Buitengebied Holten, uitbreiding camping De Holterberg
Bestemmingsplan - gemeente Rijssen-Holten
Vastgesteld op 09-12-2024 - geheel in werking
Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
1.1 plan
het bestemmingsplan 'Buitengebied Holten, uitbreiding camping De Holterberg' met identificatienummer NL.IMRO.1742.BPB2022008-0401 van de gemeente 'Rijssen-Holten';
1.2 bestemmingsplan
de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.1742.BPB2022008-0401 met bijbehorende regels (en eventuele bijlagen);
1.3 aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit
een beroeps- of bedrijfsactiviteit, uitgevoerd door (één van) de hoofdbewoner(s) van de woning, waarvan de activiteiten in hoofdzaak niet verkeersaantrekkend of milieuhinderlijk zijn, en geen betrekking hebbend op detailhandel of horeca-gerelateerde activiteiten, dat op kleine schaal in een woning en/of daarbij bijbehorend bouwwerk wordt uitgeoefend, waarbij de desbetreffende activiteit een ruimtelijke uitstraling heeft die in overeenstemming is met de woonfunctie en de woonomgeving ter plaatse;
1.4 aanduiding
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;
1.5 aanduidingsgrens
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;
1.6 aanpijling
een op de kaart blijkens de daarop voorkomende verklaring als zodanig opgenomen aanduiding, die aangeeft welke bestemming/aanduiding van toepassing is op de aangepijlde gronden;
1.7 achtererfgebied
erf aan de achterkant en de niet naar openbaar toegankelijk gebied gekeerde zijkant, op meer dan 1 m van de voorkant, van het hoofdgebouw;
1.8 afhankelijke woonruimte
een recreatiewoning, gastenverblijf of bijgebouw, welke een ruimtelijke eenheid vormt met de woning, die voor mantelzorg geschikt is en waarbij sprake is van één huishouden op het perceel;
1.9 agrarisch bedrijf
een economische eenheid met een minimale omvang van meer dan 11 NGE dat is gericht op het voortbrengen van producten door het telen van gewassen "kwekerijen en houtteelt, daaronder niet begrepen" en/of door middel van het houden van dieren, niet zijnde een glastuinbouwbedrijf, een vis- of wormenkwekerij;
1.10 archeologische waarde
de waarde die van belang is voor de archeologie en voor de kennis van de beschavingsgeschiedenis;
1.11 bebouwing
één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;
1.12 bed & breakfast
binnen de woning het bieden van de, ten opzichte van het hoofdgebruik ondergeschikte, mogelijkheid tot recreatief nachtverblijf en ontbijt aan niet meer dan vier personen die hun hoofdverblijf elders hebben;
1.13 bedrijf
een onderneming waarbij het accent ligt op het vervaardigen, bewerken, installeren, inzamelen en verhandelen van goederen, waarbij eventueel verkoopactiviteit uitsluitend plaatsvindt als ondergeschikt onderdeel van de onderneming in de vorm van verkoop dan wel levering van ter plaatse vervaardigde, bewerkte of herstelde goederen dan wel goederen die in rechtstreeks verband staan met de uitgeoefende handelingen;
1.14 bedrijfsgebouw
een gebouw, dat dient voor de uitoefening van een bedrijf;
1.15 bedrijfsmatig
het door middel van bedrijfsmatige exploitatie als eenheid (bedrijf, stichting en/of andere rechtspersoon) bieden van wisselend recreatief verblijf aan personen - die elders hun hoofdverblijf hebben - in kampeermiddelen, bouwwerken voor recreatief verblijf en recreatiewoningen;
1.16 bedrijfswoning/dienstwoning
een woning in of bij een gebouw of op een terrein, enkel slechts bedoeld voor (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein noodzakelijk is;
1.17 beroeps- of bedrijfsoppervlakte
de totale vloeroppervlakte van de ruimte die wordt gebruikt voor een aan huis verbonden beroep dan wel een (dienstverlenend) bedrijf of een (dienstverlenende) instelling, inclusief opslag- en administratieruimten en dergelijke;
1.18 bestaande situatie
ten aanzien van bebouwing:
legaal aanwezige bebouwing, zoals aanwezig op het tijdstip van de inwerkingtreding van dit bestemmingsplan, dan wel mag worden gebouwd krachtens een voor dat tijdstip aangevraagde vergunning.
Ten aanzien van gebruik:
het legaal gebruik van grond en opstallen, zoals aanwezig op het tijdstip van de inwerkingtreding van dit bestemmingsplan.
1.19 bestemmingsgrens
de grens van een bestemmingsvlak;
1.20 bestemmingsvlak
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming. Indien en voor zover meerdere bestemmingsvlakken middels een aanduiding met elkaar zijn verbonden worden deze aangemerkt als één bestemmingsvlak;
1.21 Bevi-inrichting
inrichting als bedoeld in artikel 2 lid 1 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen;
1.22 bijbehorend bouwwerk
een op zichzelf staand, al dan niet vrijstaand gebouw, dat door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.
1.23 boerderijkamers
een (deel van) een agrarisch gebouw behorende bij een in werking zijnde agrarisch bedrijf met dien verstande dat het ondergeschikt is aan het agrarische bedrijf, niet groter dan 50 m2 per boerderijkamer en 300 m2 in totaal, waarbij wordt overnacht in zelfstandige eenheden, waarin keuken en/of sanitair zijn ondergebracht, al dan niet in combinatie met een dagverblijf. Het gaat om een vorm van verblijfsrecreatie die mede tot doel heeft de agrarische c.q. plattelandsomgeving te ervaren;
1.24 boomkwekerij
een bedrijf dat is gericht op het voortbrengen van beplantingsgewassen zoals bos- en haagplantsoen, laan- en parkbomen, vruchtbomen, rozenstruiken, sierconiferen en overige sierheesters, een en ander in de vorm van volle grondteelt dan wel containerteelt;
1.25 bouwen
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen, veranderen of het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;
1.26 bouwgrens
de grens van een bouwvlak;
1.27 bouwlaag
een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw en zolder;
1.28 bouwperceel
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.
1.29 bouwperceelgrens
de grens van een bouwperceel;
1.30 bouwwerk
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct of indirect met de grond is verbonden, hetzij direct hetzij indirect steun vindt in of op de grond;
1.31 chalet
een plaatsgebonden gebouw, bestaande uit een lichte constructie, dat naar de aard en de inrichting is bedoeld voor recreatieve bewoning, dat geen vaste verankering in de grond heeft en binnen 24 uur demontabel is;
1.32 cultuurhistorische waarde
de aan een bouwwerk of gebied toegekende waarde, gekenmerkt door het beeld dat is ontstaan door het gebruik dat de mens in de loop van de geschiedenis van dat bouwwerk of dat gebied heeft gemaakt;
1.33 dagrecreatie
extensief medegebruik van gronden zoals niet-gemotoriseerde recreatieve activiteiten, zoals wandelen, fietsen, skaten, paardrijden, vissen, zwemmen en natuurobservatie, of een naar de aard daarmee gelijk te stellen medegebruik;
1.34 dak
iedere bovenbeëindiging van een gebouw;
1.35 de verbeelding (plankaart)
de verbeelding (plankaart) van het bestemmingsplan Buitengebied Holten, uitbreiding camping De Holterberg bestaande uit de kaarten met nr. NL.IMRO.1742.BPB2022008-0401;
1.36 detailhandel
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, (waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop), het verkopen en/of leveren van goederen, geen motorbrandstoffen zijnde, aan personen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit; onder detailhandel vallen geen afhaalzaken en maaltijdbezorgdiensten;
1.37 dienstverlenend bedrijf en/of dienstverlening
een bedrijf of instelling waarvan de werkzaamheden bestaan uit het verlenen van economische en/of maatschappelijke diensten aan derden, waaronder zijn begrepen kapperszaken, schoonheidsinstituten, fotostudio's en naar de aard daarmee gelijk te stellen bedrijven en inrichtingen, evenwel met uitzondering van een garagebedrijf en een seksinrichting;
1.38 dienstverlening
het verlenen van economische en/of maatschappelijke diensten aan derden;
1.39 discotheek
een gebouw, waarin de bedrijfsuitoefening hoofdzakelijk is gericht op het bieden van gelegenheid tot dansen op mechanische en/of live muziek en het serveren van al dan niet alcoholhoudende dranken;
1.40 eerste bouwlaag
de bouwlaag op de begane grond;
1.41 eerste verdieping
de tweede bouwlaag van een hoofdgebouw, een souterrain of kelder niet daaronder begrepen;
1.42 erotisch getinte vermaaksfunctie
een vermaaksfunctie, welke is gericht op het doen plaatsvinden van voorstellingen en/of vertoningen van porno-erotische aard, waaronder begrepen een seksbioscoop, een seksclub en een seksautomatenhal;
1.43 extensieve (dag)recreatie
die vormen van recreatie die in hoofdzaak zijn gericht op natuur- en landschapsbeleving zoals wandelen en fietsen en die in principe plaatsvinden tussen zonsopgang en zonsondergang en niet gericht zijn op het verstrekken van nachtverblijf;
1.44 fruitteeltbedrijf
een bedrijf dat is gericht op het telen van fruit;
1.45 gebouw
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;
1.46 gebruiksgerichte paardenhouderij
een bedrijf dat hoofdzakelijk is gericht op het beleren en trainen van paarden;
1.47 groepsaccommodatie
een (deel van) een gebouw welke blijvend is bestemd voor recreatief nachtverblijf door groepen, waarbij wordt overnacht in slaapzalen en/of slaapkamers en waar een dagverblijf beschikbaar is waarin de gasten mede huishoudelijke werkzaamheden kunnen verrichten. Een kampeerboerderij valt onder het begrip groepsaccommodatie;
1.48 het plan
het bestemmingsplan Buitengebied Holten, uitbreiding camping De Holterberg van de gemeente Rijssen-Holten;
1.49 hobbymatig houden van dieren
het niet bedrijfsmatig houden van vee met een maximale productieomvang tot 11 Nge;
1.50 hoofdgebouw
een gebouw dat, gelet op de bestemming, als het belangrijkste bouwwerk op een bouwperceel kan worden aangemerkt;
1.51 horecabedrijf
het bedrijfsmatig verstrekken van dranken en/of etenswaren voor gebruik ter plaatse, al dan niet in samenhang met het exploiteren van zaalaccommodatie, met uitzondering van een discotheek;
1.52 hotel
Een bedrijf, dat tot hoofddoel heeft het bedrijfsmatig verschaffen van logies (per nacht), met al dan niet als nevenactiviteit het verstrekken van dranken en/of etenswaren voor gebruik ter plaatse en het exploiteren van zaalaccommodatie, met uitzondering van een discotheek;
1.53 houtteelt
de bedrijfsmatige uitoefening van uitsluitend de functie houtproductie op gronden die in principe hiervoor tijdelijk worden gebruikt en waarvoor daartoe ontheffing is verleend van de melding- en herplantplicht ex artikel 2 en 3 van de Boswet;
1.54 jachthaven
een haven met de daarbij behorende grond waar overwegend gelegenheid wordt gegeven voor het aanleggen, afmeren, of afgemeerd houden van pleziervaartuigen;
1.55 kampeermiddel
een tent, tentwagen, een kampeerauto, niet zijnde een stacaravan of een chalet;
1.56 kampeerplaats
een in of op het terrein aangegeven, zichtbaar gemarkeerde plek, door middel van nummering, stroomvoorziening, erfafscheiding of anderszins, voor het plaatsen of geplaatst houden van een kampeermiddel. Een bijzettentje voor bijvoorbeeld de kinderen wordt hierbij niet als afzonderlijk kampeermiddel aangemerkt.
1.57 kas
een gebouw, waarvan de wanden en het dak geheel of grotendeels bestaan uit glas of ander lichtdoorlatend materiaal, dienend tot het kweken van vruchten, groenten, bloemen of planten;
1.58 kelder
een gedeelte van een gebouw, dat aan de bovenzijde wordt afgedekt door de begane grondvloer van datzelfde gebouw;
1.59 kleinschalig kampeerterrein
een terrein of plaats geheel of gedeeltelijk ingericht, en blijkens die inrichting bestemd, om daarop gelegenheid te geven tot het plaatsen of geplaatst houden van maximaal 25 stuks kampeermiddelen ten behoeve van recreatief nachtverblijf, met dien verstande dat stacaravans niet zijn toegestaan;
1.60 kwekerij
het voortbrengen van houtige en niet-houtige siergewassen, fruitbomen, struiken en vaste planten, onder meer bestemd voor tuinen en parken, één en ander in de vorm van vollegrondsteelt dan wel pot- of containerteelt;
1.61 landschappelijke waarde
de aan een gebied toegekende waarde, in verband met de waarneembare verschijningsvorm van dat gebied;
1.62 lpg-doorzet
de afzet van lpg in m³ per jaar;
1.63 maaiveld
het oppervlak (of de hoogte daarvan) van het land of de bovenkant van het terrein dat een bouwwerk omgeeft;
1.64 maatschappelijke voorzieningen
educatieve, sociaalmedische, sociaal-culturele en levensbeschouwelijke voorzieningen, voorzieningen ten behoeve van sport en sportieve recreatie - met uitzondering van voorzieningen ten behoeve van gemotoriseerde en gemechaniseerde sporten en sporten met dieren - en voorzieningen ten behoeve van openbare dienstverlening, alsook ondergeschikte detailhandel en horeca ten dienste van deze voorzieningen;
1.65 mantelzorg
het bieden van zorg in een woning aan eenieder die hulpbehoevend is op het fysieke, psychische en/of sociale vlak, waarbij de woning in overwegende mate de woonfunctie behoudt en een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is op vrijwillige basis en buiten organisatorisch verband;
1.66 melkrundvee
melkvee met bijbehorend vrouwelijk jongvee, dat overwegend wordt gehouden voor de melkproductie, met inbegrip van dieren die in de mestperiode worden gemolken, tijdens de lactatie worden gemest dan wel zijn droog gezet en worden afgemest en vrouwelijk vleesvee ouder dan 2 jaar met bijbehorend vrouwelijk jongvee, dat op een met melkvee vergelijkbare manier wordt gehouden voor de vleesproductie en het voortbrengen en zogen van kalveren;
1.67 nadere eis
een nadere eis als bedoeld in artikel 3.6 lid 1 onder d van de Wet ruimtelijke ordening;
1.68 natuurlijke waarde
de aan een gebied toegekende waarde in verband met de geologische, bodemkundige en biologische elementen, voorkomend in dat gebied;
1.69 normale onderhouds- of exploitatiewerkzaamheden
werkzaamheden die regelmatig noodzakelijk zijn voor een goed beheer van de gronden, waaronder begrepen de handhaving dan wel de realisering van de bestemming;
1.70 omgevingsvergunning voor de activiteit aanleggen
een vergunning als bedoeld in artikel 2.1, lid 1 onder b onder a van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht
1.71 overkapping
een bouwwerk geen gebouw zijnde voorzien van een gesloten dak;
1.72 persoonsgebonden overgangsrecht
een persoonsgebonden overgangsrecht is een overgangsrecht zoals bedoeld in artikel 3.2.3 van het Besluit ruimtelijke ordening. Dit betekent dat het strijdige gebruik mag worden voortgezet door die perso(o)n(en) die op de datum van vaststelling van het bestemmingsplan een persoonsgebonden overgangsrecht hebben;
1.73 paardrijbak
buitenrijbaan ten behoeve van paardrijactiviteiten, voorzien van een zandbed en al dan niet voorzien van een omheining;
1.74 peil
- a. voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst: de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
- b. voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst: de hoogte van het terrein ter hoogte van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw;
- c. het peil zoals door of namens burgemeester en wethouders is bepaald;
1.75 perceelgrens
De scheiding tussen percelen, die niet aan éénzelfde eigenaar behoren dan wel niet door één gebruiker worden benut;
1.76 permanente bewoning
er is sprake van permanente bewoning als een recreatiewoning, een stacaravan of ander kampeermiddel het hoofdverblijf voor de gebruiker is of voor bewoning anders dan in het kader van recreatief verblijf wordt gebruikt;
1.77 plattelandsappartementen
een (deel van) een (voormalig) agrarisch gebouw of een cultuurhistorisch pand, welke blijvend is bestemd voor recreatief nachtverblijf, waarbij wordt overnacht in zelfstandige eenheden groter dan 50 m2 per plattelandsappartement, waarin keuken en/of sanitair zijn ondergebracht, al dan niet in combinatie met dagverblijf. Het gaat hier om een vorm van verblijfsrecreatie die mede tot doel heeft de agrarische c.q. plattelandsomgeving te ervaren;
1.78 plattelandskamers
een (deel van een) voormalig agrarisch gebouw of cultuurhistorisch pand, niet groter dan 50m2 per plattelandskamer en 300 m2 in totaal, waarbij wordt overnacht in kamers, al dan niet in combinatie met dagverblijf, beschikbaar is en waar keuken en sanitair in een gemeenschappelijke ruimte worden ondergebracht;
1.79 productiegebonden detailhandel
detailhandel in goederen die ter plaatse worden vervaardigd, gerepareerd en/of toegepast in het productieproces, waarbij de detailhandelsfunctie ondergeschikt is aan de productiefunctie;
1.80 prostitutie
het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander persoon tegen vergoeding;
1.81 recreatiebedrijf
een bedrijf gericht op, en blijkens die inrichting daartoe bestemd om gelegenheid te geven tot het exploiteren van een bedrijf gericht op recreatieve activiteiten;
1.82 recreatief medegebruik
een recreatief gebruik van gronden dat ondergeschikt is aan de functie van de bestemming waarbinnen dit recreatieve gebruik is toegestaan;
1.83 recreatief verblijf
verblijf dat plaatsvindt in het kader van verblijfsrecreatie en dat enkel gericht is op ontspanning of vrijetijdsbesteding, niet zijnde zelfstandige kortdurende recreatieve activiteiten;
1.84 recreatieve bewoning
de bewoning die plaatsvindt in het kader van de weekend- en/of verblijfsrecreatie;
1.85 recreatiewoning
een gebouw dat periodiek dient voor recreatief (nacht)verblijf voor recreanten die hun hoofdverblijf elders hebben;
1.86 risicovolle inrichting
een inrichting als bedoeld in artikel 2 lid 1 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen;
1.87 scouting
het groepsgewijs aanbieden van diverse activiteiten voor in hoofdzaak kinderen en jong volwassenen, veelal in de vorm van buitenactiviteiten, waaronder sport en spel, buitenspelen, natuurbeleving, scoutingtechnieken, outdooractiviteiten, incidenteel kamperen en in omvang vergelijkbare activiteiten;
1.88 seksinrichting
de voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in de omvang alsof zij bedrijfsmatig is, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch/pornografische aard plaatsvinden. Onder seksinrichting wordt in ieder geval verstaan: een prostitutiebedrijf, alsmede een erotische massagesalon, een seksbioscoop, een seksautomatenhal, een sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar;
1.89 sierteelt
de teelt van bloemkwekerijgewassen, zoals snijbloemen, vaste planten en pot- en perkplanten, met behulp van kassen al dan niet gecombineerd met aan de teeltactiviteiten ondergeschikte handel, niet zijnde detailhandel, in op het betrokken bouwperceel geproduceerde gewassen.
