Buitengebied, De Wuurde 112, Elst
Bestemmingsplan - Gemeente Overbetuwe
Vastgesteld op 13-11-2018 - geheel onherroepelijk in werking
Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
1.1 plan
het bestemmingsplan Buitengebied, De Wuurde 112, Elst met identificatienummer NL.IMRO.1734.0292BUITwuurde112-VSG1 van de gemeente Overbetuwe.
1.2 bestemmingsplan
de geometrisch bepaalde planobjecten met de daarbij behorende regels en de daarbij behorende bijlagen;
1.3 aan- en uitbouwen
een aan een hoofdgebouw gebouwde ruimte, die daaraan ruimtelijk (door zijn constructie of afmetingen) ondergeschikt is - maximaal bestaande uit één bouwlaag al dan niet met kap - met dien verstande dat een aanbouw een zelfstandige ruimte is en een uitbouw een uitbreiding van een reeds bestaande ruimte van het hoofdgebouw is;
1.4 aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit
een beroeps- of bedrijfsactiviteit, waarvan de activiteiten niet specifiek publieksgericht zijn, en dat op kleine schaal in de woning en/of de daarbij behorende bijgebouwen wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en de desbetreffende activiteit een ruimtelijke uitstraling heeft die in overeenstemming is met de woonfunctie ter plaatse;
1.5 aanduiding
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;
1.6 aanduidingsgrens
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;
1.7 afhankelijke woonruimte
een bijgebouw bij een woning waarin mantelzorg gehuisvest is;
1.8 archeologisch deskundige
de regionaal (beleids)archeoloog of een andere door het college van burgemeester en wethouders aan te wijzen deskundige op het gebied van de archeologische monumentenzorg;
1.9 archeologisch monument
een terrein dat op basis van de Monumentenwet 1988 dan wel de Erfgoedwet is aangewezen als beschermd archeologisch monument;
1.10 archeologisch onderzoek
onderzoek (bureauonderzoek en/of boren en/of geofysisch onderzoek en/of graven en/of begeleiden) verricht door een dienst, bedrijf of instelling beschikkend over een door een erkende certificerende instelling afgegeven certificaat voor opgraven en werkend conform de Kwaliteitsnorm voor de Nederlandse Archeologie (KNA) dan wel, na vaststelling ervan door de Minister van OCW, de normen zoals opgesteld door het Centraal College van Deskundigen Archeologie (CCvD);
1.11 archeologische verwachting
een toegekende hoge, middelmatige of lage archeologische verwachting in verband met de kennis en wetenschap van de in dat gebied te verwachten overblijfselen van menselijke aanwezigheid of activiteiten uit het verleden;
1.12 archeologische waarde
een toegekende archeologische waarde in verband met de kennis en studie van de in dat gebied voorkomende overblijfselen van menselijke aanwezigheid of activiteiten uit het verleden;
1.13 bebouwing
één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
1.14 bed & breakfast
een kleinschalige overnachtingaccommodatie gericht op het bieden van de mogelijkheid tot een toeristisch en kortdurend verblijf in combinatie met het serveren van ontbijt;
1.15 bedrijf
een inrichting of instelling gericht op het bedrijfsmatig voortbrengen, vervaardigen, bewerken, opslaan, installeren en/of herstellen van goederen dan wel het bedrijfsmatig verlenen van diensten, aan huis verbonden beroepen daaronder niet begrepen;
1.16 bedrijfsgebouw
een gebouw dat dient voor de uitoefening van een bedrijf, niet zijnde een bedrijfswoning;
1.17 bedrijfswoning
een woning die een functionele binding heeft met het ter plaatse gevestigde bedrijf, ten behoeve van beheer van en/of toezicht op het bedrijf;
1.18 begane grondvloer
de onderste bouwlaag van een gebouw, niet zijnde een kelder;
1.19 bestaand
- a. bij bouwwerken: een bouwwerk dat op het moment van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan bestaat en is gebouwd krachtens een onherroepelijke omgevingsvergunning voor het bouwen, of wordt gebouwd, dan wel nadien kan worden gebouwd krachtens een onherroepelijke omgevingsvergunning voor het bouwen, waarvoor de aanvraag vóór het tijdstip van terinzagelegging is ingediend;
- b. bij gebruik: het gebruik dat op het moment van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan bestaat en in overeenstemming is met het voorheen geldende planologische regime;
1.20 bestemmingsgrens
de grens van een bestemmingsvlak;
1.21 bestemmingsvlak
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;
1.22 bijgebouw
een niet aan een hoofdgebouw verbonden gebouw, dat door zijn vorm, functie, situering en/of afmetingen ondergeschikt is aan dat op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw;
1.23 bouwen
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;
1.24 bouwgrens
de grens van een bouwvlak;
1.25 bouwperceel
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;
1.26 bouwperceelsgrens
de grens van een bouwperceel;
1.27 bouwvlak
een geometrisch bepaald vlak, waarmee de gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten;
1.28 bouwwerk
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, welke hetzij direct of indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;
1.29 chalet
een demontabel recreatieverblijf van hout of kunststof zonder vaste verankering in de grond voor (nacht)verblijf en niet permanente bewoning;
1.30 dagrecreatie
het totaal van mogelijkheden en voorzieningen om te recreëren op een bepaalde plaats zonder overnachtingsmogelijkheden;
1.31 detailhandel
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die deze goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit. Horeca-activiteiten en detailhandel in volumineuze goederen zijn hieronder niet begrepen;
1.32 erf
het gedeelte van een bouwperceel gelegen buiten het, binnen het bouwperceel gelegen, bouwvlak.
1.33 evenement
een incidenteel plaatsvindende activiteit in de vorm van een voor publiek bestemde uitvoering/verrichting van vermaak op het gebied van sport, muziek of op sociaal-cultureel vlak;
1.34 extensieve dagrecreatie
recreatief medegebruik van gronden zoals wandelen, paardrijden, fietsen, varen, zwemmen en vissen, waarbij de recreatie geen specifiek beslag legt op de ruimte;
1.35 geaccidenteerd terrein
een (gedeelte van een) bouwperceel met een helling van tenminste 1:10 gemeten over een afstand van 5 m;
1.36 gebouw
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;
1.37 gebruiken
gebruiken, het doen gebruiken, laten gebruiken en in gebruik geven;
1.38 hobbymatig agrarisch grondgebruik
het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen en/of door middel van het houden van dieren op niet bedrijfsmatige wijze. Onder hobbymatig agrarisch gebruik wordt niet verstaan een volkstuin;
1.39 hoofdgebouw
een of meer panden, of een gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer panden of bouwwerken op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is;
1.40 hoofdverblijf
- a. het adres waar betrokkene woont of, indien betrokkene op meer dan één adres woont, het adres waar hij naar verwachting gedurende een half jaar de meeste malen zal overnachten;
- b. het adres waar, bij ontbreken van een adres als bedoeld onder a, betrokkene naar redelijke verwachting gedurende drie maanden tenminste twee derde van de tijd zal overnachten;
1.41 horeca
een bedrijf waar hoofdzakelijk dranken en/of etenswaren voor gebruik ter plaatse worden verstrekt en/of waarin logies wordt verstrekt, zoals bijvoorbeeld een café, restaurant, hotel, pension, en naar de aard en openingstijden daarmee gelijk te stellen bedrijven, een en ander al dan niet in combinatie met een vermaaksfunctie met uitzondering van een erotisch getinte vermaaksfunctie;
1.42 huishouden
een persoon die of groep personen die gezamenlijk, onbestendig voor onbepaalde tijd, een huishouding voert;
1.43 inwoning
twee huishoudens die, in afwijking van het begrip woning, één woning bewonen met gemeenschappelijk gebruik van één of meerdere voorzieningen of (verblijfs)ruimten van die woning en waarbij de woning één hoofdtoegang behoudt en de voorzieningen c.q. (verblijfs)ruimten onderling vrij toegankelijk zijn;
1.44 kampeermiddel
tenten, tentwagens, kampeerauto's of toercaravans dan wel andere onderkomens of andere voertuigen of gedeelten daarvan, voor zover niet als bouwwerk aan te merken, die geheel of gedeeltelijk blijvend zijn bestemd of ingericht dan wel worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf, niet zijnde een stacaravan, chalets of trekkershutten;
1.45 kelder
een overdekte, met wanden omsloten, voor mensen toegankelijke ruimte, beneden of tot ten hoogste 0,5 m boven de kruin van de weg, waaraan het bouwperceel is gelegen; bij bebouwing gelegen in geaccidenteerd terrein gelegen beneden peil;
1.46 lawaaisporten
sportbeoefening die met veel lawaai gepaard gaat zoals bijvoorbeeld motor- en autosport, karten, modelvoer- en vaartuigen;
1.47 maatvoeringsgrens
de grens van een maatvoeringsvlak;
1.48 maatvoeringsvlak
een geometrisch bepaald vlak waarmee de gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels voor bepaalde bouwwerken eenzelfde maatvoering geldt;
1.49 medegebruik
gebruik dat niet direct gerelateerd is aan de bestemming, maar dat krachtens de regels tevens is toegestaan op de betrokken gronden;
1.50 nevenactiviteit
een activiteit ondergeschikt aan de hoofdactiviteit in zowel omvang (m2), omzet als de effecten op het woon- en leefklimaat;
1.51 niet-grondgebonden agrarische bedrijfsvoering
de agrarische bedrijfsvoering die niet geheel of hoofdzakelijk van de open grond als agrarisch productiemiddel afhankelijk is, maar waarvan de productie geheel of overwegend in gebouwen en/of verharding plaatsvindt, zoals varkens-, kalver- of pluimveefokkerij, eendenmesterij of -fokkerij en champignonkwekerij;
1.52 normaal onderhoud, gebruik en beheer
werkzaamheden die ter plaatse regelmatig terugkeren, teneinde tot een goed beheer van de gronden te komen; hieronder vallen niet de incidentele ingrepen in bijvoorbeeld de cultuurtechnische situatie of werkzaamheden die een onherstelbare aantasting betekenen van de aan een gebied toegekende waarde;
1.53 nutsvoorziening
voorziening ten behoeve van algemeen nut in ruime zin, zoals: voorzieningen/installaties ten behoeve van gas, water en elektriciteit, signaalverdeling, telecommunicatieverkeer, waterzuivering, waterbeheersing, waterhuishouding, vuil- en afvalverwerking, compostering, wijkverwarming, milieuvoorzieningen e.d.;
1.54 ondergeschikte bouwonderdelen
bouwonderdelen van beperkte afmetingen die buiten het gebouw uitsteken, zoals schoorstenen, windvanen en dakoverstekken;
1.55 ondergronds
onder peil;
1.56 ondersteunende horeca
horeca die ondergeschikt is en gerelateerd is aan een andere, nader in de regels omschreven (hoofd)functie en tot doel heeft het verstrekken van kleine etenswaren en niet- of zwak-alcoholische dranken;
1.57 overkapping
bouwwerken, geen gebouwen zijnde met één dakvlak en maximaal één gesloten wand;
1.58 peil
- a. voor bebouwing in geaccidenteerd terrein voor zover de bebouwing met de gevel is gericht naar het openbare gebied waarop het bouwperceel ontsloten wordt (de dijk) en is gesitueerd op of binnen een afstand van 3 m uit de grens van het openbaar gebied: 35 cm boven de kruin van de dijk;
- b. voor overige bebouwing in geaccidenteerd terrein: de bestaande gemiddelde bouwhoogte van het terrein op het punt waar dit direct grenst aan de gevel welke is gericht naar het openbare gebied waarop het bouwperceel ontsloten wordt;
- c. voor gebouwen op een perceel in niet geaccidenteerd terrein, waarvan de hoofdtoegang aan een weg grenst, mits het gebouw op een afstand van niet meer dan 20 m van die weg is gelegen: 35 cm boven de kruin van die weg ter plaatse van de hoofdtoegang;
- d. voor overige bouwwerken: de gemiddelde bouwhoogte van het aansluitend terrein;
1.59 prostitutie
het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding;
1.60 publieksgerichte beroeps- of bedrijfsactiviteit aan huis
een publieksgerichte beroeps- of bedrijfsactiviteit, waarvan de activiteiten in hoofdzaak publieksaantrekkend zijn en waarvan de omvang en uitstraling zodanig is, dat de activiteit past binnen de desbetreffende woonomgeving en derhalve in een woning en/of de daarbij behorende bijgebouwen, met behoud van de woonfunctie, kan worden toegestaan;
1.61 recreatieve voorzieningen
faciliteiten ten behoeve van recreatief gebruik;
1.62 seksinrichting
een voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in de omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht of vertoningen van erotische/pornografische aard plaatsvinden, waaronder in ieder geval worden verstaan een prostitutiebedrijf, een erotische massagesalon, een seksbioscoop, een seksautomatenhal, een sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar;
1.63 tijdelijk kamperen
het geven van gelegenheid tot het plaatsen of geplaatst houden van kampeermiddelen op eigen kampeerterrein voor organisaties met een doelstelling van sociale, sportieve, culturele, educatieve of wetenschappelijke aard;
1.64 uitvoeren
uitvoeren, het doen uitvoeren, laten uitvoeren en in uitvoering geven;
1.65 verdieping(en)
de bouwlaag respectievelijk bouwlagen die boven de begane grondbouwlaag gelegen is/zijn;
1.66 voorgevel
de naar de weg gekeerde gevel van een gebouw of, indien het een gebouw betreft met meer dan één naar de weg gekeerde gevel, de gevel die op het moment van terinzagelegging van het ontwerp van het plan kennelijk als zodanig diende te worden aangemerkt;
1.67 waterhuishoudkundige voorzieningen
voorzieningen die nodig zijn ten behoeve van een goede wateraanvoer, waterafvoer, waterberging en waterkwaliteit;
1.68 woning
een complex van ruimten inclusief aan- en uitbouwen, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden.
Artikel 2 Wijze Van Meten
2.1 de bouwhoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van onderschikte bouwdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;
2.2 de goothoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel, met uitzondering van dakkapellen en wolfseinden;
2.3 de inhoud van een bouwwerk
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;
2.4 de oppervlakte van een bouwwerk
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;
2.5 hart van de lijn
bij toepassing van deze regels wordt gemeten tot of vanuit het hart van een lijn op de kaart en op schaal waarin het plan is vastgesteld;
2.6 ondergeschikte bouwdelen
bij toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwonderdelen buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van bouwgrenzen niet meer dan 1,5 meter bedraagt.
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Agrarisch
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Agrarisch' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. de uitoefening van een agrarisch bedrijf, met dien verstande dat niet-grondgebonden agrarische bedrijven niet zijn toegestaan;
- b. hobbymatig agrarisch grondgebruik;
- c. extensieve dagrecreatie met bijbehorende wegen en paden;
- d. water en voorzieningen voor de waterhuishouding;
- e. evenementen als medegebruik gedurende maximaal 7 aaneengesloten dagen inclusief opbouw en afbraak van bijbehorende voorzieningen;
- f. de bestaande nutsvoorzieningen;
met bijbehorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ontsluitingsvoorzieningen, groenvoorzieningen, tuinen en erven.
