Bestemmingsplan Buitengebied Hof van Twente, herziening Wethouder Goselinkstraat 5 Hengevelde
Bestemmingsplan - gemeente Hof van Twente
Vastgesteld op 15-09-2022 - geheel onherroepelijk in werking
Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
In deze regels wordt verstaan onder:
1.1 plan
het bestemmingsplan 'Bestemmingsplan Buitengebied Hof van Twente, herziening Wethouder Goselinkstraat 5 Hengevelde' met identificatienummer NL.IMRO.1735.BGxWthGoslnk5-VS10 van de gemeente Hof van Twente;
1.2 bestemmingsplan
de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels (en de daarbij behorende bijlagen);
1.3 aanduiding
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;
1.4 aanduidingsgrens
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;
1.5 aan- en uitbouwen
een gebouw dat is gebouwd aan een hoofdgebouw waarmee het in directe verbinding staat en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;
1.6 aan huis verbonden beroep
een (para)medisch, juridisch, administratief, therapeutisch, ontwerptechnisch, adviesgevend of daarmee gelijk te stellen dienstverlenend beroep, alsmede nevenactiviteiten in de vorm van kappers, autorijscholen, assurantiekantoren, verzekeringskantoren, schoonheidsspecialistes, hondentrimsalons, kinderopvang, pedicures en naar de aard daarmee qua uitstraling op het woonmilieu vergelijkbare activiteiten en met uitzondering van detailhandel en webwinkels, maar inclusief internetverkoop, dat in (bijgebouwen bij) de eigen woning wordt uitgeoefend, waarbij ten hoogste 25% van de oppervlakte van de woning inclusief (bij)gebouwen wordt gebruikt met een maximum van 50 m² en de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft, die met de woonfunctie in overeenstemming is;
1.7 afwijken van de bouwregels en/of van de gebruiksregels
een afwijking als bedoeld in artikel 3.6, eerste lid, onder c van de Wet ruimtelijke ordening;
1.8 agrarisch bedrijf
een bedrijf dat is gericht op het bedrijfsmatig voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen en/of het houden, fokken en/of africhten van dieren, met dien verstande dat gebruiksgerichte paardenhouderijen niet zijn toegestaan;
1.9 archeologisch deskundige
de regionaal (beleids)archeoloog of een andere door het college van burgemeester en wethouders aan te wijzen deskundige op het gebied van de archeologische monumentenzorg;
1.10 archeologische relicten
zaken welke zijn overgebleven uit een vroeger tijd en getuigen van een toestand die toenmaals was, en daarmee cultuurhistorisch waardevol zijn;
1.11 archeologische verwachting
een toegekende hoge, middelhoge of lage archeologische verwachting in verband met de kennis en wetenschap van de in dat gebied te verwachten overblijfselen van menselijke aanwezigheid of activiteiten uit het verleden;
1.12 archeologische waarde
een toegekende archeologische waarde in verband met de kennis en studie van de in dat gebied voorkomende overblijfselen van menselijke aanwezigheid of activiteiten uit het verleden;
1.13 archeologisch onderzoek
onderzoek (bureauonderzoek en/of boren en/of geofysisch onderzoek en/of graven en/of begeleiden) verricht door een dienst, bedrijf of instelling erkend door het College van de Archeologische Kwaliteit (CvAK/SIKB), beschikkend over een opgravingsvergunning ex artikel 39 MW en werkend volgens de Kwaliteitsnorm voor de Nederlandse Archeologie;
1.14 bebouwing
één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
1.15 bed and breakfast
een kleinschalige overnachtingaccommodatie bestaande uit maximaal vier bedden, gericht op het bieden van de mogelijkheid tot een toeristisch en kortdurend verblijf in de bestaande en legale woning in combinatie met het serveren van ontbijt, waarbij de gezamenlijke oppervlakte ten behoeve van bed & breakfast maximaal 50 m² mag zijn;
1.16 begane grondvloer
de vloer van een gebouw, niet zijnde een keldervloer, op het peilniveau;
1.17 bestaand en legaal
bij bouwwerken: een bouwwerk dat op het moment van inwerkingtreding van het plan bestaat of wordt gebouwd, dan wel nadien kan worden gebouwd krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, waarvoor de aanvraag voor het tijdstip van inwerkingtreding is ingediend, tenzij in de regels anders is bepaald;
bij gebruik: het gebruik dat op het moment van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan bestaat en in overeenstemming is met het voorheen geldende planologische regime, waarbij geldt dat voor zover het gebruik betrekking heeft op nevenactiviteiten, deze nevenactiviteiten mogen worden uitgeoefend in de vorm en omvang zoals toegestaan op grond van het voorheen geldend planologisch regime;
1.18 bestemmingsgrens
de grens van een bestemmingsvlak;
1.19 bestemmingsplan "Buitengebied Hof van Twente"
Het bestemmingsplan "Buitengebied Hof van Twente" met identificatienummer NL.IMRO.1735.HVTBuitengebied-VS50 van de gemeente Hof van Twente, zoals dat is vastgesteld op 9 december 2015;
1.20 bestemmingsvlak
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;
1.21 bijbehorend bouwwerk
uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd en met de aarde verbonden bouwwerk met een dak;
1.22 bijgebouw
een vrijstaand gebouw, dat door zijn vorm, functie, situering en/of afmetingen ondergeschikt is aan dat op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw;
1.23 bouwen
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;
1.24 bouwgrens
de grens van een bouwvlak;
1.25 bouwlaag
het geheel van op gelijke of nagenoeg gelijke vloerhoogte gelegen ruimten in een gebouw, uitgezonderd kelders;
1.26 bouwperceel
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;
1.27 bouwperceelgrens
de grens van een bouwperceel;
1.28 bouwvlak
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten;
1.29 bouwwerk
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct of indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;
1.30 detailhandel
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;
1.31 erf
de door kadastrale grenzen dan wel door herkenbare andere perceelsbegrenzing afgebakende gronden, die direct zijn gelegen bij een gebouw met een zelfde bestemming;
1.32 evenement
een georganiseerde gebeurtenis, (openlucht)manifestatie, themadag of -week in de vorm van een voor publiek bestemde uitvoering/ verrichting van vermaak op het gebied van sport, muziek of op sociaal-cultureel vlak;
1.33 extensieve dagrecreatie
recreatief medegebruik van gronden zoals wandelen, paardrijden, fietsen, varen, zwemmen en vissen, waarbij de recreatie geen specifiek beslag legt op de ruimte;
1.34 gebouw
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;
1.35 gebruiken
het gebruiken, doen gebruiken en/of laten gebruiken;
1.36 grondgebonden agrarisch bedrijf
een agrarisch bedrijf waarvan de bedrijfsvoering volledig of nagenoeg volledig is gericht op het gebruik maken van grond als productiemiddel zoals melkrundvee, schapen en paarden. Het biologisch houden van vee wordt geschaard onder een grondgebonden agrarisch bedrijf;
1.37 hobbymatig agrarisch gebruik
het gebruik van grond ten behoeve van agrarische activiteiten in een omvang die niet als bedrijfsmatig kan worden beschouwd;
1.38 hoofdgebouw
een of meer panden, of een gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer panden of bouwwerken op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is;
1.39 huishouden
een persoon die of groep personen die gezamenlijk een huishouding voert;
1.40 inrichtingsplan
een plan bij realisering van nieuwe bouw- en/of gebruiksmogelijkheden waarin de ruimtelijke inpassing hiervan in de bestaande situatie wordt beschreven;
1.41 inwoning
twee of meer huishoudens die één woning bewonen met gemeenschappelijk gebruik van een of meerdere voorzieningen en waarbij de woning uiterlijk uit één bouwvolume bestaat;
1.42 kampeermiddel
tenten, tentwagens, kampeerauto's of toercaravans dan wel andere onderkomens of andere voertuigen of gedeelten daarvan, voor zover niet als bouwwerk aan te merken, die geheel of gedeeltelijk blijvend zijn bestemd of ingericht dan wel worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf, niet zijnde een stacaravan, chalets of trekkershutten;
1.43 landschappelijke waarden
de aan een gebied toegekende waarde, gekenmerkt door het waarneembare -al dan niet begroeide- deel van het aardoppervlak, dat wordt bepaald door de onderlinge samenhang en beïnvloeding van niet-levende en levende natuur;
1.44 omgevingsvergunning
een vergunning als bedoeld in artikel 1.1, eerste lid, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;
1.45 omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde , of van werkzaamheden
een vergunning als bedoeld in Artikel 2.1 lid 1 onder b van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;
1.46 overig bouwwerk
een bouwkundige constructie van enige omvang, geen pand zijnde, die direct en duurzaam met de aarde is verbonden;
1.47 paardenbak
een terrein waarvan de natuurlijke bovenlaag is vervangen door zand of ander doorlatend materiaal ten behoeve van het africhten, trainen en berijden van paarden en pony's en het anderszins beoefenen van de paardensport;
1.48 peil
voor een gebouw, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst en overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde: de gemiddelde bouwhoogte van het aansluitend terrein;
1.49 permanente bewoning
het gebruiken/bewonen als hoofdverblijf gedurende een aaneengesloten periode van meer dan vier weken, dan wel voor recreatieve verhuur aan één en dezelfde persoon gedurende meer dan 35 dagen per jaar;
1.50 prostitutie
het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding;
1.51 recreatiewoning
een permanent ter plaatse aanwezig gebouw, bestemd om uitsluitend door (het huishouden van) een persoon of groep van personen dat/die zijn hoofdverblijf elders heeft, gedurende een gedeelte van het jaar te worden gebruikt voor weekend en/of verblijfsrecreatie;
1.52 seksinrichting
een voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte, waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was seksuele handelingen worden verricht of vertoningen van erotisch pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting worden in elk geval verstaan: een seksbioscoop, een sekstheater, een parenclub of een prostitutiebedrijf, waaronder tevens begrepen een erotische massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar;
1.53 stacaravan
een caravan of soortgelijk onderkomen op wielen en met één woon/bouwlaag, dat mede gelet op de afmetingen, kennelijk niet bestemd is om regelmatig en op normale wijze op de verkeerswegen ook over grotere afstanden als een aanhangsel van een auto te worden voortbewogen;
1.54 teeltondersteunende voorzieningen
bouwwerken, niet zijnde kassen, die door grondgebonden agrarische bedrijven toegepast worden om de teelt van fruit, bomen, groente of potplanten te bevorderen en te beschermen; hieronder wordt mede begrepen afdekfolies;
1.55 traditionele bebouwing
bebouwing met een typisch Twentse bouwstijl die aansluit op de karakteristiek van ter plaatse aanwezige bebouwing en die wordt/is opgericht met gebruik van traditionele voor de streek kenmerkende materialen;
1.56 trekkershut
een recreatieverblijf van eenvoudige houtenconstructie en beperkte omvang, voor (nacht)verblijf en niet permanente bewoning door passanten;
1.57 uitvoeren
uitvoeren, het doen uitvoeren, laten uitvoeren en in uitvoering geven;
1.58 verblijfsrecreatie
recreatie in ruimten welke zijn bestemd of opgericht voor recreatief nachtverblijf in de vorm van kampeermiddelen, stacaravans of trekkershutten door personen die hun hoofdwoonverblijf elders hebben;
1.59 voorgevel
de gevel van een gebouw die in architectonisch opzicht, dan wel gelet op de bestemming, als voorkant van dat gebouw kan worden aangemerkt;
1.60 woning
een complex van ruimten, als een zelfstandig gedeelte van een gebouw, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden, al dan niet in combinatie met een aan huis verbonden beroep of bedrijf;
Artikel 2 Wijze Van Meten
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
2.1 de bouwhoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een overig bouwwerk met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;
2.2 de dakhelling:
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;
2.3 de goothoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot c.q. de druiplijn, het boeiboord of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;
2.4 de inhoud van een bouwwerk:
tussen de bovenzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken van dakkapellen;
2.5 de oppervlakte van een bouwwerk:
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;
2.6 de afstand tot perceelgrenzen:
tussen de grenzen van het bouwperceel en een bepaald punt van het bouwwerk, waar die afstand het kortst is;
2.7 ondergeschikte bouwdelen
Bij de toepassing van het bepaalde over het bouwen binnen bouwvlakken of bestemmingsvlakken worden ondergeschikte bouwdelen als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de bouw- dan wel bestemmingsgrens met maximaal 1 m wordt overschreden.
Bij toepassing van deze regels wordt gemeten vanuit het hart van een lijn.
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Agrarisch
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Agrarisch' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. de uitoefening van een grondgebonden agrarisch bedrijf;
- b. hobbymatig agrarisch gebruik;
- c. legale paardenbakken direct aansluitend aan de bestemming Wonen;
- d. extensieve dagrecreatie met bijbehorende wegen en paden;
- e. water en voorzieningen voor de waterhuishouding;
- f. de bestaande nutsvoorzieningen;
- g. ontsluitingsvoorzieningen en ontsluitingsvoorzieningen voor naastgelegen bestemmingen;
met bijbehorende gebouwen, bouwwerken, geen gebouwen zijnde, parkeervoorzieningen, groenvoorzieningen, tuinen en erven.
