Wonen Holten, De Kol
Bestemmingsplan - Gemeente Rijssen-Holten
Vastgesteld op 30-04-2015 - geheel onherroepelijk in werking
Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
1.1 plan:
het bestemmingsplan 'Wonen Holten, De Kol' met identificatienummer NL.IMRO.1742.BPHW2014001-0401 van de gemeente Rijssen-Holten;
1.2 bestemmingsplan:
de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels;
1.3 aanduiding:
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;
1.4 aanduidingsgrens:
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;
1.5 aaneengebouwd
meer dan twee aaneengebouwde woningen in een rij, al dan niet geschakeld; waarbij voor seniorenwoningen als uitzondering geldt dat deze ook in een carré van vier mogen worden gebouwd.
1.6 aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit
een beroeps- of bedrijfsactiviteit, uitgevoerd door (een van) de hoofdbewoner(s) van de woning, waarvan de activiteiten in hoofdzaak niet verkeersaantrekkend of milieuhinderlijk zijn en geen betrekking hebbend op detailhandel of horecagerelateerde activiteiten, die op kleine schaal in een woning en/of daarbij behorende bijgebouwen wordt uitgeoefend, waarbij de desbetreffende activiteit een ruimtelijke uitstraling heeft die in overeenstemming is met de woonfunctie en de woonomgeving ter plaatse;
1.7 bebouwing:
één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;
1.8 bestemmingsgrens:
de grens van een bestemmingsvlak;
1.9 bestemmingsvlak:
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;
1.10 bijbehorend bouwwerk
uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd en met de aarde verbonden bouwwerk met een dak;
1.11 bijgebouw
een op zichzelf staand, al dan niet vrijstaand gebouw, behorende bij een op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw;
1.12 bouwen:
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk;
1.13 bouwgrens:
de grens van een bouwvlak;
1.14 bouwperceel:
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;
1.15 bouwperceelgrens:
de grens van een bouwperceel;
1.16 bouwvlak:
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;
1.17 bouwwerk:
een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden;
1.18 gebouw:
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;
1.19 hoofdgebouw:
een of meer panden, of een gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer panden of bouwwerken op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is;
1.20 maatschappelijke voorzieningen
educatieve voorzieningen - inbegrepen kinderdagopvang en tussen- en naschoolse opvang, sociaalmedische, sociaalculturele en levensbeschouwelijke voorzieningen, voorzieningen ten behoeve van sport en sportieve recreatie - met uitzondering van voorzieningen ten behoeve van gemotoriseerde en gemechaniseerde sporten en sporten met dieren - en voorzieningen ten behoeve van openbare dienstverlening, alsook ondergeschikte detailhandel en horeca ten dienste van deze voorzieningen;
1.21 overig bouwwerk:
een bouwkundige constructie van enige omvang, geen pand zijnde, die direct en duurzaam met de aarde is verbonden;
1.22 overkapping
een bouwwerk in de vorm van een overkapping bestaande uit maximaal drie wanden waarvan maximaal twee tot de constructie zelf behoren;
1.23 peil
- a. voor een gebouw, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst: de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
- b. in andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte terrein;
1.24 voorgevel
de naar de weg gekeerde of aan de voorzijde van een gebouw gelegen gevel of, indien het een gebouw betreft met meerdere zodanige gevels, één van die gevels;
1.25 voorste bouwgrens
de bouwgrens die gericht is naar de weg en waarop de bebouwing is georiënteerd;
1.26 voorste bouwperceelgrens
de bouwperceelgrens die gericht is naar de weg en waarop de bebouwing is georiënteerd;
1.27 wijziging
een wijziging als bedoeld in artikel 3.6 eerste lid onder a van de Wet ruimtelijke ordening;
1.28 woning
een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden.
Artikel 2 Wijze Van Meten
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
2.1 Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
de dakhelling
Langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.
de goothoogte van een bouwwerk
Vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.
de inhoud van een bouwwerk
Tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.
de bouwhoogte van een bouwwerk
Vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een overig bouwwerk met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.
de hoogte van een windturbine
Vanaf het peil tot aan de as van de windturbine.
2.2 Ondergeschikte bouwdelen
Bij het meten worden ondergeschikte bouwdelen, als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding niet meer dan 0,75 m bedraagt.
2.3 Maatvoering
Alle maten zijn tenzij anders aangegeven:
- a. voor lengten in meters (m);
- b. voor oppervlakten in vierkante meters (m²);
- c. voor inhoudsmaten in kubieke meters (m³);
- d. voor verhoudingen in procenten (%);
- e. voor hoeken/hellingen in graden (º).
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Bedrijf
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor Bedrijf aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. bedrijven uit de categorie 1 en 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten met daarbij de mogelijkheid tot opslag;
- b. een brandweerkazerne met zelfstandige medisch-therapeutische voorzieningen en andere maatschappelijke voorzieningen (inbegrepen particuliere voorzieningen) ter plaatse van de aanduiding 'brandweerkazerne';
met bijbehorende gebouwen, bouwwerken, geen gebouwen zijnde, groenvoorzieningen, water en voorzieningen voor de waterhuishouding, tuinen en erven.
- c. bedrijfswoningen zijn niet toegestaan met uitzondering van de reeds bestaande bedrijfswoningen.
3.2 Bouwregels
Gebouwen dienen te voldoen aan de volgende kenmerken:
- a. gebouwd binnen het bouwvlak;
- b. goot- en bouwhoogte maximaal de ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte' aangegeven goothoogte respectievelijk bouwhoogte.
Bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouw zijnde, maximaal:
- a. erf- en terreinafscheidingen 2 m;
- b. overige bouwwerken, geen gebouw zijnde 2 m.
3.3 Afwijken van de gebruiksregels
Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 3.1 voor het toestaan van een ander bedrijf dan ter plaatse is toegestaan, mits:
- a. het bedrijf is opgenomen in categorie 1 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten dan wel het een bedrijf betreft dat voor wat betreft de aard en de omvang van de milieuhinder die het veroorzaakt gelijk kan worden gesteld met een bedrijf genoemd in de betreffende categorie;
- b. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de bouw- en gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.
Artikel 4 Groen
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. groenvoorzieningen, bermen en beplanting;
- b. paden, water en voorzieningen voor de waterhuishouding;
- c. speelvoorzieningen;
met bijbehorende bouwwerken geen gebouw zijnde, wegen en verhardingen, parkeervoorzieningen en voorzieningen van openbaar nut.
4.2 Bouwregels
Artikel 5 Maatschappelijk
5.1 Bestemmingsomschrijving
De voor Maatschappelijk aangewezen gronden zijn bestemd voor;
- a. maatschappelijke voorzieningen, (inbegrepen particuliere voorzieningen);
- b. bestaande bijzondere woonvormen, zoals verpleging en verzorging en begeleid wonen, al dan niet in samenhang centrale voorzieningen;
- c. wegen en paden, water en voorzieningen voor de waterhuishouding;
- d. parkeervoorzieningen - waaronder niet begrepen parkeren ten behoeve van het halen en brengen -, met dien verstande dat parkeergelegenheid ten behoeve van de maatschappelijke voorzieningen op eigen terrein wordt gerealiseerd;
- e. speelvoorzieningen, met dien verstande dat minimaal 1200 m2 voor openbaar gebruik (buurt) beschikbaar moet zijn (voetbal);
- f. groenvoorzieningen;
- g. voorzieningen van openbaar nut;
met bijbehorende gebouwen, bouwwerken geen gebouw zijnde.
5.2 Bouwregels
De bebouwing dient te voldoen aan de volgende kenmerken:
- a. de gebouwen worden gebouwd binnen het bouwvlak;
- b. het maximum bebouwingspercentage van het bouwvlak mag per bouwvlak 100% bedragen, dan wel;
- 1. niet meer dan de ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage' aangegeven bebouwingspercentage per (deel van het) bouwvlak;
- 2. niet meer bedragen dan de ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwd oppervlak' aangegeven oppervlakte;
- c. de bouwhoogte bedraagt ten hoogste 7 m, danwel:
- 1. de ter plaatse van de aanduiding 'maximale bouwhoogte' aangegeven hoogte;
- 2. de bestaande bouwhoogte van hoofdgebouwen als deze hoger is.
