ABC - Laanboomhuis, Opheusden
Bestemmingsplan - Gemeente Neder-Betuwe
Vastgesteld op 09-05-2019 - geheel onherroepelijk in werking
Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
In deze regels wordt verstaan onder:
1.1 Plan
het bestemmingsplan ABC - Laanboomhuis, Opheusden met identificatienummer NL.IMRO.1740.bpOPpijenkveldwegC-vst1 van de gemeente Neder-Betuwe.
1.2 Bestemmingsplan
de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlage;
1.3 De verbeelding
de analoge en digitale voorstelling van de in het bestemmingsplan opgenomen digitale ruimtelijke informatie;
1.4 Aanduiding
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;
1.5 Aanduidingsgrens
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;
1.6 Afwijken van de bouwregels en/of van de gebruiksregels
een afwijking als bedoeld in artikel 3.6, eerste lid, onder c, van de Wet ruimtelijke ordening;
1.7 Bebouwing
één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;
1.8 Bedrijf
een inrichting of instelling gericht op het bedrijfsmatig voortbrengen, vervaardigen, bewerken, opslaan, installeren en/of herstellen van goederen dan wel het bedrijfsmatig verlenen van diensten, aan huis verbonden beroepen daaronder niet begrepen;
1.9 Bedrijfsbouwwerk
een bouwwerk, dat dient voor de uitoefening van een bedrijf;
1.10 Bedrijfsgebouw
een gebouw, dat dient voor de uitoefening van een bedrijf;
1.11 Beperkt kwetsbaar object
een object waarvoor ingevolge het Besluit externe veiligheid inrichtingen een richtwaarde van het risico dan wel een risicoafstand is bepaald, waarmee rekening moet worden gehouden;
1.12 Bestaand
- a. bij bouwwerken: een bouwwerk dat op het moment van inwerkingtreding van het plan bestaat of wordt gebouwd, dan wel nadien kan worden gebouwd krachtens een bouwvergunning, waarvoor de aanvraag voor het tijdstip van inwerkingtreding is ingediend, tenzij in de regels anders is bepaald;
- b. bij gebruik: het gebruik dat op het moment van inwerkingtreding van het plan bestaat, tenzij in de regels anders is bepaald;
1.13 Bestemmingsgrens
de grens van een bestemmingsvlak;
1.14 Bestemmingsvlak
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;
1.15 Bevoegd gezag
bestuursorgaan dat bevoegd is tot het nemen van een besluit ten aanzien van een aanvraag om een omgevingsvergunning of ten aanzien van een al verleende omgevingsvergunning.
1.16 Bijgebouw
een vrijstaand dan wel aangebouwd gebouw dat op een bouwperceel door zijn constructie of afmetingen niet als hoofdgebouw kan worden aangemerkt en dat bouwkundig of architectonisch ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;
1.17 Bouwen
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;
1.18 Bouwgrens
de grens van een bouwvlak;
1.19 Bouwperceel
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;
1.20 Bouwperceelgrens
de grens van een bouwperceel;
1.21 Bouwvlak
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;
1.22 Bouwwerk
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct, hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;
1.23 Bruto vloeroppervlak
Oppervlakte van het gebied dat wordt begrensd door de buitenomtrek van de omringende opgaande scheidingsconstructies, gemeten op vloerniveau(s);
1.24 detailhandel:
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die deze goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit en waarbij een showroom en/of verkoopruimte ter plaatse aanwezig is; horeca-activiteiten zijn hieronder niet begrepen;
1.25 dienstverlening:
dienstverlening door een bedrijf met uitsluitend of in hoofdzaak een verzorgende taak met een publieksgerichte functie zoals wasserette, kapsalon, schoonheidssalon, opticien, autorijschool, videotheek, uitzendbureau, reisbureau, bank, postkantoor, telefoon-/internetdienst, makelaarskantoor, foto-atelier (inclusief ontwikkelen), kopieerservicebedrijf, schoenreparatiebedrijf, alsmede naar aard en uitstraling overeenkomstige bedrijven;
1.26 Gebouw
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;
1.27 Gebruiken
gebruiken, het doen gebruiken, laten gebruiken en in gebruik geven;
1.28 hoofdgebouw:
een gebouw, dat op een bouwperceel, door zijn bestemming, constructie of afmetingen als belangrijkste bouwwerk valt aan te merken;
1.29 internetverkoop
detailhandel zonder showroom, waarvan de handel voornamelijk via internet en andere media loopt;
1.30 kamerbewoning:
het bewonen van (een gedeelte van) een woning door meer dan één huishouden, met dien verstande dat het bewonen van kamers zonder eigen voorzieningen, zoals een badkamer en keuken, door maximaal twee personen, waarbij de eigenaar (hospita) in dezelfde woning woont, niet als kamerbewoning wordt aangemerkt;
1.31 Kwetsbaar object
een object waarvoor ingevolge het Besluit externe veiligheid inrichtingen een grenswaarde voor het risico dan wel een risicoafstand tot een risicovolle inrichting is bepaald, die in achtgenomen moet worden;
1.32 luifel:
afdak of overkapping met een diepte van tenminste 1 m, aan of bij een gebouw, al of niet ondersteund;
1.33 maatschappelijk:
voorzieningen en/of activiteiten ten behoeve van openbaar bestuur, openbare dienstverlening, religie, verenigingsleven, onderwijs met bijbehorende sport- en gymnastieklokalen, (kinder)dagopvang, naschoolse opvang, opvoeding, bibliotheek, lichamelijke en/of geestelijke gezondheid van mens en dier;
1.34 Nadere eis
een nadere eis als bedoeld in artikel 3.6 eerste lid onder d van de Wet ruimtelijke ordening;
1.35 Omgevingsvergunning
een vergunning als bedoeld in artikel 2.1 of 2.2 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;
1.36 ondergronds:
onder peil;
1.37 ondergeschikte detailhandel:
detailhandel die als activiteit in ruimtelijk, functioneel en inkomenswervend opzicht duidelijk ondergeschikt is aan de hoofdfunctie en waarbij geen specifieke inrichting voor de detailhandelsfunctie is toegestaan. Maximaal 20% van het bvo mag gebruikt worden voor een dergelijke functie;
1.38 overkapping:
bouwwerken, geen gebouwen zijnde met één dakvlak en maximaal één gesloten wand;
1.39 Peil
- a. voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst: de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
- b. voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst: de gemiddelde hoogte van het afgewerkte aansluitende maaiveld;
- c. indien in of op het water wordt gebouwd: de hoogte van het terrein ter plaatse van het meest nabijgelegen punt waar het water grenst aan het vaste land;
1.40 seksinrichting:
een voor publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in omvang als zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder seksinrichting wordt in elk geval verstaan: een (raam)prostitutiebedrijf, een seksbioscoop, een seksautomatenhal, een sekstheater, een parenclub of een erotische massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar;
1.41 Uitvoeren
uitvoeren, het doen uitvoeren, laten uitvoeren en in uitvoering geven.
1.42 woning:
een complex van intern met elkaar in verbinding staande ruimten, in een (gedeelte van een) gebouw, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden;
Artikel 2 Wijze Van Meten
2.1 Algemeen
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
2.2 Ondergeschikte bouwdelen
Bij toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwonderdelen als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, liftschachten, bedrijfsinstallaties, gevel- en kroonlijsten, luifels, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding niet meer dan 1 m bedraagt, met dien verstande dat de overschrijding op bedrijfsgebouwen niet meer dan 3 m mag bedragen.
2.3 Meten
Bij toepassing van deze regels wordt gemeten tot of vanuit het hart van een lijn op de verbeelding en op de schaal waarin het plan is vastgesteld.
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Bedrijf
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor "Bedrijf" aangewezen gronden zijn bestemd voor uitsluitend aan de laanboomteeltgerelateerde:
- a. bedrijfsactiviteiten ter plaatse van de functieaanduiding 'specifieke vorm van bedrijf – bedrijf tot en met categorie 2';
- b. bijbehorende voorzieningen en opslag;
- c. waterhuishoudkundige voorzieningen, waterlopen en waterpartijen, alsmede (ondergrondse) waterbergings- en infiltratievoorzieningen;
- d. wegen en paden;
- e. parkeervoorzieningen;
met daaraan ondergeschikt;
- f. horecavoorzieningen;
met de daarbij behorende:
- g. tuinen, erven en terreinen;
- h. groenvoorzieningen.
3.2 Bouwregels
3.3 Afwijken van de bouwregels
3.4 Specifieke gebruiksregels
3.5 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing:
- a. ter voorkoming van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden en het woon- en leefklimaat van aangrenzende gronden en bouwwerken;
- b. ter waarborging van de stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit van de naaste omgeving;
- c. ter waarborging van de verkeersveiligheid;
- d. ter waarborging van de sociale veiligheid;
- e. ter waarborging van de brandveiligheid en rampenbestrijding.
Artikel 4 Gemengd
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Gemengd' aangewezen gronden zijn bestemd voor uitsluitend aan de laanboomteeltgerelateerde:
- a. maatschappelijke voorzieningen;
- b. dienstverlening;
- c. expositie- en vergaderdoeleinden;
- d. training- en opleidingsdoeleinden, nietzijnde basis- en/of voortgezet onderwijs;
- e. dagrecreatieve doeleinden;
- f. waterhuishoudkundige voorzieningen, waterlopen en waterpartijen, alsmede (ondergrondse) waterbergings- en infiltratievoorzieningen;
- g. wegen en paden;
- h. parkeervoorzieningen;
met daaraan ondergeschikt;
- i. horecavoorzieningen;
- j. ondergeschikte detailhandel;
met de daarbij behorende:
- k. tuinen, erven en terreinen;
- l. groenvoorzieningen.
4.2 Bouwregels
4.3 Afwijken van de bouwregels
4.4 Specifieke gebruiksregels
4.5 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing:
- a. ter voorkoming van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden en het woon- en leefklimaat van aangrenzende gronden en bouwwerken;
- b. ter waarborging van de stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit van de naaste omgeving;
- c. ter waarborging van de verkeersveiligheid;
- d. ter waarborging van de sociale veiligheid;
- e. ter waarborging van de brandveiligheid en rampenbestrijding.
Artikel 5 Groen
5.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor aan de laanboomteelt gerelateerde:
- a. groenvoorzieningen;
- b. waterhuishoudkundige voorzieningen, waterlopen en waterpartijen, alsmede (ondergrondse) waterbergings- en infiltratievoorzieningen;
- c. parkeervoorzieningen;
- d. expositiedoeleinden;
- e. training- en opleidingsdoeleinden, nietzijnde basis- en/of middelbaar onderwijs;
- f. dagrecreatieve doeleinden;
- g. wegen en paden;
met de daarbij behorende:
- h. beeldende kunstwerken;
- i. nutsvoorzieningen.
5.2 Bouwregels
5.3 Specifieke gebruiksregels
5.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 6 Leiding - Hoogspanningsverbinding
6.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Leiding - Hoogspanningsverbinding' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor bovengrondse hoogspanningsverbindingen, met de hartlijnen zoals deze in onderstaande tabel voor de desbetreffende gronden nader zijn aangeduid;
ter plaatse van de aanduiding: | toegestane leiding: |
“hartlijn – leiding 380 kV” | hoogspanningsverbinding 380 kV |
“hartlijn – leiding 150 kV” | hoogspanningsverbinding 150 kV |
“hartlijn – leiding 50 kV” | hoogspanningsverbinding 50 kV |
6.2 Bouwregels
6.3 Afwijken van de bouwregels
Artikel 7 Leiding - Riool
7.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Leiding - Riool' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de aanleg en instandhouding van een rioolpersleiding.
7.2 Bouwregels
7.3 Afwijken van de bouwregels
7.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 8 Waterstaat - Beheerszone Watergang
8.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waterstaat - Beheerszone watergang' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor:
- a. bescherming, beheer en verbetering van watergangen;
- b. voorzieningen voor de waterhuishouding.
8.2 Bouwregels
8.3 Afwijken van de bouwregels
- a. Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 8.2 voor het bouwen van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van de op deze gronden liggende andere bestemming(en), mits het belang van de rivierdijk in voldoende mate is gewaarborgd.
- b. Alvorens te beslissen over een omgevingsvergunning wint het bevoegd gezag advies in bij de beheerder van de waterkering.
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 9 Anti-dubbeltelbepaling
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 10 Algemene Bouwregels
10.1 Bestaande situatie
Ongeacht het in deze regels bepaalde ten aanzien van de situering en de maximale maten van bebouwing, geldt voor bestaande legale bebouwing dat, indien de bestaande situering en/of maten afwijken van de ingevolge deze regels toegestane situering en/of maten, de bestaande situering tevens en/of bestaande maten als maximaal toegestaan worden beschouwd.
Artikel 11 Algemene Gebruiksregels
11.1 Strijdig gebruik
Onder strijdig gebruik wordt in ieder geval begrepen het gebruiken of laten gebruiken van de gronden en/of bouwwerken binnen deze bestemming ten behoeve van:
- a. het gebruik van vrijstaande bijbehorende bouwwerken ten behoeve van zelfstandige bewoning en afhankelijke woonruimte;
- b. kamerbewoning;
- c. seksinrichtingen;
- d. internetverkoop, waarbij de te koop aangeboden goederen worden opgeslagen, tentoongesteld en/of kunnen worden afgehaald anders dan op gronden en in bouwwerken waar detailhandel, niet zijnde ondergeschikte detailhandel, is toegestaan.
Artikel 12 Algemene Aanduidingsregels
12.1 Geluidzone - spoor
12.2 Veiligheidszone - munitie
12.3 Vrijwaringszone - weg
12.4 Overige zone - Parkeren uitgesloten
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 13 Overgangsrecht
13.1 Overgangsrecht bouwwerken
13.2 Overgangsrecht gebruik
Artikel 14 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als:
Regels van het bestemmingsplan ABC - Laanboomhuis, Opheusden.
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding En Doel Van Het Plan
Gemeente Neder-Betuwe ontwikkelt het Agro Business Centre (hierna ABC) in het gebied aan de Dodewaardsestraat te Opheusden. Op het ABC kunnen zich bedrijven vestigen die aan de laanboomteelt gerelateerde activiteiten uitvoeren.
Aan de hoofdontsluiting van het ABC-terrein is het Laanboomhuis voorzien. Op deze locatie is ruimte voor fysieke en virtuele handel, representatieve ontvangstruimtes, scholing en innovatie voor de bedrijven op het ABC-terrein en de laanboomsector. Naast het Laanboomhuis maakt de realisatie van een kleinschalig bedrijfsverzamelgebouw, parkeergelegenheid en een assortimentstuin/expo onderdeel uit van de ontwikkeling. De locatie vormt de entree tot het bedrijventerrein waar de samenwerking en de toegevoegde waarden van het ABC tot uitdrukking komen. De exacte uitwerking van de gebouwen en de landschappelijke inpassing krijgen haar definitieve vorm in een later stadium, binnen de kwalitatieve kaders die zijn opgesteld voor het gehele ABC-terrein. Om deze reden is een zekere flexibiliteit behouden in voorliggend plan.
De realisatie van het Laanboomhuis, het bedrijfsverzamelgebouw en bijbehorend parkeren is strijdig met het geldende bestemmingsplan. De gemeente Neder-Betuwe heeft besloten medewerking te verlenen aan het initiatief, omdat het initiatief past binnen het gemeentelijk beleid zoals onder andere verwoord in de structuurvisie voor het ABC terrein. Hierbij moet worden voldaan aan een aantal (kwalitatieve) voorwaarden. Omdat de beoogde ontwikkeling op grond van het vigerende bestemmingsplan 'Buitengebied Dodewaard en Echteld' niet is toegestaan, wordt het voorliggende bestemmingsplan in procedure gebracht.