3.2 Bouwregels
3.3 Afwijken van de gebruiksregels
Artikel 4 Wonen
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. maximaal één woning per bestemmingsvlak, waarbij inwoning is toegestaan, dan wel: het bestaande en legale aantal woningen;
- b. aan huis verbonden beroepen;
- c. bed & breakfast;
- d. de bestaande en legale paardenbakken;
- e. ontsluitingsvoorzieningen en ontsluitingsvoorzieningen voor naastgelegen bestemmingen;
met bijbehorende gebouwen, bouwwerken, geen gebouwen zijnde, groenvoorzieningen, voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding, tuinen en erven.-
4.2 Bouwregels
4.3 Specifieke gebruiksregels
4.4 Afwijken van de gebruiksregels
4.5 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk
Artikel 5 Waarde - Archeologische Verwachting 1
5.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologische verwachting 1' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van archeologische waarden.
5.2 Bouwregels
In afwijking van het bepaalde bij de andere daar voorkomende bestemmingen mogen geen nieuwe gebouwen worden gebouwd en bestaande en legale gebouwen niet worden vergroot.
5.3 Afwijken van de bouwregels
5.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 6 Waarde - Archeologische Verwachting 2
6.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologische verwachting 2' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van archeologische waarden.
6.2 Bouwregels
In afwijking van het bepaalde bij de andere daar voorkomende bestemmingen mogen geen nieuwe gebouwen worden gebouwd en bestaande en legale gebouwen niet worden vergroot.
6.3 Afwijken van de bouwregels
6.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 7 Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 8 Algemene Bouwregels
8.1 Bestaande maatvoering
8.2 Dakhelling gebouwen
8.3 Situering woningen
8.4 Situering bijgebouwen en paardenbakken
Voor het bouwen van bijgebouwen en paardenbakken geldt dat deze uitsluitend mogen worden gebouwd op een afstand van minimaal 3 m achter (het verlengde van) de voorgevel van de, op het betrokken bouwperceel gelegen woning.
Artikel 9 Algemene Gebruiksregels
9.1 Strijdig gebruik
Onder gebruik in strijd met alle bestemmingen wordt in ieder geval verstaan:
- a. een gebruik van gronden als stort- en/of opslagplaats van grond en/of afval, met uitzondering van een zodanig gebruik voor het normale op de bestemming gerichte gebruik en onderhoud;
- b. een gebruik van gronden als stallings- en/of opslagplaats van één of meer aan het gebruik onttrokken machines, voer-, vaar- of vliegtuigen, met uitzondering van een zodanig gebruik voor het normale op de bestemming gerichte gebruik en onderhoud;
- c. een gebruik van gronden en bouwwerken voor een seksinrichting dan wel ten behoeve van prostitutie;
- d. een gebruik van gronden en bouwwerken voor verblijfsrecreatie, anders dan de regels van de bestemmingen toestaan;
- e. een gebruik van recreatiewoningen, stacaravans, plattelandsappartementen, boerderijkamers en trekkershutten ten behoeve van permanente bewoning en/of zorgvoorzieningen.
- f. het (zelfstandig) bewonen van vrijstaande gebouwen, niet zijnde woningen.
9.2 Plattelandswoningen
In aanvulling op het bepaalde in de daar voorkomende bestemming mogen de gronden behorende bij de Wethouder Goselinkstraat 5 te Hengevelde tevens worden gebruikt ten behoeve van plattelandswoningen.
Artikel 10 Algemene Aanduidingsregels
10.1 Vrijwaringszone - radar
Artikel 11 Algemene Afwijkingsregels
11.1 Afwijking vergroten bestaande en bestemde woningen
Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van de maximale toegestane inhoudsmaat van een woning:
- a. tot een inhoud van 900 m³ met dien verstande dat de gebouwen landschappelijk worden ingepast, wat blijkt uit een in te dienen en door het bevoegd gezag goed te keuren beplantingsplan/inrichtingsplan of;
- b. tot een inhoud van 1.500 m3, mits kan worden voldaan aan onderstaande staffelmethode ten opzichte van compensatie:
Vergroting woning m³ (vanaf 900 m³) | Compensatie m² sloopmeters |
0-100 | 150 |
100-200 | 200 |
200-300 | 400 |
300-400 | 600 |
400-500 | 800 |
500-600 | 1.000 |
- c. tot een inhoud van 2.000 m³, mits minimaal aan 1.500 m² (voormalige) (agrarische) bedrijfsbebouwing wordt gesloopt.
Om gebruik te maken van de afwijkingsbevoegdheid 11.1 b of 11.1 c zijn de volgende voorwaarden van toepassing:
- 1. de oppervlakte te slopen bebouwing is afkomstig uit de gemeente Hof van Twente;
- 2. er wordt voorzien in een goede landschappelijke inpassing en erfinrichting door middel van een erfinrichtings- en/of beplantingsplan, bij het opstellen wordt een landschapsdeskundige geraadpleegd;
- 3. de minimale investering in ruimtelijke kwaliteit is vastgelegd in een schetsplan van de bebouwing en erfinrichtings- en/of beplantingsplan met een instandhoudingstermijn van 10 jaar. Het erfinrichtings- en/of beplantingsplan met in standhoudingstermijn zijn onderdeel van de te verlenen omgevingsvergunning;
- 4. geen onevenredige aantasting mag plaatsvinden van de belangen van eigenaren en/of gebruikers van omliggende gronden;
11.2 Afwijking bijgebouwen tot 450 m2
Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken voor het bouwen van één of meer bijgebouwen binnen een woonbestemming tot een gezamenlijke oppervlakte van meer dan 150 m², mits:
- a. de gezamenlijke oppervlakte van de bijgebouwen niet meer bedraagt dan 450 m2;
- b. binnen de gemeente Hof van Twente het tweevoudige van de nieuw te bouwen oppervlakte wordt gesloopt;
- c. de op het erf bestaande karakteristieke bebouwing behouden blijft;
- d. de nieuw te bouwen bijgebouwen aansluiten bij de (karakteristiek van de) te handhaven bebouwing;
- e. uit een inrichtingsplan blijkt dat de erfstructuur wordt gehandhaafd dan wel verbeterd, zowel ten aanzien van beplanting als bebouwing;
- f. geen onevenredige aantasting mag plaatsvinden van de belangen van eigenaren en gebruikers van omliggende gronden.
11.3 Afwijking langdurige evenementen
Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het plan voor het tijdelijk gebruik van gronden voor langdurige evenementen, mits:
- a. er voldoende parkeerplaatsen al dan niet op eigen terrein aanwezig zijn;
- b. de aan te brengen voorzieningen tijdelijk zijn wat inhoudt dat het houden van een evenement niet mag leiden tot onomkeerbare voorzieningen en/of ingrepen;
- c. in de nabijheid gelegen functies en waarden niet in onevenredige mate in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt;
- d. de belangen van eigenaars en/of gebruikers van betrokken of nabijgelegen gronden niet onevenredig worden geschaad.
11.4 Algemene afwijkingsregels
Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van:
- a. de regels en toestaan dat de bouwhoogte van zend-, ontvang- en/of sirenemasten wordt vergroot tot maximaal 40 m;
- b. van de regels en de bouw toestaan van niet voor bewoning bestemde gebouwen met een inhoud van ten hoogste 75 m3 en een bouwhoogte van ten hoogste 3,5 m ten dienste van het openbaar nut, zoals schakelhuisjes, wachthuisjes, transformatorhuisjes, telefooncellen, vleermuizenkelders, alsmede andere bouwwerken, zoals muurtjes, standbeelden, kleine religieuze bouwwerken en lichtmasten; gasdrukmeetstations en verkooppunten voor motorbrandstoffen uitgezonderd.
11.5 Voorwaarden algemene afwijkingsregels
Afwijking als bedoeld in artikel 11.4 kan slechts worden toegepast, mits:
- a. de belangen van de eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden niet onevenredig worden geschaad;
- b. het straat- en bebouwingsbeeld en de verkeersveiligheidsbelangen niet onevenredig worden geschaad.
Artikel 12 Algemene Wijzigingsregels
12.1 Algemene wijzigingsregel
Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen voor:
- a. het aanbrengen van geringe veranderingen in de plaats, ligging en/of afmetingen van bestemmingsgrenzen, met inachtneming van de volgende voorwaarden:
- 1. bestemmingsgrenzen mogen met niet meer dan 5 m worden verschoven;
- 2. de belangen van de eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden mogen niet onevenredig worden geschaad;
- 3. het straat- en bebouwingsbeeld en de verkeersveiligheidsbelangen mogen niet onevenredig worden geschaad;
- b. de reconstructie van de binnen het plangebied of aangrenzend aan het plangebied gelegen wegen, met dien verstande dat de op de kaart gegeven bestemming 'Verkeer' uit het bestemmingsplan "Buitengebied Hof van Twente" ter weerszijden van de weg met ten hoogste 2,5 m mag worden verbreed.
Artikel 13 Algemene Procedureregels
Ten aanzien van de in dit plan opgenomen wijzigingsbevoegdheden zal de uitvoerbaarheid van het wijzigingsplan moeten zijn gewaarborgd, in verband waarmee in elk geval aangetoond moet worden dat:
- a. bodemsanering niet noodzakelijk is dan wel vóór uitvoering van het wijzigingsplan zal plaatsvinden;
- b. met betrekking tot (spoor)wegverkeersgeluid een aanvaardbaar woonklimaat wordt gerealiseerd;
- c. met betrekking tot de luchtkwaliteit een aanvaardbaar leefklimaat wordt gerealiseerd, dan wel dat geen onevenredige verslechtering plaatsvindt;
- d. met betrekking tot geurhinder een aanvaardbaar leefklimaat wordt gerealiseerd;
- e. beschermde planten- en diersoorten en biotopen niet onevenredig worden geschaad;
- f. het wijzigingsplan financieel uitvoerbaar is.
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 14 Overgangsrecht
14.1 Overgangsrecht bouwwerken
14.2 Overgangsrecht gebruik
- a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
- b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het sub a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
- c. Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
- d. Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Artikel 15 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als:
'Regels van het bestemmingsplan Bestemmingsplan Buitengebied Hof van Twente, herziening Wethouder Goselinkstraat 5 Hengevelde'.
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding
Voorliggend bestemmingsplan heeft betrekking op het perceel aan de Wethouder Goselinkstraat 5 te Hengevelde, in het buitengebied van de gemeente Hof van Twente (hierna: plangebied). Ter plaatse is een woonperceel aanwezig met een woning en bijgebouw en omliggende agrarische gronden. Het voornemen bestaat om naast deze woning een nieuwe woning met bijgebouw te bouwen middels de Rood voor rood-regeling zoals verwoord in de beleidsnota 'Grond voor gebruik' van de gemeente Hof van Twente.
Op basis van de Rood voor rood-regeling kan in ruil voor het slopen van minimaal 1.000 m2 aan landschapsontsierende bedrijfsbebouwing het recht op een compensatiewoning worden verkregen. In het kader van voorgenomen ontwikkeling wordt aan het minimale sloopoppervlak voldaan door 102 m2 aan de Wethouder Goselinkstraat 5 te slopen. Verder wordt 867 m2 van te slopen bebouwing aan de Gelselaarseweg 10 in Markelo ingezet. Het restant van 22 m2 wordt verkregen uit een sloopvoucher.
De slooplocatie aan de Gelselaarseweg 10 in Markelo wordt eveneens met dit bestemmingsplanherziening herbestemd (hierna: slooplocatie). Momenteel bevat deze locatie een agrarische bestemming met enkele (voormalige) agrarische schuren. Deze worden niet meer voor agrarische doeleinden gebruikt en zijn daarmee als landschapontsierend aan te merken. Het voornemen bestaat voor deze locatie uit het slopen van 867 m2 aan bebouwing. De locatie zal worden bestemd als regulier woonerf. De bestaande woningen en overige gebouwen blijven hierbij behouden en ook zal de aanwezige groenstructuur behouden blijven en worden versterkt.
De voorgenomen ontwikkelingen zijn niet in overeenstemming met de geldende bestemmingsplan. Op beide locaties dient de sloop te worden geborgd en de erven te worden voorzien van een passende woonbestemming. Daarnaast is in het plangebied maximaal één woning per bestemmingsvlak mogelijk is. Daarbij ligt de beoogde compensatiewoning (deels) buiten de ter plaatse geldende woonbestemming en binnen gronden die zijn bestemd als 'Agrarisch'.
Om voorliggend initiatief mogelijk te maken is een bestemmingsplanherziening vereist. Voorliggend bestemmingsplan voorziet in het gewenste juridisch-planologische kader en toont aan dat de in dit bestemmingsplan besloten ontwikkeling in overeenstemming is met een 'goede ruimtelijke ordening' en vanuit ruimtelijk en planologisch oogpunt verantwoord is.
1.2 Ligging Van Het Plangebied
Het plangebied en de slooplocatie liggen in het buitengebied van de gemeente Hof van Twente.
De indicatieve ligging van deze locaties is in onderstaande afbeelding 1.1 weergegeven, waarbij de slooplocatie met blauw en het plangebied met rood is aangeduid.