3.2 Bouwregels
3.3 Specifieke gebruiksregels
Artikel 4 Wonen
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. wonen in woningen, waarbij inwoning is toegestaan;
- b. de uitoefening van een aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit;
- c. tuinen en erven;
- d. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
- e. parkeervoorzieningen;
- f. hobbymatig agrarisch grondgebruik;
een en ander met bijbehorende voorzieningen.
4.2 Bouwregels
4.3 Specifieke gebruiksregels
4.4 Afwijken van de gebruiksregels
Artikel 5 Waarde - Archeologische Verwachting 2
5.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologische verwachting 2' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor het behoud en de bescherming van te verwachten archeologische resten in de bodem.
5.2 Bouwregels
5.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen ten aanzien van de situering en de afmetingen van bouwwerken en de inrichting van gronden, indien uit archeologisch onderzoek blijkt dat ter plaatse behoudens- en beschermenswaardige archeologische monumenten of resten aanwezig zijn. De nadere eisen zijn erop gericht de archeologische waarden zoveel mogelijk in de grond (in situ) te behouden.
5.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
5.5 Wijzigingsbevoegdheid
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 6 Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 7 Algemene Bouwregels
7.1 Bestaande maten
- a. In die gevallen dat de bestaande goothoogte, bouwhoogte, oppervlakte en/of inhoud van bouwwerken, die in overeenstemming met het bepaalde in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht tot stand zijn gekomen, meer bedraagt dan in de bouwregels in hoofdstuk 2 van deze regels is toegestaan, geldt die goothoogte, bouwhoogte, oppervlakte en/of inhoud in afwijking daarvan als maximaal toegestaan.
- b. Het bepaalde in lid a, met betrekking tot de bestaande oppervlakte is niet van toepassing in geval van gehele vernieuwing van bestaande bijgebouwen en overkappingen.
7.2 Bestaande afstanden
In die gevallen dat de bestaande afstand tot enige op de verbeelding aangegeven lijn van bouwwerken, die in overeenstemming met het bepaalde in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht tot stand zijn gekomen, minder bedraagt dan in de bouwregels in hoofdstuk 2 van deze regels is voorgeschreven, geldt die afstand in afwijking daarvan als minimaal toegestaan.
7.3 Ondergronds bouwen
Ondergrondse gebouwen (kelders) zijn uitsluitend toegestaan, daar waar bovengronds gebouwen aanwezig danwel toegestaan zijn overeenkomstig dit bestemmingsplan, met dien verstande dat in geaccidenteerd terrein de ondergrondse bebouwing de bovengrondse bebouwing met een (horizontale) diepte van 3 m mag overschrijden. Ondergrondse gebouwen zijn uitsluitend toegestaan in één laag ondergronds.
7.4 Afwijken van de bouwregels
Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 7.3, teneinde ondergrondse gebouwen toe te staan daar waar bovengronds geen gebouwen zijn toegestaan, mits voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:
- a. het betreft geen bebouwing in geaccidenteerd terrein;
- b. de bebouwde oppervlakte van de ondergrondse gebouwen bedraagt niet meer dan 25 m², met dien verstande dat het bebouwingspercentage dan wel de maximaal toegestane oppervlakte met het meerekenen van de bebouwde oppervlakte van de ondergrondse gebouwen niet wordt overschreden. In afwijking van het bepaalde in Artikel 2 wordt als bebouwde oppervlakte van ondergrondse gebouwen de oppervlakte van de vloer gemeten, inclusief muren;
- c. het woon- en leefmilieu van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast, dit betekent in ieder geval dat de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende percelen niet onevenredig mogen worden beperkt;
- d. de omgevingsvergunning leidt niet tot een onevenredige aantasting van de stedenbouwkundige kwaliteit van de omgeving.
Artikel 8 Algemene Gebruiksregels
8.1 Strijdig gebruik
Onder gebruik in strijd met het plan wordt in elk geval verstaan:
- a. een gebruik van gronden als stort- en/of opslagplaats van grond en/of afval, met uitzondering van een zodanig gebruik voor het normale op de bestemming gerichte gebruik en onderhoud;
- b. een gebruik van gronden als stallings- en/of opslagplaats van één of meer aan het gebruik onttrokken machines, voer-, vaar- of vliegtuigen, met uitzondering van een zodanig gebruik voor het normale op de bestemming gerichte gebruik en onderhoud;
- c. een gebruik van gronden en bouwwerken voor een seksinrichting dan wel ten behoeve van prostitutie.
Artikel 9 Algemene Afwijkingsregels
9.1 Algemeen
Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van:
- a. in het plan genoemde goothoogten, bouwhoogten, oppervlaktematen en afstandseisen, waarbij een overschrijding is toegestaan tot maximaal 10% van de goothoogten, bouwhoogten, oppervlaktematen en afstandseisen;
- b. de regels en toestaan dat bouwgrenzen worden overschreden, waarbij een overschrijding is toegestaan tot maximaal 2,5 m, en deze noodzakelijk is in verband met de uitmeting van het terrein of uit een oogpunt van doelmatig gebruik van de gronden en/of de bebouwing;
- c. de regels en toestaan dat de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wordt vergroot tot maximaal 10 m;
- d. van de regels en de bouw toestaan van niet voor bewoning bestemde gebouwen met een inhoud van ten hoogste 50 m3 en een bouwhoogte van ten hoogste 3 m ten dienste van het openbaar nut, zoals schakelhuisjes, wachthuisjes, transformatorhuisjes, alsmede andere bouwwerken, zoals muurtjes, standbeelden en lichtmasten; gasdrukmeetstations en verkooppunten voor motorbrandstoffen uitgezonderd;
- e. van de regels en de bouw toestaan van een schuilgelegenheid voor dieren met een oppervlakte van maximaal 15 m2 en een hoogte van maximaal 2,7 m, mits de perceelsgrootte minimaal 1 ha bedraagt en het perceel niet direct grenst aan het erf van een woning.
9.2 Tijdelijk kamperen
Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 3.1 en 4.1 voor het toestaan van tijdelijk kamperen voor een maximale aaneengesloten duur van 10 dagen.
9.3 Voorwaarden
Een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 9.1 en 9.2 kan slechts worden verleend, mits:
- a. de belangen van de eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden niet onevenredig worden geschaad;
- b. het straat- en bebouwingsbeeld, de stedenbouwkundige kwaliteiten en de verkeersveiligheidsbelangen niet onevenredig worden geschaad.
9.4 Evenementen
Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van de regels voor het tijdelijk gebruik van gronden voor evenementen, mits:
- a. de duur van het evenement maximaal 14 aaneengesloten dagen inclusief opbouw en afbraak bedraagt;
- b. een evenement (inclusief opbouw) vindt pas plaats na het verstrijken van een aantal dagen na het voorgaande evenement (inclusief afbraak), waarbij het aantal verstreken dagen minimaal gelijk is aan de duur van het voorgaande evenement (inclusief opbouw en afbraak);
- c. het aantal evenementen maximaal 10 per kalenderjaar bedraagt;
- d. er voldoende parkeerplaatsen al dan niet op eigen terrein aanwezig zijn;
- e. de aan te brengen voorzieningen tijdelijk zijn wat inhoudt dat het houden van een evenement niet mag leiden tot onomkeerbare voorzieningen en/of ingrepen;
- f. in de nabijheid gelegen functies en waarden niet in onevenredige mate in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt;
- g. de belangen van eigenaars en/of gebruikers van betrokken of nabijgelegen gronden niet onevenredig worden geschaad.
Artikel 10 Algemene Wijzigingsregels
Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen voor:
- a. het aanbrengen van geringe veranderingen in de plaats, ligging en/of afmetingen van bestemmingsgrenzen, met inachtneming van de volgende voorwaarden:
- 1. bestemmingsgrenzen mogen met niet meer dan 5 m worden verschoven;
- 2. de belangen van de eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden mogen niet onevenredig worden geschaad;
- 3. het straat- en bebouwingsbeeld en de verkeersveiligheidsbelangen mogen niet onevenredig worden geschaad;
- b. het toestaan van de bouw van niet voor bewoning bestemde gebouwen met een bouwhoogte van ten hoogste 3,5 m en een inhoud van ten hoogste 75 m3 ten dienste van het openbare nut en overige openbare dienstverlening.
Artikel 11 Algemene Procedureregels
11.1 Wijziging
Ten aanzien van de in dit plan opgenomen wijzigingsbevoegdheden zal de uitvoerbaarheid van het wijzigingsplan moeten zijn gewaarborgd, in verband waarmee in elk geval aangetoond moet worden dat:
- a. bodemsanering niet noodzakelijk is dan wel vóór uitvoering van het wijzigingsplan zal plaatsvinden;
- b. met betrekking tot (spoor)wegverkeersgeluid een aanvaardbaar woonklimaat wordt gerealiseerd;
- c. met betrekking tot de luchtkwaliteit een aanvaardbaar leefklimaat wordt gerealiseerd, dan wel dat geen onevenredige verslechtering plaatsvindt;
- d. met betrekking tot de externe veiligheid een aanvaardbaar leefklimaat wordt gerealiseerd, dan wel dat geen onevenredige verslechtering plaatsvindt;
- e. beschermde planten- en diersoorten en biotopen niet onevenredig worden geschaad;
- f. het wijzigingsplan financieel uitvoerbaar is.
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 12 Overgangsrecht
12.1 Overgangsrecht bouwwerken
- a. Een bouwwerk, dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, danwel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
- 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
- 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
- b. Het bevoegd gezag kan eenmalig een omgevingsvergunning verlenen van het bepaalde onder a voor het vergroten van de inhoud van het bouwwerk als bedoeld in het bepaalde onder a met maximaal 10%.
- c. Het bepaalde onder a is niet van toepassing op bouwwerken, die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
12.2 Overgangsrecht gebruik
- a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
- b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het bepaalde in sub a te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
- c. Indien het gebruik, bedoeld in het bepaalde onder a, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
- d. Het bepaalde onder a is niet van toepassing op het gebruik, dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Artikel 13 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan 'Buitengebied, De Wuurde 112, Elst'.
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding
Initiatiefnemers zijn eigenaar van de percelen aan De Wuurde 112 te Elst. Hier is het voormalige landgoed De Bronzen Wereld aanwezig, een leegstaande horecagelegenheid, die in 2016 door brand verwoest is. De initiatiefnemers willen de horecagelegenheid slopen en vervolgens drie nieuwe vrijstaande woningen terug bouwen. Daarnaast zal de bestaande bedrijfswoning behouden blijven. Ook zal het huidige parkeerterrein aan de overzijde van de straat worden verwijderd. Dit perceel zal daarna voor agrarische doeleinden worden gebruikt.
De voorgenomen ontwikkeling is niet mogelijk binnen de regels van het huidige bestemmingsplan. Om de ontwikkeling mogelijk te maken, is dus een herziening van het bestemmingsplan noodzakelijk. Dit bestemmingsplan geeft hier invulling aan en geeft de kaders aan waarbinnen de gewenste functies worden toegestaan.
1.2 Ligging En Globale Begrenzing
Het plangebied ligt aan De Wuurde 112 te Elst. Elst is een dorp met circa 22.000 inwoners gelegen in de gemeente Overbetuwe. Het plangebied ligt in het buitengebied van Elst, op korte afstand ten zuidwesten van de kern. Het plangebied omvat twee delen: het voormalige horecaperceel ten noorden van de weg en het parkeerterrein en de aangrenzende agrarische gronden ten zuiden van de weg. Het noordelijke plandeel grenst in het noorden aan de naastgelegen agrarische percelen en in het zuiden aan weg De Wuurde. Het zuidelijke plandeel grenst in het noorden aan de weg De Wuurde, in het westen en oosten aan agrarisch onbebouwde percelen en in het zuiden aan de spoorlijn van het traject Tiel-Elst.
Kadastraal staat het plangebied bekend als de gemeente Elst, sectie M, perceelnummers 140, 1428 en 1429. Het plangebied heeft een oppervlakte van circa 31.985 m2. Hieronder in figuur 1.1 zijn de ligging en de globale begrenzing van het plangebied weergegeven.
![]() |
Figuur 1.1: Ligging en globale begrenzing plangebied |
1.3 Huidig Bestemmingsplan
In het plangebied geldt het bestemmingsplan 'Buitengebied Overbetuwe' (vastgesteld op 5 maart 2013). In dit bestemmingsplan is het noordelijke plandeel bestemd als 'Horeca'. Binnen de bestemming 'Horeca' is een functieaanduiding 'dagrecreatie' opgenomen. Het zuidelijke plandeel is bestemd als 'Agrarisch' en heeft voor het noordelijk deel de functieaanduiding 'parkeerterrein'.
Daarnaast heeft het hele plangebied, op de locatie van de poel op het achterterrein na, de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologische verwachting 2'.
Een uitsnede van de verbeelding van het huidige bestemmingsplan 'Buitengebied Overbetuwe' is weergegeven in figuur 1.2.
De voorgenomen woningbouw vindt plaats binnen de bestemming 'Horeca'. De gronden binnen dit plandeel zijn bestemd voor:
- horeca in de vorm van een restaurant;
- de bestaande bedrijfswoning, waarbij inwoning is toegestaan in de aanwezige bedrijfswoning;
- dagrecreatie;
met bijbehorende gebouwen, bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wegen en paden, parkeervoorzieningen, speelvoorzieningen, water en voorzieningen voor de waterhuishouding, tuinen en erven.
Initiatiefnemer heeft het voornemen om 3 nieuwe woningen te realiseren op het terrein. De bestaande bedrijfswoning blijft behouden en zal worden gebruikt als burgerwoning. Het realiseren van de 3 woningen op het terrein en het gebruiken van de bedrijfswoning als burgerwoning is niet toegestaan volgens de gebruiksregels van de bestemming 'Horeca'. Daarom is een herziening van het bestemmingsplan noodzakelijk.
De functieaanduiding 'parkeerterrein' zal met dit bestemmingsplan vervallen. Het parkeerterrein is voor de toekomstige functies niet meer nodig en wenselijk en zal daarom worden verwijderd. De bestemming 'Agrarisch' blijft op dit perceel gehandhaafd.
![]() |
Figuur 1.2: Uitsnede huidig bestemmingsplan 'Buitengebied Overbetuwe' ter plaatse van het plangebied (rood omrand) |
1.4 Leeswijzer
Deze toelichting is als volgt opgebouwd. Na dit inleidende hoofdstuk, worden in hoofdstukken 2 en 3 respectievelijk de bestaande en de toekomstige situatie in het plangebied beschreven. In hoofdstuk 4 wordt ingegaan op het voor dit bestemmingsplan van toepassing zijnde rijks-, provinciaal en gemeentelijk beleid. In hoofdstuk 5 komen de relevante milieu- en omgevingsaspecten aan de orde. Daarmee wordt inzichtelijk gemaakt of de ontwikkeling in ruimtelijk en milieuhygiënisch opzicht aanvaardbaar en haalbaar is en voldoet aan het vereiste van een goede ruimtelijke ordening. In hoofdstuk 6 is de juridische planopzet beschreven en in hoofdstuk 7 is de financiële toelichting opgenomen. Ten slotte is in hoofdstuk 8 de bij de totstandkoming van dit bestemmingsplan gevolgde procedure beschreven.
