KadastraleKaart.com

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
Artikel 2 Wijze Van Meten
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Verkeer - Verblijfsgebied
Artikel 4 Wonen
Artikel 5 Wonen - Bergzicht
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 6 Anti-dubbeltelregel
Artikel 7 Algemene Gebruiksregels
Artikel 8 Algemene Afwijkingsregels
Artikel 9 Overige Regels
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 10 Overgangsrecht
Artikel 11 Slotregel
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding
1.2 Ligging Van Het Plangebied
1.3 De Bij Het Plan Behorende Stukken
1.4 Huidig Planologisch Regiem
1.5 Leeswijzer
Hoofdstuk 2 Het Plan
Hoofdstuk 3 Beleidskader
3.1 Rijksbeleid
3.2 Provinciaal Beleid
3.3 Gemeentelijk Beleid
Hoofdstuk 4 Milieu-aspecten
Hoofdstuk 5 Flora & Fauna, Cultuurhistorie En Archeologie En Watertoets
Hoofdstuk 6 Juridische Aspecten En Planverantwoording
6.1 Inleiding
6.2 Verantwoording Van De Regels
6.3 Handhaving
Hoofdstuk 7 Economische Uitvoerbaarheid
Hoofdstuk 8 Inspraak En Vooroverleg
8.1 Inspraak
8.2 Vooroverleg
8.3 Zienswijzen
Bijlage 1 Parkeerbalans De Kol
Bijlage 1 Ruimtelijke Onderbouwing Wonen Holten, Woningbouw Akker - Drostenstraat

Wonen Holten, Drostenstraat-Akker

Bestemmingsplan - Gemeente Rijssen-Holten

Vastgesteld op 15-02-2018 - geheel onherroepelijk in werking

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan:

het bestemmingsplan 'Wonen Holten, Drostenstraat-Akker' met identificatienummer NL.IMRO.1742.BPHW2017003-0401 van de gemeente Rijssen-Holten;

1.2 bestemmingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels;

1.3 aanduiding:

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.4 aanduidingsgrens:

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

1.5 aaneengebouwd

meer dan twee aaneengebouwde woningen in een rij, al dan niet geschakeld; waarbij voor seniorenwoningen als uitzondering geldt dat deze ook in een carré van vier mogen worden gebouwd.

1.6 aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit

een beroeps- of bedrijfsactiviteit, uitgevoerd door (een van) de hoofdbewoner(s) van de woning, waarvan de activiteiten in hoofdzaak niet verkeersaantrekkend of milieuhinderlijk zijn en geen betrekking hebbend op detailhandel of horecagerelateerde activiteiten, die op kleine schaal in een woning en/of daarbij behorende bijgebouwen wordt uitgeoefend, waarbij de desbetreffende activiteit een ruimtelijke uitstraling heeft die in overeenstemming is met de woonfunctie en de woonomgeving ter plaatse;

1.7 bebouwing:

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;

1.8 bestemmingsgrens:

de grens van een bestemmingsvlak;

1.9 bestemmingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

1.10 bijbehorend bouwwerk

uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd en met de aarde verbonden bouwwerk met een dak;

1.11 bijgebouw

een op zichzelf staand, al dan niet vrijstaand gebouw, behorende bij een op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw;

1.12 bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk;

1.13 bouwgrens:

de grens van een bouwvlak;

1.14 bouwperceel:

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

1.15 bouwperceelgrens:

de grens van een bouwperceel;

1.16 bouwvlak:

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;

1.17 bouwwerk:

een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden;

1.18 gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.19 hoofdgebouw:

een of meer panden, of een gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer panden of bouwwerken op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is;

1.20 maatschappelijke voorzieningen

educatieve voorzieningen - inbegrepen kinderdagopvang en tussen- en naschoolse opvang, sociaalmedische, sociaalculturele en levensbeschouwelijke voorzieningen, voorzieningen ten behoeve van sport en sportieve recreatie - met uitzondering van voorzieningen ten behoeve van gemotoriseerde en gemechaniseerde sporten en sporten met dieren - en voorzieningen ten behoeve van openbare dienstverlening, alsook ondergeschikte detailhandel en horeca ten dienste van deze voorzieningen;

1.21 overig bouwwerk:

een bouwkundige constructie van enige omvang, geen pand zijnde, die direct en duurzaam met de aarde is verbonden;

1.22 overkapping

een bouwwerk in de vorm van een overkapping bestaande uit maximaal drie wanden waarvan maximaal twee tot de constructie zelf behoren;

1.23 peil

  1. a. voor een gebouw, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst: de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
  2. b. in andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte terrein;

1.24 voorgevel

de naar de weg gekeerde of aan de voorzijde van een gebouw gelegen gevel of, indien het een gebouw betreft met meerdere zodanige gevels, één van die gevels;

1.25 voorste bouwgrens

de bouwgrens die gericht is naar de weg en waarop de bebouwing is georiënteerd;

1.26 voorste bouwperceelgrens

de bouwperceelgrens die gericht is naar de weg en waarop de bebouwing is georiënteerd;

1.27 wijziging

een wijziging als bedoeld in artikel 3.6 eerste lid onder a van de Wet ruimtelijke ordening;

1.28 woning

een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden.

Artikel 2 Wijze Van Meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

de dakhelling

Langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.

de goothoogte van een bouwwerk

Vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

de inhoud van een bouwwerk

Tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

de bouwhoogte van een bouwwerk

Vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een overig bouwwerk met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

de hoogte van een windturbine

Vanaf het peil tot aan de as van de windturbine.

2.2 Ondergeschikte bouwdelen

Bij het meten worden ondergeschikte bouwdelen, als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding niet meer dan 0,75 m bedraagt.

