KadastraleKaart.com

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
Artikel 2 Wijze Van Meten
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Verkeer - Verblijfsgebied
Artikel 4 Woongebied - Blokken
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 5 Anti-dubbeltelregel
Artikel 6 Algemene Gebruiksregels
Artikel 7 Algemene Afwijkingsregels
Artikel 8 Overige Regels
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 9 Overgangsrecht
Artikel 10 Slotregel
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding
1.2 Ligging Van De Plangebieden
1.3 De Bij Het Plan Behorende Stukken
1.4 Huidig Planologisch Regiem
1.5 Leeswijzer
Hoofdstuk 2 Huidige En Gewenste Situatie
2.1 Huidige Situatie
2.2 Gewenste Situatie
Hoofdstuk 3 Beleidskader
3.1 Rijksbeleid
3.2 Provinciaal Beleid
3.3 Gemeentelijk Beleid
Hoofdstuk 4 Milieu-aspecten
4.1 Bodem
4.2 Geluid
4.3 Bedrijven En Milieuzonering
4.4 Luchtkwaliteit
4.5 Externe Veiligheid
Hoofdstuk 5 Omgevingsaspecten
5.1 Flora En Fauna
5.2 Archeologie
5.3 Cultuurhistorie
5.4 Wateraspecten
5.5 Verkeer En Parkeren
Hoofdstuk 6 Juridische Aspecten En Planverantwoording
6.1 Inleiding
6.2 Opzet Van De Regels
6.3 Verantwoording Van De Regels
Hoofdstuk 7 Economische Uitvoerbaarheid
Hoofdstuk 8 Inspraak En Vooroverleg
8.1 Inspraak
8.2 Vooroverleg
8.3 Zienswijzen
Bijlage 1 Parkeerbalans De Kol
Bijlage 2 Staat Van Bedrijfsactiviteiten

Wonen Holten, Lageweg en Eg

Bestemmingsplan - Gemeente Rijssen-Holten

Vastgesteld op 21-09-2017 - geheel onherroepelijk in werking

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan:

het bestemmingsplan 'Wonen Holten, Lageweg en Eg' met identificatienummer NL.IMRO.1742.BPHW2017002-0401 van de gemeente Rijssen-Holten;

1.2 bestemmingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels;

1.3 aanduiding:

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.4 aanduidingsgrens:

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

1.5 aaneengebouwd

meer dan twee aaneengebouwde woningen in een rij, al dan niet geschakeld; waarbij voor seniorenwoningen als uitzondering geldt dat deze ook in een carré van vier mogen worden gebouwd.

1.6 aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit

een beroeps- of bedrijfsactiviteit, uitgevoerd door (een van) de hoofdbewoner(s) van de woning, waarvan de activiteiten in hoofdzaak niet verkeersaantrekkend of milieuhinderlijk zijn en geen betrekking hebbend op detailhandel of horecagerelateerde activiteiten, die op kleine schaal in een woning en/of daarbij behorende bijgebouwen wordt uitgeoefend, waarbij de desbetreffende activiteit een ruimtelijke uitstraling heeft die in overeenstemming is met de woonfunctie en de woonomgeving ter plaatse;

1.7 bebouwing:

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;

1.8 bestemmingsgrens:

de grens van een bestemmingsvlak;

1.9 bestemmingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

1.10 bijbehorend bouwwerk

uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd en met de aarde verbonden bouwwerk met een dak;

1.11 bijgebouw

een op zichzelf staand, al dan niet vrijstaand gebouw, behorende bij een op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw;

1.12 bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk;

1.13 bouwgrens:

de grens van een bouwvlak;

1.14 bouwperceel:

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

1.15 bouwperceelgrens:

de grens van een bouwperceel;

1.16 bouwvlak:

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;

1.17 bouwwerk:

een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden;

1.18 gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.19 hoofdgebouw:

een of meer panden, of een gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer panden of bouwwerken op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is;

1.20 maatschappelijke voorzieningen

educatieve voorzieningen - inbegrepen kinderdagopvang en tussen- en naschoolse opvang, sociaalmedische, sociaalculturele en levensbeschouwelijke voorzieningen, voorzieningen ten behoeve van sport en sportieve recreatie - met uitzondering van voorzieningen ten behoeve van gemotoriseerde en gemechaniseerde sporten en sporten met dieren - en voorzieningen ten behoeve van openbare dienstverlening, alsook ondergeschikte detailhandel en horeca ten dienste van deze voorzieningen;

1.21 overig bouwwerk:

een bouwkundige constructie van enige omvang, geen pand zijnde, die direct en duurzaam met de aarde is verbonden;

1.22 overkapping

een bouwwerk in de vorm van een overkapping bestaande uit maximaal drie wanden waarvan maximaal twee tot de constructie zelf behoren;

1.23 peil

  1. a. voor een gebouw, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst: de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
  2. b. in andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte terrein;

1.24 voorgevel

de naar de weg gekeerde of aan de voorzijde van een gebouw gelegen gevel of, indien het een gebouw betreft met meerdere zodanige gevels, één van die gevels;

1.25 voorste bouwgrens

de bouwgrens die gericht is naar de weg en waarop de bebouwing is georiënteerd;

1.26 voorste bouwperceelgrens

de bouwperceelgrens die gericht is naar de weg en waarop de bebouwing is georiënteerd;

1.27 wijziging

een wijziging als bedoeld in artikel 3.6 eerste lid onder a van de Wet ruimtelijke ordening;

1.28 woning

een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden.

Artikel 2 Wijze Van Meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

de dakhelling

Langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.

de goothoogte van een bouwwerk

Vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

de inhoud van een bouwwerk

Tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

de bouwhoogte van een bouwwerk

Vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een overig bouwwerk met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

de hoogte van een windturbine

Vanaf het peil tot aan de as van de windturbine.

2.2 Ondergeschikte bouwdelen

Bij het meten worden ondergeschikte bouwdelen, als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding niet meer dan 0,75 m bedraagt.

2.3 Maatvoering

Alle maten zijn tenzij anders aangegeven:

  1. a. voor lengten in meters (m);
  2. b. voor oppervlakten in vierkante meters (m²);
  3. c. voor inhoudsmaten in kubieke meters (m³);
  4. d. voor verhoudingen in procenten (%);
  5. e. voor hoeken/hellingen in graden (º).

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Verkeer - Verblijfsgebied

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer - Verblijfsgebied' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. wegen en straten, wandel- en fietspaden met een functie gericht op zowel verblijf als de afwikkeling van het doorgaande verkeer;
  2. b. voorzieningen ten behoeve van het openbaar nut
  3. c. parkeer-, groen- en speelvoorzieningen;
  4. d. waterhuishoudkundige doeleinden, waterberging en waterlopen;

met bijbehorende bouwwerken, geen gebouw zijnde.

3.2 Bouwregels

Artikel 4 Woongebied - Blokken

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Woongebied - Blokken' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. vrijstaande, twee-aaneen en/of aaneengebouwde woningen;
  2. b. een aan huis verbonden beroep of bedrijfsactiviteiten, met dien verstande dat voor de activiteiten maximaal 35% van het brutovloeroppervlak van de woning en de bijbehorende bijgebouwen mag worden gebruikt, evenwel met een maximum van 75 m2;
  3. c. voorzieningen van openbaar nut;

met dien verstande dat per woning minimaal de geeïste hoeveelheid parkeerplaatsen op grond van Parkeerbalans De Kol worden gerealiseerd dan wel dat in het openbaar gebied de benodigde parkeerplaatsen worden gerealiseerd.

met bijbehorende gebouwen, bouwwerken, geen gebouw zijnde, tuinen en erven.

