KadastraleKaart.com

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 2 Maatschappelijk
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 3 Anti-dubbeltelregel
Artikel 4 Algemene Aanduidingsregels
Artikel 5 Overige Regels
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 6 Overgangsrecht
Artikel 7 Slotregel
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding
1.2 Ligging En Beschrijving Plangebied
1.3 Huidig Bestemmingsplan
1.4 Leeswijzer
Hoofdstuk 2 Bestaande Situatie
Hoofdstuk 3 Toekomstige Situatie
3.1 Aanleiding En Beschrijving Planvoornemen
3.2 Toetsing Aan De Wijzigingsvoorwaarden
Hoofdstuk 4 Beleidskader
4.1 Rijksbeleid
4.2 Provinciaal Beleid
4.3 Gemeentelijk Beleid
Hoofdstuk 5 Milieu- En Omgevingsaspecten
5.1 Milieueffectrapportage
5.2 Geluid
5.3 Luchtkwaliteit
5.4 Bedrijven En Milieuzonering
5.5 Trillingen
5.6 Geurhinder
5.7 Bodem
5.8 Externe Veiligheid
5.9 Explosieven
5.10 Kabels En Leidingen
5.11 Waterparagraaf
5.12 Flora En Fauna
5.13 Archeologie En Cultuurhistorie
5.14 Verkeer En Parkeren
5.15 Duurzaamheid
Hoofdstuk 6 Juridische Planopzet
6.1 Algemene Opzet
6.2 Toelichting Op De Regels
Hoofdstuk 7 Financiële En Juridische Uitvoerbaarheid
Hoofdstuk 8 Overleg En Inspraak
8.1 Inleiding
8.2 Inspraak
8.3 Overleg
8.4 Vaststellingsprocedure
8.5 Beroep
Bijlage 1 Akoestisch Onderzoek
Bijlage 2 Kwantitatieve Risico-analyse
Bijlage 3 Verantwoording Groepsrisico
Bijlage 4 Advies Veiligheidsregio

Elst, Rijnstate wijzigingsplan waterstof

Wijzigingsplan - Gemeente Overbetuwe

Vastgesteld op 18-07-2022 - geheel onherroepelijk in werking

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels

Artikel 1 Begrippen

In deze regels wordt verstaan onder:

1.1 plan:

het wijzigingsplan Elst, Rijnstate wijzigingsplan waterstof met identificatienummer NL.IMRO.1734.0375ELSTrswaterstf-VSG1 van de gemeente Overbetuwe;

1.2 wijzigingsplan:

De geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels;

1.3 aanduiding:

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.4 aanduidingsgrens:

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

1.5 waterstof

vloeibaar en/of gasvormig waterstof (H2).

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 2 Maatschappelijk

Artikel 4 van de regels van het bestemmingsplan 'Elst, Ziekenhuisvoorziening Rijnstate' met identificatienummer NL.IMRO.1734.0333ELSTrijnstate-VSG1 wordt aangevuld met een nieuw sub 4.2.7, dat als volgt komt te luiden:

4.2.7 Voorwaardelijke verplichting externe veiligheid

Tot een met de bestemming strijdig gebruik wordt in ieder geval gerekend het gebruik van en het in gebruik (laten) nemen van gebouwen ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - voorwaardelijke verplichting externe veiligheid' overeenkomstig de in artikel 4.1 bedoelde functies, tenzij een toets externe veiligheid is uitgevoerd en uit deze toets is gebleken dat er geen sprake is van onevenredige belemmeringen.

Hoofdstuk 3 Algemene Regels

Artikel 3 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 4 Algemene Aanduidingsregels

4.1 Overige zone - waterstof

Ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - waterstof' worden de regels van het bestemmingsplan 'Elst, Ziekenhuisvoorziening Rijnstate' met identificatienummer NL.IMRO.1734.0333ELSTrijnstate-VSG1 als volgt gewijzigd:

  • Artikel 4.1 wordt aangevuld met een nieuw sub m., dat als volgt komt te luiden:

m. ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - waterstof' tevens voor omzetting van duurzame energie in waterstof, opslag van waterstof en de daarbij behorende voorzieningen;

Artikel 5 Overige Regels

5.1 Van toepassing verklaring

  1. a. de regels in dit plan zijn van toepassing en aanvullend op de hieronder opgenomen plannen:
Naam plan Kenmerk Vaststelling
Elst, Ziekenhuisvoorziening Rijnstate NL.IMRO.1734.0333ELSTrijnstate-VSG1 26-01-2021
  1. b. de regels van de bestemmingsplannen die zijn genoemd onder a blijven buiten toepassing voor zover er sprake is van strijdigheid met de regels van dit plan;
  2. c. de regels van de bestemmingsplannen die zijn genoemd onder a blijven voor het overige onverminderd van toepassing.

Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels

Artikel 6 Overgangsrecht

6.1 Overgangsrecht bouwwerken

Voor bouwwerken luidt het overgangsrecht als volgt:

  1. a. een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het wijzigingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
    1. 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    2. 2. na het tenietgaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is tenietgegaan;
  2. b. het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van dit lid sub a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in dit lid sub a met maximaal 10%;
  3. c. dit lid sub a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

6.2 Overgangsrecht gebruik

Voor gebruik luidt het overgangsrecht als volgt:

  1. a. het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het wijzigingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet;
  2. b. het is verboden het met het wijzigingsplan strijdige gebruik, bedoeld in dit lid sub a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind;
  3. c. indien het gebruik, bedoeld in dit lid sub a, na het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten;
  4. d. dit lid sub a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 7 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als: Regels van het wijzigingsplan Elst, Rijnstate wijzigingsplan waterstof.

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

Op 26 januari 2021 is het bestemmingsplan 'Elst, Ziekenhuisvoorziening Rijnstate' door de gemeenteraad van Overbetuwe vastgesteld. Dit bestemmingsplan maakt het voor het ziekenhuis Rijnstate mogelijk om een ziekenhuisvoorziening te openen in de gemeente Overbetuwe, waarin in beginsel poliklinische zorg met ondersteunende functies aangeboden wordt. De nieuwbouw van de ziekenhuisvoorziening heeft een totaal programma van maximaal 25.000 m² (bruto vloeroppervlak), verdeeld over meerdere bouwlagen. Het plan omvat ook een aantal wijzigingen voor de omliggende infrastructuur en terreinen.

Het planvoornemen voor de ziekenhuisvoorziening is na de vaststelling van het bestemmingsplan, dat inmiddels onherroepelijk is, verder uitgewerkt. Eén van de nader uitgewerkte onderdelen vormt de energievoorziening van het ziekenhuis. Rijnstate heeft de ambitie om een duurzaam ziekenhuis te zijn en zet dan ook in op zoveel mogelijk gebruik van duurzame energievormen. Het bouw- en inrichtingsontwerp van de nieuwe ziekenhuisvoorziening omvat een groot oppervlak aan PV-panelen. Het onderhavige voornemen ziet op het omzetten van deze duurzaam opgewekte energie in waterstof en de opslag van deze waterstof in enkele tanks aan de zuidoostkant van het terrein. De opgeslagen waterstof kan op een later moment worden ingezet om elektriciteit te leveren aan het ziekenhuis, terwijl ook de vrijgekomen warmte kan worden benut.

De omzetting naar en de opslag van waterstof zijn niet (rechtstreeks) toegestaan op basis van het bestemmingsplan 'Elst, Ziekenhuisvoorziening Rijnstate'. Het voornemen kan wel worden toegestaan met toepassing van een in dit bestemmingsplan opgenomen wijzigingsbevoegdheid. Om hieraan toepassing te geven, moet een wijzigingsplan worden opgesteld. Dit wijzigingsplan 'Elst, Rijnstate wijzigingsplan waterstof' voorziet hierin. Het wijzigingsplan stelt aanvullende regels ten opzichte van het geldende bestemmingsplan. De onderliggende bestemmingen en bijbehorende regels van het geldende bestemmingsplan blijven voor het overige onverkort van toepassing.

1.2 Ligging En Beschrijving Plangebied

Het plangebied ligt in de bebouwde kom van Elst, ten oosten van het centrum van deze kern en direct grenzend aan het NS-station. Circa 1 kilometer oostelijk van het plangebied zijn de op- en afrit naar de A325 aanwezig. De directe omgeving bestaat uit diverse functies: woningen noordelijk van het plangebied, bedrijvigheid en een parkeergarage ten oosten en zuiden van het plangebied en de spoorlijn Arnhem-Nijmegen en het NS-station Elst ten westen van het plangebied. De ligging van het plangebied is in figuur 1.1 aangegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.1734.0375ELSTrswaterstf-VSG1_0001.png"
Figuur 1.1: ligging van het plangebied (bron: Bing Maps)

De beoogde locatie voor het Rijnstate-ziekenhuis bestaat uit enkele braakliggende kavels aan de Nieuwe Aamsestraat en de Spoorlaan, een gedeelte van de Spoorlaan zelf en een gedeelte van de bestaande watergang parallel aan de Spoorlaan. Het plangebied van dit wijzigingsplan beslaat slechts een gedeelte van dit gebied, namelijk het zuidoostelijk deel van het toekomstige ziekenhuisterrein. Onderstaande afbeelding geeft de begrenzing van het plangebied weer. Het gaat om gronden waar nu nog de Spoorlaan en de watergang liggen en gronden aan weerszijden daarvan. Het plangebied heeft een grootte van circa 2.800 m².

afbeelding "i_NL.IMRO.1734.0375ELSTrswaterstf-VSG1_0002.png"
Figuur 1.2: begrenzing van het plangebied (Bron: www.ruimtelijkeplannen.nl)

1.3 Huidig Bestemmingsplan

In het plangebied geldt momenteel het bestemmingsplan 'Elst, Ziekenhuisvoorziening Rijnstate', dat op 26 januari 2021 is vastgesteld. In figuur 1.3 is een uitsnede van de verbeelding bij dit bestemmingsplan opgenomen. In het plangebied gelden de volgende bestemmingen en aanduidingen:

  • Enkelbestemming 'Maatschappelijk';
  • Dubbelbestemming 'Waarde - Archeologische verwachting 2';
  • Aanduiding 'bouwvlak';
  • Aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - installaties';
  • Aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - voorwaardelijke verplichting geluid';
  • Aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - voorwaardelijke verplichting trillingen' (alleen noordwestelijke zone);
  • Maatvoering 'maximum bouwhoogte: 13 m' (oostelijk deel) dan wel 'maximum bouwhoogte: 17 m' (westelijk deel);
  • Gebiedsaanduiding 'overige zone - zoekgebied warme bronnen';
  • Gebiedsaanduiding 'wetgevingzone - wijzigingsgebied'.
afbeelding "i_NL.IMRO.1734.0375ELSTrswaterstf-VSG1_0003.png"
Figuur 1.3: huidig bestemmingsplan, met plangebied in rood kader (Bron: www.ruimtelijkeplannen.nl)

Binnen de bestemming 'Maatschappelijk' is de omzetting van opgewekte energie naar waterstof en de opslag van waterstof niet (rechtstreeks) toegestaan volgens de gebruiksregels. Wel is in artikel 4.5 van de planregels een wijzigingsbevoegdheid opgenomen, die het mogelijk maakt om (bedrijfsmatige) activiteiten ten dienste van de binnen de bestemming 'Maatschappelijk' toegestane functies toe te staan. Het gaat daarbij om activiteiten die voor wat betreft de aard en omvang van de te verwachten milieuhinder gelijkgesteld kunnen worden met ten hoogste milieucategorie 3.1. De wijzigingsbevoegdheid kan alleen worden toegepast in het op de verbeelding aangegeven wijzigingsgebied. Het plangebied komt hiermee obereen. Navolgend is deze wijzigingsbevoegdheid geciteerd. Het planvoornemen is wel in overeenstemming met de bouwregels van het huidige bestemmingsplan. De maximale bouwhoogte voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde van 4 meter wordt niet overschreden.

Dit wijzigingsplan geeft toepassing aan de hieronder geciteerde wijzigingsbevoegdheid. In deze toelichting wordt gemotiveerd dat aan de gestelde voorwaarden wordt voldaan (zie hiervoor specifiek paragraaf 3.2) en dat er sprake is van een goede ruimtelijke ordening. Het wijzigingsplan ziet dus enkel op het mogelijk maken van de beoogde voorziening voor de opslag van waterstof. Voor het overige blijven de geldende bouw- en gebruiksmogelijkheden onverkort van toepassing.

