijziging naar een (kleinschalige) paardenfokkerij met legalisatie van een bedrijfswoning, tot overtreding van de Wet Natuurbescherming leiden. Ook worden enkele bomen gekapt voor de toekomstige inrichting. Ten behoeve van de voorgenomen ontwikkeling is dan ook een QuickScan flora en fauna uitgevoerd. De resultaten van het onderzoek zijn beschreven in Bijlage 2. Hierna worden uitsluitend de conclusies en voornaamste bevindingen van het onderzoek weergegeven.

Resultaten gebiedsbescherming
Het plangebied ligt in de buurt van het Natura 2000-gebied RIjntakken (ca. 200 kilomter ten noorden van het plangebied). Dit gebied behoort ook tot het Natuur Netwerk Nederland/Gelders Natuurnetwerk. Door menselijke ingrepen in het tussenliggende gebied (met name agrarische bedrijfsactiviteiten), zijn negatieve effecten door geluids- of visuele verstoring uitgesloten. Daarnaast draagt de ontwikkeling gezien de aard en omvang daarvan, niet bij aan verreikende effecten zoals stikstofdepositie of verdroging. Er is ook geen sprake van verkeersaantrekkende werking (zie ook paragraaf 4.3).

Wat betreft gebiedsbescherming zijn er dan ook geen belemmeringen voor het bestemmingsplan.

Resultaten soortenbescherming
In het kader van de soortenbescherming is een literatuur- en veldonderzoek uitgevoerd. Uit de onderzoeken blijkt dat uitsluitend negatieve effecten op vogels te verwachten zijn. Voor de overige soortgroepen kunnen negatieve effecten redelijkerwijs worden uitgesloten.

In het plangebied is de steenuil te verwachten. Dit is een soort waarvan de nesten jaarrrond beschermd zijn. De ingrepen in het plangebied leiden niet tot aantasting van (de functionaliteit) van het leefgebied van de steenuil. Ten aanzien van andere mogelijk aanwezige vogelsoorten (algemene vogelsoorten), geldt dat de werkzaamheden buiten het broedseizoen uitgevoerd dienen te worden. Dit betreft de periode tussen grofweg 15 maart en 15 juli. Indien binnen de broedperiode werkzaamheden worden uitgevoerd, dient voor aanvang daarvan door een deskundige te worden onderzocht of broedgevallen aanwezig zijn.

Conclusie
Significante negatieve effecten op beschermde natuurgebieden zijn op voorhand uit te sluiten. Ook ten aanzien van de meeste beschermde soorten zijn geen negatieve effecten te verwachten. Van de zwaarder beschermde soorten wordt uitsluitend de steenuil verwacht. Het leefgebied daarvan wordt echter niet aangetast. Wel dient rekening te worden gehouden met het broedseizoen van algemene beschermde vogelsoorten. De ingrepen worden bij voorkeur buiten het broedseizoen uitgevoerd, of voorafgaand aan de ingrepen dient een deskundige vast te stellen of er sprake is van broedgevallen. Met inachtnemening van deze voorwaarden, zijn er geen bezwaren aan het plan verbonden met betrekking tot flora en fauna.

3.11 Archeologische Waarden

Sinds de invoering van de Wet op de Archeologische Monumentenzorg (WAMZ) op 1 september 2007 is de verantwoordelijkheid ten aanzien van het bodemarchief gedecentraliseerd naar de gemeente. De provincie Gelderland blijft hierbij bestemmingsplannen (en afwijkingen hierop) toetsen op archeologie en cultuurhistorie, maar gaat er daarbij wel vanuit dat de gemeente zijn eigen taak naar behoren zelfstandig zal uitvoeren. De gemeente Overbetuwe heeft voor haar gemeentelijk grondgebied een erfgoedplan en een archeologische beleidsadvieskaart vervaardigd. Het erfgoedplan beoogt versterking van de plaats en betekenis van cultuurhistorie als factor in het ruimtelijk beleidsproces.

Beoordeling
Ter plaatse van het plangebied zijn de dubbelbestemmingen 'Waarde - Archeologische verwachting 2' (grootste deel van het plangebied) en 'Waarde - Archeologische verwachting 3' (ontsluiting aan de zuidkant) opgenomen. Het beoogde bouwperceel ligt geheel binnen de bestemming 'Waarde - Archeologische verwachting 2'. Indien bodemingrepen groter dan 100 m² en dieper dan 0,30 meter plaatsvinden, dient archeologisch onderzoek te worden uitgevoerd. Van dergelijke ingrepen zal sprake zijn. In het kader van dit bestemmingsplan is dan ook een verkennend archeologisch onderzoek uitgevoerd (Bijlage 3). Hierna worden enkel de belangrijkste bevindingen en conclusies van het onderzoek weergegeven.