![]() | |
Afbeelding 1.1 Ligging van het plangebied en slooplocatie in de gemeente Hof van Twente (Bron: PDOK) |
Het plangebied ligt aan de Wethouder Goselinkstraat 5 te Hengevelde, ten noorden van de kern Hengevelde. De indicatieve ligging van het plangebied ten opzichte van de kern Hengevelde (rode ster) en de directe omgeving (rode omlijning) wordt weergegeven in afbeelding 1.2. Voor de exacte begrenzing wordt verwezen naar de verbeelding.
![]() |
Afbeelding 1.2 Ligging van het plangebied ten opzichte van Hengevelde en de directe omgeving (Bron: PDOK) |
De slooplocatie ligt aan de Gelselaarseweg 10 in Markelo ten zuidwesten van de Diepenheim. De indicatieve ligging van de slooplocatie opzichte van de kern Diepenheim (blauwe ster) en de directe omgeving (blauwe cirkel) wordt weergegeven in afbeelding 1.3. Voor de exacte begrenzing wordt verwezen naar de verbeelding.
![]() |
Afbeelding 1.3 Ligging van de slooplocatie ten opzichte van Diepenheim en de directe omgeving (Bron: PDOK) |
1.3 De Bij Het Plan Behorende Stukken
Het bestemmingsplan "Bestemmingsplan Buitengebied Hof van Twente, herziening Wethouder Goselinkstraat 5 Hengevelde" bestaat uit de volgende stukken:
- verbeelding (tek.nr. NL.IMRO.1735.BGxWthGoslnk5-VS10) en een renvooi;
- regels (met bijbehorende bijlagen);
- deze toelichting.
Op de verbeelding zijn de bestemmingen van de in het plan begrepen gronden weergegeven. In de regels zijn bepalingen opgenomen om de uitgangspunten van het plan zeker te stellen. Het plan gaat vergezeld van een toelichting. De toelichting geeft een duidelijk beeld van het bestemmingsplan en van de daaraan ten grondslag liggende gedachten maar maakt geen deel uit van het juridisch bindende deel.
1.4 Huidig Planologisch Regime
1.4.1 Algemeen
Het plangebied en slooplocatie liggen binnen de grenzen van het bestemmingsplan "Buitengebied Hof van Twente" dat is vastgesteld op 18 december 2012. Daarna is dit plan nog meerdere keren herzien en vastgesteld; het meest recent op 9 december 2015.
Ten aanzien van de planologische situatie zijn bij voorliggend initiatief de regels en de verbeelding van de meest recentste versie van het bestemmingsplan 'Buitengebied Hof van Twente' van belang. In afbeelding 1.4 is een uitsnede van de verbeelding van het bestemmingsplan opgenomen. Het plangebied is hierin aangegeven met de rode contour. In afbeelding 1.5 is ditzelfde voor de slooplocatie gedaan, maar dan met een blauwe contour.
![]() |
Afbeelding 1.4 Uitsnede bestemmingsplan "Buitengebied Hof van Twente" betreffende het plangebied (Bron: ruimtelijkeplannen.nl) |
![]() |
Afbeelding 1.5 Uitsnede bestemmingsplan "Buitengebied Hof van Twente" betreffende de slooplocatie (Bron: ruimtelijkeplannen.nl) |
1.4.2 Beschrijving bestemmingen
De gronden binnen het plangebied zijn op basis van het geldende bestemmingsplan bestemd met de enkelbestemmingen 'Wonen' en 'Agrarisch'. En deze gronden hebben een dubbelbestemming 'Waarde - Archeologische verwachting 1' en de gebiedsaanduidingen 'reconstructiewetzone - verwevingsgebied' en 'vrijwaringszone - radar'. De slooplocatie heeft een bestemming 'Agrarisch' met een bouwvlak. Tevens gelden er de dubbelbestemmingen ''Waarde - Archeologische verwachting 1' en voor het noordwestelijke deel 'Waarde - Archeologische verwachting 2'. Tot slot geldt op de slooplocatie de gebiedsaanduiding 'reconstructiewetzone - landbouwontwikkelingsgebied'
'Wonen'
Gronden met deze bestemming 'Wonen' zijn onder meer bestemd voor maximaal één woning per bestemmingsvlak, aan huis verbonden beroepen en ontsluitingsvoorzieningen met bijbehorende gebouwen, bouwwerken, geen gebouwen zijnde, groenvoorzieningen, voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding, tuinen en erven. De woningen mogen een maximale goothoogte hebben van 4 meter en een bouwhoogte van maximaal 10 meter.
'Agrarisch'
De voor 'Agrarisch' aangewezen gronden zijn onder meer bestemd voor de uitoefening van een grondgebonden agrarisch bedrijf, met dien verstande dat van de bedrijfsgebouwen uitsluitend één bouwlaag mag worden gebruikt voor het houden van dieren, het hobbymatig agrarisch gebruik buiten het bouwvlak mag plaatsvinden, water en voorzieningen voor de waterhuishouding, de bestaande nutsvoorzieningen met bijbehorende gebouwen, bouwwerken, geen gebouwen zijnde, parkeervoorzieningen, groenvoorzieningen, tuinen en erven. Bedrijfsgebouwen, teeltondersteunende voorzieningen en bedrijfswoningen worden gebouwd binnen het bouwvlak. Ter plaatse van het plangebied is geen bouwvlak opgenomen. De slooplocatie bevat wel een bouwvlak.
'Waarde - Archeologische verwachting 1' en 'Waarde - Archeologische verwachting 2'
De voor 'Waarde - Archeologische verwachting 1' en 'Waarde - Archeologische verwachting 2' aangewezen gronden zijn mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van archeologische waarden. Op of in deze gronden mogen zonder archeologisch onderzoek geen bouwwerken worden gebouwd, waarbij de bodem dieper dan 0,40 m vanaf maaiveld verstoord wordt of het nieuw te bebouwen oppervlak groter is dan 2.500 m2 respectievelijk 5.000 m2.
'Reconstructiewetzone - verwevingsgebied' en 'reconstructiewetzone - landbouwontwikkelingsgebied'
Voor de gronden ter plaatse van de aanduiding 'reconstructiewetzone - verwevingsgebied' en 'reconstructiewetzone - landbouwontwikkelingsgebied', gelden de regels zoals opgenomen in de bestemming 'Agrarisch' voor de afzonderlijke gebieden.
'Vrijwaringszone - radar'
De gronden ter plaatse van de aanduiding 'vrijwaringszone - radar' zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor een radarverstoringsgebied. In afwijking van het bepaalde bij de daar voorkomende bestemmingen mag niet hoger worden gebouwd dan 45 m.
1.4.3 Strijdigheid
Binnen het bestemmingsvlak 'Wonen' is slechts één woning toegestaan. Daarnaast zijn agrarische gronden bestemd voor agrarische doeleinden en niet voor wonen zonder agrarische link. Voorliggend plan voorziet in het bouwen van een woning naast de bestaande woning binnen het plangebied en het omzetten van het agrarische bouwvlak op de slooplocatie. Het is daarmee niet in overeenstemming met het geldende bestemmingsplan, aangezien binnen een woonbestemming slechts één woning is toegestaan en op de slooplocatie geen agrarische bedrijvigheid plaatsvindt. Verder dient de landschappelijke inpassing te worden geborgd. Derhalve is een bestemmingsplanherziening noodzakelijk om de gewenste ontwikkeling mogelijk te maken.
1.5 Leeswijzer
Na deze inleiding wordt in hoofdstuk 2 een beschrijving van de huidige situatie in het plangebied gegeven.
Hoofdstuk 3 bevat de planbeschrijving.
In hoofdstuk 4 wordt ingegaan op het beleidskader. Hierin wordt het beleid van het Rijk, provincie Overijssel en de gemeente Hof van Twente beschreven.
In hoofdstuk 5 passeren alle relevante milieuthema's de revue.
Hoofdstuk 6 gaat in op de wateraspecten.
In de hoofdstukken 7 en 8 wordt respectievelijk ingegaan op de juridische aspecten/planverantwoording en de economische uitvoerbaarheid van het project.
Hoofdstuk 9 gaat in op de inspraak en vooroverleg.
Hoofdstuk 2 Huidige Situatie
2.1 Plangebied
Het plangebied ligt aan de Wethouder Goselinkstraat 5 in het buitengebied van de gemeente Hof van Twente, op circa 250 meter ten noorden van de kern Hengevelde. Hierna wordt kort ingegaan op de ruimtelijke structuur van het plangebied en de directe omgeving.
De omgeving van het plangebied bestaat voornamelijk uit agrarische gronden, met verspreid liggende woonpercelen en agrarische bedrijfspercelen. De omgeving wordt getypeerd als 'kampen en essen". In de kampen en essen zijn de verspreid liggende of in buurtschappen georganiseerde boerenerven los van opzet. Groepjes eiken vervlechten de erven met hun omgeving. Ingezet wordt op landbouw in combinatie met behoud van de onregelmatige verkaveling, de houtwallen en de boomgroepen. Ook de open essen dienen gespaard te blijven. Op steeds meer plaatsen worden de oude boerderijen door burgers bewoond. Ook komt het voor dat op de plaats van de boerderij een nieuw woonhuis wordt gezet.
Het plangebied zelf bestaat uit een woning met bijgebouw en omliggende tuin en erf en een voormalig bijgebouw dat reeds gesloopt is. Daarnaast bestaat het plangebied uit agrarische gronden en enkele bomen.
In afbeelding 2.1 is middels een luchtfoto de huidige situatie van het plangebied weergegeven. Het plangebied is hierin indicatief weergegeven met rode contour.
![]() |
Afbeelding 2.1 Luchtfoto huidige situatie plangebied (Bron: PDOK, bewerkt) |
2.2 Slooplocatie
De slooplocatie ligt aan Gelselaarseweg 10 te Markelo in het buitengebied van de gemeente Hof van Twente, op circa 3,7 kilometer ten zuidwesten van de kern Diepenheim en circa 5,2 kilometer ten zuiden van de kern Markelo.
De omgeving van de slooplocatie bestaat voornamelijk uit agrarische gronden, met verspreid liggende woonpercelen en agrarische bedrijfspercelen.
De slooplocatie zelf bestaat uit een (voormalig) agrarisch erf, met twee (bedrijfs)woningen (huisnummer 10 en 12), waarbij bij een van de woningen (huisnummer 12, oostelijke woning) sprake is van een inwoonsituatie. Daarnaast hebben de woningen meerdere bijgebouwen, waarbij de woning met huisnummer 10 meerdere landschapontsierende bebouwing heeft die wordt gesloopt. Beide woningen hebben een omliggende tuin en erf. Daarnaast bestaat de slooplocatie uit agrarische gronden en bebossing.
In afbeelding 2.2 is middels een luchtfoto de huidige situatie van de slooplocatie weergegeven. De slooplocatie is hierin indicatief weergegeven met blauwe contour.
![]() |
Afbeelding 2.2 Luchtfoto huidige situatie slooplocatie (Bron: PDOK, bewerkt) |
Hoofdstuk 3 Planbeschrijving
3.1 Gewenste Situatie
De laatste jaren beëindigen steeds meer agrariërs hun bedrijfsactiviteiten. Hierdoor komt de voormalige bedrijfsbebouwing leeg te staan. Er wordt enerzijds gezocht naar mogelijkheden tot hergebruik van de bebouwing en anderzijds naar maatregelen om de sloop te bevorderen. Om dit laatste te bewerkstelligen heeft de gemeente Hof van Twente de beleidsregel Rood voor Rood opgesteld. Het doel dat de gemeente voor ogen heeft is de verbetering van de ruimtelijke kwaliteit van landelijk gebied. Dit doel is onder andere te bewerkstelligen door de sloop van landschapsontsierende bedrijfsgebouwen. De regeling gaat uit van de sloop van een minimum oppervlakte van 1.000 m2, waarvoor ter compensatie een nieuwe woning kan worden gerealiseerd.
3.1.1 Plangebied
Binnen de begrenzing van het plangebied bevindt zich een woning met bijgebouw en een landschapontsierend bijgebouw. Middels toepassing van de Rood voor rood-regeling voorziet voorliggende ontwikkeling in de sloop van 1.000 m2 landschapontsierende bebouwing in de gemeente Hof van Twente: 102 m2 van het plangebied, 876 m2 van de Gelselaarseweg 10 te Markelo en 22 m2 middels een sloopvoucher. Binnen het plangebied is de schuur (102 m2) reeds gesloopt (E in onderstaande afbeelding). Voor deze sloopmeters zal een (compensatie)woning met bijgebouw worden gebouwd aan de Wethouder Goselinkstraat 5.
Het eindbeeld binnen het plangebied is een woonperceel met twee woningen. Het geheel wordt landschappelijk ingepast middels een erfinrichtingsplan. In afbeelding 3.1 is een uitsnede van het erfinrichtingsplan opgenomen.