Hoofdstuk 2 Bestaande Situatie
De initiatiefnemers zijn eigenaar van de percelen aan De Wuurde 112 te Elst. Hier is het voormalige landgoed De Bronzen Wereld aanwezig, dat nu een leegstaande horecagelegenheid is. Deze is in 2016 door brand verwoest.
In de huidige situatie bestaat het plangebied uit de behouden bedrijfswoning aan de voorzijde van het perceel, het parkeerterrein aan de zuidwestzijde van het perceel en enkele bijgebouwen aan de achterzijde van de bedrijfswoning. Het achterste perceelsgedeelte is in gebruik als weiland met een poel. Ook het zuidoostelijk perceelsgedeelte is als weiland in gebruik. Op het voormalige horecaperceel zijn ook nog de nodige groenvoorzieningen aanwezig. Volgens het bestemmingsplan is binnen de horecabestemming nog 2.441 m2 aan bedrijfsgebouwen toegestaan. Hergebruik als horecavoorziening is niet meer aan de orde.
Het agrarische perceel aan de overzijde van de straat wordt gebruikt als extra parkeerterrein (zie figuur 2.2). Gezien het vervallen van de horecafunctie is dit parkeerterrein op dit moment niet meer in gebruik en niet langer noodzakelijk. Ten zuiden van het parkeerterrein is een groenvoorziening aanwezig. De overige gronden van het perceel zijn agrarisch in gebruik.
![]() |
Figuur 2.1: foto huidige situatie noordelijk plandeel, met de bestaande bedrijfswoning zichtbaar |
![]() |
Figuur 2.2: foto huidige situatie zuidelijk plandeel |
Hoofdstuk 3 Toekomstige Situatie
De initiatiefnemer wil de nog resterende grotendeels verwoeste bebouwing en de omliggende verhardingen verwijderen. Na sloop is de bedoeling om drie vrijstaande woningen binnen het plangebied realiseren en de bestaande bedrijfswoning behouden als burgerwoning. In het kader van zorgvuldig ruimtegebruik, landschappelijke inpassing en het realiseren van een kwalitatief hoogwaardig en groen erf, is een landschapsplan opgesteld (zie figuur 3.1). Dit landschapsplan is in de bijlagen bij de planregels opgenomen. Realisatie van de landschappelijke inpassing, bestaande uit het inrichtings- en een beplantingsplan, is voorwaardelijk verplichtend in de planregels vastgelegd. Hierna zijn enkele uitgangspunten beschreven van de toekomstige situatie in het plangebied.
![]() |
Figuur 3.1: Inrichtingsplan |
Landschappelijke context
Het nieuwe boerenerf met de woningen maakt onderdeel uit van het buurtschap De Wuurde en ligt in het stroomruglandschap, dat zich kenmerkt door de kleinschaligheid en afwisseling in karakteristieke boerderijen, boomgaarden, elzensingels en erfbeplanting. Het boerenerf wordt ruimtelijk herkenbaar gemaakt door aan de voor- en achterzijde een duidelijke uitstraling naar zijn omgeving toe te geven. Er wordt met name landschappelijk aansluiting gezocht bij het omringde stroomruglandschap. Dit betreft onder meer het realiseren van een boerderijensemble, een boerderijwoning met enkele schuurwoningen. Daarnaast is het realiseren van nieuwe landschappelijke elementen, zoals een hoogstamboomgaard, houtsingels, boomgroepen, solitaire bomen en kleinschalige weides ook het realiseren van contrast tussen omliggende open landschap en de beslotenheid van het buurtschap van belang (openheid en zichtrelaties).
Ruimtelijke structuur
Het erf is afgeleid van een traditionele indeling van een boerenerf met een ‘voor- en achtererf’. Het achtererf was het domein van de boer en stond in dienst van de agrarische bedrijfsvoering. Alles wat te vinden was op en rond het erf had een functie. Het bebouwingsensemble bestaat uit een hoofdgebouw (‘de boerderijwoning’) en een aantal bijgebouwen (woningen en bergingen). De boerderijwoning is de huidige bedrijfswoning, die duidelijk georiënteerd op De Wuurde, terwijl de diverse bijgebouwen (de nieuwe woningen) zijn gericht op het gemeenschappelijk erf. Van een afstand oogt dit, van de weg terug gelegen geheel, als een oorspronkelijk boerencomplex.
Bebouwing
De bebouwing moet in het landschap passen. Een boerenerf heeft daarbij de gewenste landschappelijke karakteristieken. Wanneer er sprake is van een ontwikkeling van wonen in het agrarisch landschap heeft dit een heel ander gebruik en daarmee een andere ruimtelijke uitstraling dan een puur agrarisch bedrijf. Ten aanzien van de ontwikkeling van dit cluster woningbouw aan De Wuurde wordt voor de ruimtelijke uitstraling naar een balans gezocht van voldoende en bij het landschap aansluitend groen en daarbij horende bebouwing. Dit wil zeggen lage goten, grote dakvlakken en meer gesloten volumes. Om een goede samenhang van de bebouwing te realiseren is het wenselijk wel voldoende variatie in volumes van de bebouwing en groottes van percelen te maken. De drie te realiseren woningen krijgen een maximale bouwhoogte van 8 meter en een maximale goothoogte van 4 meter.
Wederopbouw
De vormentaal en architectuur van de nieuwe woningen dienen zich te voegen in de karakteristiek van de woningen in de omgeving van De Wuurde te Elst, die bestaan uit heldere leesbare, rechthoekige volumes met een ingetogen verschijningsvorm. Binnen deze karakteristiek is ruimte voor moderne architectuur. De meest uitgesproken, markante en aanwezige tijdslaag in de bebouwing van het buitengebied van gemeente Overbetuwe is de wederopbouwperiode van 1945 tot 1965. Om de bestaande waardevolle karakteristiek van het landschap uit te lichten en te versterken, worden zowel de karakteristieken van, als de ontwerpgedachte achter de bebouwing uit deze periode als inspiratie genomen voor de ontwikkelingen van de nieuwe woningen. Dit betekent niet dat de architectuur zich moet richten op historiserende kopieën van wederopbouwboerderijen; het streven is juist om de tijdslaag van de wederopbouw als tijdslaag van ‘toen’ herkenbaar te laten zijn.
Beeldkwaliteit
Om te waarborgen dat de uitstraling van bebouwing en kavelinrichting van de particuliere kavels in samenhang worden ontworpen én passend zijn in de omgeving, is een aantal criteria verwoord, waaraan getoetst wordt door gemeente en Commissie Ruimtelijke Kwaliteit. Van belang is, dat het geheel de sfeer uitademt van een formeel ingericht erf. Elke ontwerpingreep dient hier dus aan bij te dragen.
De ontwerpprincipes, kleur, materiaal en detail zijn beschreven in het inrichtingsplan.
![]() |
Figuur 3.2: Beplantingsplan |
Landschappelijke beplanting
Door de open weides aan de voorzijde oogt het landschappelijke beeld vanaf de Wuurde als een wat terug gelegen boerenensemble. De weides ten oosten en noorden van het nieuwe erf lenen zich bij uitstek voor een nieuwe hoogstamboomgaard. Hierdoor ontstaat er een karakteristieke ritme tussen open weides, kleine boomgaarden en de bebouwing. Ook vanuit cultuurhistorisch oogpunt draagt de boomgaard bij. Vroeger kwamen er veel hoogstamboomgaarden voor rond het erf. Ten oosten van de boomgaard, ter hoogte van de productieboomgaard staat een bestaande houtsingel. Deze houtsingel blijft gehandhaafd en wordt deels versterkt. Dit zorgt voor een goede landschappelijke buffer ten opzichte van de spuitzone van de productieboomgaard.
Het landschap aan de westzijde wordt bewust open gelaten om de karakteristieke zichtrelatie tussen het open landschap en besloten buurtschap te behouden. Op het erf zijn verschillende bomen toegepast. Ze staan los verspreid en ogenschijnlijk willekeurig, dat is ook de bedoeling, maar er zitten wel degelijk gedachtes achter. Aan de voorzijde staan enkele bomen die zorgen voor beschutting en geven diepte aan de tuin. Op het gezamenlijke erf staan twee nieuwe bomen als accent. Aan de achterzijde van de kavels staan enkele bomen op de tuingrens die zorgen voor een geleidelijke overgang op het landschap. Het betreft allemaal inheemse soorten die, zeker omdat ze solitair staan, uit kunnen groeien tot monumentale en karakteristieke bomen. Rondom de woonkavels zijn knip- en scheerheggen voorgesteld. De hoogte van de haag is circa 1,20 meter en meer naar achteren een hoge knipen scheerheg waar privacy is gewenst is.
Aan het einde van het perceel (noord) ligt een door opgaande beplanting verscholen poel. In het plan wordt de poel en inheemse beplanting gehandhaafd en wordt de uitheemse beplanting (o.a. laurier) verwijderd. Aan de overzijde van de Wuurde worden de voormalige parkeerplaats met hekwerk en de kanovijver omgevormd naar een agrarische weide. Enkele karakteristieke knotwilgen en houtopstanden in de buurt van het spoorlijn blijven behouden.
Hoofdstuk 4 Beleidskader
4.1 Rijksbeleid
Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR)
In de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte staan de plannen van de Rijksoverheid voor ruimte en mobiliteit. Het Rijk streeft naar een concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig Nederland. Om dit te bereiken laat het Rijk de ruimtelijke ordening meer over aan de decentrale overheden (provincie en gemeenten) en komt de gebruiker centraal te staan. Het Rijk kiest voor een selectievere inzet van rijksbeleid op slechts 13 nationale belangen. Buiten deze 13 belangen hebben decentrale overheden beleidsvrijheid.
Beoordeling en conclusie
Dit bestemmingsplan maakt, gezien de aard van de wijzigingen, geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk waarbij nationale belangen gemoeid zijn. De ontwikkelingen conflicteren niet met het nationaal ruimtelijke ordeningsbeleid, zoals vastgelegd in de SVIR.
Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro)
Het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) geeft richtlijnen voor de inhoud van bestemmingsplannen, voor zover het gaat om ruimtelijke ontwikkelingen van nationaal belang. De normering uit het Barro werkt zoveel mogelijk direct door op het niveau van de lokale besluitvorming. Bij besluitvorming over bestemmingsplannen moeten de regels van het Barro worden gerespecteerd.
Beoordeling en conclusie
Er is uitsluitend sprake van lokale ontwikkelingen, waarbij er geen nationale belangen in het geding zijn. Het Barro heeft geen doorwerking naar dit bestemmingsplan.
Ladder voor duurzame verstedelijking
Om zorgvuldig ruimtegebruik te bevorderen, is per 1 oktober 2012 de ladder voor duurzame verstedelijking opgenomen in artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening. De ladder ziet op een zorgvuldige afweging en transparante besluitvorming bij alle ruimtelijke en infrastructurele besluiten. De ladder is een verplicht motiveringsinstrument, dat moet worden toegepast bij elk ruimtelijk besluit dat een 'nieuwe stedelijke ontwikkeling' mogelijk maakt. Wat onder een nieuwe stedelijke ontwikkeling wordt verstaan, is in artikel 1.1.1 Bro bepaald: “De ruimtelijke ontwikkeling van een bedrijventerrein of zeehaventerrein, of van kantoren, detailhandel, woningbouwlocaties of andere stedelijke voorzieningen.” Uit de jurisprudentie komt naar voren dat het een nieuwe stedelijke ontwikkeling van enige omvang moet zijn (ECLI:NL:RVS:2016:1503).
In een bestemmingsplan moet worden aangegeven, dat de voorgenomen nieuwe stedelijke ontwikkeling voorziet in een behoefte. Ook moet een motivering worden opgenomen dat de stedelijke ontwikkeling niet binnen bestaand stedelijk gebied kan worden gerealiseerd, wanneer een nieuwe stedelijke ontwikkeling buiten bestaand stedelijk gebied mogelijk wordt gemaakt: “De toelichting bij een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, bevat een beschrijving van de behoefte aan die ontwikkeling, en, indien het bestemmingsplan die ontwikkeling mogelijk maakt buiten het bestaand stedelijk gebied, een motivering waarom niet binnen het bestaand stedelijk gebied in die behoefte kan worden voorzien”.
Beoordeling
Dit bestemmingsplan voorziet in het wijzigen van een horeca- en dagrecreatieve bestemming met een bedrijfswoning naar vier woningen. Netto worden er drie woningen toegevoegd. Verder wordt een parkeerterrein binnen de agrarische bestemming verwijderd. Uit de jurisprudentie van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State (zie onder meer ECLI:NL:RVS:2016:1503) blijkt, dat het toevoegen van drie woningen niet gezien kan worden als een stedelijke ontwikkeling. Daarnaast zullen de bestaande horecafunctie en het parkeerterrein vervallen, waardoor er per saldo een afname van het ruimtebeslag van stedelijke functies ontstaat. Om deze redenen is de ladder voor duurzame verstedelijking niet van toepassing op dit bestemmingsplan.
4.2 Provinciaal En Regionaal Beleid
Omgevingsvisie Gelderland
Provinciale Staten hebben op 9 juli 2014 de Omgevingsvisie Gelderland (hierna: de Omgevingsvisie) vastgesteld. Nadien zijn nog enkele actualisatieplannen vastgesteld. Het actuele beleid is opgenomen in de geconsolideerde versie van januari 2018. De provincie kiest er in de Omgevingsvisie voor om vanuit twee hoofddoelen bij te dragen aan gemeenschappelijke maatschappelijke opgaven. Deze zijn:
- een duurzame economische structuur(versterking);
- het borgen van de kwaliteit en veiligheid van onze leefomgeving.
Deze twee hoofddoelen benadrukken de rol en de kerntaken van de provincie als middenbestuur. Zij beïnvloeden elkaar. Economische structuurversterking vraagt om een aantrekkelijk vestigingsklimaat, een goede bereikbaarheid en voldoende vestigingsmogelijkheden. Dit betekent ook een aantrekkelijke woon- en leefomgeving met de unieke kwaliteiten van natuur, water en landschap in Gelderland. De provinciale hoofddoelen zijn uitgewerkt en vertaald in provinciale ambities, die moeten resulteren in een divers, dynamisch en mooi Gelderland.
Beoordeling en conclusie
De Omgevingsvisie is concreet uitgewerkt in de hierna beschreven Omgevingsverordening Gelderland. Deze bevat concrete regels, waaraan het bestemmingsplan wordt getoetst. De Omgevingsvisie zelf bevat geen aanduidingen, die voor dit bestemmingsplan van belang zijn. Het plan is dan ook in overeenstemming met de Omgevingsvisie.
Omgevingsverordening Gelderland
Provinciale Staten hebben de Omgevingsverordening Gelderland (hierna: de verordening of de Omgevingsverordening) vastgesteld op 24 september 2014. De verordening wordt regelmatig geactualiseerd. In januari 2018 is een geconsolideerde versie van de Omgevingsverordening gepubliceerd.
De regels in de verordening kunnen betrekking hebben op het hele provinciale grondgebied, op delen of op gebiedsgerichte thema's. Gemeenten moeten binnen een bepaalde termijn hun bestemmingsplan afstemmen op de in de verordening opgenomen regels. De regels in de verordening zijn gebaseerd op de provinciale omgevingsvisie en hebben de status van algemeen verbindende voorschriften.
