Buitengebied, De Wuurde 91, Elst
Wijzigingsplan - Gemeente Overbetuwe
Vastgesteld op 25-09-2018 - geheel onherroepelijk in werking
Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
1.1 plan
Het wijzigingsplan Buitengebied, De Wuurde 91, Elst met identificatienummer NL.IMRO.1734.0295BUITdewuurde91-VSG1 van de gemeente Overbetuwe.
1.2 wijzigingsplan
De geometrisch bepaalde planobjecten met de daarbij behorende regels en de daarbij behorende bijlagen;
1.3 aan- en uitbouwen
een aan een hoofdgebouw gebouwde ruimte, die daaraan ruimtelijk (door zijn constructie of afmetingen) ondergeschikt is - maximaal bestaande uit één bouwlaag al dan niet met kap - met dien verstande dat een aanbouw een zelfstandige ruimte is en een uitbouw een uitbreiding van een reeds bestaande ruimte van het hoofdgebouw is;
1.4 aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit
een beroeps- of bedrijfsactiviteit, waarvan de activiteiten niet specifiek publieksgericht zijn, en dat op kleine schaal in de woning en/of de daarbij behorende bijgebouwen wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en de desbetreffende activiteit een ruimtelijke uitstraling heeft die in overeenstemming is met de woonfunctie ter plaatse;
1.5 aanduiding
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;
1.6 aanduidingsgrens
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;
1.7 archeologisch deskundige
de regionaal (beleids)archeoloog of een andere door het college van burgemeester en wethouders aan te wijzen deskundige op het gebied van de archeologische monumentenzorg;
1.8 archeologisch monument
een terrein dat op basis van de Monumentenwet 1988 dan wel de Erfgoedwet is aangewezen als beschermd archeologisch monument;
1.9 archeologisch onderzoek
onderzoek (bureauonderzoek en/of boren en/of geofysisch onderzoek en/of graven en/of begeleiden) verricht door een dienst, bedrijf of instelling beschikkend over een door een erkende certificerende instelling afgegeven certificaat voor opgraven en werkend conform de Kwaliteitsnorm voor de Nederlandse Archeologie (KNA) dan wel, na vaststelling ervan door de Minister van OCW, de normen zoals opgesteld door het Centraal College van Deskundigen Archeologie (CCvD);
1.10 archeologische verwachting
een toegekende hoge, middelmatige of lage archeologische verwachting in verband met de kennis en wetenschap van de in dat gebied te verwachten overblijfselen van menselijke aanwezigheid of activiteiten uit het verleden;
1.11 archeologische waarde
een toegekende archeologische waarde in verband met de kennis en studie van de in dat gebied voorkomende overblijfselen van menselijke aanwezigheid of activiteiten uit het verleden;
1.12 bebouwing
één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
1.13 bed & breakfast
een kleinschalige overnachtingaccommodatie gericht op het bieden van de mogelijkheid tot een toeristisch en kortdurend verblijf in combinatie met het serveren van ontbijt;
1.14 bedrijf
een inrichting of instelling gericht op het bedrijfsmatig voortbrengen, vervaardigen, bewerken, opslaan, installeren en/of herstellen van goederen dan wel het bedrijfsmatig verlenen van diensten, aan huis verbonden beroepen daaronder niet begrepen;
1.15 begane grondvloer
de onderste bouwlaag van een gebouw, niet zijnde een kelder;
1.16 bestaand
- a. bij bouwwerken: een bouwwerk dat op het moment van de inwerkingtreding van het plan bestaat en is gebouwd krachtens een onherroepelijke omgevingsvergunning voor het bouwen, of wordt gebouwd, dan wel nadien kan worden gebouwd krachtens een onherroepelijke omgevingsvergunning voor het bouwen, waarvoor de aanvraag vóór het tijdstip van terinzagelegging is ingediend;
- b. bij gebruik: het gebruik dat op het moment van de inwerkingtreding van het plan bestaat en in overeenstemming is met het voorheen geldende planologische regime;
1.17 bestemmingsgrens
de grens van een bestemmingsvlak;
1.18 bestemmingsvlak
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;
1.19 bijgebouw
een niet aan een hoofdgebouw verbonden gebouw, dat door zijn vorm, functie, situering en/of afmetingen ondergeschikt is aan dat op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw;
1.20 bouwen
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;
1.21 bouwgrens
de grens van een bouwvlak;
1.22 bouwperceel
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;
1.23 bouwperceelsgrens
de grens van een bouwperceel;
1.24 bouwvlak
een geometrisch bepaald vlak, waarmee de gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten;
1.25 bouwwerk
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, welke hetzij direct of indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;
1.26 chalet
een demontabel recreatieverblijf van hout of kunststof zonder vaste verankering in de grond voor (nacht)verblijf en niet permanente bewoning;
1.27 cultuurhistorische waarde
de aan een bouwwerk of gebied toegekende waarde, gekenmerkt door het beeld dat is ontstaan door het gebruik dat de mens in de loop van de geschiedenis van dat bouwwerk of dat gebied heeft gemaakt;
1.28 dagrecreatie
het totaal van mogelijkheden en voorzieningen om te recreëren op een bepaalde plaats zonder overnachtingsmogelijkheden;
1.29 detailhandel
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die deze goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit. Horeca-activiteiten en detailhandel in volumineuze goederen zijn hieronder niet begrepen;
1.30 dienstverlening
het bedrijfsmatig verrichten van activiteiten welke bestaan uit het verlenen van diensten aan derden, met of zonder rechtstreeks contact met het publiek;
1.31 erf
het gedeelte van een bouwperceel gelegen buiten het, binnen het bouwperceel gelegen, bouwvlak.
1.32 evenement
een incidenteel plaatsvindende activiteit in de vorm van een voor publiek bestemde uitvoering/verrichting van vermaak op het gebied van sport, muziek of op sociaal-cultureel vlak;
1.33 extensieve dagrecreatie
recreatief medegebruik van gronden zoals wandelen, paardrijden, fietsen, varen, zwemmen en vissen, waarbij de recreatie geen specifiek beslag legt op de ruimte;
1.34 gebouw
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;
1.35 gebruiken
gebruiken, het doen gebruiken, laten gebruiken en in gebruik geven;
1.36 hobbymatig agrarisch grondgebruik
het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen en/of door middel van het houden van dieren op niet bedrijfsmatige wijze. Onder hobbymatig agrarisch gebruik wordt niet verstaan een volkstuin;
1.37 hoofdgebouw
een of meer panden, of een gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer panden of bouwwerken op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is;
1.38 horeca
een bedrijf waar hoofdzakelijk dranken en/of etenswaren voor gebruik ter plaatse worden verstrekt en/of waarin logies wordt verstrekt, zoals een café, restaurant, hotel, pension, en naar de aard en openingstijden daarmee gelijk te stellen bedrijven, een en ander al dan niet in combinatie met een vermaaksfunctie met uitzondering van een erotisch getinte vermaaksfunctie;
1.39 huishouden
een persoon die of groep personen die gezamenlijk, onbestendig voor onbepaalde tijd, een huishouding voert;
1.40 inwoning
twee huishoudens die, in afwijking van het begrip woning, één woning bewonen met gemeenschappelijk gebruik van één of meerdere voorzieningen of (verblijfs)ruimten van die woning en waarbij de woning één hoofdtoegang behoudt en de voorzieningen c.q. (verblijfs)ruimten onderling vrij toegankelijk zijn;
1.41 kampeermiddel
tenten, tentwagens, kampeerauto's of toercaravans dan wel andere onderkomens of andere voertuigen of gedeelten daarvan, voor zover niet als bouwwerk aan te merken, die geheel of gedeeltelijk blijvend zijn bestemd of ingericht dan wel worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf, niet zijnde een stacaravan, chalets of trekkershutten;
1.42 kelder
een overdekte, met wanden omsloten, voor mensen toegankelijke ruimte, beneden of tot ten hoogste 0,5 m boven de kruin van de weg, waaraan het bouwperceel is gelegen; bij bebouwing gelegen in geaccidenteerd terrein gelegen beneden peil;
1.43 landschappelijke waarden
de aan een gebied toegekende waarde, gekenmerkt door het waarneembare -al dan niet begroeide- deel van het aardoppervlak, dat wordt bepaald door de onderlinge samenhang en beïnvloeding van niet-levende en levende natuur;
1.44 lawaaisporten
sportbeoefening die met veel lawaai gepaard gaat, zoals motor- en autosport, karten, modelvoer- en vaartuigen;
1.45 medegebruik
gebruik dat niet direct gerelateerd is aan de bestemming, maar dat krachtens de regels tevens is toegestaan op de betrokken gronden;
1.46 nevenactiviteit
een activiteit, ondergeschikt aan de hoofdactiviteit in zowel omvang (m2), omzet als de effecten op het woon- en leefklimaat;
1.47 niet-grondgebonden agrarische bedrijfsvoering
de agrarische bedrijfsvoering die niet geheel of hoofdzakelijk van de open grond als agrarisch productiemiddel afhankelijk is, maar waarvan de productie geheel of overwegend in gebouwen en/of verharding plaatsvindt, zoals varkens-, kalver- of pluimveefokkerij, eendenmesterij of -fokkerij en champignonkwekerij;
1.48 normaal onderhoud, gebruik en beheer
werkzaamheden die ter plaatse regelmatig terugkeren, teneinde tot een goed beheer van de gronden te komen; hieronder vallen niet de incidentele ingrepen in bijvoorbeeld de cultuurtechnische situatie of werkzaamheden die een onherstelbare aantasting betekenen van de aan een gebied toegekende waarde;
1.49 nutsvoorziening
voorziening ten behoeve van algemeen nut in ruime zin, zoals: voorzieningen/installaties ten behoeve van gas, water en elektriciteit, signaalverdeling, telecommunicatieverkeer, waterzuivering, waterbeheersing, waterhuishouding, vuil- en afvalverwerking, compostering, wijkverwarming, milieuvoorzieningen e.d.;
1.50 ondergeschikte bouwonderdelen
bouwonderdelen van beperkte afmetingen die buiten het gebouw uitsteken, zoals schoorstenen, windvanen en dakoverstekken;
1.51 ondergronds
onder peil;
1.52 ondersteunende horeca
horeca die ondergeschikt is en gerelateerd is aan een andere, nader in de regels omschreven (hoofd)functie en tot doel heeft het verstrekken van kleine etenswaren en niet- of zwak-alcoholische dranken;
1.53 overkapping
bouwwerken, geen gebouwen zijnde met één dakvlak en maximaal één gesloten wand;
1.54 peil
- a. voor gebouwen, waarvan de hoofdtoegang aan een weg grenst, mits het gebouw op een afstand van niet meer dan 20 m van die weg is gelegen: 35 cm boven de kruin van die weg ter plaatse van de hoofdtoegang;
- b. voor overige bouwwerken: de gemiddelde bouwhoogte van het aansluitend terrein;
1.55 permanente bewoning
bewoning door een persoon of door groepen van personen van een voor recreatieve bewoning bedoelde ruimte/gebouw als hoofdverblijf c.q. vaste woon- of verblijfplaats. Van permanente bewoning is in ieder geval sprake in geval van 45 of meer aaneengesloten overnachtingen;
1.56 prostitutie
het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding;
1.57 publieksgerichte beroeps- of bedrijfsactiviteit aan huis
een publieksgerichte beroeps- of bedrijfsactiviteit, waarvan de activiteiten in hoofdzaak publieksaantrekkend zijn en waarvan de omvang en uitstraling zodanig is, dat de activiteit past binnen de desbetreffende woonomgeving en derhalve in een woning en/of de daarbij behorende bijgebouwen, met behoud van de woonfunctie, kan worden toegestaan;
1.58 seksinrichting
een voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in de omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht of vertoningen van erotische/pornografische aard plaatsvinden, waaronder in ieder geval worden verstaan een prostitutiebedrijf, een erotische massagesalon, een seksbioscoop, een seksautomatenhal, een sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar;
1.59 stacaravan
een caravan of soortgelijk onderkomen op wielen, dat mede gelet op de afmetingen, kennelijk niet bestemd is om regelmatig en op normale wijze op de verkeerswegen ook over grotere afstanden als een aanhangsel van een auto te worden voortbewogen;
1.60 tijdelijk kamperen
het geven van gelegenheid tot het plaatsen of geplaatst houden van kampeermiddelen op eigen kampeerterrein voor organisaties met een doelstelling van sociale, sportieve, culturele, educatieve of wetenschappelijke aard;
1.61 trekkershut
een recreatieverblijf van eenvoudige houtenconstructie en beperkte omvang, voor (nacht)verblijf en niet permanente bewoning door passanten;
1.62 uitvoeren
uitvoeren, het doen uitvoeren, laten uitvoeren en in uitvoering geven;
1.63 verdieping(en)
de bouwlaag respectievelijk bouwlagen die boven de begane grondbouwlaag gelegen is/zijn;
1.64 voorgevel
de naar de weg gekeerde gevel van een gebouw of, indien het een gebouw betreft met meer dan één naar de weg gekeerde gevel, de gevel die op het moment van terinzagelegging van het ontwerp van het plan kennelijk als zodanig diende te worden aangemerkt;
1.65 waterhuishoudkundige voorzieningen
voorzieningen die nodig zijn ten behoeve van een goede wateraanvoer, waterafvoer, waterberging en waterkwaliteit;
1.66 woning
een complex van ruimten inclusief aan- en uitbouwen, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden.
