Herveld, MFC De Hoendrik
Bestemmingsplan - Gemeente Overbetuwe
Vastgesteld op 11-12-2018 - geheel onherroepelijk in werking
Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
In deze regels wordt verstaan onder:
1.1 Plan
Het bestemmingsplan Herveld, MFC De Hoendrik met identificatienummer NL.IMRO.1734.0286HERVmfcdehoend-VSG1 van de gemeente Overbetuwe;
1.2 Bestemmingsplan
De geometrisch bepaalde planobjecten met de daarbij behorende regels;
1.3 Aanduiding
Een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;
1.4 Aanduidingsgrens
De grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;
1.5 Aan- en uitbouw
Een aan een hoofdgebouw gebouwde ruimte, die daaraan ruimtelijk (door zijn constructie of afmetingen) ondergeschikt is - maximaal bestaande uit één bouwlaag al dan niet met kap - met dien verstande dat een aanbouw een zelfstandige ruimte is en een uitbouw een uitbreiding van een reeds bestaande ruimte van het hoofdgebouw is;
1.6 Archeologisch deskundige
De regionaal (beleids)archeoloog of een andere door het college van burgemeester en wethouders aan te wijzen deskundige op het gebied van de archeologische monumentenzorg;
1.7 Archeologisch monument
Een terrein dat op basis van de Monumentenwet 1988 dan wel de Erfgoedwet is aangewezen als beschermd archeologisch monument;
1.8 Archeologisch onderzoek
Onderzoek (bureauonderzoek en/of boren en/of geofysisch onderzoek en/of graven en/of begeleiden) verricht door een dienst, bedrijf of instelling beschikkend over een door een erkende certificerende instelling afgegeven certificaat voor opgraven en werkend conform de Kwaliteitsnorm voor de Nederlandse Archeologie (KNA) dan wel, na vaststelling ervan door de Minister van OCW, de normen, zoals opgesteld door het Centraal College van Deskundigen Archeologie (CCvD);
1.9 Archeologische verwachting
Een toegekende hoge, middelmatige of lage archeologische verwachting in verband met de kennis en wetenschap van de in dat gebied te verwachten overblijfselen van menselijke aanwezigheid of activiteiten uit het verleden;
1.10 Archeologische waarde
Een toegekende archeologische waarde in verband met de kennis en studie van de in dat gebied voorkomende overblijfselen van menselijke aanwezigheid of activiteiten uit het verleden;
1.11 Bebouwing
Eén of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
1.12 Begane grond
De onderste bouwlaag van een gebouw, niet zijnde een kelder;
1.13 Bestaand
- a. met betrekking tot bebouwing: de bebouwing als legaal aanwezig ten tijde van inwerkingtreding van het plan, danwel zoals die mag worden gebouwd krachtens een vóór dat tijdstip verleende omgevingsvergunning;
- b. met betrekking tot gebruik: het gebruik als legaal aanwezig ten tijde van inwerkingtreding van het plan;
1.14 Bestemmingsgrens
De grens van een bestemmingsvlak;
1.15 Bestemmingsvlak
Een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;
1.16 Bouwen
Het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk;
1.17 Bouwgrens
De grens van een bouwvlak;
1.18 Bouwlaag
Een boven het peil gelegen en doorlopend gedeelte van een gebouw, dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen binnenwerks is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw en zolder;
1.19 Bouwperceel
Een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;
1.20 Bouwperceelgrens
De grens van een bouwperceel;
1.21 Bouwvlak
Een geometrisch bepaald vlak, waarmee de gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten;
1.22 Bouwwerk
Een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden;
1.23 Detailhandel
Het bedrijfsmatig te koop en/of te huur aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit. Horeca-activiteiten en detailhandel in volumineuze goederen zijn hieronder niet begrepen;
1.24 Dienstverlening
Dienstverlening door een bedrijf met uitsluitend of in hoofdzaak een verzorgende taak met een publieksgerichte functie zoals wasserette, kapsalon, schoonheidssalon, autorijschool, videotheek, uitzendbureau, reisbureau, bank, postkantoor, telefoon-/telegraaf-/ telexdienst, makelaarskantoor, fotoatelier (inclusief ontwikkelen), kopieerservicebedrijf, schoenreparatiebedrijf, reparatiebedrijf voor muziekinstrumenten, cateringbedrijf, alsmede naar aard en uitstraling overeenkomstige bedrijven;
1.25 Gebouw
Elk bouwwerk, dat voor een mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden (twee of meer wanden die tot de constructie behoren) omsloten ruimte vormt;
1.26 Hoofdgebouw
Een gebouw dat, gelet op de bestemming, als het belangrijkste bouwwerk op een bouwperceel kan worden aangemerkt, exclusief aan- en uitbouwen;
1.27 Horecabedrijf
Een bedrijf, gericht op het verstrekken van ter plaatse te nuttigen voedsel en dranken en/of het exploiteren van zaalaccommodatie en/of het bieden van nachtverblijf.
De horecabedrijven zijn in drie categorieën te onderscheiden:
- horecacategorie 1: vormen van horeca-activiteiten die qua exploitatievorm aansluiten bij winkelvoorzieningen, waar naast kleinere etenswaren in hoofdzaak alcoholvrije dranken worden verstrekt, en waarvan de exploitatie zowel overdag als in de avonduren plaatsvindt, zoals een lunchroom, broodjeszaak, ijssalon, cafetaria, snackbar, afhaalcentrum, automatiek;
- horecacategorie 2: vormen van horeca-activiteiten waar in hoofdzaak maaltijden, (alcoholische) dranken en/of logies worden verstrekt en waarvan de exploitatie doorgaans in de avonduren plaatsvindt, zoals een café, restaurant, hotel en pension;
- horecacategorie 3: vormen van horeca-activiteiten waarbij in hoofdzaak alcoholische drank wordt verstrekt en waarvan de exploitatie doorgaans in de avonduren plaatsvindt, een aantasting van het woon- en leefklimaat veroorzaakt en een grote druk op de openbare orde met zich meebrengt, zoals bar-dancings, discotheken, nachtclubs, alsmede horeca met zaalaccommodatie;
1.28 Kantoor
Een verblijfsruimte die door haar aard, indeling en inrichting kennelijk is bedoeld voor het verrichten van werkzaamheden van hoofdzakelijk administratieve aard zonder baliefunctie;
1.29 Kelder
Een overdekte, met wanden omsloten, voor mensen toegankelijke ruimte, beneden of tot ten hoogste 0,50 meter boven de kruin van de weg, waaraan het bouwperceel is gelegen;
1.30 Luifel
Afdak of overkapping aan of bij een gebouw, aan de openbare zijde, al dan niet ondersteund.
1.31 Maatschappelijke voorzieningen
Culturele, educatieve, medische, sociale en levensbeschouwelijke voorzieningen, voorzieningen ten behoeve van openbare dienstverlening, alsook ondergeschikte detailhandel en horeca ten dienste van deze voorzieningen;
1.32 Nutsvoorzieningen
Voorziening ten behoeve van algemeen nut in ruime zin, zoals: voorzieningen/installaties ten behoeve van gas, water en elektriciteit, signaalverdeling, telecommunicatieverkeer, waterzuivering, waterbeheersing, waterhuishouding, vuil- en afvalverwerking, compostering, wijkverwarming, milieuvoorzieningen en dergelijke;
1.33 Ondergeschikte bouwdelen
Bouwdelen van beperkte afmetingen, die buiten het gebouw uitsteken, zoals schoorstenen, windvanen, dakoverstekken, balkons, traphuizen, liftschachten en andere naar aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;
1.34 Ondergeschikte detailhandel
Detailhandel als activiteit die in ruimtelijk, functioneel en inkomenswervend opzicht duidelijk ondergeschikt is aan de volgens het bestemmingsplan toegestane hoofdfunctie. De detailhandelsactiviteit is van zulke beperkte bedrijfsmatige en/of ruimtelijke omvang dat de functie waaraan zij wordt toegevoegd qua aard, omvang en verschijningsvorm, overwegend of nagenoeg geheel als hoofdfunctie duidelijk herkenbaar blijft;
1.35 Ondergronds
Onder peil;
1.36 Ondersteunende horeca
Een horecavoorziening binnen een bestemming waarvan de functie een andere dan horeca is, maar waar men ten behoeve van de hoofdfunctie een ruimte specifiek heeft ingericht voor de consumptie van drank en etenswaren;
1.37 Peil
De gemiddelde bouwhoogte van het aansluitend terrein;
1.38 Prostitutie
Het zich tegen vergoeding beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander;
1.39 Seksinrichting
Een voor publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in omvang als zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder seksinrichting wordt in elk geval verstaan: een (raam)prostitutiebedrijf, een seksbioscoop, een seksautomatenhal, een sekstheater, een parenclub of een erotische massagesalon, al dan niet in combinatie;
1.40 Sportzaal
Een ruimte, die dient voor bewegingsonderwijs, gymnastiek en (recreatieve) sportbeoefening;
1.41 Verblijfsdoeleinden
Gronden waarbij de nadruk ligt op het verblijf van personen in het openbaar gebied en die tevens een verkeersfunctie hebben;
1.42 Verdieping
De bouwlaag c.q. bouwlagen die boven de begane grondbouwlaag gelegen is/zijn;
1.43 Waterhuishoudkundige voorzieningen
Voorzieningen, die nodig zijn ten behoeve van een goede wateraanvoer, waterafvoer, waterberging en waterkwaliteit;
1.44 Zaalaccommodatie
Een bedrijf dat hoofdzakelijk bestaat uit het verstrekken van gelegenheid tot het houden van bruiloften, feesten en partijen, alsmede tot het houden van congressen, conferenties en andere vergaderingen en waarbij het verstrekken van voedsel en dranken (daaraan) ondergeschikt is.
Artikel 2 Wijze Van Meten
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
2.1 De goothoogte van een bouwwerk
Vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel, met uitzondering van dakkapellen en wolfseinden.
2.2 De bouwhoogte van een bouwwerk
Vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.
2.3 De oppervlakte van een bouwwerk
Tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.
2.4 Ondergeschikte bouwdelen
Bij toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwonderdelen, als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, liftschachten, gevel- en kroonlijsten, luifels, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van bouwgrenzen niet meer dan 1,5 meter bedraagt.
2.5 Hart van de lijn
Bij toepassing van deze regels wordt gemeten tot of vanuit het hart van een lijn op de kaart en op schaal waarin het plan is vastgesteld.
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Centrum
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Centrum' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. cultuur en ontspanning;
- b. een sportzaal, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'sportzaal';
- c. detailhandel, met dien verstande dat deze functie alleen is toegestaan op de begane grond;
- d. dienstverlening, met dien verstande dat deze functie alleen is toegestaan op de begane grond;
- e. een horecabedrijf tot en met horecacategorie 3, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'horeca tot en met horecacategorie 3' en uitsluitend in de vorm van een zaalaccommodatie;
- f. ondersteunende horeca;
- g. kantoren;
- h. maatschappelijke voorzieningen;
- i. een terras, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'terras';
- j. groenvoorzieningen;
- k. verkeers- en parkeervoorzieningen;
- l. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
een en ander met de daarbij behorende voorzieningen.
3.2 Bouwregels
3.3 Afwijken van de bouwregels
3.4 Specifieke gebruiksregels
3.5 Afwijken van de gebruiksregels
Artikel 4 Verkeer - Verblijfsgebied
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Verkeer - Verblijfsgebied' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. wegen en straten en paden met hoofdzakelijk een verkeersfunctie;
- b. voet- en rijwielpaden;
- c. parkeervoorzieningen;
- d. hondenuitlaatplaatsen;
- e. evenementen;
- f. groenvoorzieningen;
- g. straatmeubilair;
- h. speelvoorzieningen;
- i. beeldende kunstwerken;
- j. nutsvoorzieningen;
- k. geluidswerende voorzieningen;
- l. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
een en ander met bijbehorende voorzieningen.
4.2 Bouwregels
4.3 Afwijken van de bouwregels
4.4 Specifieke gebruiksregels
Artikel 5 Waarde - Archeologische Verwachting 1
5.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologische verwachting 1' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor het behoud en de bescherming van te verwachten archeologische resten in de bodem.
5.2 Bouwregels
5.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen ten aanzien van de situering en de afmetingen van bouwwerken en de inrichting van gronden, indien uit archeologisch onderzoek blijkt dat ter plaatse behoudens- en beschermenswaardige archeologische monumenten of resten aanwezig zijn. De nadere eisen zijn erop gericht de archeologische waarden zoveel mogelijk in de grond (in situ) te behouden.
5.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
5.5 Wijzigingsbevoegdheid
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 6 Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 7 Algemene Bouwregels
7.1 Ondergronds bouwen
Ondergrondse gebouwen (kelders) zijn uitsluitend toegestaan, daar waar bovengronds gebouwen aanwezig zijn. Ondergrondse gebouwen zijn uitsluitend toegestaan in één laag ondergronds. Toegangen tot ondergrondse gebouwen zijn tevens toegestaan, daar waar bovengronds geen gebouwen aanwezig zijn.
7.2 Afwijking ondergronds bouwen
Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 7.1 teneinde ondergrondse gebouwen toe te staan daar waar bovengronds geen gebouwen zijn toegestaan, mits wordt voldaan aan de volgende regels:
- a. de bebouwde oppervlakte van de in de aanhef bedoelde ondergrondse gebouwen bedraagt niet meer dan 25 m², in afwijking van het bepaalde artikel 2, de oppervlakte van de vloer gemeten, inclusief muren;
- b. het woon- en leefmilieu van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast; dit betekent in ieder geval dat de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende percelen niet onevenredig mogen worden beperkt;
- c. de afwijking leidt niet tot een onevenredige aantasting van de stedenbouwkundige kwaliteit van de omgeving.