4.2 Bouwregels

De bebouwing dient te voldoen aan de volgende kenmerken:

  1. a. gebouwen en overkappingen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;
  2. b. de voorgevel van hoofdgebouwen dienen te worden georiënteerd op de aanduiding ‘gevellijn’ voor zover deze aanduiding is opgenomen;
  3. c. de afstand van hoofdgebouwen tot de zijdelingse bouwperceelsgrens bedraagt bij:
    1. 1. vrijstaande woningen: aan beide zijde minimaal 2,5 m;
    2. 2. twee-aaneen: aan één zijde minimaal 2,5 m;
  4. d. de goothoogte en bouwhoogte van hoofdgebouwen mag maximaal de ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte' aangegeven goot- en bouwhoogte bedragen;
  5. e. voor aaneengebouwde woningen moet per bestemmingsvlak gezien vanaf de voorste bouwgrens sprake zijn van maximaal vijf woningen aaneengebouwd met in totaal een maximale lengte van 30 meter, met dien verstande dat een sprong tussen de verspringende voorgevels minimaal 0,6 m bedraagt;
  6. f. in afwijking van het bepaalde onder d is voor maximaal 40% van de oppervlakte van het bouwvlak een bouwhoogte van maximaal 11 m toegestaan;
  7. g. in afwijking van het bepaalde onder d is voor maximaal 10% van de oppervlakte van het blouwvlak een goothoogte en een bouwhoogte van maximaal 9 m respectievelijk 13 m is toegestaan;
  8. h. bijgebouwen worden gebouwd aan één zijde van de woning minimaal 3 m achter (het verlengde van) de voorgevel van het hoofdgebouw;
  9. i. de gezamenlijke oppervlakte van bijgebouwen per hoofdgebouw bedraagt maximaal 50 m2 per bouwperceel, met dien verstande dat het totale bebouwingspercentage maximaal 50% mag bedragen;
  10. j. de goothoogte van bijgebouwen mag maximaal 3 m dan wel de hoogte van de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw + 0,25 m bedragen;
  11. k. de bouwhoogte van bijgebouwen bedraagt maximaal de bouwhoogte van het hoofdgebouw - 2 m, waarbij geldt dat de bouwhoogte in ieder geval 3 m mag bedragen en maximaal 6 m;
  12. l. uitbouwen in de vorm van erkers aan de hoofdgebouwen mogen worden gebouwd, mits:
    1. 1. de horizontale diepte maximaal 1,5 m bedraagt;
    2. 2. de diepte van de overblijvende, niet met gebouwen bebouwde gronden minimaal 2,5 m tot de voorste perceelsgrens bedraagt;
    3. 3. voor zover de erker wordt gebouwd tegen een gevel van het hoofdgebouw de breedte maximaal 2/3 van de breedte van die gevel bedraagt;
    4. 4. de bouwhoogte maximaal 3 m bedraagt dan wel de hoogte van de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw + 0,25 m;

4.3 Afwijken van de bouwregels

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in:

  1. a. artikel 4.1 onder a ten behoeve van de realisatie van gestapelde woningen, waarbij het aantal gestapelde woningen per bestemmingsvlak maximaal 6 mag bedragen en waarbij het totaal aantal gestapelde woningen in het plangebied maximaal 24 mag bedragen;
  2. b. artikel 4.2 ten behoeve van de gezamenlijke oppervlakte van bijgebouwen per hoofdgebouw voor zover het aaneengebouwde woningen betreft mag maximaal 50 m2 bedragen, met dien verstande dat het totale bebouwingspercentage maximaal 75% mag bedragen;
  3. c. artikel 4.2 ten behoeve van de realisatie van grondgebonden woningen, waarbij grondgebonden woningen met de achterzijde op de van de weg gekeerde grens van het bouwperceel mogen worden gebouwd, zodanig dat de woningen met de achterzijde tegen elkaar aan kunnen worden gebouwd.
  4. d. artikel 4.2 ten behoeve van de realisatie van grondgebonden woningen, waarbij maximaal vier woningen aaneengebouwd mogen worden mits vooraf een stedenbouwkundige beoordeling op basis van het ontwikkelplan heeft plaatsgevonden op grond waarvan afwijking afdoende kan worden gemotiveerd.
  5. e. artikel 4.2 ten behoeve van de realisatie van grondgebonden woningen voor het aan een zijde verkleinen van de afstand tot de zijdelingse perceelsgrens tot minimaal 0 meter, mits 3 m achter de voorgevel en/of het verlengde daarvan met een maximale goothoogte van 3,5 m;
  6. f. artikel 4.2 voor het vergroten van het bebouwingspercentage tot maximaal 75%, met uitzondering van de gronden ter plaatse van de aanduiding 'aaneengebouwd niet toegestaan'.

Hoofdstuk 3 Algemene Regels

Artikel 5 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 6 Algemene Gebruiksregels

6.1 Algemeen

Tot een gebruik in strijd met alle bestemmingen wordt in ieder geval begrepen:

  1. a. een gebruik of het laten gebruiken van gronden als stort- en/of opslagplaats van grond en/of afval, met uitzondering van een zodanig gebruik voor het normale op de bestemming gerichte gebruik en onderhoud;
  2. b. een gebruik of het laten gebruiken van gronden als stallings- en/of opslagplaats van één of meer aan het gebruik onttrokken machines, voer-, vaar- of vliegtuigen, met uitzondering van een zodanig gebruik voor het normale op de bestemming gerichte gebruik en onderhoud;
  3. c. een gebruik of het laten gebruiken van gronden en bouwwerken voor een seksinrichting dan wel ten behoeve van prostitutie.

Artikel 7 Algemene Afwijkingsregels

7.1 Afwijkingsbevoegdheid

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van:

  1. a. het, met uitzondering van de afstand tot de zijdelingse perceelsgrens, afwijken van de voorgeschreven maatvoering, eventueel van de bebouwingsgrens, mits deze afwijking niet meer bedraagt dan 10% van de in het plan voorgeschreven maatvoering;
  2. b. de regels en toestaan dat bouwgrenzen worden overschreden, waarbij een overschrijding is toegestaan tot maximaal 3 m uit een oogpunt van doelmatig gebruik van de gronden en/of de bebouwing;
  3. c. de regels en toestaan dat de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van kunstwerken, geen gebouwen zijnde, en ten behoeve van zend-, ontvang- en/of sirenemasten wordt vergroot tot maximaal 40 m;
  4. d. de regels en toestaan dat de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wordt vergroot tot maximaal 10 m.

7.2 Afwegingskader

De omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 7.1 kan slechts worden verleend, mits:

  1. a. de belangen van de eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden niet onevenredig worden geschaad;
  2. b. het straat- en bebouwingsbeeld en de verkeersveiligheidsbelangen niet onevenredig worden geschaad.

Artikel 8 Overige Regels

De regels van de bouwverordening ten aanzien van onderwerpen van stedenbouwkundige aard blijven overeenkomstig het bepaalde in artikel 9 lid 2 van de Woningwet buiten toepassing, behoudens ten aanzien van de volgende onderwerpen:

  1. a. de richtlijnen voor het afwijken van de stedenbouwkundige bepalingen;
  2. b. de bereikbaarheid van gebouwen voor wegverkeer;
  3. c. de bereikbaarheid van gebouwen voor gehandicapten;
  4. d. het bouwen bij hoogspanningsleidingen en ondergrondse hoofdtransportleidingen;
  5. e. de parkeergelegenheid en laad- en losmogelijkheden;
  6. f. de ruimte tussen bouwwerken.

Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels

Artikel 9 Overgangsrecht

9.1 Overgangsrecht bouwwerken

9.2 Overgangsrecht gebruik

Artikel 10 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan 'Wonen Holten, Lageweg en Eg'.

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

De Kol in Holten betreft een woongebied in ontwikkeling. De planologische kaders waarbinnen het woongebied mag worden gerealiseerd, zijn vastgelegd in het bestemmingsplan "Wonen Holten, De Kol". Initiatiefnemer is voor delen van De Kol voornemens woningen te realiseren die niet geheel passen in het vigerend bestemmingsplan omdat ze deels zijn gelegen buiten het bestemmingsvlak.

Ter plaatse van het deelgebied gelegen aan de Lageweg zal ten behoeve van de voorgenomen ontwikkeling de bestemming van gronden gewijzigd worden van "Verkeer - Verblijfsgebied" naar "Woongebied - Blokken". Om in de woonwijk voldoende openbare ruimte te behouden zal ter plaatse van het deelgebied aan de Eg de bestemming van gronden gewijzigd worden van "Woongebied - Blokken" naar "Verkeer - Verblijfsgebied".

Voorliggend bestemmingsplan voorziet in de planologische kaders voor de bestemmingswijziging. Hierbij zal worden aangetoond dat het voornemen in overeenstemming is met een goede ruimtelijke ordening.

1.2 Ligging Van De Plangebieden

De plangebieden bestaan uit een perceel aan de Lageweg en een perceel aan de Eg. Het perceel aan de Lageweg is gelegen in het oostelijke deel van het woongebied De Kol. Het perceel aan de Eg ligt in het westelijke deel van genoemde woonwijk. Navolgende afbeeldingen geven de globale ligging van de plangebieden in de kern Holten alsmede ten opzichte van de omgeving weer. Voor de exacte begrenzing van de plangebieden wordt verwezen naar de bij dit bestemmingsplan behorende verbeelding.

afbeelding "i_NL.IMRO.1742.BPHW2017002-0401_0001.jpg"

Afbeelding 1.1: Ligging plangebieden in de kern Holten (bron: Google)

afbeelding "i_NL.IMRO.1742.BPHW2017002-0401_0002.jpg"

Afbeelding 1.2: Ligging plangebieden ten opzichte van de directe omgeving (bron: Google)

1.3 De Bij Het Plan Behorende Stukken

Het bestemmingsplan 'Wonen Holten, Lageweg en Eg' bestaat uit de volgende stukken:

  • verbeelding (tek.nr. NL.IMRO.1742.BPHW2017002-0401, schaal 1:1.000) en een renvooi;
  • regels.

Op de verbeelding zijn de bestemmingen en overige aanduidingen aangegeven. In de regels zijn bepalingen opgenomen om de uitgangspunten van het plan zeker te stellen. Het plan gaat vergezeld van een toelichting. De toelichting geeft een duidelijk beeld van het bestemmingsplan en van de daaraan ten grondslag liggende gedachten maar maakt geen deel uit van het bestemmingsplan.

1.4 Huidig Planologisch Regiem

1.4.1 Algemeen

Het plangebied is gelegen binnen de begrenzing van het bestemmingsplan "Wonen Holten, De Kol". Dit bestemmingsplan is op 30 april 2015 door de gemeenteraad van Rijssen-Holten vastgesteld. In navolgende afbeelding is een uitsnede van de verbeelding van dit bestemmingsplan opgenomen. Met de rode omlijning zijn de plangebieden indicatief aangegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.1742.BPHW2017002-0401_0003.jpg"

Afbeelding 1.3: Uitsnede vigerende verbeelding (bron: bestemmingsplan "Wonen Holten, De Kol")

1.4.2 Beschrijving bestemming en aanduidingen

Op basis van het vigerend bestemmingsplan heeft het plangebied aan de Lageweg de bestemming "Verkeer-Verblijfsgebied". Gronden met deze bestemming zijn bestemd voor wegen en straten, wandel- en fietspaden met een functie gericht op zowel verblijf als de afwikkeling van het doorgaande verkeer; voorzieningen ten behoeve van het openbaar nut parkeer-, groen- en speelvoorzieningen; waterhuishoudkundige doeleinden, waterberging en waterlopen.

Het plangebied aan de Eg is bestemd voor "Woongebied - Blokken". Gronden met deze bestemming zijn bestemd voor woningen, aan huis verbonden beroep- of bedrijfsactiviteiten, voorzieningen van openbaar nut en bijbehorende bouwwerken, tuinen en erven.

1.4.3 Strijdigheid

Binnen de bestemming "Verkeer-Verblijfsgebied" zijn geen woonfuncties, waaronder tuinen en erven, toegestaan. Binnen de bestemming "Woongebied - Blokken" zijn geen verkeersfuncties toegestaan. Realisatie van de beoogde woningen is daarom niet in overeenstemming met het geldende bestemmingsplan.

1.5 Leeswijzer

Na deze inleiding wordt in hoofdstuk 2 ingegaan op de huidige en gewenste situatie in het plangebied. In hoofdstuk 3 wordt ingegaan op het beleidskader. Hierin wordt het beleid van het Rijk, de provincie en de gemeente Rijssen-Holten beschreven. In hoofdstuk 4 wordt ingegaan op alle relevante milieu- en omgevingsthema's. Hoofdstuk 5 gaat in op de wateraspecten. In de hoofdstukken 6 en 7 wordt respectievelijk ingegaan op de juridische aspecten/planverantwoording en de economische uitvoerbaarheid van het project. Hoofdstuk 8 gaat ten slotte in op de inspraak en het vooroverleg

Hoofdstuk 2 Huidige En Gewenste Situatie

2.1 Huidige Situatie

Het plangebied aan de Lageweg is gelegen in het oostelijke deel en het plangebied aan de Eg is gelegen in het westelijke deel van de nieuwe woonwijk De Kol. In de directe omgeving van de planbieden komt woningbouw met bijbehorende voorzieningen voor. Het plangebied aan de Lageweg is gelegen achter de voorziene woonbebouwing aan de Lageweg, t.h.v. de Boerrichterstraat. Het plangebied aan de Eg is gelegen achter de woningen aan de Drostenstraat en grenst eveneens aan verkeersvoorzieningen.

Navolgende afbeelding geeft foto's van de huidige situatie ter plaatse van de plangebieden en de directe omgeving weer.

afbeelding "i_NL.IMRO.1742.BPHW2017002-0401_0004.jpg"

Afbeelding 2.1: Huidige situatie plangebied Lageweg en directe omgeving (bron: Aveco de Bondt)

afbeelding "i_NL.IMRO.1742.BPHW2017002-0401_0005.jpg"Afbeelding 2.2: Huidige situatie plangebied De Eg en directe omgeving (bron: Aveco de Bondt)

2.2 Gewenste Situatie

Initiatiefnemer wenst woningen te realiseren met achtererf aan de Lageweg. Voor een achtererf is op grond van het vigerend bestemmingsplan geen ruimte. Voorts wenst de initiatiefnemer de maximaal toegestane bouwhoogte te verhogen tot 10,5 meter. Het aantal woningen zal niet wijzigen.