Artikel 6 Verkeer
6.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. wegen en straten, wandel- en fietspaden, parkeer-, groen- en speelvoorzieningen;
- b. waterhuishoudkundige doeleinden, waterberging en waterlopen;
met bijbehorende bouwwerken, geen gebouw zijnde, en (on)bebouwde gronden.
6.2 Bouwregels
Artikel 7 Verkeer - Verblijfsgebied
7.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Verkeer - Verblijfsgebied' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. wegen en straten, wandel- en fietspaden met een functie gericht op zowel verblijf als de afwikkeling van het doorgaande verkeer;
- b. voorzieningen ten behoeve van het openbaar nut
- c. parkeer-, groen- en speelvoorzieningen;
- d. waterhuishoudkundige doeleinden, waterberging en waterlopen;
met bijbehorende bouwwerken, geen gebouw zijnde.
7.2 Bouwregels
Artikel 8 Wonen
8.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. vrijstaande en/of twee-aaneengebouwde woningen, met dien verstande dat ter plaaste van de aanduiding 'aaneengebouwd' ook aaneengebouwde woningen zijn toegestaan;
- b. een aan huis verbonden beroep of bedrijfsactiviteiten, met dien verstande dat voor de activiteiten maximaal 35% van het brutovloeroppervlak van de woning en de bijbehorende bijgebouwen mag worden gebruikt, evenwel met een maximum van 75 m2;
- c. voorzieningen van openbaar nut;
met dien verstande dat per woning minimaal de geeïste hoeveelheid parkeerplaatsen op grond van Parkeerbalans De Kol worden gerealiseerd dan wel dat in het openbaar gebied de benodigde parkeerplaatsen worden gerealiseerd.
met bijbehorende gebouwen, bouwwerken, geen gebouw zijnde, tuinen en erven.
8.2 Bouwregels
De bebouwing dient te voldoen aan de volgende kenmerken:
- a. gebouwen en overkappingen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;
- b. de voorgevel van hoofdgebouwen dient te worden gebouwd aan de zijde van de voorste bouwgrens;
- c. vrijstaande en twee-aaneen woningen per bestemmingsvlak maximaal twee voorgevels in elkaars verlengde gezien vanaf de voorste bouwgrens, met dien verstande dat de sprong tussen de verspringende voorgevels minimaal 0,6 m bedraagt;
- d. voor aaneengebouwde woningen moet per bestemmingsvlak gezien vanaf de voorste bouwgrens sprake zijn van maximaal vijf woningen aaneengebouwd met in totaal een maximale lengte van 30 meter, met dien verstande dat een sprong tussen de verspringende voorgevels minimaal 0,6 m bedraagt;
- e. de afstand van hoofdgebouwen tot de zijdelingse bouwperceelsgrens bedraagt bij:
- 1. vrijstaande woningen: aan beide zijde minimaal 2,5 m;
- 2. twee-aaneen: aan één zijde minimaal 2,5 m;
- 3. aaneengebouwd; bij eindwoningen aan één zijde minimaal 1 meter;
- f. de goothoogte en bouwhoogte van hoofdgebouwen mag maximaal de ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte' aangegeven goot- en bouwhoogte bedragen;
- g. bijgebouwen worden gebouwd aan één zijde van de woning minimaal 3 m achter (het verlengde van) de voorgevel van het hoofdgebouw;
- h. de gezamenlijke oppervlakte van bijgebouwen per hoofdgebouw bedraagt maximaal 50 m2 per bouwperceel, met dien verstande dat het totale bebouwingspercentage maximaal 50% mag bedragen;
- i. de goothoogte van bijgebouwen mag maximaal 3 m dan wel de hoogte van de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw + 0,25 m bedragen;
- j. de bouwhoogte van bijgebouwen bedraagt maximaal de bouwhoogte van het hoofdgebouw - 2 m, waarbij geldt dat de bouwhoogte in ieder geval 3 m mag bedragen en maximaal 6 m;
- k. uitbouwen in de vorm van erkers aan de hoofdgebouwen mogen worden gebouwd, mits:
- 1. de horizontale diepte maximaal 1,5 m bedraagt;
- 2. de diepte van de overblijvende, niet met gebouwen bebouwde gronden minimaal 2,5 m tot de voorste perceelsgrens bedraagt;
- 3. voor zover de erker wordt gebouwd tegen een gevel van het hoofdgebouw de breedte maximaal 2/3 van de breedte van die gevel bedraagt;
- 4. de bouwhoogte maximaal 3 m bedraagt dan wel de hoogte van de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw + 0,25 m;
8.3 Afwijken van de bouwregels
Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in:
- a. artikel 8.2 ten behoeve van de gezamenlijke oppervlakte van bijgebouwen per hoofdgebouw voor zover het aaneengebouwde woningen betreft mag maximaal 50 m2 bedragen, met dien verstande dat het totale bebouwingspercentage maximaal 75% mag bedragen;
- b. artikel 8.2 ten behoeve van de realisatie van grondgebonden woningen, waarbij grondgebonden woningen met de achterzijde op de van de weg gekeerde grens van het bouwperceel mogen worden gebouwd, zodanig dat de woningen met de achterzijde tegen elkaar aan kunnen worden gebouwd.
- c. artikel 8.2 ten behoeve van de realisatie van grondgebonden woningen, waarbij maximaal vier woningen aaneengebouwd mogen worden mits vooraf een stedenbouwkundige beoordeling op basis van het ontwikkelplan heeft plaatsgevonden op grond waarvan afwijking afdoende kan worden gemotiveerd.
- d. artikel 8.2 ten behoeve van de realisatie van grondgebonden woningen voor het aan een zijde verkleinen van de afstand tot de zijdelingse perceelsgrens tot minimaal 0 meter, mits 3 m achter de voorgevel en/of het verlengde daarvan met een maximale goothoogte van 3,5 m.
Artikel 9 Wonen - Bergzicht
9.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Wonen - Bergzicht' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. aaneengebouwde woningen;
- b. aan huis verbonden beroep of bedrijfsactiviteiten, met dien verstande dat voor de activiteiten maximaal 35% van het brutovloeroppervlak van de woning en de bijbehorende bijgebouwen mag worden gebruikt, evenwel met een maximum van 75 m2;
- c. voorzieningen van openbaar nut;
met dien verstande dat per woning minimaal de geeïste hoeveelheid parkeerplaatsen op grond van Parkeerbalans De Kol worden gerealiseerd dan wel dat in het openbaar gebied de benodigde parkeerplaatsen worden gerealiseerd.
met bijbehorende gebouwen, bouwwerken, geen gebouw zijnde, tuinen en erven.
9.2 Bouwregels
De bebouwing dient te voldoen aan de volgende kenmerken:
- a. gebouwen en overkappingen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;
- b. de voorgevel van hoofdgebouwen dient te worden gebouwd aan de zijde van de voorste bouwgrens;
- c. er moet sprake zijn van een gesloten wand;
- d. de goothoogte en bouwhoogte van hoofdgebouwen mag maximaal de ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte' aangegeven goot- en bouwhoogte bedragen;
- e. in afwijking van het bepaalde onder 9.2 onder d is voor maximaal 50% van de oppervlakte van de aanduiding in het betreffende bouwvlak een goothoogte en een bouwhoogte van maximaal 9 m respectievelijk 12 m toegestaan;
- f. in afwijking van het bepaalde onder 9.2 onder d is voor maximaal 10% van de oppervlakte van de aanduiding in het betreffende bouwvlak een goothoogte en een bouwhoogte van maximaal 12 m respectievelijk 13,5 m toegestaan;
- g. bijgebouwen worden gebouwd aan één zijde van de woning minimaal 3 m achter (het verlengde van) de voorgevel van het hoofdgebouw;
- h. de gezamenlijke oppervlakte van bijgebouwen per hoofdgebouw bedraagt maximaal 50 m2 per bouwperceel, met dien verstande dat het totale bebouwingspercentage maximaal 50% mag bedragen;
- i. de goothoogte van bijgebouwen mag maximaal 3 m dan wel de hoogte van de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw + 0,25 m bedragen, met dien verstande dat de goothoogte van bijgebouwen gebouwd aan de zijgevel van de woning gelegen minimaal en maximaal 6 m mag bedragen;
- j. de bouwhoogte van bijgebouwen bedraagt maximaal de bouwhoogte van het hoofdgebouw - 2 m, waarbij geldt dat de bouwhoogte in ieder geval 3 m mag bedragen en maximaal 6 m, met dien verstande dat de bouwhoogte van bijgebouwen gebouwd aan de zijgevel van de woning gelegen minimaal en maximaal 6 m mag bedragen.
