KadastraleKaart.com

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
Artikel 2 Wijze Van Meten
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Tuin
Artikel 4 Wonen
Artikel 5 Waarde - Archeologische Verwachting 1
Artikel 6 Waarde - Archeologische Verwachting 2
Artikel 7 Waarde - Archeologische Verwachting 4
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 8 Anti-dubbeltelregel
Artikel 9 Algemene Gebruiksregels
Artikel 10 Algemene Afwijkingsregels
Artikel 11 Algemene Procedureregels
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 12 Overgangsrecht
Artikel 13 Slotregel
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding
1.2 Ligging Plangebied
1.3 Vigerende Bestemmingsplannen
1.4 Leeswijzer
Hoofdstuk 2 Beleidskader
2.1 Rijksbeleid
2.2 Provinciaal En Regionaal Beleid
2.3 Gemeentelijk Beleid
Hoofdstuk 3 Milieu- En Omgevingsaspecten
3.1 Vormvrije M.e.r.-beoordeling
3.2 Geluid
3.3 Luchtkwaliteit
3.4 Bedrijven En Milieuzonering
3.5 Geurhinder
3.6 Bodem
3.7 Externe Veiligheid
3.8 Kabels En Leidingen
3.9 Waterparagraaf
3.10 Flora En Fauna
3.11 Archeologische Waarden
Hoofdstuk 4 Planbeschrijving
4.1 Huidige Situatie
4.2 Voorgenomen Ontwikkeling
4.3 Verkeer En Parkeren
Hoofdstuk 5 Juridische Planopzet
5.1 Algemene Opzet
5.2 Toelichting Op De Verbeelding En Regels
Hoofdstuk 6 Financiële Toelichting
Hoofdstuk 7 Overleg En Inspraak
7.1 Inleiding
7.2 Overleg
7.3 Vaststellingsprocedure
7.4 Beroep
Bijlage 1 Nota Parkeernormen Overbetuwe 2016

Overbetuwe, bergingen, Andelst, Oosterhout, Slijk-Ewijk en Valburg

Bestemmingsplan - Gemeente Overbetuwe

Vastgesteld op 25-09-2017 - geheel onherroepelijk in werking

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels

Artikel 1 Begrippen

In deze regels wordt verstaan onder:

1.1 Plan

Het bestemmingsplan Overbetuwe, bergingen, Andelst, Oosterhout, Slijk-Ewijk en Valburg met identificatienummer NL.IMRO.1734.0271OVBbergingen-VSG1 van de gemeente Overbetuwe.

1.2 Bestemmingsplan

De geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen.

1.3 Aan- en uitbouw

Een aan een hoofdgebouw gebouwde ruimte, die daaraan ruimtelijk (door zijn constructie of afmetingen) ondergeschikt is - maximaal bestaande uit één bouwlaag al dan niet met kap - met dien verstande dat een aanbouw een zelfstandige ruimte is en een uitbouw een uitbreiding van een reeds bestaande ruimte van een hoofdgebouw is.

1.4 Aan huis gebonden beroeps- of bedrijfsactiviteit

Een beroeps- of bedrijfsactiviteit, waarvan de activiteiten niet specifiek publiekgericht zijn, en die op kleine schaal in een woning en/of de daarbij behorende bijgebouwen wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en de desbetreffende activiteit een ruimtelijke uitstraling heeft die in overeenstemming is met de woonfunctie ter plaatse.

1.5 Aanduiding

Een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.6 Aanduidingsgrens

De grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

1.7 Aaneengebouwde woning

Een woning die onderdeel uitmaakt van minimaal drie aaneengebouwde woningen, niet zijnde gestapelde woningen.

1.8 Archeologisch deskundige

De regionaal (beleids)archeoloog of een andere door het college van burgemeester en wethouders aan te wijzen deskundige op het gebied van de archeologische monumentenzorg.

1.9 Archeologisch onderzoek

Onderzoek (bureauonderzoek en/of boren en/of geofysisch onderzoek en/of graven en/of begeleiden) verricht door een dienst, bedrijf of instelling beschikkend over een door een erkende certificerende instelling afgegeven certificaat voor opgraven en werkend conform de Kwaliteitsnorm voor de Nederlandse Archeologie (KNA) dan wel, na vaststelling ervan door de Minister van OCW, de normen zoals opgesteld door het Centraal College van Deskundigen Archeologie (CCvD).

1.10 Archeologische verwachting

Een toegekende hoge, middelmatige of lage archeologische verwachting in verband met de kennis en wetenschap van de in dat gebied te verwachten overblijfselen van menselijke aanwezigheid of activiteiten uit het verleden.

1.11 Archeologische waarde

Een toegekende archeologische waarde in verband met de kennis en studie van de in dat gebied voorkomende overblijfselen van menselijke aanwezigheid of activiteiten uit het verleden.

1.12 Bebouwing

Eén of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

1.13 Bedrijf

Een inrichting of instelling gericht op het bedrijfsmatig voortbrengen, vervaardigen, bewerken, opslaan, installeren en/of herstellen van goederen dan wel het bedrijfsmatig verlenen van diensten, aan huis gebonden beroepen daaronder niet begrepen.

1.14 Bestemmingsgrens

De grens van een bestemmingsvlak.

1.15 Bestemmingsvlak

Een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.16 Bijgebouw

Een niet aan een hoofdgebouw verbonden gebouw, dat door zijn vorm, functie, situering en/of afmetingen ondergeschikt is aan dat op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw.

1.17 Bouwen

Het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.

1.18 Bouwgrens

De grens van een bouwvlak.

1.19 Bouwlaag

Een gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke bouwhoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van een kelder en de ruimte(n) in de kap.

1.20 Bouwperceel

Een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

1.21 Bouwperceelsgrens

De grens van een bouwperceel.

1.22 Bouwvlak

Een geometrisch bepaald vlak, waarmee de gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten.

1.23 Bouwwerk

Elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct, hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.

1.24 Detailhandel

Het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit. Horeca-activiteiten en detailhandel in volumineuze goederen zijn hieronder niet begrepen.

1.25 Erf

Het gedeelte van een bouwperceel gelegen buiten het, binnen het bouwperceel gelegen, bouwvlak.

1.26 Evenement

Een georganiseerde gebeurtenis, (openlucht)manifestatie, themadag of -week in de vorm van een voor publiek bestemde uitvoering/verrichting van vermaak op het gebied van sport, muziek of op sociaal-cultureel vlak.

1.27 Gebouw

Elk bouwwerk, dat voor een mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden (twee of meer wanden die tot de constructie behoren) omsloten ruimte vormt.

1.28 Hoofdgebouw

Een gebouw dat, gelet op de bestemming, als belangrijkste bouwwerk op een bouwperceel kan worden aangemerkt, exclusief aan- en uitbouwen.

1.29 Huishouden

Een persoon of vaste groep personen die gezamenlijk en bestendig, voor onbepaalde tijd samenwonen.

1.30 Kelder

Een overdekte, met wanden omsloten, voor mensen toegankelijke ruimte, beneden of tot ten hoogste 0,50 meter boven de kruin van de weg, waaraan het bouwperceel is gelegen; bij "bebouwing in geaccidenteerd terrein" gelegen beneden peil.

1.31 Normaal onderhoud en beheer

Werkzaamheden die ter plaatse regelmatig terugkeren, teneinde tot een goed beheer van de gronden te komen; hieronder vallen niet de incidentele ingrepen in bijvoorbeeld de cultuurtechnische situatie of werkzaamheden die een onherstelbare aantasting betekenen van de aan een gebied toegekende waarde.

1.32 Nutsvoorzieningen

Voorziening ten behoeve van algemeen nut in ruime zin zoals: voorzieningen/installaties ten behoeve van gas, water en electriciteit, signaalverdeling, telecommunicatieverkeer, waterzuivering, waterbeheersing, waterhuishouding, vuil- en afvalverwerking, compostering, wijkverwarming, milieuvoorzieningen e.d.

1.33 Omgevingsvergunning

Een vergunning als bedoeld in artikel 1.1, eerste lid, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.

1.34 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Een vergunning als bedoeld in artikel 3.3 onder a van de Wet ruimtelijke ordening.

1.35 Ondergeschikte bouwdelen

Bouwdelen van beperkte afmetingen, die buiten het gebouw uitsteken, zoals schoorstenen, windvanen, dakoverstekken, balkons en liftschachten.

1.36 Ondergronds

Onder peil.

1.37 Peil

  1. a. voor gebouwen, waarvan de hoofdtoegang aan een weg grenst, mits het gebouw op een afstand van niet meer dan 20 m van die weg is gelegen: 35 cm boven de kruin van die weg ter plaatse van de hoofdtoegang;
  2. b. voor overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde: de gemiddelde bouwhoogte van het aansluitend terrein.

1.38 Prostitutie

Het zich tegen vergoeding beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander.

1.39 Publiekgerichte beroeps- of bedrijfsactiviteit aan huis

Een publieksgerichte beroeps- of bedrijfsactiviteit, waarvan de activiteiten in hoofdzaak publieksaantrekkend zijn en waarvan de omvang en uitstraling zodanig is, dat de activiteit past binnen de desbetreffende woonomgeving en derhalve in een woning en/of de daarbij behorende bijgebouwen, met behoud van de woonfunctie, kan worden toegestaan.

1.40 Seksinrichting

Een voor publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in omvang als zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder seksinrichting wordt in elk geval verstaan: een (raam)prostitutiebedrijf, een seksbioscoop, een seksautomatenhal, een sekstheater, een parenclub of een erotische massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar.

1.41 Verdieping(en)

De bouwlaag respectievelijk bouwlagen die boven de begane grondbouwlaag gelegen is/zijn.

1.42 Voorgevel

De naar de weg gekeerde gevel van een gebouw of, indien het een gebouw betreft met meer dan één naar de weg gekeerde gevel, de gevel die op het moment van terinzagelegging van het ontwerp van het plan kennelijk als zodanig diende te worden aangemerkt.

1.43 Voorgevelrooilijn

De bouwgrens, waarop de voorgevels van het hoofdgebouw zijn georiënteerd, alsmede het verlengde daarvan.

1.44 Waterhuishoudkundige voorzieningen

Waterhuishoudkundige voorzieningen zijn voorzieningen die nodig zijn ten behoeve van een goede wateraanvoer, waterafvoer, waterberging en waterkwaliteit.

1.45 Woning

Een complex van ruimten inclusief aan- en uitbouwen, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden.

Artikel 2 Wijze Van Meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 De goothoogte van een bouwwerk

Vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel, met uitzondering van dakkapellen en wolfseinden.

2.2 De inhoud van een bouwwerk

Tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

2.3 De bouwhoogte van een bouwwerk

Vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van onderschikte bouwdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

2.4 De oppervlakte van een bouwwerk

Tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

2.5 De afstand van een bouwwerk tot de perceelsgrens

De afstand van een gebouw tot de (achter)perceelsgrens wordt bepaald door het buitenwerks meten van de kortste afstand van een gevel van het gebouw tot de (achter)perceelsgrens.