Het plangebied lijkt in het verleden eerder deel uit te hebben gemaakt van een rivierkom- en oeverwalachtige vlakte dan van een echte rivieroeverwal. Archeologische indicatoren zijn in geen enkele boring in het plangebied aangetroffen.

De resultaten van het onderzoek geven derhalve geen aanleiding voor archeologisch vervolgonderzoek. Vanwege de afwezigheid van enige archeologische indicator, kunnen de archeologische dubbelbestemmingen in het onderzoeksgebied vervallen.

Conclusie
Het uitgevoerde archeologisch onderzoek heeft geen enkele archeologische indicator opgeleverd. De archeologische verwachtingswaarde kan dan ook naar beneden worden bijgesteld. Vervolgonderzoek is niet noodzakelijk. De archeologische dubbelbestemmingen in het onderzoeksgebied kunnen vervallen.

Hoofdstuk 4 Planbeschrijving

4.1 Huidige Situatie

Het plangebied betreft het perceel Boterhoeksestraat 54, dat ca. 1,4 hectare groot is. Op dit agrarische perceel staat een agrarische schuur, waaraan rond de afgelopen eeuwwisseling een uitbouw gerealiseerd is. De uitbouw (bungalow-type) wordt gebruikt als woning. Op het perceel is verder een kas aanwezig (18x18 meter), ten zuiden van de woning. In de noordoostelijke hoek van het perceel is een paardenbak (20x40 meter)met omheining aanwezig. Verder is nabij de agrarische bebouwing een mestvaalt aanwezig. Rondom de woning en de agrarische bebouwing is enige verharding aanwezig. Het perceel is toegankelijk via de oprit, die met een bocht naar het zuidwesten van het plangebied afbuigt. Het perceel is ontsloten op de Boterhoeksestraat. De onbebouwde gronden zijn in gebruik als weiland. Er bevinden zich enkele solitaire bomen en een aantal hekwerken op en rond de weilanden. De randen van het perceel zijn, met uitzondering van het zuidoostelijk deel, grotendeels begroeid. In afbeelding 6 is een impressie van de huidige situatie weergegeven en in afbeelding 7 een overzicht van de perceelsindeling.

afbeelding "i_NL.IMRO.1734.0265BUITboterstr54-VSG1_0006.png"afbeelding "i_NL.IMRO.1734.0265BUITboterstr54-VSG1_0007.png"
Afbeelding 6: impressie van de huidige situatie in het plangebied: linksboven de woning en voorkant van de schuur, linksonder de kas en rechtsonder de paardenbak, mestvaalt en agrarische schuur
afbeelding "i_NL.IMRO.1734.0265BUITboterstr54-VSG1_0008.png"
Afbeelding 7: overzicht van de huidige situatie in het plangebied

4.2 Voorgenomen Ontwikkeling

De initiatiefnemers zijn sinds 2015 eigenaar van het perceel en willen de komende jaren in de bestaande woning gaan wonen, zonder direct een volwaardig agrarisch bedrijf te exploiteren. Hun voornemen betreft in eerste instantie het legaliseren van de bestaande woning. Naast wonen, willen de initiatiefnemers ook een nevenactiviteit in de vorm van een kleinschalige paardenfokkerij ontplooien (ca. 6 volwassen paarden). Van een volwaardige bedrijfsmatige exploitatie zal in de eerste jaren geen sprake zijn.