Beoordeling
Het plangebied ligt geheel of gedeeltelijk binnen de volgende aanduidingen:
- Tijdelijk verbod hervestiging/nieuwvestiging/uitbreiding (bestaande) glastuinbouw. Dit thema is niet van toepassing op het plan, omdat er in de huidige en toekomstige situatie geen sprake is van glastuinbouw.
- Niet-grondgebonden veehouderij: verwevingsgebieden. Dit thema is niet van toepassing op het plan, omdat er in de huidige en toekomstige situatie geen sprake is van een (grondgebonden) veehouderij.
- Intrekgebied en verbod op winning fossieel brandstoffen. In dit gebied mag geen bestemming mogelijk gemaakt worden, die voorziet in de winning van fossiele energie, zoals aardgas, aardolie, schaliegas en steenkoolgas. Dit bestemmingsplan voorziet hier niet in en is in overeenstemming met deze regels.
Verder is het thema 'wonen' uit de Omgevingsverordening van belang. Nieuwe woonlocaties zijn uitsluitend toegestaan, wanneer dit past in het vigerende door Gedeputeerde Staten vastgestelde Kwalitatief Woonprogramma successievelijk de door Gedeputeerde Staten vastgestelde kwantitatieve opgave wonen voor de betreffende regio (artikel 2.2.1.1). De gemeente Overbetuwe heeft haar woningbouwprogramma, zowel kwalitatief als kwantitatief, vastgelegd in de Woonagenda 2020.
De ontwikkeling past kwantitatief in het woonprogramma, aangezien er slechts drie extra woningen worden toegevoegd op de planlocatie. Hierdoor is geen sprake van een (grote) woningbouwlocatie. De toe te voegen woningen passen binnen de woningbouwopgave (zie nader paragraaf 4.3. Ook in kwalitatief opzicht is het plangebied een geschikte woonlocatie vanwege de goed bereikbare ligging nabij de bebouwde kom van Elst en de landschappelijke inpassing, zoals beschreven in hoofdstuk 3, die het erf een fraaie en groene uitstraling geeft.
Conclusie
Dit bestemmingsplan is in overeenstemming met de Omgevingsverordening Gelderland.
4.3 Gemeentelijk Beleid
Toekomstvisie 2020+ Overbetuwe verbindt..
Op 8 september 2009 heeft de gemeenteraad van de Overbetuwe de 'Toekomstvisie 2020, Overbetuwe verbindt..' (hierna: de Toekomstvisie+) vastgesteld. De Toekomstvisie+ van Overbetuwe is het kader voor de ontwikkeling van de gemeente Overbetuwe tot 2020. De visie geeft een richting voor de ruimtelijke, maatschappelijke en economische ontwikkeling. De Toekomstvisie+ omvat het gehele gemeentelijke beleidsterrein. Voor wat betreft de ruimtelijke onderdelen is de Toekomstvisie+ te zien als structuurvisie in de zin van artikel 2.1 Wro voor het grondgebied van de gemeente Overbetuwe. In de Toekomstvisie+ zijn de aspecten leefomgeving, vergrijzing, economische gesteldheid (werk en werkgelegenheid) en duurzaamheid opgenomen om een gewenste identiteit uiteen te zetten.
In de gemeente Overbetuwe zijn 11 kernen van verschillende grootte en met verschillende identiteiten aanwezig. Behoud van de karakteristiek en (specifieke) kwaliteiten van deze kernen is een speerpunt in het beleid.
Een andere belangrijke ontwikkeling is het kleiner worden van huishoudens. Hierdoor zijn, ook bij een gelijk blijvend aantal inwoners, meer woningen nodig en is dus meer ruimte nodig. Ook het toenemende belang van de kwaliteit van de woonomgeving leidt tot een grotere ruimtebehoefte voor wonen. Extra aandacht moet worden besteed aan kwaliteitsaspecten, zoals een attractief, gezond en veilig woonmilieu. Verder moet rekening worden gehouden met de sterker wordende wens om op een herkenbare en 'eigen' plek te wonen. Ten slotte leiden de ontwikkelingen op de woningmarkt tot extra aandacht voor levensloopbestendige woningen.
Beoordeling
Dit bestemmingsplan voorziet in het wijzigen van een voormalige horecalocatie naar slechts 4 vrijstaande woningen. In de huidige situatie is in het plangebied al een wooneenheid toegestaan, waardoor er slechts 3 woningen worden toegevoegd. Er zijn geen uitgangspunten in de Toekomstvisie+ beschreven, die strijdig zijn met deze ontwikkeling. Het initiatief zorgt niet voor aantasting van karakteristieke kwaliteiten of van de omgeving, maar leidt juist tot een aanmerkelijke verbetering. De locatie wordt zorgvuldig landschappelijk ingepast, waarbij rekening is gehouden met de landschappelijke kwaliteiten van de omgeving. Het verwijderen van het parkeerterrein en de sloop van de bebouwing en verharding op het terrein zorgen daarnaast voor een sterke reducering in verhard oppervlak. Ook dit heeft een positief effect heeft op de landschappelijke kwaliteit van het plangebied en de directe omgeving.
Conclusie
De ontwikkelingen die in dit bestemmingsplan worden toegestaan, zijn passend binnen de Toekomstvisie+ en dragen bij aan de in deze visie beschreven doelstellingen.
Woonagenda Overbetuwe 2020
In de Woonagenda 2020 verwoordt de gemeente Overbetuwe haar doelen en ambities op het gebied van wonen. Als basis voor deze woonagenda is een opgavennotitie opgesteld. Deze woningmarktanalyse geeft zicht op huidige en toekomstige kansen en knelpunten en is het startpunt voor de uitwerking van de woonagenda. De woonagenda bevat geen gedetailleerd uitvoeringsprogramma, maar de koers waarbinnen de komende jaren plannen voor kernen en locaties kunnen worden uitgewerkt. De ontwikkelingen, die de komende jaren afkomen op de gemeente (vergrijzing, gezinsverdunning), vragen om meer variatie in het woonaanbod. Over het algemeen zijn inwoners tevreden over hun woonsituatie. Niet voor iedereen is het echter even makkelijk om een woning naar wens te vinden. De gemeente wil over voldoende woningen met de juiste kwaliteit beschikken om huishoudens de gewenste stappen in hun wooncarrière te laten maken. Dat wil zeggen voor iedere stap in de levensloop een geschikt woonalternatief.
Accentpunten zijn:
- Aandacht voor urgente huisvestingsnood: inzetten op geschikte woningen voor bijzondere doelgroepen;
- Betaalbaarheid en beschikbaarheid: meer betaalbare huurwoningen beschikbaar;
- Wijs omgaan met de bestaande woningvoorraad: inzetten op verduurzaming;
- Een levensloopvriendelijke gemeente: langer thuis wonen en er op uit;
- Een gezonde woningmarkt in balans: prioriteren én versnellen van onze woningbouwplannen.
Het aantal huishoudens binnen de gemeente neemt in de periode 2015-2040 naar verwachting toe met ca. 2.250. Tot 2025 is een uitbreiding van de woningvoorraad met 1.400 woningen nodig voor het oplossen van bestaande tekorten en voor het opvangen van de autonome huishoudengroei.
Beoordeling
De ontwikkeling past in het kwantitatieve woonprogramma, aangezien er slechts drie woningen worden toegevoegd aan de bestaande woningvoorraad. Dit past binnen de resterende woningopgave van de gemeente. Het plangebied ligt in het verlengde van de buurt De Wuurde in het zuidwesten van Elst en op korte afstand van deze kern. Het plangebied is goed bereikbaar en is een geschikte woonlocatie. Door de sloop van de bestaande bebouwing en de beperkte herbouw is er ook sprake van een zorgvuldig ruimtegebruik. Het plan voldoet daarmee aan de uitgangspunten van de Woonagenda Overbetuwe 2020.
Conclusie
Het planvoornemen past in het gemeentelijk woningbeleid, zoals vastgelegd in de Woonagenda Overbetuwe 2020.
Beleidsregel 'Functiewijziging en nieuwvestiging in het buitengebied'
De beleidsregel 'Functiewijziging en nieuwvestiging in het buitengebied' uit 2008 bestaat uit regels, een toelichting en een gebiedstypenkaart. De beleidsregel bevat het toetsingskader voor concrete verzoeken om functiewijzigingen in het buitengebied.
Beoordeling
Dit bestemmingsplan voorziet in een functiewijziging in het buitengebied, namelijk het omzetten van een horeca- en dagrecreatiebestemming naar wonen. Het plangebied ligt in het gebiedstype agrarisch gebied. Artikel 7 van de beleidsregel bevat regels voor dit gebiedstype.
In het plangebied was voorheen 2.441 m2 aan bedrijfsgebouwen aanwezig en deze bebouwing is planologisch toegestaan volgens het huidige bestemmingsplan. Deze bebouwing zal in de toekomstige situatie verwijderd zijn. Grotendeels is de bebouwing al verwoest door een calamiteit.
De beleidsregel maakt het mogelijk om maximaal drie woningen in één nieuw woongebouw of twee vrijstaande woningen op te richten bij sloop van deze omvang aan bebouwing. In de gewenste situatie worden drie nieuwe vrijstaande woningen opgericht. De omvang van de te verwijderen bebouwing is daarvoor in principe niet toereikend. Omdat naast deze forse hoeveelheid bebouwing ook twee parkeerterreinen van een aanzienlijke omvang worden verwijderd én er een grote investering in landschappelijke inrichting en kwaliteitsverbetering wordt gedaan, vindt er voldoende ruimtelijke kwaliteitsverbetering plaats om het oprichten van drie nieuwe woningen acceptabel te achten. Er wordt ook ruimschoots voldaan aan het uitgangspunt, dat een reductie van bebouwing van ten minste 50% moet plaatsvinden. Daarom wordt in dit geval maatwerk geleverd.
De in de beleidsregel voorgeschreven maatvoeringseisen voor bijgebouwen bij de woningen en voor de inhoud van de woningen worden in dit bestemmingsplan doorvertaald. Verder maken de woningen gebruik van een gedeelde in-/uitrit op de weg De Wuurde. Ook in dit opzicht voldoet het plan aan de beleidsregel.
Conclusie
De ontwikkeling en de in dit bestemmingsplan vastgelegde randvoorwaarden passen in de met de beleidsregel 'Functiewijziging en nieuwvestiging in het buitengebied' beoogde doelstellingen. Aan de voorwaarden om medewerking te verlenen aan de bouw van drie nieuwe woningen, wordt voldaan. Er is maatwerk geleverd, waarbij er per saldo ruimschoots voldoende reductie van bebouwing en ruimtelijke kwaliteitsverbetering plaatsvindt.
Landschapsontwikkelingsplan Overbetuwe (LOP)
In het Landschapsontwikkelingsplan (LOP) uit 2009 zijn de (algemene) doelstellingen en gebiedsspecifieke opgaven voor Overbetuwe geformuleerd. De hoofddoelstelling betreft het ontwikkelen van een sterke samenhangende landschappelijke structuur met een eigen Betuwse identiteit, die tegenwicht biedt aan de verstedelijking en waarbij belangrijke landschappelijke waarden duurzaam in stand worden gehouden. Per deelgebied zijn daarnaast gebiedsspecifieke opgaven opgenomen.
Beoordeling
Dit bestemmingsplan voorziet in een ruimtelijke ontwikkeling in het buitengebied, namelijk het omzetten van een horeca- en dagrecreatieve bestemming naar een woonlocatie met maximaal vier woningen. De netto toevoeging is drie woningen. Het LOP is voor deze ontwikkeling van belang.
Het plangebied ligt in het deelgebied 10 (Oeverwal Elsterveld), tussen Elst en de Rijksweg A15. Dit gebied staat onder druk vanwege de verstedelijking. Daarom is het van belang, dat extra aandacht wordt besteed aan de landschappelijke kwaliteiten. In het deelgebied wordt in het LOP ingezet op onder meer de volgende relevante doelstellingen en acties:
- beleefbaar houden van de woerden;
- rivierduin herkenbaar houden;
- behoud monumentaal groen;
- versterking kleinschaligheid door erf- en perceelsbeplanting;
- aanplant hoogstamfruitbomen;
- aanleg poelen.
Door middel van deze concrete acties wordt ingezet op het behouden en versterken van de landschappelijke, cultuurhistorische en ecologische kwaliteiten.
Het initiatief draagt op verschillende manieren bij aan deze doelstellingen. Er is een inrichtingsplan opgesteld met als doel om de landschappelijke kwaliteiten van het plangebied en de omgeving te versterken en bij te dragen aan een aantal van de genoemde doelstellingen (zie Bijlage 1 bij de planregels). In Hoofdstuk 3 zijn de gemaakte keuzes bij deze inrichting uitgebreid toegelicht.
In het inrichtingsplan is voorzien in inpassing van de erfbebouwing, zodat deze aansluit op het omliggende landschap. Er worden vier kleinschalige woonpercelen gecreëerd. De omliggende gronden worden ingericht met weides en beplanting. In de toekomstige situatie is de kleinschaligheid op de planlocatie aanzienlijk versterkt. De bebouwing wordt door de beplanting deels aan het zicht onttrokken, met name vanuit oostelijke en noordelijke richting, waar een groene bufferzone wordt ontwikkeld respectievelijk behouden. Enkele karakteristieke bomen en de inheemse beplanting blijven gehandhaafd en er wordt nieuwe inheemse beplanting toegevoegd. In de huidige situatie is aan de noordkant van het perceel al een poel aanwezig. Ook deze blijft behouden.
In het zuidelijk plandeel worden het parkeerterrein en het herkwerk verwijderd. Hier wordt een open weide gecreëerd, met uitsluitend aan de kant van de spoorlijn wat te behouden beplanting (knotwilgen en andere inheemse soorten). Hierdoor ontstaat een open zicht vanaf het woonperceel richting dit perceel en meer ruimtelijke en landschappelijke samenhang tussen beide percelen in het plangebied.
![]() |
Figuur 4.1: toekomstige erfinrichting met landschappelijke inpassing |
Conclusie
Na realisatie van de beoogde ontwikkeling, inclusief landschappelijke inpassing en verwijdering van bebouwing en verharding, ontstaat een situatie, die past in de omgeving en bijdraagt aan meerdere concrete doelstellingen van het LOP voor het gebied. Er is sprake van een aanmerkelijke landschappelijke kwaliteitsverbetering. Het initiatief past daarmee binnen het LOP.
Hoofdstuk 5 Milieu- En Omgevingsaspecten
5.1 Milieueffectrapportage
Met deze ruimtelijke onderbouwing worden 5 woningen mogelijk gemaakt. Dit kan leiden tot een m.e.r.(beoordelings)-plicht. Of een m.e.r.-procedure of m.e.r-beoordeling noodzakelijk is, hangt af van het feit of de ontwikkeling (activiteit) is opgenomen in lijst C en D van het Besluit milieueffectrapportage (Besluit m.e.r.). Per 7 juli 2017 is een wijziging van het Besluit m.e.r. in werking getreden. Wanneer de voorgenomen de ontwikkeling (activiteit) is opgenomen in lijst C en D van het Besluit m.e.r. moet getoetst worden of er sprake is van nadelige milieugevolgen en moet wanneer hier sprake van is een vormvrij m.e.r.-beoordelingsbesluit genomen worden.
