Buitengebied, Grote Molenstraat 116, Elst
Bestemmingsplan - Gemeente Overbetuwe
Vastgesteld op 03-09-2024 - geheel onherroepelijk in werking
Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
In deze regels wordt verstaan onder:
1.1 Plan
Het bestemmingsplan 'Buitengebied, Grote Molenstraat 116, Elst' met identificatienummer NL.IMRO.1734.0402Grtmlnstr-VSG1 van de gemeente Overbetuwe.
1.2 Bestemmingsplan
De geometrisch bepaalde objecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen.
1.3 Aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit
Een beroeps- of bedrijfsactiviteit, waarvan de activiteiten niet specifiek publiekgericht zijn, en dat op kleine schaal in een woning en/of de daarbij behorende bijgebouwen wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en de desbetreffende activiteit een ruimtelijke uitstraling heeft die in overeenstemming is met de woonfunctie ter plaatse.
1.4 Aan- en uitbouw
Een aan een hoofdgebouw gebouwde ruimte, die daaraan ruimtelijk (door zijn constructie of afmetingen) ondergeschikt is - maximaal bestaande uit één bouwlaag al dan niet met kap - met dien verstande dat een aanbouw een zelfstandige ruimte is en een uitbouw een uitbreiding van een reeds bestaande ruimte van een hoofdgebouw is.
1.5 Aanduiding
Een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.
1.6 Aanduidingsgrens
De grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.
1.7 Agrarisch bedrijf
Een bedrijf, dat is gericht op het bedrijfsmatig voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen en/of het houden, fokken en/of africhten van dieren, inclusief pensionstallen als ondergeschikte nevenactiviteit.
1.8 Archeologisch deskundige
De regionaal (beleids)archeoloog of een andere door het college van burgemeester en wethouders aan te wijzen deskundige op het gebied van de archeologische monumentenzorg.
1.9 Archeologisch onderzoek
Onderzoek (bureauonderzoek en/of boren en/of geofysisch onderzoek en/of graven en/of begeleiden) verricht door een dienst, bedrijf of instelling beschikkend over een door een erkende certificerende instelling afgegeven certificaat voor opgraven en werkend conform de Kwaliteitsnorm voor de Nederlandse Archeologie (KNA) dan wel, na vaststelling ervan door de Minister van OCW, de normen zoals opgesteld door het Centraal College van Deskundigen Archeologie (CCvD).
1.10 Archeologische verwachting
Een toegekende hoge, middelmatige of lage archeologische verwachting in verband met de kennis en wetenschap van de in dat gebied te verwachten overblijfselen van menselijke aanwezigheid of activiteiten uit het verleden;
1.11 Archeologische waarde
Een toegekende archeologische waarde in verband met de kennis en studie van de in dat gebied voorkomende overblijfselen van menselijke aanwezigheid of activiteiten uit het verleden;
1.12 Bebouwing
Eén of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
1.13 Bed & breakfast
een kleinschalige overnachtingsaccommodatie gericht op het bieden van de mogelijkheid tot een toeristisch en kortdurend verblijf in combinatie met het serveren van ontbijt;
1.14 Bedrijf
Een inrichting of instelling gericht op het bedrijfsmatig voortbrengen, vervaardigen, bewerken, opslaan, installeren en/of herstellen van goederen dan wel het bedrijfsmatig verlenen van diensten, aan huis verbonden beroepen daaronder niet begrepen.
1.15 Bedrijfswoning
Een complex van ruimten in of bij een gebouw of op een terrein, bedoeld voor de huisvesting van één huishouden, welk huishouden gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein noodzakelijk is.
1.16 Begane grondvloer
De onderste bouwlaag van een gebouw, niet zijnde een kelder.
1.17 Bestaand
- a. bij bouwwerken: een bouwwerk dat op het moment van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan bestaat en is gebouwd krachtens een onherroepelijke omgevingsvergunning voor het bouwen, of wordt gebouwd, dan wel nadien kan worden gebouwd krachtens een onherroepelijke omgevingsvergunning voor het bouwen, waarvoor de aanvraag vóór het tijdstip van terinzagelegging is ingediend;
- b. bij gebruik: het gebruik dat op het moment van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan bestaat en in overeenstemming is met het voorheen geldende planologische regime.
1.18 Bestemmingsgrens
De grens van een bestemmingsvlak.
1.19 Bestemmingsvlak
Een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.
1.20 Bijgebouw
Een niet aan een hoofdgebouw verbonden gebouw, dat door zijn vorm, functie, situering en/of afmetingen ondergeschikt is aan dat op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw.
1.21 Bouwen
Het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.
1.22 Bouwgrens
De grens van een bouwvlak.
1.23 Bouwperceel
Een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.
1.24 Bouwperceelsgrens
De grens van een bouwperceel.
1.25 Bouwvlak
Een geometrisch bepaald vlak, waarmee de gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten.
1.26 Bouwwerk
Elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct, hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.
1.27 Dagrecreatie
Recreatief verblijf zonder dat er een overnachting mee gepaard gaat.
1.28 Detailhandel
Het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit. Horeca-activiteiten en detailhandel in volumineuze goederen zijn hieronder niet begrepen.
1.29 Detailhandel in volumineuze goederen
Detailhandel die vanwege de omvang van de gevoerde artikelen een groot oppervlak nodig heeft voor de uitstraling, zoals: verkoop van auto's, boten, caravans, motoren, landbouwwerktuigen en –machines, aanhangwagens, tuininrichtingsartikelen, grove bouwmaterialen, keukens, meubels, woninginrichting en sanitair.
1.30 Erf
Het gedeelte van een bouwperceel gelegen buiten het, binnen het bouwperceel gelegen, bouwvlak.
1.31 Extensieve dagrecreatie
Recreatief medegebruik van gronden zoals wandelen, paardrijden en fietsen, waarbij de recreatie geen specifiek beslag legt op de ruimte.
1.32 Gebouw
Elk bouwwerk, dat voor een mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden (twee of meer wanden die tot de constructie behoren) omsloten ruimte vormt.
1.33 Gebruiken
Gebruiken, het doen gebruiken, laten gebruiken en in gebruik geven.
1.34 Grondgebonden agrarisch bedrijf
Een agrarisch bedrijf waarvan de bedrijfsvoering volledig of nagenoeg volledig is gericht op het gebruik maken van grond als productiemiddel.
1.35 Hobbymatig agrarisch grondgebruik
Het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen en/of door middel van het houden van dieren op niet-bedrijfsmatige wijze of niet in een omvang alsof het bedrijfsmatig is. Onder hobbymatig agrarisch gebruik wordt niet verstaan een volkstuin.
1.36 Hoofdgebouw
Een gebouw of een gedeelte van een gebouw, exclusief aan- en uitbouwen, dat op een bouwperceel door zijn constructie, afmetingen of functie als het belangrijkste bouwwerk valt aan te merken.
1.37 Horeca
Het verstrekken van dranken en/of etenswaren voor gebruik ter plaatse worden, al dan niet in combinatie met een vermaaksfunctie met uitzondering van een erotisch getinte vermaaksfunctie.
1.38 Huishouden
Een persoon die of groep personen die gezamenlijk, onbestendig voor onbepaalde tijd, een huishouding voert.
1.39 Inwoning
Twee huishoudens die, in afwijking van het begrip woning, één woning bewonen met gemeenschappelijk gebruik van één of meerdere voorzieningen of (verblijfs)ruimten van die woning en waarbij de woning één hoofdtoegang behoudt en de voorzieningen c.q. (verblijfs)ruimten onderling vrij toegankelijk zijn.
1.40 Kelder
Een overdekte, met wanden omsloten, voor mensen toegankelijke ruimte, beneden of tot ten hoogste 0,50 meter boven de kruin van de weg, waaraan het bouwperceel is gelegen.
1.41 Landschaps-/inrichtingsplan
Een plan bij realisering van nieuwe bouw- en/of gebruiksmogelijkheden waarin de ruimtelijke (waaronder landschappelijke) inpassing hiervan in de bestaande situatie wordt beschreven.
1.42 Lawaaisporten
Sportbeoefening die met veel lawaai gepaard gaat zoals bijvoorbeeld motor- en autosport, karten, modelvoer- en vaartuigen.
1.43 Lichte horeca
Vormen van horeca, waar naast kleinere etenswaren in hoofdzaak alcoholvrije dranken worden verstrekt, zoals een lunchroom, theehuis, broodjeszaak, ijssalon, automatiek;
1.44 Maatvoeringsgrens
De grens van een maatvoeringsvlak.
1.45 Maatvoeringsvlak
Een geometrisch bepaald vlak waarmee de gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels voor bepaalde bouwwerken eenzelfde maatvoering geldt.
1.46 Medegebruik
Gebruik dat niet direct gerelateerd is aan de bestemming, maar dat krachtens de regels tevens is toegestaan op de betrokken gronden.
1.47 Nevenactiviteit
Een activiteit ondergeschikt aan de hoofdactiviteit in zowel omvang (m2), omzet (€) als de effecten op het woon- en leefklimaat.
1.48 Normaal onderhoud, gebruik en beheer
Werkzaamheden die ter plaatse regelmatig terugkeren, teneinde tot een goed beheer van de gronden te komen; hieronder vallen niet de incidentele ingrepen in bijvoorbeeld de cultuurtechnische situatie of werkzaamheden die een onherstelbare aantasting betekenen van de aan een gebied toegekende waarde.
1.49 Nutsvoorziening
Voorziening ten behoeve van algemeen nut in ruime zin, zoals: voorzieningen/installaties ten behoeve van gas, water en elektriciteit, signaalverdeling, telecommunicatieverkeer, waterzuivering, waterbeheersing, waterhuishouding, vuil- en afvalverwerking, compostering, wijkverwarming, milieuvoorzieningen, e.d.
1.50 Ondergeschikte bouwdelen
Bouwdelen van beperkte afmetingen, die buiten het gebouw uitsteken, zoals schoorstenen, windvanen, dakoverstekken, balkons en liftschachten.
1.51 Ondergronds
Onder peil.
1.52 Overkapping
Bouwwerken, geen gebouwen zijnde met een dak en maximaal één gesloten wand.
1.53 Paardenbak
Een omheind terrein waarvan de natuurlijke bovenlaag is vervangen door zand of ander doorlatend materiaal ten behoeve van het africhten, trainen en berijden van paarden en pony's en het anderszins beoefenen van de paardensport.
1.54 Peil
- a. voor gebouwen: de hoogte van het maaiveld ter plaatse van de hoofdtoegang van het gebouw;
- b. voor overige bouwwerken: de gemiddelde bouwhoogte van het aansluitend terrein;
1.55 Prostitutie
Het zich tegen vergoeding beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander.
1.56 Publiekgerichte beroeps- of bedrijfsactiviteit aan huis
Een publieksgerichte beroeps- of bedrijfsactiviteit, waarvan de activiteiten in hoofdzaak publieksaantrekkend zijn en waarvan de omvang en uitstraling zodanig is, dat de activiteit past binnen de desbetreffende woonomgeving en derhalve in een woning en/of de daarbij behorende bijgebouwen, met behoud van de woonfunctie, kan worden toegestaan.
1.57 Seksinrichting
Een voor publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in omvang als zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder seksinrichting wordt in elk geval verstaan: een (raam)prostitutiebedrijf, een seksbioscoop, een seksautomatenhal, een sekstheater, een parenclub of een erotische massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar.
1.58 Teeltondersteunende voorzieningen
Voorzieningen, anders dan een kas, die door grondgebonden agrarische bedrijven toegepast worden om de teelt van fruit, bomen, groente of potplanten te bevorderen en te beschermen, daaronder begrepen pot- container- en gootteelt.
1.59 Tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen
Teeltondersteunende voorzieningen welke buiten het teeltseizoen niet aanwezig zijn, met dien verstande dat de voorzieningen maximaal 7 maanden aanwezig mogen zijn.
1.60 Uitvoeren
Uitvoeren, het doen uitvoeren, laten uitvoeren en in uitvoering geven.
1.61 Voorgevel
De naar de weg en/of fiets- en voetpad gekeerde gevel van een gebouw of, indien het een gebouw betreft met meer dan één naar de weg gekeerde gevel, de gevel die kennelijk als zodanig dient te worden aangemerkt.
1.62 Waterhuishoudkundige voorzieningen
Waterhuishoudkundige voorzieningen zijn voorzieningen die nodig zijn ten behoeve van een goede wateraanvoer, waterafvoer, waterberging en waterkwaliteit.
1.63 Woning
Een complex van ruimten inclusief aan- en uitbouwen, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden.
1.64 Zware horeca
Een bedrijf waar hoofdzakelijk in de avonduren en/of de vroege nacht dranken en/of etenswaren voor gebruik ter plaatse worden verstrekt, zoals een bar-dancing, discotheek of nachtclub, en naar de aard en openingstijden daarmee gelijk te stellen bedrijven, een en ander al dan niet in combinatie met een vermaaksfunctie met uitzondering van een erotisch getinte vermaaksfunctie.
Artikel 2 Wijze Van Meten
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
2.1 De goothoogte van een bouwwerk
Vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel, met uitzondering van de goot van dakkapellen en wolfseinden.
2.2 De inhoud van een bouwwerk
Tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.
2.3 De bouwhoogte van een bouwwerk
Vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van onderschikte bouwdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.
2.4 De oppervlakte van een bouwwerk
Tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.
2.5 Afstand
De onderlinge afstand tussen een bepaald punt van bouwwerken, perceelsgrenzen en/of werken, daar waar die afstand het kortst is.
2.6 Ondergeschikte bouwdelen
Bij toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwonderdelen, als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, liftschachten, gevel- en kroonlijsten, luifels, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van bouwgrenzen niet meer dan 1,5 meter bedraagt.
2.7 Hart van de lijn
Bij toepassing van deze regels wordt gemeten tot of vanuit het hart van een lijn op de kaart en op schaal waarin het plan is vastgesteld.
