KadastraleKaart.com

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
Artikel 2 Wijze Van Meten
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Natuur
Artikel 4 Verkeer
Artikel 5 Water
Artikel 6 Water - Rivier
Artikel 7 Leiding - Gas
Artikel 8 Waterstaat - Waterstaatkundige Functie
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 9 Anti-dubbeltelregel
Artikel 10 Algemene Bouwregels
Artikel 11 Algemene Gebruiksregels
Artikel 12 Algemene Aanduidingsregels
Artikel 13 Algemene Wijzigingsregels
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 14 Overgangsrecht
Artikel 15 Slotregel
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding En Doel Van Het Plan
1.2 Ligging Plangebied
1.3 Geldende Plannen
1.4 Leeswijzer
Hoofdstuk 2 Planbeschrijving
2.1 Bestaande Situatie
2.2 Toekomstige Situatie
Hoofdstuk 3 Beleidskader
3.1 Nationaal Beleid
3.2 Provinciaal Beleid
3.3 Gemeentelijk Beleid
3.4 Conclusie
Hoofdstuk 4 Omgevingsaspecten
4.1 Verkeer & Parkeren
4.2 Bodem
4.3 Geluid
4.4 Bedrijven En Milieuzonering
4.5 Luchtkwaliteit
4.6 Externe Veiligheid
4.7 Waterhuishouding
4.8 Ecologie
4.9 Archeologie & Cultuurhistorie
4.10 Leidingen
4.11 Explosieven
Hoofdstuk 5 Juridische Planbeschrijving
5.1 Algemeen
5.2 Inleidende Regels
5.3 Bestemmingsregels
5.4 Algemene Regels
5.5 Overgangs- En Slotregels
Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid
6.1 Economische Uitvoerbaarheid
6.2 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid
Hoofdstuk 7 Procedure
7.1 Overleg
7.2 Inspraak
7.3 Ontwerpfase
7.4 Vaststellingsfase
Bijlage 1 Landschapsplan Willemspolder, Fase 1
Bijlage 2 Ontwerpbesluit Verlening Tijdelijke Omgevingsvergunning
Bijlage 3 Kaart Gnn Compensatie Willemspolder, Fase 1
Bijlage 4 Compensatieplan Gnn Willemspolder, Fase 1
Bijlage 1 Mer
Bijlage 2 Kaart 1 Bij Mer Verbeelding Basisalternatief
Bijlage 3 Kaart 2 Bij Mer Verbeelding Voorkeursalternatief
Bijlage 4 Kaart 3 Bij Mer Grondgebruik Referentiesituatie Willemspolder Fase 1
Bijlage 5 Kaart 4 Bij Mer Grondgebruik Basisalternatief Willemspolder Fase 1
Bijlage 6 Kaart 5 Bij Mer Grondgebruik Voorkeursalternatief Willemspolder Fase 1
Bijlage 7 Kaart 6 Bij Mer Grondgebruik Huidige Situatie Gebiedsvisie Midden-waal Willemspolder
Bijlage 8 Kaart 7 Bij Mer Grondgebruik Huidige Situatie Gebiedsvisie Midden-waal Gouverneurspolder
Bijlage 9 Kaart 8 Bij Mer Grondgebruik Nieuwe Situatie Gebiedsvisie Midden-waal Willemspolder
Bijlage 10 Kaart 9 Bij Mer Grondgebruik Nieuwe Situatie Gebiedsvisie Midden-waal Gouverneurspolder
Bijlage 11 Kaart 10 Bij Mer Technisch Ontwerp Basisalternatief
Bijlage 12 Kaart 11 Bij Mer Technisch Ontwerp Voorkeursalternatief
Bijlage 13 Kaart 12 Bij Mer Natuurontwikkeling Willemspolder Fase 1
Bijlage 14 Kaart 13 Bij Mer Beweeg_beleef Route
Bijlage 15 Kaart 14 Bij Mer Bodemhoogte Bestaand Maaiveld
Bijlage 16 Bijlage 1 Bij Mer (Water)bodemkwaliteitskaart (Inclusief Pfas) Willemspolder 1
Bijlage 17 Bijlage 2 Bij Mer Verkennend Waterbodemonderzoek Willemspolder Fase 1 (Verdachte Locaties)
Bijlage 18 Bijlage 3 Bij Mer Oeverstabiliteit Zandwinputten Willemspolder
Bijlage 19 Bijlage 4 Bij Mer Willemspolder Fase 1 Rivierkundige Effectbepaling
Bijlage 20 Bijlage 5 Bij Mer Beschouwing Geohydrologische Invloed Ontwikkeling Willemspolder Fase 1
Bijlage 21 Bijlage 6 Bij Mer Effecten Primaire Kering Herinrichting Willemspolder Fase 1
Bijlage 22 Bijlage 7 Bij Mer Passende Beoordeling Willemspolder Fase 1
Bijlage 23 Bijlage 8 Bij Mer Beoordeling Van De Effecten Van De Herinrichting Van Willemspolder Fase 1 Op De Kernkwaliteiten Van Het Gnn En De Go
Bijlage 24 Bijlage 9 Bij Mer Beoordeling Effecten Natuur Op Beschermde Soorten Herinrichting Willemspolder Fase 1
Bijlage 25 Bijlage 11 Bij Mer Cultuurhistorische Rapportage Voor De Herinrichting Van De Oostelijke Willemspolder
Bijlage 26 Bijlage 12 Bij Mer Archeologisch Bureauonderzoek En Inventariserend Veldonderzoek Willemspolder Fase 1
Bijlage 27 Bijlage 13 Bij Mer Onderzoek Geluid, Laagfrequent Geluid En Trillingen Willemspolder Fase 1
Bijlage 28 Bijlage 14 Bij Mer Onderzoek Luchtkwaliteit Willemspolder Fase 1
Bijlage 29 Bijlage 15 Bij Mer Stikstofdepositie Willemspolder Fase 1
Bijlage 30 Bijlage 16 Bij Mer Beoordeling Externe Veiligheid Waterstof Herinrichting Willemspolder Fase 1
Bijlage 31 Bijlage 17 Bij Mer Analyse Externe Veiligheid Windturbines Willemspolder
Bijlage 32 Bijlage 18 Bij Mer Willemspolder Fase 1, Slagschaduw
Bijlage 33 Bijlage 20 Bij Mer Herinrichting Willemspolder Fase 1, Notitie Over De Inhoud Van De Mer (Nrd)
Bijlage 34 Bijlage 21 Bij Mer Ontgronding En Gebiedsontwikkeling Willemspolder Fase 1, Advies Over Reikwijdte En Detailniveau Van De Mer
Bijlage 35 Bijlage 22 Bij Mer Procedureschema Mer Willemspolder Fase 1
Bijlage 36 Aanvulling Mer
Bijlage 37 Kaart 1 Bij Aanvulling Mer Indeling Bedrijfsterrein
Bijlage 38 Kaart 2 Bij Aanvulling Mer Zichtlijnen Bedrijfsterrein
Bijlage 39 Bijlage 1 Bij Aanvulling Mer Voorlopig Toetsingsadvies Mer Willemspolder Fase 1
Bijlage 40 Bijlage 2 Bij Aanvulling Mer Aanvullende Rivierkundige Beoordeling Gebiedsvisie Midden-waal
Bijlage 41 Bijlage 3 Bij Aanvulling Mer Aanvullend Onderzoek Geluid, Laagfrequent Geluid En Trillingen Willemspolder Fase 1
Bijlage 42 Bijlage 4 Bij Aanvulling Mer Aanvullend Onderzoek Luchtkwaliteit Willemspolder Fase 1
Bijlage 43 Bijlage 5 Bij Aanvulling Mer Aanvullend Onderzoek Stikstofdepositie Willemspolder Fase 1
Bijlage 44 Bijlage 6 Bij Aanvulling Mer Aanvullend Onderzoek Externe Veiligheid Willemspolder Fase 1
Bijlage 45 Bijlage 7 Bij Aanvulling Mer (Water)bodemkwaliteitskaart (Inclusief Pfas) Willemspolder Fase 1
Bijlage 46 Bijlage 8 Bij Aanvulling Mer Nota Bodembeheer Herinrichting Willemspolder Fase 1
Bijlage 47 Bijlage 9 Bij Aanvulling Mer Inrichtingsplan Besluit Bodemkwaliteit Willemspolder Fase 1
Bijlage 48 Bijlage 10 Bij Aanvulling Mer Technische Notitie Piping Tijdelijke Situatie Willemspolder Fase 1
Bijlage 49 Addendum Mer (Inclusief Kaarten En Bijlage)
Bijlage 50 Toetsadvies Mer En Aanvulling Mer
Bijlage 51 Natuurversterkingsplan Go, Willemspolder Fase 1
Bijlage 52 Geluidonderzoek Ontgrondings- En Herinrichtingsactiviteiten
Bijlage 53 Stikstofdepositieonderzoek (Juli 2022)
Bijlage 54 Eindverslag Inspraak En Vooroverleg
Bijlage 55 Zienswijzennota

Willemspolder, fase 1

Bestemmingsplan - Gemeente Neder-Betuwe

Vastgesteld op 29-09-2022 - geheel in werking

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan:

het bestemmingsplan 'Willemspolder, fase 1' met identificatienummer NL.IMRO.1740.bpYZwillemspolder1-vst1 van de gemeente Neder-Betuwe;

1.2 bestemmingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen;

1.3 aanbouw:

een aan een hoofdgebouw gebouwde zelfstandige ruimte, die daaraan ruimtelijk (door zijn constructie of afmetingen) ondergeschikt is - maximaal bestaande uit één bouwlaag al dan niet met kap en die vanuit het hoofdgebouw rechtstreeks toegankelijk is;

1.4 aanduiding:

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.5 aanduidingsgrens:

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

1.6 bebouwing:

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;

1.7 bebouwingspercentage:

het percentage van gronden, nader bepaald in de regels, dat ten hoogste mag worden bebouwd;

1.8 begane grondbouwlaag:

de onderste bouwlaag van een gebouw, niet zijnde een kelder;

1.9 bestaand:

  • bij bouwwerken: bouwwerken die op het tijdstip van de ter inzage legging van het ontwerp van dit plan bestonden of in uitvoering waren, dan wel gebouwd zijn of gebouwd kunnen worden krachtens een verleende bouwvergunning;
  • bij gebruik: gebruik dat op het tijdstip van het van kracht worden van het bestemmingsplan bestond;

1.10 bestemmingsgrens:

de grens van een bestemmingsvlak;

1.11 bestemmingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

1.12 bijbehorend bouwwerk:

uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd gebouw, of ander bouwwerk, met een dak;

1.13 bos:

elk terrein waarop bosbouw wordt uitgeoefend, zijnde het geheel van bedrijfsmatig handelen en activiteiten gericht op de duurzame instandhouding en ontwikkeling van bestaande en nieuwe bossen ten behoeve van (één of meerdere van de functies) natuur, houtproductie, landschap, milieu (waaronder begrepen waterhuishouding) en recreatie;

1.14 bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;

1.15 bouwgrens:

de grens van een bouwvlak;

1.16 bouwgrondstoffen:

grondstoffen, zoals zand, grind, klei en natuursteen;

1.17 bouwlaag:

een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd; zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van kelder (ruimte onder peil) en zolder (ruimten onder de kap). De bouwhoogte van een bouwlaag bedraagt niet meer dan 4 m;

1.18 bouwperceel:

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

1.19 bouwperceelgrens:

een grens van een bouwperceel;

1.20 bouwvlak:

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;

1.21 bouwwerk:

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;

1.22 bouwwijze:

de wijze van bouwen van een hoofdgebouw, waarbij wordt verstaan onder:

  1. a. aaneengebouwd:
    bebouwing die wordt gekenmerkt door een rij van minimaal drie aan elkaar gebouwde hoofdgebouwen, niet zijnde gestapelde woningen;
  2. b. geschakeld:
    bebouwing, waarvan het hoofdgebouw door middel van een bijbehorend bouwwerk verbonden is aan een ander hoofdgebouw en waarbij één zijgevel van het hoofdgebouw in de zijdelingse perceelsgrens mag worden gebouwd;
  3. c. gestapeld:
    bebouwing bestaande uit zich in één hoofdgebouw boven en naast elkaar bevindende zelfstandige woningen en/of bijzondere woonruimten;
  4. d. twee-aan-een:
    bebouwing waarvan het hoofdgebouw aan maximaal één zijde grenst aan een ander hoofdgebouw en daardoor aan die zijde in de zijdelingse perceelsgrens is gebouwd;
  5. e. vrijstaand:
    bebouwing waarbij het hoofdgebouw aan beide zijden niet in de perceelsgrens is gebouwd;

1.23 cultuurhistorische waarde:

de aan een bouwwerk of een gebied toegekende waarde, gekenmerkt door het beeld dat is ontstaan en door het gebruik dat de mens in de loop van de geschiedenis van dat bouwwerk of gebied heeft gemaakt;

1.24 dagrecreatie:

het totaal van mogelijkheden en voorzieningen om te recreëren op een bepaalde plaats zonder overnachtingsmogelijkheden;

1.25 extensief dagrecreatief medegebruik:

een aan de bestemming ondergeschikt gebruik voor dagrecreatie gericht op het rustig beleven en gebruikmaken van aanwezige specifieke omgevingskwaliteiten in de vorm van wandelen, fietsen, paardrijden, vissen e.d.;

1.26 extensief grondgebonden agrarisch medegebruik:

een vorm van grondgebonden landbouw, zoals beweiding in lage veebezetting en de verbouw van akkerbouwproducten, met uitzondering van mais;

1.27 gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.28 hoofdgebouw:

een gebouw, dat op een bouwperceel, door zijn bestemming, constructie of afmetingen als belangrijkste bouwwerk valt aan te merken;

1.29 kampeermiddelen:

  1. a. een tent, tentwagen, een kampeerauto of caravan;
  2. b. enig ander onderkomen of enig ander voertuig of gewezen voertuig of gedeelten daarvan, voor zover geen bouwwerk zijnde;

1.30 kap:

een geheel of gedeeltelijke niet horizontale dakconstructie gevormd door ten minste twee schuin hellende dakschilden met een helling van elk ten minste 15° en ten hoogste 75°;

1.31 kelder:

een overdekte, met wanden omsloten, voor mensen toegankelijke ruimte, beneden of tot ten hoogste 1 m boven de gemiddelde, bestaande hoogte van het aan het gebouw grenzende terrein;

1.32 landschappelijke waarde:

de aan een gebied toegekende waarde, gekenmerkt door het waarneembare deel van het aardoppervlak, die wordt bepaald door de onderlinge samenhang en beïnvloeding van de levende en niet-levende natuur;

1.33 lawaaisporten:

sportbeoefening die met veel lawaai gepaard gaat, zoals motor- en autosport, karten, modelvoer-, vlieg- en vaartuigen en soortgelijke geluidproducerende sporten;

1.34 luifel:

afdak of overkapping met een diepte van tenminste 1 m, aan of bij een gebouw, al of niet ondersteund;

1.35 natuurwaarde:

de aan een gebied toegekende waarde, gekenmerkt door geologische, geomorfologische, bodemkundige en biologische elementen, zowel afzonderlijk als in onderlinge samenhang;

1.36 niet-zelfstandig kantoor:

een onderdeel van een bedrijf, dat andere bedrijfsactiviteiten als inkomstenbron heeft en waarvoor het kantoor uitsluitend een ondersteunende functie heeft;

1.37 nutsvoorzieningen:

voorzieningen ten behoeve van het openbare nut, zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstations, schakelhuisjes, duikers, bemalingsinstallaties, gemaalgebouwtjes, voorzieningen ten behoeve van (ondergrondse) afvalinzameling en apparatuur voor telecommunicatie;

1.38 ondergronds:

onder peil;

1.39 overbouwing:

een aan- of uitgebouwd bouwdeel, dat gelegen is op minimaal 2,5 m boven peil, dat geen grotere hoogte heeft dan het aangrenzende bouwdeel, dat uitsteekt ten opzichte van het eronder gelegen deel en dat geen rechtstreekse verbinding heeft met het aansluitend afgewerkte terrein;

afbeelding "i_NL.IMRO.1740.bpYZwillemspolder1-vst1_0014.jpg"

1.40 overkapping:

bouwwerken, geen gebouwen zijnde met één dakvlak en maximaal één gesloten wand;

1.41 plat dak:

een dak met een dakhelling van minder dan 15º;

1.42 recreatieve voorziening:

een kleinschalige voorziening met een dagrecreatief karakter;

1.43 seksinrichting:

een voor publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in omvang als zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder seksinrichting wordt in elk geval verstaan: een (raam)prostitutiebedrijf, een seksbioscoop, een seksautomatenhal, een sekstheater, een parenclub of een erotische massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar;

1.44 uitbouw:

een aan een hoofdgebouw gebouwde uitbreiding van een reeds bestaande ruimte van het hoofdgebouw, die daaraan ruimtelijk (door zijn constructie of afmetingen) ondergeschikt is - maximaal bestaande uit één bouwlaag al dan niet met kap;

1.45 verblijfsrecreatie:

een vorm van recreatie waarbij de recreant voor een bepaalde tijd, maar ten minste één nacht in het recreatiegebied verblijft, met dien verstande dat geen sprake mag zijn van permanente bewoning;

1.46 voorgevel:

de naar architectuur, indeling en/of uitstraling meest gezichtsbepalende gevel(s) van een hoofdgebouw, (doorgaans) gekeerd naar de weg of het openbaar gebied;

1.47 voorgevelrooilijn:

de lijn die gelijk loopt aan voorgevel(s) van het hoofdgebouw en het verlengde daarvan. (Van een hoofdgebouw gelegen op de hoek van twee straten moeten beide gevels van het hoofdgebouw, gelegen aan de straatkant, gezien worden als voorgevel);

Artikel 2 Wijze Van Meten

2.1 Algemeen

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.2 Ondergeschikte bouwdelen

Bij toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen zoals plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, erkers, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding niet meer bedraagt dan 0,5 m.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Natuur

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Natuur' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. het behoud, het herstel en/of de ontwikkeling van landschappelijke en natuurwaarden;
  2. b. natuurgebied;
  3. c. extensief dagrecreatief medegebruik;
  4. d. extensief grondgebonden agrarisch medegebruik, uitsluitend voor zover dit ten dienste staat van natuurbeheer;
  5. e. voet-, fiets- en ruiterpaden;
  6. f. wegen;
  7. g. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  8. h. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'parkeerterrein': parkeervoorzieningen en daarbij behorende voorzieningen als laadpalen voor elektrische voertuigen;
  9. i. nutsvoorzieningen;
  10. j. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van natuur - depot': een tijdelijk gronddepot gedurende een maximum termijn van 10 jaar;
  11. k. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - recreatieve bedrijvigheid' dagrecreatie.

een en ander met bijbehorende voorzieningen.

3.2 Bouwregels

3.3 Specifieke gebruiksregels

3.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden

Artikel 4 Verkeer

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. voorzieningen voor verkeer en vervoer;
  2. b. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  3. c. groenvoorzieningen;
  4. d. straatmeubilair;
  5. e. kunstobjecten;
  6. f. geluidwerende voorzieningen;
  7. g. nutsvoorzieningen;

een en ander met bijbehorende voorzieningen, met dien verstande dat parkeervoorzieningen alleen langs de Heersweg mogen worden gerealiseerd.

4.2 Bouwregels

4.3 Specifieke gebruiksregels

Artikel 5 Water

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. waterpartijen, watergangen en andere voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding;
  2. b. het behoud, het herstel en/of de ontwikkeling van natuurlijke en landschappelijke waarden die eigen zijn aan waterpartijen, watergangen en bijbehorende oeverzones;
  3. c. natuurgebied (inclusief drijvende natuur);
  4. d. extensief dagrecreatief medegebruik.