2.3 Maatvoering

Alle maten zijn tenzij anders aangegeven:

  1. a. voor lengten in meters (m);
  2. b. voor oppervlakten in vierkante meters (m²);
  3. c. voor inhoudsmaten in kubieke meters (m³);
  4. d. voor verhoudingen in procenten (%);
  5. e. voor hoeken/hellingen in graden (º).

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Verkeer - Verblijfsgebied

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer - Verblijfsgebied' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. wegen en straten, wandel- en fietspaden met een functie gericht op zowel verblijf als de afwikkeling van het doorgaande verkeer;
  2. b. voorzieningen ten behoeve van het openbaar nut
  3. c. parkeer-, groen- en speelvoorzieningen;
  4. d. waterhuishoudkundige doeleinden, waterberging en waterlopen;

met bijbehorende bouwwerken, geen gebouw zijnde.

3.2 Bouwregels

Artikel 4 Wonen

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. vrijstaande en/of twee-aaneengebouwde woningen, met dien verstande dat ter plaaste van de aanduiding 'aaneengebouwd' ook aaneengebouwde woningen zijn toegestaan;
  2. b. een aan huis verbonden beroep of bedrijfsactiviteiten, met dien verstande dat voor de activiteiten maximaal 35% van het brutovloeroppervlak van de woning en de bijbehorende bijgebouwen mag worden gebruikt, evenwel met een maximum van 75 m2;
  3. c. voorzieningen van openbaar nut;

met dien verstande dat per woning minimaal de geeïste hoeveelheid parkeerplaatsen op grond van Parkeerbalans De Kol worden gerealiseerd dan wel dat in het openbaar gebied de benodigde parkeerplaatsen worden gerealiseerd.

met bijbehorende gebouwen, bouwwerken, geen gebouw zijnde, tuinen en erven.

4.2 Bouwregels

De bebouwing dient te voldoen aan de volgende kenmerken:

  1. a. gebouwen en overkappingen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;
  2. b. de voorgevel van hoofdgebouwen dient te worden gebouwd aan de zijde van de voorste bouwgrens;
  3. c. vrijstaande en twee-aaneen woningen per bestemmingsvlak maximaal twee voorgevels in elkaars verlengde gezien vanaf de voorste bouwgrens, met dien verstande dat de sprong tussen de verspringende voorgevels minimaal 0,6 m bedraagt;
  4. d. voor aaneengebouwde woningen moet per bestemmingsvlak gezien vanaf de voorste bouwgrens sprake zijn van maximaal vijf woningen aaneengebouwd met in totaal een maximale lengte van 30 meter, met dien verstande dat een sprong tussen de verspringende voorgevels minimaal 0,6 m bedraagt;
  5. e. de afstand van hoofdgebouwen tot de zijdelingse bouwperceelsgrens bedraagt bij:
    1. 1. vrijstaande woningen: aan beide zijde minimaal 2,5 m;
    2. 2. twee-aaneen: aan één zijde minimaal 2,5 m;
    3. 3. aaneengebouwd; bij eindwoningen aan één zijde minimaal 1 meter;
  6. f. de goothoogte en bouwhoogte van hoofdgebouwen mag maximaal de ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte' aangegeven goot- en bouwhoogte bedragen;
  7. g. bijgebouwen worden gebouwd aan één zijde van de woning minimaal 3 m achter (het verlengde van) de voorgevel van het hoofdgebouw;
  8. h. de gezamenlijke oppervlakte van bijgebouwen per hoofdgebouw bedraagt maximaal 50 m2 per bouwperceel, met dien verstande dat het totale bebouwingspercentage maximaal 50% mag bedragen;
  9. i. de goothoogte van bijgebouwen mag maximaal 3 m dan wel de hoogte van de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw + 0,25 m bedragen;
  10. j. de bouwhoogte van bijgebouwen bedraagt maximaal de bouwhoogte van het hoofdgebouw - 2 m, waarbij geldt dat de bouwhoogte in ieder geval 3 m mag bedragen en maximaal 6 m;
  11. k. uitbouwen in de vorm van erkers aan de hoofdgebouwen mogen worden gebouwd, mits:
    1. 1. de horizontale diepte maximaal 1,5 m bedraagt;
    2. 2. de diepte van de overblijvende, niet met gebouwen bebouwde gronden minimaal 2,5 m tot de voorste perceelsgrens bedraagt;
    3. 3. voor zover de erker wordt gebouwd tegen een gevel van het hoofdgebouw de breedte maximaal 2/3 van de breedte van die gevel bedraagt;
    4. 4. de bouwhoogte maximaal 3 m bedraagt dan wel de hoogte van de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw + 0,25 m;

4.3 Afwijken van de bouwregels

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in:

  1. a. artikel 4.2 ten behoeve van de gezamenlijke oppervlakte van bijgebouwen per hoofdgebouw voor zover het aaneengebouwde woningen betreft mag maximaal 50 m2 bedragen, met dien verstande dat het totale bebouwingspercentage maximaal 75% mag bedragen;
  2. b. artikel 4.2 ten behoeve van de realisatie van grondgebonden woningen, waarbij grondgebonden woningen met de achterzijde op de van de weg gekeerde grens van het bouwperceel mogen worden gebouwd, zodanig dat de woningen met de achterzijde tegen elkaar aan kunnen worden gebouwd.
  3. c. artikel 4.2 ten behoeve van de realisatie van grondgebonden woningen, waarbij maximaal vier woningen aaneengebouwd mogen worden mits vooraf een stedenbouwkundige beoordeling op basis van het ontwikkelplan heeft plaatsgevonden op grond waarvan afwijking afdoende kan worden gemotiveerd.
  4. d. artikel 4.2 ten behoeve van de realisatie van grondgebonden woningen voor het aan een zijde verkleinen van de afstand tot de zijdelingse perceelsgrens tot minimaal 0 meter, mits 3 m achter de voorgevel en/of het verlengde daarvan met een maximale goothoogte van 3,5 m.