Artikel 8 Algemene Gebruiksregels
8.1 Strijdig gebruik
Het is verboden de gronden en bouwwerken te gebruiken of laten gebruiken op een wijze of tot een doel strijdig met de aan de grond gegeven bestemming. Onder strijdig gebruik als in de regels van dit plan wordt in elk geval verstaan:
- a. een gebruik van gronden als stort- en/of opslagplaats van grond en/of afval, met uitzondering van een zodanig gebruik voor het normale op de bestemming gerichte gebruik en onderhoud;
- b. een gebruik van gronden als stalling- en/of opslagplaats van één of meer aan het gebruik onttrokken machines, voer-, vaar- of vliegtuigen, met uitzondering van een zodanig gebruik voor het normale op de bestemming gerichte gebruik en onderhoud;
- c. een gebruik van gronden en bouwwerken voor een seksinrichting dan wel ten behoeve van prostitutie.
Artikel 9 Algemene Afwijkingsregels
9.1 Maatvoering
Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in het plan voor het afwijken van de voorgeschreven goothoogte, (bouw)hoogte, oppervlakte, inhoud en afstand van bouwwerken, eventueel met overschrijding van de bouwgrenzen, mits de afwijking niet meer bedraagt dan 10% van de in deze regels voorgeschreven afmetingen en afstanden.
9.2 Bouwgrenzen
Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in het plan om bij de uitvoering van het plan af te wijken van bouwgrenzen en overige aanduidingsgrenzen in het horizontale vlak op de verbeelding, indien en voor zover afwijking noodzakelijk is in verband met de uitmeting van het terrein en er geen dringende reden zijn die zich tegen de afwijking verzetten, mits de afwijking ten opzichte van hetgeen op de verbeelding is aangegeven niet meer dan 2,5 meter bedraagt.
9.3 Afwijking evenementen
Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken teneinde het tijdelijk gebruik van gronden voor langdurigere evenementen toe te kunnen staan. Hiertoe dient aan het volgende te worden voldaan:
- a. er dienen voldoende parkeerplaatsen al dan niet op eigen terrein beschikbaar te zijn waarbij moet worden voldaan aan de parkeernorm als opgenomen in Bijlage 1 bij deze regels;
- b. de aan te brengen voorzieningen dienen tijdelijk te zijn; dit betekent dat het houden van een evenement niet mag leiden tot onomkeerbare voorzieningen en/of ingrepen;
- c. er mag geen onevenredige aantasting plaatsvinden van de binnen het gebied aanwezige waarden.
Artikel 10 Algemene Wijzigingsregels
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de in het plan opgenomen bestemmingen te wijzigen ten behoeve van:
- a. overschrijding van bestemmingsgrenzen, voor zover dit van belang is voor een technisch betere realisering van bestemmingen of bouwwerken dan wel voor zover dit noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein. De overschrijding mag echter niet meer bedragen dan 2,5 meter en het bestemmingsvlak mag met niet meer dan 10% worden vergroot;
- b. overschrijding van bestemmingsgrenzen en toestaan dat het beloop van wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid en/of –intensiteit daartoe aanleiding geeft. De overschrijding mag echter niet meer bedragen dan 2,5 meter en het bestemmingsvlak mag met niet meer dan 10% worden vergroot.
Artikel 11 Algemene Procedureregels
11.1 Afwijken
Bij een afwijking van het bestemmingsplan, die onderdeel uitmaakt van dit plan, is op de voorbereiding van het besluit de procedure als bedoeld in artikel 3.9 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht van toepassing.
11.2 Wijzigingsbevoegdheid
Bij toepassing van een wijzigingsbevoegdheid, die onderdeel uitmaakt van dit plan, is op de voorbereiding van het besluit de procedure als bedoeld in de afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing.
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 12 Overgangsrecht
12.1 Overgangsrecht bouwwerken
- a. Een bouwwerk, dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, danwel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
- 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
- 2. na het tenietgaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is tenietgegaan.
- b. Het bevoegd gezag kan eenmalig een omgevingsvergunning verlenen van het bepaalde onder a voor het vergroten van de inhoud van het bouwwerk als bedoeld in het bepaalde onder a met maximaal 10%.
- c. Het bepaalde onder a is niet van toepassing op bouwwerken, die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
12.2 Overgangsrecht gebruik
- a. Het gebruik van grond en bouwwerken, dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
- b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het bepaalde in sub a te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
- c. Indien het gebruik, bedoeld in het bepaalde onder a, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
- d. Het bepaalde onder a is niet van toepassing op het gebruik, dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Artikel 13 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan 'Herveld, MFC De Hoendrik'.
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding
De gemeente Overbetuwe wil op de locatie aan het Dorpsplein 22 te Herveld het Multifunctioneel Centrum De Hoendrik (verder: MFC) ontwikkelen. Het initiatief bestaat uit het verplaatsen van de huidige sportzaal aan het Dorpsplein 36 in Herveld naar de locatie van het MFC. De huidige sportzaal functioneert goed, maar voldoet maar niet meer aan de eisen van een moderne sportzaal. De nieuwe sportzaal wordt gebouwd aan het huidige zalencentrum 'De Hoendrik'. Aan de nieuwe bebouwing worden bergingen behorend bij de naastgelegen basisschool 'Clara Fabricius' opgericht. Het zalencentrum wordt gerenoveerd. Zo ontstaat er een MFC. Ten zuiden van de nieuwe bebouwing worden een klein parkeerterrein en een 'kiss and ride'-zone gerealiseerd.
Het initiatief is niet mogelijk binnen de kaders van het geldende bestemmingsplan 'Herveld-Andelst'. Daarom is een herziening van het bestemmingsplan noodzakelijk. Dit bestemmingsplan, 'Herveld, MFC De Hoendrik', stelt de kaders vast waarbinnen de ontwikkeling van het MFC De Hoendrik op het perceel wordt toegestaan.
1.2 Ligging En Beschrijving Plangebied
Het plangebied ligt in het centrum van Herveld. Deze kern vormt één geheel met de kern Andelst en ligt ten zuiden van de rijksweg A15, de spoorverbinding Tiel-Elst en de Betuweroute en ten westen van de rijksweg A50. Het plangebied is plaatselijk bekend als Het Dorpsplein 22 en grenst aan de noord- en oostzijde aan Het Dorpsplein (weg en parkeerterrein), aan de zuidzijde aan de weg Jupiterpark en aan de westzijde aan basisschool Clara Fabricius. Ten noorden van het plangebied is een supermarkt met bovenwoningen aanwezig. Kadastraal is het plangebied bekend als gemeente Valburg, sectie G, nummers 540, 877 en 1760 (ged.). In het plangebied is momenteel het zalencentrum 'De Hoendrik' aanwezig. Ten zuiden van het gebouw is deels verhard openbaar gebied aanwezig, dat is ingericht met groen, vijf parkeerplaatsen en een verhard sportveldje (basketbalveldje). Op afbeelding 1 is de ligging van het plangebied in groter geheel en in de directe omgeving te zien. De exacte begrenzing van het plangebied volgt uit de verbeelding bij dit bestemmingsplan.
![]() |
Afbeelding 1: ligging van het plangebied (boven) en weergave van de begrenzing en directe omgeving van het plangebied (onder), bron: Bing Maps |
![]() |
1.3 Huidig Bestemmingsplan
In het plangebied geldt momenteel het bestemmingsplan 'Herveld-Andelst', dat sinds 23 september 2011 onherroepelijk is. Ter plaatse van het huidige zalencentrum is de bestemming 'Centrum' van toepassing met de functieaanduiding 'horeca tot en met categorie 3'. Binnen deze bestemming zijn onder meer cultuur en ontspanning, detailhandel, dienstverlening, horeca tot en met categorie 3, kantoren en maatschappelijke functies toegestaan. De maximale goothoogte bedraagt 3 meter en de maximale bouwhoogte 8 meter.
De gronden ter plaatse van de beoogde nieuwbouw zijn deels bestemd als 'Verkeer - Verblijfsgebied' en deels als 'Groen' en een klein deel valt binnen de bestemming 'Maatschappelijk' van de basisschool. De beoogde locatie voor de nieuwe parkeervoorziening en 'kiss and ride strook' zijn bestemd als 'Groen' en voor een klein deel als 'Maatschappelijk'. Zie ook de uitsnede in afbeelding 2. Verder geldt de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie' in het plangebied.
![]() |
Afbeelding 2: uitsnede huidig bestemmingsplan 'Herveld-Andelst' |
De gewenste nieuwbouw voor de sportzaal past ruimtelijk en functioneel niet binnen de geldende bestemmingen 'Verkeer - Verblijfsgebied' en 'Groen'. Daarnaast wordt met de beoogde renovatie van het zalencentrum binnen de bestemming 'Centrum' de maximale goothoogte van 3 meter overschreden. Daarnaast is het terras bij het zalencentrum gedeeltelijk binnen de bestemming 'Verkeer - Verblijfsgebied' gesitueerd. Een bestemmingsplanherziening is om deze redenen noodzakelijk. De parkeer- en verkeersvoorzieningen ten zuiden van de nieuwe bebouwing zijn niet in strijd met het geldende bestemmingsplan, maar een groenbestemming is voor deze voorzieningen minder passend. Daarom wordt de bestemming voor dit gedeelte gewijzigd naar 'Verkeer - Verblijfsgebied'.
1.4 Leeswijzer
Deze toelichting is als volgt opgebouwd. Na dit inleidende hoofdstuk, worden in hoofdstukken 2 en 3 respectievelijk de bestaande en de toekomstige situatie in het plangebied beschreven. In hoofdstuk 4 wordt ingegaan op het voor dit bestemmingsplan van toepassing zijnde rijks-, provinciaal en gemeentelijk beleid. In hoofdstuk 5 komen de relevante milieu- en omgevingsaspecten aan de orde. Daarmee wordt inzichtelijk gemaakt of de ontwikkeling in ruimtelijk en milieuhygiënisch opzicht aanvaardbaar en haalbaar is en voldoet aan het vereiste van een goede ruimtelijke ordening. In hoofdstuk 6 is de juridische planopzet beschreven en in hoofdstuk 7 is de financiële toelichting opgenomen. Ten slotte is in hoofdstuk 8 de procedure beschreven.
Hoofdstuk 2 Bestaande Situatie
In de huidige situatie is in het plangebied aan de noordkant het zalencentrum 'De Hoendrik' aanwezig. Het zalencentrum functioneert naar behoren. Verenigingsleven is sterk aan het zalencentrum verbonden en maakt hiervan veelvuldig gebruik (onder meer muziek- en carnavalsvereniging, bridgeclub). Ook wordt het zalencentrum veel gebruikt voor feesten tijdens feestdagen of voor themafeesten en heeft het een belangrijke lokale functie. De bebouwing is echter verouderd. De bebouwing heeft een bruto vloeroppervlak van 1.356 m².
Ten zuiden van het zalencentrum is een toegang tot de basisschool 'Clara Fabricius' aanwezig, met zuidelijk daarvan een groenstrook en een geasfalteerd basketbalveldje. Aan de zuidoostkant van het plangebied zijn in totaal elf parkeerplaatsen aanwezig. Er is geen doorgaande verbinding tussen Het Dorpsplein ten noorden van het plangebied en de weg Jupiterpark ten zuiden van het plangebied. In de directe omgeving zijn onder meer woningen, een tandartspraktijk, de huidige sportzaal, een parkeerterrein, een supermarkt en de genoemde basisschool aanwezig.
![]() |
Afbeelding 3: huidige functies en bebouwing in en nabij het plangebied |
Hoofdstuk 3 Toekomstige Situatie
De huidige sportzaal in Herveld functioneert naar behoren en kent een hoge bezettingsgraad (gemiddeld 30 uur per week). Zowel het verenigingsleven als verschillende scholen maken van de sportzaal gebruik gedurende de gehele week (met uitzondering van zondag). De sportzaal voorziet daarmee in een lokale behoefte. De huidige sportzaal is echter sterk verouderd en voldoet wat betreft de omvang en kwaliteit van de bebouwing niet meer aan de eisen, die aan een moderne sportzaal worden gesteld. De gemeente hanteert beleidsmatig de volgende lijn. Vanuit de gemeentelijke zorgplicht om voldoende ruimte voor bewegingsonderwijs te faciliteren, is de primaire functionaliteit van een sportzaal bewegingsonderwijs. Secundair kan een sportzaal gebruikt worden voor verenigingsgebruik. Dit kunnen trainingen zijn, maar ook recreatief gebruik. Afhankelijk van het type activiteit zijn ook niet-sportgerelateerde activiteiten mogelijk. In derde instantie kan een sportzaal, als de afmetingen dit toestaan, ook worden gebruikt voor competitiewedstrijden.
