Bedrijventerrein Rijssen
Bestemmingsplan - Rijssen-Holten
Onherroepelijk op 28-03-2012 - geheel onherroepelijk in werking
Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
1.1 het plan:
het bestemmingsplan Bedrijventerrein Rijssen van de gemeente Rijssen-Holten;
1.2 bestemmingsplan:
de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.1742.BPRB2009000-0501 met de bijbehorende regels;
1.3 aan- of uitbouw:
een gebouw dat aan een woning is aangebouwd en daarmee in directe verbinding staat;
1.4 aanduiding:
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;
1.5 aanduidingsgrens:
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;
1.6 aflevercentrum:
het bedrijfsmatig leveren van goederen voor gebruik, verbruik of aanwending overwegend anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit, zonder uitstalling ten verkoop;
1.7 ander bouwwerk:
een bouwwerk, geen gebouw zijnde;
1.8 bebouwing:
een of meer gebouwen en/of andere bouwwerken;
1.9 bebouwingspercentage:
de oppervlakte van de bebouwing binnen het bouwvlak, het woningvlak of, bij afwezigheid daarvan, het bestemmingsvlak, uitgedrukt in een percentage van de oppervlakte van dat vlak;
1.10 bedrijf:
het bedrijfsmatig vervaardigen en/of bewerken, opslaan, installeren en/of herstellen van goederen;
1.11 bedrijfsgebouw:
een niet voor bewoning bestemd gebouw ten behoeve van de uitoefening van bedrijfsactiviteiten;
1.12 bedrijfswoning of dienstwoning:
een woning in of bij een gebouw of op of bij een terrein, die hoort bij en functioneel gebonden is aan een bedrijf, instelling of voorziening in dat gebouw of op dat terrein;
1.13 beperkt kwetsbaar object:
een beperkt kwetsbaar object, als bedoeld in artikel 1 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen;
1.14 bestaande bouwwerk, goothoogte, bouwhoogte, oppervlakte, inhoud, afstand van bouwwerken, object, omvang, plaats:
bouwwerk, goothoogte, bouwhoogte, oppervlakte, inhoud, afstand van bouwwerken, object, omvang, plaats, zoals dat of die bestaat of rechtens mag bestaan op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerp van het plan;
1.15 bestemmingsgrens:
de grens van een bestemmingsvlak;
1.16 bestemmingsvlak:
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;
1.17 bijgebouw:
een bij een woning behorend gebouw, zoals een garage, berging of hobbyruimte, dat niet in directe verbinding staat met de woning en dat indien het vrijstaat van de woning, niet voor bewoning is bestemd;
1.18 bouwen:
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten vernieuwen of veranderen van een standplaats;
1.19 bouwgrens:
de grens van een bouwvlak;
1.20 bouwvlak:
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;
1.21 bouwwerk:
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct of indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;
1.22 brutovloeroppervlakte:
de vloeroppervlakte van alle voor mensen toegankelijke ruimten binnen een gebouw;
1.23 detailhandel:
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder uitstalling ten verkoop, het verkopen en leveren van goederen voor gebruik, verbruik of aanwending overwegend anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;
1.24 detailhandelsbedrijf in brand- en explosiegevaarlijke goederen:
detailhandelsbedrijf in brand- en explosiegevaarlijke of anderszins milieuhinderlijke goederen, zoals vuurwerk, olie en benzine, met uitzondering van LPG, welke goederen naar hun aard zodanig gevaar of milieuhinder kunnen opleveren, dat vestiging in een winkelgebied niet verantwoord is;
1.25 gebouw:
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;
1.26 horeca:
- a. restaurant, café, cafetaria, snackbar of daaraan verwante inrichting, waar tegen vergoeding dranken worden geschonken of spijzen worden bereid en verstrekt overwegend voor nuttiging ter plaatse, een en ander met uitzondering van discotheek of soortgelijke inrichting, en
- b. hotel, pension of daaraan verwante inrichting waar tegen vergoeding overnachtingsgelegenheid wordt geboden;
1.27 onderbouw:
een gedeelte van een gebouw, dat wordt afgedekt door een vloer waarvan de bovenkant minder dan 1,2 m boven peil is gelegen;
1.28 onderkomen:
een voor verblijf geschikt, al dan niet aan zijn bestemming onttrokken, vaar- of voertuig, ark of caravan, voor zover dat of die niet als een bouwwerk is aan te merken, alsook een tent;
1.29 peil:
- a. voor een gebouw waarvan de hoofdtoegang direct aan een weg grenst:
de hoogte van die weg ter plaatse van die hoofdtoegang; - b. in andere gevallen:
de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte terrein;
1.30 plaatsgebonden risico:
risico op een plaats buiten een inrichting, uitgedrukt als de kans per jaar dat een persoon die onafgebroken en onbeschermd op die plaats zou verblijven, overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongewoon voorval binnen die inrichting waarbij een gevaarlijke stof, gevaarlijke afvalstof of bestrijdingsmiddel betrokken is;
1.31 publiekgerichte dienstverlening:
aan detailhandel verwante dienstverlening, zoals reis- en uitzendbureau's, videotheken, kap- en schoonheidssalons, zonnestudio' s, hypotheekwinkels, baliefuncties van banken en van andere kantoren, en andere vormen van dienstverlening met overwegend een baliefunctie; onder dienstverlening is hier geen detailhandel en geen horeca begrepen;
1.32 reïntegratiecentrum:
centrum voor (medische) verzuimbegeleiding en -preventie voor werknemers van bedrijven die veel met fysieke belasting te maken hebben, met sportruimte, niet zijnde particuliere sportbeoefening;
1.33 seksinrichting:
een inrichting, bestaande uit een of meer voor publiek toegankelijke, besloten ruimten, waarin bedrijfsmatig of op een daarmee vergelijkbare wijze, seksuele handelingen worden verricht; onder een hiervoor bedoelde inrichting wordt in elk geval verstaan een bordeel;
1.34 tuincentrum:
een detailhandelsvestiging met daarbij behorende kwekerij in kwekerijproducten, zoals bomen, kamer- en andere planten, bollen en bloemen, alsmede in artikelen voor tuinaanleg, -inrichting en -onderhoud en dierbenodigdheden voor huisdieren;
1.35 verkoopvloeroppervlakte:
de vloeroppervlakte van alle voor mensen toegankelijke ruimten binnen een gebouw ten behoeve van detailhandel, onder welke ruimten niet zijn begrepen opslag-, personeels-, sanitaire en andere dienstruimten, garderobes en keukens;
1.36 volumineuze detailhandelsbedrijf:
detailhandelsbedrijf:
- a. in auto's, motoren, boten en landbouwwerktuigen en daarmee rechtstreeks samenhangende artikelen, zoals accessoires, onderhoudsmiddelen, onderdelen of materialen, mits de verkoopvloeroppervlakte ten behoeve van deze samenhangende artikelen niet meer bedraagt dan 20% van de brutovloeroppervlakte van het desbetreffende bedrijf;
- b. in caravans, tenten, zwembaden en de daarmee rechtstreeks samenhangende artikelen, zoals specifieke onderhoudsmiddelen, onderdelen of materialen, recreatie- en campingbenodigdheden, mits de verkoopvloeroppervlakte ten behoeve van deze samenhangende artikelen niet meer bedraagt dan 20% van de brutovloeroppervlakte van het desbetreffende bedrijf, met een maximum van 100 m²;
- c. in grove bouwmaterialen en bouwstoffen voor de ruwbouw van gebouwen en dergelijke, zoals stenen, zand, beton, bestrating materiaal, hout;
- d. in keukens, badkamers en sanitair en daarmee rechtstreeks samenhangende artikelen, zoals accessoires, inbouwapparatuur en tegels, mits de verkoopvloeroppervlakte ten behoeve van deze samenhangende artikelen niet meer bedraagt dan 20% van de brutovloeroppervlakte van het desbetreffende bedrijf;
- e. in artikelen en goederen die naar aard en omvang en effecten voor de omgeving gelijk kunnen worden gesteld met de hiervoor onder a t/m e bedoelde artikelen en goederen, in ieder geval met uitzondering van voedings- en genotmiddelen;
- f. in meubelen en woninginrichtingsartikelen en daarmee rechtstreeks samenhangende artikelen als vloerbedekking, parket, verlichting, kachels en zonwering;
- g. in de vorm van bouwmarkten, zijnde detailhandel met een al dan niet geheel overdekte verkoopvloeroppervlakte, waarop het volledige assortiment van bouw- en doe-het-zelfproducten uit voorraad op basis van zelfbediening wordt aangeboden;
- h. in de vorm van tuincentra, zijnde detailhandel met een al dan niet geheel overdekte verkoopvloeroppervlakte, waarop artikelen voor de inrichting en het onderhoud van tuinen en de daarmee rechtstreeks samenhangende artikelen worden aangeboden;
met per detailhandelsbedrijf:
- 1. een totale verkoopvloeroppervlakte van ten minste 400 m², voor zover betreft de onder a t/m e bedoelde;
- 2. een totale verkoopvloeroppervlakte van ten minste 700 m², voor zover betreft de onder f t/m h bedoelde;
- 3. een verkoopvloeroppervlakte voor goederen die duidelijk als branchevreemd kunnen worden aangemerkt, van ten hoogste 5% van de totale verkoopvloeroppervlakte, met een maximum van 50 m²;
1.37 voorgevel:
de naar de weg gekeerde of aan de voorzijde van een gebouw gelegen gevel of, indien het een gebouw betreft met meerdere zodanige gevels, één van die gevels;
1.38 voorgevelrooilijn:
de lijn die horizontaal loopt door het buitenwerks vlak van de voorgevel, tot aan de perceelsgrenzen.
Artikel 2 Wijze Van Meten
Bij de toepassing van de regels wordt als volgt gemeten:
2.1 de bouwhoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;
2.2 de goothoogte van een gebouw:
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;
2.3 de inhoud van een gebouw:
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;
2.4 de oppervlakte van een bouwwerk:
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;
2.5 de hoogte van een windturbine:
vanaf het peil tot aan de (wieken)as van de windturbine.
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Bedrijf
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Bedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. bedrijven die in de van deze regels deel uitmakende bijlage 1Staat van Bedrijfsactiviteitenzijn aangeduid als categorie 1 of 2, ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 2',
- b. vervoersbedrijf, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - vervoersbedrijf',
- c. bedrijfswoningen, ten hoogste één bij elk bedrijfsvestiging met een oppervlakte aan gronden van ten minste 1.000 m² en met een oppervlakte aan bedrijfsgebouwen van ten minste 300 m²,
- d. kantoren behorende bij en gebonden aan bedrijven,
- e. volumineuze detailhandelsbedrijf ter plaatse van de aanduiding 'detailhandel volumineus', en
- f. tuinen en parkeer- en overige voorzieningen, zoals nutsvoorzieningen, behorende bij een bedrijfsterrein,
een en ander met uitzondering van:
- 1. detailhandelsbedrijven, behoudens het onder e bedoelde;
- 2. ter plaatse van de aanduiding 'veiligheidszone - bevi':
- a. kantoren met een brutovloeroppervlakte van meer dan 1500 m² per object, behoudens bestaande kantoren;
- b. kinderopvang.
3.2 Bouwregels
3.3 Ontheffing van de bouwregels
3.4 Ontheffing van de gebruiksregels
3.5 Wijzigingsbevoegdheid
Artikel 4 Bedrijf - Tuincentrum
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Bedrijf - Tuincentrum' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. tuincentrum, en
- b. tuinen en parkeer- en overige voorzieningen, zoals nutsvoorzieningen, behorende bij een bedrijfsterrein.
4.2 Bouwregels
Artikel 5 Bedrijventerrein
5.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Bedrijventerrein' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. bedrijven die hierna zijn aangegeven:
bedrijven die in de van deze regels deel uitmakende bijlage 1Staat van Bedrijfsactiviteiten zijn aangeduid als categorie: ter plaatse van de aanduiding: 1 of 2 'bedrijf tot en met categorie 2' 1, 2 of 3.1 'bedrijf tot en met categorie 3.1' 1, 2, 3.1 of 3.2 'bedrijf tot en met categorie 3.2' 1, 2, 3.1, 3.2 of 4.1 'bedrijf tot en met categorie 4.1' 1, 2, 3.1, 3.2, 4.1 of 4.2 'bedrijf tot en met categorie 4.2' - b. bedrijven die hierna zijn aangegeven:
bedrijven: ter plaatse van de aanduiding: autospuiterij 'specifieke vorm van bedrijf - autospuiterij' bouwnijverheid 'specifieke vorm van bedrijf - bouwnijverheid' volumineuze detailhandelsbedrijf 'detailhandel volumineus' gasontvangststation 'nutsvoorziening' interieurbouw 'specifieke vorm van bedrijf - interieurbouw' kringloopbedrijf 'specifieke vorm van bedrijf - kringloopbedrijf' machinehandel 'specifieke vorm van bedrijf - machinehandel' metaalproductiebedrijf 'specifieke vorm van bedrijf - metaalproductiebedrijf' meubelspuiterij 'specifieke vorm van bedrijf - meubelspuiterij' puinbreekinstallatie 'specifieke vorm van bedrijf - puinbreker' recyclingbedrijf 'specifieke vorm van bedrijf - recyclingbedrijf' reïntegratiecentrum 'specifieke vorm van bedrijf – reïntegratiecentrum' transportbedrijf 'specifieke vorm van bedrijf - transportbedrijf' vervoersbedrijf 'specifieke vorm van bedrijf - vervoersbedrijf' voorzieningen voor sport en sportieve recreatie, in de vorm van sportscholen, squashbanen, tennisbanen en fitnesscentra 'sport'
vuurwerkopslag 'specifieke vorm van bedrijf - vuurwerkopslag' verkooppunt motorbrandstoffen met LPG 'verkooppunt motorbrandstoffen met LPG' verkooppunt motorbrandstoffen zonder LPG 'verkooppunt motorbrandstoffen zonder LPG' - c. kantoren behorende bij en gebonden aan bedrijven,
- d. wegen met een rijbaanbreedte van ten hoogste 7,5 m, met bijbehorende paden en bermen, ter ontsluiting van bedrijven en voorzieningen,
- e. parkeervoorzieningen,
- f. watergangen en waterpartijen, en
- g. bij een en ander behorende overige voorzieningen, zoals nutsvoorzieningen,
een en ander met uitzondering van:
- 1. detailhandelsbedrijven, behoudens onder a en b bedoelde;
- 2. ter plaatse van de aanduiding 'veiligheidszone - bevi':
- a. kantoren met een brutovloeroppervlakte van meer dan 1500 m² per object, behoudens bestaande kantoren;
- b. kinderopvang;
- 3. bedrijven die krachtens artikel 2.4 van het Inrichtingen- en vergunningenbesluit milieubeheer zijn aangewezen als inrichtingen die in belangrijke mate geluidhinder kunnen veroorzaken, welke inrichtingen als zodanig zijn genoemd in de van deze regels deel uitmakende bijlage 3Inrichtingen wet geluidhinder; deze uitzondering geldt niet voor een puinbreker ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - puinbreker';
- 4. bedrijven die in belangrijke mate een verhoging van de veiligheidsrisico's kunnen veroorzaken vanwege risicobronnen die buiten de perceelsgrens van de betreffende bedrijfslocatie waarop die risicobronnen aanwezig zijn, een plaatsgebonden risico veroorzaken van meer dan 10-6 per jaar, behoudens de bestaande, zodanige bedrijven ter plaatse van de aanduiding 'veiligheidszone - bevi';
- 5. bedrijven die inrichtingen zijn, genoemd in bijlage C of D van het Besluit milieu-effectrapportage 1994, zoals dat laatstelijk is gewijzigd.
5.2 Bouwregels
5.3 Ontheffing van de bouwregels
5.4 Specifieke gebruiksregels
5.5 Ontheffing van de gebruiksregels
5.6 Wijzigingsbevoegdheid
Artikel 6 Groen
6.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. groen- en speelvoorzieningen,
- b. watergangen en -partijen, en
- c. fiets- en voetpaden, in- en uitritten en andere, ondergeschikte verhardingen.
6.2 Bouwregels
Op de gronden als bedoeld in lid 6.1, mogen uitsluitend worden gebouwd andere bouwwerken, waaronder begrepen bruggen, duikers, onder- en bovengrondse containers voor huishoudelijke afvalstoffen en fietsenstallingen en -rekken, waarvan de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan daarbij hierna is aangegeven:
bouwwerken | max. bouwhoogte |
luifels, vlaggen- en andere masten | 8 m |
erf- of perceelafscheidingen | 2 m |
overige andere bouwwerken | 3 m |
Artikel 7 Horeca
7.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Horeca' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. horeca, waaronder hier een discotheek of soortgelijke inrichting is begrepen, en
- b. daarbij behorende voorzieningen, waaronder begrepen parkeervoorzieningen en tuinen.
7.2 Bouwregels
7.3 Wijzigingsbevoegdheid
Artikel 8 Kantoor
8.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Kantoor' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. kantoren, met dien verstande dat:
- 1. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'Wro-zone - wijzigingsgebied 1', kantoren met publiekgerichte dienstverlening zijn toegestaan,
- 2. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'Wro-zone - wijzigingsgebied 2', kantoren zonder publiekgerichte dienstverlening zijn toegestaan,
- b. daarbij behorende voorzieningen, waaronder begrepen parkeervoorzieningen en tuinen, en
- c. nutsvoorzieningen, waaronder begrepen een ondergrondse bergbezinkvoorziening ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - ondergrondse bergbezinkvoorziening'.
8.2 Bouwregels
Artikel 9 Maatschappelijk
9.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Maatschappelijk' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. maatschappelijke voorzieningen ter zake van religie, verenigingsleven en onderwijs, en
- b. parkeer- en overige voorzieningen, zoals fietsenstallingen en nutsvoorzieningen, en tuinen.
9.2 Bouwregels
9.3 Wijzigingsbevoegdheid
Artikel 10 Verkeer - Railverkeer
10.1 Bestemmingsomschrijving
De voor “Verkeer - Railverkeer” aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. spoorwegen met daarbij behorende voorzieningen, waaronder begrepen geluidwerende voorzieningen, bermen, paden en watergangen, en
- b. bovendien voor wegen, fiets- en voetpaden en daarbij behorende voorzieningen ter plaatse van de aanduiding 'brug'.
10.2 Bouwregels
Artikel 11 Verkeer - Wegverkeer
11.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Verkeer - Wegverkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. wegen met één of twee rijstroken, en opstelstroken,
- b. parkeerstroken en -voorzieningen,
- c. fiets- en voetpaden en fiets- en voetgangerstunnels,
- d. bermen en andere groenvoorzieningen,
- e. watergangen, en
- f. bovendien voor water, oeverstroken en daarbij behorende voorzieningen, ter plaatse van de aanduiding 'brug'.
11.2 Bouwregels
Artikel 12 Water
12.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. watergangen, waterpartijen en oeverstroken,
- b. waterhuishouding, en
- c. bij een en ander behorende voorzieningen, zoals nutsvoorzieningen.
12.2 Bouwregels
Op en in de gronden als bedoeld in lid 12.1, mogen uitsluitend worden gebouwd andere bouwwerken, zoals bruggen, steigers, duikers en beschoeiingen, waarvan de bouwhoogte niet meer dan 4 m mag bedragen.
Artikel 13 Wonen
13.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- d. wonen, en
- e. tuinen en erven.
13.2 Bouwregels
Artikel 14 Leiding - Gas
14.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Leiding - Gas' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor aardgastransportleiding en daarbij behorende voorzieningen, met de hartlijn van de leiding uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'hartlijn leiding - gas'.
14.2 Bouwregels
Op en in de gronden als bedoeld in lid 14.1, mogen, in afwijking van het bepaalde ten aanzien van de andere bestemmingen, uitsluitend worden gebouwd, bouwwerken ten behoeve van de betreffende leiding, waaronder begrepen gebouwen met elk een oppervlakte van ten hoogste 100 m² en een bouwhoogte van ten hoogste 3 m.
14.3 Ontheffing van de bouwregels
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, met toepassing van afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht, ontheffing te verlenen van het bepaalde in lid 14.3, ten behoeve van het bouwen overeenkomstig de betreffende andere bestemming van deze gronden, mits:
- a. hierdoor geen blijvend onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de belangen van en de veiligheidssituatie rond de betreffende leiding en
- b. ter zake daarvan vooraf advies van de leidingbeheerder is ingewonnen.
14.4 Aanlegvergunning
Artikel 15 Waarde - Archeologie
15.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologie' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor bescherming van aanwezige of naar verwachting aanwezige archeologische waarden.
15.2 Aanlegvergunning
15.3 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd betreffende de dubbelbestemming 'Waarde -Archeologie', het plan te wijzigen zodanig dat deze dubbelbestemming naar ligging wordt verschoven of naar omvang wordt vergroot of verkleind en in voorkomend geval uit het plan wordt verwijderd, voor zover de geconstateerde aanwezigheid of afwezigheid van archeologische waarden, in voorkomend geval na beëindiging van opgravingen, daartoe aanleiding geeft.
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 16 Anti-dubbeltelbepaling
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 17 Algemene Bouwregels
In die gevallen dat de bestaande goothoogte, bouwhoogte, oppervlakte, inhoud of afstand van bouwwerken, die rechtens tot stand zijn gekomen, minder dan wel meer bedraagt dan in of krachtens het bepaalde in hoofdstuk 2 van deze regels is voorgeschreven respectievelijk toegestaan, geldt die goothoogte, bouwhoogte, oppervlakte, inhoud of afstand in afwijking daarvan als minimaal respectievelijk maximaal toegestaan.
Artikel 18 Algemene Gebruiksregels
Een verboden gebruik als bedoeld in artikel 7.10 van de Wet ruimtelijke ordening, is in ieder geval het gebruik van gronden en bebouwing als of ten behoeve van een seksinrichting.
Artikel 19 Algemene Ontheffingsregels
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, met toepassing van afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht, ontheffing te verlenen van het plan:
- a. ten behoeve van het bouwen van niet voor bewoning bestemde bouwwerken voor nutsvoorzieningen, zoals gasdrukregelstations, wachthuisjes, telefooncellen, bewaarplaatsen van huisvuilcontainers en transformatorhuisjes, uitgezonderd verkooppunten voor motorbrandstoffen,waarvan de oppervlakte niet meer dan 30 m² en de bouwhoogte niet meer dan 3 m mag bedragen;
- b. indien en voor zover afwijkingen ten aanzien van de ligging van bestemmings-, bouw- en aanduidingsgrenzen noodzakelijk zijn ter aanpassing van het plan aan de bij uitmeting blijkende werkelijke toestand van het terrein, mits die afwijkingen ten opzichte van hetgeen is aangegeven niet meer dan 5 m bedragen;
- c. voor afwijkingen van bepalingen, gesteld ten aanzien van percentages, mits die afwijkingen beperkt blijven tot ten hoogste 10% van de in het plan aangegeven percentages;
- d. ten behoeve van het bouwen van antennemasten tot een bouwhoogte van 20 m;
- e. ten behoeve van het bouwen van masten en bijbehorende installaties voor telecommunicatie, al of niet op of aan gebouwen of andere bouwwerken, tot vanaf peil een bouwhoogte van 55 m, waarbij als voorwaarde kan worden gesteld dat gebruik dient te worden gemaakt van bestaande masten voor telecommunicatie of andere bestaande hoge objecten, zoals hoge gebouwen, lichtmasten of hoogspanningsmasten, indien deze aanwezig zijn binnen een redelijke afstand van de gevraagde locatie;
- f. ten behoeve van het bouwen van technische installaties, zoals silo's, tot een bouwhoogte van 25 m, mits de noodzaak daarvan voor een doelmatige bedrijfsvoering is aangetoond.
Artikel 20 Algemene Wijzigingsregels
20.1 Algemene wijzigingen
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, voor zover daaraan behoefte bestaat en zulks het belang van een goede ruimtelijke ontwikkeling van het in het plan begrepen gebied niet schaadt, de ligging van grenzen van bestemmings- en bouwvlakken en aanduidingen te wijzigen zodanig, dat:
- a. de geldende oppervlakte van de bij wijziging betrokken vlakken met niet meer dan 10% wordt verkleind of vergroot, en
- b. geen van de grenzen met meer dan 10 m wordt verschoven.
20.2 Wijziging aanduiding 'veiligheidszone - bevi'
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de aanduiding 'veiligheidszone - bevi ' te wijzigen door de grens van de aanduiding dichter bij het betreffende bedrijf te leggen of de aanduiding als zodanig te verwijderen, indien, met instemming van de exploitant van het betreffende bedrijf, het bedrijf in mindere mate of in het geheel niet meer kan worden aangemerkt als een inrichting die in belangrijke mate een verhoging van de veiligheidsrisico's kan veroorzaken vanwege risicobronnen die buiten de perceelsgrens van de betreffende bedrijfslocatie een plaatsgebonden risico veroorzaken van meer dan 10-6 per jaar.
20.3 Wijziging bijlage Staat van Bedrijfsactiviteiten
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de van deze regels deel uitmakende bijlage 1Staatvan Bedrijfsactiviteiten als volgt te wijzigen:
het toevoegen en schrappen van soorten bedrijven en soorten opslag en installaties en het veranderen van de categorie-indeling van soorten bedrijven, opslagen en installaties, voor zover veranderingen in de bedrijfsvoering en de milieugevolgen van soorten bedrijven, opslagen en installaties hiertoe aanleiding geven.
20.4 Wijziging bijlage Inrichtingen Wet Geluidhinder
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de van deze regels deel uitmakende bijlage te wijzigen, ter verwerking van wijzigingen van het Inrichtingen- en vergunningenbesluit milieubeheer.
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 21 Overgangsrecht Bouwwerken
- 1. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een bouwvergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
- a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
- b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de bouwvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
- 2. Burgemeester en wethouders kunnen eenmalig ontheffing verlenen van het eerste lid voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.
- 3. Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
Artikel 22 Overgangsrecht Gebruik
- 1. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
- 2. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
- 3. Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
- 4. Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Artikel 23 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan Bedrijventerrein Rijssen.
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding En Doelstelling
De gemeente Rijssen-Holten staat voor de opgave om de bestemmingsplannen binnen de gemeente te actualiseren en het aantal plannen terug te dringen. In dat kader wordt een nieuw bestemmingsplan opgesteld voor het bestaande bedrijventerrein aan de noordzijde van de kern Rijssen.
Het plangebied wordt nu in planologische zin beheerd middels zeven afzonderlijke en merendeels verouderde bestemmingsplannen. De plangebieden vertonen in functionele zin grote overeenkomsten en vormen één ruimtelijk geheel. In het licht van het terugdringen van het aantal bestemmingsplannen en modernisering van de bestemmingsregelingen worden de zeven plannen ondergebracht in één nieuw overkoepelend bestemmingsplan.
De gemeente Rijssen-Holten wenst de gebruiksmogelijkheden van dit bedrijventerrein te optimaliseren. Het nieuwe bestemmingsplan dient daarom ruimte te bieden voor nieuwe ontwikkelingen, zoals:
- herinrichting van het bedrijventerrein en intensivering van het ruimtegebruik;
- het tot stand brengen van efficiënter ruimtegebruik door zonering, categorisering en segmentering van de bedrijfsvestigingen;
- ruimte creëren voor bedrijfsterrein ondersteunende, gemeenschappelijke voorzieningen, en
- realisatie van één of meer 'woonwerkzones', waar bedrijfsruimten met bedrijfswoningen kunnen worden gevestigd.
Uitbreiding van het bedrijventerrein is niet aan de orde. Het nieuwe bestemmingsplan dient als nieuwe beheerregeling voor het ruimtelijk beheer van het plangebied.
1.2 Begrenzing Plangebied
Het plangebied vormt een aangesloten bedrijventerrein. Het gebied ligt aan de noordzijde van de kern Rijssen en sluit aan bij de bebouwde kom. Voor het overige deel wordt het bedrijventerrein omringd door agrarische gronden en een kleinschalig bosgebied. Het terrein heeft een netto oppervlakte van circa 180 hectare. Het wordt getypeerd als lokaal gemengd bedrijventerrein (milieucategorie 1 t/m 4). Ten zuiden van het plangebied ligt de spoorlijn Almelo - Deventer, het station Rijssen en de N350 (Almelo - Deventer). De N350 en de Morsweg (Provincialeweg Zuna) vormen de hoofdontsluiting van het bedrijventerrein. Via de N350 is de A1 Apeldoorn-Deventer-Hengelo bereikbaar.
1.3 Geldende Bestemmingsplannen
Momenteel gelden de volgende zeven bestemmingsplannen, vernoemd naar de verschillende deelgebieden:
- Noorddeel Oost;
- Noorddeel West (1980);
- Noordermors (1978);
- Noordermors 2 (1992);
- Noordermors 3 (1990);
- Noordermors 4 (1993);
- Plaagslagen (1996).
Daarnaast gelden de nodige herzieningsplannen.
Ter plaatse van de tunnel in de Reggesingel en de rotonde Reggesingel - Wierdensestraat gelden de bestemmingsplannen Noord deel Oost 1979-0 (1980), Stad Noord 1998 (2001) en Oosterhof en Verenland (1994). Voor het mogelijk maken van dat tunneltracé en de herinrichting van de Reggesingel en de rotonde Wierdensestraat en omgeving is indertijd een vrijstellingsprocedure ex artikel 19, lid 1 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening doorlopen. De op basis daarvan gerealiseerde herinrichting van dat gebied / tracé wordt als bestaande situatie in dit plan meegenomen.
1.4 Opzet Bestemmingsplan En Toelichting
Uitgaand van de bestaande situatie wordt het plan opgezet als een plan als bedoeld in artikel 3.1 Wro, met 'directe bouw- en gebruikstitel'. Waar mogelijk worden zaken als 'recht' geregeld. Waar nodig en gewenst worden flexibiliteitsbepalingen, zoals ontheffings- en wijzigingsbevoegdheden (ex artikel 3.6 lid 1 c Wro en ex artikel 3.6 lid 1 a Wro) opgenomen.
Het bestemmingsplan bestaat uit drie delen:
- 1. De toelichting; hierin worden de beweegredenen weergegeven die hebben geleid tot het geven van een bepaalde bestemming en/ of bescherming aan een stuk grond, alsmede een interpretatie (en voor zover nodig uitleg) van de gebruikte bestemmingen;
- 2. De regels; hierin wordt per bestemming een omschrijving van de doeleinden gegeven en voorschriften met betrekking tot de bouw en het gebruik van de in dit plan begrepen gronden en de zich daarop bevindende opstallen; en
- 3. De verbeelding, met daarop de bestemmingen van de betreffende gronden aangegeven.
De toelichting is als volgt opgebouwd:
- 1. In hoofdstuk 2 wordt een kenschets gegeven van de ruimtelijke en functionele opzet van het plangebied;
- 2. In hoofdstuk 3 wordt het relevante beleid geschetst;
- 3. In hoofdstuk 4 worden de planologische en milieutechnische randvoorwaarden weergegeven;
- 4. In hoofdstuk 5 wordt ingegaan op de beheervisie;
- 5. In hoofdstuk 6 worden de randvoorwaarden worden de gehanteerde bestemmingen beschreven, en wordt ingegaan op specifieke juridische aspecten van het plan;
- 6. In hoofdstuk 7 en 8, tot slot, worden de resultaten van de inspraak met de bevolking en het gevoerde vooroverleg (ex artikel 3.1.1 Bro) weergegeven en wordt de economische uitvoerbaarheid aangetoond.
Hoofdstuk 2 Beschrijving Bestaande Situatie
Afbeelding plangebied in 1954 en 1988
2.1 Ontstaansgeschiedenis
Rijssen ligt in een landelijke omgeving op 15 kilometer afstand van Almelo, 30 kilometer van Deventer, en ongeveer 25 kilometer van Hengelo.
Rijssen is ontstaan op de overgang van de hoge gronden van het in het zuiden gelegen stuwwalcomplex (de Rijsserberg) en de ten noorden van dit complex gelegen lagere gronden die gevormd worden door de uitgestrekte veengebieden en de langs de Regge gelegen gronden. De hogere gronden leenden zich goed voor de akkerbouw, wat resulteerde in een vestiging op de lagere zandgronden die tussen de lagere weidegronden en de hogere akkerbouwgronden gelegen waren.
Het stadje is ontstaan op de plaats waar de Regge de route Deventer - Duitsland kruiste. De bebouwing heeft lang een agrarisch karakter behouden. De oudste vermelding dateert uit 1188. In dat jaar werd het plaatsje genoemd in een lijst van goederen en inkomsten van graaf Hendrik van Dalen. Rijssen kreeg in 1243 stadsrechten. Deze waren afgeleid van de rechten van Deventer. Door de stadsrechten kreeg de stad een grotere zelfstandigheid.
