KadastraleKaart.com

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
Artikel 2 Wijze Van Meten
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Agrarisch
Artikel 4 Bedrijventerrein
Artikel 5 Groen
Artikel 6 Verkeer
Artikel 7 Leiding - Gas
Artikel 8 Leiding - Hoogspanningsverbinding
Artikel 9 Leiding - Riool
Artikel 10 Waarde - Archeologie 1
Artikel 11 Waarde - Archeologie 2
Artikel 12 Waterstaat - Beheerszone Watergang
Artikel 13 Waterstaat - Waterlopen
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 14 Anti-dubbeltelregel
Artikel 15 Algemene Gebruiksregels
Artikel 16 Algemene Afwijkingsregels
Artikel 17 Algemene Wijzigingsregels
Artikel 18 Overige Regels
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 19 Overgangsrecht
Artikel 20 Slotregel
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding
1.2 Ligging Plangebied
1.3 Geldende Plannen
1.4 Leeswijzer
Hoofdstuk 2 Gebiedsvisie
2.1 Bestaande Situatie
2.2 Toekomstige Situatie
Hoofdstuk 3 Beleidskader
3.1 Nationaal Beleid
3.2 Provinciaal Beleid
3.3 Regionaal Beleid
3.4 Gemeentelijk Beleid
3.5 Conclusie
Hoofdstuk 4 Milieu- & Omgevingsaspecten
4.1 Milieueffectrapportage
4.2 Verkeer En Parkeren
4.3 Bodem
4.4 Geluid
4.5 Luchtkwaliteit
4.6 Bedrijven En Milieuzonering
4.7 Externe Veiligheid
4.8 Explosieven
4.9 Waterhuishouding
4.10 Ecologie
4.11 Archeologie En Cultuurhistorie
4.12 Leidingen
Hoofdstuk 5 Juridische Planbeschrijving
5.1 Algemeen
5.2 Bestemmingsplan
Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid
6.1 Economische Uitvoerbaarheid
6.2 Overleg
6.3 Inspraak
6.4 Zienswijzen
Bijlage 1 Variantenstudie
Bijlage 2 Landschappelijke Analyse
Bijlage 3 Historisch Bodemonderzoek
Bijlage 4 Akoestisch Onderzoek
Bijlage 5 Memo Maatregelenafweging Akoestiek Randweg Opheusden
Bijlage 6 Besluit Hogere Grenswaarden (Wet Geluidhinder)
Bijlage 7 Onderzoek Luchtkwaliteit
Bijlage 8 Onderzoek Externe Veiligheid
Bijlage 9 Watertoets
Bijlage 10 Onderzoek Stikstofdepositie
Bijlage 11 Ecologische Voortoets
Bijlage 12 Nader Onderzoek Wet Natuurbescherming
Bijlage 13 Archeologisch Bureauonderzoek
Bijlage 14 Cultuurhistorische Quickscan En Bouwhistorische Opname
Bijlage 15 Memo Kostenanalyse Kazemat
Bijlage 16 Eindverslag Inspraak En Vooroverleg
Bijlage 17 Zienswijzennota
Bijlage 18 Aanpassingennotitie

Randweg Opheusden

Bestemmingsplan - Gemeente Neder-Betuwe

Vastgesteld op 24-02-2022 - geheel onherroepelijk in werking

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels

Artikel 1 Begrippen

In deze regels wordt verstaan onder:

1.1 Plan:

het bestemmingsplan Randweg Opheusden met identificatienummer NL.IMRO.1740.bpOPrandweg-vst1 van de gemeente Neder-Betuwe.

1.2 Bestemmingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels.

1.3 Aan huis verbonden nevenactiviteiten:

consumentenverzorgende, dienstverlenende en ambachtelijke activiteiten, die in de tot een (bedrijfs)woning behorende gebouwen worden uitgeoefend, vrijwel uitsluitend door de bewoner(s) van de desbetreffende woning.

1.4 Aanduiding:

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.5 Aanduidingsgrens:

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

1.6 Afhankelijke woonruimte:

een deel van de (bedrijfs-)woning waarin een gedeelte van de huishouding uit oogpunt van mantelzorg gehuisvest is.

1.7 Agrarisch bedrijf:

activiteiten die zijn gericht op het bedrijfsmatig voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen en/of het houden van dieren.

1.8 Agrarisch hulpgebouw:

een agrarisch bedrijfsgebouw dat is gesitueerd buiten een bouwvlak en dat bijvoorbeeld dient voor het melken van vee, voor de opslag van goederen en materieel en/of ter beschutting tegen weersinvloeden.

1.9 Archeologische deskundige:

een door burgemeester en wethouders aan te wijzen onafhankelijke deskundige met een aantoonbare specifieke deskundigheid op het gebied van de archeologische monumentenzorg.

1.10 Archeologische waarde:

de aan een gebied toegekende waarde in verband met de kennis en studie van de in de bodem voorkomende overblijfselen uit oude tijden.

1.11 Bebouwd oppervlak:

het totaal van de oppervlakken van bouwwerken voor zover deze een grotere bouwhoogte hebben dan 1,2 m.

1.12 Bebouwing:

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.

1.13 Bedrijfsbouwwerk c.q. bedrijfsgebouw:

een bouwwerk c.q. een gebouw dat dient voor de uitoefening van één of meer bedrijfsactiviteiten.

1.14 Bedrijfsvloeroppervlakte:

de totale vloeroppervlakte van kantoren, winkels of bedrijven met inbegrip van de daartoe behorende magazijnen en overige dienstruimten.

1.15 Bedrijfswoning:

een woning, kennelijk slechts bedoeld voor (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar gelet op de aard van de bedrijfsvoering noodzakelijk is.

1.16 Bestaand:

  1. a. bij bouwwerken: bouwwerken die op het tijdstip van de ter inzage legging van het ontwerp van dit plan bestonden of in uitvoering waren, dan wel gebouwd zijn of gebouwd kunnen worden krachtens een verleende omgevingsvergunning voor het bouwen;
  2. b. bij gebruik: gebruik dat op het tijdstip van het van kracht worden van het bestemmingsplan bestond.

1.17 Bestemmingsgrens:

de grens van een bestemmingsvlak.

1.18 Bestemmingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.19 Bijgebouw:

een gebouw, dat in bouwkundig en functioneel opzicht ondergeschikt is aan een op hetzelfde perceel gelegen hoofdgebouw.

1.20 Bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk.

1.21 Bouwlaag:

een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd; zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van kelder (ruimte onder peil) en zolder (ruimten onder de kap). De bouwhoogte van een bouwlaag bedraagt niet meer dan 4 m.

1.22 Bouwgrens:

de grens van een bouwvlak.

1.23 Bouwperceel:

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

1.24 Bouwvlak:

een geometrisch bepaald vlak, waarmee de gronden zijn aangeduid waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.

1.25 Bouwwerk:

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.

1.26 Containerteelt:

het kweken van planten/bomen in potten op een gesloten-bed-ondergrond of een open-bed-ondergrond met drainage.

1.27 Cultuurhistorische waarde:

de aan een bouwwerk, een werk of een gebied toegekende waarde, gekenmerkt door het beeld dat is ontstaan door het gebruik dat de mens in de loop van de geschiedenis heeft gemaakt van dat bouwwerk, dat werk of dat gebied.

1.28 Dak:

iedere bovenbeëindiging van een gebouw.

1.29 Detailhandel:

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.

1.30 Detailhandel in ter plaatse vervaardigde, bewerkte of herstelde goederen:

het verkopen van producten, die door het toegelaten bedrijf worden vervaardigd, bewerkt en/of hersteld.

1.31 Detailhandel in volumineuze goederen:

detailhandel in goederen die vanwege hun omvang een groot oppervlak nodig hebben voor de uitstalling, zoals goederen in bouw- en doe-het-zelf producten, grove bouwmaterialen, keukens, sanitair en woninginrichting waaronder meubels, automobielen, motorfietsen, scooters, fietsen, boten, caravans, e.d.

1.32 Escortbedrijf:

een natuurlijke persoon, groep van personen of rechtspersoon die bedrijfsmatig, of in omvang alsof zij bedrijfsmatig was, prostitutie aanbiedt die op een andere plaats dan in de bedrijfsruimte wordt uitgeoefend.

1.33 Extensief dagrecreatief medegebruik:

een aan de bestemming ondergeschikt gebruik voor dagrecreatie gericht op het rustig beleven en gebruikmaken van aanwezige specifieke omgevingskwaliteiten in de vorm van wandelen, fietsen, varen, vissen e.d.

1.34 Gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.35 Geluidzoneringsplichtige inrichting:

een inrichting waarbij in een bestemmingsplan, op basis van de Wet geluidhinder en krachtens deze wet vastgestelde regels, rondom het terrein van vestiging een geluidzone moet worden vastgesteld.

1.36 Grondgebonden agrarische productie:

de agrarische productie, waarbij het voortbrengen van producten afhankelijk is van de groeikracht van de bodem waarop de productie plaatsvindt en waarbij het voortbrengen van producten in hoofdzaak plaatsvindt in de openlucht.

1.37 Groothandel:

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan wederverkopers, danwel aan instellingen of personen ter aanwending in een andere bedrijfsactiviteit.

1.38 Hoofdgebouw:

een gebouw, dat op een perceel door zijn constructie of afmetingen dan wel gelet op de bestemming als belangrijkste gebouw valt aan te merken.

1.39 Hoofdwoonverblijf c.q. hoofdverblijf:

een gebouw of een deel van een gebouw dat:

òf door eenzelfde persoon of huishouden gebruikt wordt als woonruimte voor permanente bewoning;

òf indien betrokkene op meer dan één adres woont, het adres is waar hij naar redelijke verwachting gedurende een half jaar de meeste malen zal overnachten;

met dien verstande dat van een gebruik als hoofdwoonverblijf voorts wordt geacht sprake te zijn wanneer buiten het zomerseizoen (dat loopt van 1 mei tot 1 oktober) in een kalenderjaar ter plaatse meer dan 70 maal nachtverblijf wordt gehouden en door betrokkene niet aannemelijk is of kan worden gemaakt, dat elders over een hoofdwoonverblijf kan worden beschikt.

1.40 Kampeerauto:

een gemotoriseerd voertuig waarin voorzieningen voor dag- en/of nachtverblijf zijn getroffen en dat als zodanig over de openbare weg kan en mag rijden.

1.41 Kampeermiddel:

een tent, tentwagen, vouwwagen, kampeerauto, toercaravan of enig ander onderkomen ten behoeve van recreatief nachtverblijf, voor zover geen bouwwerk zijnde waarvoor een omgevingsvergunning voor het bouwen is vereist.

1.42 Kantoor:

een verblijfsruimte die door haar aard, indeling en inrichting kennelijk is bedoeld voor het verrichten van werkzaamheden van hoofdzakelijk administratieve aard zonder baliefunctie.

1.43 Kantoor- en praktijkruimte:

een ruimte waarvan de aard en indeling zijn afgestemd op de uitoefening van administratieve, (para)medische, sociaal-wetenschappelijke, juridische, therapeutische, kunstzinnige, ontwerptechnische en andere hiermede vergelijkbare beroepen, door de bewoner(s) van de desbetreffende (bedrijfs-)woning.

1.44 Kelder:

een overdekte, met wanden omsloten, voor mensen toegankelijke ruimte, beneden of tot ten hoogste 1 m boven de gemiddelde, bestaande hoogte van het aan het gebouw grenzende terrein.

1.45 Kleinschalig kamperen:

een vorm van kamperen waarbij voor een korte periode en uitsluitend tussen 1 maart en 1 november, maximaal 25 kampeermiddelen mogen worden geplaatst.

1.46 Kunststoftunnel:

een bouwwerk, bestaande uit onder meer een steunconstructie en een afdichting van kunststoffolie, bedoeld om gewassen te beschermen tegen weersinvloeden.

1.47 Landschappelijke beplanting:

opgaande, uit houtgewas bestaande beplanting, in hoofdzaak bestaande uit streek-eigen soorten, ter verfraaiing van het landschap en/of ter inpassing van hierin voorkomende bouwwerken en werken.

1.48 Landschappelijke waarde:

de aan een gebied toegekende waarde, gekenmerkt door het waarneembare deel van het aardoppervlak, welke waarde bepaald wordt door de onderlinge samenhang en beïnvloeding van de levende en niet-levende natuur.

1.49 Mantelzorg:

het bieden van zorg aan huis aan iemand die hulpbehoevend is op het fysieke, psychische en/of sociale vlak, buiten bedrijfsmatig of organisatorisch verband.

1.50 Monument:

een bouwwerk of een werk dat van algemeen belang is wegens zijn schoonheid, zijn betekenis voor de wetenschap of zijn cultuurhistorische waarde, dat tenminste vijftig jaar geleden is vervaardigd en dat als zodanig is opgenomen in de lijst van beschermde monumenten van rijk of gemeente, waardoor op het desbetreffende bouwwerk of werk de Monumentenwet, respectievelijk de gemeentelijke monumentenverordening van toepassing is.

1.51 Natuurwaarde:

de aan een gebied toegekende waarde, gekenmerkt door de hydrologie en door geologische, geomorfologische, bodemkundige en biologische elementen, zowel afzonderlijk, als in onderlinge samenhang.

1.52 Niet-grondgebonden agrarische productie:

de agrarische productie, waarbij het voortbrengen van producten niet afhankelijk is van de bodem waarop de productie plaatsvindt, dan wel waarbij het voortbrengen van producten in hoofdzaak plaatsvindt in gebouwen.

1.53 Niet-permanente kunststoftunnel of -overkapping:

een kunststoftunnel of overkapping waarbij de afdichting of afdekking per jaar, gedurende de periode van 1 maart tot en met 30 november, niet langer dan 7 maanden is aangebracht.

1.54 Niet-publieksgerichte aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit:

een beroeps- of bedrijfsactiviteit, waarvan de activiteiten niet specifiek publiekgericht zijn, en dat op kleine schaal in een woning en/of de daarbij behorende bijgebouwen wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en de desbetreffende activiteit een ruimtelijke uitstraling heeft die in overeenstemming is met de woonfunctie ter plaatse.

1.55 Niet-zelfstandig kantoor:

een onderdeel van een bedrijf, dat andere bedrijfsactiviteiten als inkomstenbron heeft en waarvoor het kantoor uitsluitend een ondersteunende functie heeft.

1.56 Overkapping:

een bouwwerk, bestaande uit onder meer een steunconstructie en een afdekking van kunststoffolie, (gaas)doek, hagelnetten of dergelijke, bedoeld om gewassen te beschermen tegen weersinvloeden.

1.57 Ondersteunende horeca:

een horecavoorziening binnen een bestemming waarvan de functie een andere dan horeca is maar waar men ten behoeve van de hoofdfunctie een ruimte specifiek heeft ingericht voor de consumptie van drank en etenswaren.

1.58 Overnachtingsaccommodatie:

een overdekte en door wanden omsloten ruimte waarin door personen de nacht kan worden doorgebracht.

1.59 Peil:

  1. a. voor gebouwen, waarvan de hoofdtoegang van het perceel aan een weg grenst, mits het gebouw op een afstand van niet meer dan 12 m van die weg is gelegen: 35 cm boven de kruin van die weg ter plaatse van de hoofdtoegang van het perceel;
  2. b. in andere gevallen bij gebouwen: de gemiddelde bestaande hoogte van het aan het gebouw grenzende terrein;
  3. c. voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde: de gemiddelde bestaande hoogte van het aan het bouwwerk grenzende terrein.

1.60 Perceel:

een aaneengesloten stuk grond met een bepaald doel of eigendom.

1.61 Perceelsgrens:

de scheiding tussen bouwpercelen, die niet aan éénzelfde eigenaar behoren dan wel niet door éénzelfde gebruiker worden benut.

1.62 Permanente bewoning c.q. gebruik als hoofdwoonverblijf:

gebruik van een woning, zomerhuis of andere woonruimte door eenzelfde persoon of eenzelfde huishouden op een wijze die ingevolge het bepaalde in de artikelen 24 t/m 31 van de Wet gemeentelijke basisadministratie noopt tot inschrijving in het bevolkingsregister van de gemeente Neder-Betuwe.

1.63 Productiegebonden detailhandel:

detailhandel in goederen die ter plaatse worden vervaardigd, gerepareerd en/of toegepast in het productieproces, waarbij de detailhandelsfunctie ondergeschikt is aan de productiefunctie.

1.64 Prostitutie:

het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding.

1.65 Publieksgerichte beroeps- of bedrijfsactiviteit aan huis:

een publieksgerichte beroeps- of bedrijfsactiviteit, waarvan de activiteiten in hoofdzaak publieksgericht zijn en waarvan de omvang en uitstraling zodanig is, dat de activiteit past binnen de desbetreffende woonomgeving en derhalve in een (bedrijfs-)woning en/of de daarbij behorende bijgebouwen, met behoud van de woonfunctie, kan worden toegestaan.

1.66 Risicovolle inrichting:

een inrichting als bedoeld in artikel 2 lid 1 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen.

1.67 Seksinrichting:

een voor publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder seksinrichting wordt in elk geval verstaan: een (raam)prostitutiebedrijf, een seksbioscoop, een seksautomatenhal, een sekstheater, een parenclub of een erotische massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar.

1.68 Tent:

een in hoofdzaak van textiel of ander daarmee vergelijkbare materialen vervaardigd onderkomen voor dag- en/of nachtverblijf, dat gemakkelijk is op te bouwen en in te pakken.

1.69 Toercaravan c.q. vouwwagen c.q. tentwagen:

een aanhangwagen die kan dienen als recreatief onderkomen, overnachting daaronder begrepen, welke is/kan worden uitgerust om als zodanig zelfstandig achter een gemotoriseerd voertuig over de openbare weg te worden voortbewogen.