De gemeente hanteert de door NOC*NSF gehanteerde normen voor competitief verenigingsgebruik. De norm voor dit gebruik is 14x24 meter, met een hoogte van 7 meter. Een zaal met deze afmetingen is geschikt voor lessen lichamelijke opvoeding, gymnastiek, 5 tafeltennistafels, één badmintonveld, één volleybalveld. Het hoofdgebruik van de sportzaal zal bestaan uit gymlessen voor de basisschoolleerlingen, gymnastiek en recreatieve sportbeoefening. Dit gebruik komt overeen met de huidige gebruikers van de te vervangen sportzaal. Dit zijn:
- Basisschool Clara Fabricius te Herveld;
- Bassischool St. Willibrordus te Herveld;
- ForteFit Senioren sport en bewegen (overwegend afkomstig uit Herveld);
- Gymvereniging Excelsior (overwegend afkomstig uit Zetten, Herveld en Andelst);
- Gymvereniging Herveld-Andelst.
Voor de sportzaal is de locatie direct ten zuiden van het zalencentrum 'De Hoendrik' beoogd. Door middel van een nieuw te bouwen sportzaal, die naar omvang en kwaliteit voldoet aan de huidige eisen, in combinatie met renovatie van het bestaande zalencentrum, ontstaat een modern en toekomstbestendig MFC. Ook de huidige bergingen bij de basisschool worden vervangen en er worden nieuwe bergingen tegen het MFC aan gebouwd. Omdat de gebruikers van zowel de sportzaal als het zalencentrum overwegend bestaan uit inwoners en verenigingen uit Herveld-Andelst, zoals uit bovenstaande opsomming blijkt, is het samenvoegen van deze functies logisch. Ten opzichte van de huidige situatie is er meer toezicht op de sportzaal en kan er wisselwerking zijn tussen gebruik van sportzaal en horeca. Ouders van sportende kinderen kunnen een kop koffie drinken in De Hoendrik. Met het MFC worden enkele belangrijke lokale functies voor deze kernen samengevoegd, waardoor een levendig centrum met een belangrijke functie in de samenleving ontstaat.
De nieuwe sportzaal heeft een bruto vloeroppervlakte van circa 590 m² en krijgt een bouwhoogte van maximaal 8,2 meter. Het huidige zalencentrum wordt gerenoveerd. Het westelijk deel van het zalencentrum krijgt een bouwhoogte van maximaal 6,5 meter en het oostelijk deel een maximale bouwhoogte van 5 meter. De totale bruto vloeroppervlakte van het MFC neemt met 629 m² toe ten opzichte van het huidige zalencentrum. De verdieping van het zalencentrum verdwijnt, met uitzondering van een installatieruimte.
Aan de oostzijde en aan de zuidzijde worden extra parkeerplaatsen gerealiseerd. Paragraaf 5.12 gaat daar verder op in.
![]() |
![]() |
Afbeelding 4: situatietekening mogelijke toekomstige situatie (bovenste afbeelding) en impressie van de toekomstige bebouwing (onderste afbeelding) |
Hoofdstuk 4 Beleidskader
4.1 Rijksbeleid
Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR)
In de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte staan de plannen van de Rijksoverheid voor ruimte en mobiliteit. Het Rijk streeft naar een concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig Nederland. Om dit te kunnen bereiken, laat het Rijk de ruimtelijke ordening meer over aan de decentrale overheden (provincie en gemeenten) en komt de gebruiker centraal te staan. Het Rijk kiest voor een selectievere inzet van rijksbeleid op slechts 13 nationale belangen. Buiten deze 13 belangen hebben decentrale overheden beleidsvrijheid.
Beoordeling en conclusie
Dit bestemmingsplan maakt een MFC met sport-, maatschappelijke en horecavoorzieningen mogelijk. Er is sprake van een relatief kleinschalige uitbreiding (ca. 590 m² bvo) van het bestaande zalencentrum met een centrumbestemming. De ontwikkeling is, gezien de aard en omvang van de daarvan, een lokale ontwikkeling, die geen relatie heeft met het ruimtelijke ordeningsbeleid op rijksniveau. Er zijn geen nationale belangen in het geding. Het initiatief conflicteert dan ook niet met het nationaal ruimtelijke ordeningsbeleid, zoals vastgelegd in de SVIR.
Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro)
Het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) geeft richtlijnen voor de inhoud van bestemmingsplannen, voor zover het gaat om ruimtelijke ontwikkelingen van nationaal belang. De normering uit het Barro werkt zoveel mogelijk direct door op het niveau van de lokale besluitvorming. Bij besluitvorming over bestemmingsplannen moeten de regels van het Barro worden gerespecteerd.
Beoordeling en conclusie
Het initiatief betreft, gezien de aard en omvang van de ontwikkeling, een lokale ontwikkeling. Er zijn geen nationale belangen in het geding. Dit initiatief conflicteert daarom niet met het nationaal ruimtelijk ordeningsbeleid. Het Barro heeft dan ook geen doorwerking naar dit bestemmingsplan.
Ladder voor duurzame verstedelijking
Om zorgvuldig ruimtegebruik te bevorderen is per 1 oktober 2012 de ladder voor duurzame verstedelijking in het Besluit ruimtelijke ordening (artikel 3.1.6 Bro) opgenomen. De ladder ziet op een zorgvuldige afweging en transparante besluitvorming bij alle ruimtelijke en infrastructurele besluiten. De ladder is een verplicht motiveringsinstrument, dat moet worden toegepast bij elk ruimtelijk besluit dat een 'nieuwe stedelijke ontwikkeling' mogelijk maakt. Wat onder een nieuwe stedelijke ontwikkeling wordt verstaan, is in artikel 1.1.1 Bro bepaald: “De ruimtelijke ontwikkeling van een bedrijventerrein of zeehaventerrein, of van kantoren, detailhandel, woningbouwlocaties of andere stedelijke voorzieningen.” Uit de jurisprudentie komt naar voren dat het wel een nieuwe stedelijke ontwikkeling van enige omvang moet zijn (ECLI:NL:RVS:2016:1503).
Per 1 juli 2017 is een gewijzigde Ladder in werking getreden. Hierin is de tekst van de Ladder teruggebracht naar de essentie, namelijk de noodzaak om aan te geven dat de nieuwe stedelijke ontwikkeling voorziet in een behoefte plus een motivering, indien de stedelijke ontwikkeling niet binnen bestaand stedelijk gebied kan worden gerealiseerd: “De toelichting bij een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, bevat een beschrijving van de behoefte aan die ontwikkeling, en, indien het bestemmingsplan die ontwikkeling mogelijk maakt buiten het bestaand stedelijk gebied, een motivering waarom niet binnen het bestaand stedelijk gebied in die behoefte kan worden voorzien” (artikel 3.1.6 lid 2 Bro).
Beoordeling
Dit bestemmingsplan maakt de realisatie van een MFC mogelijk door middel van renovatie van een bestaand zalencentrum en nieuwbouw van een sportzaal. Daarbij wordt een bestaande sportzaal verplaatst naar het plangebied. De uitbreiding van de bestaande bebouwing bedraagt ongeveer 590 m² bvo. Het gaat om een relatief beperkte uitbreiding van de huidige functies. Desondanks kan op basis van de jurisprudentie worden gesteld, dat er sprake is van een nieuwe stedelijke ontwikkeling, mede gelet op de huidige bestemmingen ter plaatse van de uitbreiding (verkeers- en groenbestemming). Functioneel is het MFC in overeenstemming met de bestemming 'Centrum' die ter plaatse van het huidige zalencentrum geldt. De Ladder voor duurzame verstedelijking is gezien het voorgaande van toepassing op dit bestemmingsplan.
Het plangebied ligt in het centrumgebied van de kern Herveld en kan worden gezien als een 'stedenbouwkundig samenstel van bebouwing' met een stedelijke functie. Het zalencentrum 'De Hoendrik' heeft een centrumbestemming, waarin stedelijke functies mogelijk zijn. De nieuwe bebouwing sluit hier direct op aan. Het plangebied ligt daarom in bestaand stedelijk gebied.
Onderzocht is of er sprake is van een behoefte aan het MFC. In tabel 1 is het projectprofiel overzichtelijk weergegeven.
Kenmerk | Toelichting |
Ligging | - In het centrum van Herveld, ten zuiden van de A15. - Het betreft de samenvoeging van de sportzaal (nu nog gelegen aan de oostzijde van Het Dorpsplein) en het bestaande zalencentrum De Hoendrik (de beoogde locatie) aan de zuidzijde van Het Dorpsplein. - De locatie ligt in de kern Herveld. Rondom de locatie zijn detailhandelsfuncties, dienstverlening en woningen gevestigd. |
Huidige bestemming | - Centrum (inclusief functieaanduiding 'horeca') - Op de beoogde locatie geldt het bestemmingsplan 'Herveld-Andelst'. - De bestemmingen van de betreffende gronden van de nieuwbouw zijn 'Centrum' en 'Verkeer' en ter plaatse van de bijbehorende voorzieningen 'Groen' en 'Verkeer'. - Het huidige bestemmingsplan laat binnen de bestemming 'Centrum' maatschappelijke voorzieningen toe. Maatschappelijke voorzieningen zijn volgens de begripsbepaling onder andere 'openbare dienstverlening', 'verenigingsleven', 'onderwijs', 'sport- en gymnastieklokalen'. |
Beoogde bestemming | - 'Centrum' (inclusief functieaanduiding 'horeca') voor de nieuwe bebouwing. - 'Verkeer - Verblijfsgebied' voor de overige gronden. |
Tabel 1: projectprofiel MFC De Hoendrik
Bij de bepaling van de behoefte aan het MFC is het noodzakelijk om in te zoomen op het ruimtelijke verzorgingsgebied van deze functie. Daarbij is gekeken naar de gebruikers/bezoekers van het huidige zalencentrum en de huidige sportzaal. Daaruit blijkt dat beide functies overwegend worden gebruikt door inwoners en verenigingen in en om de kernen Herveld en Andelst. Onder meer een aantal basisscholen en verenigingen uit Herveld-Andelst maakt in meer of mindere mate vast gebruik van één of beide functies. De functies in het beoogde MFC hebben daarmee een overwegend lokale functie. Het verzorgingsgebied kan daarom worden afgebakend tot Herveld-Andelst. Geconstateerd wordt ook dat verschillende bezoekers gebruik maken van beide functies. Dit pleit ook voor het samenvoegen van de functies tot één MFC.
Vervolgens is onderzocht op welke wijze de sportzaal en het zalencentrum momenteel functioneren. Zalencentrum 'De Hoendrik' functioneert naar behoren. Het verenigingsleven (onder meer muziek- en carnavalsvereniging, bridgeclub) maakt met regelmaat gebruik van het zalencentrum. De bezetting is ruim voldoende om naar behoren te kunnen functioneren. Daarbij heeft het zalencentrum een duidelijke lokale en sociale functie in het dorp. Ook de sportzaal kent een vrij hoge bezetting met vaste gebruikers op elke dag van de week (behalve zondag). Gemiddeld wordt de sportzaal ruim 30 uur per week gebruikt door scholen en verenigingen, die als vaste gebruikers kunnen worden beschouwd. Dat is ruim 50% van de mogelijke openingstijden. Met name in de wintermaanden wordt de zaal ook gebruikt door particulieren of andere verenigingen, zoals de voetbalvereniging.
Omdat de bezetting van zowel het zalencentrum en de sportzaal goed is, wordt geconcludeerd dat er een aantoonbare behoefte aan beide functies in het verzorgingsgebied bestaat. Er zijn ook geen trends of andere signalen dat de bezetting lager wordt. Ook in de toekomst zal dus van het nieuwe MFC gebruik worden gemaakt. Daarbij mag worden verwacht dat de bezetting van de sportzaal hoger wordt, omdat deze voldoet aan de moderne eisen voor sportzalen. Het aanbod wordt daarmee kwalitatief vergroot, waardoor de zaal voor meer sporten is geschikt en voor gebruikers aantrekkelijker is. Ten slotte valt te verwachten dat het centreren van de beide functies synergievoordelen kan opleveren.
Conclusie
Het MFC voorziet in een aantoonbare lokale behoefte en heeft daarnaast een sociale functie in het dorp. Het samenvoegen van het zalencentrum en de sportzaal levert een kwalitatieve impuls en synergievoordelen op. De behoefte wordt gefaciliteerd in bestaand stedelijk gebied. Het bestemmingsplan is dan ook in overeenstemming met de Ladder voor duurzame verstedelijking.
4.2 Provinciaal Beleid
Omgevingsvisie Gelderland
Provinciale Staten hebben op 9 juli 2014 de Omgevingsvisie Gelderland vastgesteld. Nadien zijn nog enkele actualisatieplannen vastgesteld, waarvan de meest recente op 28 juni 2017 is vastgesteld. De provincie kiest er in de Omgevingsvisie voor om vanuit twee hoofddoelen bij te dragen aan gemeenschappelijke maatschappelijke opgaven. Deze zijn:
- een duurzame economische structuur(versterking);
- het borgen van de kwaliteit en veiligheid van onze leefomgeving.
Deze twee hoofddoelen benadrukken de rol en kerntaken van de provincie als middenbestuur. Zij beïnvloeden elkaar. Economische structuurversterking vraagt om een aantrekkelijk vestigingsklimaat. Dat is een goede bereikbaarheid en voldoende vestigingsmogelijkheden. Het betekent ook een aantrekkelijke woon- en leefomgeving met de unieke kwaliteiten van natuur, water en landschap in Gelderland. De provinciale hoofddoelen zijn uitgewerkt en vertaald in provinciale ambities, die moeten resulteren in een divers, dynamisch en mooi Gelderland.