5.2 Bouwregels

5.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden

Artikel 6 Water - Rivier

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Water - Rivier' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. water en andere voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding;
  2. b. de afvoer van ijs en sediment;
  3. c. verkeer te water;
  4. d. het behoud, het herstel en/of de ontwikkeling van natuurlijke en landschappelijke waarden die eigen zijn aan rivieren en bijbehorende oeverzones;
  5. e. extensief dagrecreatief medegebruik;

een en ander met de bijbehorende voorzieningen.

6.2 Bouwregels

Artikel 7 Leiding - Gas

7.1 Bestemmingsomschrijving

De op de verbeelding als zodanig aangewezen gronden zijn mede bestemd voor de aanleg en instandhouding van ondergrondse hoge druk gastransportleidingen (inclusief voorzieningen) met de daarbij behorende belemmeringenstroken.

7.2 Voorrangsbepaling

De regels van deze dubbelbestemming gelden primair ten opzichte van de regels van iedere andere bestemming, waarmee deze dubbelbestemming samenvalt.

7.3 Bouwregels

7.4 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van de bouwregels voor het bouwen overeenkomstig de andere daar voorkomende bestemming(en) indien de veiligheid van de betrokken leiding niet wordt geschaad en vooraf schriftelijk advies is ingewonnen bij de betrokken leidingexploitant. Een omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien geen kwetsbare objecten worden toegelaten.

7.5 Specifieke gebruiksregels

7.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 8 Waterstaat - Waterstaatkundige Functie

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waterstaat - Waterstaatkundige functie' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, bestemd voor:

  1. a. het beheer van de aangrenzende rivier;
  2. b. afvoer van water, ijs en sediment;
  3. c. werkzaamheden in het kader van de vergroting van het waterbergend en –afvoerend vermogen van de aangrenzende rivier.

8.2 Bouwregels

8.3 Afwijken van de bouwregels

Hoofdstuk 3 Algemene Regels

Artikel 9 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 10 Algemene Bouwregels

10.1 Bestaande situatie

Ongeacht het in deze regels bepaalde ten aanzien van de situering en de maximale maten van bebouwing, geldt voor bestaande legale bebouwing dat, indien de bestaande situering en/of maten afwijken van de ingevolge deze regels toegestane situering en/of maten, de bestaande situering tevens en/of bestaande maten als maximaal toegestaan worden beschouwd.

Artikel 11 Algemene Gebruiksregels

11.1 Strijdig gebruik

Onder strijdig gebruik wordt in ieder geval begrepen het gebruiken of laten gebruiken van de gronden en/of bouwwerken binnen deze bestemming ten behoeve van:

  1. a. het gebruik van vrijstaande bijbehorende bouwwerken ten behoeve van bewoning;
  2. b. kamerbewoning;
  3. c. seksinrichtingen;
  4. d. internetverkoop, waarbij de te koop aangeboden goederen worden opgeslagen, tentoongesteld en/of kunnen worden afgehaald anders dan op gronden en in bouwwerken waar detailhandel, niet zijnde ondergeschikte detailhandel, is toegestaan.

11.2 Parkeren

  1. a. een omgevingsvergunning voor het bouwen wordt slechts verleend, indien bij de aanvraag wordt aangetoond dat voorzien wordt in voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein en veiliggesteld is dat deze parkeergelegenheid in stand wordt gehouden;
  2. b. Van voldoende parkeergelegenheid is sprake, indien wordt voldaan aan de Nota Parkeernormen van de gemeente Neder-Betuwe d.d. 30 maart 2017 of de nadien gewijzigde beleidsregels met betrekking tot parkeren, zoals die gelden ten tijde van de indiening van de aanvraag om een omgevingsvergunning voor het bouwen.

Artikel 12 Algemene Aanduidingsregels

12.1 Geluidzone - industrie

12.2 Overige zone - bouwgrondstoffenwinning

12.3 Overige zone - grondwal

12.4 Overige zone - zonneparken

12.5 Voorwaardelijke verplichting GNN

12.6 Vrijwaringszone - dijk 1

12.7 Vrijwaringszone - dijk 2

Ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'Vrijwaringszone - dijk 2' zijn de gronden naast de voor die gronden aangewezen bestemmingen, aangeduid als buitenbeschermingszone van de primaire waterkering.

Artikel 13 Algemene Wijzigingsregels

13.1 Wijziging naar Natuur

Burgemeester en wethouders zijn, overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6 lid 1 onder a. van de Wet ruimtelijke ordening, bevoegd het plan te wijzigen door de gronden met de bestemming 'Verkeer' te wijzigen naar de bestemming ' Natuur'.

Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels

Artikel 14 Overgangsrecht

14.1 Overgangsrecht bouwwerken

  1. a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    1. 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    2. 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  2. b. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van lid a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10 %.
  3. c. Lid a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

14.2 Overgangsrecht gebruik

  1. a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  2. b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in lid a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  3. c. Indien het gebruik, bedoeld in lid a, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  4. d. Lid a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 15 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het bestemmingsplan 'Willemspolder, fase 1'.

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding En Doel Van Het Plan

Algemeen
Dekker Grondstoffen BV (hierna: initiatiefnemer) wil de uiterwaarden aan de noordzijde van de Waal, globaal tussen Dodewaard en het Amsterdam-Rijnkanaal, herinrichten. Over een lengte van 12 km veranderen de overwegend agrarisch gebruikte uiterwaarden in een waterrijk natuurgebied. Dit alles wordt gefinancierd uit de winning van zand, grind en/of klei in het gebied. Hiervoor heeft de initiatiefnemer de gebiedsvisie Midden-Waal opgesteld, die zowel de Willemspolder als de Gouverneurspolder omvat.

afbeelding "i_NL.IMRO.1740.bpYZwillemspolder1-vst1_0001.png"Figuur 1 Gebiedsvisie Midden-Waal

Willemspolder fase 1
Dit bestemmingsplan is van toepassing op het eerste deelproject van de ontwikkeling in de Midden-Waal: Willemspolder, fase 1. Voor deze fase is een passende beoordeling uitgevoerd in het kader van de Wet Natuurbescherming en de effecten op het Natura 2000-gebied 'Rijntakken' alsook een milieueffectrapport (MER).

Naar aanleiding van een voorlopig toetsadvies van de Commissie m.e.r. (12 april 2021 / projectnummer: 3442) is een aanvulling op het MER (Dekker Grondstoffen B.V., 10 juni 2021) gemaakt. Op 22 september 2021 heeft de Commissie m.e.r. een toetsingsadvies over het MER en de aanvulling daarop gegeven (22 september 2021 / projectnummer 3442). Dit advies is positief behoudens twee aspecten aangaande bodem en stikstof. Deze aspecten zijn aangepast in een addendum (Dekker Grondstoffen B.V., 11 oktober 2021). Waar in het vervolg van deze toelichting wordt gesproken over het MER wordt bedoeld het oorspronkelijke MER, inclusief de aanvulling op het MER en het addendum.

Verschillende alternatieven voor de ontwikkeling zijn in het MER beoordeeld op effecten voor de bodem, het water, de natuur, het landschap en de leefomgeving. Op basis daarvan is het voorkeursalternatief bepaald. Dat is het plan dat het beste bijdraagt aan de projectdoelen en optimale milieueffecten heeft.

Het bestemmingsplan en de vergunningaanvragen zijn op dit voorkeursalternatief gebaseerd. Het MER wordt in de procedures gebruikt om het milieubelang een voorwaardige plaats in de besluitvorming te geven. Daarom wordt in deze toelichting soms verwezen naar de van toepassing zijnde onderdelen van het MER.

Geen windturbines

Er zaten aanvankelijk ook twee windturbines in het voorkeursalternatief, maar deze zijn op verzoek van het bevoegd gezag komen te vervallen, omdat ingevolge de Klimaatnota 2021-2025 (die in februari 2021 door de gemeenteraad is vastgesteld) windturbines in de uiterwaarden niet mogelijk zijn. In de aanvulling op het MER zijn de onderzoeken voor de aspecten geluid, luchtkwaliteit en stikstofdepositie hierop aangepast. Wellicht ten overvloede, maar in dit bestemmingsplan zijn de twee windturbines dus niet meegenomen.

In goed overleg met gemeente en provincie zal op een later moment worden bezien of windturbines in de toekomst alsnog inpasbaar zijn in het plangebied. Als er sprake is van voldoende draagvlak bij provincie, gemeente en omgeving kunnen op dat moment alsnog de benodigde procedures voor de realisatie van windmolens in een separaat vergunningentraject worden gestart.

Tijdelijke omgevingsvergunning bestaande bedrijfslocatie voormalige steenfabriek

Naar aanleiding van de ingebrachte reacties op het voorontwerp bestemmingsplan 'Willemspolder' (NL.IMRO.1740.bpYZwillemspolder1-vop1) heeft nader overleg plaatsgehad tussen de initiatiefnemer Dekker, de betrokken omwonenden en de gemeente Neder-Betuwe. Op basis van dit overleg is besloten tot een gefaseerde besluitvorming, waarbij voor de bestaande bedrijfslocatie van de voormalige steenfabriek (hierna: bedrijfsterrein Binnenwaard) eerst een tijdelijke omgevingsvergunning wordt verleend voor de duur van maximaal 5 jaar (art. 2.23 Wabo). Op basis van de uitkomsten van monitoring en evaluatie van deze 'proefperiode' wordt beoordeeld of er een permanente bestemming wordt gegeven aan het bedrijfsterrein. De gemeente Neder-Betuwe heeft aangegeven medewerking te willen verlenen aan het initiatief door middel van een uitgebreide procedure omgevingsvergunning (art. 2.1, lid 1 onder c jo. art. 2.12, lid 1, onder a, sub 3 Wabo). Dat betekent dat de aanvraag om een omgevingsvergunning vergezeld moet gaan van een goede ruimtelijke onderbouwing. De activiteiten op het bedrijfsterrein Binnenwaard zijn niet meer in dit bestemmingsplan opgenomen, maar worden beschreven in de ruimtelijke onderbouwing behorend bij de aanvraag tot het verlenen van de tijdelijke omgevingsvergunning.

afbeelding "i_NL.IMRO.1740.bpYZwillemspolder1-vst1_0002.png"

Figuur 2: Voorkeursalternatief Willemspolder fase 1 (waarbij wordt opgemerkt dat het bedrijfsterrein Binnenwaard buiten het plangebied valt).

Ontgronding en herinrichting

Om de beoogde herinrichting van Willemspolder, fase 1 te bekostigen gaat de initiatiefnemer de komende jaren 'grondstoffen winnen'. Het gaat hierbij om de winning van zand, grind en/of klei inclusief de bijbehorende werkzaamheden en alle daartoe benodigde installaties en voorzieningen om de grondstoffen te verwerken, zoals klasseren, veredelen, breken en transporteren van het gewonnen zand, grind en/of klei.

Door de winning veranderen de uiterwaarden in een waterrijk natuurgebied met nevengeulen en kleine eilanden, met ruimte voor hoogwater en natuurrecreatie. Bij de bestaande toegangsgeul naar de Waal wordt door middel van ontgronding een haven gerealiseerd.

Het project (Willemspolder, fase 1) wordt gefaseerd uitgevoerd, waardoor het materieel voor het ontgronden en het herinrichten zich als het ware als een ‘treintje’ door het gebied verplaatst. Als een deel is ontgrond en heringericht wordt zo spoedig mogelijk daarna ook de eindinrichting aangebracht. De ontgrondingsactiviteiten in de Willemspolder, fase 1 starten vanaf 2022 en de realisatieduur is circa 10 jaar. In deze periode wordt circa 7 miljoen m³ aan grondstoffen gewonnen. Dit is circa 700.000 m³ per jaar.

Omdat de beoogde ontwikkelingen op basis van de geldende bestemmingsplannen 'Buitengebied Dodewaard – Echteld (2013)' en 'Buitengebied Echteld 1975' niet zijn toegestaan, wordt het voorliggende bestemmingsplan in procedure gebracht.

1.2 Ligging Plangebied

Het project Midden-Waal is gelegen in de uiterwaarden aan de noordzijde van de Waal in de gemeente Neder-Betuwe, tussen Dodewaard en Tiel. Aan de overzijde van de Waal ligt het dorp Beneden Leeuwen. Willemspolder Fase 1 betreft het plangebied vanaf de Nieuweweg in IJzendoorn tot circa 500 m voor de Prins Willem-Alexanderbrug in Echteld.

Op navolgende afbeelding is met een rode lijn de begrenzing van de gebiedsvisie Midden-Waal (waarin de Willemspolder en de Gouverneurspolder zijn gelegen) aangegeven en met een blauwe lijn het plangebied van onderhavig bestemmingsplan: Willemspolder, fase 1. Hierbij dient te worden opgemerkt dat het bedrijfsterrein Binnenwaard buiten het plangebied valt.

afbeelding "i_NL.IMRO.1740.bpYZwillemspolder1-vst1_0003.png"Figuur 3: Globale ligging en begrenzing plangebied (blauwe lijn)

1.3 Geldende Plannen

Voor het grootste deel van de gronden in het plangebied geldt thans het bestemmingsplan 'Buitengebied Dodewaard – Echteld', dat de gemeenteraad van Neder-Betuwe op 30 mei 2013 heeft vastgesteld.

afbeelding "i_NL.IMRO.1740.bpYZwillemspolder1-vst1_0004.png"Figuur 4: Bestemmingsplan Buitengebied Dodewaard – Echteld uit 2013 met globale begrenzing plangebied (rode omkadering)

Voor een klein gedeelte van de gronden in het plangebied geldt thans het bestemmingsplan 'Buitengebied Echteld 1975', dat de gemeenteraad van de voormalige gemeente Echteld op 25 maart 1976 heeft vastgesteld.

Aanvullend op genoemde bestemmingsplannen gelden ook nog de thematische c.q. paraplubestemmingsplannen 'Plattelandswoningen', 'VAB-beleid', 'Parapluregeling Parkeren', 'Parapluregeling Archeologie' en 'Parapluplan 2020'. Met deze plannen zijn slechts op ondergeschikte onderdelen wijzigingen aangebracht in de geldende bestemmingsplannen. Daarom worden eventuele afwijkingen op deze plannen in deze paragraaf niet verder besproken.

In het plangebied zijn op hoofdlijnen de volgende bestemmingen van toepassing: 'Agrarisch met waarden', 'Water' en 'Natuur'. Daarnaast heeft een deel van het plangebied de bestemmingen 'Verkeer' en 'Water - Waterkering'. Voor de hele Willemspolder is de dubbelbestemming 'Waterstaat-Waterstaatkundige functie' van toepassing. Verder is een groot deel van het plangebied voorzien van de gebiedsaanduiding 'natuurlijk uiterwaardgebied'.

De voorgenomen activiteiten zijn strijdig met het geldende bestemmingsplan 'Buitengebied Dodewaard – Echteld' en 'Buitengebied Echteld 1975'. Vandaar dat deze middels dit bestemmingsplan moeten worden herzien.

1.4 Leeswijzer

Het bestemmingsplan bestaat uit meerdere onderdelen: een verbeelding waarop de bestemmingen in het plangebied zijn aangegeven en regels waarin de bepalingen voor de op de verbeelding vermelde bestemmingen zijn opgenomen. Het bestemmingsplan gaat vergezeld van een toelichting waarin de achtergronden van het bestemmingsplan zijn beschreven. De verbeelding vormt samen met de regels het juridische bindende deel van het bestemmingsplan. In de toelichting worden de keuzes die in het bestemmingsplan worden gemaakt nader gemotiveerd en verantwoord.

Hoofdstuk 2 Planbeschrijving

2.1 Bestaande Situatie

Willemspolder fase 1 is buitendijks gelegen en grenst direct aan het kantoor van de initiatiefnemer aan de Waalbandijk 1 in IJzendoorn. De landschapsinrichting rond het kantoor en aangrenzend bedrijfsterrein is in de afgelopen jaren afgerond.

De Nieuweweg vormt als het ware een scheidingsdam tussen de overnachtingshaven van Rijkswaterstaat en de voormalige zandwinplassen (Oostplas en Westplas). Deze plassen worden door twee landtongen verdeeld en staan door een open verbinding (invaart) met de Waal in contact. De Nieuweweg ontsluit het bedrijfsterrein aan de Waal, een voormalige steenfabriek met bedrijfswoning, kantoor en op- en overslagfaciliteiten. Het bedrijfsterrein valt echter buiten het huidige plangebied.

afbeelding "i_NL.IMRO.1740.bpYZwillemspolder1-vst1_0005.png"

Figuur 7: Bestaande situatie met globale begrenzing plangebied waarbij wordt opgemerkt dat nummers 10 en 12 buiten het plangebied vallen (rode omkadering)

Naast de Waalbandijk, die de primaire waterkering vormt, is in het plangebied een zomerkade als secundaire waterkering aanwezig. Tussen de Waalbandijk en de Waardweg zijn twee poelen gelegen, genaamd 1e en 2e Run. Ter hoogte van de Heersweg en Koepelweg is een derde zandwinplas gelegen die ’t Spijker wordt genoemd. Tussen de Waal en de zomerkade is een natuurlijke oeverwal gelegen. De Westelijke begrenzing van het plangebied op circa 500 m van de Prins Willem-Alexanderbrug is gekozen op basis van de eigendomspositie van de initiatiefnemer.

Het agrarisch gebruik en de aanwezigheid van water is dominant in het gebied. Rond de plassen zijn ooibosrestanten aanwezig. Verder zijn er weinig bestaande natuurwaarden.

2.2 Toekomstige Situatie

2.2.1 Ruimtelijke ontwikkeling

De beoogde ruimtelijke ontwikkeling bestaat op hoofdlijnen uit het door bouwgrondstoffenwinning en herinrichting komen tot een nieuwe landschapsinrichting voor Willemspolder fase 1. Daarbij wordt de doorstroming bij hoogwater geoptimaliseerd, wordt het agrarisch areaal omgevormd tot natuur en wordt het gebied ingericht en opengesteld voor recreanten. Een groot deel van de bestaande bedrijfslocatie van de voormalige steenfabriek vormt geen onderdeel van dit bestemmingsplan.

Projectdoelen
Het project Willemspolder fase 1 dient de volgende maatschappelijke doelstellingen die meer uitgebreid in hoofdstuk 2 van het MER zijn beschreven:

  1. 1. Bouwgrondstoffenbehoefte;
  2. 2. Hoogwaterveiligheid;
  3. 3. Natuurontwikkeling;
  4. 4. Landschap en recreatie;
  5. 5. Duurzaamheid en mobiliteit.

Ad 1 Bouwgrondstoffenbehoefte
In het project Willemspolder, fase 1 is een grote hoeveelheid zand en grind in de bodem aanwezig waaruit hoogwaardig industriezand geproduceerd kan worden voor het maken van beton en betonproducten. Daarnaast is hoogwaardige klei aanwezig voor de aanleg van dijken en de productie van keramische producten zoals baksteen en dakpannen. Het project draagt bij aan de bouwgrondstoffenvoorziening voor de bouwopgave om de nationale woningvoorraad en economie op peil te houden.