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Agrarisch - De Park
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Agrarisch - De Park' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. de uitoefening van een agrarisch bedrijf, met dien verstande dat uitsluitend hoogstam fruitteelt is toegestaan;
- b. hobbymatig agrarisch grondgebruik;
- c. de ontwikkeling en het behoud van kleinschalige landschapselementen, waaronder houtwallen, houtsingels, kleinschalige waterelementen en natuurvriendelijke oevers;
- d. de ontwikkeling en het behoud van landschaps- en natuurwaarden;
- e. extensieve dagrecreatie met bijbehorende wegen en paden;
- f. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
- g. groenvoorzieningen;
- h. parkeervoorzieningen ten behoeve van buiten het bestemmingsvlak gelegen evenementen, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'parkeerterrein' en met dien verstande dat het parkeren maximaal 15 keer per jaar mag plaatsvinden met een maximum van 7 aaneengesloten dagen per keer.
met bijbehorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ontsluitingsvoorzieningen, tuinen en erven.
3.2 Bouwregels
3.3 Specifieke gebruiksregels
3.4 Afwijken van de gebruiksregels
Artikel 4 Gemengd
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Gemengd' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. detailhandel in lokaal of streekeigen geproduceerde agrarische producten, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'detailhandel';
- b. lichte horeca, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'horeca' , waarbij terrassen behorende bij deze functie tevens aansluitend op het betreffende aanduidingsvlak zijn toegestaan;
- c. een midgetgolfbaan, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van gemengd - midgetgolf';
- d. maximaal één bedrijfswoning ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning', waarbij inwoning is toegestaan;
- e. aan huis gebonden beroeps- of bedrijfsactiviteit, met inachtneming van het bepaalde in lid 4.3.2;
- f. het verzorgen van workshops, groepslessen, educatieve bijeenkomsten en daarmee naar aard vergelijkbare bijeenkomsten als nevenactiviteit, uitsluitend binnen gebouwen;
- g. verhuur van fietsen en daarmee vergelijkbare vormen van langzaam verkeer als nevenactiviteit;
- h. hoogstam fruitteelt;
- i. extensieve dagrecreatie met bijbehorende wegen en paden;
- j. groenvoorzieningen;
- k. hobbymatig agrarisch grondgebruik;
- l. behoud en ontwikkeling van kleinschalige landschapselementen, waaronder houtwallen, houtsingels, kleinschalige waterelementen en natuurvriendelijke oevers;
- m. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
- n. nutsvoorzieningen;
met bijbehorende voorzieningen, zoals tuinen en erven, parkeervoorzieningen en ontsluitingsvoorzieningen.
4.2 Bouwregels
4.3 Specifieke gebruiksregels
4.4 Afwijken van de gebruiksregels
Artikel 5 Waarde - Archeologische Verwachting 1
5.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologische verwachting 1' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud en de bescherming van de archeologische waarden van de gronden.
5.2 Bouwregels
5.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen ten aanzien van de situering en de afmetingen van bouwwerken en de inrichting van gronden, indien uit archeologisch onderzoek blijkt dat ter plaatse behoudens- en beschermenswaardige archeologische monumenten of resten aanwezig zijn. De nadere eisen zijn erop gericht de archeologische waarden zoveel mogelijk in de grond (in situ) te behouden.
5.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
5.5 Wijzigingsbevoegdheid
Artikel 6 Waarde - Archeologische Verwachting 2
6.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologische verwachting 2' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud en de bescherming van de archeologische waarden van de gronden.
6.2 Bouwregels
6.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen ten aanzien van de situering en de afmetingen van bouwwerken en de inrichting van gronden, indien uit archeologisch onderzoek blijkt dat ter plaatse behoudens- en beschermenswaardige archeologische monumenten of resten aanwezig zijn. De nadere eisen zijn erop gericht de archeologische waarden zoveel mogelijk in de grond (in situ) te behouden.
6.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
6.5 Wijzigingsbevoegdheid
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 7 Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 8 Algemene Bouwregels
8.1 Bestaande maten
In die gevallen dat de bestaande goothoogte, bouwhoogte, oppervlakte en/of inhoud van bouwwerken, die in overeenstemming met het bepaalde in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht tot stand zijn gekomen meer bedraagt dan in de bouwregels in hoofdstuk 2 van deze regels is toegestaan, geldt die goothoogte, bouwhoogte, oppervlakte en/of inhoud in afwijking daarvan als maximaal toegestaan.
8.2 Bestaande afstanden
In die gevallen dat de bestaande afstand tot enige op de verbeelding aangegeven lijn van bouwwerken, die in overeenstemming met het bepaalde in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht tot stand zijn gekomen minder bedraagt dan in de bouwregels in hoofdstuk 2 van deze regels is voorgeschreven, geldt die afstand in afwijking daarvan als minimaal toegestaan.
8.3 Ondergronds bouwen
Artikel 9 Algemene Gebruiksregels
9.1 Strijdig gebruik
Onder een met het bestemmingsplan strijdig gebruik wordt in elk geval verstaan:
- a. een gebruik van gronden als stort- en/of opslagplaats van grond en/of afval, met uitzondering van een zodanig gebruik voor het normale op de bestemming gerichte gebruik en onderhoud;
- b. een gebruik van gronden als stalling- en/of opslagplaats van één of meer aan het gebruik onttrokken machines, voer-, vaar- of vliegtuigen, met uitzondering van een zodanig gebruik voor het normale op de bestemming gerichte gebruik en onderhoud;
- c. een gebruik van gronden en bouwwerken voor een seksinrichting dan wel ten behoeve van prostitutie;
- d. een gebruik van bijgebouwen als zelfstandige woning;
- e. een gebruik van gronden en bouwwerken voor verblijfsrecreatie, anders dan de regels van de bestemmingen toestaan;
- f. een gebruik van gronden en bouwwerken voor lawaaisporten;
- g. een gebruik van gronden voor paardenbakken.
Artikel 10 Algemene Afwijkingsregels
10.1 Maatvoering
Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in het plan voor het afwijken van de voorgeschreven goothoogte, (bouw)hoogte, oppervlakte, inhoud en afstand van bouwwerken, dan wel een voorgeschreven bebouwingspercentage, eventueel met overschrijding van de bouwgrenzen, mits de afwijking niet meer bedraagt dan 10% van de in deze regels voorgeschreven afmetingen, percentages en afstanden, met uitzondering van de inhoudsmaat van woningen.
10.2 Inhoud bedrijfswoning
Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van in het plan genoemde inhoudsmaten van bedrijfswoningen waarbij de inhoud maximaal 800 m³ mag bedragen.
10.3 Bouwgrenzen
Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in het plan om bij de uitvoering van het plan af te wijken van bouwgrenzen en overige aanduidingsgrenzen in het horizontale vlak op de verbeelding, indien en voor zover afwijking noodzakelijk is in verband met de uitmeting van het terrein en er geen dringende reden zijn die zich tegen de afwijking verzetten, mits de afwijking ten opzichte van hetgeen op de verbeelding is aangegeven niet meer dan 2,5 m bedraagt.
10.4 Voorwaarden
Een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 10.1, 10.2 en 10.3 kan slechts worden verleend, mits:
- a. de belangen van de eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden niet onevenredig worden geschaad;
- b. het straat- en bebouwingsbeeld, de stedenbouwkundige kwaliteiten en de verkeersveiligheidsbelangen niet onevenredig worden geschaad;
- c. de belangen van de eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden mogen niet onevenredig worden geschaad;
- d. het straat- en bebouwingsbeeld en de verkeersveiligheidsbelangen mogen niet onevenredig worden geschaad.
Artikel 11 Algemene Wijzigingsregels
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de in het plan opgenomen bestemmingen te wijzigen ten behoeve van:
- a. overschrijding van bestemmingsgrenzen, voor zover dit van belang is voor een technisch betere realisering van bestemmingen of bouwwerken dan wel voor zover dit noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein. De overschrijding mag echter niet meer bedragen dan 2,5 m en het bestemmingsvlak mag met niet meer dan 10% worden vergroot;
- b. overschrijding van bestemmingsgrenzen en toestaan dat het beloop van wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid en/of –intensiteit daartoe aanleiding geeft. De overschrijding mag echter niet meer bedragen dan 2,5 m en het bestemmingsvlak mag met niet meer dan 10% worden vergroot.
Artikel 12 Algemene Procedureregels
12.1 Wijziging
Ten aanzien van de in dit plan opgenomen wijzigingsbevoegdheden zal de uitvoerbaarheid van het wijzigingsplan moeten zijn gewaarborgd, in verband waarmee in elk geval aangetoond moet worden dat:
- a. bodemsanering niet noodzakelijk is dan wel vóór uitvoering van het wijzigingsplan zal plaatsvinden;
- b. met betrekking tot (spoor)wegverkeersgeluid een aanvaardbaar woonklimaat wordt gerealiseerd;
- c. met betrekking tot de luchtkwaliteit een aanvaardbaar leefklimaat wordt gerealiseerd, dan wel dat geen onevenredige verslechtering plaatsvindt;
- d. met betrekking tot de externe veiligheid een aanvaardbaar leefklimaat wordt gerealiseerd, dan wel dat geen onevenredige verslechtering plaatsvindt;
- e. beschermde planten- en diersoorten en biotopen niet onevenredig worden geschaad;
- f. het wijzigingsplan financieel uitvoerbaar is.
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 13 Overgangsrecht
13.1 Overgangsrecht bouwwerken
- a. Een bouwwerk, dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, danwel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
- 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
- 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
- b. Het bevoegd gezag kan eenmalig een omgevingsvergunning verlenen van het bepaalde onder a voor het vergroten van de inhoud van het bouwwerk als bedoeld in het bepaalde onder a met maximaal 10%.
- c. Het bepaalde onder a is niet van toepassing op bouwwerken, die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
13.2 Overgangsrecht gebruik
- a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
- b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het bepaalde in sub a te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
- c. Indien het gebruik, bedoeld in het bepaalde onder a, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
- d. Het bepaalde onder a is niet van toepassing op het gebruik, dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Artikel 14 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan 'Buitengebied, Grote Molenstraat 116, Elst'.
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding
Aan de Grote Molenstraat 116 te Elst is op dit moment een fruitteeltbedrijf met een bedrijfswoning en een streekwinkel ('De Lingegaerdt') aanwezig. De streekwinkel is op 7 juli 2016 vergund door middel van een tijdelijke omgevingsvergunning. De initiatiefnemers hebben het perceel enige tijd geleden gekocht met het doel om de streekwinkel voort te zetten, te wonen in de bedrijfswoning en het perceel op termijn van een nieuwe bestemming te voorzien. Vanaf 2021 hebben de initiatiefnemers een visie ontwikkeld om het perceel op een maatschappelijk verantwoorde manier om te vormen tot een levendige plek, die een toevoeging is aan Park Lingezegen. De streekwinkel zal onderdeel blijven van deze plek, maar niet meer als hoofdfunctie fungeren. Het beoogde totaalconcept richt zich op mensen met een beperking en op een aanbod dat verschillende zintuigen prikkelt en stimuleert. Onderdelen van dit concept zijn een midgetgolfbaan, een theehuis en verschillende landschappelijk-recreatieve onderdelen (moestuin, natuurtuin, boomgaard, picknickvoorzieningen en paden). De bedrijfsmatige fruitteeltfunctie verdwijnt grotendeels, maar een deel van het perceel zal wel ingericht blijven met kenmerkende hoogstam fruitboomgaarden. De bedrijfswoning wordt behouden.
Om de ontwikkeling mogelijk te maken en de functie van de streekwinkel juridisch-planologisch te bestendigen, is een herziening van het bestemmingsplan nodig. Dit bestemmingsplan 'Buitengebied, Grote Molenstraat 116, Elst' stelt een nieuw kader voor de bouw- en gebruiksmogelijkheden op het perceel om de gewenste toekomstige ontwikkelingen mogelijk te maken.
1.2 Ligging Plangebied
Het plangebied van dit bestemmingsplan bestaat uit het perceel Grote Molenstraat 116 te Elst. Dit perceel ligt in het buitengebied van Overbetuwe, ongeveer 0,5 kilometer ten noorden van de kern Elst. Direct ten noorden van het plangebied stroomt de Linge en 1,5 kilometer ten noorden van het plangebied ligt de rand van de bebouwde kom van Arnhem. Het plangebied ligt aan de rand van Park Lingezegen, een landschappelijk-recreatief gebied tussen Elst, Arnhem en Huissen. Op afbeelding 1.1 is de ligging van het plangebied in groter verband aangegeven. In hoofdstuk 2 wordt de huidige situatie nader beschreven.
![]() |
Afbeelding 1.1: ligging plangebied (bron: Bing Maps) |
1.3 Huidig Bestemmingsplan
In het plangebied geldt op dit moment het bestemmingsplan 'Park Lingezegen', dat op 19 juni 2013 is vastgesteld.Op afbeelding 1.2 is de begrenzing van het plangebied binnen het huidige bestemmingsplan indicatief aangegeven. Er gelden de volgende bestemmingen:
- Bestemming 'Agrarisch - De Park' in het gehele plangebied. Daarbij is de functieaanduiding 'fruitteelt' opgenomen voor een groot deel van het plangebied (uitgezonderd het zuidwestelijke perceelsdeel) en is aan de zuidwestkant een bouwvlak opgenomen;
- Dubbelbestemmingen 'Waarde - Archeologische verwachting 1' (rondom de bedrijfswoning) en 'Waarde - Archeologische verwachting 2' (rest van het plangebied).
Daarnaast is voor het perceel een tijdelijke omgevinngsvergunning verleend om af te wijken van de gebruiksregels van het bestemmingsplan, ten behoeve van een streekwinkel (d.d. 7 juli 2016, geldig tot juli 2024).
De initiatiefnemer wil de bestaande agrarische bedrijfsfunctie (fruitteelt) beëindigen en het perceel in de plaats daarvan inrichten en gebruiken ten behoeve van dagrecreatieve functies, lichte horeca en landschappelijke inrichting. Daarnaast is de wens om de streekwinkel voort te zetten en juridisch-planologisch te bestendigen. Dit laatste is in lijn met de voorwaarden, die bij verlening van de tijdelijke omgevingsvergunning zijn gesteld. Het toekomstige beoogde gebruik is grotendeels strijdig met de huidige bestemming. Daarnaast is de wens om buiten het bestaande bouwvlak een nieuw gebouw op te richten ten behoeve van een theehuis. Dit past niet binnen de bouwregels van het huidige bestemmingsplan. Om deze redenen is een herziening van het bestemmingsplan noodzakelijk.
