Bestemmingsplan Boskamp, Dahliastraat 25
Bestemmingsplan - gemeente Olst-Wijhe
Vastgesteld op 22-04-2024 - geheel onherroepelijk in werking
Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
1.1 plan
het bestemmingsplan Bestemmingsplan Boskamp, Dahliastraat 25 van de gemeente Olst-Wijhe;
1.2 bestemmingsplan
de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.1773.BP2023006007-0401 met de bijbehorende regels en bijlagen;
1.3 aan huis verbonden beroep/bedrijf
een dienstverlenend beroep/bedrijf, dat in of bij een woning wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate de woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is;
1.4 aanbouw
een gebouw dat als afzonderlijke ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw waarmee het in directe verbinding staat, welk gebouw onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;
1.5 aanduiding
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;
1.6 aanduidingsgrens
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;
1.7 aaneengebouwde woning
een woning die onderdeel uitmaakt van een blok van meer dan twee aaneengebouwde woningen, niet zijnde een gestapelde woning;
1.8 agrarisch bedrijf
een ter plaatse functionerend deeltijd, reëel of volwaardig agrarisch bedrijf, gericht op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen en/of het houden van dieren, nader te onderscheiden in de volgende productietakken:
- a. akker- en vollegrondtuinbouw: de teelt van gewassen op open grond, daaronder niet begrepen sier-, fruit- en boomkwekerij;
- b. grondgebonden veehouderij: het houden van melk- en ander vee (nagenoeg) geheel op open grond, waaronder tevens een paardenfokkerij wordt verstaan;
- c. intensieve veehouderij: een agrarisch bedrijf of een deel daarvan met ten minste 250 m² bedrijfsoppervlakte dat wordt gebruikt voor veehouderij volgens de Wet milieubeheer en waar geen melkrundvee, schapen, paarden, of dieren 'biologisch' en waar geen dieren worden gehouden uitsluitend of in hoofdzaak ten behoeve van natuurbeheer;
- d. glastuinbouw: de teelt van gewassen (nagenoeg) geheel met behulp van kassen;
- e. sierteelt en boomkwekerij: de teelt van tuin- en potplanten en/of bomen in open grond, in potten of in containers al dan niet met behulp van kassen en al dan niet gecombineerd met de handel in deze gewassen;
- f. fruitteelt: de teelt van fruit op open grond;
- g. intensieve kwekerij: de teelt van gewassen of dieren (anders dan bij wijze van intensieve veehouderij) (nagenoeg) zonder gebruik te maken van daglicht.
1.9 antennedrager
een antennemast of andere constructie bedoeld voor de bevestiging van een antenne;
1.10 antenne-installatie
een installatie bestaande uit een antenne, een antennedrager, de bedrading en de al dan niet in een techniekkast opgenomen apparatuur, met de daarbij behorende bevestigingsconstructie;
1.11 archeologisch onderzoek
een onderzoek verricht door of namens een dienst of instelling die over een opgravingsvergunning beschikt;
1.12 archeologische verwachtingswaarde
de kans op het aantreffen van archeologische resten in een bepaald gebied;
1.13 archeologische waarde
de aan een gebied toegekende waarde in verband met de in dat gebied voorkomende overblijfselen uit oude tijden;
1.14 bebouwing
één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;
1.15 bed & breakfast
een aan de woonfunctie ondergeschikte toeristisch-recreatieve voorziening gericht op het bieden van de mogelijkheid tot overnachting en het serveren van ontbijt binnen de woning. Onder een bed & breakfast wordt niet verstaan overnachting noodzakelijk in verband met het verrichten van tijdelijke of seizoensgebonden werkzaamheden en/of arbeid, of permanente kamerverhuur;
1.16 bedrijf
een onderneming, niet zijnde een agrarisch bedrijf, gericht op het produceren, bewerken, herstellen, installeren of inzamelen van goederen, alsmede verhuur, opslag en distributie van goederen, waarbij eventueel detailhandel uitsluitend plaatsvindt als ondergeschikt onderdeel van de onderneming in de vorm van verkoop dan wel levering van ter plaatse vervaardigde, bewerkte of herstelde goederen dan wel goederen die in rechtstreeks verband staan met de uitgeoefende handelingen;
1.17 bedrijfsgebouw
een gebouw dat dient voor de uitoefening van een bedrijf;
1.18 bestaand
de bij of krachtens de Woningwet dan wel de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) aanwezige bouwwerken en de werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden, en het overige gebruik, die bestaan ten tijde van het inwerkingtreden van het bestemmingsplan;
1.19 bestaande afstand-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen
afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen, die op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan tot stand zijn gekomen of tot stand zullen komen met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Woningwet dan wel de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo);
1.20 bestemmingsgrens
de grens van een bestemmingsvlak;
1.21 bestemmingsvlak
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;
1.22 bevoegd gezag
bevoegd gezag zoals bedoeld in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;
1.23 bijgebouw
een opzichzelfstaand, al dan niet vrijstaand bij het hoofdgebouw behorend gebouw, dat door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw; functionele ondergeschiktheid is niet vereist;
1.24 bouwen
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;
1.25 bouwlaag
een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke bouwhoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw en zolder;
1.26 bouwperceel
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels, een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;