2.6 De horizontale diepte van een gebouw

De diepte van een gebouw, gemeten loodrecht vanaf de gevel waaraan wordt gebouwd.

2.7 Ondergeschikte bouwdelen

Bij toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwonderdelen, als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, liftschachten, gevel- en kroonlijsten, luifels, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van bouwgrenzen niet meer dan 1,5 meter bedraagt.

2.8 Hart van de lijn

Bij toepassing van deze regels wordt gemeten tot of vanuit het hart van een lijn op de kaart en op schaal waarin het plan is vastgesteld.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Tuin

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Tuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. tuinen behorende bij de op de aangrenzende gronden gelegen hoofdgebouwen;
  2. b. parkeervoorzieningen ten dienste van het op de aangrenzende gronden gelegen hoofdgebouw;
  3. c. aan- en uitbouwen bij de op de aangrenzende gronden gelegen hoofdgebouwen;

een en ander met de daarbij behorende voorzieningen.

3.2 Bouwregels

Artikel 4 Wonen

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. wonen,
  2. b. de uitoefening van een aan huis gebonden beroeps- of bedrijfsactiviteit;
  3. c. tuinen en erven;
  4. d. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  5. e. parkeervoorzieningen ten behoeve van het wonen;

een en ander met bijbehorende voorzieningen.

4.2 Bouwregels

4.3 Afwijken van de bouwregels

4.4 Specifieke gebruiksregels

4.5 Afwijken van de gebruiksregels

Artikel 5 Waarde - Archeologische Verwachting 1

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologische verwachting 1' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor het behoud en de bescherming van te verwachten archeologische resten in de bodem.

5.2 Bouwregels

5.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen ten aanzien van de situering en de afmetingen van bouwwerken en de inrichting van gronden, indien uit archeologisch onderzoek blijkt dat ter plaatse behoudens- en beschermenswaardige archeologische monumenten of resten aanwezig zijn. De nadere eisen zijn erop gericht de archeologische waarden zoveel mogelijk in de grond (in situ) te behouden.

5.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

5.5 Wijzigingsbevoegdheid

Artikel 6 Waarde - Archeologische Verwachting 2

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologische verwachting 2' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor het behoud en de bescherming van te verwachten archeologische resten in de bodem.

6.2 Bouwregels

6.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen ten aanzien van de situering en de afmetingen van bouwwerken en de inrichting van gronden, indien uit archeologisch onderzoek blijkt dat ter plaatse behoudens- en beschermenswaardige archeologische monumenten of resten aanwezig zijn. De nadere eisen zijn erop gericht de archeologische waarden zoveel mogelijk in de grond (in situ) te behouden.

6.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

6.5 Wijzigingsbevoegdheid

Artikel 7 Waarde - Archeologische Verwachting 4

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologische verwachting 4' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor het behoud en de bescherming van te verwachten archeologische resten in de bodem.

7.2 Bouwregels

7.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen ten aanzien van de situering en de afmetingen van bouwwerken en de inrichting van gronden, indien uit archeologisch onderzoek blijkt dat ter plaatse behoudens- en beschermenswaardige archeologische monumenten of resten aanwezig zijn. De nadere eisen zijn erop gericht de archeologische waarden zoveel mogelijk in de grond (in situ) te behouden.

7.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

7.5 Wijzigingsbevoegdheid

Hoofdstuk 3 Algemene Regels

Artikel 8 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 9 Algemene Gebruiksregels

Het is verboden de in Hoofdstuk 2 bedoelde gronden en bouwwerken te gebruiken of laten gebruiken op een wijze of tot een doel strijdig met de aan de grond gegeven bestemming. Onder strijdig gebruik als bedoeld in de regels van dit plan wordt in elk geval verstaan:

  1. a. een gebruik van gronden als stort- en/of opslagplaats van grond en/of afval, met uitzondering van een zodanig gebruik voor het normale op de bestemming gerichte gebruik en onderhoud;
  2. b. een gebruik van gronden als stalling- en/of opslagplaats van één of meer aan het gebruik onttrokken machines, voer-, vaar- of vliegtuigen, met uitzondering van een zodanig gebruik voor het normale op de bestemming gerichte gebruik en onderhoud;
  3. c. een gebruik van gronden en bouwwerken voor een seksinrichting dan wel ten behoeve van prostitutie.

Artikel 10 Algemene Afwijkingsregels

10.1 Maatvoering

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in het plan voor het afwijken van de voorgeschreven goothoogte, (bouw)hoogte, oppervlakte en afstand van bouwwerken, dan wel een voorgeschreven bebouwingspercentage, eventueel met overschrijding van de bouwgrenzen, mits de afwijking niet meer bedraagt dan 10% van de in deze regels voorgeschreven afmetingen, afstanden en bebouwingspercentages.

10.2 Bouwgrenzen

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in het plan om bij de uitvoering van het plan af te wijken van bouwgrenzen en overige aanduidingsgrenzen in het horizontale vlak op de verbeelding, indien en voor zover afwijking noodzakelijk is in verband met de uitmeting van het terrein en er geen dringende reden zijn die zich tegen de afwijking verzetten, mits de afwijking ten opzichte van hetgeen op de verbeelding is aangegeven niet meer dan 2,5 meter bedraagt.

10.3 Nutsvoorzieningen

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bestemmingsplan teneinde het oprichten van gebouwen ten behoeve van nutsvoorzieningen toe te staan, mits wordt voldaan aan de volgende regels:

  1. a. de bebouwde oppervlakte mag niet meer bedragen dan 25 m²;
  2. b. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 5 meter;
  3. c. de omgevingsvergunning mag de verkeersveiligheid niet in gevaar brengen;
  4. d. de omgevingsvergunning leidt niet tot een onevenredige aantasting van de stedenbouwkundige kwaliteit van de omgeving.

Artikel 11 Algemene Procedureregels

11.1 Afwijken

Bij een afwijking van het bestemmingsplan, die onderdeel uitmaakt van dit plan, is op de voorbereiding van het besluit de procedure als bedoeld in artikel 3.9 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht van toepassing.

11.2 Wijzigingsbevoegdheid

Bij toepassing van een wijzigingsbevoegdheid, die onderdeel uitmaakt van dit plan, is op de voorbereiding van het besluit de procedure als bedoeld in de afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht, van toepassing.

Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels

Artikel 12 Overgangsrecht

12.1 Overgangsrecht bouwwerken

  1. a. een bouwwerk, dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, danwel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    1. 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    2. 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  2. b. het bevoegd gezag kan eenmalig een omgevingsvergunning verlenen van het bepaalde onder a voor het vergroten van de inhoud van het bouwwerk als bedoeld in het bepaalde onder a met maximaal 10%.
  3. c. het bepaalde onder a is niet van toepassing op bouwwerken, die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

12.2 Overgangsrecht gebruik

  1. a. het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  2. b. het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het bepaalde in sub a te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  3. c. indien het gebruik, bedoeld in het bepaalde onder a, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  4. d. het bepaalde onder a is niet van toepassing op het gebruik, dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 13 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan 'Overbetuwe, bergingen, Andelst, Oosterhout, Slijk-Ewijk en Valburg'.

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

De Woonstichting Valburg wil bij een aantal van haar woningen in Slijk-Ewijk, Oosterhout, Andelst en Valburg bergingen plaatsen. Het gaat om vijf locaties met in totaal 30 woningen op 24 woonpercelen. De betreffende woningen hebben geen ontsluiting aan de achterzijde, maar uitsluitend aan de voorzijde. De bergingen worden aan de voorzijde voorzien, zodat deze kunnen worden gebruikt voor bijvoorbeeld het stallen van een elektrische fiets of scootmobiel. Op deze manier kan, naast enkele overige maatregelen die worden genomen, langer zelfstandig wonen in deze woningen van de Woonstichting mogelijk worden gemaakt.

De bestemmingsplannen die op de vijf locaties gelden, maken de realisatie van de bergingen aan de voorzijde van de woningen niet mogelijk. Een herziening van het bestemmingsplan is dan ook noodzakelijk. Dit bestemmingsplan 'Overbetuwe, bergingen, Andelst, Oosterhout, Slijk-Ewijk en Valburg' voorziet in het planologisch-juridisch kader om het realiseren van de bergingen mogelijk te maken.

1.2 Ligging Plangebied

Het plangebied bestaat uit vijf locaties met in totaal 24 woonpercelen (30 woningen). Het gaat om de volgende locaties:

  1. 1. Spaanstraat 1, 3, 5, 7, 9 en 11 te Oosterhout (6 woningen);
  2. 2. De Hartogstraat 15, 17, 19, 21, 23 en 25 te Valburg (6 woningen);
  3. 3. Clara Fabriciuspark 1, 3, 5, 7, 9 en 11 te Slijk-Ewijk (6 woningen);
  4. 4. Verlengde Emmastraat 20, 22, 24, 26 en 28 te Andelst (5 woningen);
  5. 5. Prins Hendrikstraat 2, 4, 6, 8, 10, 12 en 14 te Andelst (7 woningen).

Alle locaties liggen binnen de bebouwde kom. Op afbeelding 1 is de ligging van de verschillende locaties aangegeven, overeenkomstig de nummering uit de opsomming hierboven.

afbeelding "i_NL.IMRO.1734.0271OVBbergingen-VSG1_0001.png"
Afbeelding 1: ligging van de deellocatie van het plangebied (bron: Bing Maps)

In hoofdstuk 4 is de huidige situatie en de ligging van de 5 deelgebieden in de directe omgeving nader beschreven. In alle gevallen betreft het percelen met aaneengebouwde woningen binnen de bebouwde kom. De percelen zijn alle in eigendom van de Woonstichting Valburg. Kadastraal staan de deellocaties als volgt bekend:

  1. 1. Spaanstraat 1 t/m 11 (oneven) te Oosterhout, gemeente Valburg, sectie L, nr. 2178 (ged.);
  2. 2. De Hartogstraat 15 t/m 25 (oneven) te Valburg, gemeente Valburg, sectie I, nummer 933;
  3. 3. Clara Fabriciuspark 1 t/m 11 (oneven) te Slijk-Ewijk, gemeente Valburg, sectie K, nummer 453;
  4. 4. Verlengde Emmastraat 20 t/m 28 (even) te Andelst, gemeente Valburg, sectie G, nummer 1629 (ged.);
  5. 5. Prins Hendrikstraat 2 t/m 14 (even) te Andelst, gemeente Valburg, sectie G, nummer 1629 (ged.).

1.3 Vigerende Bestemmingsplannen

In het plangebied gelden momenteel de volgende bestemmingsplannen:

  • 'Oosterhout', onherroepelijk sinds 24 augustus 2012 (deellocatie 1);
  • 'Valburg', vastgesteld op 30 juni 2009 en onherroepelijk sinds 25 november 2010 (deellocatie 2);
  • 'Slijk-Ewijk', vastgesteld op 28 oktober 2008 en goedgekeurd op 20 februari 2009 (deellocatie 3);
  • 'Herveld-Andelst', onherroepelijk sinds 23 september 2011 (deellocaties 4 en 5).