![]() |
Afbeelding 3.1 Erfinrichtingsplan Wethouder Goselinkstraat 5 (Bron: De Eeckhof) |
Het plangebied bestaat uit twee separate woonerven waar op beide een woning (A en C) met bijgebouw (B en D) gesitueerd zijn. Rondom de woningen komt een gazon (10) en verschillende bomen (4, 5, 8, 9). Beide erven worden ontsloten middels een oprit (1) en hebben een haag ter afscheiding van het perceel (2 en 3). Daarnaast komt er een singel (7) ter afscheiding van de rest van het perceel (11).
3.1.2 Slooplocatie
Binnen de begrenzing van de slooplocatie bevinden zich twee woningen met bijgebouwen en landschapontsierend (voormalige) agrarische gebouwen. Deze te slopen agrarische gebouwen hebben gezamenlijk een oppervlakte van 876 m2. In onderstaande afbeelding zijn deze te slopen gebouwen aangeduid met blauw.
![]() |
Afbeelding 3.2 Te slopen bebouwing Gelselaarseweg 10 (Bron: De Eeckhof) |
Het eindbeeld binnen de slooplocatie is een woonperceel met de bestaande aantal woningen. Met de gronden en bebouwing rondom de woning Gelselaarseweg 12 wordt niets gedaan. Dit blijft zoals het momenteel is. De gronden en bebouwing rondom de Gelselaarseweg 10 wordt na de sloop van de bebouwing landschappelijk ingepast middels een erfinrichtingsplan. In afbeelding 3.3 is een uitsnede van het erfinrichtingsplan opgenomen.
![]() |
Afbeelding 3.3 Erfinrichtingsplan Gelselaarseweg 10 (Bron: De Eeckhof) |
De slooplocatie bestaat voor de Gelselaarseweg 10 uit de woning met bijgebouwen die blijven bestaan (3). Ook de omliggende houtsingel blijft bestaan en zal verder geoptimaliseerd worden (2). Ter plaatse van de gesloopte bebouwing zal een gazon gerealiseerd worden (4). De solitaire bomen (5) en omliggende weiland (1) blijven eveneens behouden.
3.2 Verkeer En Parkeren
3.2.1 Algemeen
Bij het opstellen van bestemmingsplannen moet rekening worden gehouden met de parkeerbehoefte en verkeersgeneratie die ontstaat door een nieuwe ontwikkeling. De gemeente Hof van Twente heeft eigen parkeernormen vastgesteld. Voor het berekening van de verkeersgeneratie worden berekeningen uitgevoerd op basis van de publicatie 'Toekomstbestendig parkeren', publicatie 381 (december 2018)' van het CROW. Het CROW ontwikkelt en publiceert kennis onder andere op het gebied van verkeer. Deze kencijfers zijn gebaseerd op literatuuronderzoek en praktijkervaringen van gemeenten. De kencijfers zijn landelijk (en juridisch) geaccepteerd en worden gezien als de meest betrouwbare gegevens met betrekking tot het bepalen van de verkeergeneratie. Overigens wordt opgemerkt dat bij iedere functie, in de CROW-publicatie, een maximum en minimum wordt genoemd. Dit is de bandbreedte. Veelal wordt bij nieuwe ontwikkelingen het gemiddelde gehanteerd.
Bij het gebruik van kencijfers moet rekening worden gehouden met onder meer de bereikbaarheidskenmerken van de locatie.
3.2.2 Uitgangspunten
Qua verstedelijkingsgraad en stedelijke zone worden de volgende uitgangspunten gehanteerd:
- verstedelijkingsgraad: weinig stedelijk (gemeente Hof van Twente);
- stedelijke zone: buitengebied;
- functies: bestaand: 'woning koop vrijstaand'; compensatiewoning: 'woning koop vrijstaand';
- parkeernorm: 2,4 parkeerplaatsen per woning;
- verkeersgeneratie: gemiddeld 8,2 verkeersbewegingen per woning per weekdagetmaal.
3.2.3 Parkeren plangebied
Op basis van bovenstaande gegevens is er sprake van een parkeerbehoefte van (2 x 2,4 = 4,4) afgerond 5 parkeerplaatsen binnen het plangebied. Parkeren ten behoeve van de nieuwe en bestaande woonfunctie vindt plaats op eigen terrein. Gezien de ruime omvang van het perceel en gezien de nieuwe inrichting zoals weergegeven in afbeelding 3.1, wordt gesteld dat hieraan kan worden voldaan.
3.2.4 Verkeersgeneratie plangebied
Op basis van bovenstaande gegevens is er sprake van een verkeersgeneratie van circa (2 x 8,2 = 16,4) afgerond 17 verkeersbewegingen per weekdagetmaal voor de twee woningen binnen het plangebied. Omdat er sprake is van een toevoeging van één woning, zal de verkeersgeneratie met afgerond 9 verkeersbewegingen per weekdag etmaal toenemen.
Voor de bestaande woning wordt gebruik gemaakt van de bestaande in- en uitrit aan de Wethouder Goselinkstraat 5. De nieuw toe te voegen woning wordt via een in- en uitrit ontsloten op de Keupersveenweg, die uitkomt op de Wethouder Goselinkstraat. Zowel de bestaande als de nieuwe in- en uitrit zullen op een veilige en overzichtelijke wijze worden ontsloten. De zeer beperkte verkeersgeneratie die de extra woning op zal leveren kan eenvoudig worden opgevangen door het bestaande wegennet.
3.2.5 Slooplocatie
Voor de slooplocatie geldt dat er met het voornemen een agrarisch bedrijf buiten werking wordt gesteld. Hierdoor zal er ter plaatse van de slooplocatie sprake zijn van een afname aan verkeersbewegingen door het planologisch vervallen van de agrarisch gerelateerde verkeersbewegingen.
Wat betreft de bestaande woningen behoeft er geen nadere toetsing worden uitgevoerd wat betreft de aspecten 'verkeer en parkeren', omdat deze woningen reeds planologisch mogelijk zijn (en aanwezig zijn) binnen het vigerende bestemmingsplan. De erven zijn van voldoende grootte om in de benodigde parkeerplaatsen te voorzien.
3.2.6 Conclusie
De aspecten parkeren en verkeersgeneratie vormen geen belemmering voor het bestemmingsplan.
Hoofdstuk 4 Beleidskader
Dit hoofdstuk beschrijft, voor zover van belang, het rijks-, provinciaal- en gemeentelijk beleid. Naast de belangrijkste algemene uitgangspunten worden de specifieke voor dit plangebied geldende uitgangspunten weergegeven. Het beleid is in dit bestemmingsplan afgewogen en doorvertaald op de verbeelding en in de regels.
4.1 Rijksbeleid
4.1.1 Nationale Omgevingsvisie (NOVI)
4.1.2 Toetsing van het initiatief aan de NOVI en Ladder voor duurzame verstedelijking
Voorliggende ontwikkeling voorziet in het toevoegen van een woning binnen het plangebied middels de Rood voor rood-regeling van de gemeente Hof van Twente. Voor de slooplocatie geldt dat een woonbestemming een logische vervolgfunctie is. Bij het uitwerken van het plan zijn de kenmerken en identiteit van het gebied centraal gesteld. De NOVI laat zich niet specifiek uit over dergelijke lokale ontwikkelingen. De voorgenomen ontwikkeling raakt geen rijksbelangen als opgenomen in de NOVI.
Wat de 'Ladder voor duurzame verstedelijking' betreft wordt opgemerkt dat deze van toepassing is bij een nieuwe stedelijke ontwikkeling (artikel 3.1.6. Bro). Er zijn inmiddels meerdere gerechtelijke uitspraken geweest over deze begripsdefinitie. Wat betreft het realiseren van woningen is de uitspraak ABRvS 16 september 2015, ECLI:NL:RVS:2015:2921 van toepassing. Uit deze uitspraak blijkt dat het realiseren van 11 woningen niet wordt gezien als stedelijke ontwikkeling als bedoeld in artikel 1.1.1, eerste lid, aanhef en onder i Bro. Voor de voorliggende ontwikkeling wordt dan ook geconcludeerd dat de 'Ladder voor duurzame verstedelijking' niet van toepassing is, aangezien er sprake is van de toevoeging van slechts één nieuwe woning en het omzetten van twee bestaande (voormalige) bedrijfswoningen naar reguliere burgerwoningen.
Geconcludeerd wordt dat het rijksbeleid de uitvoerbaarheid van de gewenste ontwikkeling niet in de weg staat.
4.2 Provinciaal Beleid
In deze paragraaf wordt het voor deze ontwikkeling relevante provinciale beleid behandeld. Op 12 april 2017 hebben Provinciale Staten van Overijssel de nieuwe Omgevingsvisie Overijssel 2017 'Beken Kleur' en bijbehorende Omgevingsverordening Overijssel 2017 vastgesteld. Op 1 mei 2017 zijn de nieuwe Omgevingsvisie en Omgevingsverordening in werking getreden. In 2018 zijn de visie en verordening partieel herzien.
4.2.1 Omgevingsvisie Overijssel
De omgevingsvisie is het centrale provinciale beleidsplan voor het fysieke leefmilieu in Overijssel. De opgaven en kansen waar de provincie Overijssel voor staat, zijn vertaald in centrale beleidsambities voor negen beleidsthema's. De hoofdambitie van de Omgevingsvisie is een toekomstvaste groei van welvaart en welzijn met een verantwoord beslag op de beschikbare natuurlijke hulpbronnen en voorraden. Enkele centrale ambities van de provincie:
- goed en plezierig wonen, nu en in de toekomst door een passend en flexibel aanbod van woonmilieus (typen woningen en woonomgeving) die voorzien in de vraag (kwantitatief en kwalitatief);
- versterken complementariteit van bruisende steden en vitaal platteland als ruimtelijke, cultureel, sociaal en economisch samenhangend geheel. Dit door behoud en versterking van leefbaarheid en diversiteit van het landelijk gebied, stedelijke netwerken versterken, behoud en versterken van cultureel erfgoed als drager van identiteit;
- veilig, gezond en schoon kunnen wonen, werken, recreëren en reizen door te zorgen voor waterveiligheid, externe veiligheid en verkeersveiligheid;
- investeren in een hoofdinfrastructuur voor wegverkeer, trein, fiets en waarbij veiligheid en doorstroming centraal staan.
4.2.2 Omgevingsverordening Overijssel
De provincie beschikt over een palet aan instrumenten waarmee zij haar ambities realiseert. Het gaat er daarbij om steeds de meest optimale mix van instrumenten toe te passen, zodat effectief en efficiënt resultaat wordt geboekt voor alle ambities en doelstellingen van de Omgevingsvisie. Eén van de instrumenten om het beleid uit de Omgevingsvisie te laten doorwerken is de Omgevingsverordening Overijssel. De Omgevingsverordening is het provinciaal juridisch instrument dat wordt ingezet voor die onderwerpen waarvoor de provincie eraan hecht dat de doorwerking van het beleid van de Omgevingsvisie juridisch geborgd is. Er wordt nadrukkelijk gestuurd op ruimtelijke kwaliteit en duurzaamheid. Uitgangspunt is dat verstedelijking en economische activiteiten gebundeld worden ten behoeve van een optimale benutting van bestaand bebouwd gebied.
4.2.3 Uitvoeringsmodel Omgevingsvisie Overijssel
Om te bepalen of een initiatief bijdraagt aan de provinciale ambities wordt gebruik gemaakt van het 'Uitvoeringsmodel Omgevingsvisie Overijssel'. In dit uitvoeringsmodel staan de stappen of, waar en hoe centraal. Aan de hand van deze drie stappen kan bepaald worden of een initiatief binnen de geschetste visie voor Overijssel mogelijk is, waar het past en hoe het uitgevoerd kan worden.
De eerste stap, het bepalen van de of-vraag, lijkt in strijd met de wens zoveel mogelijk ruimte te willen geven aan nieuwe initiatieven. Met het faciliteren van initiatieven moet echter wel gekeken worden naar de (wettelijke) verantwoordelijkheden zoals veiligheid of gezondheid. Het uitvoeringsmodel maakt helder wat kan en wat niet kan.
Om een goed evenwicht te vinden tussen het bieden van ruimte aan initiatieven en het waarborgen van publieke belangen, varieert de provinciale sturing: soms normstellend, maar meestal richtinggevend of inspirerend. In afbeelding 4.1 is het Uitvoeringsmodel weergegeven.
![]() |
Afbeelding 4.1: Uitvoeringsmodel Omgevingsvisie Overijssel (Bron: Provincie Overijssel) |
Hieronder worden de generieke beleidskeuzes, ontwikkelingsperspectieven en gebiedskenmerken nader toegelicht.
4.2.4 Toetsing van het initiatief aan het Uitvoeringsmodel Omgevingsvisie Overijssel
Indien het concrete initiatief wordt getoetst aan de Omgevingsvisie Overijssel ontstaat globaal het volgende beeld.
4.2.5 Conclusie toetsing aan het provinciaal beleid
Geconcludeerd wordt dat de in dit voorliggende bestemmingsplan besloten ruimtelijke ontwikkeling in overeenstemming is met het in de Omgevingsvisie Overijssel verwoorde en in de Omgevingsverordening verankerde provinciaal ruimtelijk beleid.
4.3 Gemeentelijk Beleid
Het gemeentelijk beleid is verwoord in tal van plannen. De belangrijkste beleidsdocumenten die van toepassing zijn op de voorliggende ontwikkeling worden in dit hoofdstuk behandeld.