Beoordeling en conclusie
De Omgevingsvisie is concreet uitgewerkt in de hierna beschreven Omgevingsverordening Gelderland. Deze bevat concrete regels, waaraan het initiatief wordt getoetst. De Omgevingsvisie zelf bevat geen aanduidingen, die voor dit bestemmingsplan van belang zijn. Het plan is dan ook in overeenstemming met de Omgevingsvisie.
Omgevingsverordening Gelderland
Provinciale Staten hebben de Omgevingsverordening Gelderland vastgesteld op 24 september 2014. De verordening wordt regelmatig geactualiseerd. De meest recente actualisatie van de Verordening dateert van 13 december 2017.
De regels in de verordening kunnen betrekking hebben op het hele provinciale grondgebied, delen of gebiedsgerichte thema's. Gemeenten moeten binnen een bepaalde termijn hun bestemmingsplan afstemmen op de in de verordening opgenomen regels. De regels in de verordening zijn gebaseerd op de provinciale omgevingsvisie en hebben de status van algemeen verbindende voorschriften.
Beoordeling
Dit bestemmingsplan maakt de bouw van een sportzaal en de renovatie van een MFC mogelijk. De Omgevingsverordening bevat geen concrete regels met betrekking tot deze functies. In het plangebied gelden volgens de Omgevingsverordening enkele specifieke aanduidingen ('intrekgebied' en 'tijdelijk verbod uitbreiding, nieuwvestiging, hervestiging glastuinbouw'). Deze aanduidingen bevatten regels met betrekking tot het winnen van fossiele energie en glastuinbouw. Beide gebruiksvormen zijn met het toekomstige gebruik niet aan de orde.
Conclusie
Dit bestemmingsplan is in overeenstemming met de Omgevingsverordening Gelderland.
4.3 Gemeentelijk Beleid
Toekomstvisie 2020+ Overbetuwe verbindt..
Op 8 september 2009 heeft de gemeenteraad van Overbetuwe de 'Toekomstvisie 2020, Overbetuwe verbindt..' vastgesteld. De Toekomstvisie+ van Overbetuwe is het kader voor de ontwikkeling van de gemeente Overbetuwe tot 2020. De visie geeft een richting voor de ruimtelijke, maatschappelijke en economische ontwikkeling. De Toekomstvisie+ omvat het gehele gemeentelijke beleidsterrein. Voor wat betreft de ruimtelijke onderdelen is de Toekomstvisie+ te zien als structuurvisie in de zin van artikel 2.1 van de Wro voor het grondgebied van de gemeente Overbetuwe. In de Toekomstvisie+ zijn de aspecten leefomgeving, vergrijzing, economische gesteldheid (werk en werkgelegenheid) en duurzaamheid opgenomen om een gewenste identiteit uiteen te zetten.
In de gemeente Overbetuwe zijn 11 kernen van verschillende grootte en met verschillende identiteiten aanwezig. Behoud van de karakteristiek en (specifieke) kwaliteiten van de kernen is een speerpunt in het beleid.
Een andere belangrijke ontwikkeling is het kleiner worden van huishoudens. Hierdoor zijn, ook bij een gelijk blijvend aantal inwoners, meer woningen nodig en is dus meer ruimte nodig. Ook het toenemende belang van de kwaliteit van de woonomgeving leidt tot een grotere ruimtebehoefte voor wonen. Extra aandacht dient te worden besteed aan kwaliteitsaspecten, zoals een attractief, gezond en veilig woonmilieu. Verder moet rekening worden gehouden met de sterker wordende wens op een herkenbare en 'eigen' plek te wonen. Tenslotte leiden de ontwikkelingen op de woningmarkt tot extra aandacht voor levensloopbestendige woningen.
Beoordeling
Het plangebied ligt in de bebouwde kom van Herveld. Er wordt voor de beoogde nieuwe bebouwing van het MFC en de bijbehorende voorzieningen gedeeltelijk gebruik gemaakt van een bestaand bouwperceel, bestaande uit het huidige MFC en de direct omliggende gronden. Voor het overige wordt gebruik gemaakt van het aansluitende openbare gebied. Met het verplaatsen van de sportzaal en een renovatie van het huidige zalencentrum, worden de bestaande voorzieningen voor het dorp gecentraliseerd en gemoderniseerd. Deze functies zijn passend in een dorpscentrum en hebben bovendien een maatschappelijke en sociale functie voor het dorp. In die zin draagt de ontwikkeling bij aan het behoud van de eigen identiteit van Herveld-Andelst. Door gebruik te maken van de bestaande locatie van het zalencentrum en een open plek naast de bestaande bebouwing, is er sprake van zorgvuldig ruimtegebruik. De ontwikkeling is daarom in lijn met de doelstellingen van de Toekomstvisie+.
In het coalitieprogramma 'Overbetuwse Lente' (periode 2014-2018) wordt voortgeborduurd op de Toekomstvisie+ door middel van een aantal concrete uitgangspunten en afspraken. Onderdeel van de afspraken op het gebied van ontmoeting, sport en vrije tijd is de nieuwbouw van een MFC met sportzaalaccommodatie in Herveld-Andelst. Met dit bestemmingsplan wordt invulling gegeven aan deze afspraak.
Conclusie
Dit bestemmingsplan past in de met de Toekomstvisie+ beoogde beleidslijn en in de coalitieafspraken voor de periode tot en met 2018. Met het initiatief wordt concreet invulling gegeven aan één van de coalitieafspraken. Ook is er sprake van een zorgvuldig ruimtegebruik door het zalencentrum en de sportzaal te concentreren op één locatie in het centrum van Herveld.
Hoofdstuk 5 Milieu- En Omgevingsaspecten
5.1 Milieueffectrapportage
Per 1 april 2011 is het Besluit m.e.r. gewijzigd. De belangrijkste aanleidingen hiervoor zijn de modernisering van de m.e.r. wetgeving in 2010 en de uitspraak van het Europese Hof van 15 oktober 2009. Uit deze uitspraak volgt dat de omvang van een project niet het enige criterium mag zijn om wel of geen m.e.r.(-beoordeling) uit te voeren. Ook als een project onder de drempelwaarde uit lijst D zit, kan een project belangrijke nadelige gevolgen hebben, als het bijvoorbeeld in of nabij een gevoelig natuurgebied ligt. Gemeenten en provincies moeten daarom vanaf 1 april 2011 ook bij kleine bouwprojecten, zoals het onderhavige, beoordelen of een m.e.r.(-beoordeling) nodig is.
Ook de Implementatiewet 'herziening m.e.r. richtlijn' is van belang bij herzieningen van het bestemmingsplan. Sinds 16 mei 2017 is deze wet in werking. De richtlijn wijzigt de procedure en inhoud van het MER en de m.e.r.-beoordeling, maar ook de vormvrije m.e.r.-beoordeling. Dit heeft gevolgen voor de inhoud en procedure van de ruimtelijke plannen. Voor activiteiten, die zijn opgenomen in onderdeel D van de Bijlage bij het Besluit m.e.r. en waarvan de omvang beneden de in kolom 2 genoemde drempel ligt, geldt een vormvrije m.e.r.-beoordeling.
Beoordeling en conclusie
Dit bestemmingsplan maakt de uitbreiding en bouw van centrumfuncties (zalencentrum, sportzaal) mogelijk. De uitbreiding ten opzichte van de bestaande bebouwing bedraagt ongeveer 590 m². Deze ontwikkelingen worden niet genoemd in lijst D van het Besluit m.e.r. De ontwikkeling in zijn totaliteit is, gezien de aard en omvang van de ontwikkeling (kleinschalige uitbreiding en verplaatsing) en de huidige bestemming, niet aan te merken als een stedelijk ontwikkelingsproject, zoals bedoeld in het Besluit m.e.r..
Er is daarom geen sprake van een m.e.r.-(beoordelings)plichtige activiteit.
5.2 Geluid
Op basis van de Wet geluidhinder (artikel 77 Wgh) dient bij een bestemmingsplan een akoestisch onderzoek te worden uitgevoerd als het plan mogelijkheden biedt voor:
- de toevoeging van een nieuwe woning of andere geluidsgevoelige functie binnen de zone van een weg;
- de aanleg van een nieuwe weg;
- de reconstructie van een bestaande weg.
De breedte van de zone van een weg is afhankelijk van het aantal rijstroken, het stedelijk gebied en de maximumsnelheid. Alle wegen hebben geluidzones, met uitzondering van wegen die in een als 'woonerf' aangeduid gebied liggen en wegen waarvoor een maximumsnelheid van 30 km/uur geldt.
In de Wgh zijn grenswaarden opgenomen met betrekking tot de geluidbelasting op de gevels van woningen en andere geluidgevoelige bestemmingen. De voorkeursgrenswaarde voor de geluidbelasting op de gevel is 48 dB en mag in principe niet worden overschreden. Onder bepaalde voorwaarden mag de geluidbelasting hoger zijn dan de voorkeursgrenswaarde. Hiervoor dient met een ontheffing een hogere waarde te worden vastgesteld.
Beoordeling
Dit bestemmingsplan maakt geen nieuw geluidgevoelig object mogelijk. Zowel een sportzaal als een zalencentrum zijn geen geluidgevoelige objecten. Nadere toetsing aan de Wgh is daarom niet aan de orde. Het aspect akoestiek in relatie tot omliggende functies, komt in de paragraaf 'Bedrijven en milieuzonering' (5.4) nader aan de orde.
Conclusie
De Wgh vormt geen belemmering in het kader van dit bestemmingsplan.
5.3 Luchtkwaliteit
Op 15 november 2007 is de Wet milieubeheer (Wm) gewijzigd. In hoofdstuk 5 is een paragraaf luchtkwaliteitseisen toegevoegd (paragraaf 5.2). Deze vervangt het Besluit luchtkwaliteit 2005. Het doel van de wet is het beschermen van mens en milieu tegen negatieve effecten van luchtverontreiniging.
Artikel 5.16 Wm (lid 1) geeft weer, onder welke voorwaarden bestuursorganen bepaalde bevoegdheden (uit lid 2) mogen uitoefenen. Als aan minimaal één van de volgende voorwaarden wordt voldaan, vormen luchtkwaliteitseisen in beginsel geen belemmering voor het uitoefenen van deze bevoegdheden, namelijk:
- a. er is geen sprake van een feitelijke of dreigende overschrijding van een grenswaarde;
- b. een project leidt – al dan niet per saldo – niet tot een verslechtering van de luchtkwaliteit;
- c. een project draagt 'niet in betekenende mate' (NIBM) bij aan de luchtverontreiniging;
- d. een project past binnen het NSL (Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit), of binnen een regionaal programma van maatregelen.
Het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL)
Het NSL is de kern van de Wet milieubeheer, onderdeel luchtkwaliteit. Het NSL is de onderbouwing van het uitstel dat de Europese Commissie aan Nederland heeft verleend voor het voldoen aan de grenswaarden. Daardoor is er meer tijd om maatregelen uit te voeren en te ontwikkelen en daardoor kunnen ruimtelijke projecten doorgaan. Het Rijk coördineert het programma.
AMvB en Ministeriële Regeling niet in betekenende mate
De uitvoeringsregels behorende bij de wet zijn vastgelegd in algemene maatregelen van bestuur (AMvB) en ministeriële regelingen (mr), waaronder de AmvB en mr niet in betekenende mate (NIBM). Deze AMvB en mr leggen vast wanneer een project niet in betekenende mate bijdraagt aan de concentratie van een bepaalde stof.
In dit Besluit niet in betekenende mate is bepaald in welke gevallen een project, vanwege de gevolgen voor de luchtkwaliteit, niet aan de grenswaarden hoeft te worden getoetst. Hierbij worden 2 situaties onderscheiden:
- Een project heeft een effect van minder dan 3% van de jaargemiddelde grenswaarde NO2 en PM10 (= 1,2 µg/m³);
- Een project valt in een categorie die is vrijgesteld van toetsing aan de grenswaarden; deze categorieën betreffen onder andere woningbouw met niet meer dan 1.500 woningen bij één ontsluitingsweg en 3.000 woningen bij twee ontsluitingswegen, kantoorlocaties met een bruto vloeroppervlak van niet meer dan 100.000 m² bij één ontsluitingsweg en 200.000 m² bij twee ontsluitingswegen.
NIBM projecten kunnen, juridisch gezien, zonder toetsing aan de grenswaarden voor het aspect luchtkwaliteit worden uitgevoerd. Uit het oogpunt van een goede ruimtelijke ordening moet wel worden bekeken of het realiseren van het plan met betrekking tot de luchtkwaliteit op die locatie gewenst is. Daarbij speelt de mate van blootstelling aan de luchtverontreiniging een rol. Ook de gevoeligheid van bepaalde groepen mensen voor luchtverontreiniging kan daarbij worden afgewogen. Hierbij gaat het niet alleen om de toekomstige gebruikers van de locatie maar ook om de personen in de omgeving daarvan.
Beoordeling
In dit bestemmingsplan is sprake van een renovatie van een bestaand zalencentrum en de bouw van een sportzaal.
Uit het voor het bestemmingsplan uitgevoerde verkeersonderzoek kan worden afgeleid dat de realisering van beide functies zal leiden tot een kleine toename van het aantal motorvoertuigen, namelijk een toename van maximaal 61 dagelijkse verkeersbewegingen. Hierdoor heeft de beoogde ontwikkeling in geen geval een effect van meer dan 3% van de jaargemiddelde grenswaarde NO2 en PM10 (=1,2/µgm³). De beoogde ontwikkeling draagt dan ook 'niet in betekende mate' bij aan de concentratie luchtverontreinigende stoffen en is vrijgesteld aan het toetsen aan de grenswaarden. Er wordt dus voldaan aan de luchtkwaliteitswetgeving, en nader onderzoek is niet noodzakelijk.