1.2 Ligging Plangebied
Het plangebied is gelegen aan de oostzijde van de Pijenkampseveldweg ten zuiden van de kern Opheusden. Bijgevoegde afbeelding toont globaal de ligging van het plangebied in de omgeving.
Direct ten noorden is de spoorlijn Arnhem - Tiel met het station Opheusden gelegen.
Afbeelding 1.1: Luchtfoto met globale ligging plangebied (bron: www.openstreetmap.org)
1.3 Geldende Plannen
Ter plaatse van het plangebied geldt het bestemmingsplan 'Buitengebied Dodewaard en Echteld', vastgesteld op 30 mei 2013. Het perceel aan de Pijenkampseveldweg heeft de bestemming "Agrarisch met waarden - 2". Daarnaast gelden (voor deel van het plangebied) de dubbelbestemmingen "Waarde - Archeologie 1", "Waarde - Archeologie 4", "Leiding - Hoogspanningsverbinding", "Leiding - Riool", "Waterstaat - Beheerszone watergang" en de gebiedsaanduidingen "vrijwaringszone - weg" en "geluidzone - spoor". Ter plaatse van de gronden direct rondom het plangebied geldt het recentere bestemmingsplan 'Infrastructuur ABC' uit 2015.
Strijdigheid met het vigerende bestemmingsplan
Binnen de bestemming "Agrarisch met waarden - 2" is grondgebonden agrarische productie, teelt en het weiden van dieren toegestaan. Binnen de dubbelbestemming "Leiding - Riool" mogen uitsluitend bouwwerken ten behoeve van de bestemming gebouwd worden. Binnen de dubbelbestemming "Leiding - Hoogspanningsverbinding" wordt geadviseerd geen gevoelige bestemmingen zoals woningen en scholen te situeren. Tevens geldt voor het hele plangebied de gebiedsaanduiding 'geluidzone - spoor'. Binnen dit gebied mogen geen woningen worden gebouwd. Deels geldt de gebiedsaanduiding 'vrijwaringszone - weg', waarbinnen geen bouwwerken mogen worden gebouwd. Op navolgende afbeelding is een uitsnede van het geldende bestemmingsplan weergegeven, het plangebied is met rood aangegeven.
Uitsnede van het geldende bestemmingsplan 'Buitengebied Dodewaard en Echteld', voorliggend plangebied betreft het gebied binnen het rode kader (bron: www.ruimtelijkeplannen.nl)
1.4 Leeswijzer
Hoofdstuk 2 bevat een beschrijving van de bestaande situatie en van het plan. Daarna wordt in hoofdstuk 3 ingegaan op het relevante Rijks-, provinciale-, en gemeentelijke beleid. In hoofdstuk 4 wordt de haalbaarheid van het project getoetst op grond van het geldende beleid en (milieu)wetgeving. Hoofdstuk 5 geeft een toelichting op de juridische opzet van het plan. In hoofdstuk 6 komt de economische uitvoerbaarheid aan bod en in hoofdstuk 7 wordt ingegaan op de wijze hoe burgers en andere belanghebbenden betrokken zijn bij het plan (maatschappelijke uitvoerbaarheid). Hierin zijn de uitkomsten van inspraak, vooroverleg en zienswijzen opgenomen.
Hoofdstuk 2 Planbeschrijving
2.1 Bestaande Situatie
Het plangebied ligt aan de Pijenkampseveldweg op het ABC terrein ten zuiden van Opheusden en wordt aan de noord-, oost- en zuidzijde omringd door een watergang. Ten noorden bevindt zich de kern Opheusden, rivier de Linge en een spoorlijn. De locatie ten zuiden van het perceel is reeds ontwikkeld ten behoeve van het bedrijventerrein. De locatie aan de westzijde van het plangebied is momenteel nog in gebruik voor agrarische doeleinden, maar wordt tevens ontwikkeld ten behoeve van het ABC-terrein. Aan de oost- en zuidzijde van het plangebied is de eerste fase van de benodigde ontsluiting gerealiseerd.
Het plangebied zelf is onbebouwd en ligt in afwachting van de nieuwe functie grotendeels braak. In navolgende afbeeldingen is de huidige situatie van het perceel weergegeven.
Luchtfoto huidige situatie (Bron: www.pdok.nl/viewer)
Aanzicht van het plangebied, gezien vanuit het noordoosten (Bron: Google maps streetview)
2.2 Toekomstige Situatie
2.2.1 Programma en ruimtelijke ontwikkeling
Het Laanboomhuis is een laagdrempelig uitwisselings- en ontmoetingscentrum voor kwekers en aan de laanboomteelt gerelateerde bedrijven, onderzoek en opleiding, bevolking en overheden etc. De gehele locatie waar het Laanboomhuis wordt gerealiseerd, zal gaan fungeren als handelscentrum en als broedplaats voor kennis en innovatie. Met de ontwikkeling van het Laanboomhuis en omliggend perceel wordt een entree gecreëerd tot het ABC-terrein met een hoogwaardige uitstraling. Hiermee vormt het plangebied na realisatie het visitekaartje van de laanboomsector. Gemeente Neder-Betuwe heeft voor de ontwikkeling van het gehele ABC-terrein het Ruimtelijk Kwaliteitskader Agro Business Centrum Opheusden (zie bijlage 1: Ruimtelijk Kwaliteitskader Agro Business Centrum Opheusden, Gelders Genootschap namens de gemeente Neder-Betuwe, juli 2017) opgesteld, waaraan zal moeten worden voldaan bij de uitvoering van het initiatief. Daarnaast omvat het Programma van Eisen voor de locatie Laanboomhuis ABC Opheusden nadere uitgangspunten.
De omvang van het plangebied bedraagt 12.000 m². Hiervan is ca. driekwart van het bedrijfskavel voor Laanboomhuis, assortimentstuin, parkeren, ontsluiting, bedrijfsverzamelgebouw. De overige gronden zijn door belemmeringen (hoogspanningsleiding, hogedrukgasleiding, watergangen) niet bebouwbaar, maar wel geschikt voor watercompensatie van fase 1 van het ABC en/of parkeren en/of laagblijvend groen.
Kernbegrippen van de beoogde ontwikkeling betreffen duurzaamheid, soepele verbinding tussen binnen en buiten, modulair/flexibel/faseerbaar/uitbreidbaar, slim, stijlvol/strak/sober, en een uitstraling die past bij de laanboomteelt. Voor nadere ontwerpprincipes wordt verwezen naar het eerder genoemde separate document Ruimtelijke Kwaliteitskader ABC 2017.
Stedebouwkundige inpassing
Op basis van bovenstaande kernbegrippen is door Buro Gkracht in opdracht van de gemeente een principeschets stedebouwkundige inpassing gemaakt. Deze is hieronder weergegeven.
Stedenbouwkundige opzet Laanboomhuis en bedrijfsverzamelgebouw (buro Gkracht)
Het bestaand uitgangspunt ten aanzien van het Laanboomhuis om een goed zichtbaar, markant pand met een hoogwaardige uitstraling bij de entree van het ABC-terrein te vestigen blijft van kracht. Het toe te voegen bedrijfsverzamelgebouw dient qua positie wat teruggeschoven te zijn ten opzichte van het Laanboomhuis. Het heeft sterk de voorkeur om de uitstraling van deze toevoeging af te stemmen op het Laanboomhuis. Koppeling is mogelijk middels een ondergeschikt, transparant gebouw (het idee van een sluis). Laanbomen en water zijn in het openbaar gebied het bindend middel voor beide gebouwen. Het parkeren vindt aan de achterzijde plaats. Vanaf deze locatie zijn Laanboomhuis, bedrijfsverzamelgebouw en assortimentstuin/ expo ontsloten.
Laanboomhuis
In het Laanboomhuis is ruimte voor verschillende functies, gericht op de fysieke en virtuele handel. Daarnaast maken representatieve ontvangstruimtes en de mogelijkheid tot het geven van scholing en innovatie onderdeel uit van de invulling van het gebouw. Het eigen kavel van het Laanboomhuis omvat vooralsnog ca. 1.850 m², de footprint van het gebouw betreft 250 m². Het Laanboomhuis heeft een bouwhoogte van maximaal 12 m met de mogelijkheid tot het inpassen van beperkte hoogteaccenten.
Het Laanboomhuis is georiënteerd naar de openbare omliggende wegen (Bomenlaan, Dodewaardestraat en de rotonde) en is duidelijk herkenbaar vanuit die openbare ruimte. Het pand is zodanig ontworpen dat het bedrijfsverzamelgebouw in de toekomst eenvoudig ernaast kan worden ontwikkeld, waarmee het plan modulair, flexibel en uitbreidbaar is. Onderlinge functie-uitwisseling tussen de gebouwen dient mogelijk zijn. In het geval dat er een fysieke koppeling plaatsvindt tussen deze twee gebouwen heeft het de voorkeur deze koppeling via een sluis te laten verlopen met een lage bouwhoogte.
Bedrijfsverzamelgebouw
Ondergeschikt aan het Laanboomhuis maakt een kleinschalig bedrijfsverzamelgebouw onderdeel uit van de ontwikkeling. Een eis bij de ontwikkeling van het initiatief is dat er een onderlinge samenhang bestaat tussen het bedrijfsverzamelgebouw en de assortiments-/proeftuin.
Het bedrijfsverzamelgebouw voegt zich naar de situering van het Laanboomhuis, en is ook duidelijk zichtbaar en herkenbaar vanaf de openbare ruimte. Het bedrijfsverzamelgebouw is ondergeschikt aan het laanboomhuis en zal te alle tijden lager zijn in bouwhoogte dan het laanboomhuis. Het eigen kavel van het bedrijfsverzamelgebouw omvat vooralsnog ca. 2500 m² waar binnen gebouwd kan worden. Het bedrijfsverzamelgebouw heeft een bouwhoogte van maximaal 8 m.
Assortiments-/proeftuin en het openbaar gebied
Ten noorden van het Laanboomhuis en het bedrijfsverzamelgebouw wordt een assortimentstuin/expo ingepast, welke is voorzien in het benodigde parkeren voor het gehele initiatief. Laanbomen en water in het openbaar gebied vormen het bindend middel voor beide gebouwen.
De nadere uitwerking van de gebouwen en de landschappelijke inpassing van het terrein is nog niet geheel duidelijk in deze fase. De ontwikkeling zal in een latere fase binnen de kwalitatieve kaders opgesteld voor het gehele ABC-terrein zijn definitieve invulling krijgen. De kaders zijn dan ook als voorwaardelijke verplichting opgenomen in dit bestemmingsplan.
2.2.2 Ontsluiting en parkeren
Het perceel wordt ontsloten via de Pijenkampseveldweg aan de westzijde van het plangebied. Er wordt voorzien in een gemeenschappelijk parkeerterrein dat voorziet in de toekomstige parkeerbehoefte van de voorgenomen functies.
Hoofdstuk 3 Beleidskader
3.1 Nationaal Beleid
3.1.1 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) en Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro)
Gebiedsgericht
De SVIR benoemt een aantal aspecten van nationaal ruimtelijk belang. Het betreft de bescherming van de waterveiligheid aan de kust en rond de grote rivieren, bescherming en behoud van de Waddenzee en enkele werelderfgoederen, de uitoefening van defensietaken, de ecologische hoofdstructuur, de elektriciteitsvoorziening, de toekomstige uitbreiding van het hoofd(spoor)wegennet en de veiligheid rond rijksvaarwegen. Voorts betreft het enkele specifieke gebieden, zoals de mainportontwikkeling van Rotterdam en Schiphol.
In het Barro heeft het Rijk voor deze onderwerpen regels opgesteld waarmee de SVIR juridisch verankerd is richting lagere overheden. Via het Besluit ruimtelijke ordening en het Besluit omgevingsrecht zijn deze regels aanvullend vastgelegd.
In de SVIR worden, naast de onderwerpen van nationaal belang, accenten geplaatst op het gebied van bestuurlijke verantwoordelijkheden. Het beleid betekent een decentralisatie van rijkstaken en bevoegdheden. Het Rijk gaat zo min mogelijk op de stoel van provincies en gemeenten zitten en lagere overheden, burgers en bedrijven krijgen, zolang het nationaal belang niet in het geding is, de ruimte om oplossingen te creëren.
Ladder duurzame verstedelijking
Een meer algemeen onderwerp uit de SVIR is 'duurzame verstedelijking'. Via de 'ladder voor duurzame verstedelijking' wordt een zorgvuldige afweging en besluitvorming geborgd bij ruimtelijke vraagstukken in stedelijk gebied. Het gebruik van deze ladder is opgenomen in het Bro, artikel 3.1.6 onder 2.
De ladder richt zich op nieuwe stedelijke ontwikkelingen. In de toelichting van een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, dient de behoefte aan die ontwikkeling te worden beschreven. Als de ontwikkeling buiten het bestaand stedelijk gebied plaatsvindt, moet bovendien gemotiveerd worden waarom niet binnen het bestaand stedelijk gebied in die behoefte kan worden voorzien.
Het Bro beschrijft wat een stedelijke ontwikkeling is. Daar wordt het volgende onder verstaan: "een ruimtelijke ontwikkeling van een bedrijventerrein of zeehaventerrein, of van kantoren, detailhandel, woningbouwlocaties of andere stedelijke voorzieningen." Onder 'bestaand stedelijk gebied' wordt het volgende verstaan: "bestaand stedenbouwkundig samenstel van bebouwing ten behoeve van wonen, dienstverlening, bedrijvigheid, detailhandel of horeca, alsmede de daarbij behorende openbare of sociaal culturele voorzieningen, stedelijk groen en infrastructuur."
Per 01 juli 2017 is de ladder voor duurzame verstedelijking herzien. Bij de herziening zijn onder meer de drie afzonderlijke 'treden' van de ladder losgelaten en is het begrip 'actuele regionale behoefte' gewijzigd in 'behoefte'. Nieuw is dat de laddertoets bij flexibele plannen kan worden doorgeschoven naar het moment van vaststelling van een wijzigings- of uitwerkingsplan.
Planspecifiek
Gebiedsgericht
De SVIR zet onder meer in op de ontwikkeling van de Greenports. Het gebied in en rond Neder-Betuwe is aangemerkt als satellietgebied boomkwekerij. Voorliggend initiatief betreft de realisatie van een aan de boomteelt gelieerd bedrijf en past wat dat betreft binnen het SVIR. Het Barro stelt verder geen regels voor het plangebied.
Ladder duurzame verstedelijking
In de marktanalyse Agro Business Centre Opheusden (Stec Groep) uit 2016 is de behoefte in kaart gebracht voor bestaande keten- en gelieerde bedrijven en voor nieuwe bedrijvigheid. Navolgend worden de hoofdpunten uit deze analyse beschreven.
Bestaande bedrijven
- Op basis van de uitgevoerde analyses en gesprekken is een ruimtebehoefte binnen de planperiode voor het ABC van ca. 6 tot 7 hectare vanuit bestaande keten- en gelieerde bedrijven mogelijk. De exacte omvang is afhankelijk van de mate waarin ABC voordelen biedt voor bedrijven en samenwerking.
- ABC zal niet concurreren met bestaande bedrijventerreinen om twee redenen, omdat (1) verplaatsende bedrijven overwegend in het buitengebied zijn gevestigd en (2) bedrijven de clustervoordelen op andere locaties niet kunnen invullen.
Nieuwe bedrijven
- De (kweek)bedrijven in de sector opereren van oudsher nog individualistisch: samenwerking is vooralsnog beperkt, maar komt steeds meer van de grond. Dat vertaalt zich op dit moment echter voornamelijk in gezamenlijke investeringen in kennis, innovatie en een online (handels)platform, niet zozeer in fysiek-ruimtelijke initiatieven, zoals gezamenlijk transport, gezamenlijke opslag of een gedeeld handelshuis. De verwachting is dat dit de komende jaren, mede onder druk van de markt, wel toe gaat nemen.