1.27 bouwperceelsgrens
een grens van een bouwperceel;
1.28 bouwvlak
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;
1.29 bouwwerk
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct, hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;
1.30 cultuurhistorische waarde
de aan een bouwwerk of gebied toegekende waarde gekenmerkt door het beeld dat is ontstaan door het gebruik dat de mens in de loop van de geschiedenis heeft gemaakt van dat bouwwerk of dat gebied in verband met ouderdom en/of historische gaafheid;
1.31 dak
iedere bovenbeëindiging van een gebouw;
1.32 detailhandel
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling voor de verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;
1.33 erf
het binnen de (woon)bestemming gelegen gedeelte van het bouwperceel, met uitzondering van het binnen het bouwvlak gelegen gedeelte van het bouwperceel;
1.34 evenementen
gebeurtenissen, gericht op een groot publiek, met betrekking tot kunst, sport, ontspanning en cultuur;
1.35 gebouw
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;
1.36 gebruiksmogelijkheden
de mogelijkheden om gronden en bouwwerken overeenkomstig de daaraan toegekende bestemming te gebruiken;
1.37 gewasbeschermingsmiddelen
een mengsel met één of meer werkzame stoffen bestemd om te worden gebruikt om:
- a. planten of plantaardige producten te beschermen tegen alle schadelijke organismen of de werking daarvan te voorkomen;
- b. levensprocessen van planten te beïnvloeden, voor zover het niet gaat om voedende stoffen;
- c. plantaardige producten te bewaren;
- d. ongewenste planten te doden; en
- e. delen van planten te vernietigen of een ongewenste groei van planten te remmen of te voorkomen.
1.38 hakhout
een of meer bomen die na te zijn geveld, opnieuw op de stronk uitlopen;
1.39 halfvrijstaande woning
een woning van het type twee-aaneengebouwd;
1.40 hoofdgebouw
een gebouw dat, gelet op de bestemming, zowel in ruimtelijk als in functioneel opzicht als het belangrijkste bouwwerk op een bouwperceel kan worden aangemerkt;
1.41 horecabedrijf
een bedrijf, waar bedrijfsmatig dranken en etenswaren voor gebruik ter plaatse worden verstrekt en/of waarin bedrijfsmatig logies wordt verstrekt, al dan niet in combinatie met een vermaaksfunctie, met uitzondering van een erotisch getinte vermaaksfunctie;
1.42 houtopstand
hakhout, een houtwal of een of meer bomen;
1.43 kampeermiddel
een tent, een tentwagen, een kampeerauto, een caravan of een stacaravan, dan wel enig ander daarmee vergelijkbaar voertuig of onderkomen, dat geheel of ten dele is bestemd of opgericht dan wel wordt of kan worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf;
1.44 kap
iedere bovenbeëindiging van een gebouw met een zekere helling;
1.45 landschapswaarde
de aan een gebied toegekende waarde met betrekking tot het waarneembare deel van de aardoppervlakte, die wordt bepaald door de herkenbaarheid van gebiedskenmerken en de identiteit van de onderlinge samenhang tussen levende en niet-levende natuur;
1.46 langdurig
ten minste 14 tot 18 uur per dag gedurende minimaal 1 jaar;
1.47 maatschappelijke voorzieningen
educatieve, sociaal-medische, sociaal-culturele, levensbeschouwelijke voorzieningen en voorzieningen ten behoeve van overheidsdienstverlening, alsook ondergeschikte detailhandel en ondergeschikte horeca ten dienste van deze voorzieningen;
1.48 mantelzorg
de langdurige zorg die niet in het kader van een hulpverlenend beroep wordt geboden aan een hulpbehoevende door personen uit diens directe omgeving, waarbij zorgverlening rechtstreeks voortvloeit uit de sociale relatie en de gebruikelijke zorg van huisgenoten voor elkaar overstijgt;
1.49 meetverschil
een door de feitelijke terreininrichting aanwezig verschil tussen het beloop van lijnen in het veld en een aangegeven bestemmings- of bouwgrens;
1.50 milieusituatie
de waarde van een gebied in milieuhygiënische zin door de mate van scheiding tussen milieugevoelige en milieubelastende functies, daarbij in het bijzonder gelet op het voorkómen dan wel beperken van hinder door geur, stof, geluid, gevaar, licht en/of trilling;
1.51 natuurwaarde
de aan een gebied toegekende waarde in verband met de aanwezige flora en fauna;
1.52 normale onderhouds- of exploitatiewerkzaamheden
werkzaamheden die regelmatig noodzakelijk zijn voor een goed beheer van de gronden en bouwwerken, waaronder begrepen de handhaving dan wel de realisering van de bestemming;
1.53 nutsvoorzieningen
een voorziening ten behoeve van de telecommunicatie en de gas-, water- en elektriciteitsdistributie, alsmede soortgelijke voorzieningen van openbaar nut, waaronder in ieder geval worden begrepen transformatorhuisjes, pompstations, gemalen, telefooncellen en zendmasten;
1.54 overkapping
elk ander bouwwerk dat een overdekte ruimte vormt zonder dan wel met ten hoogste één tot de constructie behorende wand;
1.55 pand
de kleinste bij de totstandkoming functioneel en bouwkundig-constructief zelfstandige eenheid die direct en duurzaam met de aarde is verbonden en betreedbaar en afsluitbaar is;
1.56 peil
- a. voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst:
- 1. de hoogte van de weg ter plaatse van die toegang;
- b. voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst:
- 1. de bouwhoogte van het terrein ter hoogte van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw;
- c. voor het bouwen van bouwwerken in, op of over het water:
- 1. de hoogte van het gemiddelde waterpeil;
1.57 prostitutie
het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding;
1.58 seksinrichting
de voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte, waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht.