In het kader van een goede ruimtelijke ordening is een indicatie van de luchtkwaliteit ter plaatse van het plangebied gegeven. Dit is gedaan aan de hand van de NSL-monitoringstool 2014 (www.nsl-monitoring.nl) die bij het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit hoort. Hieruit blijkt dat in 2015 de jaargemiddelde concentraties stikstofdioxide en fijn stof direct langs de maatgevende doorgaande wegen langs het plangebied ruimschoots onder de grenswaarden uit de wetgeving liggen. Omdat in de huidige situatie direct langs deze weg ruimschoots aan de grenswaarden wordt voldaan, zal dit, vanwege de geringe toename van het aantal verkeersbewegingen, ook in de toekomstige situatie het geval zijn.
Conclusie
Het aspect luchtkwaliteit levert geen belemmeringen op in het kader van dit bestemmingsplan.
5.4 Bedrijven En Milieuzonering
Onder milieuzonering wordt verstaan het waar nodig zorgen voor een voldoende ruimtelijke scheiding tussen enerzijds bedrijven of overige milieubelastende functies en anderzijds milieugevoelige functies, zoals woningen. Bij de planontwikkeling dient rekening te worden gehouden met milieuzonering om de kwaliteit van het woon- en leefmilieu te handhaven en te bevorderen en daarnaast bedrijven voldoende zekerheid te bieden, dat zij hun activiteiten duurzaam binnen aanvaardbare voorwaarden kunnen uitvoeren.
Bij de milieuzonering wordt gebruik gemaakt van de door de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) opgestelde publicatie 'Bedrijven en milieuzonering'. In de publicatie is een lijst opgenomen met bedrijfstypen. Voor de bedrijfstypen zijn indicatieve (richt)afstanden bepaald voor de milieuaspecten geur, stof, geluid en gevaar. De richtafstanden vormen een indicatie van de aanvaardbaarheid in de situatie dat gevoelige functies in de nabijheid van milieubelastende functies worden gesitueerd. Als bekend is welke activiteiten concreet worden beoogd of aanwezig zijn, kan gemotiveerd worden uitgegaan van de daadwerkelijk te verwachten milieubelasting (in plaats van de richtafstanden).
De richtafstanden zijn afgestemd op de omgevingskwaliteit zoals die wordt nagestreefd in een rustige woonwijk of een vergelijkbaar omgevingstype. Een rustige woonwijk is een woonwijk die is ingericht volgens het principe van functiescheiding. Binnen gemengde gebieden heeft men te maken met milieubelastende en milieugevoelige functies die op korte afstand van elkaar zijn gesitueerd. Direct naast woningen komen andere functies voor, zoals winkels, horeca en kleine bedrijven. In gemengde gebieden kunnen de richtafstanden met één afstandsstap worden verlaagd. Ten slotte kan er sprake zijn van gebieden met een sterke functiemenging (functiemengingsgebieden), zoals stads- en dorpscentra en horecaconcentratiegebieden. In deze gebieden is een andere categorie-indeling van toepassing.
Beoordeling
Dit bestemmingsplan maakt geen nieuwe gevoelige functies mogelijk. De bestaande centrumbestemming wordt uitgebreid en daarmee is er een relevante wijziging van de situering van milieubelastende functies. Het plangebied ligt aan de rand van het centrum van Herveld in een omgeving met woon-, centrum- en maatschappelijke functies, waaronder een supermarkt, een basisschool, de sportzaal en het huidige zalencentrum. Daarom kan voor de woningen aan Het Dorpsplein (ten noorden en ten oosten van het plangebied) worden uitgegaan van het gebiedstype 'gemengd gebied' om de hinder te beoordelen. Voor de woningen aan het Jupiterpark (ten zuiden van het plangebied) ligt een toetsing aan het gebiedstype 'rustig woongebied' meer voor de hand.
Zalencentrum/horeca
Een zalencentrum kan worden aangemerkt als milieucategorie 1 (best vergelijkbaar met SBI-2008-code 552, 553, 561: restaurant, cafetaria, café, bar, e.d.). De richtafstand bedraagt 10 meter in een rustige woonwijk en 0 meter in gemengd gebied. Binnen de huidige en toekomstige bestemming is ook horeca van categeorie 3 toegestaan (bar-dancing, discotheek). Deze functies kunnen worden aangemerkt als milieucategorie 2, met een bijbehorende richtafstand van 30 meter in een rustige woonwijk en 10 meter in gemengd gebied.
Het zalencentrum is in zowel de huidige als de toekomstige situatie op circa 8 meter van de woningen op de hoek Hoofdstraat/Het Dorpsplein (bovenwoningen bij de supermarkt) en ruim 20 meter van de woningen Het Dorpsplein 26 t/m 32 gesitueerd. Gezien de huidige aard en omvang van het gebruik, waarbij er geen sprake is van overlastgevende situaties en omdat er geen wijziging in de afstand en de gebruiksmogelijkheden plaatsvindt, wordt dit acceptabel geacht. Overige woningen bevinden zich op grotere afstand van het zalencentrum.
Sportzaal
Een sporthal wordt in beginsel gerekend tot milieucategorie 3.1 (SBI-2008-code 931-A, sporthal). Daarbij behoort een richtafstand van 30 meter in gemengd gebied en 50 meter in een rustige woonwijk. Gymnastiekzalen worden gerekend tot milieucategorie 2 (SBI-2008-code 931-F). De in de VNG-brochure opgenomen richtafstanden gelden voor een functie van een gemiddelde omvang. In concrete situaties kan er aanleiding zijn om een lagere of hogere milieubelasting te veronderstellen, wanneer duidelijk is welke functies er beoogd zijn. De sportzaal wordt hoofdzakelijk gebruikt door basisscholen en gymverenigingen en slechts beperkt door andere gebruikers. De afmeting van de sportzaal is gebaseerd op de NOC*NSF-normen voor competitief verenigingsgebruik. Een sportzaal met deze afmetingen wordt, op basis van deze NOC*NSF-normen, gedefinieerd als een '1/3 sporthal/sportzaal'. De sportzaal wordt daarom gezien als gymnastiekzaal en niet als sporthal. Om die reden is het reëel om voor de sportzaal uit te gaan van milieucategorie 2 (gymnastiekzaal), waarbij een richtafstand van 30 meter in een rustige woonwijk en 10 meter in gemengd gebied geldt.
De woningen aan het Jupiterpark liggen op ruim 35 meter afstand van de sportzaal en de woningen Het Dorpsplein 26 t/m 32 op ruim 20 meter. De woningen liggen daarmee buiten de richtafstand, die geldt in respectievelijk een rustige woonwijk en in gemengd gebied. Daardoor wordt er voldoende afstand tussen de sportzaal en de omliggende woningen in acht genomen.
De sportzaal wordt, ook bij een hogere bezetting dan momenteel het geval is, niet zodanig intensief gebruikt, dat overlast in de toekomstige situatie te verwachten valt. Zoals ook in paragraaf 5.12 wordt beschreven, is er sprake van een aanvaardbaar aantal verkeersbewegingen. Er bestaat geen aanleiding om onevenredige overlast vanwege het verkeer en het parkeren te veronderstellen. Gezien de aard en omvang van de beoogde sportzaal, kan dan ook worden geconcludeerd dat deze niet tot een onevenredige aantasting van het woon- en leefklimaat voor omwonenden leidt.
Conclusie
Het aspect 'bedrijven en milieuzonering' leidt niet tot belemmeringen voor het plan. De sportzaal en het zalencentrum worden op voldoende afstand van omliggende woningen gerealiseerd. Er treden geen belemmeringen over en weer op.
5.5 Geurhinder
Voor veehouderijen is de regelgeving ten aanzien van het specifieke aspect geur vastgelegd in de Wet geurhinder en veehouderij (Wgv). Bij nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen dient te worden gekeken naar de aanvaardbaarheid van deze plannen in verband met omliggende geurbronnen, de zogenaamde omgekeerde werking.
Beoordeling
In dit bestemmingsplan is sprake van een renovatie van een bestaand MFC en de bouw van een sportzaal. Daarmee worden geen nieuwe geurgevoelige objecten mogelijk gemaakt. Daarnaast is van belang dat het plangebied in het centrum van Herveld ligt. In de ruime omtrek van het plangebied zijn geen veehouderijen aanwezig. Daarom is uitgesloten dat er vanuit het aspect geurhinder belemmeringen voor de ontwikkeling optreden. Een aanvaardbaar verblijfsklimaat is voldoende gegarandeerd en er worden geen agrarische bedrijven belemmerd.
Conclusie
Het plangebied ligt op ruime afstand van veehouderijen en er worden geen nieuwe geurgevoelige objecten mogelijk gemaakt met het bestemmingsplan. Vanuit het aspect geurhinder zijn er geen belemmeringen voor de ontwikkeling in het plangebied.
5.6 Bodem
De bodemkwaliteit vormt een belangrijk aspect bij bouwontwikkelingen. In het kader van functiewijziging en herinrichting vormt de bodemkwaliteit bij ontwikkeling van ruimtelijke functies een belangrijke afweging.
Beoordeling
Dit bestemmingsplan maakt nieuwe bebouwing mogelijk ten behoeve van een sportzaal. Daarnaast is er sprake van renovatie van een bestaand MFC. Met de beoogde functies (sportzaal en zalencentrum) is er sprake van een functiewijziging en nieuwe bebouwing waarin mensen verblijven. Daarom is in het kader van dit bestemmingsplan een verkennend bodemonderzoek (met vooronderzoek) uitgevoerd. In het plangebied is momenteel tevens een basketbalveldje aanwezig, dat zal worden verwijderd. Hiervoor is een asfalt- en fundatieonderzoek uitgevoerd. Ten slotte is een verkennend asbestonderzoek (puin en grond) uitgevoerd. De onderzoeksresultaten zijn weergegeven in Bijlage 1. Hierna volgt een samenvatting van de onderzoeksresultaten.
- Er zijn geen sterke bodemverontreinigingen aangetoond, die een belemmering vormen voor de bestemmingsplanwijziging. De bodem is geschikt voor het beoogd gebruik.
- Enkele overschrijdingen van de achtergrondwaarde zijn aangetoond in twee mengmonsters (bijmenging met puin en/of kolengruis). Dit betreft cadmium en/of kobalt, PAK, PCB, zink en minerale olie. In de klei onder het zand wordt de achtergrondwaarde voor cadmium overschreden en in de zand ondergrond de achtergrondwaarde voor kobalt en nikkel. Omdat de tussenwaarden niet worden overschreden, vormen deze verontreinigingen geen belemmering voor het toekomstige gebruik.
- In het grondwater is een overschrijding van de streefwaarde voor barium aangetoond.
- In de bodem is geen asbest aangetroffen. Nader asbestonderzoek is niet noodzakelijk.
- Het vrijkomende asfalt is geschikt voor hergebruik als bitumineus mengsel en indicatief tevens geschikt voor hergebruik volgens het Besluit Bodemkwaliteit.
Conclusie
Het aspect bodemkwaliteit vormt geen belemmering in het kader van dit bestemmingsplan. De bodem is geschikt voor het beoogde gebruik. Er is geen asbest aangetroffen. Het vrijkomende asfalt kan worden hergebruikt.
5.7 Externe Veiligheid
Het beleid voor externe veiligheid is gericht op het beperken en beheersen van risico's voor de omgeving vanwege handelingen met gevaarlijke stoffen. De handelingen kunnen zowel betrekking hebben op het gebruik, de opslag en de productie, als op het transport van gevaarlijke stoffen. Uit het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi), Besluit externe veiligheid transportroutes (Bevt) en Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) vloeit de verplichting voort om in ruimtelijke plannen in te gaan op de veiligheidsrisico's in het plangebied ten gevolge van handelingen met gevaarlijke stoffen. Deze externe veiligheidsrisico's dienen te worden beoordeeld voor twee risiconormen, te weten het plaatsgebonden risico en het groepsrisico. Voor beide risiconormen geldt dat hoe groter de afstand tussen planontwikkeling en risicobron is, des te kleiner zal de impact van het plan zijn op de hoogte van het risico.
Plaatsgebonden risico
Het plaatsgebonden risico (PR) heeft tot doel om hetzelfde minimale beschermingsniveau te bieden voor iedere burger in Nederland. Het PR beschrijft de kans per jaar dat een onbeschermd individu komt te overlijden door een ongeval met gevaarlijke stoffen. Het PR wordt uitgedrukt in risicocontouren rondom de risicobron (bedrijf, weg, spoorlijn, etc.), waarbij de 10-6-contour (kans van 1 op 1 miljoen op overlijden) de maatgevende grenswaarde is.
Groepsrisico
Het groepsrisico (GR) is een afwegingsinstrument dat tot doel heeft een bewuste afweging te stimuleren over het risico op een ongeval met een groot aantal slachtoffers. Het GR beschrijft de kans dat een groep van 10 of meer personen gelijktijdig komt te overlijden ten gevolge van een ongeval met gevaarlijke stoffen. Het GR geeft een indicatie van de maatschappelijke ontwrichting in geval van een ramp. Het GR wordt uitgedrukt in een grafiek, waarin de kans op overlijden van een bepaalde groep (bijvoorbeeld 10, 100 of 1.000 personen) wordt afgezet tegen de kans daarop. Voor het GR geldt een oriëntatiewaarde als ijkpunt in de verantwoording (géén norm).