- k. uitbouwen in de vorm van erkers aan de hoofdgebouwen niet zijn toegestaan;
9.3 Afwijken van de bouwregels
Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in:
- a. artikel 9.1 onder a ten behoeve van de realisatie van gestapelde woningen, waarbij het aantal gestapelde woningen per bestemmingsvlak maximaal 6 mag bedragen en waarbij het totaal aantal gestapelde woningen in het plangebied maximaal 24 mag bedragen;
- b. artikel 9.2 ten behoeve van de gezamenlijke oppervlakte van bijgebouwen per hoofdgebouw voor zover het aaneengebouwde woningen betreft mag maximaal 50 m2 bedragen, met dien verstande dat het totale bebouwingspercentage maximaal 75% mag bedragen;
- c. artikel 9.2 ten behoeve van de realisatie van grondgebonden woningen, waarbij grondgebonden woningen met de achterzijde op de van de weg gekeerde grens van het bouwperceel mogen worden gebouwd, zodanig dat de woningen met de achterzijde tegen elkaar aan kunnen worden gebouwd.
- d. artikel 9.2 ten behoeve van de realisatie van grondgebonden woningen, waarbij maximaal vier woningen aaneengebouwd mogen worden mits vooraf een stedenbouwkundige beoordeling op basis van het ontwikkelplan heeft plaatsgevonden op grond waarvan afwijking afdoende kan worden gemotiveerd.
- e. artikel 9.2 ten behoeve van de realisatie van grondgebonden woningen voor het aan een zijde verkleinen van de afstand tot de zijdelingse perceelsgrens tot minimaal 0 meter, mits 3 m achter de voorgevel en/of het verlengde daarvan met een maximale goothoogte van 3,5 m;
- f. artikel 9.2 voor het vergroten van het bebouwingspercentage tot maximaal 75%, met uitzondering van de gronden ter plaatse van de aanduiding 'aaneengebouwd niet toegestaan'.
Artikel 10 Woongebied - Blokken
10.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Woongebied - Blokken' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. vrijstaande, twee-aaneen en/of aaneengebouwde woningen;
- b. een aan huis verbonden beroep of bedrijfsactiviteiten, met dien verstande dat voor de activiteiten maximaal 35% van het brutovloeroppervlak van de woning en de bijbehorende bijgebouwen mag worden gebruikt, evenwel met een maximum van 75 m2;
- c. voorzieningen van openbaar nut;
met dien verstande dat per woning minimaal de geeïste hoeveelheid parkeerplaatsen op grond van Parkeerbalans De Kol worden gerealiseerd dan wel dat in het openbaar gebied de benodigde parkeerplaatsen worden gerealiseerd.
met bijbehorende gebouwen, bouwwerken, geen gebouw zijnde, tuinen en erven.
10.2 Bouwregels
De bebouwing dient te voldoen aan de volgende kenmerken:
- a. gebouwen en overkappingen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;
- b. de voorgevel van hoofdgebouwen dienen te worden georiënteerd op de aanduiding ‘gevellijn’ voor zover deze aanduiding is opgenomen;
- c. de afstand van hoofdgebouwen tot de zijdelingse bouwperceelsgrens bedraagt bij:
- 1. vrijstaande woningen: aan beide zijde minimaal 2,5 m;
- 2. twee-aaneen: aan één zijde minimaal 2,5 m;
- d. de goothoogte en bouwhoogte van hoofdgebouwen mag maximaal de ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte' aangegeven goot- en bouwhoogte bedragen;
- e. voor aaneengebouwde woningen moet per bestemmingsvlak gezien vanaf de voorste bouwgrens sprake zijn van maximaal vijf woningen aaneengebouwd met in totaal een maximale lengte van 30 meter, met dien verstande dat een sprong tussen de verspringende voorgevels minimaal 0,6 m bedraagt;
- f. in afwijking van het bepaalde onder e is voor maximaal 40% van de oppervlakte van het bouwvlak een bouwhoogte van maximaal 11 m is toegestaan;
- g. in afwijking van het bepaalde onder e is voor maximaal 30% van de oppervlakte van het bouwvlak een goothoogte en een bouwhoogte van maximaal 7,5 m respectievelijk 12 m is toegestaan;
- h. in afwijking van het bepaalde onder e is voor maximaal 10% van de oppervlakte van het blouwvlak een goothoogte en een bouwhoogte van maximaal 9 m respectievelijk 13 m is toegestaan;
- i. bijgebouwen worden gebouwd aan één zijde van de woning minimaal 3 m achter (het verlengde van) de voorgevel van het hoofdgebouw;
- j. de gezamenlijke oppervlakte van bijgebouwen per hoofdgebouw bedraagt maximaal 50 m2 per bouwperceel, met dien verstande dat het totale bebouwingspercentage maximaal 50% mag bedragen;
- k. de goothoogte van bijgebouwen mag maximaal 3 m dan wel de hoogte van de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw + 0,25 m bedragen;
- l. de bouwhoogte van bijgebouwen bedraagt maximaal de bouwhoogte van het hoofdgebouw - 2 m, waarbij geldt dat de bouwhoogte in ieder geval 3 m mag bedragen en maximaal 6 m;
- m. uitbouwen in de vorm van erkers aan de hoofdgebouwen mogen worden gebouwd, mits:
- 1. de horizontale diepte maximaal 1,5 m bedraagt;
- 2. de diepte van de overblijvende, niet met gebouwen bebouwde gronden minimaal 2,5 m tot de voorste perceelsgrens bedraagt;
- 3. voor zover de erker wordt gebouwd tegen een gevel van het hoofdgebouw de breedte maximaal 2/3 van de breedte van die gevel bedraagt;
- 4. de bouwhoogte maximaal 3 m bedraagt dan wel de hoogte van de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw + 0,25 m;
10.3 Afwijken van de bouwregels
Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in:
- a. artikel 10.1 onder a ten behoeve van de realisatie van gestapelde woningen, waarbij het aantal gestapelde woningen per bestemmingsvlak maximaal 6 mag bedragen en waarbij het totaal aantal gestapelde woningen in het plangebied maximaal 24 mag bedragen;
- b. artikel 10.2 ten behoeve van de gezamenlijke oppervlakte van bijgebouwen per hoofdgebouw voor zover het aaneengebouwde woningen betreft mag maximaal 50 m2 bedragen, met dien verstande dat het totale bebouwingspercentage maximaal 75% mag bedragen;
- c. artikel 10.2 ten behoeve van de realisatie van grondgebonden woningen, waarbij grondgebonden woningen met de achterzijde op de van de weg gekeerde grens van het bouwperceel mogen worden gebouwd, zodanig dat de woningen met de achterzijde tegen elkaar aan kunnen worden gebouwd.
- d. artikel 10.2 ten behoeve van de realisatie van grondgebonden woningen, waarbij maximaal vier woningen aaneengebouwd mogen worden mits vooraf een stedenbouwkundige beoordeling op basis van het ontwikkelplan heeft plaatsgevonden op grond waarvan afwijking afdoende kan worden gemotiveerd.
- e. artikel 10.2 ten behoeve van de realisatie van grondgebonden woningen voor het aan een zijde verkleinen van de afstand tot de zijdelingse perceelsgrens tot minimaal 0 meter, mits 3 m achter de voorgevel en/of het verlengde daarvan met een maximale goothoogte van 3,5 m;
- f. artikel 10.2 voor het vergroten van het bebouwingspercentage tot maximaal 75%, met uitzondering van de gronden ter plaatse van de aanduiding 'aaneengebouwd niet toegestaan'.