- Ambitie is om samenwerking onder andere vorm te geven in transport en opslag: goederen van verschillende kwekers naar dezelfde eindbestemming worden gecentraliseerd in één centraal op- en overslagpunt, vanwaar de goederen efficiënt worden getransporteerd. Dat levert bovendien een kostenbesparing op voor het cluster.
- Op dit moment is het ontwikkelen van het Laanboomhuis (0,75 ha) het meest concreet. Andere reële mogelijke ruimtevragers voor ABC zijn bijvoorbeeld (1) een fysieke beursruimte, (2) een testruimte, waar innovatie met (bijvoorbeeld) de WUR kan worden georganiseerd, (3) een bedrijfsverzamelgebouw, (4) een onderwijsruimte en (5) een installatie voor biovergisting.
- Gezien de (langzaam) toenemende samenwerking en afhankelijk van de omvang van gedeelde faciliteiten, wordt een reële behoefte naar ABC vanuit dit segment van ca. 3 tot 4 hectare tot 2025 verwacht.
De totale behoefte vanuit bestaande en nieuwe bedrijven wordt op basis van het bovenstaande ingeschat op ca. 9 ha tot 11 ha. Er wordt ontwikkeld volgens het model van organische groei, waarbij geen grote eenheden bouwrijp worden gemaakt, maar (vraaggestuurd) perceel voor perceel wordt ontwikkeld. In voorliggend plan wordt het perceel geschikt gemaakt voor ontwikkeling van het Laanboomgebouw, een bedrijfsverzamelgebouw en een plek voor gezamenlijke investeringen in kennis, innovatie en een online (handels)platform. Op basis van de rapportage van de STEC groep is de ontwikkeling van het ABC onder verwijzing aan het regionale aanbod en de (regionale) behoefte opgenomen in het vastgestelde Regionaal Programma Bedrijventerreinen (RPB) Rivierenland (juli 2016).
Hiermee is aangetoond dat er zowel vanuit de regio als vanuit de concrete toekomstige bedrijven op het ABC-terrein behoefte is aan de ontwikkeling van het plangebied.
De planlocatie is gelegen in het buitengebied tussen de kernen Dodewaard en Opheusden, in het hart van het gebied voor de laanboomteelt dat zich uitstrekt binnen de gemeenten Buren, Neder-Betuwe en Overbetuwe. Rondom de Betuwelijn en de A15 is naar verloop van tijd steeds meer sprake van verstedelijking. Er zijn reeds een aantal omgevingsvergunningen verstrekt op het ABC voor de vestiging van andere bedrijven. Daarnaast is het oprichten van een cluster van in totaal 30 hectare (ABC) niet mogelijk binnen het bestaand stedelijk gebied. (Verplaatsende) bedrijven bevinden zich momenteel verspreid over het buitengebied, waar de clustervoordelen van het ABC niet behaald kunnen worden. De locaties bieden onvoldoende uitbreidingsmogelijkheden om door te groeien of tot een clustering van laanboomteelt gelieerde bedrijven te komen. In verband met de toenemende verstedelijking in de omgeving van de planlocatie en de gunstige bereikbaarheid wordt deze locatie als meest geschikte alternatief beschouwd om tot een cluster van bedrijven in deze sector te komen.
Op basis van voorgaande alinea's kan worden geconcludeerd dat de ontwikkeling van het betreffende bedrijfsperceel past binnen de uitgangspunten van de ladder voor duurzame verstedelijking.
3.1.2 Conclusie
Het rijksbeleid staat de uitvoer van voorliggend initiatief niet in de weg.
3.2 Provinciaal Beleid
3.2.1 Algemeen
Op 14 januari 2014 stelde het college van Gedeputeerde Staten de Omgevingsvisie en de bijbehorende Omgevingsverordening vast. In de Omgevingsvisie staan de hoofdlijnen van het beleid en in de Omgevingsverordening de regels. Provinciale Staten hebben de Omgevingsvisie in hun vergadering van 9 juli 2014 vastgesteld. De Omgevingsverordening is op 24 september 2014 vastgesteld. De Omgevingsvisie en -verordening zijn beide op 18 oktober 2014 in werking getreden.
De Omgevingsvisie en –verordening zijn dynamische instrumenten. Ze worden bijgesteld als ontwikkelingen daarom vragen. De meest recente actualisatie dateert van 1 januari 2018.
3.2.2 Omgevingsvisie
Het provinciaal beleid is vastgelegd in de Omgevingsvisie en omgevingsverordening van Gelderland. Deze zijn in 2014 vastgesteld en sindsdien een aantal keren geactualiseerd naar aanleiding van nieuwe wetgeving of nieuwe initiatieven. De Omgevingsverordening is een uitwerking van de Omgevingsvisie en stelt regels waaraan bestemmingsplannen moeten voldoen.
Over het ABC -terrein is opgenomen dat de gemeente Neder-Betuwe samen met de sector de haalbaarheid onderzoekt van een projectvestiging in Opheusden en omgeving van bedrijven en voorzieningen die van cruciaal belang zijn voor de boomteeltbedrijven, zoals agro-logistieke bedrijven en voorzieningen. De provincie ondersteunt dit initiatief en wil daarmee bevorderen dat er ruimte geboden wordt voor de logistiek van de sector ten behoeve van efficiënt en duurzaam transport. In de structuurvisie bedrijventerreinen wordt aangegeven dat specifieke bedrijfssectoren zoals agroproductie een bijzondere ontwikkeling doormaken en een passende plek nodig hebben. De provincie wil er voor zorgen dat ook deze sectoren zo goed mogelijk kunnen worden geaccommodeerd. In deze structuurvisie zijn geen specifieke locaties aangeduid voor agroproductieparken.
Per regio kan een locatie gezocht worden voor een agroproductiepark. Een agroproductiepark wordt gezien als een gerichte ruimtelijke clustering van (agro)productiefuncties. Het eerste doel is het bundelen van hoog dynamische agrarische functies. Het tweede doel van de clustering is om transportbewegingen te verminderen, reststromen beter te benutten (materie en energie), ruimtegebruik te intensiveren, de landschappelijke inpassing van bedrijven te verbeteren en de ketensamenwerking te versterken op het punt van kennis en economie. In de Omgevingsvisie staat dat de provincie ter versterking van de tuinbouwclusters enige ruimte biedt voor gesegmenteerde agro gelieerde bedrijfsterreinen. ABC Opheusden wordt als belangrijk voor de sector benoemd. Agrobusiness wordt als een van de pijlers in de Regio Rivierenland gezien.
Structuurvisiegebied Regio Rivierenland
De regio Rivierenland staat traditioneel bekend als de fruitregio van Nederland. Het economisch beleid van de regio is erop gericht fruit en andere teelten zoals paddenstoelen- en laanboomteelt te versterken.
Enkele kwaliteitsambities die van belang zijn voor de regio Rivierenland:
- streven naar goede omgang met landschappelijke, cultuurhistorische en natuurkwaliteiten vanuit de gewenste ruimtelijke ontwikkelingen in o.a. agrobusiness;
- versterking van een samenhangende regio met geconcentreerde centrumfuncties, vitale dorpen en duurzame land- en tuinbouwclusters;
Planspecifiek
Onderhavig initiatief betreft de realisatie van een maatschappelijk-/bedrijfsgebouw op een bedrijventerrein. Dit draagt bij aan de duurzame economische structuur van de provincie Gelderland en past daarmee binnen het provinciale beleid voor agro gelieerde bedrijventerreinen.
3.2.3 Omgevingsverordening
De Omgevingsverordening vormt de juridische doorwerking in regels van het beleid uit de Omgevingsvisie. De inzet van de verordening als juridisch instrument om de doorwerking van het provinciaal beleid af te dwingen is beperkt tot die onderdelen van het beleid waarvoor de inzet van algemene regels noodzakelijk is om provinciale belangen veilig te stellen of om uitvoering te geven aan wettelijke verplichtingen. De Omgevingsverordening richt zich net zo breed als de Omgevingsvisie op de fysieke leefomgeving in de provincie Gelderland. Dit betekent dat vrijwel alle regels die betrekking hebben op de fysieke leefomgeving opgenomen zijn in de Omgevingsverordening.
Planspecifiek
Voorliggend bestemmingsplan heeft geen betrekking op gebieden die in de Omgevingsverordening zijn aangewezen als beschermingswaardig of waar specifieke provinciale doelen zijn gesteld.
3.2.4 Conclusie
Het bestemmingsplan is passend in de Omgevingsvisie en -verordening van de provincie Gelderland.
3.3 Regionaal Beleid
3.3.1 Regionaal Programma Bedrijventerreinen Rivierenland
In het Regionaal Programma Bedrijventerreinen Rivierenland (RPB, uit 2016) is aangegeven dat de laanboomteelt in de gemeenten Neder-Betuwe en Buren (en buiten de regio gemeente Overbetuwe) een prominente plaats inneemt op economisch en sociaal vlak. Om het laanboomcluster te versterken, wordt beoogd om het Agro Business Centre (ABC) Opheusden te ontwikkelen. Doelgroep van het ABC zijn aan de boomteelt gerelateerde bedrijven, niet de kwekerijen zelf. Het gaat om de eerste schil rondom de kernactiviteit van het laanboomteeltcluster. 'Reguliere' bedrijvigheid zal zich niet kunnen vestigen op het ABC. Bovendien worden geïnteresseerde bedrijven kwalitatief beoordeeld op hun link met het laanboomcluster. Daarmee wordt het profiel van het ABC geborgd en voorkomen dat ABC gaat concurreren met 'reguliere' bedrijventerreinen in de regio (of daarbuiten). De ruimtebehoefte is dus aanvullend ten opzichte van de bestaande prognose. Vanuit dit RPB volgt tevens dat er behoefte is aan dit terrein.
Planspecifiek
Het laanboomhuis wordt gerealiseerd op het ABC-terrein. Het biedt ruimte voor fysieke en virtuele handel, representatieve ontvangstruimtes, scholing en innovatie. Dit past binnen het profiel van het ABC en binnen het regionale beleid voor bedrijventerreinen met betrekking tot de laanboomteelt.
3.4 Gemeentelijk Beleid
3.4.1 Structuurvisie Neder-Betuwe 2015
Op 16 maart 2015 heeft de gemeenteraad van Neder-Betuwe de Structuurvisie Neder-Betuwe 2015 vastgesteld. Doel van deze structuurvisie is het bieden van een actueel en integraal ruimtelijk kader, dat voor de langere termijn als toetsingskader op hoofdlijnen dient voor alle ruimtelijke ontwikkelingen.
De structuurvisie is het strategisch document in het kader van de ruimtelijke ontwikkeling van de gemeente. De structuurvisie geeft richting aan de gewenste ruimtelijke inrichting van een gebied waardoor voor een ieder in algemene zin duidelijk is of bepaalde initiatieven daarbinnen passen. Voor andere overheden kan de structuurvisie duidelijk maken hoe de gemeente het beleid van Rijk en provincie uitwerkt op gemeentelijk schaalniveau. Voor het gemeentebestuur is de structuurvisie een belangrijk kader voor de afweging van concrete ruimtelijke beslissingen en voor de inzet daartoe van bestuurlijke uitvoeringsinstrumenten, zoals het vaststellen van bestemmingsplannen, het beschikbaar stellen van financiële middelen en het sluiten van bestuursovereenkomsten. Tevens is de visie leidraad bij de beoordeling van nieuwe plannen en initiatieven.
Structuurvisiekaart gemeente Neder-Betuwe
De gemeente streeft nog steeds naar het zoveel mogelijk benutten van inbreidingslocaties en daarmee een efficiënt gebruik van de (open) ruimte in de kernen, mits het landelijk karakter (lees: de kwaliteit) van de kern niet verloren gaat. De ontwikkeling en het behoud van compacte dorpskernen bespaart waar mogelijk uitbreiding aan de randen en ongewenste realisatie van bebouwing in het buitengebied. Hoewel het voorliggende bestemmingsplan conserverend is en geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk maakt, dient bij eventuele toekomstige ontwikkelingen in de kernen gezocht te worden naar inbreidingsmogelijkheden.
Naast de beoogde gemeentelijke ambities, is in de structuurvisie een toetsingskader voor particuliere initiatieven opgenomen. Initiatieven worden in eerste instantie getoetst aan de visie. Indien het initiatief past binnen de uitgangspunten van de visie, wordt onderzocht of het initiatief inpasbaar is in de directe omgeving. Hiermee dragen particuliere initiatieven in belangrijke mate bij aan de beoogde ruimtelijke ontwikkeling van de gemeente.
In aanvulling op het voorgaande is in de structuurvisie per kern een ontwikkelingsrichting geschetst. Deze ontwikkelingsrichting dient als leidraad voor toekomstige ruimtelijke initiatieven.
Planspecifiek
Hieronder is een uitsnede van de structuurvisiekaart weergegeven. Het plangebied ligt binnen het gebied dat is aangeduid als 'Agro Business Centre' (ABC). Dit bedrijventerrein wordt ontwikkeld om het laanboomcluster in het gebied te versterken.Zie paragraaf 3.3.1. De ontwikkeling van het laanboomhuis op het ABC-terrein draagt hieraan bij en past zodoende binnen het beleid van de structuurvisie.
Uitsnede structuurvisiekaart gemeente Neder-Betuwe met in de blauwe cirkel het plangebied.
3.4.2 Visie Recreatie en Toerisme gemeente Neder-Betuwe
De visie 'Recreatie en Toerisme Natuurlijk in Neder-Betuwe 2013' is een vervolg op het actieplan recreatie en toerisme Neder-Betuwe uit 2007. In de beleidsnota is kort teruggeblikt op wat in de afgelopen jaren is gerealiseerd, welke marktontwikkelingen er zijn, wat de sterke en zwakke kanten zijn en waar de gemeente zich de komende jaren op zal richten.
De algemene visie is als volgt omschreven: economische groei door middel van uitbreiding van verblijfsrecreatie en dagrecreatie waarbij de sterke kanten en mogelijkheden van Neder-Betuwe naar voren komen en ingespeeld wordt op de wensen van de doelgroepen. Neder-Betuwe is het hart van de Betuwe en heeft een grote naamsbekendheid. Mensen hebben een bepaald beeld voor zich als ze aan de Betuwe denken: fruit, bloesem, rust en natuur zijn het meest bekend. Dit beeld willen bezoekers graag terugzien bij een bezoek aan het gebied.
Er zijn te weinig dagrecreatieve voorzieningen in de gemeente. Ook voor de burgers is dit van belang. Mensen moeten voldoende keuze hebben om hun dag in te vullen met activiteiten. Dit kunnen verschillende kleinschalige voorzieningen zijn, maar het is ook van belang dat er juist grotere dagvullende voorzieningen zijn, die bij voorkeur jaarrond toegankelijk zijn. Hiermee kan niet alleen de verblijfsduur van bezoekers worden verlengd, maar zal ook seizoensverlenging plaatsvinden.
De zakelijke markt is complementair aan de toeristisch recreatieve markt. Waar toerisme en recreatie met name in de weekenden plaatsvindt, richt de zakelijke markt zich vooral op de weekdagen. De zakelijke markt heeft behoefte aan hotelbedden, vergaderlocaties/ congresruimten en restaurants. Kwaliteit moet hier voorop staan. Veel meer dan vroeger neemt het vrijetijdsaspect een rol in binnen de zakelijke markt: tussen de vergaderingen en bijeenkomsten door genieten van de omgeving of samen een activiteit ondernemen wordt belangrijker.