Artikel 5 Wonen - Bergzicht

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen - Bergzicht' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. aaneengebouwde woningen;
  2. b. aan huis verbonden beroep of bedrijfsactiviteiten, met dien verstande dat voor de activiteiten maximaal 35% van het brutovloeroppervlak van de woning en de bijbehorende bijgebouwen mag worden gebruikt, evenwel met een maximum van 75 m2;
  3. c. voorzieningen van openbaar nut;
  4. d. het ter plaatse van de specifieke aanduiding 'specifieke vorm van wonen - parkeerplaats op eigen terrein' realiseren en beschikbaar houden van minimaal 1 parkeerplaats voor een auto op eigen terrein, die toegankelijk is vanaf de openbare weg (openbare ruimte);

met bijbehorende gebouwen, bouwwerken, geen gebouw zijnde, tuinen en erven.

5.2 Bouwregels

De bebouwing dient te voldoen aan de volgende kenmerken:

  1. a. gebouwen en overkappingen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;
  2. b. de voorgevel van hoofdgebouwen dient te worden gebouwd aan de zijde van de voorste bouwgrens;
  3. c. er moet sprake zijn van een gesloten wand;
  4. d. de goothoogte en bouwhoogte van hoofdgebouwen mag maximaal de ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte' aangegeven goot- en bouwhoogte bedragen;
  5. e. in afwijking van het bepaalde onder 5.2 onder d is voor maximaal 50% van de oppervlakte van de aanduiding in het betreffende bouwvlak een goothoogte en een bouwhoogte van maximaal 9 m respectievelijk 12 m toegestaan;
  6. f. in afwijking van het bepaalde onder 5.2 onder d is voor maximaal 10% van de oppervlakte van de aanduiding in het betreffende bouwvlak een goothoogte en een bouwhoogte van maximaal 12 m respectievelijk 13,5 m toegestaan;
  7. g. bijgebouwen worden gebouwd aan één zijde van de woning minimaal 3 m achter (het verlengde van) de voorgevel van het hoofdgebouw;
  8. h. de gezamenlijke oppervlakte van bijgebouwen per hoofdgebouw bedraagt maximaal 50 m2 per bouwperceel, met dien verstande dat het totale bebouwingspercentage maximaal 50% mag bedragen;
  9. i. de goothoogte van bijgebouwen mag maximaal 3 m dan wel de hoogte van de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw + 0,25 m bedragen, met dien verstande dat de goothoogte van bijgebouwen gebouwd aan de zijgevel van de woning gelegen minimaal en maximaal 6 m mag bedragen;
  10. j. de bouwhoogte van bijgebouwen bedraagt maximaal de bouwhoogte van het hoofdgebouw - 2 m, waarbij geldt dat de bouwhoogte in ieder geval 3 m mag bedragen en maximaal 6 m, met dien verstande dat de bouwhoogte van bijgebouwen gebouwd aan de zijgevel van de woning gelegen minimaal en maximaal 6 m mag bedragen.
  11. k. uitbouwen in de vorm van erkers aan de hoofdgebouwen niet zijn toegestaan;
  12. l. bij omgevingsvergunning moet worden voorzien in voldoende parkeergelegenheid conform artikel 5.1.

5.3 Afwijken van de bouwregels

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in:

  1. a. artikel 5.1 onder a ten behoeve van de realisatie van gestapelde woningen, waarbij het aantal gestapelde woningen per bestemmingsvlak maximaal 6 mag bedragen en waarbij het totaal aantal gestapelde woningen in het plangebied maximaal 24 mag bedragen;
  2. b. artikel 5.2 ten behoeve van de gezamenlijke oppervlakte van bijgebouwen per hoofdgebouw voor zover het aaneengebouwde woningen betreft mag maximaal 50 m2 bedragen, met dien verstande dat het totale bebouwingspercentage maximaal 75% mag bedragen;
  3. c. artikel 5.2 ten behoeve van de realisatie van grondgebonden woningen, waarbij grondgebonden woningen met de achterzijde op de van de weg gekeerde grens van het bouwperceel mogen worden gebouwd, zodanig dat de woningen met de achterzijde tegen elkaar aan kunnen worden gebouwd.
  4. d. artikel 5.2 ten behoeve van de realisatie van grondgebonden woningen, waarbij maximaal vier woningen aaneengebouwd mogen worden mits vooraf een stedenbouwkundige beoordeling op basis van het ontwikkelplan heeft plaatsgevonden op grond waarvan afwijking afdoende kan worden gemotiveerd.
  5. e. artikel 5.2 ten behoeve van de realisatie van grondgebonden woningen voor het aan een zijde verkleinen van de afstand tot de zijdelingse perceelsgrens tot minimaal 0 meter, mits 3 m achter de voorgevel en/of het verlengde daarvan met een maximale goothoogte van 3,5 m;
  6. f. artikel 5.2 voor het vergroten van het bebouwingspercentage tot maximaal 75%, met uitzondering van de gronden ter plaatse van de aanduiding 'aaneengebouwd niet toegestaan'.

5.4 Specifieke gebruiksregels

Onder strijdig gebruik met deze bestemming wordt begrepen het gebruik dat afwijkt van artikel 5.1, waaronder in elk geval wordt begrepen het niet realiseren of beschikbaar houden van minimaal 1 parkeerplaats voor een auto op eigen terrein, die toegankelijk is vanaf de openbare weg (openbare ruimte).

Hoofdstuk 3 Algemene Regels

Artikel 6 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 7 Algemene Gebruiksregels

7.1 Algemeen

Tot een gebruik in strijd met alle bestemmingen wordt in ieder geval begrepen:

  1. a. een gebruik of het laten gebruiken van gronden als stort- en/of opslagplaats van grond en/of afval, met uitzondering van een zodanig gebruik voor het normale op de bestemming gerichte gebruik en onderhoud;
  2. b. een gebruik of het laten gebruiken van gronden als stallings- en/of opslagplaats van één of meer aan het gebruik onttrokken machines, voer-, vaar- of vliegtuigen, met uitzondering van een zodanig gebruik voor het normale op de bestemming gerichte gebruik en onderhoud;
  3. c. een gebruik of het laten gebruiken van gronden en bouwwerken voor een seksinrichting dan wel ten behoeve van prostitutie.