![]() |
Afbeelding 1.2: uitsnede huidig bestemmingsplan 'Buitengebied Overbetuwe' (bron: www.ruimtelijkeplannen.nl) |
1.4 Leeswijzer
Deze toelichting is als volgt opgebouwd. Na dit inleidende hoofdstuk, worden in hoofdstukken 2 en 3 respectievelijk de bestaande en de toekomstige situatie in het plangebied beschreven. In hoofdstuk 4 wordt ingegaan op het voor dit bestemmingsplan van toepassing zijnde rijks-, provinciaal en gemeentelijk beleid. In hoofdstuk 5 komen de relevante milieu- en omgevingsaspecten aan de orde. Daarmee wordt inzichtelijk gemaakt of de ontwikkeling in ruimtelijk en milieuhygiënisch opzicht aanvaardbaar en haalbaar is en voldoet aan het vereiste van een goede ruimtelijke ordening. In hoofdstuk 6 is de juridische planopzet beschreven en in hoofdstuk 7 is de financiële toelichting opgenomen. Hoofdstuk 8 gaat in op enkele procedurele aspecten, zoals overleg en inspraak.
Hoofdstuk 2 Bestaande Situatie
Het plangebied bestaat uit het perceel Grote Molenstraat 116 te Elst. De Grote Molenstraat verbindt de kern Elst met de N837, die tussen Arnhem en de A50 loopt. Het plangebied ligt in een van oorsprong agrarisch gebied tussen Arnhem en Elst. In de directe omgeving zijn naast agrarische gronden en bedrijven ook diverse woonpercelen aanwezig. Het plangebied ligt aan de rand van Park Lingezegen. Dit betreft een gebied tussen Elst, Arnhem en Huissen, dat in de afgelopen 10 jaar gedeeltelijk is ontwikkeld tot landschappelijk/recreatief gebied. Ten noorden van het plangebied stroomt de Linge. Aan de oostkant van het plangebied ligt een agrarisch perceel, ten zuiden van het plangebied ligt een woonperceel en aan de westkant de Grote Molenstraat.
Kadastraal staat het plangebied zelf bekend als gemeente Elst, Sectie I, perceelnummer 3584. De omvang van het plangebied is circa 1,9 hectare. Op afbeelding 2.1 zijn luchtfoto's van de huidige situatie, met daarop indicatief de begrenzing van het plangebied, weergegeven.
![]() |
Afbeelding 2.1: recente luchtfoto met begrenzing plangebied indicatief aangegeven (bron: Bing Maps) |
Het plangebied is momenteel grotendeels ingericht als agrarisch perceel met een fruitboomgaard. Het zuidwestelijk deel betreft een erf met daarop een bedrijfswoning, een loods waarin de streekwinkel is gevestigd en bijbehorende erfverharding en een tuin. Het perceel is aan de zuidwestkant toegankelijk vanaf de Grote Molenstraat (zie afbeelding 2.2).
![]() |
Afbeelding 2.2: straatbeeld vanaf de Grote Molenstraat (bron: Google Maps) |
Hoofdstuk 3 Toekomstige Situatie
De initiatiefnemers hebben het perceel Grote Molenstraat 116 enige tijd geleden gekocht en hebben de afgelopen jaren een visie ontwikkeld voor de toekomst. Het doel is om het perceel op een maatschappelijk verantwoorde manier om te vormen tot een levendige plek, die een toevoeging is aan Park Lingezegen, meer specifiek de Landerij De Park. Dit initiatief staat bekend onder de naam 'Lingegaerdt'. Het moet een plek worden waar iedereen zich thuis voelt, waar gezinnen zich een dag kunnen vermaken, waar workshops georganiseerd kunnen worden en waar mensen een fiets kunnen huren voor een rondje door Park Lingezegen.
Omdat nog niet alle ideeën uitgekristalliseerd zijn en omdat het arbeidsintensief en duur is om het gehele terrein in één keer in te richten, is ervoor gekozen om de inrichting zo vorm te geven dat de ontwikkeling in meedere fases plaats kan vinden. Dit is in de afbeeldingen 3.1 en 3.2 weergegeven.
Park Lingezegen is bekend met het initiatief en is nauw betrokken bij de totstandkoming van het plan. Het plan past goed binnen de visie voor het Park.
![]() |
Afbeelding 3.1: inrichtingsplan toekomstige situatie, fase 1 (bron: Hofstra Heersche Landschapsarchitecten) |
![]() |
Afbeelding 3.2: inrichtingsplan toekomstige situatie, eindsituatie (bron: Hofstra Heersche Landschapsarchitecten) |
Het grootste deel van de appelboomgaard, die nu rondom de Lingegaerdt ligt, is c.q. wordt gekapt. Dit komt voort uit een contractuele verplichting waarbij de laagstambomen gerooid moeten zijn bij oplevering van het perceel. In de directe nabijheid van het erf blijft echter een deel van de boomgaard behouden. Hierin worden enkele open plekken uitgezaagd. Zo ontstaat de mogelijkheid voor een eerste, eenvoudig te realiseren functie: picknicken in de boomgaard. Een deel van de laagstambomen wordt vervangen door een hoogstamboomgaard met verschillende oude appelrassen. In een later stadium is er in deze nieuw aan te planten boomgaard plek voor een theehuis (fase 2). Deze zal in eerste instantie een Pipowagen zijn, maar kan later in de vorm van een permanent gebouw worden gerealiseerd. De bedoeling is dat mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt hier werkzaam kunnen zijn. Aan de voorzijde van het perceel wordt in fase 2 een midgetgolfbaan voorzien. Deze wordt omgeven door een deel van de te behouden fruitbomen.
De streekwinkel wordt in het huidige pand gehandhaafd. Dit gebouw kan naast de streekwinkel ook worden benut voor het geven van workshops en voor educatieve doeleinden.
De toekomstige hoofdontsluiting zal plaatsvinden via een nieuw te realiseren ontsluiting ten noorden van de bedrijfswoning. Uit verkeersoogpunt en met het oog op het voorkomen van overlast voor het aangrenzende woonperceel is het namelijk wenselijk om de huidige inrit naar de streekwinkel te laten vervallen voor bezoekers. Deze bestaande inrit wordt wel behouden voor privé-gebruik en distributie. De bezoekers van de streekwinkel en de overige toekomstige functies zullen gebruik gaan maken van een nieuwe entree, welke direct aansluit op de winkel. Parkeervoorzieningen worden gerealiseerd aan de hoofdontsluiting, op een nieuwe landschappelijk ingepaste parkeerplaats achter de streekwinkel en op een overloop parkeerterrein aan de noordwestkant van het plangebied. Bij de nieuwe hoofdentree wordt een doorzicht richting het achterliggende open landschap gecreëerd.
Aanvullend op de hiervoor beschreven hoofdfuncties lichte horeca, dagrecreatie (midgetgolf) en streekwinkel, willen de initiatiefnemers het perceel inrichten voor en aansluiten op het extensieve dagrecreatieve netwerk van Park Lingezegen en omgeving. Aan de noordkant wordt aansluiting gezocht op het toekomstige fietspad ten zuiden van de Linge. Op het perceel zelf worden een wandelpad, voedselbossen en een 'belevenissentuin' aangelegd. Via het wandelpad kunnen in de belevenissentuin enkele kenmerkende landschappen van de streek worden ervaren, evenals een moestuin. Op het perceel worden verschillende landschapselementen aangelegd, zoals een natuurtuin, kersenboomgaard en bloemenweide. Deze elementen hebben zowel een landschappelijke, recreatieve, educatieve als ecologische functie. Ze geven het perceel een aantrekkelijk en uitnodigend karakter.
Hoofdstuk 4 Beleidskader
4.1 Rijksbeleid
Nationale Omgevingsvisie (NOVI)
In het kader van de invoering van de Omgevingswet, die gepland staat voor 1 januari 2024, heeft het Rijk de Nationale Omgevingsvisie (NOVI) opgesteld. Op die manier wordt invulling gegeven aan de verplichting tot het opstellen van zo'n visie zoals die is vastgelegd in art. 3.1 lid 3 Ow. Tot de invoering van de Omgevingswet heeft dit document de status van structuurvisie in de zin van art. 2.3 Wro.
Inhoudelijk gezien bevat de NOVI een langetermijnvisie op de toekomstige ontwikkeling van de leefomgeving in Nederland. De intentie van het Rijk is om met de NOVI een perspectief te bieden om grote maatschappelijke opgaven aan te pakken. Bij die opgaven kan worden gedacht grote en complexe opgaven met betrekking tot klimaatverandering, energietransitie, circulaire economie, bereikbaarheid en woningbouw.
Een centraal aspect van de NOVI is de focus op een nieuwe aanpak van vraagstukken in de fysieke leefomgeving. Werken op basis van integraliteit met betrekking tot verschillende vraagstukken in plaats van sectorale aanpakken voor individuele vraagstukken vormt de kern van deze nieuwe aanpak.
Het streven naar integraliteit dat onderdeel is van de NOVI valt samen in vier verschillende prioriteiten waartussen een onderscheid wordt gemaakt in de NOVI, te weten:
- ruimte voor klimaatadaptatie en energietransitie;
- duurzaam economisch groeipotentieel;
- sterke en gezonde steden en regio's;
- toekomstbestendige ontwikkeling van het landelijk gebied.
De nationale overheid richt zich in de NOVI op 21 verschillende nationale belangen.
Beoordeling en conclusie
Dit bestemmingsplan maakt een wijziging van een agrarisch bedrijfsperceel naar een gemengde functie, bestaande uit dagrecreatie, horeca, een winkel en aanverwante functies mogelijk. Het initiatief is gezien de aard en omvang daarvan aan te merken een lokale ontwikkeling. Er zijn geen nationale belangen in het geding.
Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro)
Het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) geeft richtlijnen voor de inhoud van ruimtelijke plannen, voor zover het gaat om ruimtelijke ontwikkelingen van nationaal belang. De normering uit het Barro werkt zoveel mogelijk direct door op het niveau van de lokale besluitvorming. Bij besluitvorming over ruimtelijke plannen moeten de regels van het Barro worden gerespecteerd.
Beoordeling en conclusie
Het initiatief is een lokale ontwikkeling. Er zijn geen nationale belangen in het geding. Het Barro heeft geen doorwerking naar dit plan.
Ladder voor duurzame verstedelijking
Om zorgvuldig ruimtegebruik te bevorderen, is per 1 oktober 2012 de ladder voor duurzame verstedelijking opgenomen in artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening. De ladder ziet op een zorgvuldige afweging en transparante besluitvorming bij alle ruimtelijke en infrastructurele besluiten. De ladder is een motiveringsinstrument dat moet worden toegepast bij elk ruimtelijk besluit dat een 'nieuwe stedelijke ontwikkeling' mogelijk maakt. Wat onder een nieuwe stedelijke ontwikkeling wordt verstaan, is in artikel 1.1.1 Bro bepaald: 'De ruimtelijke ontwikkeling van een bedrijventerrein of zeehaventerrein, of van kantoren, detailhandel, woningbouwlocaties of andere stedelijke voorzieningen.” Uit de jurisprudentie komt naar voren dat het wel een nieuwe stedelijke ontwikkeling van enige omvang moet zijn (ECLI:NL:RVS:2016:1503).
In een bestemmingsplan moet worden aangegeven dat de voorgenomen nieuwe stedelijke ontwikkeling voorziet in een behoefte plus een motivering als de stedelijke ontwikkeling niet binnen bestaand stedelijk gebied kan worden gerealiseerd: 'De toelichting bij een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, bevat een beschrijving van de behoefte aan die ontwikkeling, en, indien het bestemmingsplan die ontwikkeling mogelijk maakt buiten het bestaand stedelijk gebied, een motivering waarom niet binnen het bestaand stedelijk gebied in die behoefte kan worden voorzien”.
Beoordeling en conclusie
Het bestemmingsplan maakt een wijziging van een agrarisch bedrijfsperceel naar een gemengde functie, bestaande uit dagrecreatie, horeca, een winkel en aanverwante functies mogelijk. De huidige bestemming (uitgezonderd de reeds tijdelijk vergunde streekwinkel) is niet aan te merken als een stedelijke functie. Voor de toekomstige bestemming geldt dit wel. Het plan voorziet in een beperkte toename van de planologisch toegestane bebouwing, omdat buiten het huidige bouwvlak een gebouw ten behoeve van het theehuis mogelijk wordt gemaakt. Gezien de aard van de ontwikkeling kan worden gesteld dat er sprake is van een nieuwe stedelijke ontwikkeling.
Het betreft een specifiek initiatief voor het onderhavige plangebied. De ontwikkeling van 'Lingegaerdt' sluit aan bij de regionaal opgestelde visie voor Park Lingezegen. Binnen het deelgebied het Park is ruimte voor een levendige plek voor bezoekers, met een recreatieve en waar mogelijk bredere functie. Het intiatief geeft daar invulling aan. De toekomstige functies vormen gezamenlijk een concept voor een recreatieve toegangspoort tot het gebied. Een dergelijk concept is aan deze plek verbonden en kan redelijkerwijs niet binnen bestaand stedelijk gebied worden gerealiseerd. De locatie van het initiatief is weloverwogen gemaakt. Het sluit daarmee aan bij de doelstelling en het gedachtengoed van de Ladder voor duurzame verstedelijking.