Planspecifiek
Het te realiseren laanboomhuis op het bedrijvenpark biedt ruimte voor fysieke en virtuele handel, scholing en innovatie en representatieve ontvangstruimtes. Dit biedt mogelijkheden voor recreatie en toerisme voor de zakelijke markt. Zodoende past onderhavig plan binnen bovenstaand beleidsdocument.
3.4.3 Intergemeentelijke strategische visie voor de laanboomteelt
In juli 2015 is door de Gemeenten Neder-Betuwe, Overbetuwe en Buren een intergemeentelijke strategische visie voor de laanboomteelt in de Betuwe opgesteld. Het integrale karakter van de visie wordt primair gezocht in een samenhangende benadering van de aspecten laanboomteelt, infrastructuur, landschap, natuur, recreatie, cultuurhistorie, wonen en werken. De visie dient als input voor de structuurvisie van de deelnemende gemeenten en voor activiteiten gericht op de versterking van de laanboomteelt.
De visie doet een uitspraak over waar de sector op ruimtelijke aspecten gefaciliteerd dient te worden en op welke wijze. Daarnaast gaat de visie in op hoe de sector een bijdrage kan leveren aan landschappelijke, ruimtelijke en milieukwaliteiten.
De laanboomteeltsector is een belangrijk fundament voor de economie van het gebied en heeft een intensieve samenwerking op regionaal en landelijk niveau. Het Laanboomcentrum Betuwe is een groen, gezond en gerespecteerd cluster. Hierbij heeft het Laanboomcentrum Betuwe een sterke internationale marktpositie en een ketenregiefunctie in de laanboomteelt gekregen. Het gebied herbergt diverse gecertificeerde laanboomteeltbedrijven van de toekomst aangevuld met ondersteunende bedrijven, waardoor een optimalisatie van de hele keten van bedrijven plaatsvindt. Tevens heeft het Laanboomcentrum Betuwe een toonaangevende positie in kennis, innovatie en hoogwaardige arbeid.
De gemeente wil dat de sector zich verder kan ontplooien en geeft boomkwekerijen de ruimte te groeien en zich verder te ontwikkelen met ruimte voor innovatie. Dit betekent dat het gehele buitengebied, met uitzondering van de uiterwaarden en het weidevogel- en ganzengebied, kan worden ingezet om groei van deze sector mogelijk te maken en heeft het de prioriteit ten opzichte van andere functies, zoals recreatie en toerisme en wonen. Als vanzelfsprekend zal rekening moeten worden gehouden met landschappelijke inpassing van de laanboomteeltbedrijven en de groene dooradering met boomteeltproducten. Indien dit vanuit de kwaliteiten van het landschap nodig en mogelijk is, zullen randvoorwaarden worden gesteld aan de inpassing van nieuwe agrarische bouwpercelen, niet grondgebonden teelten (containerteelt) en teeltondersteunende voorzieningen. De randvoorwaarden zijn afhankelijk van de aard en de locatie van de voorzieningen.
Planspecifiek
De realisatie van het laanboomhuis op het ABC-terrein biedt ruimte voor fysieke en virtuele handel, representatieve ontvangstruimtes, scholing en innovatie. Dit zorgt voor een versterking van de laanboomteeltsector in het gebied. De sector kan zich met behulp hiervan verder ontplooien en innoveren. Zodoende past de ontwikkeling binnen de intergemeentelijke strategische visie voor de laanboomteelt.
3.4.4 Structuurvisie Agro Business Centre Opheusden
De gemeenteraad van Neder-Betuwe heeft op 18 december 2014 de structuurvisie voor het Agro Business Centre (ABC) Opheusden vastgesteld. In het gebied tussen de Linge en de Betuweroute/A15, ten westen van de Dodewaardsestraat, is de gemeente voornemens een bedrijvenpark voor bedrijven die aan de laanboomteelt zijn gerelateerd te realiseren. In deze structuurvisie worden keuzes gemaakt ten aanzien van ruimtelijke en functionele invulling en de ontwikkelingsstrategie van het ABC. De visie heeft als doel een integraal kader te bieden voor het realiseren van een Agro Business Centre in Opheusden.
Structuurvisiekaart Agro Business Centre Opheusden
De kaders voor de ruimtelijke ontwikkeling van het ABC zijn vervat in een reeks randvoorwaarden waaraan elke bedrijfsvestiging binnen het ABC dient te voldoen. Op deze
wijze wordt sturing gegeven aan de beoogde ontwikkeling. De randvoorwaarden richten zich op de ontsluiting van het gebied, de ruimtelijke kwaliteit, de bedrijfskavels en de waterhuishouding. Daarbij is er speciale aandacht voor het hart van het ABC.
Ontsluiting
- Elke kavel is primair ontsloten via de te realiseren hoofdontsluiting op de Dodewaardsestraat (niet via de Kerkewal; Parallelweg).
- Elke kavel is voor langzaam verkeer ontsloten via de Kerkewal; Parallelweg. Deze verbinding vormt tevens een tweede, (calamiteiten)ontsluiting.
- Er komen geen uitritten op de Dodewaardsestraat maar één volwaardige ontsluitingsweg (die in de toekomst onderdeel kan vormen van een doorgaande verbinding – rondweg Opheusden).
- De aantakking van de ontsluitingsweg op de Dodewaardsestraat vindt plaats middels een rotonde.
- Er wordt ruimte gereserveerd voor het doorzetten van de hoofdontsluiting door het gebied (geen bedrijfsvestiging toestaan over de volle lengte, voldoende breedte wegprofiel reserveren).
- Er wordt ruimte gereserveerd voor een eventuele toekomstige aansluiting van de Smachtkamp en de rondweg Opheusden.
- De calamiteitentoegang tot de Betuweroute blijft bereikbaar.
Ruimtelijke kwaliteit
- De representatieve zone langs de Dodewaardsestraat is het “visitekaartje", hier geldt een zeer hoog ambitieniveau voor de gebouwen, openbare ruimte en functies.
- Het overige gebied van het ABC is te kenmerken als representatief bedrijventerrein, hier geldt een hoog ambitieniveau voor de gebouwen en openbare ruimte.
- Het ABC vormt een groene / parkachtige ontwikkeling.
- Laanbomen vormen het verbindende thema.
- Elke ontwikkeling (perceel/kavel) vormt een afronding (landschappelijke inpassing).
- Er is uniformiteit in de openbare ruimte door een ruim profiel van de weg en door de aanwezigheid van bomen.
- Er komt een beeldkwaliteitplan bij elke ontwikkeling met borging voor een duurzame instandhouding van de ruimtelijke kwaliteit.
- Er is aandacht voor zicht vanaf de Dodewaardsestraat, A15, Kerkewal en de interne ontsluiting.
Kavels
- De voorkant van de kavel wordt georïenteerd op de interne ontsluitingsweg.
- In de representatieve zone langs de Dodewaardsestraat zijn de bedrijfsvestigingen alzijdig representatief.
- De watercompensatie wordt in principe binnen de kavel opgelost.
- De kavels worden rondom groen ingepast, de kavels lans de hoofdontsluitingsweg hebben een bomenrij aan de voorzijde van het perceel (dubbele doorgaande bomenrij langs de weg).
- Elk bedrijf voorziet in voldoende parkeren op eigen terrein.
Water
- Hemelwater wordt volledig afgekoppeld van het rioleringsstelsel.
- Iedere ontwikkeling zorgt voor voldoende watercompensatie voor de toename van verharding.
- Er blijft een doorgaande hoofdwatergang tussen de Linge en de watergang langs de Betuweroute.
Planspecifiek
Het laanboomhuis wordt gerealiseerd op het ABC bedrijvenpark. De doelstelling is dat in het gebouw de samenwerking en toegevoegde waarde van het ABC tot uitdrukking komen. Hiermee past de ontwikkeling in de structuurvisie van het ABC Opheusden.
3.4.5 Ruimtelijk Kwaliteitskader Agro Business Centrum Opheusden
Om de ruimtelijke kwaliteit bij de bedrijfsontwikkelingen op de particuliere kavels in goede banen te leiden is het Ruimtelijk Kwaliteitskader Agro Business Centrum Opheusden op 26 september 2017 vastgesteld door het college van B&W. Het geldt als toetsingskader voor initiatieven en als welstandskader voor de omgevingsvergunning. Er wordt gestreefd naar een specifieke uitstraling, die in het bijzonder vanaf de gebiedsentree en de Bomenlaan beleefbaar is. De specifieke uitstraling komt tot stand in de inrichting van openbaar en privé terrein, maar ook in de architectuur van gebouwen. Het rasterpatroon, dat voortkomt uit de oorspronkelijke agrarische verkaveling van het gebied, vormt de basis voor wegen, sloten, kavelgrenzen, lanen en bouwvolumes. De voorkant van de kavel wordt georiënteerd op de interne ontsluitingsweg. In de representatieve zone langs de Dodewaardsestraat zijn de bedrijfsvestigingen alzijdig representatief.
Planspecifiek
De bebouwing zal met zijn eigentijdse, duurzame uitstraling aansluiten bij de gewenste uitstraling. De sobere, rechthoekige volumes van de bebouwing en de platte daken passen bij de gewenste eenvoudige hoofdvormen. De bebouwing is met de representatieve zijde georiënteerd op de Pijenkampseveldweg in het oosten. Middels een landschappelijk inpassingsplan zal de terreininrichting aansluiten bij het streefbeeld voor ruimtelijke kwaliteit. Dat er voldoende parkeerplaatsen op eigen terrein aanwezig zijn en dat er op een andere locatie voldoende watercompensatie plaatsvindt wordt toegelicht in paragraaf 4.1.2 respectievelijk paragraaf 4.8. Ook met de duurzaamheidsaspecten wordt rekening gehouden. Er wordt daarmee aangesloten bij het Ruimtelijk Kwaliteitskader Agro Business Centrum Opheusden.
3.5 Conclusie
Het bestemmingsplan is passend binnen de beleidskaders van het Rijk, de provincie Gelderland en de gemeente Neder-Betuwe.
Hoofdstuk 4 Omgevingsaspecten
4.1 Verkeer & Parkeren
4.1.1 Verkeer
4.1.2 Parkeren
4.2 Bodem
4.2.1 Regelgeving
Op grond van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) dient in verband met de uitvoerbaarheid van een project rekening te worden gehouden met de bodemgesteldheid. Bij functiewijzigingen dient te worden bekeken of de bodemkwaliteit voldoende is voor de beoogde functie en moet worden vastgesteld of er sprake is van een saneringsnoodzaak. In de Wet bodembescherming is bepaald dat indien de desbetreffende bodemkwaliteit niet voldoet aan de norm voor de beoogde functie, de grond zodanig dient te worden gesaneerd dat zij kan worden gebruikt door de desbetreffende functie (functiegericht saneren). De Wet bodembescherming heeft betrekking op landbodems; waterbodems vallen onder de Waterwet. Op grond van de Woningwet en de Bouwverordening dient voor elke individuele bouwlocatie aangetoond te worden dat de bodem geschikt is voor de beoogde bebouwing, alvorens een omgevingsvergunning verleend kan worden.
Bij het opstellen van een bestemmingsplan is de vraag of de aanwezige bodemkwaliteit past bij het huidige of toekomstige gebruik van die bodem en of deze optimaal op elkaar kunnen worden afgestemd. Het uitgangspunt hierbij is dat eventueel aanwezige bodemverontreiniging geen onaanvaardbaar risico oplevert voor de gebruikers van de bodem en dat de bodemkwaliteit niet verslechtert door grondverzet. Dit is het zogenaamde stand still-beginsel. Het vaststellen van de bodemkwaliteit wordt bij het opstellen/wijzigen van een bestemmingsplan dan ook alleen van belang geacht voor de locaties waar ontwikkelingen gepland zijn (zoals functiewijzigingen, bouwen, graven/ophogen).
4.2.2 Doorvertaling bestemmingsplan
Voor de voorgenomen ontwikkeling is een actualiserend grondonderzoek en verkennend onderzoek naar asbest uitgevoerd om aan te tonen dat de bodem geschikt is voor het beoogd gebruik. Hierin is geconcludeerd dat er slechts licht verhoogde gehalten zijn aangetroffen.
Daarnaast is er zowel zintuiglijk als analytisch geen asbest aangetroffen ter plaatse van de locatie, waarmee er geen sprake is van een ernstige verontreiniging met asbest.
Over de contactzone kan nog geen definitieve uitspraak worden gedaan, aangezien in afwijking op de SIKB BRL 2000, protocol 2018, geen efficiënte maaiveldinspectie is uitgevoerd. Hiervoor zal voorafgaand aan de aanvraag omgevingsvergunning nog aanvullend een maaiveldinspectie te worden uitgevoerd door een 2018-erkende veldmedewerker, na verwijdering van de momenteel aanwezige obstakels (in dit geval de begroeiing).
De milieuhygiënische kwaliteit van de bodem in het plangebied is daarmee voldoende vastgesteld. Er zijn vanuit milieuhygiënisch oogpunt geen bezwaren tegen de voorgenomen ontwikkeling. Het volledige rapport is opgenomen in bijlage 2 (Actualiserend grondonderzoek en verkennend onderzoek naar asbest, Parallelweg-Pijenkampse Veldweg te Opheusden, Verhoeven milieutechniek B.V., ref. B18.7165/Brfrpp-01/RV, d.d. 20 augustus 2018). Op het gebied van bodem is het initiatief uitvoerbaar.
4.3 Geluid
4.3.1 Regelgeving
De mate waarin het geluid het woonmilieu mag belasten, is geregeld in de Wet geluidhinder (Wgh). De kern van de wet is dat geluidsgevoelige objecten worden beschermd tegen geluidhinder uit de omgeving. In de Wgh worden de volgende objecten beschermd:
- woningen;
- geluidgevoelige gebouwen, zoals scholen, ziekenhuizen, verzorgings- en verpleeghuizen, psychiatrische instellingen en kinderdagverblijven;
- geluidsgevoelige terreinen (woonwagenstandplaatsen en bestemde ligplaatsen voor woonschepen).
Het beschermen van deze geluidsgevoelige objecten gebeurt aan de hand van vastgestelde zoneringen. Binnen deze zones bepaalt het bevoegd gezag de te hanteren grenswaarden. Er geldt een voorkeursgrenswaarde en een bovengrens (hoger mag niet). De Wgh gaat verder onder meer ook in op geluidwerende voorzieningen, geluidbelastingkaarten en actieplannen. De belangrijkste bronnen van geluidhinder die bij een ruimtelijke ontwikkeling aan de orde kunnen zijn betreffen: industrielawaai, wegverkeerslawaai en spoorweglawaai.
4.3.2 Wegverkeerslawaai
Regelgeving
In de Wgh en het Bgh is de zonering van wegen en het daarbij horende normenstelsel geregeld. Een zone is het akoestisch aandachtsgebied. Volgens de Wgh bevinden zich langs alle wegen wettelijke geluidzones, met uitzondering van woonerven, 30-km/uur-gebieden en wegen waarvan op grond van een door de gemeenteraad vastgestelde geluidsniveaukaart blijkt dat de geluidsbelasting op 10 meter uit de meest nabij gelegen wegas 48 dB of minder bedraagt.
Bij vaststelling van een bestemmingsplan dient voor alle wegen waarvan de zone een overlap met het plangebied kent, een akoestisch onderzoek te worden verricht (art.76 lid 1 Wgh). De breedte van deze zone is afhankelijk van het aantal rijstroken en de aard van de omgeving (stedelijk of buitenstedelijk), zie navolgende tabel.
Tabel 4.1: overzicht zonebreedtes (vanaf de as van de weg tot de volgende breedte aan weerszijden van de weg)
De definities van het buitenstedelijk en stedelijk gebied zijn opgenomen in artikel 1 van de Wgh. Als buitenstedelijk gebied wordt aangemerkt het gebied buiten de bebouwde kom en het gebied binnen de zone van een autoweg of autosnelweg, die binnen de bebouwde kom ligt.