Ad 2 Hoogwaterveiligheid
Op dit moment wordt nog geen waterstand verlagend effect nagestreefd en enkel aan het rivierkundig beoordelingskader van Rijkswaterstaat voldaan. In het kader van Programma Integraal Rivier Management (IRM) is gebleken dat het namelijk nog ongeveer 2 jaar duurt voordat een concreet hoogwaterveiligheidsdoel aan het project Willemspolder fase 1 kan worden verbonden. De bergingscapaciteit van het rivierbed en de mogelijkheid tot rivierverruiming blijven behouden en de aanleg van het eerste deel van een hoogwatergeul maakt toekomstige rivierverruimende maatregelen eenvoudiger realiseerbaar (no-regret maatregel).

Ad 3 Natuurontwikkeling
Door het grootschalige omvormen van agrarisch gebruik naar natuur wordt een aanzienlijke stikstofdepositie weggenomen en draagt Willemspolder fase 1 bij aan de natuurdoelen van Natura 2000. De nieuwe inrichting kan de in de Natura 2000, het Gelders Natuurnetwerk (GNN) en de Groene Ontwikkelingszone (GO) aangewezen soorten, habitats en natuurtypen versterken en een fors areaal aan het netwerk toevoegen. Daarnaast kan de gebiedsinrichting bijdragen aan de ecologische waterkwaliteitsdoelen uit de Kaderrichtlijn Water (KRW) en de Programmatische Aanpak Grote Wateren (PAGW) door de aanleg van natuurvriendelijke oevers en stromende geulen.

Ad 4 Landschap en recreatie
De Willemspolder is door inpoldering en de aanleg van dijken en kades gewonnen op de rivier. Als restanten van historische grondstoffenwinning zijn drie plassen en twee poelen in het landschap zichtbaar. De invloed van de Waal als echte werkrivier is zichtbaar door de drukke scheepvaart, de overnachtingshaven en de steenfabriekslocatie. De forse ingrepen in het landschap vanuit het verleden vragen om een nieuwe landschappelijke invulling. Het landschapsontwerp speelt hierop in door de oude zandwinplassen op te lijnen tot een hoogwatergeul, omgeven door kleinere nevengeulen met ondieper water en eilanden.

Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - recreatieve bedrijvigheid' op de verbeelding zijn op basis van sublid 3.2.2 twee gebouwen voor dagrecreatief gebruik inclusief een toiletvoorziening toegestaan. Hierbinnen vallen bijvoorbeeld de safaritent(en) die HUMUS gebruikt voor recreatieve bedrijvigheid (= ervaringsleren in outdoor omgeving).

Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van natuur - landschapskunstelement' op de verbeelding zijn op basis van sublid 3.2.3 twee gebouwen in de vorm van landschapskunstelementen toegestaan. Op het eiland komt conform het landschapsplan bij het voorkeursalternatief een historische uitkijktoren (= redoute). Ook komt er op basis van het landschapsplan een kunstwerk op de locatie van het voormalig slot IJzendoorn. De locatie hiervan bevindt zich ten oosten van de dijkafrit Nieuweweg.

Ad 5 Duurzaamheid en mobiliteit
De initiatiefnemer heeft de ambitie om het bedrijfsterrein Binnenwaard (dat thans geen onderdeel is van dit planvoornemen) om te vormen naar een duurzaam centrum voor de opslag, overslag en bewerking van bouwgrondstoffen met een haven. Het gebruik van het bedrijfsterrein zal geheel gericht zijn op scheepvaartmobiliteit. De haven wordt gerealiseerd ten behoeve van de ontgronding die onderdeel is van dit bestemmingplan. Op basis van de evaluatie van de tijdelijke omgevingsvergunning bestaande bedrijfslocatie voormalige steenfabriek wordt gekeken of de haven een permanent bedrijfskarakter zal krijgen.

Willemspolder fase 1 kan ruimte bieden aan een drijvend zonnepark van ongeveer 6 ha en 5.000 m² zonnepanelen op het dak van de nieuwe bedrijfshal. De verwachte energieopbrengst is 4.774 MWh. Het verbruik van het eigen materieel van Dekker is 2.130 MWh. Er resteert 2.644 MWh voor duurzame initiatieven en participatie van de omgeving in duurzame energie. De resterende hoeveelheid energie komt overeen met het verbruik van 881 huishoudens.

Voorkeursalternatief
De initiatiefnemer is al jaren in overleg met alle stakeholders bezig met de planvorming. Hieruit is het Basisalternatief voortgekomen. Per projectdoel zijn in het MER optimalisaties bedacht die het basisalternatief nog beter kunnen maken. Uit de beste optimalisaties is een variant per doelstelling gevormd. Door deze varianten in samenhang te beoordelen is het Voorkeursalternatief (VKA) samengesteld, zoals dat is opgenomen in hoofdstuk 4 van het MER. Het Voorkeursalternatief onderscheidt zich op hooflijnen van het Basisalternatief door:

  1. 1. Meer bouwgrondstoffen door slimmer te winnen en aan te vullen
    Door slimmer te winnen en aan te vullen kunnen netto meer bouwgrondstoffen voor de nationale bouwopgave worden ingezet. Waar in het landschapsplan water achterblijft wordt ook ophoogzand gewonnen en gebruikt als aanvulmateriaal binnen het project. Er is geen sprake van aanvoer van extern aanvulmateriaal. Deze keuze kan bij veranderde omstandigheden in de toekomst worden heroverwogen. Het voorkeursalternatief voldoet aan de doelstelling om circa 7 miljoen m³ industriezand in te zetten als bouwgrondstof. In het MER (paragraaf 2.3) is aangegeven dat binnen de maximale ontgrondingscontour ongeveer 14 miljoen m³ aan bouwgrondstoffen aanwezig is. Een deel daarvan is ophoogzand maar het overgrote deel kan worden veredeld tot hoogwaardig industriezand en grind. Het streven is om minimaal de helft van de beschikbare bouwgrondstoffen – dat wil zeggen ongeveer 7 miljoen m³ – af te voeren als hoogwaardig industriezand en grind.
  2. 2. Rivierkundige winst in te zetten voor ontwikkeling natuurlijke graslanden, ruigte en ooibos
    Het plan kent hoofd- en nevengeulen voor een betere doorstroming bij hoogwater. Fase 1 genereert nu een waterstandsdaling van circa 1 cm bij hoogwater. Met de gecreëerde ruimte voor de rivier realiseert de initiatiefnemer meer natuur met ruige vegetatie en ooibos. Het volledige waterstand verlagend effect (circa 15 cm) kan in de volgende fase alsnog geactiveerd worden door het aanpassen van de Nieuweweg en realisatie van de volledige hoogwatergeul. Daarmee is de maatregel toekomstbestendig.
  3. 3. Stromende geul voor ecologische waterkwaliteit (KRW / PAGW)
    Dit plan sluit aan bij de overheidsdoelen van de Kaderrichtlijn Water en de Programmatische Aanpak Grote Wateren met de aanleg van een permanent stromende geul. Om de geul optimaal te laten stromen blijft de invaart naar de Waal open. De reconstructie van een historische uitkijktoren (redoute) komt daarmee op een eiland te liggen.
    Het plan levert een aanzienlijke natuurwinst op door omvorming van agrarisch gebied naar soortenrijke riviernatuur. De stikstofuitstoot door agrarisch gebruik vervalt. De leefomgeving van soorten als watersnip, wulp, scholekster, tureluur en kwartelkoning verbetert met de aanleg van kruiden- en faunarijk grasland en droog schraalgrasland.
  4. 4. Optimale beleving van het gebied door Beweeg & Beleefroute voor recreanten
    Het gebied wordt opengesteld voor natuurrecreatie door de inwoners van Neder-Betuwe. In samenwerking met lokale natuurgidsen, bewegingsconsulenten en gebiedskenners is een ‘Beweeg- en Beleefroute’ ontwikkeld. Hieraan is een lesprogramma voor scholen uit de gemeente gekoppeld. Het koppelen van oefeningen aan natuurlijke ‘beweegaanleidingen’ past bij het gemeentelijke programma ‘Jongeren op gezond gewicht’ (JOGG). De recreatieve bedrijvigheid van HUMUS (ervaringsleren in outdoor omgeving) en Stichting BEWELL (voor kinderen en jongvolwassenen uit gemeente) worden ingepast. Door een goed doordachte inrichting staat dit de natuurontwikkeling niet in de weg. De intensievere gebruiksfuncties zijn met name in het oostelijk deel, dichtbij IJzendoorn, te vinden. Met uitzondering van bedrijfsterrein Binnenwaard is het hele gebied toegankelijk voor het publiek.
  5. 5. Kleinere haven en energieopwekking uit zon
    Voor een nadere uitwerking van het bedrijfsterrein wordt verwezen naar de daartoe strekkende omgevingsvergunning(en).
  6. 6.
    Ten opzichte van het basisalternatief wordt een kleinere haven gerealiseerd. Dit hangt samen met de gekozen saneringsvariant voor de pyrietslakkenstort, deze wordt afgedekt in plaats van ontgraven. Deze saneringsvariant is in overleg met provincie Gelderland de meest geëigende methode gebleken. Op de Oostplas wordt een drijvend zonnepark van 6 ha gerealiseerd voor de opwekking van duurzame energie.

afbeelding "i_NL.IMRO.1740.bpYZwillemspolder1-vst1_0006.png"Figuur 8: Voorkeursalternatief Willemspolder fase 1 inclusief projectdoelen

2.2.2 Ontsluiting en parkeren

Ontsluiting
De ontsluiting van het plangebied via de Nieuweweg, Waardweg en Heersweg blijft ongewijzigd. De Koepelweg en een gedeelte van de Waardweg vervallen in het plan. Het overige gedeelte van de Waardweg is niet openbaar toegankelijk.

De aan- en afvoer van bouwgrondstoffen die gewonnen worden, zal niet plaatsvinden via de Nieuweweg. De transporten van deze bouwgrondstoffen mogen alleen over het water plaatsvinden. Dit geldt niet voor transport van bouwgrondstoffen ten behoeve van het direct aangrenzende project Dijkversterking Neder-Betuwe in de gemeente Neder-Betuwe en voor de afvoer van klei via de Waardweg naar de in de Willemspolder gelegen steenfabriek Schipperswaard (Prins Willemsweg 1, Echteld). Afgezien van deze en incidentele verkeersbewegingen (personeel, onderhoud) zijn er verder geen verkeersbewegingen via de openbare weg.

Parkeren
Het plan voorziet in een parkeervoorziening (circa 20 plaatsen) voor bezoekers aan het gebied, die is gelegen aan de toegangsweg naar het kantoor van de initiatiefnemer (globaal tegenover het dorpshuis en de basisschool). De lokale gebruikers zullen het gebied voornamelijk te voet of per fiets bezoeken. Bezoekers van buitenaf komen veelal met de auto of parkeren bij een toeristisch overstappunt en pakken vanaf daar de fiets.

In de Randwijckse Waarden, een vergelijkbaar gebied in de gemeente Overbetuwe, zijn ongeveer 10 – 15 parkeerplaatsen gerealiseerd. In de kleine Willemspolder (ca. 50 ha) bij Tiel zijn ongeveer 5 parkeerplaatsen gerealiseerd. Een aantal van 20 parkeerplaatsen is ruim voldoende voor het beoogde extensieve recreatieve gebruik in het gebied.

Het parkeerterrein doet in de dagperiode dienst voor bezoekers van Willemspolder fase 1 die hier kunnen parkeren en te voet of met de fiets hun weg door het gebied vervolgen. Het voornemen is tevens om een aantal laadpunten aan te brengen voor elektrische auto's en fietsen. In de avondperiode kan de parkeerplaats dienst doen als extra parkeerterrein voor het Dorpshuis in IJzendoorn om parkeeroverlast in het dorp bij evenementen te voorkomen.

Hoofdstuk 3 Beleidskader

3.1 Nationaal Beleid

3.1.1 Nationale Omgevingsvisie

De Nationale Omgevingsvisie (NOVI) is de opvolger van de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR), waarin het Rijk een lange termijn visie geeft op de toekomstige ontwikkeling van de leefomgeving in Nederland. Bij de afweging van keuzes wordt bij voorkeur gekozen voor slimme combinaties van functies, wordt uitgegaan van de specifieke kenmerken en kwaliteiten van gebieden en worden beslissingen niet uitgesteld of doorgeschoven.

De nationale belangen en opgaven waarop het Rijk wil sturen en richting wil geven, komen samen in de volgende vier prioriteiten:

  • Ruimte maken voor klimaatadaptatie en energietransitie;
  • De economie van Nederland verduurzamen en ons groeipotentieel behouden;
  • Steden en regio's sterker en leefbaarder maken
  • Het landelijk gebied toekomstbestendig ontwikkelen.

De NOVI stelt een nieuwe aanpak voor: integraal, samen met andere overheden en maatschappelijke organisaties, en met meer sturing en richting vanuit het Rijk. De opgaven rond wonen, klimaat, energie, circulaire economie, verkeer en vervoer en landbouw zijn zo groot en ingewikkeld dat meer sturing vanuit het Rijk gevraagd wordt.

Planspecifiek
In de NOVI zijn 21 nationale belangen beschreven waarop de nationale overheid zich in de NOVI richt. Voor het plangebied zijn vooral de volgende relevant:

  • Realiseren van een toekomstbestendige, circulaire economie;
  • Waarborgen van de waterveiligheid en de klimaatbestendigheid (inclusief vitale infrastructuur voor water en mobiliteit).

Circulaire economie
Bevolkingsgroei, welvaarts- en technologische ontwikkeling leiden tot een groeiende vraag naar voorraden en diensten die de natuur ons kan leveren. Die voorraden raken steeds verder uitgeput. Denk bijvoorbeeld aan de afnemende beschikbaarheid van fossiele brandstoffen, mineralen en andere grondstoffen. Ook de winning van bouwgrondstoffen als zand, grind en klei loopt in een aantal gevallen tegen grenzen aan.

De overwegend agrarisch gebruikte uiterwaarden in het plangebied veranderen in een waterrijk natuurgebied. Dit alles wordt gefinancierd uit de winning van zand, grind en/of klei in het gebied. De winning van bouwgrondstoffen helpt mede te voorzien in de landelijke behoefte.

Waterveiligheid
In Nederland kunnen een snellere zeespiegelstijging, hogere rivierafvoeren, intensivering van neerslagpieken en grotere kans op extreme warme en droge periodes extra risico’s opleveren voor de waterveiligheid, mede met het oog op mogelijke ontwikkelingen na 2050. De opgave bestaat onder andere uit:

  • Het behouden en reserveren van voldoende ruimte voor de rivier en rivierverruimende maatregelen;
  • Het beperken van de gevolgen van overstromingen via een slimme ruimtelijke inrichting en goede rampenbeheersing.

Klimaatbestendigheid en waterrobuustheid
De opgave is onze leefomgeving aan te passen aan de gevolgen van klimaatverandering en te zorgen dat Nederland in 2050 klimaatbestendig en waterrobuust is ingericht, mede met het oog op verwachte ontwikkelingen na 2050.

Willemspolder fase 1 genereert in de voorliggende plannen circa 1 cm waterstandsdaling bij hoogwater. Het volledige waterstand verlagend effect (circa 15 cm) kan in de volgende fase alsnog geactiveerd worden door het aanpassen van de Nieuweweg en realisatie van de volledige hoogwatergeul. Daarmee zijn de plannen voor fase 1 toekomstbestendig, waterrobuust en klimaatbestendig. Daarnaast dragen ze bij aan waterveiligheid.

3.1.2 Besluit algemene regels ruimtelijke ordening

Het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) borgt een aantal van de nationale ruimtelijke belangen die deel uitmaken van het geldende nationale ruimtelijke beleid. In het Barro, ook wel bekend als de AMvB Ruimte, zijn 14 nationale belangen opgenomen die juridische borging vereisen. Het besluit is gericht op doorwerking van de nationale belangen in provinciaal beleid en gemeentelijke bestemmingsplannen. Dat betekent dat het Barro voor de opgenomen onderwerpen regels geeft over bestemmingen en het gebruik van gronden. Daarnaast kan zij aan de gemeente opdragen in de toelichting bij een bestemmingsplan bepaalde zaken uitdrukkelijk te motiveren.

Planspecifiek
Vanuit het Barro zijn de belangen genoemd in Titel 2.1 Rijksvaarwegen, Titel 2.4 Grote rivieren en Titel 2.10 Natuurnetwerk Nederland van toepassing op het bestemmingsplan.

Ten aanzien van de nationale belangen uit Titel 2.1 en 2.4 wordt opgemerkt dat het plangebied deel uitmaakt van het stroomvoerend regime op grond van de Beleidslijn grote rivieren. Deze beleidslijn is erop gericht om de veiligheid tegen overstromingen te waarborgen en de ruimtelijke kwaliteit te verbeteren. Het bedrijfsterrein en de aangrenzende hoge gebiedsdelen zijn in de Waterregeling aangewezen als drogere oevergebieden. In paragraaf 2.3 van het MER is onder projectdoel Hoogwaterveiligheid uitgewerkt hoe het plan ingrijpt op de belangen van hoogwaterveiligheid. In subparagraaf 5.2.1 Rivierkunde van het MER zijn de rivierkundige effecten en de neveneffecten voor het beheer van Rijksvaarwegen en het scheepvaartverkeer van het plan in beeld gebracht.

Ten aanzien van Titel 2.10 wordt in het bestemmingsplan circa 74 ha agrarisch gebied en water omgevormd naar nieuwe riviernatuur. Door deze omzetting én het beheer van de gronden als natuurgebied, wordt de ecologische samenhang van de natuur binnen het natuurnetwerk per saldo substantieel versterkt. In subparagraaf 5.3.2 van het MER is deze ontwikkeling nader beschreven.

3.1.3 Ladder voor duurzame verstedelijking

De in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte geïntroduceerde 'ladder voor duurzame verstedelijking' is als procesvereiste vastgelegd in het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). In het geval van een nieuwe stedelijke ontwikkeling moet in de toelichting een onderbouwing opgenomen worden van nut en noodzaak van de nieuwe stedelijke ruimtevraag en de ruimtelijke inpassing. Hierbij wordt uitgegaan van de 'ladder voor duurzame verstedelijking'. De ladder worden in artikel 3.1.6, lid 2 Bro als volgt omschreven:

'De toelichting van een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, bevat een beschrijving van de behoefte aan de voorgenomen stedelijke ontwikkeling. Indien blijkt dat de stedelijke ontwikkeling niet binnen het bestaand stedelijk gebied kan worden voorzien, bevat de toelichting een motivering daarvan en een beschrijving van de mogelijkheid om in die behoefte te voorzien op de gekozen locatie buiten het bestaand stedelijk gebied.'

In het kader van de duurzame ladder wordt ten aanzien van de definitie van bestaand stedelijk gebied de definitie uit de Bro gehanteerd: "bestaand stedenbouwkundig samenstel van bebouwing ten behoeve van wonen, dienstverlening, bedrijvigheid, detailhandel of horeca, alsmede de daarbij behorende openbare of sociaal-culturele voorzieningen, stedelijk groen en infrastructuur." Volgens de nota van toelichting bij artikel 3.1.6, lid 2, aanhef en onder b, van het Bro moet worden bekeken of door het benutten van leegstaande verstedelijkingsruimte in bestaand stedelijk gebied kan worden voorzien in de behoefte. Zoals ook volgt uit onder andere de uitspraak met het nummer 201303578/1/R4 kunnen naar het oordeel van de Raad van State planologische mogelijkheden waarvan nog geen gebruik is gemaakt, als leegstaande verstedelijkingsruimte worden aangemerkt. Een dergelijke locatie wordt gezien als onderdeel van het bestaand stedelijk gebied.

In het Bro is een stedelijke ontwikkeling als volgt gedefinieerd: 'ruimtelijke ontwikkeling van een bedrijventerrein of zeehaventerrein, of van kantoren, detailhandel, woningbouwlocaties of andere stedelijke voorzieningen.'