Artikel 4.5 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ingevolge artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening het plan ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingszone - wijzigingsgebied' te wijzigen voor het toestaan van bedrijfsmatige activiteiten, welke ten dienste van de in 4.1 genoemde functies, die voor wat betreft de aard en de omvang van de milieuhinder die het veroorzaakt gelijk gesteld kunnen worden met milieucategorie 3.1, zoals bedoeld in de VNG-publicatie 'Bedrijven en Milieuzonering' (2009), een en ander met inachtname van de volgende voorwaarden:
a. Bij de beoordeling van de aard en invloed van de milieubelasting van bedrijfsmatige activiteiten dienen in elk geval de volgende milieubelastingscomponenten mede in de beoordeling te worden betrokken: geluid, geur, stofuitworp en gevaar, waarbij tevens wordt gekeken naar de verontreiniging van lucht en bodem, de diversiteit en het al dan niet continue karakter van bedrijfsmatige activiteiten en de visuele hinder en verkeersaantrekkende werking.
b. Het betreft geen geluidszoneringsplichtige inrichtingen.
c. Er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de verkeersveiligheid.
d. Er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de bouw- en gebruiksmogelijkheden van nabijgelegen gronden.
e. Er vindt geen onevenredige aantasting plaats van het woon- en leefklimaat in de omgeving.
f. Ingeval sprake is van opslag van (vloeibaar en/of gasvormig) waterstof, dient voldaan te worden aan de dan geldende, danwel conceptversie, van (Publicatiereeks Gevaarlijke Stoffen) PGS 35: Waterstofinstallaties voor het afleveren van waterstof aan voertuigen en werktuigen, die tevens van toepassing is op opslag van (vloeibaar en/of gasvormig) waterstof en/of de dan geldende PGS 15: opslag van verpakte gevaarlijke stoffen.

1.4 Leeswijzer

Deze toelichting is als volgt opgebouwd. Na dit inleidende hoofdstuk, worden in hoofdstukken 2 en 3 respectievelijk de bestaande en de toekomstige situatie in het plangebied beschreven, waarbij in hoofdstuk 3 specifiek ingegaan wordt op de voorwaarden voor toepassing van de wijzigingsbevoegdheid. In hoofdstuk 4 wordt ingegaan op het voor dit wijzigingsplan van toepassing zijnde rijks-, provinciaal en gemeentelijk beleid. In hoofdstuk 5 komen de relevante milieu- en omgevingsaspecten aan de orde. Daarmee wordt inzichtelijk gemaakt of de ontwikkeling in ruimtelijk en milieuhygiënisch opzicht aanvaardbaar en haalbaar is en voldoet aan het vereiste van een goede ruimtelijke ordening. In hoofdstuk 6 is de juridische planopzet beschreven en in hoofdstuk 7 is de financiële toelichting opgenomen. In hoofdstuk 8 is de procedure beschreven.

Hoofdstuk 2 Bestaande Situatie

Rijnstate heeft momenteel een aantal vestigingen in de regio. De hoofdvestiging ligt in Arnhem. Daarnaast zijn er vestigingen in Zevenaar en Velp en een polikliniek in Arnhem-Zuid. Het ziekenhuis is nog niet gevestigd in het plangebied, maar deze vestiging is planologisch inmiddels mogelijk en wordt op korte termijn gestart.

De beoogde locatie voor de ziekenhuisvoorziening met bijbehorende voorzieningen bestaat uit enkele braakliggende kavels aan de Nieuwe Aamsestraat en de Spoorlaan te Elst, alsmede een gedeelte van het momenteel nog bebouwde perceel Nieuwe Aamsestraat 11 ('Het klooster'). Ook een deel van de genoemde wegen en een watergang maken deel uit van het gebied. Het gebied ligt direct ten oosten van het NS-station van Elst, tussen het centrum van Elst en het bedrijventerrein De Aam in.

De directe omgeving van het plangebied bestaat uit diverse functies. Noordelijk en noordwestelijk van het plangebied zijn woongebieden aanwezig en noordoostelijk van het plangebied is onlangs een cluster met nieuwe woningen gerealiseerd. Ten oosten, zuiden en zuidwesten van het plangebied bevindt zich overwegend bedrijvigheid en ten zuidwesten van het plangebied een parkeergarage (P+R behorende bij het NS-station Elst). De spoorlijnen Arnhem-Nijmegen en Elst-Tiel en het NS-station Elst zijn ten westen van het plangebied gelegen.

Het plangebied van dit wijzigingsplan wordt begrensd door de gebiedsaanuiding 'wetgevingzone - wijzigingsgebied' uit het geldende bestemmingsplan. Het ziet op een beperkt gedeelte van dit gebied en omvat de volgende kadastrale percelen: Elst, sectie K, nummers 7091 (ged.), 7092 (ged.) en 7093 (ged.). Dit betreft een zone aan de zuidoostkant vande beoogde plot voor de nieuwe ziekenhuisvoorziening. Deze gronden bestaan momenteel uit een gedeelte van de Spoorlijn, een parallel hieraan gelegen A-watergang en braakliggende gronden aan weerszijden van de weg en watergang. Het plangebied is op dit moment onbebouwd. De huidige situatie is in figuur 1.2, in het voorgaande hoofdstuk van deze toelichting, zichtbaar. Figuur 2.1 geeft een recent straatbeeld vanaf de Spoorlaan ter hoogte van dit plangebied weer, vóór de realisatie van het Rijnstate ziekenhuis. De braakliggende kavels aan weerzijden van de weg zijn hierop zichtbaar. Op de achtergrond zijn onder meer de spoorweg Arnhem-Nijmegen en de parkeergarage bij station Elst zichtbaar.

afbeelding "i_NL.IMRO.1734.0375ELSTrswaterstf-VSG1_0004.png"
Figuur 2.1: straatbeeld huidige situatie ter hoogte van het plangebied, bezien vanuit noordelijke richting (Bron: Google Maps)

Hoofdstuk 3 Toekomstige Situatie

3.1 Aanleiding En Beschrijving Planvoornemen

In de toelichting bij het geldende bestemmingsplan 'Elst, Ziekenhuisvoorziening Rijnstate' is uitvoerig ingegaan op de achtergronden en noodzaak/wens voor een nieuwe ziekenhuisvoorziening in Elst. Hierbij is niet alleen de keuze voor Elst, maar ook voor deze specifieke locatie toegelicht. Met de aanstaande nieuwbouw van Rijnstate wordt een al lange tijd braakliggend terrein op een prominente locatie in Elst met een nieuwe, passende functie ingevuld. De komst van Rijnstate zorgt voor een belangrijke impuls van het zorg- en voorzieningenaanbod van Elst. De locatiekeuze en de vestiging van de ziekenhuisvoorziening staan in dit wijzigingsplan niet ter discussie.

Het planvoornemen en bouwplan voor de (eerste fase van de) ziekenhuisvoorziening is na de vaststelling van het huidige bestemmingsplan verder uitgewerkt. Eén van de nader uitgewerkte onderdelen vormt de energievoorziening van het ziekenhuis. Rijnstate heeft een sterke ambitie op het gebied van duurzaamheid en zet dan ook in op zoveel mogelijk gebruik van duurzame energievormen. Het bouwontwerp en inrichtingsplan van de nieuwe ziekenhuisvoorziening omvat onder andere een groot oppervlak aan PV-panelen. In dit verband heeft het ziekenhuis ook de mogelijkheden voor toepassing van waterstof en de opslag daarvan nader onderzocht. Dit is haalbaar gebleken en biedt een goede manier om efficiënt en zuinig met de duurzaam opgewekte energie om te gaan.

Het onderhavige voornemen ziet op het realiseren van een waterstofinstallatie. In de installatie wordt waterstof geproduceerd met opgewekte energie van de PV-panelen (door middel van elektrolyse). Deze wordt vervolgens opgeslagen en kan weer worden omgezet naar stroom door middel van een brandstofcel. Samengevat zien de activiteiten dus op het omzetten van energie in waterstof en de opslag van deze waterstof in enkele tanks aan de zuidoostkant van het terrein. De opgeslagen waterstof kan op een later moment weer worden omgezet naar elektriciteit en zo worden ingezet om elektriciteit te leveren aan het ziekenhuis, terwijl ook de vrijgekomen warmte kan worden benut.

Om dit mogelijk te maken worden aan de zuidoostkant van het ziekenhuisterrein enkele opslagtanks voorzien; zie de positionering aangegeven op figuur 3.1. Op deze afbeelding is aan de linkerkant de bebouwing van de eerste fase van Rijnstate zichtbaar en rechtsboven de PV-panelen, waarop de waterstofvoorziening wordt aangesloten. Links van de opslagtanks komen voorzieningen, zoals afvalcontainers, een magazijn en opslag van medische gassen.

afbeelding "i_NL.IMRO.1734.0375ELSTrswaterstf-VSG1_0005.png"
Figuur 3.1: locatie waterstof opslagtanks omkaderd. Rechtsboven: zonnepanelen. (Bron: Gortemaker, Algra, Feenstra)

De waterstofvoorziening zelf is weergegeven op figuur 3.2. De bebouwing krijgt een bouwhoogte van 3,60 meter en wordt omheind met een hekwerk en een betonwand van 2 meter hoog. De voorziening bestaat uit de volgende elementen:

  • Electrolyser (100 kw);
  • Brandstofcel (100 kw);
  • Opslagtanks: in eerste instantie 2 tanks met elk 100 kg H2-opslag, in de toekomst mogelijk uit te breiden tot 3x100 kg (reservering hiervoor is zichtbaar in figuur 3.2). De werkdruk is 30 bar.
afbeelding "i_NL.IMRO.1734.0375ELSTrswaterstf-VSG1_0006.png"
afbeelding "i_NL.IMRO.1734.0375ELSTrswaterstf-VSG1_0007.png"
Figuur 3.2: plattegrond waterstofvoorziening (boven) en aanzicht vanuit zuidzijde plangebied (onder). (Bron: Gortemaker, Alga, Feenstra)

3.2 Toetsing Aan De Wijzigingsvoorwaarden

Het in de vorige paragraaf beschreven voornemen wordt mogelijk gemaakt met toepassing van de wijigingsbevoegdheid, die in artikel 4.5 van het bestemmingsplan 'Elst, Ziekenhuisvoorziening RIjnstate' is opgenomen. Hierna vindt een toets plaats aan deze voorwaarden. Hierbij wordt waar nodig verwezen naar andere onderdelen van deze toelichting, waarin bepaalde zaken zijn onderbouwd.

  1. 1. Voor wat betreft de aard en de omvang van de milieuhinder die de activiteiten veroorzaken, moet deze gelijk gesteld kunnen worden met milieucategorie 3.1, zoals bedoeld in de VNG-publicatie 'Bedrijven en Milieuzonering' (2009). Bij de beoordeling van de aard en invloed van de milieubelasting van bedrijfsmatige activiteiten dienen in elk geval de volgende milieubelastingscomponenten mede in de beoordeling te worden betrokken: geluid, geur, stofuitworp en gevaar, waarbij tevens wordt gekeken naar de verontreiniging van lucht en bodem, de diversiteit en het al dan niet continue karakter van bedrijfsmatige activiteiten en de visuele hinder en verkeersaantrekkende werking;

Het initiatief ziet op de omzetting van elektriciteit naar waterstof en de opslag van deze waterstof. In paragraaf 5.4 van deze toelichting ('Bedrijven en milieuzonering') wordt uitvoerig ingegaan op de aard en omvang van de milieuhinder van deze activiteiten. Hieruit blijkt dat aan deze voorwaarde wordt voldaan voor wat betreft de aspecten geluid, geur, stofuitworp en gevaar. Verder wordt in de paragrafen 5.7 ('Bodem'), 5.3 ('Luchtkwaliteit') en 5.14 ('Verkeer en parkeren') ingegaan op de gevolgen van de activiteiten voor bodem en lucht en op de verkeersaantrekkende werking. Hieruit blijkt dat in deze opzichten slechts beperkte effecten vanwege het plan te verwachten zijn, welke naar aard en omvang minder zijn dan de effecten bij een gemiddel categrorie 3.1-bedrijf. Tot slot is er geen sprake van visuele hinder. De opslag vindt plaats in opslagtanks, die voldoen aan de geldende bouwregels. Met een hoogte van 3,60 meter detoneren deze niet in het landschap.

Samenvattend kan worden gesteld dat in deze toelichting is aangetoond dat aan de genoemde voorwaarde wordt voldaan.

  1. 2. Het betreft geen geluidszoneringsplichtige inrichtingen;

Hiervan is geen sprake; de activiteiten worden niet genoemd in onderdeel B, bijlage 1 Besluit omgevingsrecht.

