Chw bestemmingsplan Wonen Rijssen, Opbroek Noord
Bestemmingsplan - Gemeente Rijssen-Holten
Vastgesteld op 09-05-2019 - geheel onherroepelijk in werking
Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
1.1 aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit
een beroeps- of bedrijfsactiviteit, uitgevoerd door (een van) de hoofdbewoner(s) van de woning, waarvan de activiteiten in hoofdzaak niet verkeersaantrekkend of milieuhinderlijk zijn en geen betrekking hebbend op detailhandel of horecagerelateerde activiteiten, die op kleine schaal in een woning en/of daarbij behorende bijbehorende bouwwerken wordt uitgeoefend, waarbij de desbetreffende activiteit een ruimtelijke uitstraling heeft die in overeenstemming is met de woonfunctie en de woonomgeving ter plaatse.
1.2 aanduiding
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.
1.3 aanduidingsgrens
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.
1.4 aaneen gebouwd
twee of meer woningen waarvan ten minste één gevel van de hoofdgebouwen aaneen zijn gebouwd.
1.5 autobedrijf
een autoherstel- en uitdeukbedrijf.
1.6 bebouwing
een of meer gebouwen en/of bouwwerken.
1.7 bed en breakfast
het bieden van de, ten opzichte van de woonfunctie ondergeschikte, mogelijkheid tot recreatief nachtverblijf en ontbijt met maximaal drie kamers aan niet meer dan zes personen die hun hoofdverblijf elders hebben, mits dit geen onevenredige afbreuk doet aan de parkeersituatie. Hieronder wordt niet verstaan overnachting, noodzakelijk in verband met het verrichten van tijdelijke of seizoensgebonden werkzaamheden, studie en/of arbeid of permanente kamerverhuur.
1.8 bestaande
- 1. het gebruik dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig is binnen het betreffende bouwperceel en/of bebouwing die op dat tijdstip aanwezig of in uitvoering is, dan wel kan worden gebouwd krachtens een omgevingsvergunning;
- 2. het onder 1 bedoelde geldt niet voor zover sprake was van strijd met het voorheen geldende bestemmingsplan, de voorheen geldende Beheersverordening, daaronder mede begrepen het overgangsrecht van het bestemmingsplan of de Beheersverordening, of een andere planologische toestemming.
1.9 bestemmingsgrens
de grens van een bestemmingsvlak.
1.10 bestemmingsplan
de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen.
1.11 bestemmingsvlak
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.
1.12 bijbehorend bouwwerk
uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd gebouw, of ander bouwwerk, met een dak.
1.13 bouwen
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.
1.14 bouwgrens
de grens van een bouwvlak.
1.15 bouwperceel
het (toekomstige) kadastrale perceel waarop het bouwplan is voorzien, of na realisatie van de definitieve verkaveling: een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.
1.16 bouwperceelgrens
de grens van een bouwperceel.
1.17 bouwvlak
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten.
1.18 bouwwerk
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.
1.19 detailhandel
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ter verkoop, verkopen en/of leveren van goederen aan degenen die deze goederen kopen voor gebruik en/of verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van bedrijfs- of beroepsactiviteiten.
1.20 dienstwoning/bedrijfswoning
een woning in of bij een gebouw of op een terrein, die kennelijk slechts is bedoeld voor de huisvesting van (het huishouden van) een persoon wiens huisvesting daar, gelet op de bestemming van de grond en/of het terrein noodzakelijk moet worden geacht.
1.21 erker
een bouwkundig en visueel aan de woning ondergeschikt, uitgebouwd venster.
1.22 functioneel ondergeschikt
een gebruik dat ondersteunend is aan de primaire woonfunctie, zoals een aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit, garage, berging, bijkeuken, atelier, tuinhuisje, fietsenberging of hobbyruimte.
1.23 gebouw
elk bouwwerk dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.
1.24 hoofdgebouw
gebouw, of gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer gebouwen op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is.
1.25 horecabedrijf
het bedrijfsmatig verstrekken van dranken en/of etenswaren voor gebruik ter plaatse, al dan niet in samenhang met het bedrijfsmatig verschaffen van logies en/of het exploiteren van zaalaccommodatie, met uitzondering van een discotheek.
1.26 mantelzorg
intensieve zorg of ondersteuning, die niet in het kader van een hulpverlenend beroep wordt geboden aan een hulpbehoevende, ten behoeve van zelfredzaamheid of participatie, rechtstreeks voortvloeiend uit een tussen personen bestaande sociale relatie, die de gebruikelijke hulp van huisgenoten voor elkaar overstijgt, en waarvan de behoefte met een verklaring van een huisarts, wijkverpleegkundige of andere door de gemeente aangewezen sociaal-medisch adviseur kan worden aangetoond.
1.27 overkapping
een bouwwerk in de vorm van een constructie bestaande uit maximaal drie wanden waarvan maximaal twee tot de constructie zelf behoren.
1.28 peil
- a. voor gebouwen waarvan de hoofdingang onmiddellijk aan een weg of pad grenst: de hoogte van die weg of dat pad ter plaatse van de hoofdtoegang;
- b. in andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het aansluitende, afgewerkte terrein ter plaatse.
1.29 plan
het bestemmingsplan 'Chw bestemmingsplan Wonen Rijssen, Opbroek Noord' met identificatienummer NL.IMRO.1742.BPRW2017001-0404 van de gemeente Rijssen-Holten.
1.30 seksinrichting
een inrichting, bestaande uit één of meer voor publiek toegankelijke, besloten ruimten, waarin bedrijfsmatig of op een daarmee vergelijkbare wijze seksuele handelingen worden verricht; onder een hiervoor bedoelde inrichting wordt in elk geval verstaan een bordeel.
1.31 vrijstaande woning
een woning waarvan het hoofdgebouw niet direct is verbonden met het hoofdgebouw van een andere woning.
1.32 woning
een (gedeelte van een) gebouw dat dient voor de huisvesting van één huishouden, zijnde de samenlevingsvorm van één gezin of een met een gezin gelijk te stellen samenlevingsverband, waaronder mede wordt begrepen de inwoning van één ander huishouden met eigen voorzieningen.
Artikel 2 Wijze Van Meten
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
2.1 Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
2.1.1 dakhelling:
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;
2.1.2 de goothoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot c.q. de druiplijn, het boeibord of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;
2.1.3 de bouwhoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, liftschachten, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;
2.1.4 de oppervlakte van een bouwwerk:
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en het verlengde hiervan en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;
2.1.5 afstand tot de zijdelingse bouwperceelgrens:
tussen de zijdelingse grens van het bouwperceel en een bepaald punt van het bouwwerk, waar die afstand het kortst is.
2.2 Ondergeschikte bouwdelen
Bij het meten worden ondergeschikte bouwdelen, als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding niet meer dan 0,75 m bedraagt.
2.3 Maatvoering
Alle maten zijn tenzij anders aangegeven:
- a. voor lengten in meters (m);
- b. voor oppervlakten in vierkante meters (m²);
- c. voor inhoudsmaten in kubieke meters (m³);
- d. voor verhoudingen in procenten (%);
- e. voor hoeken/hellingen in graden (º).
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Groen
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. groen- en speelvoorzieningen;
- b. water, waaronder afvoer, tijdelijke berging en infiltratie van hemelwater;
- c. weidegronden;
- d. voet- en fietspaden, alsmede toegangspaden en inritten naar omliggende bestemmingen;
- e. incidentele parkeervoorzieningen;
- f. openbare nutsvoorzieningen.
3.2 Bouwregels
Artikel 4 Verkeer - Ontsluiting
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Verkeer - Ontsluiting' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. wegen, met gebruikelijke voorzieningen, zoals bermbeplanting, bushaltes en dergelijke;
- b. pleinen en parkeerterreinen;
- c. fiets- en voetpaden, alsmede toegangspaden en inritten naar omliggende bestemmingen;
- d. groen- en speelvoorzieningen
- e. water, waaronder afvoer, tijdelijke berging en infiltratie van hemelwater;
- f. openbare nutsvoorzieningen;
- g. weg- en waterbouwkundige (kunst)werken, zoals bruggen en duikers;
Voor zover de as van de weg is opgenomen wordt deze hierop gesitueerd.
4.2 Bouwregels
Artikel 5 Water
5.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. water, waaronder afvoer, tijdelijke berging en infiltratie van hemelwater;
- b. groen- en speelvoorzieningen;
- c. weidegronden;
- d. voet- en fietspaden, alsmede toegangspaden en inritten naar omliggende bestemmingen;
- e. weg- en waterbouwkundige (kunst)werken, zoals bruggen en duikers;
- f. bij een en ander behorende voorzieningen.
5.2 Bouwregels
Artikel 6 Wonen - Aaneen
6.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Wonen - Aaneen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. wonen, in twee aaneen gebouwde woningen met bijbehorende tuinen, erven en met:
- 1. aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit in hoofdgebouwen en onderling toegankelijke aangebouwde bijbehorende bouwwerken;
- 2. bed en breakfast in hoofdgebouwen en onderling toegankelijke aangebouwde bijbehorende bouwwerken;
- 3. minimaal 2 parkeerplaatsen per woning op eigen terrein bij dubbele woningen;
- b. water;
- c. ter plaatse van de aanduiding 'waardevolle boom' de bescherming van waardevolle bomen.
6.2 Bouwregels
6.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen met het oog op het voorkomen van een onevenredige aantasting van:
- a. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
- b. het straat- en bebouwingsbeeld;
- c. de verkeersveiligheid;
nadere eisen stellen aan:
- 1. de plaats en oriëntatie van gebouwen in die zin dat de voorgevel van hoofdgebouwen in de naar de weg gekeerde bouwgrens moeten worden gebouwd;
- 2. de grootte en inhoud van de zelfstandige woonruimte noodzakelijk vanuit een oogpunt van de mantelzorg.
6.4 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
- de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
- het straat- en bebouwingsbeeld;
- de verkeersveiligheid;
bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in;
- a. lid 6.2.2, onder a, voor het verhogen van de maximale goothoogte tot maximaal 6,5 m;
- b. lid 6.2.1, onder a, ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingszone - ontheffingsgebied' en het bouwvlak vergroten.
6.5 Specifieke gebruiksregels
Onder strijdig gebruik met deze bestemming wordt begrepen het gebruik dat afwijkt van de bestemmingsomschrijving, waaronder in elk geval wordt begrepen de vestiging van bijzondere woonvormen, waaronder verpleging en verzorging, al dan niet in samenhang met gezamenlijke voorzieningen.
6.6 Afwijken van de gebruiksregels
Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 6.5 ten behoeve van de vestiging van bijzondere woonvormen, waaronder verpleging en verzorging, al dan niet in samenhang met gezamenlijke voorzieningen, mits geen onevenredige aantasting plaats vindt van:
- a. het straat- en bebouwingsbeeld;
- b. de verkeersveiligheid;
- c. de milieusituatie.
Artikel 7 Wonen - Vrijstaand
7.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Wonen - Vrijstaand' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. wonen, in vrijstaande woningen met bijbehorende tuinen, erven en met:
- 1. aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit in hoofdgebouwen en onderling toegankelijke aangebouwde bijbehorende bouwwerken;
- 2. bed en breakfast in hoofdgebouwen en onderling toegankelijke aangebouwde bijbehorende bouwwerken;
- 3. minimaal 2 parkeerplaatsen op eigen terrein bij vrijstaande woningen;
- b. water;
- c. ter plaatse van de aanduiding 'waardevolle boom' de bescherming van waardevolle bomen.
7.2 Bouwregels
7.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen met het oog op het voorkomen van een onevenredige aantasting van:
- a. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
- b. het straat- en bebouwingsbeeld;
- c. de verkeersveiligheid;
nadere eisen stellen aan:
- 1. de plaats en oriëntatie van gebouwen in die zin dat de voorste voorgevel van hoofdgebouwen in de naar de weg gekeerde bouwgrens moeten worden gebouwd;
- 2. de grootte en inhoud van de zelfstandige woonruimte noodzakelijk vanuit een oogpunt van de mantelzorg.
7.4 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
- de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
- het straat- en bebouwingsbeeld;
- de verkeersveiligheid;
bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in;
- a. lid 7.2.2, onder a, voor het verhogen van de maximale goothoogte tot maximaal 6,5 m;
- b. lid 7.2.1, onder a, ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingszone - ontheffingsgebied' en het bouwvlak vergroten.
7.5 Specifieke gebruiksregels
Onder strijdig gebruik met deze bestemming wordt begrepen het gebruik dat afwijkt van de bestemmingsomschrijving, waaronder in elk geval wordt begrepen de vestiging van bijzondere woonvormen, waaronder verpleging en verzorging, al dan niet in samenhang met gezamenlijke voorzieningen.
7.6 Afwijken van de gebruiksregels
Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 7.5 ten behoeve van de vestiging van bijzondere woonvormen, waaronder verpleging en verzorging, al dan niet in samenhang met gezamenlijke voorzieningen, mits geen onevenredige aantasting plaats vindt van:
- a. het straat- en bebouwingsbeeld;
- b. de verkeersveiligheid;
- c. de milieusituatie.
Artikel 8 Woongebied
8.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Woongebied' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. woningen met bijbehorende tuinen en erven en met:
- 1. aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit in hoofdgebouwen en onderling toegankelijke aangebouwde bijbehorende bouwwerken;
- 2. bed en breakfast in hoofdgebouwen en onderling toegankelijke aangebouwde bijbehorende bouwwerken;
- 3. minimaal 2 parkeerplaatsen per woning op eigen terrein bij vrijstaande en dubbele woningen en minimaal 1 parkeerplaats bij patiowoningen;
- b. wegen met een functie voor de ontsluiting van aanliggende gronden met gebruikelijke voorzieningen, zoals bermbeplanting, bushaltes en dergelijke;
- c. pleinen en parkeerterreinen;
- d. fiets- en voetpaden, alsmede toegangspaden en inritten naar omliggende bestemmingen;
- e. groen- en speelvoorzieningen;
- f. water, waaronder afvoer, tijdelijke berging en infiltratie van hemelwater;
- g. ter plaatse van de aanduiding 'waardevolle boom' de bescherming van waardevolle bomen.
8.2 Bouwregels
8.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen met het oog op het voorkomen van een onevenredige aantasting van:
- a. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
- b. het straat- en bebouwingsbeeld;
- c. de verkeersveiligheid;
nadere eisen stellen aan:
- 1. de plaats en oriëntatie van gebouwen in die zin dat de voorste voorgevel van hoofdgebouwen in de naar de weg gekeerde bouwgrens moeten worden gebouwd;
- 2. de grootte en inhoud van de zelfstandige woonruimte noodzakelijk vanuit een oogpunt van de mantelzorg.
8.4 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan voor bijzondere woonvormen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 8.2 voor de bouw van appartementen tot een maximale bouwhoogte van 11 meter, mits dit geen onevenredige afbreuk doet aan;
- het straat- en bebouwingsbeeld;
- de stedenbouwkundige structuur;
- de parkeersituatie;
- de verkeersveiligheid.
8.5 Specifieke gebruiksregels
Onder strijdig gebruik met deze bestemming wordt begrepen het gebruik dat afwijkt van de bestemmingsomschrijving, waaronder in elk geval wordt begrepen;
- a. de vestiging van bijzondere woonvormen, waaronder verpleging en verzorging, al dan niet in samenhang met gezamenlijke voorzieningen;
- b. de bouw van meer dan zes aaneen gebouwde woningen;
8.6 Afwijken van de gebruiksregels
Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 8.5 ten behoeve van de vestiging van bijzondere woonvormen, waaronder verpleging en verzorging, al dan niet in samenhang met gezamenlijke voorzieningen, mits geen onevenredige aantasting plaats vindt van;
- a. het straat- en bebouwingsbeeld;
- b. de verkeersveiligheid;
- c. de milieusituatie.
8.7 Wijzigingsbevoegdheid
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 9 Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 10 Algemene Gebruiksregels
10.1 Algemeen strijdig gebruik
Onder strijdig gebruik wordt in elk geval begrepen:
- a. het gebruik van de onbebouwde grond als stort- en/of opslagplaats van aan het gebruik onttrokken goederen en materialen, anders dan als tijdelijke opslag ten behoeve van het normale gebruik en onderhoud;
- b. het gebruik of het laten gebruiken van gronden als stalling- en/of opslagplaats van een of meer aan het gebruik onttrokken machines, voer-, vaar- of vliegtuigen, met uitzondering van een zodanig gebruik voor het normale op de bestemming gerichte gebruik of onderhoud;
- c. het gebruik van gronden en bebouwing als of ten behoeve van een seksinrichting of prostitutiebedrijf.