1.90 sportkantine
een verblijfslocatie waarin de verstrekking van drank- en etenswaren gericht is op gebruikers van de sportvoorziening;
1.91 sport- en spelvoorzieningen
een voorziening ten behoeve van de uitoefening van sport- en spel, als onderdeel van de recreatieve bestemming, in de vorm van een speelplaats of een bouwwerk, geen gebouw zijnde;
1.92 stacaravan
een kampeermiddel, voorzien van een as-/wielstelsel, bestaande uit één bouwlaag met een breedte van niet meer dan 4,50 meter, dat dient voor recreatief (nacht)verblijf voor recreanten die hun hoofdverblijf elders hebben. De stacaravan is niet plaatsgebonden en per direct (zonder dat daarvoor ingrijpende maatregelen genomen hoeven te worden) van zijn standplaats verrijdbaar;
1.93 sterlocatie intensieve veehouderij
een bestaand agrarisch bedrijf binnen het verwevingsgebied, waar een perspectiefvol bedrijf met uitsluitend intensieve veehouderij is gevestigd, dat over voldoende omgevingsruimte beschikt om door te kunnen groeien tot een omvang van minimaal 175 nge, of een perspectiefvol gemengd bedrijf dat kan doorgroeien tot minimaal 175 nge en waarbij de intensieve veehouderijtak kan doorgroeien tot minimaal 140 nge (als bedoeld in het reconstructieplan);
1.94 teeltondersteunende kassen
kassen in, op of boven de grond die door agrarische bedrijven met plantaardige teelten worden gebruikt om de volgende doelen na te streven:
- a. verbetering van de productie, onder meer door teeltvervroeging en -verlating;
- b. verbetering van de arbeidsomstandigheden, onder meer door gewassen verhoogd te telen of
- c. het voorkomen van schade door vorst;
1.95 teeltondersteunende voorzieningen
voorzieningen in, op of boven de grond die door agrarische bedrijven met plantaardige teelten worden gebruikt om de volgende doelen na te streven:
- a. verbetering van de productie, onder meer door teeltvervroeging en -verlating, terugdringing van onkruidgroei en beperking van vraatschade;
- b. verbetering van de arbeidsomstandigheden, onder meer door gewassen verhoogd te telen of
- c. het bereiken van positieve effecten op milieu en water (bodembescherming, terugdringing onkruidbestrijding, effectief omgaan met water);
- d. het voorkomen van schade door vorst;
- e. die op dezelfde locatie gebruikte kunnen worden zo lang de teelt dit vereist, met een maximum van zes maanden. Deze tijdelijke voorzieningen hebben een directe relatie met het grondgebruik. Hieronder worden verstaan folies, insectengaas, acryldoek, wandelkappen, schaduwhallen, hagelnetten;
met dien verstande dat dit niet geldt voor vollegrondsteelt zoals bij wijnbouw, aspergeteelt en/of maïsteelt;
1.96 trekkershut
een blokhut waarvoor een vergunning ingevolge artikel 2.1 lid 1 a Wabo is vereist en dient als periodiek verblijf voor wisselende groepen van recreanten die hun hoofdverblijf elders hebben. Er is sprake van een trekkershut indien er sprake is van bedrijfsmatige exploitatie;
1.97 twee-aaneenwoning
een woning van het type twee-aaneen gebouwd;
1.98 uitbouw
een gebouw dat als vergroting van een bestaande ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw, welk gebouw door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw; functionele ondergeschiktheid is niet vereist;
1.99 veldschuur
een vrijstaand eenvoudig gebouw zonder verdieping die gebruikt wordt als schuilplaats voor vee, opslag van agrarische hulpmaterialen zoals machines of opslag van gewassen zoals stro, hooi en zaagsel.
1.100 verticale diepte van een gebouw
de diepte van een gebouw, gemeten vanaf de onderzijde van de begane grondvloer;
1.101 volkstuin
een perceel grond dat zich niet in de onmiddellijke nabijheid van de woning van de gebruiker bevindt, waarop de gebruiker gewassen teelt voor eigen gebruik;
1.102 volwaardig agrarisch bedrijf
een agrarisch bedrijf dat naar aard en omvang en gelet op de arbeidsbehoefte als zodanig moet worden aangemerkt en waarvan de continuïteit voor een periode van ten minste 10 jaar redelijkerwijs is te verwachten. Het bedrijf dient te voorzien in het hoofdinkomen van het bedrijfshoofd. De arbeidsbehoefte en -omvang dienen ten minste één arbeidskracht te omvatten die qua tijdsbesteding volledig (voltijds) werkzaam is of zal zijn in het bedrijf;
1.103 voorgevel
de naar de weg toegekeerde gevel van een gebouw of, indien een perceel met meerdere zijden aan een weg grenst, de als zodanig door burgemeester en wethouders aan te wijzen gevel;
1.104 weg
voor het openbaar rij- of ander verkeer openstaande weg, bestaande uit één hoofdrijbaan of hoofdrijbanen, daaronder niet begrepen de in-/uitvoegstroken, voorsorteervakken, weefvakken, fietspaden en parallelwegen;
1.105 wijziging
een wijziging als bedoeld in artikel 3.6 lid 1 onder a van de Wet ruimtelijke ordening;
1.106 woning
een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden;
1.107 woongebouw
een gebouw, dat meerdere naast elkaar en/of geheel of gedeeltelijk boven elkaar gelegen woningen omvat en dat qua uiterlijke verschijningsvorm als een eenheid beschouwd kan worden;
1.108 woonwagen
een voor bewoning bestemde ruimte die is geplaatst op een standplaats en die in zijn geheel of in delen kan worden verplaatst.
1.109 zorgboerderij
een nevenfunctie bij een agrarisch bedrijf waar ouderen en/of mensen met een lichamelijke beperking of een verstandelijke handicap begeleid werkzaamheden kunnen verrichten en waar geen sprake is van nachtverblijf.
Artikel 2 Wijze Van Meten
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
2.1 Gebouwen en bouwwerken
2.2 Ondergeschikte bouwdelen
Bij het meten worden ondergeschikte bouwdelen, als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van bouwvlak- of bestemmingsgrenzen niet meer dan 0,5 m bedraagt.
2.3 Maatvoering
Alle maten zijn tenzij anders aangegeven:
- a. voor lengten in meters (m);
- b. voor oppervlakten in vierkante meters (m²);
- c. voor inhoudsmaten in kubieke meters (m³);
- d. voor verhoudingen in procenten (%);
- e. voor hoeken/hellingen in graden (º).
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Bos
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor Bos aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. bos en/of dichte beplantingsstroken;
- b. het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de natuurlijke en landschappelijke waarden;
- c. voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding, waaronder begrepen voorzieningen ten behoeve van het vasthouden, bergen, aan- en afvoeren van water;
- d. voorzieningen ten behoeve van extensief recreatief medegebruik, zoals wandel-, fiets- en ruiterpaden;
- e. infrastructurele voorzieningen zoals deze bestonden op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerpplan;
met daarbij behorende bouwwerken, geen gebouw zijnde en werken, geen bouwwerken zijnde.
3.2 Bouwregels
Op de tot Bos bestemde gronden mogen worden gebouwd bouwwerken ten dienste van de bestemming.
3.3 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik in strijd met het bestemmingsplan wordt in ieder geval gerekend het gebruik, laten gebruiken of in gebruik geven van de gronden en bouwwerken voor:
- a. opslag-, stort- of bergplaats, stalling en achterlating van voer- en vaartuigen en andere al dan niet afgedankte stoffen, voorwerpen en producten;
3.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 4 Recreatie - Verblijfsrecreatie 1
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor Recreatie - Verblijfsrecreatie 1 aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. recreatief verblijf in recreatiewoningen, stacaravans, trekkershutten en kampeermiddelen met inachtneming van het bepaalde in artikel 4.2.1;
- b. het behoud, herstel en ontwikkeling van de landschappelijke en natuurlijke waarde alsmede landschappelijke inpassing;
met daarbij behorende:
- c. voorzieningengebouwen, waaronder horeca, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'centrum';
- d. sanitaire voorzieningen en bergingen ten behoeve van opslag van onderhoudsmateriaal uitsluitend ten behoeve van recreatieve bedrijven;
- e. dagrecreatieve voorzieningen, detailhandel, sport- en spelvoorzieningen en dienstverlening, uitsluitend ten behoeve van een recreatief bedrijf, een en ander uitsluitend of in hoofdzaak ondergeschikt aan de verblijfsrecreatieve voorzieningen en ten dienste van de gebruikers van die voorzieningen;
- f. horeca, met dien verstande dat horeca uitsluitend is toegestaan ten behoeve van een recreatief bedrijf, een en ander uitsluitend of in hoofdzaak ondergeschikt aan de verblijfsrecreatieve voorzieningen en ten dienste van de gebruikers van die voorzieningen;
- g. parkeervoorzieningen ten behoeve van het recreatieterrein;
met dien verstande dat:
- h. per bestemmingsvlak niet meer dan 1 bedrijf is toegestaan, met dien verstande dat in totaal één recreatiebedrijf is toegestaan, zoals is bepaald in 10.1.1 onder e.
- i. per bestemmingsvlak niet meer dan 2 bedrijfswoningen zijn toegestaan;
- j. het totaal aantal kampeerplaatsen 220 bedraagt;
- k. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie uitgesloten - stacaravans' de gronden niet mogen worden gebruikt voor stacaravans;
- l. ter plaatse van de aanduiding 'recreatiewoning uitgesloten' de gronden niet mogen worden voor recreatiewoningen;
- m. vrijstaande overkappingen niet zijn toegestaan, tenzij deze op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerpplan reeds legaal aanwezig waren of gebouwd kunnen worden middels een omgevingsvergunning;
- n. bed & breakfast is toegestaan in de bedrijfswoning;
- o. paardrijbakken niet zijn toegestaan tenzij deze op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerpplan reeds aanwezig waren;
met daarbij behorende:
- p. gebouwen;
- q. bouwwerken, geen gebouw zijnde;
- r. ontsluiting, paden en wegen;
- s. waterhuishoudkundige voorzieningen;
- t. groenvoorzieningen en/of erfbeplanting.
4.2 Bouwregels
Op de tot Recreatie - Verblijfsrecreatie 1 bestemde gronden mogen uitsluitend worden gebouwd bouwwerken ten dienste van de bestemming.
4.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing ten behoeve van:
- a. het beginsel van bebouwingsconcentratie;
- b. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
- c. de landschappelijke inpassing;
- d. de verkeersveiligheid;
- e. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
- f. de milieusituatie.
4.4 Afwijken van de bouwregels
Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in:
- a. 4.1 ten behoeve van de realisering van een paardrijbak, met dien verstande dat:
- 1. uitsluitend is één paardrijbak per bedrijfswoning toegestaan;
- 2. paardrijbakken zijn uitsluitend toegestaan in het achtererfgebied;
- 3. de oppervlakte van een paardrijbak bedraagt niet meer dan 1.300 m2;
- 4. de afstand tot de perceelgrens niet minder dan 5 m bedraagt;
- 5. de omheining van paardrijbakken niet meer bedraagt dan 1,8 m;
- 6. lichtmasten niet zijn toegestaan.
- b. 4.2.6 onder b en toestaan dat de goothoogte van de bedrijfswoning wordt vergroot tot 6 m;
- c. 4.2.6 onder e ten behoeve van de vergroting van de bedrijfswoning tot niet meer dan 1.000 m3, met dien verstande dat de gebouwen landschappelijk worden ingepast, wat blijkt uit een in te dienen beplantingsplan/inrichtingsplan;
- d. 4.2.7 onder d en toestaan dat de goothoogte van een aangebouwd bijbehorend bouwwerk niet meer mag bedragen dan 6 m.
4.5 Specifieke gebruiksregels
4.6 Afwijken van de gebruiksregels
Artikel 5 Recreatie - Verblijfsrecreatie 2
5.1 Bestemmingsomschrijving
De voor Recreatie - Verblijfsrecreatie 2 aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. bedrijfsmatig recreatief verblijf in recreatiewoningen, stacaravans, trekkershutten en kampeermiddelen, met inachtneming van het bepaalde in artikel 5.2.1;
- b. het behoud, herstel en ontwikkeling van de landschappelijke en natuurlijke waarden, alsmede landschappelijke inpassing.
met daarbij behorende:
- c. voorzieningengebouw(en) ten behoeve van ontvangstruimten, sanitaire voorzieningen, fietsenstalling met werkplaats en detailhandel van het recreatief bedrijf, met dien verstande dat deze uitsluitend mogen worden gebouwd ter plaatse van de aanduiding 'centrum';
- d. verblijfsrecreatieve voorzieningen, waaronder een buitenzwembad, sauna, jacuzzi en fitnessruimte, ten dienste van de gebruikers van die voorzieningen, met dien verstande dat verblijfsrecreatieve voorzieningen uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'centrum gerealiseerd mogen worden;
- e. dagrecreatieve voorzieningen zoals detailhandel, en sport- en spelvoorzieningen uitsluitend ten behoeve van het recreatief bedrijf, een en ander uitsluitend of in hoofdzaak ondergeschikt aan de verblijfsrecreatieve voorzieningen;
- f. horeca, met dien verstande dat horeca uitsluitend is toegestaan ten behoeve van een recreatief bedrijf, een en ander uitsluitend of in hoofdzaak ondergeschikt aan de verblijfsrecreatieve voorzieningen en ten dienste van de gebruikers van die voorzieningen;
- g. parkeervoorzieningen ten behoeve van het recreatieterrein;
- h. zonnepanelen ten behoeve van de duurzame opwekking van energie.
met dien verstande dat:
- i. per bestemmingsvlak niet meer dan 1 bedrijf is toegestaan, met dien verstande dat in totaal één recreatiebedrijf is toegestaan, zoals is bepaald in 10.1.1 onder e;
- j. het totaal aantal kampeerplaatsen 75 bedraagt;
- k. bedrijfswoningen niet zijn toegestaan;
- l. paardrijbakken niet zijn toegestaan;
met daarbij behorende:
- m. gebouwen;
- n. bouwwerken, geen gebouw zijnde;
- o. ontsluiting, paden en wegen;
- p. waterhuishoudkundige voorzieningen;
- q. groenvoorzieningen en/of erfbeplanting.