De initiatiefnemers willen vervolgens het terrein de komende jaren op een aantal punten aanpassen en de uitstraling van het perceel verfraaien. Het betreft de volgende wijzigingen:

  • sloop van de huidige schuur met aangebouwde woning en herbouw van een nieuwe woning met stal aan de achterkant (streekeigen boerderij) ca. 22 meter westelijk van de huidige woning. De nieuwe woning krijgt een inhoud van maximaal 750 m³;
  • sloop van de kas aan de oostkant van het perceel (ca. 18x18 meter);
  • bouw van een nieuwe loods (ca. 16x16 meter) achter de woning met stal, te gebruiken als onder meer opslag van hooi en stro, tractorberging, werkplaats, etc.;
  • realiseren van een nieuwe paardenbak met verlichting van ca. 20x60 meter. Dit komt het trainen van de paarden ten goede. De beoogde omvang past binnen de maximale omvang voor paardenbakken in het bestemmingsplan 'Buitengebied Overbetuwe'. De lichtuitstraling is door de beoogde situering op het perceel beperkt;
  • realiseren van een overdekte stapmolen/longeercirkel (diameter ca. 18 meter) aan de oostkant van het perceel. Hierdoor kunnen paarden ook in de winterperiode goed worden getraind.

Deze veranderingen zullen gefaseerd plaatsvinden, maar worden allen binnen de planperiode van dit bestemmingsplan (10 jaar) beoogd.

Verder is de bedoeling en de reële verwachting, dat binnen de planperiode het gebruik als paardenfokkerij zal worden geïntensiveerd, waardoor er sprake zal zijn van een volwaardig agrarisch bedrijf.

Een voorwaarde om medewerking aan de voorgenomen ontwikkeling te verlenen, is dat er sprake is van een goede landschappelijke inpassing, waarbij rekening gehouden wordt met de gebiedskwaliteiten. Hiertoe is een inrichtingsplan opgesteld (Bijlage 1). In afbeelding 8 is de beoogde eindsituatie, inclusief landschappelijke inpassing weergegeven. De landschappelijke inpassing bestaat uit:

  • opvullen van gaten in de bomenrij op de oostelijke perceelsgrens en doortrekken van deze rij in zuidelijke richting. Hiertoe worden op meerdere plaatsen knotwilgen aangeplant,
  • aanplant van een es centraal westelijk op het perceel als opvulling van een gat in de begroeiing;
  • aanplant van een solitaire es ten westen van de nieuwe woning;
  • aanplant van een fruitboomgaard ten noordwesten van de nieuwe woning;
  • aanplant van beukenhagen ter afscheiding van het woonperceel en het weiland;
  • kap van 2 fruitbomen en 5 essen.

In de gewenste eindsituatie ontstaat een duidelijke ruimtelijke kwaliteitsverbetering ten opzichte van de bestaande situatie. De bebouwing wordt geclusterd gerealiseerd en er ontstaat een duidelijk onderscheid tussen het woonperceel en de weilanden. Er wordt een kwalitatief hoogwaardige woning gerealiseerd centraal op het erf. Het erf wordt geheel landschappelijk ingepast door een groene omkadering. Enkele cultuurhistorische elementen, zoals een fruitboomgaard, worden eveneens aangebracht.

afbeelding "i_NL.IMRO.1734.0265BUITboterstr54-VSG1_0009.png"
Afbeelding 8: impressie van de toekomstige situatie

4.3 Verkeer En Parkeren

Ten behoeve van de paardenfokkerij met bedrijfswoning dienen op eigen terrein voldoende parkeerplaatsen aanwezig te zijn. Hierbij dient te worden voldaan aan de Nota Parkeernormen Overbetuwe 2016. Binnen het plangebied is op de bestaande verharding ruimschoots voldoende ruimte voor om te parkeren aanwezig. Dit blijft bij de toekomstige inrichting het geval. Er zijn wat betreft het parkeren dan ook geen belemmeringen te verwachten.

Het perceel wordt via de bestaande oprit ontsloten op de Boterhoeksestraat. Omdat zowel in de huidige als de toekomstige situatie sprake is van een agrarisch bedrijfsperceel en er in eerste instantie een kleinschalige paardenhouderij zal worden geëxploiteerd, leidt de ontwikkeling niet tot een relevante of merkbare toename van verkeersbewegingen. Ook het legaliseren van de (bedrijfs)woning heeft een zodanig geringe theoretische toename van verkeersbewegingen tot gevolg, dat geen sprake is van een merkbare verandering.

Voor wat betreft parkeren en verkeersafwikkeling zijn dan ook er geen belemmeringen voor de voorgestane ontwikkelingen aanwezig.

Hoofdstuk 5 Juridische Planopzet

5.1 Algemene Opzet

Inleiding
Dit hoofdstuk bevat de concrete vertaling van het beleidsgedeelte (voorafgaande hoofdstukken) in het juridisch gedeelte van het bestemmingsplan (de verbeelding en regels).