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 11 Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 12 Algemene Gebruiksregels
12.1 Algemeen
Tot een gebruik in strijd met alle bestemmingen wordt in ieder geval begrepen:
- a. een gebruik of het laten gebruiken van gronden als stort- en/of opslagplaats van grond en/of afval, met uitzondering van een zodanig gebruik voor het normale op de bestemming gerichte gebruik en onderhoud;
- b. een gebruik of het laten gebruiken van gronden als stallings- en/of opslagplaats van één of meer aan het gebruik onttrokken machines, voer-, vaar- of vliegtuigen, met uitzondering van een zodanig gebruik voor het normale op de bestemming gerichte gebruik en onderhoud;
- c. een gebruik of het laten gebruiken van gronden en bouwwerken voor een seksinrichting dan wel ten behoeve van prostitutie.
Artikel 13 Algemene Afwijkingsregels
13.1 Afwijkingsbevoegdheid
Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van:
- a. het, met uitzondering van de afstand tot de zijdelingse perceelsgrens, afwijken van de voorgeschreven maatvoering, eventueel van de bebouwingsgrens, mits deze afwijking niet meer bedraagt dan 10% van de in het plan voorgeschreven maatvoering;
- b. de regels en toestaan dat bouwgrenzen worden overschreden, waarbij een overschrijding is toegestaan tot maximaal 3 m uit een oogpunt van doelmatig gebruik van de gronden en/of de bebouwing;
- c. de regels en toestaan dat de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van kunstwerken, geen gebouwen zijnde, en ten behoeve van zend-, ontvang- en/of sirenemasten wordt vergroot tot maximaal 40 m;
- d. de regels en toestaan dat de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wordt vergroot tot maximaal 10 m.
13.2 Afwegingskader
De omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 13.1 kan slechts worden verleend, mits:
- a. de belangen van de eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden niet onevenredig worden geschaad;
- b. het straat- en bebouwingsbeeld en de verkeersveiligheidsbelangen niet onevenredig worden geschaad.
Artikel 14 Algemene Wijzigingsregels
- a. Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen door het wijzigen van de bestemming Bedrijf ter plaatse van de aanduiding wetgevingzone - wijzigingsgebied in de bestemming Groen, met inachtneming van de volgende voorwaarden:
- 1. dat binnen de bestemming Groen, het bepaalde in artikel 4 van overeenkomstige toepassing is;
- 2. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en belangen van derden worden niet onevenredig geschaad.
- b. Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen in de vorm van het aanbrengen van geringe veranderingen in de plaats, ligging en/of afmetingen van bestemmingsgrenzen, met inachtneming van de volgende voorwaarden:
- 1. bestemmingsgrenzen mogen met niet meer dan 5 m worden verschoven;
- 2. de belangen van de eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden mogen niet onevenredig worden geschaad;
- 3. het straat- en bebouwingsbeeld en de verkeersveiligheidsbelangen mogen niet onevenredig worden geschaad.
- c. In afwijking van het gestelde onder artikel 14 onder b kunnen burgemeester en wethouders geen gebruik maken van deze bevoegdheid ter plaatse van de bouwblokken die grenzen aan de bestemming groen en de bestemming bedrijf beiden grenzend aan de Industriestraat.
Artikel 15 Overige Regels
De regels van de bouwverordening ten aanzien van onderwerpen van stedenbouwkundige aard blijven overeenkomstig het bepaalde in artikel 9 lid 2 van de Woningwet buiten toepassing, behoudens ten aanzien van de volgende onderwerpen:
- a. de richtlijnen voor het afwijkenvan de stedenbouwkundige bepalingen;
- b. de bereikbaarheid van gebouwen voor wegverkeer;
- c. de bereikbaarheid van gebouwen voor gehandicapten;
- d. het bouwen bij hoogspanningsleidingen en ondergrondse hoofdtransportleidingen;
- e. de parkeergelegenheid en laad- en losmogelijkheden;
- f. de ruimte tussen bouwwerken.
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 16 Overgangsrecht
16.1 Overgangsrecht bouwwerken
16.2 Overgangsrecht gebruik
Artikel 17 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan 'Wonen Holten, De Kol'.
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding
De gemeenteraad stelde op 28 april 2011 het bestemmingsplan De Kol vast. Dit bestemmingsplan heeft tot doel om het woongebied juridisch-planologisch mogelijk te maken. De aanleiding om nu voor De Kol in Holten een nieuw bestemmingsplan te maken heeft een aantal redenen.
Ten eerste geldt voor het plangebied van De Kol in Holten nog geen digitaal ontsluitbaar en raadpleegbaar bestemmingsplan. De rest van de gemeente is inmiddels voorzien van een actueel en digitaal bestemmingsplan. Burgers en bedrijven kunnen zelf via de website www.ruimtelijkeplannen.nl zien welke gebruik- en bouwregels voor hun perceel gelden. Onderhavig bestemmingsplan zorgt voor de digitalisering van het huidige bestemmingsplan voor De Kol.
Naast het doel om te digitaliseren is het mogelijk om onduidelijkheden en onvolkomenheden te repareren en alle bouwregels nog eens tegen het licht te houden. In de afgelopen tijd zijn een aantal onvolkomenheden van het huidige bestemmingsplan naar voren gekomen. Deze kunnen in onderhavig bestemmingsplan worden gerepareerd. De verkaveling van de woningbouw wijkt op een aantal ondergeschikte punten af van het eerste stedenbouwkundige ontwerp. Het gaat om relatief kleine aanpassingen aan enkele kavels, zoals de kavels voor de rijenwoningen langs het spoor.
Ook kunnen enkele bouwregels worden geschrapt. Ingegeven door de huidige economische omstandigheden past het niet om een groot aantal eisen voor woningbouw te leggen. In lijn met het gemeentelijke Deltaplan en de strategische visie van de gemeente Rijssen-Holten wordt de regeldruk voor bouwers verminderd.Ondernemers hebben er belang bij dat, vooral in tijden van crisis, procedures zo snel mogelijk worden afgehandeld en regelgeving zo adequaat mogelijk wordt toegepast of waar mogelijk wordt afgeschaft.
De wijzigingen staan beschreven in hoofdstuk 6.2 van deze toelichting.
1.2 Ligging Van Het Plangebied
Het plangebied betreft de locatie die aan de noordzijde wordt begrensd door de Drostenstraat, aan de oostzijde door de Lageweg, aan de zuidzijde door de Hoffesstraat en de Weverstraat en aan de westzijde door de Industriestraat. Ten slotte maakt ook de oude locatie van de Holterenkschool deel uit van het plangebied. De totale oppervlakte van het plangebied bedraagt circa 10 hectare.
1.3 De Bij Het Plan Behorende Stukken
Het bestemmingsplan 'Wonen Holten, De Kol' bestaat uit de volgende stukken:
- verbeelding (tek.nr. NL.IMRO.1742.BPHW2014001-0401, schaal 1:1.000) en een renvooi;
- regels.
Op de verbeelding zijn de bestemmingen en overige aanduidingen aangegeven. In de regels zijn bepalingen opgenomen om de uitgangspunten van het plan zeker te stellen.
Het plan gaat vergezeld van een toelichting. De toelichting geeft een duidelijk beeld van het bestemmingsplan en van de daaraan ten grondslag liggende gedachten maar maakt geen deel uit van het bestemmingsplan.
1.4 Huidig Planologisch Regiem
Binnen het plangebied geldt in de huidige situatie het bestemmingsplan 'De Kol' vastgesteld door de gemeenteraad op 28 april 2011 en het wijzigingsplan Wonen Holten, Eg Drostenstraat De Kol' vastgesteld op 20 november 2013. Binnen deze bestemmingsplannen is de realisatie van de beoogde woningbouw reeds toegestaan.
1.5 Leeswijzer
Met betrekking tot de motivatie en de toetsing van de haalbaarheid valt dit bestemmingsplan voor een deel terug op het bestemmingsplan 'De Kol'. Woningbouw is immers al toegestaan. Veel onderzoeken zijn al uitgevoerd in het kader van het huidige bestemmingsplan voor De Kol.
Hoofdstuk 2 Het Plan
Het stedenbouwkundig plan zoals opgenomen in het huidige bestemmingsplan blijft intact. De basisstructuur van wegen en de ligging van de woonkavels is onveranderd. Slechts op ondergeschikte punten zijn enkele kavels geoptimaliseerd. Dit komt de verkoop- verhuurbaarheid van deze kavels ten goede. Het gaat om de rijenwoningen langs het spoor.