5.2 Bouwregels
Op de tot 'Recreatie - Verblijfsrecreatie 2' bestemde gronden mogen uitsluitend worden gebouwd bouwwerken ten dienste van de bestemming.
5.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing ten behoeve van:
- a. het beginsel van bebouwingsconcentratie;
- b. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
- c. de landschappelijke inpassing;
- d. de verkeersveiligheid;
- e. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
- f. de milieusituatie.
5.4 Afwijken van de bouwregels
5.5 Specifieke gebruiksregels
5.6 Afwijken van de gebruiksregels
Artikel 6 Waarde - Archeologische Verwachtingswaarde Middelhoog
6.1 Bestemmingsomschrijving
De voor Waarde - Archeologische verwachtingswaarde middelhoog aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:
- a. het behoud, de bescherming en/of het herstel van de (verwachte) archeologische waarden;
met daarbij behorende:
- b. werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden;
- c. voorzieningen.
6.2 Bouwregels
Op de voor Waarde - Archeologische verwachtingswaarde middelhoog aangewezen gronden mogen, in afwijking van hetgeen in de overige regels is bepaald, geen bouwwerken worden gebouwd.
6.3 Afwijken van de bouwregels
Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 6.2 en kan worden toegestaan dat wordt gebouwd ten dienste van en conform de (basis)bestemming.
6.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 7 Waarde - Reliëf
7.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Reliëf' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:
- a. het behoud, bescherming en/of herstel van de cultuurhistorische waarden, zoals deze tot uitdrukking komen in het grootschalig reliëf en het begroeiingspatroon;
met daarbij behorende:
- b. bebouwing;
- c. voorzieningen.
7.2 Bouwregels
Ter plaatse van de dubbelbestemming Waarde - Reliëf mogen, in afwijking van hetgeen in de overige regels is bepaald, ingevolge dit plan toegestane bouwwerken slechts worden opgericht indien en voorzover de cultuurhistorische belangen dit toestaan.
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 8 Algemene Aanduidingsregels
8.1 milieuzone - grondwaterbeschermingsgebied
8.2 Miliieuzone - waterintrekgebied
Artikel 9 Algemene Bouwregels
9.1 Bebouwingsgrenzen
Onverminderd het bepaalde in de overige artikelen dienen, wanneer gebouwen worden gebouwd op gronden grenzend aan een verkeersbestemming de volgende afstanden uit de as van de meest nabijgelegen rijbaan van de op de kaart nader onderscheiden wegen in acht genomen:
bestemming | afstand |
Verkeer - 1 | 100 m |
Verkeer - 2 | 50 m |
Verkeer - 3 | 20 m |
Verkeer - 4 | 10 m |
9.2 geluidszones langs wegen
Indien en voor zover gronden zijn gelegen binnen een zone van:
- a. 250 meter ter weerszijden van een weg met een of twee rijstroken;
- b. 400 meter ter weerszijde van een weg met drie of vier rijstroken;
mogen toegelaten geluidgevoelige functies uitsluitend worden gerealiseerd met inachtneming van de ten hoogste toelaatbare geluidsbelasting als bedoeld in de Wet geluidhinder en/of het Besluit geluidhinder of een vastgestelde hogere grenswaarde.
9.3 geluidszones langs spoorwegen
Indien en voor zover gronden zijn gelegen binnen een zone van 500 meter van de spoorlijn Deventer-Wierden mogen toegelaten geluidgevoelige functies uitsluitend worden gerealiseerd met inachtneming van de ten hoogste toelaatbare geluidsbelasting als bedoeld in de Wet geluidhinder en/of het Besluit geluidhinder of een vastgestelde hogere grenswaarde.
Artikel 10 Algemene Gebruiksregels
10.1 Algemene gebruiksregels
10.2 Voorwaardelijke verplichting parkeren auto's en fietsen, laden en lossen
- a. Een omgevingsvergunning voor het bouwen of gebruiken van gronden, danwel het gebruik van gronden, zoals toegestaan op grond van de onderliggende ruimtelijke plannen, waarbij sprake is van een parkeerbehoefte, wordt niet eerder verleend dan nadat in voldoende mate is voorzien in parkeergelegenheid voor auto's en fietsen, overeenkomstig de geldende parkeernormen. Voor de geldende parkeernormen zie ParkeernormenRijssen-Holten;
- b. Een omgevingsvergunning voor het bouwen of gebruiken van gronden, danwel het gebruik van gronden, zoals toegestaan op grond van de onderliggende ruimtelijke plannen, waarbij sprake is van een behoefte aan ruimte voor het laden en lossen van goederen, wordt niet eerder verleend dan nadat in voldoende mate is voorzien in ruimte voor het laden en lossen van goederen.
10.3 Afwijken van de gebruiksregels
- a. Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning en overeenkomstig de parkeernormen Rijssen-Holten afwijken van het bepaalde in artikel 10.2 onder a en b inzake de eis dat in voldoende parkeergelegenheid voor auto's en fietsen en ruimte voor laden en lossen moet worden voorzien, mits in dat geval sprake is van een integrale afweging en daarmee een ander, zwaarder wegend belang wordt gediend en dit niet leidt tot een onevenredige aantasting van de kwaliteit van de openbare ruimte;
10.4 Strijdig gebruik
Tot een strijdig gebruik wordt in ieder geval gerekend:
- a. het gebruik van gronden en bouwwerken met een parkeerbehoefte dan wel een behoefte aan ruimte voor het laden en lossen van goederen zonder dat hierin in voldoende mate is voorzien overeenkomstig de geldende parkeernormen.
Artikel 11 Algemene Afwijkingsregels
11.1 Afwijkingsbevoegdheid
Artikel 12 Algemene Procedureregels
12.1 Nadere eis
Voor een besluit tot het stellen van een nadere eis geldt de volgende voorbereidingsprocedure:
- a. een ontwerpbesluit ligt, met bijhorende stukken, gedurende twee weken ter inzage;
- b. de terinzagelegging wordt vooraf bekend gemaakt in één of meer dag-, nieuws- of huis-aan-huisbladen of op een andere geschikte wijze;
- c. de bekendmaking houdt mededeling in van de bevoegdheid voor belanghebbenden tot het naar voren brengen van zienswijzen gedurende de onder a genoemde termijn;
- d. burgemeester en wethouders delen aan hen die zienswijzen naar voren hebben gebracht de beslissing daaromtrent mede.
Artikel 13 Overige Regels
13.1 Werking wettelijke regels
De wettelijke regelingen waarnaar in de regels van dit plan wordt verwezen, gelden zoals deze luiden op het moment van vaststelling van het plan.
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 14 Overgangsrecht Bouwwerken
14.1 Bouwwerken
Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
- a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
- b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk teniet is gegaan.
14.2 Afwijken
Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het eerste lid een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.
14.3 Uitzondering
Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
Artikel 15 Overgangsrecht Gebruik
15.1 Gebruik
Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet, behoudens voor zover uit de Richtlijnen 79/409/EEG en 92/43/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 2 april 1979 inzake het behoud van de vogelstand onderscheidenlijk van 21 mei 1992 inzake de instandhouding van de natuurlijke habitats en de wilde flora en fauna, beperkingen voortvloeien ten aanzien van ten tijde van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan bestaand gebruik.
15.2 Strijdig gebruik
Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
15.3 Verbod
Indien het gebruik, bedoeld in eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
15.4 Uitzondering
Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Artikel 16 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als:
Regels van het bestemmingsplan ''Buitengebied Holten, uitbreiding camping De Holterberg''
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding
Sinds jaar en dag ligt aan de Reebokkenweg in Holten Camping De Holterberg. De camping is een familiebedrijf en wordt al meerdere generaties gerund door de familie Veneklaas.
De recreatieve vraag naar verblijfsrecreatie in Nederland neemt toe, zo ook in deze omgeving. Om de vraag naar recreatief verblijf op te kunnen vangen is het gewenst om de camping uit te breiden. De bestaande camping heeft haar maximale capaciteit bereikt. De initiatiefnemer wil dan ook de camping uitbreiden om de vraag op te vangen en daarmee het familiebedrijf toekomstbestendiger te maken.
Het voornemen is om de camping uit te breiden met per saldo 55 overnachtingsplekken. Aan de westkant, aansluitend aan de bestaande camping, is bijna drie hectare grond ter beschikking voor deze uitbreiding. De familie heeft in relatie tot de uitbreiding tevens de wens om de camping te herinrichten. De herinrichting dient te zorgen voor een kwaliteitsimpuls van het landschap.
Op de bestaande camping is veel uitheemse beplanting aanwezig. Deze beplanting zorgt ervoor dat de camping niet aansluit bij de beplanting van het omringende landschap. Voorafgaand aan dit bestemmingsplan is een inrichtingsschets opgesteld met daarin maatregelen die moeten worden genomen ten behoeve van de herinrichting van de camping. Deze maatregelen en schets zijn vastgelegd in een zogenaamd bedrijfsnatuurplan, dat ook onderdeel uitmaakt van dit bestemmingsplan.
De uitbreiding van de camping gaat gepaard met het verbeteren van de ruimtelijke kwaliteit. Het voorliggende bestemmingsplan maakt zowel de bestaande camping als de uitbreiding juridisch-planologisch mogelijk, dat wil zeggen het regelt hetgeen wat nodig is voor een goede ruimtelijke ordening. Voor het bestaande terrein is de geldende regeling overgenomen, waarbij de bestaande situatie is vastgelegd.
1.2 Ligging Plangebied
Camping De Holterberg ligt in de gemeente Rijssen-Holten ten noordoosten van de dorpskern van Holten. De camping en de dorpskern worden gescheiden door een spoor en weilanden. De afstand tot de kern is een kleine twee kilometer. De camping ligt op de uitlopers van de Holterenk tegen het bosgebied van de Holterberg aan. Dit heuvelachtige gebied maakt onderdeel uit van Nationaal Park Sallandse Heuvelrug. Dit geheel bestaat uit droge, hoge gronden met hoofdzakelijk een bos- en heidevegetatie. Het is een recreatiegebied en beschikt tegelijkertijd over bijzondere natuurwaarden. Het vormt het leefgebied van de ree, diverse soorten vleermuizen, reptielen, amfibieën en vogels. Afbeelding 1.1 geeft de ligging van Camping De Holterberg weer, met aan westelijke zijde het plangebied.
![]() |
Afbeelding 1.1: De uitbreiding van de camping is bij benadering rood omlijnd, groen is huidige camping (bron: Google Maps) |
1.3 Huidig Planologisch Regime
1.3.1 Bestemmingsplan
Camping De Holterberg is gelegen binnen het plangebied van het bestemmingsplan "Buitengebied Rijssen-Holten", vastgesteld op 1 november 2012 door de gemeenteraad. Daarnaast gelden de bestemmingsplannen "Welstandsnota Rijssen-Holten" (vastgesteld op 31 mei 2012), "Reclamenota gemeente Rijssen-Holten" (vastgesteld op 5 februari 2015) en "Parapluplan parkeernormen" (vastgesteld op 18 oktober 2018). In dit geval is met name het bestemmingsplan "Buitengebied Rijssen-Holten" relevant.
De bestaande camping heeft in dit bestemmingsplan de hoofdbestemming 'Recreatie – Verblijfsrecreatie'. Een aantal specifieke functieaanduidingen geven aan dat er specifieke gebruik- en bouwregels gelden voor de camping. De omliggende houtwallen zijn bestemd met de hoofdbestemming 'Bos'. Door middel van een tweetal gebiedsaanduidingen worden bepaalde milieu- en historische waarden in het gebied beschermd.
Bestemming uitbreidingslocatie camping
De gronden waarop de uitbreiding van de camping gesitueerd is, heeft in het geldende bestemmingsplan de hoofdbestemming 'Agrarisch met waarden – Landschap'. Momenteel hebben de gronden een agrarische functie en gebruik. Om de enk in stand te houden als cultuurhistorische waarde, is er een dubbelbestemming 'Waarde – Reliëf' opgenomen. Tevens bevat het plangebied de gebiedsaanduiding reconstructiewetzone – extensiveringsgebied. Om de uitbreiding van de camping te kunnen realiseren dient het bestemmingsplan Buitengebied Rijssen-Holten te worden herzien. Daarbij dienen regels voor de aanpassing van het gebruik en de realisatie van bebouwing opgenomen te worden.
1.4 Leeswijzer
Hoofdstuk 2 gaat in op het plan voor de uitbreiding van Camping De Holterberg. Eerst is gekeken naar de noodzaak van de uitbreiding. Vervolgens wordt de ruimtelijke visie van de camping beschreven, waarbij wordt ingegaan op de terreininrichting en de groenstructuren op de camping. In paragraaf 2.3 is de inpassing van de campinguitbreiding toegelicht. Hoofdstuk 3 beschrijft het beleidskader en in hoofdstuk 4 is de milieu- en omgevingstoets beschreven. In hoofdstuk 5 is de juridische opzet van het bestemmingsplan beschreven en tenslotte komt in hoofdstuk 6 de economische en maatschappelijke uitvoerbaarheid aan bod.
Hoofdstuk 2 Planbeschrijving
2.1 Noodzaak Uitbreiding
De vraag naar verblijfsrecreatie neemt toe in Nederland, zo ook in regio Salland. Naast de bestaande camping is er steeds meer vraag naar outdoor verblijfsrecreatie met een nature experience-achtige ervaring. Recreëren nabij de natuur waarbij de basisvoorzieningen zoals groepsverblijf en fietsenstallingen goed zijn voorzien. Daarnaast is er vraag naar duurzame locaties.
Om een duurzame continuïteit van het bedrijf te waarborgen is een uitbreiding van de camping noodzakelijk. Door de uitbreiding kan er beter worden ingespeeld op de wens van de recreant met meer kwaliteit, ruimte en variatie op het recreatiebedrijf. De wens is om de uitbreiding op een natuurlijke wijze in te passen in de omgeving zodat de bestaande groene waarden worden versterkt met een investering in de ontwikkeling van de natuur- en landschapswaarden.
2.2 Omvang Uitbreiding
De bestaande camping heeft op dit moment ongeveer 240 plaatsen. Hierbij kan een onderverdeling worden gemaakt van 120 vaste en 120 toeristische plaatsen. Aan de Reebokkenweg is de entree van de camping met verschillende voorzieningen, zoals de receptie, een zwembad en horecavoorzieningen.
De inzet is om de bestaande camping te extensiveren. Er zal een afname van het aantal verblijfsplaatsen plaatsvinden, naar maximaal 220 plaatsen. Hierdoor kan de bestaande camping vergroend worden en kunnen er meer parkeerplaatsen worden toegevoegd.
Op het terrein van de beoogde uitbreiding worden circa 75 extra kampeerplaats gerealiseerd. Er zal per saldo dus een toename plaatsvinden van 55 kampeerplaatsen.
2.3 Visie Camping
Passend bij de omgeving en de vraag vanuit de recreant wordt de camping ruimer en groener opgezet. Hiervoor is vooral gekeken naar de terreininrichting en de groenstructuur van de camping. Bijlage 1 bevat de opzet van de camping. Bijlage 2 vat het bedrijfsnatuurplan. Hierin is de visie, de landschappelijke inrichting en de beheermaatregelen voor het gehele terrein uitgebreid beschreven.
2.3.1 Terreininrichting
Met de uitbreiding wil de initiatiefnemer een landschappelijk aantrekkelijk recreatiebedrijf realiseren. Het voornemen is om de camping aan de westkant uit te breiden met ongeveer 3 hectare. Deze gronden zijn nu in gebruik als agrarische grond en voor de uitbreiding het meest geschikt, omdat uitbreiding in een andere richting niet gewenst en mogelijk is. Ten noorden grenst het terrein aan het Natuurnetwerk Nederland en ten oosten en zuiden staan woningen. Daarom is een uitbreiding aan de westzijde passend. De camping krijgt een tweede entree aan de Forthaarsweg met de aan- en afrijroute via de Reebokkenweg.
