KadastraleKaart.com

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
Artikel 2 Wijze Van Meten
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Agrarisch
Artikel 4 Agrarisch - De Buitens
Artikel 5 Wonen
Artikel 6 Waarde - Archeologische Verwachting 1
Artikel 7 Waarde - Archeologische Verwachting 2
Artikel 8 Waarde - Archeologische Verwachting 3
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 9 Anti-dubbeltelregel
Artikel 10 Algemene Bouwregels
Artikel 11 Algemene Gebruiksregels
Artikel 12 Algemene Aanduidingsregels
Artikel 13 Algemene Afwijkingsregels
Artikel 14 Algemene Wijzigingsregels
Artikel 15 Algemene Procedureregels
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 16 Overgangsrecht
Artikel 17 Slotregel
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding
1.2 Ligging En Beschrijving Plangebied
1.3 Huidig Bestemmingsplan
1.4 Leeswijzer
Hoofdstuk 2 Bestaande Situatie
2.1 Locatie Breedlersestraat 1/1a En 6/6a Te Elst
2.2 Locatie Hemmensestraat 8/8a Te Randwijk
Hoofdstuk 3 Toekomstige Situatie
Hoofdstuk 4 Beleidskader
4.1 Rijksbeleid
4.2 Provinciaal En Regionaal Beleid
4.3 Gemeentelijk Beleid
Hoofdstuk 5 Milieu- En Omgevingsaspecten
5.1 Milieueffectrapportage
5.2 Geluid
5.3 Luchtkwaliteit
5.4 Bedrijven En Milieuzonering
5.5 Geurhinder
5.6 Bodem
5.7 Externe Veiligheid
5.8 Kabels En Leidingen
5.9 Waterparagraaf
5.10 Flora En Fauna
5.11 Archeologie En Cultuurhistorie
5.12 Verkeer En Parkeren
Hoofdstuk 6 Juridische Planopzet
6.1 Algemene Opzet
6.2 Toelichting Op De Verbeelding En Regels
Hoofdstuk 7 Financiële Toelichting
Hoofdstuk 8 Overleg En Inspraak
8.1 Inleiding
8.2 Inspraak
8.3 Overleg
8.4 Vaststellingsprocedure
8.5 Beroep
Bijlage 1 Nota Parkeernormen Overbetuwe 2016
Bijlage 2 Voorkeursalternatief
Bijlage 3 Staat Van Bedrijfsactiviteiten

Buitengebied, Breedlersestraat 1, 1A, 6 te Elst en Hemmensestraat 8A te Randwijk

Bestemmingsplan - Gemeente Overbetuwe

Vastgesteld op 26-06-2018 - geheel onherroepelijk in werking

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan

Het bestemmingsplan Buitengebied, Breedlersestraat 1, 1A, 6 te Elst en Hemmensestraat 8A te Randwijk met identificatienummer NL.IMRO.1734.0279BUITbreedler1-VSG1 van de gemeente Overbetuwe.

1.2 bestemmingsplan

De geometrisch bepaalde planobjecten met de daarbij behorende regels en de daarbij behorende bijlagen;

1.3 aan- en uitbouwen

een aan een hoofdgebouw gebouwde ruimte, die daaraan ruimtelijk (door zijn constructie of afmetingen) ondergeschikt is - maximaal bestaande uit één bouwlaag al dan niet met kap - met dien verstande dat een aanbouw een zelfstandige ruimte is en een uitbouw een uitbreiding van een reeds bestaande ruimte van het hoofdgebouw is;

1.4 aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit

een beroeps- of bedrijfsactiviteit, waarvan de activiteiten niet specifiek publieksgericht zijn, en dat op kleine schaal in de woning en/of de daarbij behorende bijgebouwen wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en de desbetreffende activiteit een ruimtelijke uitstraling heeft die in overeenstemming is met de woonfunctie ter plaatse;

1.5 aanduiding

Een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.6 aanduidingsgrens

De grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

1.7 afhankelijke woonruimte

Een bijgebouw bij een woning waarin mantelzorg gehuisvest is;

1.8 agrarisch bedrijf

een bedrijf, dat is gericht op het bedrijfsmatig voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen en/of het houden, fokken en/of africhten van dieren, inclusief pensionstallen als ondergeschikte nevenactiviteit;

1.9 archeologisch deskundige

de regionaal (beleids)archeoloog of een andere door het college van burgemeester en wethouders aan te wijzen deskundige op het gebied van de archeologische monumentenzorg;

1.10 archeologisch monument

een terrein dat op basis van de Monumentenwet 1988 dan wel de Erfgoedwet is aangewezen als beschermd archeologisch monument;

1.11 archeologisch onderzoek

onderzoek (bureauonderzoek en/of boren en/of geofysisch onderzoek en/of graven en/of begeleiden) verricht door een dienst, bedrijf of instelling beschikkend over een door een erkende certificerende instelling afgegeven certificaat voor opgraven en werkend conform de Kwaliteitsnorm voor de Nederlandse Archeologie (KNA) dan wel, na vaststelling ervan door de Minister van OCW, de normen zoals opgesteld door het Centraal College van Deskundigen Archeologie (CCvD);

1.12 archeologische verwachting

een toegekende hoge, middelmatige of lage archeologische verwachting in verband met de kennis en wetenschap van de in dat gebied te verwachten overblijfselen van menselijke aanwezigheid of activiteiten uit het verleden;

1.13 archeologische waarde

een toegekende archeologische waarde in verband met de kennis en studie van de in dat gebied voorkomende overblijfselen van menselijke aanwezigheid of activiteiten uit het verleden;

1.14 bebouwing

één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde;

1.15 bed & breakfast

een kleinschalige overnachtingaccommodatie gericht op het bieden van de mogelijkheid tot een toeristisch en kortdurend verblijf in combinatie met het serveren van ontbijt;

1.16 bedrijf

een inrichting of instelling gericht op het bedrijfsmatig voortbrengen, vervaardigen, bewerken, opslaan, installeren en/of herstellen van goederen dan wel het bedrijfsmatig verlenen van diensten, aan huis verbonden beroepen daaronder niet begrepen;

1.17 bedrijfsgebouw

een gebouw dat dient voor de uitoefening van een bedrijf;

1.18 bedrijfsmatig houden van dieren

het houden van dieren gericht op het voortbrengen van vlees, melk, eieren, wol en/of andere aanverwante producten.

1.19 bedrijfswoning

een woning die een functionele binding heeft met het ter plaatse gevestigde bedrijf, de instelling of de inrichting, ten behoeve van beheer van en/of toezicht op het bedrijf, de instelling of de inrichting;

1.20 begane grondvloer

de onderste bouwlaag van een gebouw, niet zijnde een kelder;

1.21 bestaand

  1. a. bij bouwwerken: een bouwwerk dat op het moment van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan bestaat en is gebouwd krachtens een onherroepelijke omgevingsvergunning voor het bouwen, of wordt gebouwd, dan wel nadien kan worden gebouwd krachtens een onherroepelijke omgevingsvergunning voor het bouwen, waarvoor de aanvraag vóór het tijdstip van terinzagelegging is ingediend;
  2. b. bij gebruik: het gebruik dat op het moment van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan bestaat en in overeenstemming is met het voorheen geldende planologische regime;

1.22 bestemmingsgrens

de grens van een bestemmingsvlak;

1.23 bestemmingsvlak

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

1.24 bijgebouw

een niet aan een hoofdgebouw verbonden gebouw, dat door zijn vorm, functie, situering en/of afmetingen ondergeschikt is aan dat op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw;

1.25 boerderijterras

zie begrip kleinschalig boerderijterras;

1.26 boomteeltbedrijf

een agrarisch bedrijf waarbij hoofdzakelijk gebruik wordt gemaakt van open grond ten behoeve van het telen van houtgewassen, waaronder laan-, sier- en vruchtbomen;

1.27 bouwen

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;

1.28 bouwgrens

de grens van een bouwvlak;

1.29 bouwperceel

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

1.30 bouwperceelsgrens

de grens van een bouwperceel;

1.31 bouwvlak

een geometrisch bepaald vlak, waarmee de gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten;

1.32 bouwwerk

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, welke hetzij direct of indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;

1.33 dagrecreatie

het totaal van mogelijkheden en voorzieningen om te recreëren op een bepaalde plaats zonder overnachtingsmogelijkheden;

1.34 detailhandel

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die deze goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit. Horeca-activiteiten en detailhandel in volumineuze goederen zijn hieronder niet begrepen;

1.35 dienstverlening

het bedrijfsmatig verrichten van activiteiten welke bestaan uit het verlenen van diensten aan derden, met of zonder rechtstreeks contact met het publiek;

1.36 erf

het gedeelte van een bouwperceel gelegen buiten het, binnen het bouwperceel gelegen, bouwvlak.

1.37 evenement

een incidenteel plaatsvindende activiteit in de vorm van een voor publiek bestemde uitvoering/verrichting van vermaak op het gebied van sport, muziek of op sociaal-cultureel vlak;

1.38 extensieve dagrecreatie

recreatief medegebruik van gronden zoals wandelen, paardrijden, fietsen, varen, zwemmen en vissen, waarbij de recreatie geen specifiek beslag legt op de ruimte;

1.39 geaccidenteerd terrein

een (gedeelte van een) bouwperceel met een helling van tenminste 1:10 gemeten over een afstand van 5 m;

1.40 gebouw

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.41 gebruiken

gebruiken, het doen gebruiken, laten gebruiken en in gebruik geven;

1.42 groepsaccommodatie

een groepsverblijf met meer dan tien slaapplaatsen, niet zijnde mobiele kampeeronderkomens of stacaravans, in hoofdzaak bestemd voor en gebezigd door groepen als kort verblijf met een seizoensgebonden karakter;

1.43 grondgebonden agrarisch bedrijf

een agrarisch bedrijf waarvan de bedrijfsvoering volledig of nagenoeg volledig is gericht op het gebruik maken van grond als productiemiddel ten behoeve van de teelt van gewassen of de weidegang van vee;

1.44 hobbymatig agrarisch grondgebruik

het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen en/of door middel van het houden van dieren op niet bedrijfsmatige wijze. Onder hobbymatig agrarisch gebruik wordt niet verstaan een volkstuin;

1.45 hoofdgebouw

een of meer panden, of een gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer panden of bouwwerken op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is;

1.46 hoofdverblijf

  1. a. het adres waar betrokkene woont of, indien betrokkene op meer dan één adres woont, het adres waar hij naar verwachting gedurende een half jaar de meeste malen zal overnachten;
  2. b. het adres waar, bij ontbreken van een adres als bedoeld onder a, betrokkene naar redelijke verwachting gedurende drie maanden tenminste twee derde van de tijd zal overnachten;

1.47 horeca

een bedrijf waar hoofdzakelijk dranken en/of etenswaren voor gebruik ter plaatse worden verstrekt en/of waarin logies wordt verstrekt, zoals bijvoorbeeld een café, restaurant, hotel, pension, en naar de aard en openingstijden daarmee gelijk te stellen bedrijven, een en ander al dan niet in combinatie met een vermaaksfunctie met uitzondering van een erotisch getinte vermaaksfunctie;

1.48 huishouden

een persoon die of groep personen die gezamenlijk, onbestendig voor onbepaalde tijd, een huishouding voert;

1.49 inrichtingsplan

een plan bij realisering van nieuwe bouw- en/of gebruiksmogelijkheden waarin de ruimtelijke (waaronder landschappelijke) inpassing hiervan in de bestaande situatie wordt beschreven;

1.50 kampeermiddel

tenten, tentwagens, kampeerauto's of toercaravans dan wel andere onderkomens of andere voertuigen of gedeelten daarvan, voor zover niet als bouwwerk aan te merken, die geheel of gedeeltelijk blijvend zijn bestemd of ingericht dan wel worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf, niet zijnde een stacaravan, chalets of trekkershutten;

1.51 kampeerterrein

een terrein of plaats, geheel of gedeeltelijk ingericht, en blijkens de inrichting bestemd, om daarop een gelegenheid te geven tot het plaatsen of geplaatst houden van kampeermiddelen ten behoeve van recreatief nachtverblijf;

1.52 kas

een gebouw waarvan de wanden en het dak geheel of grotendeels bestaan uit glas of ander licht doorlatend materiaal ten behoeve van het kweken van vruchten, bloemen en/of planten, zoals een schuurkas en een permanente boog-/ tunnelkas;

1.53 kelder

een overdekte, met wanden omsloten, voor mensen toegankelijke ruimte, beneden of tot ten hoogste 0,5 m boven de kruin van de weg, waaraan het bouwperceel is gelegen; bij bebouwing gelegen in geaccidenteerd terrein gelegen beneden peil;

1.54 kleinschalig boerderijterras

terras dat ondergeschikt is aan een andere, in de regels nader omschreven, (hoofd-)functie en dat tot doel heeft het verstrekken van kleine etenswaren en dranken. Feesten en partijen met commerciële doelstelling zijn niet toegestaan;

1.55 kleinschalig kampeerterrein

het houden van een kampeerterrein voor ten hoogste 25 kampeermiddelen, met dien verstande dat buiten de periode van 15 maart tot en met 31 oktober geen kampeermiddelen aanwezig mogen zijn;

1.56 landschappelijke waarden

de aan een gebied toegekende waarde, gekenmerkt door het waarneembare -al dan niet begroeide- deel van het aardoppervlak, dat wordt bepaald door de onderlinge samenhang en beïnvloeding van niet-levende en levende natuur;

1.57 lawaaisporten

sportbeoefening die met veel lawaai gepaard gaat zoals bijvoorbeeld motor- en autosport, karten, modelvoer- en vaartuigen;

1.58 maatvoeringsgrens

de grens van een maatvoeringsvlak;

1.59 maatvoeringsvlak

een geometrisch bepaald vlak waarmee de gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels voor bepaalde bouwwerken eenzelfde maatvoering geldt;

1.60 mantelzorg

het bieden van aantoonbare tijdelijke zorg in een woning of in bij een woning behorende bijgebouwen aan een ieder die hulpbehoevend is op het fysieke, psychische en/of sociale vlak waarbij de woning in overwegende mate de woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is;

1.61 medegebruik

gebruik dat niet direct gerelateerd is aan de bestemming, maar dat krachtens de regels tevens is toegestaan op de betrokken gronden;

1.62 nevenactiviteit

een activiteit ondergeschikt aan de hoofdactiviteit in zowel omvang (m2), omzet als de effecten op het woon- en leefklimaat;

1.63 niet-grondgebonden agrarische bedrijfsvoering

de agrarische bedrijfsvoering die niet geheel of hoofdzakelijk van de open grond als agrarisch productiemiddel afhankelijk is, maar waarvan de productie geheel of overwegend in gebouwen en/of verharding plaatsvindt, zoals varkens-, kalver- of pluimveefokkerij, eendenmesterij of -fokkerij en champignonkwekerij;

1.64 normaal onderhoud, gebruik en beheer

werkzaamheden die ter plaatse regelmatig terugkeren, teneinde tot een goed beheer van de gronden te komen; hieronder vallen niet de incidentele ingrepen in bijvoorbeeld de cultuurtechnische situatie of werkzaamheden die een onherstelbare aantasting betekenen van de aan een gebied toegekende waarde;

1.65 nutsvoorziening

voorziening ten behoeve van algemeen nut in ruime zin, zoals: voorzieningen/installaties ten behoeve van gas, water en elektriciteit, signaalverdeling, telecommunicatieverkeer, waterzuivering, waterbeheersing, waterhuishouding, vuil- en afvalverwerking, compostering, wijkverwarming, milieuvoorzieningen e.d.;

1.66 ondergeschikte bouwonderdelen

bouwonderdelen van beperkte afmetingen die buiten het gebouw uitsteken, zoals schoorstenen, windvanen en dakoverstekken;

1.67 ondergronds

onder peil;

1.68 ondersteunende horeca

horeca die ondergeschikt is en gerelateerd is aan een andere, nader in de regels omschreven (hoofd)functie en tot doel heeft het verstrekken van kleine etenswaren en niet- of zwak-alcoholische dranken;

1.69 overkapping

bouwwerken, geen gebouwen zijnde met één dakvlak en maximaal één gesloten wand;

1.70 paardenbak

een omheind terrein waarvan de natuurlijke bovenlaag is vervangen door zand of ander doorlatend materiaal ten behoeve van het africhten, trainen en berijden van paarden en pony's en het anderszins beoefenen van de paardensport;

1.71 peil

  1. a. voor bebouwing in geaccidenteerd terrein voor zover de bebouwing met de gevel is gericht naar het openbare gebied waarop het bouwperceel ontsloten wordt (de dijk) en is gesitueerd op of binnen een afstand van 3 m uit de grens van het openbaar gebied: 35 cm boven de kruin van de dijk;
  2. b. voor overige bebouwing in geaccidenteerd terrein: de bestaande gemiddelde bouwhoogte van het terrein op het punt waar dit direct grenst aan de gevel welke is gericht naar het openbare gebied waarop het bouwperceel ontsloten wordt;
  3. c. voor gebouwen op een perceel in niet geaccidenteerd terrein, waarvan de hoofdtoegang aan een weg grenst, mits het gebouw op een afstand van niet meer dan 20 m van die weg is gelegen: 35 cm boven de kruin van die weg ter plaatse van de hoofdtoegang;
  4. d. voor overige bouwwerken: de gemiddelde bouwhoogte van het aansluitend terrein;