Hieronder is per deellocatie een uitsnede opgenomen van de verbeeldingen behorende bij de vigerende bestemmingsplannen.

afbeelding "i_NL.IMRO.1734.0271OVBbergingen-VSG1_0002.png"
Afbeelding 2: uitsnede bestemmingsplan 'Oosterhout' ter plaatse van deellocatie 1
afbeelding "i_NL.IMRO.1734.0271OVBbergingen-VSG1_0003.png"
Afbeelding 3: uitsnede bestemmingsplan 'Valburg' ter plaatse van deellocatie 2
afbeelding "i_NL.IMRO.1734.0271OVBbergingen-VSG1_0004.png"
Afbeelding 4: uitsnede bestemmingsplan 'Slijk-Ewijk' ter plaatse van deellocatie 3
afbeelding "i_NL.IMRO.1734.0271OVBbergingen-VSG1_0005.png"
Afbeelding 5: uitsnede bestemmingsplan 'Herveld-Andelst' ter plaatse van deellocaties 4 en 5

Deellocatie 1
Op deze deellocatie gelden de bestemmingen 'Wonen' en 'Tuin'. Ter plaatse van de bestaande woningen is een bouwvlak opgenomen, met de aanduiding 'aaneengebouwd' en een maximum goot- en bouwhoogte van 4 respectievelijk 9 meter. De bergingen worden voorzien binnen de bestemming 'Tuin' aan de voorzijde van de percelen. Binnen deze bestemming zijn slechts kleinschalige uitbouwen toegestaan (maximaal 6 m², maximale diepte 1,5 meter, maximale bouwhoogte 4 meter en minimale afstand tot voorste perceelsgrens 2,5 meter). De gewenste bergingen voldoen niet aan deze eisen en zijn daarom niet mogelijk binnen het vigerende bestemmingsplan.

Deellocatie 2
Op deze deellocatie geldt de bestemming 'Wonen'. De bestaande woningen zijn voorzien van een bouwvlak met de aanduiding 'RY1', dat grondgebonden woningen met een maximale goot- en bouwhoogte van respectievelijk 4 en 8 meter toelaat. Het achtererf, voor zover buiten het bouwvlak gelegen, heeft de aanduiding 'zone bijgebouwen' (gearceerd). Aan- en uitbouwen en bijgebouwen moeten in beginsel binnen deze zone of het bouwvlak worden gerealiseerd. Buiten deze zones zijn uitsluitend kleinschalige uitbouwen toegestaan (maximaal 6 m², maximale diepte 1,5 meter, maximale bouwhoogte 4 meter en minimale afstand tot voorste perceelsgrens 2,5 meter). De gewenste bergingen voldoen niet aan deze eisen en zijn daarom niet mogelijk binnen het vigerende bestemmingsplan.

Deellocatie 3
Op deze deellocatie gelden de bestemming 'Wonen' en de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie'. De bestaande woningen zijn voorzien van twee bouwvlakken, beide met de aanduiding 'RY1'. Deze aanduiding laat grondgebonden woningen met een maximale goot- en bouwhoogte van respectievelijk 4 en 8 meter toe. Het achtererf, voor zover buiten het bouwvlak gelegen, heeft de aanduiding 'zone bijgebouwen' (gearceerd). Aan- en uitbouwen en bijgebouwen moeten in beginsel binnen deze zone of de bouwvlakken worden gerealiseerd. Buiten deze zones zijn uitsluitend kleinschalige uitbouwen toegestaan (maximaal 6 m², maximale diepte 1,5 meter, maximale bouwhoogte 4 meter en minimale afstand tot voorste perceelsgrens 2,5 meter). De gewenste bergingen voldoen niet aan deze eisen en zijn daarom niet mogelijk binnen het vigerende bestemmingsplan.

Het plangebied ligt gedeeltelijk binnen de 'zone milieuhinder'. Deze zone ligt op alle woonpercelen geheel of gedeeltelijk over de voortuin en het hoofdgebouw. Bij de percelen Clara Fabriciuspark 5, 7 en 11 ligt de zone ook gedeeltelijk over het achtererfgebied. De bergingen worden voorzien binnen de zone. Binnen de 'zone milieuhinder' zijn hoofdgebouwen, aan- en uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen niet toegestaan, behalve als op het betreffende bouwperceel al een hoofdgebouw, aan-/uitbouw en/of aangebouwd bijgebouw aanwezig is. Deze uitzondering is op alle percelen van toepassing, omdat de zone zoals beschreven gedeeltelijk over alle hoofdgebouwen op de deellocatie ligt. Deze zone vormt dus geen belemmering voor het voornemen.

Deellocaties 4 en 5
Op deze deellocatie gelden de bestemmingen 'Wonen' en 'Tuin', alsmede de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie'. Ter plaatse van de twee rijen met bestaande woningen zijn bouwvlakken opgenomen, met de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - RY1'. Binnen deze aanduiding zijn aaneengebouwde woningen van één bouwlaag met kap (goot- en bouwhoogte maximaal 4 respectievelijk 8 meter) toegestaan. De bergingen worden voorzien binnen de bestemming 'Tuin' aan de voorzijde van de percelen. Binnen deze bestemming zijn slechts kleinschalige uitbouwen toegestaan (maximaal 6 m², maximale diepte 1,5 meter, maximale bouwhoogte 4 meter en minimale afstand tot voorste perceelsgrens 2,5 meter). De gewenste bergingen voldoen niet aan deze eisen en zijn daarom niet mogelijk binnen het vigerende bestemmingsplan.

Gezien de voorgaande opsomming is een bestemmingsplanherziening binnen de 5 deelgebieden noodzakelijk.

1.4 Leeswijzer

Allereerst wordt in hoofdstuk 2 ingegaan op het beleid dat van toepassing is op dit bestemmingsplan. Daarna worden in hoofdstuk 3 de milieu- en omgevingsaspecten beschreven die van toepassing zijn. Het daarop volgende hoofdstuk bevat de planbeschrijving (huidige en toekomstige situatie alsmede verkeer en parkeren). Hoofdstuk 5 bevat de juridische vertaling van de gewenste ontwikkeling. Daaropvolgend wordt de financiële en economische haalbaarheid van het plan toegelicht. Afgesloten wordt met het hoofdstuk over de te volgen procedure (hoofdstuk 7).

Hoofdstuk 2 Beleidskader

2.1 Rijksbeleid

Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR)
In de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte staan de plannen van de Rijksoverheid voor ruimte en mobiliteit. Het Rijk streeft naar een concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig Nederland. Om dit te kunnen bereiken, laat het Rijk de ruimtelijke ordening meer over aan de decentrale overheden (provincie en gemeenten) en komt de gebruiker centraal te staan. Het Rijk kiest voor een selectievere inzet van rijksbeleid op slechts 13 nationale belangen. Buiten deze 13 belangen hebben decentrale overheden beleidsvrijheid.

Conclusie
Dit bestemmingsplan maakt op 24 woonpercelen met in totaal 30 woningen een kleinschalige berging aan de voorzijde van de bestaande woningen mogelijk. Deze ontwikkeling speelt zich, gezien de aard en omvang van de wijzigingen, af op lokaal niveau en heeft geen relatie met het ruimtelijke ordeningsbeleid op nationaal niveau. De 13 nationale belangen zijn met de ontwikkeling niet in het geding.

Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) (2011)
Het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) geeft richtlijnen voor de inhoud van bestemmingsplannen voor zover het gaat om ruimtelijke ontwikkelingen van nationaal belang.

De normering uit het Barro werkt zoveel mogelijk direct door op het niveau van de lokale besluitvorming. Bij besluitvorming over bestemmingsplannen moeten de regels worden gerespecteerd.

Conclusie
Dit bestemmingsplan maakt op 24 woonpercelen met in totaal 30 woningen aan de voorzijde van de bestaande woningen mogelijk. Deze ontwikkeling speelt zich, gezien de aard en omvang van de wijzigingen, af op lokaal niveau en heeft geen relatie met het ruimtelijke ordeningsbeleid op nationaal niveau. Het Barro heeft dan ook geen doorwerking naar dit bestemmingsplan.

Ladder voor duurzame verstedelijking
Om zorgvuldig ruimtegebruik te bevorderen, is per 1 oktober 2012 de ladder voor duurzame verstedelijking in het Besluit ruimtelijke ordening (artikel 3.1.6 Bro) opgenomen. De ladder ziet op een zorgvuldige afweging en transparante besluitvorming bij alle ruimtelijke en infrastructurele besluiten. De ladder is een motiveringsinstrument dat verplicht moet worden toegepast bij elk ruimtelijk besluit dat een 'nieuwe stedelijke ontwikkeling' mogelijk maakt. Wat er onder een nieuwe stedelijke ontwikkeling wordt verstaan, is in artikel 1.1.1 Bro bepaald: “De ruimtelijke ontwikkeling van een bedrijventerrein of zeehaventerrein, of van kantoren, detailhandel, woningbouwlocaties of andere stedelijke voorzieningen.” Uit de jurisprudentie komt naar voren dat het een nieuwe stedelijke ontwikkeling van enige omvang moet zijn.

Per 1 juli 2017 is een gewijzigde ladder in werking getreden. Hierin is de tekst van de ladder teruggebracht naar de essentie, namelijk de noodzaak om aan te geven dat de voorgenomen nieuwe stedelijke ontwikkeling voorziet in een behoefte plus een motivering als de stedelijke ontwikkeling niet binnen bestaand stedelijk gebied kan worden gerealiseerd. Artikel 3.1.6 lid 2 Bro luidt na de wijziging als volgt: “De toelichting bij een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, bevat een beschrijving van de behoefte aan die ontwikkeling, en, indien het bestemmingsplan die ontwikkeling mogelijk maakt buiten het bestaand stedelijk gebied, een motivering waarom niet binnen het bestaand stedelijk gebied in die behoefte kan worden voorzien.”

Beoordeling
Dit bestemmingsplan maakt op 24 woonpercelen binnen bestaand stedelijk gebied, met in totaal 30 woningen, een kleinschalige berging aan de voorzijde van de bestaande woningen mogelijk. Het aantal woningen neemt dan ook niet toe. Met het toestaan van een berging aan de voorzijde van het perceel is sprake van een relatief geringe uitbreiding van het ruimtebeslag ten opzichte van de bestaande bebouwing. Deze uitbreiding past in functioneel opzicht binnen het vigerende bestemmingsplan. Er is met deze ontwikkelingen geen sprake van nieuwe stedelijke ontwikkelingen van enige omgevang. Een toets aan de ladder voor duurzame verstedelijking is daarom niet aan de orde.

Conclusie
Het bestemmingsplan maakt geen nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk. De ladder voor duurzame verstedelijking is niet van toepassing. Het bestemmingsplan is in overeenstemming met artikel 3.1.6, tweede lid, Bro.

2.2 Provinciaal En Regionaal Beleid

Omgevingsvisie Gelderland
Provinciale Staten van Gelderland hebben de Omgevingsvisie Gelderland op 9 juli 2014 vastgesteld. Nadien zijn nog enkele actualisatieplannen vastgesteld, waarvan de meest recente op 1 juli 2017. De provincie kiest ervoor om in de Omgevingsvisie vanuit twee hoofddoelen bij te dragen aan gemeenschappelijke maatschappelijke opgaven. Deze zijn:

  • een duurzame economische structuur(versterking);
  • het borgen van de kwaliteit en veiligheid van onze leefomgeving.