Artikel 2 Wijze Van Meten
2.1 de bouwhoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde;
2.2 de goothoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel. Bij toepassing van het meten van de goothoogte van een bouwwerk worden wolfseinden en dakkapellen buiten beschouwing gelaten, behoudens dakkapellen waarvan de gezamenlijke breedte meer bedraagt dan 50% van de breedte van het betreffende dakvlak;
2.3 de inhoud van een bouwwerk
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;
2.4 de oppervlakte van een bouwwerk
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;
2.5 hart van de lijn
bij toepassing van deze regels wordt gemeten tot of vanuit het hart van een lijn op de kaart en op schaal waarin het plan is vastgesteld;
2.6 ondergeschikte bouwdelen
bij toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwonderdelen buiten beschouwing gelaten, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen, mits de overschrijding van bouwgrenzen niet meer dan 1,5 meter bedraagt;
2.7 hart van de lijn
bij toepassing van deze regels wordt gemeten tot of vanuit het hart van een lijn op de kaart en op de schaal waarin het plan is vastgesteld.
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Agrarisch
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Agrarisch' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. de uitoefening van een agrarisch bedrijf, met dien verstande dat niet-grondgebonden agrarische bedrijven niet zijn toegestaan;
- b. hobbymatig agrarisch grondgebruik;
- c. extensieve dagrecreatie met bijbehorende wegen en paden;
- d. water en voorzieningen voor de waterhuishouding;
- e. evenementen als medegebruik gedurende maximaal 7 aaneengesloten dagen inclusief opbouw en afbraak van bijbehorende voorzieningen;
met bijbehorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ontsluitingsvoorzieningen, groenvoorzieningen, tuinen en erven.
3.2 Bouwregels
3.3 Specifieke gebruiksregels
Artikel 4 Wonen
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. wonen in woningen, waarbij inwoning is toegestaan;
- b. de uitoefening van een aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit;
- c. tuinen en erven;
- d. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
- e. parkeervoorzieningen;
- f. hobbymatig agrarisch grondgebruik;
een en ander met bijbehorende voorzieningen.
4.2 Bouwregels
4.3 Afwijken van de bouwregels
4.4 Specifieke gebruiksregels
4.5 Afwijken van de gebruiksregels
Artikel 5 Waarde - Archeologische Verwachting 2
5.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologische verwachting 2' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor het behoud en de bescherming van te verwachten archeologische resten in de bodem.
5.2 Bouwregels
5.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen ten aanzien van de situering en de afmetingen van bouwwerken en de inrichting van gronden, indien uit archeologisch onderzoek blijkt dat ter plaatse behoudens- en beschermenswaardige archeologische monumenten of resten aanwezig zijn. De nadere eisen zijn erop gericht de archeologische waarden zoveel mogelijk in de grond (in situ) te behouden.
5.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
5.5 Wijzigingsbevoegdheid
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 6 Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 7 Algemene Bouwregels
7.1 Bestaande maten
- a. In die gevallen dat de bestaande goothoogte, bouwhoogte, oppervlakte en/of inhoud van bouwwerken, die in overeenstemming met het bepaalde in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht tot stand zijn gekomen, meer bedraagt dan in de bouwregels in hoofdstuk 2 van deze regels is toegestaan, geldt die goothoogte, bouwhoogte, oppervlakte en/of inhoud in afwijking daarvan als maximaal toegestaan.
- b. Het bepaalde in lid a, met betrekking tot de bestaande oppervlakte is niet van toepassing in geval van gehele vernieuwing van bestaande bijgebouwen en overkappingen.
7.2 Bestaande afstanden
In die gevallen dat de bestaande afstand tot enige op de verbeelding aangegeven lijn van bouwwerken, die in overeenstemming met het bepaalde in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht tot stand zijn gekomen, minder bedraagt dan in de bouwregels in hoofdstuk 2 van deze regels is voorgeschreven, geldt die afstand in afwijking daarvan als minimaal toegestaan.
7.3 Ondergronds bouwen
Ondergrondse gebouwen (kelders) zijn uitsluitend toegestaan, daar waar bovengronds gebouwen aanwezig danwel toegestaan zijn overeenkomstig dit wijzigingsplan, met dien verstande dat in geaccidenteerd terrein de ondergrondse bebouwing de bovengrondse bebouwing met een (horizontale) diepte van 3 m mag overschrijden. Ondergrondse gebouwen zijn uitsluitend toegestaan in één laag ondergronds.
7.4 Afwijken van de bouwregels
Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 7.3, teneinde ondergrondse gebouwen toe te staan daar waar bovengronds geen gebouwen zijn toegestaan, mits voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:
- a. de bebouwde oppervlakte van de ondergrondse gebouwen bedraagt niet meer dan 25 m², met dien verstande dat de maximaal toegestane oppervlakte met het meerekenen van de bebouwde oppervlakte van de ondergrondse gebouwen niet wordt overschreden. In afwijking van het bepaalde in Artikel 2 wordt als bebouwde oppervlakte van ondergrondse gebouwen de oppervlakte van de vloer gemeten, inclusief muren;
- b. het woon- en leefmilieu van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast, dit betekent in ieder geval dat de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende percelen niet onevenredig mogen worden beperkt;
- c. de omgevingsvergunning leidt niet tot een onevenredige aantasting van de stedenbouwkundige kwaliteit van de omgeving.
Artikel 8 Algemene Gebruiksregels
8.1 Strijdig gebruik
Onder gebruik in strijd met het plan wordt in elk geval verstaan:
- a. een gebruik van gronden als stort- en/of opslagplaats van grond en/of afval, met uitzondering van een zodanig gebruik voor het normale op de bestemming gerichte gebruik en onderhoud;
- b. een gebruik van gronden als stallings- en/of opslagplaats van één of meer aan het gebruik onttrokken machines, voer-, vaar- of vliegtuigen, met uitzondering van een zodanig gebruik voor het normale op de bestemming gerichte gebruik en onderhoud;
- c. een gebruik van gronden en bouwwerken voor een seksinrichting dan wel ten behoeve van prostitutie.
Artikel 9 Algemene Afwijkingsregels
9.1 Algemeen
Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van:
- a. in het plan genoemde goothoogten, bouwhoogten, oppervlaktematen en afstandseisen, waarbij een overschrijding is toegestaan tot maximaal 10% van de goothoogten, bouwhoogten, oppervlaktematen en afstandseisen;
- b. de regels en toestaan dat bouwgrenzen worden overschreden, waarbij een overschrijding is toegestaan tot maximaal 2,5 m, en deze noodzakelijk is in verband met de uitmeting van het terrein of uit een oogpunt van doelmatig gebruik van de gronden en/of de bebouwing;
- c. de regels en toestaan dat de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wordt vergroot tot maximaal 10 m en ten behoeve van zend-, ontvang- en/of sirenemasten wordt vergroot tot maximaal 40 m;
- d. van de regels en de bouw toestaan van niet voor bewoning bestemde gebouwen met een inhoud van ten hoogste 50 m3 en een bouwhoogte van ten hoogste 3 m ten dienste van het openbaar nut, zoals schakelhuisjes, wachthuisjes, transformatorhuisjes, telefooncellen, alsmede andere bouwwerken, zoals muurtjes, standbeelden en lichtmasten; gasdrukmeetstations en verkooppunten voor motorbrandstoffen uitgezonderd.
9.2 Tijdelijk kamperen
Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van in het plan genoemde gebruiksregels voor het toestaan van tijdelijk kamperen voor een maximale aaneengesloten duur van 10 dagen.
9.3 Voorwaarden
Een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 9.1 en 9.2 kan slechts worden verleend, mits:
- a. de belangen van de eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden niet onevenredig worden geschaad;
- b. het straat- en bebouwingsbeeld, de stedenbouwkundige kwaliteiten en de verkeersveiligheidsbelangen niet onevenredig worden geschaad.
9.4 Evenementen
Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van de regels voor het tijdelijk gebruik van gronden voor evenementen, mits:
- a. de duur van het evenement maximaal 14 aaneengesloten dagen inclusief opbouw en afbraak bedraagt;
- b. een evenement (inclusief opbouw) vindt pas plaats na het verstrijken van een aantal dagen na het voorgaande evenement (inclusief afbraak), waarbij het aantal verstreken dagen minimaal gelijk is aan de duur van het voorgaande evenement (inclusief opbouw en afbraak);
- c. het aantal evenementen maximaal 10 per kalenderjaar bedraagt;
- d. er voldoende parkeerplaatsen al dan niet op eigen terrein aanwezig zijn;
- e. de aan te brengen voorzieningen tijdelijk zijn wat inhoudt dat het houden van een evenement niet mag leiden tot onomkeerbare voorzieningen en/of ingrepen;
- f. in de nabijheid gelegen functies en waarden niet in onevenredige mate in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt;
- g. de belangen van eigenaars en/of gebruikers van betrokken of nabijgelegen gronden niet onevenredig worden geschaad.
Artikel 10 Algemene Wijzigingsregels
Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen voor:
- a. het aanbrengen van geringe veranderingen in de plaats, ligging en/of afmetingen van bestemmingsgrenzen, met inachtneming van de volgende voorwaarden:
- 1. bestemmingsgrenzen mogen met niet meer dan 5 m worden verschoven;
- 2. de belangen van de eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden mogen niet onevenredig worden geschaad;
- 3. het straat- en bebouwingsbeeld en de verkeersveiligheidsbelangen mogen niet onevenredig worden geschaad;
- b. het toestaan van de bouw van niet voor bewoning bestemde gebouwen met een bouwhoogte van ten hoogste 3,5 m en een inhoud van ten hoogste 75 m3 ten dienste van het openbare nut en overige openbare dienstverlening.
Artikel 11 Algemene Procedureregels
11.1 Wijziging
Ten aanzien van de in dit plan opgenomen wijzigingsbevoegdheden zal de uitvoerbaarheid van het wijzigingsplan moeten zijn gewaarborgd, in verband waarmee in elk geval aangetoond moet worden dat:
- a. bodemsanering niet noodzakelijk is dan wel vóór uitvoering van het wijzigingsplan zal plaatsvinden;
- b. met betrekking tot (spoor)wegverkeersgeluid een aanvaardbaar woonklimaat wordt gerealiseerd;
- c. met betrekking tot de luchtkwaliteit een aanvaardbaar leefklimaat wordt gerealiseerd, dan wel dat geen onevenredige verslechtering plaatsvindt;
- d. met betrekking tot de externe veiligheid een aanvaardbaar leefklimaat wordt gerealiseerd, dan wel dat geen onevenredige verslechtering plaatsvindt;
- e. beschermde planten- en diersoorten en biotopen niet onevenredig worden geschaad;
- f. het wijzigingsplan financieel uitvoerbaar is.
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 12 Overgangsrecht
12.1 Overgangsrecht bouwwerken
- a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het wijzigingsplan aanwezig of in uitvoering is, danwel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
- 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
- 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
- b. Het bevoegd gezag kan eenmalig een omgevingsvergunning verlenen van het bepaalde onder a voor het vergroten van de inhoud van het bouwwerk als bedoeld in het bepaalde onder a met maximaal 10%.