Artikel 8 Algemene Afwijkingsregels

8.1 Afwijkingsbevoegdheid

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van:

  1. a. het, met uitzondering van de afstand tot de zijdelingse perceelsgrens, afwijken van de voorgeschreven maatvoering, eventueel van de bebouwingsgrens, mits deze afwijking niet meer bedraagt dan 10% van de in het plan voorgeschreven maatvoering;
  2. b. de regels en toestaan dat bouwgrenzen worden overschreden, waarbij een overschrijding is toegestaan tot maximaal 3 m uit een oogpunt van doelmatig gebruik van de gronden en/of de bebouwing;
  3. c. de regels en toestaan dat de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van kunstwerken, geen gebouwen zijnde, en ten behoeve van zend-, ontvang- en/of sirenemasten wordt vergroot tot maximaal 40 m;
  4. d. de regels en toestaan dat de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wordt vergroot tot maximaal 10 m.

8.2 Afwegingskader

De omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 8.1 kan slechts worden verleend, mits:

  1. a. de belangen van de eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden niet onevenredig worden geschaad;
  2. b. het straat- en bebouwingsbeeld en de verkeersveiligheidsbelangen niet onevenredig worden geschaad.

Artikel 9 Overige Regels

De regels van de bouwverordening ten aanzien van onderwerpen van stedenbouwkundige aard blijven overeenkomstig het bepaalde in artikel 9 lid 2 van de Woningwet buiten toepassing, behoudens ten aanzien van de volgende onderwerpen:

  1. a. de richtlijnen voor het afwijkenvan de stedenbouwkundige bepalingen;
  2. b. de bereikbaarheid van gebouwen voor wegverkeer;
  3. c. de bereikbaarheid van gebouwen voor gehandicapten;
  4. d. het bouwen bij hoogspanningsleidingen en ondergrondse hoofdtransportleidingen;
  5. e. de parkeergelegenheid en laad- en losmogelijkheden;
  6. f. de ruimte tussen bouwwerken.

Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels

Artikel 10 Overgangsrecht

10.1 Overgangsrecht bouwwerken

10.2 Overgangsrecht gebruik

Artikel 11 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan 'Wonen Holten, Drostenstraat-Akker'.

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

Burgemeester en wethouders van de gemeente Rijssen-Holten hebben op 8 juni 2015 aan Bouwbedrijf Roosdom Tijhuis B.V. in Rijssen een omgevingsvergunning verleend voor het bouwen van 16 rijenwoningen in 2 blokken van elk 8 woningen. De aanvraag betreft de adressen Drostenstraat 29, 29A t/m 43 en 43A t/m 55 in Holten, op het perceel kadastraal bekend gemeente HTN03, sectie F, nummer 6194. De vergunning is geregistreerd onder nummer 1742-HZ_WABO-141102.

afbeelding "i_NL.IMRO.1742.BPHW2017003-0401_0001.jpg"

Situatietekening (verleende omgevingsvergunning 1742-HZ_WABO-141102)

De verleende omgevingsvergunning wijzigt het onderliggende bestemmingsplan niet. Hierdoor ontbreekt op een deel van de percelen een goed planologisch regiem. Daarbij komt dat uit de opzet van het plan voortvloeit dat er op een aantal percelen op eigen terrein parkeerplaatsen moeten worden gerealiseerd. Dit vraagt om een nieuw en helder planologisch-juridisch kader.

1.2 Ligging Van Het Plangebied

Het plangebied is gelegen binnen de begrenzing van het nieuwe woongebied ‘De Kol’, in het noordoostelijke deel van Holten. Het projectgebied bevindt zich tussen de Drostenstraat en de Akker.

1.3 De Bij Het Plan Behorende Stukken

Het bestemmingsplan 'Wonen Holten, Drostenstraat-Akker' bestaat uit de volgende stukken:

  • verbeelding (tek.nr. NL.IMRO.1742.BPHW2017003-0401, schaal 1:1.000) en een renvooi;
  • regels.

Op de verbeelding zijn de bestemmingen en overige aanduidingen aangegeven. In de regels zijn bepalingen opgenomen om de uitgangspunten van het plan zeker te stellen.

Het plan gaat vergezeld van een toelichting. De toelichting geeft een duidelijk beeld van het bestemmingsplan en van de daaraan ten grondslag liggende gedachten maar maakt geen deel uit van het bestemmingsplan.

1.4 Huidig Planologisch Regiem

Binnen het plangebied geldt in de huidige situatie het bestemmingsplan 'Wonen Holten, De Kol' vastgesteld door de gemeenteraad op 30 april 2015. Daarnaast is relevant de verleende omgevingsvergunning van 8 juni 2015 met referentienummer 1742-HZ_WABO-141102. Binnen deze ruimtelijke besluiten is de realisatie van de beoogde woningbouw reeds toegestaan.

1.5 Leeswijzer

Met betrekking tot de motivatie en de toetsing van de haalbaarheid valt dit bestemmingsplan terug op de reeds verleende omgevingsvergunning met Ruimtelijke onderbouwing.

Hoofdstuk 2 Het Plan

De ontwikkeling betreft een gewijzigde stedenbouwkundige opzet binnen de begrenzing van het projectgebied, wat de verkoopbaarheid van de woningen ten goede moet komen. In vergelijking met hetgeen planologisch reeds wordt toegestaan, neemt het aantal woningen niet toe.