Doorvertaling bestemmingsplan
De beoogde ontwikkeling maakt geen nieuwe geluidgevoelige bestemming zoals bedoeld in de Wet geluidhinder mogelijk. In het kader van de beoogde ontwikkeling wordt bovendien geen nieuwe weginfrastructuur aangelegd, en wordt de bestaande weginfrastructuur in voorliggend plan niet gewijzigd. Een akoestisch onderzoek is daarom niet benodigd. Vanuit de Wet geluidhinder gelden geen belemmeringen voor de beoogde ontwikkeling.
4.3.3 Railverkeerslawaai
Regelgeving
In de Wgh en het Bgh is de zonering van spoorwegen (en ook van tram en metro) en het daarbij horende normenstelsel geregeld. Bij spoorweglawaai is de breedte van de zone onder andere afhankelijk van het aantal sporen en de verkeersintensiteit. In de Regeling Zonekaart spoorwegen is per spoortraject de zonebreedte vastgesteld. Deze zonebreedte varieert van 100 tot maximaal 1300 meter. Binnen deze zone is de Wgh van toepassing.
Doorvertaling bestemmingsplan
De voorgenomen ontwikkeling ligt binnen de "geluidszone - spoor". Binnen deze zone mogen geen woningen worden gebouwd. Het voorliggend initiatief betreft realisatie van een bedrijfsverzamelgebouw en het Laanboomhuis zonder bedrijfswoning. Dit zijn geen geluidgevoelige objecten die worden beschermd conform artikel 1 Wgh. Het uitvoeren van een akoestisch onderzoek ten aanzien van spoorweglawaai is daarom niet noodzakelijk.
Vanuit de Wet geluidhinder gelden geen belemmeringen voor de beoogde ontwikkeling.
4.3.4 Conclusie
Op de geluidsproductie van het initiatief en eventuele gevolgen voor de omgeving wordt ingegaan in paragraaf 4.4. Het aspect 'geluid' vormt geen belemmering voor de vaststelling van dit bestemmingsplan.
4.4 Bedrijven En Milieuzonering
4.4.1 Regelgeving
Regelgeving
Wanneer ruimtelijke ontwikkelingen in de directe omgeving van inrichtingen en/of bedrijven worden gerealiseerd, zal een milieukundig onderzoek uit moeten wijzen in hoeverre er sprake is van mogelijke beperkingen ten gevolge van de aanwezige inrichtingen en of bedrijven. Maar ook andersom dient aandacht te worden besteed aan de rechten van de aanwezige inrichtingen en/of bedrijven. Het is immers niet de bedoeling dat nieuwe ontwikkelingen de huidige bedrijfsvoering in de directe omgeving zullen beperken. Datzelfde geldt uiteraard ook voor de situatie dat inrichtingen en/of bedrijven wijzigen in de nabijheid van bestaande gevoelige functies.
Via de milieuwetgeving wordt milieuhinder zoveel mogelijk voorkomen. Alle bedrijven en inrichtingen die in potentie hinder zouden kunnen veroorzaken, moeten een vergunning hebben in het kader van de Wet milieubeheer of moeten middels een melding aantonen dat zij aan de hierin gestelde richtwaarden kunnen voldoen. De gestelde richtwaarden zijn veelal vertaald in minimale afstanden tussen de inrichtingen waar activiteiten plaatsvinden en de milieugevoelige functies in de directe omgeving. Behalve van de aard en omvang van een bedrijf of inrichting, is deze mede afhankelijk van de omgevingskarakteristiek. Voor een rustige woonomgeving gelden andere afstanden (strengere eisen) dan voor bijvoorbeeld drukke woonwijken of een gemengd gebied.
Voor het vaststellen van de genoemde minimale richtafstanden tussen inrichtingen en milieugevoelige functies worden in de regel de lijsten zoals deze zijn opgenomen in de handreiking 'Bedrijven en milieuzonering' gebruikt. Bedrijven zijn in de VNG-handreiking ingedeeld in een aantal categorieën met bijbehorende gewenste richtafstanden tot milieugevoelige functies. De categorieën geven de zwaarte van bedrijvigheid en mogelijke milieuhinder weer. De richtafstanden kunnen, zonder dat dit ten koste gaat van het woon- en leefklimaat, met één afstandstap worden verlaagd indien sprake is van omgevingstype gemengd gebied.
Naast de omgevingstypen 'rustige woonomgeving' en 'gemengd gebied' kent de VNG-publicatie ook het type 'gebied met functiemenging'. Het begrip 'gebied met functiemenging' heeft geen betrekking op de typering van een gebied maar op de toelaatbaarheid van hinderveroorzakende functies, zoals stadscentra, dorpskernen, winkelcentra, horecaconcentratiegebieden, zones met functiemenging langs stedelijke toegangswegen en (delen van) woongebieden met kleinschalige dan wel ambachtelijke bedrijvigheid.
Tabel 4.2: richtafstanden VNG-publicatie 'Bedrijven en milieuzonering'
Bovenstaande tabel geeft een overzicht van de richtafstanden voor verschillende bedrijfscategorieën ten opzichte van een woonwijk en gemengd gebied. Indien de richtafstand niet wordt overschreden, kan verdere toetsing voor het aspect in beginsel achterwege blijven: inpassing is dan mogelijk. Indien niet aan de richtafstanden wordt voldaan, is een nadere beschouwing danwel onderzoek nodig. Hiertoe wordt ten aanzien van het geluidsaspect gebruik gemaakt van de beoordelingssystematiek uit de VNG-publicatie. Tijdens het inwerking zijn van inrichtingen zullen deze worden getoetst aan het Activiteitenbesluit.
4.4.2 Doorvertaling bestemmingsplan
Het plangebied maakt onderdeel uit van het bedrijventerrein ABC wat op basis van het omgevingstype is aan te merken als een 'rustige woonwijk'.
In het plangebied zelf worden geen gevoelige functies gerealiseerd. Daarmee ondervindt het initiatief geen negatieve effecten als gevolg van de ligging op het (in ontwikkeling zijnde) bedrijventerrein.
De hoofdactiviteiten die plaatsvinden ter plaatse van het voorgenomen bedrijfsverzamelgebouw en het Laanboomhuis is fysieke en virtuele handel, ontvangstruimtes, educatie en innovatie. Daarnaast maakt een assortimentstuin en expo onderdeel uit van de inrichting. Op de locatie mogen bedrijfsacitiviteiten plaats vinden tot en met een maximale milieucategorie 2. De grootste richtafstand is 30 meter. Binnen deze afstand zijn geen milieugevoelige functies aanwezig, de dichtsbijzijde woning is gelegen op 80 meter afstand. Hiermee blijft er sprake van een goed woon- en leefklimaat in de omliggende woningen en er worden geen bedrijven in hun bedrijfsvoering belemmerd door de realisatie van het initiatief.
Het initiatief is uitvoerbaar vanuit het aspect milieuzonering.
4.5 Luchtkwaliteit
4.5.1 Regelgeving
In het kader van een planologische procedure dient te worden aangetoond dat voldaan wordt aan de wettelijke normen voor wat betreft luchtkwaliteit. Hierbij dient het effect op de luchtkwaliteit in de omgeving als gevolg van een nieuwe ontwikkeling, als ook de toetsing aan de 'Wet luchtkwaliteit' in beeld te worden gebracht.
De Wet luchtkwaliteit van 15 november 2007, opgenomen in hoofdstuk 5, onder titel 5.2 van de Wet milieubeheer (Wm) gaat in op luchtkwaliteitseisen. In Bijlage 2 van de Wm zijn wettelijke grenswaarden vastgelegd van onder andere de stoffen stikstofdioxide (NO2), fijn stof (PM10), benzeen (C6H6), zwaveldioxide (SO2), lood (Pb) en koolmonoxide (CO).
Projecten dienen te worden beoordeeld op basis van de 'Wet luchtkwaliteit' c.q. artikel 5.16 van de Wet milieubeheer. Luchtkwaliteitseisen vormen onder de 'Wet luchtkwaliteit' geen belemmering voor vergunningverlening als:
- er geen sprake is van een feitelijke of dreigende overschrijding van een grenswaarde;
- een project, al dan niet per saldo, niet tot een verslechtering van de luchtkwaliteit leidt;
- een project 'niet in betekenende mate' bijdraagt aan de luchtverontreiniging;
- een project is opgenomen in een regionaal programma van maatregelen of in het NSL, dat op 1 augustus 2009 in werking is getreden.
In artikel 2 van het 'Besluit niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen)' is opgenomen dat een project 'niet in betekenende mate' bijdraagt aan de luchtkwaliteit als de zogenaamde '3% grens' niet wordt overschreden. Na vaststelling van het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL) op 1 augustus 2009 is deze grens gedefinieerd als 3% van de grenswaarde voor de jaargemiddelde concentratie fijn stof (PM10) of stikstofdioxide (NO2). Dit komt overeen met 1,2 microgram/m3 voor zowel PM10 als NO2.
In artikel 4 van het Besluit niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen) en de bijlagen van de 'Regeling niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen)' is voor bepaalde categorieën projecten met getalsmatige grenzen vastgesteld dat deze 'niet in betekenende mate' (NIBM) bijdragen aan de luchtverontreiniging. Deze mogen zonder toetsing aan de grenswaarden voor luchtkwaliteit uitgevoerd worden.
4.5.2 Onderzoek
Een project draagt niet in betekenende mate (NIBM) bij aan de verslechtering van de luchtkwaliteit als de NO2 en PM10 jaargemiddelde concentraties niet meer toenemen dan 1,2 µg/m3. In dat geval is de ontwikkeling als NIBM te beschouwen. Voor kleine ontwikkelingen is een specifieke rekentool ontwikkeld waarmee op een eenvoudige en snelle manier kan worden bepaald of er sprake is van een project dat 'niet in betekende mate' (NIBM) bijdraagt aan de verslechtering van de luchtkwaliteit. Zoals blijkt uit paragraaf 4.1 (verkeer en parkeren) leidt de voorgenomen ontwikkeling tot 244 extra motorvoertuigbewegingen op een gemiddelde weekdag.
Uit de berekeningen met de NIBM-rekentool (zie afbeelding 4.2) blijkt dat de toename van het verkeer als gevolg van de ontwikkeling niet in betekenende mate bijdraagt aan de verslechtering van de luchtkwaliteit.
Afbeelding 4.2: berekening NIBM-tool
Goede ruimtelijke ordening (NSL-monitoringstool)
Vanuit een goede ruimtelijke ordening is de huidige luchtkwaliteit ter plaatse getoetst met behulp van de NSL Monitoringstool (www.nsl-monitoring.nl). Door de metingen ter plaatse te toetsen aan de grenswaarden is gekeken of sprake is van een goed woon- en leefklimaat. Uit metingen van het rekenpunt 734287 (aan de A15 ter hoogte van plangebied) zijn de volgende concentraties naar voren gekomen:
NO2 (stikstofdioxide) | PM10 (Fijn stof) | |
Gemeten totale concentratie jaargemiddelde 2020 (µg/m3) | 22,0 µg/m3 | 20,6 µg/m3 |
Grenswaarde concentratie (µg/m3) | 40 µg/m3 | 40 µg/m3 |
De gemeten concentraties stikstofdioxide en fijn stof liggen ruim onder de gestelde grenswaarden.
4.5.3 Conclusie
Geconcludeerd kan worden dat het aspect 'luchtkwaliteit' geen belemmering vormt voor de onderhavige ontwikkeling.
4.6 Geur
4.6.1 Regelgeving
Wet geurhinder en veehouderij
De Wet geurhinder en veehouderij (Wgv) bevat het beoordelingskader voor geurhinder van veehouderijen die vergunningplichtig zijn op basis van de Wet milieubeheer (Wm). Het beoordelingskader is als volgt:
- voor diercategorieën waarvan de geuremissie per dier is vastgesteld (in de Regeling geurhinder en veehouderij (Rgv))) geldt een maximale geurbelasting) op een geurgevoelig object;
- voor andere diercategorieën geldt een minimale afstand van de dierenverblijven ten opzichte van geurgevoelige objecten.
Daarbij wordt onderscheid gemaakt tussen concentratiegebieden (conform Reconstructiewet) en niet-concentratiegebieden en tussen situaties binnen de bebouwde kom en buiten de bebouwde kom. De wet beschrijft in artikel 3 de maximale norm voor geurbelasting van een veehouderij ten opzichte van een gevoelig object in vier situaties, zie onderstaande tabel.
Concentratiegebied | Niet-concentratiegebied | ||
Binnen bebouwde kom | diercategorieën Rgv | max. 3 ouE/m³ | max. 2 ouE/m³ |
andere diercategorieën | min. 100 m t.o.v. geurgevoelig object | min. 100 m t.o.v. geurgevoelig object | |
Buiten bebouwde kom | diercategorieën Rgv | max. 14 ouE/m³ | max. 8 ouE/m³ |
andere diercategorieën | min. 50 m t.o.v. geurgevoelig object | min. 50 m t.o.v. geurgevoelig object |
Geurnormen Wgv
De Wgv biedt gemeenten de mogelijkheid om afwijkende geurnormen vast te stellen voor (delen van) het grondgebied. Op deze wijze kan de gemeente een geurhinderbeleid vaststellen dat is afgestemd op de plaatselijke situatie.
Regeling geurhinder en veehouderij
In de Regeling geurhinder en veehouderij (Rgv) is de wijze vastgelegd waarop:
- de geurbelasting wordt bepaald;
- de afstand tussen veehouderij en geurgevoelig object) wordt gemeten.
Activiteitenbesluit
Per 1 januari 2013 zijn agrarische activiteiten onder de werkingssfeer van het Activiteitenbesluit gebracht. In het Activiteitenbesluit zijn voor alle agrarische activiteiten, waaronder akkerbouwbedrijven en veehouderijen, eisen opgenomen. Voor de veehouderijen is aangesloten bij de systematiek uit de Wgv, dat wil zeggen dat in bepaalde gevallen een maximaal toegestane geurbelastingen geldt (diercategorieën waarvoor een geuremissiefactor is vastgesteld, bijvoorbeeld varkens en pluimvee) en in andere gevallen vaste afstandseisen gelden (diercategorieën waarvoor geen geuremissiefactor is vastgesteld, waaronder melkrundvee).
Geurgebiedsvisie gemeente Neder-Betuwe
Op 15 september 2011 heeft de gemeenteraad de geurverordening en bijbehorende geurgebiedsvisie vastgesteld. Doelstelling van deze visie is het opstellen van een gemeentedekkend gebiedsgericht geurbeleid voor de gemeente Neder-Betuwe gebaseerd op de Wet geurhinder en veehouderij, waarin een afweging is gemaakt tussen geurbelasting en geurbeleving. De gebiedsvisie brengt de geurknelpunten in beeld en geeft de mogelijkheid om maatwerk te leveren in de (nog te bepalen) deelgebieden. Met geurknelpunten worden situaties bedoeld waarbij de geurcontouren van agrarische bedrijven rond een bouwblok over geurgevoelige objecten reiken als zijnde voor grondwaarde, of een situatie waarbij verschillende agrarische bedrijven gezamenlijk een niet acceptabel hinderpercentage leveren als zijnde achtergrondwaarde.
4.6.2 Doorvertaling bestemmingsplan
De gemeente Neder-Betuwe heeft gebruik gemaakt van de mogelijkheid om met een gemeentelijke verordening af te wijken van de wettelijke normen. De gemeenteraad heeft een geurverordening vastgesteld op grond van artikel 6 van de Wet geurhinder en veehouderij. De vaststelling van de geurverordening is onderbouwd in de herziening van de Gebiedsvisie, behorende bij de geurverordening N-B 2011, vastgesteld 15 september 2011.