  1. 3. Er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de verkeersveiligheid;

In paragraaf 5.14 ('Verkeer en parkeren') wordt ingegaan op het aspect verkeer. Er is geen sprake van activiteiten met een relevante verkeersaantrekkende werking. Ook levert de plaatsing van de opslagtanks en overige voorzieningen geen hinder op voor het verkeer op de nabijgelegen wegen. Er wordt voldaan aan de geldende bouwregels qua hoogte en positionering en de bebouwing wordt op voldoende afstand van de weg opgericht. Het initiatief heeft zodoende geen invloed op de verkeerssituatie.

  1. 4. Er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de bouw- en gebruiksmogelijkheden van nabijgelegen gronden;

In paragraaf 5.4 van deze toelichting ('Bedrijven en milieuzonering') wordt ingegaan op deze voorwaarde en wordt geconcludeerd dat er geen belemmeringen optreden voor andere functies in de omgeving.

  1. 5. Er vindt geen onevenredige aantasting plaats van het woon- en leefklimaat in de omgeving;

In paragraaf 5.4 van deze toelichting ('Bedrijven en milieuzonering') wordt ingegaan op deze voorwaarde en wordt geconcludeerd dat er voldoende afstand tot gevoelige functies in acht wordt genomen. Daarmee kan worden gesteld dat er geen onevenredige aantasting van het woon- en leefklimaat optreedt en dus aan deze voorwaarde wordt voldaan.

  1. 6. Ingeval sprake is van opslag van (vloeibaar en/of gasvormig) waterstof, dient voldaan te worden aan de dan geldende, danwel conceptversie, van (Publicatiereeks Gevaarlijke Stoffen) PGS 35: Waterstofinstallaties voor het afleveren van waterstof aan voertuigen en werktuigen, die tevens van toepassing is op opslag van (vloeibaar en/of gasvormig) waterstof en/of de dan geldende PGS 15: opslag van verpakte gevaarlijke stoffen.

Het eerstgenoemd punt is bij onderhavig initiatief van toepassing. Deze toetsing vindt plaats in paragraaf 5.8 ('Externe veiligheid'). Hieruit blijkt dat aan de normering van PGS 35 wordt voldaan.

Conclusie
Er wordt voldaan aan alle voorwaarden om de wijzigingsbevoegdheid toe te passen voor dit initiatief.

Hoofdstuk 4 Beleidskader

4.1 Rijksbeleid

Nationale Omgevingsvisie (NOVI)

In het kader van de invoering van de Omgevingswet, die nu gepland staat voor 1 januari 2023, heeft het Rijk de Nationale Omgevingsvisie (NOVI) opgesteld. Op die manier wordt invulling gegeven aan de verplichting tot het opstellen van zo'n visie zoals die is vastgelegd in art. 3.1 lid 3 Omgevingswet (Ow). Tot de invoering van de Omgevingswet heeft dit document de status van structuurvisie in de zin van art. 2.3 Wro.

Inhoudelijk gezien bevat de NOVI een langetermijnvisie op de toekomstige ontwikkeling van de leefomgeving in Nederland. De intentie van het Rijk is om met de NOVI een perspectief te bieden om grote maatschappelijke opgaven aan te pakken. Bij die opgaven kan worden gedacht grote en complexe opgaven met betrekking tot klimaatverandering, energietransitie, circulaire economie, bereikbaarheid en woningbouw.

Een centraal aspect van de NOVI is de focus op een nieuwe aanpak van vraagstukken in de fysieke leefomgeving. Werken op basis van integraliteit met betrekking tot verschillende vraagstukken in plaats van sectorale aanpakken voor individuele vraagstukken vormt de kern van deze nieuwe aanpak.

Het streven naar integraliteit dat onderdeel is van de NOVI valt samen in vier verschillende prioriteiten waartussen een onderscheid wordt gemaakt in de NOVI, te weten:

  • ruimte voor klimaatadaptatie en energietransitie;
  • duurzaam economisch groeipotentieel;
  • sterke en gezonde steden en regio's;
  • toekomstbestendige ontwikkeling van het landelijk gebied.

De nationale overheid richt zich in de NOVI op 21 verschillende nationale belangen.

Beoordeling en conclusie
Gezien de aard en omvang van het plan en het feit dat er gebruik wordt gemaakt van een wijzigingsbevoegdheid binnen een recent vastgesteld bestemmingsplan, zijn er geen nationale belangen aan de orde. Het plan is niet in strijd met de NOVI.

Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro)
Het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) geeft richtlijnen voor de inhoud van bestemmingsplannen, voor zover het gaat om ruimtelijke ontwikkelingen van nationaal belang. De normering uit het Barro werkt zoveel mogelijk direct door op het niveau van de lokale besluitvorming. Bij besluitvorming over bestemmingsplannen moeten de regels van het Barro worden gerespecteerd.

Beoordeling en conclusie
Er zijn geen nationale belangen in het geding. Het Barro heeft geen doorwerking naar dit plan.

Ladder voor duurzame verstedelijking
Om zorgvuldig ruimtegebruik te bevorderen, is per 1 oktober 2012 de ladder voor duurzame verstedelijking opgenomen in artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). De ladder ziet op een zorgvuldige afweging en transparante besluitvorming bij alle ruimtelijke en infrastructurele besluiten. De ladder is een motiveringsinstrument dat moet worden toegepast bij elk ruimtelijk besluit dat een 'nieuwe stedelijke ontwikkeling' mogelijk maakt. Wat onder een nieuwe stedelijke ontwikkeling wordt verstaan, is in artikel 1.1.1 Bro bepaald: 'De ruimtelijke ontwikkeling van een bedrijventerrein of zeehaventerrein, of van kantoren, detailhandel, woningbouwlocaties of andere stedelijke voorzieningen.” Uit de jurisprudentie komt naar voren dat het wel een nieuwe stedelijke ontwikkeling van enige omvang moet zijn (ECLI:NL:RVS:2016:1503).

In een bestemmingsplan moet worden aangegeven dat de voorgenomen nieuwe stedelijke ontwikkeling voorziet in een behoefte en een motivering, dat de ontwikkeling niet binnen bestaand stedelijk gebied kan worden gerealiseerd als de ontwikkeling buiten bestaand stedelijk gebied plaatsvindt: 'De toelichting bij een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, bevat een beschrijving van de behoefte aan die ontwikkeling, en, indien het bestemmingsplan die ontwikkeling mogelijk maakt buiten het bestaand stedelijk gebied, een motivering waarom niet binnen het bestaand stedelijk gebied in die behoefte kan worden voorzien”.

Beoordeling
De Ladder voor duurzame verstedelijking kan ook van toepassing zijn op een wijzigingsplan. Gezien de aard en omvang van het plan in samenhang met de huidige bestemming, voorziet het wijzigingsplan echter niet in een nieuwe stedelijke ontwikkeling. Een nadere toets aan de Ladder is in dit geval niet aan de orde.

4.2 Provinciaal Beleid

Omgevingsvisie Gaaf Gelderland en Omgevingsverordening Gelderland
Provinciale Staten hebben op 19 december 2018 de Omgevingsvisie Gaaf Gelderland (hierna: de Omgevingsvisie) vastgesteld. Deze is in werking getreden op 1 maart 2019. Het doel van de Omgevingsvisie is: een gezond, veilig, schoon en welvarend Gelderland, vanuit het verleden én met het oog op de toekomst. De provincie is als middenbestuur een belangrijke schakel bij het bereiken van deze doelstellingen.

De 7 ambities van de provincie zien op de volgende thema's: energietransitie, klimaatadaptatie, circulaire economie, biodiversiteit, bereikbaarheid, vestigingsklimaat en de woon- en leefomgeving. Per ambitie is de provinciale aanpak beschreven.

De Omgevingsverordening Gelderland (hierna: de Omgevingsverordening of verordening) is vastgesteld op 24 september 2014. De verordening wordt geregeld geactualiseerd. De meest recente versie van de Omgevingsverordening dateert van december 2021. De verordening vormt de uitwerking van de Omgevingsvisie is concrete regels.

De regels in de verordening kunnen betrekking hebben op het hele provinciale grondgebied, op delen of op gebiedsgerichte thema's. Gemeenten moeten binnen een bepaalde termijn hun bestemmingsplan afstemmen op de in de verordening opgenomen regels. De regels in de verordening zijn gebaseerd op de provinciale omgevingsvisie en hebben de status van algemeen verbindende voorschriften.

Beoordeling
Vanwege de aard en omvang van het initiatief ten opzichte van de huidige bestemming, zijn er geen provinciale belangen aan de orde met dit plan. Daarnaast ligt het plangebied in bestaand stedelijk gebied. Het plan is niet in strijd met het provinciaal beleid.

4.3 Gemeentelijk Beleid

Omgevingsvisie Overbetuwe 2040
Op 1 oktober 2019 heeft de gemeenteraad van Overbetuwe de Omgevingsvisie Overbetuwe 2040 (hierna: Omgevingsvisie) vastgesteld. De Omgevingsvisie geeft de integrale koers en ambities van de gemeente Overbetuwe voor de fysieke leefomgeving voor de periode tot en met 2040 aan. De Omgevingsvisie is er primair op gericht om de kwaliteit van het leefmilieu te behouden en waar mogelijk te versterken. Samenwerking tussen verschillende partijen staat centraal en is noodzakelijk om deze doelen te bereiken. De visie is opgesteld vanuit een brede blik, waarbij ruimtelijke ordening, milieu, economie en bereikbaarheid met elkaar worden verbonden.

De gemeente onderscheidt een aantal kernwaarden die als vertrekpunt en inspiratiebron voor nieuwe ontwikkelingen dienen. Deze kernwaarden zijn ontstaan in het cultuurhistorisch gegroeide Betuwse rivierenlandschap. Kernwaarden zijn beschreven op het gebied van bodem en landschap, netwerk en infrastructuur en occupatie. De verschillende kernen in de gemeente kennen elk een eigen karakteristieke identiteit en waarden. Deze worden eveneens als leidraad voor nieuwe ontwikkelingen gehanteerd. Behoud van de karakteristiek en (specifieke) kwaliteiten van deze kernen en het buitengebied is een speerpunt in het beleid.

In de Omgevingsvisie wordt de focus gelegd op zes opgaven:

  • Vitaal buitengebied in beweging;
  • Innovatieruimte voor ondernemerschap;
  • Samen werken aan energietransitie;
  • Gevarieerde dorpse woonomgeving;
  • Netwerk verbonden met samenleving;
  • Voorzieningen geclusterd.

Per thema wordt de toekomstige ontwikkeling van de Overbetuwse leefomgeving beschreven.

Beoordeling
Het plangebied ligt in de kern Elst, op korte afstand van het dorpscentrum en direct naast het station. Elst is een middelgrote, dynamische kern met een regionale functie en aantrekkelijke voorzieningen. De omgeving van het plangebied is dynamisch qua functieprofiel en is sterk verstedelijkt door de aanwezige infrastructuur en de bedrijventerreinen ten oosten en zuiden van het plangebied. In het huidige bestemmingsplan is reeds gemotiveerd hoe de realisatie van de ziekenhuisvoorzienin in het plangebied binnen dit gebied past. Onderhavig initiatief ziet enkel op het toestaan van waterstofopslag met bijbehorende voorzieningen binnen de ziekenhuisvoorziening. In deze toelichting is onderzocht en gemotiveerd dat dit niet tot een aantasting van het woon- en leefklimaat voor de omgeving leidt en dat overige functies in de omgeving niet worden beperkt in hun gebruiksmogelijkheden. Daarmee doet het initiatief geen afbreuk aan de opgaven, zoals geformuleerd in de Omgevingsvisie.

Conclusie
Het wijzigingsplan is in overeenstemming met de Omgevingsvisie Overbetuwe 2040.

Hoofdstuk 5 Milieu- En Omgevingsaspecten

5.1 Milieueffectrapportage

Per 1 april 2011 is het Besluit m.e.r. gewijzigd. De belangrijkste aanleidingen hiervoor zijn de modernisering van de m.e.r. wetgeving in 2010 en de uitspraak van het Europese Hof van 15 oktober 2009. Uit deze uitspraak volgt dat de omvang van een project niet het enige criterium mag zijn om wel of geen m.e.r.(-beoordeling) uit te voeren. Ook als een project onder de drempelwaarde uit lijst D zit, kan een project belangrijke nadelige gevolgen hebben, als het bijvoorbeeld in of nabij een gevoelig natuurgebied ligt. Gemeenten en provincies moeten daarom vanaf 1 april 2011 ook bij kleinere bouwprojecten beoordelen of een m.e.r.(-beoordeling) nodig is.