Onder een seksinrichting wordt in elk geval verstaan: een sekstheater, een parenclub of een prostitutiebedrijf, waaronder tevens begrepen een erotische-massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar;
1.59 stacaravan
een zelfstandig verrijdbaar bouwwerk, bestaande uit een lichte constructie en uit lichte materialen met wielas, dat naar de aard en de inrichting is bedoeld voor recreatief dag- en/of nachtverblijf, die gedurende meerdere jaren op een kampeerterrein op dezelfde plaats blijft staan en als kampeermiddel valt aan te merken;
1.60 standplaats voor kampeermiddel
een gedeelte van een terrein bestemd voor de plaatsing van een kampeermiddel, inclusief bij dat kampeermiddel behorende ondergeschikte onderkomens, zoals bijzettenten;
1.61 straat- en bebouwingsbeeld
de waarde van een gebied in stedenbouwkundige zin door de mate van samenhang in aanwezige bebouwing, daarbij in het bijzonder gelet op een goede verhouding tussen bouwmassa en open ruimte, een goede bouwhoogte- en breedteverhouding tussen de bebouwing onderling en de samenhang in bouwvorm en ligging tussen bebouwing die ruimtelijk op elkaar georiënteerd is;
1.62 uitbouw
een gebouw dat als vergroting van een bestaande ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw, welk gebouw door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;
1.63 vellen
vellen, rooien, met inbegrip van verplanten, alsmede het verrichten van handelingen die de dood of ernstige beschadiging of ontsiering van houtopstand ten gevolge kunnen hebben;
1.64 verkeersveiligheid
de waarde van een gebied voor de veiligheid van het verkeer door de mate van overzichtelijkheid en vrij uitzicht (met name bij kruisingen van wegen en uitritten) en de (mogelijke) effecten van bebouwing en overige inrichtingselementen op de gedragingen van verkeersdeelnemers;
1.65 voorgevel
de gevel van het hoofdgebouw die door zijn aard, functie, constructie of uitstraling als belangrijkste gevel kan worden aangemerkt;
1.66 waterbergingsgebied
een gebied waar, in tijden van overvloedige neerslag, water tijdelijk vastgehouden kan worden;
1.67 woning
een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden c.q. een groep van personen, die gebruik maken van voor bewoning gemeenschappelijke voorzieningen, zoals keuken, toilet en douche;
1.68 woonhuis
een gebouw dat één woning omvat en dat qua uiterlijke verschijningsvorm als een eenheid beschouwd kan worden.
Artikel 2 Wijze Van Meten
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
2.1 de dakhelling
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;
2.2 de goothoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;
2.3 de inhoud van een bouwwerk
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;
2.4 de bouwhoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een overig bouwwerk met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;
2.5 de oppervlakte van een bouwwerk
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;
2.6 de lengte, breedte en diepte van een gebouw
tussen (de lijnen, getrokken door) de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren);
2.7 de afstand tussen bouwwerk
de afstand tussen bouwwerken onderling alsmede de afstand van bouwwerken tot perceelsgrenzen worden daar gemeten waar deze afstand het kleinst is;
2.8 de bouwhoogte van een antenne-installatie
- a. in geval van een vrijstaande (schotel)antenne-installatie:
- 1. tussen het peil en het hoogste punt van de (schotel)antenne-installatie;
- b. in geval van een op of aan een bouwwerk gebouwde (schotel)antenne-installatie:
- 1. tussen de voet van de (schotel)antenne-installatie en het hoogste punt van de (schotel)antenne-installatie;
2.9 diepte van een werk of werkzaamheid
vanaf maaiveld.
Bij het meten worden ondergeschikte bouwdelen, als plinten, pilastres, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van bouw- en bestemmingsgrenzen niet meer dan 1 m bedraagt.
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Agrarisch
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Agrarisch' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. de uitoefening van een agrarisch bedrijf zoals genoemd in Artikel 1 lid 1.8 onder a, b, e en f;
alsmede voor:
- b. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals groen, nutsvoorzieningen, voet- en fietspaden, water en voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding waaronder ook voorzieningen ten behoeve van het tijdelijk bergen van water;
3.2 Bouwregels
Voor het bouwen gelden de volgende regels:
- a. op of in deze gronden mogen geen gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd;
- b. in afwijking van het bepaalde onder a geldt dat:
- 1. erf- of terreinafscheidingen;
- 2. veekeringen;
ook buiten het bouwvlak gerealiseerd mogen worden.