Planspecifiek
Het realiseren van zonnepanelen en/of infrastructuur is geen activiteit die aangemerkt worden als nieuwe stedelijke ontwikkeling. Dit blijkt uit uitspraken van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling) van 23 januari 2019 (zonnepanelen, ECLI:NL:RVS:2019:178) en 18 februari 2015 (infrastructuur, ECLI:NL:RVS:2015:448).

Het winnen van grondstoffen is eveneens geen activiteit die wordt aangemerkt als een stedelijke ontwikkeling, met name omdat een dergelijke activiteit inherent is aan het buitengebied; het winnen van grondstoffen vindt per definitie niet plaats in bestaand stedelijk gebied, maar altijd in het landelijk gebied. Daarom hoeft verder niet getoetst te worden aan de ladder voor duurzame verstedelijking.

3.1.4 Conclusie

In het plangebied zijn geen nationale belangen in het geding.

3.2 Provinciaal Beleid

3.2.1 Algemeen

Op 14 januari 2014 stelde het college van Gedeputeerde Staten de Omgevingsvisie en de bijbehorende Omgevingsverordening vast. In de Omgevingsvisie staan de hoofdlijnen van het beleid en in de Omgevingsverordening de regels. Provinciale Staten hebben de Omgevingsvisie in hun vergadering van 9 juli 2014 vastgesteld. De Omgevingsverordening is op 24 september 2014 vastgesteld. De Omgevingsvisie en -verordening zijn beide op 18 oktober 2014 in werking getreden.

De Omgevingsvisie en –verordening zijn dynamische instrumenten. Ze worden bijgesteld als ontwikkelingen daarom vragen.

Op 31 maart 2021 hebben Provinciale Staten actualisatieplan 7 Omgevingsverordening vastgesteld. In de geconsolideerde versie van dezelfde datum (31 maart 2021) zijn alle aanpassingen tot en met Actualisatieplan 7 Omgevingsverordening doorgevoerd. Dit is nu de meest actuele versie van de Omgevingsverordening Gelderland. Op 15 april 2021 hebben Gedeputeerde Staten ontwerp-actualisatieplan 8 Omgevingsverordening vastgesteld.

3.2.2 Omgevingsvisie Gaaf Gelderland

De provincie kiest er in deze Omgevingsvisie voor om vanuit twee hoofddoelen bij te dragen aan gemeenschappelijke maatschappelijke opgaven. Deze zijn:

  1. 1. een duurzame economische structuur;
  2. 2. het borgen van de kwaliteit en veiligheid van onze leefomgeving.

Ruimte in kleinere kernen en vrijgekomen bebouwing in het landelijk gebied kan worden benut voor wonen, nieuwe economische dragers en als versterking van de vitaliteit van het landelijk gebied. Bij de nadere invulling van de uitgangspunten wordt ruimte gelaten voor lokale of regionale initiatieven door gemeenten of regionale samenwerkingsverbanden. Waar mogelijk kan lokaal maatwerk worden geleverd.

De strategie van de provincie om de doelen van 'duurzame economische structuurversterking' en 'een gezonde en veilige leefomgeving' te bereiken wordt gevoed door het besef dat stad en land elkaar nodig hebben. De provincie gaat voor:

  • sterke steden, van belang voor toekomstige aantrekkingskracht, waar kennis zich samenbalt en waar veel jongeren naar toe trekken, waar ook nu al de meeste mensen wonen en werken;
  • een vitaal platteland, waar mensen inspelen op grote veranderingen, waar inwoners zich actief inzetten voor hun gezamenlijke toekomst, een platteland met een eigen economische kracht en een grote natuurlijke en landschappelijke waarde, waar kwaliteit en vitaliteit samen op gaan.
  • een goede biodiversiteit in 2050. In Gelderland wordt natuur-inclusief gewerkt. Biodiversiteit wordt overal waar mogelijk versterkt en ingepast, óók buiten de specifiek als natuur aangewezen gebieden.
  • klimaatbestendigheid in 2050. De provincie wil goed voorbereid en toegerust zijn op de gevolgen van klimaatverandering: wateroverlast, droogte, hittestress en overstromingsgevaar.
  • klimaatneutraliteit in 2050. Dit wil de provincie bereiken door grootschalige besparing en opwekking uit verschillende duurzame bronnen van energie, zoals wind, zon, waterkracht, biomassa en bodemenergie. De provincie stimuleert innovatie en het uitrollen van bewezen technieken.

Planspecifiek
In de omgevingsvisie wordt niet expliciet ingegaan op grondstoffenwinning. De provincie ziet vooral potentie om de biodiversiteit te vergroten. In het bijzonder in de landbouw en bijvoorbeeld ook bij het winnen van zand en klei.

Biodiversiteit
Door grondstoffenwinning en de aansluitende herinrichting wordt gekomen tot een nieuwe landschapsinrichting voor de Willemspolder en wordt aangesloten bij de provinciale ambitie om de biodiversiteit te vergroten. Door de herinrichting van het gebied kunnen de ingrepen uit het verleden een goede manier landschappelijk worden ingepast.

Klimaatbestendigheid & klimaatadaptatie
Het karakter van de Midden-Waal is gevormd door grootschalige ingrepen vanuit grondstoffenwinning en infrastructuur met de stuwende kracht van de Waal als werkrivier. Door de herinrichting van het plangebied komt er weer echte dynamische riviernatuur terug in de uiterwaard bij IJzendoorn en wordt de Willemspolder klimaatbestendiger in het kader van de klimaatadaptatie die de komende decennia moet plaatsvinden. Daarbij worden unieke landschappelijke (zoals hardhoutooibos, stroomdalgrasland op dynamische oeverwal en stromende geul) en cultuurhistorische (o.a. slot IJzendoorn, redoute) kwaliteiten versterkt.

Klimaatneutraliteit
Door bij de ontgronding en herinrichting gebruik te maken van een elektrische klasseerinstallatie met eigen duurzame energieopwekking draagt de ontwikkeling op een duurzame wijze bij aan een cross-over in de sterke sectoren: Energy, Tech & Logistiek.

Recreatie
Door openstelling van het gebied kan de lokale gemeenschap meegenieten van de unieke riviernatuur die mede wordt gecreëerd voor recreatief medegebruik. De ontwikkeling van een Beweeg & Beleefroute (met QR-codes en App) draagt bij aan een gezonde leefstijl en gewicht voor jong en oud. Deze vorm van bewegen biedt een laagdrempelig alternatief in een gemeente waar sportclubs voor een groot deel van de bevolking (met een bepaalde geloofsovertuiging) minder in trek zijn.

3.2.3 Omgevingsverordening

De Omgevingsverordening vormt de juridische doorwerking in regels van het beleid uit de Omgevingsvisie. De inzet van de verordening als juridisch instrument om de doorwerking van het provinciaal beleid af te dwingen is beperkt tot die onderdelen van het beleid waarvoor de inzet van algemene regels noodzakelijk is om provinciale belangen veilig te stellen of om uitvoering te geven aan wettelijke verplichtingen. De Omgevingsverordening richt zich net zo breed als de Omgevingsvisie op de fysieke leefomgeving in de provincie Gelderland. Dit betekent dat vrijwel alle regels die betrekking hebben op de fysieke leefomgeving opgenomen zijn in de Omgevingsverordening.

De provincie Gelderland heeft de doelen met betrekking tot het Natuurnetwerk Nederland (NNN) op het land uitgewerkt in het Gelders Natuurnetwerk (GNN) en de Groene Ontwikkelingszone (GO). Het GNN en de GO worden beschermd tegen aantasting van de wezenlijke kenmerken en waarden. In het GNN mogen geen nieuwe initiatieven plaatsvinden die de wezenlijke kenmerken en waarden aantasten, behalve ontwikkelingen van een groot algemeen of provinciaal belang of waarvoor geen alternatieven bestaan. In de GO is ruimte voor economische ontwikkeling in combinatie met een (substantiële) versterking van de samenhang tussen aangrenzende en inliggende natuurgebieden. Omdat het beschermingsregime van het GNN en de GO zoals opgenomen in de Omgevingsverordening verschilt, worden de effecten van het project op het GNN en de GO afzonderlijk van elkaar getoetst.

Planspecifiek

De relevante raakvlakken van het bestemmingsplan met de Omgevingsverordening richten zich op de status van een deel van het plangebied als ganzenrustgebied en de kleinschalige extensieve recreatie binnen het GNN en de GO. Het verlies aan GNN als gevolg van de herinrichting van het plangebied moet worden gecompenseerd. Een bestemmingsplan voor gronden gelegen binnen de GO kan een nieuwe ontwikkeling mogelijk maken, als in de toelichting bij het bestemmingsplan wordt aangetoond dat de kernkwaliteiten van het betreffende gebied, in hun onderlinge samenhang bezien, per saldo substantieel worden versterkt en deze versterking planologisch is verankerd in hetzelfde of een gelijktijdig vast te stellen bestemmingsplan.

Naar aanleiding van de vooroverlegreactie van de provincie Gelderland is de meest actuele begrenzing van het GNN en de GO gebruikt op basis van de geconsolideerde Omgevingsverordening Gelderland (maart 2021).

afbeelding "i_NL.IMRO.1740.bpYZwillemspolder1-vst1_0007.png"Figuur 9: Ligging GNN en GO ten opzichte van de gebiedsbegrenzing van Willemspolder fase 1 (bron: Geconsolideerde Omgevingsverordening Gelderland (maart 2021)).

Dit is nader uitgewerkt in het bij de regels gevoegde compensatieplan (GNN) en in het bij de toelichting gevoegde natuurversterkingsplan (GO).

Op basis van de laatste actualisatie van de Omgevingsverordening zijn in Willemspolder, fase 1 twee wijzigingen van toepassing. Ter plaatse van het bedrijfsterrein Binnenwaard is een klein oppervlak (0,2 ha) aan GNN overgegaan naar de GO. In het zuidwestelijke deel van het plangebied (op de oeverwal) is ook een gedeelte GNN (2,2 ha) overgegaan naar de GO.

Effecten op de kernkwaliteiten van het GNN

Op basis van de vooroverlegreactie van provincie Gelderland blijkt dat de provincie enthousiast is over de versterking van de natuurwaarden in de Willemspolder die met het plan wordt geleverd. Met de beoogde herontwikkeling worden de agrarische gronden ingericht als natuurgronden en ook als zodanig bestemd. Dit zorgt voor een aanzienlijke bijdrage aan de ontwikkeling van riviergebonden natuur en levert per saldo een waardevolle versterking van de kernkwaliteiten op.

Op basis van de beoordeling uit hoofdstuk 10 van het Sovon-raport 2020/33 (zie Bijlage 23 bij de toelichting; bijlage 8 bij het MER) gaat als gevolg van de realisatie van het voornemen (op basis van het voorkeursalternatief) 3,2 ha Kruiden- en faunarijk grasland en 0,4 ha Rivier- en beekbegeleidend bos verloren.

afbeelding "i_NL.IMRO.1740.bpYZwillemspolder1-vst1_0008.png"

Rekening houdend met een kwaliteitstoeslag (aan de orde bij N14.01) is compensatie van 3,2 ha Kruiden- en faunarijk grasland en 0,7 ha (0,4 x 1,66) Rivier en beekbegeleidend bos verplicht. In totaal is er sprake van een minimale compensatieopgave van 3,9 ha GNN.

De compensatie wordt ingevuld door aan de oostzijde van het bedrijfsterrein op perceel Echteld G 226 (eigendom Houdstermaatschappij Dekker BV) rivier en beekbegeleidend bos te realiseren. Op deze wijze worden fragmenten GNN aangevuld tot een aaneengesloten onderdeel van het GNN. Het bos kan zich hier ter plaatse ontwikkelen tot Hardhoutooibos. Dit betreft een beheertype uit een hogere categorie en wordt beschouwd als topnatuur. De compensatie draagt dus ook bij aan de kwaliteitsverbetering van het GNN. Daarnaast wordt perceel Echteld G 216 (Eigendom Houdstermaatschappij Dekker BV) omgezet naar extensief beheerd Kruiden- en faunarijk Grasland (N12.02).

Op de kaart GNN compensatie in Bijlage 3 bij de regels van dit bestemmingsplan is het verlies aan GNN en de compensatie daarvan weergegeven. De verankering van compensatie van GNN en de versterking van de kernkwaliteiten geschiedt op basis van het compensatieplan GNN, Willemspolder fase 1 dat als Bijlage 4 bij de regels van dit bestemmingsplan is gevoegd. Op basis van een voorwaardelijke verplichting in het bestemmingsplan (art. 12.5) wordt binnen 3 jaar na het verlies van GNN minimaal 3,9 hectare GNN gecompenseerd binnen het plangebied.

Effecten op de kernkwaliteiten van de GO

In het natuurversterkingsplan GO, Willemspolder fase 1 dat als Bijlage 51 bij deze toelichting is gevoegd wordt aangetoond dat sprake is van substantiële versterking van de GO-kernkwaliteiten. Nieuwe functies binnen de GO leiden niet tot een negatieve invloed op de kernkwaliteiten van het GO. De herinrichting van Willemspolder fase 1 zorgt door middel van de grootschalige omvorming van agrarisch areaal naar natuur voor een significante versterking van de natuurwaarden van de GO binnen het gebied.

Ganzenrustgebied

In de huidige omgevingsverordening (vastgesteld op 31 maart 2021) heeft het ganzenrustgebied een eigen ruimtelijk kader (voor 31 maart 2021 was het onderdeel van de GO). In het kader van de planontwikkeling Willemspolder fase 1 gaat er geen ganzenrustgebied verloren, maar het karakter van het ganzenrustgebied verandert. Overleg met provincie Gelderland wijst uit dat dit geen knelpunt vormt. Het ganzenrustgebied in het westelijk deel van het plangebied maakt onderdeel uit van het ganzenrustgebied in het gehele uiterwaardengebied van de Waal. Het MER gaat uitgebreid in op ganzensoorten, aantallen en effecten op de populatie. De effectbeoordeling in het MER wijst uit dat er geen sprake is van significant negatieve effecten op het ganzenrustgebied.

Kleinschalige extensieve recreatie binnen het GNN en de GO

Kleinschalig extensief recreatief medegebruik (inclusief enkele beperkte voorzieningen) is meegenomen in de toetsing aan het vigerende natuurbeleid in het MER. Hierbij is rekening gehouden met extensief dagrecreatief medegebruik op basis van het landschapsplan. In paragraaf 10.1.2 (Gebruik) van het Sovon-raport 2020/33 (Bijlage 23 bij de toelichting; bijlage 8 bij het MER) is gemotiveerd wat wordt verstaan onder extensieve recreatie en dat dit geen gevolgen heeft voor de kernkwaliteiten van het GNN, omdat in het inrichtingsplan conflicten tussen natuur- en recreatiedoelstellingen vermeden worden.

Het gaat hier om kleinschalig recreatief medegebruik dat naar haar aard en omvang vergelijkbaar is met een schoolklas die een wandeling door de natuur maakt. Er is sprake van extensieve dagrecreatie in de vorm van natuurbeleving. Er zijn twee safaritenten als onderkomen aanwezig. Het gaat om een bestaande praktijk die voor de toekomst wordt voortgezet. Dit heeft geen invloed op de kwaliteit van het GNN. Door gerichte zonering en routestructuur wordt verstoring van gebieden met vogelconcentraties (van o.a. wulpen en overwinterende ganzen) voorkomen. Uit de passende beoordeling en de toetsing van het voorkeursalternatief aan het NNN/GNN en de GO blijkt dat de effecten van het beoogde extensief dagrecreatief medegebruik aanvaardbaar zijn.

Planologische bouwmogelijkheden binnen het GNN

In het plan wordt voorzien in twee grootschalige landschapskunstelementen, te weten een uitkijkpunt in de vorm van een redoute en een land art impressie die de plaats markeert van het vroegere slot IJzendoorn. Deze twee landschapskunstelementen zijn uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van natuur - landschapskunstelement' en worden buiten het GNN gerealiseerd.

3.2.4 Conclusie

Het bestemmingsplan is passend in de Omgevingsvisie en -verordening van de provincie Gelderland.

3.3 Gemeentelijk Beleid

3.3.1 Structuurvisie Neder-Betuwe 2018

Op 31 maart 2018 heeft de gemeenteraad van Neder-Betuwe de Structuurvisie Neder-Betuwe 2018 vastgesteld. Doel van deze structuurvisie is het bieden van een actueel en integraal ruimtelijk kader, dat voor de langere termijn als toetsingskader op hoofdlijnen dient voor alle ruimtelijke ontwikkelingen.

De structuurvisie is het strategisch document in het kader van de ruimtelijke ontwikkeling van de gemeente. De structuurvisie geeft richting aan de gewenste ruimtelijke inrichting van een gebied waardoor voor een ieder in algemene zin duidelijk is of bepaalde initiatieven daarbinnen passen. Voor andere overheden kan de structuurvisie duidelijk maken hoe de gemeente het beleid van Rijk en provincie uitwerkt op gemeentelijk schaalniveau. Voor het gemeentebestuur is de structuurvisie een belangrijk kader voor de afweging van concrete ruimtelijke beslissingen en voor de inzet daartoe van bestuurlijke uitvoeringsinstrumenten, zoals het vaststellen van bestemmingsplannen, het beschikbaar stellen van financiële middelen en het sluiten van bestuursovereenkomsten. Tevens is de visie leidraad bij de beoordeling van nieuwe plannen en initiatieven.

afbeelding "i_NL.IMRO.1740.bpYZwillemspolder1-vst1_0009.jpg"Figuur 10: Structuurvisiekaart

De gemeente streeft nog steeds naar het zoveel mogelijk benutten van inbreidingslocaties en daarmee een efficiënt gebruik van de (open) ruimte in de kernen, mits het landelijk karakter (lees: de kwaliteit) van de kern niet verloren gaat. De ontwikkeling en het behoud van compacte dorpskernen bespaart waar mogelijk uitbreiding aan de randen en ongewenste realisatie van bebouwing in het buitengebied.

Naast de beoogde gemeentelijke ambities, is in de structuurvisie een toetsingskader voor particuliere initiatieven opgenomen. Initiatieven worden in eerste instantie getoetst aan de visie. Indien het initiatief past binnen de uitgangspunten van de visie, wordt onderzocht of het initiatief inpasbaar is in de directe omgeving. Hiermee dragen particuliere initiatieven in belangrijke mate bij aan de beoogde ruimtelijke ontwikkeling van de gemeente.

Als opvolger van de Structuurvisie Neder-Betuwe 2018 is de ontwerp Omgevingsvisie Neder-Betuwe opgesteld. Deze zal vanaf 28 oktober 2021 gedurende zes weken ter inzage worden gelegd. Deze omgevingsvisie richt zich op 10 speerpunten op het gebied van gezondheid, werk, wonen, bereikbaarheid, identiteit van de gemeente, ambities op het gebied van laanboomteelt en landbouw, duurzame energie, klimaatadaptatie, groen en biodiversiteit en behoud en ontwikkeling van sterke dorpen. Onderdeel van de Omgevingsvisie is een waardenkaart waarop te zien is welke waarden in een bepaald gebied belangrijk zijn en een richtinggevende kaart die aangeeft in welk gebied een bepaalde ontwikkeling wenselijk is.