In de gebiedsvisie zijn kaarten opgenomen met achtergrondbelasting, waarbij rekening is gehouden met toekomstige ontwikkelingen van de veehouderijen. Uit deze kaart (maximale geursituatie) is af te leiden dat ter plaatse van het plangebied de leefsituatie 'goed' is. De veehouderijen liggen op een ruime afstand. Met het plan worden geen nieuwe geurgevoelige functies toegestaan. Hierdoor vormt het aspect geur geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van het plan. Ook worden er geen agrarische bedrijven in hun bedrijfsvoering belemmerd door het initiatief.
Ten aanzien van het aspect geur is het plan uitvoerbaar.
4.7 Externe Veiligheid
4.7.1 Regelgeving
Externe veiligheid gaat over het beheersen van de risico's die ontstaan voor de omgeving bij het gebruik, de opslag en het vervoer van gevaarlijke stoffen als vuurwerk, lpg en munitie over weg, water en spoor en door buisleidingen. Het beleid rondom externe veiligheid is vastgelegd in circulaires, regelingen, AMvB's en wetten.
In Nederland worden twee maten gehanteerd voor externe veiligheidsrisico's, namelijk het plaatsgebonden risico en het groepsrisico. Bij het plaatsgebonden risico (PR) gaat het om de kans per jaar dat een denkbeeldig persoon overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen als deze persoon zich onafgebroken en onbeschermd in de nabijheid van een risicovolle inrichting of transportas bevindt. Het plaatsgebonden risico wordt weergegeven als een contour rondom de risicovolle inrichting of de transportas.
Het groepsrisico (GR) is de cumulatieve kans dat een (werkelijk) aanwezige groep van 10, 100 of 1.000 personen overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen. Het groepsrisico moet verantwoord worden voor het gebied waarbinnen zich de gevolgen van een incident met gevaarlijke stoffen voordoen. Dit is de zogenaamde 1 %-letaliteitsgrens; de afstand vanaf een risicobedrijf waarop nog slechts 1 % van de blootgestelde mensen in de omgeving overlijdt bij een ongeval op het risicobedrijf (invloedsgebied).
Het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) legt veiligheidsnormen op aan bedrijven die een risico vormen voor personen buiten het bedrijfsterrein, bijvoorbeeld rondom chemische fabrieken, LPG-tankstations en spoorwegemplacementen waar goederentreinen met gevaarlijke stoffen rangeren. Deze bedrijven verrichten soms risicovolle activiteiten dichtbij woningen, kantoren, ziekenhuizen, scholen of winkels. Het besluit verplicht gemeenten en provincies wettelijk vanaf de inwerkingtreding van het besluit bij het verlenen van milieuvergunningen en het maken van ruimtelijke plannen met externe veiligheid rekening te houden. Het gaat daarbij niet alleen om het oprichten van of veranderen van inrichtingen of projecteren van nieuwe bestemmingen. Ook bij het vaststellen of herzien van een bestemmingsplan dient de externe veiligheid te worden beoordeeld. Het besluit is op 27 oktober 2004 in werking getreden.
Op 1 januari 2011 is het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) in werking getreden. Daarin wordt geregeld hoe een gemeente moet omgaan met risico’s langs relevante buisleidingen. De hogedruk gasleidingen van de Gasunie zijn het meest relevant. De risico’s worden met name bepaald door de maximale druk en diameter van de leiding, maar ook door getroffen maatregelen.
Op 1 april 2015 is de Wet basisnet in werking getreden. De Wet basisnet voorziet in een wijziging van de Wet vervoer gevaarlijke stoffen (“Wvgs”) ter verankering van een landelijk basisnet voor het vervoer van gevaarlijke stoffen. Het basisnet is een samenstel van wegen, binnenwateren en hoofdspoorwegen waaraan een bepaalde risicoruimte voor het vervoer van gevaarlijke stoffen wordt toegekend. Als deze risicoruimte, de zogenaamde risicoplafonds, door een groei van het vervoer van gevaarlijke stoffen wordt overschreden of dreigt te worden overschreden, dient de minister maatregelen te nemen. De risicoplafonds moeten daarnaast in acht worden genomen bij het toestaan van nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen in de omgeving van basisnetroutes. Op deze manier kan de veiligheid langs de transportroutes voor gevaarlijke stoffen in toenemende mate worden gegarandeerd. Gelijktijdig met de Wet Basisnet zijn ook andere regelingen in werking getreden zoals de wijziging van het Besluit vervoer gevaarlijke stoffen (Bvgs), de Regeling basisnet en het Besluit externe veiligheid transportroutes (Bevt). In het Besluit externe veiligheid transportroutes (Bevt) is een aandachtgebied gedefinieerd waarbinnen het groepsrisico verantwoord dient te worden (200 meter). Buiten deze zone dient in het invloedsgebied alleen ingegaan te worden op de bestrijdbaarheid en zelfredzaamheid (beperkte verantwoording).
Beleidsvisie externe veiligheid 2015-2018
Neder-Betuwe wil een aantrekkelijke gemeente zijn om te wonen en te werken. Dat stelt eisen aan de kwaliteit van de leefomgeving. Externe veiligheidsrisico's zijn daar een onderdeel van. Externe veiligheid gaat over het beschermen van burgers tegen ongevallen met gevaarlijke stoffen. De risico's - veroorzaakt door het werken met - opslaan van of vervoer van gevaarlijke stoffen, zijn niet uit te sluiten. We kunnen ze wel beheersen door een adequate uitvoering van relevante taken en vooraf afspraken te maken hoe met de huidige en toekomstige risico's wordt omgegaan.
Doel van deze beleidsvisie externe veiligheid is het bieden van een toetsingskader dat duidelijk maakt hoe om te gaan met externe veiligheidsrisico's. De ambities in deze visie zijn naast de wettelijke regels met name van toepassing bij het vaststellen van omgevingsbesluiten en de vergunningverlening voor risicobedrijven. Ook zijn in deze visie ambities met betrekking tot de organisatie van de uitvoering van de wettelijke regels opgenomen. Door toepassing van deze ambities worden ad hoc besluiten voorkomen. De gemeente past de uitgangspunten en ambities in deze visie verder toe bij andere gemeentelijke activiteiten en ontwikkelingen waarbij externe veiligheid een rol speelt.
De gemeente streeft naar een beheersbare externe veiligheidssituatie, waarbij:
- 1. de externe veiligheidsrisico's goed in beeld zijn gebracht;
- 2. de gemeentelijke organisatie zich bewust is van de aanwezige risico's;
- 3. een zorgvuldige afweging plaatsvindt tussen nut en noodzaak van nieuwe ontwikkelingen en hun gevolgen voor de externe veiligheid;
- 4. beleidsuitvoering en handhaving zorgen voor de beheersbaarheid van bestaande en nieuwe EV risico's;
- 5. communicatie met de burger plaatsvindt over de aanwezige risico's en de te volgen gedragsrichtlijn bij een calamiteit.
4.7.2 Doorvertaling bestemmingsplan
Gemeentelijk beleid
De gemeente Neder-Betuwe heeft op 4 juni 2015 de beleidsnotitie 'Externe veiligheid' vastgesteld. Voor voorliggend initiatief zijn de volgende ambities relevant:
- Bijzonder kwetsbare objecten worden niet toegelaten binnen de 200 m zones van aangewezen basisnetroutes weg en spoor (o.a. A15 en Betuweroute);
- In landelijk gebied wordt de nieuwvestiging van een Bevi-inrichting of daarmee vergelijkbaar bedrijf in beginsel niet toegelaten.
Het voorliggend initiatief betreft geen nieuwvestiging van een Bevi-inrichting op het bedrijventerrein. Tevens betreft het geen bijzonder kwetsbaar object. Ten aanzien van de toetsing van het initiatief aan de 200 m zones van aangewezen basisnetroutes weg en spoor (o.a. A15 en Betuweroute) wordt verwezen naar onderstaande alinea's.
Risicokaart
Via de website risicokaart.nl kan voor de locatie worden vastgesteld of er in de directe omgeving inrichtingen, buisleidingen en / of belangrijke transportroutes aanwezig zijn die in het kader van de externe veiligheid van belang zijn. Navolgend is een uitsnede weergegeven van de provinciale risicokaart.
Afbeelding 4.3: uitsnede provinciale risicokaart met plangebied blauw omcirkeld (bron http://nederland.risicokaart.nl/risicokaart.html)
In navolgende alinea's wordt ingegaan op de risico's voor de nieuwe bedrijfspanden.
Risicovolle inrichtingen
In de directe omgeving zijn geen inrichtingen aanwezig zijn die in het kader van de externe veiligheid van belang zijn.
Transport buisleidingen
Door het meest noordelijke deel van het plangebied loopt een gasleiding. Het betreft de gasleiding van het type 'NEN 3650'. De PR-contour van de leiding betreft 0 meter. Aan de leiding is wel een risicoafafstand verbonden vanuit het groepsrisico. Volgens de ''Beleidsvisie externe veiligheid gemeente Neder-Betuwe 2015-2018'' zijn de risico's van de buisleiding echter beperkt. Bovendien zijn ten plaatse van dit deel van het plangebied geen kwetsbare objecten voorzien, dit deel van het plangebied wordt ingericht ten aanzien van watercompensatie.
Het plangebied wel is gelegen binnen het invloedsgebied van de hogedruk aardgasleiding (op 70 meter van de leiding). Kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten kunnen binnen het plangebied slechts worden gerealiseerd binnen de enkelbestemmingen “Gemengd” en “Bedrijf”. Deze enkelbestemmingen zijn echter niet toegestaan binnen het invloedsgebied van die leiding. Hierdoor is er dus geen sprake van het mogelijk maken van een (beperkt) kwetsbaar object binnen het invloedsgebied van de betreffende aardgasleiding en is artikel 12 van het Bevb dus niet van toepassing.
Transport gevaarlijke stoffen
Uit de regionale signaleringskaart externe veiligheid blijkt dat het aspect externe veiligheid relevant is vanwege het vervoer van gevaarlijke stoffen over de Betuweroute en de A15. Het plangebied ligt echter buiten een veiligheidszone, een plasbrandaandachtsgebied en de meest relevante zones voor het groepsrisico (de 200 meter zones).
Volgens artikel 9 van het Bevt moet de veiligheidsregio in de gelegenheid worden gesteld om hierover een advies uit te brengen.
Veiligheidsregio Gelderland-Zuid heeft op 22 januari 2019 aangegeven dat in dit geval sprake is van een standaardsituatie, waarvoor onderstaande verantwoordingstekst kan worden gehanteerd. Relevant hierbij is ook dat het ruimtelijke besluit geen betrekking heeft op het mogelijk maken van een (nog niet aanwezig) "bijzonder kwetsbare object", bestemd voor verminderd zelfredzame personen.
Bestrijdbaarheid van de omvang van een ramp of zwaar ongeval
Bij een calamiteit ten gevolge van het vrijkomen van toxische en/of brandbare stoffen zal de brandweer inzetten op het beperken of voorkomen van effecten. Deze inzet zal voornamelijk plaatsvinden bij de bron. De brandweer richt zich dan niet direct op het bestrijden van effecten in of nabij het plangebied. Eventuele secundaire branden in het plangebied kunnen met behulp van adequate bluswatervoorzieningen (conform het Bouwbesluit) door de brandweer worden bestreden. De mogelijkheden voor bestrijdbaarheid worden daarom niet verder in beschouwing genomen.
Mogelijkheden tot zelfredzaamheid
Bij een calamiteit, waarbij toxische en/of brandbare stoffen (kunnen) vrijkomen, is het belangrijk dat de aanwezigen in het plangebied worden geïnformeerd hoe te handelen bij dat incident. Hiervoor wordt gebruik gemaakt van de zogenaamde waarschuwings- en alarmeringspalen (WAS-palen) of NL-alert. Bij een toxisch scenario is het advies om te schuilen in een gebouw en de ramen, deuren en ventilatieopeningen te sluiten. Bij een scenario, waarbij brandbare stoffen (kunnen) vrijkomen, is het advies om te vluchten van de risicobron af, maar ook schuilen in een gebouw biedt in eerste instantie voldoende bescherming voor personen in het plangebied. In het plangebied zijn voldoende mogelijkheden aanwezig om relevante adviezen tijdig op te volgen.
4.7.3 Conclusie
Op grond van de wet- en –regelgeving op het gebied van Externe Veilighed wordt geen grenswaarde overschreden, waardoor er geen belemmering is voor het voorgenomen plan.
4.8 Waterhuishouding
4.8.1 Regelgeving
Algemeen
Het plangebied ligt in het beheersgebied van het Waterschap Rivierenland. Voor het plangebied is het volgende waterhuishoudkundige beleid van toepassing:
- Rijksbeleid: Waterwet, Nationaal Waterplan 2009 - 2015, Vierde Nota Waterhuishouding, Waterbeleid in de 21e eeuw en Nationaal Bestuursakkoord Water;
- Provinciaal beleid: Omgevingsvisie en -Verordening Gelderland;
- Waterschapsbeleid: Waterbeheerprogramma 2016 – 2021 'Koers houden en kansen benutten', Nota riolering 'Samen door één buis' (2012) en de Keur voor waterkeringen en wateren;
Voor nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen, waaronder ver- en nieuwbouwplannen, wordt door de overheid het volgende criterium met betrekking tot het duurzaam omgaan met water gehanteerd. Doordat een toename van het verhard oppervlak ertoe leidt dat het afvoerverloop niet meer natuurlijk is, is het beleid erop gericht het regenwater zoveel mogelijk te infiltreren naar het freatisch grondwater, waardoor een meer natuurlijk afvoerverloop ontstaat. Dit vertaalt zich in de volgende richtlijnen:
- 1. Nieuwe plannen dienen te voldoen aan het principe van het “hydrologisch neutraal” bouwen. Hierbij moet de hydrologische situatie, voor wat betreft de afvoer van hemelwater, minimaal gelijk blijven aan de oorspronkelijke situatie. De oorspronkelijke landelijke afvoer (naar het oppervlaktewater) mag niet overschreden worden.
- 2. In aansluiting op het landelijk beleid hanteert het waterschap het beleid dat bij nieuwe plannen altijd onderzocht dient te worden hoe met het schone hemelwater omgegaan kan worden.
- 3. Bij alle nieuwbouwplannen moet (vuil) afvalwater en (schoon) hemelwater gescheiden worden behandeld. Het schone en vuile water worden daarbij apart aangeleverd aan de riolering of, indien mogelijk, wordt het schone water aan de natuur teruggegeven. Dit is ook het geval als in openbaar gebied nog steeds een gemengd rioolstelsel aanwezig is.
Bij de inrichting, het bouwen en het beheer dienen zo min mogelijk vervuilende stoffen aan het bodem- en oppervlaktewatersysteem te worden toegevoegd. Hierbij verdient het materiaalgebruik speciale aandacht: uitloogbare of uitspoelbare bouwmaterialen dienen te worden vermeden teneinde watervervuiling te voorkomen.
Uitgangspunten Waterschap Rivierenland
De uitgangspunten die door het waterschap worden gehanteerd in het kader van de watertoets kunnen worden verwoord als:
- a. Waterneutraal inrichten. Om te voorkomen dat door de aanleg van nieuw verhard oppervlak wateroverlast ontstaat, is de aanleg van extra waterberging van belang om het verlies aan waterberging in de bodem te compenseren.
- b. Schoon inrichten. Om te voorkomen dat de waterkwaliteit van het oppervlaktewater negatief wordt beïnvloed. Binnen het stedelijk gebied zal daarom schoon hemelwater van nieuwbouwprojecten gescheiden van het vuilwater dienen te worden afgevoerd: afkoppelen. Het waterschap streeft naar 100% afkoppeling van schoon hemelwater van verharde oppervlakken (gebouwen, wegen en ander terreinverharding).