Ook de Implementatiewet 'herziening m.e.r. richtlijn', die sinds 16 mei 2017 in werking is, is voor ruimtelijke plannen van belang. De richtlijn wijzigt de procedure en de inhoud van het MER en de m.e.r.-beoordeling, maar ook de vormvrije m.e.r.-beoordeling. Dit heeft gevolgen voor de inhoud en procedure van ruimtelijke plannen. Voor activiteiten, die zijn opgenomen in onderdeel D van de Bijlage bij het Besluit m.e.r. en waarvan de omvang beneden de in kolom 2 genoemde drempel ligt, geldt een vormvrije m.e.r.-beoordeling.

Beoordeling
Dit wijzigingsplan maakt een waterstofvoorziening bij een ziekenhuis mogelijk. De activiteiten betreffen het omzetten van duurzaam opgewekte energie naar waterstof, de opslag van waterstof en de distributie hiervan binnen de eigen inrichting. Deze activiteiten komen niet voor in de bijlagen C en D bij het Besluit m.e.r. Het opstellen van een MER of het uitvoeren van een m.e.r.-beoordeling is daarom niet noodzakelijk in deze procedure.

5.2 Geluid

Op basis van de Wet geluidhinder (artikel 77 Wgh) dient bij een bestemmingsplan een akoestisch onderzoek te worden uitgevoerd als het plan mogelijkheden biedt voor:

  • de toevoeging van een nieuwe woning of andere geluidsgevoelige functie binnen de zone van een weg;
  • de aanleg van een nieuwe weg;
  • de reconstructie van een bestaande weg.

De breedte van de zone van een weg is afhankelijk van het aantal rijstroken, het stedelijk gebied en de maximumsnelheid. Alle wegen hebben geluidzones, met uitzondering van wegen die in een als 'woonerf' aangeduid gebied liggen en wegen waarvoor een maximumsnelheid van 30 km/uur geldt.

In de Wgh zijn grenswaarden opgenomen met betrekking tot de geluidbelasting op de gevels van woningen en andere geluidgevoelige bestemmingen. De voorkeursgrenswaarde voor de geluidbelasting op de gevel is 48 dB en mag in principe niet worden overschreden. Onder bepaalde voorwaarden mag de geluidbelasting hoger zijn dan de voorkeursgrenswaarde. Hiervoor moet met een ontheffing een hogere waarde worden vastgesteld.

Beoordeling en conclusie
Het wijzigingsplan is opgesteld enkel om de realisatie van een waterstofopslagvoorziening mogelijk te maken ten dienste van het ziekenhuis. Er is geen sprake van een geluidgevoelig object. Ook is er geen sprake van een nieuwe geluidzoneringsplichtige inrichting. Daarom is nader onderzoek ten aanzien van de Wgh niet nodig en vormt de Wgh geen belemmering voor het plan.

5.3 Luchtkwaliteit

De hoofdlijnen voor regelgeving rondom luchtkwaliteitseisen staan beschreven in de Wet milieubeheer (hoofdstuk 5, titel 5.2 Wm). Hierin zijn grenswaarden opgenomen voor luchtvervuilende stoffen. Voor ruimtelijke projecten zijn fijn stof (PM10 en PM2,5) en stikstofdioxide (NO2) de belangrijkste stoffen.

Een project is toelaatbaar als aan één van de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  • Er is geen sprake van een feitelijke of dreigende overschrijding van een grenswaarde.
  • Het project leidt per saldo niet tot een verslechtering van de luchtkwaliteit.
  • Het project draagt alleen niet in betekenende mate bij aan de luchtverontreiniging.
  • Het project is opgenomen in het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL) of een regionaal programma van maatregelen.


Om te bepalen of een project 'niet in betekenende mate' bijdraagt aan de luchtkwaliteit is een algemene maatregel van bestuur 'Niet in betekenende mate' (Besluit NIBM) en een ministeriële regeling NIBM (Regeling NIBM) vastgesteld waarin de uitvoeringsregels zijn vastgelegd. Een project kan in twee situaties NIBM bijdragen aan de luchtkwaliteit:

  • Het project behoort tot de lijst met categorieën van gevallen (inrichtingen, kantoor- en woningbouwlocaties) die is opgenomen in de Regeling NIBM.
  • Het project heeft een toename van minder dan 3% van de jaargemiddelde concentratie NO2 en PM10 (1,2ìg/m3).

Ten aanzien van het aspect luchtkwaliteit moet daarnaast bij de realisatie van gevoelige bestemmingen worden onderzocht of de luchtkwaliteit ter plaatse van de betreffende functies aanvaardbaar is.

Beoordeling
Met dit wijzigingsplan wordt een waterstofvoorziening bij het ziekenhuis mogelijk gemaakt. Het betreft een niet-zelfstandige functie zonder een verkeersaantrekkende werking (zie ook par. 5.14). Ook anderszins is de nieuwe functie niet van invloed op de luchtkwaliteit ter plaatse: het gaat uitsluitend om het omzetten van zelf opgewekte elektriciteit in waterstof. De waterstof wordt ter plaatse opgeslagen en gebruikt. Waterstof is een schone energievorm.

In het geldende bestemmingsplan is overigens ook geconcludeerd dat de luchtkwaliteit ter plaatse van de ziekenhuisvoorziening ruimschoots voldoet aan de grenswaarden uit titel 5.2 Wet milieubeheer en de bijbehorende bijlagen. Onderzocht is welke concentraties optreden ter plaatse van het ziekenhuis. Een aanvaardbaar verblijfsklimaat in de omgeving kon en kan daarom voldoende worden gegarandeerd.

Conclusie
De ontwikkeling valt onder de regeling NIBM. Het aspect luchtkwaliteit vormt geen belemmering voor deze ontwikkeling.

5.4 Bedrijven En Milieuzonering

Onder milieuzonering wordt verstaan het waar nodig zorgen voor een voldoende ruimtelijke scheiding tussen enerzijds bedrijven of overige milieubelastende functies en anderzijds milieugevoelige functies, zoals woningen. Bij de planontwikkeling moet rekening worden gehouden met milieuzonering om de kwaliteit van het woon- en leefmilieu te handhaven en te bevorderen en daarnaast bedrijven voldoende zekerheid te bieden dat zij hun activiteiten duurzaam binnen aanvaardbare voorwaarden kunnen uitvoeren.

Bij de milieuzonering wordt gebruik gemaakt van de door de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) opgestelde publicatie 'Bedrijven en milieuzonering'. In de publicatie is een lijst opgenomen met bedrijfstypen. Voor de bedrijfstypen zijn indicatieve (richt)afstanden bepaald voor de milieuaspecten geur, stof, geluid en gevaar. De richtafstanden vormen een indicatie van de aanvaardbaarheid in de situatie dat gevoelige functies in de nabijheid van milieubelastende functies worden gesitueerd. Als bekend is welke activiteiten concreet worden beoogd of aanwezig zijn, kan gemotiveerd worden uitgegaan van de daadwerkelijk te verwachten milieubelasting (in plaats van de richtafstanden).

De richtafstanden zijn afgestemd op de omgevingskwaliteit, zoals die wordt nagestreefd in een rustige woonwijk of een vergelijkbaar omgevingstype. Een rustige woonwijk is een woonwijk, die is ingericht volgens het principe van functiescheiding. Binnen gemengde gebieden heeft men te maken met milieubelastende en milieugevoelige functies, die op korte afstand van elkaar zijn gesitueerd. Direct naast woningen komen andere functies voor, zoals winkels, horeca en kleine bedrijven. In gemengde gebieden kunnen de richtafstanden met één afstandsstap worden verlaagd. Ten slotte kan sprake zijn van gebieden met een sterke functiemenging (functiemengingsgebieden), zoals stads- en dorpscentra en horecaconcentratiegebieden. In deze gebieden is een andere categorie-indeling van toepassing.

Beoordeling
Dit wijzigingsplan maakt een waterstofvoorziening mogelijk. Daarmee is er geen sprake van een nieuwe gevoelige functie, maar wel van een milieubelastende functie. Daarom moet worden beoordeeld wat de invloed van het plan op (het woon- en leefklimaat in) de omgeving is.

Gemengd gebied
Gezien de aard van de omgeving, waarin sprake is van diverse stedelijke functies en stedelijke infrastructuur, kan de omgeving van het plangebied worden beschouwd als gemengd gebied. De richtafstanden van de VNG-brochure kunnen daarmee met één afstandsstao worden verlaagd.

Invloed plan op omgeving
De wijzigingsbevoegdheid kan uitsluitend worden toegepast, als er sprake is van activiteiten die naar aard en invloed van de milieubelasting vergelijkbaar zijn met milieucategorie 3.1. Bij dergelijke activiteiten behoort een richtafstand van 30 meter in een gemengd gebied. Bij de beoordeling conform de wijzigingsbevoegdheid dienen in elk geval de volgende milieubelastingscomponenten mede in de beoordeling te worden betrokken: geluid, geur, stofuitworp en gevaar, waarbij tevens wordt gekeken naar de verontreiniging van lucht en bodem, de diversiteit en het al dan niet continue karakter van bedrijfsmatige activiteiten en de visuele hinder en verkeersaantrekkende werking. Hierna wordt ingegaan op deze verschillende onderdelen.

In de VNG-brochure 'Bedrijven en milieuzonering' is een waterstofvoorziening niet getypeerd. Dit betreft ook een relatief nieuwe techniek. In de toelichting bij het huidige bestemmingsplan is gemotiveerd dat de ervaring leert dat waterstof voor wat betreft de potentiële milieu-effecten vaak wordt vergeleken met bijvoorbeeld opslag van propaan. Deze functie behoort tot milieucategorie 3.1. Navolgend wordt per relevant aspect beoordeeld of de activiteiten naar aard en invloed op het milieu te vergelijken zijn met activiteiten in milieucategorie 3.1 of lager.

Geluid
De beoogde waterstofvoorziening heeft een zeer beperkte akoestische uitstraling. De opslag vindt plaats in opslagtanks en de omzetting van energie in waterstof, alsmede de distributie binnen de inrichting vinden via kabels en leidingen plaats. De beoogde waterstofvoorziening heeft geen relevante geluidbronnen, die een uitstraling richting de omgeving hebben. Ook is er geen sprake van indirecte hinder. Er is een akoestisch onderzoek uitgevoerd naar de geluidbeasting vanwege de gehele inrichting van de ziekenhuisvoorziening. Deze rapportage is volledigheidshalve opgenomen als Bijlage 1. In het akoestisch onderzoek zijn geen geluidbronnen voor de onderhavige voorziening opgenomen om de voorgaande reden. In dit opzicht zijn de beoogde activiteiten zonder meer te scharen onder milieucategorie 3.1 of lager. Uit het akoestisch onderzoek blijkt dat de inrichting als geheel voldoet aan de normen van het Activiteitenbesluit en het gemeentelijk geluidbeleid, zowel wat betreft het langtijdgemiddelde geluidniveau als de optredende piekniveaus.

Ten aanzien van het onderdeel geluid wordt aan de voorwaarde voldaan en zijn er geen belemmeringen.

Geur
Bij de beoogde waterstofvoorziening komen, gezien de aard van de activiteiten geen geuremissies vrij. Dit betekent dat de activiteiten in dit opzicht naar hun aard zonder meer in milieucategorie 3.1 en lager vallen en er geen onevenredige aantasting van het woon- en leefklimaat optreedt.

Trillingen
Bij de beoogde waterstofvoorziening treden, gezien de aard van de activiteiten geen trillingen op. Dit betekent dat de activiteiten in dit opzicht naar hun aard zonder meer in milieucategorie 3.1 en lager vallen en er geen onevenredige aantasting van het woon- en leefklimaat optreedt.

Luchtkwaliteit
Met betrekking tot dit aspect wordt opgemerkt dat er geen emissies van vervuilende stoffen optreden. De realisatie van een waterstofvoorziening maakt het juist mogelijk om op een duurzame manier zo efficiënt mogelijk gebruik te maken van duurzaam opgewekte energie zonder emissies. Dit betekent dat de activiteiten in dit opzicht naar hun aard zonder meer in milieucategorie 3.1 en lager vallen en er geen onevenredige aantasting van het woon- en leefklimaat optreedt.

Stof
Ten aanzien van dit aspect kan de systematiek van het Activiteitenbesluit milieubeheer worden toegepast, wanneer er sprake is van stofuitworp. Bij de beoogde waterstofvoorziening treedt, gezien de aard van de activiteiten geenstofuitworp op. Dit betekent dat de activiteiten in dit opzicht naar hun aard zonder meer in milieucategorie 3.1 en lager vallen en er geen onevenredige aantasting van het woon- en leefklimaat optreedt.