1.72 permanente bewoning

bewoning door een persoon of door groepen van personen van een voor recreatieve bewoning bedoelde ruimte/gebouw als hoofdverblijf c.q. vaste woon- of verblijfplaats. Van permanente bewoning is in ieder geval sprake in geval van 45 of meer aaneengesloten overnachtingen;

1.73 prostitutie

het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding;

1.74 publieksgerichte beroeps- of bedrijfsactiviteit aan huis

een publieksgerichte beroeps- of bedrijfsactiviteit, waarvan de activiteiten in hoofdzaak publieksaantrekkend zijn en waarvan de omvang en uitstraling zodanig is, dat de activiteit past binnen de desbetreffende woonomgeving en derhalve in een woning en/of de daarbij behorende bijgebouwen, met behoud van de woonfunctie, kan worden toegestaan;

1.75 recreatiewoning/-appartement

een (deel van een) gebouw dat naar de aard en inrichting uitsluitend is bedoeld voor niet permanente bewoning die plaatsvindt in het kader van de weekend- en of verblijfsrecreatie, niet zijnde een chalet;

1.76 recreatieve voorzieningen

faciliteiten ten behoeve van recreatief gebruik;

1.77 seksinrichting

een voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in de omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht of vertoningen van erotische/pornografische aard plaatsvinden, waaronder in ieder geval worden verstaan een prostitutiebedrijf, een erotische massagesalon, een seksbioscoop, een seksautomatenhal, een sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar;

1.78 teeltondersteunende voorzieningen

voorzieningen, anders dan een kas, die door grondgebonden agrarische bedrijven toegepast worden om de teelt van fruit, bomen, groente of potplanten te bevorderen en te beschermen, daaronder begrepen pot- container- en gootteelt;

1.79 tijdelijk kamperen

het geven van gelegenheid tot het plaatsen of geplaatst houden van kampeermiddelen op eigen kampeerterrein voor organisaties met een doelstelling van sociale, sportieve, culturele, educatieve of wetenschappelijke aard;

1.80 tijdelijke huisvesting seizoensarbeiders

het huisvesten van werknemers die in een periode van grote arbeidsbehoefte gedurende maximaal 7,5 maanden op een agrarisch bedrijf werkzaam zijn om naar de aard kortdurend werk te verrichten;

1.81 tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen

teeltondersteunende voorzieningen welke buiten het teeltseizoen niet aanwezig zijn, met dien verstande dat de voorzieningen maximaal 7 maanden aanwezig mogen zijn;

1.82 tuinbouwbedrijf

een bedrijf dat uitsluitend of in hoofdzaak is bestemd tot het telen van gewassen;

1.83 uitvoeren

uitvoeren, het doen uitvoeren, laten uitvoeren en in uitvoering geven;

1.84 verdieping(en)

de bouwlaag respectievelijk bouwlagen die boven de begane grondbouwlaag gelegen is/zijn;

1.85 voorgevel

de naar de weg gekeerde gevel van een gebouw of, indien het een gebouw betreft met meer dan één naar de weg gekeerde gevel, de gevel die op het moment van terinzagelegging van het ontwerp van het plan kennelijk als zodanig diende te worden aangemerkt;

1.86 voorgevelrooilijn

de bouwgrens, waarop de voorgevels van het hoofdgebouw zijn georiënteerd, alsmede het verlengde daarvan;

1.87 voorste gebouw

het gebouw dat het dichtst bij de voorste bouwgrens is gelegen;

1.88 waterhuishoudkundige voorzieningen

voorzieningen die nodig zijn ten behoeve van een goede wateraanvoer, waterafvoer, waterberging en waterkwaliteit;

1.89 woning

een complex van ruimten inclusief aan- en uitbouwen, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden.

Artikel 2 Wijze Van Meten

2.1 de bouwhoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van onderschikte bouwdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;

2.2 de diepte van een bouwwerk

de diepte van een bouwwerk wordt bepaald door het meten van de grootste afstand in meters tussen de buitenwerkse eindgevelvlakken;

2.3 de goothoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel. Bij toepassing van het meten van de goothoogte van een bouwwerk worden wolfseinden en dakkapellen buiten beschouwing gelaten, behoudens dakkapellen waarvan de gezamenlijke breedte meer bedraagt dan 50% van de breedte van het betreffende dakvlak;

2.4 de inhoud van een bouwwerk

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;

2.5 de oppervlakte van een bouwwerk

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;

2.6 hart van de lijn

bij toepassing van deze regels wordt gemeten tot of vanuit het hart van een lijn op de kaart en op schaal waarin het plan is vastgesteld;

2.7 ondergeschikte bouwdelen

bij toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwonderdelen buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van bouwgrenzen niet meer dan 1,5 meter bedraagt.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Agrarisch

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Agrarisch' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. de uitoefening van een agrarisch bedrijf, met dien verstande dat niet-grondgebonden agrarische bedrijven niet zijn toegestaan;
  2. b. het houden van dieren, uitsluitend op de begane grondvloer;
  3. c. hobbymatig agrarisch grondgebruik;
  4. d. de bestaande bedrijfswoning, waarbij inwoning is toegestaan in de bedrijfswoning;
  5. e. teeltondersteunende voorzieningen;
  6. f. extensieve dagrecreatie met bijbehorende wegen en paden;
  7. g. water en voorzieningen voor de waterhuishouding;
  8. h. de bestaande nutsvoorzieningen;
  9. i. de bestaande paardenbakken;
  10. j. evenementen als medegebruik gedurende maximaal 7 aaneengesloten dagen inclusief opbouw en afbraak van bijbehorende voorzieningen;

met bijbehorende gebouwen, bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ontsluitingsvoorzieningen, parkeervoorzieningen binnen het bouwvlak, groenvoorzieningen, tuinen en erven.

3.2 Bouwregels

3.3 Afwijken van de bouwregels

3.4 Specifieke gebruiksregels

3.5 Afwijken van de gebruiksregels

3.6 Wijzigingsbevoegdheid

Artikel 4 Agrarisch - De Buitens

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Agrarisch - De Buitens' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. de uitoefening van een agrarisch bedrijf, met dien verstande dat niet-grondgebonden agrarische bedrijven niet zijn toegestaan en het houden van dieren niet is toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch uitgesloten - houden van dieren';
  2. b. de ontwikkeling en het behoud van kleinschalige landschapselementen, waaronder houtwallen, houtsingels, kleinschalige waterelementen en natuurvriendelijke oevers;
  3. c. extensieve dagrecreatie met bijbehorende wegen en paden;
  4. d. water en voorzieningen voor de waterhuishouding ten behoeve van de waterhuishoudkundige situatie;

met bijbehorende (bedrijfs)gebouwen, bouwwerken, geen gebouwen zijnde, teeltondersteunende voorzieningen, ontsluitingsvoorzieningen, parkeervoorzieningen binnen het bouwvlak, alsmede groenvoorzieningen, tuinen en erven.

4.2 Bouwregels

4.3 Afwijken van de bouwregels

4.4 Specifieke gebruiksregels

4.5 Afwijken van de gebruiksregels

4.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

4.7 Wijzigingsbevoegdheid

Artikel 5 Wonen

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. wonen in woningen, waarbij inwoning is toegestaan;
  2. b. aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit;
  3. c. hobbymatig agrarisch grondgebruik;
  4. d. de ontwikkeling en het behoud van kleinschalige landschapselementen, waaronder houtwallen, houtsingels, kleinschalige waterelementen en natuurvriendelijke oevers;
  5. e. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk - mantelzorg', tevens voor afhankelijke woonruimte in de woning of bijgebouwen;

met bijbehorende gebouwen, bouwwerken, geen gebouwen zijnde, groenvoorzieningen, voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding, tuinen en erven.

5.2 Bouwregels

5.3 Specifieke gebruiksregels

5.4 Afwijken van de gebruiksregels

Artikel 6 Waarde - Archeologische Verwachting 1

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologische verwachting 1' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor het behoud en de bescherming van te verwachten archeologische resten in de bodem.

6.2 Bouwregels

6.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen ten aanzien van de situering en de afmetingen van bouwwerken en de inrichting van gronden, indien uit archeologisch onderzoek blijkt dat ter plaatse behoudens- en beschermenswaardige archeologische monumenten of resten aanwezig zijn. De nadere eisen zijn erop gericht de archeologische waarden zoveel mogelijk in de grond (in situ) te behouden.

6.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

6.5 Wijzigingsbevoegdheid

Artikel 7 Waarde - Archeologische Verwachting 2

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologische verwachting 2' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor het behoud en de bescherming van te verwachten archeologische resten in de bodem.

7.2 Bouwregels

7.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen ten aanzien van de situering en de afmetingen van bouwwerken en de inrichting van gronden, indien uit archeologisch onderzoek blijkt dat ter plaatse behoudens- en beschermenswaardige archeologische monumenten of resten aanwezig zijn. De nadere eisen zijn erop gericht de archeologische waarden zoveel mogelijk in de grond (in situ) te behouden.

7.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

7.5 Wijzigingsbevoegdheid

Artikel 8 Waarde - Archeologische Verwachting 3

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologische verwachting 3' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor het behoud en de bescherming van te verwachten archeologische resten in de bodem.

8.2 Bouwregels

8.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen ten aanzien van de situering en de afmetingen van bouwwerken en de inrichting van gronden, indien uit archeologisch onderzoek blijkt dat ter plaatse behoudens- en beschermenswaardige archeologische monumenten of resten aanwezig zijn. De nadere eisen zijn erop gericht de archeologische waarden zoveel mogelijk in de grond (in situ) te behouden.

8.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

8.5 Wijzigingsbevoegdheid

Hoofdstuk 3 Algemene Regels

Artikel 9 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 10 Algemene Bouwregels

10.1 Bestaande maten

  1. a. In die gevallen dat de bestaande goothoogte, bouwhoogte, oppervlakte en/of inhoud van bouwwerken, die in overeenstemming met het bepaalde in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht tot stand zijn gekomen meer bedraagt dan in de bouwregels in hoofdstuk 2 van deze regels is toegestaan, geldt die goothoogte, bouwhoogte, oppervlakte en/of inhoud in afwijking daarvan als maximaal toegestaan.
  2. b. Het bepaalde in lid a, met betrekking tot de bestaande oppervlakte is niet van toepassing in geval van gehele vernieuwing van bestaande bijgebouwen en overkappingen.
  3. c. Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid b. voor het herbouwen van één of meer bijgebouwen tot een gezamenlijke oppervlakte van meer dan ter plaatse is toegestaan, mits:
    1. 1. de gezamenlijke oppervlakte van nieuwe bijgebouwen niet meer bedraagt dan 75% van de gezamenlijke oppervlakte van de te slopen bijgebouwen;
    2. 2. de oppervlakte van de nieuwe bijgebouwen maximaal 300 m² bedraagt;
    3. 3. de op het erf bestaande karakteristieke bebouwing behouden blijft;
    4. 4. de nieuw te bouwen bijgebouwen aansluiten bij de (karakteristiek van de) te handhaven bebouwing;
    5. 5. uit een inrichtingsplan blijkt dat slooplocatie en bouwlocatie landschappelijk wordt versterkt;
    6. 6. uit een inrichtingsplan blijkt dat de erfstructuur wordt gehandhaafd dan wel verbeterd, zowel ten aanzien van beplanting als bebouwing;
    7. 7. geen onevenredige aantasting mag plaatsvinden van de belangen van eigenaren en gebruikers van omliggende gronden;
    8. 8. de uitvoerbaarheid van het bouwplan waarvoor afwijking wordt toegepast, in verband waarmee in elk geval aangetoond moet worden:
      • de milieuhygiënische situatie van de bodem de ontwikkeling waarvoor afwijking wordt toegepast niet belemmerd;
      • dat geen onevenredige aantasting van aan de grond eigen zijnde archeologische waarden zal plaatsvinden.

10.2 Bestaande afstanden

In die gevallen dat de bestaande afstand tot enige op de verbeelding aangegeven lijn van bouwwerken, die in overeenstemming met het bepaalde in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht tot stand zijn gekomen minder bedraagt dan in de bouwregels in hoofdstuk 2 van deze regels is voorgeschreven, geldt die afstand in afwijking daarvan als minimaal toegestaan.

10.3 Ondergronds bouwen

Ondergrondse gebouwen (kelders) zijn uitsluitend toegestaan, daar waar bovengronds gebouwen aanwezig danwel toegestaan zijn overeenkomstig dit bestemmingsplan, met dien verstande dat in geaccidenteerd terrein de ondergrondse bebouwing de bovengrondse bebouwing met een (horizontale) diepte van 3 m mag overschrijden. Ondergrondse gebouwen zijn uitsluitend toegestaan in één laag ondergronds.

10.4 Afwijken van de bouwregels

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 10.3, teneinde ondergrondse gebouwen toe te staan daar waar bovengronds geen gebouwen zijn toegestaan, mits voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:

  1. a. het betreft geen bebouwing in geaccidenteerd terrein;
  2. b. de bebouwde oppervlakte van de ondergrondse gebouwen bedraagt niet meer dan 25 m², met dien verstande dat het bebouwingspercentage dan wel de maximaal toegestane oppervlakte met het meerekenen van de bebouwde oppervlakte van de ondergrondse gebouwen niet wordt overschreden. In afwijking van het bepaalde in Artikel 2 wordt als bebouwde oppervlakte van ondergrondse gebouwen de oppervlakte van de vloer gemeten, inclusief muren;
  3. c. het woon- en leefmilieu van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast, dit betekent in ieder geval dat de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende percelen niet onevenredig mogen worden beperkt;
  4. d. de omgevingsvergunning leidt niet tot een onevenredige aantasting van de stedenbouwkundige kwaliteit van de omgeving.

Artikel 11 Algemene Gebruiksregels

11.1 Strijdig gebruik

Onder gebruik in strijd met het plan wordt in elk geval verstaan:

  1. a. een gebruik van gronden als stort- en/of opslagplaats van grond en/of afval, met uitzondering van een zodanig gebruik voor het normale op de bestemming gerichte gebruik en onderhoud;
  2. b. een gebruik van gronden als stallings- en/of opslagplaats van één of meer aan het gebruik onttrokken machines, voer-, vaar- of vliegtuigen, met uitzondering van een zodanig gebruik voor het normale op de bestemming gerichte gebruik en onderhoud;
  3. c. een gebruik van gronden en bouwwerken voor een seksinrichting dan wel ten behoeve van prostitutie;
  4. d. een gebruik van gronden en bouwwerken voor verblijfsrecreatie, anders dan de regels van de bestemmingen toestaan;
  5. e. een gebruik van bedrijfsgebouwen voor bewoning en/of het huisvesten van seizoensarbeiders, anders dan de regels van de bestemmingen toestaan.

Artikel 12 Algemene Aanduidingsregels

12.1 Milieuzone - grondwaterbeschermingsgebied

Artikel 13 Algemene Afwijkingsregels

13.1 Algemeen

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van:

  1. a. in het plan genoemde goothoogten, bouwhoogten, oppervlakte- en inhoudsmaten, percentages en afstandseisen, waarbij een overschrijding is toegestaan tot maximaal 10% van de goothoogten, bouwhoogten, oppervlakte- en inhoudsmaten, percentages en afstandseisen met uitzondering van inhoudsmaat van woningen;
  2. b. de regels en toestaan dat bouwgrenzen worden overschreden, waarbij een overschrijding is toegestaan tot maximaal 2,5 m, en deze noodzakelijk is in verband met de uitmeting van het terrein of uit een oogpunt van doelmatig gebruik van de gronden en/of de bebouwing;
  3. c. de regels en toestaan dat de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wordt vergroot tot maximaal 10 m en ten behoeve van zend-, ontvang- en/of sirenemasten wordt vergroot tot maximaal 40 m;
  4. d. van de regels en de bouw toestaan van niet voor bewoning bestemde gebouwen met een inhoud van ten hoogste 50 m3 en een bouwhoogte van ten hoogste 3 m ten dienste van het openbaar nut, zoals schakelhuisjes, wachthuisjes, transformatorhuisjes, telefooncellen, alsmede andere bouwwerken, zoals muurtjes, standbeelden en lichtmasten; gasdrukmeetstations en verkooppunten voor motorbrandstoffen uitgezonderd;
  5. e. van de regels en de bouw toestaan van een schuilgelegenheid voor dieren met een oppervlakte van maximaal 15 m2 en een hoogte van maximaal 2,7 m, mits de perceelsgrootte minimaal 1 ha bedraagt en het perceel niet direct grenst aan het erf van een woning.

13.2 Inhoud (bedrijfs)woning

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van in het plan genoemde inhoudsmaten van (bedrijfs)woningen waarbij de inhoud maximaal 800 m³ mag bedragen.