10.2 Strijdig gebruik woningen
Onder strijdig gebruik met de bestemming Wonen - Aaneen, Wonen - Vrijstaand en Woongebied wordt begrepen het gebruik dat afwijkt van de bestemmingsomschrijving, waaronder in elk geval wordt begrepen:
- a. het gebruik van een vrijstaand bijbehorend bouwwerk ten behoeve van aan huis verbonden beroeps- en bedrijfsactiviteiten;
- b. het gebruik van een vrijstaand bijbehorend bouwwerk als zelfstandige woonruimte.
Artikel 11 Algemene Aanduidingsregels
11.1 milieuzone - bedrijf
11.2 milieuzone - geurzone
11.3 vrijwaringszone
Ter plaatse van de aanduiding 'milieuzone - bedrijf'(vervallen als gevolg van uitspraak Afdeling Bestuursrechtspraak Raad van State van 22 juli 2020, nr. 201905332/1/R3) 'vrijwaringszone' blijven de geldende onderliggende agrarische bestemmingen (uit de bestemmingsplannen Buitengebied Rijssen -Holten en Wonen Rijssen,Oosterhof en Verenland) met de bestaande mogelijkheden onverkort van kracht, met uitzondering van met akkerbouw en vollegrondstuinbouw samenhangende gewasbescherming.
11.4 wetgevingszone - beeldkwaliteit
Ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingszone - beeldkwaliteit' gelden Beeldkwaliteitseisen. (Klik op 'Beeldkwaliteit')
11.5 wetgevingszone - kostenverhaal
Artikel 12 Algemene Afwijkingsregels
12.1 Afwijkingsbevoegdheid
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken:
- a. ten behoeve van het bouwen van niet voor bewoning bestemde bouwwerken, zoals kunstwerken, nutsvoorzieningen, fietsenstallingen, wachthuisjes, telefooncellen, bewaarplaatsen van huisvuilcontainers, uitgezonderd verkooppunten voor motorbrandstoffen, waarvan de oppervlakte niet meer dan 40 m² en de bouwhoogte niet meer dan 4 m mag bedragen;
- b. indien en voor zover afwijkingen ten aanzien van de ligging van bouw- en aanduidingsgrenzen, mits die afwijkingen ten opzichte van hetgeen is aangegeven niet meer dan 5 m bedragen;
- c. ten behoeve van het bouwen van antennemasten tot een bouwhoogte van 20 m;
12.2 Afwegingskader
De onder 12.1 bedoelde omgevingsvergunningen mogen niet leiden tot een onevenredige aantasting van:
- a. het straat- en bebouwingsbeeld;
- b. de stedenbouwkundige structuur;
- c. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en/of bouwwerken;
- d. de verkeersveiligheid;
- e. de fysieke veiligheid;
- f. landschappelijke en natuurlijke waarden;
- g. de milieusituatie;
- h. de externe veiligheid.
Artikel 13 Algemene Wijzigingsregels
13.1 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen inzake de ligging van bestemmingsgrenzen, mits die wijziging ten opzichte van de bestaande bestemmingsgrenzen niet meer dan 5 m bedraagt. Het aantal woningen mag niet meer bedragen dan is toegestaan. Aan het wijzigingsplan mogen dubbelbestemmingen, bouwvlakken, maatvoeringen en gebieds- bouw- en functieaanduidingen worden toegevoegd.
13.2 Afwegingskader
De onder 13.1 bedoelde wijzigingsplannen mogen niet leiden tot een onevenredige aantasting van:
- a. het straat- en bebouwingsbeeld;
- b. de stedenbouwkundige structuur;
- c. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en/of bouwwerken;
- d. de verkeersveiligheid;
- e. de fysieke veiligheid.
- f. landschappelijke en natuurlijke waarden;
- g. de milieusituatie;
- h. de externe veiligheid.
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 14 Overgangsrecht
14.1 Overgangsrecht bouwwerken
14.2 Overgangsrecht gebruik
Artikel 15 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als:
Regels van het 'Chw bestemmingsplan Wonen Rijssen, Opbroek Noord'.
Hoofdstuk 1 Aanleiding Voor Het Chw Bestemmingsplan
Op basis van de woningbouw ontwikkelingen, prognoses en woonafspraken met de provincie Overijssel en de vertaling daarvan in de nota Woningbouw 2017 t/m 2021 en de Woonvisie 2017 t/m 2021 heeft Rijssen, naast diverse inbreidingslocaties, ook behoefte aan een uitbreidingslocatie voor de kern Rijssen. Zowel kwalitatief als kwantitatief kan op de diverse inbreidingslocaties niet geheel voorzien worden in de plaatselijke behoefte aan nieuwbouw woningen.
In de kern Rijssen is het Opbroek aangewezen als toekomstige woonwijk. Hiervoor is enkele jaren geleden de Structuurvisie Het Opbroek gemaakt en vastgesteld door de gemeenteraad. Het zuidelijk deel (Opbroek Zuid) van deze visie is op dit moment volop in ontwikkeling.
Obliekfoto mei 2016 Het Opbroek; zuidelijk deel in ontwikkeling, noordelijk deel nu uitwerken
Om continuïteit in de productie van nieuwbouw woningen te houden is het nu tijd om voor het noordelijk deel een nieuw bestemmingsplan voor te bereiden.
In de eerste fase van Het Opbroek wordt volop gebouwd. Deze fase wordt in delen uitgevoerd.
Foto eerste fase Het Opbroek, juni 2016
1.1 Wat Is Een Chw Bestemmingsplan?
De kern van de Crisis- en herstelwet (Chw) is dat met nieuwe en/of aangepaste procedures doelgericht wordt gewerkt aan werkgelegenheid en duurzaamheid.Het bestemmingsplan met verbrede reikwijdte kent niet alleen een nieuw begrippenkader en nieuwe (afwijkende) wettelijke mogelijkheden, de wijze van totstandkoming is ook anders dan we tot nu toe gewend zijn. In het bestemmingsplan stond het begrip ‘goede ruimtelijke ordening’ centraal. Alleen regels met een ruimtelijke relevantie konden worden opgenomen. Nu gaat het om het kunnen stellen van regels die strekken ten behoeve van het volledige domein van de fysieke leefomgeving.
De gemeente Rijssen-Holten mag vooruitlopend op de Omgevingswet experimenteren met “bestemmingsplannen met een verbrede reikwijdte”. De aanwijzing van het hele grondgebied van de gemeente Rijssen-Holten valt onder de 16e tranche en artikel 7 c van het besluit uitvoering Crisis en herstelwet. De 16e tranche is op 28 november 2018 in het Staatsblad gepubliceerd en op 29 november 2018 in werking getreden.
Voor diverse gemeenten is in de Crisis- en herstelwet de mogelijkheid opgenomen om te experimenteren met een bredere reikwijdte van bestemmingsplannen. Daarmee krijgen deze bestemmingsplannen het karakter van een omgevingsplan. Hiermee wordt vooruitgelopen op en ervaring opgedaan met de nieuwe Omgevingswet. Om duidelijk aan te geven dat er sprake is van een aparte planfiguur in de ruimtelijke ordening wordt hierna niet gesproken over een bestemmingsplan maar over het Chw bestemmingsplan.
Het plan voorziet in duurzame woningbouw (gasloos) en draagt bij aan de lokale (bouw)economie. Zoals beschreven voorziet het plan in kwalitatieve en kwantitatieve woningbouwbehoefte.
1.2 Ligging Van Het Plangebied Opbroek Noord
Het plangebied maakt onderdeel uit van Het Opbroek, de aangewezen nieuwbouwwijk van Rijssen. Globaal wordt het plangebied begrensd door de Witmoesdijk, Cattelaar, Polmeijersdijk en de Wethouder H.H. Korteboslaan. Met een ontsluiting van de wijk naar de Leijerweerdsdijk en naar Opbroek Zuid. Voor de exacte begrenzing van het plangebied wordt verwezen naar De verbeelding.
1.3 Geldend Planologisch Regiem
Het plangebied is grotendeels gelegen binnen de begrenzing van het bestemmingsplan “Wonen Rijssen, Oosterhof en Verenland”. Dit bestemmingsplan is op 4 juli 2013 door de gemeenteraad van Rijssen-Holten vastgesteld. In onderstaande afbeelding is een uitsnede van de verbeelding van dit bestemmingsplan opgenomen. De gronden zijn veelal bestemd voor 'Agrarisch' gebruik. Binnen deze bestemmingen kunnen geen woningen met bijbehorende voorzieningen worden gebouwd.
1.4 Leeswijzer
Na deze inleiding wordt in hoofdstuk 2 ingegaan op de huidige situatie in het plangebied. In hoofdstuk 3 wordt ingegaan op het beleidskader. Hierin wordt het beleid van het Rijk, de provincie en de gemeente Rijssen-Holten beschreven. In hoofdstuk 4 passeren alle relevante milieu- en omgevingsthema's de revue. Hoofdstuk 5 gaat in op het juridische aspecten en de planverantwoording. In de hoofdstukken 6 en 7 wordt ingegaan op de economische en juridische uitvoerbaarheid van het plan. Hoofdstuk 8 gaat in op de inspraak en het vooroverleg.
Hoofdstuk 2 Huidige Situatie
2.1 Ontstaansgeschiedenis
De omgeving van Rijssen wordt gekenmerkt door de aanwezigheid van drie stuwwallen. Tussen de stuwwallen liggen lage en natte gebieden. Het Opbroek maakt onderdeel uit van zo’n laag en nat gebied. Vanwege de lage ligging maakte Het Opbroek in het verleden deel uit van een brede gordel van heide en veen. Het gebied bood eveneens ruimte aan de Oosterhofsbeek, die in verbinding stond met de Regge. De kernen Rijssen en Enter bevonden zich als kleine kernen aan de rand van de stuwwal.
Rond 1900 is het gebied Het Opbroek door de aanleg van twee dijken, de Leijerweerdsdijk en de Polmeijersdijk, ontgonnen. De rationele verkavelingstructuur, welke nog steeds herkenbaar is in het landschap, is kenmerkend voor ontginning. Beplanting van elzensingels en populierenlanen zorgen voor een groen open gebied met een rationeel verkavelingpatroon. De Oosterhofsbeek is tijdens het ontginnen van het gebied gedempt. Het gebied tussen de Leijerweerdsdijk en de Polmeijersdijk is tot op de dag van vandaag slecht toegankelijk gebleven en is slechts over zand- en grondpaden te betreden.
Luchtfoto gemaakt door Amerikaans verkenningsvliegtuig op 3 augustus 1944 (http://erfgoedrijssenholten.nl/)
Met de aanleg van beide dijken werd de verbinding tussen Rijssen en Enter verbeterd. De aanleg van een nationaal en regionaal wegennetwerk, waaronder de A1 en de N347 ten zuiden en oosten van het plangebied, zorgde voor een verbeterde ontsluiting met overige delen van Nederland. De relatief open stuwwallen zijn de afgelopen eeuw bebost. Het kenmerkende ontginningspatroon van Het Opbroek is in de afgelopen eeuwen ongewijzigd gebleven.
2.2 Landschapskenmerken
Het Opbroek is te karakteriseren als een jong ontginningslandschap. Dit landschap is een open en vlak landschap met een rechthoekig verkavelingpatroon. Dit kenmerkende landschap is duidelijk zichtbaar binnen het gebied. Het kavelpatroon bestaat uit een afwisseling van sloten en wegen. Deze wegen en sloten lopen recht. Deels wordt deze historische structuur versterkt door beplanting. Het van oorsprong natte karakter is terug te vinden in de vele sloten en singelbeplanting die in het gebied aanwezig zijn. De openheid van het veen- en heideontginningslandschap vormt een contrast met het hoger gelegen bos op de stuwwallen.
De landschappelijke context van de ontwikkellocatie Het Opbroek. Links: De drie stuwwallen met daar tussen de laaggelegen natte gebieden Rechts: De specifieke landschapstypen in en om Het Opbroek
Aan de west- en zuidzijde grenst het plangebied aan de beboste stuwwal. Deze maakt, samen met het Reggedal (ten noorden van het plangebied), onderdeel uit van de Ecologische Hoofdstructuur. Het landgoed Oosterhof zit verstopt in deze groene rand. Langs deze randen bevindt zich her en der lintbebouwing. De oost-zijde van het gebied kenmerkt zich door een kampen- en hoevenlandschap met afwisseling van groen en (lint)bebouwing. De noordzijde wordt gekenmerkt door een open beekdallandschap waar de Regge doorheen slingert. De Regge vormt met de vele beplantingen de visuele grens aan de noordzijde.
Luchtfoto maart 2016 Het Opbroek en omgeving
Het gebied wordt ontsloten door de Leijerweerdsdijk, de Wethouder H.H. Korteboslaan en de Enterstraat. De N347 doorsnijdt het gebied in noord-zuidrichting. Door het open karakter van de weg vormt deze geen visuele scheiding in het landschap. De weg vormt wel een duidelijke fysieke scheiding in het landschap. De overige wegen binnen het plangebied zijn voornamelijk zand- en landwegen.
In het gebied zijn geen historische bebouwingscomplexen aanwezig. Langs de Wethouder H.H. Kortebosweg en de Opbroekweg bevindt zich lintbebouwing. Langs de westrand van het gebied bevindt zich het landgoed Oosterhof. Dit landgoed is van belang voor de recreatie binnen het gebied. In de omgeving van het landgoed bevinden zich meerdere gebieden voor verblijfsrecreatie. Naast en door Het Opbroek liggen ook nog twee belangrijke recreatieve routes.
Hoofdstuk 3 Ruimtelijk Beleid
3.1 Structuurvisie Infrastructuur En Ruimte (Svir)
Nederland concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig. Daar streeft het Rijk naar met een krachtige aanpak die gaat voor een excellent internationaal vestigingsklimaat, ruimte geeft aan regionaal maatwerk, de gebruiker voorop zet, investeringen scherp prioriteert en ruimtelijke ontwikkelingen en infrastructuur met elkaar verbindt. Dit doet het Rijk samen met andere overheden en met een Europese en mondiale blik. Bij deze aanpak hanteert het Rijk een filosofie die uitgaat van vertrouwen, heldere verantwoordelijkheden, eenvoudige regels en een selectieve rijksbetrokkenheid. Zo ontstaat er ruimte voor maatwerk en keuzes van burgers en bedrijven.
Het Rijk stelt heldere ambities voor Nederland in 2040; een visie hoe Nederland er in 2040 voor moet staan. Dit doet het Rijk op basis van de (inter)nationale ontwikkelingen die de ruimtelijke en mobiliteitsopgaven zowel bovengronds als ondergronds richting 2040 bepalen. Zo werkt het Rijk aan een concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig Nederland.
fragment omgeving Twente uit kaart nationale ruimtelijke hoofdstructuur (SVIR)
Het Rijk kiest drie doelen om Nederland concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig te houden voor de middellange termijn (2028):
- Het vergroten van de concurrentiekracht van Nederland door het versterken van de ruimtelijk economische structuur van Nederland;
- Het verbeteren en ruimtelijk zekerstellen van de bereikbaarheid waarbij de gebruiker voorop staat;
- Het waarborgen van een leefbare en veilige omgeving waarin unieke natuurlijke en cultuurhistorische waarden behouden zijn.
Het Rijk benoemt 13 nationale belangen; hiervoor is het Rijk verantwoordelijk en wil het resultaten boeken. Het gaat om:
- 1. Het Project Mainportontwikkeling Rotterdam;
- 2. Militaire terreinen en -objecten;
- 3. De Wadden;
- 4. De kust (inclusief primaire kering);
- 5. De grote rivieren;
- 6. De Werelderfgoederen.
- 7. Reserveringen uitbreidingen weg en spoor;
- 8. Veiligheid vaarwegen
- 9. Het netwerk voor elektriciteitsvoorziening;
- 10. De buitendijkse uitbreidingsruimte in het IJsselmeer;
- 11. Bescherming van de (overige) primaire waterkeringen;
- 12. Reservering voor rivierverruiming Maas;
- 13. De Ecologische Hoofdstructuur (EHS).
De ontwikkeling van Het Opbroek past binnen de kaders van de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR). De nieuwbouw wordt aansluitend op het bestaande stedelijke gebied gerealiseerd. Tevens wordt bij de ontwikkeling rekening gehouden met het aanwezige landschap en waar mogelijk de landschappelijke kwaliteiten versterkt. De nieuwe ontwikkeling heeft geen nadelige gevolgen voor de Ecologische Hoofdstructuur.
3.1.1 Ladder van duurzame verstedelijking
De ‘ladder voor duurzame verstedelijking’ is in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) geïntroduceerd en vastgelegd als procesvereiste in het Besluit ruimtelijke ordening (Bro).