Van oudsher heeft Rijssen op het gebied van industriële werkgelegenheid een belangrijke positie voor omliggende gemeenten. In de 16e en 17e eeuw ontstonden ambachten als wevers en schoenmakers. In de 19e eeuw kwam vervolgens de textielindustrie sterk op in het gebied. Vooral de komst in 1850 van de jutespinnerij en weverij Ter Horst & Co., gevestigd aan de noordzijde van de stad, droeg bij aan het industrialisatieproces.
De grootste veranderingen in het ruimtelijk beeld zijn in de laatste decennia tot stand gekomen. Zo werd de es grotendeels vol gebouwd. Een groot deel van De Mors (ontgonnen veengebied) is inmiddels voor industriële doeleinden in gebruik genomen.
2.2 Ruimtelijke Beschrijving
Het plangebied bestaat feitelijk uit 7 deelgebieden, te weten:
- Noord-deel West
- Noord-deel Oost
- Noordermors 1
- Noordermors 2
- Noordermors 3
- Noordermors 4
- Plaagslagen
In deze paragraaf wordt de ruimtelijke situatie van de verschillende deelgebieden afzonderlijk besproken. Daarnaast wordt ingegaan op algemene aspecten op het gebied van verkeer, groen en water.
2.2.1 Noord-deel West en Noord-deel Oost
Dit deelgebied dateert uit 1962 en is daarna gefaseerd uitgegeven. In 1979 is het gebied ten behoeve van een bestemmingsplan herziening opgedeeld in twee delen. Het terrein vertoont verschillende verouderingsverschijnselen. Een inventarisatie van de opinie van de bedrijven op het terrein geeft aan dat er verschillende punten op het terrein verbeterd kunnen worden, zoals het groen en de bestrating. Op het terrein is meerdere malen sprake geweest van wateroverlast en de ontsluiting van het gebied is niet ideaal.
Het bruto oppervlak van de twee deelgebieden is samen circa 100 hectare. In het gebied zijn ongeveer 200 bedrijven gevestigd. Het bedrijventerrein is een gemengd terrein met verschillende soorten bedrijvigheid. De bedrijvigheid bestaat onder andere uit industrie, kleinschalige dienstverlening, logistiek en vervoer en detailhandel. Op en rond het terrein staan tevens (bedrijfs-)woningen. Het terrein kent geen segmentering naar functie of hindercategorie van bedrijven en de bedrijven maken voor zover bekend nog weinig gebruik van elkaars faciliteiten.
De beeldkwaliteit van het terrein wisselt sterk; sommige delen zijn rommelig terwijl enkele andere delen er verzorgd uitzien. Ondanks de verouderingsverschijnselen is er op het terrein weinig leegstand of braakliggend terrein.
Het plangebied is ten oosten uitgebreid met de rotonde Reggesingel en de tunnel bij de Wierdensestraat. Dit omdat de planontwikkeling niet past binnen het ter plaatse geldende bestemmingsplan.
2.2.2 Noordermors 1, 2, 3 en 4
Het terrein Noordermors 1 (netto oppervlakte 15,74 hectare) is gelegen ten noorden van de Maatgraven en wordt aan de westzijde begrensd door de Nijverdalseweg en aan de oostzijde door de Morsweg. In totaal zijn er ongeveer 75 bedrijven gevestigd waar in totaal ongeveer 600 mensen werken. De uitgifte van het terrein heeft eind jaren 70 van de vorige eeuw plaatsgevonden. Op dit terrein liggen de grotere kavels aan de buitenzijde en de kleinere kavels meer aan de binnnenzijde. De bebouwing is eveneens gemengd van schaal, grootschalig aan de rand en kleinschaliger in het middengebied. Rooilijnen verspringen en het terrein is redelijk dicht bebouwd, behalve bij de kruising met de Morsweg. De bebouwing is georiënteerd op de weg.
Midden in het gebied loopt een watergang omgeven met groen, er is echter geen sprake van continuïteit van groene ruimte met gebruikswaarde.
Op voorterreinen is veel buitenopslag te zien. Het parkeren gebeurt overal op verschillende manieren en veroorzaakt soms overlast.
De interne ontsluiting bestaat uit de oost-west lopende Jutestraat die de Morsweg en de Nijverdalseweg verbindt en de Spinnerstraat als interne lus. De openbare ruimte bestaat uit een asfaltweg met klinkerstroken, met gedeeltelijk oude bomen die dit gebied een eigen karakter geven.
Noordermors 2 is een redelijk modern bedrijventerrein. De realisatie en uitgifte hebben plaatsgevonden aan het eind van de jaren 80. Een significant aandeel van het terrein wordt ingenomen door bedrijven uit de bouw- en transportsector. De Nijverdalseweg en de Morsweg vormen de grens aan de west-, noord- en oostzijde van het terrein. Het terrein is, als enige terrein binnen de gemeente, gezoneerd op grond van de Wet Geluidhinder. Deze zonering komt echter te vervallen.
De bebouwing bestaat uit tamelijk grootschalige hallen. Hoogtes variëren en er zijn enkele grote onbebouwde gedeelten van kavels langs de Spoelerstraat. Er is niet gebouwd in een rooilijn. Oriëntatie van bebouwing is met name aan de noordzijde van de Ambachtsstraat niet altijd duidelijk. De watergang langs de Energiestraat is een smalle verbinding tussen de waterpartijen aan de uiteinden en heeft geen duidelijke relatie hiermee. Voorterreinen zijn vaak in gebruik voor opslag en parkeren. Doordat er niet in een rooilijn gebouwd is, is er relatief veel ruimte, maar erfgrenzen zijn nauwelijks gemarkeerd.
De openbare ruimte bestaat uit een asfaltweg met klinkerstroken zonder bomen. De uitstraling is steenachtig.
Noordermors 3 is een modern bedrijventerrein. De realisatie en uitgifte hebben plaatsgevonden in het begin van de jaren 90. Het zuidelijke deel van het terrein bestaat uit grote kavels met grootschalige hallen met ertussen grote onbebouwde kavelgedeelten. Het noordelijke deel bestaat uit kleinere kavels waarop ook vrijstaande en inpandige bedrijfswoningen zijn gerealiseerd. Op de kleinere kavels is een breed scala aan bedrijven gevestigd. De bedrijven op de grotere kavels zijn vooral gerelateerd aan de bouwsector. De maximale milieucategorie op het terrein is 4.
Centraal in het gebied ligt een bergingsvijver met grastaluds en enkele bomen.
De voorterreinen zijn verhard, behalve bij de woningen. Er is sprake van buitenopslag. Erfgrenzen zijn, behalve bij de woningen meestal niet gemarkeerd. De uitstraling van de gevels is eenvoudig maar nog niet verouderd.
Noordermors 4 is een modern bedrijventerrein. De realisatie en uitgifte hebben plaatsgevonden in de tweede helft van de jaren 90. Een aantal autobedrijven hebben een zichtlocatie en zijn met hun showrooms georiënteerd op de Morsweg. Deze weg begrenst het bedrijventerrein aan de zuidzijde. Aan de noordzijde vormt de gemeentegrens met Wierden de grens van het bedrijventerrein. Op het noordelijke deel van het terrein zijn kleine kavels gelegen, daar is ook de bouw van bedrijfswoningen toegestaan. De schaal van de bebouwing is middelgroot, de rand van het terrein aan de noordzijde is kleinschaliger. Over het algemeen is in de rooiiljn gebouwd. De showrooms langs de Morsweg hebben een goede uitstraling.
De openbare ruimte bestaat uit een asfaltweg met klinkerstroken, zonder bomen. De uitstraling is steenachtig, maar nog niet verouderd.
2.2.3 Plaagslagen
Plaagslagen is het nieuwste bedrijventerrein in het plangebied en is vanaf eind jaren '90 ontwikkeld. Het terrein heeft een oppervlak van circa 35 hectare netto bedrijventerrein. Het terrein is aan de zijde van de Morsweg aangetakt op het regionale en lokale hoofdwegennet. De Nijverdalseweg verzorgt tevens rechtstreekse verbindingen met de overige stadsdelen. De weg Plaagslagen vormt de voornaamste verkeersdrager binnen het gebied. De overige ontsluitingsstraten zijn hieraan ondergeschikt.
De bedrijfswoningen aan de Ligtenbergerdijk met achtergelegen bedrijfshallen vormen een bijzonder element in het gebied. Vanuit de Veeneslagen gezien vormt dit rijtje vrijstaande woningen een mooie overgang tussen woonbebouwing en bedrijventerrein.
Aan de noordzijde schermt een houtwal het bedrijventerrein af van het buitengebied. Op diverse plaatsen zijn waterpartijen geprojecteerd. De weg Plaagslagen is voorzien van grasbermen met waterloop en laanbeplanting.
2.2.4 Verkeer, groen en water
Aan de zuidzijde van het plangebied ligt de spoorlijn Deventer - Almelo. Het bedrijventerrein wordt als het ware gescheiden van de stad door deze fysieke barrière. De spoorwegovergangen vormen dan ook een belangrijke schakel in de verbinding tussen het noorden en zuiden van de stad. Tegelijkertijd vormen deze overwegen (potentiële) knelpunten.
De Morsweg loopt midden door het plangebied. Deze weg is één van de belangrijkste invalswegen van de stad. Een andere belangrijke invalsweg is de Reggesingel. Deze loopt aan de zuidzijde, parallel aan de spoorweg.
Zoals hiervoor reeds is aangegeven zijn het gedeelte van de Reggesingel ten oosten van de spoorlijn en de rotonde Reggesingel - Wierdensestraat met de aansluitende weggedeelten in dit plan meegenomen. De reden daarvoor is dat de beoogde inrichting van dit gebied in geringe mate afwijkt van de intekening in het oorspronkelijk, daar geldende bestemmingsplan.
Op de bedrijventerreinen aan de noordzijde van Rijssen is weinig groen aanwezig. Het groen is voornamelijk gesitueerd langs de hoofdontsluitingen en langs enkele waterpartijen. De hoofdontsluitingswegen de Morsweg en de Reggesingel worden aan een zijde begeleid door een dubbele bomenrij. De Nijverdalseweg wordt aan beide zijden begeleid door grasbermen met jonge bomen.
Aan de noordzijde van het bedrijventerrein ligt een bosje, het Noorderbosch. Dit bos wordt aan de zuidzijde begrensd door een waterpartij, waar voornamelijk achterkanten van bedrijven naar toe gericht zijn. Daar waar het water beleefbaar is draagt het bij aan de uitstraling van het bedrijventerrein.
Een ander element in het gebied is de waterloop de Maatgraven. Deze loopt van west naar oost over het bedrijventerrein en komt uiteindelijk uit in de rivier De Regge, of ook wel Midden-Regge. Naar de Maatgraven zijn eveneens voornamelijk achterkanten van bedrijven gesitueerd en er loopt geen weg langs. De enige plek waar de Maatraven ervaren kan worden is bij een kruising met een weg. In het gebied ten westen van de Morsweg zijn enkele waterpartijen aanwezig die in het verlengde van elkaar liggen in noord-zuidrichting. Deze relatie is buiten nauwelijks te ervaren.
2.3 Functionele Beschrijving
Het plangebied bestaat geheel uit bedrijventerreinen. Het grootste gedeelte van het plangebied biedt derhalve ruimte aan bedrijven, waarmee dit de belangrijkste functie is. Binnen het plangebied komen bedrijven voor met een maximale milieucategorie 4.2. Voor het bestemmingsplan is het van belang om het actuele gebruik van gebouwen en gronden binnen het plangebied te weten. In zijn algemeenheid gaat het dan om functies niet zijnde bedrijfsbestemmingen. In deze paragraaf zullen de afwijkende functies binnen het plangebied worden benoemd.
Volumineuze detailhandel en kantoren
Verspreid over het plangebied komen enkele afwijkende functies voor, met name volumineuze detailhandel (o.a. auto- en caravanhandelaren, keukenhandelaren en bouwmarkten). De vestigingslocaties van de volumineuze detailhandel laten geen duidelijk patroon zien. Er is sprake van een geleidelijk gegroeide situatie. In de loop van de tijd is deze vorm van detailhandel over het gehele bedrijventerrein gevestigd. Daarnaast biedt het plangebied ruimte aan enkele zelfstandige kantoren. Deze bevinden zich voornamelijk aan de Morsweg en langs de spoorbaan en de Reggesingel. Binnen het plangebied bevinden zich meer kantoren, deze zijn echter ondergeschikt aan het bijbehorende bedrijf en vormen daarmee geen zelfstandig kantoor.
Wonen
Woningen worden binnen het algemeen gangbare milieubeleid gezien als een milieugevoelige functie. Milieugevoelige functies botsen met miileubelastende activiteiten, zoals bedrijfsactiviteiten alsmede milieubelastende vormen van publieke dienstverlening en openbare instellingen. Vanuit dit oogpunt moeten woningen en bedrijven zoveel mogelijk worden gescheiden. Daartoe moet een bepaalde afstand in acht worden genomen tussen bedrijven en woningen. Uitzondering hierop zijn de bedrijfswoningen. Deze woningen mogen direct naast bedrijven worden opgericht.
Binnen het plangebied wordt op enkele plekken gewoond. Het wonen binnen het plangebied beperkt zich hoofdzakelijk tot bedrijfswoningen. Deze bevinden zich verspreid over het gehele plangebied.
Een concentratie van woon-werkzones is te zien aan de zuidkant van het plangebied langs de Kryptonstraat en aan de noordkant van het plangebied langs de Kalanderstraat en de Handelsweg. De gemeente Rijssen-Holten wil de komende jaren het aantal woon-werklocaties uitbreiden. Dit is verwoord in de Visie Woonwerklocaties. In het kader van dit beleid zullen de woon-werkzones een specifieke bestemming krijgen.
Voorzieningen
Binnen het plangebied bevinden zich diverse voorzieningen. Op de hoek van de Morsweg - Galvanistraat bevindt zich een horecagelegenheid/discotheek, Lucky & Co.
De overige voorzieningen binnen het plangebied (onderwijs, sportscholen en sportvelden) bevinden zich voornamelijk aan de zuid-oostzijde van het plangebied, nabij het station. Langs de Galvanistraat ligt tennisclub de Mors.
Aan de Morsweg 8 bevinden zich verenigingsgebouwen van de postduivenvereniging, de vogelvereniging en een muziekvereniging. Aan de Reggesingel bevindt zich tot slot een vestiging van de ROC van Twente.
Bijzondere functies
Op circa 300 meter buiten het plangebied ligt de Pelmolen Terhorst. Dit is een nog in bedrijf zijnde windmolen. De gemeente heeft de intentie om de kwaliteit van de biotoop van de Pelmolen op het huidige niveau te handhaven en zo mogelijk te verbeteren. In het bestemmingsplan Oosterhof en Verenland, herziening 1992, zijn hierover afspraken gemaakt met de stichting De Overijsselse Molen. Met het oog op deze afspraken is voor de kantoren aan de Reggesingel, ten zuiden van de spoorlijn Deventer-Almelo, de exacte regeling overgenomen uit het vigerende bestemmingsplan, zodat de situatie voor de Pelmolen niet veranderd.
Hoofdstuk 3 Beleidskader
3.1 Rijksbeleid
3.1.1 Nota Ruimte (2005)
Hoofddoel van het nationaal ruimtelijk beleid is ruimte te scheppen voor de verschillende ruimtevragende functies op het beperkte oppervlak dat ons in Nederland ter beschikking staat. Meer specifiek richt het kabinet zich hierbij op vier algemene doelen: versterking van de internationale concurrentiepositie van Nederland, bevordering van krachtige steden en een vitaal platteland, borging en ontwikkeling van belangrijke (inter)nationale ruimtelijke waarden, en borging van de veiligheid.
In de nota is aangegeven dat Nederland bedrijventerreinen nodig heeft voor een duurzame economische groei. Ruimte scheppen om te ondernemen kan onder meer door herstructurering van verouderde terreinen. De nationale opgave voor herstructurering is ruim 21.000 hectare, ruim 20% van het huidige areaal. De problematiek op deze terreinen is dusdanig dat regulier onderhoud niet meer voldoende is. Als knelpunten worden bodemverontreiniging, bereikbaarheid, wens tot bedrijfsverplaatsing, veroudering en leegstand, genoemd.
3.1.2 4e nota waterhuishouding (1998)
Het Rijksbeleid ten aanzien van water is neergelegd in de Vierde Nota Waterhuishouding (1998). Hierin is aangegeven dat het waterbeheer in Nederland gericht moet zijn op een veilig en goed bewoonbaar land met gezonde, duurzame watersystemen. Om dit te bereiken moet zoveel mogelijk worden uitgegaan van een watersysteembenadering en integraal waterbeheer. In de nota is onder andere aangegeven dat stedelijk water meer aanacht moet krijgen. Volgens de nota Waterbeheer 21e eeuw (WB21) moet aan het watersysteem meer aandacht worden gegeven om de natuurlijke veerkracht te benutten. Voorkomen van afwenteling door het hanteren van de drietrapsstrategie “vasthouden – bergen – afvoeren” staat hierbij centraal.
Sinds 1 november 2003 is de watertoets wettelijk verplicht voor plannen in het kader van de Wet op de Ruimtelijke Ordening. Een van de oorzaken van wateroverlast is de wijze waarop plannen en besluiten kunnen leiden tot wateroverlast, een achteruitgaande waterkwaliteit, verdroging van natuurgebieden et cetera. De watertoets heeft als doel deze negatieve effecten te voorkomen en mogelijke kansen voor watersystemen te benutten. Bij de watertoets gaat het om het van meet af aan meenemen van water bij (herziene-) ruimtelijke plannen en besluiten.
3.2 Provinciaal Beleid
3.2.1 Streekplan Overijssel 2000+ (2000)
Nieuwe ontwikkelingen dienen afgestemd te worden op het provinciale Streekplan Overijssel 2000+. Voldoende beschikbaarheid van bedrijventerreinen is een basisvoorwaarde voor een goed vestigingsklimaat, aldus het Streekplan. De algemene doelstellingen van de provincie Overijssel voor wat betreft bedrijventerreinen zijn:
- een gedifferentieerd aanbod van bedrijventerrein, passend bij aard en schaal van de kern;
- voldoende uitbreidingsmogelijkheden voor bedrijven;
- verbreding van de Twentse economie;
- het duurzaam herstructureren van bestaande bedrijventerreinen en het bevorderen van een duurzame locatiekeuze en inrichting voor nieuwe bedrijventerreinen;
- afstemmen van het bereikbaarheidsprofiel van locaties op het mobiliteitsprofiel van bedrijven.
Over de kern Rijssen wordt het volgende gemeld. De kern beschikt over een belangrijke werkgelegenheidsfunctie. De potenties van deze kern, in aanvulling op de stadsgewesten wil de provincie benutten. Voor vestiging van bedrijven van elders is in deze kern, in complementariteit op de stadsgewesten, ruimte aanwezig.
In het streekplan is echter aangegeven dat Rijssen slechts beperkt ruimte heeft voor nieuwe bedrijvigheid. De gemeente dient daarom selectief met de ruimte om te gaan. Ruimte vragende bedrijvigheid moet worden verwezen naar het dichtstbijzijnde regionale bedrijvenpark dat er op is gericht dergelijke bedrijvigheid op te vangen. Daarnaast zijn het intensiever benutten van bedrijventerreinen en de revitalisering van bestaande terreinen van belang. Bij een dergelijk beleid zal de gemeente langer in staat zijn de eigen bedrijvigheid op te vangen.
3.2.2 Waterhuishoudingsplan 2000+ (2000)
In het “Waterhuishoudingsplan 2000+” wordt gesteld dat één van de uitgangspunten bij de opzet van ruimtelijke plannen het ordenend principe van water is. De volgende algemene uitgangspunten zijn hierbij van belang:
- regenwater niet meer afvoeren via het gemengde rioolstelsel en zuiveren, maar bijvoorbeeld infiltreren in de bodem of via een bodempassage afvoeren naar bestaande of daarvoor aan te leggen bergingsvijvers;
- het vertragen van de afvoer;
- het zo min mogelijk beïnvloeden van de grondwaterstand;
- uitspoeling van schadelijke stoffen naar het water voorkomen.
Gesteld wordt, dat afkoppelen van schoon water standaard is voor nieuwbouw, tenzij zwaarwegende waterhuishoudkundige belangen zich daartegen verzeten. Voor bestaande bebouwing geldt dat afkoppelen van schone dak- en terreinoppervlakken moet worden bevorderd, tenzij zwaarwegende waterhuishoudkundige belangen zich daartegen verzetten.
3.2.3 Milieubeleidsplan (2000)
In het Milieubeleidsplan stelt de provincie Overijssel de volgende opgaven voor de komende periode:
- de economische groei ontkoppelen van een verdere toename van de milieubelasting;
- het verbeteren van de kwaliteit van de leefomgeving;
- de bescherming van de kwetsbare gebieden, zoals natuur en landschap en de grondwaterbeschermingsgebieden.
Het bestemmingsplan is één van de instrumenten om deze doelen te halen. Zo moet in het bestemmingsplan aandacht wordt besteed aan geluidsbelasting, luchtkwaliteit en externe veiligheid, ten behoeve van de kwaliteit van de omgeving.
Bij de herstructurering van bedrijventerreinen krijgt de samenstelling van de bedrijven op een terrein bijzondere aandacht. Het gaat dan bijvoorbeeld om een combinatie van bedrijven die elkaar kunnen versterken. In het bestemmingsplan dienen hiervoor randvoorwaarden te worden geschapen.
3.3 Gemeentelijk/lokaal Beleid
3.3.1 Structuurvisie gemeente Rijssen-Holten (concept)
De gemeente Rijssen-Holten werkt momenteel aan het opstellen van een nieuwe structuurvisie voor de gemeente. Deze structuurvisie zal onder meer de oude Structuurvisie gemeente Rijssen uit 1997 vervangen. Het doel van de oude structuurvisie was het scheppen van een integratiekader voor de ruimtelijke ontwikkelingen binnen de gemeente tot 2020. De structuurvisie ging uit van een groei van de behoefte aan bedrijventerrein. Daarom was intensivering van het grondgebruik noodzakelijk.
Daarnaast waren de buffer- en verbindingszones in de oude structuurvisie van belang. De buffers fungeren als ruimtelijke scheiding tussen de woon- en werkgebieden onderling en tussen stedelijk en landelijk gebied. Het is van belang de buffer- en verbindingszones te handhaven.
Over de nieuwe structuurvisie kunnen in dit bestemmingsplan nog geen uitspraken worden gedaan.
Consequenties voor het bestemmingsplan
In het licht van de oude structuurvisie biedt de regeling in het bestemmingsplan ruimte voor een verdere intensivering van het bestemmingsplan. Om dit mogelijk te maken is onder meer de maximale bouwhoogte ten opzichte van de vigerende plannen verhoogd. Daarnaast krijgt het structurerende groen en water een specifieke bestemming, om het belang van deze buffers ook in de toekomst veilig te stellen. De nieuwe structuurvisie heeft nog geen consequenties voor dit bestemmingsplan.
3.3.2 Visie Bedrijventerreinen – gemeente Rijssen-Holten (2005)
De integrale Visie heeft tot doel ruimte te scheppen voor ontwikkeling van bedrijvigheid en daarmee werkgelegenheid op gemeentelijke niveau. Daarbij is zowel gekeken naar mogelijkheden tot uitbreiding als intensivering van het bestaande bedrijventerreinen. Hierbij geldt als uitgangspunt dat op het bedrijventerrein Rijssen nagenoeg geen uitgeefbaar bedrijfsterrein meer voor handen is.
Oplossingen worden gezocht in en meer optimale benutting van bestaande bedrijventerreinen door:
- benutting van de stille indirecte voorraad;
- zorgvuldig en efficiënt ruimtegebruik.
Efficiënt ruimtegebruik kan op het bedrijventerrein Rijssen met name worden gerealiseerd door:
- schakelen van bedrijfsgebouwen;
- stapelen van bedrijfsruimtes (meerdere bouwlagen);
- gemeenschappelijke voorzieningen;
- herstructurering (revitalisatie) van de verouderde bedrijventerreinen (m.n. Noord deel Oost en noord deel West).
Herstructurering biedt vanwege de hoge bebouwingdichtheid en de relatief geringe oppervlakte braakliggend terrein slechts beperkte mogelijkheden. Bedrijfsverplaatsing, met als doel “ieder bedrijf een passende locatie te bieden” biedt meer kansen. Daarnaast doet het rapport een aantal aanbevelingen voor zorgvuldig ruimtegebruik:
- Actief grondbeleid (uitgiftebeleid);
- Stimuleringsbeleid;
- Tegengaan oneigenlijk gebruik van het bedrijventerrein (handhaving);
- Verruiming bouwmogelijkheden in het bestemmingsplan;
- Verbeteren milieuzonering;
- Streven naar een minimaal bebouwingspercentage.
Daarnaast ambieert de gemeente de kwaliteit van bestaande bedrijventerreinen te verbeteren door toepassing van de volgende maatregelen/instrumenten:
- Verbeteren duurzaamheid van de bedrijventerreinen;
- Zorgvuldig efficiënt ruimtegebruik;
- Tegengaan van veroudering van terreinen;
- Differentiatie en segmentering van bedrijfsterreinen, conform het principe “het juiste bedrijf op de juiste plaats”;
- Parkmanagement;
- Adequate inrichting van de terreinen;
- Overige maatregelen en instrumenten.
Consequenties voor het bestemmingsplan
Waar mogelijk worden de uitgangspunten en ambities van de gemeente vertaald in het bestemmingsplan. Om efficiënter ruimte gebruik mogelijk te maken worden de toegestane bouwhoogtes geoptimaliseerd. Het bedrijventerrein wordt aan de hand van de milieucategorieën gezonneerd. Op deze manier wordt geregeld dat, conform het principe 'het juiste bedrijf op de juiste plaats', de grote vervuilers in de toekomst op het binnenterrein worden gevestigd en de niet-hinderlijke bedrijven juist aan de randen worden gevestigd.
3.3.3 Bedrijvigheidsplan Gemeente Rijssen - Holten (2004)
Het bedrijvigheidsplan heeft tot doel ruimte te scheppen voor ontwikkeling van bedrijvigheid en daarmee werkgelegenheid op gemeentelijk niveau. Het plan biedt kansen voor de gemeente om samen met de provincie tot oplossingen te komen voor knelpunten op de bestaande en nieuwe bedrijventerreinen.
Over de bedrijventerreinen in het plangebied wordt het volgende gemeld:
Op Noordermors 1 is het Lankamp-terrein niet meer in gebruik. Met hulp van de provincie ligt hier een kans om het terrein te saneren en herstructureren, waardoor hergebruik mogelijk is.
Op Noordermors 2, 3, en 4 moeten de terreinen beter worden benut, door onder meer het tegengaan van leegstand van gebouwen en braakliggende terreinen en het tegengaan van verpaupering. Dit kan door het uitgifte beleid te optimaliseren, handhaven bouwplicht en ondernemers attenderen op braakliggende gronden. Waar nodig kunnen bestemmingsplannen worden aangepast.
Over Noord-Deel Oost en Noord-Deel West is het volgende gemeld:
Verbeteren bereikbaarheid en verkeersveiligheid:
- Reconstructie Morsweg en Reggesingel;
- Aanleg 3-tal verkeerstunnels in spoorbaan Deventer-Almelo.
Tegengaan wateroverlast:
- Vervangen van de riolen en vergroten van de diameters;
- Realiseren bergingsvoorzieningen voor oppervlaktewater;
- Sneller lozen op de Regge bij hevige neerslag.
Herstructurering van het bedrijventerrein:
- Verbeteren uitstraling en aanzicht van het bedrijventerrein;
- Onderzoeken verbeteren digitale bereikbaarheid van de terreinen;
- Stimuleren bedrijven de beeldkwaliteit te verhogen en onderhoud te verrichten aan panden en terreinen;
- Aanbrengen parkeer- en groenvoorzieningen waar mogelijk;
- Verbeteren inrichting van het terrein door groot onderhoud en revitalisering;
- Tegengaan leegstaande panden en braakliggende terreinen door herbenutting;
- Stimulering hergebruik en revitalisering en herverkaveling terreinen.
Over Plaagslagen worden in het bedrijvigheidsplan geen bijzonderheden vermeld.
3.3.4 Zorgvuldig ruimtegebruik op bedrijventerreinen in de gemeente Rijssen-Holten (2004)
Het betreft een adviesdocument hoe zorgvuldig ruimtegebruik kan worden toegepast op bedrijventerreinen in Rijssen-Holten.
Voor bestaande bedrijventerreinen moet rekening worden gehouden met de o.a. de volgende ondersteunende maatregelen om ruimtewinst te ondersteunen:
- Op die locaties, waar intensivering gewenst is, kan het bestemmingsplan voorzien in een minimale bouwhoogte of een minimum aantal bouwlagen;
- Op niet-uitgeefbaar terrein kan ruimte worden gecreëerd voor gemeenschappelijk parkeren en andere gemeenschappelijke voorzieningen;
- Schakelen van twee bedrijfsgebouwen zij aan zij of rug aan rug.
De gemeente hanteert daarbij verschillende instrumenten, gericht op:
- Stapelen (zorgvuldig ruimtegebruik);
- Schakelen (zorgvuldig ruimtegebruik);
- Gemeenschappelijke voorzieningen;
- Parkeren;
- Zonering & clustering;
- Ontsluiting;
- Grondprijs;
- Eigendomssituatie (huur/koop) i.r.t. actief grondbeleid.
Consequenties voor het bestemmingsplan
Binnen het bestemmingsplan wordt het stapelen van bedrijfsgebouwen mogelijk gemaakt. Daarnaast wordt het terrein gezoneerd. Bedrijven met een hoge milieucategorie worden alleen in het binnengebied toegestaan.
3.3.5 Zonering bouwhoogtes – bedrijventerrein Rijssen (2006)
Aanleiding voor de notitie Zonering bouwhoogtes was:
- tekort aan uitgeefbaar bedrijventerrein in de gemeente Rijsen-Holten;
- onderzoek Stec-groep naar zorgvuldig ruimtegebruik;
- aanvraag Ter Steege bv voor realisatie van een loods met een hoogte van 16, waar op Noordermors III, een maximale bouwhoogte van 10 meter is toegestaan;
- bedrijfswoningen vormen een knelpunt op het bedrijventerrein, vanwege de beperkingen die woningen opleggen aan omringende bedrijven. Nieuw restrictief beleid vastgelegd in Bestemmingsplan “Industrieterreinen (herziening dienstwoningen)”.
Doel was het formuleren van een visie op de maximaal toegestane bouwhoogte voor met name bedrijfshallen in relatie tot de uitstraling op de omgeving en intensivering van het ruimtegebruik.
In de huidige situatie bedraagt de gemiddelde bebouwingshoogte circa 7 meter, in veel gevallen wordt de maximale bouwhoogte op het bedrijventerrein (nog) niet benut en bouwaanvragen voor overschrijding van de maximaal toegestane bouwhoogte komen weinig voor.
Toekomstige situatie (visie) richt zich op:
- Zonering algemene bouwhoogte t.o.v. de omgeving (buitengebied, woongebied, stationsomgeving, molenbiotoop en (hoofdinfrastructuur);
- Zonering representatieve kantoren, door verhoogde bouwhoogte voor kantoren, langs de hoofdontsluitingsroutes;
- Aanbrengen van accenten i.v.m. entrees (bouwhoogte) en architectuur (molenbiotoop) op enkele markante locaties;
- Behouden representatieve zone stationsomgeving (m.n. Reggesingel).
Dit heeft geresulteerd is een ruimtelijke visie met de volgende globale gebiedsindeling:
- Gebieden die grenzen aan het landschap;
- Gebieden die grenzen aan woongebieden;
- Begeleiding hoofdontsluiting;
- Binnengebieden;
- Accenten.
Deze ruimtelijke visie is vertaald in een Streefbeeld “Zonering bouwhoogte” en “Zonering beeldkwaliteitseisen”
Consequenties voor het bestemmingsplan
In het bestemmingsplan worden de bouwhoogtes, zoals vermeld in de 'Zonering bouwhoogte' aangehouden. Dit betekent globaal dat in de binnengebieden de bedrijven tot 15 meter mogen bouwen en aan de grenzen met het landschap en woongebieden tot 9 meter. Daarnaast zijn enkele hoogte-accenten aangegeven.
3.3.6 Kantoorvestiging op bedrijventerrein (2002)
Aanleiding om de visie kantoorvestiging op te stellen vormt het algemeen toegenomen aantal aanvragen voor vergroting van het bedrijf ten behoeve van kantoorvestigingen en de toegenomen vraag naar zelfstandige kantoorvestigingen voor met name kantoren zonder baliefunctie. De analyse van de ontwikkelingsmogelijkheden voor de kantoorfunctie wordt afgezet tegen het tekort aan regulier bedrijventerrein in Rijssen.