- c. Veilig inrichten. Door nieuwbouwplannen mag de veiligheid van een (primaire) waterkering, het waterkerend vermogen, niet worden aangetast. Dit geldt niet alleen voor de dijk zelf, maar tevens voor de beschermingszones ter weerszijden van de dijk.
Voor het lozen van overtollig hemelwater op het oppervlaktewater, hetzij rechtstreeks, hetzij via een bestaande of een nieuwe inrichting (zoals een regenwaterriool), is een watervergunning noodzakelijk. Daarnaast moeten in die gebieden die onderhevig zijn aan rivierkwel de effecten van de voorgenomen plannen op de kwel in beeld worden gebracht. Indien compensatie vereist is hanteert Waterschap Rivierenland de volgende twee ontwerpbuien ten aanzien van de benodigde bergingscapaciteit :
- De T=10+10% neerslag. Hierbij mag het peil (van het oppervlaktewater) niet meer dan 20 of 30 cm stijgen, afhankelijk van het deelgebied waarin de ontwikkeling plaats vindt. Vuistregel hierbij is 436 m3 berging per ha verhard oppervlak, overeenkomend met een neerslag van 43,6 mm.
- De T=100+10%-neerslag. Hierbij is een peilstijging toegestaan tot laagste putdekselhoogte op wijkniveau. Vuistregel hierbij is 664 m3 berging per ha verhard oppervlak, overeenkomend met een neerslag van 66,4 mm. Deze vuistregel geldt met name voor droogvallende voorzieningen.
Indien de waterberging wordt gerealiseerd in de vorm van droogvallende retentie, wordt onderscheid gemaakt tussen systemen waarbij infiltratie naar de ondergrond wel en niet mogelijk is. In dat laatste geval dient de bodem van de voorziening zich gelijk of hoger dan de GHG te bevinden en mag bij een ontwerpbui T=100+10% het systeem tot aan maaiveld gevuld zijn. De ledigingstijd van het systeem dient 48 tot 96 uur te bedragen.
Gemeentelijk Rioleringsplan
Het beleid voor de rioleringszorg in Neder-Betuwe voor komende jaren( 2014 tot en met 2018) wordt omschreven in het Gemeentelijk Rioleringsplan (GRP). In het GRP maakt de gemeente inzichtelijk op welke wijze zij binnen deze planperiode haar riolerings- en watertaken invult, welke werkzaamheden zij hiervoor doet en gaat doen, wat het kost én op welke wijze deze kosten gedekt worden. In het plan worden ook de kaders en uitgangspunten geschetst om een goed rioolbeheer te realiseren. Deze kaders en uitgangspunten komen voort uit wetten, het bestaand (gemeentelijk) beleid en ervaringen uit de voorgaande GRP's. Daarbij is tevens aangegeven wat de gemeente doet en wat van bewoners mag worden verwacht op het gebied van riool, hemel- en grondwater.
Masterplan Riool ABC-terrein Opheusden 2015
Daarnaast is er voor de ontwikkeling van het ABC-terrein een masterplan Riool opgesteld op basis waarvan het riool ontwerp is/wordt opgesteld.
Waterplan 2014-2018 (GRP)
Water speelt een belangrijke rol in onze leefomgeving. Om veilig te kunnen wonen, werken en recreëren is een goed functionerend watersysteem noodzakelijk. Waterschappen en gemeenten werken veel samen op het gebied van waterbeheer. Water en ruimtelijke ordening hebben immers veel raakvlakken. Dit Waterplan Neder-Betuwe 2014-2018 (‘Waterplan II’) is een product van de samenwerking tussen Waterschap Rivierenland en de gemeente Neder-Betuwe en een vervolg op het eerste Waterplan (2008-2012).
Het Waterplan geeft streefbeelden voor het oppervlaktewater in de gemeente. Die kunnen dienen bij de vormgeving van nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen. Daarbij zijn de doelstellingen:
- Een veerkrachtig, robuust en duurzaam watersysteem.
- Een optimaal functionerende waterketen.
- Een effectieve en efficiënte waterorganisatie.
Vanuit het waterplan hebben beide organisaties de zorg voor waterkwantiteit (het voorkomen van overstroming, het tegengaan van watertekorten) en waterkwaliteit (schoon water en het verminderen van ‘overstort’ uit de riolering). De nadruk van het waterbeleid in de komende periode ligt op de stedelijke wateropgave. Dat kan door middel van het aanleggen van extra waterbergingen. Daarbij wordt de combinatie met ruimtelijke ontwikkeling in de gemeente gezocht. Daarnaast worden waterkwaliteitsmaatregelen getroffen in watergangen achter overstortlocaties.
4.8.2 Doorwerking plangebied
De gemeente heeft voor de voorgenomen ontwikkeling 2.250 m² aan watercompensatie opgenomen. Deze watercompensatie wordt in de noordelijke helft van het plangebied gerealiseerd. Deze omvang aan nieuw water is voor de wateropgave van alle nog te ontwikkelen bedrijfskavels in dit peilvak, oostelijk van de Pijenkampseveldweg (fase 1 ABC). Hiervoor is een waterbank gemaakt (bijlage 3: Waterbank ABC Opheusden peilvakken oostelijk van Pijenkampseveldweg, Gemeente Neder-Betuwe, d.d. 7 november 2017). Hierin zitten aannames voor wat betreft het percentage verharding van de kavels. Voor de Laanboomhuiskavel bijv. 50 % en voor de twee resterende bedrijfskavels in fase 1 van het ABC 75 en 85 %. Op grond van deze aannames komt de waterberging op ca. 2.250 m2 nieuw water. Het plan is om dit geheel te situeren onder de hoogspanningslijnen, waar niet gebouwd mag worden. Voor de kwantitatieve onderbouwing van de toename van verharding en vereiste watercompensatie wordt verder verwezen naar de waterbank in de bijlage.
De wijze waarop het nieuwe water exact wordt vormgegeven, is onderwerp van nadere uitwerking van de inrichting van de Laanboomhuiskavel. Er is in ieder geval voldoende ruimte op de kavel onder de hoogspanningsleiding beschikbaar. De uitbreiding van de bestaande A-watergang (valt buiten het plangebied). Deze watergang krijgt een B-status waarbij de watergang door het Waterschap zoveel mogelijk onderhouden wordt vanaf de wegkant (eerste 8 m).
4.8.3 Conclusie
Het aspect 'water' vormt geen belemmering voor de vaststelling van dit bestemmingsplan.
4.9 Ecologie
4.9.1 Regelgeving
Per 1 januari 2017 is de Wet natuurbescherming (Wnb) in werking getreden. Deze wet vervangt drie oude wetten: de Natuurbeschermingswet 1998 (gebiedsbescherming: Natura 2000), de Flora- en faunawet (soortenbescherming) en de Boswet (kapvergunningen).
4.9.2 Doorvertaling bestemmingsplan
Voor de voorgenomen ontwikkeling is een quick scan flora en fauna uitgevoerd. De resultaten hiervan zijn in deze paragraaf verwerkt. Het volledige onderzoek is opgenomen in bijlage 4 (Actualiserende quick scan beschermde planten- en diersoorten agro business centre te Opheusden, Adviesbureau Mertens, rapportnr. 2017.2763, september 2017).
4.9.3 Conclusie
Op grond van bovenstaande analyse worden effecten op beschermde planten- en diersoorten uitgesloten; de plannen van het Agro Business Centre te Opheusden zijn niet in strijd met het gestelde binnen de Wet natuurbescherming. Op grond hiervan beïnvloed de Wet natuurbescherming de plannen van het Agro Business Centre te Opheusden niet en is de uitvoerbaarheid gegarandeerd. Het aspect 'ecologie' vormt geen belemmering voor de vaststelling van dit bestemmingsplan.
4.10 Archeologie & Cultuurhistorie
4.10.1 Regelgeving
In artikel 3.1.6 lid 5 van het Besluit ruimtelijke ordening wordt bepaald dat in de toelichting ten minste een beschrijving wordt opgenomen van de wijze waarop met de in het gebied aanwezige cultuurhistorische waarden en in de grond aanwezige of te verwachten monumenten rekening is gehouden.
Op 1 juli 2016 is de Erfgoedwet in werking getreden. Met deze wetswijziging is de Monumentenwet 1988 opgesplitst: een gedeelte (dat ziet op de fysieke leefomgeving) zal in 2021 opgaan in de Omgevingswet, het overige gedeelte is opgenomen in de nieuwe Erfgoedwet. Daarbij is voorzien in overgangsrecht. Met de Erfgoedwet is sprake van een betere integratie met verschillende soorten erfgoed. Daarnaast zijn de procedures uniformer en daarmee overzichtelijker geworden.
Onderdelen van de Monumentenwet 1988 met betrekking tot de fysieke leefomgeving worden opgenomen in de Omgevingswet. De aanwijzing van ruimtelijk cultureel erfgoed - beschermde stads- en dorpsgezichten en cultuurlandschappen - en omgang met het cultureel erfgoed in de fysieke leefomgeving, komen in 2021 in de Omgevingswet terecht en zijn dus niet in de Erfgoedwet geregeld. Hierbij wordt wel als vuistregel gehanteerd: omgang met het erfgoed in de Omgevingswet, duiding van het erfgoed in de Erfgoedwet.
De inwerkingtreding van de Omgevingswet staat gepland voor 2021. Voor de onderdelen die in de Omgevingswet zullen worden opgenomen is een overgangsregeling in de Erfgoedwet opgenomen voor de periode 2016-2021. De bepalingen uit de Monumentenwet 1988 die in 2021 naar de Omgevingswet over zullen gaan, blijven van kracht tot de Omgevingswet in werking treedt.
Het Besluit ruimtelijke ordening en de Erfgoedwet schrijven niet voor in welke mate met archeologie rekening dient te worden gehouden. De gemeente heeft wat dit betreft beleidsvrijheid en kan het archeologische belang afwegen ten opzichte van andere belangen, de belangen van de burger en van de gemeente.
4.10.2 Doorvertaling bestemmingsplan
4.10.3 Conclusie
De aspecten 'archeologie' en 'cultuurhistorie' vormen geen belemmering voor de vaststelling van dit bestemmingsplan.
4.11 Leidingen
4.11.1 Regelgeving
Planologisch relevante leidingen en hoogspanningsverbindingen dienen te worden gewaarborgd. Tevens dient rond dergelijke leidingen rekening te worden gehouden met zones waarbinnen mogelijke beperkingen gelden. Planologisch relevante leidingen zijn leidingen waarin de navolgende producten worden vervoerd:
- gas, olie, olieproducten, chemische producten, vaste stoffen/goederen;
- aardgas met een diameter groter of gelijk aan 18”;
- defensiebrandstoffen;
- warmte en afvalwater, ruwwater of halffabrikaat voor de drink- en industriewatervoorziening met een diameter groter of gelijk aan 18”.
4.11.2 Doorvertaling bestemmingsplan
In de de noordelijke helft van het plangebied is een hoogspanningsverbinding gelegen. Voor een 150 kV hoogspanningslijn geldt een indicatieve zone van 2 maal 22,5 meter (vanuit het hart van de lijnen). Voor nieuwe ontwikkelingen wordt geadviseerd om geen gevoelige bestemmingen zoals woningen, kinderdagverblijven binnen deze specifieke zone te situeren. De ontwikkeling van de bebouwing in het plangebied is gelegen op circa 40 m. Er is echter geen sprake van het toevoegen van een gevoelige functie waarmee geconcludeerd kan worden dat er geen beperkingen zijn voor voorgenomen ontwikkeling.
Daarnaast is er sprake van een persriool op een klein deel van het plangebied. Op deze gronden zijn geen gebouwen voorzien waarmee geconcludeerd wordt dat deze leiding eveneens geen beperking betreft voor de ontwikkeling van het perceel.
4.12 Explosieven
In de tijd van de Tweede Wereldoorlog is het gebied in de gemeente Neder-Betuwe diverse malen getroffen door bombardementen. De gevechten hebben geleid tot munitieresten in de grond. Bij ontwikkelingen die gepaard gaan met bodemingrepen moet worden nagegaan of er explosieven aanwezig zijn. Voor de hele gemeente is een bureau onderzoek (Vooronderzoek Gemeente Neder-Betuwe, AVG Explosieven Opsporing Nederland, Rapport 1662057-VO-02, 28 maart 2017; Proces-Verbaal van Oplevering (PVvO) opsporingswerkzaamheden van Conventionele Explosieven (CE) binnen het opsporingsgebied ‘Rotonde Opheusden fase 2’, Explosive Clearance Group BV, rapportnummer 302-015-PVvO-02, 14 december 2017; en Resultaat opsporingswerkzaamheden rotonde Opheusden, 18 mei 2018) gedaan of er explosief materiaal in de grond te verwachten is. Conclusie van het onderzoek is dat de gehele gemeente Neder-Betuwe verdacht is op het voorkomen van artillerie-, mortier- en raketbeschietingen.
Planspecifiek
Het plangebied is verdacht op het voorkomen van artillerie-, mortier- en raketbeschietingen. Een oppervlaktedetectie onderzoek zal moeten uitwijzen of er daadwerkelijk explosief materiaal aanwezig is. Uit het gemeente dekkend vooronderzoek is gebleken dat er in het plangebied een verhoogd risico is op het aantreffen van conventionele explosieven of restanten ervan.
Voor er gestart wordt met het uitvoeren van bodemingrepen/grondroeringen op de locatie, zal degene die daadwerkelijk werkzaamheden in de bodem verricht een Proces Verbaal van Oplevering (PVvO) moeten kunnen overleggen die strekt tot de einddiepte van de geplande werkzaamheden. Degene die de werkzaamheden in de bodem verricht, moet daarbij in het kader van de arbowetgeving rekening houden met het vóórkomen van explosieven en de uitkomsten van het PVvO. Welke maatregelen men op basis hiervan treft, is conform de Arbowetgeving aan degene die de werkzaamheden in de bodem verricht.
Hoofdstuk 5 Juridische Planbeschrijving
5.1 Algemeen
Het bestemmingsplan bestaat uit een verbeelding en regels en is voorzien van een toelichting. De regels en verbeelding vormen het juridisch bindende deel, terwijl de toelichting geen juridische binding heeft, maar moet worden beschouwd als handvat voor de uitleg en de onderbouwing van de opgenomen bestemmingen. De regels bevatten het juridisch instrumentarium voor het regelen van het gebruik van de gronden, bepalingen omtrent de toegelaten bebouwing, regelingen betreffende het gebruik van aanwezige en/of op te richten bouwwerken. De verbeelding heeft een rol voor toepassing van de regels alsmede de functie van visualisering van de bestemmingen.
In deze paragraaf worden de systematiek van de regels en de wijze waarop de regels gehanteerd dienen te worden, uiteengezet. De regels van het plan bestaan uit vier hoofdstukken, waarin achtereenvolgens de inleidende regels, de bestemmingsregels, de algemene regels en de overgangs- en slotregels aan de orde komen. Voor de systematiek is aangesloten op de SVBP2012, de Wabo en de standaardregels van de gemeente Neder-Betuwe. Voor het bouwen is verder het Besluit omgevingsrecht (Bor) van belang. In het Bor zijn onder andere regels voor vergunningvrije bouwwerken opgenomen.
In het vervolg van dit hoofdstuk wordt de opbouw en dergelijke van de regels kort toegelicht.
5.2 Inleidende Regels
Begrippen
In deze bepaling zijn omschrijvingen gegeven van de in het bestemmingsplan gebruikte begrippen. Deze worden opgenomen om interpretatieverschillen te voorkomen. Begripsbepalingen zijn alleen nodig voor begrippen die gebruikt worden in de regels en die tot verwarring kunnen leiden of voor meerdere uitleg vatbaar zijn.