In artikel 3.1.6. van het Bro staat dat de toelichting bij een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, een beschrijving bevat van de behoefte aan die ontwikkeling, en, indien het bestemmingsplan die ontwikkeling mogelijk maakt buiten het bestaand stedelijk gebied, een motivering waarom niet binnen het bestaand stedelijk gebied in die behoefte kan worden voorzien.
3.2 Omgevingsvisie En Verordening
Om te bepalen of een initiatief bijdraagt aan de provinciale ambities, gebruiken we het Uitvoeringsmodel Omgevingsvisie Overijssel. In dit uitvoeringsmodel staan de stappen of, waar en hoe centraal.
Uitvoeringsmodel Omgevingsvisie Overijssel
Bij een initiatief voor bijvoorbeeld woningbouw, een nieuwe bedrijfslocatie, toeristisch-recreatieve voorzieningen, natuurontwikkeling, etcetera kun je aan de hand van deze drie stappen bepalen of een initiatief binnen de geschetste visie voor Overijssel mogelijk is, waar het past en hoe het uitgevoerd kan worden.
3.2.1 Rode draden en beleidsambities
Duurzaamheid, ruimtelijke kwaliteit en sociale kwaliteit zijn de leidende principes of ‘rode draden’ bij alle initiatieven in de fysieke leefomgeving van de provincie Overijssel.
De provincie hanteert de volgende definitie van duurzaamheid: “duurzame ontwikkeling voorziet in de behoefte van de huidige generatie, zonder voor toekomstige generaties de mogelijkheden in gevaar te brengen om ook in hun behoeften te voorzien.”
Ruimtelijke kwaliteit definiëren we als: “datgene wat ruimte geschikt maakt en houdt voor wat voor mens, plant en dier belangrijk is.” Ruimtelijke kwaliteit gaat voor ons dus niet zozeer over ‘mooi’, maar vooral over ‘goed’: functioneel, mooi en toekomstbestendig. Overigens is deze benadering van ruimtelijke kwaliteit in overeenstemming met de gangbare definitie. Deze is een optelsom van:
- gebruikswaarde: functionaliteit, bereikbaarheid, toegankelijkheid, nut en noodzaak van een initiatief dat ontwikkeld wordt
- belevingswaarde: beeldkwaliteit, het ‘mooie’, de identiteit van een gebied, het gevoel van (toekomstige) gebruikers en bewoners
- toekomstwaarde: het vermogen om ruimtelijke gevolgen van veranderende omstandigheden op te vangen (flexibiliteit, beheerbaarheid)
De rode draad sociale kwaliteit gaat over het welzijn of ‘goed voelen’ van de mens. Daarbij spelen zaken als gezondheid en vitaliteit een belangrijke rol, maar ook arbeidsparticipatie (mede in relatie tot onderwijs), sociale uitsluiting en armoede. In onze Omgevingsvisie beperken wij ons tot het welzijn van de mens in relatie tot de fysieke leefomgeving.
De opgaven en kansen waar de provincie Overijssel voor staat zijn vertaald in centrale beleidsambities. Deze benadert de provincie vanuit de – overkoepelende – rode draden duurzaamheid, ruimtelijke kwaliteit en sociale kwaliteit, waarvoor de provincie – themaoverstijgende – kwaliteitsambities heeft geformuleerd. Het schema hierna geeft een overzicht van alle onderwerpen die de provincie in ieder geval van provinciaal belang vindt.
Centrale beleidsambities Omgevingsvisie Overijssel
3.2.2 Generieke beleidskeuzes (of)
Of een initiatief mogelijk is, wordt onder andere bepaald door generieke beleidkeuzes van Europa, Rijk of provincie. Denk aan beleidskeuzes om basiskwaliteiten als schoon drinkwater en droge voeten te garanderen. Maar ook aan beleidskeuzes om overaanbod van bijvoorbeeld woningbouw- en kantorenlocaties – en daarmee grote financiële en maatschappelijke kosten – te voorkomen. In dit hoofdstuk vind je de provinciale generieke beleidskeuzes die bepalend zijn voor de vraag of een initiatief mogelijk is. Een deel van deze beleidskeuzes geldt voor heel Overijssel, een deel voor specifieke gebieden in Overijssel.
3.2.3 Ontwikkelingsperspectieven (waar)
De ontwikkelingsperspectieven schetsen een ruimtelijk perspectief voor een combinatie van functies en geven aan welke beleids- en kwaliteitsambities leidend zijn. De ontwikkelingsperspectieven geven zo richting aan waar wat ontwikkeld zou kunnen worden.
Fragment Omgevingsvisie Overijssel; Ontwikkelingsperspectieven
Het plangebied van Het Opbroek valt binnen het ontwikkelingsperspectief voor de Groene Omgeving 'Wonen en werken in het kleinschalige mixlandschap' en 'Agrarisch ondernemen in het grootschalig landschap'. Dit ontwikkelingsperspectief omvat gebieden waar verdere modernisering en schaalvergroting van de landbouw in combinatie met verduurzaming de ruimte krijgt.
Het ontwikkelingsperspectief Wonen en werken in het kleinschalige mixlandschap richt zich op het in harmonie met elkaar ontwikkelen van de diverse functies in het buitengebied. Aan de ene kant melkveehouderij, akkerbouw en opwekking van hernieuwbare energie als belangrijke vormen van landgebruik. Aan de andere kant gebruik voor natuur, recreatie, wonen en andere bedrijvigheid.
Er zijn locaties waar, door de ruimtelijke structuur of reeds aanwezige bebouwing, de ontwikkelruimte voor agrariërs zozeer beperkt is, dat duurzame benutting van de ruimte en ruimtelijke kwaliteit ermee gediend is nieuwe ontwikkelingskansen te benutten. Hier liggen in specifieke gevallen kansen voor woon-/werklandschappen die de ruimtelijke structuur versterken.
Het vormgeven van de stadsrandgebieden als entree van zowel de Groene als Stedelijke omgeving is een belangrijk kwaliteitsdoel. Specifiek hierop toegesneden nieuwe woon- en werkmilieus kunnen worden ingezet ter versterking van de landschappelijke structuur in deze gebieden. Ontwikkelingen in stadsrandgebieden moeten gepaard gaan met substantiële investeringen in de ruimtelijke kwaliteit en beleefbaarheid. In deze gebieden wordt de functie als ‘uitloopgebied’ voor de stad versterkt door verdichting van het routenetwerk voor langzaam verkeer. Ook recreatieve functies en culturele voorzieningen kunnen op specifieke plekken in de stadsranden de kwaliteit en de aantrekkelijkheid verhogen.
3.2.4 Gebiedskenmerken (hoe)
Nieuwe ruimtelijke opgaven wil de provincie verbinden met bestaande gebiedskenmerken. De gebiedskenmerken spelen zo een belangrijke rol bij de vraag hoe een initiatief invulling kan krijgen. Onder gebiedskenmerken verstaan we de ruimtelijke kenmerken van een gebied of een gebiedstype die bepalend zijn voor de karakteristiek en kwaliteit van dat gebied of gebiedstype.
Fragment Omgevingsvisie Overijssel; Natuurlijke laag
Het Opbroek en haar omgeving staan op de kaart van de natuurlijke laag aangegeven als ‘beekdalen en natte laagtes’. Rijssen ligt op ‘dekzandvlakte en ruggen’. Het Reggedal en de Stuwwal Rijssen zijn door de provincie aangewezen als Ecologische hoofdstructuur (EHS). Momenteel ontbreekt de verbinding tussen stuwwal en de Regge. In de EHS staat het handhaven van de rust en het tegengaan van verstoring en versnippering door het weren van grootschalige nieuwe ontwikkelingen centraal.
Dit levert de volgende bouwstenen op voor het ontwerp:
- historische beek terugbrengen met natuurlijke inrichting
- bestaande ontwateringssystemen zoveel mogelijk intact houden
- zorgen voor verbinding tussen Schwarzwald en Reggedal
Fragment Omgevingsvisie Overijssel; Laag van het agrarisch cultuurlandschap
De laag van het agrarisch cultuurlandschap laat in de omgeving van Het Opbroek essen- en oude hoevenlandschap zien. Het Opbroek zelf bestaat uit jong heide- en broekontginningslandschap met rechte ontginningslijnen. Het kenmerkende kavelpatroon van Het Opbroek is ook nog duidelijk zichtbaar in het landschap. Dit kavelpatroon bestaat uit een afwisseling van sloten en wegen. Deels wordt de historische structuur versterkt door beplanting. Het van oorsprong natte karakter is nog terug te vinden in vele sloten en els-beplanting, die in gebied aanwezig zijn. De ontsluiting van het gebied is via Leijerweerdsdijk, Pelmolenweg, zeer beperkt via de Wethouder H.H. Korteboslaan en de Enterstraat. De N347 doorsnijdt ter hoogte van het plangebied het landschap. Door het open karakter van de weg is het kampenlandschap aan de kant van Enter zichtbaar vanuit het plangebied.
Dit levert de volgende bouwstenen op voor het ontwerp:
- begrenzingen tussen landschappen intact houden
- historische verkavelingsstructuur behouden en versterken
- verbinding agrarisch landschap met park in samenhang met de lobbenstructuur van Rijssen (mogelijkheden voor stadslandbouw)
Fragment Omgevingsvisie Overijssel; Stedelijke laag
Op dit moment laat de stedelijke laag geen bijzonderheden zien ter hoogte van Het Opbroek. In de omgeving van Het Opbroek staat wel belangrijke infrastructuur, spoor en autosnelweg, en het historische centrum van Rijssen aangegeven. Meer elementen uit de stedelijke laag komen terug in het (recente) verleden van Het Opbroek. Dit voormalig veengebied is relatief laat ontgonnen. In het gebied zijn geen historische bebouwingscomplexen aanwezig. Slechts aan de randen van het gebied is meer bebouwing gesitueerd. Deze bebouwing wordt in de toekomst zoveel mogelijk in het plan opgenomen. Opvallend op de kaart van 1900 is de aanwezigheid van de Spoorlijn van Hellendoorn naar Neede, die ongeveer 25 jaar in bedrijf is geweest. De spoorlijn is opgebroken in de jaren ’30 en de spoordijk is gesaneerd. Van de spoorlijn, in het verlengde van de Pelmolenweg, is in het plangebied vandaag de dag nauwelijks iets terug te vinden. Wel staat in Enter bijvoorbeeld nog het stationsgebouw en is er een stationsstraat die naar de spoorlijn verwijst.
Dit levert de volgende bouwstenen op voor het ontwerp:
- handhaven bestaande zand- en landwegen
- zand- en landwegen benutten voor langzaam verkeerstructuur als aanvulling op het routenetwerk
Fragment Omgevingsvisie Overijssel; Laag van de beleving
Het Opbroek wordt omgeven door verschillende elementen van de laag van de beleving. Landgoed Oosterhof direct ten westen van het plangebied en in de omgeving daarvan meerdere gebieden voor verblijfsrecreatie. Naast en door Het Opbroek liggen twee belangrijke recreatieve routes.
Dit levert de volgende bouwstenen op voor het ontwerp:
- behouden en herstellen van recreatieve routes, gekoppeld aan ontwikkelingen (kindlint)
- groene stadsrand kwalitatief verbeteren
- aandacht voor overgangen van stad naar platteland
3.2.5 Thematische beleidskeuzes
Goed en plezierig wonen, nu en in de toekomst. Inwoners van Overijssel moeten naar wens, veilig, schoon, gezond en goed bereikbaar kunnen wonen. De woningen moeten niet alleen comfortabel zijn, maar ook duurzaam en geschikt om in te spelen op veranderende woonwensen. Een aantrekkelijke woon- en leefomgeving is niet alleen belangrijk voor de huidige bewoners. Het speelt ook een rol voor wie zich in Overijssel wil vestigen. Voor het functioneren van de woonomgeving is de beschikbaarheid en de bereikbaarheid van voorzieningen wezenlijk. Veilig, schoon en gezond wonen betekent dat de woningen beschermd moeten zijn tegen overstromingen, wateroverlast, hittestress, geluidshinder en de uitstoot van gevaarlijke stoffen.
Fragment Omgevingsvisie Overijssel; Thematische beleidskeuzes / Woonomgeving
In Het Opbroek wordt gebouwd voor de lokale woonbehoefte. In deze toelichting wordt in diverse paragrafen ingegaan op aspecten als, wateroverlast, geluid, duurzaamheid. Opbroek wordt een aantrekkelijke woon- en leefomgeving.
Conclusie
Door de ontwikkeling van het gebied Het Opbroek krijgt Rijssen een nieuwe stadsrand. Bij de vormgeving van het plangebied is rekening gehouden met bovenstaande punten aangaande de stadsrand. De kwaliteiten van het bestaande landschap worden gerespecteerd en waar mogelijk versterkt. De nieuwe wijk krijgt een groen karakter met doorkijken naar het achterliggende landelijke gebied, waardoor het gebied fungeert als een ‘overloopgebied’ tussen het landelijke en stedelijke gebied.
3.3 Structuurvisie Rijssen (1997)
In de vervallen structuurvisie Rijssen uit 1997 was Opbroek al aangemerkt als uitbreidingswijk. De visie beschreef de ruimtelijke ontwikkelingen van de (voormalige) gemeente Rijssen voor de komende jaren. Uitgaande van de cijfers van 1997 werd berekend dat een nieuwe woningbouwlocatie moest worden aangewezen. Destijds is Het Opbroek al genoemd als nieuwe locatie die volgens de gedachten van toen na 2005 in ontwikkeling zou worden gebracht.
3.4 Structuurvisie Rijssen-holten 2010-2020 En Doorkijk Naar 2030
De structuurvisie kent een plantermijn van ongeveer 10 jaar, tot 2020 met een doorkijk naar 2030. De structuurvisie is een visie met een korte termijnplanning, met een actualisatie van het bestaande beleid en met afgestemd nieuw beleid.
In de visie staat dat woningen worden gebouwd op basis van de vraag uit de markt. Het toepassen van verschillende woonconcepten staat daardoor vrij. Dit dient de verduurzaming van woningen te bevorderen.
Singels en radialen Rijssen
De stedenbouwkundige structuur van Rijssen kenmerkt zich door radialen waarbij vanuit het buitengebied groene structuren de stad binnendringen. Deze groene structuren komen vaak onder druk te staan door deze te intensief te bebouwen. Zowel voor de ecologische kwaliteit als voor de leefomgevingskwaliteit is het goed om deze structuren te handhaven en bij uitbreidingen van bebouwd gebied nieuwe te realiseren c.q. oude structuren te herstellen wanneer zich hiertoe kansen voordoen.
Structuurvisie Rijssen-Holten 2010-2020 projectprogramma 'Singels en radialen Rijssen'
Huidige ontwikkelpunten:
- bij de ontwikkeling van Opbroek rekening houden met een nieuwe groene structuur vanuit het Oosterhofpark door Opbroek naar het buitengebied;
- bestaande structuren waar mogelijk herstellen en zowel ruimtelijk als functioneel beter tot hun recht laten komen.
Flankzone Rijssen-oost
Dit gebied omvat het Oosterhofpark, het Opbroek en de bestaande bedrijventerreinen langs de Enterstraat en aan de Markeloseweg op de locatie van de voormalige steenfabriek. De komende jaren zal een deel van dit gebied van karakter veranderen door de ontwikkeling van de nieuwe woonwijk Het Opbroek. Het gebied heeft voor de inwoners van de kern Rijssen veel potentie, ook liggen er kansen voor toeristische ontwikkeling. De Landbouw in het gebied zal de komende jaren steeds minder worden waardoor er kansen komen voor alternatieve ontwikkelingen op dit terrein.
Structuurvisie Rijssen-Holten 2010-2020 projectprogramma 'Flankzone oost Rijssen-oost'
Huidige ontwikkelpunten:
- De Oosterhof kan meer worden ontwikkeld tot stadspark met mogelijk de ontwikkeling van een Stadsboerderij in het gebied inclusief Opbroek;
- geen nieuwe bebouwingsmogelijkheden meer ontwikkelen in het beschermde gebied Oosterhof;
- de toeristische aantrekkelijkheid van het gebied vergroten door een verbinding van de Rijsserberg met de Regge die via het Oosterhofpark komt te lopen;
- herontwikkeling van het bestaande bedrijventerrein tot een meer passende functie in dit gebied, mede in relatie tot de ontwikkeling van de woonwijk Opbroek (bijvoorbeeld woon-werklocaties).
Conclusie
Bij het opstellen van het plan voor de ontwikkeling van het gebied Het Opbroek is rekening gehouden met hetgeen beschreven in de structuurvisie Rijssen-Holten. Voor het gebied Oosterhof (stadspark) is al een concept masterplan opgesteld.