Beoordeling
De voorgenomen activiteit komt niet voor als activiteit in Bijlage C en D van het Besluit m.e.r., omdat er geen sprake is van een stedelijke ontwikkeling. Er worden geen m.e.r.(beoordelings-)plichtige activiteiten mogelijk gemaakt. Er is daarom geen m.e.r.(beoordelings-)procedure noodzakelijk en er hoeft geen vormvrij m.e.r.-beoordelingsbesluit genomen te worden.
5.2 Geluid
Op basis van de Wet geluidhinder (artikel 77 Wgh) moet bij een bestemmingsplan een akoestisch onderzoek worden uitgevoerd als het plan mogelijkheden biedt voor:
- de toevoeging van een nieuwe woning of andere geluidsgevoelige functie binnen de zone van een weg;
- de aanleg van een nieuwe weg;
- de reconstructie van een bestaande weg.
De breedte van de zone van een weg is afhankelijk van het aantal rijstroken, het stedelijk gebied en de maximumsnelheid. In een akoestisch onderzoek kunnen wegen waarvoor een maximumsnelheid van 30 km/uur geldt buiten beschouwing worden gelaten. Het akoestisch onderzoek richt zich op de geluidsgevoelige bestemmingen in de geluidszone. De geluidszone ligt aan weerszijden van de weg.
De ten hoogste toelaatbare geluidsbelasting (voorkeursgrenswaarde) afkomstig van wegverkeer bedraagt voor nieuwe woningen 48 dB (Lden). Onder bepaalde voorwaarden, als maatregelen onvoldoende doeltreffend zijn en het voldoen aan de grenswaarden onoverkomelijke bezwaren ontmoet van landschappelijke, stedenbouwkundige of financiële aard, mag de geluidbelasting hoger zijn dan de voorkeursgrenswaarde. Hiervoor dient met een ontheffing een hogere waarde te worden vastgesteld.
Beoordeling
Dit bestemmingsplan maakt drie nieuwe woningen en het omzetten van de huidige bedrijfswoning naar een burgerwoning mogelijk. Daarmee is er sprake van nieuwe geluidsgevoelige objecten. Gezien de ligging van het plangebied aan de straat De Wuurde, waar een maximumsnelheid van 60km/uur geldt, en in de buurt van een spoorlijn is op 18 april 2017 door ABOVO Acoustics een akoestisch onderzoek weg- en railverkeerslawaai opgesteld, dat is opgenomen in Bijlage 1. Voor het volledige onderzoek wordt verwezen naar de bijlagen. Hieronder worden de belangrijkste conclusies beschreven.
Wet geluidhinder
Railverkeer: er wordt, met een hoogste berekende waarde van 48 dB, overal voldaan aan de voorkeursgrenswaarde als opgenomen in de Wet geluidhinder.
Wegverkeer: er wordt, met een hoogste berekende waarde van 48 dB, overal voldaan aan de voorkeursgrenswaarde als opgenomen in de Wet geluidhinder.
Nota geluidsbeleid
Railverkeer: met een hoogste waarde van 48 dB wordt de ambitieklasse geldend voor het gebiedstype buitengebied gehaald.
Wegverkeer: met een hoogste waarde van 48 dB wordt de ambitieklasse niet gehaald, maar valt de geluidbelasting in de geluidsklasse 0 (redelijk rustig) en daarmee in de klasse tussen de ambitie- en bovengrensklasse geldend voor het gebiedssytpe buitengebied. Deze geluidbelasting kan dan ook aanvaardbaar worden geacht.
Conclusie
Geconcludeerd wordt, dat er voor alle woningen wordt voldaan aan de Wgh en dat er met toepassing van het gemeentelijk geluidbeleid sprake zal zijn van een goed woon- en leefklimaat. Vanuit akoestisch oogpunt zijn er daarom geen belemmeringen voor de ontwikkeling.
5.3 Luchtkwaliteit
De hoofdlijnen voor regelgeving rondom luchtkwaliteitseisen staan beschreven in de Wet milieubeheer (hoofdstuk 5, titel 5.2 Wm). Hierin zijn grenswaarden opgenomen voor luchtvervuilende stoffen. Voor ruimtelijke projecten zijn fijn stof (PM10 en PM2,5) en stikstofdioxide (NO2) de belangrijkste stoffen.
Een project is toelaatbaar als aan één van de volgende voorwaarden wordt voldaan:
- er is geen sprake van een feitelijke of dreigende overschrijding van een grenswaarde;
- het project leidt per saldo niet tot een verslechtering van de luchtkwaliteit;
- het project draagt alleen niet in betekenende mate bij aan de luchtverontreiniging;
- het project is opgenomen in het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL) of een regionaal programma van maatregelen.
Om te bepalen of een project "niet in betekenende mate" bijdraagt aan de luchtkwaliteit, is een algemene maatregel van bestuur 'Niet in betekenende mate' (Besluit NIBM) en een ministeriële regeling NIBM (Regeling NIBM) vastgesteld waarin de uitvoeringsregels zijn vastgelegd. Een project kan in twee situaties NIBM bijdragen aan de luchtkwaliteit:
- 1. het project behoort tot de lijst met categorieën van gevallen (inrichtingen, kantoor- en woningbouwlocaties) die is opgenomen in de Regeling NIBM;
- 2. het project heeft een toename van minder dan 3% van de jaargemiddelde concentratie NO2 en PM10 (1,2ìg/m3).
Beoordeling en conclusie
In de huidige (planologische) situatie is een horecafunctie in de vorm van een restaurant en dagrecreatie met een oppervlakte van 2.441 m2 toegestaan. Aangezien deze horecafunctie zal verdwijnen en slechts drie extra woningen worden gerealiseerd in het plangebied, kan gesteld worden dat de verkeersgeneratie van het plangebied zal afnemen ten opzichte van de huidige (planologische) situatie. Zie ook paragraaf 5.12. Om deze reden zal de verkeersgeneratie en de uitstoot van broeikasgassen in de lucht ook verminderen ten opzichte van de huidige situatie. Daarom draagt het project in ieder geval 'niet in betekenende mate' bij aan de luchtkwaliteit en zal deze een positief effect hebben.
In het kader van een goede ruimtelijke ordening en om te bepalen of er sprake is van een goed woon- en leefklimaat ter plaatse van de woningen, zijn de achtergrondwaarden bepaald aan de hand van de NSL-monitoringstool (zie onderstaande tabel). Uit deze tool blijkt dat bij de dichtstbijzijnde meetpunten aan de Valburgseweg ruim wordt voldaan aan de normen voor NO2 en PM10. Hierdoor is er sprake van een goed woon- en leefklimaat ter plaatse van het plangebied en heeft het aspect 'luchtkwaliteit' geen belemmeringen voor het plan.
![]() |
Tabel 5.1: achtergrondwaarden luchtkwaliteit (bron: NSL-monitoringstool).
5.4 Bedrijven En Milieuzonering
Onder milieuzonering wordt verstaan het waar nodig zorgen voor een voldoende ruimtelijke scheiding tussen enerzijds bedrijven of overige milieubelastende functies en anderzijds milieugevoelige functies, zoals woningen. Bij de planontwikkeling dient rekening te worden gehouden met milieuzonering om de kwaliteit van het woon- en leefmilieu te handhaven en te bevorderen en daarnaast bedrijven voldoende zekerheid te bieden, zodat zij hun activiteiten duurzaam binnen aanvaardbare voorwaarden kunnen uitvoeren.
Richtafstanden
Bij de milieuzonering wordt gebruik gemaakt van de door de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) opgestelde publicatie 'Bedrijven en milieuzonering'. In de publicatie is een lijst opgenomen met bedrijfstypen. Voor de bedrijfstypen zijn indicatieve (richt)afstanden bepaald voor de milieuaspecten geur, stof, geluid en gevaar. De richtafstanden vormen een indicatie van de aanvaardbaarheid in de situatie dat gevoelige functies in de nabijheid van milieubelastende functies worden gesitueerd. Als bekend is welke activiteiten concreet worden beoogd of aanwezig zijn, kan gemotiveerd worden uitgegaan van de daadwerkelijk te verwachten milieubelasting (in plaats van de richtafstanden).
Omgevingstype
De richtafstanden zijn afgestemd op de omgevingskwaliteit, zoals die wordt nagestreefd in een rustige woonwijk of een vergelijkbaar omgevingstype (zoals een rustig buitengebied, een stiltegebied of een natuurgebied). Een rustige woonwijk is een woonwijk, die is ingericht volgens het principe van functiescheiding. Afgezien van wijkgebonden voorzieningen komen vrijwel geen andere functies (zoals bedrijven en kantoren) voor. Binnen gemengde gebieden heeft men te maken met milieubelastende en milieugevoelige functies, die op korte afstand van elkaar zijn gesitueerd. Direct naast woningen komen andere functies voor, zoals winkels, horeca en kleine bedrijven. Voorbeelden van gebieden met functiemenging zijn horecaconcentratiegebieden, stadscentra, winkelcentra en winkelgebieden van dorpskernen, woon-werkgebieden met kleinschalige ambachtelijke bedrijvigheid, gebieden langs stadstoegangswegen met meerdere functies en lintbebouwing in het buitengebied met veel agrarische en andere bedrijvigheid.
Beoordeling
In de directe omgeving van het plangebied zijn verschillende (agrarische) bedrijven aanwezig. Een overzicht van deze bedrijven is weergegeven in figuur 5.2. Daarnaast ligt het plangebied in de omgeving van een spoorlijn.
![]() |
Figuur 5.2: Ligging functies in de omgeving |
In totaal liggen er zes functies of bedrijven in de omgeving van het plangebied, die nader geanalyseerd moeten worden met betrekking tot het aspect bedrijven en milieuzonering. In onderstaande tabel 5.2 is een overzicht gegeven van de verschillende bedrijven/functies en de milieucategorieën en richtafstanden hiervan. In de laatste kolom van onderstaande tabel zijn de daadwerkelijke afstanden tot de bouwvlakken van de toekomstige woningen weergegeven.
![]() |
Tabel 5.2: Eigenschappen functies in omgeving |
Uit tabel 5.2 kan opgemaakt worden, dat wordt voldaan aan alle richtafstanden conform de VNG-brochure. Echter is voor agrarische bedrijven niet alleen de VNG-brochure, maar ook de Wet geurhinder en veehouderij (Wgv) van belang. Met behulp van verspreidingsmodellen kan de geurbelasting vanuit dierenverblijven op geurgevoelige objecten worden berekend. De geurbelasting van een individuele veehouderij wordt ‘voorgrondbelasting’ genoemd. De geurbelasting is afkomstig van dieren, waarvoor in de Regeling geurhinder en veehouderij (Rgv) een omrekeningsfactor is vastgesteld, zoals varkens, vleesvee, pluimvee, schapen en geiten. De maximaal toegestane geurbelasting van veehouderijen op geurgevoelige objecten is afhankelijk van de ligging (concentratiegebied of geen concentratiegebied en binnen of buiten de bebouwde kom). Het plangebied ligt niet in een concentratiegebied en niet binnen de bebouwde kom. Hierdoor geldt een geurnorm (conform de Wgv) van 8 ouE/m3. Gezien de erg grote afstand tussen de varkenshouderij aan de Eimerensestraat 1 en de geurgevoelige woningen (namelijk circa 650 meter), kan redelijkerwijs worden gesteld dat de woningen buiten de zone van 8 ouE/m3 van deze varkenshouderij liggen.
Naast geurnormen stelt de Wgv ook eisen aan de (vaste) afstanden van veehouderijen tot geurgevoelige objecten. De afstanden gelden voor dieren waarvoor in de Rgv geen omrekeningsfactoren zijn vastgesteld, zoals melkrundvee, vrouwelijk jongvee en paarden. De minimaal aan te houden afstand bedraagt 50 meter tot een geurgevoelig object in het buitengebied. In dit geval wordt ruim aan deze afstand voldaan met betrekking tot de paardenhouderij aan De Wuurde 91.
Overigens zullen de bouwmogelijkheden (bouwcontouren) van geurgevoelige objecten in de toekomstige planologische situatie sterk afnemen ten opzichte van de huidige planologische situatie. Hierdoor zal de toekomstige bebouwing minder geurhinder hebben dan in de huidige situatie mogelijk zou zijn.
Conclusie
Het aspect bedrijven en milieuzonering zal niet voor belemmeringen zorgen voor het plan. Er zijn geen beperkingen over en weer ten opzichte van andere functies.
5.5 Geurhinder
Voor veehouderijen is de regelgeving ten aanzien van het specifieke aspect geur vastgelegd in de Wet geurhinder en veehouderij (Wgv). Bij nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen moet worden gekeken naar de aanvaardbaarheid van deze plannen in verband met omliggende geurbronnen, de zogenaamde omgekeerde werking.
Beoordeling en conclusie
Voor dit aspect wordt verwezen naar de voorgaande paragraaf 'bedrijven en milieuzonering', waarin het geurhinderaspect in samenhang met milieuzonering is beoordeeld. Hierin is aangetoond, dat er sprake is van een goed woon- en leefklimaat met betrekking tot het aspect geur.
5.6 Bodem
In het Besluit ruimtelijke ordening (artikel 3.1.6 lid 1 onder d) is bepaald, dat voor de uitvoerbaarheid van een plan rekening moet worden gehouden met de bodemgesteldheid in het plangebied. Bij functiewijzigingen moet worden bepaald of de bodemkwaliteit voldoende is voor de beoogde functie en of nader onderzoek en eventueel saneringen noodzakelijk zijn. Voor de gevallen waarin de bodemkwaliteit niet voldoet aan de norm voor de beoogde functie, bepaalt de Wet bodembescherming dat de grond zodanig moet worden gesaneerd, dat zij kan worden gebruikt voor de desbetreffende functie (functiegericht saneren). Nieuwe bestemmingen moeten bij voorkeur op schone grond worden gerealiseerd.
Beoordeling
Met de ontwikkeling in dit plan worden drie nieuwe woningen gerealiseerd. Daarom is een verkennend bodemonderzoek conform de NEN 5740 richtlijnen noodzakelijk. De onderzoeksrapportage is opgenomen in de bijlagen (Bijlage 2). Hierna worden de onderzoeksresultaten samengevat weergegeven.
Zowel in de boven- als ondergrond in het onderzoeksgebied, overschrijden de gehalten van alle onderzochte stoffen de achtergrondwaarde niet. In de bodem zijn dan ook geen verontreinigingen aangetroffen. In het grondwater zijn geen gehalten boven de streefwaarden aangetroffen en is er evenmin sprake van verontreinigingen. Vanuit milieu-hygiënisch oogpunt is er daarom geen sprake van belemmeringen voor het toekomstige gebruik. Nader onderzoek is niet noodzakelijk.
Conclusie
Het aspect 'bodem' zorgt op voorhand niet voor belemmeringen voor dit plan. De bodemkwaliteit is geschikt voor het toekomstige gebruik.