Gevaar
Het aspect 'gevaar' wordt beoordeeld in paragraaf 5.8 (externe veiligheid).

Conclusie
Het aspect 'bedrijven en milieuzonering' vormt geen belemmering om de beoogde waterstofvoorziening toe te kunnen staan. Omliggende bedrijvigheid wordt niet beperkt, een aanvaardbaar verblijfsklimaat is voldoende gegarandeerd en er treden geen onevenredig negatieve effecten op omliggende woningen op. De activiteiten zijn naar aard en milieu-uitstraling zonder meer vergelijkbaar met milieucategorie 3.1 of lager. Omliggende gevoelige functies liggen buiten de bijbehorende richtafstand van 30 meter.

5.5 Trillingen

Trillingen ontstaan doordat een bron een kracht uitoefent op de bodem, al dan niet via een gebouw. Trillingen kunnen veroorzaakt worden door onder meer machines, verkeer over oneffen wegoppervlakten of railverkeer. Voor trillinghinder bestaan geen wettelijke normen. Vanuit een oogpunt van goede ruimtelijke ordening kan het echter noodzakelijk zijn om het aspect trillinghinder nader te beschouwen en na te gaan of onevenredige trillinghinder kan ontstaan. Het onderzoeksgebied van trillingen bij spoorwegen ligt in beginsel op ongeveer 100 meter van de bron.

De mate van aanvaardbaarheid van trillingshinder wordt normaal gesproken beoordeeld aan de hand van de SBR meet- en beoordelingsrichtlijn deel B 'Trillingen; hinder voor personen in gebouwen' (hierna: SRB-B). Deze geeft geen harde grenswaarden, maar streefwaarden aan. Onderstaande tabel geeft deze streefwaarden aan:

afbeelding "i_NL.IMRO.1734.0375ELSTrswaterstf-VSG1_0008.png"


Beoordeling
In paragraaf 5.4 is reeds beschouwd dat de beoogd activiteiten zelf geen trillingshinder veroorzaken. Wel wordt de voorziening op minder dan 100 meter afstand van de spoorlijn Arnhem-Nijmegen voorzien, namelijk op circa 80 meter. De beoogde functies zijn niet trillingsgevoelig.

Uit eerder onderzoek in het kader van het bestemmingsplan 'Elst, Ziekenhuisvoorziening Rijnstate' blijkt dat de kans op schade voor de nieuwbouw door trillingen ten gevolge van treinen op de nabijgelegen spoorlijn niet waarschijnlijk is (kleiner dan 1%) en daarmee aanvaardbaar wordt geacht. De opslag van waterstof zal plaatsvinden in tanks, die zijn berekend op enige mate van trillingen. Aan de richtlijnen voor ten minste bestaande situaties zal worden voldaan.

Conclusie
Het aspect trillinghinder vormt geen belemmering voor het plan.

5.6 Geurhinder

Voor veehouderijen is de regelgeving ten aanzien van het specifieke aspect geur vastgelegd in de Wet geurhinder en veehouderij (Wgv). Bij nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen dient te worden gekeken naar de aanvaardbaarheid van deze plannen in verband met omliggende geurbronnen, de zogenaamde omgekeerde werking.

Beoordeling
Dit wijzigingsplan maakt enkel een waterstofvoorziening mogelijk. Daarmee is er geen sprake van een nieuw geurgevoelig object. Het betreft geen bebouwing waarin gedurende langere periode mensen zullen verblijven. In de ruime omtrek van het plangebied zijn overigens geen veehouderijen aanwezig. Daarom is uitgesloten dat er vanuit de Wgv belemmeringen optreden. Het onderdeel 'geur' in relatie tot de beoogde activiteiten zelf en tot omliggende functies is in paragraaf 5.4 beschouwd.

Conclusie
Vanuit het aspect geurhinder zijn er geen belemmeringen voor dit plan.

5.7 Bodem

De bodemkwaliteit vormt een belangrijk aspect bij bouwontwikkelingen. In het kader van functiewijziging en herinrichting vormt de bodemkwaliteit bij ontwikkeling van ruimtelijke functies een belangrijke afweging. De Bouwverordening bevat een verbod voor het bouwen van woningen en andere gevoelige functies op verontreinigde grond.

Beoordeling
Dit wijzigingsplan voorziet enkel in een functionele wijziging ten opzichte van het huidige bestemmingsplan. Het maakt de realisatie van een voorziening voor de omzetting van elektriciteit in waterstof, de opslag en distributie van waterstof mogelijk. Daarmee is er geen sprake van een gevoelige functie en is nader onderzoek naar de bodemkwaliteit voor dit wijzigingsplan niet benodigd. In het kader van het huidige bestemmingsplan is de milieu-hygiënische kwaliteit van de bodem overigens uitvoerig onderzocht in diverse bodemonderzoeken. Hieruit is gebleken dat er ter plaatse van het plangebied geen belemmeringen meer zijn voor de realisatie van de ziekenhuisvoorziening en daarmee ook voor onderhavig onderdeel van het plan.

5.8 Externe Veiligheid

Het beleid voor externe veiligheid is gericht op het beperken en beheersen van risico's voor de omgeving vanwege handelingen met gevaarlijke stoffen. De handelingen kunnen zowel betrekking hebben op het gebruik, de opslag en de productie, als op het transport van gevaarlijke stoffen. Uit het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi), Besluit externe veiligheid transportroutes (Bevt) en Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) vloeit de verplichting voort om in ruimtelijke plannen in te gaan op de veiligheidsrisico's in het plangebied ten gevolge van handelingen met gevaarlijke stoffen. Deze externe veiligheidsrisico's moeten worden beoordeeld voor twee risiconormen, te weten het plaatsgebonden risico en het groepsrisico. Voor beide risiconormen geldt dat hoe groter de afstand tussen planontwikkeling en risicobron is, des te kleiner zal de impact van het plan zijn op de hoogte van het risico.

Plaatsgebonden risico
Het plaatsgebonden risico (PR) heeft tot doel om hetzelfde minimale beschermingsniveau te bieden voor iedere burger in Nederland. Het PR beschrijft de kans per jaar dat een onbeschermd individu komt te overlijden door een ongeval met gevaarlijke stoffen. Het PR wordt uitgedrukt in risicocontouren rondom de risicobron (bedrijf, weg, spoorlijn, etc.), waarbij de 10-6-contour (kans van 1 op 1 miljoen op overlijden) de maatgevende grenswaarde is.

Groepsrisico
Het groepsrisico (GR) is een afwegingsinstrument dat tot doel heeft een bewuste afweging te stimuleren over het risico op een ongeval met een groot aantal slachtoffers. Het GR beschrijft de kans dat een groep van 10 of meer personen gelijktijdig komt te overlijden ten gevolge van een ongeval met gevaarlijke stoffen. Het GR geeft een indicatie van de maatschappelijke ontwrichting in geval van een ramp. Het GR wordt uitgedrukt in een grafiek, waarin de kans op overlijden van een bepaalde groep (bijvoorbeeld 10, 100 of 1.000 personen) wordt afgezet tegen de kans daarop. Voor het GR geldt een oriëntatiewaarde als ijkpunt in de verantwoording (géén norm).

Voor elke verandering van het GR (af- of toename) in het invloedsgebied moet verantwoording worden afgelegd over de wijze waarop de toelaatbaarheid van deze verandering in de besluitvorming is betrokken.

Samen met de hoogte van het GR moeten andere kwalitatieve aspecten worden meegenomen in de beoordeling van het GR. Onder deze aspecten vallen zelfredzaamheid en bestrijdbaarheid. Onderdeel van deze verantwoording is overleg met (advies vragen aan) de regionale brandweer.

Beoordeling
Dit wijzigingsplan maakt een nieuwe waterstofinstallatie, als onderdeel van ziekenhuis Rijnstate, mogelijk. De activiteiten bestaan uit het omzetten van opgewekte elektriciteit door middel van elektrolyse naar waterstof, het opslaan van waterstof en het terug omzetten van waterstof naar elektriciteit ten behoeve van het ziekenhuis. Binnen de inrichting bevinden zich naast de waterstofinstallatie ook een opslag voor medische gassen (PGS 15) en een inpandig opgestelde dieseltank. Het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) is niet van toepassing op het ziekenhuis Rijnstate, inclusief onderhavig onderdeel van het plan. Er wordt een nieuwe risicobron geïntroduceerd. Omdat het niet uitgesloten is dat er risico's voor de omgeving zijn vanwege de genoemde stoffen, wordt voor de beoordeling van het externe veiligheidsaspect wel aangesloten bij het Bevi. Dit sluit aan bij de uitgangspunten uit de gemeentelijke Beleidsvisie externe veiligheid.

Er wordt geen nieuw (beperkt) kwetsbaar object mogelijk gemaakt. Het ziekenhuis zelf is echter wel als een kwetsbaar object aan te merken. Ook zijn in de omgeving van het plangebied meerdere (beperkt) kwetsbare objecten gesitueerd.

Om de externe veiligheidsrisico's in beeld te brengen is een kwantitatieve risico-analyse (QRA) uitgevoerd. De rapportage hiervan is opgenomen als Bijlage 2. In de rapportage is niet alleen de waterstofinstallatie, maar ook de dieseltank en de opslag van medische gassen beschouwd om de totale externe veiligheidsrisico's in beeld te brengen. Hierbij is tevens voorgesorteerd op de beoogde inwerkingtreding van de Omgevingswet, door de aandachtsgebieden ten gevolge van de activiteiten in beeld te brengen.

Plaatsgebonden risico
Het plaatsgebonden risico (PR 10-6) is in beeld gebracht voor zowel de aangevraagde situatie met twee opslagtanks als de eventuele uitbreiding tot drie opslagtanks. Figuur 5.1 geeft hiervan een beeld. De PR 10-6-contour ligt in beide situaties binnen de inrichting (rode cirkels). De uitbreiding is van slechts beperkte invloed op de omvang van deze contour. Omdat de risicocontour niet buiten de inrichting en ook niet over de bebouwing van het ziekenhuis reikt (en dus niet over een (beperkt) kwetsbaar object binnen de inrichting zelf), vormt het PR geen belemmering voor het initiatief.

afbeelding "i_NL.IMRO.1734.0375ELSTrswaterstf-VSG1_0009.png"
afbeelding "i_NL.IMRO.1734.0375ELSTrswaterstf-VSG1_0010.png"
Figuur 5.1: plaatsgebonden risicocontour nieuwe inrichting bij twee opslagtanks (boven) en drie opslagtanks (onder). Bron: Royal Haskoning


Groepsrisico
In de QRA is ook het invloedsgebied voor het groepsrisico (GR) berekend. In figuur 5.2 is dit weergegeven voor respectievelijk de aangevraagde situatie met twee opslagtanks en de mogelijke toekomstige situatie met drie opslagtanks. Hieruit blijkt dat de eventuele uitbreiding een zeer beperkte invloed op de contour van het invloedsgebied heeft. In beide gevallen reikt het invloedsgebied aan de zuidkant gedeeltelijk buiten de inrichting over het openbaar gebied tot een zeer klein gedeelte van de Spoorlaan. Binnen het invloedsgebied zijn echter geen functies en bebouwing aanwezig waarin regelmatig personen verblijven. Een relevante populatie is binnen het invloedsgebied niet aanwezig. Hierdoor kan er geen berekening van het GR worden gemaakt. Er is geen sprake van een relevant groepsrisico.

afbeelding "i_NL.IMRO.1734.0375ELSTrswaterstf-VSG1_0011.png"
afbeelding "i_NL.IMRO.1734.0375ELSTrswaterstf-VSG1_0012.png"
Figuur 5.2: invloedsgebied groepsrisico van de nieuwe inrichting bij twee opslagtanks (boven) en drie opslagtanks (onder). Bron: Royal Haskoning


Verantwoording groepsrisico
Op basis van de QRA is een verantwoording van het groepsrisico opgeteld. De volledige verantwoording is opgenomen in Bijlage 3 bij deze toelichting. Hierbij is gebruik gemaakt van het advies van de Veiligheids- en Gezondheidsregio Gelderland-Midden, dat in het kader van de omgevingsvergunningaanvraag is gevraagd. Dit advies d.d. 6 mei 2022 is als Bijlage 4 opgenomen. Hierna wordt een samenvatting van de verantwoording groeprisico gegeven.