3.5 Structuurvisie Het Opbroek
Voor het plan Het Opbroek is een structuurvisie opgesteld ten behoeve van de ontwikkeling van het gebied. Met deze structuurvisie heeft de gemeente de hoofdlijnen voor de ontwikkeling van het gebied Het Opbroek vastgelegd. Daarvoor is tevens een uitvoeringsprogramma opgenomen. De structuurvisie is vastgesteld op 31 maart 2011.
Verschillende landschapstypes
Het Opbroek is te typeren als jong ontginningslandschap. Aan het Opbroek grenzen drie landschapstypes: Boslandschap, Kampenlandschap en het Reggebeekdal. De natuurlijke grens tussen het kampenlandschap en het jonge ontginningslandschap ligt oorspronkelijk bij de Elsmaten. Het wordt wenselijk geacht het contrast/de grenzen tussen deze karakteristieke structuren te benadrukken.
De overgang met het bosgebied kan worden versterkt door het besloten boskarakter door te zetten tot aan de Opbroekweg rond de geplande sportvelden. De grens met het landgoed Oosterhof wordt gevormd door de wethouder H.H. Korteboslaan. Het contrast tussen deze twee landschapstypes is reeds aanwezig en blijft behouden. Tenslotte blijft de Leijerweerdsdijk de grens vormen tussen het Beekdal en het Opbroek. Naast het benadrukken van de randen en karakteristieken van de diverse landschapstypes zorgen een aantal landschappelijke elementen juist voor een verankering van het gebied.
Groen raamwerk landweggetjes
Het jonge ontginningslandschap is zeer herkenbaar door de openheid, rationaliteit van verkavelen en de grote maaswijdte tussen de landwegen en bomenrijen. Met de ontwikkeling van het Opbroek wordt de kans geboden om dit netwerk te versterken en te gebruiken als landschappelijk kader voor de woningbouwontwikkeling.
Relatie landelijk gebied en Rijssen
Om het landelijke karakter van het Opbroek te behouden, ook na de woningbouwontwikkeling, mag het agrarisch gebruik in het plangebied niet worden belemmerd. Door te kiezen voor een groene scheg in het plangebied komt de woningbouwontwikkeling in het landelijk gebied te liggen. Hierbij sluit de ontwikkeling tevens aan bij de lobbenstructuur van Rijssen en ontstaat er een ruimtelijke relatie tussen het buitengebied en het landgoed Oosterhof.
Historische Oosterhofbeek
Om iets te vertellen over de historie van het gebied en om mogelijkheden te bieden voor waterberging biedt het terugbrengen van de historische beek kansen als belangrijke identiteitsdrager.
De Cattelaar
De belangrijkste noord zuid verbinding door het gebied kan worden opgepakt als ecologische of recreatieve structuurdrager. Hierdoor ontstaat een fraaie verbinding tussen het Reggedal en de bossen van Hollands Schwarzwald.
Landschappelijke en stedenbouwkundige uitgangspunten
Stedenbouwkundige verankering
Het is belangrijk om de uitbreiding van Rijssen onderdeel te laten zijn van de stad. Dit betekent dat er zowel voor gemotoriseerd verkeer als voor langzaam verkeer een goede verbinding met de stad moet worden gerealiseerd. Het Opbroek zal op diverse manieren een meerwaarde bieden op recreatief gebied. Voorbeelden die gerealiseerd kunnen worden zijn een recreatief netwerk voor fietser en voetganger en voorzieningen zoals stadslandbouw. Daarbij kan dankbaar gebruik gemaakt worden van een aantal elementen, behorend tot de lust- en leisurelaag: landgoed Oosterhof, direct ten westen van het plangebied en in de omgeving daarvan meerdere gebieden voor verblijfsrecreatie. Verder dient er met respect worden omgegaan met de bestaande woningen en bedrijven in het Opbroek. Dit geldt bijvoorbeeld voor de woningen die zijn gesitueerd aan de wethouder H.H. Korteboslaan. In de visie zullen deze huidige bewoners ondanks de woningbouwontwikkeling ook deels mee kunnen profiteren van de beoogde landschappelijke ontwikkelingen. Tenslotte is het belangrijk om de stedenbouwkundige ontwikkeling op een ‘logische’ manier aan te laten sluiten op de bestaande stad. Hiermee wordt bedoeld dat:
- de ontwikkeling zo dicht mogelijk bij het centrum wordt gerealiseerd;
- men aansluit op de lobbenstructuur van Rijssen;
- de ontwikkeling van de nieuwe wijken als een afgerond geheel moet worden ontworpen en functioneren. Hierbij vormt fraai ingerichte overgangen tussen het buitengebied en het woongebied de basis.
3.5.1 De visie
De visie gaat er van uit dat het raamwerk van zand- en landwegen blijft bestaan en gebruikt zal worden als langzaam verkeersnetwerk. Daarbij wordt, zoals al beschreven, een profielbreedte gehanteerd die er voor zorgt dat deze zand- en landwegen als dragers en niet als restanten van het landschap ervaarbaar blijven. Deze wegen behouden hun rustig en landelijk karakter, onverhard waar dat kan, verhard waar dat moet. Voor de auto zijn ze (op enkele plaatsen na) niet bestemd. Doordat de verbindende functie van niet alle zand- en landwegen gelijk is, zal in de praktijk een zekere gebruikshiërarchie ontstaan. Zo wordt verwacht dat de Oosterhofweg zich tot een belangrijke fietsverbinding zal ontwikkelen vanuit het gebied naar de stad. De Polmeijerdijk is wellicht een route die slechts lokaal betekenis zal krijgen.
Tussen de twee woonvelden vormt een ‘groene scheg’ de relatie tussen het buitengebied en het park Oosterhof. Hierdoor worden de woonvelden omgeven door landelijke gronden zodat het idee van ‘woonlandschap’ extra wordt versterkt. In deze groene scheg is bijvoorbeeld ruimte voor een stadsboerderij of voor onderwijsfuncties, maar er zal voor gezorgd worden, dat er vrij doorzicht blijft vanaf het park Oosterhof naar het landelijk gebied.
Structuurvisiekaart Het Opbroek
Conclusie
In de structuurvisie wordt nader ingegaan op de locatiekeuze, de huidige situatie, de ambities en uitgangspunten voor de ontwikkeling van het gebied, diverse onderzoeken en de visie voor Het Opbroek. Deze punten komen in de verschillende hoofdstukken van deze toelichting naar voren. Om deze reden worden ze in deze paragraaf niet apart toegelicht Gesteld kan worden dat onderhavig bestemmingsplan gebaseerd is op de structuurvisie Het Opbroek en daarmee aansluit op hetgeen beschreven is in deze structuurvisie.
3.6 Nota Woningbouw 2017 T/m 2021
In de Nota Woningbouw 2017 t/m 2021 "Evenwichtig groeien", d.d. januari 2019, is de kwantitatieve en kwalitatieve woningbehoefte voor de de periode 2017 t/m 2021 in beeld gebracht. De basis hiervoor zijn de in 2017 met de provincie Overijssel geactualiseerde woonafspraken (RWP Twente 2017) en het opgestelde document "Verkenning inbreidingslocaties". De woonafspraken met de provincie houden in dat de gemeente Rijssen-Holten als pilot met bijbehorende monitoring zal programmeren op grond van kwantitatieve aantallen Primos 2016. Op grond van de demografische effectrapportage is ook een doorkijk gemaakt voor de lange termijn tot periode 2030 en 2040.
De resultaten zijn vertaald in de Woonvisie 2017 t/m 2021 "Lokaal Maatwerk", d.d. januari 2019. Om herhalingen te voorkomen wordt voor de conclusies verwezen naar 3.8 Woonvisie 2017-2021.
3.7 Prestatieafspraken Wonen
In de bestuursovereenkomst Woonafspraken Twente 2016-2020 is vastgelegd dat de voortgang van de woningbouwproductie wordt gemonitord. Daarbij is ook afgesproken dat elke 2 jaar de aanpak en de resultaten worden geëvalueerd en als noodzakelijk wordt de programmering aangepast. De prognose Primos 2016 was aanleiding voor het aanpassen van de Regionale Woon Programmering Twente (RWP).
Omdat prognoses gepaard gaan met enige onzekerheid maken de gemeenten in Twente de afspraak te werken met een bandbreedte. Zowel de onderkant als de bovenkant van de bandbreedte hebben waarde. Dit voorkomt blindstaren op één getal en helpt de gemeenten in Twente een stap te zetten naar een meer kwalitatief en adaptief programmeren. Rijssen-Holten heeft bij het overleg over deze afspraken aangegeven dat zij wil bouwen voor de lokale behoefte en dat Primos 2016 daarvoor een goed uitgangspunt is.
Op basis daarvan is met Rijssen-Holten het volgende afgesproken: Voor Rijssen-Holten zal via een pilot door monitoring worden gekeken hoe de aantallen zich verhouden tot de Primos-prognose 2016. Met deze afspraak, die is opgenomen in de geactualiseerde RWP, kan uitvoering worden gegeven aan de Woonvisie 2017-2021 'Lokaal Maatwerk' en de daaraan gekoppelde woningbouwprogrammering 2017 t/m 2026.
3.8 Woonvisie 2017-2021
De gemeenteraad heeft op 7 maart 2019 de Woonvisie en de Nota Woningbouw over de periode 2017 tot en met 2021 vastgesteld. In de Woonvisie "Lokaal Maatwerk" 2017 t/m 2021 d.d. januari 2019 zijn de in hoofdstuk 3.6 genoemde resultaten uit de Nota Woningbouw 2017 t/m 2021 d.d. januari 2019 opgenomen. Op grond van de recente, geactualiseerde, woonafspraken met de provincie Overijssel, gecorrigeerd met de te verwachten sloop (50 woningen), kunnen in de periode 2017 t/m 2026 circa 870 woningen in Rijssen-Holten worden gebouwd.
Op grond van de opgestelde prognoses worden voor de omvang van Opbroek de volgende conclusies getrokken:
- De realisering van Opbroek Noord binnen de kaders van de huidige structuurvisie Opbroek is realistisch.
- Bestemmingsplan Opbroek Noord (of een deel ervan) moet naar verwachting medio 2019 onherroepelijk zijn om in uitvoering te komen, opdat in 2020/2021 de eerste woningen kunnen worden opgeleverd.
- Verdere ontwikkeling van Opbroek is onzeker. Uiterlijk zal hierover in 2019 definitieve besluitvorming moeten plaatsvinden.
De nota "Verkenning inbreidingslocaties" is al opgesteld. In 3.9 Onderzoek woningbouwmogelijkhedenop inbreidingslocaties zijn de resultaten aangegeven. Naar aanleiding van de resultaten van de nota "Verkenning Inbreidingslocaties" en de vertaling hiervan in een integraal woningbouwprogramma zijn de Nota Woningbouw 2017 t/m 2021 en de Woonvisie 2017 t/m 2021, van april 2017 geactualiseerd en, zoals hierboven genoemd, door de gemeenteraad op 7 maart 2019 vastgesteld.
3.9 Onderzoek Woningbouwmogelijkheden Op Inbreidingslocaties
Het onderzoek woningbouw mogelijkheden op inbreidingslocaties is weergeven in de nota Verkenninginbreidingslocaties Rijssen & Holten. Daarnaast is een kwantitatieve en kwalitatieve confrontatie gedaan tussen de beschikbare inbreidingslocaties en de woningbouw plannen in Opbroek fase Noord, deze is vertaald in een integrale kwantitatieve en kwalitatieve woningbouwplanning 2017 t/m 2031.
De kwantitatieve basis voor de groei van het aantal woningen in Rijssen-Holten voor de periode 2017 t/m 2031 zijn de prognose van Primos 2016 aangevuld met de prognose voor het aantal te slopen woningen.
Dit komt neer op onderstaande aantallen:
- periode 2017 t/m 2021 : 525 woningen
- periode 2022 t/m 2026 : 345 woningen
- periode 2027 t/m 2031 : 230 woningen
In de verkenning inbreidingslocaties zijn in de bovengenoemde periode mogelijk aan de orde zijnde locaties geïnventariseerd. Het gaat hierbij om de volgende "soorten" plannen:
Inbreidingslocaties "in uitvoering"
Deze locaties worden momenteel ontwikkeld. Het woningbouwprogramma van deze locaties staat vast en is juridisch-planologisch vastgelegd. Binnenkort zullen de woningen worden opgeleverd en bewoond worden.
Inbreidingslocaties "in voorbereiding"
Deze locaties bevinden zich momenteel midden in het planproces. Er ligt een indicatief woningbouwprogramma en er wordt gewerkt aan het vastleggen van de juiste juridisch-planologische kaders. Binnenkort kan gestart worden met de realisatie van de plannen.
"Zoeklocaties" voor inbreiding
Deze locaties bevinden zich in het voorstadium van het planproces. Er liggen eerste ideeën om de ontwikkeling op te starten of op basis van het huidig gebruik vindt de gemeente een (her)ontwikkeling wenselijk. Hierbij kan gedacht worden aan leegstaande panden of bedrijvigheid middenin een woonwijk. Binnenkort zullen de eerste ideeën verder worden uitgewerkt en zal blijken of deze haalbaar zijn.
Deze verkenning is nadrukkelijk geen statisch document en zal continu aan veranderingen onderhevig zijn. De actualisatie zal minimaal gelijk oplopen met de actualisatie van zowel de Woonvisie als de Nota woningbouw. Daarmee wordt het woonbeleid van de gemeente Rijssen-Holten continu integraal geactualiseerd en tijdig op elkaar afgestemd. Dit leidt tot een helder en actueel overheidskader waarbinnen binnenstedelijke woningbouwontwikkelingen kunnen bewegen. Bij de "zoeklocaties" is op grond van de beoordeling van de "kansrijkheid" extra ruimte opgenomen (circa 150 in de periode 2017 t/m 2031) om te voorkomen dat door het vervallen van inbreidingslocaties er stagnatie in de woningbouwproductie optreedt. Voor een verder onderbouwing zie de Nota Woningbouw 2017 t/m 2021 van januari 2019.
De geïnventariseerde inbreidingslocaties en benodigde uitbreidingslocaties geven kwantitatief voor de periode 2017 t/m 2031 het onderstaande beeld (d.d. maart 2018):
- 385 woningen in harde plannen, inbreidingslocaties "in uitvoering". Dit is inclusief het bestaande "uitbreidingsplan" Opbroek Zuid
- 60 woningen op inbreidingslocaties en 225 woningen op uitbreidingslocaties "in voorbereiding"
- 460 woningen op "zoeklocaties" voor inbreiding en 120 woningen op "zoeklocaties" voor uitbreiding.
Samengevat betekent dit:
Primos 2016 periode 2017 t/m 2031 | Harde plannen | Vrije ruimte | Vrije ruimte inbreiding | Vrije ruimte uitbreiding |
1250 (inclusief 150 reserve) | 385 | 865 - 70% | 520 | 345 |
De locaties zijn kwantitatief en kwalitatief vertaald in de tabel "Woningbouwplannen 2017 t/m 2031" en kwantitatief getoetst aan Primos 2016 en kwalitatief (voor zover mogelijk) aan de resultaten van het woningmarkt onderzoek van Companen.
Voor Opbroek Noord kunnen de volgende conclusies worden getrokken als gevolg van de verkenning inbreidingslocaties en de vertaling hiervan naar het woningbouwprogramma 2017 t/m 2031:
- Opbroek Noord (160 woningen) kan op grond van de nu voorliggende planning en de gemaakte woonafspraken gerealiseerd worden in de periode 2021 t/m 2027. Daarnaast is er op dit moment nog ruimte voor circa 185 woningen voor uitbreidingslocaties (De Liesen 40 woningen, Dijkerhoek en buitengebied 25 woningen en nog te ontwikkelen locatie 120 woningen).
- Van de inbreidingslocaties zijn er circa 150 zoeklocaties waarvan op de beoordeling van "kansrijkheid" nog niet bekend is of deze überhaupt tot ontwikkeling komen. Dit houdt in dat vooral de inbreiding strak gemonitord moet worden. Ook moeten tijdig nieuwe uitbreidingsplannen in voorbereiding worden genomen, mochten de hierboven genoemde zoeklocaties niet doorgaan c.q. het bestemmingsplan Opbroek Noord vertragen. Op dit moment wordt de voorbereiding van een extra uitbreidingsplan voor circa 120 woningen geadviseerd.
- Kwalitatief past het programma goed bij de uitkomsten van het woningmarktonderzoek. Ook het programma opgenomen in het onderhavige uitbreidingsplan Opbroek Noord is hierin vertaald.