Kantoorvestiging op bedrijventerrein
De beleidsnota toetst de (vergroting van de) kantoorfunctie op bedrijventerreinen aan het ruimtelijk planologisch beleid, geeft een ander analyse van vraag (type) en aanbod (geschikte locaties) en onderzoekt de eventueel noodzakelijke restricties aan de bouwhoogte van de kantoren.
De beleidsnota doet uitspraak voor verschillende deelgebieden (zie ook afbeelding hiervoor). Het plangebied is grofweg in drieën te delen. Rondom het station is ruimte voor zelfstandige kantoren met een baliefunctie. Op grotere afstand van het station wordt ruimte geboden aan zelfstandige kantoren zonder baliefunctie. En nog verder op de rest van het bedrijven terrein is uitsluiten plek voor ondergeschikte kantoren, behorende bij een bedrijf. De bovenstaande afbeelding geeft de ligging van de verschillende deelgebieden weer. Deze afbeelding is vertaald in het bestemmingsplan.
In de nota worden een aantal ruimtelijke accenten benoemd:
- stationsomgeving: accenten in bouwhoogte (tot 22,5 meter) en architectuur;
- oostelijk van de Reggesingel (molenbiotoop): accent in architectuur en opvallende open ruimte voor het pand;
Consequenties voor het bestemmingsplan
De uitgangspunten, zoals die voortkomen uit de nota Kantoorvestiging op bedrijventerrein worden opgenomen in de bestemmingsregeling. Dit betekent onder andere dat zones langs de Morsweg en de Reggesingel worden aangegeven, waarbinnen zelfstandige kantoorgebouwen worden toegestaan. Buiten deze zones worden alleen kantoren behorend bij een bedrijf toegestaan en worden zelfstandige kantoren uitgesloten.
3.3.7 Beleidsnota Detailhandel op het bedrijventerrein (2008)
De gemeente Rijssen heeft de Beleidsnota detailhandel op het bedrijventerrein opgesteld als toetsingsbeleid inzake verzoeken om vrijstellingen, vooruitlopend op de actualisatie van het bestemmingsplan, te kunnen beoordelen. De belangrijkste uitgangspunten zijn hieronder samengevat:
- 1. De gemeente steekt in op vitale centra's als in beginsel eerste plek voor detailhandel. Daarnaast is er voor de grotere detailhandelsbedrijven plek op het bedrijventerrein.
- 2. De gemeente dient ruimte te laten voor dynamiek in de detailhandel waarbij de gemeente de ruimtelijke kaders aangeeft.
- 3. Elke nieuwvestiging dient zelf onderzoek te doen naar (al dan niet) duurzame ontwrichting van de bestaande structuur. De gemeente bepaalt daarbij welke onderzoeksbureau's geschikt zijn. Per geval wordt bekeken of een DPO nodig is om inzicht te verkrijgen in de bestaande en resterende marktruimte.
- 4. Grootschalige detailhandel is vooralsnog niet toegestaan. De gemeente gaat daarnaast nader in overleg met de provincie over de uitleg van grootschalige detailhandel.
- 5. Om te bepalen of nieuwvestiging consequenties heeft voor omliggende bedrijven, of zelf een kwetsbaar object vormt in het kader van Besluit Externe Veiligheid bepaalt de gemeente per geval of onderzoeken hieromtrent vereist zijn.
- 6. Bij groothandelactiviteiten is een omzet van maximaal 10% toegestaan voor detailhandel.
- 7. Gemeente kan vrijstelling verlenen voor detailhandel in brand- en/of explosiegevaarlijke of anderszins milieuhinderlijke goederen (detailhandel in goederen welke naar hun aard zodanig brandgevaar en/of explosiegevaar kunnen opleveren dat verkoop in een winkelgebied niet verantwoord is, zoals vuurwerk, olie, benzine, doch niet zijnde LPG ) mits door initiatiefnemer is aangetoond dat de vestiging voldoet aan de geldende milieu-, en externe veiligheidsnormen en door aanvrager is aangetoond dat de bestaande structuur niet duurzaam wordt aangetast.
- 8. De gemeente kan vrijstelling verlenen voor de volgende detailhandel in volumineuze goederen:
- automobielen, (landbouw)machines en boten en daarmee rechtstreeks samenhangende artikelen, zoals accessoires, onderhoudsmiddelen, onderdelen en/of materialen mits het in gebruik te nemen oppervlak van laatstgenoemde artikelen maximaal 20% van het netto-verkoopvloeroppervlak van het desbetreffende bedrijf bedraagt met een maximum van 100 m²;
- caravans, tenten, zwembaden en de daarmee rechtstreeks samenhangende artikelen, zoals specifieke onderhoudsmiddelen, onderdelen en/of materialen, recreatie-, en campingbenodigdheden mits het in gebruik te nemen oppervlak van laatstgenoemde artikelen maximaal 20% van het netto-verkoopvloeroppervlak van het desbetreffende bedrijf bedraagt met een maximum van 100 m²;
- detailhandel in grove bouwmaterialen en bouwstoffen voor de ruwbouw van gebouwen en dergelijke, zoals stenen, zand, beton, bestratingmateriaal, hout;
- detailhandel in keukens, badkamers en sanitair en daarmee rechtstreeks samenhangende artikelen, zoals accessoires, mits het in gebruik te nemen oppervlak van laatstgenoemde artikelen maximaal 20% van het netto-verkoopvloeroppervlak van het desbetreffende bedrijf bedraagt met een maximum van 100 m²;
- hiermee naar aard en omvang van de producten gelijk te stellen bedrijven daarbij wit- en bruingoedbranche uitgezonderd;
indien:
- a. er bij bovengenoemde branches niet meer dan 5% van het netto-verkoopvloeroppervlak wordt gebruikt voor goederen die duidelijk als branchevreemd kunnen worden aangemerkt met een maximum van 50 m²;
- b. er bij bovengenoemde branches een minimaal netto-verkoopvloeroppervlak aanwezig is per bedrijf van 400 m² met een maximum van 1500 m²;
- c. door aanvrager is aangetoond dat de bestaande structuur niet duurzaam wordt aangetast.
- 9. De gemeente kan vrijstelling verlenen voor de volgende branches detailhandel:
- detailhandel in meubelen en woninginrichting en/of daarmee rechtstreeks samenhangende artikelen als vloerbedekking, parket, verlichting, kachels en zonwering;
- bouwmarkten: detailhandel met een al dan niet geheel overdekt verkoopvloeroppervlak, waarop het volledige assortiment van bouw- en doe-het-zelfproducten uit voorraad aan zowel vakman als particulier op basis van zelfbediening wordt aangeboden;
- tuincentra: detailhandel met een al dan niet geheel overdekt verkoopvloeroppervlak,waarop artikelen voor de inrichting en het onderhoud van particuliere tuinen en de daarmee rechtstreeks samenhangende artikelen worden aangeboden;
indien:
- a. door aanvrager is aangetoond dat de bestaande structuur niet duurzaam wordt aangetast;
- b. er bij bouwmarkten via een DPO is aangetoond dat er nog voldoende marktruimte aanwezig is;
- c. er bij bovengenoemde branches niet meer dan 5% van het nettovloeroppervlak wordt gebruikt voor goederen die als branchevreemd kunnen worden genoemd (zoals computers, fietsen, bruin- en witgoed, kleding, babykleding, sportartikelen) met een maximum van 50 m²;
- d. het bedrijf beschikt over een minimum netto verkoopvloeroppervlakte van 700 m² met een maximum van 1500 m².
- e. hiermee naar aard en omvang van de producten gelijk te stellen bedrijven;
- 10. Voor internet-gebonden formules/bedrijven gelden dezelfde beleidsmatige uitgangspunten als in deze nota zijn vermeld. Daarnaast kunnen internetwinkels met een magazijn met verzending worden toegestaan, waarbij eventueel producten kunnen worden afgehaald en betaald.
- 11. Om voldoende parkeergelegenheid te garanderen, en ter voorkoming van gebruik van de openbare weg als parkeerplaats, stelt de gemeente per aanvraag (indien van toepassing) een parkeernorm op waaraan moet worden voldaan.
- 12. Om te bepalen of nieuwe bedrijfsgebouwen qua beeld en schaal passen in de omgeving dient vooraf te worden getoetst aan de welstandsnota. Aan de eisen die hierin staan dient te worden voldaan.
Consequenties voor het bestemmingsplan
De beleidsuitgangspunten, zoals deze voortkomen uit de nota, worden, waar mogelijk, vertaald in het bestemmingsplan. Bestaande (grootschalige) detailhandel wordt toegestaan, maar nieuwe (grootschalige) detailhandel wordt vooralsnog niet rechtstreeks toegestaan.
Doorwerking Europese Dienstenrichtlijn en Dienstenwet
Vooraf
Op 28 december 2006 is de Europese Dienstenrichtlijn in werking getreden. Doel van deze richtlijn is het wegnemen van belemmeringen voor het verrichten van diensten in een ander dan het eigen EU-land. Voorbeelden zijn hoge administratieve lasten en vergunningstelsels die beperkingen opleggen. Dit soort belemmeringen staat op gespannen voet met de grondbeginselen van de interne markt: het vrije verkeer - tussen de lidstaten - van goederen en diensten en de vrijheid van vestiging.
Vanaf de inwerkingtreding hebben de EU-lidstaten drie jaar de tijd om de Dienstenrichtlijn in te voeren, dus tot 28 december 2009. Nederland is hard op weg deze deadline te halen, onder andere door de uit de richtlijn voortkomende verplichtingen vast te leggen in de Dienstenwet (mogelijke inwerkingtreding 1 januari 2010).
Uit alle in casu relevante bronnen blijkt dat detailhandel wordt aangemerkt als een dienst in de zin van de Dienstenrichtlijn en Dienstenwet (zie ook Tijdschrift voor Bouwrecht, juni 2009, blz.523 e.v.).
Relatie met de Beleidsnota detailhandel op het bedrijventerrein
Enkele beleidsuitgangspunten zoals opgenomen in de Beleidsnota Detailhandel zijn, naar moet worden aangenomen, in strijd met de Europese Dienstenrichtlijn/ de Dienstenwet. Het gaat om uitganspunten die kunnen worden aangemerkt als een (ontoelaatbare) beperking van de 'vrije mededinging / vestiging', die in de Dienstenrichtlijn en de Dienstenwet beogen te beschermen; dat als voortvloeisel van onder meer artikel 43 EG-Verdrag (vrijheid van vestiging) (zie ook Tijdschrift voor Bouwrecht, juni 2009, blz.523 e.v.).
Op zijn laatst nadat de wet in werking is getreden, zal de Beleidsnota Detailhandel op het bedrijventerrein moeten worden aangepast. Eisen als: 'door aanvrager is aangetoond dat de bestaande structuur niet duurzaam wordt aangetast' en 'er bij bouwmarkten via een DPO is aangetoond dat er nog voldoende marktruimte aanwezig is', zullen niet meer kunnen worden gesteld. Dergelijke eisen zijn ontoelaatbare beperkingen van het recht op 'vrije mededinging en vrije vestiging'; ze zijn economisch bepaald en niet ruimtelijk relevant in het kader van het bestemmingsplan.
Consequenties voor het bestemmingsplan
De bepalingen in dit bestemmingsplan betreffende het toelaten van bepaalde vormen van detailhandel zijn aangepast ter voorkoming van strijdigheid met de Europese en nationale regelgeving..
3.3.8 Masterplan bedrijventerrein De Mors (deelgebieden Noord deel Oost en noord deel West) (2005)
De nota richt zich op een viertal door de ondernemers en gemeente geconstateerde ambities voor dit bedrijventerrein, te weten:
- Vergroten van de aantrekkelijkheid van het terrein;
- Tegengaan van de fysieke veroudering;
- Wegnemen/verminderen van de onvrede onder gebruikers van het terrein;
- Intensiveren van het gebruik (m.n. arbeidsintensiteit).
Er wordt aangesloten op de Nota Volumineuze Detailhandel en de Nota kantorenbeleid. Er wordt gewerkt volgens de methodiek van “het juiste bedrijf op de juiste plaats”. Daarnaast zijn de volgende ambities geformuleerd:
- Wateroverlast zal worden tegengegaan door aanleg verbeterd gescheiden rioolstelsel, retentievijver en oppervlaktewater;
- Infrastructuur ontsluiting van het terrein dient te worden aangepast/verbeterd;
- Verkeersveiligheid dient te worden verbeterd;
- Indien mogelijk dient middels het bestemmingsplan een nadere categorisering en segmentering van het bedrijventerrein plaats te vinden;
- Er wordt een aanvang gemaakt met de invoering van parkmanagement.
3.3.9 Welstandsnota 2004 Gemeente Rijssen Holten (2004)
De Welstandsnota biedt een aanvrager meer duidelijkheid vooraf over de welstandstoetsing. Tegelijkertijd vormen het beleid en de welstandscriteria de nota het beoordelingskader van de welstandcommissie. De gemeente heeft er voor gekozen om alle vergunningplichtige bouwwerken aan welstandseisen te toetsen. Voor veel voorkomende kleine bouwwerken (die vallen onder de lichte vergunningplicht), voor reclame en voor monumenten gelden welstandscriteria die voor de gehele gemeente van toepassing zijn en niet gebiedsspecifiek zijn. Voor alle overige regulier vergunningplichtige bouwplannen geldt dat zij aan de gebiedsgerichte welstandscriteria worden getoetst.
Het bedrijventerrein Rijssen valt onder gebied 13; Bedrijventerreinen Rijssen. Over dit gebied wordt gemeld dat het verschil in kwaliteit tussen de verschillende bedrijventerreinen groot is. Vooral de Mors kan een kwaliteitsimpuls gebruiken, waarbij de nadruk ligt op kleinschaliger bebouwing, hogere architectonische kwaliteit en aandacht voor de inrichting van de openbare ruimte.
Langs doorgaande wegen en aan de randen met het buitengebied dient extra aandacht aan kleurgebruik en vormgeving te worden gegeven.
Nieuwe ontwikkelingen in Plaagslagen dienen de huidige basiskwaliteiten te behouden en te voldoen aan het beeldkwaliteitplan.
3.3.10 Beeldkwaliteitsplan bedrijventerrein Noord en Noordermors; Rijssen (2007)
Revitalisering van bestaande bedrijventerreinen is één van de speerpunten van het gemeentelijk beleid. Om de kwaliteit bij deze revitalisering te waarborgen is het beeldkwalititeitsplan bedrijventerrein Noord en Noordermors opgesteld. In het beeldkwaliteitsplan is de gewenste kwaliteit vastgelegd. Deze wordt verankerd in de welstandsnota of in het bestemmingsplan.
Consequenties voor het bestemmingsplan
Wijzigingsbevoegdheden die in het bestemmingsplan zijn opgenomen worden getoetst aan het beeldkwaliteitsplan. Dit is opgenomen in de regels bij het bestemmingsplan. Daarnaast biedt het bestemmingsplan waar nodig de ruimte om de gewenste beeldkwaliteit in de toekomst te behalen. Waar het Beeldkwaliteitsplan uitspraken doet over welstandsaspecten worden deze vertaald in de gemeentelijke welstandsnota.
3.3.11 Milieubeleidsplan 2005-2009 (2005)
Het Milieubeleidsplan beschrijft voor alle relevante beleidsvelden de gewenste doelen. De doelen zijn gebaseerd op de gemeentelijke beleidsstukken en de beleidsuitgangspunten van de rijksoverheid en de Provincie Overijssel.
De gemeentelijke visie voor bestaande bedrijven op industrieterreinen luidt als volgt:
Werken aan de totstandkoming van een integrale benadering van de bestaande industrieterreinen, waarbij tevens getracht wordt om de bestaande milieubelasting zoveel mogelijk tot een minimum te beperken. Het beleid voor de komende jaren is gericht op het verduurzamen van de huidige bedrijventerreinen.
Per Milieubeleidsthema zijn in het milieubeleidsplan de doelstellingen voor de komende jaren aangegeven. Voor bestaande bedrijven op industrieterreinen hebben de volgende thema's een hoge relevantie:
- Bedrijfsgerichte Milieutaken
- Energie
- Externe Veiligheid
- Verkeer en Vervoer
Het eerste thema kan onder meer invulling krijgen via het bestemmingsplan. In het bestemmingsplan kan worden vastgelegd welke categorieën bedrijven op een bepaalde plek worden toegestaan.
Het tweede thema heeft betrekking op het bevorderen van het gebruik van duurzame energie. Wat betreft externe veiligheid wil de gemeente het risico voor de bewoners zo veel mogelijk beperken. Ruimtelijke ordening speelt hierbij een belangrijke rol. Immers door middel van een goede ruimtelijke ordening kunnen bepaalde onwenselijke situaties worden voorkomen en soms zelfs worden opgelost.
Het laatste thema, verkeer en vervoer, levert een belangrijke bijdrage aan onder meer de luchtverontreiniging, ruimteproblemen en geluidhinder. Het doel is het terugdringen van de (overbodige) automobiliteit, het bevorderen van milieuvriendelijke mobiliteitsalternatieven en het terugdringen van de negatieve effecten van de mobiliteit.
3.3.12 Handhavingsplan Fysieke Leefomgeving; integraal handhavingsbeleid Rijssen-Holten 2007-2009 (2006)
In het Handhavingsplan wordt het handhavingsbeleid van de gemeente voor de komende jaren weergegeven. Handhaving heeft als primair doel de kwaliteit, veiligheid en leefbaarheid van de bebouwde en onbebouwde ruimte te beschermen.
Handhaving begint in feit al in een zeer vroeg stadium. Reeds vanaf het formuleren van het beleid moet de handhaafbaarheid als een randvoorwaarde worden meegenomen. Niet alleen in absolute zin: is de regel überhaupt juridisch te handhaven, maar ook in kwalitatieve zin: is de regel doelmatig te handhaven. Er zal kritisch gekeken moeten worden naar de handhaafbaarheid van de voorschriften. De voorschriften van een bestemmingsplan worden getoetst aan het criterium doelmatige handhaving.
Net als bij overige bestemmingsplannen zullen ook de voorschriften bij het nieuwe bestemmingsplan voor het bedrijventerrein handhaafbaar moeten zijn.
Hoofdstuk 4 Randvoorwaarden
4.1 Milieuaspecten
Milieuaspecten zijn vaak bepalend voor de ruimtelijke mogelijkheden. Daarom is het van belang om bij het opstellen van een bestemmingsplan de uitkomsten van eventuele milieuonderzoeken mee te nemen. Om de milieuaspecten optimaal in beeld te brengen is naast het bestemmingsplan de notitie Actualisatie bestemmingsplan bedrijventerrein Rijssen door het bureau Tauw opgesteld. In de notitie worden de relevante milieuaspecten behandeld. De notitie is als bijlage opgenomen bij dit bestemmingsplan. Daarmee maakt de notitie deel uit van het bestemmingsplan. In dit hoofdstuk worden de belangrijkste conclusies uit de notitie behandeld. Voor de volledige tekst van de onderzoeken wordt verwezen naar de bijlage.
4.2 Flora En Fauna
De doelstelling van het bestemmingsplan is om het bedrijventerrein te handhaven. De zwaarte van het type bedrijven dat zich op het terrein mag vestigen verandert niet. Daarmee zijn ecologische effecten van de actualisatie van de bestemmingsplannen niet te verwachten.
4.3 Geluid
In de Wet geluidhinder worden grenswaarden benoemd die specifiek aangegeven aan welke belasting gevoelige bestemmingen vanuit wegverkeerlawaai mogen worden blootgesteld. Door bureau Tauw is de geluidsbelasting op het bedrijventerrein berekend. Uit de berekeningen blijkt dat op een aantal punten de geluidsnormen worden overschreden. Op het bedrijventerrein zelf leidt dit echter niet tot knelpunten omdat we hier niet te maken hebben met gevoelige bestemmingen. Uitzondering hierop vormt het ROC Rijssen. Dit is echter een bestaande situatie, waardoor geen ontheffing aangevraagd hoeft te worden.
De verwachting is dat de situatie wegverkeerslawaai in de toekomst niet verandert, in de zin dat er meer knelpunten ontstaan. In het bestemmingsplan worden geen nieuwe woningen toegestaan, alleen bestaande bedrijfswoningen zijn toegestaan. Deze vallen niet onder de categorie geluidgevoelig.
4.4 Bodem
In overleg met de gemeente is besloten het aspect bodemkwaliteit binnen het voorliggend bestemmingsplan buiten beschouwing te laten. Reden hiervoor is dat de functie van het gebied niet veranderd. Tevens heeft de gemeente aangegeven dat er binnen het plangebied geen urgente bodemverontreinigingen aanwezig zijn.
4.5 Luchtkwaliteit
Een ruimtelijk plan moet getoetst worden aan de bijdrage die het levert aan de luchtkwaliteit. Deze bijdrage wordt getoetst aan het Besluit Luchtkwaliteit. Door bureau Tauw is een luchtkwaliteitsonderzoek uitgevoerd.
Situatie plangebied verkeer en luchtkwaliteit
De luchtkwaliteit in relatie tot het wegverkeer is berekend door Goudappel Coffeng. Zij hebben in 2007 voor de gehele gemeente een verkeersmilieumodel opgesteld. Dit betekent dat het verkeersmodel gebaseerd op actuele verkeerscijfers, en werkt met de recente berekeningsmodellen.
Uit de berekening is op te maken dat luchtkwaliteit in de huidige situatie geen knelpunt vormt voor het te actualiseren bestemmingsplan bedrijventerreinen Rijssen.
Van de toekomstige situatie zijn op dit moment geen gegevens beschikbaar. Het is echter niet waarschijnlijk dat de normen luchtkwaliteit in de toekomst wel overschreden worden vanuit het wegverkeer. Door autonome ontwikkelingen verbetert de luchtkwaliteit overal in Nederland significant. Het is niet aannemelijk dat door het geactualiseerde bestemmingsplan bedrijventerrein het aantal verkeersbewegingen zo toeneemt, dat het de verbetering van autonome ontwikkelingen teniet doet.
Situatie plangebied industrie en luchtkwaliteit
Het plangebied betreft een bedrijventerrein. De bedrijven kunnen naast een verkeersaantrekkende werking eventueel ook directe emissies naar de lucht veroorzaken. In onderstaande tekst wordt kwalitatief ingegaan op de verwachte effecten van industriële emissies.
Doorgaans blijkt dat bedrijven lokaal slechts een beperkte invloed hebben op de lokale luchtkwaliteit (maximaal enkele procenten; dit komt overeen met maximaal circa 1 ug/m³ als jaargemiddelde). Kenmerkend van industriële emissies is namelijk dat indien sprake is van emissies dat deze via schoorstenen op hoogte worden geëmitteerd, zodanig dat een goede verspreiding wordt gerealiseerd.
De aard van de gevestigde bedrijven is voornamelijk categorie 1-3. Categorie 4 is op delen van het bedrijventerrein toegestaan, maar is slechts beperkte realiteit. Er worden geen significante wijzigingen voorzien.
Voor de effecten op de luchtkwaliteit zijn in het bijzonder grotere bedrijven van belang. Het betreft vooral bedrijven met een hoog energieverbruik (NOx emissie) en bedrijven met veel stofemissie (met name op- en overslagactiviteiten in de buitenlucht). Deze bedrijven zijn in zeer beperkte mate aanwezig.
Op basis van de aard van de gevestigde bedrijven en de achtergrondconcentraties in het gebied is het niet aannemelijk dat de emissies van bedrijven maatgevend zijn voor de beoordeling van de luchtkwaliteit. De luchtkwaliteit wordt bepaald door de achtergrondconcentratie en de bijdrage door verkeer. De lokale bijdrage door bedrijven is minimaal.
4.6 Waterparagraaf
In het kader van de bestemmingsplanprocedure is door bureau Tauw een watertoets uitgevoerd. De resultaten van deze watertoetsprocedure zijn opgenomen in voorliggende waterparagraaf.
In deze waterparagraaf is aangegeven welke rol water vervult in de herontwikkeling van het bedrijventerrein. Onderwerpen die aan bod komen zijn de beschrijving van de huidige situatie, waterrelevant beleid, een beschrijving van de nieuwe situatie en het doorlopen watertoetstraject.
4.6.1 Bestaande situatie
Het bedrijventerrein Rijssen ligt aan de noordkant van de kern Rijssen. Het plangebied sluit aan bij de bebouwde kom en wordt voor het overige deel omringd door agrarische gronden en een kleinschalig bosgebied. Het terrein heeft een netto oppervlakte van circa 180 ha. Het wordt getypeerd als lokaal gemengd bedrijventerrein (milieucategorie 1 tot en met 4). Ten zuiden van het plangebied ligt de spoorlijn Almelo - Deventer, het station Rijssen en de N350
(Almelo - Deventer). De N350 en de Morsweg (Provinciale weg Zuna) vormen de hoofdontsluiting van het bedrijventerrein. Via de N350 is de A1 Apeldoorn - Deventer - Hengelo bereikbaar.
De verschillende plandelen zijn verschillend gerioleerd. De gebieden Noordermors en Noordermors 2 zijn nog gemengd gerioleerd.
Afbeelding: huidig rioolstelsel
In de gebieden Noord deel west en oost lag oorspronkelijk een gemengd rioolsysteem. In de afgelopen jaren is het verharde oppervlak in deze gebieden afgekoppeld op een regenwaterriool (uitgezonderd deel ten oosten van de Molendijk (groen gearceerd), hier ligt nog steeds een gemengd riool). Het regenwaterriool van Noord deel west watert via een lamellenfilter af op een watergang langs de Morsweg. In Noord deel oost watert het regenwaterriool af via een lamellenfilter op de watergang tussen de spoorlijn en de Reggesingel. Het profiel van de watergang is aangepast aan de nieuwe functie voor berging en afvoer van hemelwater. Ten zuiden van het gebied Noord deel oost is een extra watergang gegraven tussen de spoorlijn en de Reggesingel om extra retentie in het gebied te creëren.
De gebieden Noordermors 3 en 4 en Plaagslagen zijn de nieuwste delen van de bedrijven. Hier is een verbeterd gescheiden riool aangelegd. Om het regenwater dat overstort bij hevige buien op te kunnen vangen is een retentiestelsel van watergangen aangelegd. Er is voldoende berging in het gebied.
Naast de watergangen aangelegd voor voldoende retentie in het gebied stroomt ook een watergang van het waterschap door het plangebied, de Maatgraven. De Maatgraven voert in de huidige situatie zowel landelijk als stedelijk water af richting de Regge. Voor uitstroming in de Regge bevindt zich een stuw. Het zomerpeil van deze stuw wordt gehandhaafd op NAP +8,10 m. Het winterpeil is NAP +7,70 m. Alle overige watergangen in het plangebied voeren het water nu af op de Maatgraven.
Het maaiveld in het plangebied ligt tussen NAP +9,0 en NAP +10,0 m. Op basis van gegevens van de Grondwaterkaart van Nederland liggen de stijghoogten van het grondwater in het
1e watervoerend pakket rond NAP +8,0 m. Er is in het plangebied geen grondwateroverlast bekend.
Een bedrijf op de Noordermors 3 heeft een vergunning voor ontrekking van oppervlaktewater. Het gaat om zodanige hoeveelheden dat het waterpeil in de watergang ten noorden van het bedrijf behoorlijk kan uitzakken.
4.6.2 Waterrelevant beleid
Landelijk beleid
In de KRW wordt de ecologische kwaliteit van wateren centraal gesteld. Uit WB21 komt naar voren dat klimaatverandering invloed heeft op ons watersysteem. In overheidsplannen moet de trits 'vasthouden - bergen - afvoeren' als verplicht afwegingsprincipe worden gehanteerd. Het NBW heeft tot doel om in de periode tot 2015 de waterhuishouding in Nederland op orde te brengen en daarna op orde te houden. Het gaat daarbij om problemen als hoog water, watervervuiling, droogte en in ecologisch opzicht te arm water. Om deze problemen te bestrijden zijn maatregelen nodig als het aanleggen van retentiegebieden, het vergroten van de afvoercapaciteit en het vasthouden van water.
Provinciaal beleid
In het WHP Overijssel 2000+ zijn functies toegekend aan het oppervlaktewater. Voor stedelijk gebied geldt over het algemeen het streefbeeld 'basiswater' (stroomgebieden waarbinnen gestreefd wordt naar optimaal en duurzaam gebruik van water).
Beleid waterschap Regge en Dinkel
Het waterschap bevordert de belevingswaarde van stedelijk water. Het waterschap is voorstander van het zoveel mogelijk gescheiden houden van relatief schoon regenwater en afvalwater c.q. vervuild regenwater.
Ten aanzien van afkoppelen heeft het waterschap de volgende doelstellingen:
- Afkoppelen op een wijze dat hydrologisch en milieuchemisch een optimale situatie wordt bereikt
- In 2006 moet meer dan 3 % van het verharde oppervlak in het gehele stedelijke gebied afgekoppeld zijn
- In nieuw stedelijk gebied moet 100 % van het schone verharde oppervlak afgekoppeld zijn
- Kwaliteitswatergebieden moeten prioriteit krijgen
- Er moet duidelijkheid zijn betreffende de beheersverantwoordelijkheden
Het kader waarbinnen afkoppelen mag plaatsvinden:
- Afkoppelen dient plaats te vinden in combinatie met een voorziening passend in de trits vasthouden - bergen - afvoeren en die bijdraagt aan compensatie van de verdrogende werking van het bebouwde gebied
- Bronmaatregelen ter verbetering van de kwaliteit van het afstromende hemelwater hebben prioriteit
- De (toekomstige) bewoners moeten worden voorgelicht
- Hemelwater wordt bovengronds afgevoerd naar een voorziening
- Hemelwater wordt via een bodempassage verder behandeld
- Bij uitbreiding en inbreiding dient 100 % van het schone verharde oppervlak te worden afgekoppeld
Beleid gemeente
De gemeente Rijssen - Holten heeft het Gemeentelijk Rioleringsplan 2005 - 2012 opgesteld. Hierin is beleid opgenomen betreffende de omgang met afkoppelen van verhard oppervlak in bestaand en nieuw gebied.
Particulier terrein bestaand stedelijk gebied
Bij het afkoppelen van oppervlakken op particulier terrein in bestaand stedelijk gebied geeft de gemeente bij woningen een meewerkvergoeding van EUR 50,00, wanneer dit gelijktijdig met een afkoppelproject van de openbare verharding wordt uitgevoerd.
Bij 'de rest' (kerken, kantoren, bedrijfshallen, et cetera) wordt geen meewerkvergoeding verstrekt. De gemeente zal wel alle voorzieningen op particulier terrein bekostigen.
Wanneer geen sprake is van een afkoppelproject van de openbare verharding is ook een regeling van toepassing. Eigenaren van woningen krijgen een vergoeding wanneer zij het regenwater afkomstig van verhard oppervlak bergen en infiltreren op eigen terrein. De regeling ziet er als volgt uit:
- De bijdrage bedraagt maximaal EUR 5,00 per m² afgekoppeld verhard dakoppervlak;
- Subsidie is alleen mogelijk bij dakvlakken groter dan 100 m²;
- Maximaal 50 % van de kosten worden gesubsidieerd;
- Er dient vooraf een afwateringsplan te worden overlegd;
- Afgekoppeld dakwater dient op eigen terrein te worden geborgen (30 mm);
- Gemeente bekostigt, naast de eventuele toegekende subsidie, geen voorzieningen op eigen terrein.
Bij het afkoppelen worden geen bronmaatregelen getroffen (behalve in bodembeschermingsgebieden).
Inbreidingslocaties
Bij inbreidingslocaties dient het hemelwater geïnfiltreerd te worden op locatie. Het ontwerpuitgangspunt is dat per m² afvoerend verhard oppervlak 30 mm berging gerealiseerd wordt. Indien dit niet gerealiseerd kan worden, zorgt de gemeente elders in de omgeving voor compensatie. De kosten hiervoor (EUR 26,00 per m² afvoerend verhard oppervlak) worden verhaald op de betreffende ontwikkelaar.
Nieuwbouwlocaties
Bij nieuwbouwlocaties dient een ontwateringsplan te worden opgesteld. Bij industrieterreinen dient bij een verbeterd gescheiden stelsel DWA en RWA afzonderlijk op de erfscheiding te worden aangeboden. In sommige bestemmingsplannen wordt een separaat stelsel aangelegd voor uitsluitend het schone dakwater. In dit geval dient de eigenaar dus het vuilwater, het terreinwater en het dakwater afzonderlijk aan te bieden op de erfscheiding / straatzijde. Indien er de mogelijkheid bestaat het schone dakwater rechtstreeks aan te sluiten op open water dan wordt hieraan de voorkeur gegeven.