Deze twee hoofddoelen benadrukken de rol en kerntaken van de provincie als middenbestuur. Zij beïnvloeden elkaar. Economische structuurversterking vraagt om een aantrekkelijk vestigingsklimaat. Dat is een goede bereikbaarheid en voldoende vestigingsmogelijkheden. Het betekent ook een aantrekkelijke woon- en leefomgeving met de unieke kwaliteiten van natuur, water en landschap in Gelderland. De provinciale hoofddoelen zijn uitgewerkt en vertaald in provinciale ambities, die moeten resulteren in een divers, dynamisch en mooi Gelderland.

Conclusie
De Omgevingsvisie is concreet uitgewerkt in de hierna beschreven Omgevingsverordening Gelderland. Deze bevat concrete regels, waaraan de ontwikkeling die dit plan mogelijk maakt, moet worden getoetst. De Omgevingsvisie zelf bevat geen aanduidingen die voor dit bestemmingsplan van belang zijn.

Omgevingsverordening Gelderland
Provinciale Staten van Gelderland hebben de Omgevingsverordening Gelderland vastgesteld op 24 september 2014. De meest recente actualisatie van de verordening dateert van 1 juli 2017.

De regels in de verordening hebben betrekking op het hele provinciale grondgebied, delen of gebiedsgerichte thema's. Gemeenten moeten binnen een bepaalde termijn hun bestemmingsplan afstemmen op de in de verordening opgenomen regels. De regels in de verordening zijn gebaseerd op de provinciale omgevingsvisie en hebben de status van algemeen verbindende voorschriften.

Beoordeling
Het plangebied ligt gedeeltelijk binnen de aanduiding 'intrekgebieden' (deelgebieden 2, 4 en 5). Deze aanduiding is in het kader van dit bestemmingsplan niet van belang. Omdat met dit bestemmingsplan geen nieuwe woningen worden toegestaan, is ook het thema 'wonen' niet van toepassing. Ook voor het overige bevat de Omgevingsverordening geen regels die voor deze ontwikkeling van toepassing zijn.

Conclusie
Het bestemmingsplan is in overeenstemming met de Omgevingsverordening Gelderland.

2.3 Gemeentelijk Beleid

Toekomstvisie 2020+ Overbetuwe verbindt
Op 8 september 2009 heeft de gemeenteraad van Overbetuwe de 'Toekomstvisie 2020, Overbetuwe verbindt' vastgesteld. De Toekomstvisie+ van Overbetuwe is het kader voor de ontwikkeling van de gemeente Overbetuwe tot 2020. De visie geeft een richting voor de ruimtelijke, maatschappelijke en economische ontwikkeling. De geschetste identiteit kan bijdragen aan het behouden en aantrekken van inwoners en bedrijven. De visie kan mensen inspireren en motiveren die werken aan stedenbouw, sport, ondernemerschap, onderwijs, openbare ruimte, welzijnswerk en dergelijke. De visie is tenslotte ook een duidelijke positionering naar andere gemeenten en partners; het geeft Overbetuwe een eigen gezicht in de regio. De Toekomstvisie+ omvat het gehele gemeentelijke beleidsterrein. Voor wat betreft de ruimtelijke onderdelen is de Toekomstvisie+ te zien als structuurvisie in de zin van artikel 2.1 van de Wro voor het grondgebied van de gemeente Overbetuwe. In de toekomstvisie zijn de aspecten leefomgeving, vergrijzing, economische gesteldheid (werk en werkgelegenheid) en duurzaamheid opgenomen om een gewenste identiteit uiteen te zetten.

Beoordeling
In de Toekomstvisie+ worden twee ontwikkelingen gesignaleerd die tegen de achtergrond van het initiatief van de Woonstichting relevant zijn:

  1. 1. het kleiner worden van huishoudens;
  2. 2. de groei van de groep ouderen (65+) en de daarmee gepaard gaande veranderingen in woon- en zorgbehoeften.

Deze ontwikkelingen leiden ertoe dat een veelkleuriger palet van wonen moet worden aangeboden binnen de gemeente Overbetuwe: levensloopbestendig wonen, seniorenwoningen, beschermd wonen, kangoeroewoningen en zorgcentra in de grotere kernen. Een onderdeel van de beschreven ontwikkelingen is dat mensen vaak langer zelfstandig willen en moeten kunnen wonen. De woningen in het plangebied, daterend uit de jaren '70, zijn daarvoor momenteel niet geschikt. De initiatiefnemer wil daarom een aantal voorzieningen treffen om deze woningen geschikter te maken als levensloopbestendige woning. Zo worden de steile vaste trappen naar de zolderverdieping vervangen door veiligere, beter toegankelijke trappen en worden aan de voorzijde van de woningen bergingen gerealiseerd. Deze bergingen kunnen worden gebruikt om bijvoorbeeld een scootmobiel of elektrische fiets te stallen. Het plan draagt hiermee bij aan de doelstelling om te streven naar meer levensloopbestendige woningen en een breder palet aan woonvoorzieningen.

Conclusie
Gezien het voorgaande draagt het plan bij aan één van de opgaven van de Toekomstvisie+.


Hoofdstuk 3 Milieu- En Omgevingsaspecten

3.1 Vormvrije M.e.r.-beoordeling

Per 1 april 2011 is het Besluit m.e.r. gewijzigd. De belangrijkste aanleidingen hiervoor zijn de modernisering van de m.e.r. wetgeving in 2010 en de uitspraak van het Europese Hof van 15 oktober 2009. Uit deze uitspraak volgt dat de omvang van een project niet het enige criterium mag zijn om wel of geen m.e.r.(-beoordeling) uit te voeren. Ook als een project onder de drempelwaarde uit lijst D blijft, kan een project belangrijke nadelige gevolgen hebben, als het bijvoorbeeld in of nabij een gevoelig natuurgebied ligt. Gemeenten en provincies moeten daarom vanaf 1 april 2011 ook bij kleine bouwprojecten zoals het onderhavige beoordelen of een m.e.r.-beoordeling nodig is.

Ook de Implementatiewet 'herziening m.e.r. richtlijn' heeft mogelijk gevolgen voor dit bestemmingsplan. Sinds 16 mei 2017 is deze wet in werking (het gewijzigde Besluit m.e.r. is overigens nog niet in werking getreden). De richtlijn wijzigt de procedure en inhoud van het MER en de m.e.r.-beoordeling, maar ook de vormvrije m.e.r.-beoordeling. Dit heeft gevolgen voor de inhoud en procedure van de bestemmingsplannen. Voor activiteiten die zijn opgenomen in onderdeel D van de Bijlage bij het Besluit m.e.r. en waarvan de omvang beneden de in kolom 2 genoemde drempel ligt, geldt een vormvrije m.e.r.-beoordeling.

Beoordeling
Het bestemmingsplan maakt de realisatie van een kleine berging aan de voorzijde van 24 bestaande woonpercelen met in totaal 30 woningen mogelijk. Dit kan leiden tot een m.e.r.(beoordelings)-plicht. Of sprake is van een m.e.r.-procedure hangt af van het feit of sprake is van een m.e.r.-plichtige activiteit en of de drempelwaarden uit lijst C en D van het Besluit m.e.r. worden overschreden (1.). Daarnaast is van belang of de ontwikkeling in een kwetsbaar gebied ligt (2.) en of er belangrijke milieugevolgen zijn (3.).

  1. 1. De realisatie van kleinschalige extra bebouwing bij bestaande woningen is geen activiteit die is opgenomen in lijst C en D van het Besluit m.e.r.. De ontwikkeling is, gezien de aard en omvang ervan, geen stedelijk ontwikkelingsproject zoals bedoeld in het Besluit m.e.r. Er is geen sprake van een m.e.r.-plichtige activiteit. Er hoeft in het kader van dit bestemmingsplan daarom geen m.e.r.-procedure gevolgd te worden.
  2. 2. In onderdeel A van de bijlage bij het Besluit m.e.r is bepaald wat wordt verstaan onder een gevoelig gebied. Als gevoelig gebied zijn gebieden aangewezen die beschermd worden op basis van de natuurwaarden, landschappelijke waarden, cultuurhistorische waarden en waterwingebieden. Uit paragraaf 3.10 (Flora en Fauna) van de toelichting volgt dat het plangebied niet ligt in een gebied dat beschermd wordt op basis van de natuurwaarden. Daarnaast is geen sprake van externe werking op het Natuurnetwerk Nederland, een Vogel- of Habitatrichtlijngebied of overig beschermd natuurgebied. Het plangebied behoort niet tot een waterwinlocatie, waterwingebied of grondwaterbeschermingsgebied. Ook behoort het plangebied niet tot een gebied waarbinnen een Rijksmonument ligt of tot een Belvédèregebied.
    Het plangebied behoort niet tot een gevoelig gebied.
  3. 3. In de overige paragrafen van dit hoofdstuk zijn de verschillende relevante milieueffecten beschouwd. Hieruit blijkt dat er door dit bestemmingsplan geen sprake zal zijn van nadelige milieugevolgen, zowel afzonderlijk als gezamenlijk bezien. Voor de onderbouwing per onderdeel wordt verwezen naar de afzonderlijke paragrafen.


Conclusie
Zoals uit bovenstaande opsomming blijkt, is er gezien de aard en omvang van de ontwikkeling geen sprake van een overschrijding van de drempelwaarden en zijn er geen belangrijke nadelige milieugevolgen door de ontwikkeling. Het plangebied behoort ook niet tot een gevoelig gebied. Gezien het voorgaande is het niet noodzakelijk om een m.e.r.(-beoordeling) uit te voeren in het kader van dit bestemmingsplan.

3.2 Geluid

In de Wet geluidhinder (Wgh) is vastgelegd dat, als in het plangebied geluidgevoelige functies (zoals woningen) zijn voorzien binnen de invloedssfeer van (rail- en weg)verkeerslawaai, akoestisch onderzoek uitgevoerd dient te worden. Alle wegen hebben geluidzones, met uitzondering van:

  • wegen die in een als 'woonerf' aangeduid gebied liggen;
  • wegen waarvoor een maximumsnelheid van 30 km/uur geldt.


Op grond van de Wgh geldt een voorkeursgrenswaarde voor de geluidbelasting op de gevels vanwege het wegverkeer van 48 dB (artikel 82 lid 1). Indien de geluidbelasting hoger is, dient een nadere afweging plaats te vinden en kan een ontheffing voor een hogere geluidbelasting worden verleend (artikel 82 lid 2 Wgh). De maximale ontheffingswaarde voor nieuwbouw in bestaand stedelijk gebied bedraagt 63 dB (artikel 83 lid 2 Wgh). Daarnaast is de 'Nota Hogere Grenswaarden' d.d. 3 juni 2009 van de gemeente Overbetuwe van toepassing bij de verlening van hogere waarden.