1.70 Voorgevel:

de naar architectuur, indeling en/of uitstraling meest gezichtsbepalende gevel(s) van een hoofdgebouw, (doorgaans) gekeerd naar de weg of het openbaar gebied.

1.71 Wisselend gebruik:

het gebruik gedurende periodes korter dan één jaar door achtereenvolgende gebruikers met een verschillend hoofdwoonverblijf.

1.72 Woning c.q. wooneenheid:

een complex van intern met elkaar in verbinding staande ruimten, in een (gedeelte van een) gebouw, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden.

1.73 Woonunit:

een bouwwerk, dat kan dienen voor bewoning, dat in zijn geheel of in gedeelten over de weg kan worden vervoerd en dat niet is of kan worden uitgerust om als aanhangwagen achter een motorvoertuig over de openbare weg te worden voortbewogen.

1.74 Zelfstandig kantoor:

een kantoor dat op zichzelf het bedrijf vormt.

Artikel 2 Wijze Van Meten

2.1 Meetwijze

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

  1. a. de afstand van een gebouw tot de perceelsgrens:

het buitenwerks meten van de kortste afstand van een gevel van het gebouw tot de perceelsgrens;

  1. b. de dakhelling:

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;

  1. c. de goothoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;

  1. d. de inhoud van een bouwwerk:

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;

  1. e. de bouwhoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;

  1. f. de oppervlakte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;

  1. g. beschermingszones van hoogspanningsleidingen:

vanuit de lijn door het hart van de hoogspanningsmasten.

2.2 Ondergeschikte bouwdelen

Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen, zoals trappen, bordessen, funderingen, kelderingangen, overstekende daken, goten, luifels, balkons, balkonhekken, schoorstenen, liftopbouwen en andere ondergeschikte (dak)opbouwen, buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van bouw-, c.q. bestemmingsgrenzen niet meer dan 1 m bedraagt.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Agrarisch

3.1 Bestemmingsomschrijving

3.2 Bouwregels

Op de gronden met de bestemming 'Agrarisch' mogen uitsluitend worden gebouwd:

  1. a. niet-permanente teeltondersteunende voorzieningen zoals hagelnetten waarvan de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 6 m en kunststoftunnels en -overkappingen waarvan de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 4 m;
  2. b. constructies ten behoeve van de gotenteelt waarvan de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 4 m;
  3. c. molens ten behoeve van de waterhuishouding waarvan de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 6 m;
  4. d. overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van de bestemming, waarbij de volgende bepalingen in acht dienen te worden genomen:
    1. 1. de oppervlakte mag niet meer bedragen dan 10 m2;
    2. 2. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 2,5 m.

3.3 Afwijken van de bouwregels

3.4 Specifieke gebruiksregels

Als gebruik in strijd met de bestemming 'Agrarisch' wordt in ieder geval begrepen:

  1. a. een gebruik als volkstuin;
  2. b. een gebruik voor niet-grondgebonden agrarische productie in de vorm van teelt op trayvelden of op stellingen en/of containerteelt op lavas of beton, voor zover de oppervlakte daarvan meer bedraagt dan 1 ha en voor zover niet direct grenzend aan een bouwvlak;
  3. c. een gebruik voor de verwerking van agrarische producten en productiegebonden detailhandel, voor zover dit gebruik meer bedraagt dan 100 m2;
  4. d. de opslag van mest buiten het bouwvlak;
  5. e. de opslag van goederen en materieel in de openlucht en buiten de agrarische bouwpercelen, voor zover de oppervlakte van de opslag meer bedraagt dan 200 m2 per perceel en/of de hoogte van de opslag meer bedraagt dan 2,5 m;
  6. f. de opslag van goederen en materieel in de openlucht en op de agrarische bouwpercelen, voor zover de hoogte van de opslag meer bedraagt dan 4 m;
  7. g. permanente bewoning in relatie tot de huisvesting van seizoenarbeiders.

3.5 Afwijken van de gebruiksregels

Artikel 4 Bedrijventerrein

4.1 Bestemmingsomschrijving

4.2 Bouwregels

4.3 Afwijken van de bouwregels

4.4 Specifieke gebruiksregels

4.5 Afwijken van de gebruiksregels

Artikel 5 Groen

5.1 Bestemmingsomschrijving

5.2 Bouwregels

5.3 Specifieke gebruiksregels

Artikel 6 Verkeer

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. wegen, fiets- en voetpaden met bermen;
  2. b. bijbehorende voorzieningen, waaronder bruggen;
  3. c. buis- en kabelleidingen voor riolering, nutsbedrijven en overeenkomende doeleinden;
  4. d. watergangen en andere voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding;
  5. e. instandhouding, dan wel herstel en ontwikkeling, van de landschappelijke waarden en de natuurwaarden die eigen zijn aan wegbermen, watergangen en bijbehorende oeverzones;
  6. f. extensief dagrecreatief medegebruik.

6.2 Bouwregels

Op de gronden met de bestemming 'Verkeer' mogen uitsluitend worden gebouwd:

  1. a. masten ten behoeve van verlichting en verkeers- en verwijsborden, met dien verstande dat de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 10 m;
  2. b. abri's en rijwielstallingen, met dien verstande dat:
    1. 1. de oppervlakte niet meer mag bedragen dan 15 m2;
    2. 2. de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 3 m;
  3. c. kunstwerken, met dien verstande dat de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 20 m + NAP;
  4. d. overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van de bestemming, met dien verstande dat:
    1. 1. de oppervlakte niet meer mag bedragen dan 10 m2;
    2. 2. de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 2 m.

6.3 Specifieke gebruiksregels

Tot een met de bestemming strijdig gebruik wordt in ieder geval begrepen het gebruik van en het in gebruik laten nemen van wegen en bijbehorende voorzieningen voor zover geen maximale binnenwaarde van 33 dB kan worden gegarandeerd in de woningen aan de Hamsestraat 88 en de Parallelweg 31, 33, 35, 37, 41, 43, 45, 47, 47b, 49a, 49b, 51a, 55c, 57, 59, 67, 69 en 71.

6.4 Afwijken van de gebruiksregels

Burgemeester en wethouders kunnen bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 6.3 onder de voorwaarde dat de eigenaar van een onder lid 6.3 genoemde woning geen schriftelijke of mondelinge toestemming geeft voor het uitvoeren van het onderzoek en/of de werkzaamheden die noodzakelijk zijn om de maximale binnenwaarde te kunnen garanderen.

Artikel 7 Leiding - Gas

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Gas' aangegeven gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor de aanleg en instandhouding van ondergrondse hoge druk gastransportleidingen (inclusief voorzieningen) met de daarbij behorende belemmeringenstroken.

7.2 Voorrangsbepaling

De regels van deze dubbelbestemming gelden primair ten opzichte van de regels van iedere andere bestemming, waarmee deze bestemming samenvalt.

7.3 Bouwregels

In afwijking van hetgeen elders in deze regels is bepaald, geldt dat op of in de in lid 7.1 bedoelde gronden uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van de leiding(en) mogen worden gebouwd. Overige gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn niet toegestaan uit oogpunt van externe veiligheid en energieleveringszekerheid.

7.4 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van de bouwregels voor het bouwen overeenkomstig de andere daar voorkomende bestemming(en) indien de veiligheid van de betrokken leiding niet wordt geschaad en vooraf schriftelijk advies is ingewonnen bij de betrokken leidingexploitant. Een omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien geen kwetsbare objecten worden toegelaten.

7.5 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  1. a. het opslaan van goederen, met uitzondering het opslaan van goederen t.b.v. van inspectie en onderhoud van de gastransportleiding;
  2. b. het wijzigen van het gebruik van bestaande gebouwen, indien daardoor een kwetsbaar object wordt toegelaten.

7.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 8 Leiding - Hoogspanningsverbinding

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Hoogspanningsverbinding' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor bovengrondse hoogspanningsverbindingen, met de hartlijn zoals deze in onderstaande tabel voor de desbetreffende gronden nader is aangeduid;

ter plaatse van de aanduiding: toegestane leiding:
'hartlijn - leiding 150 kV' hoogspanningsverbinding 150 kV

8.2 Bouwregels

8.3 Afwijken van de bouwregels

Artikel 9 Leiding - Riool

9.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Riool' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor het transport van afvalwater door een rioolwaterpersleiding ter plaatse van de aanduiding 'hartlijn leiding - riool'.

9.2 Bouwregels

Op de gronden met de bestemming 'Leiding - Riool' mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van de bestemming worden gebouwd.

9.3 Afwijken van de bouwregels

9.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 10 Waarde - Archeologie 1

10.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie 1' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor behoud en bescherming van waardevolle archeologische informatie in de bodem.

10.2 Bouwregels

Op de binnen deze bestemming bedoelde gronden mogen uitsluitend gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde worden opgericht ten dienste van de in de bestemmingsomschrijving omschreven doeleinden, alsmede ten behoeve van de andere daar voorkomende bestemmingen, mits:

  1. a. het bouwplan betrekking heeft op vervanging van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte niet wordt uitgebreid en de bestaande fundering wordt benut, met uitzondering van nieuwe kelders; of,
  2. b. gebouwen maximaal 2,5 m uit de bestaande fundering worden opgericht; of,
  3. c. het nieuw te bebouwen oppervlak niet groter is dan 100 m2;

met dien verstande dat het bepaalde in a, b en c niet geldt voor zover het bouwen in de bodem betreft tot een diepte van 30 cm onder het bestaande maaiveld.

10.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen ten aanzien van de situering van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, de inrichting en het gebruik van gronden, indien uit onderzoek is gebleken dat ter plaatse behoudens- en beschermenswaardige archeologische monumenten of resten aanwezig zijn. De nadere eisen zijn erop gericht dat de archeologische waarden zoveel mogelijk in de grond (in situ) worden behouden.

10.4 Afwijken van de bouwregels

10.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

10.6 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, na advies te hebben ingewonnen van een archeologisch deskundige, het plan zodanig te wijzigen dat de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 1' naar ligging wordt verschoven, naar omvang wordt verkleind of vergroot of in het voorkomende geval uit het plan wordt verwijderd, voor zover de geconstateerde aanwezigheid of afwezigheid van archeologische waarden, in voorkomend geval na beëindiging van opgravingen, daartoe aanleiding geeft.

Artikel 11 Waarde - Archeologie 2

11.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie 2' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor behoud en bescherming van waardevolle archeologische informatie in de bodem.

11.2 Bouwregels

Op de binnen deze bestemming bedoelde gronden mogen uitsluitend gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde worden opgericht ten dienste van de in de bestemmingsomschrijving omschreven doeleinden, alsmede ten behoeve van de andere daar voorkomende bestemmingen, mits:

  1. a. het bouwplan betrekking heeft op vervanging van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte niet wordt uitgebreid en de bestaande fundering wordt benut, met uitzondering van nieuwe kelders; of,
  2. b. gebouwen maximaal 2,5 m uit de bestaande fundering worden opgericht; of,
  3. c. het nieuw te bebouwen oppervlak niet groter is dan 1.000 m2;

met dien verstande dat het bepaalde in a, b en c niet geldt voor zover het bouwen in de bodem betreft tot een diepte van 30 cm onder het bestaande maaiveld.

11.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen ten aanzien van de situering van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, de inrichting en het gebruik van gronden, indien uit onderzoek is gebleken dat ter plaatse behoudens- en beschermenswaardige archeologische monumenten of resten aanwezig zijn. De nadere eisen zijn erop gericht dat de archeologische waarden zoveel mogelijk in de grond (in situ) worden behouden.

11.4 Afwijken van de bouwregels

11.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

11.6 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, na advies te hebben ingewonnen van een archeologisch deskundige, het plan zodanig te wijzigen dat de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 2' naar ligging wordt verschoven, naar omvang wordt verkleind of vergroot of in het voorkomende geval uit het plan wordt verwijderd, voor zover de geconstateerde aanwezigheid of afwezigheid van archeologische waarden, in voorkomend geval na beëindiging van opgravingen, daartoe aanleiding geeft

Artikel 12 Waterstaat - Beheerszone Watergang

12.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waterstaat - Beheerszone watergang' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor:

  1. a. bescherming, beheer en verbetering van watergangen;
  2. b. voorzieningen voor de waterhuishouding.

12.2 Bouwregels

12.3 Afwijken van de bouwregels

Artikel 13 Waterstaat - Waterlopen

13.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waterstaat - Waterlopen' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor aanleg en onderhoud van een watergang.

13.2 Bouwregels

13.3 Afwijken van de bouwregels

Hoofdstuk 3 Algemene Regels

Artikel 14 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan, waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 15 Algemene Gebruiksregels

Tot een gebruik strijdig met de regels van dit bestemmingsplan wordt in ieder geval begrepen het gebruiken of laten gebruiken van de gronden en/of de opstallen ten behoeve van:

  1. a. zelfstandige bewoning en afhankelijke woonruimte, voor zover het betreft vrijstaande bijgebouwen;
  2. b. het gebruik van ruimten binnen een (bedrijfs-)woning en/of bijgebouwen voor de uitoefening van een publieksgerichte beroeps- of bedrijfsactiviteit aan huis;
  3. c. gebruik als seksinrichting en escortbedrijf;
  4. d. het gebruik van gronden en opstallen voor de plaatsing van kampeermiddelen, waaronder mede wordt verstaan het recreatief nachtverblijf in de vorm van kleinschalig kamperen, tenzij toepassing is gegeven aan de algemene afwijkingsregels van dit plan ten aanzien van kleinschalig kamperen;
  5. e. het gebruik ten behoeve van een geluidzoneringsplichtige inrichting.

Artikel 16 Algemene Afwijkingsregels

16.1 Algemeen

Tot het verlenen van een omgevingsvergunning volgens het bepaalde in dit artikel wordt eerst overgegaan, indien hierdoor de functies en waarden die in het plan aan de desbetreffende en aan de omliggende gronden zijn toegekend, of de mogelijkheden tot het herstel of de ontwikkeling van deze waarden, niet blijvend onevenredig worden geschaad.

16.2 Aan huis verbonden nevenactiviteiten en kantoor- en praktijkruimten

Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van de bepalingen van het plan voor een gebruik ten behoeve van aan huis verbonden nevenactiviteiten en kantoor- en praktijkruimten in een (bedrijfs-)woning, indien en voor zover:

  1. a. de desbetreffende (bedrijfs-)woning bewoond blijft;
  2. b. het vloeroppervlak van de gebouwen ten behoeve van het gebruik voor aan huis verbonden nevenactiviteiten en kantoor- en praktijkruimten niet meer bedraagt dan 50 m2;
  3. c. het onbebouwde gedeelte van het perceel niet wordt gebruikt voor de beoogde activiteit, met uitzondering van parkeervoorzieningen;
  4. d. de nevenactiviteit geen detailhandel betreft;
  5. e. de beoogde activiteit geen ontwikkeling tot gevolg heeft waarop de bestaande nutsvoorzieningen, wegen en parkeervoorzieningen niet zijn afgestemd;
  6. f. van tevoren in voldoende mate is verzekerd dat het beoogde gebruik geen ontoelaatbare invloed heeft op het woon- en leefmilieu in de omliggende woningen.

16.3 Antennemasten

Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van de bepalingen van het plan voor de bouw van antennemasten, indien en voor zover:

  1. a. de antennemast wordt geplaatst binnen een afstand van 5 m van een bestaande woning;
  2. b. de bouwhoogte niet meer bedraagt dan 25 m.

16.4 Bed & Breakfast in een (bedrijfs-)woning en/of bijbehorende gebouwen

Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van de bepalingen van het plan voor de inrichting en het gebruik van een (bedrijfs-)woning en/of een bijbehorend bijgebouw ten behoeve van bed & breakfast, indien en voor zover:

  1. a. de (bedrijfs-)woning tevens bewoond blijft;
  2. b. van tevoren in voldoende mate is verzekerd dat de uiterlijke verschijningsvorm van de (bedrijfs-)woning en/of het bijgebouw niet wordt veranderd;
  3. c. totaal niet meer dan 50 m2 van de (bedrijfs-)woning en/of het bijgebouw wordt ingericht en gebruikt voor bed & breakfast;
  4. d. het beoogde gebruik geen ontwikkeling tot gevolg heeft waarop de bestaande parkeervoorzieningen niet zijn afgestemd;
  5. e. van tevoren in voldoende mate is verzekerd dat het beoogde gebruik geen ontoelaatbare invloed heeft op het woon- en leefmilieu van de omliggende woningen.

16.5 Kleine uitbouwen (bedrijfs-)woning

Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van de bepalingen van het plan voor de bouw van kleine uitbouwen aan (bedrijfs-)woningen, indien en voor zover:

  1. a. de overschrijding van de lijn door de bestaande gevels van de (bedrijfs-)woning niet meer bedraagt dan 2 m;
  2. b. de oppervlakte van de uitbouw niet meer bedraagt dan 6 m2.