Gezien de afstand tot de bestaande voorzieningengebouwen op het huidige terrein is het noodzakelijk om te voldoen aan een kwalitatief hoogwaardige terreinindeling. De uitbreidingslocatie krijgt een centraal gebouw met voorzieningen, opgebouwd uit materialen die aansluiten bij de omgeving. Het terrein van de uitbreiding wordt ingericht met een natuurvriendelijke inrichting, autoluw campingterrein en een centrale parkeergelegenheid nabij de entree. Het wordt een gemengd recreatieterrein met eco-chalets, duurzame bungalows en toeristische kampeervelden. In het centrale gebouw worden in ieder geval sanitaire voorzieningen geplaatst met een ontvangstruimte voor de gasten. Ook een tweede zwemvoorziening is gewenst om aan te sluiten bij de sportieve mindset van de toekomstige gasten.
2.3.2 Camping in groenstructuur
Wanneer het plan gerealiseerd is zal de camping een landschappelijk aantrekkelijk geheel vormen met haar omgeving. De randen van de Holterberg zijn nu op sommige punten onduidelijk. De nieuwe inrichting draagt bij aan meer eenduidige en robuuste groene rand gezien vanaf de Enk richting de Holterberg met daarachter de camping. Daarnaast zal de randbeplanting de landschappelijke en ecologische waarde versterken. De visie hierop is dat het terrein, door een goede opbouw van kernen, mantel- en zoomvegetatie en de beplanting op de camping, zorg draagt voor privacy en beschutting. Het geeft niet alleen privacy voor de campinggasten, maar vormt ook leefruimte voor kleinere zoogdieren en vogels. De beplanting hoort thuis in de directe omgeving en past bij de ondergrond. Hierdoor wordt bijgedragen aan de koppeling van de camping met haar unieke ligging op de flank van de Holterberg. De balans tussen de uitbreiding van de camping en winst op het gebied van ruimtelijke kwaliteit is daarom positief en maakt de camping klaar voor de toekomst. In de bijlagen bij deze toelichting is een bedrijfsnatuurplan opgenomen die dieper ingaat op de aanplant van natuur (zie Bijlage 2). In afbeelding 2.1 is dit visueel weergegeven.
![]() Afbeelding 2.1: Groenstructuur van de camping (Bron: Eelerwoude) |
2.3.3 Inpassing uitbreiding
Het aanplanten van een sterke groenstructuur creëert winst voor natuur en landschap. Niet alleen de belevingswaarde op de camping wordt vergroot, maar ook ontstaat er meer ruimte voor flora en fauna waardoor de natuurwaarden worden verhoogd. De groenstructuur ten behoeve van de inpassing van de camping is opgesplitst in drie ordes. De eerste en tweede orde hebben de nadruk op natuur en landschap. Hiervoor kan een keuze worden gemaakt uit inheemse soorten, passend binnen de potentiële natuurlijke vegetatie. In de derde orde wordt gebruik gemaakt van een breder assortiment. Met de toekomstige ontwikkeling van groene vakantiebungalows en chalets wenst de initiatiefnemer aan te sluiten op het met dit plan te versterken groene en duurzame karakter van de camping. Op de volgende afbeelding is de groenstructuur aangegeven zoals deze geplant is. Per orde worden maatregelen genomen om een betere inpassing van de camping te bewerkstelligen. Samengevat is de landschappelijke inrichting als volgt opgebouwd.
Eerste orde: Versterken en behouden robuuste houtwal en singelstructuur en versterken landschap door aanleg nieuwe houtwallen en singels.
Tweede orde: Versterken landschap door aanleg bomenlaan bij nieuwe entree van uitbreiding campingterrein. Singels versterken, behouden en nieuw aanplanten binnen de bestaande en nieuwe robuuste houtwal rond de camping.
Derde orde: Verhogen ecologische waarde begrenzingen van bestaande en nieuwe kampeerplaatsen in de vorm van hagen.
![]() |
Afbeelding 2.2: Inrichtingsschets uitbreiding camping De Holterberg (Bron: Eelerwoude) |
Opgemerkt dient te worden dat op de inrichtingsschets 74 kampeerplekken zijn ingetekend. Met dit plan worden er 75 kampeerplekken toegestaan. Dit is ook altijd het uitgangspunt geweest. In de praktijk zal er dan ook sprake zijn van 75 kampeerplekken. Qua indeling zal deze beperkte wijziging geen grote ruimtelijke effecten met zich meebrengen.
Hoofdstuk 3 Beleid
3.1 Inleiding
Voor het gebied zijn meerdere beleidsdocumenten van toepassing. Op Rijksniveau betreft het de Nationale omgevingsvisie. Op provinciaal niveau betreft het de Omgevingsvisie en Omgevingsverordening Overijssel (Geconsolideerde versie 2021). Op gemeentelijk niveau is met name het Landschapsontwikkelingsplan het leidende document dat uitspraken doet over de ruimtelijke kwaliteit. Daarnaast is er een gemeentelijke structuurvisie en een beleidsplan recreatie en toerisme.
3.2 Nationaal Beleid
3.2.1 Nationale omgevingsvisie (NOVI)
3.2.2 Ladder voor duurzame verstedelijking
In de SVIR (voorganger NOVI) is de ladder voor duurzame verstedelijking geïntroduceerd. Deze ladder is per 1 oktober 2012 als motiveringseis in het Besluit ruimtelijke ordening (artikel 3.1.6, lid 2) opgenomen. Op 1 juli 2017 is de Ladder in het Besluit ruimtelijke ordening gewijzigd. Aanleiding voor de wijziging waren de in de praktijk gesignaleerde knelpunten bij de uitvoering van de Ladder en de wens om te komen tot een vereenvoudigd en geoptimaliseerd instrument.
Doel van de ladder voor duurzame verstedelijking is een goede ruimtelijke ordening door een optimale benutting van de ruimte in stedelijke gebieden. Hierbij geldt een motiveringsvereiste voor het bevoegd gezag als nieuwe stedelijke ontwikkelingen planologisch mogelijk worden gemaakt.
Teneinde een ontwikkeling adequaat te kunnen toetsen aan de ladder is het noodzakelijk inzicht te geven in de begrippen 'bestaand stedelijk gebied' en 'stedelijke ontwikkeling'.
In de Bro zijn in artikel 1.1.1 definities opgenomen voor:
bestaand stedelijk gebied: 'bestaand stedenbouwkundig samenstel van bebouwing ten behoeve van wonen, dienstverlening, bedrijvigheid, detailhandel of horeca, alsmede de daarbij behorende openbare of sociaal culturele voorzieningen, stedelijk groen en infrastructuur'.
stedelijke ontwikkeling: ´ruimtelijke ontwikkeling van een bedrijventerrein of zeehaventerrein, of van kantoren, detailhandel, woningbouwlocaties of andere stedelijke voorzieningen.´
Bij het beschrijven van de behoefte dient te worden uitgegaan van het saldo van de aantoonbare vraag naar de voorgenomen ontwikkeling (de komende tien jaar, zijnde de looptijd van het bestemmingsplan) verminderd met het aanbod in planologische besluiten, ook als het feitelijk nog niet is gerealiseerd (harde plancapaciteit).
Artikel 3.1.6 Bro Lid 2 en lid 3 legt de werking van de ladder uit.
Lid 2: De toelichting bij een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, bevat een beschrijving van de behoefte aan die ontwikkeling, en, indien het bestemmingsplan die ontwikkeling mogelijk maakt buiten het bestaand stedelijk gebied, een motivering waarom niet binnen het bestaand stedelijk gebied in die behoefte kan worden voorzien.
Lid 3: Indien in een bestemmingsplan als bedoeld in het tweede lid toepassing is gegeven aan artikel 3.6, eerste lid, onder a of b, van de wet kan bij dat bestemmingsplan worden bepaald dat de beschrijving van de behoefte aan een nieuwe stedelijke ontwikkeling en een motivering als bedoeld in het tweede lid eerst wordt opgenomen in de toelichting bij het wijzigings- of het uitwerkingsplan als bedoeld in dat artikel.
De toelichting van artikel 3.1.6. geeft de achtergrond voor de toepassing ervan. Volgens de SVIR is vraaggericht programmeren en het realiseren van verstedelijking door provincies, gemeenten en marktpartijen nodig om groei te faciliteren, te anticiperen op stagnatie en krimpregio's leefbaar te houden. Dit betekent ook dat overprogrammering en de negatieve ruimtelijke gevolgen van leegstand dienen te worden voorkomen. Een zorgvuldige benutting van de beschikbare ruimte voor verschillende functies vraagt om een goede onderbouwing van nut en noodzaak van een nieuwe stedelijke ruimtevraag en een zorgvuldige ruimtelijke inpassing van de nieuwe ontwikkeling.
Beoordeeld dient te worden of een recreatiebedrijf valt onder één van de genoemde ‘stedelijke ontwikkelingen’, om vervolgens te beoordelen of de ontwikkeling voorziet in een regionale behoefte. Het begrip ‘andere stedelijke voorzieningen’, onderdeel van de definitie van ‘stedelijke ontwikkeling’, is niet gedefinieerd in het Bro. Op basis van de door het ministerie van Infrastructuur en Milieu uitgebrachte handreiking voor het toepassen van de ladder duurzame verstedelijking kan worden gesteld dat een recreatiebedrijf wél onder deze definitie valt. In de handreiking worden ‘leisurevoorzieningen’ als ‘andere stedelijke voorziening’ beschouwd. Een recreatiebedrijf is aan te merken als een leisurevoorziening.
Bij de beantwoording van de vraag of een stedelijke ontwikkeling die een bestemmingsplan mogelijk maakt een nieuwe stedelijke ontwikkeling in de zin van artikel 3.1.6, tweede lid, van het Bro behelst, moet in onderlinge samenhang worden beoordeeld in hoeverre het plan, in vergelijking met het voorgaande bestemmingsplan, voorziet in een functiewijziging en welk planologische beslag op de ruimte het nieuwe plan mogelijk maakt in vergelijking met het voorgaande bestemmingsplan. Het vigerende planologische kader voorziet ter plaatse van de uitbreiding in de bestemming "Agrarisch met waarden - Landschap". Het planologische beslag van de nieuwe beoogde situatie -(de uitbreiding van) een camping- op de ruimte, maakt dat het plan een nieuwe stedelijke ontwikkeling betreft.
Toetsing van het initiatief aan de ladder voor duurzame verstedelijking
Algemeen
In dit geval is er door Bureau voor Ruimte en Vrije Tijd een behoefteonderzoek uitgevoerd (mei 2021, aangevuld in mei 2022 en augustus 2024). Het in mei 2022 en augustus 2024 aangevulde rapport bevat een uitgebreidere verdieping zodat inzicht wordt gegevens op basis van welke gegevens de conclusies uit het rapport getrokken kunnen worden. Doel van dit onderzoek is om in beeld te brengen of er kwalitatieve en kwantitatieve behoefte is aan de beoogde uitbreiding. In het onderzoek is het volgende in beeld gebracht:
- Een onderbouwing dat de beoogde doelgroep nog niet of zeer beperkt wordt bediend in de wijde omgeving van Camping De Holterberg;
- Een onderbouwing dat er voldoende vraag is naar een dergelijk concept.
Het volledige rapport is als Bijlage 3 bij deze toelichting opgenomen. Hierna wordt op de belangrijkste conclusies ingegaan, waarmee kwalitatief en kwantitatief in beeld wordt gebracht dat er een behoefte is aan de beoogde uitbreiding en het initiatief daarmee in overeenstemming is met de Ladder voor duurzame verstedelijking.
Onderzoeksgebied
Allereerst is het belangrijk dat de regio wordt bepaald waarbinnen onderzoek wordt gedaan naar het al aanwezige aanbod. Voor het afbakenen van de regio is gebruik gemaakt van data uit het Continue Vrije Tijds Onderzoek (CVTO). Dit onderzoek, van NBTC-NIPO Research, beschrijft het vrijetijdsgedrag van de Nederlander binnen Nederland, buitenshuis. Hier gaat het om informatie over activiteiten die worden ondernomen vanuit huis. Omdat er geen onderzoek beschikbaar is voor activiteiten vanuit een vakantieadres, is er vanuit gegaan dat de afstand om te beginnen met een activiteit, in dit geval mountainbiken en wielrennen, overeenkomt met de data uit het CVTO.
Hierdoor is het aannemelijk dat gasten van een verblijfsrecreatief bedrijf buiten deze straal niet of zeer beperkt vanaf hun vakantieadres komen mountainbiken en/of wielrennen op de Sallandse Heuvelrug. Uit het onderzoek blijkt dat voor de activiteiten wielrennen en mountainbiken de gemiddelde afgelegde afstand om het startpunt te bereiken, om de sport uit te oefenen 25,7 km is. Om een marge aan te houden is voor de concurrentieanalyse gekeken naar het leefstijlprofiel van de verblijfsrecreatie van de gemeenten die binnen een straal van 30 km om Camping De Holterberg liggen. Het afgebakende gebied is hierna weergegeven.
Afbeelding 3.1: Geografische afbakening straal 30 km rond Camping De Holterberg via een autotoegankelijke weg (Bron: Bureau voor Ruimte en Vrije Tijd)
Leefstijlvinder
De doelgroep is bepaald aan de hand van de leefstijlvinder. De leefstijlvinder is ontwikkeld door MarketResponse in opdracht van acht provincies. De leefstijlen geven inzicht in het gedrag, waarden en behoeften van recreanten en toeristen op basis van psychologische en sociologische kenmerken. De leefstijlsegmentatie onderscheidt zeven doelgroepen, ook wel leefstijlen genoemd, met allemaal een eigen vrijetijdsprofiel. Dit zijn de zeven leefstijlen: Avontuur-, Plezier-, Harmonie-, Verbindings-, Rust-, Inzicht en Stijlzoekers. De leefstijlvinder is het algemeen geaccepteerd product dat wordt gehanteerd in de recreatieve sector om in beeld te brengen naar welke doelgroep behoefte is en hoe daar door recreatieondernemers op kan worden ingespeeld.
Doelgroep
Opvallend is dat met de beoogde ontwikkeling een heel nieuwe doelgroep voor de camping wordt aangetrokken. Daar waar het huidige terrein vooral harmonie- en verbindingszoekers zal aantrekken, is de uitbreiding vooral aantrekkelijk voor de stijl- en avontuurzoekers. Belangrijk om te beseffen is dat deze twee groepen niet zonder meer goed samen gaan. De ondernemers beseffen zich dit en hierop wordt op de volgende manier ingespeeld:
- Bewust is gekozen voor een eigen ingang en eigen faciliteiten. De verschillende leefstijlgroepen zullen dus niet op grote schaal met elkaar mixen, en er is de mogelijkheid om deel te nemen aan die faciliteiten en activiteiten die de specifieke gast aanspreken. Met andere woorden: het verbreedt de doelgroep van de camping zonder dat beide doelgroepen elkaar in de weg zitten
- Op de langere termijn overwegen de ondernemers om de doelgroepen van beide terreindelen meer naar elkaar toe te trekken. Mocht de uitbreiding dusdanig succesvol zijn, dan is het voor de ondernemers denkbaar dat de sfeer en beleving van de uitbreiding stapsgewijs worden doorgetrokken naar het oude deel van de camping.
Behoefte
De beoogde uitbreiding van Camping de Holterberg is met name aantrekkelijk voor de avontuur- en stijlzoeker. Enerzijds omdat onder deze leefstijlen veel vaker liefhebbers van buitensporten (mountainbiken, hardlopen of trail runnen) tegen komen dan bij andere leefstijlen, anderzijds omdat het aangeboden concept qua beleving goed aansluit bij deze twee leefstijlen. Op basis van onze analyse, worden twee conclusies getrokken:
- De beoogde doelgroep, de avontuur- en stijlzoeker wordt op dit moment nog onvoldoende bediend
Er zijn een straal van 30 km geen vergelijkbare concepten als de toekomstplannen van de Holterberg. De bedrijven die wel duidelijke overeenkomsten tonen met de beoogde uitbreiding van Camping De Holterberg tonen ook duidelijke verschillen met het beoogde concept. Kortom: met de uitbreiding voegt Camping De Holterberg duidelijk iets nieuws toe aan het bestaande aanbod.