3.10 Toets Ladder Duurzame Verstedelijking
In artikel 3.1.6. van het Bro staat dat de toelichting bij een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, een beschrijving bevat van de behoefte aan die ontwikkeling, en, indien het bestemmingsplan die ontwikkeling mogelijk maakt buiten het bestaand stedelijk gebied, een motivering waarom niet binnen het bestaand stedelijk gebied in die behoefte kan worden voorzien.
De behoefte is onderzocht en gekwantificeerd. Dit is te lezen in de paragrafen Nota woningbouw 2017t/m 2021, Prestatieafspraken Wonen, Woonvisie 2017-2021. Een motivering waarom dit niet allemaal in het bestaand stedelijk gebied kan worden opgelost is te lezen in Onderzoek woningbouwmogelijkhedenop inbreidingslocaties. Dit is samengevat en onderbouwd in de Toets Ladder voor duurzameverstedelijking Opbroek Noord. Conclusie is dat het bestemmingsplan Opbroek Noord kan worden gerealiseerd.
3.11 Duurzaamheidsvisie
In de Duurzaamheidsvisie geeft het de gemeente Rijssen-Holten zijn visie op het gebied van duurzaamheid en milieu weer voor de periode 2016-2019 met een doorkijk voor de periode daarna.
Het verband tussen ruimtelijke ontwikkeling (en economie) en verschillende milieuthema’s is belangrijk, omdat bij het planproces al in een vroeg stadium uitgangspunten geformuleerd moeten worden met betrekking tot de ruimtelijke ambitie.
Luchtkwaliteit – Ruimtelijke Ontwikkeling
Luchtkwaliteit wordt meegenomen in de besluitvorming rond ruimtelijke en infrastructurele ontwikkelingen. Wanneer er sprake is van het realiseren van woningen of andere gevoelige functies langs wegen met een (dreigende) overschrijding van de luchtkwaliteitsnormen moet een luchtkwaliteitsonderzoek worden uitgevoerd, waarna wordt afgewogen of dit plan door mag gaan.
Geur – Ruimtelijke Ontwikkeling
Het geurbeleid kan een oplossing vormen op de wrijving tussen de velden wonen en bedrijvigheid door veehouderijen, door een evenwicht te vinden tussen gewenste ruimtelijke ontwikkelingen, leefbaarheid in woonwijken en het belang van veehouders.
Externe Veiligheid – Ruimtelijke Ontwikkeling
Het principe van externe veiligheid is het ruimtelijk scheiden van risicobronnen en hen die risico’s ontvangen. Dit principe is goed toe te passen. Doordat in de praktijk diverse belangen spelen wordt het principe van ruimtelijk scheiden echter niet altijd toegepast. Om de veiligheid toch nog enigszins te borgen zijn er ruimtelijke en niet- ruimtelijke maatregelen die getroffen kunnen worden.
Nu en in de toekomst zal bij elke ruimtelijke ontwikkeling een afweging moeten worden gemaakt van het veiligheidsbelang ten opzichte van het ruimtelijk belang. Een ruimtelijk belang is vaak ook een financieel belang. Ruimtelijke ontwikkelingen vinden bijna altijd plaats binnen het gebied van invloed van een risicobron of transportstroom.
Geluidhinder – Ruimtelijke Ontwikkeling
Bij ruimtelijke ontwikkelingen rondom wegen, spoorlijnen of bedrijven dient rekening te worden gehouden met de geluidbelasting op woningen. Ruimtelijke ontwikkelingen leiden mogelijk tot een hogere geluidbelasting, waardoor het nemen van geluid reducerende maatregelen noodzakelijk is. Een hogere geluidbelasting op woningen kan onder bepaalde omstandigheden worden toegestaan, bijvoorbeeld wanneer geen maatregelen nodig zijn en de noodzaak hiertoe is aangetoond.
Water – Ruimtelijke Ontwikkeling
Maatregelen als het creëren van ruimte voor water leggen beslag op de ruimte. Ontwikkelingen als het voorkomen van extreme weersomstandigheden als meer zware regenval en hittegolven maken aanpassingen aan het watersysteem tegelijk ook steeds belangrijker. Bij ruimtelijke ontwikkelingen moet het aspect water hierom altijd worden meegewogen.
Biodiversiteit – Ruimtelijke Ontwikkeling
Ruimtelijke ontwikkelingen hebben een grote invloed op de biodiversiteit, deze invloed kan zowel positief als negatief zijn. Zo kan het aanbrengen van meer groen in bebouwde gebieden en het aanleggen van verbindingszones tussen natuurgebieden leiden tot een hogere biodiversiteit, terwijl versnippering van natuurgebieden en het vergroten van het bebouwde oppervlakte kan leiden tot een afnemende biodiversiteit. Hierom is het noodzakelijk bij ruimtelijke ontwikkelingen rekening te houden met de gevolgen voor de natuur.
Bodem – Ruimtelijke Ontwikkeling
De bodemkwaliteit kan een belemmering vormen voor ruimtelijke ontwikkelingen, wanneer de bodem zo verontreinigd is dat deze voor bepaalde functies ongeschikt is. Het uitvoeren van bodemonderzoeken om de bodemkwaliteit in Rijssen-Holten in beeld te brengen is noodzakelijk voordat ruimtelijke ontwikkelingen plaatsvinden.
Klimaat/Duurzaamheid – Ruimtelijke Ontwikkeling
Ruimtelijke ontwikkelingen kunnen een grote rol spelen in het behalen van de klimaatdoelstellingen. Door het thema klimaat/duurzaamheid mee te wegen in ruimtelijke plannen kunnen bijvoorbeeld energiebesparing en energieopwekkingen worden meegenomen. Wat ruimtelijke ontwikkelingen betreft kan heel goed worden gestreefd naar meerwaarde.
Gasloos bouwen: Nieuwe woningen in Opbroek Noord niet meer aangesloten op het aardgasnet
Nederland gaat stoppen met het gebruik van aardgas voor het verwarmen van woningen en andere gebouwen. Vanaf 1 juli 2018 is de plicht vervallen voor netbeheerders om nieuwbouwwoningen aan te sluiten op het aardgasnetwerk. Nieuwbouwwoningen worden dus niet meer aangesloten op een gastransportnet. Dit geldt voor alle woningbouwlocaties en dus naast Opbroek Noord ook voor individuele woningen.Het moment van aanvraag van de omgevingsvergunning bepaalt of de nieuwe regels gelden. Het gaat om alle nieuwbouwwoningen waarvoor op of na 1 juli 2018 een aanvraag wordt ingediend voor een omgevingsvergunning.
Hoofdstuk 4 Milieuaspecten
Tijdens het planproces zijn ter bepaling van randvoorwaarden en ter onderbouwing van dit bestemmingsplan, diverse onderzoeken uitgevoerd. In deze onderzoeken is nagegaan met welke omgevingsfactoren bij de planvorming rekening gehouden moet worden, welke veranderingen er optreden waarvoor het plan een oplossing moet bieden en waar beperkingen of juist kansen voor het plan liggen.
In de volgende paragrafen wordt per onderwerp kort voor het bestemmingsplan relevante informatie weergegeven. Voor enkele aspecten is het gehele gebied onder de loep genomen, dat op basis van de structuurvisie Het Opbroek is aangewezen voor woningbouw.
Voor de uitgebreide onderzoeksgegevens en de toegepaste methoden wordt verwezen naar de betreffende onderzoeken. Deze zijn opgenomen in de bijlagen van dit bestemmingsplan.
4.1 Bodem
Bij het opstellen van bestemmingsplannen is het de vraag of de aanwezige bodemkwaliteit past bij het huidige of toekomstige gebruik van die bodem en hoe deze optimaal op elkaar kunnen worden afgestemd. Uitgangspunt is dat de bodemkwaliteit als gevolg van aanwezige bodemverontreiniging geen onaanvaardbaar risico oplevert voor de gebruikers van de bodem.
Aveco de Bondt heeft eind 2017 voor een groot deel van het plangebied een bodemonderzoek Actualisatie bodemonderzoek Het Opbroek fase 2 te Rijssen uitgevoerd. Een overzicht van de onderzochte percelen is te vinden in het onderzoeksrapport.
Gezien de vastgestelde bodemkwaliteit zijn er geen risico's voor de volksgezondheid en/of het milieu. De incidenteel gemeten sterk verhoogde concentratie wordt als van nature verhoogd beschouwd en geeft derhalve geen reden tot het uitvoeren van vervolgonderzoek. Gegeven de in dit rapport beschreven onderzoeksresultaten, wordt de grond vanuit milieuhygiënisch oogpunt geschikt geacht voor het huidige gebruik en de voorgenomen gebiedsontwikkeling.
4.2 Bedrijven En Milieuzonering
Goede ruimtelijke ordening voorkomt hinder en gevaar. Dit kan door voldoende afstand te houden tussen milieubelastende activiteiten (zoals bedrijven) en gevoelige functies (zoals woningen). Binnen het plangebied zitten 2 bedrijven met enige milieubelastende activiteiten.
Als eerste gaat het om Bouwhuis Autoschade aan de Witmoesdijk 24. Uit de milieuvergunning van 1982, met wijzigingen / uitbreidingen in 1994, 2002 en 2004 blijkt het steeds te gaan om een ‘autoschadeherstelbedrijf’. Het gaat hier niet om een plaatwerkerij zodanig dat hieraan in redelijkheid doorslaggevende betekenis moet worden gegeven. De hoofdactiviteit is het herstellen van schades, met daarbij het spuiten en uitdeuken. De bestemmingsplansystematiek in het ontwerpplan geeft voor reclamant een algemeen ‘overgangsrecht’. Het doel daarmee is om het bedrijf plaats te laten maken voor woningbouw. Het gaat hier om een autoherstelbedrijf /spuiterij, met een hindercontour van 50 m. Hier is een zienswijze op ingebracht. De gemeente ziet geen zwaarwegende redenen de contour niet op te rekken naar 100 meter. Op dit onderdeel wordt het plan gewijzigd vastgesteld en verbeelding aangepast.
Ten tweede gaat het om Kwekerij Borkent met een nevenlocatie tussen de Groteboersdijk en de Polmeijersdijk. Indien sprake is van een bedrijfsmatige teelt van gewassen wordt frequent gebruik gemaakt van bestrijdingsmiddelen en is daarmee sprake van een zogenaamde spuitzone. Bij opgaande teelten bedraagt deze zone regulier 50 meter. Ook dit bedrijf heeft dus een hindercontour van 50 meter.
De bestemmingsplansystematiek in het ontwerpplan geeft voor de aanwezige bedrijven een algemeen ‘overgangsrecht’ met een hindercontour. Het doel daarmee is om de bedrijfsactiviteiten plaats te laten maken voor woningbouw. Het bestaande gebruik van de bedrijven mogen onder het overgangsrecht worden voortgezet. Een bestaand bouwwerk mag gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd. Het overgangsrecht geldt totdat de bedrijfsactiviteiten ter plaatse worden gestaakt. De woningbouw wordt gefaseerd uitgevoerd. De aanwezige hindercontouren waarborgen een toets aan de bedrijfsactiviteiten en een goed woon- en leefklimaat voor de woningbouw.
Op basis van de huidige bestemmingsplannen rondom het plangebied is ‘akkerbouw en vollegrondstuinbouw’ binnen de agrarische bestemming nog mogelijk. Het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen kan dan een belemmering zijn voor ontwikkelingen in het plangebied. Om dit te voorkomen wordt binnen agrarische bestemmingen een milieuzone van 50 meter vanaf de woonbestemmingen opgenomen. Het plangebied wordt hierdoor beperkt vergroot. De milieuzone bepaalt dat ‘akkerbouw en vollegrondstuinbouw’ en de daarmee samenhangende gewasbescherming niet meer mogelijk is. Voor het overige blijven de onderliggende agrarische bestemmingen en de bestaande mogelijkheden gewoon van kracht.
4.3 Geur
Veehouderijen veroorzaken geur door bijvoorbeeld de dierenverblijven, mestbassins, mestverwerking, productie en opslag van voer. Geur kan in de leefomgeving hinder veroorzaken en brengt daarom ook gezondheidsrisico's met zich mee.
Voor de realisatie van het plangebied moet er voor het aspect geur een geurbeleid opgesteld worden in een geurverordening. Een dergelijke geurverordening is in september 2011 vastgesteld. GeurverordeningHet Opbroek 2011. Naar aanleiding van gewijzigde regelgeving inzake geurhinder over reductie van luchtwassers heeft de gemeente samen met het bureau Antea Group (voorheen Oranjewoud B.V.) een nieuw geuronderzoek voor het bestemmingsplan Opbroek Noord uitgevoerd. Het Onderzoek geurhinderOpbroek Noord 2018 is als bijlage toegevoegd.
Hierbij zijn de meest recente vergunningen van de relevante agrarische bedrijven en wetgeving gehanteerd. Ten aanzien van de vertaling van de geurbelasting naar de kans op geurhinder wordt gebruik gemaakt van de Handreiking bij de Wgv (geactualiseerde versie van 2014). In deze handreiking wordt voor wat betreft de hinderpercentages (het percentage geurgehinderen in relatie tot de voor- of achtergrondbelasting) gebruik gemaakt van de tabellen 9 en 10 (afkomstig uit het onderzoeksrapport 'Relatie tussen geurimmissie en geurhinder in de intensieve veehouderij' PRA Odournet, nummer VROM07A3, april 2007. Bij het onderzoek is rekening gehouden met de bestaande rechten van alle in de omgeving van het plangebied gelegen veehouderijen met een relevante geuremissie en de huidige geuremissiefactoren. De voor het plangebied maatgevende geurbelasting is vertaald naar een gradatie in leefkwaliteit. Vervolgens is beoordeeld of de leefkwaliteit in het plangebied afwijkt van de leefkwaliteit zoals deze in 2011 is vastgesteld en of afwijkt van de leefkwaliteit zoals deze op basis van de geurverordening wordt nagestreefd. Eveneens is beoordeeld of door de ontwikkeling van het plangebied bestaande rechten van bedrijven in de omgeving van het plangebied worden aangetast.
Op basis van het uitgevoerde onderzoek kan worden geconcludeerd dat de voorgrondbelasting van het bedrijf gelegen aan de Oosterhofweg 125 te Rijssen maatgevend is voor de gradatie van leefkwaliteit in het plangebied. De leefkwaliteit in het plangebied is vervolgens als overwegend redelijk goed tot goed aan te merken. Enkel in het meest zuidoostelijke deel van het plangebied is er sprake van een matige leefkwaliteit. Het leefklimaat in 2018 wijkt hiermee af van het leefklimaat zoals dit in 2011 is vastgesteld. Immers destijds was het leefklimaat in het plangebied overwegend goed tot zeer goed in plaats van redelijk goed tot goed. Echter indien het vergelijk wordt gemaakt met het leefklimaat zoals dit tenminste wordt nagestreefd op basis van de geurverordening (een redelijk goed leefklimaat in het gehele plangebied) dan treedt enkel in het zuidoostelijk deel van het plangebied een verschuiving op. Het leefklimaat was in dit deel op basis van het onderzoek van 2011 redelijk goed en verschuift in 2018 naar matig. Het realiseren van woningen in dit deel van het plangebied verdraagt zich in beginsel dan ook niet met de geurverordening en gebiedsvisie welke ten grondslag ligt aan de geurverordening.
Naast bovenstaande kan nu, net als in 2011, worden geconcludeerd dat bestaande rechten van veehouderijen in de omgeving van het plangebied niet (aanvullend) worden aangetast door de ontwikkeling van Opbroek Noord.
Op grond van artikel 6 lid 1 sub. a van de Wet geurhinder en veehouderij kan de gemeente door middel van een verordening c.q. aanpassing van de huidige verordening kan de gemeente bepalen dat het gebiedje waar nu leefklimaat matig van toepassing is een hogere waarde toe te staan van in dit geval maximaal circa 8 odour. De maximale waarde mag 14 odour zijn (grens leefklimaat gaat hier van tamelijk slecht naar slecht). In het bestemmingsplan zal voor het betreffende gebiedje waar het leefklimaat matig van toepassing is een milieuzone worden opgenomen. Samenvattend is de conclusie dat geur geen belemmering vormt voor de uitvoering van het plan.
4.4 Geluid
Bij het aspect geluid in het bestemmingsplan gaat het om het ruimtelijk mogelijk maken van aan de ene kant bronnen van geluid (zoals industrie, spoor- en wegverkeer) en aan de andere kant bestemmingen die een zekere mate van rust behoeven (zoals woningen).
In 2018 is door Buijvoets een nieuw Akoestisch onderzoek bestemmingsplan Opbroek uitgevoerd. De geluidbelasting is berekend conform de laatste verkeerscijfers uit het verkeersmodel en het gestelde in het 'Reken- en meetvoorschrift Geluid 2012' ex art 110d van de wet geluidhinder. De berekening van de geluidbelasting is gemaakt volgens de standaard rekenmethode II.