A. Personendichtheid
Uit de QRA blijkt dat het invloedsgebied groepsrisico 29,16 meter bedraagt. Binnen deze afstand liggen geen objecten van derden. De aanwezige bebouwing binnen de inrichting zelf hoeft niet beschouwd te worden maar de meest kwetsbare functie binnen de inrichtingen (ziekenhuis) is eveneens buiten het invloedsgebied gesitueerd. Er zijn dan ook geen personen aanwezig binnen het invloedsgebied groepsrisico van de nieuw te realiseren waterstofinstallatie.

B. Hoogte groepsrisico
Uit de QRA-rapportage blijkt dat de waterstofinstallatie een klein invloedsgebied groepsrisico heeft (maximaal 29,16 meter als gevolg van het scenario instantaan falen van de opslagtank). Hierbinnen zijn geen objecten van derden gelegen. Het ziekenhuis, dat het meest kwetsbare onderdeel is van de inrichting, ligt dus ook buiten het invloedsgebied van de waterstofinstallatie. Hierdoor zijn er geen personen aanwezig binnen het invloedsgebied groepsrisico en kan gesteld worden dat het aantal dodelijke slachtoffers niet hoger dan 1 zal zijn. Doordat het groepsrisico genormeerd is vanaf 10 dodelijke slachtoffers kan er geen groepsrisico berekend worden.


C. t/m E. Maatregelen tot beperking van het groepsrisico binnen de inrichting
Stichting Rijnstate Ziekenhuis locatie Elst moet voldoen aan de Best Beschikbare Techniek, vastgelegd in PGS 15 en PGS 35. In de omgevingsvergunning hiervoor zijn vanuit veiligheid allerlei voorschriften verbonden aan deze vergunning. De gemeente Overbetuwe ziet geen andere mogelijkheden om het groepsrisico verder te beperken, ook omdat er ook geen groepsrisico berekend kan worden.

F. De voor- en nadelen van andere mogelijkheden voor ruimtelijke ontwikkelingen met een lager groepsrisico
Omdat er geen groepsrisico wordt berekend, ziet de gemeente Overbetuwe geen andere mogelijkheden voor een ruimtelijke ontwikkeling met een lager groepsrisico. Daarnaast heeft de gemeente Overbetuwe een beleidsvisie externe veiligheid op 1 mei 2015 vastgesteld. Deze is op een aantal vlakken strenger dan de landelijke wetgeving. Uit toetsing is gebleken dat de waterstofinstallatie aan de gemeentelijke beleidsvisie voldoet. Ook het gemeentelijke beleid geeft dus geen aanleiding voor andere ruimtelijke ontwikkelingen met een lager groepsrisico. Zie voor een uitwerking van de genoemde toetsing Bijlage 3.

G. Mogelijkheden en de voorgenomen maatregelen tot beperking van het groepsrisico in de nabije toekomst

Omdat er geen groepsrisico berekend wordt is de gemeente Overbetuwe niet voornemens nieuwe maatregelen te nemen om het groepsrisico in de nabij toekomst verder te beperken.


H. Mogelijkheden rampenbestrijding
Uit een eerder advies van de Veiligheids- en Gezondheidsregio Gelderland-Midden (hierna VGGM) is naar voren gekomen dat er een nadere analyse nodig was over de gevolgen van de nieuwe waterstofinstallatie op het ziekenhuis. Hiertoe is een aanvullend rapport opgesteld genaamd: ‘Occupied Building Risk Assessment, Rijnstate Elst’ (Referentie: I&BBF5180-123-102R001F01, d.d. 30 maart 2022). Aan de hand hiervan heeft de VGGM op 13 april 2022 het volgende advies uitgebracht over rampenbestrijding:

"Uit het advies van de VGGM blijkt dat een mogelijke explosie die kan optreden bij de waterstofinstallatie van korte duur is en dat hulpverlening pas ter plaatste is nadat de explosie is geweest. De inzet van de hulpverleningsdiensten is daardoor veelal gericht op het redden/evacueren van mensen, het voorkomen van uitbreiding van brand en eventueel het blussen van secundaire branden. Het worstcasescenario valt nog binnen mogelijkheden van de rampenbestrijding, eventueel met behulp van interregionale bijstand. Het geloofwaardige scenario valt in ieder geval binnen de capaciteit van de rampenbestrijding.

Het slachtofferbeeld wordt veroorzaakt door een worstcasescenario met een (zeer) kleine kans van optreden. Door wel een beschrijving te geven van het worstcasescenario ontstaat inzicht in de effecten waarmee rekening dient te worden gehouden. Derhalve is de vraag of aanvullende maatregelen moeten worden getroffen die, vanwege de lage kans van optreden, slechts beperkt bijdragen aan het plaatsgebonden risico en/of groepsrisico. De invloed van deze maatregelen op het (rest)risico zal zodoende ook beperkt zijn. De meest effectieve maatregel om het aantal slachtoffers bij een het worstcasescenario te verkleinen is de afstand tot de risicobron te vergroten. VGGM adviseert de locatiekeuze van waterstofinstallatie te heroverwegen en een nieuwe beoordeling externe veiligheid te maken zodra het ziekenhuis wordt uitgebreid zoals gepland in fase twee."

De locatiekeuze van de waterstofinstallatie is beperkt tot het gebied waar de wijzigingsbevoegdheid op rust. Dit is destijds zo bepaald in het huidige bestemmingsplan en betreft slechts een deel van het totale terrein. Binnen dit zoekgebied is vervolgens geprobeerd het invloedsgebied zoveel mogelijk binnen de inrichtingsgrens te situeren, zodat de invloed op gebouwen van derden buiten de inrichting niet aanwezig is. Dit maakt dat de initiatiefnemer niet tot een andere locatie komt, daarbij rekening houdend dat de risico’s acceptabel geacht worden voor de huidige locatie. Voor de uitbreiding van het ziekenhuis moet een nieuwe omgevingsvergunning milieu en bouw worden aangevraagd. In deze procedure zal de beoordeling van externe veiligheid opnieuw plaatsvinden. Hiertoe is in de planregels van het wijzigingsplan ter aanvullende waarborging een voorwaardelijke verplichting opgenomen. Hierbij kan nog worden opgemerkt dat de uitbreiding van het ziekenhuis conform fase twee alleen mogelijk is na verwijdering van de via dit plan te realiseren waterstofinstallatie. In fase twee wordt namelijk het complete terrein bebouwd en is er geen ruimte meer aanwezig voor de waterstofinstallatie in de huidige vorm.

I. Mogelijkheden zelfredzaamheid
Op basis van het onder H. reeds genoemde aanvullend rapport genaamd ‘Occupied Building Risk Assessment, Rijnstate Elst’ heeft de VGGM op 13 april 2022 het volgende advies uitgebracht over zelfredzaamheid:

Na de instantané explosie voltrekt het scenario zich snel en duurt de vuurbal niet langer dan enkele seconden. Door zijn hitte ontwikkeling en knal is deze direct waarneembaar voor aanwezigen. De mate van zelfredzaamheid is onder andere afhankelijk van de gesteldheid van de aanwezige personen. Een groot deel van het aantal aanwezigen in het effectgebied zal in staat zijn zichzelf in veiligheid te brengen. In de ruimten direct grenzend aan de oostelijke gevel van het ziekenhuis zijn echter wel een aantal kwetsbare functies gelegen (operatiekamers en verpleegkamers). Mogelijk is een beperkt aantal aanwezigen fysiek of mentaal niet in staat om zichzelf in veiligheid te brengen. Deze zijn afhankelijk van het personeel van het ziekenhuis. VGGM adviseert het volgende:

  • Het ziekenhuis voorzien van voldoende (nood)uitgangen en vluchtroutes die van de risicobron af zijn gericht;
  • In het (bedrijfs)noodplan rekening te houden met de verschillende incidenten scenario’svan de waterstofinstallatie en wat dit betekent voor het ontruimen van het ziekenhuis. Daarnaast moet dit plan regelmatig beoefend worden;
  • Verzamelplaatsen bepalen rekening houdend met de effecten van een explosie bij dewaterstofinstallatie.

De hoofduitgang van het ziekenhuis is van de risicobron af gericht; deze ligt aan de noord(west)zijde van het gebouw. Dit zal voor het overgrote deel van de bezoekers een logische vluchtroute zijn. Uit studies is namelijk gebleken dat mensen het gebouw bijna altijd verlaten zoals ze ook binnen zijn gekomen. Verder is het ziekenhuis via meerdere zijden te ontvluchten. Het is dan ook aan de BHV-organisatie van ziekenhuis om dit in goede banen te geleiden in geval van incident bij de waterstofinstallatie. De adviespunten over het bedrijfsnoodplan (BHV-organisatie) en de verzamelplaatsen komen terug in de procedure en behandeling van de melding brandveilig gebruik. Hierin zullen met de initiatiefnemer afspraken worden gemaakt over deze adviespunten.

Op- en overslag gevaarlijke stoffen algemeen
Ten behoeve van de op- en overslag van gevaarlijke stoffen zijn richtlijnen opgesteld in de Publicatiereeks Gevaarlijke Stoffen (PGS), waarmee een aanvaardbaar beschermingsniveau voor mens en milieu wordt gerealiseerd. Deze PGS-richtlijnen zijn vermeld als Nederlandse informatiedocumenten over Best Beschikbare Technieken (BBT) in de bijlage van de Ministeriële regeling omgevingsrecht.

Voor de waterstofinstallatie wordt in kader van BBT alleen aan PGS 35 getoetst. Deze PGS is opgesteld voor waterstoftankstations. De waterstofinstallatie wijkt op een aantal punten hiervan af. De waterstofinstallatie voldoet aan de van toepassing zijnde onderdelen van PGS 35 en voldoet daarmee aan BBT. Dit is ten finale getoetst in de aanvraag omgevingsvergunning. In de omgevingsvergunning zijn nadere voorschriften opgenomen ter waarborging hiervan.

Conclusie
De externe veiligheidsrisico's als gevolg van het plan zijn onderzocht. Hoewel er geen risicobron wordt toegevoegd, is het plan getoetst in lijn met het Bevi. De PR 10-6-contour van de inrichting ligt geheel binnen de inrichtingsgrens. Hiermee voldoet het plan aan de eisen zoals gesteld aan het PR, beschreven in het Bevi en de Regeling externe veiligheid inrichtingen.

De effectafstanden vanwege de inrichting (invloedsgebied) zijn in het uiterste geval 29,16 meter. Er treden hierdoor geen onaanvaardbare externe veiligheidsrisico's voor de omgeving op. Binnen deze afstand zijn geen aandachtsgebieden, (beperkt) kwetsbare objecten of gebieden waar langdurig mensen verblijven gesitueerd. Het groepsrisico is verantwoord.

De gemeente Overbetuwe acht het groepsrisico als gevolg van de waterstofinstallatie acceptabel, om de volgende redenen:

  1. 1. De waterstofinstallatie heeft een beperkt invloedsgebied groepsrisico dat zich voornamelijk binnen de inrichtingsgrens bevindt. Slechts een beperkt gedeelte van het invloedsgebied is gelegen over openbare ruimte met de bestemming verkeer.
  2. 2. De realisatie van de waterstofinstallatie draagt bij aan een duurzaam energiegebruik en is maatschappelijk en economisch belangrijk voor de initiatiefnemer en de gemeente Overbetuwe.
  3. 3. De realisatie van de waterstofinstallatie past binnen de uitgangspunten van de beleidsvisie externe veiligheid van de gemeente Overbetuwe (vastgesteld 1 mei 2015); Het worstcase incidentenscenario van de waterstofinstallatie op het ziekenhuis overstijgt de hulpverleningscapaciteit niet. Ondanks dat dit vanuit de regelgeving externe veiligheid niet beschouwd hoeft te worden, is dit op verzoek van de Veiligheids- en Gezondheidsregio Gelderland Midden wel gedaan. Daarnaast neemt de gemeente Overbetuwe de geadviseerde punten voor het ziekenhuis ter harte. Deze adviezen worden bijna allemaal overgenomen, behalve de heroverweging van de locatie van de waterstofinstallatie (zie bovenstaande verantwoording).

Desondanks blijft er een restrisico aanwezig. De gemeente Overbetuwe accepteert dit restrisico met de vaststelling van dit wijzigingsplan en op basis van de in Bijlage 3 opgenomen verantwoording.

Geconcludeerd wordt dat de realisatie van de waterstofinstallatie, voor wat betreft het aspect externe veiligheid, geen belemmeringen oplevert. Er is geen sprake van onaanvaardbare risico's voor de omgeving ten gevolge van een ongeval met gevaarlijke stoffen en de restrisico's worden in voldoende mate beheersd. Tevens voldoet het plan aan de voorwaarden gesteld in de wijzigingsbevoegdheid.