5.7 Externe Veiligheid
Het beleid voor externe veiligheid is gericht op het beperken en beheersen van risico's voor de omgeving vanwege handelingen met gevaarlijke stoffen. De handelingen kunnen zowel betrekking hebben op het gebruik, de opslag en de productie, als op het transport van gevaarlijke stoffen. Uit het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi), Besluit externe veiligheid transportroutes (Bevt) en Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) vloeit de verplichting voort om in ruimtelijke plannen in te gaan op de veiligheidsrisico's in het plangebied ten gevolge van handelingen met gevaarlijke stoffen. Deze externe veiligheidsrisico's moeten worden beoordeeld voor twee risiconormen, te weten het plaatsgebonden risico en het groepsrisico. Voor beide risiconormen geldt dat hoe groter de afstand tussen planontwikkeling en risicobron is, des te kleiner zal de impact van het plan zijn op de hoogte van het risico.
Plaatsgebonden risico
Het plaatsgebonden risico (PR) heeft tot doel om hetzelfde minimale beschermingsniveau te bieden voor iedere burger in Nederland. Het PR beschrijft de kans per jaar dat een onbeschermd individu komt te overlijden door een ongeval met gevaarlijke stoffen. Het PR wordt uitgedrukt in risicocontouren rondom de risicobron (bedrijf, weg, spoorlijn, etc.), waarbij de 10-6-contour (kans van 1 op 1 miljoen op overlijden) de maatgevende grenswaarde is.
Groepsrisico
Het groepsrisico (GR) is een afwegingsinstrument dat tot doel heeft een bewuste afweging te stimuleren over het risico op een ongeval met een groot aantal slachtoffers. Het GR beschrijft de kans dat een groep van 10 of meer personen gelijktijdig komt te overlijden ten gevolge van een ongeval met gevaarlijke stoffen. Het GR geeft een indicatie van de maatschappelijke ontwrichting in geval van een ramp. Het GR wordt uitgedrukt in een grafiek, waarin de kans op overlijden van een bepaalde groep (bijvoorbeeld 10, 100 of 1.000 personen) wordt afgezet tegen de kans daarop. Voor het GR geldt een oriëntatiewaarde als ijkpunt in de verantwoording (géén norm).
Voor elke verandering van het GR (af- of toename) in het invloedsgebied moet verantwoording worden afgelegd over de wijze waarop de toelaatbaarheid van deze verandering in de besluitvorming is betrokken.
Samen met de hoogte van het GR moeten andere kwalitatieve aspecten worden meegenomen in de beoordeling van het GR. Onder deze aspecten vallen zelfredzaamheid en bestrijdbaarheid. Onderdeel van deze verantwoording is overleg met (advies vragen aan) de regionale brandweer.
Beoordeling
De ontwikkeling betreft het omvormen van een bestaande bedrijfswoning naar een burgerwoning en het realiseren van drie nieuwe vrijstaande woningen. Daarmee is er sprake van nieuwe kwetsbare objecten. Op basis van de risicokaart van de provincie Gelderland is daarom een inventarisatie gemaakt van de risicobronnen in en rondom het plangebied, die een extern veiligheidsrisico kunnen veroorzaken. In figuur 5.3 is een uitsnede opgenomen van de provinciale risicokaart.
![]() |
Figuur 5.3: uitsnede provinciale risicokaart (raadpleging op 20 april 2018), met het de bewoogde woonlocatie in zwarte cirkel. |
De informatie van de provinciale risicokaart levert de volgende inzichten op.
Transportroutes
Het plangebied ligt op ± 1.640 meter van de Betuweroute, op ± 2.400 meter van de spoorlijn Arnhem – Nijmegen, op ± 1.780 meter van de snelweg A15 en op ± 3.200 meter van de snelweg A50. Over deze transportassen vindt vervoer van gevaarlijke stoffen plaats. Op basis van de regeling basisnet en de provinciale risicokaart is vastgesteld dat de plaatsgebonden risicocontour 10-6 van deze vier risicobronnen niet over het plangebied ligt.
Ten aanzien van het groepsrisico is het plangebied gelegen in het invloedsgebied van de Betuweroute, de spoorlijn Arnhem–Nijmegen, de snelweg A15 en de snelweg A50. Ontwikkelingen binnen het invloedsgebied hebben mogelijk invloed op de hoogte van het groepsrisico. Echter is de afstand tussen het plan en de risicobronnen dermate groot (groter dan 200 meter), dat de wetgever heeft aangegeven dat het groepsrisico alleen beperkt verantwoord hoeft te worden. Hierdoor hoeft niet de hoogte van het groepsrisico in beeld gebracht te worden, maar enkel nog de aspecten zelfredzaamheid en beheersbaarheid.
Buisleidingen
Rondom het plan zijn buisleidingen met gevaarlijke stoffen gelegen. Het invloedsgebied van deze leidingen zijn echter niet gelegen over het plangebied. Dit vormt dan ook geen belemmering voor het plan.
Inrichtingen
Het plangebied ligt op ongeveer ± 1.570 meter van het emplacement van de Betuweroute (genaamd CUP). Bij dit emplacement vinden rangeer bewegingen plaats met gevaarlijke stoffen.
Op basis van de risicokaart is vastgesteld dat plaatsgebonden risicocontour 10-6 niet over het plangebied ligt.
Het invloedsgebied groepsrisico (3.000 meter) van het CUP is wel gelegen over het plangebied.
Gezien de ontwikkeling ten opzichten van de huidige situatie beperkt van aard is (nieuwbouw van 3 extra woningen), neemt het aantal personen maar beperkt toe. Hierdoor zal de gevraagde wijziging wanneer berekend in een risicoberekening voor het groepsrisico niet zichtbaar zijn. Verder blijkt uit de destijds uitgevoerde risicoberekening van het CUP dat de berekende hoogte van het groepsrisico zich ver beneden de oriëntatiewaarde bevindt. Wel moet het groepsrisico uitgebreid verantwoord worden conform artikel 13 van besluit externe veiligheid inrichtingen.
Verantwoording groepsrisico
Het plan is gelegen in het invloedsgebied groepsrisico van verschillende externe veiligheidsrisicobronnen. Conform vigerende wetgeving moet de gemeente hierdoor het groepsrisico verantwoorden. Meer specifiek gaat om de wettelijke verplichting op grond van Besluit externe veiligheid transportroutes (Bevt) artikel 7 en 9 (zie onderdelen H en I) vanwege het vervoer van gevaarlijke stoffen over twee spoorlijnen en twee snelwegen en het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) artikel 13 vanwege het spoor emplacement CUP. De gemeente heeft bij het invullen van de verantwoordingsplicht een grote mate van beoordelingsvrijheid. Ten aanzien van de aspecten bestrijdbaarheid en zelfredzaamheid heeft de veiligheidsregio adviesrecht. Bij het invullen van de verantwoordingsplicht is gebruik gemaakt van het advies van Veiligheids- en Gezondheidsregio Gelderland Midden (VGGM) van 25 april 2018 (kenmerk: 180425-0061).
A. Personendichtheid
Het plan maakt de bouw van vier woningen mogelijk waar voorheen één woning mogelijk was. Hierdoor neemt het aantal personen toe met 7,2 personen conform PGS 1 deel 6 aanwezigheidsgegevens.
B. Hoogte groepsrisico
Door de beperkte toename van het aantal personen (7,2 personen) zal de gevraagde wijziging wanneer berekend in een risicoberekening voor het groepsrisico niet zichtbaar zijn. Verder blijkt uit de destijds uitgevoerde risicoberekening van het CUP door Oranjewoud/Save (kenmerk 040591 – P97, 2004) dat de berekende hoogte van het groepsrisico zich ver beneden de oriëntatiewaarde bevindt.
C. t/m E. Mogelijkheden tot beperking van het groepsrisico binnen de inrichting
Omdat het plan beperkt van aard is en op grote afstand is gelegen van het CUP ziet de gemeente Overbetuwe geen mogelijkheden om het groepsrisico verder te beperken. In het verleden zijn er aanvullende veiligheidsmaatregelen opgenomen in de omgevingsvergunning van het CUP.
F. De voor- en nadelen van andere mogelijkheden voor ruimtelijke ontwikkelingen met een lager groepsrisico
De bebouwing is binnen het plangebied al zover mogelijk van de risicobron af gesitueerd. De gemeente Overbetuwe ziet dan ook geen andere mogelijkheden voor een ruimtelijke ontwikkeling met een lager groepsrisico.
G. Mogelijkheden en de voorgenomen maatregelen tot beperking van het groepsrisico in de nabije toekomst
De gemeente Overbetuwe is niet voornemens nieuwe maatregelen te nemen om het groepsrisico te beperken.
H. beheersbaarheid
Bij een calamiteit zal de brandweer zich inzetten om effecten ten gevolge van het incident met toxische stoffen te beperken. Deze inzet zal voornamelijk plaatsvinden bij de bron. De brandweer richt zich dan niet direct op het bestrijden van effecten in of nabij het plangebied. De mogelijkheden voor bestrijdbaarheid worden daarom niet verder in beschouwing genomen. VGGM ziet ook geen reden om nader te adviseren in het kader van de beheersbaarheid.
I. Zelfredzaamheid
Bij een calamiteit is het belangrijk dat de aanwezigen in het plangebied worden geïnformeerd.
Hoe te handelen bij een incident. Hiervoor wordt gebruik gemaakt van de zogenaamde waarschuwings- en alarmeringspalen (WAS palen) en NL-Alert. Bij een scenario waarin toxische stoffen vrijkomen is het advies om te schuilen in een gebouw, waarvan ramen, deuren en ventilatie gesloten kunnen worden. De mogelijkheden voor zelfredzaamheid zijn voldoende en VGGM ziet ook geen reden om aanvullend te adviseren.
Conclusie
Het plan ligt buiten de plaatsgebonden risicocontour 10-6 van een inrichting, buisleiding en transportroute met een externe veiligheidsrisico. De plaatsgebonden risicocontour van de diverse risicobronnen vormt geen belemmering voor de realisatie van het plan.
Ten aanzien van het groepsrisico ligt het plangebied in het invloedsgebied van de Betuweroute, de spoorlijn Arnhem-Nijmegen, de snelweg A15 en A50 en het CUP. Op basis van de verantwoording groepsrisico (zie hierboven) kan worden geconcludeerd dat het ruimtelijke initiatief geen significant effect heeft op het groepsrisico, dan wel de mogelijkheden voor rampenbestrijding en zelfredzaamheid. Daarmee is het aspect externe veiligheid geen belemmering voor de realisatie van het plan. De VGGM zag eveneens ook geen aanleiding om aanvullend te adviseren in het kader van de zelfredzaamheid en beheersbaarheid.
5.8 Kabels En Leidingen
Het verrichten van werkzaamheden in de nabijheid van hoogspanningsmasten en -kabels en dergelijke, kan gevaar met zich meebrengen. Om dit gevaar zoveel mogelijk te beperken moet de leidingbeheerder aangeven onder welke voorwaarden de werkzaamheden veilig plaats kunnen vinden.
Beoordeling en conclusie
In en nabij het plangebied zijn geen planologisch relevante kabels en leidingen aanwezig. Dit aspect levert dan ook geen belemmeringen op voor de realisatie van het plan.
5.9 Waterparagraaf
Op grond van het Besluit ruimtelijke ordening (artikel 3.1.6 lid 1 onder b) moet inzicht worden gegeven in de gevolgen voor de waterhuishouding die samenhangen met de ruimtelijke ontwikkeling die mogelijk wordt gemaakt. Daarbij zijn de hierna beschreven beleidsstukken van belang.
Rijksbeleid
Nationaal waterplan
In december 2015 stelde het kabinet het Nationaal Waterplan vast. Dit plan geeft op hoofdlijnen aan welk beleid het Rijk in de periode 2016-2021 voert om te komen tot een duurzaam waterbeheer. Het Nationaal Waterplan richt zich op bescherming tegen overstromingen, beschikbaarheid van voldoende en schoon water, en diverse vormen van gebruik van water. Ook worden de maatregelen genoemd die hiertoe worden genomen.
Op basis van de Wet ruimtelijke ordening heeft het Nationaal Waterplan voor de ruimtelijke aspecten de status van structuurvisie.
Provinciaal beleid
Provinciaal Waterplan
In het Waterplan Gelderland is het waterbeleid beschreven aan de hand van een aantal thema's, zoals landbouw, wateroverlast, watertekort, natte natuur, grondwaterbescherming en hoogwaterbescherming. Voor deze thema's is beschreven welke doelstellingen voor 2027 en 2015 er liggen. Daarbij is beschreven hoe de provincie voor de planperiode de uitvoering van acties ziet om die doelstellingen te bereiken. Bij sommige thema's gelden aanvullende waterdoelstellingen voor specifieke waterhuishoudkundige functies.
Waterschap Rivierenland
Waterbeheerplan 2016-2021
Dit plan, vastgesteld op 27 november 2015, gaat over het waterbeheer in het hele rivierengebied en het omvat alle watertaken van het waterschap: waterkwantiteit, waterkwaliteit, waterkering en waterketen. In het Waterbeheerplan staat wat Waterschap Rivierenland de komende periode gaat doen om inwoners van het rivierengebied veiligheid en voldoende schoon en mooi water in sloten en plassen te kunnen blijven bieden. Het plan is in samenwerking met onder meer de gemeente Overbetuwe opgesteld.
Keur Waterschap Rivierenland 2014
Voor waterhuishoudkundige ingrepen is de 'Keur Waterschap Rivierenland 2014' van toepassing. De Keur is een waterschapsverordening die gebods- en verbodsbepalingen bevat met betrekking tot ingrepen, die consequenties hebben voor de waterhuishouding en het waterbeheer. Zo is het onder andere verboden om handelingen te verrichten waardoor het onderhoud, aanvoer, afvoer en/of berging van water kan worden belemmerd, zonder een ontheffing van het Waterschap. De wateren en waterkeringen, waarop de keur van toepassing is, zijn vastgelegd in de legger wateren.
Realisatie van nieuwe bebouwing en/of verhard oppervlak moet hydrologisch neutraal worden uitgevoerd. Bij het toevoegen van bebouwing of verharding geldt een compensatieplicht. Er geldt een eenmalige vrijstelling van de compensatieplicht wanneer minder verharding dan 500 m² in stedelijk gebied of minder dan 1.500 m² in landelijk gebied wordt toegevoegd.
Gemeente Overbetuwe
Waterplan Overbetuwe
In 2008 stelde de gemeente Overbetuwe in samenwerking met het Waterschap Rivierenland het Waterplan Overbetuwe vast. Het waterbeheerplan van het waterschap is later geactualiseerd (zie hierboven), ook in samenwerking met onder meer de gemeente Overbetuwe. Beide plannen gelden naast elkaar.
In het Waterplan Overbetuwe wordt het beleidskader geschetst en worden concrete maatregelen voor het watersysteem uitgewerkt. Naast het waterplan wordt parallel een Gemeentelijk Rioleringsplan (GRP) opgesteld waarin de maatregelen voor de riolering (waterketen) worden uitgewerkt.