Voor elke verandering van het GR (af- of toename) in het invloedsgebied moet verantwoording worden afgelegd over de wijze waarop de toelaatbaarheid van deze verandering in de besluitvorming is betrokken.
Samen met de hoogte van het GR moeten andere kwalitatieve aspecten worden meegenomen in de beoordeling van het GR. Onder deze aspecten vallen zelfredzaamheid en bestrijdbaarheid. Onderdeel van deze verantwoording is overleg met (advies vragen aan) de regionale brandweer.
Beoordeling
Het bestemmingsplan maakt nieuwbouw van een sportzaal en renovatie van het bestaande zalencentrum in Herveld mogelijk. In de huidige situatie is het gebied waar de sportzaal moet komen openbaar gebied. Op basis van de risicokaart van de provincie Gelderland is een inventarisatie gemaakt van de risicobronnen in en rondom het plangebied, die een extern veiligheidsrisico kunnen veroorzaken. In figuur 5 is een uitsnede van de provinciale risicokaart opgenomen.
![]() |
Figuur 5: uitsnede provinciale risicokaart met het plangebied in zwarte cirkel |
De informatie uit de risicokaart levert de volgende inzichten op.
Rondom het plangebied zijn geen buisleidingen en inrichtingen aanwezig met een extern veiligheidsrisico. Wel ligt de betuweroute op circa 810 meter van het plangebied, de snelweg A15 op circa 750 meter en de snelweg A50 op circa 1.600 meter. Op deze transportroutes vindt vervoer van gevaarlijke stoffen plaats. Op basis van de regeling basisnet en de provinciale risicokaart is vastgesteld, dat de plaatsgebonden risicocontour 10-6 niet over het plangebied ligt.
Ten aanzien van het groepsrisico ligt het plangebied binnen het invloedsgebied van de Betuweroute en de snelwegen A15 en A50. Ontwikkelingen binnen het invloedsgebied hebben mogelijk invloed op de hoogte van het groepsrisico. Echter is de afstand tot het plangebied en de drie risicobronnen dermate groot (meer dan 200 meter), dat de wetgever heeft aangegeven dat het groepsrisico alleen beperkt verantwoord hoeft te worden. Hierdoor hoeft niet de hoogte van het groepsrisico in beeld gebracht te worden, maar enkel nog de aspecten zelfredzaamheid en beheersbaarheid.
Verantwoording groepsrisico
Op basis van artikel 7 en 9 van het Bevt moet het groepsrisico vanwege het vervoer van gevaarlijke stoffen op de Betuweroute en de snelwegen A15 en A50 beperkt worden verantwoord (aspecten zelfredzaamheid en beheersbaarheid). Hierop heeft de Veiligheids- en Gezondheidsregio Gelderland-Midden (VGGM) op 22 augustus 2017 (kenmerk: 170822-0035) het volgende geadviseerd.
De aanwezigen worden in het algemeen zelfredzaam geacht en de VGGM zit geen reden om aanvullend te adviseren over de rampbestrijding en zelfredzaamheid. Onderstaand een beschouwing van deze aspecten.
Bestrijdbaarheid
Bij een calamiteit zal de brandweer zich inzetten om de effecten ten gevolge van het incident te beperken. Deze inzet zal voornamelijk plaatsvinden dichtbij de bron. De mate van bestrijdbaarheid wordt vooral bepaald door de veiligheidsvoorzieningen en het aantal aanwezigen dichtbij de risicobron. De mogelijkheden voor bestrijdbaarheid worden daarom niet verder in beschouwing genomen.
Zelfredzaamheid
Bij een calamiteit is het belangrijk dat de aanwezigen in het plangebied worden geïnformeerd hoe te handelen bij een incident. Hiervoor wordt gebruik gemaakt van de zogenaamde waarschuwings- en alarmeringspalen (WAS palen) en NL-alert. Bij een scenario waarin toxische stoffen vrijkomen, is het advies om te schuilen in een gebouw, waarvan ramen, deuren en ventilatie gesloten kunnen worden. De mogelijkheden voor zelfredzaamheid zijn voldoende.
Conclusie
Het plangebied ligt buiten de plaatsgebonden risicocontour 10-6 van een inrichting, buisleiding of transportroute met externe veiligheidsrisico's. De plaatsgebonden risicocontour van risicobronnen vormt geen belemmering voor de realisatie van het plan.
Ten aanzien van het groepsrisico ligt het plangebied in het invloedsgebied van de Betuweroute en de snelwegen A15 en A50. Op basis van de beperkte verantwoording groepsrisico kan worden geconcludeerd dat het plan geen significant effect heeft op het groepsrisico en op de mogelijkheden voor rampenbestrijding en zelfredzaamheid. Daarmee is het aspect externe veiligheid geen belemmering voor de realisatie van het initiatief.
5.8 Kabels En Leidingen
Het verrichten van werkzaamheden in de nabijheid van hoogspanningsmasten en -kabels en dergelijke, kan gevaar met zich meebrengen. Om dit gevaar zoveel mogelijk te beperken dient de leidingbeheerder aan te geven onder welke voorwaarden de werkzaamheden veilig kunnen plaatsvinden.
Beoordeling en conclusie
In of nabij het plangebied zijn geen planologisch relevante kabels en leidingen aanwezig. Dit aspect levert dan ook geen belemmeringen op voor de realisatie van het plan.
5.9 Waterparagraaf
Op grond van het Besluit ruimtelijke ordening (artikel 3.1.6 lid 1 onder b) dient inzicht te worden gegeven in de gevolgen voor de waterhuishouding die samenhangen met de ruimtelijke ontwikkeling die mogelijk wordt gemaakt. Daarbij zijn de hierna beschreven beleidsstukken van belang.
Rijksbeleid
Nationaal waterplan
In december 2015 heeft het kabinet het Nationaal Waterplan vastgesteld. Dit plan geeft op hoofdlijnen aan welk beleid het Rijk in de periode 2016-2021 voert om te komen tot een duurzaam waterbeheer. Het Nationaal Waterplan richt zich op bescherming tegen overstromingen, op beschikbaarheid van voldoende en schoon water en op diverse vormen van gebruik van water. Ook worden de maatregelen genoemd die hiertoe worden genomen.
Op basis van de Wet ruimtelijke ordening heeft het Nationaal Waterplan voor de ruimtelijke aspecten de status van structuurvisie.
Provinciaal beleid
Provinciaal Waterplan
In het Waterplan Gelderland is het waterbeleid beschreven aan de hand van een aantal thema's, zoals landbouw, wateroverlast, watertekort, natte natuur, grondwaterbescherming en hoogwaterbescherming. Voor deze thema's is beschreven welke doelstellingen voor 2027 en 2015 er liggen. Daarbij is beschreven hoe de provincie voor de planperiode de uitvoering van acties ziet om die doelstellingen te bereiken. Bij sommige thema's gelden aanvullende waterdoelstellingen voor specifieke waterhuishoudkundige functies.
Waterschap Rivierenland
Waterbeheerplan 2016-2021
Dit plan, vastgesteld op 27 november 2015, gaat over het waterbeheer in het hele rivierengebied en het omvat alle watertaken van het waterschap: waterkwantiteit, waterkwaliteit, waterkering en waterketen. In het Waterbeheerplan staat wat het Waterschap Rivierenland de komende periode gaat doen om inwoners van het rivierengebied veiligheid en voldoende schoon en helder water in sloten en plassen te kunnen blijven bieden. Het plan is in samenwerking met onder meer de gemeente Overbetuwe opgesteld.
Keur Waterschap Rivierenland 2014
Voor waterhuishoudkundige ingrepen is de 'Keur Waterschap Rivierenland 2014' van toepassing. De Keur is een waterschapsverordening die gebods- en verbodsbepalingen bevat met betrekking tot ingrepen, die consequenties hebben voor de waterhuishouding en het waterbeheer. Zo is het onder andere verboden om handelingen te verrichten waardoor het onderhoud, aanvoer, afvoer en/of berging van water kan worden belemmerd, zonder een ontheffing van het Waterschap. De wateren en waterkeringen waarop de keur van toepassing is, zijn vastgelegd in de legger wateren.
Realisatie van nieuwe bebouwing en/of verhard oppervlak moet hydrologisch neutraal worden uitgevoerd. Bij het toevoegen van bebouwing of verharding geldt een compensatieplicht. Er geldt een eenmalige vrijstelling van de compensatieplicht wanneer minder verharding dan 500 m² in stedelijk gebied of minder dan 1.500 m² in landelijk gebied wordt toegevoegd.
Gemeente Overbetuwe
Waterplan Overbetuwe
In 2008 heeft de gemeente Overbetuwe in samenwerking met het Waterschap Rivierenland het Waterplan Overbetuwe vastgesteld. Het waterbeheerplan van het waterschap is nadien geactualiseerd (zie hierboven), eveneens in samenwerking met onder meer de gemeente Overbetuwe. Beide plannen gelden naast elkaar.
In het Waterplan Overbetuwe wordt het beleidskader geschetst en worden concrete maatregelen voor het watersysteem uitgewerkt. Naast het waterplan wordt parallel een Gemeentelijk Rioleringsplan (GRP) opgesteld waarin de maatregelen voor de riolering (waterketen) worden uitgewerkt.
Met het opstellen van een waterplan wordt inzicht gegeven in de relevante wateropgaven voor de gemeente Overbetuwe, zoals:
- wateroverlast, het zoeken van oplossingen om wateroverlast tegen te gaan;
- waterkwaliteit, het onderzoeken van mogelijkheden voor het verbeteren van de waterkwaliteit;
grondwater, het inventariseren van grondwateroverlast; - beleving van water, burgers betrekken bij water;
- afspraken en taken van waterschap en gemeente.
Beoordeling (watertoets)
Dit bestemmingsplan maakt nieuwe bebouwing mogelijk, waarbij de uitbreiding circa 590 m² bedraagt. Daarnaast worden er een parkeerterrein (ongeveer 15 parkeerplaatsen) en een 'kiss and ride'-strook gerealiseerd. In de huidige situatie is een groot deel van de locatie van de nieuwe bebouwing en verharding al verhard, onder andere met speelvoorzieningen (geasfalteerd basketbalveldje). De toename aan verharding is daarom relatief beperkt. De compensatieplicht, zoals vastgelegd in de Keur Waterschap Rivierenland 2014, is niet van toepassing, omdat de toename aan verharding minder dan 500 m² bedraagt. Hydrologisch is de ontwikkeling neutraal. Van belang is dat schoon hemelwater en vuilwater in de toekomstige situatie gescheiden worden afgevoerd. Daarvoor bestaan geen belemmeringen.
Het plangebied ligt niet in een grondwaterbeschermingsgebied. Ingrepen in het kader van dit bestemmingsplan, zullen geen bodemlagen aantasten die het grondwatersysteem kunnen veranderen. Ook is in het plangebied geen oppervlaktewater aanwezig en ligt het plangebied niet in de nabijheid van een waterkering. Het plan heeft dan ook geen invloed op oppervlaktewater of waterkeringen.
Conclusie
De ontwikkeling waarin dit bestemmingsplan voorziet, is hydrologisch neutraal. Er is sprake van een relatief beperkte toename van verhard oppervlak. De compensatieverplichting vanuit de Keur van het waterschap is niet van toepassing. Negatieve effecten op oppervlaktewater of de veiligheid van een waterkering zijn uitgesloten. Bij de uitwerking van het initiatief, zullen schoon hemelwater en vuilwater gescheiden afgevoerd worden.
Gezien het bovenstaande heeft het plan geen negatieve gevolgen voor de waterhuishouding en vormt het aspect water geen belemmering in het kader van dit bestemmingsplan.
5.10 Flora En Fauna
De bescherming van de natuur is sinds 1 januari 2017 vastgelegd in de Wet Natuurbescherming (Wnb). Deze heeft de Natuurbeschermingswet 1998, de Flora- en faunawet en de Boswet vervangen. De Wnb geeft het wettelijke kader voor de bescherming van natuurgebieden en voor soortenbescherming. Bij de voorbereiding van een ruimtelijk plan dient onderzocht te worden of de Wnb ten aanzien van de bescherming van gebieden en dier- en plantensoorten de uitvoering van het plan niet in de weg staat. De provincies zijn het bevoegd gezag voor zowel de gebieds- als de soortenbescherming.
Gebiedsbescherming
In de Wnb is de bescherming opgenomen van Natura 2000-gebieden en het Natuurnetwerk Nederland (NNN). Bij de voorbereiding van een bestemmingsplan moet worden onderzocht of dit plan, afzonderlijk of in combinatie met andere plannen of projecten, significante gevolgen kan hebben voor een Natura 2000-gebied. Natura 2000-gebieden hebben een externe werking, zodat ook ingrepen die buiten deze gebieden plaatsvinden en verstoring kunnen veroorzaken, moeten worden getoetst op het effect van de ingreep op soorten en habitats. Een ruimtelijk plan, dat significante gevolgen kan hebben voor een Natura 2000-gebied, kan alleen worden vastgesteld indien uit een passende beoordeling de zekerheid is verkregen dat het plan de natuurlijke kenmerken van het gebied niet zal aantasten. Als deze zekerheid niet is verkregen, kan het plan worden vastgesteld als wordt voldaan aan de volgende drie voorwaarden:
- alternatieve oplossingen zijn niet voorhanden;
- het plan is nodig om dwingende redenen van groot openbaar belang, met inbegrip van redenen van sociale of economische aard; en
- de noodzakelijke compenserende maatregelen worden getroffen om te waarborgen dat de algehele samenhang van het Natura 2000-netwerk bewaard blijft.