5.9 Explosieven

De huidige gemeente Overbetuwe en buurgemeente Lingewaard maakten vanaf het begin van de geallieerde luchtlandingsoperatie 'Market Garden' op 17 september 1944 tot aan de bevrijding van Arnhem op 14 april 1945 deel uit van het frontgebied tussen de Duitsers en de Geallieerden. Overbetuwe en Lingewaard werden in hun geheel als oorlogsgebied beschouwd. Er is een gevechtspauze geweest na het oversteken van de brug bij Nijmegen. Het gebied is gedurende acht maanden frontgebied geweest waarbij het volledige eiland (gebied tussen de Rijn en de Waal) geëvacueerd is. Tevens zijn er in die periode hevige bombardementen uitgevoerd. Tijdens de inventarisatie van oorlogsgegevens zijn 104 vliegtuigcrashes opgetekend en meer dan 1.000 oorlogsgraven. Door de oorlogshandelingen ontstonden er gebieden waarvan de bodem sterk met oorlogsmateriaal werd belast wat op dit moment nog gevaar kan opleveren voor mens en dier. De Explosieven Opruimings Dienst Defensie (EODD) gaat er in 2014 vanuit, dat slechts 35% van de munitie inmiddels uit de grond is verwijderd. Dit betekent dat we de komende decennia nog met deze explosieve erfenis te maken zullen hebben en er kans bestaat dat in het plangebied nog sprake is van onontplofte munitie.

Beoordeling en conclusie
Bij bodemroerende werkzaamheden, zoals het oprichten van gebouwen, graafwerkzaamheden, aanleg van kabels en leidingen en het uitvoeren van bepaalde onderzoeken, is de aanwezigheid van mogelijke niet-gesprongen explosieven (NGE's) van belang. Het plangebied is in het verleden tot een diepte van 1 meter onderzocht op de aanwezigheid NGE's. Voor de nieuwbouw van het ziekenhuis zal tot een grotere diepte gegraven moeten worden. Daarom moet voorafgaand aan het uitvoeren van deze werkzaamheden nader onderzoek naar de aanwezigheid van NGE's op grotere diepte plaatsvinden. In het kader van dit wijzigingsplan vormt dit geen belemmering. Met het wijzigingsplan wordt enkel een nieuwe functie mogelijk gemaakt.

5.10 Kabels En Leidingen

Het verrichten van werkzaamheden in de nabijheid van hoogspanningsmasten en -kabels en dergelijke, kan gevaar met zich meebrengen. Om dit gevaar zoveel mogelijk te beperken moet de leidingbeheerder aangeven onder welke voorwaarden de werkzaamheden veilig plaats kunnen vinden.

Beoordeling en conclusie
In het plangebied en in de directe omgeving zijn geen planologisch relevante kabels en leidingen aanwezig. Dit aspect levert dan ook geen belemmeringen op voor de realisatie van het plan. Het plan voorziet overigens ook niet in nieuwe kabels en leidingen buiten de ziekenhuisvoorziening.

5.11 Waterparagraaf

Op grond van het Besluit ruimtelijke ordening (artikel 3.1.6 lid 1 onder b) moet inzicht worden gegeven in de gevolgen voor de waterhuishouding die samenhangen met de ruimtelijke ontwikkeling die mogelijk wordt gemaakt. Daarbij zijn in ieder geval de volgende beleidsstukken van belang:

  • Nationaal waterplan;
  • Provinciaal waterplan
  • Waterbeheerplan 2022-2027 van waterschap Rivierenland;
  • Keur waterschap Rivierenland;
  • Waterplan Overbetuwe.


Beoordeling (watertoets)
Dit wijzigingsplan ziet uitsluitend op een functionele wijziging, namelijk het mogelijk maken van een waterstofvoorziening voor de omzetting van elektriciteit naar waterstof en de opslag en distributie daarvan binnen de eigen inrichting. Het plan leidt niet tot een toename aan verhard oppervlak, anders dan reeds is voorzien met het geldende bestemmingsplan. Daarnaast heeft de beoogde functie naar haar aard geen negatief effect op de waterhuishouding.

Gezien het bovenstaande heeft het plan geen negatieve gevolgen voor de waterhuishouding en vormt het aspect water dan ook geen belemmering in het kader van dit wijzigingsplan.

5.12 Flora En Fauna

De bescherming van de natuur is sinds 1 januari 2017 vastgelegd in de Wet Natuurbescherming (Wnb). Deze heeft de Natuurbeschermingswet 1998, de Flora- en faunawet en de Boswet vervangen. De Wnb geeft het wettelijke kader voor de bescherming van natuurgebieden en voor soortenbescherming. Bij de voorbereiding van een ruimtelijk plan moet worden onderzocht of de Wnb de uitvoering van het plan niet in de weg staat in verband met de bescherming van gebieden en dier- en plantsoorten. De provincies zijn het bevoegd gezag voor zowel de gebieds- als de soortenbescherming.

Gebiedsbescherming
In de Wnb is de bescherming opgenomen van Natura 2000-gebieden en het Natuurnetwerk Nederland (NNN). Bij de voorbereiding van een bestemmingsplan moet worden onderzocht of dit plan, afzonderlijk of in combinatie met andere plannen of projecten, significante gevolgen kan hebben voor een Natura 2000-gebied. Natura 2000-gebieden hebben een externe werking, zodat ook ingrepen die buiten deze gebieden plaatsvinden en verstoring kunnen veroorzaken, moeten worden getoetst op het effect van de ingreep op soorten en habitats. Een ruimtelijk plan dat significante gevolgen kan hebben voor een Natura 2000-gebied, kan alleen worden vastgesteld als uit een passende beoordeling de zekerheid is verkregen dat het plan de natuurlijke kenmerken van het gebied niet zal aantasten. Als deze zekerheid er niet is, kan het plan worden vastgesteld als wordt voldaan aan de volgende drie voorwaarden:

  • Alternatieve oplossingen zijn niet voorhanden.
  • Het plan is nodig om dwingende redenen van groot openbaar belang, met inbegrip van redenen van sociale of economische aard.
  • De noodzakelijke compenserende maatregelen worden getroffen om te waarborgen dat de algehele samenhang van het Natura 2000-netwerk bewaard blijft.


Het Natuurnetwerk Nederland (NNN, voorheen: Ecologische Hoofdstructuur (EHS)) is een samenhangend netwerk van bestaande en te ontwikkelen natuurgebieden. Het netwerk wordt gevormd door kerngebieden, natuurontwikkelingsgebieden en ecologische verbindingszones. Voor deze gebieden geldt een planologisch beschermingsregime. Het NNN is op provinciaal niveau uitgewerkt in het Gelders Natuurnetwerk (GNN) met de bijbehorende Groene Ontwikkelingszones (GO). Activiteiten in deze gebieden zijn alleen toegestaan als ze geen negatieve effecten hebben op de wezenlijke kenmerken of waarden of als deze kunnen worden tegengegaan met mitigerende maatregelen.

Soortenbescherming
In de Wnb wordt een onderscheid gemaakt tussen:

  1. 1. soorten die worden beschermd in de Vogelrichtlijn;
  2. 2. soorten die worden beschermd in de Habitatrichtlijn en de verdragen van Bern en Bonn;
  3. 3. de bescherming van overige soorten.

Per beschermingsregime is aangegeven welke verboden er gelden en onder welke voorwaarden ontheffing of vrijstelling kan worden verleend door het bevoegd gezag.

Beoordeling
In het kader van de bestemmingsplanprocedure van het huidige bestemmingsplan is een ecologische quickscan uitgevoerd, Daarin is onderzocht of de nieuwbouw van het Rijnstate ziekenhuis negatieve effecten op beschermde natuurgebieden en beschermde soorten heeft of kan hebben. Uit dit onderzoek is gebleken dat er geen belemmeringen voor de realisatie van de ziekenhuisvoorziening bestaan. Voor meer informatie wordt verwezen naar de toelichting bij het huidige bestemmingsplan.

Dit wijzigingsplan ziet enkel op het realiseren van een waterstofvoorziening binnen de inrichting, binnen de geldende bouwregels. De conclusies uit het eerdere onderzoek gelden wat betreft soortenbescherming nog onverkort. De beoogde nieuwe functie betreft naar haar aard geen functie met potentiële negatieve effecten op beschermde soorten.

Het plangebied ligt op grote afstand van Natura 2000-gebieden. Het gebied 'Rijntakken' is het meest nabij gelegen, op ruim 4 kilometer afstand. Het Gelders Natuur Netwerk en de Groene Ontwikkelingszones bevinden zich op minimaal 1,2 kilometer afstand, oostelijk van het plangebied. Externe werking op deze gebieden is uitgesloten. Het betreft met dit wijzigingsplan uitsluitend de omzetting naar en opslag en distributie van waterstof binnen de eigen inrichting van het ziekenhuis. Bij deze activiteiten komen geen emissies vrij. Bovendien heeft de wijziging een verwaarloosbaar effect op de verkeersgeneratie (zie ook par. 5.14). Significant negatieve effecten zijn daarmee op voorhand uitgesloten. Nader onderzoek is niet aan de orde.

Conclusie
Het aspect flora en fauna levert geen belemmering voor de realisatie van het plan op. Negatieve effecten op beschermde natuurgebieden of soorten zijn op voorhand redelijkerwijs uit te sluiten. Wel moet bij het uitvoeren van de werkzaamheden voor de realisatie van het plan (en de gehele ziekenhuisvooriening) rekening worden gehouden met de aanwezigheid van algemene broedvogels, konijnen en kleine marterachtigen.

5.13 Archeologie En Cultuurhistorie

De bescherming van archeologisch en cultureel erfgoed in Nederland is vastgelegd in de Erfgoedwet, die op 1 juli 2016 in werking is getreden. Op grond van het Besluit ruimtelijke ordening moet in het plan rekening worden gehouden met cultuurhistorische waarden.

De gemeente Overbetuwe heeft voor haar gemeentelijk grondgebied een erfgoedplan en een archeologische beleidsadvieskaart gemaakt. Het erfgoedplan beoogt versterking van de plaats en betekenis van cultuurhistorie als factor in het ruimtelijk beleidsproces.

Beoordeling
Dit wijzigingpslan heeft uitsluitend betrekking op het mogelijk maken van een waterstofvoorziening bij het ziekenhuis Rijnstate. Het betreft het omzetten van elektriciteit in waterstof, de opslag en distributie daarvan binnen de eigen inrichting. Hierbij voldoet het initiatief aan de bouwregels van het huidige bestemmingsplan. Aantasting van cultuurhistorische waarden is niet aan de orde. Ter plaatse van het plangebied geldt de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologische verwachting 2'. In het kader van het huidige bestemmingsplan is een verkennend archeologich onderzoek uitgevoerd. Voor meer informatie hierover wordt verwezen naar de toelichting bij dit bestemmingsplan. Op basis van het verkennend archeologisch onderzoek zijn er geen aanwijzingen voor de aanwezigheid van mogelijke archeologische resten in de ondergrond ter plaatse van het plangebied. Verstoring van archeologische waarden is naar verwachting dan ook niet aan de orde. Nader onderzoek is niet noodzakelijk en er zijn geen belemmeringen voor onderhavig initiatief.

5.14 Verkeer En Parkeren

Dit wijzigingpslan heeft uitsluitend betrekking op het mogelijk maken van een waterstofvoorziening bij het ziekenhuis Rijnstate. Het betreft het omzetten van elektriciteit in waterstof, de opslag en distributie daarvan binnen de eigen inrichting. Het gaat hierbij om een ondersteunende, dus niet-zelfstandige functie. Deze heeft geen zelfstandige parkeerbehoefte of verkeersgeneratie tot gevolg. Uitzondering betreft een incidentele en zeer beperkte behoefte in geval van onderhoud of reparatie van de voorziening. In verhouding tot de totale parkeerbehoefte en verkeersgeneratie van de ziekenhuisvoorziening als geheel, is deze extra behoefte en verkeersgeneratie verwaarloosbaar. Nabij de waterstofvoorziening zijn drie parkeerplaatsen gereserveerd, die in voorkomende gevallen kunnen worden gebruikt.

Om het initiatief mogelijk te maken is geen aanpassing van de (beoogde) infrastructuur nodig. Daarbij wordt de voorziening binnen de bestaande bouwregels en op voldoende afstand van de wegen rondom het ziekenhuis gerealiseerd. Deze is dan ook niet van invloed op de verkeerssituatie en/of de verkeersveiligheid.