4.6.3 Toekomstige situatie
De gemeente wenst de gebruiksmogelijkheden van dit bedrijventerrein te optimaliseren. Het nieuwe bestemmingsplan dient daarom ruimte te creëren voor nieuwe ontwikkelingen, zoals:
- Herinrichting en intensivering van het bedrijventerrein
- Het tot stand brengen van efficiënter ruimtegebruik door zonering, categorisering en segmentering van de bedrijfsvestigingen
- Ruimte creëren voor ondersteunende / gemeenschappelijke voorzieningen
- En de realisatie van één of meerdere woonwerkzones
Uitbreiding van het bedrijventerrein is niet aan de orde. Het bestemmingsplan dient als nieuwe beheerregeling een basis te bieden voor het ruimtelijk beheer en de invoering van parkmanagement.
Het riolerings- en oppervlaktewatersysteem op het bedrijventerrein is doorgerekend op basis van maximale bebouwing in het gebied. Uit deze berekening blijkt dat het systeem voldoet aan de eisen en zelfs aan de veilige kant is. In het plangebied is nu nog geen sprake van maximale bebouwing.
Het gebied ten oosten van de Molendijk (Nijhuis) in de oosthoek van Noord deel oost wordt in de toekomst herontwikkeld. Het gebied is in particulier bezit en zal door de particulier zelf worden ontwikkeld. In de huidige situatie ligt hier een gemengd stelsel. Bij herontwikkeling van het gebied zal het verharde oppervlak worden aangesloten op een verbeterd gescheiden stelsel. Wanneer noodzakelijk zal extra waterberging worden aangelegd.
In de Noordermors 2 ligt nu een gemengd rioolsysteem. In het kader van het GRP wordt onderzocht of de daken liggend aan watergangen kunnen worden afgekoppeld.
In de huidige situatie voert de Maatgraven zowel landelijk als stedelijk water af. In de toekomst zal de Maatgraven alleen stedelijk water gaan afvoeren. Om het 'vuile' stedelijke water snel af te kunnen voeren is een wijziging van het stroomprofiel noodzakelijk. Het versmallen van het stroomprofiel en het opwaarderen van de Maatgraven is momenteel in onderzoek bij het waterschap en de gemeente. Formele besluiten zijn hierover nog niet genomen. Voor het wijzigen van het stroomprofiel zal door de gemeente bij het waterschap een keurontheffing worden aangevraagd.
De watergang aan de oostzijde van Noord deel oost langs de Morsweg zal visueel worden opgewaardeerd.
De zuidelijke watergang langs de Reggesingel voert het water momenteel nog af via de Maatgraven. In de toekomst krijgt deze watergang een eigen verbinding met de Regge. Hierover is de gemeente nog in overleg met het waterschap. Dit wordt waarschijnlijk een duikerverbinding.
4.6.4 Proces
Op dinsdag 29 mei 2007 heeft een watertoets-overleg plaatsgevonden tussen de gemeente en waterschap Regge en Dinkel. De wateraspecten en randvoorwaarden die tijdens dit overleg ter sprake kwamen zijn verwerkt in deze waterparagraaf.
4.7 Archeologie
Het gehele plangebied kent een lage trefkans voor archeologische waarden, op een klein stukje in het noordwesten na. Dit gebied kent een middelhoge verwachtingswaarde. Daarnaast komen binnen het plangebied komen geen archeologische monumenten voor. Gezien deze gegevens en het feit dat in het voorliggende bestemmingsplan geen nieuwbouwontwikkelingen mogelijk worden gemaakt, wordt een archeologisch onderzoek niet noodzakelijk geacht.
Consequenties voor het bestemmingsplan
Voor het gebied met een middelhoge verwachtingswaarde wordt een dubbelbestemming opgenomen. Binnen deze dubbelbestemming geldt een aanlegvergunningsplicht.
4.8 Externe Veiligheid
Toetsingskader
Toetsing van ruimtelijke plannen aan het externe veiligheidsbeleid vindt plaats op basis van het Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen (Bevi). In het besluit zijn milieukwaliteitseisen geformuleerd. Het besluit maakt een onderscheid tussen:
- Plaatsgebonden risico: risico op een plaats buiten een inrichting uitgedrukt als een kans per jaar dat een persoon die onafgebroken en onbeschermd op die plaats zou verblijven, overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongewoon voorval binnen die inrichting waarbij een gevaarlijke stof betrokken is.
- Groepsrisico: cumulatieve kansen per jaar dat ten minste 10, 100 of 1000 personen overlijden als rechtstreeks gevolg van hun aanwezigheid in het invloedsgebied van een inrichting en een ongewoon voorval binnen die inrichting waarbij een gevaarlijke stof betrokken is.
Daarnaast maakt het besluit onderscheid tussen kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten. Het Bevi geeft een overzicht van type gebouwen en functies die onder één van deze twee categorieën valt. Samengevat kan de volgende onderverdeling gemaakt worden:
- Kwetsbaar: (1) woningen, (2) gebouwen bestemd voor het verblijf van minderjarigen, ouderen, zieken of gehandicapten, en (3) gebouwen waarin grote aantallen personen gedurende een groot gedeelte van de dag aanwezig plegen te zijn
- Beperkt kwetsbaar: (1) woningen van derden met een dichtheid van maximaal twee woningen per hectare, (2) kleinere kantoorgebouwen en hotels, restaurants, winkels, sporthallen, zwembaden en speeltuinen, bedrijfsgebouwen, (3) objecten met een hoge infrastructurele waarde,
De toetsingnormen uit het Bevi zijn:
- Plaatsgebonden risico:
- 1. Kwetsbaar object: 10-6; dit is een grenswaarde waar aan voldaan moet worden.
- 2. Beperkt kwetsbaar object: 10-6, dit is een richtwaarde waarvan alleen op basis van een zorgvuldige onderbouwing afgeweken mag worden.
- Groepsrisico: De berekening van de cumulatieve kans dat 10, 100 of 1000 mensen komen te overlijden als gevolg van een ongewoon voorval binnen die inrichting waarbij een gevaarlijke stof betrokken is. Deze wordt uitgedrukt in een F(N)-curve. Deze F(N)-curve wordt afgezet tegen de toetsingnorm. De toetsingsnorm is een oriënterende waarde waar alleen met gewichtige redenen van afgeweken mag worden. Overigens dient in principe iedere toename in het groepsrisico te worden onderbouwd.
Gemeentelijke externe veiligheidsbeleid
De gemeente Rijssen-Holten heeft gemeentelijke externe veiligheidsbeleid opgesteld (Rijssen-Holten, 2006). In dit beleid beschrijft de gemeente haar doelstelling bij ruimtelijke projecten ten aanzien van externe veiligheid.
De gemeente streeft naar 'een verantwoord evenwicht tussen risico's en de behoefte aan de activiteiten die de risico's veroorzaken. Daartoe conformeert de gemeente zich aan haar wettelijke verplichtingen. Dit betekent dat invulling wordt gegeven aan de wettelijke verplichting om het groepsrisico en plaatsgebonden risico te overwegen. Het plaatsgebonden risico dient daarbij minimaal te voldoen aan de wettelijke grenswaarden.'
Voor wat betreft groepsrisico, effectbenadering en risicovol transport hanteert de gemeente de volgende uitgangspunten:
- In verblijfsgebieden worden geen risicobronnen geïntroduceerd
- In de directe omgeving van bestaande en geprojecteerde risicobronnen worden geen (beperkt) kwetsbare objecten en verblijfsgebieden geïntroduceerd.
- Risicobronnen worden niet geïntroduceerd indien zich in de omgeving bestaande en geprojecteerde (beperkt) kwetsbare objecten en verblijfsgebieden bevinden, tenzij uit beoordeling blijkt dat de aard en omvang van het risico beheersbaar is.
- Bij het beoordelen van risicosituaties worden aanvullend op de beoordeling van het plaatsgebonden risico en het groepsrisico ook de mogelijke effecten en beheersbaarheid van een calamiteit betrokken.
De situatie op het bedrijventerrein en de regeling in het bestemmingsplan
Door adviesbureau Tauw is onderzoek gedaan naar de situatie met betrekking tot de externe veiligheid (Tauw: Actualisatie bestemmingsplan bedrijventerrein Rijssen, Deventer, 29-09-2008). Daarbij is een onderscheid gemaakt in:
- bedrijven;
- gastransportleidingen;
- routes gevaarlijke stoffen (wegen en spoor).
Bedrijven
In het plangebied bevinden zich 7 BEVI-bedrijven: 4 tankstations met opslag en verkoop van LPG en 3 andere bedrijven (zie afbeelding):
- Voor de tankstations ligt de PR-contour voor het vulpunt steeds op 35 meter, voor de opslagtank op 25 meter en voor de afleverzuil op 15 meter. Het invloedsgebied in verband met het groepsrisico bedraagt steeds 150 meter vanaf het vulpunt.
- Pluijmers Isolatie, Wattstraat 11: De PR-contour ligt op ongeveer 60 meter en het invloedsgebied in verband met het groepsrisico is 1.125 meter. Bij dit bedrijf moet worden opgemerkt dat de regelgeving waarschijnlijk zo zal veranderen dat deze afstanden veel kleiner worden. Indien dat het geval is, zal daar bij de volgende fase van het bestemmingsplan rekening mee worden gehouden.
- Theunis, Galvanistraat 3: de PR-contour ligt op 20 meter vanaf de locatie van de opslag van flessen. Het invloedsgebied in verband met het groepsrisico is 80 meter. Dit betreft de bestaande situatie. Medical Services BV heeft plannen om de buitenopslag van de gascylinders te vervangen door een binnengelegen opslag. In verband hiermee is voor dit bedrijf een zogenaamde QRA gemaakt (Kwantitatieve risicoanalyse Medical Services BV, bureau Save, april 2008). Uit dit onderzoek blijkt dat de PR-contour kleiner zal worden. Binnen het invloedsgebied bevinden zich geen objecten waar personen verblijven. Dat houdt in dat het groepsrisico nihil is.
- Enkco, Noordemorssingel 12: de contouren van dit bedrijf liggen binnen de erfgrens (dit bedrijf is daarom niet in de afbeelding opgenomen).
Voor alle bedrijven geldt dat in de huidige situatie het plaatsgebonden risico toelaatbaar is. De oriënterende waarde van het groepsrisico wordt nergens overschreden.
De hiervoor genoemde PR-contouren zijn op de plankaart opgenomen. In de regels is bepaald dat op het bedrijventerrein alleen op die locaties BEVI-bedrijven zijn toegestaan (of als de PR-contour binnen de perceelgrens valt).
Gastransportleidingen
In en rond het plangebied liggen verschillende aardgastransportleidingen. In verband met het nieuwe bestemmingsplan is recent door de Nederlandse Gasunie onderzoek gedaan naar zowel het plaatsgebonden risico als het groepsrisico. Daaruit blijkt dat voor alle leidingen de PR-contour òp de leiding ligt, dat wil zeggen op een afstand van 0 meter (in tegenstelling tot de afstand van 30 meter die nog in het onderzoek van Tauw wordt vermeld). In het bestemmingsplan hoeven hiervoor dus geen specifieke regelingen opgenomen te worden. In de berekeningen van het groepsrisico is rekening gehouden met de voorziene nieuwe ontwikkelingen / de mogelijkheden die het bestemmingsplan biedt. Het groepsrisico blijft bij alle leidingen ver onder de oriënterende waarde. De gasleidingen zelf zijn door middel van een dubbelbestemming op de plankaart ingetekend: aan weerszijden 5 meter uit het hart van de leiding. Om de leidingen te beschermen mag in deze strook in principe niet gebouwd worden en is voor bijvoorbeeld voor het indrijven van voorwerpen een aanlegvergunning nodig.
Routes gevaarlijke stoffen (wegen en spoor)
De N347 (Morsweg-Reggesingel) en de spoorlijn zijn routes voor het transport van gevaarlijke stoffen (zie afbeelding). De PR-contouren liggen op de weg c.q. de spoorweg. Zoals in de afbeelding is te zien liggen de invloedsgebieden in verband met het groepsrisico over het bedrijventerrein. Uit onderzoek blijkt dat de oriënterende waarde van het groepsrisico niet wordt overschreden (zie hierna).
(Beperkt) kwetsbare functies
In het kader van de externe veiligheid dient niet alleen gekeken te worden naar de risicovolle activiteiten, maar ook naar de kwetsbare functies. De kwetsbare functies zijn op de plankaart afzonderlijk aangegeven, zoals met de bestemming Horeca of Maatschappelijk. Het bestemmingsplan laat geen nieuwe kwetsbare functies toe. In het kader van de externe veiligheid zijn er op dit vlak dus geen nieuwe ontwikkelingen.
Op het bedrijventerrein zijn tal van beperkt kwetsbare functies aanwezig. De bedrijfswoningen zijn afzonderlijk op de plankaart aangegeven. Volgens het bestemmingsplan zijn geen nieuwe bedrijfswoningen toegestaan. De bij veel bedrijven aanwezige kantoorruimten zijn niet apart aangegeven. Binnen de contouren van het plaatsgebonden risico mogen kantoren in principe niet uitgebreid worden. Verder is in de regels bepaald dat geen kantoren zijn toegestaan met een oppervlakte van meer dan 1.500 m².
Het gemeentelijke beleid is erop gericht om in de directe omgeving van risicobronnen bij voorkeur geen nieuwe beperkt kwetsbare functies toe te laten. Voor het bedrijventerrein gaat het daarbij om nieuwe bedrijfswoningen en nieuwe kantoorruimte. Zoals hiervoor is aangegeven zijn nieuwe bedrijfswoningen volgens het bestemmingsplan niet toegestaan. Het bestemmingsplan staat (nieuwe) kantoorruimte als ondergeschikt bedrijfsonderdeel van bedrijven toe. Gelet op de aanwezige bedrijven zal het daarbij om relatief kleine oppervlakten gaan.
Nieuwe zelfstandige kantoorruimte kan alleen gerealiseerd worden door toepassing van een wijzigingsbevoegdheid. Volgens het gemeentelijke beleid dienen in die situaties, naast de beoordeling van het PR, ook het GR en de mogelijke effecten en beheersbaarheid van een calamiteit in de afwegingen betrokken te worden. Bij het toepassen van deze wijzigingsbevoegdheid dienen burgemeester en wethouders te toetsen of de voorgenomen ontwikkeling in het veiligheidsbeleid van de gemeente past. Zoals uit onderstaande afbeelding blijkt, valt een groot deel van het bedrijventerrein in het kader van het groepsrisico onder de invloedsfeer.
In verband met de wijzigingsbevoegdheid ten behoeve van kantoren voor een zone rond de Morsweg, zijn door Royal Haskoning berekeningen voor de toename van het groepsrisico uitgevoerd, een zogenaamde gevoeligheidsanalyse. Uit de berekeningen blijkt dat het toestaan van kantoren tot 1.500 m² geen belemmeringen oplevert. Voor de zone rond de Morsweg wordt tot een dichtheid van 160 personen per ha aan de landelijke normen en het gemeentelijke veiligheidsbeleid voldaan. Voor de zone rond het spoor ligt deze dichtheid nog hoger. Het opnemen van de wijzigingsbevoegdheid is in het kader van de externe veiligheid daarom geen probleem.
Conclusie
Zowel in de bestaande situatie, als bij de ontwikkelingen die het bestemmingsplan toelaat, zijn er geen problemen ten aanzien van het plaatsgebonden risico. In de bestaande situatie wordt de oriënterende waarde van het groepsrisico nergens overschreden; in veel gevallen blijft het groepsrisico zelfs ver onder de oriënterende waarde. Door de ontwikkelingen die het bestemmingsplan toelaat kan het groepsrisico worden vergroot. Uit de onderzoeken blijkt dat ook dan de oriënterende waarde van het groepsrisico niet overschreden wordt. Gelet op de ruimtelijke doelstellingen zoals intensivering van het ruimtegebruik, wordt de toename van het groepsrisico aanvaardbaar geacht.
Zoals hiervoor is aangegeven is voor de substantiële ontwikkelingen die het groepsrisico kunnen verhogen het toepassen van een wijzigingsbevoegdheid noodzakelijk. In het kader van de procedure van de wijzigingsbevoegdheid dienen burgemeester en wethouders te toetsen of de voorgenomen ontwikkeling in het veiligheidsbeleid van de gemeente past. Daarbij dient ook een nadere verantwoording van het groepsrisico plaats te vinden. Daarbij dienen vanzelfsprekend ook de maatregelen tot het beperken van de risico's en de maatregelen om de gevolgen van een eventueel ongeval te beperken in de overwegingen betrokken te worden.
4.9 Milieuhinder Bedrijvigheid
Algemeen
Zowel de ruimtelijke ordening als het milieubeleid stellen zich ten doel een goede kwaliteit van het leefmilieu te handhaven en te bevorderen. Dit gebeurt onder andere door milieuzonering. Onder milieuzonering verstaan we het aanbrengen van een voldoende ruimtelijke scheiding tussen milieubelastende bedrijven of inrichtingen enerzijds en milieugevoelige functies als wonen en recreëren anderzijds. De ruimtelijke scheiding bestaat doorgaans uit een bepaalde afstand tussen milieubelastende en milieugevoelige functies. Die onderlinge afstand moet groter zijn naarmate de milieubelastende functie het milieu sterker belast.
Milieucategorie
Op basis van gegevens van de gemeente heeft bureau Tauw een bedrijfslijst samengesteld waarop alle bedrijven op het bedrijventerrein vermeld staan. Hierna zijn in twee rondes aan al deze bedrijven een milieucategorie gekoppeld. Een milieucategorie geeft aan welke milieuhinder een bedrijf veroorzaakt en tot hoever deze milieuhinder reikt. Het betreft hier de milieuhinder van geluid, stof, geur, en/of externe veiligheid. De milieubelasting is voor die aspecten vertaald in richtlijnen voor aan te houden afstanden tussen milieubelastende en milieugevoelige functies. Het milieuaspect met de grootste afstand is maatgevend en bepaalt in welke milieucategorie een bedrijfstype wordt ingedeeld.
Als basis voor het toekennen van de milieucategorieën zijn de SBI-codes gebruikt zoals die zijn weergegeven in 'Bedrijven en milieuzonering', een uitgave van de VNG. SBI-codes worden over het algemeen gebruikt voor het concreet invullen van milieuzonering. In 'Bedrijven en milieuzonering' wordt onderscheid gemaakt in onderstaande milieuzones:
Milieucategorie: | Afstand: |
Categorie 1 | 10 meter |
Categorie 2 | 30 meter |
Categorie 3.1 | 50 meter |
Categorie 3.2 | 100 meter |
Categorie 4.1 | 200 meter |
Categorie 4.2 | 300 meter |
Categorie 5.1 | 500 meter |
Categorie 5.2 | 1.000 meter |
Categorie 5.3 | 1.500 meter |
Milieuzones
Op basis van de hiervoor genoemde milieucategorieën is het plangebied opgedeeld in een aantal zones. Daarbij is gekeken naar de afstand tot aan de omliggende woonwijken. In de praktijk blijkt echter dat er bedrijven zijn die dichter bij de omliggende woonwijken liggen dan is toegestaan op basis van de milieuzonering. Deze bedrijven zijn vermeld in de notitie van bureau Tauw. In het voorliggende bestemmingsplan krijgen deze bedrijven een specifieke aanduiding binnen de bestemming Bedrijventerrein. Deze specifiek aanduiding regelt dat het betreffende bedrijf zijn huidige bedrijfsvoering mag voortzetten. Zodra het bedrijf stopt mag uitsluitend het huidige bedrijfstype of een bedrijfstype met een lagere milieucategorie terug komen. Op deze manier wordt huidige bedrijf niet belemmerd in zijn bedrijfsvoering en wordt op termijn een sanering van het bedrijventerrein veilig gesteld.
De specifieke bedrijven die voort komen uit de notitie van bureau Tauw zijn opgenomen op de plankaart en in de regels bij het bestemmingsplan.
De richtafstandenlijst van de VNG brochure 'Bedrijven en milieuzonering' gaat uit van gemiddeld moderne bedrijven. Indien bekend is welke activiteiten concreet worden of zullen worden uitgeoefend, kan gemotiveerd worden uitgegaan van de daadwerkelijk te verwachten milieubelasting, in plaats van de richtafstanden. In de VNG brochure zijn, in het kader van een goede ruimtelijke ordening en gekoppeld aan het omgevingstype, milieunormen opgenomen, waaraan de feitelijke milieubelasting kan worden getoetst.
Rustige woonwijk
Hoe gevoelig een gebied is voor milieubelastende activiteiten is mede afhankelijk van het omgevingstype. Om een goede milieu-zonering op te stellen is een analyse en beschrijving van de omgeving nodig. Meer hierover is te vinden in de gebiedstypering. De richtafstanden van de richtafstandenlijst gelden standaard ten opzichte van het omgevingstype rustige woonwijk. Een rustige woonwijk is ingericht volgens het principe van de functiescheiding: afgezien van wijkgebonden voorzieningen komen vrijwel geen an-dere functies voor; langs de randen is weinig verstoring door verkeer. Vergelijkbaar met de rustige woonwijk zijn rustig buitengebied, stiltegebied en natuurgebied. Daarvoor gelden dan ook dezelfde richtafstanden.
Gemengd gebied
Naast het omgevingstype rustige woonwijk kent de VNG-uitgave ook het omgevingstype gemengd gebied. Wanneer sprake is van omgevingstype gemengd gebied kunnen de richtafstanden tussen milieubelastende en milieugevoelige functies, voor met name het aspect geluid, met één afstandsstap verlaagd worden, zonder dat dit ten koste gaat van het woon- en leefklimaat. Het aspect geluid is veelal het maatgevende aspect. Een gemengd gebied is een gebied met een variatie aan functies; direct naast woningen komen andere functies voor zoals winkels, horeca en kleine bedrijven. Gebieden die direct langs de hoofdinfrastructuur liggen behoren ook tot het omgevingstype gemengd gebied. Gezien de aanwezige functiemenging of de ligging nabij drukke wegen kent het gemengd gebied al een hogere milieubelasting. Dat rechtvaardigt het verlagen van de richtafstanden met één stap. De richtafstand van 30 meter voor een bedrijf in milieuca-tegorie 2 kan dan bijvoorbeeld worden verkleind tot 10 meter en de richtafstand van 100 meter voor een bedrijf in milieucategorie 3.2 kan verlaagd worden tot 50 meter.
Het systeem van richtafstanden gaat dus uit van het principe van scheiding van functies: de richtafstandenlijst geeft richtafstanden tussen bedrijfslocaties en omgevingstype rustige woonwijk of gemengd gebied.
Functiemenging
Binnen gemengde gebieden kunnen milieubelastende en milieugevoelige functies op zeer korte afstand van elkaar gelegen zijn of worden gesitueerd. In deze gebieden is het niet goed mogelijk om het principe van functiescheiding toe te passen. Bij gebieden met een dergelijke functiemenging kan gedacht worden aan stads- en wijkcentra, hore-caconcentratiegebieden en woongebieden met kleinschalige c.q. ambachtelijke bedrijvigheid. Het kan gaan om bestaande gebieden met functiemenging en om gebieden waar bewust functiemenging wordt nagestreefd, bijvoorbeeld om een grotere levendigheid tot stand te brengen.
De richtafstandenlijst is voor gebieden met functiemenging niet toepasbaar. Voor deze gebieden bevat de VNG-uitgave een 'Staat van Bedrijfsactiviteiten voor gebieden met functiemenging'. Daarin zijn alle milieubelastende activiteiten opgenomen die in principe in een gebied met functiemenging kunnen worden toegelaten. De milieubelastende activiteiten zijn ingedeeld in categorie A, B of C. Categorie A bestaat uit activiteiten die zodanig weinig milieubelastend voor hun omgeving zijn, dat deze in gebieden met functiemenging aanpandig aan woningen kunnen worden uitgevoerd. De eisen uit het Bouwbesluit voor scheiding van wonen en bedrijven zijn hiervoor voldoende. Categorie B staat voor activiteiten die in gemengd gebied kunnen worden uitgeoefend, maar een zodanige milieubelasting voor hun omgeving hebben dat ze bouwkundig afgescheiden van woningen en andere gevoelige functies plaats dienen te vinden. Categorie C bestaat uit de activiteiten die vanwege hun verkeersaantrekkende werking op een goede ontsluiting op de hoofdinfrastructuur zijn aangewezen.
Voor de toelaatbaarheid van deze activiteiten gelden samengevat de volgende randvoorwaarden:
- 1. het gaat om kleinschalige, meest ambachtelijke bedrijvigheid;
- 2. productie en/of laad- en loswerkzaamheden vinden alleen in de dagperiode plaats;
- 3. de activiteiten (inclusief opslag) geschieden hoofdzakelijk inpandig;
- 4. activiteiten met een hoge vervoersintensiteit moeten beschikken over een goede aansluiting op de hoofdinfrastructuur.
4.10 Sociale Veiligheid
Bij sociale veiligheid gaat het erom dat de omstandigheden in de openbare buitenruimte, met name wegen, langzaam verkeersroutes, paden en groenvoorzieningen, zodanig zijn, dat mensen zich daar redelijk veilig voelen en dat zoveel mogelijk ook daadwerkelijk zijn. Bij de realisering van het bedrijventerrein en de bijbehorende voorzieningen zal aandacht worden besteed aan maatregelen ter handhaving en verbetering van de sociale veiligheid.
Omdat er geen woningbouw in het plangebied aanwezig is, kan er sprake zijn van een lage mate van sociale controle op de openbare ruimte in de avonduren. Op het bedrijfsterrein kan van een dergelijke controle alleen overdag en dan nog in beperkte mate sprake zijn, vanuit bedrijfs- of kantoorruimten waar regelmatig mensen aanwezig zijn, met zicht op de openbare ruimte.
In het onderhavige geval betreft sociale veiligheid aspecten als 'zichtbaarheid', 'overzichtelijkheid', 'aanwezigheid van (andere) weggebruikers', 'uitwijkmogelijkheden', maar ook 'toegankelijkheid' en 'duidelijkheid van route en bewegwijzering'. Bij eventuele nieuwe ontwikkelingen worden deze aspecten in acht genomen.
4.11 Radarverstoringsgebied
Een aantal gemeenten in de regio Twente, waaronder een gedeelte van de gemeente Rijssen-Holten, liggen binnen het radarverstoringsgebied van de vliegbasis Twente. Dit houdt in dat, teneinde het ongestoord functioneren van radar- en communicatieapparatuur op de vliegbasis te waarborgen, er rond de vliegbasis een cirkel met een straal van 15 nautische mijl (=27,8 km) geldt, gemeten vanaf de positie van de radar. Binnen dit radarverstoringsgebied dient voor ieder obstakel, hoger dan 85 meter boven NAP, te worden berekend of er verstoring van de radar optreedt. De mate van verstoring is afhankelijk van onder andere de hoogte, breedte en opstelling van objecten. Plannen tot het oprichten van hoge bebouwing dienen altijd individueel getoetst te worden door het Ministerie van Defensie (in casu de regionale directie van de Dienst Vastgoed Defensie van het Ministerie van Defensie).
Ligging radarverstoringsgebied (bron: Dienst Vastgoed Defensie Directie Noord)
Binnen het plangebied wordt geen bebouwing toegestaan met een grotere hoogte dan 85 meter boven NAP. De maximaal toegestane bouwhoogte van kantoren in het plangebied is 18,5 meter boven maaiveld. Het maaiveld in de kern Rijssen ligt maximaal 10 meter boven NAP. Dit betekent dat de maximaal toegestane bouwhoogte van kantoren in het plangebied op 28,5 meter boven NAP ligt. De maximale bouwhoogtes blijven onder de norm van het radarverstoringsgebied. In het kader van dit bestemmingsplan hoeft derhalve geen onderzoek te worden gedaan naar de mate van verstoring van de radar. Het feit dat middels een zelfstandige projectprocedure (vrijstelling van het bestemmingsplan) een grotere bouwhoogte zou kunnen worden toegestaan doet hier niets aan af. Een zelfstandige projectprocedure is een op zichzelf staand middel om ruimtelijk beleid uit te oefenen en wordt dan ook los van het bestemmingsplan gevoerd.
Hoofdstuk 5 Planbeschrijving
5.1 Beheervisie
In het grootste deel van het plangebied worden geen ingrijpende veranderingen in de functionele en ruimtelijke structuur voorzien. De bestemmingsregeling heeft daarom voornamelijk een beheerkarakter. Ontwikkelingen die voortborduren op de huidige situatie in het plangebied, die noodzakelijk zijn voor een goed beheer en functioneren van het plangebied worden in de bestemmingsregeling direct mogelijk gemaakt.
5.1.1 Bedrijven
Alle bestaande bedrijven op het bedrijventerrein worden als zodanig bestemd. Om optimaal gebruik te maken van ruimte en toch voldoende zekerheid te bieden voor omwonenden is een milieuzonering opgenomen. Deze zonering laat aan de randen alleen bedrijven toe met een lagere milieucategorie. De 'zwaardere' bedrijven met een hogere categorie worden uitsluitend toegestaan in het midden gebied. De bedrijven die nu een te hoge categorie hebben voor de zone waar zij in komen te liggen, krijgen een specifieke aanduiding. Op die locatie mogen in de toekomst uitsluitend bedrijven met een lagere milieucategorie of bedrijven in dezelfde branche terug komen. De op het bedrijventerrein voorkomende voorzieningen voor sport en sportieve recreatie, in de vorm van sportscholen, squashbanen, tennisbanen en fitnesscentra, zijn, gezien hun overwegend bedrijfsmatige karakter, in de bedrijfsbestemming meegenomen.
Een bijzondere vorm van bedrijvigheid in het plangebied is het tuincentrum aan de Nijverdalseweg. Er is in het verleden gekozen om het tuincentrum een specifiek bestemming te geven. Op deze specifieke bestemming kan het tuincentrum blijven bestaan, maar worden andere tuincentra binnen het plangebied uitgesloten. In dit bestemmingsplan zal de vigerende regeling worden overgenomen.
De overwegingen voor de milieuzonering zijn te vinden in paragraaf 4.9. Op basis van de VNG-brochure is het gebied ingedeeld in een aantal gebiedstyperingen.
Gebiedstyperingen
In en om het bestemmingsplangebied valt een aantal omgevingstypen te onderscheiden.
Bedrijvigheid
Het grootste gedeelde van het plangebied bestaat uit bedrijvigheid.
Stedelijke woonomgeving
De eerstelijnswoonbebouwing langs de rand van het plangebied kan aangeduid worden als een stedelijke woonomgeving. De VNG-brochure spreekt in dit verband over omgevingstype gemengd gebied. Echter hier wordt de term stedelijke woonomgeving passender gevonden, omdat er slechts één type bestemming op rust, namelijk wonen. Omdat de eerstelijns woonbebouwing zich naast een drukke doorgaande vervoersas bevindt en tegenover een bedrijfsgebied is gelegen, is het achtergrondniveau voor geluid hoger dan in een rustige woonwijk. Een correctie voor het aspect geluid is dan ook mogelijk. Dit geldt echter niet voor de aspecten stof, gevaar en geur.
Rustige woonwijk
Het omgevingstype rustige woonwijk geldt voor het woongebied gelegen achter de eerste lijnsbebouwing.
5.1.2 Overige voorzieningen
De overige voorzieningen binnen het plangebied, zoals maatschappelijke voorzieningen en horeca, worden specifiek bestemd. Nieuwe voorzieningen worden binnen het plangebied niet toegestaan.
Een relatief nieuw begrip zijn de zogenoemde internetwinkels. Een ondernemer biedt zijn waren aan en verkoopt deze via het internet. Op het bedrijventerrein heeft hij een opslagruimte waar hij de goederen heeft staan. Soms worden de goederen thuis bezorgt en In bepaalde gevallen mag de koper zelf zijn goederen ophalen. Er is hier geen reclameuiting op het bedrijf, want dit is ook niet nodig, immers internet is zijn reclame. En er is ook geen sprake van sterke verkeersaantrekkende werking. Is hier dan sprake van detailhandel of is het alleen maar een opslag, omdat voor de verkoop het medium internet wordt gebruikt. Binnen dit bestemmingsplan wordt detailhandel omschreven als: het bedrijfsmatig aanbieden, waaronder de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen voor gebruik, verbruik of aanwending overwegend anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.
Het zinsdeel 'waaronder de uitstalling ten verkoop' geeft de kern de definitie voor detailhandel weer. De tegenhanger van detailhandel is het begrip 'aflevercentrum'. Op het bedrijventerrein zijn wel aflevercentra toegestaan. Binnen een aflevercentrum is géén uitstalling ten verkoop toegestaan. Er is dus geen sprake van een winkel waar klanten / bezoekers in- en uitlopen, geen etalage of andere uitstalling ten verkoop. Een aflevercentrum is een functie die past binnen een bedrijventerrein, maar detailhandel niet. Het gemeentelijke beleidsuitgangspunt luidt: 'internetwinkels' met een magazijn met verzending kunnen worden toegestaan, waarbij eventueel producten kunnen worden afgehaald en betaald. In dit bestemmingsplan worden daarom wel aflevercentra toegestaan, maar geen detailhandel. In de regels bij het bestemmingsplan is gekozen voor de specifiek term 'aflevercentrum' om elke associatie met detailhandel te vermijden.