- c. verder geldt het volgende:
- 1. erf- of terreinafscheidingen mogen een bouwhoogte hebben van maximaal 1,00 meter;
- 2. overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mogen een bouwhoogte hebben van maximaal 3,00 meter.
3.3 Specifieke gebruiksregels
Met betrekking tot het gebruik van gronden en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
- a. buitenopslag is niet toegestaan;
- b. het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen zoals genoemd in Artikel 1 lid 1.37 is niet toegestaan.
3.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
3.5 Wijzigingsbevoegdheden
Artikel 4 Verkeer - Verblijf
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Verkeer - Verblijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. voet- en rijwielpaden;
- b. parkeervoorzieningen;
- c. evenementen;
met daaraan ondergeschikt:
- d. nutsvoorzieningen, groenvoorzieningen en water, waterhuishoudkundige voorzieningen, parkeervoorzieningen, speelvoorzieningen en paden;
met de daarbijbehorende:
- e. bouwwerken, geen gebouw zijnde;
- f. erven en terreinen.
4.2 Bouwregels
Het bouwen op de gronden met de bestemming 'Verkeer - Verblijf' is aan een aantal regels gebonden.
Artikel 5 Woongebied
5.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Woongebied' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. een woning;
- b. aan huis verbonden beroep;
bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals:
- c. erven en erfontsluitingswegen;
- d. groenvoorzieningen;
- e. evenementen;
- f. nutsvoorzieningen;
- g. parkeervoorzieningen;
- h. tuinen;
- i. waterhuishoudkundige voorzieningen zoals waterpartijen, waterbergingsvoorzieningen, wadi's, oevers en taluds;
met de daarbijbehorende:
- j. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
- k. erven en terreinen;
met dien verstande dat:
- l. de uitoefening van een aan huis verbonden beroep is toegestaan, mits:
- 1. het gedeeltelijk gebruik van de woning voor de beoefening van het aan huis verbonden beroep niet meer dan 1/3 van het bruto-vloeroppervlak van de woning beslaat, dit tot een maximum van 80 m²;
- 2. de uitoefening van een beroep aan huis in de op het perceel aanwezige bijgebouwen niet leidt tot aantasting van de in het Bouwbesluit geëiste minimale oppervlakte aan huishoudelijke berging, met dien verstande dat het maximum van 80 m² in de woning en bijgebouwen tezamen niet wordt overschreden;
- 3. vooraf is aangetoond dat een eventuele verkeersaantrekkende werking als gevolg van de vestiging van het aan huis verbonden beroep niet leidt tot verkeers-, parkeer-, geluids- en stankoverlast;
- 4. de activiteit die het aan huis verbonden beroep behelst niet vergunningplichtig is in zake de Wet milieubeheer. Wanneer de activiteit meldingsplichtig is inzake de Wet milieubeheer kan een aanvullend onderzoek naar akoestiek, milieu, externe veiligheid en verkeersaspecten worden verlangd.
5.2 Bouwregels
Het bouwen op de gronden met de bestemming 'Woongebied' is aan een aantal regels gebonden.
5.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing ten behoeve van:
- a. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
- b. een goede woonsituatie;
- c. de verkeersveiligheid;
- d. de fysieke en externe veiligheid;
- e. de sociale veiligheid;
- f. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
5.4 Afwijken van de bouwregels
5.5 Specifieke gebruiksregels
Het gebruik van de gronden en bouwwerken met de bestemming 'Woongebied' is aan een aantal beperkingen gebonden.
De gronden en bouwwerken mogen niet:
- a. worden gebruikt voor een aan-huis-verbonden beroep of bedrijf, als:
- 1. het bedrijfsvloeroppervlak voor een aan-huis-verbonden beroep of bedrijf meer bedraagt dan 35% van het vloeroppervlak van de maximaal toegestane bebouwing op een bouwperceel;
- 2. het bedrijfsvloeroppervlak voor een aan-huis-verbonden beroep of bedrijf meer bedraagt dan 80 m²;
- 3. er horeca (niet zijnde bed & breakfast) of detailhandel plaatsvindt, behalve als die verkoop beperkt en ondergeschikt is aan de uitoefening van de bedrijfsmatige activiteiten;
- 4. niet wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid;
- 5. het gebruik een nadelige invloed heeft op de afwikkeling van het verkeer;
- 6. één van de bewoners van de woning niet de eigenaar / bedrijfsleider is van het bedrijf;
- b. worden gebruikt voor bewoning als het een vrijstaand bijgebouw betreft;
- c. worden gebruikt voor detailhandel of maatschappelijke voorzieningen.
Artikel 6 Waarde - Landschap - 2
6.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Landschap - 2' aangewezen gronden zijn - behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) - bestemd voor behoud, versterking en ontwikkeling van waarden die samenhangen met de kommen, te weten:
- a. openheid;
met dien verstande dat:
- b. omschakeling naar fruit- en sierteelt en boomkwekerij zoals opgenomen in Artikel 3 lid 3.1 op gronden met deze dubbelbestemming niet is toegestaan.