Navolgende afbeelding geeft het stedenbouwkundige ontwerp voor het plangebied Lageweg en directe omgeving weer. Het plangebied is rood omkaderd.

afbeelding "i_NL.IMRO.1742.BPHW2017002-0401_0006.jpg"

Afbeelding 2.3: Stedenbouwkundig plan t.h.v. Lageweg (bron: MorgenWonen d.d. 14 april 2016)

Aan de Eg worden de woningen zodanig gepositioneerd dat een deel van de woonbestemming komt te vervallen en gebruikt kan worden voor verkeer en verblijf. Het aantal woningen zal niet wijzigen. Navolgende afbeelding geeft de beoogde situatie weer ter plaatse van het plangebied aan de Eg. Het plangebied is rood omkaderd.

afbeelding "i_NL.IMRO.1742.BPHW2017002-0401_0007.jpg"

Afbeelding 2.4: Stedenbouwkundig plan t.h.v. Eg

Hoofdstuk 3 Beleidskader

Dit hoofdstuk beschrijft, voor zover van belang, het beleid vanuit het Rijk, de provincie Overijssel en gemeente Rijssen-Holten.

3.1 Rijksbeleid

3.1.1 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte

De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte is op 13 maart 2012 vastgesteld. De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) geeft een totaalbeeld van het ruimtelijk- en mobiliteitsbeleid op rijksniveau en vervangt de Nota Ruimte, de Structuurvisie Randstad 2040, de Nota Mobiliteit, de MobiliteitsAanpak en de Structuurvisie voor de Snelwegomgeving. Tevens vervangt het een aantal ruimtelijke doelen en uitspraken in onder andere de Agenda Landschap en de Agenda Vitaal Platteland. Daarmee wordt de SVIR het kader voor thematische of gebiedsgerichte uitwerkingen van rijksbeleid met ruimtelijke consequenties.

In de SVIR heeft het Rijk drie rijksdoelen om Nederland concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig te houden voor de middellange termijn (2028):

  • Het vergroten van de concurrentiekracht van Nederland door het versterken van de ruimtelijk-economische structuur van Nederland;
  • Het verbeteren, instandhouden en ruimtelijk zekerstellen van de bereikbaarheid waarbij de gebruiker voorop staat;
  • Het waarborgen van een leefbare en veilige omgeving waarin unieke natuurlijke en cultuurhistorische waarden behouden zijn.

Voor de drie rijksdoelen worden 13 onderwerpen van nationaal belang benoemd. Hiermee geeft het Rijk aan waarvoor het verantwoordelijk is en waarop het resultaten wil boeken. Buiten deze nationale belangen hebben decentrale overheden beleidsvrijheid.

De drie hoofddoelen van het ruimtelijk en mobiliteitsbeleid kennen nationale opgaven die regionaal neerslaan. Opgaven van nationaal belang in Oost-Nederland (de provincies Gelderland en Overijssel) zijn:

  • Het waar nodig verbeteren van de internationale achterlandverbindingen (weg, spoor en vaarwegen) die door Oost Nederland lopen. Dit onder andere ten behoeve van de mainports Rotterdam en Schiphol;
  • Het formuleren van een integrale strategie voor het totale rivierengebied van Maas en Rijntakken (Waal, Nederrijn, Lek en de IJssel, deelprogramma rivieren van het Deltaprogramma) en de IJsselvechtdelta (deelprogramma¡¦s zoetwater en rivieren) voor waterveiligheid in combinatie met bereikbaarheid, ruimtelijke kwaliteit, natuur, economische ontwikkeling en woningbouw;
  • Het tot stand brengen en beschermen van de (herijkte) EHS, inclusief de Natura 2000 gebieden (zoals de Veluwe);
  • Het robuust en compleet maken van het hoofdenergienetwerk (380 kV), onder andere door het aanwijzen van het tracé voor aansluiting op het Duitse hoogspanningsnet.

Het 'Besluit algemene regels ruimtelijke ordening' (Barro) is als Algemene maatregel van Bestuur (AmvB) direct gekoppeld aan de SVIR. In het Barro is concreet aangegeven welke nationale belangen geborgd worden in bestemmingsplannen en andere plannen van de overheden.

3.1.2 Duurzaam verstedelijkingsladder

In de SVIR wordt de ladder voor duurzame verstedelijking geïntroduceerd. Deze ladder is per 1 oktober 2012 als motiveringseis in het Besluit ruimtelijke ordening (artikel 3.1.6, lid 2) opgenomen. Doel van de ladder voor duurzame verstedelijking is een goede ruimtelijke ordening door een optimale benutting van de ruimte in stedelijke gebieden. Hierbij dient de behoefte aan een stedelijke ontwikkeling te worden aangetoond. De ladder kent drie treden die achter elkaar worden doorlopen.

afbeelding "i_NL.IMRO.1742.BPHW2017002-0401_0008.png"

Afbeelding 3.1: Ladder voor duurzame verstedelijking (Bron: Ministerie van Infrastructuur en Milieu)

3.1.3 Conclusie toetsing aan het rijksbeleid

De SVIR laat zich niet specifiek uit over dergelijke lokale ontwikkeling. De voorgenomen ontwikkeling raakt geen rijksbelangen zoals opgenomen in de SVIR. Wat betreft de ‘Ladder voor duurzame verstedelijking’ wordt opgemerkt dat de drie treden (behoefte, bestaand stedelijk gebied en bouwen buiten bestaand stedelijk gebied) van toepassing zijn bij nieuwe stedelijke ontwikkelingen (3.1.6 Bro). Het begrip ‘stedelijke ontwikkeling’ wordt in Bro 1.1.1. als volgt gedefinieerd: stedelijke ontwikkeling: ruimtelijke ontwikkeling van een bedrijventerrein of zeehaventerrein, of van kantoren, detailhandel, woningbouwlocaties of andere stedelijke voorzieningen.

Aangezien in voorliggende situatie geen sprake is van een stedelijke ontwikkeling maar uitsluitend sprake van het wijzigen van bestemmingen waarbij per saldo de bestemmingsoppervlakken niet wijzigen, is de ladder voor duurzame verstedelijking niet van toepassing. Geconcludeerd wordt dat er geen sprake is van strijd met het rijksbeleid.

3.2 Provinciaal Beleid

Het provinciaal beleid is verwoord in tal van plannen. Het belangrijkste plan betreft de Omgevingsvisie Overijssel en is verankerd in de Omgevingsverordening.

3.2.1 Uitgangspunten van de Omgevingsvisie Overijssel

De Omgevingsvisie Overijssel 2017 "Beken kleur" is op 12 april 2017 vastgesteld door Provinciale Staten en is vanaf 1 mei 2017 van kracht. De Omgevingsvisie Overijssel is het integrale provinciale beleidsplan voor de fysieke leefomgeving van Overijssel.

De provincie beschikt over een palet aan instrumenten waarmee zij haar ambities realiseert. Het gaat er daarbij om steeds de meest optimale mix van instrumenten toe te passen, zodat effectief en efficiënt resultaat wordt geboekt voor alle ambities en doelstellingen van de Omgevingsvisie. De keuze voor inzet van deze instrumenten is bepaald aan de hand van een aantal criteria. In de Omgevingsvisie is bij elke beleidsambitie een realisatieschema opgenomen waarin is aangegeven welke instrumenten de provincie zal inzetten om de verschillende onderwerpen van provinciaal belang te realiseren.

3.2.2 Omgevingsverordening Overijssel

Eén van de instrumenten om het beleid uit de Omgevingsvisie te laten doorwerken is de Omgevingsverordening Overijssel. De Omgevingsverordening is het provinciaal juridisch instrument dat wordt ingezet voor die onderwerpen waarvoor de provincie eraan hecht dat de doorwerking van het beleid van de Omgevingsvisie juridisch geborgd is. De Omgevingsverordening is gelijk aan de Omgevingsvisie op 12 april 2017 vastgesteld en op 1 mei van kracht geworden.