Nieuwe ontwikkelingen zoals de jongerenhuisvesting in De Kol maken geen onderdeel uit van dit bestemmingsplan. Reeds gerealiseerde bouwplannen worden overgenomen
Daarnaast zijn de bouwregels van de woonbestemmingen op een andere manier beschreven om de leesbaarheid te vergroten. In hoofdstuk 6.2 worden alle wijzigingen beschreven.
Dit bestemmingsplan regelt niet de verschijningsvorm en materiaalgebruik van woningen. Daar zorgt het beeldkwaliteitsplan voor.
Wat betreft het parkeren en de parkeernormering wordt aangesloten bij de uitgangspunten zoals deze zijn gehanteerd bij het huidige bestemmingsplan. De wijk is op deze parkeernormering ontworpen en het ruimtebeslag van de straten en parkeerkoffers zijn hier op afgestemd. Onderhavig bestemmingsplan betreft geen nieuw plan waardoor toetsing aan het recent vastgestelde parkeernormen achterwege kan blijven.
Voor wat betreft de overige uitgangspunten van het plan en het ontwerp van de woonwijk zie hoofdstuk 2 van de Toelichting bestemmingsplan De Kol 15-01-2011.
Hoofdstuk 3 Beleidskader
Dit hoofdstuk beschrijft, voor zover van belang, het beleid vanuit het Rijk, de provincie Overijssel en gemeente Rijssen-Holten.
3.1 Rijksbeleid
3.1.1 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte
De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte is op 13 maart 2012 vastgesteld. De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) geeft een totaalbeeld van het ruimtelijk- en mobiliteitsbeleid op rijksniveau en vervangt de Nota Ruimte, de Structuurvisie Randstad 2040, de Nota Mobiliteit, de MobiliteitsAanpak en de Structuurvisie voor de Snelwegomgeving. Tevens vervangt het een aantal ruimtelijke doelen en uitspraken in onder andere de Agenda Landschap en de Agenda Vitaal Platteland. Daarmee wordt de SVIR het kader voor thematische of gebiedsgerichte uitwerkingen van rijksbeleid met ruimtelijke consequenties.
In de SVIR heeft het Rijk drie rijksdoelen om Nederland concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig te houden voor de middellange termijn (2028):
- Het vergroten van de concurrentiekracht van Nederland door het versterken van de ruimtelijk-economische structuur van Nederland;
- Het verbeteren, instandhouden en ruimtelijk zekerstellen van de bereikbaarheid waarbij de gebruiker voorop staat;
- Het waarborgen van een leefbare en veilige omgeving waarin unieke natuurlijke en cultuurhistorische waarden behouden zijn.
Voor de drie rijksdoelen worden de 13 onderwerpen van nationaal belang benoemd. Hiermee geeft het Rijk aan waarvoor het verantwoordelijk is en waarop het resultaten wil boeken. Buiten deze nationale belangen hebben decentrale overheden beleidsvrijheid.
De drie hoofddoelen van het ruimtelijk en mobiliteitsbeleid kennen nationale opgaven die regionaal neerslaan. Opgaven van nationaal belang in Oost-Nederland (de provincies Gelderland en Overijssel) zijn:
- Het waar nodig verbeteren van de internationale achterlandverbindingen (weg, spoor en vaarwegen) die door Oost Nederland lopen. Dit onder andere ten behoeve van de mainports Rotterdam en Schiphol;
- Het formuleren van een integrale strategie voor het totale rivierengebied van Maas en Rijntakken (Waal, Nederrijn, Lek en de IJssel, deelprogramma rivieren van het Deltaprogramma) en de IJsselvechtdelta (deelprogramma¡¦s zoetwater en rivieren) voor waterveiligheid in combinatie met bereikbaarheid, ruimtelijke kwaliteit, natuur, economische ontwikkeling en woningbouw;
- Het tot stand brengen en beschermen van de (herijkte) EHS, inclusief de Natura 2000 gebieden (zoals de Veluwe);
- Het robuust en compleet maken van het hoofdenergienetwerk (380 kV), onder andere door het aanwijzen van het trace voor aansluiting op het Duitse hoogspanningsnet.
Het 'Besluit algemene regels ruimtelijke ordening' (Barro) is als Algemene maatregel van Bestuur (AmvB) direct gekoppeld aan de SVIR. In het Barro is concreet aangegeven welke nationale belangen geborgd worden in bestemmingsplannen en andere plannen van de overheden.
3.1.2 Duurzaam verstedelijkingsladder
In de SVIR wordt de ladder voor duurzame verstedelijking geintroduceerd. Deze ladder is per 1 oktober 2012 als motiveringseis in het Besluit ruimtelijke ordening (artikel 3.1.6, lid 2) opgenomen. Doel van de ladder voor duurzame verstedelijking is een goede ruimtelijke ordening door een optimale benutting van de ruimte in stedelijke gebieden. Hierbij dient de behoefte aan een stedelijke ontwikkeling te worden aangetoond. De ladder kent drie treden die achter elkaar worden doorlopen.
Ladder voor duurzame verstedelijking (Bron: Ministerie van Infrastructuur en Milieu)
3.1.3 Conclusie toetsing aan het rijksbeleid
De SVIR laat zich niet specifiek uit over dergelijke lokale ontwikkeling. De ontwikkeling raakt geen rijksbelangen zoals opgenomen in de SVIR.
Ten aanzien van de ladder voor duurzame verstedelijking en de gewenste ontwikkeling wordt het volgende geconstateerd:
Trede 1: er is sprake van een behoefte. Er is sprake van een behoefte aan nieuwbouwwoningen. Door te voldoen aan de vraag naar deze behoefte wordt onder andere voorkomen dat jongeren vertrekken uit de kern Holten, dan wel uit de gemeente Rijssen-Holten.
Trede 2: bestaand stedelijk gebied wordt in de Bro gedefinieerd als 'bestaand stedenbouwkundig samenstel van bebouwing ten behoeve van wonen, dienstverlening, bedrijvigheid, detailhandel of horeca, alsmede de daarbij behorende openbare of sociaal culturele voorzieningen, stedelijk groen en infrastructuur'. Het plangebied betreft een oud bedrijventerrein en is gelegen in de bebouwde kom c.q. stedelijk gebied. Daarnaast is het plangebied opgenomen in een bestemmingsplan voor stedelijk gebied. De invulling van de gewenste ontwikkeling sluit aan bij het principe van zuinig en zorgvuldig ruimtegebruik.
Trede 3: Niet van toepassing
Gezien het vorenstaande wordt geconcludeerd dat dit project voldoet aan de ladder van duurzame verstedelijking.
3.2 Provinciaal Beleid
Het provinciaal beleid is verwoord in tal van plannen. Het belangrijkste plan betreft de Omgevingsvisie Overijssel en is verankerd in de Omgevingsverordening.
3.2.1 Uitgangspunten van de Omgevingsvisie Overijssel
De Omgevingsvisie Overijssel is het integrale provinciale beleidsplan voor de fysieke leefomgeving van Overijssel. In 2009 is de Omgevingsvisie en -verordening 2009 vastgesteld. Naar aanleiding van monitoring en evaluaties is de Omgevingsvisie en -verordening op onderdelen geactualiseerd. De Actualisatie Omgevingsvisie en -verordening is op 3 juli 2013 vastgesteld door Provinciale Staten en is op 1 september 2013 in werking getreden.
De provincie beschikt over een palet aan instrumenten waarmee zij haar ambities realiseert. Het gaat er daarbij om steeds de meest optimale mix van instrumenten toe te passen, zodat effectief en efficiënt resultaat wordt geboekt voor alle ambities en doelstellingen van de Omgevingsvisie. De keuze voor inzet van deze instrumenten is bepaald aan de hand van een aantal criteria. In de Omgevingsvisie is bij elke beleidsambitie een realisatieschema opgenomen waarin is aangegeven welke instrumenten de provincie zal inzetten om de verschillende onderwerpen van provinciaal belang te realiseren.
3.2.2 Omgevingsverordening Overijssel
Eén van de instrumenten om het beleid uit de Omgevingsvisie te laten doorwerken is de Omgevingsverordening Overijssel. De Omgevingsverordening is het provinciaal juridisch instrument dat wordt ingezet voor die onderwerpen waarvoor de provincie eraan hecht dat de doorwerking van het beleid van de Omgevingsvisie juridisch geborgd is.