- In relatie tot de vraag is er heel weinig aanbod voor de avontuur-en stijlzoeker
Gesteld wordt dat de groep avontuur- en stijlzoeker goed zijn voor 25% van de bezoekers in Overijssel, maar dat slechts 7% van de bedden in de provincie aantrekkelijk is voor deze doelgroepen (inclusief het nog te ontwikkelen recreatiepark Holterdael). Dit houdt in dat er initiatieven gericht op de avontuur- en stijlzoeker inspringen op een vraag uit de markt. Camping De Holterberg biedt met het toekomstplan een onderscheidend aanbod, voor een doelgroep die op dit moment nog niet voldoende wordt bediend en waar wel (zeer ruim) vraag naar is. Zelfs inclusief de beoogde uitbreiding is er naar verwachting nog ruim voldoende marktruimte voor initiatieven die zich op de avontuur- en stijlzoeker richten.
Samenvattend wordt geconcludeerd wordt dat er sprake is van een behoefte aan de ontwikkeling. De uitbreiding is daarmee in overeenstemming met de Ladder voor duurzame verstedelijking.
3.2.3 Structuurvisie Buisleidingen 2012-2035
De structuurvisie Buisleidingen heeft betrekking op nieuwe leidingen maar ook doorwerking in ruimtelijke plannen. Buiten de nationale aangegeven leidingstroken mogen geen leidingen van nationaal belang gelegd worden, uitzonderlijke situaties daar gelaten. Uitzonderingen hebben betrekking op aansluitingen van buiten de strook en vervangingen van bestaande leidingen.
Bij wijziging van het vigerende bestemmingsplan en voor aanvragen om omgevingsvergunningen die afwijking betekenen van het Barro mogen geen activiteiten worden toegelaten die een belemmering vormen voor leidingstroken.
Conclusie
Het plangebied ligt niet in de directe nabijheid van de hoofdstructuur (> 300 meter) waarlangs ruimte moet worden vrijgehouden. De dichtstbijzijnde tracé ligt nabij Wierden. Het plan vormt dan ook geen belemmering voor huidige of toekomstige buisleidingen. In paragraaf 4.2.6 wordt hier nader op ingegaan.
3.2.4 Nationaal Waterplan
In december 2015 is het Nationaal Waterplan vastgesteld. Dit plan geeft op hoofdlijnen aan welk beleid het Rijk in de periode 2016-2021 voert om te komen tot een duurzaam waterbeheer, met een vooruitblik richting 2050. Het Nationaal Waterplan richt zich op bescherming tegen overstroming, voldoende en schoon water en diverse vormen van gebruik van water. Het Nationaal Waterplan is de opvolger van het Nationaal Waterplan 2009-2015. Het beleidsdoel is het realiseren of in stand houden van duurzame en klimaatbestendige watersystemen. Het Nationaal Waterplan is opgesteld op basis van de Waterwet, die met ingang van 22 december 2009 van kracht is. Op basis van de Wet ruimtelijke ordening heeft het Nationaal Waterplan voor de ruimtelijke aspecten de status van structuurvisie en vormt het kader voor de regionale waterplannen en de beheerplannen. In paragraf 4.3.4 wordt nader op de waterhuishoudkundige aspecten ingegaan.
3.3 Provinciaal Beleid
3.3.1 Omgevingsvisie
In deze paragraaf wordt het voor deze ontwikkeling relevante provinciale beleid behandeld. Op 12 april 2017 hebben Provinciale Staten van Overijssel de Omgevingsvisie Overijssel 2017 'Beken Kleur' en bijbehorende Omgevingsverordening Overijssel 2017 vastgesteld. Op 1 mei 2017 zijn de nieuwe Omgevingsvisie en Omgevingsverordening in werking getreden. Deze zijn doorlopend geactualiseerd, waarvan de laatste wijziging in 2021 heeft plaatsgevonden. Inhoudelijk zijn er ten aanzien van onderhavig bestemmingsplan geen wijzigingen opgetreden.
- goed en plezierig wonen, nu en in de toekomst door een passend en flexibel aanbod van woonmilieus (typen woningen en woonomgeving) die voorzien in de vraag (kwantitatief en kwalitatief);
- versterken complementariteit van bruisende steden en vitaal platteland als ruimtelijke, cultureel, sociaal en economisch samenhangend geheel. Dit door behoud en versterking van leefbaarheid en diversiteit van het landelijk gebied, stedelijke netwerken versterken, behoud en versterken van cultureel erfgoed als drager van identiteit;
- veilig, gezond en schoon kunnen wonen, werken, recreëren en reizen door te zorgen voor waterveiligheid, externe veiligheid en verkeersveiligheid;
- investeren in een hoofdinfrastructuur voor wegverkeer, trein, fiets en waarbij veiligheid en doorstroming centraal staan.
3.3.2 Omgevingsverordening Overijssel
De provincie beschikt over een palet aan instrumenten waarmee zij haar ambities realiseert. Het gaat er daarbij om steeds de meest optimale mix van instrumenten toe te passen, zodat effectief en efficiënt resultaat wordt geboekt voor alle ambities en doelstellingen van de Omgevingsvisie. Eén van de instrumenten om het beleid uit de Omgevingsvisie te laten doorwerken is de Omgevingsverordening Overijssel. De Omgevingsverordening is het provinciaal juridisch instrument dat wordt ingezet voor die onderwerpen waarvoor de provincie eraan hecht dat de doorwerking van het beleid van de Omgevingsvisie juridisch geborgd is. Er wordt nadrukkelijk gestuurd op ruimtelijke kwaliteit en duurzaamheid. Uitgangspunt is dat verstedelijking en economische activiteiten gebundeld worden ten behoeve van een optimale benutting van bestaand bebouwd gebied.
3.3.3 Uitvoeringsmodel Omgevingsvisie Overijssel
Om te bepalen of een initiatief bijdraagt aan de ambities van de provincie Overijssel, wordt het Uitvoeringsmodel Omgevingsvisie Overijssel gebruikt. In dit uitvoeringsmodel staan de volgende stappen centraal:
- 4. Of – generieke beleidskeuzes
- 5. Waar – ontwikkelingsperspectieven
- 6. Hoe – gebiedskenmerken
Bij een initiatief voor bijvoorbeeld woningbouw, een nieuwe bedrijfslocatie, toeristisch-recreatieve voorzieningen, natuurontwikkeling, etcetera kun je aan de hand van deze drie stappen bepalen of een initiatief binnen de geschetste visie voor Overijssel mogelijk is, waar het past en hoe het uitgevoerd kan worden.
De eerste stap, het bepalen van de of-vraag, lijkt in strijd met de wens zoveel mogelijk ruimte te willen geven aan nieuwe initiatieven. Met het faciliteren van initiatieven moet echter wel gekeken worden naar de (wettelijke) verantwoordelijkheden zoals veiligheid of gezondheid. Het uitvoeringsmodel maakt helder wat kan en wat niet kan.
Om een goed evenwicht te vinden tussen het bieden van ruimte aan initiatieven en het waarborgen van publieke belangen, varieert de provinciale sturing: soms normstellend, maar meestal richtinggevend of inspirerend.
In onderstaande afbeelding is het Uitvoeringsmodel weergegeven.
![]() |
Afbeelding 3.2: Uitsnede Omgevingsverordening Overijssel (Bron: Provincie Overijssel) |
3.3.4 Toetsing van het initiatief aan het Uitvoeringsmodel Omgevingsvisie Overijssel
Indien het concrete initiatief wordt getoetst aan het Uitvoeringsmodel Omgevingsvisie Overijssel ontstaat globaal het volgende beeld.
3.3.5 Kwaliteitsimpuls Groene Omgeving
3.3.6 Conclusie
Het doel van het provinciale beleid is het behouden en versterken van de eigen economische kracht, het bundelen van verstedelijking, het veiligstellen van de groene ruimte en het bereiken van goede ruimtelijke kwaliteit en duurzaamheid van het Overijsselse landschap. De voorgenomen ontwikkeling is in overeenstemming met de doelstellingen van het provinciaal beleid en draagt bij aan de versterking van de ruimtelijke kwaliteit in het gebied.
3.4 Gemeentelijk Beleid
3.4.1 Structuurvisie Rijssen-Holten 2010-2020 en doorkijk naar 2030
Gemeente Rijssen-Holten heeft in februari 2012 een structuurvisie voor het gehele grondgebied van de gemeente vastgesteld. Beleidsdoelen uit deze structuurvisie worden gerealiseerd in bestemmingsplannen of in beheersplannen.
Het doel van de structuurvisie is het behouden en versterken van de eigen economische kracht van de gemeente Rijssen-Holten, het bundelen van verstedelijking en veiligstellen van de groene ruimte en het bereiken van een goede ruimtelijke kwaliteit en duurzaamheid. Duurzaamheid en ruimtelijke kwaliteit vormen de rode draad in deze structuurvisie. Kerngedachte is dat duurzaamheid concreet wordt in een gebied door verschillende kwaliteiten te verenigen, op een zodanige manier dat ze elkaar versterken. De kwaliteiten waar het om gaat zijn in ieder geval ruimtelijke kwaliteit, milieukwaliteit, sociale kwaliteit en economische kwaliteit.
In de structuurvisie spelen met name de aspecten ruimtelijke kwaliteit en economische kwaliteit een belangrijke rol. De structuurvisie is vooral ruimtelijk van aard. Hieraan geven de projectenprogramma's invulling.
Gemeente Rijssen-Holten heeft ambities om op basis van ruimtelijke kwaliteit de duurzaamheid op een hoger peil te brengen. De gemeente heeft de laatste decennia haar basis programmatisch op orde gekregen. Woongebieden, werkgebieden, zorgvoorzieningen en recreatief-toeristische voorzieningen worden goed benut. De structuurvisie is opgebouwd uit verschillende thema's: strategische visie, wonen, werken, verkeer, landelijk gebied groen en water, centra, recreatie toerisme en cultuur en externe veiligheid.
Eén van de thema's die beschreven staat in de structuurvisie is recreatie, toerisme en cultuur. Uitgangspunten voor de visie in dit thema zijn:
- Verbeteren van het toeristische product en daarmee streven naar een toename van de werkgelegenheid (2% extra ten opzichte van autonome groei van 5-6%);
- Het verbeteren van de ruimtelijke kwaliteit door plattelandsontwikkelingen en verbetering van de kernen Rijssen en Holten;
- Algehele kwalitatieve verbetering van de bestaande publieke en private recreatievoorzieningen;
- Uitbreiding van vastgoed en gebruiksmogelijkheden van de (recreatie-) terreinen verbetert de kwaliteit:
- Dijkerhoek toeristisch-recreatief op de kaart zetten om zo ook toerisme een goede bron van werkgelegenheid te laten zijn.
Toetsing
De uitbreiding van de camping draagt bij aan doelen gesteld binnen de structuurvisie. Door de uitbreiding krijgt de camping een nieuwe economische impuls en wordt de economische kracht van de gemeente vergroot. Hierbij worden ook de maatschappelijke belangen, het versterken van verblijfsrecreatie, vergroten van economische activiteiten in het buitengebied en verduurzamen van de inrichting van de bestaande camping gediend. Daarnaast draagt de uitbreiding samen met de landschappelijke inpassing bij aan de ruimtelijke kwaliteit (zie hiervoor het inrichtingsplan in Bijlage 1 en Bijlage 2 Bedrijfsnatuurplan)
Hoofddoel van het bedrijfsnatuurplan is het inpassen van de uitbreiding van de camping en het ontwikkelen van ideeën en oplossingen die de kwaliteit van natuur en landschap op de camping doen vergroten. Binnen het thema 'recreatie, toerisme en cultuur' wordt bijgedragen aan de verschillende uitgangspunten en toename van werkgelegenheid wordt bewerkstelligd door de uitbreiding van de camping. Daarnaast wordt de ruimtelijke kwaliteit verbeterd door plattelandsontwikkeling en algehele kwalitatieve verbetering van bestaande private recreatievoorzieningen.
3.4.2 Beleidsnota Verblijven in het landelijk gebied
Samen met de 14 gemeenten binnen de Regio Twente is een beleidsnota opgesteld over verblijfsrecreatie in het landelijk gebied. Deze nota is als aanbeveling door de Bestuurscommissie Recreatie en Toerisme van de Regio Twente aangeboden aan de Twentse gemeenten. Camping De Holterberg is een regulier kampeerterrein, waar volgens de nota het volgende beleid op wordt gevoerd:
Om de kwaliteit van verblijfsrecreatieve bedrijven te kunnen waarborgen wordt aanbevolen een bedrijfsnatuurplan verplicht te stellen voor uitbreidingen door bestaande ondernemers of bij nieuwvestiging van kampeerterreinen. Hiermee wordt vereist dat het bedrijf landschappelijk ingepast wordt en voldoet aan bepaalde milieueisen zodat de natuurlijke waarden behouden blijven en zo mogelijk vergroot worden. Ook kan gestimuleerd worden dat bedrijven meedingen naar de milieubarometers die jaarlijks uitgereikt worden. Momenteel ontwikkelen ondernemers nieuwe vormen van themacampings, zoals landgoedcampings en landschapscampings. Deze ontwikkeling leidt tot productdifferentiatie en kwaliteitsproducten. Dit is een aanwinst voor het toeristische product in Twente. Alle vormen vallen onder de beschrijving van reguliere kampeerterreinen.
Toetsing
Voor de uitbreiding van Camping De Holterberg is reeds een bedrijfsnatuurplan opgesteld (Bijlage 2 Bedrijfsnatuurplan). Het bedrijfsnatuurplan is een uitvoeringsgericht plan dat de ondernemer concrete handvaten biedt voor het versterken van de natuur- en landschapswaarden op het bedrijf. Een bedrijf dat onderdeel uitmaakt van een aantrekkelijk landschap zal ook door recreanten meer worden gewaardeerd.
3.4.3 Kadernota landelijk gebied
Algemeen
Op 15 december 2011 heeft de gemeenteraad de Kadernota landelijk gebied vastgesteld. Hierin worden de ruimtelijke beleidskaders beschreven die fungeren als toetsings- en afwegingskader voor ontwikkelingen in het landelijk gebied die niet in het bestemmingsplan geregeld zijn. Op 10 maart 2022 is nieuw beleid vastgesteld: het beleidsstuk ‘Ruimtelijke ontwikkelingen in het buitengebied’. Hiermee is de aanvulling op de kadernota (2015) komen te vervallen. In paragraaf 3.4.4 wordt op dit beleid ingegaan. Hierna wordt ingegaan op de kadernota.
De Kadernota landelijk gebied beschrijft welke ruimtelijke beleidskaders van toepassing zijn op een ruimtelijke ontwikkeling. De Kadernota landelijk gebied beschrijft welke ruimtelijke beleidskaders van toepassing zijn op een ruimtelijke ontwikkeling. Voor dit project zijn de beleidsuitgangspunten ten aanzien van het thema ‘recreatie’ van toepassing.
Ambitie ten aanzien van het thema 'recreatie'
Rijssen-Holten is in 2030 een bijzonder aantrekkelijke toeristisch-recreatieve gemeente. Met de Holterberg heeft de gemeente een toeristische trekker van formaat. Landschap en natuur hebben een directe en onlosmakelijke relatie met recreatie en toerisme. Recreatie is een belangrijke economische drager in het landelijk gebied geworden, waarvan de omvang nog steeds kan groeien. Recreatie is verweven met de natuurlijke en landschappelijke kwaliteiten. Recreatieve trekpleisters en kwetsbare natuur bestaan naast elkaar. Recreatieterreinen vormen een logisch onderdeel van het landelijk gebied en hebben zicht op een goede toekomst.
Het recreatieve netwerk is compleet en functioneert naar behoren. Ondernemers werken samen en samen met de gemeente. Het landelijk gebied is een goed uitgedragen toeristisch-recreatief product geworden.
Recreatie wordt een steeds belangrijker economische drager voor het landelijk gebied. De gemeente wil de recreatiesector daarom de kansen bieden om verder te groeien. Daarbij ziet de gemeente vooral mogelijkheden voor kwaliteitsverbetering van bestaande terreinen en de ontwikkeling van recreatie als nevenfunctie bij agrarische bedrijven. De gemeente zal zich inspannen voor het behouden en verder ontwikkelen van de recreatieve infrastructuur.