6.2 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 7 Waterstaat - Waterbergingsgebied
7.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waterstaat - Waterbergingsgebied' aangewezen gronden zijn – behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) – mede bestemd voor de instandhouding van primaire watergebieden.
De regels van deze dubbelbestemming gelden primair ten opzichte van de regels van iedere andere bestemming, waarmee deze dubbelbestemming samenvalt.
7.2 Bouwregels
Voor het bouwen gelden de volgende regels:
- a. op de gronden mogen ten behoeve van de in lid 7.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd;
- b. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 1 m.
7.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 8 Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 9 Algemene Bouwregels
9.1 Ondergeschikte bouwdelen
Bij toepassing van het bepaalde ten aanzien van de oppervlakte en inhoud van een bouwwerk worden ondergeschikte bouwdelen als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, erkers, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits deze bouwdelen niet meer dan 1,00 meter buiten het gevel- of dakvlak uitsteken.
Bij toepassing van het bepaalde ten aanzien van de goot- en bouwhoogte van een bouwwerk worden wolfseinden buiten beschouwing gelaten.
9.2 Meetverschil
Bij toepassing van het bepaalde in het plan ten aanzien van het bouwen binnen bouwvlakken of bestemmingsvlakken, worden afwijkingen ten gevolge van meetverschillen buiten beschouwing gelaten, mits dat meetverschil, mede gelet op de aard en omvang van hierdoor toegelaten of toe te laten (bouw)werken of werkzaamheden, als van zeer beperkte betekenis kan worden aangemerkt.
9.3 Parkeren
9.4 Antennemast
Ter plaatse van de aanduiding 'antennemast' mag, in afwijking van het bepaalde ten aanzien van de bestemmingen, een mast en antenne-installatie worden gebouwd.
Artikel 10 Algemene Gebruiksregels
10.1 Strijdig gebruik
Tot een gebruik, strijdig met de gegeven bestemmingen, wordt in ieder geval gerekend:
- a. het gebruik van de gronden voor het storten van puin en afvalstoffen;
- b. het gebruik van de gronden voor de opslag van schroot, afbraak- en bouwmaterialen, anders dan voor de uitvoering van krachtens de bestemming toegelaten bouwactiviteiten en werken en werkzaamheden;
- c. het gebruik van de gronden voor de stalling en opslag van (aan het oorspronkelijk gebruik onttrokken) voer-, vaar- of vliegtuigen;
- d. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting;
- e. het gebruik van de gronden als standplaats voor kampeermiddelen.
10.2 Parkeren
Het bevoegd gezag kan pas een omgevingsvergunning verlenen voor het gebruik van gronden, met inachtneming van het volgende:
- a. in het geval van nieuwbouw, uitbreiding of functiewijziging van gebouwen en/of voorzieningen, dient op eigen terrein te worden voorzien in voldoende parkeergelegenheid;
- b. er is sprake van voldoende parkeergelegenheid, indien:
- 1. Voldaan wordt aan de parkeernormen zoals die zijn opgenomen in de Beleidsregels parkeren Olst-Wijhe (zie Bijlage 2) met dien verstande dat indien voornoemde beleidsregels gedurende de planperiode worden gewijzigd, rekening wordt gehouden met die wijziging;
- 2. De parkeerplaatsen voldoen aan de verdere eisen (maatvoering) die zijn opgenomen in de Beleidsregels parkeren Olst-Wijhe (zie Bijlage 2) met dien verstande dat indien voornoemde beleidsregels gedurende de planperiode worden gewijzigd, rekening wordt gehouden met die wijziging.