3.2.3 Uitvoeringsmodel Omgevingsvisie Overijssel

De opgaven, kansen, beleidsambities en ruimtelijke kwaliteitsambities voor de provincie zijn in de Omgevingsvisie Overijssel geschetst in ontwikkelingsperspectieven voor de groene omgeving en stedelijke omgeving.

Om de ambities van de provincie waar te maken, bevat de Omgevingsvisie een uitvoeringsmodel. Dit model is gebaseerd op drie niveaus, te weten:

  1. 1. generieke beleidskeuzes;
  2. 2. ontwikkelingsperspectieven;
  3. 3. gebiedskenmerken.

3.2.4 Toetsing van het initiatief aan het Uitvoeringsmodel van de Omgevingsvisie Overijssel

Indien het concrete initiatief wordt getoetst aan het Uitvoeringsmodel van de Omgevingsvisie Overijssel ontstaat globaal het volgende beeld.

3.2.5 Conclusie toetsing aan het provinciaal beleid

Geconcludeerd wordt dat het initiatief in overeenstemming is met de uitgangspunten uit het provinciaal beleid zoals genoemd in de Omgevingsvisie Overijssel en is verankerd in de Omgevingsverordening Overijssel.

3.3 Gemeentelijk Beleid

3.3.1 Structuurvisie 'Rijssen-Holten 2009-2020'

De structuurvisie voor de gemeente Rijssen-Holten kent een looptijd van ongeveer 10 jaar, tot 2020. De structuurvisie is een visie met een korte termijnplanning, met een actualisatie van het bestaande beleid en met afgestemd nieuw beleid. Daarnaast biedt de structuurvisie tevens een doorkijk naar de langere termijn, om transformaties voor de langere termijn nu al in te kunnen zetten.

Deze structuurvisie is tot stand gekomen op basis van een verkenning van de gemeente en haar beleid. Op basis van de verkenning is een nota van uitgangspunten opgesteld. Op basis van de nota van uitgangspunten zijn verschillende scenario’s geformuleerd en vervolgens een visie met de majeure projecten. Samen hebben de verschillende stappen tot de structuurvisie Rijssen-Holten geleidt. Het doel van deze structuurvisie is het behouden en versterken van de eigen economische kracht van de gemeente Rijssen-Holten, het bundelen van verstedelijking, het veiligstellen van de groene ruimte en het bereiken van een goede ruimtelijke kwaliteit en duurzaamheid.

De ambitie van de gemeente Rijssen-Holten is om haar bovenlokale functie te behouden en vervolgens een kwaliteitsslag te maken. De gemeente wil haar bovenlokale functie voor zichzelf en de omgeving behouden en uitbreiden omdat dat belangrijk is voor de leefbaarheid en het voorzieningenniveau in de gemeente. De inwoners dienen ook trots te zijn op hun gemeente, daarvoor wil de gemeente haar identiteit en samenhang uitbouwen en versterken. Het benutten van gelaagdheid, de economische transformatie, de nadruk op ruimtelijke kwaliteit en duurzaamheid staan centraal.

Ten aanzien van het thema 'Wonen' zijn de volgende uitgangspunten opgenomen:

  • Woonvisie 2010 is leidend;
  • Masterplan Wonen Welzijn Zorg is leidend, maar moet op basis van de laatste ontwikkelingen nog wel worden geactualiseerd;
  • prestatieafspraken met provincie over woningbouwaantallen voor de periode 2010 t/m 2014 zijn gemaakt;
  • bouwen voor doelgroepen (kwaliteit);
  • aandacht voor bijzondere doelgroepen;
  • aandacht voor kwaliteit woningen (bestaand en nieuwbouw);
  • aandacht voor duurzaamheid;
  • invulling geven aan inbreidingslocaties voor woningbouw (De Kol, Watermolen Zuid, Omefa, Stationsomgeving Rijssen en diverse kleinere inbreidingslocaties);

In het uitvoeringsprogramma van de structuurvisie komt woongebied De Kol terug als onderdeel van meerdere projectprogramma's. Het gaat om de projectprogramma's Koppellaan en Heerlijk Holten. De Koppellaan is een aaneenschakeling van landelijke en stedelijke kwaliteiten aan een verbindende route. Heerlijk Holten betreft de draaiing van het dorpscentrum van Holten, brengt verandering van de verkeersstructuur en herstructurering met zich mee. Aangrenzend aan het centrum vindt de herstructurering plaats van woongebied De Kol. Ingezet wordt op de versterking van het toeristische verblijfsklimaat.

Gelet op de aard en omvang van voorliggend bestemmingsplan, zijn niet alle uitgangspunten even relevant. Ten aanzien van het aspect duurzaamheid, wordt het volgende gesteld.

Morgenwonen is een bouwconcept waarbij de woningen hoofdzakelijk industrieel worden geproduceerd en op de bouwplaats binnen enkele dagen worden geassembleerd. Dit voorkomt afval op de bouwplaats en geeft een continue kwaliteit. De woningen zijn hoogwaardig geïsoleerd en voorzien van tripel beglazing. De woningen zijn all-electric uitgevoerd (geen gasaansluiting), waardoor de verwarming van de woningen plaatsvindt met een warmtepomp en voorzien van een PV-dak. Hierdoor zijn de woningen energienota nul.

3.3.2 Woonvisie 2014

De beleidsnota woningbouw 2014 - 2020 Rijssen-Holten "Evenwichtig Groeien" vormt de basis voor het vaststellen van een nieuw woningbouwprogramma voor de periode 2014 t/m 2019, het actualiseren van de woonvisie en het maken van prestatieafspraken met provincie en woningbouwcorporaties.

De woonvisie geeft aan dat het woningbouwproject De Kol voortzet kan worden op grond van de vastgestelde exploitatie met bijbehorende woningbouwplanning. In de periode 2014 - 2020 worden dan circa 150 woningen gebouwd en na 2020 circa 50 woningen.

3.3.3 Conclusie toetsing aan het gemeentelijke beleid

Geconcludeerd wordt dat het initiatief in overeenstemming is met de uitgangspunten uit het gemeentelijke beleid zoals genoemd in de structuur- en woonvisie.

Hoofdstuk 4 Milieu-aspecten

4.1 Bodem

4.1.1 Algemeen

Bij de vaststelling van een bestemmingsplan dient te worden bepaald of de aanwezige bodemkwaliteit past bij het toekomstige gebruik van die bodem en of deze aspecten optimaal op elkaar kunnen worden afgestemd. Om hierin inzicht te krijgen, dient doorgaans een historisch bodemonderzoek te worden verricht.

4.1.2 Toetsing plangebieden

Betreffende plangebieden zijn meegenomen in het actualisatie bodemonderzoek De Kol te Holten uitgevoerd door Aveco de Bondt uit Rijssen (kenmerk rapport: projectnr. 161280 d.d. 21 juli 2016). Uit het onderzoek blijkt dat ter hoogte van de nieuwbouwlocatie geen noemenswaardige verontreinigingen aanwezig zijn. De bodemkwaliteit is dan ook geschikte voor de functie wonen en verkeer.

4.1.3 Conclusie

Het aspect bodem vormt geen belemmering voor uitvoering van het plan.