4.2 Provinciaal Beleid
Omgevingsvisie Gaaf Gelderland
Provinciale Staten hebben op 19 december 2018 de Omgevingsvisie Gaaf Gelderland (hierna: de Omgevingsvisie) vastgesteld. Deze is in werking getreden op 1 maart 2019. Het doel van de Omgevingsvisie is: een gezond, veilig, schoon en welvarend Gelderland, vanuit het verleden én met het oog op de toekomst. De provincie is als middenbestuur een belangrijke schakel bij het bereiken van deze doelstellingen en wil op een aantal manieren waarde toevoegen:
- met een brede blik kijken naar de inrichting en kwaliteit van de Gelderse leefomgeving;
- stimuleren van ontwikkelingen enerzijds en beschermen van waarden anderzijds;
- focussen op duurzaamheid, onderlinge verbondenheid en een economisch krachtig Gelderland;
- door middel van 7 ambities verder verdiepen van de focus.
De 7 ambities van de provincie zien op de volgende thema's: energietransitie, klimaatadaptatie, circulaire economie, biodiversiteit, bereikbaarheid, vestigingsklimaat en de woon- en leefomgeving. Per ambitie is de provinciale aanpak beschreven.
Beoordeling en conclusie
De Omgevingsvisie is concreet uitgewerkt in de hierna beschreven Omgevingsverordening Gelderland. Deze verordening bevat concrete regels, waaraan het initiatief wordt getoetst. De Omgevingsvisie zelf bevat geen regels, die voor dit bestemmingsplan direct van belang zijn. Wel kan worden gesteld dat het plan past bij de doelstellingen en ambities uit de Omgevingsvisie. Het plan voorziet namelijk in een transitie van een agrarische bedrijfsfunctie naar een bij het gebied Park Lingezegen passende brede bestemming. Het doel van het plan is om bij te dragen aan het recreatieve netwerk en tevens waarde toe te voegen door de ontwikkeling van verschillende streekeigen landschapselementen. Ontwikkeling en het beschermen/ontwikkelen van waarden gaan hierbij hand in hand. Het plan is dan ook in overeenstemming met de Omgevingsvisie.
Omgevingsverordening Gelderland
Provinciale Staten hebben de Omgevingsverordening Gelderland (hierna ook: de Omgevingsverordening of verordening) vastgesteld op 17 oktober 2014. Sindsdien zijn diverse wijzigingen en actualisaties van de verordening doorgevoerd. De meest recente wijziging dateert van januari 2024.
De regels in de verordening kunnen betrekking hebben op het hele provinciale grondgebied, op delen of op gebiedsgerichte thema's. Gemeenten moeten binnen een bepaalde termijn hun bestemmingsplan afstemmen op de in de verordening opgenomen regels. De regels in de verordening zijn gebaseerd op de provinciale omgevingsvisie en hebben de status van algemeen verbindende voorschriften.
Beoordeling
Intrekgebied
In het plangebied is de aanduiding 'intrekgebied' van toepassing. Deze aanduiding stelt beperkingen aan de winning van fossiele energie. Deze activiteiten zijn zowel in de huidige als toekomstige situatie in het plangebied niet aan de orde en ook niet toegestaan.
Groene Ontwikkelingszone
Verder ligt het plangebied aan de rand van de Groene Ontwikkelingszone (GO), waartoe een groot deel van Park Lingezegen behoort.
Artikel 2.52 van de Omgevingsverordening bepaalt dat een bestemmingsplan binnen de GO een nieuwe activiteit of ontwikkeling alleen toelaat als uit onderzoek blijkt dat de kernkwaliteiten of ontwikkelingsdoelen, genoemd in bijlage Kernkwaliteiten Gelders natuurnetwerk en Groene ontwikkelingszone, per saldo en naar rato van de ingreep worden versterkt en de samenhang niet verloren gaat. De kernkwaliteiten van deelgebied 58 (Overbetuwe), waartoe het plangebied behoort, op het gebied van natuur en landschap zijn als volgt:
- variabel, agrarisch cultuurlandschap met snelle stedelijke ontwikkelingen en glastuinbouw;
- ecologische verbindingszone KAN, tevens Park Lingezegen;
- groenelementen binnen Park Lingezegen en bij Schuytgraaf vormen samen een groene verbinding tussen Veluwe, Nijmeegse stuwwal en Gelderse Poort en vormen de hoofdstructuur van de natuurkwaliteit in het gebied;
- cultuurhistorische waarden van de Limes, o.a. bij Elst;
- plaatselijk kleinschalige landschappen met vroegere strangen en stroomruggen, ook enkele landgoederen;
- leefgebied das;
- leefgebied kamsalamander;
- zeer rijk leefgebied steenuil;
- cultuurhistorische waarden van de stroomruggen en landgoederen, oude kavelpatronen (Slijk-Ewijk) doorbraakkolken, waterstaatswerken (o.a. zegen en weteringen, Linge);
- abiotiek: aardkundige waarden, kwel, bodem, waterreservoir.
De voornaamste ontwikkelingsdoelen voor de GO binnen dit deelgebied zijn als volgt:
- ontwikkeling ecologische verbinding Overbetuwe - KAN: parkachtige structuren met water en moeraszones;
- vermindering barrièrewerking A325, A15, A50, N836, N837 en Betuwelijn;
- ontwikkeling bosranden en overgangen naar cultuurgronden;
- ontwikkeling biotopen voor vlinders, reptielen en amfibieën en vogels van cultuurlandschappen
- ontwikkeling cultuurhistorische patronen en beheersvormen.
Ter compensatie voor de realisatie van nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen in de GO, eist de provincie versterking van de kernkwaliteiten of ontwikkelingsdoelen. Toegepast op onderhavige locatie en intiatief kunnen de volgende conclusies worden getrokken. Er is voor de ontwikkeling een landschapsplan opgesteld, dat is opgenomen in Bijlage 1 bij deze toelichting. Tevens is een versterkingsplan opgesteld, dat is opgenomen in Bijlage 2 bij deze toelichting.
In het landschapsplan zijn de landschappelijke, (cultuur)historische en geomorfologische kenmerken van het gebied geanalyseerd. Het landschapspark van Park Lingezegen strekt zich uit van Arnhem tot aan Nijmegen en kent een meer parkachtige inrichting nabij de grote grote steden. Het tussengelegen landschap is recreatief aantrekkelijker gemaakt, maar landbouw blijft hier het hoofdgebruik. Dat is op dit moment in het plangebied zelf ook nog het geval. De Lingegaerdt ligt in de nabijheid van het recreatief meer intensief gebruikte parkdeel dat tussen Arnhem en Elst in ligt: De Park, vernoemd naar de vroegere kasteelplaats die op de historische kaarten als 'De Perk' staat aangegeven.
Met de realisatie van Park Lingezegen is een aantrekkelijk, groen en toegankelijk landelijk gebied ook voor de toekomst veilig gesteld. Dat is ook wel nodig, want niet alleen Elst groeit flink, ook Arnhem en Nijmegen breiden uit. Daarmee wonen er steeds meer mensen in de omgeving van Park Lingezegen. Mensen die het landschapspark gebruiken om te sporten, te ontspannen of om er van de natuur te genieten.
De contouren van De Park vormen een nieuwe laag in een oud landschap. Met die nieuwe laag keert ook een deel van de vroegere landschappelijke rijkdom terug: lanen, poelen, kruidenrijke vegetaties en kleine bosjes. Opvallend is dat de hoeveelheid boomgaarden in het gebied ten opzichte van een jaar of twintig, maar zeker ten opzichte van een jaar of zestig geleden behoorlijk is afgenomen. De laagstamboomgaard bij de Lingegaerdt is één van de laatsten in het gebied. Het kaartbeeld gaat daarmee weer wat meer lijken op het beeld van het begin van de twintigste eeuw, met hoogstamboomgaarden die zijn gekoppeld aan de erven. Toen onderdeel van een kleinschalig landbouwsysteem, nu vaak hobbymatig aangeplant.
De invulling van het planinitiatief speelt in op de hiervoor beschreven nieuwe laag, die in de Park wordt toegevoegd. Naast een aantal kleinschalige (hoogstam) fruitboomgaarden dat wordt behouden en gerealiseerd, worden in de omgeving passende elementen, zoals een natuurtuin met poel, bloemenweide, plukweide en bomen (waaronder esdoorns) gerealiseerd. Hiermee worden ecologisch waardevolle nieuwe elementen gerealiseerd en wordt de diversiteit in landschapstypen en plantensoorten aanzienlijk vergroot. Naast ecologische meerwaarde, hebben deze elementen ook cultuurhistorisch, landschappelijk en recreatief een meerwaarde. De toekomstig inrichting doet daarmee recht aan de kernkwaliteiten van de GO, waartoe het plangebied behoort en levert een bijdrage aan de versterking van die kernkwaliteiten.
In het versterkingsplan in Bijlage 2 is een berekening opgenomen van de vereiste versterking binnen de GO. Uit de berekeningen en de nadere toelichting hierop, blijkt dat er voldoende versterkingsmaatregelen in het plan zijn opgenomen.
Geconcludeerd wordt daarom dat het plan passend is binnen de regels, die voor ontwikkelingen binnen de GO gelden.
Conclusie
Het bestemmingsplan is in overeenstemming met de Omgevingsverordening Gelderland.
4.3 Gemeentelijk En Regionaal Beleid
Omgevingsvisie Overbetuwe 2040
Op 1 oktober 2019 heeft de gemeenteraad van Overbetuwe de Omgevingsvisie Overbetuwe 2040 (hierna: Omgevingsvisie) vastgesteld. De Omgevingsvisie geeft de integrale koers en ambities van de gemeente Overbetuwe voor de fysieke leefomgeving voor de periode tot en met 2040 aan. De Omgevingsvisie is er primair op gericht om de kwaliteit van het leefmilieu te behouden en waar mogelijk te versterken. Samenwerking tussen verschillende partijen staat centraal en is noodzakelijk om deze doelen te bereiken. De visie is opgesteld vanuit een brede blik, waarbij ruimtelijke ordening, milieu, economie en bereikbaarheid met elkaar worden verbonden.
De gemeente onderscheidt een aantal kernwaarden die als vertrekpunt en inspiratiebron voor nieuwe ontwikkelingen dienen. Deze kernwaarden zijn ontstaan in het cultuurhistorisch gegroeide Betuwse rivierenlandschap. Kernwaarden zijn beschreven op het gebied van bodem en landschap, netwerk en infrastructuur en occupatie. De verschillende kernen in de gemeente kennen elk een eigen karakteristieke identiteit en waarden. Deze worden eveneens als leidraad voor nieuwe ontwikkelingen gehanteerd. Behoud van de karakteristiek en (specifieke) kwaliteiten van deze kernen en het buitengebied is een speerpunt in het beleid.
In de Omgevingsvisie wordt de focus gelegd op zes opgaven:
- Vitaal buitengebied in beweging;
- Innovatieruimte voor ondernemerschap;
- Samen werken aan energietransitie;
- Gevarieerde dorpse woonomgeving;
- Netwerk verbonden met samenleving;
- Voorzieningen geclusterd.
Per thema wordt de toekomstige ontwikkeling van de Overbetuwse leefomgeving beschreven.
Beoordeling
Het plangebied ligt in het buitengebied van Overbetuwe, ten noorden van Elst. Eén van de centrale opgaven uit de Omgevingsvisie is het behouden van een vitaal buitengebied. De gemeente wil dit met differentiatie bereiken. In het buitengebied worden zeven deelgebieden onderscheiden, met specifieke ambities per deelgebied, die op concrete situaties worden toegepast. Dit plangebied ligt binnen één van de 'landschappelijke zones', namelijk Park Lingezegen. Hier wordt een parklandschap beoogd. Voor Park Lingezegen zijn specifieke landschappelijke en ruimtelijke beleidskaders opgesteld, oorspronkelijk in het Masterplan en intergemeentelijke structuurvisie Park Lingezegen en in het Regionaal Plan 2005-2020. Inmiddels is het beleid verankerd in onder meer de Beheervisie en het Beheerplan 2021-2024 (zie hierna).
De transformatie van het plangebied van een primair agrarische functie naar een gemengde functie met dagrecreatie, een streekwinkel, kleinschalige horca en aanverwante functies, met behoud en versterking van de landschappelijke kenmerken en kwaliteiten, sluit logisch aan op de gewenste ontwikkelingsrichting voor het gebied. Het plan sluit daarmee aan bij de ambities uit de Omgevingsvisie.
Conclusie
Het plan is in overeenstemming met de Omgevingsvisie.
Beheervisie en Beheerplan Park Lingezegen 2021-2024
In 2015 zijn door het Algemeen Bestuur van Park Lingezegen de Beheervisie en het Beheerplan van park Lingezegen vastgesteld. In 2021 zijn beide gewijzigd en geactualiseerd.
In de beheervisie is voor de verschillende onderscheiden deelgebieden een beschrijving opgenomen van de kenmerken van de gebieden en van de uitgangspunten voor het beheer.
Beoordeling
Deelgebied De Park is een stadspark met uiteenlopende mogelijkheden tot recreëren. De openbare ruimte bestaat uit een mozaïek van lanen, stukken bos en open gedeelten, doorsneden door paden. Het deelgebied is vernoemd naar voormalig kasteel De Park, waarvan de contouren en de oprijlaan nog te herkennen zijn. Dwars door De Park loopt het Romeinse Lint, een markante brede parkzone met watergang en kastanjebomen. In deze zone ligt een watergang met een voet- en fietsverbinding, gelegen op een oude loop van de Rijn in de Romeinse tijd. Er zijn fiets-, wandel- en ruiterroutes, met een brug over het spoor. De oude kasteelplaats is ingericht als bijzonder parkje. Ook is er een speelbos.
Langs de rand van het Lint ligt een mozaïek van voedselbossen, bosstroken en de Linge. Deze ondersteunt het ecologische en recreatieve gebruik van het Lint.
Het plangebied ligt buiten het Lint, het evenemententerrein en de spoorkruising. De toevoeging van diverse landschapselementen, onder meer in de vorm van bloemrijk grasland, hoogstam fruitbomen en een moestuin, sluit wel aan bij de ambitie om het ecologische en recreatieve gebruik binnen het deelgebied verder te ontwikkelen. Bij deze ambititie sluit het plan ook in functioneel opzicht aan, omdat het plangebied een poortfunctie tot de toegang van het gebied kan hebben.
Conclusie
Het bestemmingsplan is in overeenstemming met de Beheervisie en het Beheerplan voor Park Lingezegen.