- c. Het bepaalde onder a is niet van toepassing op bouwwerken, die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
12.2 Overgangsrecht gebruik
- a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het wijzigingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
- b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het bepaalde in sub a te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
- c. Indien het gebruik, bedoeld in het bepaalde onder a, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
- d. Het bepaalde onder a is niet van toepassing op het gebruik, dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Artikel 13 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als: Regels van het wijzigingsplan 'Buitengebied, De Wuurde 91, Elst'.
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding
De eigenaar van het perceel De Wuurde 91 te Elst wil de agrarische bedrijfsfunctie beëindigen en het perceel voor woondoeleinden gebruiken. Deze ontwikkeling is niet mogelijk binnen de regels van het huidige bestemmingsplan, maar kan op basis van een in dit plan opgenomen wijzigingsbevoegdheid worden toegstaan. Het opstellen van een wijzigingsplan is daarom noodzakelijk.
De gemeente wil medewerking verlenen aan het verzoek op voorwaarde dat onder meer overtollige en deels niet vergunde bebouwing wordt gesloopt. Dit wijzigingsplan geeft hier invulling aan en geeft de kaders aan waarbinnen de gewenste functies en bebouwing worden toegestaan.
1.2 Ligging En Globale Begrenzing Plangebied
Het plangebied ligt aan De Wuurde 91 te Elst in het buitengebied van de gemeente Overbetuwe, ruim 250 meter ten zuidwesten van de kern Elst. Het plangebied wordt begrensd door de spoorlijn Arnhem-Tiel aan de noord-/oostkant en door agrarische percelen aan de west- en zuidkant. Aan de noordkant is een toegang tot De Wuurde aanwezig. In de omgeving van het plangebied zijn voornamelijk agrarische percelen aanwezig. Ten noorden van het plangebied is een voormalige horecagelegenheid aanwezig, die door een calamiteit is verwoest.
De ligging van het plangebied is in figuur 1.1 weergegeven en de begrenzing in figuur 1.2.
![]() |
Figuur 1.1: Ligging van het plangebied (bron: Bing Maps) |
![]() |
Figuur 1.2: Begrenzing van het plangebied (bron: Google Maps)
1.3 Huidig Bestemmingsplan
In het plangebied geldt het bestemmingsplan 'Buitengebied Overbetuwe', dat is vastgesteld op 5 maart 2013. In dit bestemmingsplan is het plangebied bestemd als 'Agrarisch'. In een groot deel van het plangebied is een bouwvlak opgenomen. Daarnaast heeft het hele plangebied de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologische verwachting 2'. Een uitsnede van de verbeelding van het huidige bestemmingsplan 'Buitengebied Overbetuwe' is weergegeven op figuur 1.3.
![]() |
Figuur 1.3: Uitsnede huidig bestemmingsplan 'Buitengebied Overbetuwe' ter plaatse van het plangebied (rood omrand) |
Voortzetting van agrarische bedrijfsactiviteiten in het plangebied is niet aan de orde. De initiatiefnemer wil het plangebied daarom gebruiken voor woondoeleinden. De bestaande bedrijfswoning blijft daarbij behouden. Ook enkele bestaande bijgebouwen blijven behouden. Het gebruik van de woning als burgerwoning is niet in overeenstemming met de gebruiksregels van de bestemming 'Agrarisch'. Binnen deze bestemming is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen, die het onder voorwaarden mogelijk maakt om de agrarische bedrijfsbestemming in geval van bedrijfsbeëindiging te wijzigen in een woonbestemming (artikel 3.6.4). Van deze bevoegdheid wordt door middel van dit wijzigingsplan gebruik gemaakt. In deze toelichting wordt aangetoond dat aan de voorwaarden voor toepassing van de wijzigingsbevoegdheid wordt voldaan. Ook wordt aangetoond dat het plan in overeenstemming is met een goede ruimtelijke ordening.
1.4 Leeswijzer
Deze toelichting is als volgt opgebouwd. Na dit inleidende hoofdstuk, worden in hoofdstukken 2 en 3 respectievelijk de bestaande en de toekomstige situatie in het plangebied beschreven. In hoofdstuk 4 wordt ingegaan op het voor dit plan van toepassing zijnde rijks-, provinciaal en gemeentelijk beleid. In hoofdstuk 5 komen de relevante milieu- en omgevingsaspecten aan de orde. Daarmee wordt inzichtelijk gemaakt of de ontwikkeling in ruimtelijk en milieuhygiënisch opzicht aanvaardbaar en haalbaar is en voldoet aan het vereiste van een goede ruimtelijke ordening. In hoofdstuk 6 is de juridische planopzet beschreven, waarbij ook een concrete toetsing aan de voorwaarden voor toepassing van de wijzigingsbevoegdheid plaatsvindt. In hoofdstuk 7 is de financiële toelichting opgenomen. Ten slotte is in hoofdstuk 8 de bij de totstandkoming van dit wijzigingsplan gevolgde procedure beschreven.
Hoofdstuk 2 Bestaande Situatie
De initiatiefnemers zijn eigenaar van het perceel De Wuurde 91 te Elst. Dit is een voormalige agrarische bedrijfslocatie, waar voorheen een paardenhouderij gevestigd was. Op figuur 2 is een luchtfoto van de bestaande situatie opgenomen. Het perceel is toegankelijk vanaf de noordwestelijke hoek van het perceel, waar het wordt ontsloten op De Wuurde, nabij een spoorwegovergang. Op dit perceelsdeel is de bedrijfswoning (nr. 1 op de foto) aanwezig. Achter de bedrijfswoning zijn enkele bijgebouwen en voormalige bedrijfsgebouwen van de paardenhouderij aanwezig (nr. 2 op de foto), met de daaromheen liggende verharding. Deze bebouwing is deels legaal en deels niet legaal opgericht. Ook is op het perceel een stapmolen aanwezig (nr. 3 op de foto). De rest van de gronden is in gebruik als weiland en als tuin bij de woning. Op de perceelsgrenzen zijn enkele watergangen aanwezig en aan de westkant een zone met bebossing. Het voorerf bij de woning is groen ingericht.
Direct ten noorden/oosten van het plangebied loopt de spoorlijn Arnhem-Tiel. De overige direct omliggende gronden zijn in gebruik als akker. Ten zuiden van het plangebied is een schuur aanwezig. Deze maakt geen onderdeel uit van het plangebied.
![]() |
Figuur 2: foto huidige situatie plangebied |
Hoofdstuk 3 Toekomstige Situatie
De initiatiefnemer wil de agrarische bedrijfsactiviteiten volledig beëindigen en het perceel voor woondoeleinden gebruiken. De agrarische bedrijfswoning blijft daarbij behouden en zal als burgerwoning worden gebruikt. Op figuur 3 zijn de te behouden gebouwen aangegeven. Deze bestaan uit de woning (boven), een bijgebouw achter de woning (midden) en de voormalige stallen van de paardenhouderij (onder). De overige gebouwen op het perceel worden gesloopt. Dit is met een voorwaardelijke verplichting in de planregels gewaarborgd. Nieuwbouw van bijgebouwen bij de woning is in beginsel niet gewenst en wordt niet toegestaan, gezien de resterende hoeveelheid aan bebouwing. Er is een afwijkingsbevoegdheid opgenomen voor uitbreiding van een loods binnen een specifiek aangegeven zone (specifieke bouwaanduiding 1). De stapmolen ten zuiden van de te behouden bebouwing wordt gehandhaafd en zal worden gebruikt bij het hobbymatig houden van paarden. De onbebouwde gronden aan de zuid- en oostkant van het perceel blijven in gebruik als weiland.
![]() |
Figuur 3: te behouden gebouwen |
Hoofdstuk 4 Beleidskader
4.1 Rijksbeleid
Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR)
In de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte staan de plannen van de Rijksoverheid voor ruimte en mobiliteit. Het Rijk streeft naar een concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig Nederland. Om dit te bereiken, laat het Rijk de ruimtelijke ordening meer over aan de decentrale overheden (provincie en gemeenten) en komt de gebruiker centraal te staan. Het Rijk kiest voor een selectievere inzet van rijksbeleid op slechts 13 nationale belangen. Buiten deze 13 belangen hebben decentrale overheden beleidsvrijheid.
Beoordeling en conclusie
Dit wijzigingsplan voorziet in het omzetten van een agrarische bedrijfslocatie naar een woonperceel. Gezien de aard van de ontwikkeling, zijn daarmee geen nationale belangen gemoeid. De ontwikkeling conflicteert niet met het nationaal ruimtelijke ordeningsbeleid, zoals vastgelegd in de SVIR.
Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro)
Het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) geeft richtlijnen voor de inhoud van ruimtelijke plannen, voor zover het gaat om ruimtelijke ontwikkelingen van nationaal belang. De normering uit het Barro werkt zoveel mogelijk direct door op het niveau van de lokale besluitvorming. Bij besluitvorming over ruimtelijke plannen moeten de regels van het Barro worden gerespecteerd.
Beoordeling en conclusie
Er is sprake van een lokale, kleinschalige ontwikkeling, waarbij geen nationale belangen in het geding zijn. Het Barro heeft geen doorwerking naar dit plan.
Ladder voor duurzame verstedelijking
Om zorgvuldig ruimtegebruik te bevorderen, is per 1 oktober 2012 de ladder voor duurzame verstedelijking opgenomen in artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). De ladder ziet op een zorgvuldige afweging en transparante besluitvorming bij alle ruimtelijke en infrastructurele besluiten. De ladder is een verplicht motiveringsinstrument dat moet worden toegepast bij elk ruimtelijk besluit dat een 'nieuwe stedelijke ontwikkeling' mogelijk maakt. Wat onder een nieuwe stedelijke ontwikkeling wordt verstaan, is in artikel 1.1.1 Bro bepaald: “De ruimtelijke ontwikkeling van een bedrijventerrein of zeehaventerrein, of van kantoren, detailhandel, woningbouwlocaties of andere stedelijke voorzieningen.” Uit de jurisprudentie komt naar voren dat het een nieuwe stedelijke ontwikkeling van enige omvang moet zijn (ECLI:NL:RVS:2016:1503).
In een ruimtelijk plan moet worden aangegeven dat de voorgenomen nieuwe stedelijke ontwikkeling voorziet in een behoefte. Ook moet een motivering worden opgenomen dat de stedelijke ontwikkeling niet binnen bestaand stedelijk gebied kan worden gerealiseerd, wanneer een nieuwe stedelijke ontwikkeling buiten bestaand stedelijk gebied mogelijk wordt gemaakt: “De toelichting bij een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, bevat een beschrijving van de behoefte aan die ontwikkeling, en, indien het bestemmingsplan die ontwikkeling mogelijk maakt buiten het bestaand stedelijk gebied, een motivering waarom niet binnen het bestaand stedelijk gebied in die behoefte kan worden voorzien”.
Beoordeling
Artikel 3.1.6 lid 2 van het Bro is ook van toepassing op wijzigingsplannen. Dit wijzigingsplan voorziet in het wijzigen van een agrarische bedrijfsbestemming naar een woonbestemming. Daarbij wordt de bestaande bedrijfswoning omgezet naar een burgerwoning. Er worden geen extra woningen mogelijk gemaakt. Deze wijziging kan niet worden gezien als een stedelijke ontwikkeling, zoals bedoeld in het Bro. Er vindt geen uitbreiding van het ruimtebeslag plaats en de totale oppervlakte aan bebouwing wordt gereduceerd. Om deze redenen is de ladder voor duurzame verstedelijking niet van toepassing op dit wijzigingsplan.
4.2 Provinciaal En Regionaal Beleid
Omgevingsvisie Gelderland
Provinciale Staten hebben op 9 juli 2014 de Omgevingsvisie Gelderland (hierna: de Omgevingsvisie) vastgesteld. Nadien zijn nog enkele actualisatieplannen vastgesteld. Het actuele beleid is opgenomen in de geconsolideerde versie van januari 2018. De provincie kiest er in de Omgevingsvisie voor om vanuit twee hoofddoelen bij te dragen aan gemeenschappelijke maatschappelijke opgaven. Deze zijn:
- een duurzame economische structuur(versterking);
- het borgen van de kwaliteit en veiligheid van onze leefomgeving.
Deze twee hoofddoelen benadrukken de rol en de kerntaken van de provincie als middenbestuur. Zij beïnvloeden elkaar. Economische structuurversterking vraagt om een aantrekkelijk vestigingsklimaat, een goede bereikbaarheid en voldoende vestigingsmogelijkheden. Dit betekent ook een aantrekkelijke woon- en leefomgeving met de unieke kwaliteiten van natuur, water en landschap in Gelderland. De provinciale hoofddoelen zijn uitgewerkt en vertaald in provinciale ambities, die moeten resulteren in een divers, dynamisch en mooi Gelderland.