16.6 Kleinschalig kamperen

Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van de bepalingen van het plan voor de aanleg en het gebruik van gronden als recreatief nachtverblijf in de vorm van kleinschalig kamperen, indien en voor zover:

  1. a. het een nevenactiviteit bij een agrarisch bedrijf of bij een (bedrijfs-)woning met een huiskavel van tenminste 1 ha betreft;
  2. b. van tevoren in voldoende mate is verzekerd dat het beoogde gebruik geen ontoelaatbare invloed heeft op het woon- en leefmilieu van de omliggende woningen en/of agrarische en andere bedrijven;
  3. c. het kleinschalig kamperen aansluitend aan de bijbehorende bestaande bebouwing dient plaats te vinden;
  4. d. voorzien wordt in voldoende parkeergelegenheid en deze geheel op eigen erf wordt gerealiseerd;
  5. e. van tevoren, op basis van een inrichtingsplan, in voldoende mate wordt verzekerd dat wordt voorzien in de ruimtelijke en/of landschappelijke inpassing ter plaatse;
  6. f. sanitaire voorzieningen binnen de bestaande (bedrijfs)bebouwing worden gerealiseerd of, indien dit niet mogelijk is, binnen maximaal één extra gebouw of uitbreiding van een bestaand gebouw, met geen groter oppervlak dan 30 m2, geen grotere goothoogte dan 3 m en geen grotere bouwhoogte dan 7 m

16.7 Mantelzorg/inwoning

Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van de bepalingen van het plan voor de verbouw van een (bedrijfs-)woning tot meer dan de toegestane inhoud, indien en voor zover:

  1. a. de bouw noodzakelijk is om te voorzien in de behoefte aan een woonruimte voor inwonende personen;
  2. b. de inwoning plaats vindt in het hoofdgebouw en/of de aanbouw op maximaal 30% van de grondoppervlakte en uitsluitend op de begane grond;
  3. c. de (bedrijfs-)woning met maximaal 50 m2 extra wordt vergroot tot een absoluut maximum van 750 m3;
  4. d. er sprake is van een gemeenschappelijke entree;
  5. e. het nieuwe gedeelte voor inwoning technisch/functioneel eenvoudig weer bij de oorspronkelijke woning kan worden betrokken;
  6. f. minimaal één directe verbinding tussen beide wooneenheden aanwezig is.

16.8 Monumenten

Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van de bepalingen van het plan voor de instandhouding, dan wel het herstel of de herbouw van bouwwerken, indien en voor zover de instandhouding, dan wel het herstel of de herbouw, noodzakelijk zijn om te voldoen aan het bepaalde in de Monumentenwet, dan wel de gemeentelijke Monumentenverordening.

16.9 Nutsvoorzieningen

Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van de bepalingen van het plan voor de bouw van kleine bouwwerken voor nutsvoorzieningen, indien en voor zover:

  1. a. de oppervlakte niet meer bedraagt dan 25 m2;
  2. b. de bouwhoogte niet meer bedraagt dan 4 m.

Artikel 17 Algemene Wijzigingsregels

17.1 Algemeen

Het wijzigen van het plan volgens de bepalingen in dit artikel geschiedt met in achtneming van het bepaalde in artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening, waarbij tevens in acht wordt genomen dat hierdoor:

  1. a. het gestelde in de eventuele overigens voor de gronden opgenomen bestemmingen eveneens in acht wordt genomen;
  2. b. de functies en waarden die in het plan aan de desbetreffende en aan de omliggende gronden zijn toegekend, of de mogelijkheden tot het herstel of de ontwikkeling van deze waarden, niet blijvend onevenredig worden geschaad.

17.2 Verschuiven bestemmingsgrenzen en/of bouwgrenzen

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen ten aanzien van het gehele plangebied, voor een verschuiving van bestemmingsgrenzen en/of bouwgrenzen, indien en voor zover:

  1. a. de verschuiving noodzakelijk is voor een goede realisatie van het plan, voor een aanpassing aan de nader ingemeten situatie, of als gevolg van afwijkingen of onnauwkeurigheden ten opzichte van de werkelijke situatie;
  2. b. de structurele opzet van het plan niet wordt aangetast;
  3. c. de totale verdeling van de aangegeven bestemmingen met niet meer dan 10 % wordt gewijzigd;
  4. d. de verschuiving niet meer bedraagt dan 20 m.

Artikel 18 Overige Regels

18.1 Voorwaardelijke verplichting Wet natuurbescherming

Ten aanzien van het slopen, bouwen en/of het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden binnen het plangebied geldt dat:

  1. a. dit uitsluitend is toegestaan indien uit onderzoek is gebleken dat er geen sprake is van strijdigheid ten aanzien van de Wet natuurbescherming en de Wet bodembescherming;
  2. b. het in lid a bedoelde onderzoek dient voorafgaand aan het slopen, bouwen en/of het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden te worden voorgelegd aan het college van burgemeester en wethouders.

Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels

Artikel 19 Overgangsrecht

19.1 Overgangsrecht bouwwerken

19.2 Overgangsrecht gebruik

Artikel 20 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het bestemmingsplan Randweg Opheusden.

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

De gemeente Neder-Betuwe heeft het voornemen een randweg te realiseren tussen Kesteren en de zuidwestelijke zijde van Opheusden. Deze randweg moet zorgen voor een verbetering van de verkeersveiligheid in en rondom de kern Opheusden en de bereikbaarheid van het Agro Business Centre en Opheusden-West.

De gemeente Neder-Betuwe heeft de noodzaak om te komen tot een andere ontsluiting reeds benoemd in de Structuurvisie van 2018, het Neder-Betuws Verkeer- en vervoersplan (NBVVP) van 2018, de regionale Mobiliteitsagenda en het bijbehorende Uitvoeringsplan Mobiliteit.

Op 24 september 2020 heeft de raad van de gemeente Neder-Betuwe het voorkeurstracé voor de randweg vastgesteld. Het plangebied heeft in het geldende bestemmingsplan overwegend een agrarische bestemming. De randweg kan hierbinnen niet worden gerealiseerd. Het voorliggende bestemmingsplan voorziet in een nieuwe planologische regeling en maakt daarmee de ontwikkeling mogelijk.

1.2 Ligging Plangebied

Het plangebied ligt tussen de kernen Kesteren en Opheusden. Het plangebied bestaat uit het tracé van de toekomstige randweg en een aantal aanliggende percelen waarvan de bestemming moet worden gewijzigd, omdat deze worden doorsneden door de realisatie van de randweg en de huidige bestemming daardoor niet meer passend is.

De percelen in de omgeving van het plangebied zijn overwegend in agrarisch gebruik, ten behoeve van de laanboomteelt. Bij de aansluiting in Kesteren doorkruist het plangebied een bedrijventerrein en nabij Opheusden grenst het aan enkele woonpercelen aan de Hamsestraat. Het meest oostelijk deel van het plangebied doorkruist het Agro Business Centre Opheusden, dat ten tijde van het opstellen van dit bestemmingsplan in ontwikkeling is. Verder grenst het plangebied deels aan de spoorlijn Tiel - Arnhem.

Op de navolgende topografische kaart en luchtfoto's is de globale ligging en begrenzing van het plangebied aangegeven. De exacte begrenzing is op de verbeelding weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.1740.bpOPrandweg-vst1_0001.jpg"

Globale ligging plangebied (rode lijn), bron: pdokviewer.pdok.nl, bewerking SAB

afbeelding "i_NL.IMRO.1740.bpOPrandweg-vst1_0002.jpg"

Luchtfoto met globale begrenzing plangebied (rode lijn), bron: pdokviewer.pdok.nl

1.3 Geldende Plannen

Op dit moment gelden voor het plangebied de bestemmingsplannen 'Buitengebied Kesteren', 'Buitengebied Dodewaard en Echteld', 'Bedrijventerrein', 'Opheusden, Reigerstraat', 'Infrastructuur ABC', 'Parapluplan 2020', 'Parapluregeling Archeologie', 'Parapluregeling Parkeren', 'Plattelandswoningen' en 'VAB-beleid'.

1.3.1 Bestemmingsplan Buitengebied Kesteren

Het bestemmingsplan Buitengebied Kesteren is op 24 mei 2012 vastgesteld door de gemeenteraad van de gemeente Neder-Betuwe. Op grond van dit bestemmingsplan hebben de gronden de bestemmingen 'Wonen', 'Bedrijf - Agrarisch verwant', 'Verkeer - Rail', 'Verkeer', 'Water' en 'Agrarisch' en de dubbelbestemmingen 'Waarde - Archeologie 4', 'Waarde - Archeologie 5', 'Leiding - Hoogspanningsverbinding' en 'Waterstaat - Beheerszone watergang'.

afbeelding "i_NL.IMRO.1740.bpOPrandweg-vst1_0003.jpg"

Uitsnede verbeelding vigerend bestemmingsplan 'Buitengebied Kesteren' met globale aanduiding plangebied (rode lijn), bron: ruimtelijkeplannen.nl

afbeelding "i_NL.IMRO.1740.bpOPrandweg-vst1_0004.jpg"

Uitsnede verbeelding vigerend bestemmingsplan 'Buitengebied Kesteren' met globale aanduiding plangebied (rode lijn), bron: ruimtelijkeplannen.nl

1.3.2 Bestemmingsplan 'Buitengebied Dodewaard en Echteld'

Het bestemmingsplan 'Buitengebied Dodewaard en Echteld' is op 30 mei 2013 vastgesteld door de gemeenteraad van Neder-Betuwe. Op grond van dit bestemmingsplan hebben de gronden de bestemmingen 'Water' en 'Agrarisch met Waarden - 2' en de dubbelbestemmingen 'Waterstaat - Beheerszone watergang', Leiding - Riool' en 'Waarde - Archeologie 4'.

afbeelding "i_NL.IMRO.1740.bpOPrandweg-vst1_0005.jpg"

Uitsnede verbeelding vigerend bestemmingsplan 'Buitengebied Dodewaard en Echteld' met globale aanduiding plangebied (rode lijn), bron: ruimtelijkeplannen.nl

1.3.3 Bestemmingsplan 'Bedrijventerrein'

Het bestemmingsplan 'Bedrijventerrein' is op 27 juni 2013 vastgesteld door de gemeenteraad van Neder-Betuwe. Op grond van dit bestemmingsplan hebben de gronden de bestemmingen 'Bedrijventerrein' en 'Verkeer' en de dubbelbestemmingen 'Waterstaat - Waterlopen', Waarde - Archeologie 3' en 'Waarde - Archeologie 4'.

afbeelding "i_NL.IMRO.1740.bpOPrandweg-vst1_0006.jpg"

Uitsnede verbeelding vigerend bestemmingsplan 'Bedrijventerrein' met globale aanduiding plangebied (rode lijn), bron: ruimtelijkeplannen.nl

1.3.4 Bestemmingsplan 'Opheusden, Reigerstraat'

Het bestemmingsplan 'Opheusden, Reigerstraat' is op 14 december 2010 vastgesteld door de gemeenteraad van Neder-Betuwe. Op grond van dit bestemmingsplan hebben de gronden de bestemming 'Groen' en de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 5'.

afbeelding "i_NL.IMRO.1740.bpOPrandweg-vst1_0007.jpg"

Uitsnede verbeelding vigerend bestemmingsplan 'Opheusden, Reigerstraat' met globale aanduiding plangebied (rode lijn), bron: ruimtelijkeplannen.nl

1.3.5 Bestemmingsplan 'Infrastructuur ABC'

Het bestemmingsplan 'Infrastructuur ABC' is op 2 juli 2015 vastgesteld door de gemeenteraad van Neder-Betuwe. Op grond van dit bestemmingsplan hebben de gronden de bestemmingen 'Verkeer' en de dubbelbestemmingen 'Waterstaat - Waterlopen' en 'Waarde - Archeologie 4'.

afbeelding "i_NL.IMRO.1740.bpOPrandweg-vst1_0008.jpg"

Uitsnede verbeelding vigerend bestemmingsplan 'Infrastuctuur ABC' met globale aanduiding plangebied (rode lijn), bron: ruimtelijkeplannen.nl

1.3.6 Bestemmingsplan Parapluregeling Archeologie

De gemeente Neder-Betuwe heeft op 27 september 2018 het bestemmingsplan 'parapluregeling Archeologie' vastgesteld. In de geldende bestemmingsplannen ter plaatse van het plangebied zijn archeologische waarden aan de gronden toegekend. Het archeologiebeleid van de gemeente Neder-Betuwe is in 2016 geactualiseerd en vertaald in de Parapluregeling Archeologie. Het plangebied heeft in dit bestemmingsplan de dubbelbestemmingen 'Waarde - Archeologie 1' en 'Waarde - Archeologie 2'.

1.3.7 Overige bestemmingsplannen

Naast de bestemmingsplannen die bovenstaand specifiek zijn benoemd, gelden binnen het plangebied de bestemmingsplannen 'Parapluplan 2020', 'Parapluregeling Parkeren', 'Plattelandswoningen' en 'VAB-beleid'. Deze bestemmingsplannen bevatten geen specifieke regeling ter plaatse van het plangebied, maar algemene regels ten aanzien van onder andere parkeren, plattelandswoningen en het VAB-beleid.

1.3.8 Strijdigheden

De realisatie van de randweg bij Opheusden is op basis van de bouw- en gebruiksregels uit de geldende bestemmingsplannen niet mogelijk. Voor de realisatie van de randweg is een bestemming noodzakelijk die het gebruik ten behoeve van onder andere wegen, fietspaden, bermen en watergangen mogelijk maakt. Dit is binnen de huidige (overwegend agrarische) bestemmingen niet overal toegestaan. Een herziening van de geldende bestemmingsplannen is daarom noodzakelijk.

1.4 Leeswijzer

Dit bestemmingsplan bestaat uit een verbeelding, regels en een toelichting. De toelichting is opgebouwd uit zeven hoofdstukken. Het volgende hoofdstuk (Hoofdstuk 2) beschrijft de bestaande en toekomstige situatie. Hoofdstuk 3 geeft een overzicht van het ruimtelijke beleidskader van de verschillende overheden waaraan het plan wordt getoetst. Hoofdstuk 4 bevat de milieu- en de omgevingsaspecten van het plan. De toelichting besluit met hoofdstukken over de opbouw, verantwoording en uitleg van de planregels (Hoofdstuk 5) en de uitvoerbaarheid (Hoofdstuk 6).

Hoofdstuk 2 Gebiedsvisie

2.1 Bestaande Situatie

2.1.1 Ruimtelijke structuur

Historie

De randweg wordt gerealiseerd in het landelijk gebied tussen de kernen Kesteren en Opheusden. In dit gebied zijn meerdere waardevolle linten met veel monumentale bebouwing aanwezig, zoals de Hamsestraat en de Tielsestraat. Daarnaast is de oorspronkelijke verkavelingsstructuur hier sinds circa 1850 grotendeels intact. De verkaveling is kleinschalig en ligt haaks op de linten.

Het plangebied kruist de Linge, een in de 13e eeuw gegraven watergang tussen Doornenburg en Tiel. Daarnaast is in de omgeving van het plangebied tussen het eind van de 18e en het begin van de 19e eeuw de Betuwelinie aangelegd als verdedigingslinie tussen de Waal en de Rijn. Deze linie is grotendeels verdwenen, maar in de omgeving van het plangebied zijn onder andere een aantal kazematten en de oude liniedijk zichtbaar.

afbeelding "i_NL.IMRO.1740.bpOPrandweg-vst1_0009.jpg"

Afbeelding Historie en identiteit, bron: landschappelijke analyse Opheusden, Sweco, 8 januari 2020

Verbindingen

In de omgeving van het plangebied worden de kernen Kesteren en Opheusden richting het noorden ontsloten door verschillende oude dorpswegen, zoals de Tielsestraat, In het Land en de Hamsestraat. Deze wegen komen uit op de Rijnbandijk. Aan de zuidzijde worden deze kernen ontsloten via een structuur van nieuwere wegen, welke meer gericht zijn op de ontsluiting richting de A15.

2.1.2 Functionele structuur

Omgeving plangebied

In de omgeving van het plangebied liggen de kernen Opheusden en Kesteren. Daarnaast is er veel bebouwing aanwezig langs de linten in het gebied tussen deze kernen, zoals de Tielsestraat, de Hamsestraat en In 't Land. Tussen deze kernen en bebouwingslinten liggen stroomruggen, welke overwegend in gebruik zijn voor de fruitteelt en boomkwekerijen. Ten zuiden van de spoorlijn Arnhem - Tiel liggen open komgronden.

Binnen plangebied

De gronden binnen het plangebied zijn overwegend agrarisch in gebruik voor de laanboomteelt of als weiland. Daarnaast liggen er verschillende watergangen in het plangebied. Het plangebied wordt doorkruist door meerdere wegen en de Linge. Binnen het plangebied liggen verder drie woningen, een kazemat en een bedrijfsgebouw.

2.1.3 Ontwikkelingen omgeving plangebied

Aangrenzend aan de Randweg heeft de gemeente Neder-Betuwe twee andere ontwikkelingen gepland: de realisatie van de nieuwe woonwijk Herenland-west en een Agro Business Centre (zie volgende afbeelding). De woonwijk Herenland-west betreft een nieuwe uitbreiding aan de westzijde van Opheusden. Het Agro Business Centre is een bedrijventerrein ten behoeve van bedrijven die gerelateerd zijn aan de laanboomteelt, dat momenteel in het gebied tussen de Linge en de A15 gerealiseerd wordt.

afbeelding "i_NL.IMRO.1740.bpOPrandweg-vst1_0010.jpg"

Luchtfoto met globale aanduiding plangebied (rode lijn), toekomstige woonwijk Herenland-west (gele cirkel) en Agro Business Centre (groene cirkel).

2.2 Toekomstige Situatie

2.2.1 Inleiding

Dit hoofdstuk gaat allereerst in op het nut en de noodzaak van de aanleg van de randweg. Daarna worden de diverse varianten van de randweg die zijn onderzocht beschreven en volgt een onderbouwing van de voorkeursvariant. In de paragraaf 2.2.4 'Omschrijving tracé' wordt het toekomstige tracé beschreven.