5.1.3 Beeldkwaliteit
Kenmerkend voor bedrijventerreinen is veelal het sterk wisselend beeld door de grote variatie in bedrijfsbebouwing en het gebruik van de erven ten behoeve van opslag van goederen en het parkeren van (bedrijfs-) auto's. Als er aandacht wordt besteed aan de visuele aspecten rond een bedrijf zal dat een positieve bijdrage leveren aan het imago van dat bedrijf.
Samenhang in plaatsing, volume en uitstraling van de bedrijfsbebouwing en het erf is positief voor het individuele karakter en de eigen identiteit van de bedrijven.
Voor de bedrijventerreinen op zichtlocaties zijn richtlijnen voor architectuur, kleur- en materiaalgebruik, de inrichting van het erf en het openbaar gebied van groot belang. Ook voor bedrijven op minder in het zicht liggende locaties is het wenselijk de nodige aandacht te geven aan deze aspecten. Een middel om dit, in het kader van een goed beheer van het bedrijventerrein, te bereiken is het vastleggen van de gewenste beeldkwaliteit in een zogenaamd Beeldkwaliteitplan.
Het Beeldkwaliteitplan geeft een beschrijving en waardering van de aspecten en elementen die bepalend zijn voor het visuele totaalbeeld, de uiterlijke verschijningsvorm en onderlinge samenhang van de bebouwing, de open ruimten, met name wegen en groenvoorzieningen.
Concrete uitspraken in het Beeldkwaliteitplan omtrent ontwikkeling, instandhouding en versterking van aspecten en elementen, die waardevol zijn vanwege beeldkwaliteit worden in het bestemmingsplan 'toetsbaar' gemaakt. Bedacht dient verder te worden dat veel 'beeldkwaliteit' reeds wordt beschermd in het bestemmingsplan zelf, op de plankaart en in de regels.
Voor zover het Beeldkwaliteitplan 'welstandscriteria' bevat, gaan deze als zodanig deel uitmaken van de gemeentelijke welstandsnota en worden deze criteria gehanteerd bij de welstandstoetsing van bouwplannen.
Voor het plangebied zijn twee beeldkwaliteitsplannen opgesteld.
Beeldkwaliteitplan Plaagslagen
In 1999 is begonnen met de realisering van het bedrijventerrein Plaagslagen. In het bijbehorende bestemmingsplan zijn ruimtelijk relevante elementen vastgelegd, maar het ontbreekt aan concrete richtlijnen voor de uitvoering van bouwwerken en inrichting van bijbehorende terreinen. Het beeldkwaliteitplan heft dit tekort op. Het beeldkwaliteitplan heeft tot doel een kader te bieden waar binnen de gewenste stedenbouwkundige en architectonische uitwerking kan plaats vinden op een wijze dat daardoor de beoogde ruimtelijke kwaliteit van de bebouwing en de inrichting van de openbare ruimte tot uiting komt.
In het beeldkwaliteitplan wordt het volgende gemeld over de hoofdopzet:
- Het aantal in- en uitritten aan de Nijverdalseweg en de weg Plaagslagen dient beperkt te blijven;
- Daar waar naast het wegprofiel een watergang is geprojecteerd, zijn directe bedrijfstoegangen vanaf de hoofdontsluiting via overkluizingen en/of duikerbruggen ongewenst;
- Aan de noordzijde schermt een bestaande houtwal het bedrijventerrein af;
- Aan de westzijde is een ecologische verbindingszone geprojecteerd;
- Tussen de verbindingszone en de bedrijfskavels worden nieuwe houtwallen aangeplant;
- Aan de zuidzijde loopt een groene bufferzone;
- De weg Plaagslagen wordt voorzien van brede grasbermen met waterloop en laanbeplanting;
- De wegverlichting van de weg Plaagslagen mag zich onderscheiden van de omgeving door hoger masthoogte;
- Bij de hoofdentree mag een reclamezuil/landmark met een hoogte van 8 à 15 meter worden opgericht.
Overige uitgangspunten in het beeldkwaliteitplan betreffen voornamelijk aspecten op het gebied van architectonische uitwerking en terreininrichting. Dit zijn zaken welke niet in het bestemmingsplan geregeld worden. Deze aspecten zullen daarom op deze plek achterwege worden gelaten.
Een groot deel van het bedrijventerrein Plaagslagen is inmiddels gerealiseerd met behulp van dit beeldkwaliteitsplan.
Beeldkwaliteitplan bedrijventerrein Noord en Noordermors
Door SAB is een beeldkwaliteitsplan voor bedrijventerrein Noord en Noordermors opgesteld. Het beeldkwaliteitplan gaat uit van vijf deelgebieden. Hierover wordt het volgende gemeld:
De Hoofdontsluiting
De hoofdontsluiting is van groot belang voor de beeldkwaliteit voor grote groepen mensen die zich door de stad bewegen. Hier zijn kansen aanwezig een visitekaartje af te geven door een goede beeldkwaliteit te realiseren met een sterke structuur, identiteit en belevingswaarde.
Gebied grenzend aan landschap
Het gebied grenzend aan het landschap is van belang voor de beleving van een groot deel van het terrein vanuit het omringende buitengebied, en daarmee van tamelijk groot belang voor de beleving en identiteit van Rijssen.
Gebied grenzend aan Woongebied
De randen van het terrein die grenzen aan het woongebied van Rijssen worden naast bezoekers door omwonenden ervaren en zijn mede bepalend voor de identiteit van het gebied. De gevoeligheid van deze randen maakt dat een goede beeldkwaliteit van tamelijk groot belang is.
Binnengebied doorgaande weg
Het binnen gebied langs de doorgaande oost-westverbiningen over het gehele terrein is belangrijk voor de structurering van het plangebied. De identiteit van dit deelgebied is gebaat bij een beeldkwaliteit die hoger is dan gemiddeld.
Binnengebied Regulier
De binnengebieden omvatten het grootste deelgebied van het bedrijventerrein. In deze gebieden dient het gemiddelde beeldkwaliteitsniveau zodanig omschreven te worden dat de belevingswaarde voldoende is.
Aan de verschillende deelgebieden zijn in het beeldkwaliteitsplan beoordelingscriteria gekoppeld. Bouwaanvragen worden aan deze criteria getoetst.
5.2 Nieuwe Ontwikkelingen
Kantoorvestiging
Zelfstandige kantoren worden op het bedrijventerrein niet toegestaan. Uitzondering hierop vormen de reeds aanwezige kantoorgebouwen (deze krijgen de bestemming Kantoor) en de zones rondom de Morsweg, de Reggesingel, de Kryptonstraat, de Daltonstraat, de Wattstraat en de Dannenberg. De zones rondom de Morsweg en de Reggesingel en andere wegen, komen voort uit het gemeentelijke beleid. Hierin wordt onderscheid gemaakt in kantoren met een baliefunctie en kantoren zonder baliefunctie. De eerste groep is uitsluitend toegestaan rondom de stationszone/kruising Morsweg en Reggesingel. De tweede groep is toegestaan in een zone van 1000 meter vanaf het station, langs de Morsweg en de Reggesingel en andere wegen. De zones zullen een aanduiding op de plankaart krijgen. De kantoren hebben, conform het gemeentelijke beleid, een maximale bouwhoogte van 18,5 meter, met uitzondering van de zones langs de Daltonstraat, de Wattstraat en de Dannenberg en enkele hoogte-accenten.
De kantoorlocaties worden in het bestemmingsplan mogelijk gemaakt middels een wijzigingsbevoegdheid. Het voordeel van een wijzigingsbevoegdheid is dat nadere bepalingen kunnen worden opgenomen waaraan voldaan dient te worden bij wijziging. Burgemeester en Wethouders toetsen of aan deze bepalingen wordt voldaan.
In het voorliggend bestemmingsplan wordt getoetst of wordt voldaan aan:
- de relevante natuur- en milieuregelgeving en gemeentelijk beleid;
- de eisen uit het beeldkwaliteitsplan.
Daarnaast is opgenomen dat in het kader van de regelgeving omtrent Externe Veiligheid, binnen de, op de plankaart aangegeven zones, geen kantoren mogen worden gevestigd.
Door het opnemen van deze bepalingen wordt de kwaliteit van het bedrijventerrein gewaarborgd.
Woon-werkzones
Door AmerAdviseurs is de visie Woon-werklocaties in Rijssen-Holten opgesteld. Uit de visie blijkt dat de komende tien jaar een behoefte is aan 30 - 50 woon-werkeenheden binnen de gemeente. In de visie is aangegeven dat randen van bedrijventerreinen geschikte locaties zijn voor het vestigen van woon-werkzones.
In de visie worden de locaties aan de Kalanderstraat, de Handelsweg, de Kryptonstraat, de Wattstraat en de Daltonstraat aangewezen als locaties voor woon-werkeenheden. Hier zijn nu al reeds verscheidene woon-werkeenheden gevestigd. In navolging van deze visie worden deze zones specifiek bestemd.
Naast de genoemde zones worden ook de locaties Dannenberg en Nijhuis genoemd als mogelijk geschikte locaties.
De locatie Dannenberg ligt op de overgang van het woongebied met bedrijventerrein Noord deel West. Hier ligt een kans om een goede overgang naar het bedrijventerrein te bewerkstelligen. De capaciteit wordt globaal geraamd op 5 á 7 eenheden.
De locatie Nijhuis betreft een terrein van circa 9 hectare aan de noordoost zijde van het plangebied. Er zijn plannen voor revitalisering van dit terrein. De revitalisering biedt een kans om een verantwoorde overgang naar het landschap te maken door aan de rand woonwerkeenheden te situeren. De capaciteit wordt globaal geraamd op circa 20 - 30 eenheden.
Voor deze beide locaties geldt dat eerst nader moet worden onderzocht of de woonwerkeenheden inpasbaar zijn vanuit milieutechnisch oogpunt. Zodra vaststaat dat de eenheden inpasbaar zijn kan dit worden meegenomen in het bestemmingsplan. Vooralsnog is de huidige situatie bestemd.
Hoofdstuk 6 Juridische Aspecten
6.1 Algemene Juridische Opzet
Het bestemmingsplan is opgezet als een bestemmingsplan, als bedoeld in artikel 3.1 Wro: verlening van bouwvergunning is direct mogelijk, zonder dat daarvoor eerst nog een 'art. 3.6 lid 1 b Wro-uitwerking' in procedure moet worden gebracht.
De ruimtelijke indeling van het gebied, alsmede de toegestane functies en maten zijn op de plankaart en in de regels vrij gedetailleerd geregeld.
Het is wenselijk dat het bestemmingsplan de mogelijkheid biedt om in te spelen op redelijke en acceptabele veranderingswensen. Daartoe wordt gebruik gemaakt van de mogelijkheden die de Wro biedt, in de vorm van de daarin opgenomen zogenaamde flexibiliteitbepalingen namelijk de bevoegdheid van burgemeester en wethouders om ontheffing te verlenen (ex artikel 3.6 lid 1 c Wro) en het plan te wijzigen (ex artikel 3.6 lid 1 a Wro).
De bedoelde ontheffings- en wijzigingsbevoegdheden dienen voldoende 'objectief' begrensd te zijn. De kwantitatieve omvang/reikwijdte ervan is vaak al in de betreffende regels zelf bepaald.
De behoefte bestaat om de invulling van het plangebied zoveel mogelijk af te stemmen op de (kwalitatieve) eisen van het Beeldkwaliteitplan (BKP). Het plan bevat daartoe nog een flexibiliteitsbepaling, namelijk de bevoegdheid van burgemeester en wethouders om nadere eisen te stellen aan de situering en maatvoering van bouwwerken binnen de bestemming 'Bedrijventerrein'. Bij toepassing van die bevoegdheid wordt getoetst aan het BKP.
6.2 Bestemmingen
6.2.1 Bedrijf
In deze bestemming zijn de bestaande en beoogde Woon-werkzones opgenomen. Binnen deze bestemming zijn bedrijven toegestaan die qua milieuruimte vallen binnen maximaal categorie 2, als vermeld in de bijlage Staat van Bedrijfsactiviteiten bij de regels. Daarnaast zijn bedrijfswoningen toegestaan, waarbij is geregeld dat ten hoogste één bedrijfswoning per bedrijfsgebouw mag worden gerealiseerd. Om vast te leggen dat er alleen reële woon-werkcombinaties ontstaan, is bepaald dat een bedrijfswoning alleen is toegestaan indien het betreffende bedrijfsperceel en de bedrijfsbebouwing aldaar aan bepaalde minimum oppervlaktematen voldoen. Via ontheffing kan van die maten naar beneden worden afgeweken, indien is aangetoond dat er ter plaatse daadwerkelijk een bedrijf wordt uitgeoefend en de bedrijfswoning daadwerkelijk hoort bij en gebonden is aan dat bedrijf.
In de bouwregels van deze bestemming is als een 'verplichtende voorwaarde' voor het verlenen van een 'reguliere' bouwvergunning (ex artikel 44, lid 1 Woningwet) opgenomen, dat die vergunning slechts wordt verleend, indien wordt voldaan aan de Parkeernormen, die in een bijlage bij de regels zijn aangegeven. Met deze regeling wordt vooruitgelopen op de toekomstige situatie dat het stellen van parkeernormen niet meer mogelijk is via de Bouwverordening.
6.2.2 Bedrijf - Tuincentrum
Gelet op de bijzondere positie van het tuincentrum aan de Nijverdalseweg heeft dat een specifieke bestemming gekregen. Op deze plaats is alleen een tuincentrum toegestaan. Het bestemmingsplan maakt hier geen andere bedrijven of andere bestemmingen mogelijk.
Ook in de bouwregels van deze bestemming is de 'verplichtende voorwaarde' betreffende het voldoen aan de Parkeernormen opgenomen.
6.2.3 Bedrijventerrein
Staat van bedrijfsactiviteiten / milieuzonering
In deze bestemming zijn bedrijven toegestaan die zijn vermeld in bijlage 1 Staat van Bedrijfsactiviteiten, die deel uitmaakt van de regels.
Door middel van aanduidingen op de verbeelding is bepaald welke categorie bedrijven, waar is toegestaan. In de Staat van Bedrijfsactiviteiten zijn bij de diverse bedrijven voor de diverse milieufactoren, zoals geur, stof en geluid, afstandsmaten aangegeven. Het gaat daarbij om afstanden van bedrijven tot woonbebouwing die is gelegen in een 'rustige woonwijk' (of uiterlijk op de rand daarvan). De bij een bepaald bedrijf aangegeven grootste afstand is bepalend voor de categorie-indeling:
grootste afstand | categorie |
10 m | 1 |
30 m | 2 |
50 m | 3.1 |
100 m | 3.2 |
200 m | 4.1 |
300 m | 4.2 |
Zo zijn binnen een bestemmingsvlak in de directe nabijheid van woonbebouwing -afstand 0 tot 10 m- bedrijven toegestaan die in de Staat van Bedrijfsactiviteiten in categorie 1 vallen. Op een afstand van 30 m zijn bedrijven in categorie 2 toegestaan, op een afstand van 50 m tot 100 m zijn bedrijven in de categorieën 3.1 of 3.2, enzovoort.
Bestaande bedrijven die als zodanig in een hogere categorie vallen dan ter plaatse blijkens de categorie-aanduiding is toegestaan, worden specifiek bestemd, via een specifieke aanduiding.
Deze bestemming bevat een wijzigingsbevoegdheid waarmee een specifieke aanduiding kan worden verwijderd, als vast komt te staan dat dat bestaande bedrijf daar niet meer wordt uitgeoefend. Daarna kan op die plaats alleen nog een bedrijf worden toegestaan, dat binnen de aangeduide categorie valt.
Als er zich een bedrijf voor vestiging aandient dat in de Staat van Bedrijfsactiviteiten in een hogere categorie valt dan ter plaatse is toegestaan, bijvoorbeeld in categorie 4.1, waar categorie 3.2 is toegestaan, dan kan dat bedrijf mogelijk toch worden ingepast. Via een ontheffingsbevoegdheid kan dat bedrijf worden toegestaan, mits het, gezien de gevolgen daarvan voor de omgeving, redelijkerwijs kan worden gelijkgesteld met bedrijven die op de betreffende plaats als recht, in dit geval dus 3.2, zijn toegestaan.
In de daartoe opgenomen procedure van ontheffing kan worden bezien of eventuele maatregelen mogelijk en toereikend zijn. Deze ontheffingsprocedure zal in de praktijk gelijk oplopen met de toetsingsprocedure van de beoogde bedrijfsactiviteiten in het kader van de Wet milieubeheer.
Enkele bestaande verkooppunten voor motorbrandstoffen, met en zonder LPG, zijn eveneens specifiek aangeduid. Ter plaatse of in plaats daarvan kunnen andere bedrijven zich vestigen, conform de bestemming.
Volumineuze detailhandel
De gemeentelijk Beleidsnota detailhandel op het bedrijventerrein voorziet in de vestigingsmogelijkheid van 'volumineuze detailhandelsbedrijven'. In de planregels is een begripsomschrijving daarvan opgenomen, die uit die Beleidsnota is afgeleid. Het gaat bij dergelijke detailhandelsbedrijven om detailhandel die qua soort en omvang van de verkochte goederen, qua benodigde ruimte en qua parkeerbehoefte en verkeerseffecten, ruimtelijk niet (goed) inpasbaar is in een 'reguliere' winkel-, woon- of centrum-omgeving.
Bestaande volumineuze detailhandelsbedrijven zijn toegestaan via een aanduiding op de betreffende plaats. De regels bevatten een ontheffingsbevoegdheid om ook buiten die aanduidingen volumineuze detailhandelsbedrijven toe te staan, tot een bepaalde, begrensde omvang en met de verplichting om te voldoen aan de parkeernormen. Via die ontheffingsbevoegdheid kunnen ook zogenaamde aflevercentra worden toegestaan; dat zijn bedrijven waar, bijvoorbeeld op internet getoonde en via internet gekochte goederen worden afgeleverd aan de uiteindelijke gebruiker. Er vindt in een aflevercentrum geen uitstalling plaats en er wordt daar ook niet verkocht en gekocht.
Sportvoorzieningen
De op het bedrijventerrein voorkomende voorzieningen voor sport en sportieve recreatie, in de vorm van sportscholen, squashbanen, tennisbanen en fitnesscentra, zijn aangeduid als 'sport' en specifiek bestemd.
'Mogelijk zwaar geluidhinderlijke inrichtingen' Wet geluidhinder
De vestiging van 'mogelijk zwaar geluidhinderlijke inrichtingen', in de zin van de Wet geluidhinder, is in dit gebied niet toegestaan. Dergelijke bedrijven zouden een te groot beslag leggen op de milieuruimte in het gebied en daarmee op de vestigingsmogelijkheden van andere bedrijven. Een uitzondering daarop is de mogelijkheid van (tijdelijke) vestiging van een puinbreker op een daartoe specifiek aangeduide locatie aan de Noordermorssingel.
Wegen en andere bijbehorende voorzieningen
Op de gronden binnen deze bestemming zijn naast bedrijfsvestigingen ook wegen met bijbehorende voorzieningen toegestaan, ter ontsluiting van de betreffende bedrijven. Tevens zijn fiets- en voetpaden, water, groen, parkeervoorzieningen, nutsgebouwtjes e.d. toegestaan.
Bevi's
In deze bestemming komen 'bevi's' voor: inrichtingen als bedoeld in het Besluit externe veiligheid inrichtingen, met een bepaald veiligheidsrisico buiten de inrichting. Onder meer verkooppunten voor motorbrandstoffen met LPG zijn een bevi. Rond bevi's is een 'veiligheidszone - bevi' aangeduid, zodanig dat buiten die zone niet het -maatgevende- plaatsgebonden risico van meer dan 10-6 per jaar wordt veroorzaakt. Het plaatsgebonden risico is in het Besluit externe veiligheid inrichtingen omschreven als: 'risico op een plaats buiten een inrichting, uitgedrukt als de kans per jaar dat een persoon die onafgebroken en onbeschermd op die plaats zou verblijven, overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongewoon voorval binnen die inrichting waarbij een gevaarlijke stof, gevaarlijke afvalstof of bestrijdingsmiddel betrokken is'. Bijvoorbeeld bedrijven, waarin koel- en vriesopslag plaatsvindt of kan plaatsvinden, kunnen een bevi zijn, vanwege de mogelijke toepassing van ammoniak als koel-/vriesmiddel.
De plaats van de feitelijke risicobron van de bevi, binnen de betreffende 'veiligheidszone - bevi', is voldoende bepaald; de risicobron zou fysiek binnen de veiligheidszone kunnen verschuiven, maar dan blijft gelden dat buiten de aangeduide veiligheidszone niet een plaatsgebonden risico van meer dan 10-6 per jaar mag worden veroorzaakt. Het risico van een risicobron / bevi kan ook afnemen doordat ter zake technische maatregelen (bijv. een ander brandblussysteem) worden getroffen.
Naast de bestaande bevi's, binnen een 'veiligheidszone - bevi', zijn in het plan geen nieuwe bevi's toegestaan.
Binnen een 'veiligheidszone - bevi' zijn geen (beperkt) kwetsbare objecten, als bedoeld in het Besluit externe veiligheid inrichtingen toegestaan. Het betreft in dit kader met name kantoren groter dan 1500 m² per object en ruimten voor kinderopvang.
Uitsluiting MER-(beoordelings)plichtige bedrijven
Onder de toegestane categorieën bedrijven zouden bedrijven kunnen vallen, die MER-(beoordelings)plichtige inrichtingen zijn. Er zou dan op voorhand, reeds vóór de totstandkoming van het bestemmingsplan, een plan-MER moeten worden gemaakt. Daarin zou gerekend moeten worden met de mogelijkheid van vestiging van meerdere van dergelijke inrichtingen her en der op het bedrijventerrein, met name waar categorie 4.1 of hoger is toegestaan (zgn. worst-case-scenario). Aangezien een en ander nu niet goed voorzien en overzien kan worden, zijn MER-(beoordelings)plichtige bedrijven in dit plan uitgesloten. Zou zich in de toekomst een dergelijk bedrijf voor vestiging aandienen, dan dient op dat moment bezien te worden of dat gewenst en haalbaar is. Als dat het geval is dan kan daarvoor een apart bestemmingsplan worden gemaakt plus een aparte, gerichte MER.
Bouwregels
Aan het bouwen van gebouwen op het bedrijfsterrein zijn alleen die eisen betreffende situering, oppervlakte en andere maatvoering gesteld, die nodig zijn om een ruimtelijk en planologisch verantwoorde invulling van het gebied te verkrijgen.
In dat kader dienen gebouwen binnen bouwvlakken te worden gebouwd, op een bepaalde afstand tot wegen en tot een van de zijdelingse perceelsgrenzen.
De hoogtemaat van de gebouwen is zo bepaald dat deze overeen komt met de zonering bouwhoogte. Bijzondere bouwbepalingen zijn opgenomen voor kantoorruimten op bepaalde locaties; dat om een doelmatig ruimtegebruik te bevorderen en de ruimtelijke uitstraling te versterken.
In deze bestemming zijn alleen bestaande bedrijfswoningen toegestaan, alleen ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning'. In een moderne bedrijfsvoering is een bedrijfswoning in principe geen noodzaak meer en bovendien kunnen bedrijfswoningen belemmeringen, met name qua milieuruimte, opleveren voor omliggende bedrijven.
Ontheffingen van bouwregels
Deze bestemming bevat ontheffingsmogelijkheden betreffende het bouwen van ondergeschikte gebouwen buiten het bouwvlak, de minimumafstanden tot perceelsgrenzen en de toegestane bouwhoogten.
Gebruiksregels
Voor buitenopslag (opslag buiten gebouwen) zijn minimum afstanden tot wegen opgenomen en maximum hoogtematen. Dat in verband met onder meer sociale en verkeersveiligheid en met de gewenste ruimtelijke uitstraling.
Wijzigingsbevoegdheid naar 'Kantoor'
Deze bestemming bevat een wijzigingsbevoegdheid waarmee de bestemming 'Bedrijventerrein' kan worden gewijzigd in kantoor, in bepaalde wijzigingsgebieden (gebied 1, o.a. langs de Morsweg) mét publiekgerichte dienstverlening, en in andere wijzigingsgebieden (gebied 2, o.a. langs de Wattstraat) zónder publiekgerichte dienstverlening. Als een van de voorwaarden voor wijziging is bepaald dat aan bepaalde beeldkwaliteitseisen dient te worden voldaan.
6.2.4 Groen en water
De structurerende groenvoorzieningen in het plangebied, met name langs de randen van wegen en water zijn bestemd als 'Groen'.
De grotere groene gebieden in het oosten van het plangebied aan de oude Veenweg en rondom de kantoren ten zuiden van de spoorlijn, hebben eveneens deze bestemming.
Om het aanwezige water in het gebied veilig te stellen voor de toekomst in het belang van de waterberging en als bufferzone, zijn alle watergangen binnen het plangebied bestemd als 'Water'.
6.2.5 Kantoor
De zelfstandige kantoorvestigingen in het plangebied hebben allen de bestemming Kantoor gekregen. Het gaat hierbij uitsluitend om die kantoren die niet behoren bij een bedrijf. Ondergeschikte kantoren zijn geregeld in de bestemming Bedrijventerrein.
In deze bestemming is tussen de Reggesingel en de spoorlijn een ondergrondse bergbezinkvoorziening voorzien. Deze is als zodanig specifiek aangeduid.
6.2.6 Verkeer
De wegen die de hoofdontsluiting van het plangebied vormen zijn aangewezen als 'Verkeer - Wegen'.
Zoals hiervoor al is aangegeven, kunnen de overige wegen in het plangebied, met de functie van bedrijfsontsluiting, op de gewenste plaats en wijze worden gerealiseerd binnen de bestemming 'Bedrijventerrein'.
De spoorlijn is specifiek bestemd als 'Verkeer-Railverkeer'.
6.2.7 Overige bestemmingen
De functies die in principe niet thuishoren in de bestemming Bedrijventerrein, zoals maatschappelijke voorzieningen, horeca en wonen, hebben een specifieke bestemming gekregen.
6.2.8 Leiding-gas
De gasleiding met de daarbij behorende bebouwingsvrije/risico- zone heeft deze dubbelbestemming gekregen. Voor de andere bestemmingen van deze gronden gelden bijzondere bepalingen met het oog op de bescherming van en de veiligheidssituatie rond deze leiding. Het opgenomen aanlegvergunningstelsel waarmee controle kan worden uitgeoefend op met name grondroeringen (bijv. graafactiviteiten in het kader van bouw- en andere activiteiten), is zo'n bijzondere bepaling.
6.2.9 Waarde - Archeologie
De gronden met een hoge of middelhoge archeologische verwachtingswaarde of een aanwezige, maar (nog) niet wettelijk beschermde archeologische waarde hebben de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie' gekregen. Deze dubbelbestemming ligt over de andere bestemmingen van deze gronden heen. Binnen deze bestemming geldt een aanlegvergunningstelsel waarmee controle kan worden uitgeoefend op met name grondroeringen en andere met bijvoorbeeld bouwwerkzaamheden samenhangende grondwerken. Voor ingrepen over een oppervlakte van 100 m² of meer en met een diepte van 0,5 meter of meer, dient via de aanlegvergunning te worden vastgesteld of er daadwerkelijk archeologische waarden aanwezig zijn en zo ja, wat daar dan mee dient te gebeuren, bijvoorbeeld opgraven.
6.3 Algemene En Overgangsregels
6.3.1 Anti-dubbeltelbepaling
Ingevolge het Bro (Besluit ruimtelijke ordening) dient deze bepaling met deze formulering in de regels van een bestemmingsplan te worden opgenomen.
6.3.2 Algemene bouwregels
Deze regel dient om maten en percentages die in het verleden legaal zijn gerealiseerd, maar die op het tijdstip van de ontwerp-terinzagelegging van het plan blijken af te wijken van dat plan, als recht in het nieuwe plan toe staan. Zonder deze bepaling zouden die situaties (mogelijk) onder het overgangsrecht gaan vallen en dan niet als recht zijn toegestaan, maar slechts worden gedoogd. Deze bepaling versterkt de rechtszekerheid.
6.3.3 Algemene gebruiksregels
In de algemene gebruiksregel is het gebruik ten behoeve van seksinrichtingen expliciet als strijdig gebruik aangemerkt. In het kader van het gemeentelijk beleid betreffende dergelijke inrichtingen wordt vestiging daarvan in het onderhavige gebied niet wenselijk geacht en daarom ook niet toegestaan.
6.3.4 Algemene ontheffingsregels
Burgemeester en wethouders kunnen op de in dit artikel genoemde, relatief ondergeschikte punten ontheffing verlenen van de bepalingen van het plan. Het gaat daarbij om het realiseren van nutsvoorzieningen van beperkte omvang, ondergeschikte afwijkingen van diverse in het plan getrokken grenzen, het in beperkte mate afwijken van de diverse maten en percentages en het -onder voorwaarden- bouwen van antenne- en telecommasten.
6.3.5 Wijzigingsbevoegdheden
Het plan bevat een wijzigingsbevoegdheid waarmee tijdens de looptijd van het plan, desgewenst grenzen tussen bestemmingen en grenzen van aanduiding kunnen worden verschoven. Met deze wijzigingsmogelijkheid kan het plan ook in de toekomst op een goed controleerbare en doseerbare wijze flexibel worden gehouden.
Met deze wijzigingsbevoegdheid aanduiding 'veiligheidszone - bevi' kan een aanduiding 'veiligheidszone - bevi' worden verkleind of worden verwijderd, indien het veiligheidsrisico van de betreffende bevi lager is den (bijvoorbeeld door maatregelen binnen de inrichting) of geheel is verdwenen (en de bevi dus geen bevi meer is).
Via specifieke wijzigingsbevoegdheden kunnen de Staat van Bedrijfsactiviteiten en de Bijlage Inrichtingen wet geluidhinder tijdens de looptijd van het plan actueel worden gehouden.
6.3.6 Overgangsregels
Ingevolge het Bro (Besluit ruimtelijke ordening) dienen de overgangsregels met deze formulering in de regels van een bestemmingsplan te worden opgenomen.
6.4 Handhaving
Het plan regelt duidelijk welke vormen van bouwen en gebruik op een bepaalde plaats zijn toegestaan en wat de motivering is voor die regels. Dat is een essentiële voorwaarde voor een goede uitvoering van het plan en voor een adequate controle en handhaving.
Teneinde het plan zo goed mogelijk handhaafbaar te maken, dient aan een aantal vereisten te worden voldaan:
- 1. helderheid en overzichtelijkheid van de spelregels
- 2. bekendheid met de spelregels
- 3. toezicht op de naleving van de spelregels
- 4. een goede organisatie en coördinatie van dat toezicht met als eventueel sluitstuk handhavend optreden.
Een belangrijk instrument bij handhaving is, naast het bestemmingsplan, het stelsel van afspraken en regels in het kader van het parkmanagement. Alle bedrijven die zich vestigen dienen ook te voldoen aan het reglement van het parkmanagement. Ze verplichten zich daartoe via overeenkomst of verplicht lidmaatschap van de desbetreffende organisatie.
Helderheid en overzichtelijkheid van de spelregels in het plan
In het onderhavige plan is vanaf het begin nadrukkelijk gestreefd naar zo groot mogelijke duidelijkheid en overzichtelijkheid. Zowel de burger/ondernemer als de ambtenaar die op de uitvoering van de afgesproken spelregels moet toezien, moet snel inzicht kunnen krijgen in wat in een bepaald geval is toegestaan en onder welke voorwaarden.
Bekendheid met de spelregels
Wanneer een duidelijk plan met overzichtelijke en begrijpelijke spelregels voorhanden is, blijft de opgave bestaan om zowel de gebruikers van het plan als de toezichthouders op het plan voldoende vertrouwd te maken met de spelregels en hun toepassing. Dit vraagt om gerichte voorlichting aan de gebruikers van het plangebied én een goede instructie aan de ambtelijke instanties.
Op deze wijze kan een situatie worden geschapen waarin niet langer het excuus geldt dat men niet wist dat iets wel of niet was toegestaan. Met name is het van belang dat de mensen weten wanneer voor een bouw- of een gebruiksactiviteit een vergunning nodig is en of iets echt verboden is of niet.
Toezicht op de naleving van de spelregels
Kern van de structurele handhaving is uiteraard een structurele controle. Zonder dat blijft de handhaving een lege huls. Van groot belang is een kenbaar en opvallend controlebeleid. Zijdelings effect is dat daarvan een preventieve werking uitgaat. Duidelijk moet zijn, dat in geval van overtreding daadwerkelijk zal worden opgetreden.