Vanuit het oogpunt van verkeer en parkeren zijn er dan ook geen belemmeringen voor het plan.

5.15 Duurzaamheid

In het kader van duurzaamheid zijn er enkele opgaven waar bij nieuwbouw rekening gehouden dient te worden. Hierbij wordt onderscheid gemaakt tussen:

  • de wettelijk verplichte opgaven; en
  • de ambities van Rijnstate.

In de toelichting bij het geldende bestemmingsplan is voor de nieuwbouw van de ziekenhuisvoorziening reeds uitgebreid op deze opgaven en ambities ingegaan. Het voorliggende initiatief vormt een nadere uitwerking van een onderdeel van de ambities van Rijnstate voor deze locatie. Deze ambities zijn destijds als volgt geformuleerd:

  1. 1. het realiseren van een CO2-neutraal ziekenhuisgebouw in Elst met de mogelijkheid om (op termijn) gebruik te maken van groene waterstof als energiebron en/of energiebank;
  2. 2. een (aard)gasloos ziekenhuis.


Het onderhavige initiatief betreft het gebruik maken van waterstof als energiebron en energiebank door middel van omzetting van (een deel van) de duurzaam opgewekte energie in waterstof. De waterstof wordt ter plaatse opgeslagen en kan vervolgens direct of later worden gebruikt door het ziekenhuis. Hierdoor kan de duurzaam opgewekte energie zowel efficiënt als klimaatneutraal woren benut. De elektrificatie of het verbranden van groene waterstof is immers energie-efficiënt en emissieloos.

Dit initiatief draagt daarmee bij aan de ambities van Rijnstate op het gebied van duurzaamheid en tevens op de opgave die op dit gebied voor de gemeente ligt.

Hoofdstuk 6 Juridische Planopzet

6.1 Algemene Opzet

Inleiding
Dit hoofdstuk bevat de concrete vertaling van het beleidsgedeelte en de gewenste ontwikkeling (voorafgaande hoofdstukken) in het juridisch gedeelte van het wijzigingsplan (de verbeelding en regels).

Het wijzigingsplan 'Elst, Rijnstate wijzigingsplan waterstof' bestaat uit de volgende onderdelen:

De toelichting
In de toelichting is de ontwikkeling beschreven en verantwoord, zowel op basis van het beleid als op basis van milieu-hygiënische aspecten, aangevuld met een toelichting op de juridische opzet.

De regels
Het wijzigingsplan is opgesteld om een nieuwe functie mogelijk te maken binnen de bestaande bestemmingen. De huidige bestemmingen en aanduidingen blijven daarnaast onverkort van toepassing. Dit is in de regels beschreven. In de regels zijn enkel de bepalingen opgenomen, die aanvullend gelden ten opzichte van het huidige bestemmingsplan.

De verbeelding
De verbeelding geeft het werkingsgebied van dit wijzigingsplan aan. Er is een gebiedsaanduiding 'overige zone - waterstof' opgenomen. Binnen deze aanduiding gelden aanvullende regels ten opzichte van het huidige bestemmingsplan, met als doel om de beoogde waterstofopslagvoorziening mogelijk te maken. Verder is een specifieke bouwaanduiding opgenomen, waarmee aanvullende waarborgen met betrekking tot externe veiligheid worden gesteld (zie ook paragraaf 5.8).

De opzet van het plan
Een wijzigingsplan is, evenals een bestemmingsplan een juridisch plan, dat bindend is voor inwoners en voor de overheid. Dit wijzigingsplan laat de geldende bestemmingen en aanduidingen, met de bijbehorende gebruiks- en bouwregels intact. Het wijzigt het huidige bestemmingsplan alleen door een aanvullende regeling te stellen ten behoeve van de waterstofopslagvoorziening. Na de vaststelling van dit wijzigingsplan gelden het wijzigingsplan en het huidige bestemmingsplan dus naast elkaar.

Bouwplan
Als een aanvraag om omgevingsvergunning wordt ingediend, zijn in eerste instantie de bestemming met bijhorende regels van belang, in dit geval gaat het daarbij zoals gezegd om de regels uit dit wijzigingsplan in combinatie met die uit het geldende bestemmingsplan. Als het nieuwe en het beoogde gebruik past binnen de toegekende bestemming, dan kan de omgevingsvergunning worden verleend.

6.2 Toelichting Op De Regels

Omdat dit wijzigingsplan uitsluitend ziet op een specifieke wijziging, in de vorm van het toestaan van aanvullende gebruiksmogelijkheden binnen het plangebied, wijkt de opzet van de planregels af van de gebruikelijke opzet van een bestemmingsplan. Zo zijn er geen bestemmingen opgenomen in deze regels. De bestemmingen volgen namelijk uit het huidige bestemming. In de planregels van het wijzigingsplan zijn enkel de volgende regels opgenomen.

Hoofdstuk 1 Inleidende regels
In dit hoofdstuk zijn enkele begrippen opgenomen. Dit betreft voornamelijk wettelijk voorgeschreven standaardbegrippen. De begrippen dienen voor een eenduidige interpretatie van de regels.

Hoodstuk 2 Bestemmingsregels

De regels van de onderliggende bestemmingen blijven in beginsel onverkort van toepassing. Aan de bestemming 'Maatschappelijk' wordt één bepaling toevoegd:

Tot een met de bestemming strijdig gebruik wordt in ieder geval gerekend het gebruik van en het in gebruik (laten) nemen van gebouwen ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - voorwaardelijke verplichting externe veiligheid' overeenkomstig de in artikel 4.1 bedoelde functies, tenzij een toets externe veiligheid is uitgevoerd en uit deze toets is gebleken dat er geen sprake is van onevenredige belemmeringen.

De betreffende bouwaanduiding is op de verbeelding van het wijzigingsplan opgenomen.

Hoofdstuk 3 Algemene regels
Dit hoofdstuk bevat de volgende regels:

Anti-dubbeltelregel
Deze regel is opgenomen om te voorkomen dat, wanneer volgens een ruimtelijk plan bepaalde gebouwen en bouwwerken niet meer dan een bepaald deel van een bouwperceel mogen beslaan, het opengebleven terrein nog eens meetelt bij het toestaan van een ander gebouw of bouwwerk, waaraan een soortgelijke eis wordt gesteld. Deze regel moet volgens de wet in ieder ruimtelijk plan opgenomen worden, zo ook dit wijzigingsplan.

Algemene aanduidingsregels
In dit artikel zijn regels opgenomen voor de gebiedsaanduiding 'overige zone - waterstof'. Deze aanduiding wordt met dit wijzigingsplan toegevoegd. Binnen deze aanduiding gelden aanvullende gebruiksregels voor de omzetting van elektriciteit in waterstof, de opslag van waterstof en daarbij behorende voorzieningen.

Overige regels
In dit artikel is een van toepassing verklaring opgenomen. Hierin is aangegeven dat de regels van het huidige bestemmingsplan onverkort van toepassing blijven in het plangebied. In geval van strijdigheid tussen de regels uit het wijzigingsplan en uit het geldende bestemmingsplan, dan prevaleren de regels uit het wijzigingsplan.

Overgangs- en slotregels
Overgangsrecht
Het voor alle ruimtelijke plannen verplichte overgangsrecht is opgenomen. Bouwwerken welke op het moment van inwerkingtreding van het plan bestaan (of waarvoor een omgevingsvergunning voor het bouwen is aangevraagd) mogen blijven bestaan, ook al is er strijd met de bebouwingsregels. De overgangsbepaling houdt niet in dat het bestaand, illegaal opgerichte, bouwwerk legaal wordt, ook brengt het niet met zich mee dat voor een dergelijk bouwwerk alsnog een omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen kan worden verleend. Burgemeester en wethouders kunnen in beginsel dus nog gewoon gebruik maken van hun handhavingbevoegdheid. Het gebruik van de grond en opstallen, dat afwijkt van de regels op het moment van inwerkingtreding van het plan mag eveneens worden voortgezet.

Slotregel
Dit artikel geeft aan op welke manier de regels kunnen worden aangehaald.

Hoofdstuk 7 Financiële En Juridische Uitvoerbaarheid

Uitgangspunt voor de beoogde ontwikkeling is dat deze voor de gemeente budgetneutraal plaatsvindt. Op grond van artikel 6.12 lid 1 Wet ruimtelijke ordening (Wro) is de gemeenteraad van Overbetuwe verplicht om, als sprake is van een bouwplan, de gemeentelijke kosten te verhalen. Dit wijzigingsplan maakt geen nieuw bouwplan mogelijk, omdat het geen wijziging in de bouwregels betreft. De toegestane functie betreft bovendien geen nieuwe zelfstandige functie of bestemming, maar aanvullende gebruiksmogelijkheden op de geldende bestemming. Er is dan ook geen verplichting tot kostenverhaal aan de orde.

De realisatie van het plan is niet afhankelijk van bijdragen door derden en levert geen onverwacht hoge kosten op. De financieel-economische haalbaarheid is met het voorgaande in voldoende mate aangetoond.

Hoofdstuk 8 Overleg En Inspraak

8.1 Inleiding

De procedures voor vaststelling van een wijzigingsplan zijn door de wetgever geregeld. De procedure voor een wijzigingsplan verschilt gedeeltelijk van die van een bestemmingsplan. Door de wetgever is aangegeven dat tussen gemeente en verschillende instanties waar nodig overleg over het plan moet worden gevoerd, voordat een ontwerpplan ter visie gelegd kan worden. Bovendien kan het noodzakelijk zijn om belanghebbenden de gelegenheid te bieden om hun visie omtrent het plan te kunnen geven. Dit is afhankelijk van de inspraakverordening van de gemeente. Pas daarna kan de wettelijke procedure met betrekking tot vaststelling van het wijzigingsplan van start gaan.

8.2 Inspraak

De Wet ruimtelijke ordening (Wro) bevat geen bepalingen over inspraak. Dat neemt niet weg dat het de gemeente vrij staat toch inspraak te verlenen op grond van de gemeentelijke inspraakverordening. In relatie daarmee, bepaalt artikel 150 van de Gemeentewet onder meer dat in een gemeentelijke inspraakverordening moet worden geregeld op welke wijze personen en rechtspersonen hun mening kenbaar kunnen maken.

In het kader van dit wijzigingsplan heeft geen inspraak plaatsgevonden vanwege de aard en beperkte omvang van het plan en de omstandigheid dat van een specifieke wijzigingsbevoegdheid gebruik wordt gemaakt.

8.3 Overleg

Artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) geeft aan dat het bestuursorgaan, dat belast is met de voorbereiding van een ruimtelijk plan, overleg pleegt met de besturen van betrokken gemeenten en waterschappen. Ook moet overleg worden gepleegd met die diensten van provincie en Rijk, die betrokken zijn bij de zorg voor de ruimtelijke ordening of die belast zijn met de behartiging van belangen, welke in het plan in het geding zijn.

Gezien de aard en omvang van de ontwikkeling, waarbij de betreffende instanties bij de voorbereiding van het huidige bestemmingsplan (inclusief de toegepaste specifieke wijzigingsbevoiegdheid) reeds zijn betreokken, heeft in dit geval geen vooroverleg plaatsgevonden. Het ontwerpwijzigingsplan wordt aan de betrokken instanties toegestuurd.

8.4 Vaststellingsprocedure

De vaststellingsprocedure van het wijzigingsplan vindt plaats volgens artikelen 3.7 tot en met 3.9 van de Wet ruimtelijke ordening. Het ontwerpplan is gedurende zes weken ter inzage gelegd. Gedurende deze periode bestond de mogelijkheid om zienswijzen in te dienen. Er zijn geen zienswijzen ingediend.

Vervolgens is het wijzigingsplan op 18 juli 2022 door het college van burgemeester en wethouders vastgesteld.

8.5 Beroep

Na vaststelling wordt het wijzigingsplan voor de tweede maal zes weken ter visie gelegd. Gedurende deze periode kunnen belanghebbenden tegen het vaststellingsbesluit beroep instellen bij de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State. Als geen beroep wordt ingesteld, is het plan na deze beroepstermijn onherroepelijk en treedt het plan in werking.

Bijlage 1 Akoestisch Onderzoek

Bijlage 1 Akoestisch onderzoek

Bijlage 2 Kwantitatieve Risico-analyse

Bijlage 2 Kwantitatieve risico-analyse

Bijlage 3 Verantwoording Groepsrisico

Bijlage 3 Verantwoording groepsrisico

Bijlage 4 Advies Veiligheidsregio

Bijlage 4 Advies Veiligheidsregio