2.2.2 Nut en noodzaak

2.2.3 Oplossing; Het 'West-Herenland'-tracé is het meest optimale tracé voor de realisatie van een rondweg

2.2.4 Omschrijving tracé

Hoofdstuk 3 Beleidskader

3.1 Nationaal Beleid

3.1.1 Nationale Omgevingsvisie

3.1.2 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte

3.1.3 Besluit algemene regels ruimtelijke ordening

3.1.4 Ladder voor duurzame verstedelijking

3.1.5 Beleidsagenda Spoorveiligheid 2020 - 2025

3.1.6 Conclusie rijksbeleid

Het voorliggende plan sluit aan op de ambities uit de Nationale Omgevingsvisie en de SVIR. Het raakt bovendien geen nationale belangen uit het Barro en de ladder voor duurzame verstedelijking is niet van toepassing. Vanuit rijksbeleid zijn er daarom geen specifieke voorwaarden voor het plan. Geconcludeerd kan worden dat er geen sprake is van strijd met het rijksbeleid.

3.2 Provinciaal Beleid

3.2.1 Omgevingsvisie Gaaf Gelderland

3.2.2 Omgevingsverordening Gelderland

3.2.3 Conclusie provinciaal beleid

Het voorliggende plan sluit aan op het beleid uit de Omgevingsvisie en is niet in strijd met de Omgevingsverordening. Hieruit kan worden geconcludeerd dat het plan niet in strijd is met het provinciale beleid.

3.3 Regionaal Beleid

3.3.1 Mobiliteitsagenda Regio Rivierenland

3.4 Gemeentelijk Beleid

3.4.1 Structuurvisie Neder-Betuwe 2018

3.4.2 Landschapsontwikkelingsplan Neder-Betuwe

3.4.3 Neder-Betuws Verkeer- en Vervoerplan

3.4.4 Conclusie gemeentelijk beleid

Met dit kleinschalige plan wordt aangesloten op het gemeentelijke beleid van de gemeente. Geconcludeerd kan worden dat het plan niet in strijd is met het gemeentelijke beleid.

3.5 Conclusie

Het voorliggende plan sluit aan op het relevante rijks- provinciale en gemeentelijke beleid. Geconcludeerd kan worden dat het plan niet in strijd is met het beleid op deze niveaus.

Hoofdstuk 4 Milieu- & Omgevingsaspecten

4.1 Milieueffectrapportage

4.1.1 Algemeen

De milieueffectrapportage (m.e.r.) is een hulpmiddel om bij diverse procedures het milieubelang een volwaardige plaats in de besluitvorming te geven. Een m.e.r. is verplicht bij de voorbereiding van plannen en besluiten van de overheid over initiatieven en activiteiten van publieke en private partijen die belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu kunnen hebben. De m.e.r. is wettelijk verankerd in hoofdstuk 7 van de Wet milieubeheer en het Besluit m.e.r..

In de bijlage van het Besluit m.e.r. zijn twee onderdelen (C en D) opgenomen. In onderdeel C zijn activiteiten genoemd waarbij, als bij besluiten de genoemde drempelwaarden worden overschreden, direct sprake is van een m.e.r.-plicht. Voor de activiteiten die zijn genoemd in onderdeel D geldt dat als de drempelwaarden worden overschreden een m.e.r.-beoordeling dient plaats te vinden. Voor besluiten met een omvang onder de drempelwaarden moet een zogenaamde vormvrije m.e.r.-beoordeling worden gedaan.

4.1.2 Toetsing

Onderhavig plan betreft de realisatie van een weg met 2 rijstroken. Deze activiteit wordt niet genoemd in bijlage C of D van het besluit m.e.r.. Dit betekent dat er voor het voorliggende plan geen sprake is van een m.e.r.- (beoordelings)plicht.

4.1.3 Conclusie

Voor het voorliggende plan is geen sprake van een m.e.r.- (beoordelings)plicht.

4.2 Verkeer En Parkeren

4.2.1 Verkeer

De toekomstige verkeersintensiteiten en snelheden op de randweg verschillen per wegvak. In onderstaande afbeelding en tabel zijn de intensiteiten en snelheden weergegeven, zoals volgen uit het verkeersmodel dat voor de randweg is opgesteld. Tussen de aansluiting op de Tielsestraat en de Hamsestraat (wegvak 1 en 2) krijgt de randweg een snelheidsregime van 60 km/uur. Wegvak 6 (de aansluiting op de kern Opheusden) krijgt een snelheidsregime van 30 km/uur. Voor het overige deel wordt de maximale snelheid 50 km/uur.

afbeelding "i_NL.IMRO.1740.bpOPrandweg-vst1_0024.jpg"

Afbeelding Randweg opgedeeld in wegvakken

Weg(vak) Etmaalintensiteit 2030 [mvt/etm] Snelheid
1 6266 60 km/uur
2 5964 60 km/uur
3 4056 50 km/uur
4 3139 50 km/uur
5 3115 50 km/uur
6 (aftakking richting sportvelden) 3542 30 km/uur

Tabel Wegvakken en gegevens

De realisatie van de randweg zorgt voor minder verkeer door de kern Opheusden en langs de Parallelweg. De weg zorgt hierdoor voor een toename van de verkeersveiligheid (zie paragraaf 2.2.2).

4.2.2 Parkeren

Met het voorliggende plan wordt de realisatie van een randweg bij Opheusden mogelijk gemaakt. De realisatie van een weg heeft geen gevolgen voor de parkeerbehoefte.

4.3 Bodem

4.3.1 Algemeen

Bij functiewijzigingen die leiden tot een verandering van de bestaande bestemming moet worden aangetoond dat de kwaliteit van de bodem de realisatie van de gewenste functie toestaat. Daarnaast geldt dat de bodemkwaliteit invloed kan hebben op de financiële haalbaarheid als blijkt dat de bodem gesaneerd moet worden.

4.3.2 Toetsing

Ter plaatse van het plangebied is een historisch bodemonderzoek uitgevoerd4. Uit het historisch onderzoek volgen de volgende conclusies:

  • uit het historische kaartmateriaal blijkt dat op de locatie bomen- en plantenteelt en fruitteeltgebied (boomgaarden) aanwezig zijn geweest. Er zijn geen aanwijzingen voor de aanwezigheid van overige bodembedreigende activiteiten ter plaatse van het toekomstig tracé van de Randweg;
  • uit het historische kaartmateriaal blijkt dat op de locatie enkele sloten zijn gedempt;
  • op de locatie is eerder bodemonderzoek uitgevoerd, hierbij zijn maximaal licht verhoogde gehalten aangetroffen in zowel grond, grondwater en waterbodem. Er zijn geen asbesthoudende materialen aangetroffen/aangetoond;
  • ter plaatse van het toekomstig tracé van de Randweg zijn geen asbesthoudende materialen aangetroffen (bijv. dakbedekking/wandbekleding);
  • ter plaatse van het toekomstig tracé van de Randweg zullen een aantal woningen, bedrijfsgebouwen en overige opstallen gesloopt worden;
  • vanwege de nabijheid van de spoorlijn, is het gebied (in principe) verdacht op de aanwezigheid van niet gesprongen explosieven. Voorafgaand dient hierover met de gemeente te worden overlegd. Vooralsnog wordt ervanuit gegaan dat geen aanvullende maatregelen noodzakelijk zijn.

Op basis van de beschikbare informatie is voor de onderzoekslocatie de hypothese gesteld van een verdachte locatie met betrekking tot het voorkomen van een (water)bodemverontreiniging. Voor asbest wordt vooralsnog uitgegaan van een onverdachte locatie.

  1. 4. Verhoeven Milieutechniek B.V (2021). Resultaten historisch onderzoek. referentie: B20.8002/BRFRPP-01/HD. 26 januari 2021.

4.3.3 Conclusie

Ter plaatse van het plangebied is het uitvoeren van aanvullend bodemonderzoek noodzakelijk in de vorm van verkennend (water)bodemonderzoek. In dit plan is middels een voorwaardelijke verplichting geborgd dat dit onderzoek uitgevoerd moet worden voordat gesloopt of gebouwd kan worden of dat werken of werkzaamheden kunnen worden uitgevoerd. Het aspect bodem vormt geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van dit plan.

4.4 Geluid

4.4.1 Algemeen

De mate waarin het geluid, veroorzaakt door het wegverkeer en/of door inrichtingen, het woonmilieu mag belasten, is geregeld in de Wet geluidhinder (wgh). Langs wegen en spoorwegen liggen zones. Binnen deze zones moet voor de realisatie van geluidsgevoelige bestemmingen akoestisch onderzoek worden uitgevoerd.

De Wgh heeft tot doel geluidhinder te voorkomen en te beperken tot aanvaardbare geluidsniveaus. In de Wgh zijn hiervoor twee soorten grenswaarden opgenomen:

  • Voorkeursgrenswaarde : Deze waarde garandeert een vrij goede woon- en leefsituatie binnen de invloedssfeer van een geluidsbron (wegen, spoorwegen, enz.);
  • Hoogste toelaatbare geluidsbelasting: Deze waarde geeft de hoogste gevelbelasting weer waarvoor een hogere waarde kan worden aangevraagd.

De grenswaarden zijn onder andere afhankelijk van de geluidsbron (weg- of railverkeer), de ligging van de geluidsgevoelige bebouwing (stedelijk of buiten-stedelijk gebied) en het type geluidsgevoelige bebouwing. In de onderstaande tabel zijn voor woningen de voorkeursgrenswaarden en de meest voorkomende hoogste toelaatbare geluidsbelastingen uit de Wgh voor wegverkeer en uit het Bgh voor railverkeer weergegeven.

Wegverkeer Railverkeer
Stedelijk gebied
Voorkeursgrenswaarde 48 dB (art. 82) 55 dB (art. 4.9 lid 1)
Hoogste toelaatbare geluidsbelasting 63 dB (art. 83 lid 2) 68 dB (art. 4.10)
Buiten-stedelijk gebied
Voorkeursgrenswaarde 48 dB (art. 82) 55 dB (art. 4.9 lid 1)
Hoogste toelaatbare geluidsbelasting 53 dB (art. 83 lid 1) 68 dB (art. 4.10)
Hoogste toelaatbare geluidsbelasting bij een agrarische bedrijfswoning 58 dB (art. 83 lid 4) n.v.t.

De breedte van de zones waarbinnen akoestisch onderzoek noodzakelijk is, is afhankelijk van het aantal rijstroken en de ligging van de weg: stedelijk of buiten-stedelijk. De zone ligt aan weerszijden van de weg en is gemeten vanuit de rand van de weg. De zones, zoals beschreven in artikel 74 van de Wgh, zijn weergegeven in de volgende tabel.

Aantal rijstroken Zones langs wegen
Stedelijk gebied Buitenstedelijk gebied
1 of 2 rijstroken 200 meter 250 meter
3 of 4 rijstroken 350 meter 400 meter
5 of meer rijstroken 350 meter 600 meter

Artikel 74 lid 2 van de Wgh maakt een uitzondering voor wegen met een 30 km-regime en woonerven. Deze wegen hebben geen zone en zijn daarmee niet onderzoeksplichtig.

4.4.2 Onderzoek

Een weg is geen geluidgevoelig object in het kader van de Wet geluidhinder. Toetsing aan de Wgh is daarom niet van toepassing.

Wel moet in het kader van dit bestemmingsplan worden onderzocht of de nieuwe ontsluiting akoestisch gezien inpasbaar is vanwege de ligging ten opzichte van hindergevoelige functies, zoals woningen. Hiertoe is een akoestisch onderzoek5 uitgevoerd. Uit dit onderzoek kan het volgende worden geconcludeerd.

  • als gevolg van de Randweg met het SMA NL8G+ wegdek wordt op 19 woningen de ten hoogste toelaatbare geluidsbelasting overschreden, de hoogste geluidsbelasting bedraagt 51 dB;
  • als gevolg van de Randweg met ZOAB dubbele deklagen fijn wordt op 8 woningen de ten hoogste toelaatbare geluidsbelasting overschreden, de hoogste geluidsbelasting bedraagt 50 dB. In verband met civiele eisen is voor SMA NL8G+ gekozen;
  • op geen van de woningen in het onderzoeksgebied is er sprake van reconstructie in de zin van de Wet geluidhinder.
  • overdrachtsmaatregelen zijn om verkeerskundige, financiële en landschappelijke redenen niet acceptabel;
  • de binnenwaarde van 33 dB dient te worden geborgd;
  • er dienen hogere grenswaarden te worden aangevraagd. Deze dienen voor de vaststelling van het bestemmingsplan verkregen te zijn.

In een afzonderlijke memo6 is een aanvullende maatregelenafweging opgenomen. Deze memo is als bijlage bij deze toelichting gevoegd (zie bijlage 5).

Het ontwerpbesluit hogere geluidsgrenswaarden heeft gelijktijdig met het ontwerpbestemmingsplan ter inzage gelegen. Het definitieve besluit hogere geluidsgrenswaarden is als bijlage bij deze toelichting gevoegd (zie bijlage 6).

  1. 5. SAB (2021). Akoestisch onderzoek wegverkeerslawaai Opheusden Randweg. Projectnummer: 200462. 8 maart 2021.
  2. 6. SAB (2021). Maatregelenafweging akoestiek Randweg Opheusden. Projectnummer: 200462. 23 december 2021.

4.4.3 Conclusie

Het voldoen aan de binnenwaarde van 33 dB is in het voorliggende plan geborgd middels een voorwaardelijke verplichting. Het aspect geluid vormt, met het verlenen van hogere waarden en/of het treffen van maatregelen geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van dit plan.

4.5 Luchtkwaliteit

4.5.1 Algemeen

Het aspect luchtkwaliteit is verankerd in de Wet milieubeheer hoofdstuk 5, titel 5.2 en is een implementatie van diverse Europese richtlijnen omtrent luchtkwaliteit, waarin onder andere grenswaarden voor vervuilende stoffen in de buitenlucht zijn vastgesteld ter bescherming van mens en milieu. In Nederland zijn stikstofdioxide (NO2) en zwevende deeltjes als PM10 (fijn stof) de maatgevende stoffen waarvan de concentratieniveaus het dichtst bij de grenswaarden liggen. Overschrijdingen van de grenswaarden komen, uitzonderlijke situaties daargelaten, bij andere stoffen niet voor.

NSL en Besluit NIBM

Hoewel de luchtkwaliteit de afgelopen jaren flink is verbeterd, kan Nederland niet voldoen aan de luchtkwaliteitseisen die sinds 2010 van kracht zijn. De EU heeft Nederland derogatie (uitstel) verleend op grond van het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL). Dit betreft een gemeenschappelijke aanpak van het Rijk en diverse regio's om samen te werken aan een schonere lucht waarbij ruimte wordt geboden aan noodzakelijke ruimtelijke ontwikkelingen. Projecten die in betekenende mate bijdragen aan luchtverontreiniging worden opgenomen in het NSL in de provincies c.q. regio's waar overschrijdingen plaatsvinden. Het maatregelenpakket in het NSL is hiermee in evenwicht en zodanig dat op termijn de luchtkwaliteit in heel Nederland onder de grenswaarden ligt. Projecten die 'niet in betekenende mate' (NIBM) bijdragen aan luchtverontreiniging hoeven niet langer individueel getoetst te worden aan de Europese grenswaarden, aangezien deze niet leiden tot een significante verslechtering van de luchtkwaliteit. Deze grens is in de AMvB NIBM gelegd bij 3% van de grenswaarde van een stof: Voor NO2 en PM10 betekent dit en maximaal toegestane verslechtering van 1,2 µg/m3. Voor een aantal functies (o.a. woningen, kantoren, tuin- en akkerbouw) is dit gekwantificeerd in de ministeriële regeling NIBM.

Besluit gevoelige bestemmingen

Op 1 december 2008 is het Besluit gevoelige bestemmingen (luchtkwaliteitseisen) in werking getreden. Dit besluit beperkt de vestiging van 'gevoelige bestemmingen' in de nabijheid van provinciale en rijkswegen. Het besluit richt zich op bescherming van mensen die verhoogd gevoelig zijn voor fijnstof (PM10) en stikstofdioxide (NO2). Dit zijn vooral kinderen, ouderen en zieken. Gevoelige bestemmingen zijn daarom scholen, kinderdagverblijven, en verzorgings-, verpleeg- en bejaardentehuizen. In het besluit zijn onderzoekszones vastgelegd waarbinnen luchtkwaliteitsonderzoek nodig is indien hier gevoelige bestemmingen worden toegevoegd.

Goede ruimtelijke ordening

Uit het oogpunt van een goede ruimtelijke ordening moet worden afgewogen of het aanvaardbaar is om het project op deze plaats te realiseren. Hierbij kan de blootstelling aan luchtverontreiniging een rol spelen, ook als het project 'niet in betekenende mate' bijdraagt aan de luchtverontreiniging. Er is sprake van een significante blootstellingsduur als de verblijfsduur die gemiddeld bij de functie te verwachten is, significant is ten opzichte van een etmaal.

4.5.2 Toetsing

Met het voorliggende plan wordt de realisatie van een nieuwe weg tussen Kesteren en Opheusden mogelijk gemaakt. Bij een verandering aan het wegennetwerk dient toetsing plaats te vinden aan hoofdstuk 5, titel 5.2 van de Wet milieubeheer. In het geval van de realisatie van een nieuwe weg wordt een mogelijke verslechtering van de luchtkwaliteit veroorzaakt door de mogelijke toename van verkeersbewegingen over de weg en de hierop aansluitende verkeersaders. In een onderzoek luchtkwaliteit7 is onderzocht of de luchtkwaliteit door de aanleg van de randweg zal leiden tot een overschrijding van de grenswaarden.

Alle relevante bronnen die aanwezig zijn in de omgeving van het plangebied zijn in de berekening, dan wel in de achtergrondconcentratie meegenomen. De luchtkwaliteit wordt bepaald door de emissiebijdrage van de transportbewegingen en de lokale achtergrondconcentraties. Voor de bijdrage van het verkeer aan de luchtkwaliteit zijn de emissies van stikstofdioxide (NO2) en fijnstof (PM10 en PM2,5) bepalend.