Geconcludeerd wordt dat, gezien de afstanden tussen de nieuwe woningen in Opbroek Noord en het hart van de weg van de hoofdontsluiting, het aspect geluid niet voor belemmeringen zorgt voor de ontwikkeling van woningen in het plangebied.
De woningen worden buiten de 48 dB contour gebouwd, waardoor er sprake is van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat voor het aspect wegverkeerslawaai.
4.5 Externe Veiligheid
Bij het aspect externe veiligheid in het bestemmingsplan gaat het om het ruimtelijk mogelijk maken van aan de ene kant risicobronnen (zoals inrichtingen, vliegvelden, transport gevaarlijke stoffen) en aan de andere kant bestemmingen die bescherming behoeven. Hierbij gaat het om kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten, zoals woningen, gebouwen met grote aantallen personen of personen met een beperkte zelfredzaamheid.
In het kader van de externe veiligheid is onderzoek gedaan, zie; Externe veiligheid onderzoekenOpbroek Rijssen. Volgens de risicokaart bevinden zich geen risicovolle inrichtingen in het plangebied. De MTS Ter Keurs ligt op een afstand van circa 300 meter en vormt geen belemmering voor de ontwikkeling van
het plangebied.
Langs het plangebied loopt een hoge druk aardgastransportleiding. Ten behoeve van de N-557-52 leiding is een kwantitatieve risicoanalyse uitgevoerd. Uit dit onderzoek is gebleken dat het plaatsgebonden risico voldoet aan de grenswaarde en richtwaarde (beide 1x10-6/jaar) geen belemmering vormt in de huidige en toekomstige situatie.
Voor wat betreft de hoge druk aardgastransportleiding is het aan het bevoegd gezag om te bepalen of de verantwoordingsplicht verder wordt uitgewerkt. Er is overleg geweest met de veiligheidsregio om te bepalen of een verdere uitwerking van de verantwoordingsplicht wenselijk was. Uit het overleg met de veiligheidsregio is naar voren gekomen, dat ter plaatse van het plangebied inderdaad volstaan kan worden met een minimale afstand van 5 meter tussen het hart van de leiding en de dichtstbijzijnde bebouwing, conform het Besluit externe veiligheid buisleidingen.
Het aspect externe veiligheid zorgt niet voor belemmeringen voor de ontwikkeling van het plangebied.
4.6 Luchtkwaliteit
Om een goede luchtkwaliteit in Europa te garanderen heeft de Europese unie een viertal kaderrichtlijnen opgesteld. De hiervan afgeleide Nederlandse wetgeving is vastgelegd in hoofdstuk 5, titel 2 van de Wet milieubeheer. Deze wetgeving staat ook bekend als de Wet luchtkwaliteit.
In de Wet luchtkwaliteit staan ondermeer de grenswaarden voor de verschillende luchtverontreinigende stoffen. Onderdeel van de Wet luchtkwaliteit zijn de volgende Besluiten en Regelingen:
- Besluit en de Regeling niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen);
- Besluit gevoelige bestemmingen (luchtkwaliteitseisen);
Besluit en de Regeling niet in betekenende mate bijdragen
Het Besluit niet in betekenende mate bijdragen (NIBM) staat bouwprojecten toe wanneer de bijdrage aan de luchtkwaliteit van het desbetreffende project niet in betekenende mate is. Het begrip "niet in betekenende mate" is gedefinieerd als 3% van de grenswaarden uit de Wet milieubeheer. Het gaat hierbij uitsluitend om stikstofdioxide (NO2) en fijn stof (PM10). Toetsing aan andere luchtverontreinigende stoffen uit de Wet luchtkwaliteit vindt niet plaats, omdat een overschrijding van de grenswaarden bijna niet voorkomt.
In de Regeling NIBM is een lijst met categorieën van gevallen (inrichtingen, kantoor- en woningbouwlocaties) opgenomen die niet in betekenende mate bijdragen aan de luchtverontreiniging. Enkele voorbeelden zijn:
- woningen: 1500 met een enkele ontsluitingsweg;
- woningen: 3000 met twee ontsluitingswegen;
- kantoren: 100.000 m2 bruto vloeroppervlak met een enkele ontsluitingsweg.
Als een ruimtelijke ontwikkeling niet genoemd staat in de Regeling NIBM kan deze nog steeds niet in betekenende mate bijdragen. De bijdrage aan NO2 en PM10 moet dan minder zijn dan 3% van de grenswaarden.
Besluit gevoelige bestemmingen
Dit besluit is opgesteld om mensen die extra gevoelig zijn voor een matige luchtkwaliteit aanvullend te beschermen. Deze 'gevoelige bestemmingen' zijn scholen, kinderdagverblijven en verzorgings-, verpleeg- en bejaardentehuizen. Woningen en ziekenhuizen/ klinieken zijn geen gevoelige bestemmingen.
De grootste bron van luchtverontreiniging in Nederland is het wegverkeer. Het Besluit legt aan weerszijden van rijkswegen en provinciale wegen zones vast. Bij rijkswegen is deze zone 300 meter, bij provinciale wegen 50 meter. Bij realisatie van 'gevoelige bestemmingen' binnen deze zones is toetsing aan de grenswaarden die genoemd zijn in de Wet luchtkwaliteit nodig.
Onderzoeksresultaten
Gelet op de aard en omvang van dit project, in verhouding tot categorieën van gevallen zoals beschreven in paragraaf 4.3.1.1 kan worden gesteld dat voorliggend project 'niet in betekenende mate bijdraagt' aan de luchtverontreiniging.
Tot slot wordt geconcludeerd dat de ontwikkeling niet wordt aangemerkt als een gevoelige bestemming in het kader van het 'Besluit gevoelige bestemmingen'.
Conclusie
Het aspect luchtkwaliteit vormt geen belemmering voor de uitvoering van het plan.
4.7 Natuur
Per 1 januari 2017 geldt de Wet natuurbescherming. Deze wet vervangt de Natuurbeschermingswet 1998, de Flora- en faunawet en de Boswet. De nieuwe Wet natuurbescherming (Natuurwet) voorziet in vereenvoudigde regels ter bescherming van de natuur, in decentralisatie van bevoegdheden naar provincies en in een goede aansluiting op het omgevingsrecht. Er wordt beter aangesloten op de Europese regelgeving en er wordt een duidelijker onderscheid gemaakt tussen soorten die Europees beschermd zijn en Nationaal beschermde soorten.
Jansen & Jansen groenadvies is door gemeente Rijssen-Holten gevraagd om een Quickscan WetNatuurbescherming Opbroek fase 2 Rijssen uit te voeren voor de tweede fase van uitbreidingsplan het Opbroek.
Het plangebied ligt niet in een Natura 2000-gebied of in een gebied behorend tot het Natuurnetwerk Nederland. Ook is het onwaarschijnlijk dat de voorgenomen ontwikkelingen negatieve invloed hebben op een nabijgelegen Natura 2000-gebied. De voorgenomen planontwikkeling heeft geen negatieve invloed op door de Wet natuurbescherming beschermde gebieden.
Op basis van gegevens verzamelt in deze quickscan, is het waarschijnlijk dan wel niet uit te sluiten, dat het plangebied een belangrijke functie vervult voor de volgende, door de Wet natuurbescherming beschermde soorten:
Huismussen
Het is waarschijnlijk dat huismussen gebruik maken van de bebouwing aan Witmoesdijk 24 als vaste rust- en verblijfplaats. Een nader onderzoek naar de functie van de bebouwing voor huismussen is noodzakelijk.
Steenuilen
Waarschijnlijk is er een verblijfplaats van steenuilen op het erf van Cattelaar 6. Het is noodzakelijk om een nader onderzoek uit te voeren naar de functie van het plangebied voor steenuilen.
Kerkuilen
Het is niet uit te sluiten dat het plangebied een belangrijk onderdeel vormt van het foerageergebied van kerkuilen. Het is noodzakelijk om een nader onderzoek uit te voeren naar de functie van het plangebied voor kerkuilen.
Vleermuizen
Er zijn waarschijnlijk verblijfplaatsen van vleermuizen in de bebouwing aan de Wethouder H.H. Korteboslaan en in de bebouwing aan de Witmoesdijk. Waarschijnlijk wordt de bomenrij langs de Witmoesdijk gebruikt als vliegroute voor vleermuizen. Het is noodzakelijk om een nader onderzoek uit te voeren naar de functie van het plangebied voor vleermuizen. Bij dit onderzoek moet specifiek aandacht zijn voor de te slopen bebouwing aan Witmoesdijk 24.
Conclusie
Het uitvoeren van een vervolgonderzoek naar vleermuizen, huismussen, steenuilen en kerkuilen is noodzakelijk. Geadviseerd wordt om dit onderzoek uit te voeren conform de richtlijnen van het Netwerk Groene Bureaus.
Op basis van het Vervolgonderzoek flora en fauna Opbroek Noord zijn er geen verblijfplaatsen van vleermuizen, kerkuilen en huismussen aangetroffen in het plangebied. Wel vormt het plangebied een onderdeel van het leefgebied van een paartje steenuilen dat een verblijfplaats heeft op het voorerf van Cattelaar 6. Door het uitvoeren van de voorgenomen ingreep kan de verblijfplaats van het paar steenuilen op het erf van Cattelaar 6 ongeschikt worden, door verstoring. De bestaande nestkast wordt enkele 10-tallen meters verplaats waardoor het paartje steenuilen ook in de toekomst gebruik kan maken van het erf aan de Cattelaar 6. De Omgevingsdienst van de provincie Overijsel kan hier mee instemmen.
4.8 Water
In het moderne waterbeheer (waterbeheer 21e eeuw) wordt gestreefd naar duurzame, veerkrachtige watersystemen met minimale risico’s op wateroverlast of watertekorten. Belangrijk instrument hierbij is de watertoets, die sinds 1 november 2003 in ruimtelijke plannen is verankerd. In de toelichting op ruimtelijke plannen dient een waterparagraaf te worden opgenomen. Hierin wordt verslag gedaan van de wijze waarop rekening is gehouden met de gevolgen van het plan voor de waterhuishoudkundige situatie (watertoets).
Het doel van de watertoets is te garanderen dat waterhuishoudkundige doelstellingen expliciet en op een evenwichtige wijze in het plan worden afgewogen. Deze waterhuishoudkundige doelstellingen betreffen zowel de waterkwantiteit (veiligheid, wateroverlast, tegengaan verdroging) als de waterkwaliteit (riolering, omgang met hemelwater, lozingen op oppervlaktewater).
In opdrachte van de gemeente Rijssen-Holten en in overleg met het waterschap Vechtstromen heeft Sweco een waterhuishoudkundig rapport gemaakt voor Opbroek Noord. In het rapport Waterhuishoudkundige adviezen en rioleringsontwerp zijn de waterhuishoudkundige uitgangspunten en randvoorwaarden voor het ontwerp beschreven. Er wordt kort ingegaan op het huidige (grond-) watersysteem en vervolgens is het ontwerp van het regen- en vuilwatersysteem nader uitgewerkt. In de bijlagen zijn de overzichtstekeningen met het ontwerp van het regen- en vuilwatersysteem opgenomen. Op 20 december 2017 heeft Waterschap Vechtstromen ingestemd met het voorstel, onder voorwaarde dat nadere uitwerking in dit rapport wordt opgenomen.
Europees beleid
De Europese Kaderrichtlijn Water (2000/60/EG) is op 22 december 2000 in werking getreden en is bedoeld om in alle Europese wateren de waterkwaliteit chemisch en ecologisch verder te verbeteren. De Kaderrichtlijn Water omvat regelgeving ter bescherming van het binnenlandse oppervlaktewater, overgangswateren (waaronder estuaria worden verstaan), kustwateren en grondwater. Voor het uitwerken van de doelstellingen worden er op (deel)stroomgebied plannen opgesteld. In deze (deel)stroomgebiedbeheersplannen staan de ambities en maatregelen beschreven voor de verschillende (deel)stroomgebieden. Met name de ecologische ambities worden op het niveau van de deelstroomgebieden bepaald.
Rijksbeleid
Het Rijksbeleid op het gebied van het waterbeheer is vastgelegd in het Nationaal Waterplan (NWP) 2016-2021 (vastgesteld 17 december 2015). Het plan geeft op hoofdlijnen de ambities weer van het Rijk ten aanzien van het nationale waterbeleid en het daaraan gerelateerde ruimtelijke beleid. De belangrijkste ambities richten zich op waterveiligheid, zoetwater en waterkwaliteit. Maar ook de Deltabeslissingen en enkele waterafhankelijke thema’s als natuur en duurzame energie hebben in het plan een plek gekregen. De doorwerking van de beleidsambities/uitgangspunten naar lagere overheden is geregeld in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (2012), het Bestuursakkoord Water (2011) en de Waterwet (2009).
Provinciaal beleid
In de Omgevingsvisie Overijssel wordt ruim aandacht besteed aan de wateraspecten. De ambities zijn, naast de uitvoering van de Kaderrichtlijn Water, gericht op de verbetering van de kwaliteit van de kleinere wateren, de veiligheid, de grondwaterbescherming, bestrijding van wateroverlast, de kwantiteit en kwaliteit van grond- en oppervlakte water en waterbeleving zowel in de groene ruimte als stedelijk gebied.
Waterschap Vechtstromen
Door de invoering van de Kaderrichtlijn Water is Nederland verdeeld in vijf deelstroomgebieden. Het deelstroomgebied Rijn-Oost wordt beheerd door de waterschappen Rijn en IJssel, Vechtstromen, Vallei en Veluwe, Drents Overijsselse Delta, en Zuiderzeeland. Om te voldoen aan de eisen van de Kaderrichtlijn Water hebben deze waterschappen een Waterbeheerplan opgesteld.
Het algemeen bestuur van het waterschap Vechtstromen heeft in de vergadering van 7 oktober 2015 het ‘Waterbeheerplan 2016-2021’ vastgesteld.
In het Waterbeheerplan is aangegeven hoe het waterschap zijn taken de komende jaren (2016 tot 2021) wil uitvoeren. In het plan zijn doelen en maatregelen gesteld voor de thema’s waterveiligheid, voldoende water, schoon water en het zuiveren van afvalwater. Deze zijn gericht op het:
- voorkomen of beperken van overstromingen, wateroverlast en droogte;
- beschermen en verbeteren van de kwaliteit van het oppervlaktewater en grondwater en het zorgen voor een goed functionerend regionaal watersysteem.
- het effectief en efficiënt behandelen van afvalwater in de afvalwaterzuiveringsinstallaties.
4.9 Vormvrije M.e.r.-beoordeling
In de Wet milieubeheer en het Besluit milieueffectrapportage is vastgelegd dat voorafgaande aan het ruimtelijke plan dat voorziet in een grootschalig project met belangrijke nadelige milieugevolgen een milieueffectrapport (MER) opgesteld dient te worden. De activiteiten waarvoor een MER-rapportage opgesteld moet worden zijn opgenomen in de bijlage van het Besluit m.e.r.
Een bestemmingsplan kan m.e.r.-(beoordelings)plichtig zijn op de volgende manieren:
- Een bestemmingsplan kan m.e.r.-plichtig zijn indien een passende beoordeling op basis van artikel 19j, lid 2 van de Natuurbeschermingswet 1998 noodzakelijk is.
- Een bestemmingsplan kan m.e.r.-plichtig zijn indien sprake is van activiteiten en gevallen die de drempelwaarden uit de onderdelen C en D overschrijden en waarbij het bestemmingsplan wordt genoemd in kolom 3 (plannen).
- Een bestemmingsplan kan m.e.r.-(beoordelings)plichtig zijn indien het bestemmingsplan wordt genoemd in kolom 4 (besluiten) en er sprake is van activiteiten en gevallen die de drempelwaarden uit onderdeel C en D overschrijden. Bij een overschrijding van de drempelwaarden uit onderdeel C is sprake van een m.e.r.-plicht. Bij een overschrijding van de drempelwaarden uit onderdeel D is het plan m.e.r.-beoordelingsplichtig.
Op 1 april 2011 is het gewijzigde Besluit milieueffectrapportage in werking getreden. Een belangrijke wijziging betreft het indicatief maken van de drempelwaarden in onderdeel D van de bijlage bij het Besluit milieueffectrapportage. Concreet betekent dit dat, ook wanneer ontwikkelingen onder de in bijlage D opgenomen drempelwaarden blijven, het bevoegd gezag zich er nog steeds van moet vergewissen of activiteiten geen aanzienlijke milieugevolgen kunnen hebben, de zogenaamde 'vergewisplicht'.