3.2.3 Uitvoeringsmodel Omgevingsvisie Overijssel
De opgaven, kansen, beleidsambities en ruimtelijke kwaliteitsambities voor de provincie zijn in de Omgevingsvisie Overijssel geschetst in ontwikkelingsperspectieven voor de groene omgeving en stedelijke omgeving.
Om de ambities van de provincie waar te maken, bevat de Omgevingsvisie een uitvoeringsmodel. Dit model is gebaseerd op drie niveaus, te weten:
- 1. generieke beleidskeuzes;
- 2. ontwikkelingsperspectieven;
- 3. gebiedskenmerken.
3.2.4 Toetsing van het initiatief aan het Uitvoeringsmodel van de Omgevingsvisie Overijssel
Indien het concrete initiatief wordt getoetst aan het Uitvoeringsmodel van de Omgevingsvisie Overijssel ontstaat globaal het volgende beeld.
3.2.5 Conclusie toetsing aan het provinciaal beleid
Geconcludeerd wordt dat het initiatief in overeenstemming is met de uitgangspunten uit het provinciaal beleid zoals genoemd in de Omgevingsvisie Overijssel en is verankerd in de Omgevingsverordening Overijssel.
3.3 Gemeentelijk Beleid
3.3.1 Structuurvisie 'Rijssen-Holten 2009-2020'
De structuurvisie voor de gemeente Rijssen-Holten kent een looptijd van ongeveer 10 jaar, tot 2020. De structuurvisie is een visie met een korte termijnplanning, met een actualisatie van het bestaande beleid en met afgestemd nieuw beleid. Daarnaast biedt de structuurvisie tevens een doorkijk naar de langere termijn, om transformaties voor de langere termijn nu al in te kunnen zetten.
Deze structuurvisie is tot stand gekomen op basis van een verkenning van de gemeente en haar beleid. Op basis van de verkenning is een nota van uitgangspunten opgesteld. Op basis van de nota van uitgangspunten zijn verschillende scenario’s geformuleerd en vervolgens een visie met de majeure projecten. Samen hebben de verschillende stappen tot de structuurvisie Rijssen-Holten geleidt. Het doel van deze structuurvisie is het behouden en versterken van de eigen economische kracht van de gemeente Rijssen-Holten, het bundelen van verstedelijking, het veiligstellen van de groene ruimte en het bereiken van een goede ruimtelijke kwaliteit en duurzaamheid.
De ambitie van de gemeente Rijssen-Holten is om haar bovenlokale functie te behouden en vervolgens een kwaliteitsslag te maken. De gemeente wil haar bovenlokale functie voor zichzelf en de omgeving behouden en uitbreiden omdat dat belangrijk is voor de leefbaarheid en het voorzieningenniveau in de gemeente. De inwoners dienen ook trots te zijn op hun gemeente, daarvoor wil de gemeente haar identiteit en samenhang uitbouwen en versterken. Het benutten van gelaagdheid, de economische transformatie, de nadruk op ruimtelijke kwaliteit en duurzaamheid staan centraal.
Ten aanzien van het thema 'Wonen' zijn de volgende uitgangspunten opgenomen:
- Woonvisie 2010 is leidend;
- Masterplan Wonen Welzijn Zorg is leidend, maar moet op basis van de laatste ontwikkelingen nog wel worden geactualiseerd;
- prestatieafspraken met provincie over woningbouwaantallen voor de periode 2010 t/m 2014 zijn gemaakt;
- bouwen voor doelgroepen (kwaliteit);
- aandacht voor bijzondere doelgroepen;
- aandacht voor kwaliteit woningen (bestaand en nieuwbouw);
- aandacht voor duurzaamheid;
- invulling geven aan inbreidingslocaties voor woningbouw (De Kol, Watermolen Zuid, Omefa, Stationsomgeving Rijssen en diverse kleinere inbreidingslocaties);
In het uitvoeringsprogramma van de structuurvisie komt De Kol terug als onderdeel van meerdere projectprogramma's . Het gaat om de projectprogramma's Koppellaan en Heerlijk Holten. De Koppellaan is een aaneenschakeling van landelijke en stedelijke kwaliteiten aan een
verbindende route. Heerlijk Holten betreft de draaiing van het dorpscentrum van Holten, brengt verandering van de verkeersstructuur en herstructurering met zich mee. Aangrenzend aan het centrum vindt de herstructurering plaats van de Kol. Ingezet wordt op de versterking van het toeristische verblijfsklimaat.
3.3.2 Woonvisie 2014
De beleidsnota woningbouw 2014 - 2020 Rijssen-Holten "Evenwichtig Groeien" vormt de basis voor het vaststellen van een nieuw woningbouwprogramma voor de periode 2014 t/m 2019, het actualiseren van de woonvisie en het maken van prestatieafspraken met provincie en woningbouwcorporaties
De woonvisie geeft aan dat het woningbouwproject De Kol voortzet kan worden op grond van de vastgestelde exploitatie met bijbehorende woningbouwplanning. In de periode 2014 - 2020 worden dan circa 150 woningen gebouwd en na 2020 circa 50 woningen.
3.3.3 Gemeentelijk geluidsbeleid
De gemeenteraad van Rijssen-Holten heeft een nota geluidsbeleid vastgelegd in rapport M.2006.0718.08.R001 'Gebiedsgericht geluidsbeleid gemeente Rijssen-Holten, Nota geluidsbeleidf, versie 004 d.d. 29 september 2008.
Op grond van de nota is het gemeentelijk grondgebied in gebiedstypen ingedeeld. De nota bevat uitspraken met betrekking tot het gewenste ambitieniveau (voorkeurswaarde) en de bovengrens voor het langtijdgemiddelde beoordelingsniveau ten gevolge van industrielawaai voor nieuwe situaties in die gebieden. De nota bevat geen uitspraken over maximale geluisniveaus.
De woningen in het gebied ‘De Kol’ zijn gelegen in een gebied dat is aan te merken als woonwijk. Voor industrielawaai geldt hier een ambitiewaarde van 45 dB(A) (‘rustig’) en een bovengrens van 50 dB(A) (‘redelijk rustig’). De bovengrens voor ‘woonwijk’ komt overeen met de geluidsvoorschriften uit het Activiteitenbesluit. De ambitiewaarde is 5 dB(A) lager.
Hoofdstuk 4 Milieu-aspecten
Voor wat betreft de milieu-aspecten zie paragraaf 3.2 van de Toelichting bestemmingsplan De Kol15-01-2011.
4.1 Bodem
Tussen de vaststelling van het bestemmingsplan De Kol in 2011 en nu hebben zich geen zaken voorgedaan die de bodemkwaliteit in gevaar brengen. Het opnieuw uitvoeren van bodemonderzoek wordt niet noodzakelijk geacht.
4.2 Geluid
Aangezien geen nieuwe geluidsgevoelige objecten worden toegevoegd binnen het plangebied ten opzichte van het vastgestelde bestemmingsplan wordt onderzoek naar rail- en verkeerslawaai niet noodzakelijk geacht.
4.3 Bedrijven En Milieuzonering
Met betrekking tot de bedrijven en milieuzonering liggen in het huidige bestemmingsplan een aantal milieuzones over het plangebied. Het gaat om de locatie en directe omgeving van de brandweerkazerne, de bedrijven aan de Industriestraat 34a en locatie Hogeslag.
Locatie Hogeslag
De bedrijvigheid op de locatie Hogeslag is inmiddels gestaakt. De opstallen zijn gesloopt. Hierdoor komt de milieuzone te vervallen.
Het terrein van de brandweerkazerne
Voor de brandweerkazerne heeft onderzoek plaatsgevonden naar de representatieve bedrijfssituatie. Het geluid van de inrichting wordt veroorzaakt door activiteiten op het terrein van de brandweerkazerne. De brandweerkazerne ligt tussen de rotonde en de kavel Waagweg 8.
De onderzochte representatieve bedrijfssituaties Er zijn twee soorten activiteiten onderscheiden:
- 1. het uitrukken bij brand en ongevallen (repressie).
- 2. het houden van oefeningen.