Geconcludeerd wordt dat door de aanleg van de Randweg de luchtkwaliteit niet zal leiden tot een overschrijding of de nadering van een overschrijding van de grenswaarden. Voor het volledige onderzoek wordt verwezen naar de bijlage.

  1. 7. SAB (2021). Onderzoek luchtkwaliteit Randweg Opheusden. Projectnummer: 200462. 20 september 2021.

4.5.3 Conclusie

Het aspect luchtkwaliteit vormt geen belemmering voor uitvoering van onderhavig plan.

4.6 Bedrijven En Milieuzonering

4.6.1 Algemeen

Bij het realiseren van een nieuwe functie dient vanuit het oogpunt van goede ruimtelijke ordening, gekeken te worden naar de omgeving waarin de nieuwe functies worden gerealiseerd. Hierbij spelen twee vragen:

  1. 1. Past de nieuwe functie in de omgeving?
  2. 2. Laat de omgeving de nieuwe functie toe?

Milieuzonering beperkt zich tot milieuaspecten met een ruimtelijke dimensie: geluid, geur, gevaar en stof. Kenmerkend voor deze milieuaspecten is dat de belasting op grotere afstand van de bron afneemt. Daarnaast is de mate waarin een bedrijfstype personen- en/of goederenverkeer aantrekt, mede bepalend voor de mate van hinder. Onderstaande tabel geeft inzicht in het verband tussen de (richt)afstand en de milieucategorie. Een milieucategorie is een classificatie van de belasting die een (bedrijfs)activiteit kan leggen op het milieu. De classificatie is ontworpen door de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG).

Richtafstand Milieucategorie
10 m 1
30 m 2
50 m 3.1
100 m 3.2
200 m 4.1
300 m 4.2

De richtafstanden gelden ten opzichte van een rustige woonwijk en kunnen zonder dat dit ten koste gaat van het woon- en leefklimaat met één afstandsstap worden verlaagd indien sprake is van omgevingstype gemengd gebied. Gemengde gebieden zijn gebieden met functiemenging.

4.6.2 Toetsing

Met het voorliggende bestemmingsplan wordt geen nieuwe planologische ruimte geboden om het aantal gevoelige functies ten opzichte van huidige juridisch-planologische te vergroten. Een weg is immers geen milieugevoelige functie en zorgt er dan ook niet voor dat omliggende bedrijven in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden aangetast. In dit kader kan een nadere beoordeling voor dit aspect achterwege blijven.

4.6.3 Conclusie

Het aspect 'bedrijven en milieuzonering' vormt geen belemmering voor uitvoering van onderhavig plan.

4.7 Externe Veiligheid

4.7.1 Algemeen

Het aspect externe veiligheid betreft het risico op een ongeval waarbij een gevaarlijke stof aanwezig is. Deze gevaarlijke stoffen kennen verschillende bronnen. Dit zijn stationaire bronnen (bijv. een chemische fabriek of een LPG-tankstation), mobiele bronnen (route gevaarlijke stoffen) en relevante buisleidingen (bijv. hoge druk aardgasleidingen). Er wordt onderscheid gemaakt tussen de kans om slachtoffer te worden op een bepaalde plaats (plaatsgebonden risico) en de kans op een groot ongeval met meerdere slachtoffers binnen een groot invloedsgebied (groepsrisico). Het plaatsgebonden risico biedt burgers in hun woonomgeving een minimum beschermingsniveau tegen gevaarlijke stoffen. Het groepsrisico heeft een oriënterende waarde en voor het plaatsgebonden risico geldt een grenswaarde voor kwetsbare objecten en een richtwaarde voor beperkt kwetsbare objecten.

Plaatsgebonden risico

Het plaatsgebonden risico mag in principe nergens groter zijn dan 1 op 1 miljoen (ofwel 10-6). Dit is de kans dat een denkbeeldig persoon, die zich een jaar lang permanent op de betreffende plek bevindt (de plek waarvoor het risico is uitgerekend), dodelijk verongelukt door een ongeval. Deze kans mag niet groter zijn dan eens in de miljoen jaar. Elke ruimtelijke ontwikkeling wordt getoetst aan het plaatsgebonden risico van 10-6 als grenswaarde.

Groepsrisico

Het groepsrisico geeft de kans aan dat in één keer een groep mensen die zich in de omgeving van een risicosituatie bevindt, dodelijk door een ongeval wordt getroffen. Groepsrisico legt een relatie tussen de kans op een ramp en het aantal mogelijke slachtoffers. Bij groepsrisico is het dan ook niet een contour die bepalend is, maar het aantal mensen dat zich gedurende een bepaalde periode binnen de effectafstand van een risicovolle activiteit ophoudt. Welke kans nog acceptabel geacht wordt, is afhankelijk van de omvang van de ramp. Een ongeval met 100 doden leidt tot meer ontwrichting, leed en emoties, dan een ongeval met 10 dodelijke slachtoffers. Aan de kans op een ramp met 100 doden wordt dan ook een grens gesteld, die een factor honderd lager ligt dan voor een ramp met 10 doden.

In het Bevi, Bevb en het Bevt wordt verder een verantwoordingsplicht (door de overheid) voor het groepsrisico rond inrichtingen (Bevi), hogedrukaardgasleidingen (Bevb) en transportrouten (Bevt - Basisnet) wettelijk geregeld. De verantwoording houdt in dat wordt aangegeven of risico's acceptabel zijn en welke maatregelen worden genomen om de risico's te verkleinen.

4.7.2 Toetsing

Onderzoek externe veiligheid

Het voorliggende plan ziet op de realisatie van een randweg bij Opheusden. Vanuit het oogpunt externe veiligheid kan de geplande weg zelf worden aangemerkt tot een potentiele risicobron, wanneer deze zal worden gebruikt als transportroute voor gevaarlijke stoffen. De nabijheid van de snelweg A15 en de Provinciale weg N233 die beiden als transportroute voor gevaarlijke stoffen dienen maakt een dergelijk scenario aannemelijk. Alhoewel met deze bestemmingsplanprocedure het nieuwe wegvak niet wordt aangewezen als transportroute voor gevaarlijke stoffen en eveneens geen nieuwe (beperkt) kwetsbare objecten worden mogelijk gemaakt, waarmee het uitvoeren van een groepsrisicoberekening evenals het opstellen van een verantwoording van het groepsrisico niet zijn vereist, is het in het kader van de bestemmingsplanprocedure en met oog op een goede ruimtelijke ordening wenselijk de beoogde ontwikkeling vanuit het aspect externe veiligheid nader te onderzoeken. In een onderzoek externe veiligheid8 is daarom ingegaan op het effect dat de realisatie van dit plan heeft voor (zeer/beperkt) kwetsbare objecten en gebouwen in de nabijheid van het te realiseren wegtraject.

Uit het onderzoek is gebleken dat het wegtraject geen plasbrandaandachtsgebied aangewezen heeft gekregen, dat het geen plaatsgebonden risico kent en dat het groepsrisico minder dan 0,1 maal de oriëntatiewaarde is.

Ingevolge artikel 8 eerste lid Bevt kan een volledige verantwoording van het groepsrisico achterwege blijven, wanneer het groepsrisico niet hoger is dan 0,1 maal de oriëntatiewaarde. Deze voorwaarde is uit het onderzoek als voldaan gebleken. In het onderzoek is een beperkte verantwoording van het groepsrisico opgenomen.

Het onderzoek is uitgevoerd om vanuit een worst-case benadering wel de mogelijke effecten van transporten met gevaarlijke stoffen in beeld te brengen. In de praktijk zal echter sprake zijn van een marginaal aantal transporten. Een advies van de Veiligheidsregio Gelderland-Zuid kan volledigheidshalve worden ingewonnen, maar is niet vereist.

Buisleiding

Het plangebied kruist ten zuiden van de Linge de buisleiding N-574-10 die conform het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) is aangewezen als transportroute voor aardgas. Met dit bestemmingsplan wordt de realisatie van een wegvak mogelijk gemaakt, daarmee geldt geen aanleg, bouw of vestiging van een (beperkt) kwetsbaar object wordt toegelaten. Eveneens geldt het aanleggen van het wegvak niet als aanleg, bouw of vestiging van een risicoverhogend object. Er is derhalve vanuit het Bevb geen verplichting tot rekening houden met het plaatsgebonden risico en verantwoording van het groepsrisico. Blijkens de risicokaart betreft het een ondergrondse buisleiding met de bovenkant van de buisleiding liggend op 95 cm, daarmee geldt dat het nieuw aan te leggen wegvak ter plaatse niet onder maaiveld mag worden gerealiseerd. Tevens dient bij de (graaf)werkzaamheden rekening te worden gehouden met de aanwezigheid van de buisleiding en dienen vooraf in overleg met de leidingbeheerder afspraken te worden gemaakt over de beperking van mogelijke buisleidingincidenten.

Vanuit het hart van de leiding gemeten is aan weerszijden van de leiding een belemmeringenstrook van 4 meter aanwezig, waarin nieuwe bouwwerken mogen worden opgericht en vergunning voor werkzaamheden dient te worden verkregen.

  1. 8. SAB (2021). Onderzoek externe veiligheid Opheusden, Randweg. Projectnummer: 200462. 17 september 2021.

4.7.3 Conclusie

Het aspect externe veiligheid vormt geen belemmering voor uitvoering van onderhavig plan.

4.8 Explosieven

4.8.1 Algemeen

Tijdens de Tweede Wereldoorlog hebben binnen de gemeente Neder-Betuwe verschillende gevechtshandelingen plaatsgevonden, waardoor niet gesprongen Conventionele Explosieven (CE) in de bodem kunnen zijn achtergebleven. Dit betekent dat bij te verrichten werkzaamheden in de bodem, mogelijk aanwezige explosieven een reëel gevaar kunnen opleveren voor betrokken medewerkers en de (directe) omgeving.

4.8.2 Toetsing

De gemeente Neder-Betuwe heeft op basis van literatuuronderzoek en historische bronnenmateriaal de risico's op het voorkomen van explosieven uitgezocht. Uit het rapport Vooronderzoek Gemeente Neder-Betuwe (AVG Explosieven Opsporing Nederland, Rapport 1662057-VO-02, 28 maart 2017) blijkt dat de gehele gemeente verdacht is op het voorkomen van niet gesprongen explosieven. De risico's op het voorkomen van explosieven in verdachte en niet-verdachte gebieden, is weergegeven op een CE-bodembelastingkaart (AVG Explosieven Opsporing Nederland, Bodembelastingkaart CE Conventionele Explosieven Gemeente Neder-Betuwe, 23 januari 2017). Voorafgaand aan het uitvoeren van bodemingrepen in het plangebied zal detectieonderzoek naar explosieven moeten worden verricht. Dit onderzoek zal worden uitgevoerd in het kader van de omgevingsvergunning.

4.8.3 Conclusie

Het aspect explosieven levert geen belemmering op voor de uitvoerbaarheid van het plan.

4.9 Waterhuishouding

4.9.1 Algemeen

Het plangebied ligt in het beheersgebied van het Waterschap Rivierenland. Voor het plangebied is het volgende waterhuishoudkundige beleid van toepassing:

  • Rijksbeleid: Waterwet, Nationaal Waterplan 2009 - 2015, Vierde Nota Waterhuishouding, Waterbeleid in de 21e eeuw en Nationaal Bestuursakkoord Water;
  • Provinciaal beleid: Omgevingsvisie en -Verordening Gelderland;
  • Waterschapsbeleid: Waterbeheerprogramma 2016 - 2021 'Koers houden en kansen benutten', Nota riolering 'Samen door één buis' (2012) en de Keur voor waterkeringen en wateren.

Voor nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen, waaronder ver- en nieuwbouwplannen, wordt door de overheid het volgende criterium met betrekking tot het duurzaam omgaan met water gehanteerd.

Doordat een toename van het verhard oppervlak ertoe leidt dat het afvoerverloop niet meer natuurlijk is, is het beleid erop gericht het regenwater zoveel mogelijk te infiltreren naar het freatisch grondwater, waardoor een meer natuurlijk afvoerverloop ontstaat. Dit vertaalt zich in de volgende richtlijnen:

  1. 1. Nieuwe plannen dienen te voldoen aan het principe van het "hydrologisch neutraal" bouwen. Hierbij moet de hydrologische situatie, voor wat betreft de afvoer van hemelwater, minimaal gelijk blijven aan de oorspronkelijke situatie. De oorspronkelijke landelijke afvoer (naar het oppervlaktewater) mag niet overschreden worden;
  2. 2. In aansluiting op het landelijk beleid hanteert het waterschap het beleid dat bij nieuwe plannen altijd onderzocht dient te worden hoe met het schone hemelwater omgegaan kan worden;
  3. 3. Bij alle nieuwbouwplannen moet (vuil) afvalwater en (schoon) hemelwater gescheiden worden behandeld. Het schone en vuile water worden daarbij apart aangeleverd aan de riolering of, indien mogelijk, wordt het schone water aan de natuur teruggegeven. Dit is ook het geval als in openbaar gebied nog steeds een gemengd rioolstelsel aanwezig is.

Bij de inrichting, het bouwen en het beheer dienen zo min mogelijk vervuilende stoffen aan het bodem- en oppervlaktewatersysteem te worden toegevoegd. Hierbij verdient het materiaalgebruik speciale aandacht: uitloogbare of uitspoelbare bouwmaterialen dienen te worden vermeden teneinde watervervuiling te voorkomen.

Uitgangspunten Waterschap Rivierenland

De uitgangspunten die door het waterschap worden gehanteerd in het kader van de watertoets kunnen worden verwoord als:

  1. a. Waterneutraal inrichten. Om te voorkomen dat door de aanleg van nieuw verhard oppervlak wateroverlast ontstaat, is de aanleg van extra waterberging van belang om het verlies aan waterberging in de bodem te compenseren;
  2. b. Schoon inrichten. Om te voorkomen dat de waterkwaliteit van het oppervlaktewater negatief wordt beïnvloed. Binnen het stedelijk gebied zal daarom schoon hemelwater van nieuwbouwprojecten gescheiden van het vuilwater dienen te worden afgevoerd: afkoppelen. Het waterschap streeft naar 100% afkoppeling van schoon hemelwater van verharde oppervlakken (gebouwen, wegen en ander terreinverharding);
  3. c. Veilig inrichten. Door nieuwbouwplannen mag de veiligheid van een (primaire) waterkering, het waterkerend vermogen, niet worden aangetast. Dit geldt niet alleen voor de dijk zelf, maar tevens voor de beschermingszones ter weerszijden van de dijk.

Voor het lozen van overtollig hemelwater op het oppervlaktewater, hetzij rechtstreeks, hetzij via een bestaande of een nieuwe inrichting (zoals een regenwaterriool), is een watervergunning noodzakelijk.

Daarnaast moeten in die gebieden die onderhevig zijn aan rivierkwel de effecten van de voorgenomen plannen op de kwel in beeld worden gebracht. Voor alle voorzieningen geldt dat er geen afvoer van grondwater/kwelwater mag plaatsvinden.

Volgens de Beleidsregels Keur Waterschap Rivierenland geldt vanaf nieuw verhard oppervlak een vrijstelling van de compensatieplicht voor toename tot 500 m2 voor stedelijk gebied en 1.500 m2 voor het buitengebied. Als peildatum voor het eenmalig gebruik is 1 januari 2010 aangehouden. Dit betekent dat alleen aanspraak gemaakt kan worden op de vrijstelling als hier in het verleden (na 1 januari 2010) nog geen gebruik van is gemaakt.

Gemeentelijk Rioleringsplan

Het beleid voor de rioleringszorg in Neder-Betuwe voor komende jaren( 2014 tot en met 2018) wordt omschreven in het Gemeentelijk Rioleringsplan (GRP). In het GRP maakt de gemeente inzichtelijk op welke wijze zij binnen deze planperiode haar riolerings- en watertaken invult, welke werkzaamheden zij hiervoor doet en gaat doen, wat het kost én op welke wijze deze kosten gedekt worden. In het plan worden ook de kaders en uitgangspunten geschetst om een goed rioolbeheer te realiseren. Deze kaders en uitgangspunten komen voort uit wetten, het bestaand (gemeentelijk) beleid en ervaringen uit de voorgaande GRP's. Daarbij is tevens aangegeven wat de gemeente doet en wat van bewoners mag worden verwacht op het gebied van riool, hemel- en grondwater.

Waterplan 2014-2018 (GRP)

Water speelt een belangrijke rol in onze leefomgeving. Om veilig te kunnen wonen, werken en recreëren is een goed functionerend watersysteem noodzakelijk. Waterschappen en gemeenten werken veel samen op het gebied van waterbeheer. Water en ruimtelijke ordening hebben immers veel raakvlakken. Dit Waterplan Neder-Betuwe 2014-2018 ('Waterplan II') is een product van de samenwerking tussen Waterschap Rivierenland en de gemeente Neder-Betuwe en een vervolg op het eerste Waterplan (2008-2012).

Het Waterplan geeft streefbeelden voor het oppervlaktewater in de gemeente. Die kunnen dienen bij de vormgeving van nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen. Daarbij zijn de doelstellingen:

  • Een veerkrachtig, robuust en duurzaam watersysteem;
  • Een optimaal functionerende waterketen;
  • Een effectieve en efficiënte waterorganisatie.

Vanuit het waterplan hebben beide organisaties de zorg voor waterkwantiteit (het voorkomen van overstroming, het tegengaan van watertekorten) en waterkwaliteit (schoon water en het verminderen van 'overstort' uit de riolering). De nadruk van het waterbeleid in de komende periode ligt op de stedelijke wateropgave. Dat kan door middel van het aanleggen van extra waterbergingen. Daarbij wordt de combinatie met ruimtelijke ontwikkeling in de gemeente gezocht. Daarnaast worden waterkwaliteitsmaatregelen getroffen in watergangen achter overstortlocaties.