13.3 Tijdelijk kamperen

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van in het plan genoemde gebruiksregels voor het toestaan van tijdelijk kamperen voor een maximale aaneengesloten duur van 10 dagen.

13.4 Voorwaarden

Een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 13.1, 13.2 en 13.3 kan slechts worden verleend, mits:

  1. a. de belangen van de eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden niet onevenredig worden geschaad;
  2. b. het straat- en bebouwingsbeeld, de stedenbouwkundige kwaliteiten en de verkeersveiligheidsbelangen niet onevenredig worden geschaad.

Artikel 14 Algemene Wijzigingsregels

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen voor:

  1. a. het aanbrengen van geringe veranderingen in de plaats, ligging en/of afmetingen van bestemmingsgrenzen, met inachtneming van de volgende voorwaarden:
    1. 1. bestemmingsgrenzen mogen met niet meer dan 5 m worden verschoven;
    2. 2. de belangen van de eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden mogen niet onevenredig worden geschaad;
    3. 3. het straat- en bebouwingsbeeld en de verkeersveiligheidsbelangen mogen niet onevenredig worden geschaad;
  2. b. het toestaan van de bouw van niet voor bewoning bestemde gebouwen met een bouwhoogte van ten hoogste 3,5 m en een inhoud van ten hoogste 75 m3 ten dienste van het openbare nut en overige openbare dienstverlening.

Artikel 15 Algemene Procedureregels

15.1 Wijziging

Ten aanzien van de in dit plan opgenomen wijzigingsbevoegdheden zal de uitvoerbaarheid van het wijzigingsplan moeten zijn gewaarborgd, in verband waarmee in elk geval aangetoond moet worden dat:

  1. a. bodemsanering niet noodzakelijk is dan wel vóór uitvoering van het wijzigingsplan zal plaatsvinden;
  2. b. met betrekking tot (spoor)wegverkeersgeluid een aanvaardbaar woonklimaat wordt gerealiseerd;
  3. c. met betrekking tot de luchtkwaliteit een aanvaardbaar leefklimaat wordt gerealiseerd, dan wel dat geen onevenredige verslechtering plaatsvindt;
  4. d. met betrekking tot de externe veiligheid een aanvaardbaar leefklimaat wordt gerealiseerd, dan wel dat geen onevenredige verslechtering plaatsvindt;
  5. e. beschermde planten- en diersoorten en biotopen niet onevenredig worden geschaad;
  6. f. het wijzigingsplan financieel uitvoerbaar is.

Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels

Artikel 16 Overgangsrecht

16.1 Overgangsrecht bouwwerken

  1. a. Een bouwwerk, dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, danwel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    1. 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    2. 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  2. b. Het bevoegd gezag kan eenmalig een omgevingsvergunning verlenen van het bepaalde onder a voor het vergroten van de inhoud van het bouwwerk als bedoeld in het bepaalde onder a met maximaal 10%.
  3. c. Het bepaalde onder a is niet van toepassing op bouwwerken, die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

16.2 Overgangsrecht gebruik

  1. a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  2. b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het bepaalde in sub a te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  3. c. Indien het gebruik, bedoeld in het bepaalde onder a, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  4. d. Het bepaalde onder a is niet van toepassing op het gebruik, dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 17 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan 'Buitengebied, Breedlersestraat 1, 1A, 6 te Elst en Hemmensestraat 8A te Randwijk'.

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

De gemeente Overbetuwe heeft een aantal verzoeken gekregen om voormalige agrarische bedrijfswoningen te herbestemmen tot burgerwoningen, omdat deze niet langer als agrarische bedrijfswoning worden gebruikt. Het gaat om de locaties Breedlersestraat 1, 1A en 6 te Elst en Hemmensestraat 8 te Randwijk. De gemeente Overbetuwe wil onder voorwaarden medewerking verlenen aan herbestemming van de woningen. Eén van de voorwaarden om medewerking te verlenen, is dat er vanuit milieu-oogpunt geen belemmeringen tussen de burgerwoningen en omliggende agrarische bedrijven aanwezig zijn. Hiervoor is een aanpassing van de bouw- en gebruiksmogelijkheden voor de agrarische bedrijven Breedlersestraat 6A te Elst en Hemmensestraat 8 te Randwijk nodig. Mede hierom is een herziening van het bestemmingsplan noodzakelijk. Dit bestemmingsplan, 'Buitengebied, Breedlersestraat 1, 1A, 6 te Elst en Hemmensestraat 8A te Randwijk', stelt de kaders vast waarbinnen de bestemmingswijzigingen kunnen worden toegestaan.

1.2 Ligging En Beschrijving Plangebied

Het plangebied beslaat 3 locaties:

  • Breedlersestraat 1/1A te Elst;
  • Breedlersestraat 6/6A te Elst;
  • Hemmensestraat 8/8A te Randwijk.

De ligging van het plangebied is op afbeelding 1 aangegeven. De beide locaties aan de Breedlersestraat te Elst liggen aan de oostkant van de gemeente Overbetuwe, ten oosten van de kern Elst. Tussen de planlocatie en de kern ligt de rijksweg A325. De locatie Hemmensestraat 8/8A ligt in het noordwesten van de gemeente Overbetuwe, circa 1 kilometer ten zuidwesten van de kern Randwijk.

afbeelding "i_NL.IMRO.1734.0279BUITbreedler1-VSG1_0001.png"
Afbeelding 1: ligging van het plangebied, links: locatie Hemmensestraat 8/8A te Randwijk, rechts: locaties Breedlersestraat 1/1A en 6/6A te Elst (bron: Bing Maps)


De locatie aan de Breedlersestraat te Elst beslaat de percelen Breedlersestraat 1 en 1A aan de noordkant van deze weg en 6 en 6A aan de zuidkant van de weg. De locatie wordt omgeven door agrarische percelen, landschapselementen, enkele burger- en bedrijfswoningen en kleinschalige agrarische bedrijven. De locatie behoort tot Park Lingezegen, een gebied van 1.500 hectare dat in ontwikkeling is tot landschapspark. Ongeveer 175 meter westelijk van de locatie ligt de Rijksweg A325. Het plangebied bestaat uit de voormalige agrarische bedrijfswoningen Breedlersestraat 1, 1A en 6, met de omliggende gronden en het agrarisch bedrijfsperceel Breedlersestraat 6A.

De locatie Hemmensestraat 8/8A te Randwijk beslaat het perceel van de voormalige agrarische bedrijfswoning Hemmensestraat 8A en het agrarisch bedrijfsperceel Hemmensestraat 8, waarop aan de noordwestkant bedrijfsbebouwing aanwezig is. De tussenliggende gronden, behorende tot het perceel Hemmensestraat 8, zijn onbebouwd. Het plangebied wordt omgeven door agrarische gronden en agrarische bedrijfslocaties. Aan de Hemmensestraat zijn daarnaast enkele burgerwoningen aanwezig.

afbeelding "i_NL.IMRO.1734.0279BUITbreedler1-VSG1_0002.png"
afbeelding "i_NL.IMRO.1734.0279BUITbreedler1-VSG1_0003.png"
Afbeelding 2: weergave van de huidige situatie en begrenzing van het plangebied, boven: locaties Breedlersestraat 1/1A en 6/6A te Elst, onder locatie Hemmensestraat 8/8A te Randwijk (bron: Bing Maps)

1.3 Huidig Bestemmingsplan

Locatie Breedlersestraat 1/1A en 6/6A te Elst
Op deze locatie geldt het bestemmingsplan 'Park Lingezegen', dat sinds 19 juni 2013 onherroepelijk is. Het bestemmingsplan 'Park Lingezegen' kent verschillende agrarische bestemmingen met verschillende mogelijkheden. De gronden ten noorden van de Breedlersestraat hebben de bestemming 'Agrarisch – Landbouwland' en zijn bedoeld voor de uitoefening van grondgebonden agrarische bedrijven met behoud en bescherming van openheid. Ten zuiden van de Breedlersestraat komt de bestemming 'Agrarisch – De Buitens' voor. Ook hier is de uitoefening van grondgebonden agrarische bedrijven toegestaan, met de ontwikkeling en behoud van kleinschalige landschapselementen.

De bestemming in het plangebied is 'Agrarisch - De Buitens' ter plaatse van de percelen Breedlersestraat 1A en 6/6A en 'Agrarisch - Landbouwland' ter plaatse van Breedlersestraat 1. De vier percelen zijn voorzien van een bouwvlak van verschillend formaat. Op de planlocatie geldt verder de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologische verwachting 2'.

afbeelding "i_NL.IMRO.1734.0279BUITbreedler1-VSG1_0004.png"
Afbeelding 3: uitsnede huidig bestemmingsplan 'Park Lingezegen' ter plaatse van de locaties Breedlersestraat 1/1A en 6/6A te Elst

Locatie Hemmensestraat 8/8A te Randwijk
Op deze locatie geldt het bestemmingsplan 'Buitengebied Overbetuwe', dat is vastgesteld op 5 maart 2013. De gehele planlocatie heeft de bestemming 'Agrarisch'. Op beide percelen is een bouwvlak opgenomen, dat ruimer is dan de bestaande bebouwingscontouren. Verder zijn in het plangebied de dubbelbestemmingen 'Waarde - Archeologische verwachting 1' (noordoostelijke hoek) en 'Waarde - Archeologische verwachting 3' (rest van de planlocatie) opgenomen.

afbeelding "i_NL.IMRO.1734.0279BUITbreedler1-VSG1_0005.png"
Afbeelding 4: uitsnede huidig bestemmingsplan 'Buitengebied Overbetuwe' ter plaatse van de locatie Hemmensestraat 8/8A te Randwijk

Het gebruiken van agrarische bedrijfswoningen als burgerwoningen is in strijd met beide bestemmingsplannen. De geldende bestemmingsplannen bevatten wijzigingsbevoegdheden, waarmee onder voorwaarden een agrarische bedrijfslocatie kan worden omgezet in een woonbestemming (artikel 3.6.4 van het bestemmingsplan 'Buitengebied Overbetuwe' en artikelen 3.7.3 en 5.7.3 van het bestemmingsplan 'Park Lingezegen'). Eén van de voorwaarden om de wijzigingsbevoegdheden te kunnen toepassen, is dat er geen onevenredige aantasting van de belangen (gebruiksmogelijkheden) van de omliggende functies mag optreden. Vanuit een oogpunt van een goede ruimtelijke ordening, moet er daarnaast sprake zijn van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat. De agrarische activiteiten, die wordt uitgeoefend op de gronden ten noorden van de Breedlersestraat, kunnen op gezette tijden enige invloed hebben op het woon- en leefklimaat. Aanvaardbaar blijft dat wel. Deze agrarische activiteiten zijn inherent aan wonen in het buitengebied. Omdat de afstand van de woningen tot de agrarische bedrijfslocaties Breedlersestraat 6A en Hemmensestraat 8 relatief gering is, wordt aan de voorwaarde met betrekking tot het woon- en leefklimaat niet zonder meer voldaan (zie nader paragraaf 5.4 van deze toelichting) en moeten de gebruiksmogelijkheden voor deze locaties worden gereguleerd. Om deze reden kan niet worden volstaan met een wijzigingsplan, maar is een herziening van het bestemmingsplan noodzakelijk. Ten slotte wordt bij de woning Breedlersestraat 6 een mantelzorgwoning (afhankelijke woonruimte) gerealiseerd. Dit is mogelijk met toepassing van de in artikel 22.4.1 van het bestemmingsplan 'Park Lingezegen' opgenomen afwijkingsbevoegdheid. Aan de gestelde voorwaarden wordt in dit geval voldaan. Ook deze afwijking ten opzichte van het geldende bestemmingsplan, wordt in dit bestemmingsplan opgenomen.

1.4 Leeswijzer

Deze toelichting is als volgt opgebouwd. Na dit inleidende hoofdstuk, worden in hoofdstukken 2 en 3 respectievelijk de bestaande en de toekomstige situatie in het plangebied beschreven. In hoofdstuk 4 wordt ingegaan op het voor dit bestemmingsplan van toepassing zijnde rijks-, provinciaal en gemeentelijk beleid. In hoofdstuk 5 komen de relevante milieu- en omgevingsaspecten aan de orde. Daarmee wordt inzichtelijk gemaakt of de ontwikkeling in ruimtelijk en milieuhygiënisch opzicht aanvaardbaar en haalbaar is en voldoet aan het vereiste van een goede ruimtelijke ordening. In hoofdstuk 6 is de juridische planopzet beschreven en in hoofdstuk 7 is de financiële toelichting opgenomen.

Hoofdstuk 2 Bestaande Situatie

2.1 Locatie Breedlersestraat 1/1a En 6/6a Te Elst

De locatie aan de Breedlersestraat te Elst beslaat de percelen Breedlersestraat 1 en 1A aan de noordkant van deze weg en 6 en 6A aan de zuidkant van de weg. De Breedlersestraat is een lokale weg op korte afstand van de op- en afrit naar de rijksweg A325. In het plangebied zijn de voormalige agrarische bedrijfswoningen Breedlersestraat 1, 1A en 6 aanwezig met de omliggende als tuin ingerichte gronden. Met name het perceel Breedlersestraat 6 is groen ingericht. De woningen zijn niet meer in gebruik als agrarische bedrijfswoningen en er is geen agrarische bedrijfsbebouwing op de percelen aanwezig, maar wel kleinschalige bijgebouwen op de achtererven. Het huidige gebruik is daarmee niet langer in overeenstemming met het geldende bestemmingsplan. Aan de oostkant van Breedlersestraat 1A is een onbebouwd agrarisch perceel (weiland) aanwezig. Ten westen van het perceel Breedlersestraat 1 is een met grasbetonstenen verhard laadplateau met een in-/uitrit op de Breedlersestraat aanwezig. Deze voorziening wordt gebruikt als in- en uitrit van de agrarische gronden (circa 17 ha) ter plaatse. Het laad- en losplateau wordt gebruikt ten behoeve van het laden van de bietenoogst (of andere agrarisch producten), ontsluiting, alle andere gangbare en benodigde vormen van landbouwverkeer en bedrijfsvoering of ten dienste daarvan. Het bestemmingsplan 'Park Lingezegen' staat dergelijke laad- en losplateaus bij recht toe. De agrarische activiteiten, die zijn toegestaan, kunnen op gezette tijden mogelijk perioden met hinder veroorzaken. Dit perceel maakt geen onderdeel uit van het plangebied.

Het perceel Breedlersestraat 6A is een agrarische bedrijfslocatie met bedrijfsbebouwing, bestaande uit twee gebouwen. Aan de voorzijde van het perceel is een klein nutsgebouw aanwezig. Het zuidelijk en westelijk deel van het perceel behoren ook tot het agrarisch bouwvlak, maar zijn onbebouwd en in gebruik als agrarische gronden. Tussen het perceel en de Breedlersestraat is een groenstrook aanwezig.

De locatie Breedlersestraat 1/1A en 6/6A ligt in het Park Lingezegen. Dit is een gebied van 1.500 hectare in de gemeenten Overbetuwe waar een landschapspark wordt gerealiseerd als tegenhanger van de verstedelijking rondom Arnhem-Nijmegen en de hoofdinstrastructuur, zoals de Betuweroute. Het park bestaat uit vijf deelgebieden, waarbij het plangebied op de grens van de gebieden Landbouwland en De Buitens ligt. Deze deelgebieden, waarvan de Breedlersestraat 1/1a in deelgebied Landbouwland ligt en de Breedlersestraat 6/6a in De Buitens ligt, kenmerken zich door een vrij open agrarisch landschap, maar hebben een verschillend planologisch regime. Het Landbouwland is een grootschalig open agrarisch gebied, dat wordt begrensd door de Linge en het groene lint langs de Breedlersestraat van het deelgebied de Buitens. Grondgebonden agrarische bedrijven zijn de dragers van dit gebied en hebben uitbreidingsmogelijkheden. Deelgebied De Buitens ligt op de overgang tussen het open Landbouwland en het meer besloten deelgebied De Woerdt in de gemeente Lingewaard. Hier wordt een kleinschaliger karakter nagestreefd. In afbeelding 5 is aangegeven waar de deelgebieden De Buitens en Landbouwland liggen, met de daarbij behorende bestemmingen.

afbeelding "i_NL.IMRO.1734.0279BUITbreedler1-VSG1_0006.png"
Afbeelding 5: huidige planologische situatie locatie Breedlersestraat 1/1A en 6/6A en omgeving in Park Lingezegen, met de begrenzing van deelgebieden De Buitens en Landbouwland aangegeven

2.2 Locatie Hemmensestraat 8/8a Te Randwijk

De locatie Hemmensestraat 8/8A te Randwijk beslaat het perceel van de voormalige agrarische bedrijfswoning Hemmensestraat 8A en het agrarisch bedrijfsperceel Hemmensestraat 8. De tussenliggende gronden, behorende tot het perceel Hemmensestraat 8, zijn onbebouwd en zijn ingericht als tuin. Op de locatie Hemmensestraat 8 is een agrarisch bedrijf met één bedrijfswoning en bijgebouwen aanwezig. De bedrijfsbebouwing bevindt zich aan de noordwestkant van het perceel. De gronden rondom de bedrijfswoning zijn ingericht als tuin. De bedrijfswoning en bedrijfsbebouwing hebben afzonderlijke inritten.