Landschapsontwikkelingsplan Overbetuwe (LOP)
In het Landschapsontwikkelingsplan (LOP) uit 2009 zijn de (algemene) doelstellingen en gebiedsspecifieke opgaven voor Overbetuwe geformuleerd. De hoofddoelstelling is het ontwikkelen van een sterke samenhangende landschappelijke structuur met een eigen Betuwse identiteit, die tegenwicht biedt aan de verstedelijking en waarbij belangrijke landschappelijke waarden duurzaam in stand worden gehouden. Per deelgebied zijn daarnaast gebiedsspecifieke opgaven opgenomen.
Beoordeling en conclusie
Het plangebied ligt in het deelgebied 'park Lingezegen' (deelgebied 12). Het LOP doet geen specifieke uitspraken over dit deelgebied, omdat voor park Lingezegen afzonderlijke ruimtelijke/landschappelijke kaders zijn gesteld (zie onder andere voorgaand de Beheervisie en het Beheerplan). Het LOP stuurt met uitvoeringsprojecten aan op aansluiting van gemeentelijke recreatieve routes op de routestructuren van Park Lingezegen. Onderhavig plan levert hieraan een specifieke bijdrage door de realisatie van een toegangspoort tot de recreatieve routes (bestaand en toekomstig te realiseren), met mogelijkheden voor hierop aansluitend functies zoals horeca en kleinschalige dagrecreatie.
Nadere toetsing aan het LOP kan verder achterwege blijven.
Hoofdstuk 5 Milieu- En Omgevingsaspecten
5.1 Milieueffectrapportage
Per 1 april 2011 is het Besluit m.e.r. gewijzigd. De belangrijkste aanleidingen hiervoor zijn de modernisering van de m.e.r. wetgeving in 2010 en de uitspraak van het Europese Hof van 15 oktober 2009. Uit deze uitspraak volgt dat de omvang van een project niet het enige criterium mag zijn om wel of geen m.e.r.(-beoordeling) uit te voeren. Ook als een project onder de drempelwaarde uit lijst C of D zit, kan een project belangrijke nadelige gevolgen hebben, als het bijvoorbeeld in of nabij een gevoelig natuurgebied ligt. Gemeenten en provincies moeten daarom vanaf 1 april 2011 ook bij kleinschaligere ruimtelijke ontwikkelingen, zoals het onderhavige, beoordelen of een m.e.r.(-beoordeling) nodig is.
Ook de Implementatiewet 'herziening m.e.r. richtlijn' is relevant. Sinds 16 mei 2017 is deze wet in werking. De richtlijn heeft de procedure en de inhoud van het MER en de m.e.r.-beoordeling, maar ook de vormvrije m.e.r.-beoordeling gewijzigd. Dit heeft gevolgen voor de inhoud en procedure van ruimtelijke plannen. Voor activiteiten, die zijn opgenomen in de Bijlage bij het Besluit m.e.r. en waarvan de omvang beneden de in kolom 2 genoemde drempel ligt, geldt een vormvrije m.e.r.-beoordeling.
Beoordeling en conclusie
De ontwikkeling betreft de omzetting van een agrarisch bedrijfsfunctie (fruitteeltbedrijf) naar een gemengde bestemming met dagrecreatie, horeca en landschapsontwikkeling met bijbehorende aanvullende functies. Ook wordt de bestaande, tijdelijk vergunde streekwinkel, positief bestemd. De ontwikkeling behoort, gezien de aard en omvang daarvan, niet tot de in lijst C of D van het Besluit m.e.r. opgenomen categorieën. Er is daarom geen sprake van een m.e.r.-plichtige of m.e.r.-beoordelingsplichtige activiteit in dit plan. Een m.e.r. of een m.e.r.-beoordeling is niet aan de orde.
5.2 Geluid
Op basis van de Wet geluidhinder (artikel 77 Wgh) moet bij een plan een akoestisch onderzoek worden uitgevoerd als het plan mogelijkheden biedt voor:
- de toevoeging van een nieuwe woning of andere geluidsgevoelige functie binnen de zone van een weg;
- de aanleg van een nieuwe weg;
- de reconstructie van een bestaande weg.
De breedte van de zone van een weg is afhankelijk van het aantal rijstroken, het stedelijk gebied en de maximumsnelheid. Alle wegen hebben geluidzones, met uitzondering van wegen die in een als 'woonerf' aangeduid gebied liggen en wegen waarvoor een maximumsnelheid van 30 km/uur geldt.
In de Wgh zijn grenswaarden opgenomen met betrekking tot de geluidbelasting op de gevels van woningen en andere geluidgevoelige bestemmingen. De voorkeursgrenswaarde voor de geluidbelasting op de gevel is 48 dB en mag in principe niet worden overschreden. Onder bepaalde voorwaarden mag de geluidbelasting hoger zijn dan de voorkeursgrenswaarde. Hiervoor moet met een ontheffing een hogere waarde worden vastgesteld.
De gemeente Overbetuwe heeft specifiek beleid vastgesteld in de Nota geluidbeleid en de Nota hogere grenswaarden.
Beoordeling
Met dit bestemmingsplan worden nieuwe functies, waaronder horeca, dagrecreatie en het houden van workshops, e.d. mogelijk gemaakt. Er worden geen nieuw geluidsgevoelige objecten mogelijk gemaakt. De bestaande bedrijfswoning wordt gehandhaafd. Een akoestisch onderzoek is op basis van de Wgh niet nodig.
Conclusie
Het aspect geluid (Wet geluidhinder) vormt geen belemmering voor het plan.
5.3 Luchtkwaliteit
De hoofdlijnen voor regelgeving rondom luchtkwaliteitseisen zijn opgenomen in de Wet milieubeheer (hoofdstuk 5, titel 5.2 Wm). Hierin zijn grenswaarden opgenomen voor luchtvervuilende stoffen. Voor ruimtelijke projecten zijn fijn stof (PM10 en PM2,5) en stikstofdioxide (NO2) de belangrijkste stoffen.
Een project is toelaatbaar als aan één van de volgende voorwaarden wordt voldaan:
- er is geen sprake van een feitelijke of dreigende overschrijding van een grenswaarde;
- het project leidt per saldo niet tot een verslechtering van de luchtkwaliteit;
- het project draagt alleen niet in betekenende mate bij aan de luchtverontreiniging;
- het project is opgenomen in het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL) of een regionaal programma van maatregelen.
Om te bepalen of een project 'niet in betekenende mate' bijdraagt aan de luchtkwaliteit, is een algemene maatregel van bestuur 'Niet in betekenende mate' (Besluit NIBM) en een ministeriële regeling NIBM (Regeling NIBM) vastgesteld waarin de uitvoeringsregels zijn vastgelegd. Een project kan in twee situaties NIBM bijdragen aan de luchtkwaliteit:
- het project behoort tot de lijst met categorieën van gevallen (inrichtingen, kantoor- en woningbouwlocaties) die is opgenomen in de Regeling NIBM;
- het project heeft een toename van minder dan 3% van de jaargemiddelde concentratie NO2 en PM10 (1,2µg/m3).
Beoordeling
Het initiatief valt niet direct onder één van de categorieën van gevallen uit de Regeling NIBM. Daarom is aan de hand van de NIBM-tool nagegaan of het initiatief mogelijk in betekenende mate bijdraagt. Hierbij is uitgegaan van de inschatting van het toekomstige aantal verkeerbewegingen van de nieuwe functies, zoals in paragraaf 5.13 beschreven. Uit deze berekening (tabel 5.1) blijkt dat het plan niet in betekenende mate bijdraagt.
![]() |
Tabel 5.1: worst case berekening met toepassing van NIBM-tool |
Conclusie
Het aspect 'luchtkwaliteit' zorgt niet voor belemmeringen.
5.4 Bedrijven En Milieuzonering
Onder milieuzonering wordt verstaan het waar nodig zorgen voor een voldoende ruimtelijke scheiding tussen enerzijds bedrijven of overige milieubelastende functies en anderzijds milieugevoelige functies, zoals woningen. Bij de planontwikkeling moet rekening worden gehouden met milieuzonering om de kwaliteit van het woon- en leefmilieu te handhaven en te bevorderen en daarnaast bedrijven voldoende zekerheid te bieden dat zij hun activiteiten duurzaam binnen aanvaardbare voorwaarden kunnen uitvoeren.
Bij de milieuzonering wordt gebruik gemaakt van de door de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) opgestelde publicatie 'Bedrijven en milieuzonering'. In de publicatie is een lijst opgenomen met bedrijfstypen. Voor de bedrijfstypen zijn indicatieve (richt)afstanden bepaald voor de milieuaspecten geur, stof, geluid en gevaar. De richtafstanden vormen een indicatie van de aanvaardbaarheid in de situatie dat gevoelige functies in de nabijheid van milieubelastende functies worden gesitueerd. Als bekend is welke activiteiten concreet worden beoogd of aanwezig zijn, kan gemotiveerd worden uitgegaan van de daadwerkelijk te verwachten milieubelasting (in plaats van de richtafstanden).
De richtafstanden zijn afgestemd op de omgevingskwaliteit, zoals die wordt nagestreefd in een rustige woonwijk of een vergelijkbaar omgevingstype. Een rustige woonwijk of een rustig buitengebied is ingericht volgens het principe van functiescheiding.
Beoordeling
Dit bestemmingsplan wijzigt een agrarische bedrijfsbestemming naar een gemengde bestemming met dagrecreatie, horeca, het houden van workshops, e.d. Daarnaast wordt de bestaande, tijdelijk vergunde streekwinkel positief bestemd. Deze wijzigingen kunnen in het kader van het aspect bedrijven en milieuzonering relevant zijn. Zowel in de huidig als in de toekomstige situatie is er sprake van activiteiten met een externe werking (potentiële milieu-effecten). De bestaande bedrijfswoning betreft een gevoelige functie. Deze wordt behouden en wijzigt niet. Daarom wordt uitsluitend de impact van het plan op de omgeving nader onderzocht.
In de directe omgeving van het plangebied zijn overwegend woonfucties, agrarische percelen en natuurpercelen aanwezig. Het gebied kan het best worden gekenmerkt als 'rustig buitengebied', waarbij de reguliere richtafstanden worden gehanteerd.
De toekomstige hoofdfuncties in het plangebied kunnen in de volgende categorieën worden geschaard:
- Detailhandel (streekwinkel): milieucategorie 1, richtafstand 10 meter;
- Midgetgolfbaan: milieucategorie 2*, richtafstand 30 meter;
- Theetuin: miliecategorie 2, richtafstand 30 meter.
*functie niet opgenomen in VNG-publicatie, uitgegaan van worst case inschatting potentiële milieu-effecten
Deze functies zijn op de verbeelding gezoneerd door middel van functieaanduidingen.In de volgende tabel is inzichtelijk gemaakt wat indicatief de kortste afstanden tussen omliggende woningen en de betreffende milieubelastende functies is.
Adres | Afstand tot detailhandel | Afstand tot horeca | Afstand tot midgetgolf |
Grote Molenstraat 114 | 20 m | 70 m | 60 m |
Grote Molenstraat 125 | 70 m | 85 m | 35 m |
Grote Molenstraat 131 | 130 m | 120 m | 70 m |
Uit dit overzicht blijkt de omliggende woningen buiten de richtafstanden ten opzichte van de nieuwe functies liggen. Ook de toegangsweg en parkeervoorzieningen worden overigens op enige afstand van de omliggende woningen gerealiseerd. Dit betekent dat er geen onevenredige belemmeringen zullen optreden en dat een aanvaardbaar woon- en leefklimaat kan worden geborgd.
Spuitzones
Ten aanzien van boom- en fruitteeltbedrijven is niet alleen de publicatie 'Bedrijven en milieuzonering' van belang, maar ook spuitzones in verband met het gebruik van bestrijdingsmiddelen bij deze bedrijven. In het bestemmingsplan 'Park Lingezegen' is opgenomen dat een afstand van 50 meter tussen gevoelige functies en (glas)tuinbouw, fruit- en boomteelt in acht moet worden genomen. Deze afstand wordt algemeen aanvaard, maar er kan volgens de jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State gemotiveerd worden afgeweken van deze afstand.
In de huidige situatie zijn de gronden binnen het plangebied bestemd als teeltgronden. In de toekomstige situatie zal er geen sprake meer zijn van grootschalige teelt, maar uitsluitend van kleinschalige fruitteelt op delen van het perceel. Een (intensief) gebruik van gewasbeschermingsmiddelen is daarmee niet aan de orde. Hierdoor is de (potentiële) negatieve impact op de omgeving in dit opzicht kleiner dan in de huidige situatie.
Andersom is van belang dat de nieuwe gevoelige functie niet binnen 50 meter afstand van omliggende agrarische percelen liggen. In dit opzicht is er evenmin sprake van belemmeringen.
Conclusie
Het aspect bedrijven en milieuzonering vormt geen belemmering voor de bestemmingsplanwijziging. Omliggende functies worden niet belemmerd en is er blijft sprake van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat ter plaatse van omliggende woningen. Ook spuitzones vormen geen belemmering voor het plan.
5.5 Geurhinder
Voor veehouderijen is de regelgeving ten aanzien van het specifieke aspect geur vastgelegd in de Wet geurhinder en veehouderij (Wgv). Bij nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen dient te worden gekeken naar de aanvaardbaarheid van deze plannen in verband met omliggende geurbronnen, de zogenaamde omgekeerde werking.
Beoordeling
In de omgeving van het plangebied zijn enkele agrarische bedrijven gevestigd. Deze bedrijven zijn grondgebonden en zijn niet bestemd als intensieve veehouderijen. Een intensieve veehouderij is in de omgeving van het plangebied niet toegestaan. Het optreden van nieuwe belemmeringen is dan ook uitgesloten. Bovendien is het voldoende aannemelijk dat er ter plaatse van het plangebied sprake is van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat.
Conclusie
Er is geen sprake van belemmeringen met betrekking tot het aspect geur agrarisch.