Het bestemmingsplan 'Buitengebied, Boterhoeksestraat 54, Heteren' bestaat uit de volgende onderdelen:

De toelichting
In de toelichting is de ontwikkeling verantwoord, zowel op basis van het beleid, als op basis van milieu-hygiënische aspecten, aangevuld met een toelichting op de juridische opzet.

De bestemmingsregels
De bouw- en gebruiksregels binnen de verschillende bestemmingen. Daarnaast zijn waar nodig afwijkings- en wijzigingsbevoegdheden opgenomen, om het plan de benodigde flexibiliteit te geven.

De verbeelding
Op de verbeelding is de bestemming 'Agrarisch' opgenomen met de daarbij behorende aanduidingen. Waar nodig worden deze in paragraaf 5.2 nader toegelicht.

De opzet van het plan
Het bestemmingsplan is een juridisch plan, dat bindend is voor de burgers en voor de overheid. Qua systematiek is aangesloten bij het geldende bestemmingsplan 'Buitengebied Overbetuwe'. Vanwege de specifiek gewenste functie als paardenhouderij (eerst kleinschalig, maar op termijn volwaardig) met bijbehorende bebouwing, zijn aanvullend specifieke regels opgenomen ten aanzien van het gebruik en de bebouwing voor deze functie. Zo is een aangepaste begripsbepaling voor 'bedrijfswoning' opgenomen en zijn bouwregels op maat opgenomen. Daarbij is een beperkte mate van flexibiliteit mogelijk.

Bouwplan
Indien een aanvraag om omgevingsvergunning ingediend wordt, zijn in eerste instantie de bestemming met bijhorende regels van belang. Als het nieuwe en het beoogde gebruik past binnen de toegekende bestemming dan kan de omgevingsvergunning worden verleend.

5.2 Toelichting Op De Verbeelding En Regels

Op de verbeelding zijn de bestemmingen onderscheiden. De bestemmingen zijn afgeleid uit het gebruik (de aanwezige functies). De bestemmingen vormen het zogenaamde casco van het plan, waarvan in beginsel niet mag worden afgeweken.

Agrarisch

Het plangebied behoudt de bestemming 'Agrarisch'. Deze blijven in gebruik als weiland. Het huidige bouwvlak wordt verkleind.

Gebruik

De voor 'Agrarisch' bestemde gronden zijn bestemd voor grondgebonden agrarische bedrijfsvoering, een paardenfokkerij (al dan niet volwaardig), hobbymatig agrarisch grondgebruik, extensieve dagrecreatie, water en waterhuishoudkundige voorzieningen. Ook is de bestaande ontsluiting toegestaan. Binnen het bouwvlak is de aanduiding 'bedrijfswoning' opgenomen; er is één woning bij de kleinschalige dan wel volwaardige paardenfokkerij toegestaan. Hiermee wordt de bestaande woning gelegaliseerd en kan deze zowel gedurende de eerste periode bij de kleinschalige paardenfokkerij worden gebruikt, als wanneer er sprake is van een volwaardig agrarisch bedrijf. Hiertoe is een specifieke begripsbepaling in het plan opgenomen (artikel 1.12). De gebiedsaanduiding 'overige zone - waardevol landschap' ten slotte waarborgt het belang van behoud van het waardevolle oeverwallenlandschap.

Bouwen
Hoofdgebouwen zijn uitsluitend binnen de op maat opgenomen bouwvlakken toegestaan. Dit bouwvlak is afgestemd op de beoogde situering van de nieuwe woning. De bestaande woning valt onder de overgangsrechtelijke regels voor bebouwing. Er is een kleine flexibiliteitsmarge in acht genomen. De maximale goot- en bouwhoogte bedragen respectievelijk 6 en 10 meter en de maximale inhoud bedraagt 750 m³.

Voor de overige gebouwen (stal, loods, overdekte stapmolen/longeercirkel, overdekte mestopslag) zijn specifieke bouwregels opgenomen. Per gebouw zijn de maximale goot- en bouwhoogte en de maximale oppervlakte aangegeven. Tevens zijn specifieke bouwregels voor de paardenbak opgenomen.

Tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen zijn ook buiten het bouwvlak toegelaten.