De voormalige agrarische bedrijfswoning Hemmensestraat 8A ligt ongeveer 60 meter ten zuiden van de woning Hemmensestraat 8. Deze woning is niet meer in gebruik als bedrijfswoning, maar als reguliere woning. Het huidige gebruik is daarom niet overeenkomstig het geldende bestemmingsplan. De direct omliggende gronden bij de woning zijn in gebruik als tuin. Hier is ook een bijgebouw aanwezig. Agrarische bedrijfsbebouwing ontbreekt op het perceel. Ten zuiden en westen van de woning zijn weilanden aanwezig.

Hoofdstuk 3 Toekomstige Situatie

De initiatiefnemers willen het bestaande gebruik van de woningen en omliggende percelen Breedlersestraat 1, 1A en 6 en Hemmensestraat 8A als burgerwoning voortzetten. Daarvoor is een bestemmingswijziging naar 'Wonen' noodzakelijk. Hergebruik van de locaties als agrarische bedrijfslocaties is niet aan de orde. Qua bebouwing wijzigt er niets: de woningen en daarbij behorende bijgebouwen blijven behouden. Er is geen voormalige agrarische bedrijfsbebouwing meer aanwezig op deze percelen. Ook infrastructureel hoeft er niets te worden aangepast. Bij de woning Breedlersestraat 6 is tevens een mantelzorgwoning voorzien.

De eigenaren van de agrarische bedrijven aan de Breedlersestraat 6A (organisatie Park Lingezegen) en aan de Hemmensestraat 8 willen hun huidige planologische mogelijkheden behouden. De geldende bestemmingsplannen voorzien, met name voor Hemmensestraat 8, in ruimere planologische mogelijkheden. Volledige benutting van deze mogelijkheden is voor beide bedrijfslocaties niet aan de orde. Hiertoe bestaan geen concrete voornemens.

Om de initiatieven mogelijk te maken, is een planologische beperking van de gebruiksmogelijkheden voor het voorste perceelsgedeelte van Breedlersestraat 6A noodzakelijk (zie afbeelding 6). Deze zones liggen binnen 50 meter van de burgerwoningen. Binnen deze zones is het houden van dieren niet toegestaan. Deze zones liggen buiten de bedrijfsbebouwing en buiten de gronden die voor agrarische bedrijfsdoeleinden worden gebruikt. De bestaande agrarische bedrijfsvoering kan dan ook worden voortgezet. Aan de achterzijde van het perceel blijft eventuele uitbreidings-/bebouwingsruimte aanwezig, buiten de hindercirkels.

Daarnaast ligt een gedeelte van het huidige agrarisch bouwvlak van Hemmensestraat 8 binnen 50 meter van de woning Hemmensestraat 8a. Dit perceelsgedeelte is momenteel als tuin in gebruik. Benutting van dit gedeelte van het bouwvlak is niet aan de orde. Het bouwvlak wordt verkleind, zodat er voldoende afstand tussen het agrarisch bedrijf en de woning Hemmensestraat 8a resteert. De eigenaar van Hemmensestraat 8 is hiermee akkoord. Het bedrijf kan de huidige bedrijfsvoering onbelemmerd voortzetten.

afbeelding "i_NL.IMRO.1734.0279BUITbreedler1-VSG1_0007.png"
Afbeelding 6: hindercirkels woningen Breedlersestraat 1, 1A en 6 ten opzichte van agrarische bedrijfslocatie Breedlersestraat 6A. In rood weergegeven het perceelsgedeelte waar het houden van dieren niet mogelijk is (bron: Parkorganisatie Lingezegen).

Hoofdstuk 4 Beleidskader

4.1 Rijksbeleid

Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR)
In de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte staan de plannen van de Rijksoverheid voor ruimte en mobiliteit. Het Rijk streeft naar een concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig Nederland. Om dit te bereiken laat het Rijk de ruimtelijke ordening meer over aan de decentrale overheden (provincie en gemeenten) en komt de gebruiker centraal te staan. Het Rijk kiest voor een selectievere inzet van rijksbeleid op slechts 13 nationale belangen. Buiten deze 13 belangen hebben decentrale overheden beleidsvrijheid.

Beoordeling en conclusie
Dit bestemmingsplan maakt het omzetten van vier voormalige agrarische bedrijfswoningen in burgerwoningen mogelijk. De bestaande bebouwing blijft daarbij behouden. De ontwikkeling is, gezien de aard en omvang daarvan, een lokale ontwikkeling die geen relatie heeft met het ruimtelijke ordeningsbeleid op rijksniveau. Er zijn geen nationale belangen in het geding. Het initiatief conflicteert dan ook niet met het nationaal ruimtelijke ordeningsbeleid zoals vastgelegd in de SVIR.

Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro)
Het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) geeft richtlijnen voor de inhoud van bestemmingsplannen, voor zover het gaat om ruimtelijke ontwikkelingen van nationaal belang. De normering uit het Barro werkt zoveel mogelijk direct door op het niveau van de lokale besluitvorming. Bij besluitvorming over bestemmingsplannen moeten de regels van het Barro worden gerespecteerd.

Beoordeling en conclusie
Het initiatief is een lokale ontwikkeling. Er zijn geen nationale belangen in het geding. Dit initiatief conflicteert daarom niet met het nationaal ruimtelijk ordeningsbeleid. Het Barro heeft geen doorwerking naar dit bestemmingsplan.

Ladder voor duurzame verstedelijking
Om zorgvuldig ruimtegebruik te bevorderen, is per 1 oktober 2012 de ladder voor duurzame verstedelijking opgenomen in artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening. De ladder ziet op een zorgvuldige afweging en transparante besluitvorming bij alle ruimtelijke en infrastructurele besluiten. De ladder is een verplicht motiveringsinstrument, dat moet worden toegepast bij elk ruimtelijk besluit dat een 'nieuwe stedelijke ontwikkeling' mogelijk maakt. Wat onder een nieuwe stedelijke ontwikkeling wordt verstaan, is in artikel 1.1.1 Bro bepaald: “De ruimtelijke ontwikkeling van een bedrijventerrein of zeehaventerrein, of van kantoren, detailhandel, woningbouwlocaties of andere stedelijke voorzieningen.” Uit de jurisprudentie komt naar voren dat het wel een nieuwe stedelijke ontwikkeling van enige omvang moet zijn (ECLI:NL:RVS:2016:1503).

Per 1 juli 2017 is een gewijzigde Ladder in werking getreden. Hierin is de tekst van de Ladder teruggebracht naar de essentie, namelijk de noodzaak om aan te geven dat de voorgenomen nieuwe stedelijke ontwikkeling voorziet in een behoefte plus een motivering als de stedelijke ontwikkeling niet binnen bestaand stedelijk gebied kan worden gerealiseerd: “De toelichting bij een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, bevat een beschrijving van de behoefte aan die ontwikkeling, en, indien het bestemmingsplan die ontwikkeling mogelijk maakt buiten het bestaand stedelijk gebied, een motivering waarom niet binnen het bestaand stedelijk gebied in die behoefte kan worden voorzien” (artikel 3.1.6 lid 2 Bro).

Beoordeling en conclusie
Dit bestemmingsplan maakt het omzetten van vier voormalige agrarische bedrijfswoningen in burgerwoningen mogelijk. De bestaande bebouwing blijft daarbij behouden. Het aantal woningen blijft gelijk en ook de bebouwing neemt niet toe. Ook anderszins voorziet de ontwikkeling niet in een uitbreiding van het ruimtebeslag. De ontwikkeling is daarom niet aan te merken als een stedelijke ontwikkeling zoals bedoeld in het Bro.

De Ladder voor duurzame verstedelijking is niet van toepassing op dit bestemmingsplan.

4.2 Provinciaal En Regionaal Beleid

Omgevingsvisie Gelderland
Provinciale Staten hebben op 9 juli 2014 de Omgevingsvisie Gelderland (hierna: de Omgevingsvisie) vastgesteld. Nadien zijn nog enkele actualisatieplannen vastgesteld, waarvan de meest recente op 28 juni 2017 is vastgesteld. De provincie kiest er in de Omgevingsvisie voor om vanuit twee hoofddoelen bij te dragen aan gemeenschappelijke maatschappelijke opgaven. Deze zijn:

  • een duurzame economische structuur(versterking);
  • het borgen van de kwaliteit en veiligheid van onze leefomgeving.


Deze twee hoofddoelen benadrukken de rol en de kerntaken van de provincie als middenbestuur. Zij beïnvloeden elkaar. Economische structuurversterking vraagt om een aantrekkelijk vestigingsklimaat, een goede bereikbaarheid en voldoende vestigingsmogelijkheden. Dit betekent ook een aantrekkelijke woon- en leefomgeving met de unieke kwaliteiten van natuur, water en landschap in Gelderland. De provinciale hoofddoelen zijn uitgewerkt en vertaald in provinciale ambities, die moeten resulteren in een divers, dynamisch en mooi Gelderland.

Beoordeling en conclusie
De Omgevingsvisie is concreet uitgewerkt in de hierna beschreven Omgevingsverordening Gelderland . Deze bevat concrete regels, waaraan het bestemmingsplan wordt getoetst. De Omgevingsvisie zelf bevat geen aanduidingen, die voor dit bestemmingsplan van belang zijn. Het plan is dan ook in overeenstemming met de Omgevingsvisie.

Omgevingsverordening Gelderland
Provinciale Staten hebben de Omgevingsverordening Gelderland (hierna: de verordening of de Omgevingsverordening) vastgesteld op 24 september 2014. De verordening wordt regelmatig geactualiseerd. De meest recente actualisatie van de verordening dateert van 28 juni 2017.

De regels in de verordening kunnen betrekking hebben op het hele provinciale grondgebied, op delen of op gebiedsgerichte thema's. Gemeenten moeten binnen een bepaalde termijn hun bestemmingsplan afstemmen op de in de verordening opgenomen regels. De regels in de verordening zijn gebaseerd op de provinciale omgevingsvisie en hebben de status van algemeen verbindende voorschriften.

Beoordeling
Dit bestemmingsplan maakt het omzetten van vier voormalige agrarische bedrijfswoningen in burgerwoningen mogelijk, met behoud van de bestaande bebouwing en regulering van de agrarische bedrijfsactiviteiten van twee naastgelegen bedrijfslocaties.

De Omgevingsverordening bevat concrete regels met betrekking tot het thema wonen. Nieuwe woonlocaties zijn uitsluitend toegestaan wanneer dit past in het huidige door Gedeputeerde Staten vastgestelde Kwalitatief Woonprogramma. Hetzelfde geldt voor de door Gedeputeerde Staten vastgestelde kwantitatieve opgave wonen voor de regio (artikel 2.2.1.1). Met het omzetten van agrarische bedrijfswoningen in burgerwoningen, neemt het aantal woningen niet toe. In dit opzicht is het plan in overeenstemming met de Omgevingsverordening.

In het plangebied gelden volgens de Omgevingsverordening enkele specifieke aanduidingen, waaronder 'intrekgebied' en 'tijdelijk verbod uitbreiding, nieuwvestiging, hervestiging glastuinbouw'. Deze aanduidingen bevatten regels met betrekking tot het winnen van fossiele energie en glastuinbouw. Beide gebruiksvormen zijn met het toekomstige gebruik niet aan de orde.

Daarnaast ligt de planlocatie Hemmensestraat 8/8A in een gebied dat als grondwaterbeschermingsgebied, KWO-vrije zone en boringsvrije zone is aangemerkt. Het bestemmingsplan maakt geen handelingen of gebruik mogelijk, dat in strijd is met deze aanduidingen. De provincie streeft er binnen de grondwaterbeschermingsgebieden naar om het grondwater als bron voor de drinkwatervoorziening te beschermen. Dit initiatief heeft geen invloed op het grondwaterpeil en daarmee de grondwaterbeschermingsgebieden. De Omgevingsverordening bevat ook een verbod om zonder melding grond- en funderingswerkzaamheden dieper dan 2 meter onder het maaiveld uit te voeren (artikel 3.3.3.7). Onder voorwaarden zijn deze werkzaamheden na melding toegestaan. Deze werkzaamheden zijn op de planlocatie niet aan de orde, omdat het uitsluitend gaat om een planologische gebruikswijziging. Verder geldt dat afstromend hemelwater van gebouwen en parkeerplaatsen niet op of in de bodem geloosd mag worden, tenzij geen uitlogende bouwmaterialen worden gebruikt of als afstromend water infiltreert via een doelmatig werkend zuiveringssysteem (artikel 3.3.3.9). Omdat er geen bouwwerkzaamheden of nieuwe parkeerplaatsen zijn voorzien, zijn deze bepalingen niet aan de orde in het kader van dit bestemmingsplan. In de planregels worden de verplichtingen en voorwaarden ten aanzien van het grondwaterbeschermingsgebied geborgd met het oog op eventuele toekomstige werkzaamheden. Op de verbeelding is een gebiedsaanduiding opgenomen.

De locaties Breedlersestraat 1/1A en 6/6A liggen in de Groene Ontwikkelingszone (GO) van Park Lingezegen. In een GO mogen geen nieuwe grootschalige ontwikkelingen worden mogelijk gemaakt, die leiden tot een significante aantasting van de kernkwaliteiten van het gebied. Gezien de aard en omvang van de ontwikkelingen, waarbij geen sprake is van intensivering van het gebruik en er planologisch een afname van bebouwingsmogelijkheden plaatsvindt, maakt dit bestemmingsplan geen nieuwe grootschalige ontwikkelingen mogelijk. Daarmee passen de ontwikkelingen in de GO.

Ten slotte geldt op de locaties Breedlersestraat 1/1A en 6/6A het 'plussenbeleid'. Dit beleid is van toepassing op uitbreiding van agrarische bedrijven. Daarvan is in dit bestemmingsplan geen sprake.

Conclusie
Dit bestemmingsplan is in overeenstemming met de Omgevingsverordening Gelderland.

Masterplan en intergemeentelijke structuurvisie Park Lingezegen en Regionaal Plan 2005-2020
De planlocatie Breedlersestraat 1/1A en 6/6A ligt in het Park Lingezegen. In het Regionaal Plan 2005-2020 en het Masterplan Park Lingezegen is dit gebied aangewezen als een bufferzone tussen de verstedelijkte gebieden van Arnhem ten noorden van het gebied en van Nijmegen ten zuiden van het gebied. De bedoeling is nadrukkelijk dat verstedelijking in dit gebied wordt tegengegaan. In het Regionaal Plan is het gebied aangewezen als strategisch project, dat als doel heeft om de toegangelijkheid en aantrekkelijkheid van het gebied voor natuur en recreatie te vergroten. Het gebied is buiten het zoekgebied voor woningbouw gehouden.

In het Masterplan Park Lingezegen uit 2008 zijn de ambities en opgaven voor het Park op hoofdlijnen beschreven. Dit plan is concreter dan het Regionaal Plan. Het Masterplan bevat twee kaarten: de Basisuitrusting (beoogde realisatie uiterlijk 2013) en het Streefbeeld voor het park voor het jaar 2025. De ambities en opgaven zien onder meer op de thema's landschap, natuur, cultuurhistorie en archeologie en recreatie. De benoemde kernkwaliteiten van het gebied bestaan uit kleinschaligheid op de oeverwallen (met landschapselementen en herkenbare hoogteverschillen), grootschalige openheid op de open komgronden en het oude ontwateringsysteem van de Linge. Het Masterplan vormt de basis van de intergemeentelijke structuurvisie van het gebied, die door de drie gemeenten van de stadsregio is vastgesteld. Het centrale doel van het beleid is om de benoemde landschappelijke kernkwaliteiten de behouden en nadrukkelijk te versterken. Om aan het plan en de intergemeentelijke structuurvisie uitvoering te geven, zijn door de gemeenten Overbetuwe en Lingewaard bestemmingsplannen opgesteld.

Doorwerking plangebied
Het Park Lingezegen is opgedeeld in vijf deelgebieden, die elk een eigen karakteristieke landschappelijke opbouw kennen en onderling worden verbonden door een recreatief routenetwerk. De planlocatie aan de Breedlersestraat ligt op de grens van de deelgebieden Landbouwland en De Buitens. Deelgebied Landbouwland heeft van oudsher een agrarisch en grotendeels open karakter, terwijl door het deelgebied De Buitens enkele oude stroomruggen lopen, waar de bebouwing zich heeft geconcentreerd en het landschappelijk karakter kleinschaliger is. In beide gebieden zijn diverse vergezichten aanwezig, maar er zijn door met name infrastructurele aanpassingen ook functionele en visuele barrières in het landschap ontstaan.