5.6 Bodem
De bodemkwaliteit vormt een belangrijk aspect bij bouwontwikkelingen. In het kader van functiewijziging en herinrichting vormt de bodemkwaliteit bij ontwikkeling van ruimtelijke functies een belangrijke afweging. De Bouwverordening bevat een verbod voor het bouwen van woningen op verontreinigde grond.
Beoordeling
Met dit bestemmingsplan wordt een bestaande agrarische bedrijfswoning gehandhaafd en een tijdelijk vergunde functie (winkel) positief bestemd. In dit kader is een bodemonderzoek niet noodzakelijk, omdat er in zoverre geen functiewijzigingen aan de orde zijn en geen bodemingrepen plaatsvinden. Verder worden elders op het perceel een midgetgolfbaan, (landschaps-/moes)tuinen en een theehuis gerealiseerd. Voor de realisatie van het theehuis en de moestuin is een bodemonderzoek noodzakelijk. Deze functies worden echter pas in de tweede fase van de planuitvoering gerealiseerd, waardoor een bodemonderzoek in het kader van dit bestemmingsplan prematuur zou zijn.
Conclusie
Het aspect bodem vormt geen belemmering in het kader van dit bestemmingsplan.
5.7 Externe Veiligheid
Het beleid voor externe veiligheid is gericht op het beperken en beheersen van risico's voor de omgeving vanwege handelingen met gevaarlijke stoffen. De handelingen kunnen zowel betrekking hebben op het gebruik, de opslag en de productie, als op het transport van gevaarlijke stoffen. Uit het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi), Besluit externe veiligheid transportroutes (Bevt) en Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) vloeit de verplichting voort om in ruimtelijke plannen in te gaan op de veiligheidsrisico's in het plangebied ten gevolge van handelingen met gevaarlijke stoffen. Deze externe veiligheidsrisico's moeten worden beoordeeld voor twee risiconormen, te weten het plaatsgebonden risico en het groepsrisico. Voor beide risiconormen geldt dat hoe groter de afstand tussen planontwikkeling en risicobron is, des te kleiner zal de impact van het plan zijn op de hoogte van het risico.
Plaatsgebonden risico
Het plaatsgebonden risico (PR) heeft tot doel om hetzelfde minimale beschermingsniveau te bieden voor iedere burger in Nederland. Het PR beschrijft de kans per jaar dat een onbeschermd individu komt te overlijden door een ongeval met gevaarlijke stoffen. Het PR wordt uitgedrukt in risicocontouren rondom de risicobron (bedrijf, weg, spoorlijn, etc.), waarbij de 10-6-contour (kans van 1 op 1 miljoen op overlijden) de maatgevende grenswaarde is.
Groepsrisico
Het groepsrisico (GR) is een afwegingsinstrument dat tot doel heeft een bewuste afweging te stimuleren over het risico op een ongeval met een groot aantal slachtoffers. Het GR beschrijft de kans dat een groep van 10 of meer personen gelijktijdig komt te overlijden ten gevolge van een ongeval met gevaarlijke stoffen. Het GR geeft een indicatie van de maatschappelijke ontwrichting in geval van een ramp. Het GR wordt uitgedrukt in een grafiek, waarin de kans op overlijden van een bepaalde groep (bijvoorbeeld 10, 100 of 1.000 personen) wordt afgezet tegen de kans daarop. Voor het GR geldt een oriëntatiewaarde als ijkpunt in de verantwoording (géén norm).
Voor elke verandering van het GR (af- of toename) in het invloedsgebied moet verantwoording worden afgelegd over de wijze waarop de toelaatbaarheid van deze verandering in de besluitvorming is betrokken.
Samen met de hoogte van het GR moeten andere kwalitatieve aspecten worden meegenomen in de beoordeling van het GR. Onder deze aspecten vallen zelfredzaamheid en bestrijdbaarheid. Onderdeel van deze verantwoording is overleg met (advies vragen aan) de regionale brandweer.
Beoordeling
De initiatiefnemer wil de bestaande agrarische bedrijfsfunctie (fruitteelt) beëindigen en het perceel in de plaats daarvan inrichten en gebruiken ten behoeve van dagrecreatieve functies, horeca en landschappelijke inrichting. Daarnaast is de wens om de streekwinkel voort te zetten en juridisch-planologisch te bestendigen. Dit laatste is in lijn met de voorwaarden, die bij verlening van de tijdelijke omgevingsvergunning zijn gesteld. Het toekomstige beoogde gebruik is grotendeels strijdig met de huidige bestemming. Daarnaast is de wens om buiten het bestaande bouwvlak een nieuw gebouw op te richten ten behoeve van een theehuis. Dit past niet binnen de bouwregels van het huidige bestemmingsplan. Om deze redenen is een herziening van het bestemmingsplan noodzakelijk.
Op basis van de risicokaart van de provincie Gelderland is een inventarisatie gemaakt van de risicobronnen in en rondom het plangebied, die een externe veiligheidsrisico kunnen veroorzaken. In afbeelding 5.1 is een uitsnede opgenomen van de provinciale risicokaart.
![]() |
Afbeelding 5.1: Uitsnede provinciale risicokaart (geraadpleegd op 9-12-22023) met het plangebied in de zwarte cirkel. |
De informatie van de provinciale risicokaart levert de volgende inzichten op voor het plangebied.
Rondom het plangebied zijn geen inrichtingen en buisleidingen aanwezig met een externe veiligheidsrisico. Wel ligt de spoorlijn Arnhem – Nijmegen op ca. 900 meter van het plan, de Betuweroute op ca. 3.900 meter en de snelweg A15 op ca. 4.200meter. Op basis van de regeling basisnet en de provinciale risicokaart is vastgesteld dat de plaatsgebonden risicocontour 10-6 van deze risicobronnen niet over het plangebied ligt.
Ten aanzien van het groepsrisico is het plangebied alleen gelegen binnen het invloedsgebied van de spoorlijn Arnhem – Nijmegen, de Betuweroute en de snelweg A15. Ontwikkelingen binnen het invloedsgebied hebben mogelijk invloed op de hoogte van het groepsrisico. Echter is de afstand tussen het plan en deze risicobronnen dermate groot (groter dan 200 meter), dat de wetgever heeft aangegeven dat het groepsrisico alleen beperkt verantwoord hoeft te worden. Hierdoor hoeft niet de hoogte van het groepsrisico in beeld gebracht te worden, maar enkel nog de aspecten zelfredzaamheid en beheersbaarheid.
Verantwoording groepsrisico
Het plan is gelegen in het invloedsgebied groepsrisico van verschillende externe veiligheidsrisicobronnen. Conform vigerende wetgeving moet de gemeente hierdoor het groepsrisico verantwoorden. Meer specifiek gaat om de wettelijke verplichting op grond van het Besluit externe veiligheid transportroutes (Bevt) artikel 7 en 9 vanwege het vervoer van gevaarlijke stoffen over de spoorlijn Arnhem – Nijmegen, de Betuweroute en de snelweg A15. De gemeente heeft bij het invullen van de verantwoordingsplicht een grote mate van beoordelingsvrijheid. Ten aanzien van de aspecten bestrijdbaarheid en zelfredzaamheid heeft de veiligheidsregio adviesrecht. Hiervoor is de Veiligheids- en Gezondheidsregio Gelderland Midden (VGGM) op 9 december 2023 om advies gevraagd. Onderstaand een beschouwing van deze aspecten.
Bestrijdbaarheid
Bij een calamiteit zal de brandweer zich inzetten om de effecten ten gevolge van het incident te beperken. Deze inzet zal voornamelijk plaatsvinden dicht bij de bron. De mate van bestrijdbaarheid wordt vooral bepaald door de veiligheidsvoorzieningen en het aantal aanwezigen dicht bij de risicobron. De mogelijkheden voor bestrijdbaarheid worden daarom niet verder in beschouwing genomen.
Zelfredzaamheid
Bij een calamiteit is het belangrijk dat de aanwezigen in het plangebied worden geïnformeerd hoe te handelen bij een incident. Hiervoor wordt gebruik gemaakt van de zogenaamde waarschuwings- en alarmeringspalen (WAS palen) en NL-Alert. Bij een scenario waarin toxische stoffen vrijkomen is het advies om te schuilen in een gebouw, waarvan ramen, deuren en ventilatie gesloten kunnen worden. De mogelijkheden voor zelfredzaamheid zijn voldoende.
Conclusie
Het plangebied ligt buiten de plaatsgebonden risicocontour 10-6 van een inrichting, buisleiding en transportroute met een externe veiligheidsrisico. De plaatsgebonden risicocontour van de diverse risicobronnen vormt geen belemmering voor de realisatie van het plan.
Ten aanzien van het groepsrisico ligt het plangebied in het invloedsgebied van de spoorlijn Arnhem-Nijmegen, de snelweg A15 en de Betuweroute. Op basis van de verantwoording groepsrisico (zie hierboven) kan worden geconcludeerd dat het ruimtelijkplan geen significant effect heeft op het groepsrisico, dan wel de mogelijkheden voor de bestrijdbaarheid en zelfredzaamheid. Daarmee is het aspect externe veiligheid geen belemmering voor de realisatie van het plan.
5.8 Explosieven
De huidige gemeente Overbetuwe en buurgemeente Lingewaard maakten vanaf het begin van de geallieerde luchtlandingsoperatie 'Market Garden' op 17 september 1944 tot aan de bevrijding van Arnhem op 14 april 1945 deel uit van het frontgebied tussen de Duitsers en de Geallieerden. Overbetuwe en Lingewaard werden in hun geheel als oorlogsgebied beschouwd. Er is een gevechtspauze geweest na het oversteken van de brug bij Nijmegen. Het gebied is gedurende acht maanden frontgebied geweest waarbij het volledige eiland (gebied tussen de Rijn en de Waal) geëvacueerd is. Tevens zijn in die periode hevige bombardementen uitgevoerd. Tijdens de inventarisatie van oorlogsgegevens zijn 104 vliegtuigcrashes opgetekend en meer dan 1.000 oorlogsgraven. Door de oorlogshandelingen ontstonden er gebieden waarvan de bodem sterk met oorlogsmateriaal werd belast, wat op dit moment nog gevaar kan opleveren voor mens en dier. De Explosieven Opruimings Dienst Defensie (EODD) gaat er in 2014 vanuit, dat slechts 35% van de munitie inmiddels uit de grond is verwijderd. Dit betekent dat we de komende decennia nog met deze explosieve erfenis te maken zullen hebben en er kans bestaat dat in het plangebied nog sprake is van onontplofte munitie.
Beoordeling en conclusie
Bij bodemroerende werkzaamheden, zoals het oprichten van gebouwen, graafwerkzaamheden, aanleg van kabels en leidingen en het uitvoeren van bepaalde onderzoeken, is de aanwezigheid van mogelijke ontplofbare oorlogsresten (OO) van belang. De gronden in het plangebied zijn na-oorlogs geroerd, omdat ter plaatse een fruitboomgaard is aangelegd en bebouwing is opgericht. De kans op het aantreffen van OO is daarom op voorhand laag. Dit aspect vormt derhalve geen belemmering voor het plan.
5.9 Kabels En Leidingen
Het verrichten van werkzaamheden in de nabijheid van hoogspanningsmasten en -kabels en dergelijke, kan gevaar met zich meebrengen. Om dit gevaar zoveel mogelijk te beperken, moet de (leiding)beheerder aangeven onder welke voorwaarden de werkzaamheden veilig plaats kunnen vinden.
Beoordeling en conclusie
Er zijn geen planologisch relevante hoogspannings- of andere kabels en leidingen die door het plangebied lopen. Op een afstand van circa 70 meter noordwestelijk van het plangebied ligt een 150 kV bovengrondse hoogspanningsverbinding. Gelet op de afstand tussen het plangebied en deze verbinding vormt dit aspect geen belemmering voor het plan.
5.10 Waterparagraaf
Op grond van het Besluit ruimtelijke ordening (artikel 3.1.6 lid 1 onder b) moet inzicht worden gegeven in de gevolgen voor de waterhuishouding die samenhangen met de ruimtelijke ontwikkeling die mogelijk wordt gemaakt. Daarbij zijn de hierna beschreven beleidsstukken van belang.
Rijksbeleid
Nationaal Water Programma 2022-2027
Het Nationaal Water Programma 2022-2027 (NWP) is de opvolger van het Nationaal Waterplan uit 2015. Het NWP plan geeft op hoofdlijnen aan welk beleid het Rijk in de periode tot en met 2027 voert om te komen tot een duurzaam waterbeheer. Het NWP richt zich op schoon, veilig en voldoende water dat klimaatadaptief en toekomstbestendig is. Ook worden de maatregelen genoemd die hiertoe worden genomen, waaronder het overstromingsrisicobeheerplan en stroomgebiedbeheerplannen voor de rijkswateren.
Op basis van de Wet ruimtelijke ordening heeft het NWP, tot aan de inwerkingtreding van de Omgevingswet, voor de ruimtelijke aspecten de status van structuurvisie.
Provinciaal beleid
Provinciaal Waterplan
In het Waterplan Gelderland is het waterbeleid beschreven aan de hand van een aantal thema's, zoals landbouw, wateroverlast, watertekort, natte natuur, grondwaterbescherming en hoogwaterbescherming. Voor deze thema's is beschreven welke doelstellingen voor 2027 en 2015 er liggen. Daarbij is beschreven hoe de provincie voor de planperiode de uitvoering van acties ziet om die doelstellingen te bereiken. Bij sommige thema's gelden aanvullende waterdoelstellingen voor specifieke waterhuishoudkundige functies.
Waterschap Rivierenland
Waterbeheerprogramma 2022-2027
In het waterbeheerprogramma (WBP) beschrijft het waterschap wat men in de periode tot en met 2027 wil bereiken, met wie, hoe en waarom. Eén van de voornaamste en voor de ruimtelijke ordening relevante principes is dat water bepalend is voor de inrichting van een gebied. De ambitie en samenwerking worden door gebiedsgericht te werken vormgegeven. Overbetuwe maakt onderdeel uit van het deelgebied Betuwe. Kerntaken van het waterschap zijn:
- Dagelijks beheer van water en dijken;
- Beschermen tegen overstromingen;
- Water eerlijk verdelen;
- Voorbereiden op extreem weer (klimaatadaptatie);
- Werken aan schoon water;
- Bijdragen aan een fijne leefomgeving voor mens en natuur.