Met het opstellen van een waterplan wordt inzicht gegeven in de relevante wateropgaven voor de gemeente Overbetuwe, zoals:
- wateroverlast, het zoeken van oplossingen om wateroverlast tegen te gaan;
- waterkwaliteit, het onderzoeken van mogelijkheden voor het verbeteren van de waterkwaliteit;
- grondwater, het inventariseren van grondwateroverlast;
- beleving van water, burgers betrekken bij water;
- afspraken en taken van waterschap en gemeente.
Beoordeling
Dit bestemmingsplan voorziet in een sterke afname van het verhard oppervlak in het plangebied. Dit is zichtbaar in figuur 5.3 en 5.4 in paragraaf 5.6 van deze toelichting. In totaal wordt 2.441 m² (voormalige) bedrijfsbebouwing verwijderd, plus een groot deel van de daarbij gelegen verharding. Daarvoor in de plaats worden drie nieuwe vrijstaande woningen met bijgebouwen opgericht, alsmede een gedeeld erf met een ontsluiting op de weg. De bestaande bedrijfswoning blijft behouden. Daarnaast wordt ook het parkeerterrein aan de overzijde van de straat opgeheven, waardoor het verhard oppervlak ook op dit perceel af zal nemen.
De aanzienlijke afname van het verhard oppervlak heeft een positief effect op de infiltratie van hemelwater. Er zal daardoor minder sprake zijn van het versneld afvoeren van hemelwater ten opzichte van de huidige situatie. Het realiseren van waterberging is om deze reden niet noodzakelijk. De compensatieverplichting van de Keur is niet aan de orde.
Op de planlocatie is een poel aan de noordzijde van het perceel aanwezig. Aan de zuid- en oostzijde van het plangebied lopen enkele watergangen met een secundair en tertiair belang (B- en C-watergangen). De ontwikkelingen hebben geen invloed op deze poel en watergrangen; de nieuwe bebouwing wordt niet in de buurt van het oppervlaktewater opgericht. Dat geldt ook voor de nieuwe parkeervoorzieningen. Er worden daarnaast geen ingrepen in de bodem gedaan die het grondwatersysteem kunnen veranderen. De bestaand bedrijfswoning is aangesloten op het gemeentelijk rioolstelsel. Afvalwater wordt via het gemeentelijk rioolstelsel getransporteerd. Negatieve effecten op oppervlaktewater of op de veiligheid van een waterkering zijn uitgesloten. Bij de uitwerking van het initiatief voor de bouw van het nieuwe woongebouw, moeten schoon hemelwater en vuilwater gescheiden worden afgevoerd.
5.10 Flora En Fauna
De bescherming van de natuur is sinds 1 januari 2017 vastgelegd in de Wet Natuurbescherming (Wnb). Deze heeft de Natuurbeschermingswet 1998, de Flora- en faunawet en de Boswet vervangen. De Wnb geeft het wettelijke kader voor de bescherming van natuurgebieden en voor soortenbescherming. Bij de voorbereiding van een ruimtelijk plan moet worden onderzocht of de Wnb de uitvoering van het plan niet in de weg staat in verband met de bescherming van gebieden en dier- en plantsoorten. De provincies zijn het bevoegd gezag voor zowel de gebieds- als de soortenbescherming.
Gebiedsbescherming
In de Wnb is de bescherming opgenomen van Natura 2000-gebieden en het Natuurnetwerk Nederland (NNN). Bij de voorbereiding van een bestemmingsplan moet worden onderzocht of dit plan, afzonderlijk of in combinatie met andere plannen of projecten, significante gevolgen kan hebben voor een Natura 2000-gebied. Natura 2000-gebieden hebben een externe werking, zodat ook ingrepen die buiten deze gebieden plaatsvinden en verstoring kunnen veroorzaken, moeten worden getoetst op het effect van de ingreep op soorten en habitats. Een ruimtelijk plan dat significante gevolgen kan hebben voor een Natura 2000-gebied, kan alleen worden vastgesteld als uit een passende beoordeling de zekerheid is verkregen dat het plan de natuurlijke kenmerken van het gebied niet zal aantasten. Als deze zekerheid er niet is, kan het plan worden vastgesteld als wordt voldaan aan de volgende drie voorwaarden:
- alternatieve oplossingen zijn niet voorhanden;
- het plan is nodig om dwingende redenen van groot openbaar belang, met inbegrip van redenen van sociale of economische aard; en
- de noodzakelijke compenserende maatregelen worden getroffen om te waarborgen dat de algehele samenhang van het Natura 2000-netwerk bewaard blijft.
Het Natuurnetwerk Nederland (NNN, voorheen: Ecologische Hoofdstructuur (EHS)) is een samenhangend netwerk van bestaande en te ontwikkelen natuurgebieden. Het netwerk wordt gevormd door kerngebieden, natuurontwikkelingsgebieden en ecologische verbindingszones. Voor deze gebieden geldt een planologisch beschermingsregime. Het NNN is op provinciaal niveau uitgewerkt in het Gelders Natuurnetwerk (GNN) met de bijbehorende Groene Ontwikkelingszones (GO). Activiteiten in deze gebieden zijn alleen toegestaan als ze geen negatieve effecten hebben op de wezenlijke kenmerken of waarden of als deze kunnen worden tegengegaan met mitigerende maatregelen.
Soortenbescherming
In de Wnb wordt een onderscheid gemaakt tussen:
- soorten die worden beschermd in de Vogelrichtlijn;
- soorten die worden beschermd in de Habitatrichtlijn en de verdragen van Bern en Bonn;
- de bescherming van overige soorten.
Per beschermingsregime is aangegeven welke verboden er gelden en onder welke voorwaarden ontheffing of vrijstelling kan worden verleend door het bevoegd gezag.
Beoordeling
Met dit bestemmingsplan vindt ene functiewijziging van een horecabestemming naar een woonbestemming plaats. De huidige bebouwing, met uitzondering van het bestaande woonhuis, wordt gesloopt en er worden drie nieuwe woningen opgericht. De functiewijziging en de benodigde ingrepen hebben mogelijk gevolgen voor beschermde natuurgebieden of soorten. Daarom is een flora- en faunaonderzoek uitgevoerd (Bijlage 3). Hierna worden de onderzoeksresultaten besproken.
Gebiedsbescherming
In de omgeving van het plangebied zijn geen beschermde natuurgebieden aanwezig. Het meest nabij gelegen Natura 2000-gebied is het gebied 'Rijntakken', dat ongeveer 3,7 kilometer van het plangebied ligt. Ook gebieden, die behoren tot het Natuur Netwerk Nederland, liggen op ruime afstand van het plangebied (ten minste 1,7 kilometer). Gezien de aard van de ontwikkelingen in het plangebied en de afstand tot beschermde natuurgebieden, kunnen negatieve effecten op deze gebieden op voorhand worden uitgesloten. De ligging van Natura 2000- en NNN-gebieden is in figuur 5.4 en 5.5 weergegeven.
![]() |
Figuur 5.4: Ligging Natura 2000 in de omgeving |
![]() |
Figuur 5.5: Ligging Natuur Netwerk Nederland in de omgeving |
Soortenbescherming
Huismus
Het huidige woonhuis, dat wordt behouden, wordt mogelijk als broedlocatie door huismussen gebruikt. Nesten van huismussen zijn jaarrond beschermd. Voor zover er geen ingrepen aan de buitenzijde van het gebouw plaatsbinden, is er geen sprake van aantasting of verstoring van bestplaatsen. Van dergelijke ingrepen is op voorhand geen sprake. Wanneer deze toch aan de orde zijn, moet tijdens het broedseizoen vervolgonderzoek plaatsvinden voorafgaand aan de eventuele ingrepen.
Kerkuil
In het plangebied is geen sprake van een voortplantingsplaats voor kerkuilen. De te slopen schuur heeft een functie als roestplaats (vaste rustplaats). Voorafgaand aan de sloop van dit gebouw, zal een mitigatieplan moeten worden opgesteld en een ontheffingsaanvraag bij de provincie Gelderland moeten worden ingediend.
Buizerd en ransuil
In een wilg aan de noordkant van het plangebied is een horst aanwezig, die als broedlocatie kan dienen voor ransuilen of buizerds. Omdat deze boom en de omliggende bomen behouden blijven volgens het inrichtingsplan, is er geen sprake van een overtreding en is nader onderzoek naar het gebruik van de horst door de genoemde soorten niet aan de orde.
Algemene broedvogels
Voor de algemene broedvogelsoorten, die in het plangebied te verwachten zijn, zullen geen overtredingen plaatsvinden als het groen buiten het broedseizoen wordt verwijderd. Ook is geen overtreding aan de orde wanneer de nesten niet in gebruik zijn op het moment van verwijdering.
Vleermuizen
Het huidige woonhuis, dat wordt behouden, is geschikt als verblijfplaats voor vleermuizen. Omdat de woning behouden blijft, is een overtreding van de Wnb vooralsnog niet aan de orde. Dit is mogelijk wel het geval, wanneer er ingrepen aan de buitenzijde van het gebouw plaatsvinden. In dat geval is nader onderzoek conform het protocol voor vleermuisonderzoek naar de functie van het woonhuis voor vleermuizen noodzakelijk.
Het plangebied zal daarnaast gebruikt kunnen worden als foerageergebied voor verschillende in de omgeving verblijvende vleermuissoorten. De plannen vormen geen aantasting van belangrijk foerageerhabitat voor vleermuizen. De geschikte foerageermogelijkheden, zoals de vijvers, bomen en struweel, blijven behouden. Daarnaast worden er geen potentiële vliegroutes verstoord.
Vaatplanten
Niet geheel uitgesloten is, dat er op de toekomstige woonpercelen beschermde vaatplanten (brede wolfsmeld, groot spiegelklokje, grote leeuwenklauw) voorkomen. Deze plantensoorten vallen onder het beschermingsregime van paragraaf 3.3 Wnb. Nader onderzoek in de periode juli-augustus is noodzakelijk om aan te tonen of deze te verwachten plantensoorten daadwerkelijk voorkomen en of deze met de voorgenomen werkzaamheden verloren gaan.
Overige soort(groep)en
Overtreding van de Wnb ten aanzien van overige soorten en soortgroepen is om verschillende in de onderzoeksrapportage beschreven redenen redelijkerwijs uitgesloten. De algemene zorgplicht moet ten aanzien van deze soortgroepen in acht worden genomen.
Conclusie
Het aspect 'flora en fauna' zal op voorhand niet voor belemmeringen zorgen voor de uitvoering van het plan. Wel is voorafgaand aan de benodigde ingrepen (sloop, verwijderen van verharding, verwijderen van beplanting, nieuwbouw) nader onderzoek nodig naar:
- huismussen, voor zover er sprake is van ingerepen aan de buitenzijde van de bestaande woning;
- verblijfplaatsen voor vleermuizen, voor zover er sprake is van ingerepen aan de buitenzijde van de bestaande woning;
- algemene broedvogels, wanneer er groen in het broedseizoen wordt verwijderd;
- beschermde vaatplanten.
5.11 Archeologie En Cultuurhistorie
Archeologie
De bescherming van archeologisch erfgoed in Nederland is vastgelegd in de Erfgoedwet, die op 1 juli 2016 in werking is getreden. De Erfgoedwet is in de plaats gekomen van zes wetten en regelingen op het gebied van cultureel erfgoed, waaronder de Monumentenwet 1988. Onderdelen van de Monumentenwet, die van toepassing waren op de fysieke leefomgeving, gaan naar de Omgevingswet, die in 2019 van kracht wordt. Voor deze onderdelen is daartoe in de Erfgoedwet voor de periode 2016-2019 een overgangsregeling opgenomen.
De basis van de bescherming van archeologisch erfgoed in de Erfgoedwet is het verdrag van Valletta (ook wel het verdrag van Malta). De bescherming heeft als doel om archeologisch erfgoed zoveel mogelijk in situ, dus in de grond, te behouden. Dankzij het principe van “de verstoorder betaalt” uit het verdrag van Valletta worden meer archeologische resten in situ behouden.
De gemeente Overbetuwe heeft voor haar gemeentelijk grondgebied een erfgoedplan en een archeologische beleidsadvieskaart gemaakt. Het erfgoedplan beoogt versterking van de plaats en betekenis van cultuurhistorie als factor in het ruimtelijk beleidsproces.
Cultuurhistorie
Op grond van het Besluit ruimtelijke ordening (artikel 3.1.6, tweede lid, onderdeel a Bro) moet in het plan rekening worden gehouden met cultuurhistorie. Cultuurhistorie heeft onder andere betrekking op de historische stedenbouwkundige en historisch geografische waarden in het gebied. In het plan moet beschreven worden hoe met de in het gebied aanwezige waarden en de aanwezige of te verwachten monumenten wordt omgegaan.
De Erfgoedwet bevat de wet- en regelgeving voor behoud en beheer van het cultureel erfgoed en archeologie in Nederland. Het is op basis hiervan verplicht om de facetten historische (steden)bouwkunde en historische geografie mee te nemen in de belangenafweging. Hierbij gaat het om zowel beschermde als niet formeel beschermde objecten en structuren.
Beoordeling
Archeologie
Het plangebied ligt in een gebied met een hoge archeologische verwachting volgens de archeologische beleidskaart (zie figuur 5.8). Daarnaast is in het huidige bestemmingsplan voor het grootste deel van het plangebied de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologische verwachting 2' opgenomen. In dit bestemmingsplan worden de archeologische (verwachtings)waarden, zoals aangegeven op de beleidskaart, doorvertaald met een dubbelbestemming op de verbeelding. Op deze wijze is de bescherming van eventuele archeologische waarden voor de toekomst gewaarborgd. Op basis van deze bestemmingen dient voorafgaand aan de bouw- of andere grondwerkzaamheden een archeologisch onderzoek te worden uitgevoerd, als de drempelwaarden door de omvang van de werkzaamheden worden overschreden. Op voorhand is er geen sprake van belemmeringen.
![]() |
![]() |
Figuur 5.6: Ligging plangebied op de archeologische beleidskaart van Overbetuwe |
Cultuurhistorie
De provincie Gelderland heeft haar cultuurhistorische waarden weergegeven op de kaart 'Historisch landschap, historische stedenbouw en archeologie'. Een uitsnede van deze kaart ter plaatse van het plangebied is weergegeven in figuur 5.7.
In figuur 5.7 is te zien dat het plangebied niet ligt bij beschermde Rijks- of gemeentelijke monumenten. Daarnaast zijn er geen molens, historische buitenplaatsen of historisch geografische lijnen aanwezig binnen en nabij het plangebied. Tevens is geen sprake van een beschermd dorpsgezicht. Dit plan zal daarom geen invloed hebben op de door gemeente en provincie aangeduide cultuurhistorische waarden.
![]() |
Figuur 5.7: Ligging cultuurhistorische waarden t.o.v. het plangebied |
Conclusie
Om bovenstaande redenen zullen de aspecten archeologie en cultuurhistorie niet voor belemmeringen zorgen voor dit bestemmingsplan. De dubbelbestemming 'Waarde - Archeologische verwachting 2' blijft gehandhaafd. Het plan zal tevens geen invloed hebben op de cultuurhistorische waarden, zoals vastgesteld door de provincie Gelderland en de gemeente Overbetuwe.