Voorwaardelijke verplichtingen

In de bouw- en gebruiksregels zijn voorwaardelijke verplichtingen opgenomen, die waraborgen dat de benodigde landschappelijke inrichting, zoals opgenomen in het inrichtingsplan, tijdig wordt gerealiseerd. De inpassing dient na realisatie in stand te worden gehouden. Hierbij is rekening gehouden met de gefaseerde uitvoering van de voorziene wijzigingen op het perceel. De landschappelijke inpassing is daarom onderverdeeld in twee deelgebieden: de randen van het perceel (deelgebied 1), die ingevuld dienen te worden binnen één jaar na realisatie van de eerste bebouwing in het oostelijk deel van het perceel en het centrale erf bij de toekomstige bedrijfswoning (deelgebied 2). Laatstgenoemde inpassing dient te worden gerealiseerd wanneer in het westelijk deel van het toekomstige bouwperceel nieuwe bebouwing wordt gerealiseerd (zoals de te herbouwen woning). In afbeelding 9 zijn deze deelgebieden weergegeven.

Tevens is voorwaardelijk verplichtend opgenomen dat de eerste nieuwe bebouwing (in deelgebied 1) pas mag worden opgericht wanneer de kas (ter plaatse van de aanduiding 'kas', buiten het bouwvlak) is gesloopt.

afbeelding "i_NL.IMRO.1734.0265BUITboterstr54-VSG1_0010.png"
Afbeelding 9: deelgebieden gefaseerde landschappelijke inpassing, zoals vertaal in de planregels



Algemene regels
Anti-dubbeltelregel
Deze bepaling is opgenomen om te voorkomen dat, wanneer volgens een bestemmingsplan bepaalde gebouwen en bouwwerken niet meer dan een bepaald deel van een bouwperceel mogen beslaan, het opengebleven terrein nog eens meetelt bij het toestaan van een ander gebouw of bouwwerk, waaraan een soortgelijke eis wordt gesteld.

Algemene bouwregels
In de algemene bouwregels is een regeling opgenomen voor het ondergronds bouwen.

Algemene gebruiksregels
Deze bepaling bevat de vormen van gebruik, die in ieder geval strijdig zijn met de regels van het bestemmingsplan voor alle opgenomen bestemmingen.

Algemene aanduidingsregels
In het bestemmingsplan is de gebiedsaanduiding 'overige zone - waardevol landschap' opgenomen ter plaatse van de resterende agrarische gronden. Deze gebiedsaanduiding waarborgt het belang van het waardevolle open landschap.

Algemene afwijkingsregels
In dit artikel wordt een opsomming gegeven van de regels waarvan door middel van een omgevingsvergunning afgeweken kan worden van het bestemmingsplan. Het gaat hierbij om de bevoegdheid om door middel van een omgevingsvergunning af te kunnen wijken van de regels die gelden voor alle bestemmingen in het plan. De criteria, die bij toepassing van de afwijkingsbevoegdheid in acht moeten worden genomen, zijn aangegeven.

Algemene wijzigingsregels
In dit artikel wordt een opsomming gegeven van de regels waarvan door middel van een wijzigingsplan afgeweken kan worden van het bestemmingsplan. Dit betreft kleine wijzigingen van de bestemmingsgrenzen.

Overgangs- en slotregels
Overgangsrecht
Het voor alle bestemmingsplannen verplichte overgangsrecht is opgenomen. Bouwwerken welke op het moment van inwerkingtreding van het bestemmingsplan bestaan (of waarvoor een omgevingsvergunning voor het bouwen is aangevraagd) mogen blijven bestaan, ook al is er strijd met de bebouwingsregels. De overgangsbepaling houdt niet in dat het bestaand, illegaal opgerichte, bouwwerk legaal wordt, noch brengt het met zich mee dat voor een dergelijk bouwwerk alsnog een omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen kan worden verleend. Burgemeester en wethouders kunnen in beginsel dus nog gewoon gebruik maken van hun handhavingbevoegdheid. Het gebruik van de grond en opstallen, dat afwijkt van de regels op het moment van inwerkingtreding van het plan mag eveneens worden voortgezet.

Slotregel
Dit artikel geeft aan op welke manier de regels kunnen worden aangehaald.

Hoofdstuk 6 Financiële Toelichting


Uitgangspunt voor de beoogde ontwikkelingen is dat deze voor de gemeente budgetneutraal worden ontwikkeld. Op grond van artikel 6.12 lid 1 Wet ruimtelijke ordening (Wro) is de gemeenteraad van Overbetuwe verplicht om, indien er sprake is van een bouwplan, de gemeentelijke kosten te verhalen.