Planspecifiek
Het plangebied is op de structuurvisiekaart aangeduid als 'uiterwaarden Rijn en Waal'. De uiterwaarden in Neder-Betuwe zijn opvallend open en weerspiegelen de kracht van het (hoge) water. Hier en daar staan ooibossen in de uiterwaarden, die het geheel een natuurlijke aanblik geven. Oude rivierlopen (strangen), vroegere stroomgeulen en kleien zandwinputten geven het gebied een grillig maar karakteristiek reliëf. In de uiterwaarden staat weinig bebouwing, maar hier en daar liggen hoogwatervrije terreinen, waaronder het terrein van de voormalige steenfabriek in het plangebied.

De uiterwaarden zijn rijk aan soorten door de afwisseling van plas/dras situaties, ruigere stukken, gecultiveerde, agrarische gronden, ooibossen en verspreid liggende kleinschalige elementen als knotbomen. De uiterwaarden vormen een onderdeel van de provinciale GNN en zijn van belang voor weidevogels. Het zijn vogelrichtlijngebieden. De uiterwaarden in het plangebied, met uitzondering van enkele hoogwatervrije terreinen, behoren tot het Natura 2000-gebied 'Rijntakken', waardoor hier geldt dat de leefgebieden van bepaalde planten- en diersoorten beschermd worden.

In de structuurvisie wordt waterveiligheid, natuur en landschapsbeleving als ontwikkelingsrichting voor de uiterwaarden aangegeven. De gemeente wil met het oog op hoge piekafvoeren in de toekomst de ruimte voor de waterafvoer nadrukkelijk vrij houden. Daarnaast is er ruimte voor natuur, landbouw en extensieve recreatie. De toegankelijkheid, met name ommetjes wandelen, is verder een belangrijk thema. In Willemspolder fase 1 wordt aangesloten bij deze ontwikkelingsrichting door de overwegend agrarisch gebruikte uiterwaarden te veranderen in een waterrijk natuurgebied, waar nieuwe extensieve recreatiemogelijkheden gecreëerd worden en wordt bijgedragen aan de klimaatadaptatie met oog voor cultuurhistorie en vergezichten. Dit alles wordt bekostigd door de winning van bouwgrondstoffen in het gebied.

In de ontwerp Omgevingsvisie Neder-Betuwe is het plangebied op de waardenkaart aangeduid als rivieren en uiterwaarden. Dat betekent dat plannen in het gebied bij deze waarde moeten aansluiten. Op de richtinggevende kaart is voor het plangebied natuurontwikkeling en recreatie als ontwikkelrichting aangegeven. Het planvoornemen sluit bij beide thema's mooi aan.

3.3.2 Visie Recreatie en Toerisme gemeente Neder-Betuwe

De gemeenteraad heeft de visie 'Recreatie en Toerisme Natuurlijk in Neder-Betuwe 2013' op 30 mei 2013 vastgesteld. In de beleidsnota is kort teruggeblikt op wat in de afgelopen jaren is gerealiseerd, welke marktontwikkelingen er zijn, wat de sterke en zwakke kanten zijn en waar de gemeente zich de komende jaren op zal richten.

De algemene visie is als volgt omschreven: economische groei door middel van uitbreiding van verblijfsrecreatie en dagrecreatie waarbij de sterke kanten en mogelijkheden van Neder-Betuwe naar voren komen en ingespeeld wordt op de wensen van de doelgroepen. Neder-Betuwe is het hart van de Betuwe en heeft een grote naamsbekendheid. Mensen hebben een bepaald beeld voor zich als ze aan de Betuwe denken: fruit, bloesem, rust en natuur zijn het meest bekend. Dit beeld willen bezoekers graag terugzien bij een bezoek aan het gebied.

Er zijn te weinig dagrecreatieve voorzieningen in de gemeente. Ook voor de burgers is dit van belang. Mensen moeten voldoende keuze hebben om hun dag in te vullen met activiteiten. Dit kunnen verschillende kleinschalige voorzieningen zijn, maar het is ook van belang dat er juist grotere dagvullende voorzieningen zijn, die bij voorkeur jaarrond toegankelijk zijn. Hiermee kan niet alleen de verblijfsduur van bezoekers worden verlengd, maar zal ook seizoensverlenging plaatsvinden.

De zakelijke markt is complementair aan de toeristisch recreatieve markt. Waar toerisme en recreatie met name in de weekenden plaatsvindt, richt de zakelijke markt zich vooral op de weekdagen. De zakelijke markt heeft behoefte aan hotelbedden, vergaderlocaties/ congresruimten en restaurants. Kwaliteit moet hier voorop staan. Veel meer dan vroeger neemt het vrijetijdsaspect een rol in binnen de zakelijke markt: tussen de vergaderingen en bijeenkomsten door genieten van de omgeving of samen een activiteit ondernemen wordt belangrijker.

Planspecifiek
Gebleken is dat Willemspolder fase 1 verder kan voorzien in de behoefte voor beweging en beleving aan de hand van in het landschap passende en zoveel mogelijk gebiedseigen en natuurlijke elementen. In het plan is de behoefte nader uitgewerkt als Beweeg & Beleefroute met een optimale zonering en routering van de recreatieve voorzieningen in het gebied. De meest intensief voor recreatie te gebruiken delen van fase 1 bevinden zich het dichtst bij de kern IJzendoorn en het bestaande kantoor van de initiatiefnemer:

afbeelding "i_NL.IMRO.1740.bpYZwillemspolder1-vst1_0010.png"

Figuur 11: Zonering van het gebied van intensiever (rood) naar extensiever gebruik (groen)

De doelgroep bestaat uit de inwoners van IJzendoorn en gemeente Neder-Betuwe. Bovenlokale aantrekkingskracht op recreanten is ongewenst. De beelden 'rust' en 'natuur' zijn zeker van toepassing op de Beweeg & Beleefroute en daarmee sluit de beoogde ontwikkeling aan bij de doelstellingen van de visie. Voor meer inzicht in de recreatieve route wordt verwezen naar navolgende afbeelding:

afbeelding "i_NL.IMRO.1740.bpYZwillemspolder1-vst1_0011.png"Figuur 12: Visualisatie Beweeg & Beleefroute

3.3.3 Klimaatnota 2021 - 2025

De gemeenteraad heeft op 11 februari 2021 de Klimaatnota 2021 - 2025 vastgesteld. Net als de vorige Klimaatnota 2018 - 2023 legt ook deze Klimaatnota de beleidsdoelstellingen vast omtrent energiebesparing, energietransitie en klimaatadaptatie, geeft hij bovendien een stand van zaken weer en geeft de nota aan hoe het doel bereikt gaat worden.

Wat energiebesparing betreft, is de constatering dat bedrijven door de aantrekkende economie steeds meer elektriciteit verbruiken. De gemeente is daarom in 2018 via de Omgevingsdienst Rivierenland gestart met energiecontroles en adviesgesprekken en zal daarmee doorgaan. Hetzelfde geldt voor de vouchersregeling van de provincie die door de gemeente wordt uitgevoerd. Hiermee kunnen ondernemers een subsidie krijgen voor een haalbaarheidsonderzoek naar energiebesparende activiteiten of voor opwekken van energie.

Ten aanzien van de energietransitie is voor het jaar 2025 als nieuw tussendoel 40% hernieuwbare energie opgenomen. Dit komt neer op 986 Terajoule (TJ). Om dit doel te bereiken zijn - in aanvulling op de 20 ha voor zonneparken en 1 gebied voor windenergie uit de eerdere Klimaatnota - nieuwe zoekgebieden voor zon- en windenergie aangewezen. De Klimaatnota geeft daarnaast ruimtelijke criteria waaraan zonne- en windparken moeten voldoen. Als belangrijke voorwaarde wordt ook de betrokkenheid van inwoners en bedrijven genoemd. Daarbij gaat het zowel om proces- als financiële participatie.

Een belangrijk onderwerp is ook klimaatadaptatie; het voorsorteren op extremere weersomstandigheden, omdat het klimaat verandert. In de Klimaatnota is het beleid ten aanzien van de belangrijkste aspecten wateroverlast, droogte, hitte en het risico op overstromingen beschreven. In 2020 heeft de gemeente een menukaart/voorbeeldenregister ontwikkeld om het vraagstuk omtrent klimaatadaptatie in een vroegtijdig stadium te betrekken bij alle (her)ontwikkelingen in de leefomgeving. Dit voorbeeldenregister combineert in vooraf geselecteerde beelden de gemeentelijke visie op het gebied van uitstraling, duurzame inrichting, biodiversiteit en klimaatadaptatie.

Planspecifiek
De plannen voor Willemspolder, fase 1 kunnen een bijdrage leveren aan de opgaven op het gebied van energietransitie en klimaatadaptatie. Zoals in subparagrafen 2.2.1 en 3.2.2 al aangegeven kent fase 1 hoofd- en nevengeulen voor een betere doorstroming bij hoogwater. Fase 1 genereert in de voorliggende plannen circa 1 cm waterstandsdaling bij hoogwater. Het volledige waterstand verlagend effect (circa 15 cm) kan in de volgende fase alsnog geactiveerd worden door het aanpassen van de Nieuweweg en realisatie van de volledige hoogwatergeul. Daarmee zijn de plannen voor fase 1 toekomstbestendig en klimaatadaptief.

Met de duurzame energieopwekking (circa 6,0 ha zon op water) draagt de ontwikkeling bij aan de gemeentelijke doelstelling voor hernieuwbare energie. De locatie voor het zonnepark is in de Klimaatnota niet direct aangewezen als zoekgebied voor 'zon op land'. Echter in de Klimaatnota is aangegeven dat 'zon op water' in principe overal is toegestaan, met dien verstande dat:

  • ten hoogste 50% van het wateroppervlakte mag worden bedekt met zonnepanelen;
  • de panelen zo plat mogelijk om het water liggen;
  • ecologische meerwaarde wordt gerealiseerd.

Het zonnepark voldoet aan bovenstaande voorwaarden.

3.4 Conclusie

Het bestemmingsplan is passend binnen de beleidskaders van het Rijk, de provincie Gelderland en de gemeente Neder-Betuwe.

Hoofdstuk 4 Omgevingsaspecten

4.1 Verkeer & Parkeren

4.1.1 Verkeer

4.1.2 Parkeren

4.2 Bodem

4.2.1 Regelgeving

Op grond van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) dient in verband met de uitvoerbaarheid van een project rekening te worden gehouden met de bodemgesteldheid. Bij functiewijzigingen dient te worden bekeken of de bodemkwaliteit voldoende is voor de beoogde functie en moet worden vastgesteld of er sprake is van een saneringsnoodzaak. In de Wet bodembescherming is bepaald dat indien de desbetreffende bodemkwaliteit niet voldoet aan de norm voor de beoogde functie, de grond zodanig dient te worden gesaneerd dat zij kan worden gebruikt door de desbetreffende functie (functiegericht saneren). De Wet bodembescherming heeft betrekking op landbodems; waterbodems vallen onder de Waterwet. Op grond van de Woningwet en de Bouwverordening dient voor elke individuele bouwlocatie aangetoond te worden dat de bodem geschikt is voor de beoogde bebouwing, alvorens een omgevingsvergunning verleend kan worden.

Bij het opstellen van een bestemmingsplan is de vraag of de aanwezige bodemkwaliteit past bij het huidige of toekomstige gebruik van die bodem en of deze optimaal op elkaar kunnen worden afgestemd. Het uitgangspunt hierbij is dat eventueel aanwezige bodemverontreiniging geen onaanvaardbaar risico oplevert voor de gebruikers van de bodem en dat de bodemkwaliteit niet verslechtert door grondverzet. Dit is het zogenaamde stand still-beginsel. Het vaststellen van de bodemkwaliteit wordt bij het opstellen/wijzigen van een bestemmingsplan dan ook alleen van belang geacht voor de locaties waar ontwikkelingen gepland zijn (zoals functiewijzigingen, bouwen, graven/ophogen).

4.2.2 Doorvertaling bestemmingsplan

In het kader van de voorgenomen ontwikkeling is een verkennend (water)bodemonderzoek uitgevoerd en een (water)bodemkwaliteitskaart opgesteld. Verwezen wordt naar paragraaf 5.1 van het MER en bijlagen 1 en 2 bij het MER. Op basis van het milieukundig bodemonderzoek zijn geen ernstige verontreinigingen in het plangebied aangetroffen. Dat wil zeggen dat het gebiedseigen materiaal herbruikbaar is bij de herinrichting van het gebied. Doordat er concreet zicht is op legale toepassing van al het her te gebruiken bodemmateriaal binnen het gebied zijn er geen effecten op de grondstromen(balans), de verwerkingskosten en/of het eindbeeld van het gebied. In de aanvulling op het MER is op advies van de Commissie m.e.r. de toetsing van de analyseresultaten nader toegelicht en op een aantal onderdelen aangevuld. Zie par. 2.7 en bijlagen 7, 8 en 9 van de aanvulling bij het MER. Vervolgens is wederom op advies van de Commissie m.e.r. in het addendum bij het MER aandacht besteed aan de vraag of de vrijkomende grond (zoals bij het graven van de haven of de PFAS houdende bovenlaag in het gebied) daadwerkelijk gebruikt kan worden bij de herinrichting en wat de aanpak is ingeval van niet toepasbare grond en waterbodem. De conclusie is dat alle PFAS houdende land- en waterbodem en landbodem van de klasse industrie kan worden hergebruikt binnen het project. Hierin is reeds voorzien in de uitvoeringsmethode van het project. Daarom zijn er geen effecten op de grondbalans, de inzet van materieel en daarvan afgeleide berekeningen, zoals stikstof en luchtkwaliteit.

4.2.3 Conclusie

Het aspect 'bodem' vormt geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van dit bestemmingsplan.

4.3 Geluid

4.3.1 Regelgeving

Belangrijke basis voor de ruimtelijke afweging van het aspect geluid is de Wet geluidhinder (Wgh). Overeenkomstig de Wgh zijn (spoor-)wegen en industrieterreinen waar zich grote lawaaimakers kunnen vestigen voorzien van zones. Het gebied binnen deze zones geldt als akoestisch aandachtsgebied waar een toetsing uitgevoerd dient te worden. Daarbij beperkt de Wgh zich tot een toetsing ter plaatse van zogenaamde geluidsgevoelige objecten. Dit zijn onder andere woningen, onderwijsgebouwen, gezondheidszorggebouwen, kinderdagverblijven, woonwagenstandplaatsen en ligplaatsen voor woonboten.

Voor de geluidsgevoelige gebouwen en terreinen die binnen bepaalde afstanden (zones) van de verschillende geluidsbronnen liggen, schrijft de Wgh voor dat een aangewezen bevoegd gezag (meestal Burgemeester en Wethouders) (maatwerk)grenswaarden bepaalt. De terminologie die de wet hiervoor hanteert is: ten hoogste toelaatbare geluidsbelasting. De getalsmatige invulling van deze grenswaarden voor nieuwe of bestaande geluidgevoelige bestemmingen verschillen per locatie en per geluidssoort. Naast grenswaarden op de gevels van de geluidsgevoelige gebouwen, zijn er in de Wgh ook grenswaarden gericht op de bescherming van het akoestische klimaat binnen de bestaande gebouwen.

De grenswaarden moeten bij de aanleg, dan wel wijzigingen van een (spoor)weg of industrieterrein in acht worden genomen. Dit geldt ook bij vaststelling of herziening van een bestemmingsplan of bij een projectbesluit wanneer de betreffende gronden/gebouwen voor een geluidgevoelige functie in een geluidszone zijn gelegen. Onder bepaalde voorwaarden is een hogere geluidsbelasting dan de voorkeursgrenswaarde mogelijk (tot de maximaal toelaatbare geluidsbelasting). Hiervoor moet een “hogere waarde procedure” worden doorlopen door het college van burgemeester en wethouders. Een uitzondering waar toetsing aan de grenswaarden niet hoeft, is wanneer een geluidsgevoelig gebouw een zogenoemde "dove" gevel heeft. Een "dove gevel" is een bouwkundige constructie:

  • waarin geen te openen delen aanwezig zijn en met een bepaalde geluidwering;
  • waarin alleen bij uitzondering te openen delen aanwezig zijn, mits de delen niet direct grenzen aan een geluidsgevoelige ruimte.

Bij ontheffing van de ten hoogste toelaatbare geluidsbelasting kan (in het kader van de omgevingsvergunning) een nader akoestisch onderzoek noodzakelijk zijn ten behoeve van het woon- en leefklimaat in de woning. De karakteristieke geluidwering van de gevel dient voor nieuwbouw zodanig te zijn dat wordt voldaan aan de eisen uit het Bouwbesluit, zijnde het verschil tussen de geluidsbelasting op de gevel en het gewenste binnenniveau met een minimum van 20 dB.

4.3.2 Industrielawaai

In het kader van de voorgenomen ontwikkeling zijn in het MER de geluideffecten van de toekomstige activiteiten in het gebied in samenhang onderzocht. Zie paragraaf 5.5.1 van het MER en bijlage 13 bij het MER en paragraaf 2.6 en bijlage 3 van de aanvulling op het MER. Voor de ontgrondings- en herinrichtingsactiviteiten van Willemspolder, fase 1 is een separaat geluidsonderzoek (LBP Sight, 30 september 2021) uitgevoerd. Dit onderzoek maakt deel uit van de aanvraag omgevingsvergunning (Wabo, milieu) voor de ontgrondings- en herinrichtingsactiviteiten van Willemspolder, fase 1 en is tevens als Bijlage 52 bij de toelichting van dit plan gevoegd.

De tijdelijke geluidseffecten van het plan worden veroorzaakt door de bouwgrondstoffenwinning en de gebiedsinrichting (uitvoeringsfase). Door toepassing van maatregelen in het voorkeursalternatief wordt geen hogere geluidbelasting dan de grenswaarde van 45 dB(A) berekend bij de meest nabij gelegen (maatgevende) woningen. Eén van deze maatregelen is een groene grondwal met bomen rondom het bedrijfsterrein Binnenwaard. Mede hierdoor wordt aan de grenswaarde voldaan en bovendien gaat het terrein zo op in het landschap.

De blijvende geluidseffecten van het plan, die worden veroorzaakt door de bedrijfsbestemming (duurzaam bouwgrondstoffencentrum), zijn nader beschreven in de (onderbouwing behorend bij de) aanvraag voor de tijdelijke omgevingsvergunning.

Omdat het niet mogelijk is om in een omgevingsvergunning een geluidzone op te nemen is in dit bestemmingsplan een geluidszone voor de bedrijfsbestemming opgenomen (geluidzone – industrie). De geluidzone wordt door de gemeente beheerd. Wijzigingen in de variabelen (sluiting bedrijven, oprichting nieuwe bedrijven, verwerking vergunningen, nieuwe omliggende geluidsgevoelige objecten en dergelijke) kunnen op deze manier gecontroleerd worden op overschrijding van de geluidszone.

4.3.3 Conclusie

Het aspect 'geluid' vormt geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van dit bestemmingsplan.