Beoordeling
Dit bestemmingsplan maakt aanbouwen in de vorm van bergingen aan de voorzijde van 24 bestaande woonpercelen met in totaal 30 woningen) mogelijk. Er is geen sprake van nieuwe geluidsgevoelige objecten. Ook worden in de bebouwing geen geluidsgevoelige functies voorzien, omdat deze uitsluitend zijn bedoeld als bergingsruimte. Weg-, railverkeers- of industrielawaai zijn in het kader van dit bestemmingsplan daarom niet van belang. Nader onderzoek is niet noodzakelijk.

Conclusie
Dit bestemmingsplan maakt geen nieuwe geluidsgevoelig objecten of functies mogelijk. Vanuit akoestisch oogpunt zijn er geen belemmeringen voor de uitvoering van dit bestemmingsplan.

3.3 Luchtkwaliteit

De Wet luchtkwaliteit (verankerd in de Wet milieubeheer, hoofdstuk 5, titel 5.2) is een implementatie van diverse Europese richtlijnen omtrent luchtkwaliteit, waarin onder andere grenswaarden voor vervuilende stoffen in de buitenlucht zijn vastgesteld ter bescherming van mens en milieu. In Nederland zijn stikstofdioxide (NO2) en zwevende deeltjes als PM10 (fijn stof) de maatgevende stoffen waar de concentratieniveaus het dichtst bij de grenswaarden liggen. Overschrijdingen van de grenswaarden komen, uitzonderlijke situaties daargelaten, bij andere stoffen niet voor. Vanaf 1 januari 2015 dient het bevoegd gezag de luchtkwaliteit ook te toetsen aan de grenswaarde voor PM2,5 . Op basis van onderzoek door het Planbureau voor de Leefomgeving kan worden gesteld dat als aan de grenswaarden voor PM10 wordt voldaan, ook aan de grenswaarde voor PM2,5 wordt voldaan.

De wet- en regelgeving onderscheidt projecten die ‘in betekenende mate’ (IBM) en ‘niet in betekenende mate’ (NIBM) leiden tot een verslechtering van de luchtkwaliteit. Daarnaast worden er bestemmingen benoemd die extra gevoelig zijn voor luchtvervuiling (gevoelige bestemmingen).

Beoordeling en conclusie
Dit bestemmingsplan aanbouwen in de vorm van bergingen aan de voorzijde van 24 bestaande woonpercelen met in totaal 30 woningen mogelijk. Er worden geen nieuwe woningen of functies mogelijk gemaakt. Ook is geen sprake van een toename van verkeersbewegingen (zie ook paragraaf 4.3). Toetsing aan de grenswaarden is niet noodzakelijk. Het initiatief draag zonder meer 'niet in betekenende mate bij'.

3.4 Bedrijven En Milieuzonering

Bij de realisatie van nieuwe bebouwing en/of functiewijzigingen, moet rekening worden gehouden met met milieuzoneringen van bestaande en toekomstige bedrijven om zodoende de kwaliteit van het leefmilieu te handhaven en te bevorderen. Bij milieuzonering wordt gebruik gemaakt van de door de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) opgestelde Lijst van Bedrijfsactiviteiten (VNG-publicatie 'Bedrijven en milieuzonering', editie 2009). Hierin wordt per bedrijfssoort aangegeven welke milieu-invloed (in de vorm van geur, stof, geluid en gevaar) hiervan kan uitgaan en welke indicatieve afstand hierbij (minimaal) in acht genomen worden. Deze afstanden kunnen als basis worden gehanteerd, maar zijn indicatief. Hiervan kan gemotiveerd worden afgeweken. In het algemeen wordt door middel van het aanbrengen van een zonering (afstand) tussen bedrijvigheid en woonbebouwing de overlast ten gevolge van de bedrijfsactiviteiten zo laag mogelijk gehouden.

Onderscheid wordt gemaakt in twee omgevingstypen, uitgaande van het principe van functiescheiding: rustige woonwijk c.q. rustig buitengebied en gemengd gebied. In gemengd gebied worden de richtafstanden één afstandsstap verlaagd. Richtafstanden worden gemeten tussen enerzijds de maximale situering van de gevels van een woning (inclusief aan- en uitbouwen) op basis van het bestemmingsplan en vergunningsvrij bouwen en de rand van de milieubelastende functie anderzijds.

Beoordeling
Dit bestemmingsplan maakt aanbouwen in de vorm van bergingen aan de voorzijde van 24 bestaande woonpercelen met in totaal 30 woningen mogelijk. Er is geen sprake van een functiewijziging, maar de uiterste situering van de gevels van woning, inclusief aan- en uitbouwen, wijzigt wel. Deze kunnen circa 1 meter verder naar de voorste bouwperceelsgrenzen worden gesitueerd. Daarmee kan de wijziging in het kader van milieuzonering relevant zijn. Hierna wordt per deellocatie beoordeeld in hoeverre er sprake is van belemmeringen.

Deellocatie 1 (Spaanstraat 1 t/m 11 oneven te Oosterhout)
In de omgeving van deze deellocatie zijn geen milieubelastende activiteiten gevestigd. Tegenover de voorzijde van de woning is een groenstrook aanwezig. Er is geen sprake van belemmeringen.

Deellocatie 2 (De Hartogstraat 15 t/m 25 oneven te Valburg)
Deze deellocatie bevindt zich eveneens in een woonomgeving waar geen milieubelastende activiteiten zijn gevestigd. De voorzijde van de woningen ligt tegenover andere woonpercelen. Er is daarom geen sprake van belemmeringen.

Deellocatie 3 (Clara Fabriciuspark 1 t/m 11 oneven te Slijk-Ewijk)
Ook deze deellocatie bevindt zich in een woongebied. In de directe omgeving zijn tevens een maatschappelijke- en een horecafunctie aanwezig: het dorpshuis Beatrix aan de Dorpsstraat 15 ten noordwesten van de deellocatie en een bed & breakfast ten noordoosten van het plangebied (Clara Fabriciuspark 15). De omgeving kan worden gekenschetst als 'rustige woonwijk', waardoor de reguliere richtafstanden van toepassing zijn.

Een bed & breakfast behoort te milieucategorie 1 (richtafstand 10 meter). De woning Clara Fabriciuspark 11 ligt zowel in de huidige als de toekomstige situatie binnen deze richtafstand. Dit wijzigt niet. De bergingen worden niet dichterbij de bed & breakfast mogelijk gemaakt. Er treden geen extra belemmeringen op ten opzichte van de bestaande situatie.

In het dorpshuis Beatrix zijn een bar, snackbar en zalen aanwezig. De zalen worden gebruikt door diverse verenigingen voor onder andere vergadering. Ook beschikt het dorpshuis over een terras aan de Dorpsstraat (westkant). Alle activiteiten die in het dorpshuis worden ontplooid, behoren tot milieucategorie 1. Uitgegaan wordt daarom van een richtafstand van 10 meter. Aan de richtafstand wordt ten opzichte van alle woningen, zowel in de huidige als de toekomstige planologische situatie, voldaan. De toegestane uitbreidingen aan de voorzijde leiden niet tot belemmeringen.

Deellocatie 4 (Verlengde Emmastraat 20 t/m 28 even te Andelst)
Deze deellocatie bevindt zich in een woonomgeving. In de direct omgeving zijn geen milieubelastende functies gevestigd. De voorzijde van de woningen ligt tegenover andere woonpercelen en een groenstrook. Er is geen sprake van belemmeringen.

Deellocatie 5 (Prins Hendrikstraat 2 t/m 14 even te Andelst)
Deze deellocatie bevindt zich eveneens in een woonomgeving, waar geen milieubelastende activiteiten zijn gevestigd. De voorzijde van de woningen ligt tegenover andere woonpercelen. Er is geen sprake van belemmeringen.

Conclusie
Het aspect bedrijven en milieuzonering vormt geen belemmering voor de realisatie van bergingen bij de woningen in het plangebied.

3.5 Geurhinder

Op 1 januari 2007 is de Wet geurhinder en veehouderij (Wgv) in werking getreden. Deze wet vormt het toetsingskader voor vergunningen op grond van de Wet milieubeheer, waar het gaat om geurhinder veroorzaakt door het houden van dieren. Daarnaast is de wet van belang in verband met de zogenoemde 'omgekeerde werking' in het kader van de ruimtelijke ordening.

Beoordeling
Dit bestemmingsplan maakt geen nieuwe geurgevoelige objecten zoals bedoeld in de Wgv mogelijk. Ook liggen de woningen in het plangebied niet in de buurt van veehouderijen. In en nabij het plangebied bevindt zich geen belemmerende agrarische bedrijvigheid. Daarom is uitgesloten dat vanuit het aspect geurhinder belemmeringen bestaan.

Conclusie
Het aspect geurhinder levert geen belemmeringen of beperkingen op in het kader van dit bestemmingsplan.

3.6 Bodem

De bodemkwaliteit vormt een belangrijk aspect bij bouwontwikkelingen. In het kader van functiewijziging en herinrichting vormt de bodemkwaliteit bij ontwikkeling van ruimtelijke functies een belangrijke afweging. De Bouwverordening bevat een verbod voor het bouwen van woningen op verontreinigde grond.

Beoordeling
Dit bestemmingsplan maakt aanbouwen in de vorm van bergingen aan de voorzijde van 24 bestaande woonpercelen met in totaal 30 woningen mogelijk. De betreffende gronden zijn momenteel bestemd als tuin bij de woningen. Er is geen sprake van een wezenlijke functiewijziging. Ook is de bebouwing niet bedoeld voor permanent verblijf van personen. Een bodemonderzoek is daarom niet noodzakelijk.

Conclusie
Het aspect bodemkwaliteit brengt geen voorwaarden of beperkingen in het kader van dit bestemmingsplan met zich mee.

3.7 Externe Veiligheid

Beleid en normstelling
Het beleid voor externe veiligheid is gericht op het beperken en beheersen van risico's voor de omgeving vanwege handelingen met gevaarlijke stoffen. De handelingen kunnen zowel betrekking hebben op het gebruik, de opslag en de productie, als op het transport van gevaarlijke stoffen. Uit het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi), Besluit externe veiligheid transportroutes (Bevt) en Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) vloeit de verplichting voort om in ruimtelijke plannen in te gaan op de veiligheidsrisico's in het plangebied ten gevolge van handelingen met gevaarlijke stoffen. Deze externe veiligheidsrisico's dienen te worden beoordeeld voor twee risiconormen, te weten het plaatsgebonden risico en het groepsrisico. Voor beide risiconormen geldt hoe groter de afstand tussen planontwikkeling en risicobron, des te kleiner zal de impact van het plan zijn op de hoogte van het risico.

Plaatsgebonden risico
Het plaatsgebonden risico heeft tot doel om hetzelfde minimale beschermingsniveau te bieden voor iedere burger in Nederland. Het plaatsgebonden risico beschrijft de kans per jaar dat een onbeschermd individu komt te overlijden door een ongeval met gevaarlijke stoffen. Het plaatsgebonden risico wordt uitgedrukt in risicocontouren rondom de risicobron (bedrijf, weg, spoorlijn etc.), waarbij de 10-6 contour (kans van 1 op 1 miljoen op overlijden) de maatgevende grenswaarde is.