Beoordeling en conclusie
De Omgevingsvisie is concreet uitgewerkt in de hierna beschreven Omgevingsverordening Gelderland. Deze bevat concrete regels, waaraan het bestemmingsplan wordt getoetst. De Omgevingsvisie zelf bevat geen aanduidingen, die voor dit plan van belang zijn. Het plan is dan ook in overeenstemming met de Omgevingsvisie.
Omgevingsverordening Gelderland
Provinciale Staten hebben de Omgevingsverordening Gelderland (hierna: de verordening of de Omgevingsverordening) vastgesteld op 24 september 2014. De verordening wordt regelmatig geactualiseerd. In januari 2018 is een geconsolideerde versie van de Omgevingsverordening gepubliceerd.
De regels in de verordening kunnen betrekking hebben op het hele provinciale grondgebied, op delen of op gebiedsgerichte thema's. Gemeenten moeten binnen een bepaalde termijn hun bestemmingsplan afstemmen op de in de verordening opgenomen regels. De regels in de verordening zijn gebaseerd op de provinciale omgevingsvisie en hebben de status van algemeen verbindende voorschriften.
Beoordeling en conclusie
Het plangebied ligt geheel of gedeeltelijk binnen de volgende aanduidingen:
- Tijdelijk verbod hervestiging/nieuwvestiging/uitbreiding (bestaande) glastuinbouw. Dit thema is niet van toepassing op het plan, omdat er in de huidige en toekomstige situatie geen sprake is van glastuinbouw.
- Plussenbeleid. Dit thema is niet van toepassing op het plan, omdat er in de huidige en toekomstige situatie geen sprake is van een veehouderij.
- Intrekgebied en verbod op winning fossieel brandstoffen. In dit gebied mag geen bestemming mogelijk gemaakt worden, die voorziet in de winning van fossiele energie, zoals aardgas, aardolie, schaliegas en steenkoolgas. Dit wijzigingsplan voorziet hier niet in en is in overeenstemming met de regels voor de intrekgebieden.
Verder is het thema 'wonen' uit de Omgevingsverordening van belang, omdat de bestemming wordt gewijzigd naar woondoeleinden. Nieuwe woonlocaties zijn uitsluitend toegestaan, wanneer dit past in het vigerende door Gedeputeerde Staten vastgestelde Kwalitatief Woonprogramma en de door Gedeputeerde Staten vastgestelde kwantitatieve opgave wonen voor de betreffende regio (artikel 2.2.1.1). De gemeente Overbetuwe heeft haar woningbouwprogramma, zowel kwalitatief als kwantitatief, vastgelegd in de Woonagenda 2020.
De ontwikkeling past kwantitatief in het woonprogramma, aangezien er geen woningen worden toegevoegd aan de bestaande woningvoorraad, maar de bestaande bedrijfswoning als burgerwoning zal worden gebruikt. Hierdoor is geen sprake van een nieuwe woningbouwlocatie. Ook in kwalitatief opzicht is het plangebied een geschikte woonlocatie, onder meer vanwege de goed bereikbare ligging nabij de bebouwde kom van Elst.
Het wijzigingsplan is in overeenstemming met de Omgevingsverordening Gelderland.
4.3 Gemeentelijk Beleid
Toekomstvisie 2020+ Overbetuwe verbindt..
Op 8 september 2009 heeft de gemeenteraad van de Overbetuwe de 'Toekomstvisie 2020, Overbetuwe verbindt..' (hierna: de Toekomstvisie+) vastgesteld. De Toekomstvisie+ van Overbetuwe is het kader voor de ontwikkeling van de gemeente Overbetuwe tot 2020. De visie geeft een richting voor de ruimtelijke, maatschappelijke en economische ontwikkeling. De Toekomstvisie+ omvat het gehele gemeentelijke beleidsterrein. Voor wat betreft de ruimtelijke onderdelen is de Toekomstvisie+ te zien als structuurvisie in de zin van artikel 2.1 Wro voor het grondgebied van de gemeente Overbetuwe. In de Toekomstvisie+ zijn de aspecten leefomgeving, vergrijzing, economische gesteldheid (werk en werkgelegenheid) en duurzaamheid opgenomen om een gewenste identiteit uiteen te zetten.
In de gemeente Overbetuwe zijn 11 kernen van verschillende grootte en met verschillende identiteiten aanwezig. Behoud van de karakteristiek en (specifieke) kwaliteiten van deze kernen is een speerpunt in het beleid.
Een andere belangrijke ontwikkeling is het kleiner worden van huishoudens. Hierdoor zijn, ook bij een gelijk blijvend aantal inwoners, meer woningen nodig en is dus meer ruimte nodig. Ook het toenemende belang van de kwaliteit van de woonomgeving leidt tot een grotere ruimtebehoefte voor wonen. Extra aandacht moet worden besteed aan kwaliteitsaspecten, zoals een attractief, gezond en veilig woonmilieu. Verder moet rekening worden gehouden met de sterker wordende wens om op een herkenbare en 'eigen' plek te wonen. Ten slotte leiden de ontwikkelingen op de woningmarkt tot extra aandacht voor levensloopbestendige woningen.
Beoordeling
Met dit wijzigingsplan wordt een agrarische bedrijfslocatie (paardenhouderij) gewijzigd naar een woonperceel met behoud van de bestaande woning. Het initiatief leidt tote een verbetering van de ruimtelijke kwaliteit, omdat de sloop van enkele gebouwen tot minder verrommeling leidt. Het initiatief verbetert de karakteristieke kwaliteiten van de omgeving. Daarbij is ook van belang dat met name aan de voorzijde (noordwestelijke hoek) en de westelijke rand diverse groenvoorzieningen aanwezig zijn, die de resterende bebouwing aan het zicht onttrekken. Deze groenvoorzieningen blijven behouden. Verder maakt het plan geen extra woningen mogelijk.
Conclusie
Het wijzigingsplan is passend binnen de Toekomstvisie+ en draagt bij aan een verbetering van de ruimtelijke en landschappelijke kwaliteit in het plangebied.
Woonagenda Overbetuwe 2020
In de Woonagenda 2020 verwoordt de gemeente Overbetuwe haar doelen en ambities op het gebied van wonen. Als basis voor deze woonagenda is een opgavennotitie opgesteld. Deze woningmarktanalyse geeft zicht op huidige en toekomstige kansen en knelpunten en is het startpunt voor de uitwerking van de woonagenda. De woonagenda bevat geen gedetailleerd uitvoeringsprogramma, maar de koers waarbinnen de komende jaren plannen voor kernen en locaties kunnen worden uitgewerkt. De ontwikkelingen, die de komende jaren afkomen op de gemeente (vergrijzing, gezinsverdunning), vragen om meer variatie in het woonaanbod. Over het algemeen zijn inwoners tevreden over hun woonsituatie. Niet voor iedereen is het echter even makkelijk om een woning naar wens te vinden. De gemeente wil over voldoende woningen met de juiste kwaliteit beschikken om huishoudens de gewenste stappen in hun wooncarrière te laten maken. Dat wil zeggen voor iedere stap in de levensloop een geschikt woonalternatief.
Accentpunten zijn:
- Aandacht voor urgente huisvestingsnood: inzetten op geschikte woningen voor bijzondere doelgroepen;
- Betaalbaarheid en beschikbaarheid: meer betaalbare huurwoningen beschikbaar;
- Wijs omgaan met de bestaande woningvoorraad: inzetten op verduurzaming;
- Een levensloopvriendelijke gemeente: langer thuis wonen en er op uit;
- Een gezonde woningmarkt in balans: prioriteren én versnellen van onze woningbouwplannen.
Het aantal huishoudens binnen de gemeente neemt in de periode 2015-2040 naar verwachting toe met ca. 2.250. Tot 2025 is een uitbreiding van de woningvoorraad met 1.400 woningen nodig voor het oplossen van bestaande tekorten en voor het opvangen van de autonome huishoudengroei.
Beoordeling en conclusie
De ontwikkeling past in het kwantitatieve woonprogramma, aangezien er geen extra woningen worden toegevoegd aan de bestaande woningvoorraad. Het plangebied ligt in het verlengde van de buurt De Wuurde in het zuidwesten van Elst en op korte afstand van deze kern. Het plangebied is goed bereikbaar en is een geschikte woonlocatie. Door de sloop van een deel van de bestaande bebouwing en hergebruik van de te behouden bebouwing, is er ook sprake van een zorgvuldig ruimtegebruik. Het plan voldoet daarmee aan de uitgangspunten van de Woonagenda Overbetuwe 2020.
Het planvoornemen past in het gemeentelijk woningbeleid, zoals vastgelegd in de Woonagenda Overbetuwe 2020.
Beleidsregel 'Functiewijziging en nieuwvestiging in het buitengebied'
De beleidsregel 'Functiewijziging en nieuwvestiging in het buitengebied' uit 2008 bestaat uit regels, een toelichting en een gebiedstypenkaart. De beleidsregel bevat het toetsingskader voor concrete verzoeken om functiewijzigingen in het buitengebied.
Beoordeling
Dit bestemmingsplan voorziet in een functiewijziging in het buitengebied, namelijk het omzetten van een agrarische bedrijfsbestemming naar wonen. Het plangebied ligt in het gebiedstype agrarisch gebied. Artikel 7 van de beleidsregel bevat regels voor dit gebiedstype.
In dit geval wordt uitsluitend de bestaande bedrijfswoning behouden en omgezet naar een burgerwoning. Er worden geen extra woningen toegevoegd. In lijn met de uitgangspunten van de beleidsregel, worden enkele bestaande bijgebouwen op het erf gesloopt. Naast de (bedrijfs)woning worden twee gebouwen behouden. Naast de te behouden bebouwing mogen geen nieuwe gebouwen worden opgericht. Wel mag het oostelijk deel van de loods aan de achterzijde onder voorwaarden met maximaal 5 meter worden uitgebreid. Verder maakt de woning gebruik van de bestaande in-/uitrit op de weg De Wuurde. Het plan voldoet hiermee aan de regels en aan de uitgangspunten van de beleidsregel.
Conclusie
De ontwikkeling en de in dit bestemmingsplan vastgelegde randvoorwaarden passen in de met de beleidsregel 'Functiewijziging en nieuwvestiging in het buitengebied' beoogde doelstellingen. Aan de voorwaarden om medewerking te verlenen aan de functiewijziging naar wonen, wordt voldaan. Er vindt per saldo voldoende reductie van bebouwing en ruimtelijke kwaliteitsverbetering plaats.
Hoofdstuk 5 Milieu- En Omgevingsaspecten
5.1 Milieueffectrapportage
Met dit wijzigingsplan wordt een omzetting van een agrarische bedrijfslocatie naar een woonbestemming met behoud van de bestaande woning mogelijk gemaakt. Dit kan leiden tot een m.e.r.(beoordelings)-plicht. Of een m.e.r.-procedure of m.e.r-beoordeling noodzakelijk is, hangt af van het feit of de ontwikkeling (activiteit) is opgenomen in lijst C en D van het Besluit milieueffectrapportage (Besluit m.e.r.). Per 7 juli 2017 is een wijziging van het Besluit m.e.r. in werking getreden. Wanneer de voorgenomen de ontwikkeling (activiteit) is opgenomen in lijst C en D van het Besluit m.e.r. moet worden getoetst of er sprake is van nadelige milieugevolgen. Is dat het geval, dan moet een vormvrij m.e.r.-beoordelingsbesluit worden genomen.
Beoordeling en conclusie
De voorgenomen activiteit komt niet voor als activiteit in Bijlage C en D van het Besluit m.e.r., omdat er geen sprake is van een stedelijke ontwikkeling. Immers wordt er een agrarische bedrijfslocatie (paardenhouderij) wegbestemd en wordt uitsluitend de bewoning van de bestaande bedrijfswoning voortgezet. Er worden geen m.e.r.(beoordelings-)plichtige activiteiten mogelijk gemaakt. Er is daarom geen m.e.r.(beoordelings-)procedure noodzakelijk in het kader van dit wijzigingsplan en er hoeft geen vormvrij m.e.r.-beoordelingsbesluit genomen te worden.