De langtijdgemiddeld beoordelingsniveaus voor de bedrijfssituatie Repressie zijn in alle drie beoordelingsperioden van het etmaal lager dan de grenswaarde uit het Activiteitenbesluit . De geluidniveaus overschrijden de ambitiewaarde van het gemeentelijk geluidbeleid, maar zijn lager dan de bovengrens van dit geluidbeleid.
Het langtijdgemiddeld beoordelingsniveau voor de representatieve bedrijfssituatie ‘Oefening’ bedraagt ten hoogste 42 dB(A) voor de avondperiode.De grenswaarde uit het Activiteitenbesluit wordt niet overschreden. Ook de bovengrens behorend bij de gebiedstypering uit het gemeentelijk geluidbeleid wordt niet overschreden.
Het langtijdgemiddeld beoordelingsniveau voor de incidentele bedrijfssituatie ‘Oefening’ bedraagt ten hoogste 56 dB(A) voor de avondperiode. In de avondperiode wordt de toetsingswaarde uit het Activiteitenbesluit overschreden.Ook de bovengrens behorend bij de gebiedstypering uit het gemeentelijk geluidbeleid wordt overschreden.
Maatregelen
Om in de incidentele bedrijfssituatie aan de toetsingswaarde voor de avondperiode te kunnen voldoen, mag de kettingzaag niet meer dan 3 minuten in bedrijf zijn. Deze bedrijfstijd is niet realistisch. Door de kettingzaag in de oksel van de gebouwen te plaatsen daalt het geluidsniveau tot ca. 50 dB(A). Verdere maatregelen, zoals het plaatsen van een scherm zullen er niet toe leiden dat het geluidsniveau onder de toetswaarde van 45 dB(A) komt. Burgemeester en wethouders van de gemeente Rijssen-Holten worden verzocht een maatwerkvoorschrift op te stellen waardoor de berekende geluidsniveaus vergund kunnen worden.
LAmax
Het LAmax bedraagt voor de avondperiode ten hoogste 66 dB. De toetsingswaarden uit het Activiteitenbesluit worden voor de avondperiode met 1 dB(A) overschreden. De overschrijding wordt veroorzaakt door het rijden van de (brandweer)voertuigen. Om te kunnen voldoen aan de grenswaarde voor de avondperiode, kan een geluidsscherm geplaatst worden in het verlengde van de meest oostelijke gevel van de gebouwen. Dit scherm moet dan een hoogte hebben van tenminste 6,5 m. Gezien de financiële en planologische consequenties die met het plaatsen van een scherm gemoeid zijn, lijkt ons dit geen reële mogelijkheid. Burgemeester en wethouders van de gemeente Rijssen-Holten worden daarom verzocht een maatwerkvoorschrift op te stellen waardoor de berekende geluidsniveaus vergund kunnen worden en daardoor de realisatie van een woning mogelijk te maken.
Vanwege de uitkomsten van dit onderzoek met inachtneming van de maatregelen kan de milieuzone komen te vervallen.
Industriestraat 34a
In opdracht van gemeente Rijssen-Holten is door Alcedo een akoestisch onderzoek uitgevoerd
voor de bedrijfslocatie, gevestigd aan de Industriestraat 34a te Holten. Aanleiding van het
onderzoek is de actualisatie van bestemmingsplan De Kol te Holten. Het Akoestisch onderzoek locatieIndustriestraat 34a te Holten is bijgevoegd.
In het huidige bestemmingsplan is de locatie Industriestraat 34a bestemd als een of meerdere
bedrijven in milieucategorie 1 en 2. Dit betekent dat geluidsgevoelige bestemmingen op een
afstand van minimaal 30 meter (rustige woonwijk) of 10 meter (gemengd gebied) mogen worden
gerealiseerd. In het matenplan van de Kol wordt uitgegaan van woningkavels direct grenzend aan
het bedrijfspand. De afstand tot woningen is dus minder dan 30 meter.
Op dit moment is het pand verdeeld in 3 bedrijfsruimten:
- 1. Secondhand Pine. Dit is een groothandel in grenen meubelen. In het pand vindt met name opslag van meubels plaats. Het bedrijf beschikt over een houtbewerkingsruimte waar een cirkelzaag is opgesteld. Deze wordt gebruikt voor reparaties aan meubels.
- 2. Vredehof. Dit is een uitvaartonderneming. In het pand zijn lijkkisten opgeslagen en is een lijkwagen gestald.
- 3. Bedrijfsruimte die op dit moment alleen voor privedoeleinden wordt gebruikt.
Doel van het onderzoek is het bepalen van de geluidsniveaus ten gevolge van de bedrijven op de locatie Industriestraat 34a op de omgeving en bepalen of er sprake is van een goed woon- en leefklimaat.
Uit de berekeningsresultaten blijkt dat, met uitzondering van de maximale geluidsniveaus vanwege een dichtslaande autoportier in de avond- en nachtperiode, wordt voldaan aan de voorschriften uit het Activiteitenbesluit en de richtwaarden uit het geluidsbeleid. Ten aanzien van de overschrijdingen kan worden overwogen dat het aantal pieken zeer beperkt is en dat de geluidswering van de gevel van de woning hierop kan worden afgestemd Wat betreft de woning die op kavel 43 wordt gerealiseerd geldt dat de maximale geluidniveau 's (avond- en nachtperiode) ten gevolge van het dichtslaan van autoportieren (Vredehof) hoger zijn dan op basis van het Activiteitenbesluit mag. Hiervoor kan een uitzondering worden gemaakt vanwege het incidentele karakter hiervan. De geluidwering van de gevel (mn noordzijde minimaal 25 dB) moet hierop afgestemd worden (1e en 2e verdieping).
Vanwege de uitkomsten van dit onderzoek met inachtneming van de maatregelen kan de milieuzone komen te vervallen.
Hoofdstuk 5 Flora & Fauna, Cultuurhistorie En Archeologie En Watertoets
Voor wat betreft de flora & Fauna, cultuurhistorie en archeologie en de watertoets zie respectievelijk paragraaf 3.4, 3.5 en 3.3 van de Toelichting bestemmingsplan De Kol 15-01-2011.
Hoofdstuk 6 Juridische Aspecten En Planverantwoording
6.1 Inleiding
In de Wet ruimtelijke ordening (Wro) die op 1 juli 2008 in werking is getreden, is de verplichting opgenomen om ruimtelijke plannen en besluiten digitaal vast te stellen. De digitaliseringsverplichting geldt vanaf 1 januari 2010. Ook de Standaard voor vergelijkbare bestemmingsplannen 2008 (SVBP2008) is vanaf deze datum verplicht. De Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen 2008 maakt het mogelijk bestemmingsplannen te maken die op vergelijkbare wijze zijn opgebouwd en op een zelfde manier worden verbeeld. Vergelijkbare bestemmingsplannen leiden tot een betere dienstverlening en tot een effectievere en efficiëntere overheid.
De SVBP geeft normen voor de opbouw van de planregels en voor de digitale verbeelding van het bestemmingsplan. Vanaf 1 juli 2013 zijn de RO Standaarden 2012 verplicht. Dit bestemmingsplan is opgesteld conform de normen van de SVBP2012.
Het juridisch bindend gedeelte van het bestemmingsplan bestaat uit planregels en bijbehorende verbeelding waarop de bestemmingen zijn aangegeven. Deze verbeelding kan zowel digitaal als analoog worden verbeeld. De verbeelding en de planregels dienen in samenhang te worden bekeken.
De regels zijn onderverdeeld in vier hoofdstukken:
- 1. Inleidende regels (begripsbepalingen en wijze van meten);
- 2. Bestemmingsregels;
- 3. Algemene regels (o.a. afwijkingen);
- 4. Overgangs- en slotregels.
6.2 De Wijzigingen
In deze paragraaf worden de wijzigingen toegelicht. In onderhavig bestemmingsplan zijn enkele inhoudelijke wijzigingen doorgevoerd. Daarnaast zijn wijzigingen in de structuur aangebracht met als doel om de leesbaarheid te vergroten. De wijzigingen worden hieronder opgesomd.
Bedrijf
Vanwege het onherroeppelijke wijzingsplan 'Wonen Holten, Eg Drostenstraat De Kol' vervalt een wijzigingsbevoegdheid.