4.4 Bedrijven En Milieuzonering

4.4.1 Regelgeving

Een goede ruimtelijke ordening voorkomt hinder en gevaar. Dit kan door voldoende afstand te houden tussen milieubelastende activiteiten van bedrijven en gevoelige functies, zoals woningen. Het doel van milieuzonering is om de kwaliteit van het woon- en leefmilieu te handhaven en te bevorderen. Daarnaast kan milieuzonering bedrijven voldoende zekerheid bieden om hun activiteiten duurzaam uit te voeren. De handreiking Bedrijven en milieuzonering van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) geeft richtafstanden om de milieuzonering van bedrijven te kunnen bepalen. Daarbij wordt ondermeer gekeken naar de milieuaspecten geur, stof, geluid en gevaar en zo nodig naar het risico op bodem of luchtverontreiniging. Bedrijven zijn in de VNG-handreiking ingedeeld in categorieën met bijbehorendegewenste richtafstanden tot milieugevoelige functies. De categorieën geven de zwaarte van bedrijvigheid en mogelijke milieuhinder weer. De richtafstanden kunnen, zonder dat dit ten koste gaat van het woon- en leefklimaat, met één afstandstap worden verlaagd indien sprake is van omgevingstype gemengd gebied.

afbeelding "i_NL.IMRO.1740.bpYZwillemspolder1-vst1_0012.jpg"

Tabel 4.2: richtafstanden VNG-publicatie 'Bedrijven en milieuzonering'

Bovenstaande tabel geeft een overzicht van de richtafstanden voor verschillende bedrijfscategorieën ten opzichte van een woonwijk en gemengd gebied. Indien de richtafstand niet wordt overschreden, kan verdere toetsing voor het aspect in beginsel achterwege blijven: inpassing is dan mogelijk. Indien niet aan de richtafstanden wordt voldaan, is een nadere beschouwing danwel onderzoek nodig. Hiertoe wordt ten aanzien van het geluidsaspect gebruik gemaakt van de beoordelingssystematiek uit de VNG-publicatie. Tijdens het inwerking zijn van inrichtingen zullen deze worden getoetst aan het Activiteitenbesluit.

4.4.2 Doorvertaling bestemmingsplan

Dit bestemmingsplan maakt geen bedrijf als zodanig mogelijk, maar wel ontgrondings- en herinrichtingsactiviteiten. Om te bezien of deze activiteiten milieuhinder opleveren voor milieugevoelige functies in de omgeving is onderzoek gedaan naar de aspecten geluid, laagfrequent geluid en trillingen.

Geluid
In het geluidsonderzoek voor de ontgrondings- en herinrichtingsactiviteiten van Willemspolder, fase 1 (Bijlage 52) zijn de onderdelen geluid, laagfrequent geluid en trillingen tijdens de uitvoeringsfase inzichtelijk gemaakt. De uitvoeringswerkzaamheden vinden alleen plaats in de dagperiode (07.00 uur - 19.00 uur). De enige activiteit in de avond- en nachtperiode is een schip dat na 19.00 uur of voor 07.00 uur het plangebied in-of uitvaart.

Uit de berekende langtijdgemiddelde beoordelingsniveaus LAR, LT blijkt dat dat gedurende de dagperiode de richtwaarde van 40 dB(A) voor woningen in het landelijk gebied wordt overschreden. Op geen enkel punt wordt de richtwaarde van 45 dB(A) geldend voor woningen in een rustige woonwijk overschreden.

Advies toetsingskader geluid voor de dagperiode
De woningen Waalbandijk 10 en Spijkerstraat 1 liggen in het landelijk gebied, maar zijn wel woningen bij agrarische bedrijven. De woning Zondagstraatje 1 en Keizerstraat 4 liggen eveneens in het landelijk gebied, hier geldt in principe een richtwaarde van 40 dB(A). Bij de woonboten liggend in een gemengd gebied aan de overzijde van de Waal kan voldaan worden aan de richtwaarde van 45 dB(A).

Een grenswaarde van de 45 dB(A) is redelijkerwijs verdedigbaar vanwege de getroffen mitigerende maatregelen en de ‘dubbele tijdelijkheid’ van de inrichting. Met dubbele tijdigheid wordt bedoeld dat de werkzaamheden niet langer dan 10 jaar duren en dat binnen deze termijn de geluidbelasting bij een individuele woning varieert in verband met het voortschrijdend karakter van de ontgrondings- en herinrichtingsactiviteiten binnen het plangebied.

Geluid in de avond- en nachtperiode
Gedurende de avond- en nachtperiode, wanneer mogelijk een schip de plas in- of uitvaart wordt de worden geen hogere langtijdgemiddeld niveaus berekend dan 22 dB(A) gedurende de avondperiode en 19 dB(A) gedurende de nachtperiode. Aan de richtwaarde voor het landelijk gebied van 35 dB(A) gedurende de avondperiode en 30 dB(A) gedurende de nachtperiode kan ruimschoots worden voldaan.

Maximale geluidniveaus
Aan de grenswaarden voor het maximale geluidniveaus LAmax = 70/65/60 dB(A) (dag/avond/nacht) kan ruimschoots worden voldaan. Deze maximale geluidniveaus worden gedurende de dagperiode veroorzaakt door het materieel dat wordt ingezet en gedurende de avond- en nachtperiode door aan- of afmerende schepen. De schepen meren af bij de verwerkingsinstallatie Yvonne of bij een ponton in de plas. Er hoeft in de avond- en nachtperiode voor deze schepen dus geen gebruikgemaakt te worden van ankers en ankerkettingen. Daardoor wordt hinderlijk geluid voorkomen.

Geluid vanwege verkeersbewegingen
De vrachtwagens rijdend uit het concessiegebied over de Waardweg richting de westelijk gelegen steenfabriek Schipperswaard veroorzaken bij de woningen geen hoge geluidniveaus. Bij woningen kan ruimschoots voldaan worden aan de voorkeursgrenswaarden van 50 dB(A) zoals opgenomen in de circulaire Geluidhinder veroorzaakt door het wegverkeer van en naar de inrichting. De schepen varend vanaf de vaargeul van de rivier De Waal van en naar het concessiegebied veroorzaken bij de woningen en woonboten geen hogere equivalente geluidniveaus LAeq dan 22 dB(A) gedurende de dagperiode 16 dB(A) gedurende de avondperiode en 13 dB(A) gedurende de nachtperiode. Voor de naar en van de inrichting varende schepen is geen toetsingskader voorhanden dat specifiek toeziet op indirecte hinder veroorzaakt door scheepvaartverkeer. In de praktijk van vergunningverlening wordt veelal aangesloten bij de systematiek van de circulaire ‘Geluidhinder veroorzaakt door het wegverkeer van en naar de inrichting’. Aan de in deze circulaire opgenomen voorkeursgrenswaarde van 50 dB(A) kan ruimschoots worden voldaan.

Trillingen
Gelet op de afstand van rijdend grondverzetmaterieel tot woningen van minimaal 70 meter hoeft niet voor trillinghinder worden gevreesd. De drijvende zuiger en drijvende verwerkinstallatie veroorzaken geen trillingen in de bodem. Meerder onderzoeken verricht door deskundigenbureaus hebben dit aangetoond bij vergelijkbare projecten.

Laagfrequent geluid
Weliswaar is vanwege de activiteiten nauwelijks laag frequentie geluid te verwachten, maar de toegepaste installaties zijn wel mogelijke bronnen van laagfrequent geluid. Op basis van de afstand van de drijvende verwerkingsinstallatie Yvonne tot aan de woningen op meer dan 300 meter en op basis van recente metingen in een vergelijkbare situatie mag worden verwacht dat geen hinder zal optreden vanwege laagfrequent geluid en dat in de woningen aan de Vercammencurve 3-10% voldaan kan worden.

4.4.3 Conclusie

Het aspect 'Bedrijven en Milieuzonering ' vormt geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van dit bestemmingsplan.

4.5 Luchtkwaliteit

4.5.1 Regelgeving

In het kader van een planologische procedure dient te worden aangetoond dat voldaan wordt aan de wettelijke normen voor wat betreft luchtkwaliteit. Hierbij dient het effect op de luchtkwaliteit in de omgeving als gevolg van een nieuwe ontwikkeling, als ook de toetsing aan de 'Wet luchtkwaliteit' in beeld te worden gebracht.

De Wet luchtkwaliteit van 15 november 2007, opgenomen in hoofdstuk 5, onder titel 5.2 van de Wet milieubeheer (Wm) gaat in op luchtkwaliteitseisen. In Bijlage 2 van de Wm zijn wettelijke grenswaarden vastgelegd van onder andere de stoffen stikstofdioxide (NO2), fijn stof (PM10), benzeen (C6H6), zwaveldioxide (SO2), lood (Pb) en koolmonoxide (CO).

Projecten dienen te worden beoordeeld op basis van de 'Wet luchtkwaliteit' c.q. artikel 5.16 van de Wet milieubeheer. Luchtkwaliteitseisen vormen onder de 'Wet luchtkwaliteit' geen belemmering voor vergunningverlening als:

  • er geen sprake is van een feitelijke of dreigende overschrijding van een grenswaarde;
  • een project, al dan niet per saldo, niet tot een verslechtering van de luchtkwaliteit leidt;
  • een project 'niet in betekenende mate' bijdraagt aan de luchtverontreiniging;
  • een project is opgenomen in een regionaal programma van maatregelen of in het NSL, dat op 1 augustus 2009 in werking is getreden.

In artikel 2 van het 'Besluit niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen)' is opgenomen dat een project 'niet in betekenende mate' bijdraagt aan de luchtkwaliteit als de zogenaamde '3% grens' niet wordt overschreden. Na vaststelling van het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL) op 1 augustus 2009 is deze grens gedefinieerd als 3% van de grenswaarde voor de jaargemiddelde concentratie fijn stof (PM10) of stikstofdioxide (NO2). Dit komt overeen met 1,2 microgram/m3 voor zowel PM10 als NO2.

In artikel 4 van het Besluit niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen) en de bijlagen van de 'Regeling niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen)' is voor bepaalde categorieën projecten met getalsmatige grenzen vastgesteld dat deze 'niet in betekenende mate' (NIBM) bijdragen aan de luchtverontreiniging. Deze mogen zonder toetsing aan de grenswaarden voor luchtkwaliteit uitgevoerd worden.

4.5.2 Onderzoek

Een project draagt niet in betekenende mate (NIBM) bij aan de verslechtering van de luchtkwaliteit als de NO2 en PM10 jaargemiddelde concentraties niet meer toenemen dan 1,2 µg/m3. In dat geval is de ontwikkeling als NIBM te beschouwen.

In subsubparagraaf 5.5.3.1 van het MER en Bijlage 14 bij het MER zijn de effecten op de luchtkwaliteit vanwege Stikstofdioxide en fijnstof in beeld gebracht. De emissies aan stikstofdioxide en fijn stof zijn gering. Op de omliggende toetsingspunten wordt geen relevante bijdrage op verslechtering van de luchtkwaliteit berekend. Ook uit de (aanvullende) berekeningen voor luchtkwaliteit blijkt dat er geen sprake is van een overschrijding van de luchtkwaliteitseisen als alle bronnen tegelijkertijd actief zijn (worst case benadering). Zie paragraaf 2.5 van de aanvulling bij het MER en bijlage 4. Het plan voldoet aan de normen als genoemd in het Besluit Niet in Betekenende Mate (NIBM).

4.5.3 Conclusie

Het aspect 'luchtkwaliteit' vormt geen belemmering voor de vaststelling van dit bestemmingsplan.

4.6 Externe Veiligheid

4.6.1 Regelgeving

Externe veiligheid gaat over het beheersen van de risico's die ontstaan voor de omgeving bij het gebruik, de opslag en het vervoer van gevaarlijke stoffen als vuurwerk, lpg en munitie over weg, water en spoor en door buisleidingen. Het beleid rondom externe veiligheid is vastgelegd in circulaires, regelingen, AMvB's en wetten.

In Nederland worden twee maten gehanteerd voor externe veiligheidsrisico's, namelijk het plaatsgebonden risico en het groepsrisico. Bij het plaatsgebonden risico (PR) gaat het om de kans per jaar dat een denkbeeldig persoon overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen als deze persoon zich onafgebroken en onbeschermd in de nabijheid van een risicovolle inrichting of transportas bevindt. Het plaatsgebonden risico wordt weergegeven als een contour rondom de risicovolle inrichting of de transportas.

Het groepsrisico (GR) is de cumulatieve kans dat een (werkelijk) aanwezige groep van 10, 100 of 1.000 personen overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen. Het groepsrisico moet verantwoord worden voor het gebied waarbinnen zich de gevolgen van een incident met gevaarlijke stoffen voordoen. Dit is de zogenaamde 1 %-letaliteitsgrens; de afstand vanaf een risicobedrijf waarop nog slechts 1 % van de blootgestelde mensen in de omgeving overlijdt bij een ongeval op het risicobedrijf (invloedsgebied).

Het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) legt veiligheidsnormen op aan bedrijven die een risico vormen voor personen buiten het bedrijfsterrein, bijvoorbeeld rondom chemische fabrieken, LPG-tankstations en spoorwegemplacementen waar goederentreinen met gevaarlijke stoffen rangeren. Deze bedrijven verrichten soms risicovolle activiteiten dichtbij woningen, kantoren, ziekenhuizen, scholen of winkels. Het besluit verplicht gemeenten en provincies wettelijk vanaf de inwerkingtreding van het besluit bij het verlenen van milieuvergunningen en het maken van ruimtelijke plannen met externe veiligheid rekening te houden. Het gaat daarbij niet alleen om het oprichten van of veranderen van inrichtingen of projecteren van nieuwe bestemmingen. Ook bij het vaststellen of herzien van een bestemmingsplan dient de externe veiligheid te worden beoordeeld. Het besluit is op 27 oktober 2004 in werking getreden.

Op 1 januari 2011 is het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) in werking getreden. Daarin wordt geregeld hoe een gemeente moet omgaan met risico’s langs relevante buisleidingen. De hogedruk gasleidingen van de Gasunie zijn het meest relevant. De risico’s worden met name bepaald door de maximale druk en diameter van de leiding, maar ook door getroffen maatregelen.

Op 1 april 2015 is de Wet basisnet in werking getreden. De Wet basisnet voorziet in een wijziging van de Wet vervoer gevaarlijke stoffen (“Wvgs”) ter verankering van een landelijk basisnet voor het vervoer van gevaarlijke stoffen. Het basisnet is een samenstel van wegen, binnenwateren en hoofdspoorwegen waaraan een bepaalde risicoruimte voor het vervoer van gevaarlijke stoffen wordt toegekend. Als deze risicoruimte, de zogenaamde risicoplafonds, door een groei van het vervoer van gevaarlijke stoffen wordt overschreden of dreigt te worden overschreden, dient de minister maatregelen te nemen. De risicoplafonds moeten daarnaast in acht worden genomen bij het toestaan van nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen in de omgeving van basisnetroutes. Op deze manier kan de veiligheid langs de transportroutes voor gevaarlijke stoffen in toenemende mate worden gegarandeerd. Gelijktijdig met de Wet Basisnet zijn ook andere regelingen in werking getreden zoals de wijziging van het Besluit vervoer gevaarlijke stoffen (Bvgs), de Regeling basisnet en het Besluit externe veiligheid transportroutes (Bevt). In het Besluit externe veiligheid transportroutes (Bevt) is een aandachtgebied gedefinieerd waarbinnen het groepsrisico verantwoord dient te worden (200 m). Buiten deze zone dient in het invloedsgebied alleen ingegaan te worden op de bestrijdbaarheid en zelfredzaamheid (beperkte verantwoording).

Beleidsvisie externe veiligheid 2015 - 2018
Neder-Betuwe wil een aantrekkelijke gemeente zijn om te wonen en te werken. Dat stelt eisen aan de kwaliteit van de leefomgeving. Externe veiligheidsrisico's zijn daar een onderdeel van. Externe veiligheid gaat over het beschermen van burgers tegen ongevallen met gevaarlijke stoffen. De risico's - veroorzaakt door het werken met - opslaan van of vervoer van gevaarlijke stoffen, zijn niet uit te sluiten. We kunnen ze wel beheersen door een adequate uitvoering van relevante taken en vooraf afspraken te maken hoe met de huidige en toekomstige risico's wordt omgegaan.

Doel van deze beleidsvisie externe veiligheid is het bieden van een toetsingskader dat duidelijk maakt hoe om te gaan met externe veiligheidsrisico's. De ambities in deze visie zijn naast de wettelijke regels met name van toepassing bij het vaststellen van omgevingsbesluiten en de vergunningverlening voor risicobedrijven. Ook zijn in deze visie ambities met betrekking tot de organisatie van de uitvoering van de wettelijke regels opgenomen. Door toepassing van deze ambities worden ad hoc besluiten voorkomen. De gemeente past de uitgangspunten en ambities in deze visie verder toe bij andere gemeentelijke activiteiten en ontwikkelingen waarbij externe veiligheid een rol speelt.

De gemeente streeft naar een beheersbare externe veiligheidssituatie, waarbij:

  1. 1. de externe veiligheidsrisico's goed in beeld zijn gebracht;
  2. 2. de gemeentelijke organisatie zich bewust is van de aanwezige risico's;
  3. 3. een zorgvuldige afweging plaatsvindt tussen nut en noodzaak van nieuwe ontwikkelingen en hun gevolgen voor de externe veiligheid;
  4. 4. beleidsuitvoering en handhaving zorgen voor de beheersbaarheid van bestaande en nieuwe EV risico's;
  5. 5. communicatie met de burger plaatsvindt over de aanwezige risico's en de te volgen gedragsrichtlijn bij een calamiteit.

4.6.2 Doorvertaling bestemmingsplan

In de referentiesituatie vormt het transport van gevaarlijke stoffen via de scheepvaart op de Waal een risico voor wat betreft de externe veiligheid. In de dijkzone is een hoofdtransportleiding van Gasunie aanwezig waar een extern veiligheidsrisico van uitgaat. De aftakking van deze leiding naar de voormalige steenfabriek loopt door de landtongen tussen de plassen. Deze leiding is buiten gebruik gesteld, waardoor het externe veiligheidsrisico is vervallen. Beiden leidingen (actief en inactief) zijn als dubbelbestemming in de regels opgenomen en als zodanig op de verbeelding van dit bestemmingsplan aangeduid.

4.6.3 Conclusie

Het aspect 'externe veiligheid' vormt geen belemmering voor de vaststelling van dit bestemmingsplan.

4.7 Waterhuishouding

4.7.1 Regelgeving

Algemeen

Het plangebied ligt in het beheersgebied van het Waterschap Rivierenland. Voor het plangebied is het volgende waterhuishoudkundige beleid van toepassing:

  • Rijksbeleid: Waterwet, Nationaal Waterplan 2016 - 2021, Waterbeleid in de 21e eeuw en Nationaal Bestuursakkoord Water;
  • Provinciaal beleid: Omgevingsvisie en -Verordening Gelderland;
  • Waterschapsbeleid: Waterbeheerprogramma 2016 – 2021 'Koers houden en kansen benutten', Nota riolering 'Samen door één buis' (2018) en de Keur voor waterkeringen en wateren;

4.7.2 Doorwerking plangebied

Rijkswaterstaat is de waterkwaliteitsbeheerder in de uiterwaard. Voor de ontwikkeling van het plangebied wordt tevens een Watervergunning verleend waarin Rijkswaterstaat de rivierkundige effecten van de ingreep regelt en Waterschap Rivierenland de effecten op de waterkering. De effecten van het plan op het vlak van rivierkunde, grondwater en waterkering worden aanvaardbaar geacht. De rivierkundige effecten zijn beschreven in subparagraaf 5.2.1. en bijlage 4 van het MER. De grondwatereffecten zijn beschreven in subparagraaf 5.2.2. en bijlage 5 van het MER. De effecten op de waterkering zijn beschreven in subparagraaf 5.3.2 en bijlage 6 van het MER.

Door het verleggen van de zomerkade in het plangebied vindt 'ontpoldering' plaats. Er is geen sprake meer van agrarisch gebruik binnen de zomerkade. Waterschap Rivierenland is daardoor niet meer verantwoordelijk voor de waterhuishouding in het plangebied.