5.2 Geluid
Op basis van de Wet geluidhinder (artikel 77 Wgh) moet bij een ruimtelijk plan een akoestisch onderzoek worden uitgevoerd als het plan mogelijkheden biedt voor:
- de toevoeging van een nieuwe woning of andere geluidsgevoelige functie binnen de zone van een weg;
- de aanleg van een nieuwe weg;
- de reconstructie van een bestaande weg.
De breedte van de zone van een weg is afhankelijk van het aantal rijstroken, het stedelijk gebied en de maximumsnelheid. In een akoestisch onderzoek kunnen wegen waarvoor een maximumsnelheid van 30 km/uur geldt buiten beschouwing worden gelaten. Het akoestisch onderzoek richt zich op de geluidsgevoelige bestemmingen in de geluidszone. De geluidszone ligt aan weerszijden van de weg.
De ten hoogste toelaatbare geluidsbelasting (voorkeursgrenswaarde) afkomstig van wegverkeer bedraagt voor nieuwe woningen 48 dB (Lden). Onder bepaalde voorwaarden, als maatregelen onvoldoende doeltreffend zijn en het voldoen aan de grenswaarden onoverkomelijke bezwaren ontmoet van landschappelijke, stedenbouwkundige of financiële aard, mag de geluidbelasting hoger zijn dan de voorkeursgrenswaarde. Hiervoor dient met een ontheffing een hogere waarde te worden vastgesteld.
Beoordeling en conclusie
Dit wijzigingsplan maakt het omzetten van een agrarische bedrijfslocatie naar wonen mogelijk. De bestaande bedrijfswoning blijft behouden en zal worden gebruikt als burgerwoning. Zowel bedrijfswoningen als burgerwoningen worden aangemerkt als geluidsgevoelige objecten volgens de Wgh. In akoestisch opzicht wijzigt er daarom niets. Er wordt geen nieuw geluidsgevoelig object mogelijk gemaakt en de situering wijzigt niet. Een akoestisch onderzoek is daarom niet noodzakelijk.
Het aspect akoestiek zorgt niet voor belemmeringen.
5.3 Luchtkwaliteit
De hoofdlijnen voor regelgeving rondom luchtkwaliteitseisen staan in de Wet milieubeheer (hoofdstuk 5, titel 5.2 Wm). Hierin zijn grenswaarden opgenomen voor luchtvervuilende stoffen. Voor ruimtelijke projecten zijn fijn stof (PM10 en PM2,5) en stikstofdioxide (NO2) de belangrijkste stoffen.
Een project is toelaatbaar als aan één van de volgende voorwaarden wordt voldaan:
- er is geen sprake van een feitelijke of dreigende overschrijding van een grenswaarde;
- het project leidt per saldo niet tot een verslechtering van de luchtkwaliteit;
- het project draagt alleen niet in betekenende mate bij aan de luchtverontreiniging;
- het project is opgenomen in het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL) of een regionaal programma van maatregelen.
Om te bepalen of een project "niet in betekenende mate" bijdraagt aan de luchtkwaliteit, is een algemene maatregel van bestuur 'Niet in betekenende mate' (Besluit NIBM) en een ministeriële regeling NIBM (Regeling NIBM) vastgesteld waarin de uitvoeringsregels zijn vastgelegd. Een project kan in twee situaties NIBM bijdragen aan de luchtkwaliteit:
- 1. het project behoort tot de lijst met categorieën van gevallen (inrichtingen, kantoor- en woningbouwlocaties) die is opgenomen in de Regeling NIBM;
- 2. het project heeft een toename van minder dan 3% van de jaargemiddelde concentratie NO2 en PM10 (1,2ìg/m3).
Beoordeling en conclusie
Dit wijzigingsplan maakt het omzetten van een agrarische bedrijfslocatie (paardenhouderij) naar wonen mogelijk. De bestaande bedrijfswoning blijft behouden en zal worden gebruikt als burgerwoning. Met het wegbestemmen van een bedrijfsmatige paardenhouderij, waarbij sprake blijft van hobbymatig houden van paarden, kan worden gesteld dat de luchtkwaliteit niet zal verslechteren. Er is ook geen sprake van een toename van verkeersbewegingen. Het project valt zonder meer onder de regeling NIBM. Nader onderzoek is niet noodzakelijk.
Het aspect luchtkwaliteit zorgt niet voor belemmeringen.
5.4 Bedrijven En Milieuzonering
Onder milieuzonering wordt verstaan het waar nodig zorgen voor een voldoende ruimtelijke scheiding tussen enerzijds bedrijven of overige milieubelastende functies en anderzijds milieugevoelige functies, zoals woningen. Bij de planontwikkeling dient rekening te worden gehouden met milieuzonering om de kwaliteit van het woon- en leefmilieu te handhaven en te bevorderen en daarnaast bedrijven voldoende zekerheid te bieden, zodat zij hun activiteiten duurzaam binnen aanvaardbare voorwaarden kunnen uitvoeren.
Richtafstanden
Bij de milieuzonering wordt gebruik gemaakt van de door de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) opgestelde publicatie 'Bedrijven en milieuzonering'. In de publicatie is een lijst opgenomen met bedrijfstypen. Voor de bedrijfstypen zijn indicatieve (richt)afstanden bepaald voor de milieuaspecten geur, stof, geluid en gevaar. De richtafstanden vormen een indicatie van de aanvaardbaarheid in de situatie dat gevoelige functies in de nabijheid van milieubelastende functies worden gesitueerd. Als bekend is welke activiteiten concreet worden beoogd of aanwezig zijn, kan gemotiveerd worden uitgegaan van de daadwerkelijk te verwachten milieubelasting (in plaats van de richtafstanden).
Omgevingstype
De richtafstanden zijn afgestemd op de omgevingskwaliteit, zoals die wordt nagestreefd in een rustige woonwijk of een vergelijkbaar omgevingstype (zoals een rustig buitengebied, een stiltegebied of een natuurgebied). Een rustige woonwijk is een woonwijk, die is ingericht volgens het principe van functiescheiding. Afgezien van wijkgebonden voorzieningen komen vrijwel geen andere functies (zoals bedrijven en kantoren) voor. Binnen gemengde gebieden heeft men te maken met milieubelastende en milieugevoelige functies, die op korte afstand van elkaar zijn gesitueerd. Direct naast woningen komen andere functies voor, zoals winkels, horeca en kleine bedrijven. Voorbeelden van gebieden met functiemenging zijn horecaconcentratiegebieden, stadscentra, winkelcentra en winkelgebieden van dorpskernen, woon-werkgebieden met kleinschalige ambachtelijke bedrijvigheid, gebieden langs stadstoegangswegen met meerdere functies en lintbebouwing in het buitengebied met veel agrarische en andere bedrijvigheid.
Beoordeling
Met dit wijzigingsplan wordt een milieubelastende functie, namelijk een paardenhouderij, wegbestemd en omgezet in een gevoelige functie, te weten één woning. Vanwege het wegbestemmen van een milieubelastende functie, is op voorhand duidelijk, dat er als gevolg van de wijziging geen onevenredige hinder op gevoelige functies optreedt. Omdat een nieuwe gevoelige functie wordt toegestaan, is in de volgende tabel inzichtelijk gemaakt, of de woning op voldoende afstand tot omliggende milieubelastende functies ligt. Daarbij is uitgegaan van het gebiedstype 'rustig buitengebied' en dus de reguliere richtafstanden.
Functie | Adres | Milieucategorie | Richtafstand | Afstand werkelijk |
Zendmast | Tussen De Wuurde en spoorlijn | 3.2 | 100 m | Ca. 225 m |
Varkenshouderij | Eimerensestraat 1 | 4.1 | 200 m | Ca. 500 m |
Intensieve veehouderij en dierenpension | De Wuurde 124 | 4.1 en 3.2 | 200 m | Ca. 275 m |
Horeca en dagrecreatie | De Wuurde 112 | 2 | 30 m | Ca. 120 m |
Parkeerterrein | Overzijde De Wuurde 112 | 2 | 30 m | Ca. 35 m |
Tabel 5.1: toetsing project aan richtafstanden volgens de VNG-brochure
Uit de tabel kan opgemaakt worden, dat wordt voldaan aan alle richtafstanden conform de VNG-brochure. In deze zin zijn er over en weer geen belemmeringen. Echter is voor agrarische bedrijven niet alleen de VNG-brochure, maar ook de Wet geurhinder en veehouderij (Wgv) van belang. Voor dit aspect wordt verwezen naar de volgende paragraaf 'geurhinder'. Hierin is aangetoond dat er voor de woning sprake is van een goed woon- en leefklimaat met betrekking tot het aspect geur.
Conclusie
Het aspect bedrijven en milieuzonering zal niet voor belemmeringen zorgen voor het plan. Er zijn geen beperkingen over en weer ten opzichte van andere functies.
5.5 Geurhinder
Voor veehouderijen is de regelgeving ten aanzien van het specifieke aspect geur vastgelegd in de Wet geurhinder en veehouderij (Wgv). Bij nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen moet worden gekeken naar de aanvaardbaarheid van deze plannen in verband met omliggende geurbronnen, de zogenaamde omgekeerde werking.
Beoordeling en conclusie
Met behulp van verspreidingsmodellen kan de geurbelasting vanuit dierenverblijven op geurgevoelige objecten worden berekend. De geurbelasting van een individuele veehouderij wordt ‘voorgrondbelasting’ genoemd. De geurbelasting is afkomstig van dieren, waarvoor in de Regeling geurhinder en veehouderij (Rgv) een omrekeningsfactor is vastgesteld, zoals varkens, vleesvee, pluimvee, schapen en geiten. De maximaal toegestane geurbelasting van veehouderijen op geurgevoelige objecten is afhankelijk van de ligging (concentratiegebied of geen concentratiegebied en binnen of buiten de bebouwde kom). Het plangebied ligt niet in een concentratiegebied en niet binnen de bebouwde kom. Hierdoor geldt een geurnorm (conform de Wgv) van 8 ouE/m3. Gezien de erg grote afstand tussen de varkenshouderij aan de Eimerensestraat 1 en de woning (namelijk circa 500 meter), kan redelijkerwijs worden gesteld dat de woningen buiten de zone van 8 ouE/m3 van deze varkenshouderij liggen.
Naast geurnormen stelt de Wgv ook eisen aan de (vaste) afstanden van veehouderijen tot geurgevoelige objecten. De afstanden gelden voor dieren waarvoor in de Rgv geen omrekeingsfactoren zijn vastgesteld, zoals melkrundvee, vrouwelijk jongvee en paarden. De minimaal aan te houden afstand bedraagt 50 meter tot een geurgevoelig object in het buitengebied. Er wordt ruim aan deze afstand voldaan ten opzichte van alle veehouderijen.
Het aspect geurhinder zorgt niet voor belemmeringen.
5.6 Bodem
In het Besluit ruimtelijke ordening (artikel 3.1.6 lid 1 onder d) is bepaald dat voor de uitvoerbaarheid van een plan rekening moet worden gehouden met de bodemgesteldheid in het plangebied. Bij functiewijzigingen moet worden bepaald of de bodemkwaliteit voldoende is voor de beoogde functie en of nader onderzoek en eventueel saneringen noodzakelijk zijn. Voor de gevallen waarin de bodemkwaliteit niet voldoet aan de norm voor de beoogde functie, bepaalt de Wet bodembescherming dat de grond zodanig moet worden gesaneerd dat zij kan worden gebruikt voor de desbetreffende functie (functiegericht saneren). Nieuwe bestemmingen moeten bij voorkeur op schone grond worden gerealiseerd. Daarom is een bodemonderzoek conform de NEN 5740 richtlijnen noodzakelijk.
Beoordeling
Dit wijzigingsplan maakt een functiewijziging van een paardenhouderij naar een woonperceel mogelijk. Een deel van de bestaande bebouwing wordt daarbij gesloopt. De bestaande bedrijfswoning blijft behouden en zal worden gebruikt als burgerwoning. In de woning vindt geen wijziging van het gebruik plaats. Ook vinden er geen bodemingrepen plaats. Een bodemonderzoek is daarom niet noodzakelijk.
Conclusie
Het aspect 'bodem' levert geen belemmeringen op voor dit plan. Nader onderzoek is niet noodzakelijk.