Wijze van meten
Om op een eenduidige manier afstanden, oppervlakten en inhoud van gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde, te bepalen wordt in de wijze van meten uitleg gegeven wat onder de diverse begrippen wordt verstaan. Ten aanzien van de wijze van meten op de verbeelding geldt steeds dat het hart van een lijn moet worden aangehouden.
5.3 Bestemmingsregels
5.3.1 Opbouw bestemmingen
In de bestemmingsregels zijn de verschillende bestemmingen opgenomen. Deze zijn als volgt opgebouwd:
Bestemmingsomschrijving
Bevat de omschrijving van de doeleinden die met de bestemming aan de grond worden toegekend. Hierbij gaat het in beginsel om een beschrijving van de aan de grond toegekende functies zoals bedrijven, wonen, centrum etc. De aard van de toegelaten inrichtingen van gronden (bouwwerken en werken, geen bouwwerken zijnde) vloeit dan voort uit de toegelaten functies.
Bouwregels
In de bouwregels worden voor alle hoofdgebouwen, bijgebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, de van toepassing zijnde bouwregels gesteld. Waar en met welke maatvoering mag worden gebouwd, wordt hier vastgelegd. Indien mogelijk wordt verwezen naar bouwvlakken en aanduidingen op de verbeelding.
Afwijken van de bouwregels
In deze bepaling zijn afwijkingsbevoegdheden toegekend aan het bevoegd gezag ten aanzien van bepaalde bouwregels.
Specifieke gebruiksregels
In dit onderdeel kan worden aangegeven welke vormen van gebruik men in ieder geval strijdig acht met de bestemming. Het is niet de bedoeling alle mogelijke strijdig gebruiksvormen te noemen, maar alleen die, waarvan het niet op voorhand duidelijk is dat deze in strijd zijn met de bestemming. Het gaat hierbij in feite om een aanvulling op de doeleindenomschrijving.
Afwijken van de gebruiksregels
In deze bepaling zijn afwijkingsbevoegdheden toegekend aan het bevoegd gezag ten aanzien van bepaalde gebruiksregels.
5.3.2 Bestemmingen
Hieronder volgt in het kort een beschrijving van de verschillende bestemmingen.
Bedrijf
Binnen de bestemming "Bedrijf" is een bedrijfsverzamelgebouw toegestaan van maximaal categorie 2. Daarnaast zijn bijbehorende voorzieningen en opslag, waterhuishoudkundige voorzieningen, waterlopen en waterpartijen, alsmede (ondergrondse) waterbergings- en infiltratievoorzieningen, wegen en paden, tuinen, erven en terreinen, groenvoorzieningen, parkeervoorzieningen en ondergeschikte horeca toegestaan. Binnen de bestemming mogen gebouwen worden gebouwd met een maximale bouwhoogte van 8 meter. Het bebouwen en gebruiken van de gronden is uitsluitend toegestaan onder de voorwaarde dat er een door bevoegd gezag goedgekeurd landschappelijk inpassingsplan conform het 'Ruimtelijk Kwaliteitskader Agro Business Centrum Opheusden' d.d. juli 2017, is overlegd en er wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid (beiden voorwaardelijk verplicht).
Gemengd
Binnen de bestemming "Gemengd" zijn de functies maatschappelijke voorzieningen, dienstverlening, expositie- en vergaderdoeleinden, training- en opleidingsdoeleinden (o.a. MBO onderwijs, nietzijnde basis- en/of middelbaar onderwijs), dagrecreatieve doeleinden, waterhuishoudkundige voorzieningen, waterlopen en waterpartijen, alsmede (ondergrondse) waterbergings- en infiltratievoorzieningen toegestaan. Daarnaast zijn daaraan ondergeschikte horecavoorzieningen toegestaan en ook bijbehorende functies als wegen en paden, tuinen, erven en terreinen, groenvoorzieningen en parkeervoorzieningen. Binnen de bestemming mogen gebouwen worden gebouwd met een maximale bouwhoogte van 12 meter en een oppervlak van maximaal 250 m2. Het bebouwen en gebruiken van de gronden is uitsluitend toegestaan onder de voorwaarde dat er een door bevoegd gezag goedgekeurd landschappelijk inpassingsplan conform het 'Ruimtelijk Kwaliteitskader Agro Business Centrum Opheusden' d.d. juli 2017, is overlegd en er wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid (beiden voorwaardelijk verplicht).
Groen
Binnen de bestemming "Groen" zijn de volgende functies toegestaan: groenvoorzieningen, waterhuishoudkundige voorzieningen, waterlopen en waterpartijen, alsmede (ondergrondse) waterbergings- en infiltratievoorzieningen, parkeervoorzieningen, expositiedoeleinden, training- en opleidingsdoeleinden, nietzijnde basis- en/of middelbaar onderwijs, dagrecreatieve doeleinden toegestaan. Daarnaast zijn bijbehorende functies als wegen en paden, beeldende kunstwerken en nutsvoorzieningen toegestaan. Op de gronden binnen deze bestemming zijn uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, toegestaan. Het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden is uitsluitend toegestaan onder de voorwaarde dat er een door bevoegd gezag goedgekeurd landschappelijk inpassingsplan conform het 'Ruimtelijk Kwaliteitskader Agro Business Centrum Opheusden' d.d. juli 2017, is overlegd (voorwaardelijk verplicht).
Dubbelbestemming "Leiding - Hoogspanningsverbinding"
De zogenoemde dubbelbestemming "Leiding - Hoogspanningsverbinding" is toegekend aan de in het plangebied gelegen 150 KV lijn in het plangebied. De dubbelbestemming is gericht op het bieden van optimale mogelijkheden voor het onderhoud en de verbetering van de bewuste hoogspanningslijn en op het voorkomen van onveilige en uit een oogpunt van volksgezondheid ongewenste situaties. Op de gronden met deze bestemming mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van de bestemming worden gebouwd. De bouwhoogte van bouwwerken ten behoeve van een 150 kV hoogspanningsleiding mag niet meer bedragen dan 40 m.
Dubbelbestemming "Leiding - Riool"
De zogenoemde dubbelbestemming "Leiding - Riool" is toegekend aan de in het plangebied gelegen rioolwatertransportleidingen en aan de hierbij behorende zakelijk rechtstrook aan weerszijden van de hartlijn van deze leidingen. De dubbelbestemming is gericht op het bieden van optimale mogelijkheden voor het onderhoud en de verbetering van de bewuste rioolwatertransportleidingen en op het voorkomen van onveilige situaties. Op de gronden binnen deze bestemming zijn uitsluitend toegestaan gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, die ten dienste staan van deze bestemming.
Dubbelbestemming "Waterstaat - Beheerszone watergang"
De zogenoemde dubbelbestemming "Waterstaat - Beheerszone watergang" is toegekend aan de "beschermingszones" langs watergangen, zoals deze zijn vastgelegd in de Algemene Keur van het Waterschap Rivierenland (de waterbeheerder). Het betreft hier een 4 m brede zone uit de insteek van de A-watergangen. Op deze gronden, met uitzondering van de gronden met de eveneens voor deze gronden aangegeven bestemming Water, mogen geen bouwwerken worden gebouwd.
5.4 Algemene Regels
Anti-dubbeltelbepaling
Deze bepaling is opgenomen om te voorkomen dat, wanneer volgens een bestemmingsplan bepaalde gebouwen en bouwwerken niet meer dan een bepaald deel van een bouwperceel mogen beslaan, het opengebleven terrein nog eens meetelt bij het toestaan van een ander gebouw of bouwwerk, waaraan een soortgelijke eis wordt gesteld.
Algemene bouwregels
Deze bepaling bevat algemene regels omtrent ondergronds bouwen en ten aanzien van de bestaande situatie. Daarnaast is een regeling inzake parkeren opgenomen. Indien op grond van één van de in het voorliggende plan opgenomen bestemmingen wordt gebouwd dan wel het gebruik wordt gewijzigd, dient voorzien te worden in voldoende parkeergelegenheid. Daarbij wordt gebruik gemaakt van de Nota Parkeernormen d.d. 30 mei 2013. Indien de parkeernota in de toekomst herzien wordt, dient getoetst te worden aan de rechtsopvolger van de voorgenoemde nota.
Algemene gebruiksregels
Deze bepaling bevat de vormen van gebruik, die in ieder geval strijdig zijn met de regels van het bestemmingsplan. Daarnaast zijn regels voor (niet-publieksgerichte) aan huis verbonden beroeps- en bedrijfsactiviteiten opgenomen.
Algemene aanduidingsregels
Aanvullend op de regels die bij de bestemmingen zijn gegeven gelden bijzondere bepalingen die met een aanduiding op de geometrische plaatsbepaling zijn weergegeven.
Gebiedsaanduiding "vrijwaringszone - weg"
De Pijenkampseveldweg grenst aan het plangebied. Ter plaatse van de aanduiding "Vrijwaringszone - weg", voor zover niet behorend tot gronden met de bestemming Verkeer, mogen vanwege verkeersveiligheid niet zonder meer bouwwerken worden gebouwd.
Gebiedsaanduiding "geluidzone - spoor"
Langs het tracé van de Betuweroute is een "57 dB(A)-contour" aanwezig. Binnen deze contour mogen geen planologische mogelijkheden worden gecreëerd voor de bouw van nieuwe woningen en andere geluidsgevoelige bestemmingen.
Gebiedsaanduding "overige zone parkeren uitgesloten"
Om wille van de uitstraling van het plangebied is een verbod op het parkeren binnen minimaal 10 meter uit de plangrens aan de west-, zuid- en oostzijde van het plangebied. Met een omgevingsvergunning kan hier gemotiveerd van afgeweken worden.
Algemene afwijkingsregels
In dit artikel wordt een opsomming gegeven van de regels waarvan door middel van een omgevingsvergunning afgeweken kan worden van het bestemmingsplan. De criteria, die bij toepassing van de afwijkingsbevoegdheid in acht moeten worden genomen, zijn aangegeven. Er zijn onder meer algemene afwijkingsregels opgenomen voor evenementen en jongerenontmoetingsplaatsen.
Overige regels
In dit artikel is opgenomen dat het bestemmingsplan 'Parapluregeling Archeologie' en het bestemmingsplan 'Parapluregeling Parkeren' van toepassing zijn op het plangebied.
5.5 Overgangs- En Slotregels
Overgangsrecht
Bouwwerken welke op het moment van inwerkingtreding van het bestemmingsplan bestaan (of waarvoor een bouwvergunning is aangevraagd) mogen blijven bestaan, ook al is er strijd met de bouwregels. De overgangsbepaling houdt niet in dat het bestaand, illegaal opgerichte, bouwwerk legaal wordt, noch brengt het met zich mee dat voor een dergelijk bouwwerk alsnog een omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen kan worden verleend. Burgemeester en wethouders kunnen in beginsel dus nog gewoon gebruik maken van hun handhavingsbevoegdheid. Het gebruik van de grond en opstallen, dat afwijkt van de regels op het moment van inwerkingtreding van het plan, mag eveneens worden voortgezet.
Slotregel
Dit artikel geeft aan op welke manier de regels kunnen worden aangehaald.
Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid
6.1 Economische Uitvoerbaarheid
6.1.1 Exploitatieverplichting
Bij de voorbereiding van een bestemmingsplan dient op grond van artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) in de plantoelichting van een bestemmingsplan minimaal inzicht te worden gegeven in de economische uitvoerbaarheid van het plan. Tevens bestaat op grond van de Wet ruimtelijke ordening de verplichting om, indien sprake is van ontwikkelingen waarvoor de gemeente redelijkerwijs kosten moet maken, bijvoorbeeld voor de aanleg van voorzieningen van openbaar nut, en de plankosten, deze moeten kunnen worden verhaald op de initiatiefnemer c.q. ontwikkelaar. Een en ander dient te worden vastgelegd in privaatrechtelijke overeenkomsten met iedere grondeigenaar. Als er met een grondeigenaar geen overeenkomst is gesloten en het kostenverhaal niet anderszins is verzekerd, dient een exploitatieplan te worden opgesteld welke tegelijkertijd met het bestemmingsplan moet worden vastgesteld.
6.1.2 Conclusie
Omdat de gemeente de nog te ontwikkelen gronden in eigendom heeft, is een anterieure overeenkomst met de ontwikkelaar gesloten. Daarmee zijn de kosten voor de planontwikkeling anderszins verzekerd en is het opstellen van een exploitatieplan niet aan de orde. Het plan wordt daarnaast mogelijk gemaakt door een subsidie van de provincie en exploitatiebijdrage van de gemeente. Gezien het voorgaande wordt het plan financieel uitvoerbaar geacht.
Hoofdstuk 7 Procedure
7.1 Overleg
Dit bestemmingsplan is in het kader van het wettelijk overleg niet toegezonden aan de provincie. Dit daar de provincie al bekend is met deze opgave (zie mede daartoe ook hoofdstuk 3). De ruimtelijke onderbouwing is in een vroeg stadium wel aan het waterschap verstuurd voor een reactie, opmerkingen van het waterschap zijn verwerkt in het plan en de ruimtelijke onderbouwing.
7.2 Inspraak
Dit bestemmingsplan is een uitvloeisel van de structuurvisie ABC die eind 2014 de procedure heeft doorlopen (deze is gedurende zes weken voor een ieder ter inzage gelegd en aan de overlegpartners toegestuurd). Daarom is afgezien van het doorlopen van inspraak.
7.3 Ontwerpfase
Het ontwerpbestemmingsplan heeft van donderdag 31 januari 2019 tot en met woensdag 13 maart 2019 gedurende zes weken voor eenieder ter inzage gelegen. Gedurende deze periode zijn er geen zienswijzen tegen het plan ingediend.
7.4 Vaststellingsfase
Binnen twaalf weken na de termijn van terinzagelegging moet de gemeenteraad beslissen omtrent de vaststelling van het bestemmingsplan.
Tegen het besluit tot vaststelling staat voor belanghebbenden direct beroep open bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Direct na de beroepstermijn treedt, indien tijdens de beroepstermijn geen verzoek om voorlopige voorziening is ingediend, het plan in werking waarna tot planrealisatie kan worden overgegaan.
Bijlage 1 Ruimtelijk Kwaliteitskader Agro Business Centrum Opheusden
Bijlage 1 Ruimtelijk Kwaliteitskader Agro Business Centrum Opheusden
Bijlage 2 Staat Van Bedrijfsactiviteiten
Bijlage 2 Staat van bedrijfsactiviteiten
Bijlage 1 Ruimtelijk Kwaliteitskader Agro Business Centrum Opheusden
Bijlage 1 Ruimtelijk Kwaliteitskader Agro Business Centrum Opheusden
Bijlage 2 Verkennend Bodemonderzoek
Bijlage 2 Verkennend bodemonderzoek
Bijlage 3 Waterbank Abc Opheusden Peilvakken Oostelijk Van Pijenkampseveldweg
Bijlage 3 Waterbank ABC Opheusden peilvakken oostelijk van Pijenkampseveldweg
Bijlage 4 Actualiserende Quickscan Flora En Fauna
Bijlage 4 Actualiserende quickscan Flora en Fauna
Bijlage 5 Archeologisch Onderzoek: Rapport Archeologische Opgraving
Bijlage 5 Archeologisch onderzoek: Rapport archeologische opgraving
Bijlage 6 Archeologisch Onderzoek: Bureau- En Booronderzoek
Bijlage 6 Archeologisch onderzoek: Bureau- en booronderzoek
Bijlage 7 Archeologisch Onderzoek: Advies Omgang Archeologie
Bijlage 7 Archeologisch onderzoek: Advies omgang archeologie