4.2 Geluid

4.2.1 Algemeen

De Wet geluidhinder (Wgh) bevat geluidnormen en richtlijnen over de toelaatbaarheid van geluidniveaus als gevolg van rail- en wegverkeerslawaai en industrielawaai. De Wgh geeft aan dat een akoestisch onderzoek moet worden uitgevoerd bij het voorbereiden van de vaststelling van een bestemmingsplan of het nemen van een omgevingsvergunning indien het plan een geluidgevoelig object mogelijk maakt binnen een geluidszone van een bestaande geluidsbron of indien het plan een nieuwe geluidsbron mogelijk maakt. Het akoestisch onderzoek moet uitwijzen of de wettelijke voorkeursgrenswaarde bij geluidgevoelige objecten wordt overschreden en zo ja, welke maatregelen nodig zijn om aan de voorkeursgrenswaarde te voldoen.

4.2.2 Toetsing plangebieden

De akoestische situatie is gebaseerd op het akoestisch onderzoek opgesteld door Aveco de Bondt (kenmerk rapport: projectnr. 08.1173 d.d. 29 januari 2009). Op basis van de uitkomsten van dit onderzoek kan worden geconcludeerd dat de geluidbelasting op de gevels van de woningen de voorkeurgrenswaarde van 48 dB niet overschrijdt voor wegverkeerslawaai. De voorkeurgrenswaarde voor spoorwegwaai zijnde 55 dB wordt wel gedeeltelijk overschreden. Voor deze woningen is voor spoorweglawaai een Hogere grenswaarde geluid vastgesteld (Besluit HGW20100511-1-De Kol).

4.2.3 Conclusie

Het aspect geluid vormt geen belemmering voor uitvoering van het plan.

4.3 Bedrijven En Milieuzonering

4.3.1 Algemeen

Voor het bepalen van de aan te houden afstanden wordt de VNG-uitgave 'Bedrijven en Milieuzonering' uit 2009 gehanteerd. Deze uitgave bevat een lijst, waarin voor een hele reeks van milieubelastende activiteiten (naar SBI-code gerangschikt) richtafstanden zijn gegeven ten opzichte van milieugevoelige functies. De lijst geeft richtafstanden voor de ruimtelijk relevante milieuaspecten geur, stof, geluid en gevaar. De grootste van de vier richtafstanden is bepalend voor de indeling van een milieubelastende activiteit in een milieucategorie en daarmee ook voor de uiteindelijke richtafstand. De richtafstandenlijst gaat uit van gemiddeld moderne bedrijven. Indien bekend is welke activiteiten concreet zullen worden uitgeoefend, kan gemotiveerd worden uitgegaan van de daadwerkelijk te verwachten milieubelasting, in plaats van de richtafstanden. De afstanden worden gemeten tussen enerzijds de grens van de bestemming die de milieubelastende functie(s) toelaat en anderzijds de uiterste situering van de gevel van een milieugevoelige functie die op grond van het bestemmingsplan mogelijk is.

4.3.2 Toetsing plangebieden

Ter plaatse van de plangebieden worden geen nieuwe milieugevoelige functies danwel milieubelastende functies toegevoegd. Een uitgebreide milieuzoneringstoets kan derhalve achterwege blijven.

4.3.3 Conclusie

Het aspect bedrijven en milieuzonering vormt geen belemmering voor uitvoering van het plan.

4.4 Luchtkwaliteit

4.4.1 Algemeen

Om een goede luchtkwaliteit in Europa te garanderen heeft de Europese unie een viertal kaderrichtlijnen opgesteld. De hiervan afgeleide Nederlandse wetgeving is vastgelegd in hoofdstuk 5, titel 2 van de Wet milieubeheer. Deze wetgeving staat ook bekend als de Wet luchtkwaliteit.

In de Wet luchtkwaliteit staan ondermeer de grenswaarden voor de verschillende luchtverontreinigende stoffen. Onderdeel van de Wet luchtkwaliteit zijn de volgende Besluiten en Regelingen:

  • Besluit en de Regeling niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen);
  • Besluit gevoelige bestemmingen (luchtkwaliteitseisen).

In het kader van "een goede ruimtelijke ordening" dient bij bestemmingsplanontwikkelingen aandacht te worden besteed aan de luchtkwaliteit ter plaatse van de beoogde ontwikkeling.

4.4.2 Toetsing plangebied

Gelet op de aard en omvang van dit project, in verhouding tot categorieën van gevallen zoals beschreven in paragraaf 4.4.1.1 kan worden gesteld dat voorliggend project 'niet in betekenende mate bijdraagt' aan de luchtverontreiniging. Daarnaast wordt de ontwikkeling niet aangemerkt als een gevoelige bestemming in het kader van het 'Besluit gevoelige bestemmingen'. Ten slotte blijkt uit het voorgaande dat sprake is van een goed woon- en leefklimaat.

4.4.3 Conclusie

Het aspect luchtkwaliteit vormt geen belemmering voor de uitvoering van het plan.

4.5 Externe Veiligheid

4.5.1 Algemeen

Externe veiligheid is een beleidsveld dat is gericht op het beheersen van risico's die ontstaan voor de omgeving bij de productie, de opslag, de verlading, het gebruik en het transport van gevaarlijke stoffen. Bij nieuwe ontwikkelingen moet worden voldaan aan strikte risicogrenzen. Een en ander brengt met zich mee dat nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen moeten worden getoetst aan wet- en regelgeving op het gebied van externe veiligheid. Concreet gaat het om risicovolle bedrijven, vervoer gevaarlijke stoffen per weg, spoor en water en transport gevaarlijke stoffen via buisleidingen. Op de diverse aspecten van externe veiligheid is afzonderlijke wetgeving van toepassing. Voor risicovolle bedrijven gelden onder meer:

  • het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi);
  • de Regeling externe veiligheid (Revi);
  • het Registratiebesluit externe veiligheid;
  • het Besluit risico's zware ongevallen 1999 (Brzo 1999);
  • het Vuurwerkbesluit.

Voor vervoer van gevaarlijke stoffen geldt de "Wet Basisnet vervoer gevaarlijke stoffen" (Wet Basisnet). Dat vervoer gaat over water, spoor, wegen, per buisleiding of door de lucht. De regels van het Basisnet voor ruimtelijke ordening zijn vastgelegd in:

  • het Besluit externe veiligheid transportroutes (Bevt);
  • de Regeling basisnet;
  • de (aanpassing) Regeling Bouwbesluit (veiligheidszone en plasbrandaandachtsgebied).

Het doel van wetgeving op het gebied van externe veiligheid is risico's waaraan burgers in hun leefomgeving worden blootgesteld vanwege risicovolle inrichtingen en activiteiten tot een aanvaardbaar minimum te beperken. Het is noodzakelijk inzicht te hebben in de kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten en het plaatsgebonden en het groepsrisico.

4.5.2 Toetsing plangebied

Ter plaatse van de plangebieden worden geen nieuwe (beperkt)kwetsbare objecten toegevoegd. Toetsing aan het aspect externe veiligheid is derhalve niet aan de orde.

4.5.3 Conclusie

Het aspect externe veiligheid vormt geen belemmering voor de uitvoering van het plan.

Hoofdstuk 5 Omgevingsaspecten

5.1 Flora En Fauna

5.1.1 Algemeen

Bescherming in het kader van de natuur wet- en regelgeving (Natuurbeschermingswet) is op te delen in gebieds- en soortenbescherming.

5.1.2 Toetsing plangebieden

5.1.3 Conclusie

Het aspect flora en fauna vormt geen belemmering voor uitvoering van het plan.