Een goede organisatie en coördinatie van de handhaving
Op een bedrijventerrein vinden normaliter regelmatig, vanuit diverse beleidsterreinen, o.a. milieu, controles en overleg plaats. Door enerzijds een goed samenspel binnen het gemeentelijke apparaat en anderzijds een goed overleg met en vertrouwen bij de gebruikers, kan een situatie worden geschapen, waarin handhaving in de vorm van daadwerkelijk optreden tegen overtreding niet gauw nodig zal zijn. Ook hierbij kan een goed georganiseerd parkmanagement een belangrijke rol spelen.
Hoofdstuk 7 Economische Uitvoerbaarheid
Het bestemmingsplan is hoofdzakelijk consoliderend van aard. Het plan voorziet in de gebruikelijke (beperkte) uitbreidingsmogelijkheden van de bestaande functies. Nieuwe ontwikkelingen zijn niet aan de orde. Er zijn, op basis van dit plan, geen financiële consequenties voor de gemeente te verwachten.
Hoofdstuk 8 Overleg, Inspraak En Procedure
8.1 Overleg Ex Artikel 3.1.1 Bro
8.1.1 Algemeen
Het voorontwerp van dit bestemmingsplan is in het kader van het overleg ex artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening toegezonden aan de volgende instanties:
- 1. Provincie Overijssel, Eenheid Ruimte, Wonen en Bereikbaarheid;
- 2. ProRail, Regio Noord-Oost
Deze instanties hebben inhoudelijke opmerkingen gemaakt.
Per instantie zijn de ingekomen opmerkingen hierna samengevat weergegeven en voorzien van een reactie.
8.1.2 Provincie Overijssel, Eenheid Ruimte, Wonen en Bereikbaarheid
De provincie (provincie Overijssel, Eenheid Ruimte, Wonen en Bereikbaarheid) heeft per brief van 23 april 2009 opmerkingen gemaakt ten aanzien van het voorontwerp-bestemmingsplan. Een en ander is op 17 juni 2009 nader besproken met de provincie in het kader van het reguliere overleg over RO-onderwerpen.
Een samenvatting van de opmerkingen is hierna weergegeven, voorzien van een reactie van de gemeente.
- 1. Combinatie bedrijven en kantoren
De provincie acht vestiging van zelfstandige kantoren op bedrijventerrein de Mors, i.c. in de zones 'wro-zone - wijzigingsgebied 2' langs de Morsweg, en in het deel van de 'wro-zone - wijzigingsgebied 2' langs de Wattstraat binnen een 'veiligheidszone - bevi', niet toelaatbaar. De redenen daarvoor zijn: door kantoorontwikkeling komt de ontwikkeling als bedrijventerrein in het gedrang wat betreft ruimtegebruik en milieu; bedrijventerrein de Mors is een C-locatie (qua bereikbaarheid OV).
De provincie gaat wel akkoord met kantoorontwikkelingsmogelijkheden op de stationslocatie en - K zonder baliefunctie- in de zuidwesthoek, langs de Wattstraat (uitgezonderd 'veiligheidszone - bevi') en Kryptonstraat.
In het overleg op 17 juni 2009 heeft de provincie dat standpunt nader gespecificeerd op een tweetal aspecten, 'externe veiligheid' en 'ruimtelijke visie'.
De provincie acht het niet aanvaardbaar dat kwetsbare objecten (lees: kantoren), nu en in de toekomst kunnen worden gevestigd binnen risicocontouren van aanwezige bedrijven. Dat geldt ook voor de situatie dat het kantoor er staat en er bedrijven rondom de kantoren kunnen komen die een risicocontour met zich meebrengen.
De provincie vindt dat de ruimtelijke visie logisch is. Het bestaande bedrijventerrein heeft in zich een bepaalde zonering kijkend naar de categorie van bedrijven. Om nu langs de Morsweg een gedeelte dat de bestemming categorie 4.2 heeft om te kunnen zetten naar kantoren (zelfstandig) is naar de mening van de provincie in strijd met de ruimtelijke visie van het bestemmingsplan.
Reactie
Wat betreft de (on)verenigbaarheid van bedrijven en kantoren het volgende.
De toekomstige mogelijkheden van kantoorvestiging, die de provincie niet toelaatbaar acht, betreffen de zones langs de Morsweg, ten noorden van de Maatgraven. Deze beslaan slechts een klein deel van de totale oppervlakte van het bedrijventerrein Rijssen en zijn nauwelijks van invloed op het fysieke ruimtegebruik en de uitbreidings- en intensiveringsmogelijkheden van de huidige en toekomstige, andere bedrijven op het bedrijventerrein.
Kantoren, zeker die van een relatief beperkte omvang, zijn milieutechnisch goed inpasbaar op een bedrijventerrein.
Conclusie '(on)verenigbaarheid van bedrijven en kantoren'
De mogelijke kantoorontwikkelingen nemen maar een beperkt deel van de totale ruimte in beslag. Kantoren, zeker in de hier mogelijke omvang, zijn maar beperkt van invloed op de (toekomstige) milieuruimte van aangrenzende andere bedrijven (zie ook hierna bij 'externe veiligheid').
Wat betreft het aspect externe veiligheid wordt het volgende opgemerkt.
In de bestemming 'Bedrijventerrein' zijn, als recht, alleen kantoren toegestaan, die horen bij en gebonden zijn aan bedrijven. Binnen een aanduiding 'veiligheidszone - bevi' mag de brutovloeroppervlakte van deze kantoren, behoudens bestaande kantoren, niet meer dan 1500 m² per object bedragen (artikel 5, lid 5.1 onder 2, planregels).
Boven die maat worden kantoren aangemerkt als 'kwetsbaar object' als bedoeld in artikel 1, lid 1, onderdeel m, onder c, BEVI (Besluit externe veiligheid inrichtingen), ten aanzien waarvan op grond van artikel 5, lid 1, BEVI, bij de vaststelling van het bestemmingsplan, de grenswaarde genoemd in artikel 8, lid 1, BEVI, in acht dient te worden genomen (10-6 per jaar).
In artikel 5 is een bepaling opgenomen die voorkomt dat zich op het bedrijventerrein nieuwe 'risico' bedrijven kunnen vestigen; het gaat om artikel 5.1, onder 4:
'…. een en ander met uitzondering van:
4. bedrijven die in belangrijke mate een verhoging van de veiligheidsrisico's kunnen veroorzaken vanwege risicobronnen die buiten de perceelsgrens van de betreffende bedrijfslocatie waarop die risicobronnen aanwezig zijn, een plaatsgebonden risico veroorzaken van meer dan 10-6 per jaar, behoudens de bestaande bedrijven ter plaatse van de aanduiding 'veiligheidszone-bevi'.'.
Artikel 5.6 omvat een wijzigingsbevoegdheid: 5.6.1. Wijziging van 'Bedrijventerrein' naar 'Kantoor'. Hiermee wordt het mogelijk gemaakt dat in de gebieden met de aanduidingen 'wro-zone - wijzigingsgebied 1 en 2' zich zelfstandige kantoren kunnen vestigen, dus niet gebonden aan een bedrijf.
In die wijzigingsbevoegdheid is bepaald dat kantoren niet zijn toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'veiligheidszone - bevi' (artikel 5, sublid 5.6.1, onder a, planregels).
Binnen de bestemming 'Kantoor' geldt geen oppervlaktebeperking voor kantoren. Wijziging naar de bestemming 'Kantoor' betekent dan ook dat de oppervlaktebeperking van 1500 m², die geldt voor 'bedrijfsgebonden kantoren' binnen de bestemming 'Bedrijventerrein', hier niet geldt.
Conclusie 'externe veiligheid'
Er kan geen toename zijn van het aantal bedrijven op het industrieterrein waar sprake is van een risicocontour die buiten de perceelsgrens komt te liggen.
Als recht zijn alleen 'bedrijfsgebonden' kantoren toegestaan, met een oppervlaktebeperking tot 1500 m² per object. Daarmee zijn kantoren, die aangemerkt moeten worden als 'kwetsbare objecten', genoemd in het BEVI, uitgesloten.
Binnen een 'veiligheidszone-bevi' zijn alleen bestaande kantoren toegestaan.
De via de wijzigingsbevoegdheid mogelijke kantoren kunnen niet binnen een 'veiligheidszone-bevi' komen te vallen (sublid 5.6.1, onder a).
Uit oogpunt van 'externe veiligheid' kunnen de zones 'wro-zone - wijzigingsgebied', met de onderverdeling '1 - kantoren met publiekgerichte dienstverlening' respectievelijk '2 - kantoren zonder publiekgerichte dienstverlening', worden gehandhaafd.
Voor alle duidelijkheid wordt op de verbeelding het deel van de 'wro-zone - wijzigingsgebied', dat samenvalt met de aanduiding 'veiligheidszone-bevi' (Wattstraat), weggelaten.
Wat betreft het aspect ruimtelijke visie wordt het volgende opgemerkt.
De (oorspronkelijke) ruimtelijke visie is deels niet meer actueel. Vergeleken met de tijd waarin het bestaande bestemmingsplan is ontwikkeld (de jaren 70), wordt nu heel anders gekeken naar het gebied rond de Morsweg. In de huidige concept-structuurvisie krijgt de Morsweg een veel prominentere rol en functie dan waar die destijds voor is ontworpen.
De Morsweg moet een verbinding gaan vormen tussen het bedrijventerrein (de werkstad) en de kern van Rijssen (de winkelstad) met de stationsomgeving als schakelpunt. Een opwaardering van de Morsweg met de mogelijkheid van kantoren (al dan niet zelfstandige) past in deze nieuwe visie. Langs de Morsweg dient het bedrijventerrein een meer representatieve uitstraling te krijgen. Dat kan tot op zekere hoogte worden bereikt de uiterlijke verschijningsvorm van de (bestaande) bedrijfsbebouwing 'op te waarderen' (bijvoorbeeld via aanvullende, specifiek daarop gerichte welstandscriteria op te nemen in de Welstandsnota), maar het beste effect wordt meestal toch bereikt door de uitstraling van (nieuwe) kantoorbebouwing.
Deze nieuwe inzichten passen niet in de bestaande ruimtelijk visie op het bedrijventerrein, maar wel in de nieuwe structuurvisie.
Conclusie 'ruimtelijke visie'
De bestaande ruimtelijke visie is deels achterhaald door gewijzigde inzichten, die naar voren komen in de nieuwe (concept-)structuurvisie. Dit heeft tot gevolg dat er op bepaalde delen van het bedrijventerrein een andere invulling mogelijk moet zijn. Nieuwe kantoorbebouwing en de daarbij behorende (her)inrichting van de onbebouwde ruimte hebben het meeste en beste effect wat betreft representatieve uitstraling.
- 2. Wonen op het bedrijventerrein
D provincie gaat niet akkoord met het aanmerken van (enkele?) burgerwoningen als bedrijfswoningen, met als motief dat anders die burgerwoningen beperkingen voor omliggende bedrijven zouden kunnen opleveren.
Reactie
Met betrekking tot de bedrijfswoningen het volgende.
De drie genoemde woningen aan de Molendijk Noord (nummer: 80A, 78 en 64) krijgen, mede gezien jurisprudentie, een woonbestemming. Voor overige bedrijfswoningen blijft de aanduiding 'bedrijfswoning' gehandhaafd. De toelichting wordt op het onderdeel '(bedrijfs-)woningen' aangepast.
Deze aanduiding (bw) wordt minder strak om de bebouwing gelegd; daar waar mogelijk wordt de aanduiding tot 18 m diep achter de voorgevelroolijn van de betreffende woning ingetekend.
8.1.3 ProRail, Regio Noord-Oost
ProRail, Regio Noord-Oost, heeft per brief van 3 maart 2009 opmerkingen gemaakt ten aanzien van het voorontwerp-bestemmingsplan. ProRail geeft aan dat in het plan -de hierna aangegeven- ontwikkelingen mogelijk worden gemaakt die de belangen van de spoorweginfrastructuur kunnen schaden.
Een samenvatting van de opmerkingen is hierna weergegeven, voorzien van een reactie van de gemeente.
- 1. Hoofdstuk 4 Randvoorwaarden, par. 4.3: Geluid
Het spoortraject Deventer - Wierden is gelegen binnen een onderzoeksgebied als bedoeld in artikel 4 van het Besluit geluidhinder (Bgh), met een zonebreedte van 500 m. Voor nieuwe geluidgevoelige bestemmingen / bouwplannen binnen die zone geldt dat er een akoestisch onderzoek betreffende railverkeerslawaai dient te worden uitgevoerd. In de plantoelichting is geen aandacht besteed aan dat aspect. ProRail verzoekt de gemeente om een dergelijk onderzoek uit voeren, rekening houdende met de voorkeursgrenswaarde van 55 dB voor (bedrijfs-)woningen.
Reactie
Binnen de door ProRail aangegeven zone langs de spoorlijn worden in dit bestemmingsplan geen nieuwe geluidgevoelige bestemmingen (met name woningen) of terreinen gepland.
Een akoestisch onderzoek is dan ook niet verricht en hoeft ook niet te worden verricht.
Alle aanwezige (bedrijfs)woningen en andere geluidgevoelige objecten (bijv.. onderwijs-/theorielokalen in de bestemming 'Maatschappelijk') zijn bestaande situaties, die in dit plan enkel, als zodanig worden vastgelegd.
- 2. Hoofdstuk 4 Randvoorwaarden, par. 4.8: Externe veiligheid
In de plantoelichting wordt summier aandacht besteed aan het aspect Externe veiligheid in relatie tot het vervoer van gevaarlijke stoffen per spoor. Onduidelijk is in hoeverre rekening is gehouden met de huidige en geprognosticeerde vervoersstromen per spoor en de risiconormen voor het vervoer van gevaarlijke stoffen.
ProRail verzoekt om een analyse van de huidige en geprognosticeerde vervoerscijfers op basis van de Circulaire Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen.
ProRail geeft aan dat de beschikbaarheid van het spoor voor vervoer van gevaarlijke stoffen gebaseerd op het huidige en in de toekomst voorzienbare vervoer niet mag worden aangetast.
Reactie
Op blz. 33 e.v. van de plantoelichting is (door Tauw) gemeld dat de PR (Plaatsgebonden Risico)-contour op de spoorweg ligt. De invloedsgebieden in verband met het GR (GroepsRisico) liggen over het bedrijventerrein. Uit onderzoek blijkt dat de oriënterende waarde van het groepsrisico niet wordt overschreden.
Tauw heeft dit bij de voorbereiding van dit bestemmingsplan uitgezocht. Daarbij is ook gekeken naar de bedoelde Circulaire.
Alleen het PR is normatief; die norm mag niet worden overschreden, hetgeen in dit plan ter plaatse van het bedrijventerrein dus niet gebeurt. Het GR is niet normatief, maar daarvoor geldt wel een verantwoordingsplicht.
- 3. Spoorwegwet
Bij de uitwerking van de plannen dient rekening te worden gehouden met de artikelen 19 t/m 25 van de Spoorwegwet. Op grond van die artikelen is het niet toegestaan om, zonder vergunning of ontheffing van ProRail, binnen de in die artikelen gestelde grenzen werkzaamheden te verrichten nabij de spoorbaan.
Reactie
Deze opmerking wordt voor kennisgeving aangenomen. Bij bouw- en andere plannen binnen de in de Spoorwegwet genoemde afstanden tot de spoorbaan zullen, voor zover van toepassing, de bepalingen van de Spoorwegwet worden nageleefd.
8.2 Inspraak
Overeenkomstig het bepaalde in de gemeentelijke inspraakverordening heeft het voorontwerp van dit bestemmingsplan voor een ieder ter inzage gelegen met de mogelijkheid een inspraakreactie in te dienen. Op 10 april 2008 heeft een inloopavond plaatsgevonden.
Er zijn geen inspraakreacties bij de gemeente ingediend.
8.3 Zienswijzen
Het ontwerp van het bestemmingsplan Bedrijventerrein Rijssen van de gemeente Rijssen-Holten heeft met ingang van 20 januari 2010 gedurende zes weken voor een ieder ter inzage gelegen, tot en met 2 maart 2010.
Gedurende deze periode is een ieder in de gelegenheid geweest om zienswijzen omtrent het ontwerp-bestemmingsplan bij de gemeenteraad naar voren te brengen.
In die periode heeft een aantal personen respectievelijk instanties zienswijzen ingediend.
De ingediende zienswijzen en de gemeentelijke reactie daarop zijn opgenomen in de Nota zienswijzen. In die Nota zijn tevens beschreven de wijzigingen die bij vaststelling van het plan in het plan zijn aangebracht. Het gaat daarbij deels om wijzigingen naar aanleiding van de gemeentelijke reactie op ingediende zienswijzen, deels om ambtshalve wijzigingen.
De Nota zienswijzen is als losse bijlage bij het plan gevoegd (zie Bijlage 2).
Bijlage 1 Staat Van Bedrijfsactiviteiten
Deze bijlage is ontleend aan 'Bedrijven en milieuzonering', Sdu Uitgevers bv, Den Haag (2009).
Categorale bedrijfsindeling AmerAdviseurs bv R.O. Amersfoort (v1; d.d. 2009)
AFSTANDEN IN METERS | INDICES | |||||||||
SBI-CODE | OMSCHRIJVING | GEUR | STOF | GELUID | GEVAAR | CATEGORIE | VERKEER | BODEM | LUCHT | |
Tabel 1: Bedrijven | ||||||||||
01 | LANDBOUW EN DIENSTVERLENING T.B.V. DE LANDBOUW | |||||||||
016 | Dienstverlening t.b.v. de landbouw: | |||||||||
016 | - algemeen (o.a. loonbedrijven): b.o. > 500 m² | 30 | 10 | 50 | 10 | 3.1 | 2 | |||
016 | - algemeen (o.a. loonbedrijven): b.o.<= 500 m² | 30 | 10 | 30 | 10 | 2 | 1 | |||
016 | - plantsoenendiensten en hoveniersbedrijven: b.o. > 500 m² | 30 | 10 | 50 | 10 | 3.1 | 2 | |||
016 | - plantsoenendiensten en hoveniersbedrijven: b.o. <= 500 m² | 30 | 10 | 30 | 10 | 2 | 1 | |||
0162 | KI-stations | 30 | 10 | 30 | 0 | 2 | 1 | |||
03 | VISSERIJ- EN VISTEELTBEDRIJVEN | |||||||||
0312 | Binnenvisserijbedrijven | 50 | 0 | 50 | 10 | 3.1 | 1 | |||
032 | Vis- en schaaldierkwekerijen | |||||||||
032 | - visteeltbedrijven | 50 | 0 | 50 | 0 | 3.1 | 1 | |||
08 | WINNING VAN ZAND, GRIND, KLEI, ZOUT, E.D. | |||||||||
0812 | Steen-, grit- en krijtmalerijen (open lucht): | |||||||||
0812 | - algemeen | 10 | 100 | 200 | 10 | 4.1 | 2 | |||
10, 11 | VERVAARDIGING VAN VOEDINGSMIDDELEN EN DRANKEN | |||||||||
101, 102 | Slachterijen en overige vleesverwerking: | |||||||||
101, 102 | - slachterijen en pluimveeslachterijen | 100 | 0 | 100 | 50 | R | 3.2 | 2 | ||
101 | - bewerkingsinrichting van darmen en vleesafval | 300 | 0 | 100 | 50 | R | 4.2 | 2 | ||
101 | - vleeswaren- en vleesconservenfabrieken: p.o. > 1000 m² | 100 | 0 | 100 | 50 | R | 3.2 | 2 | ||
101 | - vleeswaren- en vleesconservenfabrieken: p.o. <= 1000 m² | 50 | 0 | 50 | 30 | 3.1 | 1 | |||
101 | - vleeswaren- en vleesconservenfabrieken: p.o. <= 200 m² | 30 | 0 | 50 | 10 | 3.1 | 1 | |||
101, 102 | - loonslachterijen | 50 | 0 | 50 | 10 | 3.1 | 1 | |||
108 | - vervaardiging van snacks en vervaardiging van kant-en-klaar-maaltijden met p.o. < 2.000 m² | 50 | 0 | 50 | 10 | 3.1 | 2 | |||
102 | Visverwerkingsbedrijven: | |||||||||
102 | - conserveren | 200 | 0 | 100 | 30 | 4.1 | 2 | |||
102 | - roken | 300 | 0 | 50 | 0 | 4.2 | 1 | |||
102 | - verwerken anderszins: p.o.> 1000 m² | 300 | 10 | 50 | 30 | 4.2 | 2 | |||
102 | - verwerken anderszins: p.o. <= 1000 m² | 100 | 10 | 50 | 30 | 3.2 | 1 | |||
102 | - verwerken anderszins: p.o. <= 300 m² | 50 | 10 | 30 | 10 | 3.1 | 1 | |||
1031 | Aardappelproducten fabrieken: | |||||||||
1031 | - vervaardiging van aardappelproducten | 300 | 30 | 200 | 50 | R | 4.2 | 2 | ||
1031 | - vervaardiging van snacks met p.o. < 2.000 m² | 50 | 10 | 50 | 50 | R | 3.1 | 1 | ||
1032, 1039 | Groente- en fruitconservenfabrieken: | |||||||||
1032, 1039 | - jam | 50 | 10 | 100 | 10 | 3.2 | 1 | |||
1032, 1039 | - groente algemeen | 50 | 10 | 100 | 10 | 3.2 | 2 | |||
1032, 1039 | - met koolsoorten | 100 | 10 | 100 | 10 | 3.2 | 2 | |||
1032, 1039 | - met drogerijen | 300 | 10 | 200 | 30 | 4.2 | 2 | |||
1032, 1039 | - met uienconservering (zoutinleggerij) | 300 | 10 | 100 | 10 | 4.2 | 2 | |||
104101 | Vervaardiging van ruwe plantaardige en dierlijke oliën en vetten: | |||||||||
104101 | - p.c. < 250.000 t/j | 200 | 30 | 100 | 30 | R | 4.1 | 3 | B | |
104101 | - p.c. >= 250.000 t/j | 300 | 50 | 300 | 50 | R | 4.2 | 3 | B | |
104102 | Raffinage van plantaardige en dierlijke oliën en vetten: | |||||||||
104102 | - p.c. < 250.000 t/j | 200 | 10 | 100 | 100 | R | 4.1 | 3 | B | |
104102 | - p.c. >= 250.000 t/j | 300 | 10 | 300 | 200 | R | 4.2 | 3 | B | |
1042 | Margarinefabrieken: | |||||||||
1042 | - p.c. < 250.000 t/j | 100 | 10 | 200 | 30 | R | 4.1 | 3 | ||
1042 | - p.c. >= 250.000 t/j | 200 | 10 | 300 | 50 | R | 4.2 | 3 | B | |
1051 | Zuivelproducten fabrieken: | |||||||||
1051 | - melkproducten fabrieken v.c. < 55.000 t/j | 50 | 0 | 100 | 50 | R | 3.2 | 2 | ||
1051 | - melkproducten fabrieken v.c. >= 55.000 t/j | 100 | 0 | 300 | 50 | R | 4.2 | 3 | ||
1051 | - overige zuivelproducten fabrieken | 50 | 50 | 300 | 50 | R | 4.2 | 3 | ||
1052 | Consumptie-ijsfabrieken: p.o. > 200 m² | 50 | 0 | 100 | 50 | R | 3.2 | 2 | ||
1052 | - consumptie-ijsfabrieken: p.o. <= 200 m² | 10 | 0 | 30 | 0 | 2 | 1 | |||
1061 | Meelfabrieken: | |||||||||
1061 | - p.c. >= 500 t/u | 200 | 100 | 300 | 100 | R | 4.2 | 2 | ||
1061 | - p.c. < 500 t/u | 100 | 50 | 200 | 50 | R | 4.1 | 2 | ||
1061 | Grutterswarenfabrieken | 50 | 100 | 200 | 50 | 4.1 | 2 | |||
1062 | Zetmeelfabrieken: | |||||||||
1062 | - p.c. < 10 t/u | 200 | 50 | 200 | 30 | R | 4.1 | 1 | ||
1062 | - p.c. >= 10 t/u | 300 | 100 | 300 | 50 | R | 4.2 | 2 | ||
1091 | Veevoerfabrieken: | |||||||||
1091 | - drogerijen (gras, pulp, groenvoeder, veevoeder) cap. < 10 t/u water | 300 | 100 | 200 | 30 | 4.2 | 2 | |||
1091 | - mengvoeder, p.c. < 100 t/u | 200 | 50 | 200 | 30 | 4.1 | 3 | |||
1091 | - mengvoeder, p.c. >= 100 t/u | 300 | 100 | 300 | 50 | R | 4.2 | 3 | ||
1092 | Vervaardiging van voer voor huisdieren | 200 | 100 | 200 | 30 | 4.1 | 2 | |||
1071 | Broodfabrieken, brood- en banketbakkerijen: | |||||||||
1071 | - v.c. < 7500 kg meel/week, bij gebruik van charge-ovens | 30 | 10 | 30 | 10 | 2 | 1 | |||
1071 | - v.c. >= 7500 kg meel/week | 100 | 30 | 100 | 30 | 3.2 | 2 | |||
1072 | Banket, biscuit- en koekfabrieken | 100 | 10 | 100 | 30 | 3.2 | 2 | |||
10821 | Verwerking cacaobonen en vervaardiging chocolade- en suikerwerk: | |||||||||
10821 | - cacao- en chocoladefabrieken vervaardigen van chocoladewerken met p.o. < 2.000 m² | 100 | 30 | 50 | 30 | 3.2 | 2 | |||
10821 | - cacao- en chocoladefabrieken vervaardigen van chocoladewerken met p.o. <= 200 m² | 30 | 10 | 30 | 10 | 2 | 1 | |||
10821 | - Suikerwerkfabrieken met suiker branden | 300 | 30 | 50 | 30 | R | 4.2 | 2 | ||
10821 | - Suikerwerkfabrieken zonder suiker branden: p.o. > 200 m² | 100 | 30 | 50 | 30 | R | 3.2 | 2 | ||
10821 | - suikerwerkfabrieken zonder suiker branden: p.o. <= 200 m² | 30 | 10 | 30 | 10 | 2 | 1 | |||
1073 | Deegwarenfabrieken | 50 | 30 | 10 | 10 | 3.1 | 2 | |||
1083 | Koffiebranderijen en theepakkerijen: | |||||||||
1083 | - theepakkerijen | 100 | 10 | 30 | 10 | 3.2 | 2 | |||
108401 | Vervaardiging van azijn, specerijen en kruiden | 200 | 30 | 50 | 10 | 4.1 | 2 | |||
1089 | Vervaardiging van overige voedingsmiddelen | 200 | 30 | 50 | 30 | 4.1 | 2 | |||
1089 | Bakkerijgrondstoffenfabrieken | 200 | 50 | 50 | 50 | R | 4.1 | 2 | ||
1089 | Soep- en soeparomafabrieken: | |||||||||
1089 | - zonder poederdrogen | 100 | 10 | 50 | 10 | 3.2 | 2 | |||
1089 | - met poederdrogen | 300 | 50 | 50 | 50 | R | 4.2 | 2 | ||
1089 | Bakmeel- en puddingpoederfabrieken | 200 | 50 | 50 | 30 | 4.1 | 2 | |||
110101 | Destilleerderijen en likeurstokerijen | 300 | 30 | 200 | 30 | 4.2 | 2 | |||
110102 | Vervaardiging van ethylalcohol door gisting: | |||||||||
110102 | - p.c. < 5.000 t/j | 200 | 30 | 200 | 30 | R | 4.1 | 1 | ||
110102 | - p.c. >= 5.000 t/j | 300 | 50 | 300 | 50 | R | 4.2 | 2 | B | |
1102 t/m 1104 | Vervaardiging van wijn, cider e.d. | 10 | 0 | 30 | 0 | 2 | 1 | |||
1105 | Bierbrouwerijen | 300 | 30 | 100 | 50 | R | 4.2 | 2 | ||
1106 | Mouterijen | 300 | 50 | 100 | 30 | 4.2 | 2 | |||
1107 | Mineraalwater- en frisdrankfabrieken | 10 | 0 | 100 | 50 | R | 3.2 | 3 | ||
12 | VERWERKING VAN TABAK | |||||||||
120 | Tabakverwerkende industrie | 200 | 30 | 50 | 30 | 4.1 | 2 | |||
13 | VERVAARDIGING VAN TEXTIEL | |||||||||
131 | Bewerken en spinnen van textielvezels | 10 | 50 | 100 | 30 | 3.2 | 2 | |||
132 | Weven van textiel: | |||||||||
132 | - aantal weefgetouwen < 50 | 10 | 10 | 100 | 0 | 3.2 | 2 | |||
132 | - aantal weefgetouwen >= 50 | 10 | 30 | 300 | 50 | 4.2 | 3 | |||
133 | Textielveredelingsbedrijven | 50 | 0 | 50 | 10 | 3.1 | 2 | B | ||
139 | Vervaardiging van textielwaren | 10 | 0 | 50 | 10 | 3.1 | 1 | |||
1393 | Tapijt-, kokos- en vloermattenfabrieken | 100 | 30 | 200 | 10 | 4.1 | 2 | B | L | |
139, 143 | Vervaardiging van gebreide en gehaakte stoffen en artikelen | 0 | 10 | 50 | 10 | 3.1 | 1 | |||
14 | VERVAARDIGING VAN KLEDING; BEREIDEN EN VERVEN VAN BONT | |||||||||
141 | Vervaardiging kleding van leer | 30 | 0 | 50 | 0 | 3.1 | 1 | |||
141 | Vervaardiging van kleding en -toebehoren (excl. van leer) | 10 | 10 | 30 | 10 | 2 | 2 | |||
142, 151 | Bereiden en verven van bont; vervaardiging van artikelen van bont | 50 | 10 | 10 | 10 | 3.1 | 1 | B | L | |
15 | VERVAARDIGING VAN LEER EN LEDERWAREN (EXCL. KLEDING) | |||||||||
151,152 | Lederfabrieken | 300 | 30 | 100 | 10 | 4.2 | 2 | B | L | |
151 | Lederwarenfabrieken (excl. kleding en schoeisel) | 50 | 10 | 30 | 10 | 3.1 | 2 | |||
152 | Schoenenfabrieken | 50 | 10 | 50 | 10 | 3.1 | 2 | |||
16 | HOUTINDUSTRIE EN VERVAARDIGING ARTIKELEN VAN HOUT, RIET, KURK E.D. | |||||||||
16101 | Houtzagerijen | 0 | 50 | 100 | 50 | R | 3.2 | 2 | ||
16102 | Houtconserveringsbedrijven: | |||||||||
16102 | - met creosootolie | 200 | 30 | 50 | 10 | 4.2 | 2 | B | L | |