4.3.1 Hof van Twente, zicht op 2030
4.3.2 Structuurvisie Landelijk Gebied
4.3.3 Beleidsnota Grond voor gebruik
4.3.4 Conclusie toetsing aan het gemeentelijk beleid
Geconcludeerd wordt dat de in dit bestemmingsplan besloten ontwikkeling in overeenstemming is met het relevante gemeentelijke beleid.
Hoofdstuk 5 Milieu- En Omgevingsaspecten
Op grond van artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) moet in de toelichting van het bestemmingsplan een beschrijving worden opgenomen van de wijze waarop de milieukwaliteitseisen bij het plan zijn betrokken. Daarbij moet rekening gehouden worden met de geldende wet- en regelgeving en met de vastgestelde (boven)gemeentelijke beleidskaders. Bovendien is een bestemmingsplan vaak een belangrijk middel voor afstemming tussen de milieuaspecten en ruimtelijke ordening. Artikel 3.1.6. Bro is ook van toepassing op een bestemmingsplan.
In dit hoofdstuk worden de resultaten van het onderzoek naar de milieukundige uitvoerbaarheid beschreven. Het betreft de thema's geluid, bodem, luchtkwaliteit, externe veiligheid, milieuzonering, geur, ecologie, archeologie & cultuurhistorie en Besluit m.e.r..
5.1 Geluid
5.1.1 Wettelijk kader
De Wet geluidhinder (Wgh) bevat geluidnormen en richtlijnen over de toelaatbaarheid van geluidniveaus als gevolg van rail- en wegverkeerslawaai en industrielawaai. De Wgh geeft aan dat een akoestisch onderzoek moet worden uitgevoerd bij het voorbereiden van de vaststelling van een bestemmingsplan of het nemen van een omgevingsvergunning indien het plan een geluidgevoelig object mogelijk maakt binnen een geluidszone van een bestaande geluidsbron of indien het plan een nieuwe geluidsbron mogelijk maakt. Het akoestisch onderzoek moet uitwijzen of de wettelijke voorkeurswaarde bij geluidgevoelige objecten wordt overschreden en zo ja, welke maatregelen nodig zijn om aan de voorkeurswaarde te voldoen.
5.1.2 Situatie plangebied en slooplocatie
Binnen de voorliggende ontwikkeling wordt door de toevoeging van de woning een geluidsgevoelig object toegevoegd. De bestaande woningen hoeven in dit geval niet te worden meegenomen. Artikel 76 van de Wgh bepaalt dat de geluidsbelasting van een aanwezige weg op bestaande woningen niet hoeft te worden getoetst aan de grenswaarden. Dit geldt ook voor bedrijfswoningen en dus ook voor de slooplocatie. In deze paragraaf wordt ingegaan op de aspecten wegverkeers-, railverkeers- en industrielawaai.
5.1.3 Conclusie
De Wet geluidhinder vormt geen belemmering voor het plan.
5.2 Bodemkwaliteit
5.2.1 Algemeen
Bij de vaststelling van een bestemmingsplan dient te worden bepaald of de aanwezige bodemkwaliteit past bij het toekomstige gebruik van die bodem en of deze aspecten optimaal op elkaar kunnen worden afgestemd. Om hierin inzicht te krijgen, dient doorgaans een bodemonderzoek te worden verricht conform de richtlijnen NEN 5740. In dit geval is voor het plangebied door Dumea Milieu een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd. Hierna wordt ingegaan op de belangrijkste resultaten. De volledige rapportage is opgenomen in Bijlage 4 bij deze toelichting.
5.2.2 Situatie plangebied
Verkennend bodemonderzoek NEN5740
Ter plaatse van de onderzoekslocatie zijn boringen en inspectiegaten uitgevoerd ten behoeve van een bodemonderzoek conform de NEN5740 en NEN5707.
In de bovengrondmengmonsters BM1 en BM3 zijn geen verhogingen aangetroffen. In het bovengrondmengmonster BM2 is een lichte verhoging drins aangetroffen. In het ondergrondmengmonster OM1 zijn eveneens geen verhogingen aangetroffen.
In het grondwatermonster Pb1wm1 zijn lichte verhogingen zink en barium aangetroffen. Tevens zijn in het grondwatermonster de concentraties kobalt en nikkel verhoogd aangetroffen ten opzichte van de tussenwaarde en interventiewaarde. Naar aanleiding van deze verhogingen is de bestaande peilbuis opnieuw bemonsterd. Uit het analysecertificaat van het her-monster (Pb1wm2) blijkt dat er wederom een matige verhoging kobalt en een sterke verhoging nikkel is aangetroffen in het grondwater. De verhogingen kobalt en nikkel in beide grondwatermonsters (Pb1wm1 en Pb1wm2) geven formeel aanleiding voor het laten uitvoeren van een nader onderzoek. Echter zijn er naar mening van het onderzoeksbureau een aantal redenen om af te zien van een nader onderzoek:
- Er is geen eenduidige bron voor de verhogingen aan te wijzen;
- Zware metalen worden vaker verhoogd aangetroffen in het grondwater en kunnen van nature verhoogd voorkomen;
- Gezien de aangetroffen verhogingen in het ondiepe grondwater wordt geadviseerd geen freatisch grondwater op te pompen ten behoeve van consumptieve doeleinden.
Verkennend bodemonderzoek NEN5707 "asbest in bodem"
Tijdens de maaiveld- inspectie zijn ter plaatse van de onderzoekslocatie geen asbestverdachte materialen op het maaiveld aangetroffen.
Ter plaatse van de onderzoekslocatie zijn meerdere inspectiegaten gegraven, bemonsterd en geanalyseerd op de aanwezigheid van asbest. In de mengmonster MM1 en MM3 is analytisch geen asbest aangetoond. Het mengmonster van MM2 is licht asbesthoudend; het gewogen asbestgehalte is ruim lager dan de toetsingswaarde voor nader asbestonderzoek.
Op basis van onderhavig onderzoek wordt een nader bodemonderzoek niet noodzakelijk geacht. Het plangebied wordt vanuit milieuhygiënisch oogpunt geschikt geacht voor het beoogde gebruik.
5.2.3 Situatie slooplocatie
Veel gemeenten beschikken over bodeminformatie die een uitspraak doet over de bodemkwaliteit op regionale en lokale schaal. Eerder uitgevoerde vooronderzoeken en inventarisaties (bodemloket, de gemeentelijke databestanden en (regionale) bodemkwaliteitskaarten) wezen uit dat er op de slooplocatie Gelselaarseweg 10 geen sprake is van lokale bodemverontreiniging of een verdachte bodembedreigende locatie. Daarmee wordt de slooplocatie geschikt geacht voor het beoogde gebruik.
5.2.4 Conclusie
De bodemkwaliteit vormt geen belemmering voor de beoogde ontwikkeling.
5.3 Luchtkwaliteit
5.3.1 Algemeen
Om een goede luchtkwaliteit in Europa te garanderen heeft de Europese Unie kaderrichtlijnen opgesteld. De hiervan afgeleide Nederlandse wetgeving is vastgelegd in hoofdstuk 5, titel 2 van de Wet milieubeheer. Deze wetgeving staat ook bekend als de Wet luchtkwaliteit.
In de Wet luchtkwaliteit staan onder meer de grenswaarden voor de verschillende luchtverontreinigende stoffen. Onderdeel van de Wet luchtkwaliteit zijn de volgende Besluiten en Regelingen:
- Besluit en de Regeling niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen);
- Besluit gevoelige bestemmingen (luchtkwaliteitseisen);
5.3.2 Situatie plangebied en slooplocatie
Gelet op de aard en omvang van dit project (toevoeging van één woning in het plangebied en het omzetten van bedrijfswoningen naar burgerwoningen) in vergelijking met de voorgenoemde voorbeelden van categorieën, kan worden aangenomen dat het project 'niet in betekenende mate bijdraagt' aan de luchtverontreiniging.
Tevens wordt opgemerkt dat deze ontwikkeling niet wordt aangemerkt als een gevoelige bestemming in het kader van het Besluit gevoelige bestemmingen.
5.3.3 Conclusie
Het aspect luchtkwaliteit vormt geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van dit plan.
5.4 Externe Veiligheid
5.4.1 Algemeen
Externe veiligheid is een beleidsveld dat is gericht op het beheersen van risico's die ontstaan voor de omgeving bij de productie, de opslag, de verlading, het gebruik en het transport van gevaarlijke stoffen. Bij nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen moeten worden getoetst aan wet- en regelgeving op het gebied van externe veiligheid. Concreet gaat het om risicovolle bedrijven, vervoer gevaarlijke stoffen per weg, spoor en water en transport gevaarlijke stoffen via buisleidingen. Op de diverse aspecten van externe veiligheid is afzonderlijke wetgeving van toepassing. Voor risicovolle bedrijven gelden onder meer:
- het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi);
- de Regeling externe veiligheid inrichtingen (Revi);
- het Registratiebesluit externe veiligheid;
- het Besluit risico's Zware Ongevallen (Brzo);
- het Vuurwerkbesluit.
Voor vervoer van gevaarlijke stoffen geldt de 'Wet Basisnet vervoer gevaarlijke stoffen' (Wet Basisnet). Dat vervoer gaat over water, spoor, wegen, per buisleiding of door de lucht. De regels van het Basisnet voor ruimtelijke ordening zijn vastgelegd in:
- het Besluit externe veiligheid transportroutes (Bevt);
- de Regeling basisnet;
- de (aanpassing) Regeling Bouwbesluit (veiligheidszone en plasbrandaandachtsgebied).
Het vervoer van gevaarlijke stoffen per buisleiding is geregeld in het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb).
Het doel van wetgeving op het gebied van externe veiligheid is risico's waaraan burgers in hun leefomgeving worden blootgesteld vanwege risicovolle inrichtingen en activiteiten tot een aanvaardbaar minimum te beperken. Het is noodzakelijk inzicht te hebben in de kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten en het plaatsgebonden en het groepsrisico. De gemeente Hof van Twente heeft haar beleid ten aanzien van externe veiligheid vastgelegd in de nota “Bewuste veiligheid op maat”.
5.4.2 Situatie plangebied
Aan hand van de Risicokaart is een inventarisatie verricht van risicobronnen in en rond het plangebied. Op de Risicokaart staan meerdere soorten risico's, zoals ongevallen met brandbare, explosieve en giftige stoffen, grote branden of verstoring van de openbare orde. In totaal worden op de Risicokaart dertien soorten rampen weergegeven. In afbeelding 5.1 is een uitsnede van de Risicokaart met betrekking tot het plangebied en omgeving weergegeven. Het plangebied is hierin met de rode cirkel aangegeven.
![]() |
Afbeelding 5.1: Uitsnede risicokaart plangebied (Bron: Atlas leefomgeving) |
Ten oosten van het plangebied is een bovengronds hoogspanningslijnen met indicatieve magneetveldzone aanwezig (FE144 Goor-Haaksbergen). Deze lijn hebben een spanning van 110 kV. De indicatieve magneetzone is 2 x 50 meter. Het plangebied ligt op circa 730 meter afstand van deze hoogspanningslijn waarmee het buiten de indicatieve magneetzone ligt.
Een nadere verantwoording van het groepsrisico voor de hoogspanningslijn is daarom niet noodzakelijk.
Resumerend blijkt dat het plangebied:
- zich niet bevindt binnen de risicocontour van Bevi- en Brzo-inrichtingen danwel inrichtingen die vallen onder het Vuurwerkbesluit (plaatsgebonden risico);
- zich niet bevindt binnen een gebied waarbinnen een verantwoording van het groepsrisico nodig is;
- niet is gelegen binnen de veiligheidsafstanden van het vervoer gevaarlijke stoffen;
- niet is gelegen binnen de veiligheidsafstanden van buisleidingen voor het vervoer van gevaarlijke stoffen.
5.4.3 Situatie slooplocatie
Ook voor de slooplocatie is een uitsnede van de Risicokaart met betrekking tot de slooplocatie en omgeving weergegeven (zie onderstaande afbeelding). De slooplocatie is hierin met de blauwe cirkel aangegeven.
![]() |
Afbeelding 5.2: Uitsnede risicokaart risicokaart (Bron: Atlas leefomgeving) |
Ten westen van de slooplocatie is een pijpleiding van Defensie aanwezig. In het geldende bestemmingsplan is de brandstofleiding opgenomen met een aanduiding 'hartlijn leiding - brandstof 2' in een strook van circa 24 meter 'Leiding - Brandstof'. Deze buisleiding heeft een risicocontour en afstand van PR 10-6 0 meter. De hartlijn leiding ligt op circa 38 meter van de slooplocatie (rand nieuwe woonbestemming).
Een nadere verantwoording van het groepsrisico voor de hoogspanningslijn is daarom niet noodzakelijk.