Het komt er op neer dat voor bestemmingsplan dat betrekking heeft op activiteit(en) die voorkomen in onderdeel D en beneden de drempelwaarden vallen, een toets moet worden uitgevoerd of belangrijke nadelige milieugevolgen kunnen worden uitgesloten. Voor deze toets wordt de term vormvrije m.e.r.-beoordeling gehanteerd. Deze vormvrije m.e.r.-beoordeling kan tot twee conclusies leiden:
- belangrijke nadelige milieugevolgen zijn uitgesloten: er is geen m.e.r.(-beoordeling) noodzakelijk;
- belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu zijn niet uitgesloten: er moet een m.e.r.(-beoordeling) plaatsvinden.
Situatie plangebied
Artikel 19j, lid 2 van de Natuurbeschermingswet 1998
Het dichtstbijzijnde Natura 2000-gebied is gelegen op circa 3,7 kilometer afstand van het plangebied. Gezien de aard en omvang van de in dit bestemmingsplan besloten ontwikkeling in relatie tot de ruime afstand tot Natura 2000-gebied wordt geconcludeerd dat geen sprake zal zijn van een aantasting van de instandhoudingsdoelstellingen van een Natura-2000 gebied. Een passende beoordeling op basis van artikel 19j van de Natuurbeschermingswet 1998 is in het kader van dit bestemmingsplan dan ook niet noodzakelijk. Derhalve is geen sprake van een m.e.r.-plicht op basis van artikel 7.2a van de Wet milieubeheer.
Drempelwaarden Besluit m.e.r.
Dit bestemmingsplan voorziet in woningbouw en voldoet daarmee aan de definitie van een 'besluit' als bedoeld in het Besluit m.e.r. Dit betekent dat dit bestemmingsplan m.e.r.-(beoordelings)plichtig is indien activiteiten worden mogelijk gemaakt die genoemd worden in onderdeel C of D van het Besluit m.e.r. en de daarin opgenomen drempelwaarden overschrijden.
In dit geval is sprake van een ontwikkeling die niet wordt genoemd in onderdeel C van het Besluit m.e.r. en is daarom niet direct m.e.r.-plichtig. Op basis van onderdeel D kan de in dit plan besloten ontwikkeling worden aangemerkt als: 'De aanleg, wijziging of uitbreiding van een stedelijk ontwikkelingsproject met inbegrip van de bouw van winkelcentra of parkeerterreinen'
De ontwikkeling in dit bestemmingsplan is m.e.r.-beoordelingsplichtig indien de volgende drempelwaarden worden overschreden:
- 1. een oppervlakte van 100 hectare of meer,
- 2. een aaneengesloten gebied en 2000 of meer woningen omvat, of
- 3. een bedrijfsvloeroppervlakte van 200.000 m2 of meer.
Gezien de drempelwaarden kan worden geconcludeerd dat voor dit bestemmingsplan geen sprake is van een m.e.r.-beoordelingsplicht. Echter, zoals ook in het voorgaande aangegeven, dient ook wanneer ontwikkelingen onder drempelwaarden blijven, het bevoegd gezag zich er van te vergewissen of activiteiten geen aanzienlijke milieugevolgen kunnen hebben.
Indien de mogelijkheden van dit plan worden vergeleken met de drempelwaarden uit onderdeel D van het Besluit m.e.r. kan worden geconcludeerd dat er dat sprake is van een wezenlijk ander schaalniveau en een activiteit die kleinschaliger is. Daarnaast blijkt uit alle milieuonderzoeken dat dit bestemmingsplan geen belangrijk nadelige milieugevolgen tot gevolg heeft die het doorlopen van een m.e.r.-procedure noodzakelijk maken.
Conclusie
Dit bestemmingsplan is niet m.e.r.-(beoordelings)plichtig. Tevens zijn geen nadelige milieugevolgen te verwachten als gevolg van de vaststelling van dit bestemmingsplan.
Hoofdstuk 5 Het Plan
De basis van het stedenbouwkundig plan voor fase Noord van Het Opbroek is neergelegd in de Structuurvisie Het Opbroek. Bij deze verdere uitwerking is rekening gehouden met de Huidige situatie, het Ruimtelijk beleid en de Milieuaspecten en andere uitvoerbaarheidaspecten.
5.1 Stedenbouwkundig Plan
De hoofdstructuur van het gebied ligt vast. De rechte (onverharde) wegen met sloten en laanbeplanting blijven bestaan. Deze duidelijke structuur vormt een belangrijke drager voor de ontwikkeling van het woonlandschap in Het Opbroek. Zoveel mogelijk zand- en landwegen zullen, met de daarbij behorende sloten en bomen, in het gebied worden behouden en versterkt worden. Hierdoor ontstaat er een raamwerk. De vlekken binnen dit raamwerk kunnen opgevuld worden met woonbebouwing.
De hoofdontsluitingsweg loopt noord-zuid. Over de gehele lengte van de hoofdontsluitingsweg wordt hetzelfde profiel aangehouden, wat voor herkenbaarheid van de route in de wijk zorgt.
Een ander structurerend element in de wijk is de toekomstige beek. Dit versterkt de ruimtelijke kwaliteit en kan plekken verbijzonderen. Verbijzonderingen ontstaan waar routes de beek kruisen. Dit verhoogt ook de oriëntatiemogelijkheden in het gebied en het versterkt de eigen identiteit. De beek wordt de blauw - groene draad van de wijk.
Indicatief stedenbouwkundig plan Opbroek Noord.
Binnen de woonvelden kunnen verschillende woningbouwtypen worden gebouwd. Op grond van de inrichtingsschets is rekening gehouden met het onderstaande woningbouwprogramma.
Rijen woningen sociale huur - 15 stuks (op basis voorwaarden opgenomen in verordening sociale woningbouw gemeente Rijssen-Holten)
Rijen woningen sociale koop - 27 stuks (op basis voorwaarden opgenomen in verordening sociale woningbouw gemeente Rijssen-Holten)
Rijen woningen - 15 stuks
Twee onder één kap woningen - 84 stuks
Vrijstaande woningen - 27 stuks
Bijzondere woningen, zoals patiowoningen kunnen worden gebouwd in plaats van twee onder één kap en vrijstaande woningen.
Naast woningen kunnen binnen de woonvelden allerlei andere voorzieningen zoals wegen, parkeerplaatsen, groen en speelplaatsen worden gerealiseerd.
5.2 Beeldkwaliteit
Bijzonder in dit bestemmingsplan is dat er ook Beeldkwaliteitscriteria in zijn opgenomen. Dat is gedaan met het oog op de aankomende Omgevingswet (www.aandeslagmetdeomgevingswet.nl) en om deze welstandscriteria ook ter beschikking te kunnen stellen op www.ruimtelijkeplannen.nl en zo de vindbaarheid te vergroten.
Vanuit juridisch perspectief zijn deze criteria te zien als voor dit plangebied geldende welstandsnota. Dat blijkt ook uit het (toekomstige) vaststellingsbesluit.
Afdeling 3 van de Woningwet regelt het welstandstoezicht. De gemeenteraad legt de redelijke eisen van welstand vast in een welstandsnota. Bouwwerken in de gemeente dienen aan de welstandscriteria uit die nota te voldoen. Dit wordt getoetst bij de aanvraag voor een omgevingsvergunning voor het bouwen van een bouwwerk .
Ter plaatse van het plangebied geldt nu nog de algemene welstandsnota Rijssen-Holten. Het Opbroek valt binnen het deelgebied 'Veen- en heideontginningslandschap'. Binnen dit gebied is geen rekening gehouden met een nieuwe woonwijk. Daarom is een nieuw beoordelingskader voor welstand nodig.
Voor het beoordelingskader zijn een aantal eisen van het beeldkwaliteitsplan voor fase 1 van Het Opbroek overgenomen. De Beeldkwaliteitseisen fungeren als toetsingskader voor de welstand bij de beoordeling van de bouwplannen.
Het is mogelijk om een beperkt aantal eisen te stellen aan de verschijningsvorm van de bebouwing. De openbare ruimte bepaalt in hoge mate het 'beeld' van de wijk. De openbare ruimte wordt kwalitatief duurzaam ingericht. Hierdoor kan de openbare ruimte fungeren als drager van de ruimtelijke kwaliteit. Hierdoor blijven er voldoende mogelijkheden over voor de burger en de ontwikkelaar om de woningen vorm te geven.
5.3 Verkeer En Parkeren
Ten behoeve van de ontwikkeling van het plangebied wordt een nieuwe verkeersstructuur aangelegd om de nieuwe woonwijk te kunnen ontsluiten. Deze verkeersstructuur is opgebouwd uit een doorgaande route tussen het noordelijke en zuidelijke deel van de Het Opbroek. Deze hoofdstructuur sluit aan op de kruising van de Cattelaar met de Enterstraat, ter hoogte van de scholengemeenschap Reggesteyn in het zuiden, en via de Witmoesdijk op de Cattelaar op de Leijerweerdsdijk/Pelmolenweg in het noorden.
De nieuwe woningen worden ontsloten via zijstraten die aftakken op de nieuwe hoofdstructuur. Hierop geldt als uitzondering de nieuwe woningen langs de Wethouder H.H. Korteboslaan (ten westen van de nieuwe Oosterhofbeek). Deze woningen worden door de genoemde weg ontsloten om zo de huidige lintbebouwing door te kunnen zetten.
Het parkeren zal binnen het plangebied worden opgelost. Onderstaand schema geeft de parkeeraantallen op basis waarvan de wijk is ontworpen. Uitgangspunten van de parkeeraantallen is de 'Nota parkeernormen gemeente Rijssen-Holten'.
De parkeerbalans is vertaald naar de juridische regels in het bestemmingsplan. Bij de vrijstaande woningen en de dubbele woningen moeten 2 parkeerplaatsen op eigen terrein gerealiseerd worden. Bij patiowoningen minimaal 1 parkeerplaats. Voor de overige woningen en het bezoekersparkeren moeten de parkeervoorzieningen (deels) in de openbare ruimte gerealiseerd worden. Hiermee moet rekening worden gehouden bij de uitwerking van de woonvelden.
Geconcludeerd wordt dat het aantal benodigde parkeerplaatsen gerealiseerd kan worden binnen het plangebied.
5.4 Cultuurhistorie & Archeologie
Onder cultuurhistorische waarden worden alle structuren, elementen en gebieden bedoeld die cultuurhistorisch van belang zijn. Zij vertellen iets over de ontstaansgeschiedenis van het Nederlandse cultuurlandschap. Vaak is er een sterke relatie tussen aardkundige aspecten en cultuurhistorische aspecten.
In de Bro is sinds 1 januari 2012 (artikel 3.1.6, tweede lid, onderdeel a) opgenomen dat een bestemmingsplan “een beschrijving van de wijze waarop met de in het gebied aanwezige cultuurhistorische waarden en in de grond aanwezige of te verwachten monumenten rekening is gehouden” dient te bevatten.
Onderzoeksresultaten cultuurhistorie
Vanuit de Structuurvisie Het Opbroek is bij het ontwerpen van de woonwijk rekening gehouden met de cultuurhistorische- en landschappelijke waarden van het gebied. Er bevinden zich in het plangebied, op basis van de Cultuurhistorische Waardenkaart van de provincie Overijssel, geen rijks- en/of gemeentelijke monumenten. In de directe omgeving van het plangebied zijn diverse rijks- en gemeentelijke monumenten aanwezig. De in dit bestemmingsplan besloten ontwikkeling heeft echter geen negatieve invloed op de cultuurhistorische waarden van de monumenten. Derhalve wordt geconcludeerd dat het plan geen negatieve invloed heeft op de cultuurhistorische waarden.
Onderzoeksresultaten archeologie
Op basis van de twee onderzoeken Archeologisch onderzoek Rijssen Het Opbroek kan geconcludeerd worden dat de voorgenomen bodemingrepen ten behoeve van de uitvoering van het plan zonder archeologisch voorbehoud kunnen worden uitgevoerd. Hierbij moet opgemerkt worden dat het veldonderzoek gebaseerd is op een steekproef. Indien tijdens de uitvoering van graafwerkzaamheden in het plangebied alsnog archeologische resten worden aangetroffen, dient direct contact opgenomen te worden met de bevoegde overheid. De provinciaal archeoloog heeft ingestemd met de conclusies van de archeologische onderzoeken die voor het plangebied zijn uitgevoerd. Omdat voor het plangebied al archeologische onderzoeken zijn uitgevoerd en omdat uit de onderzoeken voor het plangebied geen archeologische waarden naar voren zijn gekomen, is het opnemen van een dubbelbestemming ten behoeve van de archeologie niet noodzakelijk.
Conclusie
Geconcludeerd kan worden dat er geen archeologisch onderzoek benodigd is en er geen sprake is van negatieve effecten op de cultuurhistorische waarden.
Hoofdstuk 6 Financiele Aspecten
Artikel 3.1.6 Bro bepaald dat de toelichting op het bestemmingsplan inzicht moet geven over de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan. Een bestemmingsplan is pas uitvoerbaar als het ook daadwerkelijk kan worden uitgevoerd. Daarbij maken wij onderscheid tussen de financiële uitvoerbaarheid en de economische uitvoerbaarheid.
Voor de financiële uitvoerbaarheid is een grondexploitatieberekening gemaakt. In deze grondexploitatie zijn bedragen opgenomen voor de verwerving, de kosten voor bouw- en woonrijp maken, de planschade en de verkoop van bouwrijpe kavels. De berekening sluit met een positief exploitatiesaldo. Hiermee is de financiële uitvoerbaarheid aangetoond.
De economische uitvoerbaarheid behelst, naast de financiële uitvoerbaarheid, een reële inschatting dat het plan binnen de planperiode kan worden uitgevoerd. Hoewel de grondeigenaren niet onverdeeld positief staan tegenover de wijziging van de bestemming, zijn wij van mening dat, mede gezien de grote vraag naar nieuwbouwwoningen binnen onze gemeente, het plan binnen de planperiode kan worden gerealiseerd.
De verwachting is dat voor vaststelling van het bestemmingsplan niet met alle eigenaren binnen het plangebied een overeenkomst over het kostenverhaal is gesloten. Daarom is een bouwverbod in de Regels in artikel 11.5 wetgevingszone - kostenverhaal in het bestemmingsplan opgenomen. Er kan pas worden gebouwd als er een anterieure overeenkomst is gesloten tussen de gemeente en de grondeigenaar. Deze systematiek is in lijn met de uitspraak van de Raad van State over de 1e fase van Opbroek. De uitspraak is terug te vinden onder nummer; ECLI:NL:RVS:2014:2051.
Hiermee is het kostenverhaal voor de gemeente anderszins verzekerd.
Hoofdstuk 7 Juridische Aspecten
In de toelichting bij een bestemmingsplan moet de in het plan gemaakte keuze van bestemmingen worden verantwoord.
In de Wet ruimtelijke ordening (Wro) die op 1 juli 2008 in werking is getreden, is de verplichting opgenomen om ruimtelijke plannen en besluiten digitaal vast te stellen. De digitaliseringsverplichting geldt vanaf 1 januari 2010. In de ministeriële Regeling standaarden ruimtelijke ordening is vastgelegd dat de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (SVBP) de norm is voor de vergelijkbaarheid van bestemmingsplannen. Naast de SVBP zijn ook het Informatiemodel Ruimtelijke Ordening en de Standaard Toegankelijkheid Ruimtelijke Instrumenten normerend bij het vastleggen en beschikbaar stellen van bestemmingsplannen.
De SVBP geeft normen voor de opbouw van de planregels en voor de digitale verbeelding van het bestemmingsplan. Dit bestemmingsplan is opgesteld conform de normen van de SVBP2012.
Het juridisch bindend gedeelte van het bestemmingsplan bestaat uit planregels en bijbehorende verbeelding waarop de bestemmingen zijn aangegeven. Deze verbeelding kan zowel digitaal als analoog worden verbeeld. De verbeelding en de planregels dienen in samenhang te worden bekeken.
Om dit bestemmingsplan mogelijk te kunnen maken is het noodzakelijk dat één van de in het gebied gevestigde bedrijven verplaatst wordt. Voor een ander bedrijf geldt dat een beperkt deel van de gronden een andere (verkeers)bestemming krijgt. Dat geldt eveneens voor een stuk grond met een agrarische bestemming gelegen aan de noordelijke ontsluiting van de nieuwe woonwijk.