Verdiepen achtertuinen

De afgelopen tijd is gebleken dat de beoogde rijenwoningen aan de noordzijde moeilijk zijn af te zetten in de huidige markt vanwege de ondiepe achtertuinen. Daarom is gekeken naar een stedenbouwkundige oplossing, waarbij wordt voorzien in een achtertuin van voldoende omvang. Op deze wijze worden de kavels beter verkoopbaar en worden onverkochte braakliggende kavels voorkomen. Vanuit stedenbouwkundig oogpunt bestaan er geen bezwaren tegen het beperkt vergroten van de achtertuinen.


Realisatie twee-onder-1-kapwoningen

Op een tweetal locaties binnen de begrenzing van het projectgebied worden in totaal vier twee- onder-1 kap woningen gerealiseerd. Het gaat daarbij om een locatie aan de zuidwest- en zuidoostzijde. De woningen zijn met de voorgevel georiënteerd op de Akker. Gebleken is dat er meer vraag bestaat naar dit type woningen dan de woningen die eerder op deze locatie waren voorzien.


Gewijzigde parkeeroplossing

Door het verdiepen van de achtertuinen is de ruimte (die in eerste instantie was beoogd voor de realisatie van parkeerplaatsen en woningen) komen te vervallen. Om toch te voorzien in voldoende parkeergelegenheid en problematische situaties te voorkomen, is aan de zuidzijde van het projectgebied een grotere ruimte gereserveerd om de parkeerbehoefte op te vangen. Ter plaatse wordt ruimte gereserveerd voor 22 parkeerplaatsen.

De parkeercapaciteit

Op eigen terrein is er bij de rijwoningen ruimte voor 8 parkeerplaatsen. Op eigen terrein bij de 2^1 kapwoningen 4 parkeerplaatsen. In de parkeerkoffer is ruimte voor 22 parkeerplaatsen. De totale parkeercapaciteit komt daarmee op 8+4+22 = 34 parkeerplaatsen.

afbeelding "i_NL.IMRO.1742.BPHW2017003-0401_0002.jpg"

Invulling parkeren (Bron: Roosdom Tijhuis – BJZ.nu)

De parkeerbehoefte

De behoefte is volgens bestemmingsplan De Kol (Gebied 2) totaal 7,2 + 25,6 = 32,8 afgerond 33 parkeerplaatsen.

  • woning midden (gerekend 1 op eigenterrein) (2 onder 1 kap / geschakeld) 1,8 x 4 = 7,2
  • woning goedkoop (rijwoningen) 1,6 x 16 = 25,6

Met inbegrip van het parkeren op eigen terrein voldoet het plan aan de gevraagde parkeerbehoefte als gevolg van het woningbouwprogramma.

Hoofdstuk 3 Beleidskader

Dit hoofdstuk beschrijft, voor zover van belang, het beleid vanuit het Rijk, de provincie Overijssel en gemeente Rijssen-Holten.

3.1 Rijksbeleid

3.1.1 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte

De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte is op 13 maart 2012 vastgesteld. De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) geeft een totaalbeeld van het ruimtelijk- en mobiliteitsbeleid op rijksniveau en vervangt de Nota Ruimte, de Structuurvisie Randstad 2040, de Nota Mobiliteit, de MobiliteitsAanpak en de Structuurvisie voor de Snelwegomgeving. Tevens vervangt het een aantal ruimtelijke doelen en uitspraken in onder andere de Agenda Landschap en de Agenda Vitaal Platteland. Daarmee wordt de SVIR het kader voor thematische of gebiedsgerichte uitwerkingen van rijksbeleid met ruimtelijke consequenties.

In de SVIR heeft het Rijk drie rijksdoelen om Nederland concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig te houden voor de middellange termijn (2028):

  • Het vergroten van de concurrentiekracht van Nederland door het versterken van de ruimtelijk-economische structuur van Nederland;
  • Het verbeteren, instandhouden en ruimtelijk zekerstellen van de bereikbaarheid waarbij de gebruiker voorop staat;
  • Het waarborgen van een leefbare en veilige omgeving waarin unieke natuurlijke en cultuurhistorische waarden behouden zijn.

Voor de drie rijksdoelen worden de 13 onderwerpen van nationaal belang benoemd. Hiermee geeft het Rijk aan waarvoor het verantwoordelijk is en waarop het resultaten wil boeken. Buiten deze nationale belangen hebben decentrale overheden beleidsvrijheid.

De drie hoofddoelen van het ruimtelijk en mobiliteitsbeleid kennen nationale opgaven die regionaal neerslaan. Opgaven van nationaal belang in Oost-Nederland (de provincies Gelderland en Overijssel) zijn:

  • Het waar nodig verbeteren van de internationale achterlandverbindingen (weg, spoor en vaarwegen) die door Oost Nederland lopen. Dit onder andere ten behoeve van de mainports Rotterdam en Schiphol;
  • Het formuleren van een integrale strategie voor het totale rivierengebied van Maas en Rijntakken (Waal, Nederrijn, Lek en de IJssel, deelprogramma rivieren van het Deltaprogramma) en de IJsselvechtdelta (deelprogramma¡¦s zoetwater en rivieren) voor waterveiligheid in combinatie met bereikbaarheid, ruimtelijke kwaliteit, natuur, economische ontwikkeling en woningbouw;
  • Het tot stand brengen en beschermen van de (herijkte) EHS, inclusief de Natura 2000 gebieden (zoals de Veluwe);
  • Het robuust en compleet maken van het hoofdenergienetwerk (380 kV), onder andere door het aanwijzen van het trace voor aansluiting op het Duitse hoogspanningsnet.


Het 'Besluit algemene regels ruimtelijke ordening' (Barro) is als Algemene maatregel van Bestuur (AmvB) direct gekoppeld aan de SVIR. In het Barro is concreet aangegeven welke nationale belangen geborgd worden in bestemmingsplannen en andere plannen van de overheden.