5.7 Externe Veiligheid
Het beleid voor externe veiligheid is gericht op het beperken en beheersen van risico's voor de omgeving vanwege handelingen met gevaarlijke stoffen. De handelingen kunnen zowel betrekking hebben op het gebruik, de opslag en de productie, als op het transport van gevaarlijke stoffen. Uit het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi), Besluit externe veiligheid transportroutes (Bevt) en Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) vloeit de verplichting voort om in ruimtelijke plannen in te gaan op de veiligheidsrisico's in het plangebied ten gevolge van handelingen met gevaarlijke stoffen. Deze externe veiligheidsrisico's moeten worden beoordeeld voor twee risiconormen, te weten het plaatsgebonden risico en het groepsrisico. Voor beide risiconormen geldt dat hoe groter de afstand tussen planontwikkeling en risicobron is, des te kleiner zal de impact van het plan zijn op de hoogte van het risico.
Plaatsgebonden risico
Het plaatsgebonden risico (PR) heeft tot doel om hetzelfde minimale beschermingsniveau te bieden voor iedere burger in Nederland. Het PR beschrijft de kans per jaar dat een onbeschermd individu komt te overlijden door een ongeval met gevaarlijke stoffen. Het PR wordt uitgedrukt in risicocontouren rondom de risicobron (bedrijf, weg, spoorlijn, etc.), waarbij de 10-6-contour (kans van 1 op 1 miljoen op overlijden) de maatgevende grenswaarde is.
Groepsrisico
Het groepsrisico (GR) is een afwegingsinstrument dat tot doel heeft een bewuste afweging te stimuleren over het risico op een ongeval met een groot aantal slachtoffers. Het GR beschrijft de kans dat een groep van 10 of meer personen gelijktijdig komt te overlijden ten gevolge van een ongeval met gevaarlijke stoffen. Het GR geeft een indicatie van de maatschappelijke ontwrichting in geval van een ramp. Het GR wordt uitgedrukt in een grafiek, waarin de kans op overlijden van een bepaalde groep (bijvoorbeeld 10, 100 of 1.000 personen) wordt afgezet tegen de kans daarop. Voor het GR geldt een oriëntatiewaarde als ijkpunt in de verantwoording (géén norm).
Voor elke verandering van het GR (af- of toename) in het invloedsgebied moet verantwoording worden afgelegd over de wijze waarop de toelaatbaarheid van deze verandering in de besluitvorming is betrokken.
Samen met de hoogte van het GR moeten andere kwalitatieve aspecten worden meegenomen in de beoordeling van het GR. Onder deze aspecten vallen zelfredzaamheid en bestrijdbaarheid. Onderdeel van deze verantwoording is overleg met (advies vragen aan) de regionale brandweer.
Beoordeling
De ontwikkeling betreft het wegbestemmen van een agrarisch bedrijf en het omvormen van een bestaande bedrijfswoning naar een burgerwoning. Daarmee is er geen sprake van nieuwe kwetsbare objecten, omdat zowel een bedrijfs- als een burgerwoning als kwetsbaar object wordt aangemerkt. Ook wijzigt de situering van het kwetsbare object niet. Ten aanzien van het PR leidt het plan daarom niet tot een wijziging. Met betrekking tot het GR is van belang dat het aantal woningen gelijk blijft en er een agrarische bedrijfsbestemming wordt verwijderd. Het aantal personen in het plangebied zal daarom niet toenemen. Daarmee is op voorhand uitgesloten dat het plan leidt tot een verhoging van het GR.
Conclusie
Het aspect externe veiligheid levert geen belemmeringen op voor het plan.
5.8 Kabels En Leidingen
Het verrichten van werkzaamheden in de nabijheid van hoogspanningsmasten en -kabels en dergelijke, kan gevaar met zich meebrengen. Om dit gevaar zoveel mogelijk te beperken, moet de leidingbeheerder aangeven onder welke voorwaarden de werkzaamheden veilig kunnen plaatsvinden.
Beoordeling en conclusie
In en nabij het plangebied zijn geen planologisch relevante kabels en leidingen aanwezig. Bovendien vinden er geen werkzaamheden plaats in het kader van de ontwikkeling, die tot gevaar of beperkingen ten aanzien van kabels en leidingen kunnen leiden. Dit aspect levert dan ook geen belemmeringen op voor de realisatie van het plan.
5.9 Waterparagraaf
Op grond van het Besluit ruimtelijke ordening (artikel 3.1.6 lid 1 onder b) moet inzicht worden gegeven in de gevolgen voor de waterhuishouding die samenhangen met de ruimtelijke ontwikkeling die mogelijk wordt gemaakt. Daarbij zijn de hierna beschreven beleidsstukken van belang.
Rijksbeleid
Nationaal waterplan
In december 2015 stelde het kabinet het Nationaal Waterplan vast. Dit plan geeft op hoofdlijnen aan welk beleid het Rijk in de periode 2016-2021 voert om te komen tot een duurzaam waterbeheer. Het Nationaal Waterplan richt zich op bescherming tegen overstromingen, beschikbaarheid van voldoende en schoon water, en diverse vormen van gebruik van water. Ook worden de maatregelen genoemd die hiertoe worden genomen.
Op basis van de Wet ruimtelijke ordening heeft het Nationaal Waterplan voor de ruimtelijke aspecten de status van structuurvisie.
Provinciaal beleid
Provinciaal Waterplan
In het Waterplan Gelderland is het waterbeleid beschreven aan de hand van een aantal thema's, zoals landbouw, wateroverlast, watertekort, natte natuur, grondwaterbescherming en hoogwaterbescherming. Voor deze thema's is beschreven welke doelstellingen voor 2027 en 2015 er liggen. Daarbij is beschreven hoe de provincie voor de planperiode de uitvoering van acties ziet om die doelstellingen te bereiken. Bij sommige thema's gelden aanvullende waterdoelstellingen voor specifieke waterhuishoudkundige functies.
Waterschap Rivierenland
Waterbeheerplan 2016-2021
Dit plan, vastgesteld op 27 november 2015, gaat over het waterbeheer in het hele rivierengebied en omvat alle watertaken van het waterschap: waterkwantiteit, waterkwaliteit, waterkering en waterketen. In het Waterbeheerplan staat wat Waterschap Rivierenland de komende periode gaat doen om inwoners van het rivierengebied veiligheid en voldoende schoon en mooi water in sloten en plassen te kunnen blijven bieden. Het plan is in samenwerking met onder meer de gemeente Overbetuwe opgesteld.
Keur Waterschap Rivierenland 2014
Voor waterhuishoudkundige ingrepen is de 'Keur Waterschap Rivierenland 2014' van toepassing. De Keur is een waterschapsverordening die gebods- en verbodsbepalingen bevat met betrekking tot ingrepen, die consequenties hebben voor de waterhuishouding en het waterbeheer. Zo is het onder andere verboden om handelingen te verrichten waardoor het onderhoud, aanvoer, afvoer en/of berging van water kan worden belemmerd zonder een ontheffing van het Waterschap. De wateren en waterkeringen, waarop de keur van toepassing is, zijn vastgelegd in de legger wateren.
Realisatie van nieuwe bebouwing en/of verhard oppervlak moet hydrologisch neutraal worden uitgevoerd. Bij het toevoegen van bebouwing of verharding geldt een compensatieplicht. Er geldt een eenmalige vrijstelling van de compensatieplicht wanneer minder verharding dan 500 m² in stedelijk gebied of minder dan 1.500 m² in landelijk gebied wordt toegevoegd.
Gemeente Overbetuwe
Waterplan Overbetuwe
In 2008 stelde de gemeente Overbetuwe in samenwerking met het Waterschap Rivierenland het Waterplan Overbetuwe vast. Het waterbeheerplan van het waterschap is later geactualiseerd (zie hierboven), ook in samenwerking met onder meer de gemeente Overbetuwe. Beide plannen gelden naast elkaar.
In het Waterplan Overbetuwe wordt het beleidskader geschetst en worden concrete maatregelen voor het watersysteem uitgewerkt. Naast het waterplan wordt parallel een Gemeentelijk Rioleringsplan (GRP) opgesteld waarin de maatregelen voor de riolering (waterketen) worden uitgewerkt.
Met het opstellen van een waterplan wordt inzicht gegeven in de relevante wateropgaven voor de gemeente Overbetuwe, zoals:
- wateroverlast, het zoeken van oplossingen om wateroverlast tegen te gaan;
- waterkwaliteit, het onderzoeken van mogelijkheden voor het verbeteren van de waterkwaliteit;
- grondwater, het inventariseren van grondwateroverlast;
- beleving van water, burgers betrekken bij water;
- afspraken en taken van waterschap en gemeente.
Beoordeling
Met dit wijzigingsplan wordt een agrarische bedrijfslocatie gewijzigd in een woonperceel. De bestaande bebouwing en verharding blijft daarbij voor een groot deel behouden. Enkele kleinere bestaande gebouwen worden gesloopt. De totale oppervlakte aan verhard oppervlak in het plangebied neemt beperkt af. Een compensatieverplichting volgens de Keur is niet aan de orde. De bestaande bedrijfswoning is aangesloten op het gemeentelijk rioolstelsel. Afvalwater wordt via het gemeentelijk rioolstelsel getransporteerd. Hemelwater en afvalwater blijven gescheiden. Het plan is daarmee hydrologisch neutraal.
Aan de randen van het plangebied lopen enkele watergangen met een secundair en tertiair belang (B- en C-watergangen). De ontwikkeling heeft geen invloed op deze watergrangen. Er worden daarnaast geen ingrepen in de bodem gedaan die het grondwatersysteem kunnen veranderen. Het plangebied ligt niet in de buurt van een waterkering. Negatieve effecten op oppervlaktewater of op de veiligheid van een waterkering zijn dan ook uitgesloten.
Conclusie
Het plan heeft geen negatieve effecten op de waterhuishouding, oppervlaktewater of waterkeringen. Dit aspect levert geen belemmeringen of nadere voorwaarden voor de ontwikkeling op.
5.10 Flora En Fauna
De bescherming van de natuur is sinds 1 januari 2017 vastgelegd in de Wet Natuurbescherming (Wnb). Deze heeft de Natuurbeschermingswet 1998, de Flora- en faunawet en de Boswet vervangen. De Wnb geeft het wettelijke kader voor de bescherming van natuurgebieden en voor soortenbescherming. Bij de voorbereiding van een ruimtelijk plan moet worden onderzocht of de Wnb de uitvoering van het plan niet in de weg staat in verband met de bescherming van gebieden en dier- en plantsoorten. De provincies zijn het bevoegd gezag voor zowel de gebieds- als de soortenbescherming.
Gebiedsbescherming
In de Wnb is de bescherming opgenomen van Natura 2000-gebieden en het Natuurnetwerk Nederland (NNN). Bij de voorbereiding van een bestemmingsplan moet worden onderzocht of dit plan, afzonderlijk of in combinatie met andere plannen of projecten, significante gevolgen kan hebben voor een Natura 2000-gebied. Natura 2000-gebieden hebben een externe werking, zodat ook ingrepen die buiten deze gebieden plaatsvinden en verstoring kunnen veroorzaken, moeten worden getoetst op het effect van de ingreep op soorten en habitats. Een ruimtelijk plan dat significante gevolgen kan hebben voor een Natura 2000-gebied, kan alleen worden vastgesteld als uit een passende beoordeling de zekerheid is verkregen dat het plan de natuurlijke kenmerken van het gebied niet zal aantasten. Als deze zekerheid er niet is, kan het plan worden vastgesteld als wordt voldaan aan de volgende drie voorwaarden:
- alternatieve oplossingen zijn niet voorhanden;
- het plan is nodig om dwingende redenen van groot openbaar belang, met inbegrip van redenen van sociale of economische aard; en
- de noodzakelijke compenserende maatregelen worden getroffen om te waarborgen dat de algehele samenhang van het Natura 2000-netwerk bewaard blijft.
Het Natuurnetwerk Nederland (NNN, voorheen: Ecologische Hoofdstructuur (EHS)) is een samenhangend netwerk van bestaande en te ontwikkelen natuurgebieden. Het netwerk wordt gevormd door kerngebieden, natuurontwikkelingsgebieden en ecologische verbindingszones. Voor deze gebieden geldt een planologisch beschermingsregime. Het NNN is op provinciaal niveau uitgewerkt in het Gelders Natuurnetwerk (GNN) met de bijbehorende Groene Ontwikkelingszones (GO). Activiteiten in deze gebieden zijn alleen toegestaan als ze geen negatieve effecten hebben op de wezenlijke kenmerken of waarden of als deze kunnen worden tegengegaan met mitigerende maatregelen.