Resumerend blijkt dat de slooplocatie:
- zich niet bevindt binnen de risicocontour van Bevi- en Brzo-inrichtingen danwel inrichtingen die vallen onder het Vuurwerkbesluit (plaatsgebonden risico);
- zich niet bevindt binnen een gebied waarbinnen een verantwoording van het groepsrisico nodig is;
- niet is gelegen binnen de veiligheidsafstanden van het vervoer gevaarlijke stoffen;
- niet is gelegen binnen de veiligheidsafstanden van buisleidingen voor het vervoer van gevaarlijke stoffen.
5.4.4 Conclusie
Een en ander brengt met zich mee dat het project in overeenstemming is met wet- en regelgeving ter zake van externe veiligheid.
5.5 Milieuzonering
5.5.1 Algemeen
Zowel de ruimtelijke ordening als het milieubeleid stellen zich ten doel een goede kwaliteit van het leefmilieu te handhaven en te bevorderen. Dit gebeurt onder andere door milieuzonering. Onder milieuzonering verstaan we het aanbrengen van een voldoende ruimtelijke scheiding tussen milieubelastende bedrijven of inrichtingen enerzijds en milieugevoelige functies als wonen en recreëren anderzijds. De ruimtelijke scheiding bestaat doorgaans uit het aanhouden van een bepaalde afstand tussen milieubelastende en milieugevoelige functies. Die onderlinge afstand moet groter zijn naarmate de milieubelastende functie het milieu sterker belast. Milieuzonering heeft twee doelen:
- het voorkomen of zoveel mogelijk beperken van hinder en gevaar bij woningen en andere gevoelige functies;
- het bieden van voldoende zekerheid aan bedrijven dat zij hun activiteiten duurzaam onder aanvaardbare voorwaarden kunnen uitoefenen.
Voor het bepalen van de aan te houden afstanden wordt de VNG-uitgave “Bedrijven en Milieuzonering” uit 2009 gehanteerd. Deze uitgave bevat een lijst, waarin voor een hele reeks van milieubelastende activiteiten (naar SBI-code gerangschikt) richtafstanden zijn gegeven ten opzichte van milieugevoelige functies. De lijst geeft richtafstanden voor de ruimtelijk relevante milieuaspecten geur, stof, geluid en gevaar. De grootste van de vier richtafstanden is bepalend voor de indeling van een milieubelastende activiteit in een milieucategorie en daarmee ook voor de uiteindelijke richtafstand. De richtafstandenlijst gaat uit van gemiddeld moderne bedrijven. Indien bekend is welke activiteiten concreet zullen worden uitgeoefend, kan gemotiveerd worden uitgegaan van de daadwerkelijk te verwachten milieubelasting, in plaats van de richtafstanden. De afstanden worden gemeten tussen enerzijds de grens van de bestemming die de milieubelastende functie(s) toelaat en anderzijds de uiterste situering van de gevel van een milieugevoelige functie die op grond van het bestemmingsplan mogelijk is. Hoewel deze richtafstanden indicatief zijn, volgt uit jurisprudentie dat deze afstanden als harde eis gezien worden door de Raad van State bij de beoordeling of woningen op een passende afstand van bedrijven worden gesitueerd.
5.5.2 Gebiedstypen
Volgens de VNG-uitgave “Bedrijven en Milieuzonering” dient eerst te worden beoordeeld of in de omgeving sprake is van een ‘rustige woonwijk’ of een ‘gemengd gebied’.
Een rustige woonwijk is een woonwijk die is ingericht volgens het principe van functiescheiding. Overige functies komen vrijwel niet voor. Langs de randen is weinig verstoring van verkeer. In de VNG-uitgave wordt het buitengebied veelal gerekend tot het omgevingstype ‘rustige woonwijk’.
Een ‘gemengd gebied’ is een gebied met een matige tot sterke functiemenging. Direct naast woningen komen andere functies voor zoals winkels, horeca en kleine bedrijven. Ook lintbebouwing in het buitengebied met overwegend agrarische en andere bedrijvigheid kan als gemengd gebied worden beschouwd. Gebieden die direct langs de hoofdinfrastructuur liggen, behoren eveneens tot het omgevingstype gemengd gebied. Hier kan de verhoogde milieubelasting voor geluid de toepassing van kleinere richtafstanden rechtvaardigen. Geluid is voor de te hanteren afstand van milieubelastende activiteiten veelal bepalend.
Het plangebied en de slooplocatie liggen in het buitengebied van de gemeente Hof van Twente en zijn daarmee aan te merken als een rustig gebiedstype (rustige woonwijk). Onderstaande tabel geeft de richtafstanden weer voor de verschillende omgevingstypes.
Milieucategorie | Richtafstanden tot omgevingstype rustige woonwijk | Richtafstanden tot omgevingstype gemengd gebied |
1 | 10 m | 0 m |
2 | 30 m | 10 m |
3.1 | 50 m | 30 m |
3.2 | 100 m | 50 m |
4.1 | 200 m | 100 m |
4.2 | 300 m | 200 m |
5.1 | 500 m | 300 m |
5.2 | 700 m | 500 m |
5.3 | 1.000 m | 700 m |
6 | 1.500 m | 1.000 m |
5.5.3 Situatie plangebied en slooplocatie
5.5.4 Conclusie
Vanuit het oogpunt van milieuzonering zijn er geen belemmeringen voor de voorgenomen ruimtelijke ontwikkeling.
5.6 Geur
5.6.1 Algemeen
5.6.2 Situatie plangebied en slooplocatie
Zoals is aangegeven in voorgaand paragraaf (5.5.3.3) bevinden zich in de omgeving van het plangebied en slooplocatie diverse agrarische bedrijven.
Voor het plangebied bevinden zich de dichtstbijzijnde en maatgevende agrarische bouwvlakken op circa 125 meter afstand van de woonbestemming van de geplande woning. Ter plaatse is op basis van bestemmingsplan intensieve veehouderij mogelijk. Op circa 150 meter en 250 meter van de geplande woning bevinden zich de overige dichtstbijzijnde intensieve veehouderijen. In voorliggende geval ligt het plangebied buiten de bebouwde kom en geldt voor grondgebonden veehouderijen een vaste afstand van 50 meter. Hier wordt in alle gevallen aan voldaan.
Voor diercategorieën waarvoor in de Wgv wel een geuremissie per dier is vastgelegd geldt een maximale geurbelasting van 14 odeur units per kubieke meter lucht. Ter plaatse van de Wethouder Goselinkstraat 12-14 is een intensieve veehouderij toegestaan. Dit perceel is op een afstand van circa 125 meter gelegen. Gezien de afstand en het feit dat er op kortere afstand al woningen zijn gepland/gelegen (Wethouder Goselinkstraat 10) wordt geconcludeerd dat er geen sprake is van het beperken van de ontwikkelingsmogelijkheden van de omliggende agrarische bedrijfspercelen. Daarnaast kan, gelet op de afstand van de omliggende agrarische bedrijfspercelen waar (intensieve) veehouderijen zijn toegestaan, redelijkerwijs vanuit worden gegaan dat ter plaatse van de compensatiewoning sprake is van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat.
Voor de slooplocatie geldt dat de dichtstbijzijnde en maatgevende agrarische bouwvlak op circa 122 meter afstand van de beoogde woonbestemming ligt. Voor de grondgebonden veehouderijen die op circa 250 meter en 200 meter liggen geldt een vaste afstand van 50 meter, waar aan wordt voldaan. Voor de intensieve veehouderij op 122 meter afstand van de slooplocatie geldt een geuremissie per dier. Echter liggen er op kortere afstand van dit bedrijf al woningen (Gelselaarseweg 7 en 8), waardoor het omzetten van de slooplocatie naar een woonbestemming geen beperking oplevert van de ontwikkelingsmogelijkheden van de omliggende bedrijfspercelen. Daarnaast kan, gelet op de afstand van de omliggende agrarische bedrijfspercelen waar (intensieve) veehouderijen zijn toegestaan, redelijkerwijs vanuit worden gegaan dat ter plaatse van de voormalige bedrijfswoningen sprake is van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat.
5.7 Ecologie
5.7.1 Algemeen
Bescherming in het kader van de natuur wet- en regelgeving is op te delen in gebieds- en soortenbescherming. Sinds 1 januari 2017 is het wettelijk kader ten aanzien van gebieds- en soortenbescherming vastgelegd in de Wet natuurbescherming. Bij gebiedsbescherming heeft men te maken met Natura 2000-gebieden en het Natuurnetwerk Nederland (NNN). Soortenbescherming gaat uit van de bescherming van die- en plantensoorten.
5.7.2 Gebiedsbescherming
5.7.3 Soortenbescherming
5.7.4 Conclusie
Geconcludeerd wordt dat het aspect ecologie de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan niet in de weg staat voor wat betreft het plangebied. Voordat er gesloopt gaat worden op de slooplocatie zal nader onderzoek moeten plaatsvinden naar de steenuil en steenmarter.
5.8 Archeologie & Cultuurhistorie
5.8.1 Archeologie
5.8.2 Cultuurhistorie
5.8.3 Conclusie
Het uitvoeren van een archeologisch onderzoek is in het kader van dit bestemmingsplan niet noodzakelijk. Tevens worden als gevolg van de in dit bestemmingsplan besloten ontwikkeling geen cultuurhistorische waarden geraakt die een belemmering vormen voor de uitvoering van de gewenste ontwikkeling.
5.9 Besluit Milieueffectrapportage
5.9.1 Kader
In de Wet milieubeheer en het Besluit milieueffectrapportage (Besluit m.e.r.) is vastgelegd dat voorafgaande aan het ruimtelijke plan dat voorziet in een grootschalig project met belangrijke nadelige milieugevolgen een milieueffectrapport (MER) opgesteld dient te worden. De activiteiten waarvoor een MER-rapportage opgesteld moet worden zijn opgenomen in de bijlage van het Besluit m.e.r. Een plan kan m.e.r.-(beoordelings)plichtig zijn op de volgende manieren:
- Een plan kan m.e.r.-plicht zijn indien een passende beoordeling op basis van art. 2.8 van de Wet natuurbescherming nodig is.
- Op basis van Besluit milieueffectrapportage (bestemmingsplan in kolom 3); Er ontstaat een m.e.r.-plicht voor die activiteiten en gevallen uit de onderdelen C en D van de bijlage van dit besluit waar het bestemmingsplan genoemd is in kolom 3 (plannen).
- Op basis van Besluit milieueffectrapportage (bestemmingsplan in kolom 4); Er ontstaat een m.e.r.-(beoordelings)plicht voor die activiteiten en gevallen uit de onderdelen C en D van de bijlage van dit besluit waar het bestemmingsplan genoemd is in kolom 4 (besluiten).
In het Besluit m.e.r. neemt het bestemmingsplan een bijzondere positie in, want het kan namelijk tegelijkertijd opgenomen zijn in zowel kolom 3 als in kolom 4 van het Besluit m.e.r.. Of het bestemmingsplan in deze gevallen voldoet aan de definitie van het plan uit kolom 3 of aan de definitie van het besluit uit kolom 4 is afhankelijk van de wijze waarop de activiteit in het bestemmingsplan wordt bestemd. Als voor de activiteit eerst één of meerdere uitwerkings- of bestemmingsplannen moeten worden vastgesteld dan is sprake van ‘kaderstellend voor' en voldoet het bestemmingsplan aan de definitie van het plan. Is de activiteit geheel of gedeeltelijk als eindbestemming opgenomen voldoet het aan de definitie van het besluit.
Op 1 april 2011 is het gewijzigde Besluit milieueffectrapportage in werking getreden. Een belangrijke wijziging betreft het indicatief maken van de drempelwaarden in onderdeel D van de bijlage bij het Besluit milieueffectrapportage. Concreet betekent dit dat, ook wanneer ontwikkelingen onder de in bijlage D opgenomen drempelwaarden blijven, het bevoegd gezag zich er nog steeds van moet vergewissen of activiteiten geen aanzienlijke milieugevolgen kunnen hebben, de zogenaamde 'vergewisplicht'.
Het komt er op neer dat voor een bestemmingsplan dat betrekking heeft op activiteit(en) die voorkomen in onderdeel D en beneden de drempelwaarden vallen, een toets moet worden uitgevoerd of belangrijke nadelige milieugevolgen kunnen worden uitgesloten. Voor deze toets wordt de term vormvrije m.e.r.- beoordeling gehanteerd. Deze vormvrije m.e.r.-beoordeling kan tot twee conclusies leiden:
- belangrijke nadelige milieugevolgen zijn uitgesloten: er is geen m.e.r.(-beoordeling) noodzakelijk;
- belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu zijn niet uitgesloten: er moet een m.e.r.(-beoordeling) plaatsvinden.
5.9.2 Situatie plangebied
5.9.3 Conclusie
Het plangebied is niet binnen een kwetsbaar of waardevol gebied gelegen en heeft ook geen belangrijke nadelige milieugevolgen voor de omgeving, waardoor het voornemen in het desbetreffende gebied niet m.e.r.-beoordelingsplichtig is.