Het plangebied ligt aan de Breedlersestraat, waar bebouwing afgewisseld wordt met open gebieden. Het achterland is zowel ten zuiden als ten noorden van de weg als een grootschalig open gebied te karakteriseren. Aan de Breedlersestraat is in het kader van de ontwikkeling van de Basisuitrusting al het nodige groen gerealiseerd (boomsingels), onder meer aan de voorzijde van het perceel Breedlersestraat 6A. Direct ten oosten van het perceel Breedlersestraat 6A wordt bovendien een ecologische verbindingszone ontwikkeld. Beoogd wordt om de omgeving van de Breedlersestraat in te richten als parkzone, met bomensingels en solitaire bomen langs de wegen.

Het voorliggende initiatief in dit bestemmingsplan ziet op het omzetten van de voormalige agrarische bedrijfspercelen Breedlersestraat 1, 1A en 6 in kleinschalige woonpercelen. Dit past in het streven voor het Park Lingezegen in het algemeen, namelijk het ontwikkelen van landschapswaarden en om vooral aan de zuidzijde van de Breedlersestraat een kleinschalig landschap te creëren in een parkachtige omgeving. Dit past ook bij een vloeiende overgang tussen het deelgebied Landbouwland, dat een grootschalig open karakter heeft en waar het vigerende bestemmingsplan grondgebonden agrarische activiteit toestaat en het deelgebied De Buitens, waar een kleinschaliger en parkachtig karakter wordt nagestreefd. Het ontwikkelen van kleinschalige woonpercelen draagt aan deze beleving bij. Ook doen de ontwikkelingen geen afbreuk aan het realiseren van de ecologische verbindingszone bij de Breedlersestraat 6A. Bovendien worden doorzichten op de achterliggende landschappen door de planologische afname van de bouwmogelijkheden beter gewaarborgd.

Conclusie
Het omzetten van drie voormalige agrarische bedrijfslocaties naar woonpercelen met burgerwoningen, draagt bij aan de ontwikkeling van Park Lingezegen en past in de doelstellingen voor dit gebied. De ontwikkeling van het landschap als bufferzone tussen de stedelijke gebieden van Arnhem en Nijmegen staat daarbij centraal. De functiewijzigingen passen in dit streven en de afname van de planologische bouwmogelijkheden draagt bij aan het creëren van een kleinschalig, parkachtig landschap op de gronden rondom de Breedlersestraat.

4.3 Gemeentelijk Beleid

Toekomstvisie 2020+ Overbetuwe verbindt..
Op 8 september 2009 heeft de gemeenteraad van de Overbetuwe de 'Toekomstvisie 2020, Overbetuwe verbindt..' (hierna: de Toekomstvisie+) vastgesteld. De Toekomstvisie+ van Overbetuwe is het kader voor de ontwikkeling van de gemeente Overbetuwe tot 2020. De visie geeft een richting voor de ruimtelijke, maatschappelijke en economische ontwikkeling. De Toekomstvisie+ omvat het gehele gemeentelijke beleidsterrein. Voor wat betreft de ruimtelijke onderdelen is de Toekomstvisie+ te zien als structuurvisie in de zin van artikel 2.1 Wro voor het grondgebied van de gemeente Overbetuwe. In de Toekomstvisie+ zijn de aspecten leefomgeving, vergrijzing, economische gesteldheid (werk en werkgelegenheid) en duurzaamheid opgenomen om een gewenste identiteit uiteen te zetten.

In de gemeente Overbetuwe zijn 11 kernen van verschillende grootte en met verschillende identiteiten aanwezig. Behoud van de karakteristiek en (specifieke) kwaliteiten van deze kernen is een speerpunt in het beleid.

Een andere belangrijke ontwikkeling is het kleiner worden van huishoudens. Hierdoor zijn, ook bij een gelijk blijvend aantal inwoners, meer woningen nodig en is dus meer ruimte nodig. Ook het toenemende belang van de kwaliteit van de woonomgeving leidt tot een grotere ruimtebehoefte voor wonen. Extra aandacht moet worden besteed aan kwaliteitsaspecten, zoals een attractief, gezond en veilig woonmilieu. Verder moet rekening worden gehouden met de sterker wordende wens om op een herkenbare en 'eigen' plek te wonen. Ten slotte leiden de ontwikkelingen op de woningmarkt tot extra aandacht voor levensloopbestendige woningen.

Beoordeling
Met dit bestemmingsplan worden vier voormalige agrarische bedrijfswoningen conform het bestaande gebruik omgezet in burgerwoningen en worden de gebruiksmogelijkheden van twee naastgelegen agrarische bedrijfslocaties gereguleerd. Met deze ontwikkeling blijft het aantal woningen gelijk. De woonlocaties liggen buiten bestaand stedelijk gebied, maar ook in gebieden die primair een (grootschalige) agrarische bedrijfsfunctie hebben. Het zijn geschikte locaties om te wonen, in een omgeving waar de woonfunctie passend is. Er vindt ook geen uitbreiding van het ruimtebeslag plaats.

Conclusie
Dit bestemmingsplan past in de met de Toekomstvisie+ beoogde beleidslijn door een passende functie mogelijk te maken op vier percelen in het landelijk gebied, waar (her)vestiging van een agrarisch bedrijf niet aan de orde is. De beoogde locaties zijn geschikt om te wonen.

Woonagenda Overbetuwe 2020
In de Woonagenda 2020 verwoordt de gemeente Overbetuwe haar doelen en ambities op het gebied van wonen. Als basis voor deze woonagenda is een opgavennotitie opgesteld. Deze woningmarktanalyse geeft zicht op huidige en toekomstige kansen en knelpunten en is het startpunt voor de uitwerking van de woonagenda. De woonagenda bevat geen gedetailleerd uitvoeringsprogramma, maar de koers waarbinnen de komende jaren plannen voor kernen en locaties kunnen worden uitgewerkt. De ontwikkelingen, die de komende jaren afkomen op de gemeente (vergrijzing, gezinsverdunning), vragen om meer variatie in het woonaanbod. Over het algemeen zijn inwoners tevreden over hun woonsituatie. Niet voor iedereen is het echter even makkelijk om een woning naar wens te vinden. De gemeente wil over voldoende woningen met de juiste kwaliteit beschikken om huishoudens de gewenste stappen in hun wooncarrière te laten maken. Dat wil zeggen voor iedere stap in de levensloop een geschikt woonalternatief.

Accentpunten zijn:

  • Aandacht voor urgente huisvestingsnood: inzetten op geschikte woningen voor bijzondere doelgroepen;
  • Betaalbaarheid en beschikbaarheid: meer betaalbare huurwoningen beschikbaar;
  • Wijs omgaan met de bestaande woningvoorraad: inzetten op verduurzaming;
  • Een levensloopvriendelijke gemeente: langer thuis wonen en er op uit;
  • Een gezonde woningmarkt in balans: prioriteren én versnellen van onze woningbouwplannen.

Het aantal huishoudens binnen de gemeente neemt in de periode 2015-2040 naar verwachting toe met ca. 2.250. Tot 2025 is een uitbreiding van de woningvoorraad met 1.400 woningen nodig voor het oplossen van bestaande tekorten en voor het opvangen van de autonome huishoudengroei.

Beoordeling
Het gemeentelijk beleid, zoals vastgelegd in de Woonagenda 2020, is gericht op kwaliteitsverbetering van de bestaande woningvoorraad en op mogelijkheden voor inbreiding en intensivering. In dit geval is er geen sprake van een toename van het aantal woningen, maar worden vier voormalige agrarische bedrijfswoningen omgezet in burgerwoningen, overeenkomstig het bestaande gebruik. Omdat gebruik wordt gemaakt van bestaande woonpercelen, past deze ontwikkeling in de uitgangspunten van de Woonagenda 2020. Daarnaast betreft het geschikte locaties om te wonen. Omdat geen sprake is van een toename van het aantal woningen, past het plan ook in kwantitatief opzicht in het beleid.

Conclusie
De ontwikkeling is in kwalitatieve en kwantitatieve zin in overeenstemming met de gemeentelijke Woonagenda 2020.

Hoofdstuk 5 Milieu- En Omgevingsaspecten

5.1 Milieueffectrapportage

Per 1 april 2011 is het Besluit m.e.r. gewijzigd. De belangrijkste aanleidingen hiervoor zijn de modernisering van de m.e.r. wetgeving in 2010 en de uitspraak van het Europese Hof van 15 oktober 2009. Uit deze uitspraak volgt dat de omvang van een project niet het enige criterium mag zijn om wel of geen m.e.r.(-beoordeling) uit te voeren. Ook als een project onder de drempelwaarde uit lijst D zit, kan een project belangrijke nadelige gevolgen hebben, als het bijvoorbeeld in of nabij een gevoelig natuurgebied ligt. Gemeenten en provincies moeten daarom vanaf 1 april 2011 ook bij kleine projecten, zoals het onderhavige, beoordelen of een m.e.r.(-beoordeling) nodig is.

Ook de Implementatiewet 'herziening m.e.r. richtlijn' heeft mogelijk gevolgen voor dit bestemmingsplan. Sinds 16 mei 2017 is deze wet in werking. De richtlijn wijzigt de procedure en de inhoud van het MER en de m.e.r.-beoordeling, maar ook de vormvrije m.e.r.-beoordeling. Dit heeft gevolgen voor de inhoud en procedure van de ruimtelijke plannen. Voor activiteiten, die zijn opgenomen in onderdeel D van de Bijlage bij het Besluit m.e.r. en waarvan de omvang beneden de in kolom 2 genoemde drempel ligt, geldt een vormvrije m.e.r.-beoordeling.

Beoordeling en conclusie
Dit bestemmingsplan maakt het omzetten van vier voormalige agrarische bedrijfswoningen in burgerwoningen mogelijk, met behoud van de bestaande bebouwing en regulering van de agrarische bedrijfsactiviteiten van twee naastgelegen bedrijfslocaties. Deze ontwikkelingen worden niet genoemd in lijst D van het Besluit m.e.r. De ontwikkelingen in totaliteit zijn, gezien de aard van de wijziging en kleinschalige omvang van de ontwikkelingen (geen uitbreiding ruimtebeslag of bebouwing), geen stedelijk ontwikkelingsproject, zoals bedoeld in het Besluit m.e.r.

Er is daarom geen sprake van een m.e.r.-plichtige activiteit in dit bestemmingsplan.

5.2 Geluid

Op basis van de Wet geluidhinder (artikel 77 Wgh) dient bij een bestemmingsplan een akoestisch onderzoek te worden uitgevoerd als het plan mogelijkheden biedt voor:

  • de toevoeging van een nieuwe woning of andere geluidsgevoelige functie binnen de zone van een weg;
  • de aanleg van een nieuwe weg;
  • de reconstructie van een bestaande weg.

De breedte van de zone van een weg is afhankelijk van het aantal rijstroken, het stedelijk gebied en de maximumsnelheid. Alle wegen hebben geluidzones, met uitzondering van wegen die in een als 'woonerf' aangeduid gebied liggen en wegen waarvoor een maximumsnelheid van 30 km/uur geldt.

In de Wgh zijn grenswaarden opgenomen met betrekking tot de geluidbelasting op de gevels van woningen en andere geluidgevoelige bestemmingen. De voorkeursgrenswaarde voor de geluidbelasting op de gevel is 48 dB en mag in principe niet worden overschreden. Onder bepaalde voorwaarden mag de geluidbelasting hoger zijn dan de voorkeursgrenswaarde. Hiervoor moet met een ontheffing een hogere waarde worden vastgesteld. De maximale ontheffingswaarde voor nieuwe woningen in stedelijk gebied is 63 dB en in landelijk gebied 58 dB.

Beoordeling
Dit bestemmingsplan voorziet in het omzetten van vier agrarische bedrijfswoningen in burgerwoningen. Daarmee is geen sprake van nieuwe geluidsgevoelige objecten, omdat zowel een bedrijfswoning als een burgerwoning geluidsgevoelig is. Ook wijzigt de situering van de woningen niet. De Wgh schrijft dan ook geen akoestisch onderzoek voor.

In het kader van een goede ruimtelijke ordening is voor de woningen aan de Breedlersestraat gekeken naar het geheel van agrarische activiteiten in verband met het laad- en losplateau met in- en uitrit, gelegen ten westen van het perceel Breedlersestraat 1. Dit geheel van agrarische activiteiten kan op gezette tijden perioden met hinder veroorzaken. Dit zal enige invloed hebben op het woon- en leefklimaat ter plaatse, maar aanvaardbaar blijft dat wel. Deze agrarische activiteiten zijn inherent aan wonen in het buitengebied.

Conclusie
Op voorhand is een aanvaardbaar woon- en leefklimaat in de woningen in voldoende mate gegarandeerd. Akoestisch onderzoek is niet noodzakelijk.

5.3 Luchtkwaliteit

De hoofdlijnen voor regelgeving rondom luchtkwaliteitseisen staan beschreven in de Wet milieubeheer (hierna: Wm). Hierin zijn grenswaarden opgenomen voor luchtvervuilende stoffen. Voor ruimtelijke projecten zijn fijn stof (PM10 en PM2,5) en stikstofdioxide (NO2) de belangrijkste stoffen.

Een project is toelaatbaar als aan één van de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  • er is geen sprake van een feitelijke of dreigende overschrijding van een grenswaarde;
  • het project leidt per saldo niet tot een verslechtering van de luchtkwaliteit;
  • het project draagt alleen niet in betekenende mate bij aan de luchtverontreiniging;
  • het project is opgenomen in het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL) of een regionaal programma van maatregelen.

Om te bepalen of een project 'niet in betekenende mate' bijdraagt aan de luchtkwaliteit is een algemene maatregel van bestuur 'Niet in betekenende mate' (Besluit NIBM) en een ministeriële regeling NIBM (Regeling NIBM) vastgesteld waarin de uitvoeringsregels zijn vastgelegd. Een project kan in twee situaties NIBM bijdragen aan de luchtkwaliteit:

  • het project behoort tot de lijst met categorieën van gevallen (inrichtingen, kantoor- en woningbouwlocaties) die is opgenomen in de Regeling NIBM;
  • het project heeft een toename van minder dan 3% van de jaargemiddelde concentratie NO2 en PM10 (1,2ìg/m3).

Beoordeling
Dit bestemmingsplan voorziet in het omzetten van vier agrarische bedrijfslocaties in burgerwoningen. Daarnaast worden twee agrarische bedrijfslocaties gereguleerd, waarmee de planologische mogelijkheden in enige mate worden beperkt. De ontwikkelingen vallen gezien hun aard, zonder meer onder de Regeling NIBM. Er worden immers geen uitbreidingsmogelijkheden geboden en het aantal woningen blijft gelijk.

Conclusie
De luchtkwaliteit wordt met de ontwikkelingen in het plangebied niet in betekenende mate aangetast en een luchtkwaliteitsonderzoek is niet noodzakelijk. Het aspect luchtkwaliteit vormt geen belemmering voor dit bestemmingsplan.

5.4 Bedrijven En Milieuzonering

Onder milieuzonering wordt verstaan het waar nodig zorgen voor een voldoende ruimtelijke scheiding tussen enerzijds bedrijven of overige milieubelastende functies en anderzijds milieugevoelige functies, zoals woningen. Bij de planontwikkeling moet rekening worden gehouden met milieuzonering om de kwaliteit van het woon- en leefmilieu te handhaven en te bevorderen en daarnaast bedrijven voldoende zekerheid te bieden dat zij hun activiteiten duurzaam binnen aanvaardbare voorwaarden kunnen uitvoeren.

Bij de milieuzonering wordt gebruik gemaakt van de door de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) opgestelde publicatie 'Bedrijven en milieuzonering'. In de publicatie is een lijst opgenomen met bedrijfstypen. Voor de bedrijfstypen zijn indicatieve (richt)afstanden bepaald voor de milieuaspecten geur, stof, geluid en gevaar. De richtafstanden vormen een indicatie van de aanvaardbaarheid in de situatie dat gevoelige functies in de nabijheid van milieubelastende functies worden gesitueerd. Als bekend is welke activiteiten concreet worden beoogd of aanwezig zijn, kan gemotiveerd worden uitgegaan van de daadwerkelijk te verwachten milieubelasting (in plaats van de richtafstanden).

De richtafstanden zijn afgestemd op de omgevingskwaliteit, zoals die wordt nagestreefd in een rustige woonwijk of een vergelijkbaar omgevingstype. Een rustige woonwijk is een woonwijk die is ingericht volgens het principe van functiescheiding. Binnen gemengde gebieden heeft men te maken met milieubelastende en milieugevoelige functies die op korte afstand van elkaar zijn gesitueerd. Direct naast woningen komen andere functies voor, zoals winkels, horeca en kleine bedrijven. In gemengde gebieden kunnen de richtafstanden met één afstandsstap worden verlaagd.

Beoordeling
Beide planlocaties liggen in het landelijk gebied in gebieden waar weliswaar sprake is van enige mate van functiemenging (agrarische bedrijfslocaties, woningen en onbebouwde agrarische gronden), maar die niet kunnen worden gekarakteriseerd als 'gemengd gebied'. Daarom zijn de reguliere richtafstanden van toepassing.