De kosten worden verhaald middels een met de initiatiefnemer afgesloten anterieure overeenkomst. Daarin is onder meer ook de vereiste financiële verevening opgenomen. Met de ontwikkelende eigenaar van de gronden die binnen het plangebied gelegen, is tevens een planschadeovereenkomst gesloten. In deze overeenkomst zijn afspraken gemaakt over het verhaal van kosten, dit is daarin op afdoende wijze vastgelegd. Middels de afgesloten overeenkomst is het kostenverhaal voldoende verzekerd en is de financiële haalbaarheid in voldoende mate aangetoond.

Hoofdstuk 7 Overleg En Inspraak

7.1 Inleiding

De procedures voor vaststelling van een bestemmingsplan zijn door de wetgever geregeld. Aangegeven is dat tussen gemeente en verschillende instanties waar nodig overleg over het plan moet worden gevoerd alvorens een ontwerpplan ter visie gelegd kan worden. Bovendien kan het noodzakelijk zijn om belanghebbenden de gelegenheid te bieden om hun visie omtrent het plan te kunnen geven. Dit is afhankelijk van de inspraakverordening van de gemeente. Pas daarna kan de wettelijke procedure met betrekking tot vaststelling van het bestemmingsplan van start gaan.

7.2 Overleg

Artikel 3.1.1 van het besluit ruimtelijke ordening (Bro) geeft aan dat het bestuursorgaan dat belast is met de voorbereiding van een bestemmingsplan overleg pleegt met de besturen van betrokken gemeenten en waterschappen en met die diensten van provincie en Rijk die betrokken zijn bij de zorg voor de ruimtelijke ordening of belast zijn met de behartiging van belangen welke in het plan in het geding zijn. Gezien de geringe omvang en impact van de voorgenomen ontwikkelingen heeft vooroverleg niet plaatsgevonden.

7.3 Vaststellingsprocedure

De vaststellingsprocedure van het bestemmingsplan heeft plaatsgevonden volgens artikel 3.8 van de Wet ruimtelijke ordening. Het bestemmingsplan is in dit kader ter visie gelegd gedurende een periode van zes weken vanaf 6 juli 2017. Gedurende deze periode kon een ieder zijn zienswijzen kenbaar maken tegen het plan. Het plan wordt vervolgens, al dan niet gewijzigd, ter vaststelling aangeboden aan de gemeenteraad. Er is één zienswijze tegen het ontwerpbestemmingsplan ingediend. De zienswijze, die is samengevat en van een reactie voorzien in het bijgevoegde 'Rapport zienswijzen ontwerpbestemmingsplan Buitengebied, Boterhoeksestraat 54, Heteren', heeft aanleiding gegeven tot enkele aanpassingen in de planregels. Deze wijzigingen hebben betrekking op de toegestane oppervlakte voor de werktuigenberging, de goot- en bouwhoogte van de overdekte stapmolen en het mogelijk maken van een mestopslag van 35 m². Verder is ambtshalve één wijziging in de regels aangebracht, waarbij een dubbeling in de gebruiksregels is verwijderd.

Het plan is vervolgens gewijzigd vastgesteld door de gemeenteraad van Overbetuwe op 24 oktober 2017.

7.4 Beroep

Na vaststelling wordt het bestemmingsplan voor de tweede maal zes weken ter visie gelegd. Gedurende deze periode kunnen belanghebbenden tegen het vaststellingsbesluit beroep instellen bij de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State. Indien geen beroep wordt ingesteld, is het plan na deze beroepstermijn onherroepelijk en treedt het plan in werking.

Bijlage 1 Inrichtingsplan

Bijlage 1 Inrichtingsplan

Bijlage 2 Deelgebieden Landschappelijke Inpassing

Bijlage 2 Deelgebieden landschappelijke inpassing

Bijlage 1 Toelichting Inrichtingsplan

Bijlage 1 Toelichting inrichtingsplan

Bijlage 2 Quickscan Flora En Fauna

Bijlage 2 Quickscan flora en fauna

Bijlage 3 Archeologisch Onderzoek

Bijlage 3 Archeologisch onderzoek

Bijlage 4 Rapport Zienswijzen En Ambtshalve Wijzigingen

Bijlage 4 Rapport zienswijzen en ambtshalve wijzigingen