3.1.2 Duurzaam verstedelijkingsladder

In de SVIR wordt de ladder voor duurzame verstedelijking geintroduceerd. Deze ladder is per 1 oktober 2012 als motiveringseis in het Besluit ruimtelijke ordening (artikel 3.1.6, lid 2) opgenomen. Doel van de ladder voor duurzame verstedelijking is een goede ruimtelijke ordening door een optimale benutting van de ruimte in stedelijke gebieden. Hierbij dient de behoefte aan een stedelijke ontwikkeling te worden aangetoond. De ladder kent drie treden die achter elkaar worden doorlopen.

afbeelding "i_NL.IMRO.1742.BPHW2017003-0401_0003.png"

Ladder voor duurzame verstedelijking (Bron: Ministerie van Infrastructuur en Milieu)

3.1.3 Conclusie toetsing aan het rijksbeleid

De SVIR laat zich niet specifiek uit over dergelijke lokale ontwikkeling. De ontwikkeling raakt geen rijksbelangen zoals opgenomen in de SVIR.

Ten aanzien van de ladder voor duurzame verstedelijking en de gewenste ontwikkeling wordt het volgende geconstateerd:

Trede 1: er is sprake van een behoefte. Er is sprake van een behoefte aan nieuwbouwwoningen. Door te voldoen aan de vraag naar deze behoefte wordt onder andere voorkomen dat jongeren vertrekken uit de kern Holten, dan wel uit de gemeente Rijssen-Holten.

Trede 2: bestaand stedelijk gebied wordt in de Bro gedefinieerd als 'bestaand stedenbouwkundig samenstel van bebouwing ten behoeve van wonen, dienstverlening, bedrijvigheid, detailhandel of horeca, alsmede de daarbij behorende openbare of sociaal culturele voorzieningen, stedelijk groen en infrastructuur'. Het plangebied betreft een oud bedrijventerrein en is gelegen in de bebouwde kom c.q. stedelijk gebied. Daarnaast is het plangebied opgenomen in een bestemmingsplan voor stedelijk gebied. De invulling van de gewenste ontwikkeling sluit aan bij het principe van zuinig en zorgvuldig ruimtegebruik.

Trede 3: Niet van toepassing

Gezien het vorenstaande wordt geconcludeerd dat dit project voldoet aan de ladder van duurzame verstedelijking.

3.2 Provinciaal Beleid

Het provinciaal beleid is verwoord in tal van plannen. Het belangrijkste plan betreft de Omgevingsvisie Overijssel en is verankerd in de Omgevingsverordening.

3.2.1 Uitgangspunten van de Omgevingsvisie Overijssel


De Omgevingsvisie Overijssel is het integrale provinciale beleidsplan voor de fysieke leefomgeving van Overijssel. In 2009 is de Omgevingsvisie en -verordening 2009 vastgesteld. Naar aanleiding van monitoring en evaluaties is de Omgevingsvisie en -verordening op onderdelen geactualiseerd. De Actualisatie Omgevingsvisie en -verordening is op 3 juli 2013 vastgesteld door Provinciale Staten en is op 1 september 2013 in werking getreden.

De provincie beschikt over een palet aan instrumenten waarmee zij haar ambities realiseert. Het gaat er daarbij om steeds de meest optimale mix van instrumenten toe te passen, zodat effectief en efficiënt resultaat wordt geboekt voor alle ambities en doelstellingen van de Omgevingsvisie. De keuze voor inzet van deze instrumenten is bepaald aan de hand van een aantal criteria. In de Omgevingsvisie is bij elke beleidsambitie een realisatieschema opgenomen waarin is aangegeven welke instrumenten de provincie zal inzetten om de verschillende onderwerpen van provinciaal belang te realiseren.

3.2.2 Omgevingsverordening Overijssel

Eén van de instrumenten om het beleid uit de Omgevingsvisie te laten doorwerken is de Omgevingsverordening Overijssel. De Omgevingsverordening is het provinciaal juridisch instrument dat wordt ingezet voor die onderwerpen waarvoor de provincie eraan hecht dat de doorwerking van het beleid van de Omgevingsvisie juridisch geborgd is.

3.2.3 Uitvoeringsmodel Omgevingsvisie Overijssel

De opgaven, kansen, beleidsambities en ruimtelijke kwaliteitsambities voor de provincie zijn in de Omgevingsvisie Overijssel geschetst in ontwikkelingsperspectieven voor de groene omgeving en stedelijke omgeving.

Om de ambities van de provincie waar te maken, bevat de Omgevingsvisie een uitvoeringsmodel. Dit model is gebaseerd op drie niveaus, te weten:

  1. 1. generieke beleidskeuzes;
  2. 2. ontwikkelingsperspectieven;
  3. 3. gebiedskenmerken.

3.2.4 Toetsing van het initiatief aan het Uitvoeringsmodel van de Omgevingsvisie Overijssel

Indien het concrete initiatief wordt getoetst aan het Uitvoeringsmodel van de Omgevingsvisie Overijssel ontstaat globaal het volgende beeld.

3.2.5 Conclusie toetsing aan het provinciaal beleid

Geconcludeerd wordt dat het initiatief in overeenstemming is met de uitgangspunten uit het provinciaal beleid zoals genoemd in de Omgevingsvisie Overijssel en is verankerd in de Omgevingsverordening Overijssel.

3.3 Gemeentelijk Beleid

3.3.1 Structuurvisie 'Rijssen-Holten 2009-2020'

De structuurvisie voor de gemeente Rijssen-Holten kent een looptijd van ongeveer 10 jaar, tot 2020. De structuurvisie is een visie met een korte termijnplanning, met een actualisatie van het bestaande beleid en met afgestemd nieuw beleid. Daarnaast biedt de structuurvisie tevens een doorkijk naar de langere termijn, om transformaties voor de langere termijn nu al in te kunnen zetten.