Voor al deze taken zijn in het WBP ambities voor de lange termijn, concrete doelen voor de plantermijn, de strategie en maatregelen beschreven.
Keur Waterschap Rivierenland 2014
Voor waterhuishoudkundige ingrepen is de 'Keur Waterschap Rivierenland 2014' van toepassing. De Keur is een waterschapsverordening die gebods- en verbodsbepalingen bevat met betrekking tot ingrepen, die consequenties hebben voor de waterhuishouding en het waterbeheer. Zo is het onder andere verboden om handelingen te verrichten waardoor het onderhoud, aanvoer, afvoer en/of berging van water kan worden belemmerd, zonder een ontheffing van het Waterschap. De wateren en waterkeringen waarop de keur van toepassing is, zijn vastgelegd in de legger wateren.
Realisatie van nieuwe bebouwing en/of verhard oppervlak moet hydrologisch neutraal worden uitgevoerd. Bij het toevoegen van bebouwing of verharding geldt een compensatieplicht. Er geldt een eenmalige vrijstelling van de compensatieplicht wanneer minder verharding dan 500 m² in stedelijk gebied of minder dan 1.500 m² in landelijk gebied wordt toegevoegd.
Gemeente Overbetuwe
Waterplan Overbetuwe
In 2008 stelde de gemeente Overbetuwe in samenwerking met het Waterschap Rivierenland het Waterplan Overbetuwe vast. Het waterbeheerplan van het waterschap is later geactualiseerd (zie hierboven), ook in samenwerking met onder meer de gemeente Overbetuwe. Beide plannen gelden naast elkaar.
In het Waterplan Overbetuwe wordt het beleidskader geschetst en worden concrete maatregelen voor het watersysteem uitgewerkt. Naast het waterplan wordt parallel een Gemeentelijk Rioleringsplan (GRP) opgesteld waarin de maatregelen voor de riolering (waterketen) worden uitgewerkt.
Met het opstellen van een waterplan wordt inzicht gegeven in de relevante wateropgaven voor de gemeente Overbetuwe, zoals:
- wateroverlast, het zoeken van oplossingen om wateroverlast tegen te gaan;
- waterkwaliteit, het onderzoeken van mogelijkheden voor het verbeteren van de waterkwaliteit;
- grondwater, het inventariseren van grondwateroverlast;
- beleving van water, burgers betrekken bij water;
- afspraken en taken van waterschap en gemeente.
Beoordeling (watertoets)
In het plangebied is momenteel een erf met verharding aanwezig rondom de bestaande woning en de streekwinkel. In de toekomstige situatie wordt verhard oppervlak toegevoegd in de vorm van een tweede in-/uitrit met parkeervoorzieningen en de realisatie van een theehuis. De eenmalige vrijstelling van de compensatieplicht is in geval vanwege de relatief beperkte toename toepasbaar voor dit plan. De totale toename van de verharding is namelijk minder dan 1.500 m².
Hemel- en afvalwater zullen bij de realisatie van nieuwe bebouwing en verharding gescheiden worden afgevoerd. Wat betreft de bestaande woning en de bestaande loods verandert er niets. De ontwikkeling is hydrologisch neutraal. Per saldo leidt de ontwikkeling ook niet tot een wezenlijke toename van de hoeveelheid afvalwater.
De planvorming heeft geen negatieve invloed op oppervlaktewater. Rondom het plangebied zijn enkele watergangen aanwezig. Dit betreft en B-watergang aan de westkant, een C-watergang aan de oostkant en een A-watergang (de Linge) ten noorden van het plangebied. Deze watergangen blijven intact en er worden geen ingrepen binnen de beschermingszone van de watergangen voorzien. Wel is ten behoeve van de nieuwe ontsluiting van het erf een duiker of overkluizing van de B-watergang nodig. verwacht mag worden dat er geen negatieve effecten op het functioneren van deze watergang zullen optreden.
Er wordt nieuw oppervlaktewater gerealiseerd in de vorm van een poel in het zuidoostelijk deel van het plangebied. Dit betreft een solitaire poel, die niet wordt verbonden met de watergangen met een beschermde status.
Conclusie
In waterhuishoudkundig opzicht zijn er geen bezwaren verbonden aan dit bestemmingsplan. De planontwikkeling leidt per saldo tot een relatief beperkte toename aan verharding ten opzichte van de bestaande situatie. De realisatie van het plan kan hydrologisch neutraal worden uitgevoerd en er zijn geen negatieve effecten op de waterhuishouding of op oppervlaktewater aan de orde.
5.11 Flora En Fauna
De bescherming van de natuur is sinds 1 januari 2017 vastgelegd in de Wet Natuurbescherming (Wnb). Deze heeft de Natuurbeschermingswet 1998, de Flora- en faunawet en de Boswet vervangen. De Wnb geeft het wettelijke kader voor de bescherming van natuurgebieden en voor soortenbescherming. Bij de voorbereiding van een ruimtelijk plan moet worden onderzocht of de Wnb de uitvoering van het plan niet in de weg staat in verband met de bescherming van gebieden en dier- en plantsoorten. De provincies zijn het bevoegd gezag voor zowel de gebieds- als de soortenbescherming.
Gebiedsbescherming
In de Wnb is de bescherming opgenomen van Natura 2000-gebieden en het Natuurnetwerk Nederland (NNN). Bij de voorbereiding van een bestemmingsplan moet worden onderzocht of dit plan, afzonderlijk of in combinatie met andere plannen of projecten, significante gevolgen kan hebben voor een Natura 2000-gebied. Natura 2000-gebieden hebben een externe werking, zodat ook ingrepen die buiten deze gebieden plaatsvinden en verstoring kunnen veroorzaken, moeten worden getoetst op het effect van de ingreep op soorten en habitats. Een ruimtelijk plan dat significante gevolgen kan hebben voor een Natura 2000-gebied, kan alleen worden vastgesteld als uit een passende beoordeling de zekerheid is verkregen dat het plan de natuurlijke kenmerken van het gebied niet zal aantasten. Als deze zekerheid er niet is, kan het plan worden vastgesteld als wordt voldaan aan de volgende drie voorwaarden:
- alternatieve oplossingen zijn niet voorhanden;
- het plan is nodig om dwingende redenen van groot openbaar belang, met inbegrip van redenen van sociale of economische aard; en
- de noodzakelijke compenserende maatregelen worden getroffen om te waarborgen dat de algehele samenhang van het Natura 2000-netwerk bewaard blijft.
Het Natuurnetwerk Nederland (NNN, voorheen: Ecologische Hoofdstructuur (EHS)) is een samenhangend netwerk van bestaande en te ontwikkelen natuurgebieden. Het netwerk wordt gevormd door kerngebieden, natuurontwikkelingsgebieden en ecologische verbindingszones. Voor deze gebieden geldt een planologisch beschermingsregime. Het NNN is op provinciaal niveau uitgewerkt in het Gelders Natuurnetwerk (GNN) met de bijbehorende Groene Ontwikkelingszones (GO). Activiteiten in deze gebieden zijn alleen toegestaan als ze geen negatieve effecten hebben op de wezenlijke kenmerken of waarden of als deze kunnen worden tegengegaan met mitigerende maatregelen.
Soortenbescherming
In de Wnb wordt een onderscheid gemaakt tussen:
- 1. soorten die worden beschermd in de Vogelrichtlijn;
- 2. soorten die worden beschermd in de Habitatrichtlijn en de verdragen van Bern en Bonn;
- 3. de bescherming van overige soorten.
Per beschermingsregime is aangegeven welke verboden er gelden en onder welke voorwaarden ontheffing of vrijstelling kan worden verleend door het bevoegd gezag.
Beoordeling
Soortenbescherming
De ontwikkeling betreft de beëindiging van een bedrijfsmatige fruitteeltfunctie en de omzetting naar een brede bestemming met dagrecreatie, horeca, detailhandel en aanverwante functies. Naast de verwijdering van een groot deel van de fuitboomgaard, voorziet het plan in de aanleg van een aantal landschapselementen, erfverharding en een nieuw theehuis. De ecologische waarde van het perceel wordt met de toevoeging van de nieuwe landschapselementen en erfinrichting vergroot. Het is echter niet geheel uitgesloten dat toekomstige werkzaamheden effecten op eventueel aanwezige beschermde soorten zullen hebben. Daarom is een quickscan flora en fauna uitgevoerd. De rapportgae hiervan is opgenomen in Bijlage 3.
Uit de quickscan komt naar voren dat de voorgenomen werkzaamheden en ingrepen in principe geen overtreding van de nationale wetgeving en het provinciale natuurbeleid opleveren. Hierbij geldt wel dat licht gericht op of uitstralend naar het opgaand groen (zuid- en westkanten) en de Linge moet worden voorkomen. Verder moet voor bepaalde werkzaamheden rekening worden gehouden met het broedseizoen. Deze randvoorwaarden vormen geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van het plan.
Gebiedsbescherming
De geplande werkzaamheden hebben geen negatieve effecten op beschermde natuurgebieden. Het plangebied behoort niet tot het Gelders Natuurnetwerk, de Groene ontwikkelingszone of Natura 2000-gebieden. De voorgenomen activiteiten leiden niet tot wettelijke consequenties. Ten aanzien van het aspect stikstofdepositie is de ruime afstand van het plangebied tot Natura 2000-gebieden van belang. Het plangebied ligt op circa 4,8 kilometer afstand van Natura 2000-gebied Veluwe en op ruim 6 kilometer van het gebied Rijntakken. Vanwege de ruime afstand tot deze gebieden, zijn negatieve effecten in dit opzicht op voorhand ook uit te sluiten.
Het plangebied ligt buiten het Natuurnetwerk Nederland, maar wel binnen het provinciale beschermingsregime van de Groene Ontwikkelingszone. Hierop is in paragraaf 4.2 reeds ingegaan en is gebleken dat aan de regelgeving voor de Groene Ontwikkelingszone wordt voldaan.
Conclusie
Vanuit het aspect flora en fauna zijn geen belemmeringen voor het plan aan de orde.
5.12 Archeologie En Cultuurhistorie
De bescherming van archeologisch en cultureel erfgoed in Nederland is vastgelegd in de Erfgoedwet, die op 1 juli 2016 in werking is getreden. Op grond van het Besluit ruimtelijke ordening moet in het plan rekening worden gehouden met cultuurhistorische waarden.
De gemeente Overbetuwe heeft voor haar gemeentelijk grondgebied een erfgoedplan en een archeologische beleidsadvieskaart gemaakt. Het erfgoedplan beoogt versterking van de plaats en betekenis van cultuurhistorie als factor in het ruimtelijk beleidsproces.
Beoordeling en conclusie
Cultuurhistorisch waardevolle gebouwen, gebieden en elementen zijn in de omgeving van het plangebied niet aanwezig. Dit aspect levert geen belemmeringen op.
In de huidige situatie gelden twee verschillende dubbelbestemmingen en archeologische (verwachtings)waarden binnen het plangebied. De gronden rondom de bestaande bedrijfswoning hebben een zeer hoge archeologische verwachtingswaarde (dubbelbestemming 'Waarde - Archeologische verwachting 1'). Binnen dit gebied worden vrijwel geen bodemingrepen voorzien. Ter plaatse van de rest van het plangebied geldt een hoge archeologische verwachtingswaarde (dubbelbestemming 'Waarde - Archeologische verwachting 2'). De drempelwaarde voor een archeologische onderzoeksplicht volgens de gemeentelijke beleidskaart wordt hier mogelijk overschreden (diepte meer dan 0,30 meter ten opzichte van huidig maaiveld en een omvang van meer dan 200 m²). Een archeologisch onderzoek is, afhankelijk van de exacte aard en omvang van de ingrepen, mogelijk aan de orde. Hiermee zal bij de uitvoering rekening moeten worden gehouden.
De archeologische dubbelbestemmingen worden in het plan gehandhaafd overeenkomstig de archeologische beleidsadvieskaart. Het tijdig uitvoeren van onderzoek is daarmee in voorkomende gevallen geborgd. Het archeologisch belang is met de opgenomen regeling voldoende geborgd.
5.13 Verkeer En Parkeren
Parkeren
In het kader van de planologische procedure is van belang dat wordt berekend hoe groot de parkeerbehoefte is van de binnen het plangebied beoogde functies. Het gemeentelijke parkeerbeleid is ogenomen in de Nota Parkeernormen gemeente Overbetuwe 2016. In de toekomstige situatie zijn de volgende (hoofd)functies in het plangebied aanwezig:
- één bedrijfswoning;
- streekwinkel;
- dagrecreatie (midgetgolfterrein);
- horeca (theetuin).
Voor de meeste van deze functies zijn in de Parkeernota geen toepasbare kencijfers opgenomen.
Het inrichtingsplan voorziet in een erf met enkele parkeervoorzieningen
- 12 parkeerplaatsen aan de hoofdentree;
- 18 parkeerplaatsen bij de parkeervoorziening aan het einde van de ontsluitingsweg, achter de bebouwing;
- 6 privé-parkeerplaatsen nabij de bedrijfswoning;
- één overloopparkeerterrein aan de noordzijde (aantal parkeerplaatsen variabel en nader te bepalen).
Met de voorziene parkeervoorzieningen wordt naar verwachting voldoende parkeergelegenheid gerealiseerd voor de toekomstige situatie.
Bij het verlenen van een omgevingsvergunning voor het bouwen wordt aan deze regeling ten finale getoetst. Het aspect parkeren zorgt dan ook niet voor belemmeringen en in het plan is gewaarborgd dat voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein aanwezig zal zijn.