5.2 Archeologie

5.2.1 Algemeen

Op grond van de Monumentenwet dient er in ruimtelijke plannen rekening gehouden te worden met archeologische waarden. In de Monumentenwet is bepaald dat gemeenten een archeologische zorgplicht hebben en dat initiatiefnemers van projecten waarbij de bodem wordt verstoord, verplicht zijn rekening te houden met de archeologische relicten die in het plangebied aanwezig (kunnen) zijn. Hiervoor is onderzoek noodzakelijk: het archeologisch vooronderzoek. Als blijkt dat in het plangebied behoudenswaardige archeologische vindplaatsen aanwezig zijn, dan kan de initiatiefnemer verplicht worden hiermee rekening te houden. Dit kan leiden tot een aanpassing van de plannen, waardoor de vindplaatsen behouden blijven, of tot een archeologische opgraving en publicatie van de resultaten.

5.2.2 Toetsing plangebied

Uit archeologisch onderzoek, uitgevoerd in 2002 door Vestigia, is gebleken dat de archeologische waarden in de plangebieden en de directe omgeving verstoord zijn door bouwactiviteiten dan wel niet behoudenswaardig zijn. Derhalve zijn genoemde gebieden vrijgegeven voor herontwikkeling, zo blijkt uit de toelichting van het bestemmingsplan "Wonen Holten, De Kol".

5.2.3 Conclusie

Het aspect archeologie vormt geen belemmering voor uitvoering van het plan.

5.3 Cultuurhistorie

5.3.1 Algemeen

Het dorp Holten is voor het eerst in 1277 genoemd in oude geschriften. Het dorp is ontstaan ten zuiden van de Holterberg, een stuwwal die is ontstaan in de ijstijd. In 1395 is er in Holten al sprake van een parochie. In 1377 verrijst ten zuiden van het dorp het kasteel de Waerdenborch dat omstreeks 1530 weer werd afgebroken. Holten is in het verleden vooral een agrarisch dorp geweest, de gronden rond de kern waren gemeenschappelijk eigendom van de marke en werden door de markegenoten beheerd. Holten was vooral een dorp van varkenshouderijen en er was sprake van enige handel.

In 1829 is de kern van het dorp getroffen door een grote brand. Daarna werd het dorp opnieuw opgebouwd. In 1888 wordt de spoorlijn Deventer-Almelo geopend en krijgt Holten een station. Rond de jaren ‘20 van de vorige eeuw begint de ontwikkeling van het toerisme met de opening van een weg over de Holterberg. In 1962 wordt deze weg als toeristenweg verhard.

Na de Tweede Wereldoorlog begint ook de ontwikkeling van de industriële bedrijvigheid. Het oudste bedrijventerrein is De Kol nabij het spoor. Daarna worden nieuwe bedrijven gevestigd op het bedrijventerrein De Haar ten westen van de kern. In de jaren ‘70 is de autosnelweg A1 geopend welke ten zuiden van Holten ligt.

De oudste bebouwing van Holten is te vinden langs de Dorpsstraat, Kerkstraat, Larenseweg en Oranjestraat. In het begin van de twintigste eeuw komt bebouwing tot ontwikkeling langs de oude landwegen zoals de Raalterweg en de Oude Deventerweg. Ook is er dan al sprake van enige bebouwing aan de Stationsstraat, de Tuinstraat, de Pastoriestraat en de Kolweg. Na de Tweede Wereldoorlog is sprake van de eerste planmatige uitbreiding in de buurt rond de Schoolstraat ten zuiden van de kern en De Kol ten westen van de kern. In de jaren ‘60 word de woonwijk De Kol verder uitgebreid en is een uitbreiding ten westen van de kern rond de Haarstraat ontwikkeld.

In de jaren ‘70 maakt Holten een sterke groei door. De wijk De Kol wordt afgerond, maar de uitbreiding word met name in de woonwijk De Haar ten westen van de kern opgevangen. In de jaren ‘80 worden ten zuiden van de spoorlijn het Kollingserf en Mossinkserf gebouwd en verrijst ten zuiden van de Larenseweg de woonwijk Beuseberg. In de jaren ‘90 is het Lukensveld de belangrijkste uitbreiding. Recentelijk is een aanvang gemaakt met de bouw van de woonwijk De Liesen. De komende jaren zal het voormalige bedrijventerrein De Kol worden omgevormd tot woonwijk.

5.3.2 Toetsing plangebied

Er bevinden zich in de plangebieden, op basis van de Cultuurhistorische Waardenkaart van de provincie Overijssel, geen rijks- en/of gemeentelijke monumenten. In de omgeving van de plangebieden zijn geen monumenten aanwezig. Derhalve wordt geconcludeerd dat het plan geen negatieve invloed heeft op de cultuurhistorische waarden.

5.3.3 Conclusie

Het aspect cultuurhistorie vormt geen belemmering voor uitvoering van het plan.

5.4 Wateraspecten

5.4.1 Algemeen

5.4.2 Toetsing plangebied

5.4.3 Conclusie

Het aspect water vormt geen belemmering voor uitvoering van het plan.

5.5 Verkeer En Parkeren

5.5.1 Verkeer

De ontsluiting van de plangebieden aan de Lageweg en de Eg wijzigt niet en zal blijvend plaatsvinden middels respectievelijk de Lageweg en de Eg. Het voorliggende bestemmingsplan heeft niet tot gevolg dat het aantal verkeersbewegingen wijzigt.

5.5.2 Parkeren

Het aantal benodigde parkeerplaatsen wordt bepaald door de aard en omvang van de activiteit waarin het plan voorziet. Bij de opzet van de gehele woonwijk De Kol is een parkeerbalans opgesteld. De voorgenomen ontwikkeling heeft geen betrekking op een toename van het aantal woningen, derhalve heeft de onderhavig plan geen invloed op de parkeerbehoefte. Vanwege de voorgenomen ontwikkeling heeft tevens geen invloed op het aantal beschikbare parkeerplaatsen in de wijk. Op de gronden, waaraan op grond van onderhavig bestemmingsplan een woonbestemming wordt toegekend, was in het oorspronkelijke stedenbouwkundige plan een groenzone voorzien.

5.5.3 Conclusie

Het aspect verkeer en parkeren vormt geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van het plan.

Hoofdstuk 6 Juridische Aspecten En Planverantwoording

6.1 Inleiding

In de voorgaande hoofdstukken is ingegaan op de plangebieden, het relevante beleid en de milieu- en omgevingsaspecten. De informatie uit deze hoofdstukken is gebruikt om keuzes te maken bij het maken van het juridische deel van het bestemmingsplan: de verbeelding en de regels. In dit hoofdstuk wordt dieper ingegaan op de opzet van dit juridische deel. Daarnaast wordt een verantwoording gegeven van de gemaakte keuzes op de verbeelding en in de regels. Dat betekent dat er wordt aangegeven waarom een bepaalde functie ergens is toegestaan en waarom bepaalde bebouwing daar acceptabel is.

6.2 Opzet Van De Regels

6.2.1 Algemeen

In de Wet ruimtelijke ordening (Wro) die op 1 juli 2008 in werking is getreden, is de verplichting opgenomen om ruimtelijke plannen en besluiten digitaal vast te stellen. De digitaliseringsverplichting geldt vanaf 1 januari 2010. In de ministeriële Regeling standaarden ruimtelijke ordening is vastgelegd dat de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (SVBP) de norm is voor de vergelijkbaarheid van bestemmingsplannen. Naast de SVBP zijn ook het Informatiemodel Ruimtelijke Ordening en de Standaard Toegankelijkheid Ruimtelijke Instrumenten normerend bij het vastleggen en beschikbaar stellen van bestemmingsplannen.

De SVBP geeft normen voor de opbouw van de planregels en voor de digitale verbeelding van het bestemmingsplan. Dit bestemmingsplan is opgesteld conform de normen van de SVBP2012.