Groepsrisico
Het groepsrisico is een afwegingsinstrument dat tot doel heeft een bewuste afweging te stimuleren over het risico op een ongeval met een groot aantal slachtoffers. Het groepsrisico beschrijft de kans dat een groep van 10 of meer personen gelijktijdig komt te overlijden ten gevolge van een ongeval met gevaarlijke stoffen. Het groepsrisico geeft een indicatie van de maatschappelijke ontwrichting in geval van een ramp. Het groepsrisico wordt uitgedrukt in een grafiek, waarin de kans op overlijden van een bepaalde groep (bijvoorbeeld 10, 100 of 1000 personen) wordt afgezet tegen de kans daarop. Voor het groepsrisico geldt de oriëntatiewaarde als ijkpunt in de verantwoording (géén norm).

Voor elke verandering van het groepsrisico (af- of toename) in het invloedsgebied moet verantwoording worden afgelegd, over de wijze waarop de toelaatbaarheid van deze verandering in de besluitvorming is betrokken.

Samen met de hoogte van groepsrisico moeten andere kwalitatieve aspecten worden meegewogen in de beoordeling van het groepsrisico. Onder deze aspecten vallen zelfredzaamheid en bestrijdbaarheid. Onderdeel van deze verantwoording is overleg met (advies vragen aan) de regionale brandweer.

Beoordeling
Dit bestemmingsplan maakt aanbouwen in de vorm van bergingen aan de voorzijde van 24 bestaande woonpercelen met in totaal 30 woningen mogelijk. Hiermee worden geen nieuwe kwetsbare of beperkte kwetsbare objecten mogelijk gemaakt. Ook heeft de ontwikkeling geen invloed op de hoogte van het groepsrisico. Vanuit het aspect externe veiligheid is daarom geen sprake van belemmeringen. Een verantwoording van het groepsrisico hoeft niet plaats te vinden.

Conclusie
Het aspect externe veiligheid vormt geen belemmering voor de voorgenomen ontwikkeling in het plangebied.

3.8 Kabels En Leidingen

Het verrichten van werkzaamheden in de nabijheid van hoogspanningsmasten, warmwaterleidingen e.d. kan gevaar met zich meebrengen. Om dit gevaar zoveel mogelijk te beperken dient de leidingbeheerder aan te geven onder welke voorwaarden de werkzaamheden veilig plaats kunnen vinden.

Beoordeling en conclusie
In het plangebied zijn geen planologisch relevante kabels en/of leidingen gelegen. Er is geen sprake van belemmeringen.

3.9 Waterparagraaf

Rijksbeleid
Nationaal waterplan
In december 2015 heeft het kabinet het Nationaal Waterplan vastgesteld. Dit plan geeft op hoofdlijnen aan welk beleid het Rijk in de periode 2016-2021 voert om te komen tot een duurzaam waterbeheer. Het Nationaal Waterplan richt zich op bescherming tegen overstromingen, beschikbaarheid van voldoende en schoon water, en diverse vormen van gebruik van water. Ook worden de maatregelen genoemd die hiertoe worden genomen.

Het Nationaal Waterplan is opgesteld op basis van de Waterwet, die met ingang van 22 december 2009 van kracht is. Op basis van de Wet ruimtelijke ordening heeft het Nationaal Waterplan voor de ruimtelijke aspecten de status van structuurvisie.

Provinciaal beleid
Provinciaal Waterplan
In het Waterplan Gelderland is het waterbeleid beschreven aan de hand van een aantal thema's, zoals landbouw, wateroverlast, watertekort, natte natuur, grondwaterbescherming en hoogwaterbescherming. Voor deze thema's is beschreven welke doelstellingen voor 2027 en 2015 er liggen. Daarbij is beschreven hoe de provincie voor de planperiode de uitvoering van acties ziet om die doelstellingen te bereiken. Bij sommige thema's gelden aanvullende waterdoelstellingen voor specifieke waterhuishoudkundige functies.

In het kort zijn de belangrijkste doelstellingen voor de planperiode:

  • voor de 35 gebieden van de TOP-lijst is het Gewenste Grond- en Oppervlaktewater Regiem (GGOR) bestuurlijk vastgesteld en zijn de maatregelen voor herstel uitgevoerd;
  • de maatregelen voor herstel van de wateren van het hoogste ecologisch niveau (HEN-wateren) zijn uitgevoerd;
  • de natte ecologische verbindingszones zijn gerealiseerd, tenzij onvoldoende financiële middelen beschikbaar zijn;
  • wateroverlast vanuit het regionale watersysteem wordt voorkomen door inrichting van waterbergingsgebieden en verruiming van watergangen;
  • in het stedelijk gebied is urgente wateroverlast opgelost;
  • de zwemwateren voldoen als minimum aan de categorie aanvaardbaar;
  • toekomstvast hoogwaterbeleid.

Waterschap Rivierenland
Waterbeheerplan 2016-2021
Dit plan, vastgesteld op 27 november 2015, gaat over het waterbeheer in het hele rivierengebied en het omvat alle watertaken van het waterschap: waterkwantiteit, waterkwaliteit, waterkering en waterketen. In het Waterbeheerplan staat wat Waterschap Rivierenland de komende periode gaat doen om inwoners van het rivierengebied veiligheid en voldoende schoon en mooi water in sloten en plassen te kunnen blijven bieden. Het plan is in samenwerking met onder meer de gemeente Overbetuwe opgesteld.

Keur Waterschap Rivierenland 2014
Voor waterhuishoudkundige ingrepen is de 'Keur Waterschap Rivierenland 2014' van toepassing. De Keur is een waterschapsverordening die gebods- en verbodsbepalingen bevat met betrekking tot ingrepen, die consequenties hebben voor de waterhuishouding en het waterbeheer. Zo is het onder andere verboden om handelingen te verrichten waardoor onderhoud, aanvoer, afvoer en/of berging van water kan worden belemmerd, zonder een ontheffing van het Waterschap. De wateren en waterkeringen waarop de keur van toepassing is, zijn vastgelegd in de legger wateren.

Realisatie van nieuwe bebouwing en/of verhard oppervlak moet hydrologisch neutraal worden uitgevoerd. Bij het toevoegen van bebouwing of verharding geldt een compensatieplicht. Er geldt een eenmalige vrijstelling van de compensatieplicht wanneer minder verharding dan 500 m² in stedelijk gebied of minder dan 1.500 m² in landelijk gebied wordt toegevoegd.

Gemeente Overbetuwe
Waterplan Overbetuwe
In 2008 heeft de gemeente Overbetuwe in samenwerking met het Waterschap Rivierenland het Waterplan Overbetuwe vastgesteld. Het waterbeheerplan van het waterschap is recent geactualiseerd (zie hierboven), eveneens in samenwerking met onder meer de gemeente Overbetuwe. Beide plannen gelden naast elkaar.

In het Waterplan Overbetuwe wordt het beleidskader geschetst en worden concrete maatregelen voor het watersysteem uitgewerkt. Naast het waterplan wordt parallel een Gemeentelijk Rioleringsplan (GRP) opgesteld waarin de maatregelen voor de riolering (waterketen) worden uitgewerkt.
Met het opstellen van een waterplan wordt inzicht gegeven in de relevante wateropgaven voor de gemeente Overbetuwe, zoals:

  • wateroverlast, het zoeken van oplossingen om wateroverlast tegen te gaan;
  • waterkwaliteit, het onderzoeken van mogelijkheden voor het verbeteren van de waterkwaliteit;
    grondwater, het inventariseren van grondwateroverlast;
  • beleving van water, burgers betrekken bij water;
  • afspraken en taken van waterschap en gemeente.

In het waterplan is een RO-attentiekaart per kern opgenomen en een overzichtskaart van de gehele gemeente.

Watertoets
Dit bestemmingsplan maakt aanbouwen in de vorm van bergingen aan de voorzijde van 24 bestaande woonpercelen met in totaal 30 woningen woningen mogelijk. De bergingen hebben een maximale oppervlakte van ca. 7,5 m² per woning. Dit betekent dat de toename aan verharding van de totale ontwikkeling aanmerkelijk minder dan 500 m² bedraagt en deze per woonperceel zeer gering is. Compensatie is in het kader van dit bestemmingsplan daarom niet aan de orde. Ook kan de ontwikkeling op elk perceel hydrologisch neutraal worden uitgevoerd. De ontwikkeling heeft ten slotte geen gevolgen voor oppervlaktewater. Negatieve gevolgen voor de waterhuishouding zijn gezien het voorgaande niet aan de orde.


Conclusie
Waterhuishoudkundig zijn er geen bezwaren of voorwaarden verbonden aan dit bestemmingsplan. Het plan heeft geen negatieve effecten op de waterhuishouding.

3.10 Flora En Fauna

Natuurwetgeving
De bescherming van de natuur is sinds 1 januari 2017 vastgelegd in de Wet Natuurbescherming. Deze vervangt de Natuurbeschermingswet 1998 en de Flora- en faunawet. Deze wet vormt een uitwerking van de Europese Vogelrichtlijn en Habitatrichtlijn. Daarnaast vindt beleidsmatig gebiedsbescherming plaats door middel van het Natuurnetwerk Nederland (NNN), dat op provinciaal niveau is uitgewerkt (Gelders Natuurnetwerk).

De Wet natuurbescherming heeft enerzijds betrekking op de Europees beschermde Natura 2000-gebieden. Ruimtelijke ontwikkelingen die effecten hebben op de vastgestelde natuurwaarden van deze gebieden, zijn in beginsel niet toegestaan. Als er een kans bestaat dat effecten zullen optreden, moeten deze vooraf in kaart worden gebracht en worden beoordeeld.

Anderzijds is in de wet de bescherming van diverse planten- en diersoorten in Nederland vastgelegd. Naast de voor alle in het wild levende planten en dieren geldende algemene zorgplicht, geldt voor een aantal soorten een aanvullend beschermingsregime. Dit betreft drie groepen van beschermde soorten, te weten alle vogelsoorten uit de Europese Vogelrichtlijn, overige strikt beschermde soorten uit de Europese Habitatrichtlijn en nationaal beschermde soorten (waaronder de 'Rode Lijst'). De Wet Natuurbescherming bevat een verbod om (het leefgebied van) beschermde soorten aan te tasten.

Provincies hebben de bevoegdheid om vrijstelling te verlenen voor nationaal beschermde soorten in het kader van bestendig beheer en onderhoud en ruimtelijke ontwikkeling, op basis van de provinciale verordening. De provincie Gelderland heeft voor een aantal soorten vrijstelling verleend.

Als voorzorgsmaatregelen ten aanzien van andere beschermde soorten niet mogelijk zijn, dient bij de provincie een ontheffing te worden aangevraagd wanneer sprake is van activiteiten in strijd met de verbodsbepalingen van de wet.