Hoofdstuk 6 Wateraspecten
6.1 Vigerend Beleid
6.1.1 Europees- en rijksbeleid
De Europese Kaderrichtlijn Water (2000/60/EG) is op 22 december 2000 in werking getreden en is bedoeld om in alle Europese wateren de waterkwaliteit chemisch en ecologisch verder te verbeteren. De Kaderrichtlijn Water omvat regelgeving ter bescherming van het binnenlandse oppervlaktewater, overgangswateren (waaronder estuaria worden verstaan), kustwateren en grondwater. Voor het uitwerken van de doelstellingen worden er op (deel)stroomgebied plannen opgesteld. In deze (deel)stroomgebiedbeheersplannen staan de ambities en maatregelen beschreven voor de verschillende (deel)stroomgebieden. Met name de ecologische ambities worden op het niveau van de deelstroomgebieden bepaald.
6.1.2 Rijksbeleid
Het Rijksbeleid op het gebied van het waterbeheer is vastgelegd in het Nationaal Waterplan (NWP) 2016-2021 (vastgesteld 17 december 2015). Het plan geeft op hoofdlijnen de ambities weer van het Rijk ten aanzien van het nationale waterbeleid en het daaraan gerelateerde ruimtelijke beleid. De belangrijkste ambities richten zich op waterveiligheid, zoetwater en waterkwaliteit. Maar ook de Deltabeslissingen en enkele waterafhankelijke thema's als natuur en duurzame energie hebben in het plan een plek gekregen. De doorwerking van de beleidsambities/uitgangspunten naar lagere overheden is geregeld in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (2012), het Bestuursakkoord Water (2011) en de Waterwet (2009).
6.1.3 Provinciaal beleid
In de Omgevingsvisie Overijssel wordt ruim aandacht besteed aan de wateraspecten. De ambities zijn, naast de uitvoering van de Kaderrichtlijn Water, gericht op de verbetering van de kwaliteit van de kleinere wateren, de veiligheid, de grondwaterbescherming, bestrijding van wateroverlast, de kwantiteit en kwaliteit van grond- en oppervlaktewater en waterbeleving zowel in de groene ruimte als stedelijk gebied.
6.1.4 Waterschap Vechtstromen
Door de invoering van de Kaderrichtlijn Water is Nederland verdeeld in vier stroomgebieden: Maas, Rijn, Schelde en Eems. Binnen het stroomgebied Rijn zijn er drie deelstroomgebieden: Rijn-Noord, Rijn-Oost en Rijn-West. Het stroomgebied Het deelstroomgebied Rijn-Oost wordt beheerd door de waterschappen Rijn en IJssel, Vechtstromen en Drents Overijsselse Delta. Om te voldoen aan de eisen van de Kaderrichtlijn Water hebben deze waterschappen een Waterbeheerplan opgesteld.
Het algemeen bestuur van het waterschap Vechtstromen heeft in de vergadering van 15 december 2021 het 'Waterbeheerprogramma 2022 – 2027' vastgesteld. Het waterbeheerprogramma volgt inhoudelijk op de Watervisie 2050, die op 14 april 2021 door het algemeen bestuur is vastgesteld.
In het Waterbeheerprogramma en de Watervisie is aangegeven hoe het waterschap zijn taken de komende jaren wil uitvoeren. De grote opgaven van het waterschap Vechtstromen zijn werken aan voldoende water, omgaan met klimaatverandering, voldoen aan de eisen voor waterkwaliteit, de biodiversiteit versterken, werken aan duurzame energie en circulair grondstoffengebruik.
6.1.5 Waterschap Rijn en IJssel
Door de invoering van de Kaderrichtlijn Water is Nederland verdeeld in vijf deelstroomgebieden. Door de invoering van de Kaderrichtlijn Water is Nederland verdeeld in vijf deelstroomgebieden. Het deelstroomgebied Rijn-Oost wordt beheerd door de waterschappen Rijn en IJssel, Vechtstromen, Vallei en Veluwe, Drents Overijsselse Delta en Zuiderzeeland. Om te voldoen aan de eisen van de Kaderrichtlijn Water hebben deze waterschappen een Waterbeheerplan 2016-2021 vastgesteld.
De opdracht is te zorgen voor voldoende water, schoon water en voor veilig wonen en werken op de taakvelden watersysteem, waterketen en veiligheid. Het waterschap houdt daarbij rekening met agrarische, economische, ecologische en recreatieve belangen. Aandachtspunten zijn het verbeteren van ecologische en chemische waterkwaliteit (terugdringen van oppervlaktewatervervuiling) en het voorkomen van wateroverlast, waarbij rekening wordt gehouden met het veranderende klimaat. In zowel landelijk als stedelijk gebied kunnen ruimtelijke ontwikkelingen een positief maar ook een negatief effect hebben op het watersysteem.
In het algemeen zoekt het waterschap naar duurzame oplossingen. Uitgangspunt is dat het water zoveel mogelijk binnen een plangebied wordt vastgehouden en dat relatief schoonwater ook relatief schoon blijft. Daarbij geldt dat het regenwater, dat op verharde oppervlaktes valt en schoon genoeg is (zoals van gevels en daken), zoveel mogelijk wordt vastgehouden of wordt geborgen.
Het waterschap Rijn en IJssel is primair verantwoordelijk voor de waterhuishouding. Onder de verantwoordelijkheden vallen onder andere beveiliging tegen hoog water, peilbeheer en aan- en afvoer van water. Daarnaast wordt geadviseerd hoe om te gaan met hemelwater. De gemeente heeft een zorgplicht voor de inzameling, transport en verwerking van stedelijk afvalwater en regenwater en voor de aanpak van grondwaterproblemen.
6.1.6 Waterplan Hof van Twente
Het waterplan is een overkoepelend beleidsstuk over het waterbeheer in de gemeente Hof van Twente dat ook door de waterbeheerders – de waterschappen Vechtstromen (voorheen Regge en Dinke) en Rijn en IJssel en drinkwaterleidingbedrijf Vitens is vastgesteld. Het waterplan geeft een visie hoe het watersysteem binnen de gemeente over ongeveer 25 jaar er uit ziet en welke maatregelen er op korte en lange termijn daarvoor nodig zijn. De visie wordt op basis van drie invalshoeken beschreven, te weten:
- Twents landschap: Water speelt een belangrijke rol in het gevarieerde en kleinschalige landschap. Het water is zo ingericht dat meerdere functies tegelijk kunnen vervullen. Het waterbeheer sluit zoveel mogelijk aan bij de natuurlijke omstandigheden, zoals hoogteligging, grondwaterstroming en bodemsoort.
- Ruimte voor water: De visie is gericht op het ontwikkelen van een robuust en veerkrachtig watersysteem met als doel wateroverlast en verdroging zoveel mogelijk te voorkomen. Om dit te bereiken is er voldoende ruimte nodig voor het vasthouden en tijdelijk bergen van water. Voor de verbetering van de waterkwaliteit dienen de vervuilende lozingen te worden beperkt. Door het afkoppelen van schoon hemelwater van de riolering wordt de emissie door lozingen vanuit riooloverstorten en rioolwaterzuiveringen gereduceerd.
- Beleving van water: In de woon- en werkomgeving is water zichtbaar, bereikbaar en veilig voor bijvoorbeeld vissers en wandelaars. Zichtbaar water dat beleefd wordt, is er niet alleen om van te genieten, maar ook er van bewust van te zijn. Om dit te bereiken wordt het hemelwater bij voorkeur met bovengrondse voorzieningen ingezameld en geïnfiltreerd.
6.2 Waterparagraaf
6.2.1 Algemeen
Zoals in voorgaande paragrafen uiteen is gezet, wordt in het moderne waterbeheer (waterbeheer 21e eeuw) gestreefd naar duurzame, veerkrachtige watersystemen met minimale risico's op wateroverlast of watertekorten. Belangrijk instrument hierbij is de watertoets, die sinds 1 november 2003 in ruimtelijke plannen is verankerd. In de toelichting op ruimtelijke plannen dient een waterparagraaf te worden opgenomen. Hierin wordt verslag gedaan van de wijze waarop rekening is gehouden met de gevolgen van het plan voor de waterhuishoudkundige situatie (watertoets).
Het doel van de watertoets is te garanderen dat waterhuishoudkundige doelstellingen expliciet en op een evenwichtige wijze in het plan worden afgewogen. Deze waterhuishoudkundige doelstellingen betreffen zowel de waterkwantiteit (veiligheid, wateroverlast, tegengaan verdroging) als de waterkwaliteit (riolering, omgang met hemelwater, lozingen op oppervlaktewater).
6.2.2 Watertoetsproces
Plangebied
Het waterschap Vechtstromen is geïnformeerd over het plan door gebruik te maken van de digitale watertoets. Het resultaat van de watertoets is opgenomen als Bijlage 8 bij deze toelichting. Uit deze toetsing komt de 'normale procedure'. Zie hiervoor 6.2.3.
Slooplocatie
Het waterschap Rijn en IJssel is geïnformeerd over het plan door gebruik te maken van de digitale watertoets. Het resultaat van de watertoets is opgenomen als Bijlage 9 bij deze toelichting. Uit deze toets volgt een 'korte procedure', waarvoor de waterparagraaf, zoals opgenomen in Bijlage 9 geldt. Doordat er sprake is van verwijdering van agrarische bebouwing en zal er sprake zijn van een verbetering. Voor het afvalwater, grondwater en oppervlaktewater verandert er niet zozeer iets. Qua hemelwater geldt dat dit meer de ruimte heeft om te infiltreren, omdat er sprake is van meer grasland, zie ook het Bijlage 2.
6.2.3 Plangebied
In Bijlage 10 zijn de uitgangspunten van het waterschap Vechtstromen opgenomen. Waterhuishoudkundige consequenties van een plan mogen niet op de omgeving afgewenteld worden. Het waterschap streeft er naar om de ingrepen binnen een deelstroomgebied waterneutraal te houden. Binnen het plangebied wordt rekening gehouden met de uitgangspunten van het waterschap.
- Afvalwater
Het afvalwater afkomstig van de nieuwe wording wordt afgevoerd naar de RWZI door middel van de bestaande gemeentelijke riolering.
- Hemelwater
Hemelwater wordt in het plangebied opgevangen en zoveel mogelijk ter plaatse geïnfiltreerd in de omliggende tuin van de woning. Deze tuin is van voldoende omvang om dit op te kunnen vangen.
- Grondwater
De ontwikkeling is kleinschalig en zal weinig invloed hebben op het grondwater. Bij de bouw van de nieuwe woning zal rekening worden gehouden met de grondwaterstanden en de benodigde verschillen in hoogten.
- Oppervlaktewater
In onderstaande afbeelding is een uitsnede opgenomen van de Keur van het waterschap Vechtstromen (2020). Hierop is het plangebied met roze omcirkeld.
![]() |
Afbeelding 6.1 Uitsnede Keur waterschap Vechtstromen 2020 (Bron: Vechtstromen) |
In de noordzijde van het plangebied loopt naast de Keupersveenweg een oppervlaktewaterlichaam (waterloop) met een beschermingszone en verschillende duikers. Deze beschermingszone is bedoeld om het oppervlaktewaterlichaam te beschermen en tevens de zone aan te geven die nodig is om bijvoorbeeld het oppervlaktewaterlichaam te kunnen onderhouden.
De waterloop is na de uitvoering van de watertoets door het waterschap van de legger gehaald, waarmee de beschermingszone (keurzone) en strokenkaart niet meer van toepassing zijn. Voor het plangebied betekent dit dat er vanuit het watersysteem geen beperkingen meer zijn. Het beheer en onderhoud van de waterloop is overgedragen van het waterschap naar de gemeente Hof van Twente.
In het plangebied zal desondanks rekening worden gehouden door in deze zone geen bouwwerken te bouwen en de erfinrichting zo zodanig dat er rekening wordt gehouden met deze zone, zie hiervoor ook het erfinrichtingsplan in Bijlage 1.
Hoofdstuk 7 Juridische Planopzet
7.1 Inleiding
De in deze toelichting beschreven planopzet is juridisch-planologisch vertaald in een bestemmingsregeling, die (digitaal) bindend is voor overheid en burgers. Het bestemmingsplan bestaat uit een verbeelding en regels en is voorzien van een toelichting. De regels en verbeelding vormen het juridisch bindende deel, terwijl de toelichting geen juridische binding heeft, maar moet worden beschouwd als handvat voor de uitleg en de onderbouwing van de opgenomen bestemmingen. De regels bevatten het juridische instrumentarium voor het regelen van het gebruik van de gronden, bepalingen omtrent de toegelaten bebouwing, regelingen betreffende het gebruik van aanwezige en/of op te richten bouwwerken. De verbeelding heeft een rol voor toepassing van de regels, alsmede de functie van visualisering van de bestemmingen.
7.2 Opbouw Van De Regels
7.2.1 Algemeen
In de Wet ruimtelijke ordening (Wro) die op 1 juli 2008 in werking is getreden, is de verplichting opgenomen om ruimtelijke plannen en besluiten digitaal vast te stellen. De digitaliseringsverplichting geldt vanaf 1 januari 2010. Dit bestemmingsplan is opgesteld conform de normen van de SVBP 2012 (Standaard voor vergelijkbare bestemmingsplannen 2012). De Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen maakt het mogelijk bestemmingsplannen te maken die op vergelijkbare wijze zijn opgebouwd en op een zelfde manier worden verbeeld. Vergelijkbare bestemmingsplannen leiden tot een betere dienstverlening en tot een effectievere en efficiëntere overheid.