Deze structuurvisie is tot stand gekomen op basis van een verkenning van de gemeente en haar beleid. Op basis van de verkenning is een nota van uitgangspunten opgesteld. Op basis van de nota van uitgangspunten zijn verschillende scenario’s geformuleerd en vervolgens een visie met de majeure projecten. Samen hebben de verschillende stappen tot de structuurvisie Rijssen-Holten geleidt. Het doel van deze structuurvisie is het behouden en versterken van de eigen economische kracht van de gemeente Rijssen-Holten, het bundelen van verstedelijking, het veiligstellen van de groene ruimte en het bereiken van een goede ruimtelijke kwaliteit en duurzaamheid.

De ambitie van de gemeente Rijssen-Holten is om haar bovenlokale functie te behouden en vervolgens een kwaliteitsslag te maken. De gemeente wil haar bovenlokale functie voor zichzelf en de omgeving behouden en uitbreiden omdat dat belangrijk is voor de leefbaarheid en het voorzieningenniveau in de gemeente. De inwoners dienen ook trots te zijn op hun gemeente, daarvoor wil de gemeente haar identiteit en samenhang uitbouwen en versterken. Het benutten van gelaagdheid, de economische transformatie, de nadruk op ruimtelijke kwaliteit en duurzaamheid staan centraal.

Ten aanzien van het thema 'Wonen' zijn de volgende uitgangspunten opgenomen:

  • Woonvisie 2010 is leidend;
  • Masterplan Wonen Welzijn Zorg is leidend, maar moet op basis van de laatste ontwikkelingen nog wel worden geactualiseerd;
  • prestatieafspraken met provincie over woningbouwaantallen voor de periode 2010 t/m 2014 zijn gemaakt;
  • bouwen voor doelgroepen (kwaliteit);
  • aandacht voor bijzondere doelgroepen;
  • aandacht voor kwaliteit woningen (bestaand en nieuwbouw);
  • aandacht voor duurzaamheid;
  • invulling geven aan inbreidingslocaties voor woningbouw (De Kol, Watermolen Zuid, Omefa, Stationsomgeving Rijssen en diverse kleinere inbreidingslocaties);

In het uitvoeringsprogramma van de structuurvisie komt De Kol terug als onderdeel van meerdere projectprogramma's . Het gaat om de projectprogramma's Koppellaan en Heerlijk Holten. De Koppellaan is een aaneenschakeling van landelijke en stedelijke kwaliteiten aan een
verbindende route. Heerlijk Holten betreft de draaiing van het dorpscentrum van Holten, brengt verandering van de verkeersstructuur en herstructurering met zich mee. Aangrenzend aan het centrum vindt de herstructurering plaats van de Kol. Ingezet wordt op de versterking van het toeristische verblijfsklimaat.

3.3.2 Woonvisie 2014

De beleidsnota woningbouw 2014 - 2020 Rijssen-Holten "Evenwichtig Groeien" vormt de basis voor het vaststellen van een nieuw woningbouwprogramma voor de periode 2014 t/m 2019, het actualiseren van de woonvisie en het maken van prestatieafspraken met provincie en woningbouwcorporaties

De woonvisie geeft aan dat het woningbouwproject De Kol voortzet kan worden op grond van de vastgestelde exploitatie met bijbehorende woningbouwplanning. In de periode 2014 - 2020 worden dan circa 150 woningen gebouwd en na 2020 circa 50 woningen.

3.3.3 Gemeentelijk geluidsbeleid

De gemeenteraad van Rijssen-Holten heeft een nota geluidsbeleid vastgelegd in rapport M.2006.0718.08.R001 'Gebiedsgericht geluidsbeleid gemeente Rijssen-Holten, Nota geluidsbeleidf, versie 004 d.d. 29 september 2008.

Op grond van de nota is het gemeentelijk grondgebied in gebiedstypen ingedeeld. De nota bevat uitspraken met betrekking tot het gewenste ambitieniveau (voorkeurswaarde) en de bovengrens voor het langtijdgemiddelde beoordelingsniveau ten gevolge van industrielawaai voor nieuwe situaties in die gebieden. De nota bevat geen uitspraken over maximale geluisniveaus.

De woningen in het gebied ‘De Kol’ zijn gelegen in een gebied dat is aan te merken als woonwijk. Voor industrielawaai geldt hier een ambitiewaarde van 45 dB(A) (‘rustig’) en een bovengrens van 50 dB(A) (‘redelijk rustig’). De bovengrens voor ‘woonwijk’ komt overeen met de geluidsvoorschriften uit het Activiteitenbesluit. De ambitiewaarde is 5 dB(A) lager.

Hoofdstuk 4 Milieu-aspecten

Voor wat betreft de milieu-aspecten zie de Ruimtelijke onderbouwing.

Hoofdstuk 5 Flora & Fauna, Cultuurhistorie En Archeologie En Watertoets

Voor wat betreft de flora & fauna, cultuurhistorie en archeologie en de watertoets zie de Ruimtelijkeonderbouwing.

Hoofdstuk 6 Juridische Aspecten En Planverantwoording

6.1 Inleiding

In de Wet ruimtelijke ordening (Wro) die op 1 juli 2008 in werking is getreden, is de verplichting opgenomen om ruimtelijke plannen en besluiten digitaal vast te stellen. De digitaliseringsverplichting geldt vanaf 1 januari 2010. Ook de Standaard voor vergelijkbare bestemmingsplannen 2008 (SVBP2008) is vanaf deze datum verplicht. De Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen 2008 maakt het mogelijk bestemmingsplannen te maken die op vergelijkbare wijze zijn opgebouwd en op een zelfde manier worden verbeeld. Vergelijkbare bestemmingsplannen leiden tot een betere dienstverlening en tot een effectievere en efficiëntere overheid.