Beoordeling gebiedsbescherming
Het Natura 2000-gebied 'Rijntakken' is het dichtst bij gelegen Natura 2000-gebied. Dit ligt op een afstand van minimaal 500 meter van het plangebied. Deelllocatie 1 (Spaanstraat 1 t/m 11 te Oosterhout) ligt het dichtst bij dit gebied. Door de afstand van het plangebied tot het gebied, de tussenliggende verstoringen op alle deellocaties vanwege de ligging in de bebouwde kom (bebouwing en wegen) en de aard en omvang van de ontwikkeling, zijn directe of indirecte negatieve effecten op voorhand uitgesloten.

Het plangebied ligt ook buiten het NNN. Dit netwerk ligt evenmin in de directe omgeving van de deellocaties in het plangebied en vormt daarmee geen beperking voor de ontwikkelingen in het plangebied.

Wat betreft gebiedsbescherming zijn er geen belemmeringen voor het bestemmingsplan.

Beoordeling soortenbescherming
De voorgenomen ingrepen in het plangebied betreffen de bouw van kleinschalige bergingen aan de voorgevels van de bestaande woningen, in de voortuinen. De gronden zijn momenteel in gebruik als tuinen bij de woning. Gezien de kleinschaligheid van de ingrepen en het huidige gebruik, is redelijkerwijs uitgesloten dat het plangebied geschikt is voor het verblijf van beschermde soorten. Vanuit een oogpunt van soortenbescherming bestaan daarom geen belemmeringen voor het bestemmingsplan. Wel geldt te allen tijde de algemene zorgplicht ten aanzien van de uit te voeren ingrepen.

Conclusie
Negatieve effecten op beschermde natuurgebieden zijn op voorhand uit te sluiten. In het plangebied zijn geen beschermde soorten te verwachten en de noodzakelijke ingrepen zijn zeer gering. Vanuit flora en fauna is er daarom geen sprake van belemmeringen, mits de algemene zorgplicht in acht wordt genomen. De Wet natuurbescherming vormt geen belemmering voor de uitvoering van het plan.

3.11 Archeologische Waarden

Sinds de invoering van de Wet op de Archeologische Monumentenzorg (WAMZ) op 1 september 2007 is de verantwoordelijkheid ten aanzien van het bodemarchief gedecentraliseerd naar de gemeente. De provincie Gelderland blijft hierbij bestemmingsplannen (en afwijkingen hierop) toetsen op archeologie en cultuurhistorie, met als uitgangspunt dat de gemeente haar eigen taak naar behoren zelfstandig zal uitvoeren. De gemeente Overbetuwe heeft voor haar gemeentelijk grondgebied een erfgoedplan en een archeologische beleidsadvieskaart vervaardigd. Het erfgoedplan beoogt versterking van de plaats en betekenis van cultuurhistorie als factor in het ruimtelijk beleidsproces.

Beoordeling
Op basis van de gemeentelijke archeologische beleidskaart zijn de archeologische verwachtingswaarden per deellocatie in kaart gebracht:

  1. 1. Spaanstraat 1 t/m 11 oneven te Oosterhout: lage verwachting, onderzoeksdrempel 2.500 m² / 30 cm;
  2. 2. De Hartogstraat 15 t/m 25 oneven te Valburg: zeer hoge verwachting, onderzoeksdrempel 50 m² / 30 cm;
  3. 3. Clara Fabriciuspark 1 t/m 11 oneven te Slijk-Ewijk: zeer hoge verwachting, onderzoeksdrempel 50 m² / 30 cm;
  4. 4. Verlengde Emmastraat 20 t/m 28 even te Andelst: hoge verwachting, onderzoeksdrempel 100 m² / 30 cm;
  5. 5. Prins Hendrikstraat 2 t/m 14 even te Andelst: hoge verwachting, onderzoeksdrempel 100 m² / 30 cm.

De aanbouwen (bergingen), die dit bestemmingsplan mogelijk maakt, hebben een oppervlakte van maximaal 10 m² per woonperceel. De drempelwaarden voor archeologisch onderzoek worden daarmee niet overschreden. Met het oog op de toekomstige bescherming van eventuele archeologische waarden, worden in dit bestemmingsplan archeologische dubbelbestemmingen opgenomen overeenkomstig de archeologische verwachtingswaarden van de gemeentelijke beleidskaart. In het kader van dit bestemmingsplan is archeologisch onderzoek niet nodig.

Conclusie
In dit bestemmingsplan worden archeologische dubbelbestemmingen opgenomen overeenkomstig de archeologische verwachtingswaarden van de gemeentelijke beleidskaart. Hiermee worden de aanwezige archeologische waarden adequaat beschermd. In het kader van dit bestemmingsplan is geen archeologisch onderzoek aan de orde.

Hoofdstuk 4 Planbeschrijving

4.1 Huidige Situatie

Het plangebied bestaat uit 5 deellocaties, die allemaal binnen de bebouwde kom liggen. Hierna wordt de huidige situatie per deellocatie, inclusief de directe omgeving, weergegeven. Alle percelen zijn in eigendom van de initiatiefnemer. De 5 deellocaties bestaan uit 24 woonpercelen met in totaal 30 woningen.

Deellocatie 1: Spaanstraat 1 t/m 11 (oneven) te Oosterhout
De woningen Spaanstraat 1 t/m 11 liggen aan de westelijke rand van de bebouwde kom van Oosterhout aan een hofje in een rustige woonwijk. Het betreft 6 aaneengebouwde woningen van één bouwlaag met een kap. Tegenover de voorzijde van de woningen is een groenstrook aanwezig, met tevens parkeergelegenheid.

afbeelding "i_NL.IMRO.1734.0271OVBbergingen-VSG1_0006.png"
afbeelding "i_NL.IMRO.1734.0271OVBbergingen-VSG1_0007.png"
Afbeelding 6: huidige situatie deellocatie 1, boven: luchtfoto (bron: Bing Maps) van de directe omgeving, onder: straatbeeld vanaf de Spaanstraat op de voorzijde van de woningen (bron: Google Streetview).

Deellocatie 2: De Hartogstraat 15 t/m 25 (oneven) te Valburg
De woningen De Hartogstraat 15 t/m 25 bestaan uit twee haaks op elkaar liggende blokken van drie aaneengebouwde woningen. De woningen bestaan uit één bouwlaag met een kap. De deellocatie ligt aan de oostkant van de kern Valburg in een rustige woonomgeving. Aan de voorzijde van de woningen 21 t/m 25 is een groenstrook aanwezig. Parkeren vindt in de omgeving hoofdzakelijk plaats aan de straat.

afbeelding "i_NL.IMRO.1734.0271OVBbergingen-VSG1_0008.png"
afbeelding "i_NL.IMRO.1734.0271OVBbergingen-VSG1_0009.png"afbeelding "i_NL.IMRO.1734.0271OVBbergingen-VSG1_0010.png"
Afbeelding 7: huidige situatie deellocatie 2, boven: luchtfoto (bron: Bing Maps) van de directe omgeving, onder: straatbeeld op de voorzijde van de woningen, links De Hartogstraat 15 t/m 19 en rechts nrs. 21 t/m 25 (bron: Google Streetview).

Deellocatie 3: Clara Fabriciuspark 1 t/m 11 (oneven) te Slijk-Ewijk
De woningen Clara Fabriciuspark 1 t/m 11 liggen aan de oostkant van de kern Slijk-Ewijk. In de omgeving is het dorpshuis Beatrix en een bed and breakfast gevestigd. In het dorpshuis zijn een bar, snackbar en zalen aanwezig. De zalen worden gebruikt door diverse verenigingen voor onder andere vergadering. Verder liggen de woningen in een rustige woonomgeving. De woningen bestaan uit twee rijen van elk 3 aaneengebouwde woningen van één bouwlaag met een kap.

afbeelding "i_NL.IMRO.1734.0271OVBbergingen-VSG1_0011.png"
afbeelding "i_NL.IMRO.1734.0271OVBbergingen-VSG1_0012.png"
Afbeelding 8: huidige situatie deellocatie 3, boven: luchtfoto (bron: Bing Maps) van de directe omgeving, onder: straatbeeld op de voorzijde van de woningen (bron: Google Streetview).

Deellocaties 4 en 5: Verlengde Emmastraat 20 t/m 28 (even) en Prins Hendrikstraat 2 t/m 14 (even) te Andelst
Deze aan elkaar grenzende deellocaties betreffen de 5 aaneengebouwde woningen aan de Verlengde Emmastraat 20 t/m 28 en de daar haaks op liggende 7 aaneengebouwde woningen aan de Prins Hendrikstraat 2 t/m 14. De woningen liggen aan de noordwestkant van de bebouwde kom van Andelst. Ca. 170 meter ten noorden van de deellocaties liggen een bedrijventerrein en sportvelden. In de directe omgeving zijn uitsluitend woonfuncties te vinden. De woningen bestaan uit één bouwlaag met een kap.

afbeelding "i_NL.IMRO.1734.0271OVBbergingen-VSG1_0013.png"
afbeelding "i_NL.IMRO.1734.0271OVBbergingen-VSG1_0014.png"afbeelding "i_NL.IMRO.1734.0271OVBbergingen-VSG1_0015.png"
Afbeelding 8: huidige situatie deellocaties 4 en 5, boven: luchtfoto (bron: Bing Maps) van de directe omgeving, onder: straatbeeld op de voorzijde van de woningen met links Verlengde Emmastraat 20 t/m 28 en rechts Prins Hendrikstraat 2 t/m 14 (bron: Google Streetview).

4.2 Voorgenomen Ontwikkeling

De initiatiefnemer wil de 30 woningen in het plangebied levensloopbestendiger maken, zodat deze geschikt worden voor ouderen om langer zelfstandig te kunnen blijven wonen. Hiertoe worden enkele voorzieningen in en aan de woningen getroffen. Zo worden de steile vaste trappen naar de zolderverdieping vervangen door veiligere, beter toegankelijke trappen in de woningen. Tevens worden aan de voorzijde van de woningen bergingen gerealiseerd. Deze bergingen kunnen worden gebruikt om bijvoorbeeld een scootmobiel of elektrische fiets te stallen. De woningen in het plangebied zijn uitsluitend via de voorzijde toegankelijk, waardoor deze bergingen uitsluitend aan de voorzijde functioneel zijn.

De bergingen bestaan uit één bouwlaag met een plat dak en zijn beperkte van omvang. De exacte omvang verschilt per woning, maar bedraagt in alle gevallen minder dan 10 m².

In afbeelding 9 is een impressie opgenomen van de woningen Clara Fabriciuspark 1-11 in de toekomstige situatie. Deze impressie is tevens representatief voor de te realiseren bergingen bij de overige woningen.

afbeelding "i_NL.IMRO.1734.0271OVBbergingen-VSG1_0016.png"
Afbeelding 9: impressie van de woningen Clara Fabriciuspark 1 t/m 11 (oneven) in de toekomstige situatie (bron: Bulkens Architecten)

4.3 Verkeer En Parkeren

Verkeer
In de huidige (planologische) situatie zijn in het plangebied 30 aaneengebouwde woningen, verdeeld over verschillende deellocaties en bouwvlakken, toegestaan. Dit blijft in de toekomstige situatie ongewijzigd. Het bestemmingsplan voorziet niet in extra woningen en tevens blijft de woningtypologie ongewijzigd. Het aantal verkeersbewegingen vanwege de functies in het plangebied blijft daarmee gelijk. Ook zijn er geen wijzigingen aan de infrastructuur benodigd of voorzien.