Wonen
- 1. De verschillende woonregelingen zijn uit elkaar gehaald en ondergebracht in verschillende woonbestemmingen wat de leesbaarheid van het bestemmingsplan vergroot.
- 2. De ondergrens van de goothoogte bij de 'Blokken' is verhoogt van 4,5 naar maximaal 6 meter. In de regels was voor 80% van de gronden binnen de 'Blokken' deze goothoogte al toegestaan.
- 3. Het begrip beroep en bedrijf aan huis is in overeenstemming gebracht met het gemeentelijk beleid en de bepaling in de herziene bestemmingsplannen voor de woongebieden.
- 4. De afstand van bijgebouwen op minimaal 3 meter achter de voorgevel van de woning gebracht. Dit was 10 meter. Doel was parkeren op eigen terrein mogelijk te maken. Dit is nu opgelost door de realisatie van parkeerplaatsen op eigen terrein in de regels af te dwingen.
- 5. De bepaling over het verkleinen van de afstand van een bijgebouw of overkapping voor het verlengde van de voorgevel is geschrapt. Dit sluit aan bij de bepaling in de herziene bestemmingsplannen voor de woongebieden.
- 6. De beschrijving van de orientatie van de voorgevel in de 'Blokken' is verduidelijkt. De voorgevel dient te worden georiënteerd op de aanduiding ‘gevellijn’ zoals deze op de verbeelding is opgenomen.
- 7. Op enkele ondergeschikte punten zijn kavels geoptimaliseerd in overleg met de ontwikkelaars. Het gaat om de rijenwoningen langs het spoor.
- 8. Binnen de woonbestemmingen de afwegingskader 'verkeersveiligheid' toegevoegd om op dit aspect een aanvraag die gebruik wil maken van een binnenplanse bevoegdheid hierop te kunnen beoordelen.
Groen
De speelvoorzieningen worden niet op enkele plekken mogelijk gemaakt maar binnen de hele groenbestemming. Dit is in lijn met de bepaling in de herziene bestemmingsplannen voor de woongebieden.
Maatschappelijk
De locatie van Zozijn aan de Pannenbakkersstraat valt vanwege de huisvesting van bijzondere doelgroepen binnen de bestemming Maatschappelijk. Hiervoor heeft het bouwplan een ruimtelijke procedure doorlopen. In het huidige bestemmingsplan ligt op deze gronden nog een woonbestemming.
Tuin
Deze bestemming vervalt in zijn geheel. Deze bestemming kan als overbodige regelgeving worden aangemerkt. Binnen de herziene bestemmingsplannen voor de woongebieden is gekozen voor andere systematiek. De gronden worden conform de herziene bestemmingsplan voor de woongebieden als zijnde erf bij woning zonder bouwmogelijkheden toegevoegd aan de aangrenzende woonbestemming.
Verkeer-Verblijf
De wijzigingsbevoegheid naar de bestemming Tuin vervalt in verband met het vervallen van de hele bestemming Tuin.
Milieuzone
Komt te vervallen. Voor verantwoording zie paragraaf Bedrijven en milieuzonering.
6.3 Verantwoording Van De Regels
Kenmerk van de Nederlandse ruimtelijke ordeningsregelgeving is dat er uitgegaan wordt van toelatingsplanologie. Een bestemmingsplan geeft aan welke functies waar zijn toegestaan en welke bebouwing mag worden opgericht. Bij het opstellen van dit bestemmingsplan zijn keuzes gemaakt over welke functies waar worden mogelijk gemaakt en is gekeken welke bebouwing stedenbouwkundig toegestaan kan worden. De bestaande situatie is hierbij het uitgangspunt. De basis voor de bestemmingen komen voort uit het bestemmingsplan 'De Kol'.
6.4 Handhaving
Het bestemmingsplan wil een sturend instrument zijn voor de ruimtelijke en functionele inrichting van het plangebied. Aan de hand van de in het bestemmingsplan opgenomen regels worden voorgenomen activiteiten (bouwactiviteiten en gebruik van gronden en gebouwen) getoetst.
Middels het stelsel van vergunningsverlening worden de regels toegepast. Als blijkt dat zonder of in afwijking van de regels activiteiten plaatsvinden, is handhaving in enge zin aan de orde, gericht op het ongedaan maken van een overtreding. Handhaving is belangrijk om de sturing die het bestemmingsplan beoogt tot haar recht te laten komen.
Handhaving heeft echter alleen zin wanneer de noodzaak en het nut hiervan kunnen worden aangetoond, een grondige inventarisatie van de feitelijke situatie (grondgebruik en bebouwing) heeft plaatsgevonden en draagvlak onder betrokkenen kan worden verkregen voor het beleid.
De gemeente Rijssen-Holten hanteert een strikt handhavingsbeleid. In dit beleid worden de volgende uitgangspunten gehanteerd:
- stringent beleid: als uitgangspunt geldt dat in principe elke overtreding wordt aangepakt;
- géén stilzwijgend gedogen;
- gewenste maar illegale ontwikkelingen zo mogelijk vooraf maar in ieder geval zo snel mogelijk
legaliseren; - gedogen van illegale gevallen alleen in uitzonderlijke gevallen, bij voorkeur alleen tijdelijk en met redenen omkleed.
Handhavend optreden tegen overtredingen van bestemmingsplannen kan niet alleen plaatsvinden via publiekrechtelijke, maar ook via de strafrechtelijke weg. In de regels is daartoe de zogenaamde strafbepaling opgenomen, waarin overtredingen van de regels worden aangemerkt als een strafbaar feit als bedoeld in artikel 1a, aanhef en lid 2 van de Wet op de Economische Delicten. Bij ernstige overtredingen zal handhaving ook via de strafrechtelijke weg plaatsvinden. De opsporingsambtenaren van de gemeente of politie zullen in die gevallen proces-verbaal van de overtreding maken. Het (reguliere) bestuursrechtelijk traject zal gelijktijdig worden ingezet.
Hoofdstuk 7 Economische Uitvoerbaarheid
De gemeenteraad stelt een exploitatieplan vast voor gronden waarop een bij algemene maatregel van
bestuur aangewezen bouwplan is voorgenomen en waar sprake is van een kostenverhaal.
Met particuliere partijen zijn afspraken gemaakt. De eventuele kosten voor het aanleggen en het onderhoud van voorzieningen van openbaar nut en het risico op planschadevergoeding worden door de gemeente verhaald op basis van respectievelijk een privaatrechtelijke overeenkomst dan wel een planschadeovereenkomst.
Met het sluiten van de overeenkomst tussen gemeente en particuliere partijen is de financiële haalbaarheid van het plan gewaarborgd. Een exploitatieplan kan daarom achterwege blijven.
Hoofdstuk 8 Inspraak En Vooroverleg
8.1 Inspraak
Het voorliggende bestemmingsplan voorziet niet in nieuwe beleidsmatige uitgangspunten. Het bestemmingsplan wijkt slechts op een aantal onderdelen af van het vastgestelde bestemmingsplan voor De Kol van 2011. De wijzigingen staan in hoofdstuk 6 beschreven. Vanwege de beperkte inpact van de wijzigingen voor belanghebbenden wordt afgezien van een inspraakprocedure.
8.2 Vooroverleg
Gezien de beperkte wijzigingen in het bestemmingsplan wordt afgezien van vooroverleg met de provincie en met de in het plan betrokken waterschappen.
8.3 Zienswijzen
Mochten er tijdens de terinzagelegging van het ontwerpplan zienswijzen binnenkomen dan worden deze door de gemeenteraad bij de vaststelling van het bestemmingsplan afgewogen. Tijdens de terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan zijn er geen zienswijzen ingediend.
Bijlage 1 Parkeerbalans De Kol
Bijlage 1 Parkeerbalans De Kol
Bijlage 2 Staat Van Bedrijfsactiviteiten
Bijlage 2 Staat van Bedrijfsactiviteiten
Bijlage 1 Toelichting Bestemmingsplan De Kol 15-01-2011
Bijlage 1 Toelichting bestemmingsplan De Kol 15-01-2011
Bijlage 2 Akoestisch Onderzoek Locatie Industriestraat 34a Te Holten
Bijlage 2 Akoestisch onderzoek locatie Industriestraat 34a te Holten