Het juridisch bindend gedeelte van het bestemmingsplan bestaat uit planregels en bijbehorende verbeelding waarop de bestemmingen zijn aangegeven. Deze verbeelding kan zowel digitaal als analoog worden verbeeld. De verbeelding en de planregels dienen in samenhang te worden bekeken.

De regels zijn onderverdeeld in vier hoofdstukken:

  1. 1. Inleidende regels (begrippen en wijze van meten);
  2. 2. Bestemmingsregels;
  3. 3. Algemene regels (o.a. afwijkingsregels);
  4. 4. Overgangs- en slotregels.

6.2.2 Inleidende regels

Hoofdstuk 1 bevat de inleidende regels. Deze regels gelden voor het gehele plangebied en bevatten:

  • Begrippen (Artikel 1)

In dit artikel zijn definities van de in de regels gebruikte begrippen opgenomen. Hiermee is een eenduidige interpretatie van deze begrippen vastgelegd.

  • Wijze van meten (Artikel 2)

Dit artikel geeft onder meer bepalingen waar mag worden gebouwd en hoe voorkomende eisen betreffende de maatvoering begrepen moeten worden.

6.2.3 Bestemmingsregels

Hoofdstuk 2 van de regels bevat de juridische vertaling van de in het plangebied voorkomende bestemmingen. De regels zijn onderverdeeld in o.a.:

  • Bestemmingsomschrijving: omschrijving van de activiteiten die zijn toegestaan;
  • Bouwregels: eisen waaraan de bebouwing moet voldoen (bebouwingshoogte, oppervlakte, etc.);
  • Specifieke gebruiksregels: welk gebruik van gronden en opstallen in ieder geval strijdig zijn;
  • Afwijken van de gebruiksregels: onder welke voorwaarde mag afgeweken worden van de aangegeven bestemming.

In paragraaf 6.3 wordt de bestemming nader toegelicht en wordt ook per bestemming aangegeven waarom voor bepaalde bestemmingen is gekozen.

6.2.4 Algemene regels

Hoofdstuk 3 bevat de algemene regels. Deze regels gelden voor het gehele plangebied. Dit hoofdstuk is opgebouwd uit:

  • Anti-dubbeltelregel (Artikel 5)

Deze regel is opgenomen om een ongewenste verdichting van de bebouwing te voorkomen. Deze verdichting kan zich met name voordoen, indien een perceel of een gedeelte daarvan, meer dan een keer betrokken wordt bij de berekening van een maximaal bebouwingspercentage.

  • Algemene gebruiksregels (Artikel 6)

In dit artikel worden de algemene gebruiksregels beschreven. Deze gaat uit van de gedachte dat het gebruik uitsluitend mag plaatsvinden in overeenstemming met de bestemming. Dit brengt met zich mee dat de bestemmingsomschrijving van de te onderscheiden bestemming helder en duidelijk moet zijn.

  • Algemene afwijkingsregels (Artikel 7)

In dit artikel worden de algemene afwijkingsregels beschreven. Deze regels maken het mogelijk om op ondergeschikte punten van de regels in het bestemmingsplan af te wijken.

  • Overige regels (Artikel 8)

In de overige regels vindt de afstemming met de welstand plaats.

6.2.5 Overgangs- en slotregels

In hoofdstuk 4 van de regels staan de overgangs- en slotregels. In de overgangsregels is aangegeven wat de juridische consequenties zijn van bestaande situaties die in strijd zijn met dit bestemmingsplan. In de slotregels wordt aangegeven hoe het bestemmingsplan wordt genoemd.

6.3 Verantwoording Van De Regels

Kenmerk van de Nederlandse ruimtelijke ordeningsregelgeving is dat er uitgegaan wordt van toelatingsplanologie. Een bestemmingsplan geeft aan welke functies waar zijn toegestaan en welke bebouwing mag worden opgericht. Bij het opstellen van dit bestemmingsplan zijn keuzes gemaakt over welke functies waar worden mogelijk gemaakt en is gekeken welke bebouwing stedenbouwkundig toegestaan kan worden.

Het is noodzakelijk dat het bestemmingsplan een compleet inzicht biedt in de bouw- en gebruiksmogelijkheden binnen het betreffende plangebied. Het bestemmingsplan is het juridische toetsingskader dat bindend is voor de burger en overheid en geeft aan wat de gewenste planologische situatie voor het plangebied is.

In deze paragraaf worden de gemaakte keuzes nader onderbouwd.

  • Verkeers - Verblijfsgebied (artikel 3)

De bestemming "Verkeers - Verblijfsgebied" is toegekend aan het plangebied aan de Eg. Dit plangebied is bestemd voor wegen en straten, wandel- en fietspaden met een functie gericht op zowel verblijf als de afwikkeling van het doorgaande verkeer. Ter plaatse zijn bouwwerken, geen gebouwen zijnde, toegestaan.

  • Woongebied - Blokken (artikel 4)

Het plangebied aan de Lageweg is bestemd voor "Woongebied - Blokken". Gronden met deze bestemming zijn bestemd voor vrijstaande, twee-aaneen en/of aaneengebouwde woningen, aan huis verbonden beroep of bedrijfsactiviteiten en voorzieningen van openbaar nut. In de regels is aangegeven dat gebouwen uitsluitend zijn toegestaan binnen de bouwvlakken. De goot- en bouwhoogte zijn weergegeven op de verbeelding. De overige bouw- en gebruiksbepalingen zijn opgenomen in de regels.

Hoofdstuk 7 Economische Uitvoerbaarheid

Artikel 6.12 van de Wet ruimtelijke ordening stelt dat de gemeenteraad gelijktijdig met de vaststelling van het bestemmingsplan of het verlenen van een omgevingsvergunning moet besluiten om al dan niet een exploitatieplan vast te stellen. Hoofdregel is dat een exploitatieplan moet worden vastgesteld bij elk plan. Er zijn echter uitzonderingen. Het is mogelijk dat de raad verklaart dat met betrekking tot een plan geen exploitatieplan wordt vastgesteld indien het verhaal van kosten van de grondexploitatie anderszins is verzekerd of het stellen van nadere eisen en regels niet noodzakelijk is.

In het voorliggende geval worden de gemeentelijke kosten, op basis van de legesverordening, verhaald op initiatiefnemer. Met initiatiefnemer wordt tevens een anterieure overeenkomst gesloten zodat het kostenverhaal voor de gemeente volledig is verzekerd. Dit brengt met zich mee dat vaststelling van een exploitatieplan achterwege kan blijven.

Hoofdstuk 8 Inspraak En Vooroverleg

8.1 Inspraak

Het voorliggende bestemmingsplan voorziet niet in nieuwe beleidsmatige uitgangspunten. Het bestemmingsplan wijkt slechts op een aantal onderdelen af van het bestemmingsplan "Wonen Holten, De Kol". Vanwege de beperkte impact van de wijzigingen voor belanghebbenden wordt afgezien van een inspraakprocedure.

8.2 Vooroverleg

Gezien de beperkte wijzigingen in het bestemmingsplan wordt afgezien van vooroverleg met de provincie en met de in het plan betrokken waterschappen.

8.3 Zienswijzen

Mochten er tijdens de terinzagelegging van het ontwerpplan zienswijzen binnenkomen, dan worden deze door de gemeenteraad bij de vaststelling van het bestemmingsplan afgewogen. Tijdens de terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan zijn geen zienswijzen ingediend.

Bijlage 1 Parkeerbalans De Kol

Bijlage 1 Parkeerbalans De Kol

Bijlage 2 Staat Van Bedrijfsactiviteiten

Bijlage 2 Staat van Bedrijfsactiviteiten