Artikel 11 Algemene Afwijkingsregels
11.1 Bevoegdheid
Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van:
- a. de bij recht in de bestemmingsregels gegeven maten, afmetingen en percentages, tot ten hoogste 10% van die maten, afmetingen en percentages, indien dit om bouwtechnische redenen of om redenen van doelmatigheid van de bouw noodzakelijk is;
- b. de bestemmingsregels in die zin dat het beloop of het profiel van wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid en/of -intensiteit daartoe aanleiding geeft;
- c. de bestemmingsregels ten aanzien van de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, in die zin dat de bouwhoogte van de bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wordt vergroot tot ten hoogste 12,00 m;
- d. de bestemmingsregels ten aanzien van de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, in die zin dat de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van zend-, ontvangst- en/of sirenemasten, wordt vergroot tot ten hoogste 30,00 m;
- e. de bestemmingsregels ten aanzien van het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, in die zin dat de bouwhoogte van antenne-installaties ten behoeve van mobiele telecommunicatie op of aan een bouwwerk, wordt vergroot tot ten hoogste 5,00 m gemeten vanaf de voet van de antenne-installatie;
- f. de bestemmingsregels in die zin dat bouwgrenzen worden overschreden, indien:
- 1. dit wenselijk of noodzakelijk is in verband met een doelmatige verkaveling van de gronden dan wel een rationele uitvoering van het plan betreft en de afwijking niet meer bedraagt dan 3,00 m, voor zover het nieuwbouwplannen betreft;
- 2. een meetverschil daartoe aanleiding geeft in andere gevallen;
- g. de bestemmingsregels in die zin dat gebouwen als telefooncellen en toiletgebouwtjes, gebouwen ten behoeve van het openbaar vervoer of het trein- water- of wegverkeer, zoals wachthuisjes, alsmede kleinschalige openbare voorzieningen ten behoeve van detailhandel, sport, recreatie of cultuur, zoals kleedgebouwtjes, dug-outs, paviljoens, kiosken, dierenverblijven en kunstobjecten worden gebouwd, mits:
- 1. de oppervlakte van een gebouw ten hoogste 50 m² bedraagt;
- 2. een gebouw uit ten hoogste één bouwlaag bestaat;
- 3. de bouwhoogte van een gebouw ten hoogste 5,00 m bedraagt;
- h. de bestemmingsregels in die zin dat gebouwen ten behoeve van openbare nutsvoorzieningen en/of de telecommunicatie worden gebouwd, mits:
- 1. de oppervlakte van een gebouw ten hoogste 100 m² bedraagt;
- 2. een gebouw uit ten hoogste één bouwlaag bestaat;
- 3. de bouwhoogte van een gebouw ten hoogste 5,00 m bedraagt;
- i. de bestemmingsregels in die zin dat mag worden afgeweken van de regels ten aanzien van de minimale of van de maximale dakhelling van 0° tot en met 80°;
- j. het bepaalde ten aanzien van het bouwen van gebouwen binnen het bouwvlak, bestemmingsvlak c.q. maatvoeringsvlak in die zin dat de grenzen van het bouwvlak, bestemmingsvlak c.q. maatvoeringsvlak naar de buitenzijde worden overschreden door:
- 1. plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen en schoorstenen;
- 2. gevel- en kroonlijsten en overstekende daken;
- 3. erkers over maximaal 80% van de breedte van de gevel van het woonhuis waaraan wordt gebouwd;
- 4. ingangspartijen, luifels, balkons en galerijen;
mits de bouw- c.q. bestemmingsgrens met niet meer dan 1,50 m wordt overschreden;
- k. het bepaalde in de regels in die zin dat een (vrijstaand) bijgebouw/bedrijfsgebouw als afhankelijke woonruimte mag worden gebruikt, mits:
- 1. een afhankelijke woonruimte is noodzakelijk uit het oogpunt van mantelzorg;
- 2. mantelzorg in de vorm van inwoning behoort niet tot de mogelijkheden;
- 3. er is sprake van een tijdelijke situatie;
- 4. de afhankelijke woonruimte vormt een ruimtelijke eenheid met de hoofdwoning;
- 5. de afhankelijke woonruimte wordt binnen de bestaande bouwmogelijkheden gerealiseerd;
- 6. de afhankelijke woonruimte mag niet leiden tot onevenredige parkeerdruk;
- 7. er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de in het geding zijnde belangen van derden, waaronder die van omwonenden en (agrarische) bedrijven;
- 8. de afhankelijke woonruimte is gesitueerd binnen het bouwvlak en voldoet aan de regels inzake bijgebouwen, met dien verstande dat de oppervlakte van de afhankelijke woonruimte niet meer dan 50 m² bedraagt;
- 9. een afhankelijke woonruimte heeft geen zelfstandig recht op bijgebouwen;
- 10. een verzoek om afwijking wordt voorgelegd aan een deskundige met de vraag of aan het bepaalde onder 1 wordt voldaan.
11.2 Toetsingscriteria
De in lid 11.1 genoemde omgevingsvergunning kan uitsluitend worden verleend indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:
- a. het straat- en bebouwingsbeeld;
- b. de woonsituatie;
- c. de milieusituatie;
- d. de verkeerssituatie;
- e. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken.
Artikel 12 Algemene Wijzigingsregels
12.1 Aanduiding antennemast
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de ligging van de aanduiding 'antennemast' als volgt te wijzigen:
- a. het verschuiven van de grenzen van de aanduiding;
- b. het verwijderen van de aanduiding uit het plan.
Artikel 13 Overige Regels
13.1 Werking wettelijke regelingen
De wettelijke regelingen waarnaar in de regels wordt verwezen, gelden zoals deze luiden op het moment van vaststelling van het plan.
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 14 Overgangsrecht
14.1 Overgangsrecht bouwwerken
- a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
- 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
- 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
- b. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het bepaalde in sublid a. een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het sublid a. met maximaal 10%.
- c. Sublid a. is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
14.2 Overgangsrecht gebruik
- a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
- b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in sublid a., te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
- c. Indien het gebruik, bedoeld in sublid a., na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
- d. Sublid a. is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Artikel 15 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als:
bestemmingsplan Bestemmingsplan Boskamp, Dahliastraat 25.