Soortenbescherming
In de Wnb wordt een onderscheid gemaakt tussen:
- soorten die worden beschermd in de Vogelrichtlijn;
- soorten die worden beschermd in de Habitatrichtlijn en de verdragen van Bern en Bonn;
- de bescherming van overige soorten.
Per beschermingsregime is aangegeven welke verboden er gelden en onder welke voorwaarden ontheffing of vrijstelling kan worden verleend door het bevoegd gezag.
Beoordeling
Gebiedsbescherming
In de omgeving van het plangebied zijn geen beschermde natuurgebieden aanwezig. Het meest nabij gelegen Natura 2000-gebied is het gebied 'Rijntakken', dat op meer dan 3,5 kilometer afstand van het plangebied ligt. Ook gebieden, die behoren tot het Natuur Netwerk Nederland, liggen op ruime afstand van het plangebied (ten minste 1,5 kilometer). Gezien de aard van de ontwikkeling in het plangebied, namelijk het wegbestemmen van een agrarische bedrijfslocatie en het voortzetten van de woonfunctie van de voormalige bedrijfswoning, en de afstand tot beschermde natuurgebieden, kunnen negatieve effecten op deze gebieden op voorhand worden uitgesloten.
Soortenbescherming
Negatieve effecten op de beschermde dier- en plantensoorten zijn redelijkerwijs uitgesloten vanwege de aard van de ontwikkeling. Er worden namelijk geen nieuwe verstorende activiteiten mogelijk gemaakt, er wordt geen nieuwe bebouwing gerealiseerd en er worden geen bomen of groenvoorzieningen gekapt of gerooid. Wel worden er enkele kleine gebouwen gesloopt, maar deze zijn niet geschikt als broed-, nest- of verblijfplaats voor beschermde soorten. Overtreding van de Wet natuurbescherming kan redelijkerwijs worden uitgesloten. Bij het uitvoeren van de (sloop)werkzaamheden, moet de algemene zorgplicht ten aanzien van beschermde soorten in acht worden genomen.
Conclusie
Het aspect flora en fauna zorgt niet voor belemmeringen bij de uitvoering van het plan. Er is geen nader onderzoek noodzakelijk.
5.11 Archeologie En Cultuurhistorie
Archeologie
De bescherming van archeologisch erfgoed in Nederland is vastgelegd in de Erfgoedwet, die op 1 juli 2016 in werking is getreden. De Erfgoedwet is in de plaats gekomen van zes wetten en regelingen op het gebied van cultureel erfgoed, waaronder de Monumentenwet 1988. Onderdelen van de Monumentenwet, die van toepassing waren op de fysieke leefomgeving, gaan naar de Omgevingswet, die in 2019 van kracht wordt. Voor deze onderdelen is daartoe in de Erfgoedwet voor de periode 2016-2019 een overgangsregeling opgenomen.
De basis van de bescherming van archeologisch erfgoed in de Erfgoedwet is het verdrag van Valletta (ook wel het verdrag van Malta). De bescherming heeft als doel om archeologisch erfgoed zoveel mogelijk in situ, dus in de grond, te behouden. Dankzij het principe van “de verstoorder betaalt” uit het verdrag van Valletta worden meer archeologische resten in situ behouden.
De gemeente Overbetuwe heeft voor haar gemeentelijk grondgebied een erfgoedplan en een archeologische beleidsadvieskaart gemaakt. Het erfgoedplan beoogt versterking van de plaats en betekenis van cultuurhistorie als factor in het ruimtelijk beleidsproces.
Cultuurhistorie
Op grond van het Besluit ruimtelijke ordening (artikel 3.1.6, tweede lid, onderdeel a Bro) moet in het plan rekening worden gehouden met cultuurhistorie. Cultuurhistorie heeft onder andere betrekking op de historische stedenbouwkundige en historisch geografische waarden in het gebied. In het plan moet beschreven worden hoe met de in het gebied aanwezige waarden en de aanwezige of te verwachten monumenten wordt omgegaan.
De Erfgoedwet bevat de wet- en regelgeving voor behoud en beheer van het cultureel erfgoed en archeologie in Nederland. Het is op basis hiervan verplicht om de facetten historische (steden)bouwkunde en historische geografie mee te nemen in de belangenafweging. Hierbij gaat het om zowel beschermde als niet formeel beschermde objecten en structuren.
Beoordeling
Archeologie
Het plangebied ligt in een gebied met een hoge archeologische verwachting volgens de archeologische beleidskaart (zie figuur 5.1). Daarnaast is in het huidige bestemmingsplan de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologische verwachting 2' in het plangebied opgenomen.
In dit wijzigingsplan worden de archeologische (verwachtings)waarden, zoals aangegeven op de beleidskaart, vertaald door middel van het behouden van de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologische verwachting 2' op de verbeelding en in de regels. Op deze wijze is de bescherming van eventuele archeologische waarden voor de toekomst gewaarborgd. Op basis van deze bestemmingen dient voorafgaand aan de bouw- of andere grondwerkzaamheden een archeologisch onderzoek te worden uitgevoerd, als de drempelwaarden door de omvang van de werkzaamheden worden overschreden. Ingrepen met een dergelijke omvang zijn met het initiatief vooralsnog niet aan de orde. Daarom is in het kader van dit wijzigingsplan geen onderzoek noodzakelijk.
![]() |
![]() |
Figuur 5.1: Ligging plangebied op de archeologische beleidskaart van Overbetuwe |
Cultuurhistorie
De provincie Gelderland heeft haar cultuurhistorische waarden weergegeven op de kaart 'Historisch landschap, historische stedenbouw en archeologie'. Een uitsnede van deze kaart, ter plaatse van het plangebied, is weergegeven op figuur 5.2. Hierin is te zien, dat het plangebied niet ligt in de buurt van beschermde Rijks- of gemeentelijke monumenten, molens, historische buitenplaatsen of historisch geografische lijnen. Ook behoort het plangebied niet tot een beschermd dorpsgezicht. De ontwikkeling zal daarom geen invloed hebben op de door gemeente en provincie aangeduide cultuurhistorische waarden.
![]() |
Figuur 5.2: Ligging cultuurhistorische waarden ten opzichte van het plangebied |
Conclusie
De aspecten archeologie en cultuurhistorie zorgen niet voor belemmeringen in het kader van dit wijzigingsplan. De dubbelbestemming 'Waarde - Archeologische verwachting 2' wordt gehandhaafd.
5.12 Verkeer En Parkeren
Verkeer
In de huidige situatie is in het plangebied een agrarisch bedrijf toegestaan. Dit is een functie met een potentiële verkeersaantrekkende werking, ook voor zwaarder (landbouw)verkeer. Aangezien deze functie verdwijnt en verder slechts de bestaande bedrijfswoning wordt omgezet in een burgerwoning, kan worden gesteld dat de verkeersgeneratie van de functies in het plangebied zal afnemen. De woning wordt ontsloten ter plaatse van de bestaande ontsluiting op De Wuurde. Er zijn geen aanpassingen aan de infrastructuur benodigd. Uit verkeerskundig oogpunt zijn er geen belemmeringen voor het plan.
Parkeren
De gemeente Overbetuwe heeft parkeernormen vastgesteld in de Nota Parkeernormen gemeente Overbetuwe 2016 (hierna: de Nota). In de huidige situatie is een agrarisch bedrijf met een bedrijfswoning toegestaan. In de toekomstige situatie is er uitsluitend één woning toegestaan. Het benodigde aantal parkeerplaatsen zal afnemen ten opzichte van de huidige situatie. De bestaande parkeerplaatsen bij de woning worden gehandhaafd. Daarmee is er voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein aanwezig. In de planregels is opgenomen, dat voldoende parkeerplaatsen op eigen terrein aanwezig moeten zijn. Bij een eventuele toekomstige gebruikswijziging of een bouwplan, zal aan de parkeernormen moeten worden getoetst.
Het aspect parkeren zorgt, gezien het voorgaande, niet voor belemmeringen.
Hoofdstuk 6 Juridische Planopzet
6.1 Toets Aan Voorwaarden Wijzigingsbevoegdheid
De gewenste omzetting van de agrarische bedrijfslocatie in het plangebied naar een woonperceel, is mogelijk met toepassing van artikel 3.6.4 van het huidige bestemmingsplan 'Buitengebied Overbetuwe'. Een wijzigingsplan kan uitsluitend worden opgesteld, als aangetoond wordt, dat aan de voorwaarden van de toe te passen wijzigingsbevoegdheid wordt voldaan. Hierna wordt een opsomming van deze voorwaarden weergegeven en wordt het plan getoetst aan deze voorwaarden.
- a. het aantal woningen mag niet mag worden vergroot, met dien verstande dat via woningsplitsing twee woningen zijn toegestaan, mits:
- 1. de gesplitste woningen een inhoud hebben van minimaal 400 m³;
- 2. de oppervlakte of inhoud van de gesplitste woningen niet wordt vergroot;
De bestaande bedrijfswoning wordt behouden. Er worden geen extra woningen toegevoegd. Splitsing van de woning is niet aan de orde. Aan deze voorwaarde wordt voldaan.
- b. het bepaalde in artikel 27.2.2 (bouwregels voor bijgebouwen, niet zijnde overkappingen, binnen de bestemming 'Wonen') is van toepassing, met dien verstande dat de gezamenlijke oppervlakte van bijgebouwen bij de voormalige bedrijfswoning maximaal de bestaande oppervlakte bedraagt;
Nieuwe bijgebouwen mogen uitsluitend worden gebouwd binnen de resterende bebouwingscontouren en met inachtname van de regels, zoals opgenomen in artikel 27.2.2 van het moederplan 'Buitengebied Overbetuwe'. De bestaande oppervlakte aan gebouwen mag volgens deze regels nimmer worden vergroot. Nieuwe bijgebouwen zijn dus uitsluitend mogelijk na sloop van bestaande (legale) bijgebouwen. Op het perceel zijn diverse agrarische bedrijfsgebouwen en bijgebouwen aanwezig. Een groot deel van de bestaande legale bebouwing wordt gehandhaafd en de overige bebouwing moet worden gesloopt. Met een voorwaardelijke verplichting is dit in het wijzigingsplan gewaarborgd. Onder voorwaarden mag de bestaande loods aan de achterzijde met maximaal 5 meter worden uitgebreid. Per saldo neemt de bebouwde oppervlakte aan gebouwen niet toe.
Aan deze voorwaarde wordt voldaan.
- c. in de nabijheid gelegen functies en waarden worden niet in onevenredige mate in hun ontwikkelingsmogelijkheden geschaad;
In Hoofdstuk 5 zijn de verschillende relevante milieu- en omgevingsaspecten behandeld. In dat hoofdstuk is aangetoond dat de wijziging geen beperkingen voor nabijgelegen functies oplevert. Zie daarover bijvoorbeeld paragraaf 5.4 'bedrijven en milieuzonering'.
- d. de belangen van de eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden worden niet onevenredig geschaad.
Met de wijziging wordt een agrarische bedrijfslocatie wegbestemd. Deze wijziging leidt tot een vermindering van milieuhinder. Verder wordt de bestaande bedrijfswoning behouden en zal deze voor woondoeleinden worden gebruikt. Omdat er geen wijziging of intensivering van het gebruik optreedt en er tevens geen nieuwe bebouwing wordt opgericht, leidt de omvorming niet tot overlast of enige negatieve effecten op de omgeving. Daarom wordt geconcludeerd dat aan deze voorwaarde wordt voldaan.
Conclusie
Het plan voldoet aan de voorwaarden om de wijzigingsbevoegdheid uit artikel 3.6.4 van het bestemmingsplan 'Buitengebied Overbetuwe' te kunnen toepassen. Verder is in deze toelichting aangetoond, dat het plan in overeenstemming met het beginsel van een goede ruimtelijke ordening is. Daarom is het mogelijk om de wijziging door middel van een wijzigingsplan toe te staan.
6.2 Algemene Opzet
Inleiding
Dit hoofdstuk bevat de concrete vertaling van het beleidsgedeelte en de gewenste ontwikkeling (voorafgaande hoofdstukken) in het juridisch gedeelte van het wijzigingsplan (de verbeelding en regels).