5.12 Verkeer En Parkeren
Verkeer
In de huidige (planologische) situatie is een horecafunctie in de vorm van dagrecreatie met een oppervlakte van 2.441 m2 aan bedrijfsgebouwen toegestaan. Dit is een functie met een forse potentiële verkeersaantrekkende werking. Aangezien deze horeca- en recreatieve functie zullen verdwijnen en er slechts drie extra woningen worden gerealiseerd in het plangebied, kan gesteld worden dat de verkeersgeneratie van het plangebied zal afnemen ten opzichte van de huidige (planologische) situatie. Het nieuwe erf is vanaf De Wuurde via een gezamenlijke oprit ontsloten ter plaatse van de bestaande ontsluiting. Via de gezamenlijke oprit is er ook toegang tot de achtergelegen agrarische percelen. Het aspect 'verkeer' zorgt niet voor belemmeringen.
Parkeren
De gemeente Overbetuwe heeft parkeernormen vastgesteld in de Nota Parkeernormen gemeente Overbetuwe 2016 (hierna: de Nota). In de huidige situatie zijn functies met een grote parkeervraag (dagrecreatie en restaurant) toegestaan. In de toekomstige situatie worden er drie woningen toegevoegd, naast de te behouden (bedrijfs)woning. Het benodigde aantal parkeerplaatsen zal afnemen ten opzichte van de huidige situatie, waardoor de bestaande parkeerplaatsen op zowel het terrein van de bedrijfswoning als aan de overzijde van de straat opgeheven kunnen worden.
Er moeten voldoende parkeerplaatsen gerealiseerd worden voor de vier woningen in de toekomstige situatie. In totaal zullen acht parkeerplaatsen gerealiseerd worden, waarmee wordt voldaan aan de Nota Parkeernormen 2016 van de gemeente Overbetuwe. Deze parkeerplaatsen worden op eigen terrein gerealiseerd. Het inrichtingsplan voorziet hierin. In de planregels is opgenomen, dat voldoende parkeerplaatsen op eigen terrein moeten worden gerealiseerd. Het aspect 'parkeren' zorgt daarom niet voor belemmeringen.
Hoofdstuk 6 Juridische Planopzet
6.1 Algemene Opzet
Inleiding
Dit hoofdstuk bevat de concrete vertaling van het beleidsgedeelte en de gewenste ontwikkelingen en reparaties (voorafgaande hoofdstukken) in het juridisch gedeelte van het bestemmingsplan (de verbeelding en regels).
Het bestemmingsplan 'Buitengebied, De Wuurde 112, Elst' bestaat uit de volgende onderdelen:
De toelichting
In de toelichting is de ontwikkeling beschreven en verantwoord, zowel op basis van het beleid als op basis van milieu-hygiënische aspecten, aangevuld met een toelichting op de juridische opzet.
De regels
Deze bevatten de bouw- en gebruiksregels binnen de verschillende bestemmingen en algemene regels die in het gehele plangebied gelden. Daarnaast zijn waar nodig afwijkings- en wijzigingsbevoegdheden opgenomen, om het plan de benodigde flexibiliteit te geven.
De verbeelding
Op de verbeelding zijn de bestemmingen 'Agrarisch', 'Wonen' en 'Waarde - Archeologische verwachting 2 ' opgenomen. Ook zijn er vier bouwvlakken opgenomen.
De opzet van het plan
Het bestemmingsplan is een juridisch plan, dat bindend is voor de inwoners en voor de overheid. Qua systematiek is aangesloten bij het huidige bestemmingsplan 'Buitengebied Overbetuwe'.
Bouwplan
Indien een aanvraag om omgevingsvergunning wordt ingediend, zijn in eerste instantie de bestemming met bijhorende regels van belang. Als het nieuwe en het beoogde gebruik past binnen de toegekende bestemming, dan kan de omgevingsvergunning worden verleend.
6.2 Toelichting Op De Verbeelding En Regels
Op de verbeelding zijn de bestemmingen onderscheiden. De bestemmingen zijn afgeleid uit het gebruik (de aanwezige functies). De bestemmingen vormen het zogenaamde casco van het plan, waarvan in beginsel niet mag worden afgeweken. Hierna worden de in het plan opgenomen bestemmingen nader toegelicht.
Agrarisch
De gronden rondom de toekomstige woonpercelen hebben de bestemming 'Agrarisch' gekregen. Ook het terrein ten zuiden van de straat De Wuurde behoudt deze bestemming, waarbij de functieaanduiding als parkeerterrein vervalt. De bestemming 'Agrarisch' past bij het toekomstige gebruik en de inrichting van de genoemde gronden. De gronden met deze bestemming zijn onder meer bestemd voor de uitoefening van een grondgebonden agrarisch bedrijf, hobbymatig agrarisch grondgebruik, extensieve dagrecreatie en bijbehorende voorzieningen waaronder tuinen en erven. Er is geen bouwvlak opgenomen en er zijn uitsluitend kleinschalige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, toegestaan.
Wonen
In de toekomstige situatie zijn er vier kleinschalige woonpercelen beoogd met een gemeenschappelijk centraal erf met ontsluiting. Deze gronden zijn bestemd als 'Wonen', waarbij het bestemmingsvlak in omvang is begrensd en de begrenzing is afgestemd op het inrichtingsplan. Er zijn bouwvlakken opgenomen, waarbinnen de woningen zijn toegestaan. Per bouwvlak is één woning toegestaan met een maximale goot- en bouwhoogte van respectievelijk 4 en 8 meter en een maximale inhoud van 600 m³. Voor de te behouden bedrijfswoning geldt de huidige maatvoering als maximum. Per bouwperceel zijn aan- en uitbouwen en bijgebouwen toegestaan binnen de aanduiding 'bijgebouwen'. Aan- en uitbouwen zijn niet toegestaan voor de naar het centrale erf en de straat De Wuurde gekeerde gevels. In de bouwregels zijn maatvoeringseisen opgenomen.
De gronden met de bestemming 'Wonen' zijn bestemd voor wonen, al dan niet met een aan huis gebonden beroep onder voorwaarden, hobbymatig agrarisch grondgebruik, tuinen, erven en bijbehorende voorzieningen. Het gebruik van de bebouwing en gronden voor woondoeleinden is toegestaan onder de voorwaarden dat er voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein aanwezig is, dat alle voormalige bedrijfsgebouwen zijn gesloopt en dat de landschappelijke inpassing, zoals aangegeven in het inrichtingsplan, tijdig wordt gerealiseerd en in stand wordt gehouden. In de planregels zijn hiertoe voorwaardelijke verplichtingen opgenomen.
Waarde - Archeologische verwachting 2
In het plangebied is de archeologische dubbelbestemming 'Waarde - Archeologische verwachting 2' opgenomen, ten behoeve het behoud en de bescherming van archeologische waarden in of nabij het plangebied. Deze dubbelbestemming komt overeen met de archeologische beleidskaart van de gemeente en het huidige bestemmingsplan. Naast de betreffende dubbelbestemming hebben de betrokken gronden altijd nog de betreffende hoofdbestemming. De regels van de hoofdbestemming en de dubbelbestemming zijn beide van toepassing, maar bij strijd tussen deze bepalingen prevaleren de bepalingen van de dubbelbestemming. De reden hiervoor is dat de belangen van de dubbelbestemming zwaarder wegen dan die van de hoofdbestemming. De dubbelbestemming bevat een omgevingsvergunningplicht en plicht tot het doen van archeologisch onderzoek voor bodemingrepen dieper dan 0,3 meter onder het maaiveld, met een oppervlakte van meer dan 100 m². Voordat een omgevingsvergunning voor het 'bouwen' wordt verleend waarbij deze drempelwaarde wordt overschreden, moet een archeologisch onderzoek worden uitgevoerd.
Algemene regels
Anti-dubbeltelregel
Deze regel is opgenomen om te voorkomen dat, wanneer volgens een bestemmingsplan bepaalde gebouwen en bouwwerken niet meer dan een bepaald deel van een bouwperceel mogen beslaan, het opengebleven terrein nog eens meetelt bij het toestaan van een ander gebouw of bouwwerk, waaraan een soortgelijke eis wordt gesteld.
Algemene bouwregels
In dit artikel is een regeling met betrekking tot ondergronds bouwen opgenomen. Dit is in beginsel uitsluitend toegestaan, daar waar bovengronds ook gebouwen zijn toegestaan. Tevens is een regeling opgenomen ten aanzien van bestaande afwijkende maatvoeringen, zoals hoogten en oppervlakten.
Algemene gebruiksregels
Dit artikel bevat de vormen van gebruik, die in ieder geval strijdig zijn met de regels van het bestemmingsplan.
Algemene afwijkingsregels
In dit artikel wordt een opsomming gegeven van de regels waarvan door middel van een omgevingsvergunning afgeweken kan worden van het bestemmingsplan. Het gaat hier onder meer om kleinschalige afwijkingen van de voorschreven maatvoering, overschrijdingen van de bouwgrenzen en tijdelijk kamperen.
Algemene wijzigingsregels
In dit artikel wordt een opsomming gegeven van de regels waarvan door middel van een wijzigingsplan afgeweken kan worden van het bestemmingsplan. Dit betreft kleine wijzigingen van de bestemmingsgrenzen en het bouwen van kleine gebouwen voor openbare nutsvoorzieningen.
Algemene procedureregels
In dit artikel is de procedure in geval van toepassing van de in het plan opgenomen wijzigingsbevoegdheden beschreven.
Overgangs- en slotregels
Overgangsrecht
Het voor alle bestemmingsplannen verplichte overgangsrecht is opgenomen. Bouwwerken welke op het moment van inwerkingtreding van het bestemmingsplan bestaan (of waarvoor een omgevingsvergunning voor het bouwen is aangevraagd) mogen blijven bestaan, ook al is er strijd met de bebouwingsregels. De overgangsbepaling houdt niet in dat het bestaand, illegaal opgerichte, bouwwerk legaal wordt, noch brengt het met zich mee dat voor een dergelijk bouwwerk alsnog een omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen kan worden verleend. Burgemeester en wethouders kunnen in beginsel dus nog gewoon gebruik maken van hun handhavingbevoegdheid. Het gebruik van de grond en opstallen, dat afwijkt van de regels op het moment van inwerkingtreding van het plan mag eveneens worden voortgezet.
Slotregel
Dit artikel geeft aan op welke manier de regels kunnen worden aangehaald.
Hoofdstuk 7 Financiële Toelichting
Kostenverhaal
Uitgangspunt voor de beoogde ontwikkelingen is dat deze voor de gemeente budgetneutraal worden ontwikkeld. Op grond van artikel 6.12 lid 1 Wet ruimtelijke ordening (Wro) is de gemeenteraad van Overbetuwe verplicht om, als sprake is van een bouwplan, de gemeentelijke kosten te verhalen. In dit geval is er sprake van een bouwplan, omdat er drie nieuwe woningen worden opgericht. Met de initiatiefnemer is daarom een anterieure overeenkomst afgesloten, waarin het kostenverhaal in voldoende mate gewaarborgd is. Ook is met de initiatiefnemer een planschadeovereenkomst afgesloten.
Financiële haalbaarheid
Er zijn geen onvoorziene hoge kosten te verwachten. Ook is er geen sprake van onzekere financiële bijdragen van anderen. De financieel-economische haalbaarheid is hiermee in voldoende mate aangetoond.
Hoofdstuk 8 Overleg En Inspraak
8.1 Inleiding
De procedures voor vaststelling van een bestemmingsplan zijn door de wetgever geregeld. Aangegeven is dat tussen gemeente en verschillende instanties waar nodig overleg over het plan moet worden gevoerd voordat een ontwerpplan ter visie gelegd kan worden. Bovendien kan het noodzakelijk zijn om belanghebbenden de gelegenheid te bieden om hun visie omtrent het plan te kunnen geven. Dit is afhankelijk van de inspraakverordening van de gemeente. Pas daarna kan de wettelijke procedure met betrekking tot vaststelling van het bestemmingsplan van start gaan.
8.2 Inspraak
De Wro zelf bevat geen bepalingen over inspraak. Dat neemt niet weg dat het de gemeente vrij staat toch inspraak te verlenen op grond van de gemeentelijke inspraakverordening. In relatie daarmee bepaalt artikel 150 van de Gemeentewet onder meer dat in een gemeentelijke inspraakverordening moet worden geregeld op welke wijze personen en rechtspersonen hun mening kenbaar kunnen maken. Voor dit bestemmingsplan heeft, gezien de aard en kleinschalige omvang van de ontwikkelingen die met deze bestemmingsplanherziening mogelijk gemaakt zijn, geen inspraak plaatsgevonden.
8.3 Overleg
Artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) geeft aan dat het bestuursorgaan dat belast is met de voorbereiding van een bestemmingsplan overleg pleegt met de besturen van betrokken gemeenten en waterschappen. Ook moet overleg worden gepleegd met die diensten van provincie en Rijk, die betrokken zijn bij de zorg voor de ruimtelijke ordening of belast zijn met de behartiging van belangen, welke in het plan in het geding zijn. Gezien de aard en omvang van de ontwikkelingen, heeft in dit geval geen vooroverleg plaatsgevonden.
8.4 Vaststellingsprocedure
De vaststellingsprocedure van het bestemmingsplan heeft plaatsgevonden volgens artikel 3.8 van de Wet ruimtelijke ordening. Het bestemmingsplan is in dit kader ter visie gelegd gedurende een periode van zes weken met ingang van 21 juni 2018. Gedurende deze periode kon een ieder zijn zienswijzen kenbaar maken tegen het plan. Er is één zienswijze ingediend tegen het ontwerpbestemmingsplan. Deze zienswijze heeft geleid tot aanpassing van paragraaf 5.4 van de toelichting. Daarnaast zijn er ambtshalve twee wijzigingen in de toelichting en de bijlagen bij de toelichting aangebracht. Dit betreft een uitgevoerd bodemonderzoek en een quick scan flora en fauna. De onderzoeksrapportages zijn als bijlagen bij de toelichting toegevoegd en de onderzoeksresultaten zijn verwerkt in de paragrafen 5.6 en 5.10 van de toelichting. In het Rapport zienswijzen & ambtshalve wijzigingen is de zienswijze samengevat en van een reactie voorzien en zijn de wijzigingen in het plan aangegeven.
Het plan is vervolgens op 13 bovember 2018 gewijzigd vastgesteld door de gemeenteraad.
8.5 Beroep
Na vaststelling wordt het bestemmingsplan voor de tweede maal zes weken ter visie gelegd. Gedurende deze periode kunnen belanghebbenden tegen het vaststellingsbesluit beroep instellen bij de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State. Indien geen beroep wordt ingesteld, is het plan na deze beroepstermijn onherroepelijk en treedt het plan in werking.
Bijlage 1 Landschappelijke Inpassing
Bijlage 1 Landschappelijke inpassing
Bijlage 2 Nota Parkeernormen Overbetuwe
Bijlage 2 Nota Parkeernormen Overbetuwe
Bijlage 3 Staat Van Bedrijfsactiviteiten
Bijlage 3 Staat van Bedrijfsactiviteiten
Bijlage 1 Akoestisch Onderzoek
Bijlage 1 Akoestisch onderzoek