Een belangrijk onderdeel van het toeristisch-recreatieve product is het afwisselende en grotendeels kleinschalige karakter van het landschap, met de daarbij behorende landschapselementen en karakteristieke (boeren)erven. Bij nieuwe recreatieve ontwikkelingen is het afstemmen daarvan op de kenmerken van het gebied (natuurwaarden, landschappelijke en cultuurhistorische waarden) van groot belang. De recreatie kan op deze manier gebruik maken van de landschappelijke kwaliteiten, maar daar ook een belangrijke bijdrage aan leveren.
Bij de keuze voor nieuwe recreatieve ontwikkelingen kiest de gemeente voor plekken die perspectief hebben op een duurzame ontwikkeling op de lange termijn. Recreatieve druk is immers niet op alle plekken mogelijk of gewenst. Waar bijvoorbeeld de natuur kwetsbaar is en gevoelig voor een grote recreatieve druk, zal de gemeente verdere recreatieve ontwikkelingen niet stimuleren. De gemeente ziet kansen voor een bundeling van recreatieve voorzieningen en infrastructuur waar meerdere partijen en initiatiefnemers een gezamenlijk recreatief totaalproduct neerzetten. De gemeente streeft dan ook naar de duurzame aanleg, versterking en uitbreiding van het aanbod en investeringen die bijdragen aan het versterken van het totaalpakket, daarbij aansluitend aan de aard en de schaal van de gemeente Rijssen-Holten.
Verblijfsrecreatie
De ‘moderne recreant’ vraagt kwaliteit. Rust en ruimte zijn daarbij belangrijke begrippen. Wat betreft bestaande recreatiebedrijven zal de gemeente initiatieven op het gebied van kwaliteitsverbetering ondersteunen en stimuleren. De gemeente richt zich daarbij vooral op een kwalitatief goede opzet en inbedding van het terrein in de omgeving. Uitbreiding van recreatiebedrijven is alleen aan de orde als dat vergezeld gaat van een goede inpassing in de landschappelijke karakteristiek en natuurlijke omgeving. Bovendien geeft de gemeente als voorwaarde dat er sprake moet zijn van een duurzame voortzetting van het recreatiebedrijf ter plaatse. Vooral op en rond Look en de Borkeld hecht de gemeente aan het behouden en versterken van de landschappelijke inpassing van de bestaande terreinen.
Kwaliteitsverbetering kan ook worden bereikt door middel van het aangaan van samenwerkingsverbanden voor bundeling, ontwikkeling en marketing van de toeristische markt. Daarbij kan worden gedacht aan het ontwikkelen van brochures, plattegronden met routemogelijkheden, arrangementen en het in de markt zetten van streekeigen producten. Deze aspecten hebben niet echt een ruimtelijke component, maar worden door de gemeente ondersteund. De focus ligt op het benutten en verbeteren van de mogelijkheden binnen de bestaande bedrijven en bestemmingen. Nieuwvestiging van verblijfsrecreatie is niet mogelijk. Uitbreiding danwel intensivering van bestaande terreinen is alleen mogelijk indien deze past binnen de landschappelijke kaders en een duurzame voortzetting van het recreatieverblijf wordt gegaradeerd.
Zoals gezegd, ligt de toeristisch-recreatieve aantrekkelijkheid van de gemeente hoofdzakelijk in de landschappelijke en natuurlijke waarden. Dit betekent dat ontwikkelingen in de toeristisch-recreatieve sector dienen aan te sluiten bij het karakter van het gebied. In kleinschalige landschappen geeft de gemeente dan ook de voorkeur aan kleinschalige vormen van recreatie, zoals boerderijkamers of een beperkte vorm van kamperen bij de boer.
Toetsing
Het voornemen past bij de ambitie van de gemeente om de recreatieve infrastructuur te verbeteren en te ontwikkelen. Aan de uitbreiding is een concrete behoefte. In het behoefteonderzoek, dat als Bijlage 3 bij deze toelichting is opgenomen, is dit uitgebreid beschreven.
Inpassing van de ontwikkeling in het landschap is daarnaast een belangrijke voorwaarde. In dit geval is voor het geheel een bedrijfsnatuurplan opgesteld (Bijlage 2). Hieruit blijkt op welke wijze het recreatiebedrijf landschappelijk ingepast wordt, met behoud van de landschappelijke kenmerken. De uitbreiding van Camping De Holterberg gaat hand in hand met ontwikkeling en herstel van landschapselementen en cultuurhistorische elementen zoals het versterken van de es door het maken van een omzoomd veld. De uitbreiding van camping vormt geen belemmering ten opzichte van de instandhouding van de hoofdlijnen van het reliëf van de Sallandse Heuvelrug (stuwwal). Het hoogteverschil aan de rand van de Sallandse Heuvelrug is en blijft beleefbaar en blijft aanwezig binnen het gebied. Het eigen karakter van de stuwwal blijft behouden en wordt verder versterkt. Door het opnemen van beplanting wordt er een natuurlijke scheiding gemaakt met de es en de hoger gelegen camping. Door het verder beplanten van de zuidzijde van de camping wordt het beeld van de es versterkt.
3.4.4 Ruimtelijke initiatieven in het buitengebied
Algemeen
De gemeenteraad heeft op 4 juni 2015 een aanvulling op de Kadernota, ‘Ruimtelijke ontwikkelingen in het buitengebied’ vastgesteld. In het beleidsstuk ‘Ruimtelijke ontwikkelingen in het buitengebied’ is onder andere de toepassing van de KGO uiteengezet.
In het beleidsstuk ‘Ruimtelijke ontwikkelingen in het buitengebied’ is onder andere de Rood-voor-Rood regeling en KGO uiteengezet. Op 10 maart 2022 is dit nieuw beleid vastgesteld wat betreft de herziening op het beleidsstuk ‘Ruimtelijke ontwikkelingen in het buitengebied’. Hiermee is de aanvulling op de kadernota komen te vervallen.
Hierna zijn de voor dit project van toepassing zijnde beleidsuitgangspunten ten aanzien KGO beschreven en wordt hieraan getoetst.
In voorliggend geval is de ‘Richtlijn investering kwaliteitsimpuls groene omgeving’ van belang. De volgende tekst heeft hierop betrekking.
KGO
De Kwaliteitsimpuls Groene Omgeving is een kwaliteitsinstrument voor het landelijk gebied, dat de gemeente veel ruimte voor maatwerk biedt. Bij een grootschalige uitbreiding of nieuwvestiging (al dan niet op een bestaand erf) in het buitengebied is de Kwaliteitsimpuls Groene Omgeving van toepassing, zoals opgenomen in de omgevingsvisie van de provincie Overijssel. Kort gezegd houdt KGO in dat deze ontwikkelingen mogelijk zijn, mits die gelijk opgaan met verbeteringen van de ruimtelijke kwaliteit. Ontwikkelingsruimte en kwaliteitsprestaties moeten in evenwicht zijn.
De gemeente heeft behoefte om de investering in de ruimtelijke kwaliteit meetbaar te maken, hiervoor is een rekenmethode opgesteld. Deze dient als richtlijn voor dergelijke initiatieven in het buitengebied en hiermee kan bepaald worden wat de investering in de ruimtelijke kwaliteit moet zijn om het gevraagde evenwicht te krijgen, waardoor de gewenste ontwikkeling voldoet aan een goede ruimtelijke ordening.
Rekenmethode
De Omgevingsvisie van de provincie stelt, dat bij een nieuwe ontwikkeling altijd zorggedragen moet worden voor een adequate landschappelijke inpassing (de basisinspanning). Te denken valt aan (het uitvoeren van) een landschapsplan/erfbeplantingsplan. Een dergelijke inspanning moet een initiatiefnemer altijd leveren. Echter om een evenwicht tussen een grootschalige ontwikkeling in het buitengebied dan wel een functiewijziging en de (verbetering of herstel van de) kwaliteit van de omgeving te krijgen, is meer nodig; een aanvullende kwaliteitsbijdrage. De Kwaliteitsimpuls Groene Omgeving is dan van toepassing. Deze aanvullende kwaliteitsbijdrage wordt bepaald aan de hand van de meerwaarde. Het bedrag van de meerwaarde kan naar boven of beneden worden bijgesteld door een aantal wegingsfactoren.
Eenvoudig gezegd komt het er op neer dat er als gevolg van het initiatief een meerwaarde van de betrokken gronden van het initiatief ontstaat. Dit moet (gedeeltelijk) worden geïnvesteerd in de ruimtelijke kwaliteit. Dit betekent zowel een investering voor landschappelijke inpassing van de ontwikkeling als een investering in de (kwaliteit van de) omgeving. Om tot een bedrag te komen van de totaalinvestering voor de initiatiefnemer, is er een rekenmethode opgesteld. Uitgangspunt voor deze rekenmethode zijn de oude waarde en de nieuwe waarde van bestemming. Het bedrag dat gebruikt wordt voor de berekening, is de uitkomst van de opbrengsten minus de kosten, oftewel: Meerwaarde = totaal opbrengsten – totaal kosten. Hierbij geldt dat aan de hoogte van de advies-, onderzoeks-, leges en bestemmingsplankosten een maximum is gesteld van € 25.000,-.
De meerwaarde alleen geeft geen afdoende beeld van de benodigde compensatie. De omgevingsvisie noemt een aantal (wegings)factoren die van invloed zijn op de hoogte van de aanvullende kwaliteitsprestaties. Door toepassing van deze wegingsfactoren kan het bedrag van de meerwaardeberekening naar boven of beneden worden bijgesteld. Dit is afhankelijk van:
- De functie: gebiedseigen (20%), een beetje gebiedsvreemd (30%) of gebiedsvreemd (40%);
- De impact/schaal in relatie tot de omgeving: klein (20%), middel (30%) of groot (40%);
- Het belang: groot maatschappelijk belang (20%), beetje maatschappelijk belang (30%) of eigen belang (40%).
De optelsom van bovenstaande percentages geeft het percentage van de meerwaarde die geïnvesteerd moet worden in ruimtelijke kwaliteit. Dit bedrag wordt in overleg met de initiatiefnemer geïnvesteerd in aanpassingen van het erf (basisinspanning) en in de kwaliteit van de omgeving. Samen met de gemeente (en eventueel samen met een ervenconsulent) wordt bekeken hoe de landschappelijke inpassing (basisinspanning) plaats moet vinden. Naast de gemeentelijke visies en beleidsnota’s kunnen de gebiedskenmerken en de daarbij omschreven ambities in de Omgevingsvisie dienen als inspiratiebron. Voor een initiatief waarop de KGO van toepassing is betaald de initiatiefnemer dus de landschappelijke inpassing (basisinspanning) plus eventuele investeringen in de kwaliteit van de omgeving door middel van de kwaliteitsbijdrage.
De aanvullende kwaliteitsbijdrage dient te worden geïnvesteerd in de omgeving. Gedacht kan worden aan ruimtelijke kwaliteit. Maar ook sociale kwaliteit (leefbaarheid) en architectuur zijn kwaliteiten waarin geïnvesteerd kan worden. Uitzondering hierop is de investering bij ontwikkelingen binnen de Zone Ondernemen met natuur en water. Deze moeten zijn gericht op natuur, water en landschap. Bij architectuur moet worden opgemerkt dat het een extra plus is op hetgeen (wettelijk) al verplicht is. Niet alleen de gebiedskenmerken en de daarbij omschreven ambities in de Omgevingsvisie kunnen dienen als inspiratiebron voor investering in de omgeving. Ook de eigen gemeentelijke visies (o.a. LOP) geven mogelijkheden.
Toetsing
Dit plan voorziet in een uitbreiding van een bestaande functie in het buitengebied, daarmee is de richtlijn Kwaliteit Groene Omgeving (KGO) voor deze locatie van toepassing.
Voor de ontwikkeling is een KGO-berekening opgesteld. Hierin hebben partijen afspraken gemaakt over de bijdrage. De bijdrage zal in een overeenkomst worden vastgelegd. In het bedrijfsnatuurplan, opgenomen als Bijlage 2, is uitgebreid getoetst aan de KGO. Hiermee wordt gesteld dat het initiatief in overeenstemming is met de aanvulling 'Kadernota Ruimtelijke ontwikkelingen in het buitengebied'.
3.4.5 Landschapsontwikkelingsplan
Het landschapsontwikkelingsplan (LOP) voor de Gemeente Rijssen-Holten is vastgesteld door de gemeenteraad op 26 mei 2008. Het doel van het LOP is een duidelijke visie op het veranderende landschap te ontwikkelen. Ook wil het de landschappelijke kwaliteiten beter te veranderen in het gemeentelijk beleid en waar mogelijk de landschappelijke kwaliteiten versterken. Het LOP bestaat uit drie delen: Gebiedsbeschrijving, landschapsvisie en projectenbundel.
De gebiedsbeschrijving gaat in op de abiotische, biotische en antropogene aspecten van de gemeente Rijssen-Holten en omgeving. De Landschapsvisie geeft de ontwikkelingsmogelijkheden weer aan de hand van twee modellen. De projectenbundel betreft het uitvoeringsplan waar concrete projecten aan zijn gekoppeld.
Hoofdstuk 9 van het landschapsontwikkelingsplan gaat in op recreatie. In dit hoofdstuk wordt landelijke bekendheid van de Holterberg onderschreven. De samenkomst van agrarisch cultuurlandschap, bos en natuur op de flank van de Holterberg maakt dat hier veel verblijfsrecreatie aanwezig is.
De recreatieve positie en ambitie van de gemeente Rijssen-Holten is beschreven in de recreatienota. In deze recreatienota wordt de natuurlijke omgeving en de rust en ruimte als belangrijke kwaliteit gekenmerkt. De recreatieve kwaliteiten worden echter nog niet volledig benut. Dit heeft onder andere te maken met de kwaliteit en variatie aan voorzieningen. De naamsbekendheid van weleer heeft een nieuwe impuls nodig. De gemeente uit de wens om de kwaliteit van bestaande recreatieve voorzieningen te verhogen.
Toetsing
De te realiseren camping is gelegen bij de Reebokkenweg en wordt onder de projectenbundel gerekend tot het deelgebied 6, Holter- en Lokerenk en Look. Hierbij moet wel de kanttekening worden geplaatst dat de camping in een bijzondere uithoek van het deelgebied Look/ Borkeld ligt, en als zodanig niet geheel in de omschrijving en beschrijving van het LOP past.
Dit deelgebied is in het LOP gekenmerkt als verwevingsgebied; verschillende functies lopen hier door elkaar. Er moet ruimte zijn voor recreatie, wonen, landbouw, water, natuur en cultuurhistorie. De mate waarin nieuwe ontwikkelingen de identiteit van het gebied versterken, is mede bepalend voor het al dan niet toestaan van nieuwe initiatieven. Deze ontwikkelingen kunnen goed samen gaan en zijn in te passen in de kleinschalige landschappelijke situatie van 1950. Dat betekent herstel van houtwallen en lanen. De kaart van 1950 zal hier als basis dienen. Hoofdsoort voor de houtwallen en lanen is de zomereik, maar ook beuken zijn een goede keuze ter afwisseling. De concrete opgaven vanuit het LOP voor dit deelgebied, die van toepassing zijn op Camping De Holterberg zijn:
- Behoud en versterking van het kleinschalige landschap, als inspiratiebron voor landschapsherstel en -ontwikkeling;
- Door ontwikkeling van de grondgebonden landbouw, eventueel in samenhang met recreatie;
- Versterken van de recreatieve relatie tussen Holten en de Holterberg;
- Aandacht voor landschappelijke inpassing van recreatieterreinen.
De uitbreiding van de camping en landschappelijke inpassing daarvan past hiermee binnen de landschappelijke en natuurwaarden zoals gesteld in het LOP.
3.4.6 Gemeentelijk rioleringsplan 2018-2022
Het inzamelen en verwerken van afval- en hemelwater is een taak van de gemeente. Het waterschap zorgt vervolgens voor de zuivering van het afvalwater. In 2008 heeft de gemeente een regierol gekregen in de aanpak van structurele grondwateroverlast in het stedelijk gebied. De gemeente Rijssen-Holten wil dat de gemeente een prettige leefomgeving is en blijft, nu en in de toekomst. Hiervoor zijn, op het vlak van gemeentelijk waterbeheer, de volgende maatschappelijke doelen van belang:
- het beschermen van de volksgezondheid;
- het schoon houden van de bodem en het oppervlaktewater;
- het voorkomen van waterproblemen door hevige regenval;
- het voorkomen en beperken van structureel nadelige gevolgen van grondwaterstanden;
Het bereiken van deze doelen vraagt om een heldere visie op de wijze waarop de gemeente haar zorgplichten invult, en om keuzes. De visie en doelstellingen worden doorgevoerd in concrete maatregelen en onderzoeken gedurende de planperiode van dit GRP. De te leveren inspanning ligt hiermee vast.