Dit bestemmingsplan maakt een nieuwe gevoelige functie mogelijk op de locaties Breedlersestraat 1, 1A en 6 en Hemmensestraat 8A. Hier wordt de agrarische bedrijfsbestemming gewijzigd in een woonbestemming, met behoud van de bestaande (bedrijfs)woningen. Vanuit een oogpunt van goede ruimtelijke ordening moet worden onderzocht, of er sprake is van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat ter plaatse van de woningen. Omdat omliggende milieubelastende functies (agrarische en niet-agrarische bedrijven) al rekening moeten houden met de bestaande bedrijfswoningen, treden er voor omliggende bedrijven geen extra belemmeringen op. Hieronder wordt beoordeeld of sprake is van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat voor de woningen Breedlersestraat 1, 1A en 6 en Hemmensestraat 8A.

Locatie Breedlersestraat 1/1A en 6/6A
In de omgeving van de woningen Breedlersestraat 1, 1A en 6 liggen de volgende bedrijfslocaties. De woningen Breedlersestraat 1,. 1A en 6A worden in dit bestemmingsplan met een bouwvlak op de huidige plaats vastgelegd, waardoor de afstanden zijn gemeten van bouwvlak woningen tot bouwvlak bedrijfslocatie.

Locatie Type bedrijf Milieucat. Richtafstand Afstand
Breedlersestraat 5 Agrarisch bedrijf (grondgebonden) 3.1 50 m ca. 115 m tot nr. 1
ca. 72 m tot nr. 1A
ca. 240 m tot nr. 6
Breedlersestraat 6A Agrarisch bedrijf (grondgebonden) 3.1 50 m ca. 40 m tot nr. 1
ca. 47 m tot nr. 1A
ca. 43 m tot nr. 6
Breedlersestraat 10 Agrarisch bedrijf (grondgebonden) 3.1 50 m ca. 240 m tot nr. 1
ca. 195 m tot nr. 1A
ca. 360 m tot nr. 6

Uit het overzicht blijkt, dat voor alle woningen ruimschoots aan de richtafstanden ten opzichte van de bedrijfslocaties Breedlersestraat 5 en 10 wordt voldaan. Ten aanzien van deze agrarische bedrijven zijn er dan ook geen belemmeringen.

De 3 woningen liggen wel nipt binnen de richtafstand ten opzichte van het agrarisch bedrijf Breedlersestraat 6A. In afbeelding 7 is dit weergegeven. De cirkels geven de richtafstand van 50 meter weer ten opzichte van de maatgevende gevelpunten.

afbeelding "i_NL.IMRO.1734.0279BUITbreedler1-VSG1_0008.png"
Afbeelding 7: hindercirkels woningen Breedlersestraat 1, 1A en 6 ten opzichte van agrarische bedrijfslocatie Breedlersestraat 6A. In rood weergegeven het perceelsgedeelte dat binnen de richtafstand tot de woningen ligt (bron: Parkorganisatie Lingezegen).

Zoals in afbeelding 7 zichtbaar is, liggen slechts twee relatief kleine gedeelten van het agrarisch bouwvlak binnen de richtafstand tot de woningen (totaal ca. 318 m²). Deze gronden zijn niet in gebruik voor de agrarische bedrijfsvoering en er is geen agrarische bedrijfsbebouwing aanwezig. Daardoor vindt er in de huidige, feitelijke situatie geen onevenredige aantasting van het woon- en leefklimaat plaats door dit agrarisch bedrijf. In dit bestemmingsplan wordt uitgesloten, dat binnen de betreffende zones dieren worden gehouden, waardoor dit ook in de toekomstige planologische situatie is geborgd. Voor het agrarisch bedrijf Breedlersestraat 6A leidt een en ander niet tot een reële beperking van de bedrijfsvoering: de bestaande bedrijfsvoering kan onbelemmerd worden voortgezet en aan de zuid- en westkant van het perceel is voldoende resterende uitbreidings- en gebruiksruimte aanwezig. Daardoor is in de toekomstige situatie geen sprake van belemmeringen over en weer.

Op grond van wet- en regelgeving gelden voor het gebruik van agrarische gronden zonder bouwvlak in het buitengebied geen minimaal aan te houden afstanden tot woningen van derden (bedrijfswoning of burgerwoning). Deze agrarische activiteiten kunnen op gezette tijden enige invloed hebben op het woon- en leefklimaat ter plaatse, maar aanvaardbaar blijft dat wel. Deze agrarische activiteiten zijn inherent aan wonen in het buitengebied. De omvormingen van de betreffende bedrijfswoningen naar burgerwoningen hebben dus geen gevolgen c.q. beperkingen voor het gebruik van de omliggende agrarische gronden.

Locatie Hemmensestraat 8/8A
De woning Hemmensestraat 8A ligt in de omgeving van de volgende bedrijfslocaties. De woning Hemmensestraat 8A wordt in dit bestemmingsplan met een bouwvlak op de huidige plaats vastgelegd, waardoor de afstanden zijn gemeten van bouwvlak woning tot bouwvlak bedrijfslocatie.

Locatie Type bedrijf Milieucat. Richtafstand Afstand
Hemmensestraat 6 Pelsdierhouderij (intensieve veehouderij) 4.1 200 m ca. 152 m
Hemmensestraat 8 Agrarisch bedrijf (grondgebonden) 3.1 50 m ca. 30 m
Hemmensestraat 10 Melkveehouderij 3.1 50 m ca. 65 m
Hemmensestraat 13 Melkveehouderij 3.1 50 m ca. 50 m

Uit het overzicht blijkt, dat wordt voldaan aan de richtafstanden ten opzichte van de melkveehouderijen Hemmensestraat 10 en 13. Niet voldaan wordt aan de afstand tot de agrarische bedrijfslocatie Hemmensestraat 8. Dit bedrijf heeft een bouwvlak, dat aanmerkelijk ruimer is dan de bestaande bebouwing en dan de gronden die voor de agrarische bedrijfsvoering in gebruik zijn. De gronden tussen de bedrijfswoning en bedrijfsgebouwen van Hemmensestraat 8 en de woning Hemmensestraat 8A zijn onbebouwd en in gebruik als tuin. Agrarische bedrijfsvoering op dit gedeelte van het perceel is ook in de toekomst niet aan de orde. In overleg met de eigenaar van het agrarisch bedrijf, wordt het agrarisch bouwvlak van Hemmensestraat 8 in dit bestemmingsplan voor dit gedeelte met ongeveer 20 meter verkleind. Hierdoor wordt gegarandeerd, dat de richtafstand ten opzichte van de burgerwoning Hemmensestraat 8A, wordt gehaald.

Ten aanzien van de pelsdierhouderij Hemmensestraat 6 wordt ook niet aan de richtafstand voldaan. Dit bedrijf beschikt over een milieuvergunning d.d. 21 juli 2006 (2.999 nertsen/fokteven) en een Natuurbeschermingswetvergunning d.d. 18 april 2016 (2.999 nertsen/fokteven, 5 schapen, 1 volwassen paard, 1 pony). Ten aanzien van pelsdieren (inrichtingen met maximaal 3.000 fokteven) geldt een vaste afstand van 150 meter1, waaraan moet worden voldaan. De woning in het plangebied ligt juist buiten deze richtafstand. Pelsdierhouderij is inmiddels bij wet verboden (Wet verbod pelsdierhouderij). Een bestaande inrichting kan tot 1 januari 2024 niet meer groeien. De pelsdierhouderij zit daarmee vooralsnog 'op slot'. Daarom kan redelijkerwijs worden uitgesloten, dat in de toekomst een grotere richtafstand ten aanzien van de pelsdierhouderij van toepassing is.

Het bestemmingsplan ter plaatse van de pelsdierhouderij sluit omschakeling van de pelsdierhouderij naar een andere vorm van intensieve veehouderij (richtafstand tot maximaal 200 meter) niet uit. In dat geval ligt de woning Hemmensestraat 8A binnen de richtafstand. Maar wanneer sprake is van omschaling naar een andere intensieve veehouderij, moet het bedrijf rekening houden met de bestaande omgevingsfactoren. Daarbij is van belang dat de woning Hemmensestraat 11 op aanzienlijk kortere afstand van de agrarische bedrijfslocatie ligt dan de woning Hemmensestraat 8A, namelijk ongeveer 29 meter. De woning Hemmensestraat 8A levert daarom geen extra beperkingen op. De woningen Hemmensestraat 4 en 11 blijven maatgevend voor de mogelijkheden.

Conclusie
De woningen Breedlersestraat 1, 1A en 6 liggen nipt binnen de richtafstand tot het agrarisch bedrijf Breedlersestraat 6A. In de toekomstige situatie, zoals vastgelegd in dit bestemmingsplan, is door middel van een regulering van de gebruiksmogelijkheden voor het bedrijf uitgesloten dat er belemmeringen optreden. Een aanvaardbaar woon- en leefklimaat is daarmee gegarandeerd.

Ten aanzien van de woning Hemmensestraat 8A wordt in de huidige situatie niet aan de richtafstand ten opzichte van de agrarische bedrijfslocatie Hemmensestraat 8 voldaan. In dit bestemmingsplan wordt het bouwvlak van dit agrarisch bedrijf aan de zuidkant verkleind. Daarmee is geborgd dat in de toekomstige situatie aan de richtafstand wordt voldaan. Ten opzichte van de overige agrarische bedrijfslocaties in de omgeving, is er geen sprake van belemmeringen over en weer, waardoor ook hier sprake is van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat.

  1. 1. Bron: http://www.infomil.nl/onderwerpen/landbouw-tuinbouw/geur/wgv-rgv/handreiking-wet/vergunning/3-2-toetsing/minimumafstand-0/

5.5 Geurhinder

Voor veehouderijen is de regelgeving ten aanzien van het specifieke aspect geur vastgelegd in de Wet geurhinder en veehouderij (hierna: Wgv). Bij nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen moet worden gekeken naar de aanvaardbaarheid van deze plannen in verband met omliggende geurbronnen, de zogenaamde omgekeerde werking.

Beoordeling
Dit bestemmingsplan maakt de omzetting van vier agrarische bedrijfswoningen naar woningen mogelijk. Daarmee is en blijft er sprake van geurgevoelige objecten, waarmee omliggende veehouderijen rekening moeten houden. Het aspect geurhinder vormt in het kader van de Wgv dan ook geen belemmering of beperking. Geurhinder is voor de omliggende agrarische bedrijfslocaties de maatgevende milieufactor. In paragraaf 5.4 is met betrekking tot het woon- en leefklimaat voor de woningen, onderzocht of er sprake is van belemmeringen. Dit is niet het geval, met inachtneming van de in dit bestemmingsplan opgenomen wijzigingen van de bouw- en gebruiksmogelijkheden voor Breedlersestraat 6A en Hemmensestraat 8. Daarom is uitgesloten dat er vanuit het aspect geurhinder belemmeringen voor de ontwikkelingen optreden. Een aanvaardbaar woon- en leefklimaat is voldoende gegarandeerd en er worden geen agrarische bedrijven onevenredig belemmerd.

Conclusie
Vanuit het aspect geurhinder zijn er geen belemmeringen voor de wijzigingen van agrarische bedrijfslocaties naar burgerwoningen in het plangebied.

5.6 Bodem

De bodemkwaliteit vormt een belangrijk aspect bij bouwontwikkelingen. In het kader van functiewijziging en herinrichting vormt de bodemkwaliteit bij ontwikkeling van ruimtelijke functies een belangrijke afweging. De Bouwverordening bevat een verbod voor het bouwen van woningen op verontreinigde grond.

Beoordeling
Dit bestemmingsplan maakt de omzetting van vier agrarische bedrijfswoningen naar woningen mogelijk. Zowel in de huidige situatie (agrarische bedrijfswoning met omliggende tuin) als in de toekomstige situatie (burgerwoning met tuin) is sprake van een gevoelige functie, waarbij in de woning permanent personen verblijven. In die zin treden dan ook geen wijzigingen op in het gebruik van de woningen en de direct omliggende gronden. Ook vinden er geen ingrepen in de bodem plaats, omdat op alle percelen uitsluitend gebruik wordt gemaakt van de bestaande bebouwing. Een bodemonderzoek wordt daarom niet noodzakelijk geacht.

Conclusie
Het aspect bodemkwaliteit vormt geen belemmering in het kader van dit bestemmingsplan. Nader onderzoek is niet noodzakelijk.

5.7 Externe Veiligheid

Het beleid voor externe veiligheid is gericht op het beperken en beheersen van risico's voor de omgeving vanwege handelingen met gevaarlijke stoffen. De handelingen kunnen zowel betrekking hebben op het gebruik, de opslag en de productie, als op het transport van gevaarlijke stoffen. Uit het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi), Besluit externe veiligheid transportroutes (Bevt) en Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) vloeit de verplichting voort om in ruimtelijke plannen in te gaan op de veiligheidsrisico's in het plangebied ten gevolge van handelingen met gevaarlijke stoffen. Deze externe veiligheidsrisico's moeten worden beoordeeld voor twee risiconormen, te weten het plaatsgebonden risico en het groepsrisico. Voor beide risiconormen geldt dat hoe groter de afstand tussen planontwikkeling en risicobron is, des te kleiner zal de impact van het plan zijn op de hoogte van het risico.

Plaatsgebonden risico
Het plaatsgebonden risico (PR) heeft tot doel om hetzelfde minimale beschermingsniveau te bieden voor iedere burger in Nederland. Het PR beschrijft de kans per jaar dat een onbeschermd individu komt te overlijden door een ongeval met gevaarlijke stoffen. Het PR wordt uitgedrukt in risicocontouren rondom de risicobron (bedrijf, weg, spoorlijn, etc.), waarbij de 10-6-contour (kans van 1 op 1 miljoen op overlijden) de maatgevende grenswaarde is.

Groepsrisico
Het groepsrisico (GR) is een afwegingsinstrument dat tot doel heeft een bewuste afweging te stimuleren over het risico op een ongeval met een groot aantal slachtoffers. Het GR beschrijft de kans dat een groep van 10 of meer personen gelijktijdig komt te overlijden ten gevolge van een ongeval met gevaarlijke stoffen. Het GR geeft een indicatie van de maatschappelijke ontwrichting in geval van een ramp. Het GR wordt uitgedrukt in een grafiek, waarin de kans op overlijden van een bepaalde groep (bijvoorbeeld 10, 100 of 1.000 personen) wordt afgezet tegen de kans daarop. Voor het GR geldt een oriëntatiewaarde als ijkpunt in de verantwoording (géén norm).

Voor elke verandering van het GR (af- of toename) in het invloedsgebied moet verantwoording worden afgelegd over de wijze waarop de toelaatbaarheid van deze verandering in de besluitvorming is betrokken.

Samen met de hoogte van het GR moeten andere kwalitatieve aspecten worden meegenomen in de beoordeling van het GR. Onder deze aspecten vallen zelfredzaamheid en bestrijdbaarheid. Onderdeel van deze verantwoording is overleg met (advies vragen aan) de regionale brandweer.

Beoordeling
Dit bestemmingsplan voorziet in het omzetten van de bedrijfswoningen Breedlersestraat 1, 1A en 6 en Hemmesestraat 8A naar burgerwoningen. Met behulp van de provinciale Risicokaart is beoordeeld, of in de omgeving van het plangebied risicovolle inrichtingen of transportroutes voor gevaarlijke stoffen aanwezig zijn. In afbeelding 8 is een uitsnede van de risicokaart opgenomen. De informatie van de risicokaart levert de volgende inzichten op.

afbeelding "i_NL.IMRO.1734.0279BUITbreedler1-VSG1_0009.png"
afbeelding "i_NL.IMRO.1734.0279BUITbreedler1-VSG1_0010.png"
Afbeelding 8: uitsnede risicokaart, boven: locatie Breedlersestraat 1/1A en 6/6A en onder locatie Hemmensestraat 8/8A (bron: http://nederland.risicokaart.nl, raadpleging 2 januari 2018)

Locatie Breedlersestraat 1/1A en 6/6A
In de omgeving van deze locatie zijn de volgende relevante inrichtingen en transportroutes aanwezig.

Bevi-inrichting Nijverheidsweg 20
Deze inrichting betreft het distributiecentrum van Jumbo supermarkten, waar opslag van gevaarlijke stoffen plaatsvindt. Het plangebied ligt buiten de PR 10-6-risicocontour van deze inrichting. De woning Breedlersestraat 6 ligt op ongeveer 360 meter afstand van de grens van de inrichting. Het invloedsgebied bedraagt 375 meter. De woning ligt dan ook net binnen het invloedsgebied. Omdat er sprake is van een bestaande bedrijfswoning, die wordt omgezet in een burgerwoning, heeft de ontwikkeling geen invloed op het GR. Hierin treedt geen wijziging op.

Transportroute Rijksweg A325
De planlocatie ligt buiten de PR 10-6-risicocontour van de Rijksweg A325, maar binnen het invloedsgebied van deze weg. Omdat er sprake is van drie bestaande bedrijfswoningen, die worden omgezet in burgerwoningen, heeft de ontwikkeling geen invloed op het GR. Hierin treedt geen wijziging op.