Het Natuurnetwerk Nederland (NNN, voorheen: Ecologische Hoofdstructuur (EHS)) is een samenhangend netwerk van bestaande en te ontwikkelen natuurgebieden. Het netwerk wordt gevormd door kerngebieden, natuurontwikkelingsgebieden en ecologische verbindingszones. Voor deze gebieden geldt een planologisch beschermingsregime. Het NNN is op provinciaal niveau uitgewerkt in het Gelders Natuurnetwerk (GNN) met de bijbehorende Groene Ontwikkelingszones (GO). Activiteiten in deze gebieden zijn alleen toegestaan als ze geen negatieve effecten hebben op de wezenlijke kenmerken of waarden of als deze kunnen worden tegengegaan met mitigerende maatregelen.
Soortenbescherming
In de Wnb wordt een onderscheid gemaakt tussen:
- 1. soorten die worden beschermd in de Vogelrichtlijn;
- 2. soorten die worden beschermd in de Habitatrichtlijn en de verdragen van Bern en Bonn;
- 3. de bescherming van overige soorten.
Per beschermingsregime is aangegeven welke verboden er gelden en onder welke voorwaarden ontheffing of vrijstelling kan worden verleend door het bevoegd gezag.
Beoordeling
Het bestemmingsplan voorziet in renovatie en gedeeltelijke sloop van het bestaande zalencentrum en nieuwbouw van een sportzaal. Gezien de beoogde ingrepen, is een flora- en fauna quickscan uitgevoerd, waarin de mogelijke effecten van de ingrepen en planologische wijziging zijn onderzocht (Bijlage 2). Hierna worden de onderzoeksresultaten besproken.
Gebiedsbescherming
Het plangebied ligt op ruime afstand van beschermde natuurgebieden. Het meest nabijgelegen gebied is het Natura 2000-gebied Rijntakken, dat ongeveer 2,2 kilometer van het plangebied ligt. Dit gebied behoort tevens tot het Gelders Natuurnetwerk. In de omgeving van het plangebied zijn ook geen andere gebieden, behorende tot het GNN, aanwezig. GNN-gebieden liggen op minimaal 2,1 kilometer afstand.
Gezien de aard van de wijziging, de beperkte omvang van de ontwikkeling, de aard van de omgeving (bestaand centrumgebied) en de grote afstand tot beschermde natuurgebieden, kunnen negatieve effecten op deze gebieden op voorhand worden uitgesloten. De ingrepen en planologische wijziging hebben een beperkte uitstraling. Vanuit een oogpunt van gebiedsbescherming bestaan er dan ook geen belemmeringen.
Soortenbescherming
In de onderstaande tabel is aangegeven of het plangebied geschikt is als biotoop voor beschermde soorten, of beschermde soorten aanwezig waren bij de veldbezoeken c.q. de aanwezigheid daarvan verwacht kan worden en ten slotte of er (potentiële) effecten optreden.
![]() 1. Mits werkzaamheden buiten het broedseizoen worden uitgevoerd; deze soorten zijn buiten het broedseizoen niet beschermd |
Tabel 1: onderzoeksresultaten soortenbescherming (bron: Loo Plan) |
Negatieve effecten op beschermde soorten zijn op voorhand voor de meeste soortgroepen uitgesloten. Jaarrond beschermde vogels zijn niet aangetroffen of te verwachten, algemene broedvogels wel. Geadviseerd wordt daarom om de werkzaamheden buiten het broedseizoen uit te voeren. Anders dient voor aanvang van de werkzaamheden door een deskundige te worden vastgesteld of er broedvogels aanwezig zijn. Verder geldt te allen tijde de algemene zorgplicht ten aanzien van beschermde soorten.
De te slopen en te renoveren bebouwing is mogelijk geschikt als zomer- of paarverblijf voor vleermuizen. Voordat de betreffende werkzaamheden kunnen worden uitgevoerd, is nader onderzoek naar de aanwezigheid van vleermuizen en de functie voor vleermuizen nodig. In het kader van deze bestemmingsplanherziening is daarom nader onderzoek uitgevoerd naar de aanwezigheid van vleermuizen rondom de bebouwing. Deze rapportage is als Bijlage 3 opgenomen. Hieronder worden de resultaten van het nader onderzoek besproken.
Er zijn verschillende soorten vleermuizen (dwergvleermuis, rosse vleermuis, gewone dwergvleermuis, laatvlieger) aangetroffen rondom de bebouwing, maar er is geen enkele binding tussen het te slopen gebouw en deze soorten. Ook zijn er geen verblijfplaatsen van vleermuizen in het gebouw aangetroffen. Uit het nader onderzoek blijkt, dat het territorium van de baltsende gewone dwergvleermuis is gericht op de nabijgelegen woningen aan Het Dorpsplein en niet op de bebouwing in het plangebied.
Gezien de resultaten van het nader onderzoek, zijn geen mitigerende maatregelen nodig en zijn er vanuit de Wnb geen beperkingen voor de sloop en herbouw van de bebouwing. Wel moet bij de uitvoering rekening worden gehouden met het verlichten van de bouwplaats. Geadviseerd wordt om geen bouwlampen te gebruiken, of amberkleurig of rood licht hierbij te gebruiken.
Conclusie
Het aspect flora en fauna levert geen belemmering voor dit bestemmingsplan op. Negatieve effecten op beschermde natuurgebieden en voor de meeste beschermde soorten zijn op voorhand redelijkerwijs uit te sluiten. Er is nader onderzoek naar de aanwezigheid van vleermuizen verricht. Daaruit volgt, dat de Wnb geen beperkingen oplegt aan het plan. Wel wordt geadviseerd om de bouw- en sloopwerkzaamheden buiten het broedseizoen uit te voeren vanwege de aanwezigheid van algemene broedvogels en of geen, dan wel rood/amberkleurige verlichting te gebruiken tijdens de werkzaamheden.
5.11 Archeologie En Cultuurhistorie
De bescherming van archeologisch en cultureel erfgoed in Nederland is vastgelegd in de Erfgoedwet, die op 1 juli 2016 in werking is getreden. De Erfgoedwet is in de plaats gekomen van zes wetten en regelingen op het gebied van cultureel erfgoed, waaronder de Monumentenwet 1988. Onderdelen van de Monumentenwet, die van toepassing waren op de fysieke leefomgeving gaan naar de Omgevingswet, die naar verwachting in 2019 van kracht wordt. Voor deze onderdelen is daartoe in de Erfgoedwet voor de periode 2016-2019 een overgangsregeling opgenomen. Op grond van het Besluit ruimtelijke ordening (artikel 3.1.6, tweede lid, onderdeel a Bro) moet in het plan rekening worden gehouden met cultuurhistorische waarden.
De gemeente Overbetuwe heeft voor haar gemeentelijk grondgebied een erfgoedplan en een archeologische beleidsadvieskaart vervaardigd. Het erfgoedplan beoogt versterking van de plaats en betekenis van cultuurhistorie als factor in het ruimtelijk beleidsproces.
Beoordeling
Het plangebied ligt volgens de archeologische beleidskaart in een archeologisch waardevol gebied (historische dorpskern) en heeft in het geldende bestemmingsplan een dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie'. Voor bodemingrepen dieper dan 0,30 meter en met een oppervlakte van minimaal 100 m² is volgens deze dubbelbestemming een archeologisch onderzoek noodzakelijk. Op basis van de beleidskaart bedraagt de drempelwaarde 50 m². Met de beoogde werkzaamheden zullen deze drempelwaarden beide worden overschreden. Een archeologisch onderzoek is dan ook noodzakelijk, voordat de bouwwerkzaamheden kunnen plaatsvinden. In dit bestemmingsplan worden de archeologische (verwachtings)waarden, zoals aangegeven op de beleidskaart, doorvertaald met de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologische verwachting 1'. Op deze wijze is de bescherming van eventuele archeologische waarden voor de toekomst gewaarborgd. Op basis van deze bestemming dient voorafgaand aan de bouw- of andere grondwerkzaamheden een archeologisch onderzoek te worden uitgevoerd. Op voorhand is geen sprake van belemmeringen.
Conclusie
Het plangebied ligt in een gebied met een hoge archeologische verwachtingswaarde. Met het opnemen van een archeologische dubbelbestemming in dit bestemmingsplan, wordt de bescherming van de archeologische waarden voor de toekomst gewaarborgd. Voordat de bouwwerkzaamheden en/of andere grondingrepen worden verricht, dient een archeologisch onderzoek te worden uitgevoerd.
5.12 Verkeer En Parkeren
Parkeren
Bij de planontwikkeling moeten voldoende parkeerplaatsen worden gerealiseerd. De gemeente Overbetuwe heeft parkeernormen vastgesteld in de Nota Parkeernormen 2016. Voor een sportzaal is in de kern Herveld een parkeernorm van 3,1 plaatsen per 100 m² bvo van toepassing. De sportzaal heeft een oppervlakte van circa 590 m² bvo, waardoor er (afgerond) 19 parkeerplaatsen benodigd zijn voor de sportzaal. Het zalencentrum wordt gerenoveerd, maar niet vergroot. De huidige verdiepingsvloer verdwijnt. De totale bruto vloeroppervlakte van de functies neemt af van 1.356 m² naar 1.270 m². Op basis van de parkeernormen gaat de parkeerbehoefte hiermee van 55 naar 51 parkeerplaatsen. Voor het zalencentrum zijn 4 parkeerplaatsen minder nodig. Voor de nieuwe sportzaal zijn 19 parkeerplaatsen nodig. In totaal zijn er 15 extra parkeerplaatsen nodig.
De extra parkeerbehoefte van parkeerplaatsen wordt als volgt opgevangen.
Aan de oostzijde, tussen het MFC en de woningen Het Dorpsplein 32-36, zijn momenteel 2 particuliere parkeerplaatsen aanwezig. Deze verdwijnen, maar met de herinrichting worden 6 nieuwe parkeerplaatsen aangelegd aan de andere kant van deze straat. Hier worden netto dus vier extra parkeerplaatsen toegevoegd, die ten behoeve van de sportzaal kunnen worden gebruikt.
Aan de zuidzijde van het plangebied, aan het Jupiterpark, verdwijnen de 8 parkeerplaatsen, die momenteel nabij het basketbalveldje aanwezig zijn. Met de beoogde herstructurering aan deze zijde, worden 10 nieuwe parkeerplaatsen gerealiseerd. Aan deze zijde worden netto dus 2 extra parkeerplaatsen gerealiseerd.
In totaal worden er 6 extra parkeerplaatsen gerealiseerd. Daarnaast komen er 6 'kiss and ride' plaatsen aan de zuidkant van het plangebied. Deze plaatsen kunnen in de avonduren eveneens ten behoeve van de sportzaal worden gebruikt. Hier is sprake van dubbelgebruik. Voor de overige 3 benodigde parkeerplaatsen wordt nog ruimte gezocht binnen de bestemming 'Verkeer - Verblijfsgebied' binnen het plangebied. In de regels van het bestemmingplan wordt geborgd dat er voldoende parkeerplaatsen gerealiseerd worden.
De ontwikkeling past, gezien het voorgaande, in het gemeentelijk parkeerbeleid van Overbetuwe.
Verkeer
Voor het bepalen van de verkeersgeneratie, kan gebruik worden gemaakt van de kencijfers van CROW-publicatie 317 ('Kencijfers parkeren en verkeersgeneratie'). Het zalencentrum wordt gerenoveerd maar niet vergroot. Een verdiepingsvloer (circa 150 m²) verdwijnt. Voor deze functie treedt naar verwachting een geringe afname op ten aanzien van het te verwachten aantal verkeersbewegingen, maar wordt zekerheidshalve uitgegaan van een gelijke situatie.
De verplaatsing van de sportzaal leidt tot een toename van de verkeersgeneratie in het plangebied. In de huidige situatie is ter plaatse van de beoogde sportzaal geen sprake van functies, die op zichzelf een verkeersaantrekkende werking hebben, maar van een openbaar gebied. Een sportzaal genereert maximaal 14,3 dagelijkse verkeersbewegingen per 100 m² bvo (weinig stedelijk, rest bebouwde kom). De maximale verkeersgeneratie vanwege de sportzaal (590 m² bvo) bedraagt in dat geval afgerond 85 verkeersbewegingen per etmaal. In een worst case scenario is er dus sprake van 85 extra verkeersbewegingen vanwege de planontwikkeling. Deze verkeersbewegingen vinden hoofdzakelijk plaats aan de zuidkant van het plangebied (Jupiterpark, Stenenkamerstraat), waar de nieuwe parkeervoorzieningen voor de sportzaal worden gerealiseerd, evenals een 'kiss and ride' strook. Aan de noordkant van het plangebied (Dorpsplein) is een relevante verandering van het aantal verkeersbewegingen niet aan de orde. Op de Stenenkamerstraat en het Jupiterpark bedraagt de voor 2025 verwachte verkeersintensiteit respectievelijk 2.100 en 1.000 mvt/etmaal. Deze wegen liggen binnen een erftoegangsweg. Het CROW hanteert een maximum verkeersintensiteit van 6.000 mtv/etmaal voor dit type wegen. Een toename van 85 is te verwaarlozen en levert daarom geen onevenredige overlast op voor omwonenden.