4.9.2 Doorwerking plangebied

In het kader van het voorliggende plan, de aanleg van een randweg bij Opheusden, is een watertoets9 uitgevoerd. Hierin zijn de huidige situatie beschreven en vervolgens de gevolgen voor en eisen ten aanzien van het oppervlaktewater, ontwatering en drooglegging, de kruising met de Linge, beheer en onderhoud en de overdracht voor gegevens.

In de watertoets worden de volgende conclusies getrokken:

  • de toename van verharding als gevolg van de nieuwe weg wordt volledig gecompenseerd (door de realisatie van 6.969 m2 extra oppervlaktewater);
  • de demping van watergangen en bergingsvoorzieningen wordt volledig gecompenseerd, in de nieuwe situatie is sprake van een surplus in ieder peilvak;
  • voor de werkzaamheden moet op grond van de Keur een watervergunning worden aangevraagd bij waterschap Rivierenland, vanwege de werkzaamheden bij, op of aan watergangen die (als primair) zijn opgenomen op de Legger van het Waterschap, mogelijk dat ook andere werkzaamheden vergunningplichtig zijn (bronbemalingen en de lozingen daarvan);
  • bij de werkzaamheden aan de randweg dienen de functies van de (hoofd)watergangen te allen tijde intact te blijven;
  • het afstromende hemelwater van de weg dient door middel van diffuse berminfiltratie plaats te vinden, of via voorzieningen voorgezuiverd te worden;
  • de afmetingen van de duikers, kunstwerken en watergangen dienen voor de aanvraag van de watervergunning bepaald te worden.

Met betrekking tot de waterberging is ten opzichte van de watertoets een nieuwe berekening uitgevoerd. Uit deze berekening komt naar voren dat er voldoende waterbergingscompensatie gerealiseerd kan worden. Voor de randweg moet er 4.900 m2 water gecompenseerd worden en voor Herenland moet 2.500 m2. In totaal 7.400 m2. In het plangebied van voorliggend bestemmingsplan is er ruimte voor 8.400 m2 waterberging. Er wordt voldoende m2 water gecompenseerd conform de eisen van het waterschap.

Het ontwerp van de randweg voldoet in de basis aan de uitgangspunten van het waterschap. Alle technisch en formele zaken worden in de vergunning geregeld.

  1. 9. Sweco (2020). Watertoets en uitgangspunten VO Randweg Opheusden. Referentienummer: SWNL0269811. 4 december 2020.

4.9.3 Overleg waterschap

Bij het opstellen van de watertoets heeft uitgebreide afstemming plaatsgevonden met het waterschap.

4.9.4 Conclusie

Het aspect water vormt geen belemmering voor uitvoering van onderhavig plan.

4.10 Ecologie

4.10.1 Algemeen

Bij ruimtelijke ingrepen moet rekening gehouden worden met de aanwezige natuurwaarden van het plangebied. Bescherming in het kader van de natuur wet- en regelgeving is op te delen in gebieds- en soortenbescherming. Bij gebiedsbescherming zijn de Wet natuurbescherming en provinciale verordeningen van toepassing. De provincies beschermen via provinciale verordening waardevolle natuurgebieden zoals het Natuurnetwerk Nederland, weidevogelgebied en ganzenfoerageergebied. Daarnaast kunnen natuurgebieden of andere gebieden die essentieel zijn voor het behoud van bepaalde flora en fauna, aangewezen worden als Europees vogelrichtlijn- en/of habitatrichtlijngebied (Natura 2000). De verplichtingen uit de Vogel- en Habitatrichtlijn zijn in Nederland opgenomen in de Wet natuurbescherming. Ook de bescherming van individuele plant- en diersoorten is geregeld in deze wet.

4.10.2 Toetsing

Soortenbescherming

Op voorhand is niet uit te sluiten dat het voorliggende plan negatieve effecten heeft op beschermde soorten. Dit betekent dat een natuuronderzoek in de vorm van een quick scan noodzakelijk is.

Gebiedsbescherming

Om te bepalen of er sprake is van effecten op Natura 2000-gebieden is een stikstofonderzoek10 uitgevoerd. Het plangebied ligt op ongeveer 1 kilometer van Natura 2000-gebied 'Rijntakken', op ongeveer 6 kilometer van Natura 2000-gebied 'Veluwe' en op ongeveer 8 kilometer van Natura 2000-gebied 'Binnenveld'. In Natura 2000-gebieden zijn habitattypen aanwezig die gevoelig zijn voor de verzurende en vermestende werking van stikstofdepositie. Om in het kader van een mogelijke vergunningaanvraag Wet natuurbescherming te onderzoeken wat de stikstofdepositie is in de huidige situatie en tijdens de bouw- en gebruiksfase is een stikstofberekening uitgevoerd met het programma Aerius. Daarnaast zijn verschilberekeningen gemaakt. Hieruit volgen de volgende conclusies:

  • Huidige situatie
    Uit de uitgevoerde berekeningen voor de huidige situatie blijkt dat de nu gehanteerde grenswaarde van 0,00 mol stikstof/ha/j wordt overschreden met 0,56 mol stikstof/ha/j.
  • Aanlegfase
    Uit de uitgevoerde berekeningen voor de aanlegfase blijkt dat de nu gehanteerde grenswaarde van 0,00 mol stikstof/ha/j wordt overschreden met 0,31 mol stikstof/ha/j. Het berekende tijdelijke resultaat vindt plaats op overbelaste hexagonen, dat wil zeggen hexagonen waarbij de achtergronddepositie hoger is dan de kritische depositiewaarde. Blijkens jurisprudentie kan, wanneer de kritische depositiewaarde wordt overschreden, niet op voorhand worden uitgesloten dat er een risico is voor de kwaliteit van de aanwezige stikstofgevoelige habitattypen in de omliggende Natura 2000-gebieden. Een overschrijding betekent in dit geval niet dat vaststaat dat er sprake is van een aantasting van de kwaliteit van een habitattype, maar uitsluitend dat de mogelijkheid van een aantasting niet zonder meer afwezig is.
    Met de inwerkingtreding van de Wet stikstofreductie en natuurverbetering (Wsn) en het Besluit stikstofreductie en natuurverbetering (Bsn) per 01 juli 2021 heeft de wetgever een gedeeltelijke vrijstelling mogelijk gemaakt van de natuurvergunningplicht voor het aspect stikstof voor activiteiten van de bouwsector. De berekende tijdelijke toename vormt derhalve onderdeel van de reeds aanwezige totale Nederlandse stikstofemissie door de bouwsector, te weten circa 1,3 procent van de stikstofdeken.
  • Gebruiksfase
    Uit de uitgevoerde berekeningen voor de gebruiksfase blijkt dat de nu gehanteerde grenswaarde van 0,00 mol stikstof/ha/j wordt overschreden met 1,00 mol stikstof/ha/j. De berekende overschrijding vindt plaats op overbelaste hexagonen, dat wil zeggen hexagonen waarbij de achtergronddepositie hoger is dan de kritische depositiewaarde. Blijkens jurisprudentie kan, wanneer de kritische depositiewaarde wordt overschreden, niet op voorhand worden uitgesloten dat er een risico is voor de kwaliteit van de aanwezige stikstofgevoelige habitattypen in de omliggende Natura 2000-gebieden. Een overschrijding betekent in dit geval niet dat vaststaat dat er sprake is van een aantasting van de kwaliteit van een habitattype, maar uitsluitend dat de mogelijkheid van een aantasting niet zonder meer afwezig is.
  • Verschilberekening aanlegfase
    Uit de uitgevoerde berekeningen voor de aanlegfase blijkt een resultaat van 0,05 mol stikstof/ha/j op Natura 2000-gebied 'Rijntakken'. Uit de uitgevoerde berekeningen van de aanlegfase blijkt een resultaat van 0,00 mol stikstof/ha/j voor de omliggende Natura 2000-gebieden 'Veluwe' en 'Binnenveld'. Het berekende tijdelijke resultaat voor de 'Rijntakken' vindt plaats op overbelaste hexagonen, dat wil zeggen hexagonen waarbij de achtergronddepositie hoger is dan de kritische depositiewaarde. Blijkens jurisprudentie kan, wanneer de kritische depositiewaarde wordt overschreden, niet op voorhand worden uitgesloten dat er een risico is voor de kwaliteit van de aanwezige stikstofgevoelige habitattypen in de omliggende Natura 2000-gebieden. Een overschrijding betekent in dit geval niet dat vaststaat dat er sprake is van een aantasting van de kwaliteit van een habitattype, maar uitsluitend dat de mogelijkheid van een aantasting niet zonder meer afwezig is.
    Met de inwerkingtreding van de Wet stikstofreductie en natuurverbetering (Wsn) en het Besluit stikstofreductie en natuurverbetering (Bsn) per 01 juli 2021 heeft de wetgever een gedeeltelijke vrijstelling mogelijk gemaakt van de natuurvergunningplicht voor het aspect stikstof voor activiteiten van de bouwsector. De berekende tijdelijke toename vormt derhalve onderdeel van de reeds aanwezige totale Nederlandse stikstofemissie door de bouwsector, te weten circa 1,3 procent van de stikstofdeken.
  • Verschilberekening gebruiksfase
    Uit de uitgevoerde verschilberekeningen voor de gebruiksfase in zowel 2023 evenals in 2030 blijkt dat de nu gehanteerde grenswaarde van 0,00 mol stikstof/ha/j wordt overschreden met 0,01 mol stikstof/ha/j op Natura 2000-gebied 'Rijntakken'.
    De berekende overschrijding vindt in 2023 plaats op 10 overbelaste hexagonen en in 2030 op 5 overbelaste hexagonen, dat wil zeggen hexagonen waarbij de achtergronddepositie hoger is dan de kritische depositiewaarde. Blijkens jurisprudentie kan, wanneer de kritische depositiewaarde wordt overschreden, niet op voorhand worden uitgesloten dat er een risico is voor de kwaliteit van de aanwezige stikstofgevoelige habitattypen in de omliggende Natura 2000-gebieden. Een overschrijding betekent in dit geval niet dat vaststaat dat er sprake is van een aantasting van de kwaliteit van een habitattype, maar uitsluitend dat de mogelijkheid van een aantasting niet zonder meer afwezig is.

Geconcludeerd wordt dat milieueffecten op overbelaste hexagonen niet op voorhand kunnen worden uitgesloten. Om die reden is een ecologische voortoets uitgevoerd.

Ecologische voortoets

Om te onderzoeken of de stikstofdepositie van de ontwikkeling significant negatieve gevolgen kan hebben op het Natura 2000-gebied is een ecologische voortoets11 opgesteld. In de voortoets is op basis van objectieve gegevens beoordeeld of van de stikstofdeposities significant negatieve gevolgen mogelijk zijn op de instandhoudingsdoelstellingen van Natura 2000-gebieden. Bij deze beoordeling werden ook de gevolgen van andere plannen en projecten betrokken. Onderstaande tabel vat de resultaten van het onderzoek samen.

afbeelding "i_NL.IMRO.1740.bpOPrandweg-vst1_0025.png"

Uit de voortoets blijkt, dat bij de leefgebieden Lg08 en Lg11 en de zoekgebieden ZGLg08 en ZGLg11 de achtergronddepositie momenteel de KDW overschrijdt. Uit het onderzoek blijkt verder dat de vegetaties Lg08 en ZGLg08 gevoelig zijn voor verzuring en vermesting door stikstofdepositie. LG11 en ZGLg11 zijn niet gevoelig voor een toename van stikstofdepositie. In de voortoets is vervolgens op basis van objectieve gegevens onderzocht of de deposities die de ontwikkeling veroorzaakt in deze vegetaties voor merkbare of meetbare gevolgen voor de instandhoudingsdoelstellingen kunnen zorgen. Uit het onderzoek blijkt dat de deposities die de ontwikkeling veroorzaakt zo gering zijn, dat meetbare of merkbare, dus significante gevolgen voor de instandhoudingsdoelstellingen daarvan zijn uitgesloten. Tot slot is een cumulatietoets uitgevoerd, om te onderzoeken of de ontwikkeling samen met andere plannen of projecten tot een significant gevolg zou kunnen leiden. Uit deze toets blijkt dat door vaststaand beleid de stikstofdepositie in dit deel van het Natura 2000-gebied aanzienlijk zal dalen. Ook in cumulatie met andere ontwikkelingen zijn significant negatieve gevolgen daarom uitgesloten.

Nader natuuronderzoek

Uit de quick scan natuur blijkt dat de aanwezigheid van verschillende beschermde diersoorten niet kan worden uitgesloten en dat aanvullend onderzoek nodig is. Het gaat om onderzoek naar de ringslang, de poelkikker, rugstreeppad, de teunisbloempijlstaart, de grote modderkruiper, marters, vleermuizen, gierzwaluw en huismus. Het aanvullende natuuronderzoek is inmiddels gedeeltelijk uitgevoerd12. Hieruit volgt dat leefgebied voor de rugstreeppad, poelkikker, huismus, ringslang en teunisbloempijlstaart niet aanwezig is binnen het plangebied.

Uit het onderzoek blijkt wel dat bij de woning aan de Hamsestraat 90 één broedplaats van gierzwaluwen aanwezig is. Verder blijkt in het centrale deel van het plangebied leefgebied aanwezig van de steenmarter en de wezel. Ook blijkt de Linge, waarvan een deel binnen het plangebied ligt, essentieel foerageergebied te zijn voor gewone dwergvleermuizen en meervleermuizen. Tot slot blijken slootjes binnen het zuidelijk deel van het plangebied leefgebied te zijn van de grote modderkruiper. Navolgende afbeelding geeft het leefgebied van deze beschermde soorten weer.

afbeelding "i_NL.IMRO.1740.bpOPrandweg-vst1_0026.png"

Met de geplande ontwikkeling zal het waarschijnlijk noodzakelijk zijn de woning aan de Hamsestraat 90 te slopen. Daarbij zal de nestplaats van de gierzwaluw verloren gaan. Ook bestaat dan de kans dat gierzwaluwen worden verwond of gedood. Ook zal met de ontwikkeling waarschijnlijk een deel van het leefgebied van de steenmarter en wezel verloren gaan. Daarbij worden met de wegaanleg mogelijk verblijfplaatsen voor deze soorten vernietigd en bestaat de kans dat marters worden gedood. Bij de aanleg van de brug over de Linge bestaat verder de kans dat het aanwezige foerageergebied van gewone dwergvleermuizen en meervleermuizen wordt doorsneden, waardoor het als foerageergebied ongeschikt of onbereikbaar wordt. Tot slot bestaat de kans dat bij de werkzaamheden grote modderkruipers worden gedood. Ook zal met de aanleg van de weg leefgebied van deze soort verloren gaan, wanneer bij de werkzaamheden sloten worden gedempt.

In al deze bovenstaande gevallen is sprake van een overtreding van de Wet natuurbescherming. Om de werkzaamheden toch door te laten gaan is een ontheffing Wet natuurbescherming nodig in combinatie met het treffen van mitigerende maatregelen.

Nog benodigd nader natuuronderzoek

Bij het gierzwaluwonderzoek konden in de periode half-juni tot half juli geen bezoeken worden gebracht aan de woning bij de Hamsestraat 90. Om het gierzwaluwonderzoek bij deze woning af te ronden, dienen hier aanvullend nog twee veldbezoeken te worden uitgevoerd. Daarnaast is voor de ruimtelijke ontwikkeling zelf, ook nog ander aanvullend onderzoek nodig, zoals volgt uit de eerder opgestelde quick scan. Dit betreft aanvullend onderzoek naar de aanwezigheid van leefgebied van de steenuil, naar verblijfplaatsen van vleermuizen bij de woningen Hamsestraat 90 en 92 en naar verblijfplaatsen van de huismus en vleermuizen bij de woning aan de Tielsestraat 99. In de quick scan werd nog geen aanvullend onderzoek geadviseerd naar de gierzwaluw bij de bebouwing. Dit omdat het hier lintbebouwing in landelijk gebied betreft die relatief laag is. Bij dergelijke bebouwing is de kans op aanwezigheid van gierzwaluwen niet groot (BIJ12, 217b). Echter, in de loop van het aanvullend onderzoek bleek in de woning van de Hamsestraat 90 toch een gierzwaluwverblijfplaats aanwezig. Daarom wordt nu ook bij de woning aan de Tielsestraat 99 geadviseerd om gierzwaluwonderzoek uit te voeren.

Overzicht stand van zaken van het lopende aanvullende natuuronderzoek

afbeelding "i_NL.IMRO.1740.bpOPrandweg-vst1_0027.jpg"

Haalbaarheid ontheffing

Uit het 'Nader onderzoek Wet natuurbescherming' blijkt dat in alle redelijkheid te verwachten is dat een ontheffing van de Wet natuurbescherming, bij het doorlopen van de juiste procedure, voor deze ontwikkeling verleend zal worden.

Aan de voorwaarden voor een ontheffing Wet natuurbescherming kan worden voldaan voor de aanleg van de randweg. Er heeft een alternatievenafweging plaatsgevonden waaruit blijkt dat er voor de ontwikkeling geen andere bevredigende oplossing is. Ook is er sprake van een groot openbaar belang van deze ontwikkeling. Er is daarnaast voldoende tijd, budget en ruimte om voldoende mitigerende maatregelen te treffen wanneer dat nodig mocht zijn, zodat in alle redelijkheid te verwachten is dat in deze situatie voldaan kan worden aan alle voorwaarden die gesteld worden. In het verleden zijn in vergelijkbare situaties hiervoor ook ontheffingen verstrekt.