Overleg Rijkswaterstaat Oost-Nederland en Waterschap Rivierenland
In het kader van vooroverleg is het voorontwerpbestemmingsplan voorgelegd aan Rijkswaterstaat Oost-Nederland en het Waterschap Rivierenland. Van Rijkswaterstaat Oost-Nederland is geen reactie ontvangen. Op basis van de vooroverlegreactie van Waterschap Rivierenland (tevens wateradvies) blijkt dat er overeenstemming bestaat over de ingrepen van het plan Willemspolder, fase 1 en de mitigatie van water gerelateerde effecten. Nadere uitwerking vindt plaats in het kader van de te verlenen watervergunning.

4.7.3 Conclusie

Het aspect 'waterhuishouding' vormt geen belemmering voor de vaststelling van dit bestemmingsplan.

4.8 Ecologie

4.8.1 Regelgeving

Per 1 januari 2017 is de Wet natuurbescherming (Wnb) in werking getreden. Deze wet vervangt drie oude wetten: de Natuurbeschermingswet 1998 (gebiedsbescherming: Natura 2000), de Flora- en faunawet (soortenbescherming) en de Boswet (kapvergunningen).

4.8.2 Doorvertaling bestemmingsplan

4.8.3 Conclusie

Het aspect 'ecologie' vormt geen belemmering voor de vaststelling van dit bestemmingsplan.

4.9 Archeologie & Cultuurhistorie

4.9.1 Regelgeving

In artikel 3.1.6 lid 5 van het Besluit ruimtelijke ordening wordt bepaald dat in de toelichting ten minste een beschrijving wordt opgenomen van de wijze waarop met de in het gebied aanwezige cultuurhistorische waarden en in de grond aanwezige of te verwachten monumenten rekening is gehouden.

Op 1 juli 2016 is de Erfgoedwet in werking getreden. Met deze wetswijziging is de Monumentenwet 1988 opgesplitst: een gedeelte (dat ziet op de fysieke leefomgeving) zal opgaan in de Omgevingswet, het overige gedeelte is opgenomen in de nieuwe Erfgoedwet. Daarbij is voorzien in overgangsrecht. Met de Erfgoedwet is sprake van een betere integratie met verschillende soorten erfgoed. Daarnaast zijn de procedures uniformer en daarmee overzichtelijker geworden.

Onderdelen van de Monumentenwet 1988 met betrekking tot de fysieke leefomgeving worden opgenomen in de Omgevingswet. De aanwijzing van ruimtelijk cultureel erfgoed - beschermde stads- en dorpsgezichten en cultuurlandschappen - en omgang met het cultureel erfgoed in de fysieke leefomgeving, komen in de Omgevingswet terecht en zijn dus niet in de Erfgoedwet geregeld. Hierbij wordt wel als vuistregel gehanteerd: omgang met het erfgoed in de Omgevingswet, duiding van het erfgoed in de Erfgoedwet.

De inwerkingtreding van de Omgevingswet staat gepland voor 2022. Voor de onderdelen die in de Omgevingswet zullen worden opgenomen is een overgangsregeling in de Erfgoedwet opgenomen. De bepalingen uit de Monumentenwet 1988 die naar de Omgevingswet over zullen gaan, blijven van kracht tot de Omgevingswet in werking treedt.

Het Besluit ruimtelijke ordening en de Erfgoedwet schrijven niet voor in welke mate met archeologie rekening dient te worden gehouden. De gemeente heeft wat dit betreft beleidsvrijheid en kan het archeologische belang afwegen ten opzichte van andere belangen, de belangen van de burger en van de gemeente.

4.9.2 Doorvertaling bestemmingsplan

4.9.3 Conclusie

De aspecten 'archeologie' en 'cultuurhistorie' vormen geen belemmering voor de vaststelling van dit bestemmingsplan.

4.10 Leidingen

4.10.1 Regelgeving

Planologisch relevante leidingen en hoogspanningsverbindingen dienen te worden gewaarborgd. Tevens dient rond dergelijke leidingen rekening te worden gehouden met zones waarbinnen mogelijke beperkingen gelden. Planologisch relevante leidingen zijn leidingen waarin de navolgende producten worden vervoerd:

  • gas, olie, olieproducten, chemische producten, vaste stoffen/goederen;
  • aardgas met een diameter groter of gelijk aan 18”;
  • defensiebrandstoffen;
  • warmte en afvalwater, ruwwater of halffabrikaat voor de drink- en industriewatervoorziening met een diameter groter of gelijk aan 18”.

4.10.2 Doorvertaling bestemmingsplan

Binnen het plangebied zijn gasleidingen van Gasunie aanwezig. Het betreft een leiding waarop beperkt beheer wordt toegepast en een in gebruik zijnde gasleiding plus ondergrondse afsluiter.

Er is contact tussen de initiatiefnemer en Gasunie over de gasleidingen die in het plangebied liggen. Het gewenste plan heeft geen invloed op de in gebruik zijnde leiding plus ondergrondse afsluiter. Deze gasleiding wordt aangeduid op de verbeelding en als dubbelbestemming opgenomen in de regels.

Er is een principe afspraak over de buiten gebruik zijnde leiding waarop beperkt beheer (BB) wordt toegepast (N-574-1, bruine tracé). Initiatiefnemer heeft geen bezwaar tegen uitstel van de conservering van deze leiding door Gasunie. De verwachting is dat de leiding kan worden verwijderd. Recent heeft Gasunie de exacte ligging van het leidingtracé N-574-1 in kaart gebracht. Op basis van deze informatie nemen Gasunie en initiatiefnemer een besluit om de leiding al dan niet te verwijderen. Zolang er geen duidelijkheid is over het definitief verwijderen van deze gasleiding wordt ook deze gasleiding aangeduid op de verbeelding en als dubbelbestemming opgenomen in de regels.

4.11 Explosieven

Uit het rapport 'Vooronderzoek Gemeente Neder-Betuwe' (AVG Explosieven Opsporing Nederland, Rapport 1662057-VO-02, 28 maart 2017) blijkt dat de gehele gemeente Neder-Betuwe verdacht is op het voorkomen van artillerie-, mortier- en raketbeschietingen, waaronder dus ook het voorliggende plangebied.

De mogelijke aanwezigheid van niet gesprongen explosieven (NGE) in het plangebied is in beeld gebracht door middel van een detectieonderzoek. Binnen een beperkt deel van het plangebied is benadering van de aangetroffen verstoringen in de bodem nodig en zal eventueel tot ruiming van explosieven worden overgegaan. Bij het verrichten van werkzaamheden in de bodem wordt hiermee in het kader van de arbowetgeving rekening gehouden. Voorafgaande (of in samenhang met) aan de graafwerkzaamheden in het plangebied zullen de verdachte gebieden eerst worden vrijgeven op de verdenking van NGE. Dit vrijgeven zal plaatsvinden in het kader van de graafwerkzaamheden in het gebied.

Hoofdstuk 5 Juridische Planbeschrijving

5.1 Algemeen

Het bestemmingsplan bestaat uit een verbeelding en regels en is voorzien van een toelichting. De regels en verbeelding vormen het juridisch bindende deel, terwijl de toelichting geen juridische binding heeft, maar moet worden beschouwd als handvat voor de uitleg en de onderbouwing van de opgenomen bestemmingen. De regels bevatten het juridisch instrumentarium voor het regelen van het gebruik van de gronden, bepalingen omtrent de toegelaten bebouwing, regelingen betreffende het gebruik van aanwezige en/of op te richten bouwwerken. De verbeelding heeft een rol voor toepassing van de regels alsmede de functie van visualisering van de bestemmingen.

In dit hoofdstuk worden de systematiek van de regels en de wijze waarop de regels gehanteerd dienen te worden, uiteengezet. De regels van het plan bestaan uit vier hoofdstukken, waarin achtereenvolgens de inleidende regels, de bestemmingsregels, de algemene regels en de overgangs- en slotregels aan de orde komen. Voor de systematiek is aangesloten op de SVBP2012, de Wabo en de standaardregels van de gemeente Neder-Betuwe. Voor het bouwen is verder het Besluit omgevingsrecht (Bor) van belang. In het Bor zijn onder andere regels voor vergunningvrije bouwwerken opgenomen.

In het vervolg van dit hoofdstuk wordt de opbouw en dergelijke van de regels kort toegelicht.

5.2 Inleidende Regels

Begrippen
In deze bepaling zijn omschrijvingen gegeven van de in het bestemmingsplan gebruikte begrippen. Deze worden opgenomen om interpretatieverschillen te voorkomen. Begripsbepalingen zijn alleen nodig voor begrippen die gebruikt worden in de regels en die tot verwarring kunnen leiden of voor meerdere uitleg vatbaar zijn.

Wijze van meten
Om op een eenduidige manier afstanden, oppervlakten en inhoud van gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde, te bepalen wordt in de wijze van meten uitleg gegeven wat onder de diverse begrippen wordt verstaan. Ten aanzien van de wijze van meten op de verbeelding geldt steeds dat het hart van een lijn moet worden aangehouden.

5.3 Bestemmingsregels

5.3.1 Opbouw bestemmingen

In de bestemmingsregels zijn de verschillende bestemmingen opgenomen. Deze zijn als volgt opgebouwd:

Bestemmingsomschrijving
Bevat de omschrijving van de doeleinden die met de bestemming aan de grond worden toegekend. Hierbij gaat het in beginsel om een beschrijving van de aan de grond toegekende functies zoals bedrijven, wonen, centrum etc. De aard van de toegelaten inrichtingen van gronden (bouwwerken en werken, geen bouwwerken zijnde) vloeit dan voort uit de toegelaten functies.

Bouwregels
In de bouwregels worden voor alle hoofdgebouwen, bijgebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, de van toepassing zijnde bouwregels gesteld. Waar en met welke maatvoering mag worden gebouwd, wordt hier vastgelegd. Indien mogelijk wordt verwezen naar bouwvlakken en aanduidingen op de verbeelding.

Afwijken van de bouwregels
In deze bepaling zijn afwijkingsbevoegdheden toegekend aan het bevoegd gezag ten aanzien van bepaalde bouwregels.

Specifieke gebruiksregels
In dit onderdeel kan worden aangegeven welke vormen van gebruik men in ieder geval strijdig acht met de bestemming. Het is niet de bedoeling alle mogelijke strijdig gebruiksvormen te noemen, maar alleen die, waarvan het niet op voorhand duidelijk is dat deze in strijd zijn met de bestemming. Het gaat hierbij in feite om een aanvulling op de doeleindenomschrijving.

Afwijken van de gebruiksregels
In deze bepaling zijn afwijkingsbevoegdheden toegekend aan het bevoegd gezag ten aanzien van bepaalde gebruiksregels.

5.3.2 Bestemmingen

Hieronder volgt in het kort een beschrijving van de verschillende bestemmingen zoals weergegeven in Hoofdstuk 2 'Bestemmingsregels' in de regels bij het bestemmingsplan.

Artikel 3 Natuur
Een groot gedeelte van het plangebied wordt omgevormd naar de bestemming Natuur. Het ondiep water heeft een duidelijke natuurfunctie. Daarom is ook hieraan de bestemming Natuur toegekend. Binnen deze bestemming is extensief dagrecreatief medegebruik mogelijk. Daartoe maakt de bestemming ook de noodzakelijke recreatieve voorzieningen mogelijk, zoals: voet-, fiets- en ruiterpaden en water en waterhuishoudkundige voorzieningen. Uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'parkeerterrein' zijn ook parkeervoorzieningen mogelijk. Ten behoeve van de realisatie van het plan zijn voorzieningen ten behoeve van de winning van bouwgrondstoffen en de inrichting van het gebied conform het landschapsplan mogelijk gemaakt. Daaronder vallen ook nutsvoorzieningen (o.a. aansluiting voor het elektrisch winnen en klasseren) en een tijdelijk gronddepot om gedurende de realisatiefase (max. 10 jaar) tijdelijk grondstromen op te slaan die weer bij de herinrichting worden toegepast. Verder is er ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - recreatieve bedrijvigheid' dagrecreatie mogelijk. Binnen de bestemming Natuur zijn uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, toegestaan met maximum bouwhoogtes. Hierop wordt een uitzondering gemaakt voor twee gebouwen voor dagrecreatief gebruik (ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - recreatieve bedrijvigheid') en twee landschapskunstelementen (ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van natuur - landschapskunstelement') die de historische aanwezigheid van de redoute en kasteel IJzendoorn verbeelden.

Artikel 4 Verkeer
De bestemming verkeer is van toepassing op de resterende wegen in het gebied: Nieuweweg, Waardweg (gedeeltelijk) en de Heersweg. Als strijdig gebruik wordt aangemerkt het gebruiken of laten gebruiken van deze wegen ten behoeve van transport van bouwgrondstoffen per as ten behoeve van de bouwgrondstoffenwinning in de Willemspolder met dien verstande dat dit niet geldt voor transport van bouwgrondstoffen ten behoeve van het direct aangrenzende project Dijkversterking Neder-Betuwe in de gemeente Neder-Betuwe en voor de afvoer van klei via de Waardweg naar de in de Willemspolder gelegen steenfabriek Schipperswaard (Prins Willemsweg 1, Echteld).

Artikel 5 Water
De bestemming water betreft in hoofdzaak het diepere water binnen het plangebied dat ongeacht de waterstand in de Waal ook water blijft. Dit betreft het 'diep water' en 'bodem put' zoals weergegeven op kaart 5 'Grondgebruik Voorkeursalternatief Willemspolder fase 1' bij het MER. Het ondiep water heeft een duidelijke natuurwaarde en heeft daarom de bestemming Natuur. Binnen de bestemming Water is extensief dagrecreatief medegebruik mogelijk.

Artikel 6 Water - Rivier
Dit betreft het zomerbed van de Waal waarover Rijkswaterstaat het beheer voert om de primaire functies van dit water in stand te houden: waterhuishouding, de afvoer van ijs en sediment en het verkeer te water.

Artikel 7 Leiding - Gas
De dubbelbestemming Leiding - Gas betreft de actieve en de inactieve gastransportleidingen (en voorzieningen) die in het plangebied aanwezig zijn. De regels van deze dubbelbestemming gelden primair ten opzichte van de regels van iedere andere bestemming, waarmee deze dubbelbestemming samenvalt.

Artikel 8 Waterstaat - Waterstaatkundige functie
Het gehele plangebied heeft de dubbelbestemming 'Waterstaat – Waterstaatkundige functie' omdat Willemspolder fase 1 geheel in de uiterwaarden van de Waal is gelegen. In dit gebied voert Rijkswaterstaat het beheer om de primaire functies van het stroomgebied van de Waal in stand te houden: waterhuishouding en de afvoer van ijs en sediment. Daarnaast maakt de dubbelbestemming werkzaamheden in het kader van de vergroting van het waterbergend en –afvoerend vermogen van de aangrenzende rivier mogelijk.

5.4 Algemene Regels

Anti-dubbeltelregel
Deze bepaling is opgenomen om te voorkomen dat, wanneer volgens een bestemmingsplan bepaalde gebouwen en bouwwerken niet meer dan een bepaald deel van een bouwperceel mogen beslaan, het opengebleven terrein nog eens meetelt bij het toestaan van een ander gebouw of bouwwerk, waaraan een soortgelijke eis wordt gesteld.

Algemene bouwregels
Deze bepaling bevat regels over de bestaande situatie en ondergronds bouwen.

Algemene gebruiksregels
Deze bepaling bevat de vormen van gebruik, die in ieder geval strijdig zijn met de regels van het bestemmingsplan. Ook de parkeerregels zijn hier opgenomen.

Algemene aanduidingsregels
Aanvullend op de regels die bij de bestemmingen zijn gegeven gelden bijzondere bepalingen die met een aanduiding op de geometrische plaatsbepaling zijn weergegeven. Dit betreft in hoofdzaak het instellen van een 'Geluidzone - industrie' rond het bedrijfsterrein Binnenwaard en 'Overige zone - bouwgrondstoffenwinning' die de maximale contour van de bouwgrondstoffenwinning (en daarbij behorende voorzieningen) in de tijdelijke situatie aangeeft. Daarnaast is een 'Overige zone - grondwal' aangegeven waar een grondwal moet worden gerealiseerd als afscherming (aspecten zicht en geluid) van het bedrijfsterrein. De locatie waar de opwekking van duurzame energie door een drijvend zonnepark plaatsvindt, is weergegeven met de aanduiding 'Overige zone - zonneparken'. Tot slot is er een voorwaardelijke verplichting opgenomen die ziet op de herbegrenzing van het GNN. Deze voorwaardelijke verplichting houdt in dat ontgronding ter plaatse van de gebieden, zoals deze in rood zijn aangeduid op de kaart die als Bijlage 3 aan de regels is toegevoegd, alleen is toegestaan wanneer de GNN compensatie, zoals is aangegeven op de kaart die als Bijlage 3 bij de regels is gevoegd, binnen drie jaar na ontgronding van de betreffende gebieden is gerealiseerd en nadien in stand wordt gehouden. Deze GNN compensatie moet plaatsvinden conform het compensatieplan GNN, Willemspolder fase 1 (dat als Bijlage 4 bij de regels is gevoegd). Tenslotte zijn de aanduidingen 'Vrijwaringszone - dijk 1' en 'Vrijwaringszone - dijk 2' om het belang van de bescherming, beheer en verbetering van de primaire waterkering en bijbehorende de buitenbeschermingszone te waarborgen.

Algemene wijzigingsregels
In deze bepaling is aan burgemeester en wethouders de bevoegdheid gegeven het plan te wijzigen. Het gaat hier om wijzigingsbevoegdheden met een algemene strekking. De criteria, die bij toepassing van de wijzigingsbevoegdheid in acht moeten worden genomen, zijn aangegeven.

5.5 Overgangs- En Slotregels

Overgangsrecht
Bouwwerken welke op het moment van inwerkingtreding van het bestemmingsplan bestaan (of waarvoor een bouwvergunning is aangevraagd) mogen blijven bestaan, ook al is er strijd met de bouwregels. De overgangsbepaling houdt niet in dat het bestaand, illegaal opgerichte, bouwwerk legaal wordt, noch brengt het met zich mee dat voor een dergelijk bouwwerk alsnog een omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen kan worden verleend. Burgemeester en wethouders kunnen in beginsel dus nog gewoon gebruik maken van hun handhavingsbevoegdheid. Het gebruik van de grond en opstallen, dat afwijkt van de regels op het moment van inwerkingtreding van het plan, mag eveneens worden voortgezet.

Slotregel
Dit artikel geeft aan op welke manier de regels kunnen worden aangehaald.

Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid

6.1 Economische Uitvoerbaarheid

6.1.1 Exploitatieverplichting

Bij de voorbereiding van een bestemmingsplan dient op grond van artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) in de plantoelichting van een bestemmingsplan minimaal inzicht te worden gegeven in de economische uitvoerbaarheid van het plan. Tevens bestaat op grond van de Wet ruimtelijke ordening de verplichting om, indien sprake is van ontwikkelingen waarvoor de gemeente redelijkerwijs kosten moet maken, bijvoorbeeld voor de aanleg van voorzieningen van openbaar nut, en de plankosten, deze moeten kunnen worden verhaald op de initiatiefnemer c.q. ontwikkelaar. Een en ander dient te worden vastgelegd in privaatrechtelijke overeenkomsten met iedere grondeigenaar. Als er met een grondeigenaar geen overeenkomst is gesloten en het kostenverhaal niet anderszins is verzekerd, dient een exploitatieplan te worden opgesteld welke tegelijkertijd met het bestemmingsplan moet worden vastgesteld.