De SVBP geeft normen voor de opbouw van de planregels en voor de digitale verbeelding van het bestemmingsplan. Vanaf 1 juli 2013 zijn de RO Standaarden 2012 verplicht. Dit bestemmingsplan is opgesteld conform de normen van de SVBP2012.

Het juridisch bindend gedeelte van het bestemmingsplan bestaat uit planregels en bijbehorende verbeelding waarop de bestemmingen zijn aangegeven. Deze verbeelding kan zowel digitaal als analoog worden verbeeld. De verbeelding en de planregels dienen in samenhang te worden bekeken.

De regels zijn onderverdeeld in vier hoofdstukken:

  1. 1. Inleidende regels (begripsbepalingen en wijze van meten);
  2. 2. Bestemmingsregels;
  3. 3. Algemene regels (o.a. afwijkingen);
  4. 4. Overgangs- en slotregels.

6.2 Verantwoording Van De Regels

Kenmerk van de Nederlandse ruimtelijke ordeningsregelgeving is dat er uitgegaan wordt van toelatingsplanologie. Een bestemmingsplan geeft aan welke functies waar zijn toegestaan en welke bebouwing mag worden opgericht. Bij het opstellen van dit bestemmingsplan zijn keuzes gemaakt over welke functies waar worden mogelijk gemaakt en is gekeken welke bebouwing stedenbouwkundig toegestaan kan worden. De bestaande situatie is hierbij het uitgangspunt. De basis voor de bestemmingen komen voort uit het bestemmingsplan 'Wonen Holten, De Kol'.

6.3 Handhaving

Het bestemmingsplan wil een sturend instrument zijn voor de ruimtelijke en functionele inrichting van het plangebied. Aan de hand van de in het bestemmingsplan opgenomen regels worden voorgenomen activiteiten (bouwactiviteiten en gebruik van gronden en gebouwen) getoetst.

Middels het stelsel van vergunningsverlening worden de regels toegepast. Als blijkt dat zonder of in afwijking van de regels activiteiten plaatsvinden, is handhaving in enge zin aan de orde, gericht op het ongedaan maken van een overtreding. Handhaving is belangrijk om de sturing die het bestemmingsplan beoogt tot haar recht te laten komen.

Handhaving heeft echter alleen zin wanneer de noodzaak en het nut hiervan kunnen worden aangetoond, een grondige inventarisatie van de feitelijke situatie (grondgebruik en bebouwing) heeft plaatsgevonden en draagvlak onder betrokkenen kan worden verkregen voor het beleid.

De gemeente Rijssen-Holten hanteert een strikt handhavingsbeleid. In dit beleid worden de volgende uitgangspunten gehanteerd:

  • stringent beleid: als uitgangspunt geldt dat in principe elke overtreding wordt aangepakt;
  • géén stilzwijgend gedogen;
  • gewenste maar illegale ontwikkelingen zo mogelijk vooraf maar in ieder geval zo snel mogelijk
    legaliseren;
  • gedogen van illegale gevallen alleen in uitzonderlijke gevallen, bij voorkeur alleen tijdelijk en met redenen omkleed.

Handhavend optreden tegen overtredingen van bestemmingsplannen kan niet alleen plaatsvinden via publiekrechtelijke, maar ook via de strafrechtelijke weg. In de regels is daartoe de zogenaamde strafbepaling opgenomen, waarin overtredingen van de regels worden aangemerkt als een strafbaar feit als bedoeld in artikel 1a, aanhef en lid 2 van de Wet op de Economische Delicten. Bij ernstige overtredingen zal handhaving ook via de strafrechtelijke weg plaatsvinden. De opsporingsambtenaren van de gemeente of politie zullen in die gevallen proces-verbaal van de overtreding maken. Het (reguliere) bestuursrechtelijk traject zal gelijktijdig worden ingezet.

Hoofdstuk 7 Economische Uitvoerbaarheid

De gemeenteraad stelt een exploitatieplan vast voor gronden waarop een bij algemene maatregel van
bestuur aangewezen bouwplan is voorgenomen en waar sprake is van een kostenverhaal.

Met particuliere partijen zijn in een eerder stadium afspraken gemaakt. De eventuele kosten voor het aanleggen en het onderhoud van voorzieningen van openbaar nut en het risico op planschadevergoeding worden door de gemeente verhaald op basis van respectievelijk een privaatrechtelijke overeenkomst dan wel een planschadeovereenkomst.

Met het sluiten van de overeenkomst tussen gemeente en particuliere partijen is de financiële haalbaarheid van het plan gewaarborgd. Een exploitatieplan kan daarom achterwege blijven.

Hoofdstuk 8 Inspraak En Vooroverleg

8.1 Inspraak

Het voorliggende bestemmingsplan voorziet niet in nieuwe beleidsmatige uitgangspunten. Het bestemmingsplan neemt de bestaande planologisch-juridische situatie over van de verleende omgevingsvergunning en koppelt hier nu gebruiks- en bouwregels aan. Hierdoor wordt afgezien van een inspraakprocedure.

8.2 Vooroverleg

Gezien de beperkte wijzigingen in het bestemmingsplan wordt afgezien van vooroverleg met de provincie en met de in het plan betrokken waterschappen.

8.3 Zienswijzen

Mochten er tijdens de terinzagelegging van het ontwerpplan zienswijzen binnenkomen dan worden deze door de gemeenteraad bij de vaststelling van het bestemmingsplan afgewogen. Tijdens de terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan zijn in eerste instantie 8 zienswijzen ingediend. Deze zienswijzen zijn met een verwijzing naar de voorgestelde gewijzigde vaststelling weer ingetrokken.

Bijlage 1 Parkeerbalans De Kol

Bijlage 1 Parkeerbalans De Kol

Bijlage 1 Ruimtelijke Onderbouwing Wonen Holten, Woningbouw Akker - Drostenstraat

Bijlage 1 Ruimtelijke onderbouwing Wonen Holten, woningbouw Akker - Drostenstraat