Gasleidingen A-505, A-507, A-663 en N-578-20
Ruim 400 meter ten zuiden van de planlocatie zijn enkele gasleidingen aanwezig. De PR 10-6-risicocontour van de leidingen ligt op de leidingen zelf en reikt niet tot aan het plangebied. Het plangebied ligt ook buiten het invloedsgebied van de leidingen. Ten aanzien van de gasleidingen zijn er daarom geen belemmeringen of beperkingen.

Locatie Hemmensestraat 8/8A
In de directe omgeving van deze planlocatie zijn geen relevante risicobronnen aanwezig. De inrichting Hemmensestraat 7 (opslag in propaantank) ligt op circa 475 meter noordwestelijk van de woning Hemmensestraat 8A. de PR 10-6-risicocontour van deze inrichting heeft een omvang van 20 meter. Het plangebied ligt hier ruimschoots buiten. Ook ligt het plangebied buiten het invloedsgebied van de inrichting. Er zijn dan ook geen belemmeringen aanwezig.

Conclusie
Het plangebied ligt buiten de de PR 10-6-risicocontour van risicovolle inrichtingen, buisleidingen en transportroutes. Wel ligt het invloedsgebied van de inrichting Nijverheidsweg 20 te Elst over de woning Breedlersestraat 6 en het invloedsgebied van de Rijksweg A325 over de planlocatie Breedlersestraat 1/1A en 6/6A. De ontwikkelingen in het plangebied hebben echter geen invloed op het groepsrisico. Daarom vormt het aspect externe veiligheid geen belemmering voor dit bestemmingsplan.

5.8 Kabels En Leidingen

Het verrichten van werkzaamheden in de nabijheid van hoogspanningsmasten en -kabels en dergelijke kan gevaar met zich meebrengen. Om dit gevaar zoveel mogelijk te beperken, moet de leidingbeheerder aangeven onder welke voorwaarden de werkzaamheden veilig plaats kunnen vinden.

Beoordeling en conclusie
In of nabij de planlocaties zijn geen planologisch relevante kabels en leidingen aanwezig. Ook zijn er geen werkzaamheden aan de orde, die gevaar ten aanzien van kabels en leidingen met zich mee kunnen brengen. Dit aspect levert dan ook geen belemmeringen op voor de realisatie van het plan.

5.9 Waterparagraaf

Op grond van het Besluit ruimtelijke ordening (artikel 3.1.6 lid 1 onder b) moet inzicht worden gegeven in de gevolgen voor de waterhuishouding die samenhangen met de ruimtelijke ontwikkeling die mogelijk wordt gemaakt. Daarbij zijn de hierna beschreven beleidsstukken van belang.


Rijksbeleid
Nationaal waterplan
In december 2015 heeft het kabinet het Nationaal Waterplan vastgesteld. Dit plan geeft op hoofdlijnen aan welk beleid het Rijk in de periode 2016-2021 voert om te komen tot een duurzaam waterbeheer. Het Nationaal Waterplan richt zich op bescherming tegen overstromingen, beschikbaarheid van voldoende en schoon water, en diverse vormen van gebruik van water. Ook worden de maatregelen genoemd die hiertoe worden genomen.

Op basis van de Wet ruimtelijke ordening heeft het Nationaal Waterplan voor de ruimtelijke aspecten de status van structuurvisie.

Provinciaal beleid
Provinciaal Waterplan
In het Waterplan Gelderland is het waterbeleid beschreven aan de hand van een aantal thema's, zoals landbouw, wateroverlast, watertekort, natte natuur, grondwaterbescherming en hoogwaterbescherming. Voor deze thema's is beschreven welke doelstellingen voor 2027 en 2015 er liggen. Daarbij is beschreven hoe de provincie voor de planperiode de uitvoering van acties ziet om die doelstellingen te bereiken. Bij sommige thema's gelden aanvullende waterdoelstellingen voor specifieke waterhuishoudkundige functies.

Waterschap Rivierenland
Waterbeheerplan 2016-2021
Dit plan, vastgesteld op 27 november 2015, gaat over het waterbeheer in het hele rivierengebied en het omvat alle watertaken van het waterschap: waterkwantiteit, waterkwaliteit, waterkering en waterketen. In het Waterbeheerplan staat wat Waterschap Rivierenland de komende periode gaat doen om inwoners van het rivierengebied veiligheid en voldoende schoon en mooi water in sloten en plassen te kunnen blijven bieden. Het plan is in samenwerking met onder meer de gemeente Overbetuwe opgesteld.

Keur Waterschap Rivierenland 2014
Voor waterhuishoudkundige ingrepen is de 'Keur Waterschap Rivierenland 2014' van toepassing. De Keur is een waterschapsverordening die gebods- en verbodsbepalingen bevat met betrekking tot ingrepen, die consequenties hebben voor de waterhuishouding en het waterbeheer. Zo is het onder andere verboden om handelingen te verrichten waardoor het onderhoud, aanvoer, afvoer en/of berging van water kan worden belemmerd, zonder een ontheffing van het Waterschap. De wateren en waterkeringen waarop de keur van toepassing is zijn vastgelegd in de legger wateren.

Realisatie van nieuwe bebouwing en/of verhard oppervlak moet hydrologisch neutraal worden uitgevoerd. Bij het toevoegen van bebouwing of verharding geldt een compensatieplicht. Er geldt een eenmalige vrijstelling van de compensatieplicht wanneer minder verharding dan 500 m² in stedelijk gebied of minder dan 1.500 m² in landelijk gebied wordt toegevoegd.

Gemeente Overbetuwe
Waterplan Overbetuwe
In 2008 stelde de gemeente Overbetuwe in samenwerking met het Waterschap Rivierenland het Waterplan Overbetuwe vast. Het waterbeheerplan van het waterschap is nadien geactualiseerd (zie hierboven), ook in samenwerking met onder meer de gemeente Overbetuwe. Beide plannen gelden naast elkaar.

In het Waterplan Overbetuwe wordt het beleidskader geschetst en worden concrete maatregelen voor het watersysteem uitgewerkt. Naast het waterplan wordt parallel een Gemeentelijk Rioleringsplan (GRP) opgesteld waarin de maatregelen voor de riolering (waterketen) worden uitgewerkt.
Met het opstellen van een waterplan wordt inzicht gegeven in de relevante wateropgaven voor de gemeente Overbetuwe, zoals:

  • wateroverlast, het zoeken van oplossingen om wateroverlast tegen te gaan;
  • waterkwaliteit, het onderzoeken van mogelijkheden voor het verbeteren van de waterkwaliteit;
  • grondwater, het inventariseren van grondwateroverlast;
  • beleving van water, burgers betrekken bij water;
  • afspraken en taken van waterschap en gemeente.


Beoordeling (watertoets)
Dit bestemmingsplan maakt de omzetting van vier agrarische bedrijfswoningen naar woningen mogelijk. Daarbij wordt gebruik gemaakt van de bestaande bebouwing en van de bestaande ontsluitingen. Deze wijzigingen leiden dan ook niet tot een toename van bebouwing of anderszins verhard oppervlak. Daarnaast is van belang dat het agrarisch bouwvlak van het perceel Hemmensestraat 8 wordt verkleind, waarmee het planologisch toegestane verharde oppervlak afneemt. De compensatieplicht, zoals vastgelegd in de Keur Waterschap Rivierenland 2014, is daarom niet van toepassing op dit bestemmingsplan. Hydrologisch is de ontwikkeling neutraal.

De planlocatie Hemmensestraat 8/8A ligt in een grondwaterbeschermingsgebied. Ingrepen in het kader van dit bestemmingsplan zullen geen bodemlagen aantasten die het grondwatersysteem kunnen veranderen. Immers wordt er uitsluitend gebruik gemaakt van de bestaande bebouwing.

Het plan heeft ook geen invloed op oppervlaktewater of waterkeringen, gezien de aard van de wijzigingen.

Conclusie
De ontwikkelingen waarin dit bestemmingsplan voorziet, zijn hydrologisch neutraal. Er is geen sprake van een toename van verhard oppervlak. Negatieve effecten op oppervlaktewater of de veiligheid van een waterkering zijn uitgesloten. Bij de uitwerking van het initiatief moeten schoon hemelwater en vuilwater gescheiden worden afgevoerd.

Gezien het bovenstaande heeft het plan geen negatieve gevolgen voor de waterhuishouding en vormt het aspect water dan ook geen belemmering in het kader van dit bestemmingsplan.

5.10 Flora En Fauna

De bescherming van de natuur is sinds 1 januari 2017 vastgelegd in de Wet Natuurbescherming (Wnb). Deze heeft de Natuurbeschermingswet 1998, de Flora- en faunawet en de Boswet vervangen. De Wnb geeft het wettelijke kader voor de bescherming van natuurgebieden en voor soortenbescherming. Bij de voorbereiding van een ruimtelijk plan moet worden onderzocht of de Wnb ten aanzien van de bescherming van gebieden en dier- en plantensoorten de uitvoering van het plan niet in de weg staat. De provincies zijn het bevoegd gezag voor de ontheffingverlening met betrekking tot zowel de gebieds- als de soortenbescherming.

Gebiedsbescherming
In de Wnb is de bescherming opgenomen van Natura 2000-gebieden en het Natuurnetwerk Nederland (NNN). Bij de voorbereiding van een bestemmingsplan moet worden onderzocht of dit plan, afzonderlijk of in combinatie met andere plannen of projecten, significante gevolgen kan hebben voor een Natura 2000-gebied. Natura 2000-gebieden hebben een externe werking, zodat ook ingrepen die buiten deze gebieden plaatsvinden en verstoring kunnen veroorzaken, moeten worden getoetst op het effect van de ingreep op soorten en habitats. Een ruimtelijk plan, dat significante gevolgen kan hebben voor een Natura 2000-gebied, kan alleen worden vastgesteld, indien uit een passende beoordeling de zekerheid is verkregen, dat het plan de natuurlijke kenmerken van het gebied niet zal aantasten. Als deze zekerheid er niet is, kan het plan worden vastgesteld als wordt voldaan aan de volgende drie voorwaarden:

  • alternatieve oplossingen zijn niet voorhanden;
  • het plan is nodig om dwingende redenen van groot openbaar belang, met inbegrip van redenen van sociale of economische aard; en
  • de noodzakelijke compenserende maatregelen worden getroffen om te waarborgen dat de algehele samenhang van het Natura 2000-netwerk bewaard blijft.

Het Natuurnetwerk Nederland (NNN, voorheen: Ecologische Hoofdstructuur (EHS)) is een samenhangend netwerk van bestaande en te ontwikkelen natuurgebieden. Het netwerk wordt gevormd door kerngebieden, natuurontwikkelingsgebieden en ecologische verbindingszones. Voor deze gebieden geldt een planologisch beschermingsregime. Het NNN is op provinciaal niveau uitgewerkt in het Gelders Natuurnetwerk (GNN) met de bijbehorende Groene Ontwikkelingszones (GO). Activiteiten in deze gebieden zijn alleen toegestaan als ze geen negatieve effecten hebben op de wezenlijke kenmerken of waarden of als deze kunnen worden tegengegaan met mitigerende maatregelen.

Soortenbescherming
In de Wnb wordt een onderscheid gemaakt tussen:

  1. 1. soorten die worden beschermd in de Vogelrichtlijn;
  2. 2. soorten die worden beschermd in de Habitatrichtlijn en de verdragen van Bern en Bonn;
  3. 3. de bescherming van overige soorten.

Per beschermingsregime is aangegeven welke verboden er gelden en onder welke voorwaarden ontheffing of vrijstelling kan worden verleend door het bevoegd gezag.

Beoordeling
Gebiedsbescherming
Het plangebied ligt op ruime afstand van beschermde natuurgebieden. De planlocatie Hemmensestraat 8/8A ligt ruim 900 meter zuidelijk van het Natura 2000-gebied Rijntakken. Dit gebied behoort ook tot het Gelders Natuurnetwerk. In de omgeving van de planlocatie zijn ook geen andere GNN-gebieden aanwezig. De planlocatie Breedlersestraat 1/1A en 6/6A ligt op meer dan 3,5 kilometer afstand van het Natura 2000-gebied Rijntakken. Elementen van het GNN bevinden zich minimaal 600 meter van deze planlocatie. Wel behoort de planlocatie tot een GO.

Dit bestemmingsplan maakt de omzetting van vier agrarische bedrijfswoningen naar woningen mogelijk en reguleert daarnaast de bouw- en gebruiksmogelijkheden op een gedeelte van twee agrarische bedrijfslocaties. Gezien de aard van de wijzigingen en de afstand tot beschermde natuurgebieden, kunnen negatieve effecten op de Natura 2000-gebieden en het GNN op voorhand worden uitgesloten. Er is ook geen sprake van een grootschalige ontwikkeling, die de kenmerken van de GO waartoe de planlocatie behoort, zou kunnen aantasten.

Vanuit een oogpunt van gebiedsbescherming bestaan er geen belemmeringen voor de ontwikkelingen in het plangebied.

Soortenbescherming
De percelen Breedlersestraat 1, 1A en 6 en Hemmensestraat 8A zijn momenteel in gebruik als woning met bijbehorende tuinen. Dit gebruik wijzigt niet, maar wordt planologisch verankerd in dit bestemmingsplan. Er wordt gebruik gemaakt van de bestaande bebouwing, waardoor er geen verstorende werkzaamheden plaatsvinden. Negatieve effecten op beschermde soorten zijn daarom op voorhand uitgesloten.

Conclusie
Het aspect flora en fauna levert geen belemmering op voor de realisatie van het plan. Negatieve effecten op beschermde natuurgebieden of soorten zijn op voorhand redelijkerwijs uit te sluiten.

5.11 Archeologie En Cultuurhistorie

De bescherming van archeologisch en cultureel erfgoed in Nederland is vastgelegd in de Erfgoedwet, die op 1 juli 2016 in werking is getreden. De Erfgoedwet is in de plaats gekomen van zes wetten en regelingen op het gebied van cultureel erfgoed, waaronder de Monumentenwet 1988. Onderdelen van de Monumentenwet die van toepassing waren op de fysieke leefomgeving gaan naar de Omgevingswet die in 2019 van kracht wordt. Voor deze onderdelen is daartoe in de Erfgoedwet voor de periode 2016-2019 een overgangsregeling opgenomen. Op grond van artikel 3.1.6, tweede lid, onderdeel a Besluit ruimtelijke ordening moet in het plan rekening worden gehouden met cultuurhistorische waarden.

De gemeente Overbetuwe heeft voor haar gemeentelijk grondgebied een erfgoedplan en een archeologische beleidsadvieskaart gemaakt. Het erfgoedplan beoogt versterking van de plaats en betekenis van cultuurhistorie als factor in het ruimtelijk beleidsproces.

Beoordeling
In het plangebied zijn de dubbelbestemmingen 'Waarde - Archeologische verwachting 1' (locatie Hemmensestraat 8/8A, noordoostelijke hoek), 'Waarde - Archeologische verwachting 2' (locaties Breedlersestraat 1/1A en 6/6A) en 'Waarde - Archeologische verwachting 3' (locatie Hemmensestraat 8/8A restant) opgenomen. Voor bodemingrepen dieper dan 0,30 meter en met een oppervlakte van minimaal 50 m², 100 m², respectievelijke 500 m² is volgens deze dubbelbestemmingen een archeologisch onderzoek noodzakelijk. Met de beoogde wijzigingen zullen deze drempelwaarden niet worden overschreden. Er vinden immers geen bodemingrepen plaats. Een archeologisch onderzoek is dan ook niet noodzakelijk.

In dit bestemmingsplan worden de huidige archeologische dubbelbestemmingen overgenomen. Op deze wijze is de bescherming van eventuele archeologische waarden voor de toekomst gewaarborgd. Op basis van deze bestemmingen moet voorafgaand aan eventuele bouw- of andere grondwerkzaamheden een archeologisch onderzoek worden uitgevoerd.

Conclusie
Het plangebied ligt in gebieden met archeologische verwachtingswaarden. Met het opnemen van archeologische dubbelbestemmingen in dit bestemmingsplan, wordt de bescherming van de archeologische waarden voor de toekomst gewaarborgd. Voordat bouwwerkzaamheden en/of andere grondingrepen worden verricht, moet een archeologisch onderzoek te worden uitgevoerd. In het kader van de wijzigingen, die met dit bestemmingsplan mogelijk worden gemaakt, is er geen sprake van bodemingrepen.

5.12 Verkeer En Parkeren

Parkeren
De gemeente Overbetuwe heeft haar parkeerbeleid en -normen vastgelegd in de Nota Parkeernormen gemeente Overbetuwe 2016. Uitgangspunt is dat parkeren op eigen terrein plaatsvindt. In dit geval voorziet het bestemmingsplan in het wijzigen van vier agrarische bedrijfslocaties naar woonpercelen. Op de percelen is voldoende parkeergelegenheid aanwezig. De parkeerdruk neemt ook af vanwege het wegbestemmen van de agrarische bedrijfslocaties. Daarom zijn er met betrekking tot het parkeren geen belemmeringen.