  1. 10. SAB (2021). Onderzoek stikstofdepositie Opheusden, Randweg. Kenmerk: 200462. 17 september 2021.
  2. 11. SAB (2021). Ecologische voortoets Opheusden, Randweg. Kenmerk: 200462. 20 september 2021.
  3. 12. SAB (2021). Nader onderzoek Wet natuurbescherming Opheusden, Randweg. Projectnummer: 200462. 28 december 2021.

4.10.3 Conclusie

Voordat uitvoering wordt gegeven aan het voorliggende plan dient het benodigde nader natuuronderzoek te worden afgerond. Voor de beschermde soorten waarvan inmiddels bekend is dat ze in het plangebied voorkomen en eventuele andere soorten die volgen uit het nog uit te voeren onderzoek, dient een ontheffing Wet Natuurbescherming bij de provincie Gelderland te worden aangevraagd.

Omdat significant negatieve gevolgen voor Natura 2000-gebieden zijn uitgesloten, hoeft voor de ontwikkeling geen passende beoordeling opgesteld te worden. Voor de stikstofberekening en de ecologische voortoets is echter wel gebruik gemaakt van de salderingsmethode (verschilberekening). Dit zorgt wel voor een vergunningplicht van de Wet natuurbescherming. Deze vergunning dient aangevraagd te worden.

Met het opnemen van een voorwaardelijke verplichting is juridisch-planologisch in dit bestemmingsplan vastgelegd dat niet eerder gesloopt of gebouwd mag worden en/of werkzaamheden mogen worden uitgevoerd, dan nadat aangetoond is dat de voorgenomen ontwikkeling niet in strijd is met de Wet natuurbescherming.

Met inachtneming van het voorgaande geldt dat het aspect natuur geen belemmering vormt voor de uitvoerbaarheid van dit plan.

4.11 Archeologie En Cultuurhistorie

4.11.1 Archeologie

Algemeen

In artikel 3.1.6 lid 5 van het Besluit ruimtelijke ordening wordt bepaald dat in de toelichting ten minste een beschrijving wordt opgenomen van de wijze waarop met de in het gebied aanwezige cultuurhistorische waarden en in de grond aanwezige of te verwachten monumenten rekening is gehouden.

Op 1 juli 2016 is de Erfgoedwet in werking getreden. Met deze wetswijziging is de Monumentenwet 1988 opgesplitst: een gedeelte (dat ziet op de fysieke leefomgeving) zal in 2021 opgaan in de Omgevingswet, het overige gedeelte is opgenomen in de nieuwe Erfgoedwet. Daarbij is voorzien in overgangsrecht. Met de Erfgoedwet is sprake van een betere integratie met verschillende soorten erfgoed. Daarnaast zijn de procedures uniformer en daarmee overzichtelijker geworden.

Onderdelen van de Monumentenwet 1988 met betrekking tot de fysieke leefomgeving worden opgenomen in de Omgevingswet. De aanwijzing van ruimtelijk cultureel erfgoed - beschermde stads- en dorpsgezichten en cultuurlandschappen - en omgang met het cultureel erfgoed in de fysieke leefomgeving, komen in 2021 in de Omgevingswet terecht en zijn dus niet in de Erfgoedwet geregeld. Hierbij wordt wel als vuistregel gehanteerd: omgang met het erfgoed in de Omgevingswet, duiding van het erfgoed in de Erfgoedwet. De inwerkingtreding van de Omgevingswet staat gepland voor 2022. Voor de onderdelen die in de Omgevingswet zullen worden opgenomen is een overgangsregeling in de Erfgoedwet opgenomen. De bepalingen uit de Monumentenwet 1988 die in 2022 naar de Omgevingswet over zullen gaan, blijven van kracht tot de Omgevingswet in werking treedt. Het Besluit ruimtelijke ordening en de Erfgoedwet schrijven niet voor in welke mate met archeologie rekening dient te worden gehouden. De gemeente heeft wat dit betreft beleidsvrijheid en kan het archeologische belang afwegen ten opzichte van andere belangen, de belangen van de burger en van de gemeente.

Gemeentelijk/regionaal archeologiebeleid

De bescherming van de archeologische waarden is in de gemeente Neder-Betuwe geregeld in het bestemmingsplan 'Parapluregeling Archeologie'. Voor de verschillende archeologische (verwachtings)waarden zijn afzonderlijke bestemmingen opgenomen: Waarde - Archeologie 1 voor de AMK-terreinen, historische kernen en bekende vindplaatsen, Waarde - Archeologie 2 voor de gronden met een hoge archeologische trefkans en Waarde - Archeologie 3 voor de gronden met een gemiddelde archeologische trefkans.

Voor onderhavig plangebied gelden de dubbelbestemmingen 'Waarde - Archeologie 1' en 'Waarde - Archeologie 2. Dit betekent dat sprake is van AMK-terreinen en een hoge archeologische verwachtingswaarde. Bij bouw- en graafwerkzaamheden die plaatsvinden over een oppervlakte van meer dan 100 m2 respectievelijk 1000 m2 of die dieper reiken dan 30 cm beneden maaiveld is een archeologisch onderzoek noodzakelijk.

Archeologisch bureauonderzoek

Resultaten

Ter plaatse van het plangebied (en omgeving) is een archeologisch bureauonderzoek13 uitgevoerd. Op basis van het bureauonderzoek ligt het westelijk deel van het plangebied in een zone waar zich mogelijk binnen 1-1,5 m beneden het maaiveld resten vanaf het Neolithicum, meer waarschijnlijk de Bronstijd/ Ijzertijd tot aan de Late Middeleeuwen/Nieuwe tijd kunnen bevinden. Het betreft dan met name de delen van het plangebied die liggen op de stroomrug en stroomrugglooiing van de Veedijk/ Westerveld stroomgordel, zoals het binnen het onderzoeksgebied gelegen AMK-terrein 3.968, en de wat verderop gelegen 3.969 en 12.634.

Daarnaast geldt voor het westelijke uiteinde van het plangebied een hoge archeologische verwachting op het aantreffen van resten van de Betuwelinie, die vanaf 1796 is aangelegd. Het gaat dan om de resten van de ophoging van de voormalige dijk en gracht. Daarnaast kunnen op deze locatie ook resten uit de Tweede Wereldoorlog worden verwacht, zoals loopgraven, schuttersputten, en andere militaria. Vanwege de vele gevechtshandelingen geldt voor het gehele plangebied dat het verdacht is op het aantreffen van niet-gesprongen explosieven. In het oostelijke deel van het plangebied, bij de kruising met de Linge, bevindt zich nog een smalle strook waar zich mogelijk resten van bewoning uit de Late Middeleeuwen en Nieuwe tijd kunnen bevinden; langs de Linge kunnen zich daarnaast nog resten bevinden van houten beschoeiingen, dammen en duikers, visgerei etc.

Advies

Op basis van de resultaten van het bureauonderzoek adviseert Sweco Nederland in de delen van het plangebied die corresponderen met de stroomruggen en -glooiingen van de Veedijk/ Westerveld stroomgordel (Waarde - Archeologie 1 of 2 van het bestemmingsplan 'Parapluregeling Archeologie'), een inventariserend veldonderzoek door middel van verkennende boringen uit te voeren. Geadviseerd wordt het verkennend booronderzoek uit te voeren met een grid van 30 x 40 meter (ca. 8 boringen per hectare). De delen van het plangebied die bestaan uit komgebieden met een lage archeologische verwachting (zonder bijbehorende dubbelbestemming) kunnen worden vrijgegeven. Indien bij de uitvoering van werkzaamheden binnen vrijgegeven delen toch onverwacht archeologische resten worden aangetroffen, dan is conform artikel 5.10 van de Erfgoedwet aanmelding van de desbetreffende vondsten bij de minister verplicht (vondstmelding via de bevoegde overheid). Verder wordt geadviseerd de binnen het plangebied gelegen behoudenswaardige cultuurhistorische objecten (de Betuwelinie met bunker en een mogelijk waterstaatkundig object bij de kruising met de Linge) te beschermen en te versterken. Wij wijzen u erop dat de bevoegde overheid op basis van dit rapport een besluit neemt. De mogelijkheid bestaat dat dit besluit afwijkt van het opgestelde advies.

Conclusie

De archeologische waarden ter plaatse van het plangebied worden in het voorliggende plan beschermd middels de dubbelbestemmingen 'Waarde - Archeologie 1' en 'Waarde - Archeologie 2'. Het aspect archeologie vormt geen belemmering voor uitvoering van onderhavig plan.

  1. 13. SWECO (2020). Archeologisch onderzoek plangebied Randweg Opheusden, gemeente Neder-Betuwe. Projectnummer: 369525. 20 februari 2020.

4.11.2 Cultuurhistorie

Algemeen

Door de wijziging van artikel 3.1.6, tweede lid, onderdeel a van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) moeten naast de in de grond aanwezige of te verwachten monumenten ook cultuurhistorische waarden worden meegewogen bij het vaststellen van bestemmingsplannen.

De gemeente Neder-Betuwe heeft haar beleid geregeld in de Erfgoedverordening uit 2017.

Toetsing

In het kader van het archeologisch bureauonderzoek (Sweco 2020) zijn ook mogelijke cultuurhistorisch waardevolle objecten in het plangebied geïnventariseerd. Hieruit volgt dat zich binnen of nabij het plangebied zich geen gebouwde Rijksmonumenten bevinden. De Cultuurhistorische kaart van de provincie Gelderland bevat weinig objecten of vlakken binnen het plangebied. De zuidzijde van het spoor is aangegeven als inundatiegebied.

Op de gemeentelijke archeologische beleidskaart is aan de westzijde van het plangebied de oude Betuwelinie als een behoudenswaardig cultuurhistorisch object aangegeven (dijk en gracht). Hier staan ook enkele bunkers/ kazematten langs het spoor aangegeven en een duiker onder het spoor. Bij de kruising met de Linge bevindt zich nog een cultuurhistorisch object, mogelijk waterstaatkundig. Overige boven- of ondergrondse bouwhistorische waarden binnen het plangebied zijn niet bekend.

afbeelding "i_NL.IMRO.1740.bpOPrandweg-vst1_0028.jpg"

Uitsnede gemeentelijke archeologische beleidskaart met aanduiding bunker binnen het plangebied (binnen witte cirkel).

Langs het beoogde tracé van de Randweg Opheusden staan twee kazematten (zie volgende afbeelding).

afbeelding "i_NL.IMRO.1740.bpOPrandweg-vst1_0029.png"

Tracé randweg met ligging kazematten (midden in rode cirkels)

Eén kazemat, de meest oostelijke, raakt het beoogde tracé van de randweg. Dat wil zeggen, de kazemat raakt de aangrenzende bermen en watergangen direct gelegen naast de feitelijke weg(verharding). In het kader van het voorliggende plan is een integrale afweging gemaakt over de toekomst van deze kazemat.

De kazemat staat circa een halve meter van de feitelijke kant-verharding zoals nu in het voorlopig ontwerp (VO) voor de randweg is ingetekend. Het VO is het vertrekpunt voor het voorliggende plan. Om een besluit te nemen over de toekomst van deze Kazemat is nader onderzoek verricht. Door RAAP is een cultuurhistorische quickscan en bouwhistorische opname uitgevoerd14 en tevens is er een kostenanalyse gemaakt15, bedoeld om tot een realistisch een integrale afweging te komen. Voor de analyse is de Kazemat precies ingemeten zodat goed valt te bezien hoe deze staat gepositioneerd t.o.v. het beoogde tracé.

Er zijn 3 opties onderzocht en beschreven:

  1. 1. behoud van de Kazemat en welke maatregelen zijn er dan eventueel nodig;
  2. 2. verplaatsen van de kazemat, of;
  3. 3. sloop van de kazemat.

Raap concludeert dat vanuit de cultuurhistorische waarde behoud van de kazemat in de basis de voorkeur heeft. Ook concluderen zij dat verplaatsen of sloop aan de orde kan zijn als er een integrale afweging wordt gemaakt. Daarbij wordt aanbevolen dat bij sloop en of verplaatsen de cultuurhistorische waarde op een andere manier / wijze te versterken valt. Bijvoorbeeld door een uitgebreide biografie van de kazemat op te stellen. Daarnaast geldt als advies om waar mogelijk ruimte te zoeken voor versterking van andere nog aanwezige kazemat-waarden.

De kosten van 'sloop' en 'verplaatsen' zijn in beeld gebracht waarbij óók gekeken is wat eventueel nodig is aan het beoogde wegtracé als de kazemat blijft staan. Het behouden en laten staan en daarbij maatregelen nemen bij of aan de weg(bijvoorbeeld een geleiderail plaatsen of plaatselijk uitbuigen van de weg), kan immers ook een (kosten)effectieve maatregel en afweging zijn.

De kostenindicatie voor verwijderen / verplaatsen zijn als volgt:

  • Verplaatsen: € 170.000,- exclusief prepareren ondergrond en eventuele maatregelen nieuwe locatie;
  • Sloop/verwijderen: € 12.000,-.

Met dit gegeven is geconcludeerd dat de kazemat met het oog op de lopende procedure blijft staan. Hoewel de kazemat binnen de planologische beoogde plangrens ligt, is de feitelijke weg inclusief maatregelen inpasbaar.

In de verdere uitwerking van het plan, en nadat het bestemmingsplanproces is afgerond, kan nader worden beschouwd en/of onderzocht of er vanuit de cultuurhistorische waarde en opgaves binnen de gemeente kosten te rechtvaardigen zijn om de kazemat te verplaatsen dan wel waarde toe te voegen aan de bestaande kazemat die verder op (buiten het beoogde tracé) staat.

Dit vormt geen belemmering voor de uitvoering van het voorliggende plan; formeel is de weg naast de kazemat te positioneren (zo blijkt uit de precieze inmeting in het veld) met in achtneming van eenvoudig te nemen maatregelen (het plaatsen van een geleiderail ter plaatse van de kazemat).

Conclusie

Het aspect cultuurhistorie vormt geen belemmering voor uitvoering van onderhavig plan.

  1. 14. RAAP (2021). SZW-kazemat te Opheusden, cultuurhistorische quickscan en bouwhistorische opname. Kenmerk: RAAPrap_5309_NBKM_20210729. 29 juli 2021.
  2. 15. SWECO (2021). Memo Kazemat Opheusden - Kesteren. Projectnummer: 51003233. 14 september 2021.

4.12 Leidingen

Regelgeving

Planologisch relevante leidingen en hoogspanningsverbindingen dienen te worden gewaarborgd. Tevens dient rond dergelijke leidingen rekening te worden gehouden met zones waarbinnen mogelijke beperkingen gelden. Planologisch relevante leidingen zijn leidingen waarin de navolgende producten worden vervoerd:

  • gas, olie, olieproducten, chemische producten, vaste stoffen/goederen;
  • aardgas met een diameter groter of gelijk aan 18”;
  • defensiebrandstoffen;
  • warmte en afvalwater, ruwwater of halffabrikaat voor de drink- en industriewatervoorziening met een diameter groter of gelijk aan 18”.

Toetsing

Het plangebied wordt doorkruist door drie leidingen met zones waarbinnen beperkingen gelden: een gasleiding, een hoogspanningsverbinding en een riool. Deze drie leidingen zijn in het geldende bestemmingsplan beschermd middels de dubbelbestemming 'Leiding - Gas', 'Leiding - Hoogspanningsverbinding' respectievelijk 'Leiding - Riool'. Deze dubbelbestemmingen zijn in het voorliggende plan overgenomen. De gasleiding, hoogspanningsverbinding en het riool vormen geen belemmering voor de aanleg van de weg.

Voor de gasleiding is er overleg geweest met de tracébeheerder over de mogelijke consequenties van de aanleg van de randweg en welke technische maatregelen genomen kunnen worden. In dit overleg is het volgende geconstateerd en afgesproken:

  1. 1. De bestaande ligging van de gasleiding is goed inpasbaar binnen de beoogde en voorgenomen randweg.
  2. 2. Vanwege de benodigde ophoging van de nieuw aan te leggen weg is het noodzakelijk met licht ophoogmateriaal te werken, bijvoorbeeld Yalibims zoals door Gasunie benoemd.
  3. 3. De planvorming bevindt zich nu in een VO-fase. In de DO-fase dienen echter een aantal zaken nader te worden uitgewerkt zoals:
    1. a. De richtlijnen van afstanden (veiligheidszones) dienen te worden gerespecteerd en aangehouden bij de verdere ontwerpuitwerking;
    2. b. Er dienen ter zijnde tijd berekeningen te worden gedaan naar zetting en naar trillingen tijdens het werk;
    3. c. Bij de DO-uitwerking zal opnieuw overleg plaats moeten vinden om verdere acties en uitwerking door te bespreken.

Conclusie

Het aspect 'leidingen' vormt geen belemmering voor uitvoering van onderhavig plan.

Hoofdstuk 5 Juridische Planbeschrijving

5.1 Algemeen

Het bestemmingsplan bestaat uit een verbeelding, regels en is voorzien van een toelichting. De verbeelding en regels vormen het juridisch bindende deel, terwijl de toelichting geen juridische binding heeft, maar moet worden beschouwd als handvat voor de uitleg en de onderbouwing van de opgenomen bestemmingen. De regels bevatten het juridisch instrumentarium voor het regelen van het gebruik van de gronden, bepalingen omtrent de toegelaten bebouwing, regelingen betreffende het gebruik van aanwezige en/of op te richten bouwwerken. De verbeelding heeft een rol voor toepassing van de regels alsmede de functie van visualisering van de bestemmingen.