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding
Voorliggend bestemmingsplan heeft betrekking op het perceel van de voormalige basisschool De Klimboom in Boskamp (hierna: plangebied). De basisschool staat sinds enkele jaren leeg en de wens is om dit terrein te herontwikkelen tot woningen. Op het terrein worden maximaal 19 woningen ontwikkeld. De nieuwe woningen zijn in het bijzonder ontworpen voor starters/jongeren uit de kern Boskamp. Aan de noordzijde van de ontwikkellocatie liggen agrarische percelen. Vanwege mogelijke negatieve effecten op de gezondheid is het wenselijk het gebruik van bestrijdingsmiddelen tot een afstand van 50 meter van de woningen uit te sluiten. Een zone tot 50 meter van de ontwikkellocatie maakt daarom deel uit van het plangebied.
De voorgenomen ontwikkeling is op basis van de geldende bestemmingsplannen niet toegestaan, vanwege het ontbreken van bouw- en gebruiksmogelijkheden ter plaatse. Om de voorgenomen ontwikkeling mogelijk te maken is het noodzakelijk om het bestemmingsplan te herzien. Het voorliggende bestemmingsplan voorziet in de gewenste juridisch-planologische kaders. In deze toelichting wordt aangetoond dat het voornemen in overeenstemming is met een goede ruimtelijke ordening en vanuit ruimtelijk en planologisch oogpunt verantwoord is.
1.2 Ligging En Begrenzing Plangebied
De voormalige basisschool De Klimboom ligt in het dorp Boskamp. Het plangebied bestaat uit de percelen die kadastraal bekend staan als Gemeente Olst, sectie E, nummers 3940, 4099 en een gedeelte van perceel 4100. Daarnaast beslaat het plangebied een zone in sectie H, nummers 2155, 2288 en 3751. Onderstaande afbeelding toont de globale ligging en begrenzing van het plangebied. Voor de exacte begrenzing wordt verwezen naar de verbeelding van dit bestemmingsplan.
![]() |
Afbeelding 1.1 Globale ligging en begrenzing plangebied (Bron: OpenStreetMap) |
1.3 Huidig Planologisch Regime
1.3.1 Algemeen
Ter plaatse van het plangebied zijn de volgende bestemmingsplannen van kracht:
Locatie De Klimboom | Locatie buitengebied |
Bestemmingsplan "Boskamp" (vastgesteld op 27 februari 2017) | Bestemmingsplan "Buitengebied tweede herziening" (vastgesteld op 16 oktober 2017) |
"Parapluplan Parkeren" (vastgesteld op 10 september 2018) | "Parapluplan Parkeren" (vastgesteld op 10 september 2018) |
"Bestemmingsplan Buitengebied Olst-Wijhe" (vastgesteld op 12 april 2021) |
In voorliggend geval zijn met name de regels en verbeelding relevant van bestemmingsplan "Boskamp" en "Bestemmingsplan Buitengebied Olst-Wijhe". In het bestemmingsplan "Parapluplan parkeren" is een aanvullende regeling ten aanzien van parkeren neergelegd. Deze regeling is overgenomen in het voorliggende bestemmingsplan. Hier wordt in paragraaf 4.9 verder op ingegaan. Hieronder wordt nader ingegaan op de geldende planologische situatie.
1.3.2 Geldende bestemmingen
Op grond van het bestemmingsplan "Boskamp" is het plangebied voorzien van de bestemming 'Groen' en 'Maatschappelijk'. Ter plaatse van het aanwezige bouwvlak gelden verschillende bouw- en goothoogtes, die met aanduidingen zijn aangegeven. In het "Bestemmingsplan Buitengebied Olst-Wijhe" heeft het plangebied de bestemming 'Agrarisch'. Daarnaast zijn de volgende dubbelbestemmingen op (delen van) het plangebied van toepassing: 'Waarde - Landschap - 2' en 'Waterstaat - Waterbergingsgebied'.
Op de onderstaande afbeelding zijn de geldende bestemmingen in het plangebied weergeven van zowel bestemmingsplan "Boskamp" als "Bestemmingsplan Buitengebied Olst-Wijhe".
![]() |
Afbeelding 1.2: Geldende planologische situatie (Bron: Ruimtelijkeplannen.nl) |
Agrarisch
De voor 'Agrarisch' aangewezen gronden zijn bestemd voor de uitoefening van een agrarisch bedrijf alsmede voor bij deze bestemming behorende voorzieningen. Gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd.
Groen
De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn met name bestemd voor groenvoorzieningen, met daaraan onder meer ondergeschikt wegen en paden.
Maatschappelijk
De voor 'Maatschappelijk' aangewezen gronden zijn onder meer bestemd voor maatschappelijke voorzieningen en wonen, met de daarbijbehorende gebouwen en andere bouwwerken, tuinen, erven en terreinen. Een gebouw mag niet buiten gronden ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' worden gebouwd en een maximale goot- en bouwhoogte hebben die niet groter is dan de ter plaatse van de aanduiding 'maximum goot- en bouwhoogte (m)' aangegeven hoogte. In dit geval bedraagt de maximale bouwhoogte 5 meter en de maximale goothoogte 3,5 meter. Op een gedeelte binnen het bouwvlak is alleen de aanduiding 'maximum bouwhoogte' opgenomen. Ter plaatse van deze aanduiding geldt alleen een beperking voor de bouwhoogte, deze mag in dit geval maximaal 7 meter bedragen.