Verkeer
De verkeersgeneratie die gepaard gaat met de beoogde functies kan in beginsel worden berekend aan de hand van de CROW-kencijfers (CROW-publicatie 381). Voor de toekomstige functies zijn echter geen betrouwbare kencijfers in de betreffende publicatie voorhanden. Daarnaast is er sprake van een combinatie van bij elkaar passende functies, waardoor er in vele gevallen sprake zal zijn van combinatiebezoek. De toekomstige verkeersgeneratie kan daarom niet concreet worden berekend. uitgaande van het beoogde aantal van 30 parkeerplaatsen (exclusief de privé-parkeerplaatsen ten behoeve van de te behouden bedrijfswoning), is bij een gemiddelde bezetting van een parkeerplaats tweemaal per dag een verkeersgeneratie van ongeveer 120 mvt/etmaal te verwachten. Nogmaals wordt opgemerkt dat dit een grove inschatting betreft.
Verder kan met betrekking tot de verwachte verkeerseffecten het volgend worden opgemerkt.
De toekomstige hoofdontsluiting zal plaatsvinden via een nieuw te realiseren ontsluiting ten noorden van de bedrijfswoning. Uit verkeersoogpunt en met het oog op het voorkomen van overlast voor het aangrenzende woonperceel is het namelijk wenselijk om de huidige inrit naar de streekwinkel te laten vervallen voor bezoekers. Deze bestaande inrit wordt wel behouden voor privé-gebruik en distributie. De bezoekers van de streekwinkel en de overige toekomstige functies zullen gebruik gaan maken van de nieuwe entree, waaraan ook de parkeervoorzieningen worden gerealiseerd. Uiterst noordwestelijk zal een afzonderlijke toegang voor het overloop parkeerterrein worden gerealiseerd.
De verkeersgeneratie zal ten opzichte van de huidige situatie toenemen. De verwachte toekomstige aantallen verkeersbewegingen zijn echter niet zodanig, dat verkeerskundige belemmeringen worden verwacht. De Grote Molenstraat kan het verkeer naar verwachting zonder problemen verwerken en er worden geen onevenredig negatieve effecten verwacht ten aanzien van de verkeersdrukte.
Het plan sorteert voor op de mogelijkheden voor toekomstige langzaamverkeersroutes, waaronder de beoogde fietsroute langs de Linge ten noorden van het plangebied en een mogelijke wandelverbinding aan de zuidoostkant van het plangebied.
Hoofdstuk 6 Juridische Planopzet
6.1 Algemene Opzet
Inleiding
Dit hoofdstuk bevat de concrete vertaling van het beleidsgedeelte en het initiatief (voorafgaande hoofdstukken) in het juridisch gedeelte van het bestemmingsplan (de verbeelding en regels).
Het bestemmingsplan 'Buitengebied, Grote Molenstraat 116, Elst' bestaat uit de volgende onderdelen:
De toelichting
In de toelichting is de ontwikkeling verantwoord, zowel op basis van het beleid, als op basis van milieu-hygiënische aspecten, aangevuld met een toelichting op de juridische opzet.
De regels
De bouw- en gebruiksregels zijn binnen de verschillende bestemmingen opgenomen. Daarnaast zijn waar nodig afwijkings- en wijzigingsbevoegdheden opgenomen, om het plan de benodigde flexibiliteit te geven. Ook zijn algemene regels opgenomen, die binnen alle bestemmingen van toepassing zijn.
De verbeelding
Op de verbeelding zijn de bestemmingen 'Agrarisch - De Park', 'Gemengd' en 'Waarde - Archeologische verwachting 1 en 2' opgenomen met de daarbij behorende aanduidingen en bouwvlakken. Deze worden waar nodig in paragraaf 6.2 toegelicht.
De opzet van het plan
Het bestemmingsplan is een juridisch plan dat bindend is voor de burgers en voor de overheid. Qua systematiek is zoveel mogelijk aangesloten bij de bestemmingsplannen 'Park Lingezegen' en ''Buitengebied Overbetuwe'. Op enkele onderdelen is maatwerk voor het initiatief toegepast.
Bouwplan
Als een aanvraag om omgevingsvergunning ingediend wordt, zijn in eerste instantie de bestemming met bijhorende regels van belang. Als het nieuwe en het beoogde gebruik past binnen de toegekende bestemming, dan kan de omgevingsvergunning worden verleend.
6.2 Toelichting Op De Verbeelding En Regels
Op de verbeelding zijn de bestemmingen onderscheiden. De bestemmingen zijn afgeleid uit het gebruik (de aanwezige functies). De bestemmingen vormen het zogenaamde casco van het plan, waarvan in beginsel niet mag worden afgeweken.
Agrarisch
Een deel van het perceel blijft bestemd als 'Agrarisch - De Park'. Dit betreft de zone ten oosten van de toekomstige parkeerplaatsen en een groot deel van de noordelijke zone van het plangebied. Deze gronden worden hoofdzakelijk ingericht met landschapselementen, extensieve dagrecreatieve voorzieningen, fruitteelt, boomgaarden e.d. Daraom is ervoor gekozen een afzonderlijke bestemming op te nemen. Er is binnen deze bestemming geen bouwvlak opgenomen. De gronden zijn met name bestemd voor grondgebonden agrarische bedrijfsvoering in de vorm van hoogstam fruitteelt, hobbymatig agrarisch grondgebruik, extensieve dagrecreatie en het behoud en de ontwikkeling van landschaps- en natuurwaarden en landschapselementen, alsmede voor water en waterhuishoudkundige voorzieningen. Binnen de bestemming kunnen de voorziene landschapselementen eveneens worden gerealiseerd. Een niet-grondgebonden agrarisch bedrijf is niet toegestaan binnen de bestemming.
Er zijn uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde toegestaan binnen de bestemming. De hoogte daarvan bedraagt maximaal 2 meter.
Gemengd
De rest van het perceel krijgt de bestemming 'Gemengd'. Voor deze bestemming is gekozen, omdat het beoogde concept van Lingegaerdt verschillende functies beoogt. Naast de reeds bestaande bedrijfswoning (waarbij een aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit is toegestaan) en de streekwinkel, zijn binnen de bestemming onder meer horeca (al dan niet ondergeschikt), een midgetgoldbaan, extensieve dagrecreatieve voorzieningen, nevenactiviteiten in de vorm van fietsverhuur en het geven van workshops/trainingen, e.d., landschapselementen, tuin en erven en water en waterhuishoudkundige voorzieningen toegestaan. Voor sommige functies is met een specifieke functieaanduiding aangegeven waar deze mogen plaatsvinden.
Op de verbeelding zijn drie bouwvlakken opgenomen. Gebouwen mogen uitsluitend binnen deze bouwvlakken worden opgericht. De maximale hoogten zijn op de verbeelding aangegeven. Bij de bedrijfswoning mogen tevens aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen worden opgericht. Tevens zijn bouwwerken, geen gebouwen zijnde toegestaan binnen de bestemming.
Verder is in de planregels opgenomen dat er voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein aanwezig moet zijn conform de Nota Parkeernormen gemeente Overbetuwe 2016. Tot slot is een voorwaardelijke verplichting opgenomen voor de tijdige realisatie van de landschappelijke inpassingselementen.
Waarde - Archeologische verwachting 1 en2
In het plan is de archeologische beleidskaart vertaald in twee dubbelbestemmingen, ten behoeve van het behoud en de bescherming van archeologische waarden in of nabij het plangebied. Zie hierover ook paragraaf 5.12. Deze dubbelbestemmingen zijn gehandhaafd, omdat er nog geen archeologisch onderzoek uitgevoerd is.
Naast de betreffende dubbelbestemming hebben de betrokken gronden altijd nog de betreffende hoofdbestemming. De regels van de hoofdbestemming en de dubbelbestemming zijn beide van toepassing, maar bij strijd tussen deze bepalingen prevaleren de bepalingen van de dubbelbestemming. De reden hiervoor is dat de belangen van de dubbelbestemming zwaarder wegen dan die van de hoofdbestemming. De dubbelbestemmingen bevatten een omgevingsvergunningplicht en plicht tot het doen van archeologisch onderzoek voor bodemingrepen dieper dan 0,3 meter onder het maaiveld en met een omvang groter dan 50 m² (waarde 1) of 200 m² (waarde 2).
Algemene regels
Anti-dubbeltelregel
Deze bepaling is opgenomen om te voorkomen dat, wanneer volgens een bestemmingsplan bepaalde gebouwen en bouwwerken niet meer dan een bepaald deel van een bouwperceel mogen beslaan, het opengebleven terrein nog eens meetelt bij het toestaan van een ander gebouw of bouwwerk, waaraan een soortgelijke eis wordt gesteld.
Algemene bouwregels
In dit artikel is een regeling voor het ondergronds bouwen opgenomen, evenals een regel voor eventuele bestaande afwijkende maatvoeringen.
Algemene gebruiksregels
Deze bepaling bevat de vormen van gebruik, die in ieder geval strijdig zijn met de regels van het bestemmingsplan voor alle opgenomen bestemmingen.
Algemene afwijkingsregels
In dit artikel wordt een opsomming gegeven van de regels waarvan door middel van een omgevingsvergunning afgeweken kan worden van het bestemmingsplan. Het gaat hierbij om de bevoegdheid om door middel van een omgevingsvergunning af te kunnen wijken van de regels die gelden voor alle bestemmingen in het plan. De criteria, die bij toepassing van de afwijkingsbevoegdheid in acht moeten worden genomen, zijn aangegeven. Opgenomen zijn bevoegdheden voor kleine afwijkingen in maatvoeringen of bouwgrenzen en voor ondergronds bouwen.
Algemene wijzigingsregels
In dit artikel wordt een opsomming gegeven van de regels waarvan door middel van een wijzigingsplan afgeweken kan worden van het bestemmingsplan. Dit betreft kleine wijzigingen van de bestemmingsgrenzen.
Overgangs- en slotregels
Overgangsrecht
Het voor alle bestemmingsplannen verplichte overgangsrecht is opgenomen. Bouwwerken, welke op het moment van inwerkingtreding van het bestemmingsplan bestaan (of waarvoor een omgevingsvergunning voor het bouwen is aangevraagd) mogen blijven bestaan, ook al is er strijd met de bebouwingsregels. De overgangsbepaling houdt niet in dat het bestaand, illegaal opgerichte, bouwwerk legaal wordt, noch brengt het met zich mee dat voor een dergelijk bouwwerk alsnog een omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen kan worden verleend. Burgemeester en wethouders kunnen in beginsel dus nog gewoon gebruik maken van hun handhavingsbevoegdheid. Het gebruik van de grond en opstallen, dat afwijkt van de regels op het moment van inwerkingtreding van het plan, mag eveneens worden voortgezet.
Slotregel
Dit artikel geeft aan op welke manier de regels kunnen worden aangehaald.
Hoofdstuk 7 Financiële Toelichting
Uitgangspunt voor de ontwikkeling is dat deze voor de gemeente budgetneutraal wordt ontwikkeld. Op grond van artikel 6.12 lid 1 Wet ruimtelijke ordening (Wro) is de gemeenteraad van Overbetuwe verplicht om, als sprake is van een bouwplan, de gemeentelijke kosten te verhalen. Dit bestemmingsplan voorziet, gezien de aard van de wijzigingen, in een bouwplan.
De kosten worden verhaald op basis van een met de initiatiefnemer afgesloten anterieure overeenkomst. Met de afgesloten overeenkomsten is het kostenverhaal voldoende verzekerd en is de financiële haalbaarheid in voldoende mate aangetoond.
Hoofdstuk 8 Overleg En Inspraak
8.1 Inleiding
De procedures voor vaststelling van een bestemmingsplan zijn door de wetgever geregeld. Aangegeven is dat tussen gemeente en verschillende instanties waar nodig overleg over het plan moet worden gevoerd, voordat een ontwerpplan ter visie gelegd kan worden. Bovendien kan het noodzakelijk zijn om belanghebbenden de gelegenheid te bieden om hun visie over het plan te kunnen geven. Dit is afhankelijk van de inspraakverordening van de gemeente. Pas daarna kan de wettelijke procedure met betrekking tot vaststelling van het plan van start gaan.
8.2 Inspraak
De Wro zelf bevat geen bepalingen over inspraak. Dat neemt niet weg dat het de gemeente vrij staat toch inspraak te verlenen op grond van de gemeentelijke inspraakverordening. In relatie daarmee bepaalt artikel 150 van de Gemeentewet onder meer dat in een gemeentelijke inspraakverordening moet worden geregeld op welke wijze personen en rechtspersonen hun mening kenbaar kunnen maken. Voor dit bestemmingsplan heeft, gezien de aard en omvang van de wijziging, geen inspraak plaatsgevonden.
8.3 Overleg
Artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) geeft aan dat het bestuursorgaan, dat belast is met de voorbereiding van een ruimtelijk plan, overleg pleegt met de besturen van betrokken gemeenten en waterschappen. Ook moet overleg worden gepleegd met die diensten van provincie en Rijk, die betrokken zijn bij de zorg voor de ruimtelijke ordening of die belast zijn met de behartiging van belangen, welke in het plan in het geding zijn. Het bestemmingsplan is aan de betrokken overlegpartners toegestuurd.
8.4 Vaststellingsprocedure
De vaststellingsprocedure van het bestemmingsplan vond plaats volgens artikel 3.8 van de Wet ruimtelijke ordening. Het ontwerpbestemmingsplan is in dit kader gedurende zes weken ter inzage gelegd. Binnen deze periode kon eenieder een zienswijze indienen. Er is één zienswijze ingediend door de provincie Gelderland. Naar aanleiding van deze zienswijze is een versterkingsplan GO opgesteld. Dit is toegevoegd in de bijlagen bij deze toelichting en verwerkt in paragraaf 4.2 bij deze toelichting. Daarnaast is er één ambtshalve wijziging doorgevoerd: er is een quickscan flora en fauna uitgevoerd. Deze is opgenomen in de bijlagen bij deze toelichting en verwerkt in paragraaf 5.11.
Het plan is vervolgens op 3 september 2024 vastgesteld door de gemeenteraad.
8.5 Beroep
Na vaststelling wordt het bestemmingsplan voor de tweede maal zes weken ter visie gelegd. Gedurende deze periode kunnen belanghebbenden tegen het vaststellingsbesluit beroep instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Als geen beroep wordt ingesteld, is het plan na deze beroepstermijn onherroepelijk en treedt het plan in werking.