In deze paragraaf worden de systematiek van de regels en de wijze waarop de regels gehanteerd dienen te worden, uiteengezet. De regels van het plan bestaan uit vier hoofdstukken, waarin achtereenvolgens de inleidende regels, de bestemmingsregels, de algemene regels en de overgangs- en slotregels aan de orde komen. Voor de systematiek is aangesloten op de SVBP2012, de Wabo en de standaardregels van de gemeente Neder-Betuwe. Voor het bouwen is verder het Besluit omgevingsrecht (Bor) van belang. In het Bor zijn onder andere regels voor vergunningvrije bouwwerken opgenomen.

In het vervolg van dit hoofdstuk wordt de opbouw en dergelijke van de regels kort toegelicht.

5.2 Bestemmingsplan

5.2.1 Bestemmingen

'Agrarisch'

De gronden met de bestemming 'Agrarisch' zijn bedoeld voor grondgebonden agrarische productie, teelt op folie, worteldoek of goten, het weiden van dieren, bijbehorende voorzieningen, huiserven, gaarden en opslag, landschappelijke beplanting, watergangen en daarbij behorende voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding, de waterberging daaronder mede begrepen en extensief dagrecreatief medegebruik.

Op deze gronden mogen de volgende bouwwerken, geen gebouwen zijnde worden gebouwd:

  1. a. niet-permanente teeltondersteunende voorzieningen:
    - hagelnetten (max. bouwhoogte 6 meter);
    - kunststoftunnels en -overkappingen (max. bouwhoogte 4 meter);
  2. b. constructies ten behoeve van de gotenteelt (max. bouwhoogte 4 meter);
  3. c. molens ten behoeve van de waterhuishouding (max. bouwhoogte 6 meter);
  4. d. overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten behoeve van de bestemming (max. oppervlakte 10 m2 en max. bouwhoogte 2,5 meter).

Verder zijn een aantal afwijkingsmogelijkheden opgenomen voor de overschrijding van bouwgrenzen voor de bouw van bedrijfsgebouwen, een agrarisch hulpgebouw buiten een bouwvlak, de stalling van dieren en de huisvesting van seizoenarbeiders.

'Bedrijventerrein'

De gronden met de bestemming 'Bedrijventerrein' zijn bedoeld voor, bedrijven, groothandel, detailhandel, kantoren, horeca, bedrijfswoningen, nutsvoorzieningen, (GSM-)antennemasten, geluidwerende voorzieningen en water en waterhuishoudkundige voorzieningen. Daarnaast zijn bijbehorende voorzieningen, zoals tuinen, erven, groenvoorzieningen, parkeervoorzieningen, paden e.d. toegestaan.

Hierbij geldt de volgende specificering:

  • als bedrijfsactiviteiten zijn uitsluitend detailhandel in volumineuze goederen en bestaande bedrijven in categorie 1 toegestaan;
  • detailhandel is uitsluitend toegestaan als ondergeschikte nevenactiviteit in ter plaatse vervaardigde, bewerkte of herstelde goederen, niet-zijnde detailhandel in textiel, schoeisel en lederwaren, voedings- en genotmiddelen en huishoudelijke artikelen, waarbij geldt dat de detailhandelsactiviteit niet groter mag zijn dan 20% van de bedrijfsvloeroppervlakte tot een maximum van 150 m2. In afwijking hiervan is wel de volgende detailhandel toegestaan:
    - detailhandel in de volumineuze goederen: automobielen, boten, caravans en grove bouwmaterialen;
    - detailhandel in brand- en explosiegevaarlijke goederen met dien verstande dat de opslag van meer dan 10.000 kilo consumentenvuurwerk niet is toegestaan;
    - detailhandel in de vorm van een internetwinkel (onder voorwaarden).
  • er zijn uitsluitend niet-zelfstandige kantoren toegestaan;
  • er is uitsluitend ondersteunende horeca toegestaan;
  • ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning' is een bedrijfswoning toegestaan;
  • het gebruik van een deel van de woning en/of de daarbij behorende bijgebouwen ten behoeve van de uitoefening van een niet-publieksgerichte aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit is onder voorwaarden toegestaan;
  • buitenopslag is uitsluitend toegestaan binnen het bouwvlak en achter de voorgevel van het dichtst bij de weg gesitueerde gebouw en het verlengde daarvan. De hoogte van buitenopslag bedraagt niet meer dan 5 m;
  • er moet worden voorzien in voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein;
  • ter plaatse van de aanduiding 'waterberging' is alleen waterberging toegestaan;

Binnen deze bestemming gelden de volgende bouwregels:

  • Gebouwen: uitsluitend binnen een bouwvlak, maximum bouwhoogte is aangeduid met aanduiding 'maximum bouwhoogte (m)', afstand tot zijdelingse perceelgrens aan minimaal één zijde van het perceel 3 meter, afstand tot achterste perceelgrens minimaal 3 m, bebouwingspercentage maximaal 80%. Voor bedrijfswoningen en bijgebouwen gelden afwijkende maten: de inhoud van een bedrijfswoning mag max. 750 m3 bedragen en de bouw- en goothoogte max. 10 respectievelijk 6 meter. De oppervlakte aan bijgebouwen mag per woning maximaal 75 m2 bedragen, de bouw- en goothoogte van een bijgebouw max. 7 respectievelijk 3 meter.
  • Bouwwerken, geen gebouwen zijnde zijn toegestaan met een bouwhoogte van:
    - max. 1 meter buiten het bouwvlak (met uitzondering van tanks en of drukhouders ten behoeve van de opslag van stoffen. Hiervoor is een bouwhoogte van 4 meter toegestaan);
    - maximaal 2 meter voor erf- of terreinafscheidingen;
    - maximaal 6 meter voor vlaggenmasten;
    - maximaal 40 meter voor (GSM-)-antennemasten;
    - maximaal 15 meter voor portaalkranen;
    - maximaal 4 meter voor overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde binnen het bouwvlak.
  • Zwembaden zijn uitsluitend toegestaan bij bedrijfswoningen en binnen het bouwvlak. De bouwhoogte mag niet meer dan 1,20 meter bedragen en de afstand tot de zijdelingse perceelsgrens moet minimaal 3 meter bedragen.

In het voorliggende bestemmingsplan is de regeling voor de bestemming 'Bedrijventerrein' uit het geldende bestemmingsplan 'Bedrijventerrein' overgenomen. Hierin is een regeling opgenomen die bepaalt dat bouwwerken die met vergunning zijn opgericht, ook al wijken deze af van de voorgeschreven situerings- en maatvoeringseisen, zijn toegestaan. Deze regeling is ook overgenomen. Legaal opgerichte bouwwerken blijven onder het regime van voorliggend bestemmingsplan dus legaal. Op deze wijze worden bestaande rechten gerespecteerd.

Verder is het om bij omgevingsvergunning af te wijken van de bouwregels voor bedrijfsinstallaties, (GSM-)antennemasten, de hoogte van terreinafscheidingen buiten het bouwvlak, de afstand tot de zijdelingse perceelsgrens en ondergrondsegebouwen.

'Groen'

De bestemming 'Groen' is opgenomen ter plaatse van de toekomstige waterbergingen. De gronden met de bestemming 'Groen' zijn bedoeld voor, groenvoorziening, beplanting, voet- en fietspaden, beeldende kunstwerken, nutsvoorzieningen, geluidwerende voorzieningen, in- en uitritten (uitsluitend wanneer deze noodzakelijk zijn voor het bereiken van aangrenzende percelen) en water en waterhuishoudkundige voorzieningen en voorzieningen voor waterzuivering, infiltratie en waterberging, waaronder wadi's en infiltratiegebieden. Verder zijn de gronden bestemd voor de instandhouding dan wel herstel en ontwikkeling van de landschappelijke waarden en de natuurwaarden en buis- en kabelleidingen voor riolering, nutsbedrijven en overeenkomende doeleinden.

Binnen deze bestemming is uitsluitend de bouw van bouwwerken, geen gebouwen zijnde toegestaan. De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan:

  • 8 meter voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten behoeve van de verkeersgeleiding en wegverlichting;
  • 6 meter voor vlaggenmasten;
  • 4 meter voor overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

'Verkeer'

De bestemming 'Verkeer' is opgenomen ter plaatse van het toekomstige tracé van de randweg. De gronden zijn bestemd voor wegen, fiets- en voetpaden met bermen, bijbehorende voorzieningen (waaronder bruggen), buis- en kabelleidingen voor riolering, nutsbedrijven en overeenkomende doeleinden, watergangen en andere voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding; instandhouding, dan wel herstel en ontwikkeling, van de landschappelijke waarden en de natuurwaarden die eigen zijn aan wegbermen, watergangen en bijbehorende oeverzones en extensief dagrecreatief medegebruik.

Binnen deze bestemming mogen uitsluitend de volgende bouwwerken worden gebouwd:

  • masten ten behoeve van verlichting en verkeers- en verwijsborden (maximale bouwhoogte 10 meter);
  • abri's en rijwielstallingen (maximale oppervlakte 15 m2, maximale bouwhoogte 3 meter);
  • kunstwerken (maximale bouwhoogte 20 m + NAP);
  • overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde (maximale oppervlakte 10 m2, maximale bouwhoogte 2 meter).

5.2.2 Dubbelbestemmingen

'Leiding - Gas'

Met deze dubbelbestemming wordt de gasleiding die het plangebied kruist beschermd. Op deze gronden zijn alleen bij omgevingsvergunning mogelijkheden voor de bouw van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde voor andere voorkomende bestemmingen (dan de gasleiding). Verder geldt een omgevingsvergunningplicht voor het uitvoeren van verschillende werken, geen bouwwerken zijnde en werkzaamheden.

'Leiding - Hoogspanningsverbinding'

Met deze dubbelbestemming wordt de 150 kV hoogspanningleiding die het plangebied kruist beschermd. Op deze gronden zijn alleen bij omgevingsvergunning mogelijkheden voor de bouw van bouwwerken voor andere voorkomende bestemmingen (dan de hoogspanningsverbinding).

'Leiding - Riool'

Met deze dubbelbestemming wordt de rioolwaterpersleiding die het plangebied kruist beschermd. Op deze gronden zijn alleen bij omgevingsvergunning mogelijkheden voor de bouw van bouwwerken voor andere voorkomende bestemmingen (dan het riool). Verder geldt een omgevingsvergunningplicht voor het uitvoeren van verschillende werken, geen bouwwerken zijnde en werkzaamheden.

'Waarde - Archeologie 1' en 'Waarde - Archeologie 2'

Deze dubbelbestemming beoogt eventuele archeologische relicten te beschermen en hoeft niet verder te worden toegelicht.

'Waterstaat - Beheerszone watergang'

De dubbelbestemming 'Waterstaat - Beheerszone watergang' is opgenomen voor de bescherming, beheer en verbetering van een bestaande A-watergang. Daarnaast zijn de gronden ter plaatse van de dubbelbestemming mede bestemd voor voorzieningen voor de waterhuishouding.

'Waterstaat - Waterlopen'

De dubbelbestemming 'Waterstaat - Waterlopen' is opgenomen om de afvoerfunctie van een A-watergang te beschermen welke op deze wijze ook beschermd wordt in het geldende bestemmingsplan 'Bedrijventerrein'.

5.2.3 Overige regels

Naast de bestemmingen bevat het plan een aantal algemene regels over bijvoorbeeld begrippen, de wijze van meten, algemene gebruiksregels, algemene afwijkingsregels, algemene wijzigingsregels en overgangsrecht en een slotregel. Deze min of meer standaardregels in bestemmingsplannen worden hier verder niet toegelicht.

Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid

6.1 Economische Uitvoerbaarheid

Bij de voorbereiding van een bestemmingsplan dient op grond van artikel 3.1.6, eerste lid, sub f van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) onderzoek plaats te vinden naar de financiële uitvoerbaarheid van het plan. Doorgaans is de vraag of er gemeentelijke kosten zijn en hoe deze verhaald worden. Deze vraag omhelst tevens eventuele planschade.

Sinds de inwerkingtreding van de Wet ruimtelijke ordening (Wro) op 1 juli 2008 is het onder omstandigheden verplicht om aan het opstellen van een bestemmingsplan een exploitatieplan te koppelen. Er is sprake van een bouwplan als bedoeld in artikel 6.12, lid 1 van de Wro als onderdeel van afdeling 6.4 inzake de grondexploitatie. Een exploitatieplan is niet verplicht indien het verhaal van kosten van de grondexploitatie van de in het plan opgenomen gronden op een andere wijze is verzekerd (artikel 6.12, lid 2 sub a Wro).

De gemeenteraad heeft in 2020 een krediet beschikbaar gesteld voor het uitvoeren van de nodige onderzoeken voor de randweg Opheusden. Bij de vaststelling van het bestemmingsplan zal de raad een voorstel worden voorgelegd voor de realisatie en financiële onderbouwing c.q. consequenties voor de meerjarenbegroting van de gemeente.

6.2 Overleg

Conform artikel 3.1.1. van het Bro dienen burgemeester en wethouders bij de voorbereiding van een bestemmingsplan overleg te plegen met de besturen van betrokken gemeenten en waterschappen en met de rijks- en provinciale diensten die betrokken zijn bij de zorg voor de ruimtelijke ordening of belast zijn met de behartiging van belangen welke in het plan in het geding zijn. In dit kader is het bestemmingsplan ter advies toegezonden aan betrokken instanties.

6.3 Inspraak

Het voorontwerpbestemmingsplan heeft voor een periode van vier weken ter inzage gelegen. Van 1 april tot en met 28 april 2021 konden inspraakreacties op het plan worden ingediend. In bijlage 16 bij dit bestemmingsplan zijn de resultaten van het overleg en de inspraakreacties samengevat in een reactienota en van een antwoord voorzien16.

Op 15 april 2021 heeft een (digitale) informatieavond plaatsgevonden. Tijdens deze avond zijn belanghebbenden en belangstellenden geïnformeerd over de plannen voor de aanleg van de randweg en over de procedure. Tevens was de mogelijkheid voor het stellen van vragen.

Voor de realisatie van de randweg is een projectenwebsite gemaakt (projecten.nederbetuwe.nl). Via deze website konden belanghebbenden en belangstellenden vragen stellen en/of opmerkingen maken over de randweg. Dit zijn geen formeel ingediende reacties op het voorontwerp bestemmingsplan. De vragen en opmerkingen die via deze website zijn binnengekomen zijn samengevoegd en voorzien van een antwoord en als bijlage bij de reactienota gevoegd.

  1. 16. Gemeente Neder-Betuwe (2021). Eindverslag inspraak en vooroverleg Voorontwerp bestemmingsplan 'Randweg Opheusden'. 17 september 2021.

6.4 Zienswijzen

Op de bestemmingsplanprocedure is afdeling 3.4 Algemene wet bestuursrecht van toepassing. In navolging hiervan heeft het ontwerpbestemmingsplan van 30 september 2021 tot en met 10 november 2021 ter inzage gelegen. In bijlage 17 bij dit bestemmingsplan zijn de binnengekomen zienswijzen samengevat en van een antwoord voorzien17. Eén zienswijze heeft geleid tot een aanpassing van het bestemmingsplan. Daarnaast zijn er ook ambtshalve aanpassingen doorgevoerd. In de aanpassingennotitie18 (zie bijlage 18) is opgenomen welke aanpassingen er ten opzichte van het ontwerpbestemmingsplan zijn doorgevoerd.

  1. 17. Gemeente Neder-Betuwe (2022). Zienswijzennota Ontwerpbestemmingsplan "Randweg Opheusden". 23 december 2022.
  2. 18. Gemeente Neder-Betuwe (2021). Aanpassingennotitie Bestemmingsplan "Randweg Opheusden". December 2021.

Bijlage 1 Variantenstudie

Bijlage 1 Variantenstudie

Bijlage 2 Landschappelijke Analyse

Bijlage 2 Landschappelijke analyse

Bijlage 3 Historisch Bodemonderzoek

Bijlage 3 Historisch bodemonderzoek

Bijlage 4 Akoestisch Onderzoek

Bijlage 4 Akoestisch onderzoek

Bijlage 5 Memo Maatregelenafweging Akoestiek Randweg Opheusden

Bijlage 5 Memo Maatregelenafweging akoestiek Randweg Opheusden

Bijlage 6 Besluit Hogere Grenswaarden (Wet Geluidhinder)

Bijlage 6 Besluit hogere grenswaarden (Wet geluidhinder)

Bijlage 7 Onderzoek Luchtkwaliteit

Bijlage 7 Onderzoek luchtkwaliteit

Bijlage 8 Onderzoek Externe Veiligheid

Bijlage 8 Onderzoek externe veiligheid

Bijlage 9 Watertoets

Bijlage 9 Watertoets

Bijlage 10 Onderzoek Stikstofdepositie

Bijlage 10 Onderzoek stikstofdepositie

Bijlage 11 Ecologische Voortoets

Bijlage 11 Ecologische voortoets

Bijlage 12 Nader Onderzoek Wet Natuurbescherming

Bijlage 12 Nader onderzoek Wet natuurbescherming

Bijlage 13 Archeologisch Bureauonderzoek

Bijlage 13 Archeologisch bureauonderzoek

Bijlage 14 Cultuurhistorische Quickscan En Bouwhistorische Opname

Bijlage 14 Cultuurhistorische quickscan en bouwhistorische opname

Bijlage 15 Memo Kostenanalyse Kazemat

Bijlage 15 Memo kostenanalyse kazemat

Bijlage 16 Eindverslag Inspraak En Vooroverleg

Bijlage 16 Eindverslag inspraak en vooroverleg

Bijlage 17 Zienswijzennota

Bijlage 17 Zienswijzennota

Bijlage 18 Aanpassingennotitie

Bijlage 18 Aanpassingennotitie