Vanuit verkeerskundig oogpunt zijn er geen belemmeringen te verwachten om de toekomstige verkeersbewegingen op te vangen. De omliggende infrastructuur is geschikt om de toekomstige aantallen verkeersbewegingen zonder problemen te verwerken, aangezien de toekomstige verkeersaantallen ruimschoots onder het maximum voor erftoegangswegen blijven. Daarbij komt, dat de verschillende verkeersstromen beter dan in de huidige situatie worden gescheiden, onder meer door de aanleg van de 'kiss and ride' strook. De verkeersafwikkeling aan de zuidkant van het plangebied wordt daarmee verbeterd.
Hoofdstuk 6 Juridische Planopzet
6.1 Algemene Opzet
Inleiding
Dit hoofdstuk bevat de concrete vertaling van het beleidsgedeelte en de gewenste ontwikkeling (voorafgaande hoofdstukken) in het juridisch gedeelte van het bestemmingsplan (de verbeelding en de regels).
Het bestemmingsplan 'Herveld, MFC De Hoendrik' bestaat uit de volgende onderdelen:
De toelichting
In de toelichting is de ontwikkeling beschreven en verantwoord, zowel op basis van het beleid als op basis van milieu-hygiënische aspecten, aangevuld met een toelichting op de juridische opzet.
De regels
Deze bevatten de bouw- en gebruiksregels binnen de verschillende bestemmingen en de algemene regels, die in het gehele plangebied gelden. Daarnaast zijn, waar nodig, afwijkings- en wijzigingsbevoegdheden opgenomen, om het plan de benodigde flexibiliteit te geven.
De verbeelding
Op de verbeelding zijn de bestemmingen 'Centrum', 'Verkeer - Verblijfsgebied' en 'Waarde - Archeologische verwachting 1' opgenomen. Tevens zijn enkele maatvoeringsaanduidingen en een bouwvlak opgenomen. Ter plaatse van het terras bij het zalencentrum is een specifieke functieaanduiding opgenomen.
De opzet van het plan
Het bestemmingsplan is een juridisch plan, dat bindend is voor de burgers en voor de overheid. Qua systematiek is zoveel mogelijk aangesloten bij het huidige bestemmingsplan 'Herveld-Andelst'. Gekozen is voor een concreet en gedetailleerd plan, omdat sprake is van een concreet initiatief. Daarbij is de centrumbestemming behouden, zodat het mogelijk blijft om de ruimten binnen het MFC op verschillende wijzen te exploiteren. Het bouwvlak biedt een geringe mate van flexibiliteit voor de (technische) uitwerking van het bouwplan.
Bouwplan
Indien een aanvraag om omgevingsvergunning ingediend wordt, zijn in eerste instantie de bestemming met bijhorende regels van belang. Als het nieuwe en het beoogde gebruik past binnen de toegekende bestemming, dan kan de omgevingsvergunning worden verleend.
6.2 Toelichting Op De Verbeelding En Regels
Op de verbeelding zijn de bestemmingen onderscheiden. De bestemmingen zijn afgeleid uit het gebruik (de aanwezige functies). De bestemmingen vormen het zogenaamde casco van het plan, waarvan in beginsel niet mag worden afgeweken.
Centrum
Ter plaatse van het beoogde nieuwe MFC en de direct omliggende gronden is de bestemming 'Centrum' opgenomen, overeenkomstig de huidige bestemming van het zalencentrum. Inhoudelijk is voor de regels aansluiting gezocht bij deze huidige bestemming. Binnen de bestemming zijn de volgende hoofdfuncties toegestaan: cultuur en ontspanning, detailhandel, dienstverlening, maatschappelijke doeleinden, horeca van categorie 3 (waaronder een zaalaccommodatie valt), kantoren, verkeers- en parkeervoorzieningen. De sportzaal is specifiek aangeduid op de verbeelding, evenals het terras bij de zaalaccommodatie.
Binnen de bestemming is een bouwvlak opgenomen, dat is afgestemd op het bouwplan. De hoofdbebouwing moet binnen dit bouwvlak worden gebouwd. De maximale goot- en bouwhoogte zijn op de verbeelding aangegeven. Buiten het bouwvlak zijn uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde toegestaan, alsmede overhangende bouwdelen tot 1,5 meter uit de bouwvlakgrenzen.
Verkeer - Verblijfsgebied
Aan de zuidkant van het plangebied wordt het openbaar gebied heringericht met nieuwe parkeervoorzieningen, erftoegangswegen en een 'kiss and ride' strook. Deze gronden hebben de bestemming 'Verkeer - Verblijfsgebied' gekregen. Deze bestemming maakt een flexibele inrichting van het openbaar gebied mogelijk. Binnen de bestemming zijn verkeersvoorzieningen, hoofdzakelijk gericht op een verblijfsfunctie, toegestaan, alsmede onder andere groen- en speelvoorzieningen, parkeervoorzieningen en water en waterhuishoudkundige voorzieningen. Binnen de bestemming zijn uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, toegestaan.
Waarde - Archeologische verwachting 1
In het plan is de archeologische dubbelbestemming 'Waarde - Archeologische verwachting 1' opgenomen, ten behoeve het behoud en de bescherming van archeologische waarden in of nabij het plangebied. Deze dubbelbestemming komt overeen met de archeologische beleidskaart van de gemeente.
Naast de betreffende dubbelbestemming hebben de betrokken gronden altijd nog de betreffende hoofdbestemming. De regels van de hoofdbestemming en de dubbelbestemming zijn beide van toepassing, maar bij strijd tussen deze bepalingen prevaleren de bepalingen van de dubbelbestemming. De reden hiervoor is dat de belangen van de dubbelbestemming zwaarder wegen dan die van de hoofdbestemming. De dubbelbestemming bevat een omgevingsvergunningplicht en een plicht tot het doen van archeologisch onderzoek voor bodemingrepen dieper dan 0,3 meter onder het maaiveld en met een oppervlakte van meer dan 50 m². Voordat een omgevingsvergunning voor het 'bouwen' wordt verleend, moet een archeologisch onderzoek worden uitgevoerd.
Algemene regels
Anti-dubbeltelregel
Deze regel is opgenomen om te voorkomen dat, wanneer volgens een bestemmingsplan bepaalde gebouwen en bouwwerken niet meer dan een bepaald deel van een bouwperceel mogen beslaan, het opengebleven terrein nog eens meetelt bij het toestaan van een ander gebouw of bouwwerk, waaraan een soortgelijke eis wordt gesteld.
Algemene bouwregels
In dit artikel is een regeling met betrekking tot ondergronds bouwen opgenomen. Dit is in beginsel uitsluitend toegestaan, daar waar bovengronds ook gebouwen zijn toegestaan.
Algemene gebruiksregels
Dit artikel bevat de vormen van gebruik, die in ieder geval strijdig zijn met de regels van het bestemmingsplan.
Algemene afwijkingsregels
In dit artikel wordt een opsomming gegeven van de regels waarvan door middel van een omgevingsvergunning afgeweken kan worden van het bestemmingsplan. Het gaat hier om kleinschalige afwijkingen van de voorschreven maatvoering en overschrijdingen van de bouwgrenzen. Ook is een regeling met betrekking tot evenementen opgenomen.
Algemene wijzigingsregels
In dit artikel wordt een opsomming gegeven van de regels waarvan door middel van een wijzigingsplan afgeweken kan worden van het bestemmingsplan. Dit betreft kleine wijzigingen van de bestemmingsgrenzen.
Algemene procedureregels
In dit artikel is de procedure in geval van toepassing van de in het plan opgenomen afwijkings- en wijzigingsbevoegdheden opgenomen.
Overgangs- en slotregels
Overgangsrecht
Het voor alle bestemmingsplannen verplichte overgangsrecht is opgenomen. Bouwwerken, welke op het moment van inwerkingtreding van het bestemmingsplan bestaan (of waarvoor een omgevingsvergunning voor het bouwen is aangevraagd), mogen blijven bestaan, ook al is er strijd met de bebouwingsregels. De overgangsbepaling houdt niet in dat het bestaand, illegaal opgerichte, bouwwerk legaal wordt, noch brengt het met zich mee dat voor een dergelijk bouwwerk alsnog een omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen kan worden verleend. Burgemeester en wethouders kunnen in beginsel dus gebruikmaken van hun handhavingbevoegdheid. Het gebruik van de grond en opstallen, dat afwijkt van de regels op het moment van inwerkingtreding van het plan, mag eveneens worden voortgezet.
Slotregel
Dit artikel geeft aan op welke manier de regels kunnen worden aangehaald.
Hoofdstuk 7 Financiële Toelichting
Kostenverhaal
Uitgangspunt voor de beoogde ontwikkelingen is dat deze voor de gemeente budgetneutraal worden ontwikkeld. Op grond van artikel 6.12 lid 1 Wet ruimtelijke ordening (Wro) is de gemeenteraad van Overbetuwe verplicht om, indien er sprake is van een bouwplan, de gemeentelijke kosten te verhalen.
In dit geval is de gemeente de initiatiefnemer van de realisatie van het MFC met bijbehorende voorzieningen. Dit project is opgenomen in het coalitieakkoord voor de periode 2014 tot en met 2018. Voor de kosten die met de bestemmingsplanherziening gemoeid zijn, is een budgetreservering opgenomen.
Financiële haalbaarheid
Er zijn geen onvoorziene hoge kosten te verwachten. Ook is er geen sprake van onzekere financiële bijdragen van anderen. De financieel-economische haalbaarheid is hiermee in voldoende mate aangetoond.
Hoofdstuk 8 Overleg En Inspraak
8.1 Inleiding
De procedures voor vaststelling van een bestemmingsplan zijn door de wetgever geregeld. Aangegeven is dat tussen gemeente en verschillende instanties waar nodig overleg over het plan moet worden gevoerd alvorens een ontwerpplan ter visie kan worden gelegd. Bovendien kan het noodzakelijk zijn om belanghebbenden de gelegenheid te bieden om hun visie omtrent het plan te kunnen geven. Dit is afhankelijk van de inspraakverordening van de gemeente. Pas daarna kan de wettelijke procedure met betrekking tot vaststelling van het bestemmingsplan van start gaan.
8.2 Inspraak
De Wro bevat geen bepalingen omtrent inspraak. Dat neemt niet weg dat het de gemeente vrijstaat toch inspraak te verlenen op grond van de gemeentelijke inspraakverordening. In relatie daarmee bepaalt artikel 150 van de Gemeentewet onder meer dat in een gemeentelijke inspraakverordening moet worden geregeld op welke wijze personen en rechtspersonen hun mening kenbaar kunnen maken. Voor dit bestemmingsplan heeft, gezien de geringe ingrepen en kleinschalige ontwikkeling die met deze planherziening mogelijk gemaakt zijn, geen inspraak plaatsgevonden.
8.3 Overleg
Artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) geeft aan dat het bestuursorgaan, dat belast is met de voorbereiding van een bestemmingsplan, overleg pleegt met de besturen van betrokken gemeenten en waterschappen en met die diensten van Rijk en provincie, die betrokken zijn bij de zorg voor de ruimtelijke ordening of belast zijn met de behartiging van belangen, welke in het plan in het geding zijn. Gezien de aard en omvang van de ontwikkeling, heeft in dit geval geen vooroverleg plaatsgevonden.
8.4 Vaststellingsprocedure
De vaststellingsprocedure van het bestemmingsplan heeft plaatsgevonden volgens artikel 3.8 Wro. Het ontwerpbestemmingsplan is in dit kader ter visie gelegd gedurende een periode van zes weken van 28 juni tot en met 8 augustus 2018. Gedurende deze periode kon een ieder zijn zienswijzen kenbaar maken tegen het plan. Er zijn drie zienswijzen ingediend. De zienswijzen zijn samengevat en van een reactie voorzien in het "Rapport zienswijzen ontwerpbestemmingsplan Herveld, MFC De Hoendrik". De zienswijzen hebben geleid tot enkele aanpassingen aan de verbeelding, re planregels en de toelichting van het bestemmingsplan. De wijzigingen zijn in het rapport opgesomd. Amtshalve is een wijziging in paragraaf 5.10 van de toelichting (Flora en fauna) aangebracht. Er is nader onderzoek naar de aanwezigheid van vleermuizen uitgevoerd. Er zijn geen belemmeringen geconstateerd. De conclusies van het onderzoek zijn in de paragraaf verwerkt en de onderzoeksrapportage wordt als bijlage opgenomen.
Het plan is vervolgens gewijzigd vastgesteld door de gemeenteraad op 11 december 2018.
8.5 Beroep
Na vaststelling wordt het bestemmingsplan voor de tweede maal zes weken ter visie gelegd. Gedurende deze periode kunnen belanghebbenden tegen het vaststellingsbesluit beroep instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Indien geen beroep wordt ingesteld, is het plan na deze beroepstermijn onherroepelijk en treedt het plan in werking.
Bijlage 1 Nota Parkeernormen Overbetuwe 2016
Bijlage 1 Nota Parkeernormen Overbetuwe 2016
Bijlage 1 Bodem- En Asbestonderzoeken
Bijlage 1 Bodem- en asbestonderzoeken
Bijlage 2 Quickscan Flora En Fauna
Bijlage 2 Quickscan Flora en Fauna