In de GRP wordt aangegeven dat de grondeigenaar verantwoordelijk is voor het op eigen perceel treffen van maatregelen voor de inzameling van stedelijk afvalwater en afwatering van hemel- en grondwater. Daarnaast wordt aangegeven dat in de buitengebieden drukriolering is aangelegd. Deze systemen zijn niet bedoeld voor de inzameling van regenwater (RWA), de eigenaar is zelf verantwoordelijk voor de verwerking van het regenwater dat valt op het eigen terrein. De capaciteit van het systeem is uitgelegd op de afvoer van het huishoudelijke afvalwater vanuit het buitengebied. Aansluiting van de afvoer van verhard oppervlak op de drukriolering is dan ook niet toegestaan. In paragraaf 4.3.4 wordt hier nader op in gegaan.
3.4.7 Archeologische verwachtings- en beleidsadvieskaart
Voor het gehele grondgebied van de gemeente Rijssen-Holten is een archeologische inventarisatie uitgevoerd en vervolgens een archeologische verwachtings- en beleidsadvieskaart opgesteld. Op de verwachtingskaart staan naast de reeds bekende archeologische waarden ook de te verwachte archeologische waarden in de vorm van zones met een bepaalde trefkans. Hiermee wordt een beeld verkregen waar archeologische sporen en vondsten in de bodem aanwezig kunnen zijn.
De archeologische beleidsadvieskaart laat in een oogopslag zien waar de kans het hoogst is om archeologische resten in de bodem te kunnen aantreffen. Verder kan worden bepaald in welke gebieden archeologisch onderzoek plaats moet vinden voor de aanvraag van vergunningen die kunnen leiden tot verstoring van de bodem.
Toetsing
Op de archeologische beleidsadvieskaart heeft het plangebied een middelhoge archeologische verwachtingswaarde. Hier wordt nader op ingegaan in paragraaf 4.3.1 onder cultuurhistorie en archeologie.
3.4.8 Externe veiligheidsbeleid
De gemeente Rijssen-Holten wil een veilige leefomgeving bieden voor haar burgers. In het kader hiervan heeft de gemeente externe veiligheidsbeleidsbeleid geformuleerd. Het externe veiligheidsbeleid dateert uit 2006.
Doel van het externe veiligheidsbeleid is duidelijk te maken welke externe veiligheidsrisico's er in de gemeente Rijssen-Holten zijn en hoe met deze risico's dient te worden omgegaan. De gemeente streeft naar een beheersbare veiligheidssituatie, waarbij:
- De risico's binnen de gemeente goed in beeld zijn gebracht en iedereen zich er van bewust is dat er risico's zijn;
- Er een zorgvuldige afweging plaatsvindt tussen nut en de noodzaak van nieuwe ontwikkelingen en hun gevolgen voor externe veiligheid;
- Door middel van beleidsuitvoering en handhaving ervoor gezorgd wordt dat de reeds bestaande risico's beheersbaar blijven;
- Bij bestuur, ambtenaar en burger bekend is wat gedaan moet worden als zich, ondanks de voorzorgsmaatregelen, tóch een ernstige ramp voordoet.
De gemeente heeft de bestaande risicovolle situaties in beeld gebracht om toekomstige ongewenste risicovolle situaties te voorkomen. De ligging van risicovolle inrichtingen en risico's van transportassen zijn in het Risico Register Gevaarlijke Stoffen (RRGS) opgenomen. Verder is door de gemeente een signaleringskaart opgesteld, waarop de ligging van de risicobronnen is weergegeven. Uit de signaleringskaart blijkt dat de externe veiligheidsrisico's zich in hoofdzaak bevinden op en in de nabijheid van de industriegebieden en de transportroutes van gevaarlijke stoffen (spoor, hoofdwegen en buisleidingen).
Inmiddels wordt niet meer uitgegaan van de signaleringskaart, maar van de nationale risicokaart.In paragraaf 4.2.6 Externe veiligheid is een uitsnede van de risicokaart opgenomen.
Voor wat betreft groepsrisico, effectbenadering en risicovol transport hanteert de gemeente de volgende uitgangspunten:
- In verblijfsgebieden worden geen risicobronnen geïntroduceerd;
- In de directe omgeving van bestaande en geprojecteerde risicobronnen worden geen (beperkt) kwetsbare objecten en verblijfsgebieden geïntroduceerd;
- Risicobronnen worden niet geïntroduceerd indien zich in de omgeving bestaande en geprojecteerde (beperkt) kwetsbare objecten en verblijfsgebieden bevinden, tenzij uit beoordeling blijkt dat de aard en omvang van het risico beheersbaar is;
Bij het beoordelen van risicosituaties worden aanvullend op de beoordeling van het plaatsgebonden risico en het groepsrisico ook de mogelijke effecten en beheersbaarheid van een calamiteit betrokken.
De gemeente zal het gewenste veiligheidsniveau realiseren door middel van de volgende activiteiten:
- Risico-inventarisatie en risicosignalering;
- Oplossing gesignaleerde knelpunten;
- Inbedding van het externe veiligheidsbeleid in gemeentelijke producten.
Voor het realiseren van het gewenste veiligheidsniveau moet een aantal maatregelen worden getroffen voor gesignaleerde knelpunten, hiertoe is een uitvoeringsprogramma opgesteld. Uit de beoordeling van risico's blijkt dat bij een aantal inrichtingen bronmaatregelen moeten worden getroffen om het risico te reduceren tot het wettelijk verplichte niveau. Om risico's te beheersen zal er preventief aandacht zijn voor externe veiligheid bij alle nieuwe omgevingsvergunningen en bestemmingsplannen. Als zich bij de beoordeling van de risico's onaanvaardbare situaties voordoen, zullen saneringsacties nodig zijn.
Concreet betekent dit dat de gemeente bij het vaststellen van bestemmingsplannen, het verlenen van omgevingsvergunningen en bij het houden van toezicht specifiek aandacht geeft aan:
- De exacte locatie van risicobronnen in relatie tot de ruimtelijke ordening in de omgeving (bestaande en geprojecteerde kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten);
- De mogelijkheden voor inzet van hulpdiensten (gemeentelijke brandweer, geneeskundige dienst en politie);
- De mogelijkheden voor het treffen van aanvullende maatregelen en het verhogen van de zelfredzaamheid;
- Eventuele mogelijke aanvullende maatregelen die op basis van de voortgang van de stand der techniek kunnen worden opgelegd in de vergunning.
Toetsing
Er wordt nader ingegaan op de toetsing aan externe veiligheid in paragraaf 4.2.6 van deze toelichting.
3.4.9 Naar een lange termijn klimaatbeleid
In het rapport "Naar een lange termijn klimaatbeleid" (2010) is de huidige CO2-emissie binnen de gemeente Rijssen-Holten in kaart gebracht (nulmeting) en zijn scenario's opgesteld om de CO2-emissie binnen de gemeente in de periode tot 2020 te reduceren. Op basis van deze verkenning is een uitvoeringsprogramma opgesteld voor de periode 2010 tot 2014.
In eerste instantie is de huidige CO2-emissie in beeld gebracht. Bepaald is dat de totale CO2-emissie 245 kiloton (kton) bedraagt, wat neerkomt op gemiddeld 6,8 ton per inwoner. Dit is relatief hoog ten opzichte van het landelijk gemiddelde (circa 5 ton per inwoner). De belangrijkste oorzaak hiervoor is dat in Rijssen-Holten veel productiebedrijven zijn gevestigd. Verder is berekend dat de CO2-uitstoot zonder de inzet van klimaatbeleid leidt tot een CO2-uitstoot van 250 kton in 2020.
Door effectief klimaatbeleid kan aan de ontwikkeling van de CO2-uitstoot van de gemeente een andere wending worden gegeven. Dat kan op twee manieren: door minder energie te gebruiken en door duurzame energie op te wekken. Minder energie gebruiken wordt bijvoorbeeld bereikt door huizen goed te isoleren en zuinige apparatuur en verlichting aan te schaffen. Duurzame energiebronnen zoals windturbines en zonnepanelen kunnen de CO2-uitstoot nog verder omlaag brengen.
In het rapport zijn drie scenario's van een verschillend ambitieniveau doorgerekend. Voor Rijssen-Holten is de meest realistische keus scenario 1: continuering ingezet beleid (doel: reductie van CO2-uitstoot met 14% ten opzichte van 1990). De komende jaren zijn diverse projecten gepland die kansen bieden voor het inbedden van maatregelen om het energiegebruik te reduceren.
Toetsing
De uitbreiding van de camping betreft de aanleg van 76 extra kampeerplaatsen. De camping zal zelfvoorzienend worden voor wat betreft de energieopwekking. Bungalows worden uitgerust met zonnepanelen en de planregels maakt het mogelijk om zonnepanelen te realiseren. De kampeerplaatsen dragen in deze zin niet bij aan de productie van CO2.
3.5 Algemene Conclusie
Camping De Holterberg kan bijdragen aan kwaliteitsverbetering van de recreatie in de gemeente door zelf ook een nieuwe impuls te ondergaan. Door uit te breiden, de landschappelijke inpassing te versterken en door een duurzamer imago. Daarnaast draagt de uitbreiding van Camping De Holterberg bij aan de genoemde concrete opgaven vanuit het LOP. De openheid van de Holterenk wordt door de uitbreiding enigszins aangetast, maar de herkenbaarheid van de Holterenk wordt door het plan maximaal versterkt. De randen van de Holterenk worden voorzien van een nieuwe begrenzing waardoor de enk meer tot zijn recht komt en er dus wordt bijgedragen aan versterking van het kleinschalige landschap. Tenslotte wordt opgemerkt dat de uitbreiding ook bijdraagt aan de recreatieve relatie tussen Holten en de Holterberg.
Hoofdstuk 4 Milieu- En Omgevingstoets
4.1 Inleiding
Om conflictsituaties te voorkomen moet in het bestemmingsplan aandacht worden besteed aan de diverse milieu- en omgevingsaspecten. Weliswaar is voor het merendeel van deze aspecten specifiek beleid en regelgeving opgesteld, toch is er sprake van een aanvullende werking ten opzichte van de ruimtelijke ordening. Zo kan het bestemmingsplan via de bestemmingsplankeuzen aanwijzingen geven richting het milieubeleid. Andersom kan het milieubeleid richting geven aan de functietoedeling in het bestemmingsplan.
Hoewel het plan niet voorziet in recreatiewoningen, zijn die planologisch-juridisch wel mogelijk. In de toetsing aan de diverse milieu- en omgevingsaspecten wordt hier rekening mee gehouden.
In dit hoofdstuk zal achtereenvolgens ingegaan worden op de volgende milieuaspecten voor de uitbreiding van het kampeerterrein: Bedrijven en milieuzonering, Geluid, Bodem, Luchtkwaliteit, Externe veiligheid, Vormvrije m.e.r.-beoordeling en de volgende omgevingsaspecten: Cultuurhistorie en archeologie, Flora en fauna en verkeer.
4.2 Milieu - Aspecten
4.2.1 Bedrijven en milieuzonering
4.2.2 Geluid
4.2.3 Licht
4.2.4 Bodem
4.2.5 Luchtkwaliteit
4.2.6 Externe veiligheid
4.2.7 Vormvrije m.e.r.-beoordeling
4.3 Omgevingsaspecten
4.3.1 Cultuurhistorie en archeologie
4.3.2 Flora en fauna
4.3.3 Verkeer en parkeren
4.3.4 Water
In het kader van de Wet ruimtelijke ordening (Wro) is het verplicht ruimtelijke plannen te 'toetsen op water', de zogenaamde Watertoets. De Watertoets is een waarborg voor water in ruimtelijke plannen en besluiten.
Relevant beleid
De locatie valt binnen het grondgebied van het Waterschap Vechtstromen. Het Waterschap heeft voor haar grondgebied het Waterbeheerplan 2016-2021 vastgesteld en kent een aantal kernthema's. De meest relevante voor deze ontwikkeling is 'Varen en ervaren'. Hierin geeft het waterschap aan dat het watersysteem recreatieondernemers letterlijk en figuurlijk de ruimte biedt om te ondernemen.
Er is binnen het Waterbeheerplan ook aandacht voor de grondwaterstand. Het waterschap wil dat deze minstens hetzelfde blijft. Een ander speerpunt van het waterschap is het realiseren van een circulaire economie, in het kader van duurzaamheid. Het waterschap vindt dat overheden hierin een voorbeeldfunctie hebben en kiest ervoor de eigen bedrijfsvoering zo duurzaam mogelijk in te richten.
Tevens zijn de beleidsnota Leven met Water in Stedelijk Gebied, Strategische Nota Rioleringsbeleid 2007, Visie Beheer en Onderhoud 2050, Beleid Beheer en Onderhoud Stedelijk water 2013-2018 en het Beleidskader Recreatief Medegebruik van toepassing. Daarnaast is de Keur van het Waterschap Vechtstromen een belangrijk regelstellend instrument waarmee in ruimtelijke plannen rekening moet worden gehouden.
De 'Watervisie Rijssen-Holten' (2009) geeft voor het grondgebied van Rijssen-Holten sturing aan het (ruimtelijke) waterbeleid van zowel de gemeente als het waterschap Vechtstromen. Voor het gehele gemeentelijk grondgebied is, op hoofdlijnen, een visie opgesteld. De visie is meer uitgewerkt voor de stedelijke kern Rijssen en zijn omgeving en de kern Holten en zijn omgeving. De Watervisie is richtinggevend voor meer operationele planvormen, zoals de ruimtelijke plannen (structuurvisies, bestemmingsplannen) en het (verbreed) gemeentelijk rioleringsplan (GRP).
Het plangebied is aangesloten op een vrij verval riolering. Dit systeem is niet bedoeld voor de inzameling van regenwater (RWA), de eigenaar is zelf verantwoordelijk voor de verwerking van het regenwater dat valt op het eigen terrein. De capaciteit van het systeem is uitgelegd op de afvoer van het huishoudelijke afvalwater vanuit het buitengebied. Aansluiting van de afvoer van verhard oppervlak op de drukriolering is dan ook niet toegestaan. Evenmin mag spoelwater van ontijzeringsinstallaties niet op het riool worden geloosd. Lozing via een zuiverende voorziening, op oppervlaktewater of de bodem van dit water is in overleg met de waterkwaliteitsbeheerder wel toegestaan.
Toetsing
Het plan heeft geen impact op de bodem en de grondwaterstand, er wordt geen grondwater onttrokken of er vindt geen bemaling plaats. Hierdoor worden de kwaliteit en de duurzaamheid van de bestaande en nieuwe landschapselementen in het landschap ook versterkt. Daarnaast is de wens van de campingeigenaren om de uitbreiding zo energieneutraal mogelijk te realiseren. Bij de mogelijkheden hoort het hergebruik en zuivering van afvalwater, waarmee de aanslag op de watervoorraad zo klein mogelijk is. Op dit moment is de camping niet aangesloten op het watersysteem en gebruikt grondwater.
Watertoets
De watertoets is het aangewezen instrument om expliciet aan te geven welke wateraspecten in het geding zijn bij een ruimtelijk plan, wat de gevolgen van het betreffende bestemmingsplan zijn voor het watersysteem en welke maatregelen worden genomen om deze gevolgen het hoofd te bieden. Hierbij gaat het niet alleen om waterveiligheid, maar ook om grondwaterbescherming en wateroverlast. In ieder geval verdienen de volgende aspecten in het algemeen aandacht, zowel bij de keuze als bij de inrichting van de locatie:
- Veiligheid: behouden en vergroten van de veerkracht. Met veerkracht bedoelen we het vermogen van het watersysteem om extreme situaties met veel neerslag het hoofd te bieden door voldoende bergings- en afvoermogelijkheden, zodat overstroming of ongewenste inundatie niet optreden;
- Grondwaterbescherming;
- Kwantitatieve gevolgen voor grond- en oppervlaktewater;
- Kwalitatieve gevolgen voor grond- en oppervlaktewater;
- Compensatie negatieve gevolgen.