6.1.2 Conclusie

De initiatiefnemer heeft bij het college van burgemeester en wethouders gevraagd om medewerking te verlenen aan het in exploitatie brengen van de gronden gelegen in het gebied, nader te noemen "het Plangebied" aan het adres Waalbandijk 1 te IJzendoorn, plaatselijk bekend als Willemspolder fase 1. Daarvoor heeft de initiatiefnemer zelf de benodigde gronden in eigendom verworven of kan op deze gronden rechten kan doen gelden met betrekking tot het ontwikkelen van het bedoelde exploitatiegebied. De gemeente is bereid haar medewerking te verlenen aan het in exploitatie brengen van het plan, indien voldoende waarborgen worden getroffen voor een doeltreffende en stelselmatige ontwikkeling van dat gebied met een passend programma en bijbehorende kwaliteit, alsmede voor de financiële consequenties daarvan voor de gemeente. Dit is genoegzaam gebleken uit de door de initiatiefnemer overlegde rapportages en onderzoeken in het kader van de intentieovereenkomst aangegaan op 2 juli 2018. De initiatiefnemer realiseert de maatschappelijke meerwaarde van het plan op basis van het zelfrealisatiebeginsel. De gemeente hoeft niet te investeren in de realisatie van het plan en krijgt de kosten voor het begeleiden, beoordelen en in procedure brengen van het plan vergoed door de initiatiefnemer. De gemeente Neder-Betuwe en de initiatiefnemer treffen een regeling als bedoeld in afdeling 6.4 Wet ruimtelijke ordening (Wro) in de vorm van een anterieure overeenkomst bij de vaststelling van het ontwerp bestemmingsplan. Daarmee zijn de kosten voor de planontwikkeling anderszins verzekerd en is het opstellen van een exploitatieplan niet aan de orde. Gezien het voorgaande wordt het plan financieel uitvoerbaar geacht.

6.2 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid

Het landschapsplan voor Willemspolder fase 1 is al meer dan 10 jaar in voorbereiding. Gedurende deze periode is het plan nader afgestemd in een Stuurgroep (de initiatiefnemer en bestuurders Neder-Betuwe), een projectgroep Bevoegd Gezag (de initiatiefnemer en ambtenaren gemeente, provincie, waterschap en Rijkswaterstaat) en een klankbordgroep (brede vertegenwoordiging van belanghebbenden en omwonenden). Op belangrijke momenten zijn informatiebijeenkomsten voor de brede omgeving gehouden, zoals rond de publicatie van de Notitie reikwijdte en detailniveau en de vaststelling van de richtlijnen voor het MER. De inbreng van alle betrokken stakeholders en overheden zijn gedurende deze periode verwerkt in het plan. Het plan draagt significant bij aan 5 maatschappelijke doelstellingen:

  1. 1. Bouwgrondstoffenbehoefte;
  2. 2. Hoogwaterveiligheid;
  3. 3. Natuurontwikkeling;
  4. 4. Landschapsinrichting en recreatie;
  5. 5. Duurzaamheid en mobiliteit.

Op basis van de resultaten van het MER wordt verwacht dat positief kan worden besloten op de benodigde vergunningaanvragen en de wijziging van het bestemmingsplan. Op deze wijze is gewerkt aan maatschappelijk draagvlak voor het plan en is de maatschappelijke uitvoerbaarheid gewaarborgd.

Hoofdstuk 7 Procedure

7.1 Overleg

In het kader van het overleg als bedoeld in artikel 3.1.1 van het Besluit op de ruimtelijke ordening is bij de voorbereiding van een bestemmingsplan overleg gepleegd met de besturen van betrokken gemeenten en waterschappen en met de diensten van provincie en Rijk, die betrokken zijn bij de zorg voor de ruimtelijke ordening of belast zijn met de behartiging van belangen welke in het plan in geding zijn. In het kader van het voorontwerp bestemmingsplan zijn vooroverlegreacties ontvangen van:

A. Gasunie;

B. Waterschap Rivierenland;

C. Provincie Gelderland.

De ontvangen vooroverlegreacties zijn in het 'Eindverslag inspraak en vooroverleg Voorontwerp bestemmingsplan 'Willemspolder fase 1'' voorzien van een gemeentelijke beantwoording (zie Bijlage 54).

7.2 Inspraak

Het voorontwerpbestemmingsplan is, conform de gemeentelijke inspraakverordening, voorafgaand aan de formele bestemmingsplanprocedure voor inspraak vrijgegeven. Het voorontwerp bestemmingsplan heeft van 18 februari t/m 17 maart 2021 gedurende 6 weken ter inzage gelegen. Gedurende deze inspraaktermijn is een ieder in de gelegenheid gesteld schriftelijke en/of mondeling te reageren op het bestemmingsplan.

In totaal zijn er door inwoners en omwonenden acht inspraakreacties ingediend. Deze inspraakreacties zijn opgenomen in het 'Eindverslag inspraak en vooroverleg Voorontwerp bestemmingsplan 'Willemspolder fase 1'' en voorzien van een gemeentelijke beantwoording (zie Bijlage 54). Indien een inspraakreactie aanleiding gaf tot het bijstellen van het bestemmingsplan is tevens aangegeven op welke wijze het bestemmingsplan is aangepast.

7.3 Ontwerpfase

Na afronding van het vooroverleg start de formele bestemmingsplanprocedure. De eventuele aanpassingen die volgen uit de overlegreacties worden verwerkt in het ontwerpbestemmingsplan. Indien nodig worden er ambtshalve aanpassingen doorgevoerd.

Het ontwerpbestemmingsplan is van donderdag 17 maart 2022 tot en met donderdag 28 april 2022 gedurende zes weken ter inzage gelegd. Binnen deze termijn is een ieder in de gelegenheid gesteld schriftelijk en/of mondeling een zienswijze op het plan in te dienen. Voor een inhoudelijke uiteenzetting van de ingediende zienswijzen en de beantwoording hiervan wordt verwezen naar de zienswijzennota die als Bijlage 55 aan de toelichting is toegevoegd.

7.4 Vaststellingsfase

Binnen twaalf weken na de termijn van terinzagelegging moet de gemeenteraad beslissen omtrent de vaststelling van het bestemmingsplan.

Tegen het besluit tot vaststelling staat voor belanghebbenden direct beroep open bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Direct na de beroepstermijn treedt, indien tijdens de beroepstermijn geen verzoek om voorlopige voorziening is ingediend, het plan in werking waarna tot planrealisatie kan worden overgegaan.

Bijlage 1 Landschapsplan Willemspolder, Fase 1

Bijlage 1 Landschapsplan Willemspolder, fase 1

Bijlage 2 Ontwerpbesluit Verlening Tijdelijke Omgevingsvergunning

Bijlage 2 Ontwerpbesluit verlening tijdelijke omgevingsvergunning

Bijlage 3 Kaart Gnn Compensatie Willemspolder, Fase 1

Bijlage 3 Kaart GNN compensatie Willemspolder, fase 1

Bijlage 4 Compensatieplan Gnn Willemspolder, Fase 1

Bijlage 4 Compensatieplan GNN Willemspolder, fase 1

Bijlage 1 Mer

Bijlage 1 MER

Bijlage 2 Kaart 1 Bij Mer Verbeelding Basisalternatief

Bijlage 2 Kaart 1 bij MER Verbeelding Basisalternatief

Bijlage 3 Kaart 2 Bij Mer Verbeelding Voorkeursalternatief

Bijlage 3 Kaart 2 bij MER Verbeelding voorkeursalternatief

Bijlage 4 Kaart 3 Bij Mer Grondgebruik Referentiesituatie Willemspolder Fase 1

Bijlage 4 Kaart 3 bij MER Grondgebruik Referentiesituatie Willemspolder fase 1

Bijlage 5 Kaart 4 Bij Mer Grondgebruik Basisalternatief Willemspolder Fase 1

Bijlage 5 Kaart 4 bij MER Grondgebruik Basisalternatief Willemspolder fase 1

Bijlage 6 Kaart 5 Bij Mer Grondgebruik Voorkeursalternatief Willemspolder Fase 1

Bijlage 6 Kaart 5 bij MER Grondgebruik Voorkeursalternatief Willemspolder fase 1

Bijlage 7 Kaart 6 Bij Mer Grondgebruik Huidige Situatie Gebiedsvisie Midden-waal Willemspolder

Bijlage 7 Kaart 6 bij MER Grondgebruik huidige situatie Gebiedsvisie Midden-Waal Willemspolder

Bijlage 8 Kaart 7 Bij Mer Grondgebruik Huidige Situatie Gebiedsvisie Midden-waal Gouverneurspolder

Bijlage 8 Kaart 7 bij MER Grondgebruik huidige situatie Gebiedsvisie Midden-Waal Gouverneurspolder

Bijlage 9 Kaart 8 Bij Mer Grondgebruik Nieuwe Situatie Gebiedsvisie Midden-waal Willemspolder

Bijlage 9 Kaart 8 bij MER Grondgebruik nieuwe situatie Gebiedsvisie Midden-Waal Willemspolder

Bijlage 10 Kaart 9 Bij Mer Grondgebruik Nieuwe Situatie Gebiedsvisie Midden-waal Gouverneurspolder

Bijlage 10 Kaart 9 bij MER Grondgebruik nieuwe situatie Gebiedsvisie Midden-Waal Gouverneurspolder

Bijlage 11 Kaart 10 Bij Mer Technisch Ontwerp Basisalternatief

Bijlage 11 Kaart 10 bij MER Technisch ontwerp Basisalternatief

Bijlage 12 Kaart 11 Bij Mer Technisch Ontwerp Voorkeursalternatief

Bijlage 12 Kaart 11 bij MER Technisch ontwerp Voorkeursalternatief

Bijlage 13 Kaart 12 Bij Mer Natuurontwikkeling Willemspolder Fase 1

Bijlage 13 Kaart 12 bij MER Natuurontwikkeling Willemspolder fase 1

Bijlage 14 Kaart 13 Bij Mer Beweeg_beleef Route

Bijlage 14 Kaart 13 bij MER Beweeg_Beleef route

Bijlage 15 Kaart 14 Bij Mer Bodemhoogte Bestaand Maaiveld

Bijlage 15 Kaart 14 bij MER Bodemhoogte bestaand maaiveld

Bijlage 16 Bijlage 1 Bij Mer (Water)bodemkwaliteitskaart (Inclusief Pfas) Willemspolder 1

Bijlage 16 Bijlage 1 bij MER (Water)bodemkwaliteitskaart (inclusief PFAS) Willemspolder 1

Bijlage 17 Bijlage 2 Bij Mer Verkennend Waterbodemonderzoek Willemspolder Fase 1 (Verdachte Locaties)

Bijlage 17 Bijlage 2 bij MER Verkennend Waterbodemonderzoek Willemspolder fase 1 (verdachte locaties)

Bijlage 18 Bijlage 3 Bij Mer Oeverstabiliteit Zandwinputten Willemspolder

Bijlage 18 Bijlage 3 bij MER Oeverstabiliteit zandwinputten Willemspolder

Bijlage 19 Bijlage 4 Bij Mer Willemspolder Fase 1 Rivierkundige Effectbepaling

Bijlage 19 Bijlage 4 bij MER Willemspolder Fase 1 Rivierkundige effectbepaling

Bijlage 20 Bijlage 5 Bij Mer Beschouwing Geohydrologische Invloed Ontwikkeling Willemspolder Fase 1

Bijlage 20 Bijlage 5 bij MER Beschouwing geohydrologische invloed Ontwikkeling Willemspolder fase 1

Bijlage 21 Bijlage 6 Bij Mer Effecten Primaire Kering Herinrichting Willemspolder Fase 1

Bijlage 21 Bijlage 6 bij MER Effecten Primaire kering herinrichting Willemspolder fase 1

Bijlage 22 Bijlage 7 Bij Mer Passende Beoordeling Willemspolder Fase 1

Bijlage 22 Bijlage 7 bij MER Passende beoordeling Willemspolder fase 1

Bijlage 23 Bijlage 8 Bij Mer Beoordeling Van De Effecten Van De Herinrichting Van Willemspolder Fase 1 Op De Kernkwaliteiten Van Het Gnn En De Go

Bijlage 23 Bijlage 8 bij MER Beoordeling van de effecten van de herinrichting van Willemspolder fase 1 op de kernkwaliteiten van het GNN en de GO

Bijlage 24 Bijlage 9 Bij Mer Beoordeling Effecten Natuur Op Beschermde Soorten Herinrichting Willemspolder Fase 1

Bijlage 24 Bijlage 9 bij MER Beoordeling effecten Natuur op beschermde soorten herinrichting Willemspolder fase 1

Bijlage 25 Bijlage 11 Bij Mer Cultuurhistorische Rapportage Voor De Herinrichting Van De Oostelijke Willemspolder

Bijlage 25 Bijlage 11 bij MER Cultuurhistorische rapportage voor de herinrichting van de Oostelijke Willemspolder

Bijlage 26 Bijlage 12 Bij Mer Archeologisch Bureauonderzoek En Inventariserend Veldonderzoek Willemspolder Fase 1

Bijlage 26 Bijlage 12 bij MER Archeologisch bureauonderzoek en inventariserend veldonderzoek Willemspolder fase 1

Bijlage 27 Bijlage 13 Bij Mer Onderzoek Geluid, Laagfrequent Geluid En Trillingen Willemspolder Fase 1

Bijlage 27 Bijlage 13 bij MER Onderzoek geluid, laagfrequent geluid en trillingen Willemspolder fase 1

Bijlage 28 Bijlage 14 Bij Mer Onderzoek Luchtkwaliteit Willemspolder Fase 1

Bijlage 28 Bijlage 14 bij MER Onderzoek luchtkwaliteit Willemspolder fase 1

Bijlage 29 Bijlage 15 Bij Mer Stikstofdepositie Willemspolder Fase 1

Bijlage 29 Bijlage 15 bij MER Stikstofdepositie Willemspolder fase 1

Bijlage 30 Bijlage 16 Bij Mer Beoordeling Externe Veiligheid Waterstof Herinrichting Willemspolder Fase 1

Bijlage 30 Bijlage 16 bij MER Beoordeling externe veiligheid waterstof herinrichting Willemspolder fase 1

Bijlage 31 Bijlage 17 Bij Mer Analyse Externe Veiligheid Windturbines Willemspolder

Bijlage 31 Bijlage 17 bij MER Analyse Externe Veiligheid windturbines Willemspolder

Bijlage 32 Bijlage 18 Bij Mer Willemspolder Fase 1, Slagschaduw

Bijlage 32 Bijlage 18 bij MER Willemspolder fase 1, slagschaduw

Bijlage 33 Bijlage 20 Bij Mer Herinrichting Willemspolder Fase 1, Notitie Over De Inhoud Van De Mer (Nrd)

Bijlage 33 Bijlage 20 bij MER Herinrichting Willemspolder fase 1, Notitie over de inhoud van de MER (NRD)

Bijlage 34 Bijlage 21 Bij Mer Ontgronding En Gebiedsontwikkeling Willemspolder Fase 1, Advies Over Reikwijdte En Detailniveau Van De Mer

Bijlage 34 Bijlage 21 bij MER Ontgronding en gebiedsontwikkeling Willemspolder fase 1, Advies over reikwijdte en detailniveau van de MER

Bijlage 35 Bijlage 22 Bij Mer Procedureschema Mer Willemspolder Fase 1

Bijlage 35 Bijlage 22 bij MER Procedureschema MER Willemspolder fase 1

Bijlage 36 Aanvulling Mer

Bijlage 36 Aanvulling MER

Bijlage 37 Kaart 1 Bij Aanvulling Mer Indeling Bedrijfsterrein

Bijlage 37 Kaart 1 bij aanvulling MER Indeling bedrijfsterrein

Bijlage 38 Kaart 2 Bij Aanvulling Mer Zichtlijnen Bedrijfsterrein

Bijlage 38 Kaart 2 bij aanvulling MER Zichtlijnen bedrijfsterrein

Bijlage 39 Bijlage 1 Bij Aanvulling Mer Voorlopig Toetsingsadvies Mer Willemspolder Fase 1

Bijlage 39 Bijlage 1 bij aanvulling MER Voorlopig toetsingsadvies MER Willemspolder fase 1

Bijlage 40 Bijlage 2 Bij Aanvulling Mer Aanvullende Rivierkundige Beoordeling Gebiedsvisie Midden-waal

Bijlage 40 Bijlage 2 bij aanvulling MER Aanvullende rivierkundige beoordeling Gebiedsvisie Midden-Waal

Bijlage 41 Bijlage 3 Bij Aanvulling Mer Aanvullend Onderzoek Geluid, Laagfrequent Geluid En Trillingen Willemspolder Fase 1

Bijlage 41 Bijlage 3 bij aanvulling MER Aanvullend onderzoek geluid, laagfrequent geluid en trillingen Willemspolder fase 1

Bijlage 42 Bijlage 4 Bij Aanvulling Mer Aanvullend Onderzoek Luchtkwaliteit Willemspolder Fase 1

Bijlage 42 Bijlage 4 bij aanvulling MER Aanvullend onderzoek luchtkwaliteit Willemspolder fase 1

Bijlage 43 Bijlage 5 Bij Aanvulling Mer Aanvullend Onderzoek Stikstofdepositie Willemspolder Fase 1

Bijlage 43 Bijlage 5 bij aanvulling MER Aanvullend onderzoek stikstofdepositie Willemspolder fase 1

Bijlage 44 Bijlage 6 Bij Aanvulling Mer Aanvullend Onderzoek Externe Veiligheid Willemspolder Fase 1

Bijlage 44 Bijlage 6 bij aanvulling MER Aanvullend onderzoek externe veiligheid Willemspolder fase 1

Bijlage 45 Bijlage 7 Bij Aanvulling Mer (Water)bodemkwaliteitskaart (Inclusief Pfas) Willemspolder Fase 1

Bijlage 45 Bijlage 7 bij aanvulling MER (Water)bodemkwaliteitskaart (inclusief PFAS) Willemspolder fase 1

Bijlage 46 Bijlage 8 Bij Aanvulling Mer Nota Bodembeheer Herinrichting Willemspolder Fase 1

Bijlage 46 Bijlage 8 bij aanvulling MER Nota bodembeheer herinrichting Willemspolder fase 1

Bijlage 47 Bijlage 9 Bij Aanvulling Mer Inrichtingsplan Besluit Bodemkwaliteit Willemspolder Fase 1

Bijlage 47 Bijlage 9 bij aanvulling MER Inrichtingsplan Besluit bodemkwaliteit Willemspolder fase 1

Bijlage 48 Bijlage 10 Bij Aanvulling Mer Technische Notitie Piping Tijdelijke Situatie Willemspolder Fase 1

Bijlage 48 Bijlage 10 bij aanvulling MER Technische notitie Piping tijdelijke situatie Willemspolder fase 1

Bijlage 49 Addendum Mer (Inclusief Kaarten En Bijlage)

Bijlage 49 Addendum MER (inclusief kaarten en bijlage)

Bijlage 50 Toetsadvies Mer En Aanvulling Mer

Bijlage 50 Toetsadvies MER en aanvulling MER

Bijlage 51 Natuurversterkingsplan Go, Willemspolder Fase 1

Bijlage 51 Natuurversterkingsplan GO, Willemspolder fase 1

Bijlage 52 Geluidonderzoek Ontgrondings- En Herinrichtingsactiviteiten

Bijlage 52 Geluidonderzoek ontgrondings- en herinrichtingsactiviteiten

Bijlage 53 Stikstofdepositieonderzoek (Juli 2022)

Bijlage 53 Stikstofdepositieonderzoek (juli 2022)

Bijlage 54 Eindverslag Inspraak En Vooroverleg

Bijlage 54 Eindverslag inspraak en vooroverleg

Bijlage 55 Zienswijzennota

Bijlage 55 Zienswijzennota