Voor het te verplaatsen bedrijf geldt in het vigerende bestemmingsplan 'Wonen Rijssen - Oosterhof en Verenland' de bestemming 'bedrijf'. De bedrijfsactiviteiten bestaan in hoofdzaak uit auto- en caravanschadeherstel. Deze bedrijfsactviteiten verdragen zich niet met de visie een nieuwe woonwijk te realiseren. De hinder (geluid is maatgevend) van het bedrijf op de toekomstige woningen is ongewenst; het bedrijf mist door de woningbouw een meer toekomstbestendigde locatie bij eventuele uitbreiding of bedrijfsontwikkeling.
De raad heeft bij vaststelling een ruime beleidsvrijheid in het kader van ruimtelijke ordening. Daarbij betrekt zij niet alleen het algemene belang van een voldoende (kwalitatieve) woningvoorraad; ook het belang van de ondernemer wordt betrokken. Het bedrijf heeft op de huidige locatie, gelet op de gewenste woningbouwontwikkeling, geen of beperkte toekomst. Het toekennen van een tijdelijke bestemming of het sterk beperken van de huidige positieve bestemming vergroot de onzekerheid voor het bedrijf. Gelet op investeringsbeslissingen die het bedrijf naar de toekomst moet maken is aanhoudende onzekerheid ongewenst. De raad kiest er daarom voor het bedrijf weg te bestemmen door het perceel een woonbestemming te geven. De huidige bedrijfsactiviteiten komen daarmee onder het algemene overgangsrecht te vallen. Er zijn ten tijde van voorontwerp gesprekken gestart over minnelijke verwerving. De raad heeft de verwachting dat dit zal leiden tot verwerving. Mocht dat niet slagen, is onteigening een laatste, maar in te zetten mogelijkheid om de gronden in te kunnen richten.
Het individuele belang van het bedrijf bij voortzetting van de bedrijfsmogelijkheden weegt minder zwaar dan het algemene belang van voldoende (kwalitatieve) woningvoorraad naar de toekomst. De stad Rijssen groeit gestaag terwijl het totale woningaanbod via inbreiding en kleinschalige uitbreiding onvoldoende meegroeit. De beoogde uitbreiding past binnen het ruimtelijk beleid van de gemeente en past in de ruimtelijke structuur van de omgeving.
7.1 De Verbeelding
De verbeelding is een digitale kaart waarop de verschillende bestemmingen en aanduidingen welke voor het plangebied van toepassing zijn visueel worden weergegeven. De gedachten achter deze bestemmingen en aanduidingen voor dit plan worden toegelicht in paragraaf De regels.
De informatie die is vastgelegd in het plan moet in elektronische vorm volledig toegankelijk en raadpleegbaar zijn. Dit wordt de digitale verbeelding genoemd. In de digitale verbeelding wordt alle relevante bestemmingsplaninformatie in een interactieve raadpleegomgeving getoond. Een raadpleger van het bestemmingsplan moet alle relevante bestemmingsplaninformatie op eenvoudige wijze voor ogen kunnen krijgen.
7.2 De Regels
7.2.1 De hoofdstukken
In de regels wordt het gebruik van de gronden geregeld dat voor de afzonderlijke bestemmingen mogelijk is. Daarnaast zijn er bouwregels opgenomen. De regels zijn onderverdeeld in vier hoofdstukken:
- 1. Inleidende regels. In dit hoofdstuk worden begrippen verklaard die in de regels worden gebruikt (artikel 1). Dit gebeurt om een eenduidige uitleg en toepassing van de regels te waarborgen. Ook is bepaald de wijze waarop gemeten moet worden bij het toepassen van de regels (artikel 2).
- 2. Bestemmingsregels. In dit tweede hoofdstuk zijn de bepalingen van de bestemmingen opgenomen. Dit gebeurt in alfabetische volgorde. Per bestemming is het toegestane gebruik geregeld en zijn bouwregels en, eventueel, ook bepalingen met betrekking tot het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden opgenomen. Als er dubbelbestemmingen zijn worden die ook in dit hoofdstuk opgenomen. Die komen, ook in alfabetische volgorde, achter de bestemmingsbepalingen. Ieder artikel kent een vaste opzet. Eerst wordt het toegestane gebruik geformuleerd in de bestemmingsomschrijving. Vervolgens zijn bouwregels opgenomen. Aansluitend volgen afwijkingsbevoegdheden met betrekking tot bouw- en/of gebruiksregels. Ten slotte zijn eventueel bepalingen met betrekking tot het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden en/of wijzigingsbevoegdheden opgenomen. Belangrijk om te vermelden is dat naast de bestemmingsbepalingen ook in andere artikelen relevante informatie staat die mede gelezen en geïnterpreteerd moet worden. Alleen zo is een volledig beeld te verkrijgen van hetgeen is geregeld.
- 3. Algemene regels. In dit hoofdstuk zijn bepalingen opgenomen met een algemeen karakter. Ze gelden dus voor het hele plan of voor grote delen van het plan. Het zijn achtereenvolgens een anti-dubbeltelregel, algemene gebruiksregels, algemene aanduidingsregels, algemene afwijkingsregels, algemene wijzigingsregels en overige regels.
- 4. Overgangs- en slotregels. In het laatste hoofdstuk zijn respectievelijk het overgangsrecht en een slotregel opgenomen. Hoewel het hier in wezen ook algemene regels betreft, zijn deze vanwege hun meer bijzondere karakter in een apart hoofdstuk opgenomen.
7.2.2 De bestemmingen / aanduidingen
In dit bestemmingsplan zijn de volgende bestemmingen / aanduidingen opgenomen:
- 1. Artikel 3 Groen De gronden binnen het plangebied die de bestemming ‘Groen’ hebben gekregen zijn bestemd voor groenvoorzieningen, water, weidegrond, voet- en fietspaden, toegangspaden, incidentele parkeervoorzieningen, inritten, speelvoorzieningen, openbare nutsvoorzieningen en waterhuishoudkundige voorzieningen. Op deze gronden mogen geen gebouwen gerealiseerd worden, wel bouwwerken geen gebouwen zijnde.
- 2. Artikel 4 Verkeer - Ontsluiting De hoofdwegen en het fietspad langs de Leijerweerdsdijk zijn bestemd als ‘Verkeer - Ontsluiting’. Op deze gronden is het toegestaan om wegen aan te leggen met een functie voor de ontsluiting van de aanliggende gronden, inclusief verkeers(veiligheids)voorzieningen (zoals een rotonde, verbreding en versmalling van de wegen), pleinen en parkeerterreinen, groen- en speelvoorzieningen, water, fiets- en voetpaden, openbare nutsvoorzieningen, bij het wegverkeer gebruikelijke voorzieningen (zoals bermbeplanting, bushaltes, voorzieningen voor voetgangers en fietsers, en dergelijke) en waterhuishoudkundige doeleinden. Op deze gronden mogen enkel gebouwen ten behoeve van de nutsvoorzieningen gebouwd worden met een maximaal inhoud van 40 m3 en een maximale bouwhoogte van 4 m.
- 3. Artikel 5 Water De waterloop van de Oosterhofsbeek met de bijbehorende oevers en gronden krijgen de bestemming ‘Water’. Deze gronden zijn bestemd voor watergangen, waterpartijen, oeverstroken, waterhuishoudkundige voorzieningen, groenvoorzieningen, weidegrond, voet- en fietspaden, toegangspaden, inritten, en speelvoorzieningen. Binnen deze bestemming mogen geen gebouwen gerealiseerd worden, enkel bouwwerken, geen gebouwen zijnde. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijde, geldt dat er uitsluitend nadere bouwwerken, zoals bruggen, steigers, duikers, beschoeiingen en speelvoorzieningen, mogen worden gebouwd waarvan de bouwhoogte niet meer dan 6 meter mag bedragen. heeft de bestemming Water gekregen.
- 4. Artikel 6 Wonen - Aaneen de gronden met de bestemming Wonen - Aaneen zijn bestemd voor aaneen gebouwde rijtjeswoningen en twee-onder-een-kapwoningen met bijbehorende tuinen en erven, beroeps- en bedrijfsactiviteiten en bed en breakfast en parkeerplaatsen op eigen terrein. De bouwregels geven ten aanzien van woningen onder andere bepalingen over de situering, goot- en bouwhoogtes, afstanden tot (zijdelingse) perceelsgrenzen, oppervlaktes en terreinafscheidingen.
- 5. Artikel 7 Wonen - Vrijstaand de gronden met de bestemming Wonen - Vrijstaand zijn bestemd voor vrijstaande woningen met bijbehorende tuinen en erven, beroeps- en bedrijfsactiviteiten en bed en breakfast en parkeerplaatsen op eigen terrein. De bouwregels geven ten aanzien van woningen onder andere bepalingen over de situering, goot- en bouwhoogtes, afstanden tot (zijdelingse) perceelsgrenzen, oppervlaktes en terreinafscheidingen.
- 6. Artikel 8 Woongebied De gronden binnen het plangebied die de bestemming 'Woongebied' hebben een globale bestemming gekregen en zijn bestemd voor woningen met bijbehorende tuinen en erven en met aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit en met bed en breakfast, wegen, pleinen en parkeerterreinen, fiets- en voetpaden, groen- en speelvoorzieningen en water. De bouwregels geven ten aanzien van woningen onder andere bepalingen over de goot- en bouwhoogtes, afstanden tot (zijdelingse) perceelsgrenzen, oppervlaktes en terreinafscheidingen. Er is een wijzigingsbevoegheid opgenomen om niet uitgeefbare gronden alsnog specifiek te kunnen bestemmen.
- 7. 11.4 wetgevingszone - beeldkwaliteit Deze zone geeft aan dat er eisen gelden ten aanzien van het uiterlijk van de gebouwen en bouwwerken binnen het plan. Het gaat om ruimtelijke accenten, erfafscheidingen meeontwerpen met de woning en kleur- en materiaalgebruik.
- 8. 11.5 wetgevingszone - kostenverhaal Deze zone geeft een bouwverbod voor de bouw van woningen. Doel van deze bepaling is om woningen te kunnen bouwen als het kostenverhaal anderszins is verzekerd. Op dat moment wordt voor die betreffende gronden het bouwverbod opgeheven.
Hoofdstuk 8 Maatschappelijke Haalbaarheid
Een bestemmingsplan beschrijft de wijze waarop burgers en maatschappelijke organisaties bij de voorbereiding van het bestemmingsplan zijn betrokken. Dit hoofdstuk gaat hier op in.
8.1 Inspraak
Conform de gemeentelijke inspraakverordening kan het bestuursorgaan zelf besluiten of inspraak wordt verleend bij de voorbereiding van gemeentelijk beleid.
Het voorontwerp bestemmingsplan en verkeersstructuur heeft ter inzage gelegen in de periode van 14 februari 2018 t/m 28 maart 2018. Er zijn 10 inspraakreacties ingediend, waarvan 1 buiten de aangegeven periode. De belangrijkste wijzigingen zijn samengevat;
- Het fietspad langs de Leijerweerdsdijk wordt niet opgenomen in het ontwerp bestemmingsplan.
- Het akoestisch onderzoek ten behoeve van de hoofd ontsluitingsweg is geactualiseerd aan de hand van de meest recente verkeersprognoses en nieuwe inrichtingsschets.
- De inrichtingsschets van het gebied tussen de wethouder H.H. Korteboslaan en de nieuwe ‘Oosterhofbeek’ wordt aangepast.
- De hoofdontsluitingsweg en de "Nieuwe Oosterhofbeek" zal worden geïntegreerd zoals aangegeven op de bijgaande aangepaste inrichtingsschets. De "zone" zal ook worden gebruikt voor het aanleggen van een trapveld voor Opbroek Noord en Opbroek Zuid.
- Het perceel wethouder H.H. Korteboslaan 91 wordt onderdeel van het bestemmingsplan Opbroek Noord.
- Er wordt duidelijker aangegeven dat de aanwezige bedrijfsactiviteiten moeten verdwijnen ten gevolge van de woningbouw.
- De voorgevelrooilijn van de nieuw te bouwen woningen aan de wethouder H.H. Korteboslaan worden in 1 lijn gebracht met de bestaande woningen.
8.2 Overleg
Het bestuursorgaan dat belast is met de voorbereiding van een bestemmingsplan pleegt daarbij overleg met de besturen van betrokken gemeenten en waterschappen en met die diensten van provincie en Rijk die betrokken zijn bij de zorg voor de ruimtelijke ordening of belast zijn met de behartiging van belangen welke in het plan in het geding zijn.
8.2.1 Het Rijk
In het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) zijn de nationale belangen die juridische borging vereisen opgenomen. Het Barro is gericht op doorwerking van nationale belangen in gemeentelijke plannen. Geoordeeld wordt dat de voorgenomen ontwikkeling geen nationale belangen schaadt. Daarom is afgezien van het voeren van vooroverleg met het Rijk.
8.2.2 Provincie Overijssel
De provincie heeft in de Omgevingsvisie Overijssel vastgelegd wat zij van provinciaal belang vindt. Om te zorgen dat gemeenten daar in bestemmingsplannen rekening mee houden, zijn instructies opgenomen in de Omgevingsverordening. In de paragraaf Omgevingsvisie en verordening is het plan getoetst aan de provinciale belangen.
Volgens afspraak is er in de voorbereidingsfase van bestemmingsplannen vooroverleg tussen de gemeente en de provincie over die onderdelen die van provinciaal belang zijn.
De provincie vroeg om een aanpassing van enkele regels om de juridische mogelijkheden voor de ontwikkeling van het plan op voldoende wijze te waarborgen. Dit is verwerkt in het ontwerpplan
8.2.3 Waterschap Vechtstromen
Door klimaatsveranderingen en nieuwe inzichten van zowel gemeente Rijssen-Holten als Waterschap Vechtstromen zijn de eisen voor berging en afvoer aangescherpt. Afstemming hierover heeft plaatsgevonden tijdens een overleg tussen de gemeente en het waterschap op 23 maart 2017 (Memo Oosterhofsbeek d.d. 4 april 2017). De ruimtelijke consequenties voor inpassing van de ruimte voor water is verwerkt in het stedenbouwkundig plan van ’Het Opbroek-Noord’ d.d. 18 oktober 2017 en getoetst in de voorliggende rapportage.
Afstemming over aanpassingen aan bestaande watergangen zijn per e-mail aan Waterschap Vechtstromen voorgelegd (e-mail 18-12-2017). Op 20 december 2017 heeft Waterschap Vechtstromen ingestemd met het voorstel, onder voorwaarde dat nadere uitwerking in dit rapport wordt opgenomen. Hiervoor wordt verwezen naar de watertoetsprocedure opgenomen in paragraaf Water. Eventuele reacties van het waterschap worden alsnog opgenomen in deze paragraaf.
8.3 Zienswijzen
Het ontwerpbestemmingsplan Chw bestemmingsplan Wonen Rijssen, Opbroek Noord heeft van woensdag 19 september 2018 t/m dinsdag 30 oktober 2018 voor vaststelling ter inzage gelegen. Er zijn 5 zienswijzen ingediend. Een aantal zienswijzen hebben geleid tot gewijzigde vaststelling van het plan. Zie hiervoor het vaststellingsbesluit met de daarbij horende zienswijzennota.
Bijlage 1 Onderzoek Geurhinder Opbroek Noord 2018
Bijlage 1 Onderzoek geurhinder Opbroek Noord 2018
Bijlage 2 Vervolgonderzoek Flora En Fauna Opbroek Noord
Bijlage 2 Vervolgonderzoek flora en fauna Opbroek Noord
Bijlage 3 Actualisatie Bodemonderzoek Het Opbroek Fase 2 Te Rijssen
Bijlage 3 Actualisatie bodemonderzoek Het Opbroek fase 2 te Rijssen
Bijlage 4 Akoestisch Onderzoek Bestemmingsplan Opbroek
Bijlage 4 Akoestisch onderzoek bestemmingsplan Opbroek
Bijlage 5 Archeologisch Onderzoek Rijssen Het Opbroek
Bijlage 5 Archeologisch onderzoek Rijssen Het Opbroek
Bijlage 6 Externe Veiligheid Onderzoeken Opbroek Rijssen
Bijlage 6 Externe veiligheid onderzoeken Opbroek Rijssen
Bijlage 7 Quickscan Wet Natuurbescherming Opbroek Fase 2 Rijssen
Bijlage 7 Quickscan Wet Natuurbescherming Opbroek fase 2 Rijssen
Bijlage 8 Toets Ladder Voor Duurzame Verstedelijking Opbroek Noord
Bijlage 8 Toets Ladder voor duurzame verstedelijking Opbroek Noord
Bijlage 9 Verkenning Inbreidingslocaties Rijssen & Holten
Bijlage 9 Verkenning inbreidingslocaties Rijssen & Holten
Bijlage 10 Waterhuishoudkundige Adviezen En Rioleringsontwerp
Bijlage 10 Waterhuishoudkundige adviezen en rioleringsontwerp