Het juridisch bindend gedeelte van het bestemmingsplan bestaat uit planregels en bijbehorende verbeelding waarop de bestemmingen zijn aangegeven. Deze verbeelding kan zowel digitaal als analoog worden verbeeld. De verbeelding en de planregels dienen in samenhang te worden bekeken.
De regels zijn onderverdeeld in vier hoofdstukken:
- 1. Inleidende regels;
- 2. Bestemmingsregels;
- 3. Algemene regels;
- 4. Overgangs- en slotregels.
7.2.2 Inleidende regels
7.2.3 Bestemmingsregels
Hoofdstuk 2 van de regels bevat de juridische vertaling van de in het plangebied voorkomende bestemmingen. De regels zijn onderverdeeld in o.a:
- Bestemmingsomschrijving: Hierin is de omschrijving van de activiteiten die zijn toegestaan binnen deze bestemming opgenomen. Hierbij gaat het in beginsel om een beschrijving van de aan de grond toegekende functies.
- Bouwregels: In deze regels zijn eisen opgenomen waaraan de binnen de bestemming voorkomende bebouwing moet voldoen. Waar en met welke maatvoering mag worden gebouwd is hierin vastgelegd.
- Afwijken van de bouwregels: Op basis van deze regels hebben burgemeester en wethouders de bevoegdheid om bij omgevingsvergunning af te wijken van de bouwregels in het plan.
- Specifieke gebruiksregels: In de specifiek gebruiksregels is bepaald welk gebruik van gronden en opstallen in elk geval strijdig is met of wordt toegestaan binnen deze bestemming. Daarbij zijn niet alle mogelijke toegestane en strijdige gebruiksvormen genoemd.
- Afwijken van de gebruiksregels: Deze afwijking geeft burgemeester en wethouders de bevoegdheid om met omgevingsvergunning af te wijken van functies die in eerste aanleg strijdig zijn met de bestemmingsomschrijving of de specifieke gebruiksregels;
- Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden: Omgevingsvergunningenstelsel voor werken en werkzaamheden.
7.2.4 Algemene regels
- Anti-dubbeltelregel (Artikel 7): deze regel is opgenomen om te voorkomen dat, wanneer volgens een plan bepaalde gebouwen en bouwwerken niet meer dan een bepaald deel van een bouwperceel mogen beslaan, het opengebleven terrein nog eens meetelt bij het toestaan van een ander gebouw of bouwwerk, waaraan een soortgelijke eis wordt gesteld;
- Algemene bouwregels(Artikel 8): Dit artikel bevat diverse regels omtrent bestaande maatvoering, dakhelling van gebouwen, situering van woningen, herbouw of nieuwbouw van gebouwen in geval van calamiteit en situering van bijgebouwen en paardenbakken.
- Algemene gebruiksregels (Artikel 9): in deze regel is aangegeven wat onder verboden gebruik wordt verstaan. Deze regel gaat uit van de gedachte dat het gebruik uitsluitend mag plaatsvinden in overeenstemming met de bestemming.
- Algemene aanduidingsregels (Artikel 10): in deze regel zijn ter plaatse van de algemene aanduiding algemene bouwregels opgenomen.
- Algemene afwijkingsregels (Artikel 11): in deze regels is aan burgemeester en wethouders de bevoegdheid gegeven om bij een omgevingsvergunning af te wijken van bepaalde, in het bestemmingsplan geregelde, onderwerpen. De criteria, die bij toepassing van deze bevoegdheid in acht moeten worden genomen, zijn aangegeven.
- Algemene wijzigingsregels (Artikel 12): In deze regels is aan burgemeester en wethouders de bevoegdheid gegeven om het plan op ondergeschikte punten te wijzigen. De criteria, die bij toepassing van deze bevoegdheid in acht moeten worden genomen, zijn aangegeven.
- Algemene procedureregels (Artikel 13): In deze regels zijn algemene procedurele eisen opgenomen om de uitvoerbaarheid van de in dit plan opgenomen wijzigingsbevoegdheid te waarborgen.
7.2.5 Overgangs- en slotregels
In Hoofdstuk 4 van de regels staan de overgangs- en slotregels. In de overgangsregels is aangegeven wat de juridische consequenties zijn van bestaande situaties die in strijd zijn met dit bestemmingsplan. In de slotregel wordt aangegeven hoe het bestemmingsplan wordt genoemd.
7.3 Bestemmingen
Kenmerk van de Nederlandse ruimtelijke ordeningsregelgeving is dat er uitgegaan wordt van toelatingsplanologie. Een bestemmingsplan geeft aan welke functies waar zijn toegestaan en welke bebouwing mag worden opgericht. Bij het opstellen van dit bestemmingsplan zijn keuzes gemaakt over welke functies waar worden mogelijk gemaakt en is gekeken welke bebouwing stedenbouwkundig toegestaan kan worden.
Het is noodzakelijk dat het bestemmingsplan een compleet inzicht biedt in de bouw- en gebruiksmogelijkheden binnen het betreffende plangebied. Zij zijn het juridische toetsingskader dat bindend is voor de burger en overheid en geeft aan wat de gewenste planologische situatie voor het plangebied is. In deze paragraaf worden de gemaakte keuzes nader onderbouwd. Hierbij zullen de bestemmingen in dezelfde volgorde als in de regels worden behandeld.
'Agrarisch'
De voor 'Agrarisch' aangewezen gronden zijn bestemd voor de uitoefening van een grondgebonden agrarisch bedrijf. Tevens zijn de gronden bestemd voor hobbymatig agrarisch gebruik, de bestaande en legale nevenactiviteiten, aan huis verbonden beroepen, bed & breakfast, extensieve dagrecreatie met bijbehorende wegen en paden, water en voorzieningen voor de waterhuishouding, de bestaande nutsvoorzieningen met bijbehorende gebouwen, bouwwerken, geen gebouwen zijnde, parkeervoorzieningen, groenvoorzieningen, tuinen en erven. Bedrijfsgebouwen, teeltondersteunende voorzieningen en bedrijfswoningen mogen niet worden gebouwd.
'Wonen'
Ter plaatse van het plangebied is een bestemmingsvlak met de bestemming 'Wonen' opgenomen. Per bestemmingsvlak is maximaal één woning toegestaan. In totaal zijn er dus op het nieuwe woonperceel twee woningen toegestaan. De gronden zijn voor het overige voornamelijk bestemd voor wonen, met inbegrip van aan-huis-gebonden beroepen, tuinen en erven. Binnen de bestemming Wonen zijn woningen met een goot- en bouwhoogte van respectievelijk maximaal 3 meter en 10 meter, danwel de bestaande hoogte, toegestaan. Tot slot is er per woning een oppervlakte van maximaal 150 m2 aan bijgebouwen toegestaan. Voor de locaties geldt een voorwaardelijke verplichting om de erfinrichting (qua beplanting) te waarborgen.
Voor de slooplocatie geldt in afwijking van bovenstaande dat het bestaande aantal woningen met bestaande afmetingen is toegestaan. Qua bijgebouwen geldt daar, dat het bestaande minus de te slopen oppervlaktes aanwezig mag zijn. Voor het slopen is een voorwaardelijke verplichting opgenomen waarbij rekening dient gehouden worden met de nadere ecologische onderzoeken.
'Waarde - Archeologische verwachting 1'
De bestemming 'Waarde - Archeologische verwachting 1' is opgenomen ter bescherming van archeologische waarden. Het beleid dat voor deze bestemming geldt is dat archeologisch onderzoek noodzakelijk is bij ingrepen dieper van 40 cm vanaf het maaiveld of met een oppervlakte groter dan of gelijk aan 2.500 m2.
'Waarde - Archeologische verwachting 1'
De bestemming 'Waarde - Archeologische verwachting 1' is opgenomen ter bescherming van archeologische waarden. Het beleid dat voor deze bestemming geldt is dat archeologisch onderzoek noodzakelijk is bij ingrepen dieper van 40 cm vanaf het maaiveld of met een oppervlakte groter dan of gelijk aan 5.000 m2.
Hoofdstuk 8 Economische Uitvoerbaarheid
Artikel 6.12 van de Wet ruimtelijke ordening stelt dat de gemeenteraad gelijktijdig met de vaststelling van het bestemmingsplan moet besluiten om al dan niet een exploitatieplan vast te stellen. Hoofdregel is dat een exploitatieplan moet worden vastgesteld bij elk bestemmingsplan. Er zijn echter uitzonderingen. Het is mogelijk dat de raad verklaart dat met betrekking tot een bestemmingsplan geen exploitatieplan wordt vastgesteld indien het verhaal van kosten van de grondexploitatie anderszins is verzekerd of het stellen van nadere eisen en regels niet noodzakelijk is.
In het voorliggende geval wordt een Rood voor Rood overeenkomst gesloten tussen initiatiefnemers en de gemeente Hof van Twente. Hierin wordt tevens het risico van planschade opgenomen zodat het kostenverhaal voor de gemeente volledig is verzekerd. Dit brengt met zich mee dat vaststelling van een exploitatieplan achterwege kan blijven.
Hoofdstuk 9 Vooroverleg, Inspraak & Zienswijzen
Op grond van artikel 3.1.1 Bro is vooroverleg vereist met het waterschap en met de diensten van de provincie en Rijk die betrokken zijn bij de zorg voor de ruimtelijke ordening of belast zijn met de behartiging van belangen welke in het plan in het geding zijn.
9.1 Vooroverleg
9.1.1 Het Rijk
In het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) zijn de nationale belangen die juridische borging vereisen opgenomen. Het Barro is gericht op doorwerking van nationale belangen in gemeentelijke bestemmingsplannen. Geoordeeld wordt dat dit bestemmingsplan geen nationale belangen schaadt. Daarom is afgezien van het voeren van vooroverleg met het Rijk.
9.1.2 Provincie Overijssel
Gezien de aard en omvang van de voorgenomen ontwikkeling en er sprake is van een ontwikkeling dat in overeenstemming is met het provinciaal beleid, wordt vooroverleg met de provincie Overijssel niet noodzakelijk geacht.
9.1.3 Waterschap Vechtstromen
Het Waterschap Vechtstromen is geïnformeerd over het plan (plangebied) door gebruik te maken van de digitale watertoets. De beantwoording van de vragen heeft er toe geleid dat de normale procedure van toepassing is. De waterloop is na de uitvoering van de watertoets door het waterschap van de legger gehaald, waarmee de beschermingszone (keurzone) en strokenkaart niet meer van toepassing zijn. Voor het plangebied betekent dit dat er vanuit het watersysteem geen beperkingen meer zijn. Hiervoor is de waterparagraaf nader uitgewerkt, die positief is beoordeeld door het Waterschap.
9.1.4 Waterschap Rijn en IJssel
Het Waterschap Rijn en IJssel is geïnformeerd over het plan (slooplocatie) door gebruik te maken van de digitale watertoets. De beantwoording van de vragen heeft er toe geleid dat de korte procedure van toepassing is. Hiervoor is de waterparaaf opgenomen als Bijlage 9 bij deze toelichting.
9.2 Inspraak
Conform de gemeentelijke inspraakverordening kan het bestuursorgaan zelf besluiten of inspraak wordt verleend bij de voorbereiding van gemeentelijk beleid. In het voorliggende geval wordt gelet op de aard en omvang van het plan geen voorontwerp bestemmingsplan ter inzage gelegd.
9.3 Zienswijzen
Het ontwerpbestemmingsplan heeft voor een periode van zes weken ter inzage gelegen. Binnen deze periode kon een ieder zijn of haar zienswijze ten aanzien van dit bestemmingsplan kenbaar maken. Tijdens de termijn van de terinzagelegging zijn geen zienswijzen binnengekomen.
Bijlage 1 Erfinrichtingsplan Wethouder Goselinkstraat 5
Bijlage 1 Erfinrichtingsplan Wethouder Goselinkstraat 5
Bijlage 2 Erfinrichtingsplan Gelselaarseweg 10
Bijlage 2 Erfinrichtingsplan Gelselaarseweg 10
Bijlage 3 Sloopopgave
Bijlage 4 Quickscan Flora En Fauna
Bijlage 4 Quickscan flora en fauna
Bijlage 1 Erfinrichtingsplan Wethouder Goselinkstraat 5
Bijlage 1 Erfinrichtingsplan Wethouder Goselinkstraat 5
Bijlage 2 Erfinrichtingsplan Gelselaarseweg 10
Bijlage 2 Erfinrichtingsplan Gelselaarseweg 10
Bijlage 3 Beeldkwaliteitsplan Wethouder Goselinkstraat 5
Bijlage 3 Beeldkwaliteitsplan Wethouder Goselinkstraat 5
Bijlage 4 Bodemonderzoek
Bijlage 5 Aerius-berekening
Bijlage 6 Quickscan Ecologie
Bijlage 7 Aanmeldnotitie Mer Beoordeling
Bijlage 7 Aanmeldnotitie mer beoordeling
Bijlage 8 Watertoets Plangebied
Bijlage 8 Watertoets plangebied
Bijlage 9 Watertoets Slooplocatie
Bijlage 9 Watertoets slooplocatie