Het wijzigingsplan 'Buitengebied, De Wuurde 91, Elst' bestaat uit de volgende onderdelen:
De toelichting
In de toelichting is de ontwikkeling beschreven en verantwoord, zowel op basis van het beleid als op basis van milieu-hygiënische aspecten, aangevuld met een toelichting op de juridische opzet.
De regels
Deze bevatten de bouw- en gebruiksregels binnen de verschillende bestemmingen en algemene regels die in het gehele plangebied gelden. Daarnaast zijn waar nodig afwijkings- en wijzigingsbevoegdheden opgenomen, om het plan de benodigde flexibiliteit te geven.
De verbeelding
Op de verbeelding zijn de bestemmingen 'Agrarisch', 'Wonen' en 'Waarde - Archeologische verwachting 2 ' opgenomen. Verder is er een bouwvlak opgenomen, evenals enkele aanduidingen.
De opzet van het plan
Een wijzigingsplan is een juridisch plan, dat bindend is voor de inwoners en voor de overheid. Qua systematiek is aangesloten bij het huidige bestemmingsplan 'Buitengebied Overbetuwe' (moederbestemmingsplan). Het wijzigingsplan maakt na vaststelling deel uit van het moederplan.
Bouwplan
Indien een aanvraag voor een omgevingsvergunning wordt ingediend, zijn in eerste instantie de bestemming met bijhorende regels van belang. Als het nieuwe en het beoogde gebruik past binnen de toegekende bestemming, dan kan de omgevingsvergunning worden verleend.
6.3 Toelichting Op De Verbeelding En Regels
Op de verbeelding zijn de bestemmingen onderscheiden. De bestemmingen zijn afgeleid uit het gebruik (de aanwezige functies). De bestemmingen vormen het zogenaamde casco van het plan, waarvan in beginsel niet mag worden afgeweken. Hierna worden de in het plan opgenomen bestemmingen nader toegelicht.
Agrarisch
Vanwege de omvang en inrichting van het perceel, is het niet wenselijk om het gehele perceel voor woondoeleinden te gebruiken en in te richten. Daarom wordt de bestemming 'Agrarisch' gehandhaafd in het zuidelijk en oostelijk deel van het plangebied. Deze gronden zijn momenteel in gebruik als weiland. De bestemming 'Agrarisch' past bij het huidige en toekomstige gebruik en de inrichting van deze gronden.
De gronden met deze bestemming zijn onder meer bestemd voor de uitoefening van een grondgebonden agrarisch bedrijf, hobbymatig agrarisch grondgebruik, extensieve dagrecreatie en bijbehorende voorzieningen waaronder tuinen en erven. Er is geen bouwvlak opgenomen en er zijn uitsluitend kleinschalige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, toegestaan.
Wonen
De rest van het perceel is bestemd als 'Wonen'. Dit betreft de gronden rondom de huidige bedrijfswoning, de te handhaven bebouwing, de tuin en de stapmolen. Ter plaatse van de bestaande woning is een bouwvlak opgenomen, waar één woning is toegestaan. Ter plaatse van de te behouden overige bebouwing is de aanduiding 'bijgebouwen' opgenomen. Deze bebouwing mag worden gehandhaafd, waarbij voor een silo en een stapmolen specifieke bouwaanduidingen zijn opgenomen waarbinnen deze bouwwerken zijn toegestaan. Mocht er in de toekomst sprake zijn van sloop van deze bebouwing, dan mag uitsluitend binnen deze contouren worden herbouwd. Buiten het bouwvlak en de aanduiding 'bijgebouwen' mogen geen nieuwe gebouwen worden opgericht. Binnen de 'specifieke bouwaanduiding 1' is een uitbreiding van een loods onder voorwaarden en met een omgevingsvergunning voor afwijken van de regels planologie afweegbaar.
De gronden met de bestemming 'Wonen' zijn bestemd voor wonen, al dan niet met een aan huis gebonden beroep onder voorwaarden, hobbymatig agrarisch grondgebruik, tuinen, erven en bijbehorende voorzieningen. Het gebruik van de bebouwing en gronden voor woondoeleinden is toegestaan onder de voorwaarden dat er voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein aanwezig is en dat alle gebouwen buiten het bouwvlak en de aanduiding 'bijgebouwen' zijn gesloopt. In de planregels zijn hiertoe waarborgen opgenomen.
Waarde - Archeologische verwachting 2
In het plangebied is de archeologische dubbelbestemming 'Waarde - Archeologische verwachting 2' opgenomen, ten behoeve van het behoud en de bescherming van archeologische waarden in of nabij het plangebied. Deze dubbelbestemming komt overeen met de archeologische beleidskaart van de gemeente en het huidige bestemmingsplan. Naast de betreffende dubbelbestemming hebben de betrokken gronden altijd nog de betreffende hoofdbestemming. De regels van de hoofdbestemming en de dubbelbestemming zijn beide van toepassing, maar bij strijd tussen deze bepalingen prevaleren de bepalingen van de dubbelbestemming. De reden hiervoor is dat de belangen van de dubbelbestemming zwaarder wegen dan die van de hoofdbestemming. De dubbelbestemming bevat een omgevingsvergunningplicht en plicht tot het doen van archeologisch onderzoek voor bodemingrepen dieper dan 0,3 meter onder het maaiveld, met een oppervlakte van meer dan 100 m². Voordat een omgevingsvergunning voor het 'bouwen' wordt verleend waarbij deze drempelwaarde wordt overschreden, moet een archeologisch onderzoek worden uitgevoerd.
Algemene regels
Anti-dubbeltelregel
Deze regel is opgenomen om te voorkomen dat, wanneer volgens een bestemmingsplan bepaalde gebouwen en bouwwerken niet meer dan een bepaald deel van een bouwperceel mogen beslaan, het opengebleven terrein nog eens meetelt bij het toestaan van een ander gebouw of bouwwerk, waaraan een soortgelijke eis wordt gesteld.
Algemene bouwregels
In dit artikel is een regeling met betrekking tot ondergronds bouwen opgenomen. Dit is in beginsel uitsluitend toegestaan, daar waar bovengronds ook gebouwen zijn toegestaan. Tevens is een regeling opgenomen ten aanzien van bestaande afwijkende maatvoeringen, zoals hoogten en oppervlakten.
Algemene gebruiksregels
Dit artikel bevat de vormen van gebruik, die in ieder geval strijdig zijn met de regels van het bestemmingsplan.
Algemene afwijkingsregels
In dit artikel wordt een opsomming gegeven van de regels waarvan door middel van een omgevingsvergunning afgeweken kan worden van het bestemmingsplan. Het gaat hier onder meer om kleinschalige afwijkingen van de voorschreven maatvoering, overschrijdingen van de bouwgrenzen en tijdelijk kamperen. Ook is een regeling voor evenementen opgenomen.
Algemene wijzigingsregels
In dit artikel wordt een opsomming gegeven van de regels waarvan door middel van een wijzigingsplan afgeweken kan worden van het bestemmingsplan. Dit betreft kleine wijzigingen van de bestemmingsgrenzen en het bouwen van kleine gebouwen voor openbare nutsvoorzieningen.
Algemene procedureregels
In dit artikel zijn de procedure en de voorwaarden in geval van toepassing van de in het plan opgenomen wijzigingsbevoegdheden beschreven.
Overgangs- en slotregels
Overgangsrecht
Het voor alle ruimtelijke plannen verplichte overgangsrecht is opgenomen. Bouwwerken, welke op het moment van inwerkingtreding van het plan bestaan (of waarvoor een omgevingsvergunning voor het bouwen is verleend), mogen blijven bestaan, ook al is er strijd met de bebouwingsregels. De overgangsbepaling houdt niet in dat het bestaand, illegaal opgerichte, bouwwerk legaal wordt, noch brengt het met zich mee dat voor een dergelijk bouwwerk alsnog een omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen kan worden verleend. Burgemeester en wethouders kunnen in beginsel dus nog gebruikmaken van hun handhavingbevoegdheid. Het gebruik van de grond en opstallen dat afwijkt van de regels op het moment van inwerkingtreding van het plan, mag eveneens worden voortgezet.
Slotregel
Dit artikel geeft aan op welke manier de regels kunnen worden aangehaald.
Hoofdstuk 7 Financiële Toelichting
Kostenverhaal
Uitgangspunt voor de ontwikkeling is, dat deze voor de gemeente budgetneutraal wordt ontwikkeld. Op grond van artikel 6.12 lid 1 Wet ruimtelijke ordening (Wro) is de gemeenteraad van Overbetuwe verplicht om, als sprake is van een bouwplan, de gemeentelijke kosten te verhalen. In dit geval is er geen sprake van een bouwplan. Daarom is kostenverhaal niet verplicht. De kosten voor het opstellen van het wijzigingsplan, worden verhaald door middel van de gemeentelijke legesverordening. Daarnaast is met de initiatiefnemer een planschadeovereenkomst afgesloten. Eventuele planschade komt voor rekening van de initiatiefnemer.
Financiële haalbaarheid
Er zijn geen onvoorziene hoge kosten te verwachten. Ook is er geen sprake van onzekere financiële bijdragen van anderen. De financieel-economische haalbaarheid is hiermee in voldoende mate aangetoond.
Hoofdstuk 8 Overleg En Inspraak
8.1 Inleiding
De procedures voor vaststelling van een wijzigingsplan zijn door de wetgever geregeld. Aangegeven is dat tussen gemeente en verschillende instanties waar nodig overleg over het plan moet worden gevoerd, voordat een ontwerpplan ter visie gelegd kan worden. Bovendien kan het noodzakelijk zijn om belanghebbenden de gelegenheid te bieden om hun visie omtrent het plan te kunnen geven. Dit is afhankelijk van de inspraakverordening van de gemeente. Pas daarna kan de wettelijke procedure met betrekking tot vaststelling van het wijzigingsplan van start gaan.
8.2 Inspraak
De Wro zelf bevat geen bepalingen over inspraak. Dat neemt niet weg dat het de gemeente vrijstaat toch inspraak te verlenen op grond van de gemeentelijke inspraakverordening. In relatie daarmee bepaalt artikel 150 van de Gemeentewet onder meer dat in een gemeentelijke inspraakverordening moet worden geregeld op welke wijze personen en rechtspersonen hun mening kenbaar kunnen maken. Voor dit wijzigingsplan heeft, gezien de aard en kleinschalige omvang van de ontwikkeling, geen inspraak plaatsgevonden.
8.3 Overleg
Artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) geeft aan dat het bestuursorgaan, dat belast is met de voorbereiding van een ruimtelijk plan, overleg pleegt met de besturen van betrokken gemeenten en waterschappen. Ook moet overleg worden gepleegd met die diensten van provincie en Rijk, die betrokken zijn bij de zorg voor de ruimtelijke ordening of die belast zijn met de behartiging van belangen, welke in het plan in het geding zijn. Gezien de aard en de kleinschalige omvang van de ontwikkeling, heeft in dit geval geen vooroverleg plaatsgevonden.
8.4 Vaststellingsprocedure
De vaststellingsprocedure van het wijzigingsplan heeft plaatsgevonden volgens artikelen 3.7 tot en met 3.9 van de Wet ruimtelijke ordening. Het wijzigingsplan is in dit kader ter visie gelegd gedurende een periode van zes weken. Gedurende deze periode kon een ieder zijn zienswijzen kenbaar maken tegen het plan. Er is één zienswijze ingediend. De zienswijze is samengevat en van een reactie voorzien in het "Rapport zienswijzen ontwerpwijzigingsplan Buitengebied, De Wuurde 91, Elst" en heeft geleid tot aanpassing van paragraaf 5.4 van de toelichting ('bedrijven en milieuzonering').
Het plan is vervolgens op 25 september 2018 vastgesteld door burgemeester en wethouders.
8.5 Beroep
Na vaststelling wordt het wijzigingsplan voor de tweede maal zes weken ter visie gelegd. Gedurende deze periode kunnen belanghebbenden tegen het vaststellingsbesluit beroep instellen bij de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State. Als geen beroep wordt ingesteld, is het plan na deze beroepstermijn onherroepelijk en treedt het plan in werking. Het plan maakt dan onderdeel uit van het moederplan 'Buitengebied Overbetuwe'.
Bijlage 1 Nota Parkeernormen Overbetuwe
Bijlage 1 Nota Parkeernormen Overbetuwe