16102 | - met zoutoplossingen | 10 | 30 | 50 | 10 | 3.1 | 2 | B | ||
1621 | Fineer- en plaatmaterialenfabrieken | 100 | 30 | 100 | 10 | 3.2 | 3 | B | ||
162 | Timmerwerkfabrieken, vervaardiging overige artikelen van hout | 0 | 30 | 100 | 0 | 3.2 | 2 | |||
162 | Timmerwerkfabrieken, vervaardiging overige artikelen van hout, p.o. < 200 m² | 0 | 30 | 50 | 0 | 3.1 | 1 | |||
162902 | Kurkwaren-, riet- en vlechtwerkfabrieken | 10 | 10 | 30 | 0 | 2 | 1 | |||
17 | VERVAARDIGING VAN PAPIER, KARTON EN PAPIER- EN KARTONWAREN | |||||||||
1711 | Vervaardiging van pulp | 200 | 100 | 200 | 50 | R | 4.1 | 3 | ||
1712 | Papier- en kartonfabrieken: | |||||||||
1712 | - p.c. < 3 t/u | 50 | 30 | 50 | 30 | R | 3.1 | 1 | ||
1712 | - p.c. 3 - 15 t/u | 100 | 50 | 200 | 50 | R | 4.1 | 2 | ||
1712 | - p.c. >= 15 t/u | 200 | 100 | 300 | 100 | R | 4.2 | 3 | ||
172 | Papier- en kartonwarenfabrieken | 30 | 30 | 100 | 30 | R | 3.2 | 2 | ||
17212 | Golfkartonfabrieken: | |||||||||
17212 | - p.c. < 3 t/u | 30 | 30 | 100 | 30 | R | 3.2 | 2 | ||
17212 | - p.c. >= 3 t/u | 50 | 30 | 200 | 30 | R | 4.1 | 2 | ||
58 | UITGEVERIJEN, DRUKKERIJEN EN REPRODUCTIE VAN OPGENOMEN MEDIA | |||||||||
1811 | Drukkerijen van dagbladen | 30 | 0 | 100 | 10 | 3.2 | 3 | B | L | |
1812 | Drukkerijen (vlak- en rotatie-diepdrukkerijen) | 30 | 0 | 100 | 10 | 3.2 | 3 | B | ||
18129 | Kleine drukkerijen en kopieerinrichtingen | 10 | 0 | 30 | 0 | 2 | 1 | B | ||
1814 | Grafische afwerking | 0 | 0 | 10 | 0 | 1 | 1 | |||
1814 | Binderijen | 30 | 0 | 30 | 0 | 2 | 2 | |||
1813 | Grafische reproductie en zetten | 30 | 0 | 10 | 10 | 2 | 2 | B | ||
1814 | Overige grafische activiteiten | 30 | 0 | 30 | 10 | 2 | 2 | B | ||
182 | Reproductiebedrijven opgenomen media | 0 | 0 | 10 | 0 | 1 | 1 | |||
19 | AARDOLIE-/STEENKOOLVERWERK. IND.; BEWERKING SPLIJT-/KWEEKSTOFFEN | |||||||||
19202 | Smeeroliën- en vettenfabrieken | 50 | 0 | 100 | 30 | R | 3.2 | 2 | B | L |
19202 | Recyclingbedrijven voor afgewerkte olie | 300 | 0 | 100 | 50 | R | 4.2 | 2 | B | L |
19202 | Aardolieproductenfabrieken n.e.g. | 300 | 0 | 200 | 50 | R | 4.2 | 2 | B | L |
20 | VERVAARDIGING VAN CHEMISCHE PRODUCTEN | |||||||||
2012 | Kleur- en verfstoffenfabrieken | 200 | 0 | 200 | 200 | R | 4.1 | 3 | B | L |
2012 | Anorg. chemische grondstoffenfabrieken: | |||||||||
2012 | - niet vallend onder 'post-Seveso-richtlijn' | 100 | 30 | 300 | 300 | R | 4.2 | 2 | B | L |
20141 | Organ. chemische grondstoffenfabrieken: | |||||||||
20141 | - niet vallend onder 'post-Seveso-richtlijn' | 300 | 10 | 200 | 300 | R | 4.2 | 2 | B | L |
20141 | Methanolfabrieken: | |||||||||
20141 | - p.c. < 100.000 t/j | 100 | 0 | 200 | 100 | R | 4.1 | 2 | B | |
20141 | - p.c. >= 100.000 t/j | 200 | 0 | 300 | 200 | R | 4.2 | 3 | B | |
20149 | Vetzuren en alkanolenfabrieken (niet synth.): | |||||||||
20149 | - p.c. < 50.000 t/j | 300 | 0 | 200 | 100 | R | 4.2 | 2 | B | L |
203 | Verf, lak en vernisfabrieken | 300 | 30 | 200 | 300 | R | 4.2 | 3 | B | L |
2110 | Farmaceutische grondstoffenfabrieken: | |||||||||
2110 | - p.c. < 1.000 t/j | 200 | 10 | 200 | 300 | R | 4.2 | 1 | B | L |
2120 | Farmaceutische productenfabrieken: | |||||||||
2120 | - formulering en afvullen geneesmiddelen | 50 | 10 | 50 | 50 | R | 3.1 | 2 | B | L |
2120 | - verbandmiddelenfabrieken | 10 | 10 | 30 | 10 | 2 | 2 | |||
2041 | Zeep-, was- en reinigingsmiddelenfabrieken | 300 | 100 | 200 | 100 | R | 4.2 | 3 | B | |
2042 | Parfumerie- en cosmeticafabrieken | 300 | 30 | 50 | 50 | R | 4.2 | 2 | ||
2052 | Lijm- en plakmiddelenfabrieken: | |||||||||
2052 | - zonder dierlijke grondstoffen | 100 | 10 | 100 | 50 | 3.2 | 3 | B | L | |
205902 | Fotochemische productenfabrieken | 50 | 10 | 100 | 50 | R | 3.2 | 3 | B | L |
205903 | Chemische kantoorbenodigdhedenfabrieken | 50 | 10 | 50 | 50 | R | 3.1 | 3 | B | |
205903 | Overige chemische productenfabrieken n.e.g. | 200 | 30 | 100 | 200 | R | 4.1 | 2 | B | L |
2060 | Kunstmatige synthetische garen- en vezelfabrieken | 300 | 30 | 300 | 200 | R | 4.2 | 3 | B | L |
22 | VERVAARDIGING VAN PRODUCTEN VAN RUBBER EN KUNSTSTOF | |||||||||
221101 | Rubberbandenfabrieken | 300 | 50 | 300 | 100 | R | 4.2 | 2 | B | |
221102 | Loopvlakvernieuwingsbedrijven: | |||||||||
221102 | - vloeropp. < 100 m² | 50 | 10 | 30 | 30 | 3.1 | 1 | |||
221102 | - vloeropp. >= 100 m² | 200 | 50 | 100 | 50 | R | 4.1 | 2 | B | |
2219 | Rubber-artikelenfabrieken | 100 | 10 | 50 | 50 | R | 3.2 | 1 | ||
222 | Kunststofverwerkende bedrijven: | |||||||||
222 | - zonder fenolharsen | 200 | 50 | 100 | 100 | R | 4.1 | 2 | ||
222 | - met fenolharsen | 300 | 50 | 100 | 200 | R | 4.2 | 2 | B | L |
222 | - productie van verpakkingsmateriaal en assemblage van kunststofbouwmaterialen | 50 | 30 | 50 | 30 | 3.1 | 2 | |||
23 | VERVAARDIGING VAN GLAS, AARDEWERK, CEMENT-, KALK- EN GIPSPRODUCTEN | |||||||||
231 | Glasfabrieken: | |||||||||
231 | - glas en glasproducten, p.c. < 5.000 t/j | 30 | 30 | 100 | 30 | 3.2 | 1 | L | ||
231 | - glas en glasproducten, p.c. >= 5.000 t/j | 30 | 100 | 300 | 50 | R | 4.2 | 2 | L | |
231 | - glaswol en glasvezels, p.c.< 5.000 t/j | 300 | 100 | 100 | 30 | 4.2 | 1 | L | ||
231 | Glasbewerkingsbedrijven | 10 | 30 | 50 | 10 | 3.1 | 1 | |||
232, 234 | Aardewerkfabrieken: | |||||||||
232, 234 | - vermogen elektrische ovens totaal < 40 kW | 10 | 10 | 30 | 10 | 2 | 1 | L | ||
232, 234 | - vermogen elektrische ovens totaal >= 40 kW | 30 | 50 | 100 | 30 | 3.2 | 2 | L | ||
233 | Baksteen en baksteenelementenfabrieken | 30 | 200 | 200 | 30 | 4.1 | 2 | L | ||
233 | Dakpannenfabrieken | 50 | 200 | 200 | 100 | R | 4.1 | 2 | ||
235201 | Kalkfabrieken: | |||||||||
235201 | - p.c. < 100.000 t/j | 30 | 200 | 200 | 30 | R | 4.1 | 2 | ||
235202 | Gipsfabrieken: | |||||||||
235202 | - p.c. < 100.000 t/j | 30 | 200 | 200 | 30 | R | 4.1 | 2 | ||
23611 | Betonwarenfabrieken: | |||||||||
23611 | - zonder persen, triltafels en bekistingtrillers | 10 | 100 | 200 | 30 | 4.1 | 2 | B | ||
23611 | - met persen, triltafels of bekistingtrillers, p.c. < 100 t/d | 10 | 100 | 300 | 30 | 4.2 | 2 | B | ||
23612 | Kalkzandsteenfabrieken: | |||||||||
23612 | - p.c. < 100.000 t/j | 10 | 50 | 100 | 30 | 3.2 | 2 | |||
23612 | - p.c. >= 100.000 t/j | 30 | 200 | 300 | 30 | 4.2 | 3 | |||
2362 | Mineraalgebonden bouwplatenfabrieken | 50 | 50 | 100 | 30 | 3.2 | 2 | |||
2363, 2364 | Betonmortelcentrales: | |||||||||
2363, 2364 | - p.c. < 100 t/u | 10 | 50 | 100 | 10 | 3.2 | 3 | |||
2363, 2364 | - p.c. >= 100 t/u | 30 | 200 | 300 | 10 | 4.2 | 3 | |||
2365, 2369 | Vervaardiging van producten van beton, (vezel)cement en gips: | |||||||||
2365, 2369 | - p.c. < 100 t/d | 10 | 50 | 100 | 50 | R | 3.2 | 2 | ||
2365, 2369 | - p.c. >= 100 t/d | 30 | 200 | 300 | 200 | R | 4.2 | 3 | B | |
237 | Natuursteenbewerkingsbedrijven: | |||||||||
237 | - zonder breken, zeven en drogen: p.o. > 2.000 m² | 10 | 30 | 100 | 0 | 3.2 | 1 | |||
237 | - zonder breken, zeven en drogen: p.o. <= 2.000 m² | 10 | 30 | 50 | 0 | 3.1 | 1 | |||
237 | - met breken, zeven of drogen, v.c. < 100.000 t/j | 10 | 100 | 300 | 10 | 4.2 | 1 | |||
2391 | Slijp- en polijstmiddelen fabrieken | 10 | 30 | 50 | 10 | 3.1 | 1 | |||
2399 | Bitumineuze materialenfabrieken: | |||||||||
2399 | - p.c. < 100 t/u | 300 | 100 | 100 | 30 | 4.2 | 3 | B | L | |
2399 | Isolatiematerialenfabrieken (excl. glaswol): | |||||||||
2399 | - steenwol, p.c. >= 5.000 t/j | 100 | 200 | 300 | 30 | 4.2 | 2 | |||
2399 | - overige isolatiematerialen | 200 | 100 | 100 | 50 | 4.1 | 2 | |||
2399 | Minerale productenfabrieken n.e.g. | 50 | 50 | 100 | 50 | 3.2 | 2 | |||
2399 | Asfaltcentrales: p.c.< 100 ton/uur | 100 | 50 | 200 | 30 | 4.1 | 3 | B | L | |
2399 | - asfaltcentrales, p.c. >= 100 ton/uur | 200 | 100 | 300 | 50 | 4.2 | 3 | B | L | |
24 | VERVAARDIGING VAN METALEN | |||||||||
243 | Draadtrekkerijen, koudbandwalserijen en profielzetterijen: | |||||||||
243 | - p.o. < 2.000 m² | 30 | 30 | 300 | 30 | 4.2 | 2 | |||
244 | Non-ferro-metaalfabrieken: | |||||||||
244 | - p.c. < 1.000 t/j | 100 | 100 | 300 | 30 | R | 4.2 | 1 | B | |
2451, 2452 | IJzer- en staalgieterijen/ -smelterijen: | |||||||||
2451, 2452 | - p.c. < 4.000 t/j | 100 | 50 | 300 | 30 | R | 4.2 | 1 | B | |
2453, 2454 | Non-ferro-metaalgieterijen/ -smelterijen: | |||||||||
2453, 2454 | - p.c. < 4.000 t/j | 100 | 50 | 300 | 30 | R | 4.2 | 1 | B | |
25, 31 | VERVAARD. EN REPARATIE VAN PRODUCTEN VAN METAAL (EXCL. MACH./TRANSPORTMIDD.) | |||||||||
251, 331 | Constructiewerkplaatsen | |||||||||
251, 331 | - gesloten gebouw | 30 | 30 | 100 | 30 | 3.2 | 2 | B | ||
251, 331 | - gesloten gebouw, p.o. < 200 m² | 30 | 30 | 50 | 10 | 3.1 | 1 | |||
251, 331 | - in open lucht, p.o. < 2.000 m² | 30 | 50 | 200 | 30 | 4.1 | 2 | B | ||
251, 331 | - in open lucht, p.o. >= 2.000 m² | 50 | 200 | 300 | 30 | 4.2 | 3 | B | ||
2529, 3311 | Tank- en reservoirbouwbedrijven: | |||||||||
2529, 3311 | - p.o. < 2.000 m² | 30 | 50 | 300 | 30 | R | 4.2 | 2 | B | |
2521, 2530, 3311 | Vervaardiging van verwarmingsketels, radiatoren en stoomketels | 30 | 30 | 200 | 30 | 4.1 | 2 | B | ||
255, 331 | Stamp-, pers-, dieptrek- en forceerbedrijven | 10 | 30 | 200 | 30 | 4.1 | 1 | B | ||
255, 331 | Smederijen, lasinrichtingen, bankwerkerijen e.d. | 50 | 30 | 100 | 30 | 3.2 | 2 | B | ||
255, 331 | Smederijen, lasinrichtingen, bankwerkerijen e.d., p.o. < 200 m² | 30 | 30 | 50 | 10 | 3.1 | 1 | B | ||
2561, 3311 | Metaaloppervlaktebehandelingsbedrijven: | |||||||||
2561, 3311 | - algemeen | 50 | 50 | 100 | 50 | 3.2 | 2 | B | L | |
2561, 3311 | - stralen | 30 | 200 | 200 | 30 | 4.1 | 2 | B | L | |
2561, 3311 | - metaalharden | 30 | 50 | 100 | 50 | 3.2 | 1 | B | ||
2561, 3311 | - lakspuiten en moffelen | 100 | 30 | 100 | 50 | R | 3.2 | 2 | B | L |
2561, 3311 | - scoperen (opspuiten van zink) | 50 | 50 | 100 | 30 | R | 3.2 | 2 | B | L |
2561, 3311 | - thermisch verzinken | 100 | 50 | 100 | 50 | 3.2 | 2 | B | L | |
2561, 3311 | - thermisch vertinnen | 100 | 50 | 100 | 50 | 3.2 | 2 | B | L | |
2561, 3311 | - mechanische oppervlaktebehandeling (slijpen, polijsten) | 30 | 50 | 100 | 30 | 3.2 | 2 | B | ||
2561, 3311 | - anodiseren, eloxeren | 50 | 10 | 100 | 30 | 3.2 | 2 | B | ||
2561, 3311 | - chemische oppervlaktebehandeling | 50 | 10 | 100 | 30 | 3.2 | 2 | B | ||
2561, 3311 | - emailleren | 100 | 50 | 100 | 50 | R | 3.2 | 1 | B | L |
2561, 3311 | - galvaniseren (vernikkelen, verchromen, verzinken, verkoperen ed) | 30 | 30 | 100 | 50 | 3.2 | 2 | B | ||
2562, 3311 | Overige metaalbewerkende industrie | 10 | 30 | 100 | 30 | 3.2 | 1 | B | ||
2562, 3311 | Overige metaalbewerkende industrie, inpandig, p.o. <200 m² | 10 | 30 | 50 | 10 | 3.1 | 1 | B | ||
259, 331 | Grofsmederijen, anker- en kettingfabrieken: | |||||||||
259, 331 | - p.o. < 2.000 m² | 30 | 50 | 200 | 30 | 4.1 | 2 | B | ||
259, 331 | Overige metaalwarenfabrieken n.e.g. | 30 | 30 | 100 | 30 | 3.2 | 2 | B | ||
259, 331 | Overige metaalwarenfabrieken n.e.g.; inpandig, p.o. <200 m² | 30 | 30 | 50 | 10 | 3.1 | 1 | B | ||
27, 28, 33 | VERVAARDIGING VAN MACHINES EN APPARATEN | |||||||||
27, 28, 33 | Machine- en apparatenfabrieken incl. reparatie: | |||||||||
27, 28, 33 | - p.o. < 2.000 m² | 30 | 30 | 100 | 30 | 3.2 | 2 | B | ||
27, 28, 33 | - p.o. >= 2.000 m² | 50 | 30 | 200 | 30 | 4.1 | 3 | B | ||
28, 33 | - met proefdraaien verbrandingsmotoren >= 1 MW | 50 | 30 | 300 | 30 | 4.2 | 3 | B | ||
26, 28, 33 | VERVAARDIGING VAN KANTOORMACHINES EN COMPUTERS | |||||||||
26, 28, 33 | Kantoormachines- en computerfabrieken incl. reparatie | 30 | 10 | 30 | 10 | 2 | 1 | |||
26, 27, 33 | VERVAARDIGING VAN OVER. ELEKTR. MACHINES, APPARATEN EN BENODIGDH. | |||||||||
271, 331 | Elektromotoren- en generatorenfabrieken incl. reparatie | 200 | 30 | 30 | 50 | 4.1 | 1 | B | L | |
271, 273 | Schakel- en installatiemateriaalfabrieken | 200 | 10 | 30 | 50 | 4.1 | 1 | B | L | |
273 | Elektrische draad- en kabelfabrieken | 100 | 10 | 200 | 100 | R | 4.1 | 2 | L | |
272 | Accumulatoren- en batterijenfabrieken | 100 | 30 | 100 | 50 | 3.2 | 2 | B | L | |
274 | Lampenfabrieken | 200 | 30 | 30 | 300 | R | 4.2 | 2 | B | L |
293 | Elektrotechnische industrie n.e.g. | 30 | 10 | 30 | 10 | 2 | 1 | |||
26, 33 | VERVAARDIGING VAN AUDIO-, VIDEO-, TELECOM-APPARATEN EN -BENODIGDH. | |||||||||
261, 263, 264, 331 | Vervaardiging van audio-, video- en telecom-apparatuur e.d. incl. reparatie | 30 | 0 | 50 | 30 | 3.1 | 2 | B | ||
2612 | Fabrieken voor gedrukte bedrading | 50 | 10 | 50 | 30 | 3.1 | 1 | B | ||
26, 32, 33 | VERVAARDIGING VAN MEDISCHE EN OPTISCHE APPARATEN EN INSTRUMENTEN | |||||||||
26, 32, 33 | Fabrieken voor medische en optische apparaten en instrumenten e.d. incl. reparatie | 30 | 0 | 30 | 0 | 2 | 1 | |||
29 | VERVAARDIGING VAN AUTO'S, AANHANGWAGENS EN OPLEGGERS | |||||||||
291 | Autofabrieken en assemblagebedrijven | |||||||||
291 | - p.o. < 10.000 m² | 100 | 10 | 200 | 30 | R | 4.1 | 3 | B | |
291 | - p.o. >= 10.000 m² | 200 | 30 | 300 | 50 | R | 4.2 | 3 | B | L |
29201 | Carrosseriefabrieken | 100 | 10 | 200 | 30 | R | 4.1 | 2 | B | |
29202 | Aanhangwagen- en opleggerfabrieken | 30 | 10 | 200 | 30 | 4.1 | 2 | B | ||
293 | Auto-onderdelenfabrieken | 30 | 10 | 100 | 30 | R | 3.2 | 2 | ||
30 | VERVAARDIGING VAN TRANSPORTMIDDELEN (EXCL. AUTO'S, AANHANGWAGENS) | |||||||||
301, 3315 | Scheepsbouw- en reparatiebedrijven: | |||||||||
301, 3315 | - houten schepen | 30 | 30 | 50 | 10 | 3.1 | 2 | B | ||
301, 3315 | - kunststof schepen | 100 | 50 | 100 | 50 | R | 3.2 | 2 | B | |
301, 3315 | - metalen schepen < 25 m | 50 | 100 | 200 | 30 | 4.1 | 2 | B | ||
302, 317 | Wagonbouw- en spoorwegwerkplaatsen: | |||||||||
302, 317 | - algemeen | 50 | 30 | 100 | 30 | 3.2 | 2 | B | ||
302, 317 | - met proefdraaien van verbrandingsmotoren >= 1 MW | 50 | 30 | 300 | 30 | R | 4.2 | 2 | B | |
303, 3316 | Vliegtuigbouw en -reparatiebedrijven: | |||||||||
303, 3316 | - zonder proefdraaien motoren | 50 | 30 | 200 | 30 | 4.1 | 2 | B | ||
309 | Rijwiel- en motorrijwielfabrieken | 30 | 10 | 100 | 30 | R | 3.2 | 2 | B | |
3099 | Transportmiddelenindustrie n.e.g. | 30 | 30 | 100 | 30 | 3.2 | 2 | B | ||
31 | VERVAARDIGING VAN MEUBELS EN OVERIGE GOEDEREN N.E.G. | |||||||||
310 | Meubelfabrieken | 50 | 50 | 100 | 30 | 3.2 | 2 | B | ||
9524 | Meubelstoffeerderijen b.o. < 200 m² | 0 | 10 | 10 | 0 | 1 | 1 | |||
321 | Fabricage van munten, sieraden e.d. | 30 | 10 | 10 | 10 | 2 | 1 | B | ||
322 | Muziekinstrumentenfabrieken | 30 | 10 | 30 | 10 | 2 | 2 | |||
323 | Sportartikelenfabrieken | 30 | 10 | 50 | 30 | 3.1 | 2 | |||
324 | Speelgoedartikelenfabrieken | 30 | 10 | 50 | 30 | 3.1 | 2 | |||
32991 | Sociale werkvoorziening | 0 | 30 | 30 | 0 | 2 | 1 | |||
32999 | Vervaardiging van overige goederen n.e.g. | 30 | 10 | 50 | 30 | 3.1 | 2 | |||
38 | VOORBEREIDING TOT RECYCLING | |||||||||
383202 | Puinbrekerijen en -malerijen: | |||||||||
383202 | - v.c. < 100.000 t/j | 30 | 100 | 300 | 10 | 4.2 | 2 | |||
383202 | Rubberregeneratiebedrijven | 300 | 50 | 100 | 50 | R | 4.2 | 2 | ||
383202 | Afvalscheidingsinstallaties | 200 | 200 | 300 | 50 | 4.2 | 3 | B | ||
35 | PRODUCTIE EN DISTRIB. VAN STROOM, AARDGAS, STOOM EN WARM WATER | |||||||||
35 | bio-energieinstallaties elektrisch vermogen < 50 MWe: | |||||||||
35 | - covergisting, verbranding en vergassing van mest, slib, GFT en reststromen voedingsindustrie | 100 | 50 | 100 | 30 | R | 3.2 | 2 | L | |
35 | - vergisting, verbranding en vergassing van overige biomassa | 50 | 50 | 100 | 30 | R | 3.2 | 2 | L | |
35 | Elektriciteitsdistributiebedrijven, met transformatorvermogen: | |||||||||
35 | - < 10 MVA | 0 | 0 | 30 | 10 | 2 | 1 | B | ||
35 | - 10 - 100 MVA | 0 | 0 | 50 | 30 | 3.1 | 1 | B | ||
35 | - 100 - 200 MVA | 0 | 0 | 100 | 50 | 3.2 | 1 | B | ||
35 | - 200 - 1000 MVA | 0 | 0 | 300 | 50 | 4.2 | 1 | B | ||
35 | Gasdistributiebedrijven: | |||||||||
35 | - gascompressorstations vermogen < 100 MW | 0 | 0 | 300 | 100 | 4.2 | 1 | |||
35 | - gas: reduceer-, compressor-, meet- en regelinst. Cat. A | 0 | 0 | 10 | 10 | 1 | 1 | |||
35 | - gasdrukregel- en meetruimten (kasten en gebouwen), cat. B en C | 0 | 0 | 30 | 10 | 2 | 1 | |||
35 | - gasontvang- en -verdeelstations, cat. D | 0 | 0 | 50 | 50 | R | 3.1 | 1 | ||
35 | Warmtevoorzieningsinstallaties, gasgestookt: | |||||||||
35 | - stadsverwarming | 30 | 10 | 100 | 50 | 3.2 | 1 | |||
35 | - blokverwarming | 10 | 0 | 30 | 10 | 2 | 1 | |||
35 | windmolens: | |||||||||
35 | - wiekdiameter 20 m | 0 | 0 | 100 | 30 | 3.2 | 1 | |||
35 | - wiekdiameter 30 m | 0 | 0 | 200 | 50 | 4.1 | 1 | |||
35 | - wiekdiameter 50 m | 0 | 0 | 300 | 50 | 4.2 | 1 | |||
36 | WINNING EN DITRIBUTIE VAN WATER | |||||||||
36 | Waterwinning-/ bereiding- bedrijven: | |||||||||
36 | - bereiding met chloorbleekloog e.d. en/of straling | 10 | 0 | 50 | 30 | 3.1 | 1 | |||
36 | Waterdistributiebedrijven met pompvermogen: | |||||||||
36 | - < 1 MW | 0 | 0 | 30 | 10 | 2 | 1 | |||
36 | - 1 - 15 MW | 0 | 0 | 100 | 10 | 3.2 | 1 | |||
36 | - >= 15 MW | 0 | 0 | 300 | 10 | 4.2 | 1 | |||
41, 42, 43 | BOUWNIJVERHEID | |||||||||
41, 42, 43 | Bouwbedrijven algemeen: b.o. > 2.000 m² | 10 | 30 | 100 | 10 | 3.2 | 2 | B | ||
41, 42, 43 | - bouwbedrijven algemeen: b.o. <= 2.000 m² | 10 | 30 | 50 | 10 | 3.1 | 2 | B | ||
41, 42, 43 | Aannemersbedrijven met werkplaats: b.o. > 1000 m² | 10 | 30 | 50 | 10 | 3.1 | 2 | B | ||
41, 42, 43 | - aannemersbedrijven met werkplaats: b.o.< 1000 m² | 0 | 10 | 30 | 10 | 2 | 1 | B | ||
45, 47 | HANDEL/REPARATIE VAN AUTO'S, MOTORFIETSEN; BENZINESERVICESTATIONS | |||||||||
451, 452, 454 | Handel in auto's en motorfietsen, reparatie- en servicebedrijven | 10 | 0 | 30 | 10 | 2 | 2 | B | ||
451 | Handel in vrachtauto's (incl. import en reparatie) | 10 | 10 | 100 | 10 | 3.2 | 2 | |||
45204 | Autoplaatwerkerijen | 10 | 30 | 100 | 10 | 3.2 | 1 | |||
45204 | Autobeklederijen | 0 | 0 | 10 | 10 | 1 | 1 | |||
45204 | Autospuitinrichtingen | 50 | 30 | 30 | 30 | R | 3.1 | 1 | B | L |
45205 | Autowasserijen | 10 | 0 | 30 | 0 | 2 | 3 | |||
453 | Handel in auto- en motorfietsonderdelen en -accessoires | 0 | 0 | 30 | 10 | 2 | 1 | |||
46 | GROOTHANDEL EN HANDELSBEMIDDELING | |||||||||
461 | Handelsbemiddeling (kantoren) | 0 | 0 | 10 | 0 | 1 | 1 | |||
4621 | Grth in akkerbouwproducten en veevoeders | 30 | 30 | 50 | 30 | R | 3.1 | 2 | ||
4621 | Grth in akkerbouwproducten en veevoeders met een verwerkingscapaciteit van 500 ton/uur of meer | 100 | 100 | 300 | 50 | R | 4.2 | 2 | ||
4622 | Grth in bloemen en planten | 10 | 10 | 30 | 0 | 2 | 2 | |||
4623 | Grth in levende dieren | 50 | 10 | 100 | 0 | 3.2 | 2 | |||
4624 | Grth in huiden, vellen en leder | 50 | 0 | 30 | 0 | 3.1 | 2 | |||
46217, 4631 | Grth in ruwe tabak, groenten, fruit en consumptie-aardappelen | 30 | 10 | 30 | 50 | R | 3.1 | 2 | ||
4632, 4633 | Grth in vlees, vleeswaren, zuivelproducten, eieren, spijsoliën | 10 | 0 | 30 | 50 | R | 3.1 | 2 | ||
4634 | Grth in dranken | 0 | 0 | 30 | 0 | 2 | 2 | |||
4635 | Grth in tabaksproducten | 10 | 0 | 30 | 0 | 2 | 2 | |||
4636 | Grth in suiker, chocolade en suikerwerk | 10 | 10 | 30 | 0 | 2 | 2 | |||
4637 | Grth in koffie, thee, cacao en specerijen | 30 | 10 | 30 | 0 | 2 | 2 | |||
4638, 4639 | Grth in overige voedings- en genotmiddelen | 10 | 10 | 30 | 10 | 2 | 2 | |||
464, 46733 | Grth in overige consumentenartikelen | 10 | 10 | 30 | 10 | 2 | 2 | |||
46711 | Grth in vaste brandstoffen: | |||||||||
46711 | - klein, lokaal verzorgingsgebied | 10 | 50 | 50 | 30 | 3.1 | 2 | |||
46712 | Grth in vloeibare en gasvormige brandstoffen: | |||||||||
46712 | - vloeistoffen, o.c. < 100.000 m³ | 50 | 0 | 50 | 200 | R | 4.1 | 2 | B | L |
46712 | - tot vloeistof verdichte gassen | 50 | 0 | 50 | 300 | R | 4.2 | 2 | ||
46713 | Grth minerale olieproducten (excl. brandstoffen) | 100 | 0 | 30 | 50 | 3.2 | 2 | B | ||
46721 | Grth in metaalertsen: | |||||||||
46721 | - opslag opp. < 2.000 m² | 30 | 300 | 300 | 10 | 4.2 | 3 | B | ||
46722, 46723 | Grth in metalen en -halffabrikaten | 0 | 10 | 100 | 10 | 3.2 | 2 | |||
4673 | Grth in hout en bouwmaterialen: | |||||||||
4673 | - algemeen: b.o. > 2000 m² | 0 | 10 | 50 | 10 | 3.1 | 2 | |||
4673 | - algemeen: b.o. <= 2000 m² | 0 | 10 | 30 | 10 | 2 | 1 | |||
46735 | zand en grind: | |||||||||
46735 | - algemeen: b.o. > 200 m² | 0 | 30 | 100 | 0 | 3.2 | 2 | |||
46735 | - algemeen: b.o. <= 200 m² | 0 | 10 | 30 | 0 | 2 | 1 | |||
4674 | Grth in ijzer- en metaalwaren en verwarmingsapparatuur: | |||||||||
4674 | - algemeen: b.o. > 2.000 m² | 0 | 0 | 50 | 10 | 3.1 | 2 | |||
4674 | - algemeen: b.o. < = 2.000 m² | 0 | 0 | 30 | 0 | 2 | 1 | |||
46751 | Grth in chemische producten | 50 | 10 | 30 | 100 | R | 3.2 | 2 | B | |
46752 | Grth in kunstmeststoffen | 30 | 30 | 30 | 30 | R | 2 | 1 | ||
4676 | Grth in overige intermediaire goederen | 10 | 10 | 30 | 10 | 2 | 2 | |||
4677 | Autosloperijen: b.o. > 1000 m² | 10 | 30 | 100 | 30 | 3.2 | 2 | B | ||
4677 | - autosloperijen: b.o. <= 1000 m² | 10 | 10 | 50 | 10 | 3.1 | 2 | B | ||
4677 | Overige groothandel in afval en schroot: b.o. > 1000 m² | 10 | 30 | 100 | 10 | 3.2 | 2 | B | ||
4677 | - overige groothandel in afval en schroot: b.o. <= 1000 m² | 10 | 10 | 50 | 10 | 3.1 | 2 | B | ||
466 | Grth in machines en apparaten: | |||||||||
466 | - machines voor de bouwnijverheid | 0 | 10 | 100 | 10 | 3.2 | 2 | |||
466 | - overige | 0 | 10 | 50 | 0 | 3.1 | 2 | |||
466, 469 | Overige grth (bedrijfsmeubels, emballage, vakbenodigdheden e.d. | 0 | 0 | 30 | 0 | 2 | 2 | |||
47 | DETAILHANDEL EN REPARATIE T.B.V. PARTICULIEREN | |||||||||
4791 | Postorderbedrijven | 0 | 0 | 50 | 0 | 3.1 | 2 | |||
952 | Reparatie t.b.v. particulieren (excl. auto's en motorfietsen) | 0 | 0 | 10 | 10 | 1 | 1 | |||
55 | LOGIES-, MAALTIJDEN- EN DRANKENVERSTREKKING | |||||||||
562 | Cateringbedrijven | 10 | 0 | 30 | 10 | 2 | 1 | |||
49 | VERVOER OVER LAND | |||||||||
493 | Taxibedrijven | 0 | 0 | 30 | 0 | 2 | 2 | |||
493 | Touringcarbedrijven | 10 | 0 | 100 | 0 | 3.2 | 2 | |||
494 | Goederenwegvervoerbedrijven (zonder schoonmaken tanks): b.o. > 1000 m² | 0 | 0 | 100 | 30 | 3.2 | 3 | |||
494 | - Goederenwegvervoerbedrijven (zonder schoonmaken tanks) b.o. <= 1000 m² | 0 | 0 | 50 | 30 | 3.1 | 2 | |||
495 | Pomp- en compressorstations van pijpleidingen | 0 | 0 | 30 | 10 | 2 | 1 | B | ||
52 | DIENSTVERLENING T.B.V. HET VERVOER | |||||||||
52242 | Laad-, los- en overslagbedrijven t.b.v. binnenvaart: | |||||||||
52242 | - containers | 0 | 10 | 300 | 50 | R | 4.2 | 2 | ||
52242 | - tankercleaning | 300 | 10 | 100 | 200 | R | 4.2 | 1 | B | |
52242 | - stukgoederen | 0 | 10 | 100 | 50 | R | 3.2 | 2 | B | |
52242 | - ertsen, mineralen, e.d., opslagopp. < 2.000 m² | 30 | 200 | 300 | 30 | 4.2 | 2 | B | ||
52242 | - granen of meelsoorten , v.c. < 500 t/u | 50 | 300 | 200 | 50 | R | 4.2 | 2 | ||
52242 | - steenkool, opslagopp. < 2.000 m² | 50 | 300 | 300 | 50 | 4.2 | 2 | B | ||
52102, 52109 | Distributiecentra, pak- en koelhuizen | 30 | 10 | 50 | 50 | R | 3.1 | 2 | ||
52109 | Opslaggebouwen (verhuur opslagruimte) | 0 | 0 | 30 | 10 | 2 | 2 | |||
5221 | Autoparkeerterreinen, parkeergarages | 10 | 0 | 30 | 0 | 2 | 3 | L | ||
5221 | Stalling van vrachtwagens (met koelinstallaties) | 10 | 0 | 100 | 30 | 3.2 | 2 | |||
53 | POST EN TELECOMMUNICATIE | |||||||||
531, 532 | Post- en koeriersdiensten | 0 | 0 | 30 | 0 | 2 | 2 | |||
61 | Telecommunicatiebedrijven | 0 | 0 | 10 | 0 | 1 | 1 | |||
61 | zendinstallaties: | |||||||||
61 | - LG en MG, zendervermogen < 100 kW (bij groter vermogen: onderzoek!) | 0 | 0 | 0 | 100 | 3.2 | 1 | |||
61 | - FM en TV | 0 | 0 | 0 | 10 | 1 | 1 | |||
61 | - GSM en UMTS-steunzenders (indien bouwvergunningplichtig) | 0 | 0 | 0 | 10 | 1 | 1 | |||
77 | VERHUUR VAN TRANSPORTMIDDELEN, MACHINES, ANDERE ROERENDE GOEDEREN | |||||||||
7711 | Personenautoverhuurbedrijven | 10 | 0 | 30 | 10 | 2 | 2 | |||
7712, 7739 | Verhuurbedrijven voor transportmiddelen (excl. personenauto's) | 10 | 0 | 50 | 10 | 3.1 | 2 | |||
773 | Verhuurbedrijven voor machines en werktuigen | 10 | 0 | 50 | 10 | 3.1 | 2 | B | ||