Via http://www.dewatertoets.nl/ is voor dit plan een watertoets uitgevoerd. Hieruit komt naar voren dat de korte procedure van toepassing is. De toename van verhard oppervlak bedraagt niet meer dan 1.500 m2, waarbij is opgemerkt dat waar verharding noodzakelijk is half-open bestrating de voorkeur heeft. Binnen het plangebied is geen sprake van grondwateroverlast. Bij de afvoer van overtollig hemelwater is infiltratie in de bodem het uitgangspunt.
Het plan bevat een rioleringscomponent, want met de uitvoering van het bestemmingsplan neemt de belasting van het bestaande rioleringsstelssel toe. Dit levert geen problemen op ten aanzien van de capaciteit van het rioleringsstelsel en de capaciteit van de rioolwaterzuiveringsinstallatie.
Conclusie
Het plan heeft een geringe invloed op de waterhuishouding en de afvalwaterketen. Door aansluiting op het bestaande rioleringstelsel worden risico's op grondwatervervuiling niet verhoogd. Het waterschap Vechtstromen geeft een positief wateradvies, het aspect water belemmert de uitvoering van het plan niet.
Hoofdstuk 5 Juridische Aspecten
5.1 Inleiding
In de voorgaande hoofdstukken is ingegaan op het plangebied, het relevante beleid en de milieu- en omgevingsaspecten. De informatie uit deze hoofdstukken is gebruikt om keuzes te maken bij het maken van het juridische deel van het bestemmingsplan: de verbeelding en de regels. In dit hoofdstuk wordt ingegaan op de opzet van dit juridische deel. Daarnaast wordt een verantwoording gegeven van de gemaakte keuzes. Dat betekent dat er wordt aangegeven waarom een bepaalde functie ergens is toegestaan en waarom bepaalde bebouwing daar acceptabel is.
5.2 Opzet Van De Regels
Het juridisch bindend gedeelte van het bestemmingsplan bestaat uit planregels en een bijbehorende verbeelding waarop de bestemmingen zijn aangegeven. De regels zijn onderverdeeld in vier hoofdstukken:
- Inleidende regels (begripsbepalingen en wijze van meten);
- Bestemmingsregels;
- Algemene regels (o.a. afwijkingsbevoegdheden);
- Overgangs- en slotregels.
5.2.1 Inleidende regels
Hoofdstuk 1 bevat de inleidende regels. Deze regels gelden voor het gehele plangebied en bevatten:
- Begrippen
In dit artikel zijn definities van de in de regels gebruikte begrippen opgenomen. Hiermee is een eenduidige interpretatie van deze begrippen vastgelegd;
- Wijze van meten:
Dit artikel geeft onder meer bepalingen waar mag worden gebouwd en hoe voorkomende eisen betreffende de maatvoering begrepen moeten worden.
5.2.2 Bestemmingsregels
Hoofdstuk 2 van de regels bevat de juridische vertaling van de bestemmingen die voorkomen in het plangebied. De regels zijn onderverdeeld in (indien van toepassing):
- Bestemmingsomschrijving:
- omschrijving van de activiteiten die zijn toegestaan;
- Bouwregels:
- eisen waaraan de bebouwing moet voldoen bebouwingshoogte, etc.);
- Afwijken van bouwregels;
- Specifieke gebruiksregels;
- Afwijken van de gebruiksregels;
- Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden;
- Wijzigingsbevoegdheid.
In paragraaf 5.3 is de bestemming toegelicht en is aangegeven waarom voor bepaalde gronden voor die bestemming is gekozen.
5.2.3 Algemene regels
Hoofdstuk 3 bevat de algemene regels. Deze regels gelden voor het gehele plangebied. De volgende algemene regels zijn opgenomen:
- Algemene aanduidingsregels (Artikel 8): In de algemene aanduidingsregels zijn bepalingen ten behoeve van de aanduiding 'milieuzone – grondwaterbeschermingsgebied' en 'milieuzone - waterintrekgebied' opgenomen. Een omgevingsvergunningenstelsel voor werkzaamheden beschermt het grondwaterbeschermingsgebied en het waterintrekgebied.
- Algemene bouwregels (Artikel 9): In de algemene bouwregels zijn bepalingen omtrent bebouwingsgrenzen en geluidszones opgenomen.
- Algemene gebruiksregels (Artikel 10): In de algemene gebruiksregels zijn vormen van strijdig en toegestaan gebruik opgenomen. Tevens is een verplichting opgenomen die voorziet in de realisatie van voldoende parkeermogelijkheid en mogelijkheid tot laden en lossen.
- Algemene afwijkingsregels (Artikel 11): In de algemene afwijkingsregels zijn bepalingen opgenomen die het bevoegd gezag de mogelijkheid geven om op ondergeschikte punten van het plan te kunnen afwijken.
- Algemene procedureregels (Artikel 12): In de algemene procedureregels zijn regels omtrent de te volgen voorbereidingsprocedure opgenomen.
- Overige regels (Artikel 13): In de overige regels is een bepaling omtrent de werking van wettelijke regels opgenomen.
5.2.4 Overgangs- en slotbepalingen
In hoofdstuk 4 van de regels staan de overgangs- en slotbepalingen. In de overgangsbepalingen is aangegeven wat de juridische consequenties zijn van bestaande situaties die in strijd zijn met dit bestemmingsplan.
5.3 Verantwoording Van De Regels
Kenmerk van de Nederlandse ruimtelijke ordeningsregelgeving is dat er uitgegaan wordt van toelatingsplanologie. Een bestemmingsplan geeft aan welke functies waar zijn toegestaan en welke bebouwing mag worden opgericht. Bij het opstellen van dit bestemmingsplan zijn keuzes gemaakt over welke functies waar worden mogelijk gemaakt en is gekeken welke bebouwing stedenbouwkundig toegestaan kan worden. De bestaande situatie is hierbij het uitgangspunt.
In 2012 is het bestemmingsplan Buitengebied Rijssen - Holten vastgesteld. Vanuit het oogpunt van methodiek, rechtsgelijkheid en dienstverlening sluit dit bestemmingsplan aan op de systematiek van dat bestemmingsplan. De bestemmingen en zoneregels (dubbelbestemmingen) zijn overgenomen en waar nodig aangepast op de specifieke situatie. Om de camping als geheel te regelen is voor het bestaande campinggedeelte de bestaande regeling integraal overgenomen.
In deze paragraaf worden de gemaakte keuzes nader onderbouwd. Hierbij zullen de bestemmingen in dezelfde volgorde als in de regels worden behandeld.
Artikel 3 Bos
De bestemming “Bos” is aangebracht langs alle randen/grenzen van de camping. Deze bestemming is met name bedoeld voor bos en/of dichte beplantingsstroken en het behoud, herstel en ontwikkeling van natuurlijke en landschappelijke waarden. De bosbestemming zorgt tevens voor de gewenste afscherming van de camping en de omliggende functies. Binnen deze bestemming zijn uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en overige bouwwerken toegestaan.
Artikel 4 Recreatie – Verblijfsrecreatie 1
Ter plaatse van de bestaande camping is de bestemming “Recreatie – Verblijfsrecreatie 1” opgenomen. Deze bestemming is bedoeld voor recreatief verblijf in recreatiewoningen, chalets, stacaravans en andere kampeermiddelen van het bestaande kampeerterrein met centrumvoorzieningen. Voor de centrumvoorzieningen is bij de entree een functieaanduiding centrum opgenomen, wat betekent dat centrumvoorzieningen (voorzieningengebouw) enkel ter plaatse van deze aanduiding mogelijk is.
In de bestemmingsregels is verder vastgelegd dat de camping op deze plaats niet verder kan worden uitgebreid. Daarom is het maximaal aantal kampeerplaatsen is bepaald op 220, teneinde de extensivering van het aantal kampeerplaatsen op de bestaande camping te waarborgen. Tot slot wordt op het westelijke gedeelte van het bestaande kampeerterrein recreatiewoningen en stacaravans uitgesloten. Beide functieaanduidingen zijn overgenomen.
Artikel 5 Recreatie – Verblijfsrecreatie 2
Ter plaatse van de uitbreiding is de bestemming “Recreatie – Verblijfsrecreatie 2” opgenomen. Deze bestemming is bedoeld voor recreatief verblijf in recreatiewoningen, chalets, stacaravans en andere kampeermiddelen. De aantallen kampeerplaatsen zijn vastgelegd in de regels. Deze komen overeen met de aantallen zoals in het inrichtingsplan opgenomen. Binnen de bestemming is een centrumaanduiding opgenomen. Ter plaatse van deze aanduiding 'centrum' mogen de centrale voorzieningen (o.a. sanitaire voorzieningen), waaronder tevens een zwembad worden gerealiseerd. Het voorzieningengebouw krijgt een maximale oppervlakte van 300 m2.
In de bouwregels zijn bepalingen opgenomen voor gebouwen ten behoeve van voorzieningen, trekkershutten, recreatiewoningen, het buitenzwembad. Overige bouwwerken en bouwwerken geen gebouw zijnde. Per gebouw/bouwwerk zijn de gewenste aantallen vastgelegd, overeenkomstig het inrichtingsplan. Voor het zwembad is opgenomen dat deze enkel ter plaatse van deze aanduiding worden gerealiseerd, teneinde vanuit milieutechnische oogpunt een aanvaardbare afstand tot omliggende gevoelige functies te waarborgen. Voor wat betreft bouwwerken, geen gebouwen zijnde is specifiek bepaald dat sport- en spelvoorzieningen mogen worden gerealiseerd tot een maximale hoogte van 6 meter. Tevens zijn lichtmasten uitgesloten. In een afwijkingsregel zijn lichtmasten, onder voorwaarden mogelijk.
In de specifieke gebruiksregels is het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van horeca specifiek uitgesloten. Horeca is enkel toegestaan op de bestaande camping. Tevens is in dit artikel een voorwaardelijke verplichting ten behoeve van de landschappelijke inpassing opgenomen.
Artikel 6 Waarde – Archeologische verwachtingswaarde middelhoog
Ter plaatse van een klein deel is de dubbelbestemming “Waarde – Archeologische verwachtingswaarde middelhoog” conform het geldende plan overgenomen. Gronden met deze bestemming zijn tevens bedoeld voor de bescherming van de daar verwachte archeologische waarden. Een omgevingsvergunningenstelsel beschermt de verwachtingswaarde.
Artikel 7 Waarde - Reliëf
Conform de huidige bestemming is de bestemming "Waarde - Reliëf " opgenomen. Gronden met deze bestemming zijn tevens bestemd voor de bescherming van de daar voorkomende cultuurhistorische waarden, zoals deze tot uitdrukking komen in het relief en het begroeiingspatroon.
5.4 Handhaving
Het bestemmingsplan wil een sturend instrument zijn voor de ruimtelijke en functionele inrichting van het plangebied. Aan de hand van de in het bestemmingsplan opgenomen regels worden voorgenomen activiteiten (bouwactiviteiten en gebruik van gronden en gebouwen) getoetst.
Middels het stelsel van vergunningsverlening worden de regels toegepast. Als blijkt dat zonder of in afwijking van de regels activiteiten plaatsvinden, is handhaving in enge zin aan de orde, gericht op het ongedaan maken van een overtreding. Handhaving is belangrijk om de sturing die het bestemmingsplan beoogt tot haar recht te laten komen.
Handhaving heeft echter alleen zin wanneer de noodzaak en het nut hiervan kunnen worden aangetoond, een grondige inventarisatie van de feitelijke situatie (grondgebruik en bebouwing) heeft plaatsgevonden en draagvlak onder betrokkenen kan worden verkregen voor het beleid.
De gemeente Rijssen-Holten hanteert een strikt handhavingsbeleid. In dit beleid worden de volgende uitgangspunten gehanteerd:
- stringent beleid: als uitgangspunt geldt dat in principe elke overtreding wordt aangepakt;
- géén stilzwijgend gedogen;
- gewenste maar illegale ontwikkelingen zo mogelijk vooraf maar in ieder geval zo snel mogelijk legaliseren;
- gedogen van illegale gevallen alleen in uitzonderlijke gevallen, bij voorkeur alleen tijdelijk en met redenen omkleed.
Handhavend optreden tegen overtredingen van bestemmingsplannen kan niet alleen plaatsvinden via publiekrechtelijke, maar ook via de strafrechtelijke weg. In de regels is daartoe de zogenaamde strafbepaling opgenomen, waarin overtredingen van de regels worden aangemerkt als een strafbaar feit als bedoeld in artikel 1a, aanhef en lid 2 van de Wet op de Economische Delicten. Bij ernstige overtredingen zal handhaving ook via de strafrechtelijke weg plaatsvinden. De opsporingsambtenaren van de gemeente of politie zullen in die gevallen proces-verbaal van de overtreding maken. Het (reguliere) bestuursrechtelijk traject zal gelijktijdig worden ingezet.
Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid
6.1 Economische Uitvoerbaarheid
Het plan betreft een volledig particulier initiatief. De initiatiefnemer is eigenaar van de verschillende kadastrale percelen. De financiering van het plan is door de initiatiefnemer verzekerd en in een bedrijfsnatuurplan vastgelegd. Hiermee is de economische uitvoerbaarheid aangetoond.
Voor dit plan zijn voor de gemeente Rijssen-Holten, behoudens de procedurekosten die via de legesheffing worden geïnd, geen kosten verbonden zodat gesteld kan worden dat het kostenverhaal voor de gemeente volledig is verzekerd.
Bovenstaande betekent dat bij de vaststelling van het bestemmingsplan geen exploitatieplan wordt vastgesteld, omdat de kosten ex artikel 6.12 lid 2a Wet ruimtelijke ordening 'anderszins verzekerd zijn'.
6.2 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid
6.2.1 Inspraak
Voor het bestemmingsplan is afgezien van het geven van inspraakmogelijkheden. Gelet op de aard van het plan is er weinig ruimte tot aanpassing van het plan naar aanleiding van eventuele inspraakreacties. De meerwaarde van een voorontwerp ontbreekt daardoor, een ontwerp en de mogelijkheid tot het indienen van een zienswijze is in dit geval dan ook voldoende. Tevens heeft al afstemming plaatsgevonden met de provincie en het waterschap op projectspecifieke thema's. Het nog te voeren vooroverleg kan plaatsvinden zonder dat hiervoor een volledige voorontwerpfase doorlopen moet worden. Initiatiefnemer heeft de omwonenden geïnformeerd over het plan en hiervan verslag gedaan aan de gemeente. Dit verslag is als Bijlage 12 bij deze toelichting opgenomen. Hiermee is invulling gegeven aan een zorgvuldige voorbereiding van het plan, een voorontwerp is niet noodzakelijk.
6.2.2 Vooroverleg
Provincie Overijssel
Het ontwerpbestemmingsplan zal in het kaderr van vooroverleg aan de provincie Overijssel voorgelegd worden.
Waterschap Vechtstromen
Het waterschap heeft op basis van de watertoets een positief advies gegeven, het plan treft geen waterschapsbelang. Het resultaat van de uitgevoerde watertoets is opgenomen in paragraaf 4.3.4.
6.2.3 Zienswijzen
Het bestemmingsplan heeft met ingang van donderdag 30 november 2023 t/m woensdag 10 januari 2024 voor eenieder ter inzage gelegen. Gedurende deze periode zijn er drie zienswijzen ingediend. Er is een zienswijzennota opgesteld. Deze is als Bijlage 13 bijgevoegd. De ingediende zienswijzen hebben geleid tot aanpassen in de regels van het bestemmingsplan. Het bestemmingsplan wordt daarom gewijzigd vastgesteld.
Bijlage 1 Bedrijfsnatuurplan
Bijlage 1 Opzet Uitbreiding Camping
Bijlage 1 Opzet uitbreiding camping
Bijlage 2 Bedrijfsnatuurplan
Bijlage 3 Behoefteonderzoek
Bijlage 4 Gebiedsgerichte Grondwaterbescherming
Bijlage 4 Gebiedsgerichte grondwaterbescherming
Bijlage 5 Akoestisch Onderzoek Uitbreiding Camping
Bijlage 5 Akoestisch onderzoek uitbreiding camping
Bijlage 6 Akoestisch Onderzoek Wegverkeer
Bijlage 6 Akoestisch onderzoek wegverkeer
Bijlage 7 Verkennend Bodemonderzoek
Bijlage 7 Verkennend bodemonderzoek
Bijlage 8 Verkeersonderzoek
Bijlage 9 Stikstofonderzoek
Bijlage 10 Beoordeling Natura 2000
Bijlage 10 Beoordeling Natura 2000
Bijlage 11 Natuurtoets
Bijlage 12 Participatieverslag
Bijlage 12 Participatieverslag