Vanuit verkeersafwikkelingsoogpunt is geen sprake van belemmeringen.

Parkeren
Bij het bepalen van de parkeerbehoefte vanwege de toekomstige functies, kan gebruik worden gemaakt van de CROW-publicatie 317 'Kencijfers parkeren en verkeersgeneratie', alsmede van de Nota Parkeernormen gemeente Overbetuwe 2016. In de huidige (planologische) situatie zijn in het plangebied 30 aaneengebouwde woningen, verdeeld over verschillende deellocaties en bouwvlakken, toegestaan. Dit blijft in de toekomstige situatie ongewijzigd. Het bestemmingsplan voorziet niet in extra woningen en tevens blijft de woningtypologie ongewijzigd. De parkeerbehoefte wijzigt daarom niet. In de huidige situatie zijn er geen knelpunten met betrekking tot parkeren.

Het aspect parkeren leidt niet tot belemmeringen in het kader van dit bestemmingsplan.

Conclusie
Voor wat betreft parkeren en verkeersafwikkeling zijn er geen belemmeringen.

Hoofdstuk 5 Juridische Planopzet

5.1 Algemene Opzet

Inleiding
Dit hoofdstuk bevat de concrete vertaling van het beleidsgedeelte (voorafgaande hoofdstukken) in het juridisch gedeelte van het bestemmingsplan (de verbeelding en regels).

Het bestemmingsplan 'Overbetuwe, bergingen, Andelst, Oosterhout, Slijk-Ewijk en Valburg' bestaat uit de volgende onderdelen:

De toelichting
In de toelichting is de ontwikkeling verantwoord, zowel op basis van het beleid, als op basis van milieu-hygiënische aspecten, aangevuld met een toelichting op de juridische opzet.

De bestemmingsregels
De bouw- en gebruiksregels binnen de verschillende bestemmingen. Daarnaast zijn waar nodig afwijkings- en wijzigingsbevoegdheden opgenomen, om het plan de benodigde flexibiliteit te geven.

De verbeelding
Op de verbeelding zijn de bestemmingen 'Tuin', 'Wonen' en 'Waarde - Archeologische verwachting 1, 2 en 4' opgenomen. Tevens zijn enkele maatvoeringsaanduidingen en bouwvlakken opgenomen.

De opzet van het plan
Het bestemmingsplan is een juridisch plan, dat bindend is voor de burgers en voor de overheid. Qua systematiek is aangesloten bij het bestemmingsplan 'Oosterhout' en de overige vigerende bestemmingsplannen.

Bouwplan
Als een aanvraag om omgevingsvergunning wordt ingediend, zijn in eerste instantie de bestemming met bijhorende regels van belang. Als het nieuwe en het beoogde gebruik past binnen de toegekende bestemming dan kan de omgevingsvergunning worden verleend.

5.2 Toelichting Op De Verbeelding En Regels

Op de verbeelding zijn de bestemmingen onderscheiden. De bestemmingen zijn afgeleid uit het gebruik (de aanwezige functies). De bestemmingen vormen het zogenaamde casco van het plan, waarvan in beginsel niet mag worden afgeweken.

Bestemmingen
Wonen en Tuin
Op de percelen in het plangebied is onderscheid gemaakt in de bestemmingen 'Wonen' en 'Tuin'. De voortuin is daarbij bestemd als 'Tuin' (tot 3 meter achter de voorgevel). Binnen de bestemming 'Tuin' is in beperkte mate bebouwing toegestaan. De gewenste bergingen aan de voorzijde van de woningen mogen binnen deze bestemming worden gerealiseerd met een maximale bouwdiepte van 2,5 meter ten opzichte van de voorgevel, een minimale afstand van 1,5 meter tot de voorste perceelsgrens, een maximale oppervlakte van 10 m² per perceel en een maximale bouwhoogte van 4 meter.

De overige gronden zijn bestemd als 'Wonen'. Er zijn bouwvlakken opgenomen ter plaatse van de bestaande woningen en overeenkomstig de vigerende bestemmingsplannen. Het woningtype (aaneengebouwd) en de maximale goot- en bouwhoogte (overeenkomstig de vigerende bestemmingsplannen) zijn op de verbeelding opgenomen. In de bouwregels zijn regels met betrekking tot het bouwen van aan- en uitbouwen, bijgebouwen, overkappingen, carports en bouwwerken, geen gebouwen zijnde opgenomen.

Bij recht is een aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit toegestaan, indien aan de in de regels opgenomen voorwaarden wordt voldaan. Het gebruik van een deel van de woning en/of aan- en uitbouwen en bijgebouwen ten behoeve van de uitoefening van een publieksgerichte beroeps- of bedrijfsactiviteit aan huis kan uitsluitend op basis van een omgevingsvergunning mogelijk worden gemaakt.

Archeologie
Op de verbeelding zijn de archeologische dubbelbestemmingen 'Waarde - Archeologische verwachting 1', 'Waarde - Archeologische verwachting 2' en 'Waarde - Archeologische verwachting 4' opgenomen. Deze bestemmingen komen overeen met de archeologische verwachtingswaarden volgens de archeologische beleidskaart van de gemeente. De archeologische dubbelbestemmingen waarborgen de bescherming van eventueel aanwezige archeologische waarden. Per bestemming geldt een drempelwaarde voor archeologisch onderzoek. De bestemmingen bevatten wijzigingsbevoegdheden voor het verwijderen van de dubbelbestemming en het wijzigen naar de bestemming 'Waarde - Archeologie', wanneer een archeologisch onderzoek daartoe aanleiding geeft.

Algemene regels
Anti-dubbeltelregel
Deze bepaling is opgenomen om te voorkomen dat, wanneer volgens een bestemmingsplan bepaalde gebouwen en bouwwerken niet meer dan een bepaald deel van een bouwperceel mogen beslaan, het opengebleven terrein nog eens meetelt bij het toestaan van een ander gebouw of bouwwerk, waaraan een soortgelijke eis wordt gesteld.

Algemene gebruiksregels
Dit artikel bevat de vormen van gebruik, die in ieder geval strijdig zijn met de regels van het bestemmingsplan voor alle opgenomen bestemmingen.

Algemene afwijkingsregels
In dit artikel wordt een opsomming gegeven van de regels waarvan door middel van een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bestemmingsplan. Het gaat hierbij om de bevoegdheid om door middel van een omgevingsvergunning af te kunnen wijken van de regels die gelden voor alle bestemmingen in het plan. De criteria, die bij toepassing van de afwijkingsbevoegdheid in acht moeten worden genomen, zijn aangegeven.

Algemene procedureregels
In dit artikel is de procedure in geval van toepassing van de in het plan opgenomen afwijkings- en wijzigingsbevoegdheden opgenomen.

Overgangs- en slotregels
Overgangsrecht
Het voor alle bestemmingsplannen verplichte overgangsrecht is opgenomen. Bouwwerken die op het moment van inwerkingtreding van het bestemmingsplan bestaan (of waarvoor een omgevingsvergunning voor het bouwen is aangevraagd) mogen blijven bestaan, ook al is er strijd met de bebouwingsregels. De overgangsbepaling houdt niet in dat het bestaand, illegaal opgerichte, bouwwerk legaal wordt, noch brengt het met zich mee dat voor een dergelijk bouwwerk alsnog een omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen kan worden verleend. Burgemeester en wethouders kunnen in beginsel dus nog gewoon gebruik maken van hun handhavingbevoegdheid. Het gebruik van de grond en opstallen dat afwijkt van de regels op het moment van inwerkingtreding van het plan, mag eveneens worden voortgezet.

Slotregel
Dit artikel geeft aan op welke manier de regels kunnen worden aangehaald.

Hoofdstuk 6 Financiële Toelichting


Uitgangspunt voor de beoogde ontwikkelingen is dat deze voor de gemeente budgetneutraal worden ontwikkeld. Op grond van artikel 6.12 lid 1 Wet ruimtelijke ordening (Wro) is de gemeenteraad van Overbetuwe verplicht om, indien er sprake is van een bouwplan, de gemeentelijke kosten te verhalen.

De kosten worden verhaald door middel van een met de initiatiefnemer afgesloten anterieure overeenkomst. Met de ontwikkelende eigenaar van de gronden die binnen het plangebied liggen, is tevens een planschadeovereenkomst afgesloten. In deze overeenkomst zijn afspraken gemaakt over het verhaal van kosten, dit is daarin op afdoende wijze vastgelegd. Middels de afgesloten overeenkomst is het kostenverhaal voldoende verzekerd en is de financiële haalbaarheid in voldoende mate aangetoond.

Hoofdstuk 7 Overleg En Inspraak

7.1 Inleiding

De procedures voor vaststelling van een bestemmingsplan zijn door de wetgever geregeld. Aangegeven is dat tussen gemeente en verschillende instanties waar nodig overleg over het plan moet worden gevoerd alvorens een ontwerpplan ter visie gelegd kan worden. Bovendien kan het noodzakelijk zijn om belanghebbenden de gelegenheid te bieden om hun visie omtrent het plan te kunnen geven. Dit is afhankelijk van de inspraakverordening van de gemeente. Pas daarna kan de wettelijke procedure met betrekking tot vaststelling van het bestemmingsplan van start gaan.

7.2 Overleg

Artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) geeft aan dat het bestuursorgaan dat belast is met de voorbereiding van een bestemmingsplan overleg pleegt met de besturen van betrokken gemeenten en waterschappen en met die diensten van provincie en Rijk die betrokken zijn bij de zorg voor de ruimtelijke ordening of belast zijn met de behartiging van belangen die in het plan in het geding zijn. Gezien de geringe omvang en impact van de voorgenomen ontwikkelingen heeft vooroverleg niet plaatsgevonden.

7.3 Vaststellingsprocedure

De vaststellingsprocedure van het bestemmingsplan heeft plaatsgevonden volgens artikel 3.8 van de Wet ruimtelijke ordening. Het bestemmingsplan is in dit kader ter visie gelegd gedurende een periode van zes weken vanaf 12 december 2017. Gedurende deze periode kon een ieder zijn zienswijzen kenbaar maken tegen het plan. Er zijn geen zienswijze ingediend.

Het plan is vervolgens ongewijzigd vastgesteld door de gemeenteraad van Overbetuwe bij besluit van 6 februari 2018.

7.4 Beroep

Na vaststelling wordt het bestemmingsplan voor de tweede maal zes weken ter visie gelegd. Gedurende deze periode kunnen belanghebbenden tegen het vaststellingsbesluit beroep instellen bij de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State. Indien geen beroep wordt ingesteld, is het plan na deze beroepstermijn onherroepelijk en treedt het plan in werking.

Bijlage 1 Nota Parkeernormen Overbetuwe 2016

Bijlage 1 Nota Parkeernormen Overbetuwe 2016