Verkeer
Voor het bepalen van de verkeersgeneratie, kan gebruik worden gemaakt van de kencijfers van CROW-publicatie 317 ('Kencijfers parkeren en verkeersgeneratie'). Het wijzigen van agrarische bedrijfswoningen naar burgerwoningen, leidt niet tot een wijziging van het aantal verkeersbewegingen. Voor de agrarische bedrijfslocatie Hemmensestraat 8 en Breedlersestraat 6A worden de bouw- en gebruiksmogelijkheden gedeeltelijk beperkt. Daarmee is evenmin sprake van een toename van het aantal verkeersbewegingen. Vanuit verkeerskundig oogpunt zijn er geen belemmeringen te verwachten om de verkeersbewegingen op te vangen. De omliggende infrastructuur is geschikt om de toekomstige aantallen verkeersbewegingen zonder problemen te verwerken. Er zijn ook geen wijzigingen met betrekking tot de verkeersafwikkeling nodig.

Hoofdstuk 6 Juridische Planopzet

6.1 Algemene Opzet

Inleiding
Dit hoofdstuk bevat de concrete vertaling van het beleidsgedeelte en de gewenste ontwikkelingen (voorafgaande hoofdstukken) in het juridisch gedeelte van het bestemmingsplan (de verbeelding en regels).

Het bestemmingsplan 'Buitengebied, Breedlersestraat 1, 1A, 6 te Elst en Hemmensestraat 8A te Randwijk' bestaat uit de volgende onderdelen:

De toelichting
In de toelichting is de ontwikkeling beschreven en verantwoord, zowel op basis van het beleid als op basis van milieu-hygiënische aspecten, aangevuld met een toelichting op de juridische opzet.

De regels
Deze bevatten de bouw- en gebruiksregels binnen de verschillende bestemmingen en algemene regels die in het gehele plangebied gelden. Daarnaast zijn waar nodig afwijkings- en wijzigingsbevoegdheden opgenomen, om het plan de benodigde flexibiliteit te geven.

De verbeelding
Op de verbeelding zijn de bestemmingen 'Agrarisch', 'Agrarisch - De Buitens', 'Wonen' en 'Waarde - Archeologische verwachting 1, 2 en 3' opgenomen. Ook zijn enkele maatvoeringsaanduidingen en een bouwvlak opgenomen.

De opzet van het plan
Het bestemmingsplan is een juridisch plan, dat bindend is voor de inwoners en voor de overheid. Qua systematiek is aangesloten bij de huidige bestemmingsplannen 'Buitengebied Overbetuwe' (locatie Hemmensestraat 8/8a te Randwijk) en 'Park Lingezegen' (locatie Breedlersestraat 1/1A en 6/6A te Elst). Gekozen is voor een concreet, gedetailleerd plan, omdat sprake is van concrete ontwikkelingen en de bouw- en gebruiksmogelijkheden om milieu-hygiënische redenen concreet moeten worden vastgelegd (waarborging dat er geen belemmeringen over en weer optreden). Dit betekent onder meer dat de bouwvlakken van de woningen rondom de bestaande bebouwing zijn opgenomen.

Bouwplan
Indien een aanvraag om omgevingsvergunning wordt ingediend, zijn in eerste instantie de bestemming met bijhorende regels van belang. Als het nieuwe en het beoogde gebruik past binnen de toegekende bestemming, dan kan de omgevingsvergunning worden verleend.

6.2 Toelichting Op De Verbeelding En Regels

Op de verbeelding zijn de bestemmingen onderscheiden. De bestemmingen zijn afgeleid uit het gebruik (de aanwezige functies). De bestemmingen vormen het zogenaamde casco van het plan, waarvan in beginsel niet mag worden afgeweken. Hierna worden de in het plan opgenomen bestemmingen nader toegelicht.

Agrarisch
Op het perceel Hemmensestraat 8 blijft een agrarische bedrijfsbestemming liggen. Het bouwvlak van het agrarisch bedrijf is in dit bestemmingsplan aan de zuidkant verkleind. De gronden in deze zone zijn in gebruik als tuin bij de bedrijfswoning en als onbebouwd agrarisch gebied. Op deze manier blijft er voldoende afstand tussen de agrarische bedrijfsgebouwen met bijbehorende activiteiten enerzijds en de woning Hemmensestraat 8A anderzijds. Op de rest van het perceel blijft het bouwvlak gehandhaafd. De gronden met de bestemming 'Agrarisch' zijn onder meer bestemd voor de uitoefening van een grondgebonden agrarisch bedrijf, hobbymatig agrarisch grondgebruik, de bestaande bedrijfswoning, extensieve dagrecreatie en bijbehorende voorzieningen waaronder tuinen en erven bij de bedrijfswoning. Voor het agrarisch bedrijf blijven de gebruiksmogelijkheden daarmee gelijk aan de huidige bestemming. De bedrijfswoning met bijgebouwen en de bedrijfsgebouwen zijn uitsluitend binnen het bouwvlak toegestaan. Buiten het bouwvlak zijn uitsluitend kleinschalige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, toegestaan.

Agrarisch - De Buitens
Deze bestemming is opgenomen op het perceel Breedlersestraat 6A, waar een agrarisch bedrijf is gevestigd, alsmede op de onbebouwde agrarische grond ten oosten van de woning Breedlersestraat 1A en het oostelijke perceelsgedeelte van Breedlersestraat 6. De gronden zijn bestemd voor de uitoefening van een grondgebonden agrarisch bedrijf, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch uitgesloten - houden van dieren' het houden van dieren niet is toegestaan. Deze zone is opgenomen op de gronden aan de voorzijde van het perceel Breedlersestraat 6A, die binnen 50 meter afstand van de woningen in het plangebied liggen. Verder zijn de gronden bestemd voor de ontwikkeling en het behoud van kleinschalige landschapselementen, waaronder houtwallen, houtsingels, kleinschalige waterelementen en natuurvriendelijke oevers en extensieve dagrecreatie. Dit past in de ontwikkeling van het Park Lingezegen. Het agrarisch bouwvlak ter plaatse van Breedlersestraat 6A is gehandhaafd. De bedrijfsgebouwen en teeltondersteunende voorzieningen dienen binnen het bouwvlak te worden gebouwd. Buiten het bouwvlak zijn uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, toegestaan.

Wonen
Met dit bestemmingsplan worden vier voormalige agrarische bedrijfswoningen omgezet in burgerwoningen (Breedlersestraat 1, 1A en 6 en Hemmensestraat 8A). Deze woningen met de daarbij behorende percelen (alleen de direct omliggende, als tuin ingerichte gronden) zijn bestemd als 'Wonen'. De gronden zijn bestemd voor wonen, al dan niet met een aan huis gebonden beroep onder voorwaarden, hobbymatig agrarisch grondgebruik en de ontwikkeling en het behoud van kleinschalige landschapselementen. Er zijn bouwvlakken opgenomen ter plaatse van de bestaande woningen. De hoofdgebouwen zijn uitsluitend toegestaan binnen deze bouwvlakken. Hiermee is gewaarborgd dat er voldoende afstand tot de agrarische bedrijven Hemmensestraat 8 en Breedlersestraat 6A in acht genomen blijft. Buiten de bouwvlakken zijn aan- en uitbouwen en bijgebouwen toegestaan achter de voorgevel van de woning. De gezamenlijke oppervlakte bijgebouwen per bouwperceel is maximaal 90 m². Ter plaatse van Hemmensestraat 8A mag het bestaande bijgebouw (257 m²) worden gehandhaafd. Dit is met een maatvoeringsaanduiding aangegeven. Op de locatie Breedlersestraat 6 mag het bijgebouw tevens worden gebruikt voor mantelzorg. Hiervoor is een specifieke functieaanduiding opgenomen.

Waarde - Archeologische verwachting 1, 2 en 3
In het plan zijn de archeologische dubbelbestemmingen 'Waarde - Archeologische verwachting 1, 2 en 3' opgenomen, ten behoeve het behoud en de bescherming van archeologische waarden in of nabij het plangebied. Deze dubbelbestemmingen komen overeen met de archeologische beleidskaart van de gemeente en met de geldende bestemmingsplannen. Naast de betreffende dubbelbestemming hebben de betrokken gronden altijd nog de betreffende hoofdbestemming. De regels van de hoofdbestemming en de dubbelbestemming zijn beide van toepassing, maar bij strijd tussen deze bepalingen prevaleren de bepalingen van de dubbelbestemming. De reden hiervoor is dat de belangen van de dubbelbestemming zwaarder wegen dan die van de hoofdbestemming. De dubbelbestemming bevat een omgevingsvergunningplicht en plicht tot het doen van archeologisch onderzoek voor bodemingrepen dieper dan 0,3 meter onder het maaiveld, met een oppervlakte van meer dan 50, 100, danwel 500 m², afhankelijk van de bestemming. Voordat een omgevingsvergunning voor het 'bouwen' wordt verleend, moet een archeologisch onderzoek worden uitgevoerd.

Algemene regels
Anti-dubbeltelregel
Deze regel is opgenomen om te voorkomen dat, wanneer volgens een bestemmingsplan bepaalde gebouwen en bouwwerken niet meer dan een bepaald deel van een bouwperceel mogen beslaan, het opengebleven terrein nog eens meetelt bij het toestaan van een ander gebouw of bouwwerk, waaraan een soortgelijke eis wordt gesteld.

Algemene bouwregels
In dit artikel is een regeling met betrekking tot ondergronds bouwen opgenomen. Dit is in beginsel uitsluitend toegestaan, daar waar bovengronds ook gebouwen zijn toegestaan. Tevens is een regeling opgenomen ten aanzien van bestaande afwijkende maatvoeringen, zoals hoogten en oppervlakten.

Algemene gebruiksregels
Dit artikel bevat de vormen van gebruik, die in ieder geval strijdig zijn met de regels van het bestemmingsplan.

Algemene aanduidingsregels
Op de planlocatie Hemmensestraat 8/8A te Randwijk is de gebiedsaanduiding 'milieuzone - grondwaterbeschermingsgebied' opgenomen. In dit artikel zijn regels opgenomen, die gelden ter plaatse van deze gebiedsaanduiding en de bescherming van het grondwaterbeschermingsgebied tot doel hebben.

Algemene afwijkingsregels
In dit artikel wordt een opsomming gegeven van de regels waarvan door middel van een omgevingsvergunning afgeweken kan worden van het bestemmingsplan. Het gaat hier onder meer om kleinschalige afwijkingen van de voorschreven maatvoering, overschrijdingen van de bouwgrenzen, de maximale inhoud van (bedrijfs)woningen, tijdelijk kamperen.

Algemene wijzigingsregels
In dit artikel wordt een opsomming gegeven van de regels waarvan door middel van een wijzigingsplan afgeweken kan worden van het bestemmingsplan. Dit betreft kleine wijzigingen van de bestemmingsgrenzen en het bouwen van kleine gebouwen voor openbare nutsvoorzieningen.

Algemene procedureregels
In dit artikel is de procedure in geval van toepassing van de in het plan opgenomen wijzigingsbevoegdheden beschreven.

Overgangs- en slotregels
Overgangsrecht
Het voor alle bestemmingsplannen verplichte overgangsrecht is opgenomen. Bouwwerken welke op het moment van inwerkingtreding van het bestemmingsplan bestaan (of waarvoor een omgevingsvergunning voor het bouwen is aangevraagd) mogen blijven bestaan, ook al is er strijd met de bebouwingsregels. De overgangsbepaling houdt niet in dat het bestaand, illegaal opgerichte, bouwwerk legaal wordt, noch brengt het met zich mee dat voor een dergelijk bouwwerk alsnog een omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen kan worden verleend. Burgemeester en wethouders kunnen in beginsel dus nog gewoon gebruik maken van hun handhavingbevoegdheid. Het gebruik van de grond en opstallen, dat afwijkt van de regels op het moment van inwerkingtreding van het plan mag eveneens worden voortgezet.

Slotregel
Dit artikel geeft aan op welke manier de regels kunnen worden aangehaald.

Hoofdstuk 7 Financiële Toelichting

Kostenverhaal
Uitgangspunt voor de beoogde ontwikkelingen is dat deze voor de gemeente budgetneutraal worden ontwikkeld. Op grond van artikel 6.12 lid 1 Wet ruimtelijke ordening (Wro) is de gemeenteraad van Overbetuwe verplicht om, als sprake is van een bouwplan, de gemeentelijke kosten te verhalen. In dit geval is er geen sprake van een bouwplan. De kosten voor de herziening van het bestemmingsplan worden verhaald op basis van de gemeentelijke legesverordening.

Met de eigenaren van de gronden in het plangebied worden planschadeovereenkomsten gesloten. In deze overeenkomst zijn afspraken gemaakt over het verhaal van planschadekosten. Dit is daarin op afdoende wijze vastgelegd.

Financiële haalbaarheid
De initiatiefnemers beschikken over voldoende middelen om de voorgestane ontwikkelingen te kunnen realiseren. Er zijn geen onvoorziene hoge kosten te verwachten. Ook is er geen sprake van onzekere financiële bijdragen van anderen. De financieel-economische haalbaarheid is hiermee in voldoende mate aangetoond.

Hoofdstuk 8 Overleg En Inspraak

8.1 Inleiding

De procedures voor vaststelling van een bestemmingsplan zijn door de wetgever geregeld. Aangegeven is dat tussen gemeente en verschillende instanties waar nodig overleg over het plan moet worden gevoerd voordat een ontwerpplan ter visie gelegd kan worden. Bovendien kan het noodzakelijk zijn om belanghebbenden de gelegenheid te bieden om hun visie omtrent het plan te kunnen geven. Dit is afhankelijk van de inspraakverordening van de gemeente. Pas daarna kan de wettelijke procedure met betrekking tot vaststelling van het bestemmingsplan van start gaan.

8.2 Inspraak

De Wro zelf bevat geen bepalingen over inspraak. Dat neemt niet weg dat het de gemeente vrij staat toch inspraak te verlenen op grond van de gemeentelijke inspraakverordening. In relatie daarmee bepaalt artikel 150 van de Gemeentewet onder meer dat in een gemeentelijke inspraakverordening moet worden geregeld op welke wijze personen en rechtspersonen hun mening kenbaar kunnen maken. Voor dit bestemmingsplan heeft, gezien de aard en kleinschalige omvang van de ontwikkelingen die met deze bestemmingsplanherziening mogelijk gemaakt zijn, geen inspraak plaatsgevonden.

8.3 Overleg

Artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) geeft aan dat het bestuursorgaan dat belast is met de voorbereiding van een bestemmingsplan overleg pleegt met de besturen van betrokken gemeenten en waterschappen. Ook moet overleg worden gepleegd met die diensten van provincie en Rijk, die betrokken zijn bij de zorg voor de ruimtelijke ordening of belast zijn met de behartiging van belangen, welke in het plan in het geding zijn. Gezien de aard en omvang van de ontwikkelingen, heeft in dit geval geen vooroverleg plaatsgevonden.

8.4 Vaststellingsprocedure

De vaststellingsprocedure van het bestemmingsplan heeft plaatsgevonden volgens artikel 3.8 van de Wet ruimtelijke ordening. Het bestemmingsplan is in dit kader ter visie gelegd gedurende een periode van zes weken, van 15 februari tot en met 28 maart 2018. Gedurende deze periode kon een ieder zijn zienswijzen kenbaar maken tegen het plan. Binnen de termijn is één zienswijze ingediend. Daarnaast is één zienswijze buiten de termijn ingediend en is niet-ontvankelijk verklaard. De ontvankelijke zienswijze heeft geleid tot aanpassingen aan de toelichting van dit bestemmingsplan. De niet-ontvankelijke zienswijze is uit zorgvuldigheidsoogpunt inhoudelijk beoordeeld en heeft geleid tot ambtshalve aanpassingen aan de regels, verbeelding en toelichting van het bestemmingsplan, namelijk het toevoegen van de gebiedsaanduiding 'milieuzone - grondwaterbeschermingsgebied' op de locatie Hemmensestraat 8/8A te Randwijk. De zienswijzen zijn van een reactie voorzien in het Rapport zienswijzen & ambtshalve wijzigingen ontwerpbestemmingsplan 'Buitengebied, Breedlersestraat 1, 1A en 6 te Elst en Hemmensestraat 8A te Randwijk'. De wijzigingen als gevolg van de zienswijze en de ambtshalve wijzigingen zijn ook in dit rapport beschreven.

Het plan is vervolgens ter gewijzigde vaststelling aangeboden aan de gemeenteraad.

8.5 Beroep

Na vaststelling wordt het bestemmingsplan voor de tweede maal zes weken ter visie gelegd. Gedurende deze periode kunnen belanghebbenden tegen het vaststellingsbesluit beroep instellen bij de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State. Indien geen beroep wordt ingesteld, is het plan na deze beroepstermijn onherroepelijk en treedt het plan in werking.

Bijlage 1 Nota Parkeernormen Overbetuwe 2016

Bijlage 1 Nota Parkeernormen Overbetuwe 2016

Bijlage 2 Voorkeursalternatief

Bijlage 2 Voorkeursalternatief

Bijlage 3 Staat Van Bedrijfsactiviteiten

Bijlage 3 Staat van Bedrijfsactiviteiten