772 | Verhuurbedrijven voor roerende goederen n.e.g. | 10 | 10 | 30 | 10 | 2 | 2 | |||
62 | COMPUTERSERVICE- EN INFORMATIETECHNOLOGIE | |||||||||
62 | Computerservice- en informatietechnologie-bureau's e.d. | 0 | 0 | 10 | 0 | 1 | 1 | |||
58, 63 | Datacentra | 0 | 0 | 30 | 0 | 2 | 1 | |||
72 | SPEUR- EN ONTWIKKELINGSWERK | |||||||||
721 | Natuurwetenschappelijk speur- en ontwikkelingswerk | 30 | 10 | 30 | 30 | R | 2 | 1 | ||
722 | Maatschappij- en geesteswetenschappelijk onderzoek | 0 | 0 | 10 | 0 | 1 | 1 | |||
63, 69tm71, 73, 74, 77, 78, 80tm82 | OVERIGE ZAKELIJKE DIENSTVERLENING | |||||||||
812 | Reinigingsbedrijven voor gebouwen | 50 | 10 | 30 | 30 | 3.1 | 1 | B | ||
74203 | Foto- en filmontwikkelcentrales | 10 | 0 | 30 | 10 | 2 | 2 | B | ||
82991 | Veilingen voor landbouw- en visserijproducten | 50 | 30 | 200 | 50 | R | 4.1 | 3 | ||
82992 | Veilingen voor huisraad, kunst e.d. | 0 | 0 | 10 | 0 | 1 | 2 | |||
86 | GEZONDHEIDS- EN WELZIJNSZORG | |||||||||
8891 | Kinderopvang | 0 | 0 | 30 | 0 | 2 | 2 | |||
37, 38, 39 | MILIEUDIENSTVERLENING | |||||||||
3700 | RWZI's en gierverwerkingsinricht., met afdekking voorbezinktanks: | |||||||||
3700 | - < 100.000 i.e. | 200 | 10 | 100 | 10 | 4.1 | 2 | |||
3700 | - 100.000 - 300.000 i.e. | 300 | 10 | 200 | 10 | 4.2 | 2 | |||
3700 | rioolgemalen | 30 | 0 | 10 | 0 | 2 | 1 | |||
381 | Vuilophaal-, straatreinigingsbedrijven e.d. | 50 | 30 | 50 | 10 | 3.1 | 2 | |||
381 | Gemeentewerven (afval-inzameldepots) | 30 | 30 | 50 | 30 | R | 3.1 | 2 | B | |
381 | Vuiloverslagstations | 200 | 200 | 300 | 30 | 4.2 | 3 | B | ||
382 | Afvalverwerkingsbedrijven: | |||||||||
382 | - kabelbranderijen | 100 | 50 | 30 | 10 | 3.2 | 1 | B | L | |
382 | - pathogeen afvalverbranding (voor ziekenhuizen) | 50 | 10 | 30 | 10 | 3.1 | 1 | L | ||
382 | - oplosmiddelterugwinning | 100 | 0 | 10 | 30 | R | 3.2 | 1 | B | L |
382 | - afvalverbrandingsinrichtingen, thermisch vermogen > 75 MW | 300 | 200 | 300 | 50 | 4.2 | 3 | B | L | |
382 | - verwerking fotochemisch en galvano-afval | 10 | 10 | 30 | 30 | R | 2 | 1 | B | L |
382 | Composteerbedrijven: | |||||||||
382 | - niet-belucht v.c. < 5.000 ton/jr | 300 | 100 | 50 | 10 | 4.2 | 2 | B | ||
382 | - belucht v.c. < 20.000 ton/jr | 100 | 100 | 100 | 10 | 3.2 | 2 | B | ||
382 | - belucht v.c. > 20.000 ton/jr | 200 | 200 | 100 | 30 | 4.1 | 3 | B | ||
382 | - GFT in gesloten gebouw | 200 | 50 | 100 | 100 | R | 4.1 | 3 | B | L |
59 | CULTUUR, SPORT EN RECREATIE | |||||||||
591, 592, 601, 602 | Studio's (film, TV, radio, geluid) | 0 | 0 | 30 | 10 | 2 | 2 | |||
931 | Skelter- en kartbanen, in een hal | 10 | 0 | 50 | 10 | 3.1 | 2 | |||
931 | Sportscholen, gymnastiekzalen | 0 | 0 | 30 | 0 | 2 | 2 | |||
96 | OVERIGE DIENSTVERLENING | |||||||||
96011 | Wasserijen en strijkinrichtingen | 30 | 0 | 50 | 30 | 3.1 | 2 | |||
96011 | Tapijtreinigingsbedrijven | 30 | 0 | 50 | 30 | 3.1 | 2 | L | ||
96012 | Chemische wasserijen en ververijen | 30 | 0 | 30 | 30 | R | 2 | 2 | B | L |
96013 | Wasverzendinrichtingen | 0 | 0 | 30 | 0 | 2 | 1 | |||
96013 | Wasserettes, wassalons | 0 | 0 | 10 | 0 | 1 | 1 | |||
9602 | Kappersbedrijven en schoonheidsinstituten | 0 | 0 | 10 | 0 | 1 | 1 | |||
9313, 9604 | Fitnesscentra, badhuizen en sauna-baden | 10 | 0 | 30 | 0 | 2 | 1 | |||
9609 | Dierenasiels en -pensions | 30 | 0 | 100 | 0 | 3.2 | 1 | |||
9609 | Persoonlijke dienstverlening n.e.g. | 0 | 0 | 10 | 0 | 1 | 1 | |||
Tabel 2: Opslagen en installaties | ||||||||||
0 | OPSLAGEN | |||||||||
1 | butaan, propaan, LPG (in tanks): | |||||||||
1 | - bovengronds, < 2 m³ | - | - | - | 30 | 2 | - | |||
1 | - bovengronds, 2 - 8 m³ | - | - | - | 50 | 3.1 | - | |||
1 | - bovengronds, 8 - 80 m³ | - | - | - | 100 | 3.2 | - | |||
1 | - bovengr., 80 - 250 m³ | - | - | - | 300 | 4.2 | - | |||
1 | - ondergronds, < 80 m³ | - | - | - | 50 | 3.2 | - | |||
1 | - ondergr., 80 - 250 m³ | - | - | - | 200 | 4.1 | - | |||
2 | niet reactieve gassen (incl. zuurstof), gekoeld | - | - | - | 50 | 3.1 | - | |||
3 | brandbare vloeistoffen (in tanks): | |||||||||
3 | - ondergronds, K1/K2/K3-klasse | 10 | - | - | 10 | 1 | - | B | ||
3 | - bovengronds, K1/K2-kl.: < 10 m³ | 10 | - | - | 50 | 3.1 | - | B | ||
3 | - bovengronds, K1/K2-kl.: 10 - 1000 m³ | 30 | - | - | 100 | 3.2 | - | B | ||
3 | - bovengronds, K3-klasse: < 10 m³ | 10 | - | - | 10 | 2 | - | B | ||
3 | - bovengronds, K3-klasse: 10 - 1000 m³ | 30 | - | - | 50 | 3.1 | - | B | ||
4 | Overige gevaarlijke stoffen in tanks: | |||||||||
4 | - bovengronds < 10 m³ en onder drempelwaarde BRZO | 10 | - | - | 10 | 1 | - | |||
4 | - overige opslagen onder drempelwaarde BRZO | 30 | - | - | 50 | 3.1 | - | |||
5 | Gevaarlijke stoffen (incl. bestrijdingsmiddelen) in emballage of in gasflessen: | |||||||||
5 | - kleine hoeveelheden < 10 ton | - | - | - | 10 | 1 | - | |||
5 | - beperkte hoeveelheden (< 150 ton) en hoog beschermingsniveau | - | - | - | 30 | 2 | - | |||
6 | ontplofbare stoffen en munitie: | |||||||||
6 | - < 250.000 patronen en < 25 kg NEM (netto explosieve massa) overig gevarensubklasse 1.4 | - | - | - | 10 | 1 | - | |||
6 | - >= 250.000 patronen en >= 25 kg NEM (netto explosieve massa) overig gevarensubklasse 1.4 | - | - | - | 30 | 2 | - | |||
8 | kunstmest, niet explosief | - | 50 | - | 30 | D | 3.1 | - | ||
11 | INSTALLATIES | |||||||||
12 | gasflessenvulinstallaties (butaan, propaan) | 10 | 0 | 30 | 100 | 3.2 | 2 | |||
13 | laadschoppen, shovels, bulldozers | 30 | 30 | 50 | 10 | 3.1 | 1 | |||
14 | laboratoria: | |||||||||
14 | - chemisch / biochemisch | 30 | 0 | 30 | 10 | D | 2 | 1 | ||
14 | - medisch en hoger onderwijs | 10 | 0 | 30 | 10 | 2 | 1 | |||
15 | luchtbehandelingsinst. t.b.v. detailhandel | 10 | 0 | 10 | 0 | 1 | 1 | |||
16 | keukeninrichtingen | 30 | 0 | 10 | 0 | 2 | 1 | |||
17 | koelinstallaties freon ca. 300 kW | 0 | 0 | 50 | 0 | 3.1 | 1 | |||
18 | koelinstallaties ammoniak < 400 kg | 0 | 0 | 30 | 10 | 2 | 1 | |||
19 | koelinstallaties ammoniak > 400 kg | 0 | 0 | 50 | 50 | 3.1 | 1 | |||
20 | total energy installaties (gasmotoren) ca. 100 kW | 10 | 0 | 50 | 10 | 3.1 | 1 | |||
21 | afvalverbrandingsinstallatie, kleinschalig | 100 | 50 | 50 | 30 | D | 3.2 | 1 | L | |
22 | noodaggregaten t.b.v. elektriciteitsopwekking | 10 | 0 | 30 | 10 | D | 2 | 1 | ||
23 | verfspuitinstallaties en moffel- en emailleerovens | 50 | 30 | 50 | 30 | 3.1 | 1 | L | ||
24 | vorkheftrucks met verbrandingsmotor | 10 | 10 | 50 | 0 | 3.1 | 1 | |||
25 | vorkheftrucks, elektrisch | 0 | 10 | 30 | 0 | 2 | 1 | |||
26 | transformatoren < 1 MVA | 0 | 0 | 10 | 10 | 1 | 1 | |||
28 | vatenspoelinstallaties | 50 | 10 | 50 | 30 | 3.1 | 1 | B | ||
29 | hydrofoorinstallaties | 0 | 0 | 30 | 0 | 2 | 1 | |||
30 | windmolens: | |||||||||
31 | - wiekdiameter 20 m | 0 | 0 | 100 | 30 | 3.2 | 1 | |||
31 | - wiekdiameter 30 m | 0 | 0 | 200 | 50 | 4.1 | 1 | |||
31 | - wiekdiameter 50 m | 0 | 0 | 300 | 50 | 4.2 | 1 | |||
31 | stookinstallaties>900kW thermisch vermogen: | |||||||||
32 | - gas, < 2,5 MW | 10 | 0 | 30 | 10 | 2 | 1 | |||
32 | - gas, 2,5 - 75 MW | 30 | 0 | 50 | 30 | 3.1 | 1 | |||
32 | - gas, >= 75 MW | 30 | 0 | 200 | 50 | 4.1 | 1 | |||
32 | - olie, < 2,5 MW | 30 | 0 | 30 | 10 | 2 | 1 | |||
32 | - olie, 2,5 - 75 MW | 30 | 10 | 50 | 30 | 3.1 | 1 | |||
32 | - olie, >= 75 MW | 50 | 30 | 200 | 50 | 4.1 | 1 | B | L | |
32 | - kolen, 2,5 - 75 MW | 30 | 100 | 100 | 30 | 3.2 | 1 | L | ||
32 | - kolen, >= 75 MW | 50 | 300 | 300 | 50 | 4.2 | 2 | L | ||
32 | stoomwerktuigen | 0 | 0 | 50 | 30 | D | 3.1 | 1 | ||
33 | luchtcompressoren | 10 | 10 | 30 | 10 | D | 2 | 1 | ||
34 | liftinstallaties | 0 | 0 | 10 | 10 | 1 | 1 | |||
35 | motorbrandstofpompen zonder LPG | 30 | 0 | 30 | 10 | 2 | 2 | B | ||
36 | afvalwaterbehandelingsinstallaties < 100.000 i.e. | 200 | 10 | 100 | 10 | D | 4.1 | 1 |
Bijlage 2 Nadere Toelichting Staat Van Bedrijfsactiviteiten
Deze bijlage is ontleend aan 'Bedrijven en milieuzonering', Sdu Uitgevers bv, Den Haag (2009).
1. Hoofdindeling
Tabel 1 omvat de bedrijfstypen met codering volgens de Standaard Bedrijfsindeling (SBI) 2008. Bij die bedrijfstypen is rekening gehouden met de normaliter bij deze bedrijven voorkomende opslagen en installaties.
Tabel 2 omvat algemene opslagen en installaties voor situaties dat:
- 1. bedrijven bijzondere opslagen en/of installaties hebben, die anders dan 'normaal' zijn voor die bedrijven of
- 2. het betreft opslagen en/of installaties, die op zich niet als een bepaald bedrijf of bedrijfstype kunnen worden aangemerkt, maar wel als een relevante bedrijfsactiviteit in het kader van een bestemmingsplan.
2. Afstanden voor geur, stof, geluid en gevaar
Per bedrijfstype zijn voor elk van de aspecten geur, stof, geluid en gevaar de afstanden aangegeven die in de meeste gevallen kunnen worden aangehouden tussen een bedrijf en woonbebouwing, om hinder en schade aan mensen tot een aanvaardbaar niveau te beperken. Voor elk van de aspecten is de noodzakelijk geachte afstand bepaald. In principe geldt de afstand tussen enerzijds de perceelsgrens van het bedrijf en anderzijds de gevel van een woning. Uit de vier verkregen afstanden kan de uiteindelijk noodzakelijk geachte afstand worden afgeleid: de grootste van de vier. Bij deze invulling zijn de volgende afstandscategorieën gehanteerd voor omgevingstype rustige woonwijk en rustig buitengebied:
10 m |
30 m |
50 m |
100 m |
200 m |
300 m |
500 m |
700 m |
1.000 m |
1.500 m |
Mocht een bedrijf meerdere SBI-codes kennen, dan moet voor elk aspect de grootste afstand worden genomen. Dat geldt ook voor de gebruikte installaties en opslagen.
Opgemerkt dient te worden dat de methodiek in de eerste plaats is ontwikkeld om in nieuwe situaties een vestigingsplaats voor een bedrijf vast te stellen en niet voor toetsing van bestaande situaties.
Daarom wordt bij bestaande situaties uitgegaan van de maatregelen, die voor een nieuwe vestiging van een dergelijk bedrijfs- /activiteitstype redelijkerwijs kunnen worden verwacht. Verder gelden de afstanden alleen in relatie tot rustige woonwijken gelegen in zuivere woongebieden, dus niet voor woningen die in gebieden liggen met een andere bestemming of kwalificatie.
Voor de toepassing van deze methodiek op bestaande situaties is het zeker niet zo dat elk bedrijf, dat is gevestigd op kortere afstand tot aaneengesloten woonbebouwing dan de wenselijke, zonder meer onaanvaardbaar is. Wel geeft de gewenste afstand een maat voor potentiële hinder, gevaar of schade.
3. Gevaar: risico (R) en vuurwerk (V)
Voor bepaalde bedrijfstypen is na de afstand voor gevaar de letter R van 'risico' aangegeven. Dat houdt in dat voor deze bedrijfsactiviteiten moet worden nagegaan of het Bevi van toepassing is.
Daarnaast is bij bepaalde bedrijfstypen na de afstand voor gevaar de letter V van 'vuurwerk' opgenomen. Voor deze bedrijfsactiviteiten dient getoetst te worden aan het Vuurwerkbesluit.
4. Categorie
De milieucategorie wordt afgeleid van de grootste afstand van de afstanden, die daarvóór in de kolommen geur, stof, geluid en gevaar zijn vermeld. De milieucategorie is vermeld in kolom 'categorie'.
Onder de kop 'categorie' is een indeling opgenomen, in tien mogelijke milieucategorieën:
milieucategorie | grootste afstand |
1 | 10 m |
2 | 30 m |
3.1 | 50 m |
3.2 | 100 m |
4.1 | 200 m |
4.2 | 300 m |
5.1 | 500 m |
5.2 | 700 m |
5.3 | 1.000 m |
6 | 1.500 m |
5. Indices voor verkeersaantrekkende werking, bodem (B) en lucht (L)
Het aspect verkeer(saantrekkende werking) is kwalitatief beoordeeld. Dat weerspiegelt zich in een indicatie omtrent de bronsterkte:
1. potentieel geringe verkeersaantrekkende werking;
2. potentieel aanzienlijke verkeersaantrekkende werking;
3. potentieel zeer grote verkeersaantrekkende werking.
Het aspect bodem (bodemverontreiniging) geeft aan dat een activiteit een verhoogde kans op bodemverontreiniging geeft.
Het aspect lucht (luchtverontreiniging) geeft aan dat een activiteit een uitstoot van schadelijke stoffen naar de lucht heeft die mogelijk in planologisch opzicht relevant is.
6. Verklaring gebruikte afkortingen
- : niet van toepassing / niet relevant
< : kleiner dan
> : groter dan
= : gelijk aan
cat. : categorie
e.d. : en dergelijke
i.e. : inwonereenheden
kl. : klasse
n.e.g. : niet elders genoemd
o.c. : opslagcapaciteit
p.c. : productiecapaciteit
p.o. : productieoppervlak
b.o. : bedrijfsoppervlak
v.c. : verwerkingscapaciteit
u : uur
d : dag
w : week
j : jaar
B : bodemverontreiniging
L : luchtverontreiniging
R : risico (Besluit externe veiligheid inrichting mogelijk van toepassing)
V : vuurwerkbesluit van toepassing
Bijlage 3 Inrichtingen Wet Geluidhinder
Categorieën van inrichtingen, die in belangrijke mate geluidhinder kunnen veroorzaken, zoals aangewezen in artikel 2.4 van het Inrichtingen- en vergunningenbesluit milieubeheer (Stb. 1993, 50, laatstelijk gewijzigd bij besluit van 27 oktober 2006, Stb. 563)
Categorie 1 *)
- 1. inrichtingen waar een of meer elektromotoren of verbrandingsmotoren aanwezig zijn met een totaal geïnstalleerd motorisch vermogen van 15 MW of meer;
- 2. inrichtingen voor het verstoken van brandstoffen met een thermisch vermogen van 75 MW of meer, waarbij buiten beschouwing blijven inrichtingen voor het verstoken van biomassa waarvan het equivalente geluidsniveau (LAr, LT), veroorzaakt door de in de inrichting aanwezige vast opgestelde toestellen en installaties, alsmede door de in de inrichting verrichte werkzaamheden en activiteiten op de grens van het bedrijventerrein niet meer bedraagt dan:
- a. 50 dB(A) tussen 07.00 en 19.00 uur;
- b. 45 dB(A) tussen 19.00 en 23.00 uur;
- c. 40 dB(A) tussen 23.00 en 07.00 uur;
- 3. inrichtingen voor het beproeven van:
1°. verbrandingsmotoren waarbij voorzieningen of installaties aanwezig zijn voor het afremmen van een gezamenlijk motorisch vermogen van 1 MW of meer;
2°. straalmotoren of -turbines met een stuwkracht van 9 kN of meer; - 4. inrichtingen voor het vervaardigen van petrochemische producten of chemicaliën met een niet in een gesloten gebouw geïnstalleerd motorisch vermogen van 1 MW of meer;
voor zover van toepassing, blijven bij de hiervoor bij 1 t/m 4 bedoelde inrichtingen veiligheidsfakkels ten behoeve van de opsporing of winning van aardgas buiten beschouwing;
Categorie 2
- 5. aardgasbehandelingsinstallaties en gasverzamelinrichtingen, met een capaciteit ten aanzien daarvan van 10.106 m³ per dag (bij 1 bar en 273 K) of meer, voor zover het betreft aardgasbehandelingsinstallaties bij aardgaswinputten en gasverzamelinrichtingen;
- 6. luchtscheidingsbedrijven, met een benodigde hoeveelheid lucht ten behoeve van het eindproduct van 10.103 kg per uur of meer;
Categorie 4
- 7. inrichtingen voor het vervaardigen van methanol met een capaciteit ten aanzien daarvan van 100.106 kg per jaar of meer;
Categorie 5
- 8. inrichtingen voor het raffineren, kraken of vergassen van aardolie of aardoliefracties met een capaciteit ten aanzien daarvan van 1.109 kg per jaar of meer;
Categorie 6
- 9. inrichtingen voor het vervaardigen van oliën en vetten uit dierlijke of plantaardige grondstoffen met een capaciteit ten aanzien daarvan van 250.106 kg per jaar of meer;
- 10. inrichtingen voor het vervaardigen van vetzuren of alkanolen uit dierlijke of plantaardige oliën of vetten met een capaciteit ten aanzien daarvan van 50.106 kg per jaar of meer;
Categorie 9
- 11. inrichtingen voor het vervaardigen van melkpoeder, weipoeder of andere gedroogde zuivelproducten met een capaciteit ten aanzien daarvan van 1,5.103 kg per uur of meer;
- 12. inrichtingen voor het vervaardigen van consumptiemelk, consumptiemelkproducten of geëvaporiseerde melk of melkproducten met een melkverwerkingscapaciteit ten aanzien daarvan van 55.106 kg per jaar of meer;
- 13. inrichtingen voor het concentreren van melk of melkproducten door middel van indamping met een waterverdampingscapaciteit ten aanzien daarvan van 20.103 kg per uur of meer;
- 14. inrichtingen voor het vervaardigen van veevoeder met een capaciteit ten aanzien daarvan van 100.103 kg per uur of meer;
- 15. inrichtingen voor het drogen van groenvoer met een waterverdampingscapaciteit ten aanzien daarvan van 10.103 kg per uur of meer;
- 16. inrichtingen voor het opslaan of overslaan van veevoeder met een verwerkingscapaciteit ten aanzien daarvan van 0,5.106 kg per uur of meer;
- 17. inrichtingen voor het vervaardigen van suiker uit suikerbieten met een capaciteit ten aanzien daarvan van 2,5.106 kg suikerbieten per dag of meer;
- 18. inrichtingen voor het vervaardigen van gist met een capaciteit ten aanzien daarvan van 5.106 kg per jaar of meer;
- 19. inrichtingen voor het vervaardigen van zetmeel of zetmeelderivaten met een capaciteit ten aanzien daarvan van 10.103 kg per uur of meer;
- 20. inrichtingen voor het opslaan of overslaan van granen, meelsoorten, zaden, gedroogde peulvruchten, mais of derivaten daarvan met een verwerkingscapaciteit ten aanzien daarvan van 0,5.106 kg per uur of meer;
Categorie 11
- 21. inrichtingen voor het opslaan of overslaan van ertsen, mineralen of derivaten van ertsen of mineralen met een oppervlakte voor de opslag daarvan van 2000 m² of meer;
- 22. inrichtingen voor het malen, roosten, pelletiseren of doen sinteren van ertsen of derivaten daarvan met een capaciteit ten aanzien daarvan van 1.106 kg per jaar of meer;
- 23. inrichtingen voor het vervaardigen van:
1°. cement of cementklinker met een capaciteit ten aanzien daarvan van 100.106 kg per jaar of meer;
2°. cement- of betonmortel met een capaciteit ten aanzien daarvan van 100.103 kg per uur of meer;
3°. cement- of betonwaren met behulp van persen, triltafels of bekistingstrillers met een capaciteit ten aanzien daarvan van 100.103 kg per dag of meer;
4°. glasvezel, glazuren, emailles, glaswol of steenwol met een capaciteit ten aanzien daarvan van 5.106 kg per jaar of meer;
5°. asfalt of asfaltproducten met een capaciteit ten aanzien daarvan van 100.103 kg per uur of meer;
6°. cokes uit steenkool met een capaciteit ten aanzien daarvan van 100.106 kg per jaar of meer; - 24. inrichtingen voor het vergassen van steenkool met een capaciteit ten aanzien daarvan van 100.106 kg per jaar of meer;
- 25. inrichtingen voor het vervaardigen, bewerken of verwerken van glas of glazen voorwerpen met een capaciteit ten aanzien daarvan van 10.103 kg per uur of meer;
- 26. inrichtingen voor het winnen van steen, met uitzondering van grind en mergel, met een capaciteit ten aanzien daarvan van 100.103 kg per uur of meer;
- 27. inrichtingen voor het breken, malen, zeven of drogen van:
1°. zand, grond, grind of steen, met uitzondering van puin en mergel;
2°. kalkzandsteen, kalk;
3°. steenkolen of andere mineralen of derivaten daarvan,
met een capaciteit ten aanzien daarvan van 100.106 kg per jaar of meer, indien zodanige inrichting niet een inrichting is voor zand- of grindwinning, waarvoor op grond van artikel 3 van de Ontgrondingenwet een vergunning is vereist;
Categorie 12
- 28. inrichtingen voor het vervaardigen van ruw ijzer, ruw staal of primaire nonferrometalen met een capaciteit ten aanzien daarvan van 1.106 kg per jaar of meer;
- 29. inrichtingen waar een of meer warmband- of koudwalsen aanwezig zijn voor het tot platen omvormen van metalen of hun legeringen, waarvan het smeltpunt hoger is dan 800 K, en waarbij de dikte van het aangevoerde materiaal groter is dan 1 mm en waar het productieoppervlak ten aanzien daarvan 2000 m² of meer bedraagt;
- 30. inrichtingen waar een of meer wals- of trekinstallaties aanwezig zijn voor het tot profiel- of stafmateriaal omvormen van metalen of hun legeringen, waarvan het smeltpunt hoger is dan 800 K en waar het productieoppervlak ten aanzien daarvan 2000 m² of meer bedraagt;
- 31. inrichtingen waar een of meer wals-, trek- of lasinstallaties aanwezig zijn voor het produceren van metalen buizen en waar het productieoppervlak ten aanzien daarvan 2000 m² of meer bedraagt;
- 32. inrichtingen voor het smeden van ankers of kettingen en waar het productieoppervlak ten aanzien daarvan 2000 m² of meer bedraagt;
- 33. inrichtingen voor het produceren, renoveren of schoonmaken van metalen ketels, vaten, tanks of containers en waar het productieoppervlak ten aanzien daarvan 2000 m² of meer bedraagt;
- 34. inrichtingen voor het samenvoegen van plaat-, profiel-, staf- of buismaterialen door middel van smeden, klinken, lassen of monteren en waar het niet in een gesloten gebouw ondergebrachte productieoppervlak ten aanzien daarvan 2000 m² of meer bedraagt;
- 35. inrichtingen voor het smelten of gieten van metalen of hun legeringen met een capaciteit ten aanzien daarvan van 4.106 kg per jaar of meer, voor zover het smeltpunt van de metalen of hun legeringen hoger is dan 800 k;
Categorie 13
- 36. inrichtingen voor het bouwen, onderhouden, repareren of het behandelen van de oppervlakte van metalen schepen met een langs de waterlijn te meten lengte van 25 m of meer;
Categorie 14
- 37. inrichtingen voor het samenstellen van treinen of treinonderdelen door middel van het stoten of heuvelen van spoorvoertuigen, bestemd voor goederenvervoer, voor zover een rangeerheuvel aanwezig is;
Categorie 16
- 38. inrichtingen waar 50 of meer mechanisch aangedreven weefgetouwen aanwezig zijn;
- 39. inrichtingen voor het vervaardigen van papier of celstof met een capaciteit ten aanzien daarvan van 3.103 kg per uur of meer;
Categorie 19
- 40. terreinen, geen openbare weg zijnde, die bestemd of ingericht zijn voor het in wedstrijdverband, ter voorbereiding van wedstrijden of voor recreatieve doeleinden rijden met gemotoriseerde voertuigen, en die daartoe acht uren per week of meer opengesteld zijn;
Categorie 20
- 41. transformatorstations, met niet in een gesloten gebouw ondergebrachte transformatoren, met een maximaal gelijktijdig in te schakelen elektrisch vermogen van 200 MVA of meer;
Categorie 24
- 42. inrichtingen voor het vervaardigen van koolelektroden met een capaciteit ten aanzien daarvan van 50.106 kg per jaar of meer;
Categorie 27
- 43. inrichtingen voor het reinigen van afvalwater door middel van waterstraal- of oppervlaktebeluchters met een capaciteit van 120.103 of meer vervuilingseenheden als bedoeld in artikel 19, vierde lid, onderdeel a, van de Wet verontreiniging oppervlaktewateren.
*) Voor zover deze bijlage inhoudelijk afwijkt van het Inrichtingen- en vergunningenbesluit milieubeheer, is de inhoud van dat besluit beslissend.
Bij de categorie-vernummering in deze bijlage is de vernummering in Bijlage I van het Inrichtingen- en vergunningenbesluit milieubeheer aangehouden.
Bijlage 4 Parkeernormen
Voor het bestemmingsplan Bedrijventerrein Rijssen gelden de volgende parkeernormen en toepassingsrichtlijnen:
functie | aantal parkeerplaatsen | per eenheid | waarvan aandeel voor bezoekers | opmerkingen |
werkgelegenheid | ||||
(commerciële) dienstverlening (kantoren met baliefunctie) | 3 | 100 m² bvo | 20% | 1 arbeidsplaats = 25-35 m² bvo |
kantoren (kantoren zonder baliefunctie) | 2 | 100 m² bvo | 5% | 1 arbeidsplaats = 25-35 m² bvo |
arbeids-/bezoekersextensieve bedrijven (loods, opslag, groothandel, transportbedrijf) | 0,8 | 100 m² bvo | 5% | 1 arbeidsplaats = 25-35 m² bvo |
arbeidsintensieve/bezoekers-extensieve bedrijven (industrie, garagebedrijf, laboratorium, werkplaats, transportbedrijf | 1,7 | 100 m² bvo | 5% | 1 arbeidsplaats = 25-35 m² bvo |
arbeidsextensieve/bezoekers-intensieve bedrijven (showroom) | 1,4 | 100 m² bvo | 35% | 1 arbeidsplaats = 25-35 m² bvo |
bedrijfsverzamelgebouw | 2 | 100 m² bvo | 10% | 1 arbeidsplaats = 25-35 m² bvo |
sociaal-maatschappelijk culturele functies | ||||
café/bar/discotheek/cafetaria | 6 | 100 m² bvo | 90% | |
restaurant | 8 | 100 m² bvo | 80% | |
hotel/motel | 1 | kamer | ||
onderwijsfuncties | ||||
crèche/peuterspeelzaal/ kinderdagverblijf | 0,8 | arbeidsplaats | excl. Kiss& Ride arbeidsplaats = maximaal gelijktijdig aanwezig aantal werknemers |
afkortingen:
pp: parkeerplaats
bvo: brutovloeroppervlakte