Waarde - Landschap - 2
De voor 'Waarde - Landschap - 2' aangewezen gronden zijn - behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) - bestemd voor behoud, versterking en ontwikkeling van waarden die samenhangen met de kommen, te weten: openheid.
Waterstaat - Waterbergingsgebied
De voor 'Waterstaat - Waterbergingsgebied' aangewezen gronden zijn – behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) – mede bestemd voor de instandhouding van primaire watergebieden.
De regels van deze dubbelbestemming gelden primair ten opzichte van de regels van iedere andere bestemming, waarmee deze dubbelbestemming samenvalt. Voor de bouwregels gelden aanvullende beperkingen voor bouwen buiten het bouwvlak.
1.3.3 Strijdigheid
Zoals in de aanleiding genoemd is het voornemen om in het plangebied maximaal 19 woningen te bouwen. Hoewel wonen is toegestaan binnen de bestemming 'Maatschappelijk' worden de woningen deels buiten het bestaande bouwvlak gebouwd. Om het voornemen te kunnen realiseren is daarom een herziening nodig van het geldende bestemmingsplan.
1.4 Leeswijzer
Na dit inleidende hoofdstuk wordt in Hoofdstuk 2 het plan beschreven. In Hoofdstuk 3 is een beschrijving van het relevante beleid opgenomen. In Hoofdstuk 4 wordt het project inhoudelijk op haalbaarheid getoetst aan de hand van het geldende beleid en (milieu)wetgeving. Hoofdstuk 5 gaat in op de waterparagraaf en Hoofdstuk 6 gaat in op de juridische aspecten en planverantwoording. Tot slot wordt in Hoofdstuk 7 ingegaan op de economische uitvoerbaarheid van het plan en bevat Hoofdstuk 8 de resultaten van het vooroverleg en de participatie.
Hoofdstuk 2 Planbeschrijving
2.1 Huidige Situatie
Het plangebied ligt in het dorp Boskamp. Aan de zuid- en oostzijde van het plangebied staan woningen. Het plangebied wordt aan het noorden begrenst door agrarische cultuurgrond. Aan de westzijde van het plangebied is een bosje aanwezig met daarachter enkele sportvoorzieningen.
In het plangebied zelf ligt het terrein van de voormalige basisschool De Klimboom. Dit terrein bevat het schoolgebouw, een berging en speelvoorzieningen. Op het terrein staan enkele bomen en hagen. Buiten het schoolterrein om staat er in het plangebied aan de westzijde een luchtalarmmast. Direct aan de noordzijde van het schoolterrein ligt een fietspad. Het fietspad is een doorgaande fietsroute naar Olst. Ten noorden van dit fietspad liggen agrarische cultuurgronden. Voor het resterende deel bestaat het plangebied uit grasland.
Op afbeelding 2.1 is het plangebied vanuit de lucht weergegeven. Hierbij is het plangebied indicatief met rode lijn aangegeven. Afbeelding 2.2 toont het straatbeeld van het schoolgebouw.
![]() |
Afbeelding 2.1: Luchtfoto van het plangebied (Bron: PDOK) |
![]() |
Afbeelding 2.2: Straatbeeld vanaf de Dahliastraat (Bron: Google Maps, oktober 2016) |
2.2 Toekomstige Situatie
Zoals in het vorige hoofdstuk is benoemd is het voornemen om het terrein van De Klimboom te herontwikkelen. Deze ontwikkeling staat niet op zichzelf, maar komt uit de Gebiedsagenda Boskamp. De ontwikkeling is een onderdeel van de 'gebiedsaanpak Boskamp'. De gewenste doelgroep van woningen op deze locatie zijn starters/jongeren uit het dorp Boskamp. De herontwikkeling bestaat uit de sloop van de bestaande bebouwing en het bouwen van 16 woningen. Het woningbouwprogramma bestaat uit zes twee-onder-één-kapwoningen en tien rijwoningen.
Vier woningen zijn sociale huurwoningen en drie woningen zijn 'vrije' sector woningen. De andere negen woningen zijn zogenoemde CPO-woningen. Het CPO (Collectief Particulier Opdrachtgeverschap) bestaat uit inwoners van het dorp Boskamp. Het CPO is opgericht zodat de woningen voor starters/jongeren uit het dorp Boskamp worden gebouwd.
Het moet worden voorkomen dat de hierboven beschreven toekomstige situatie niet meer gerealiseerd kan worden door stijgende rentekosten en oplopende bouwkosten. Om deze kosten te dekken wordt rekening gehouden met het eventueel toevoegen van woningen. Het kan zijn dat beneden-bovenwoningen gewenst zijn. Daarom moet ook een variant mogelijk zijn met dit type woningen. Vanwege deze redenen maakt dit bestemmingsplan maximaal 19 woningen mogelijk.
Daarnaast wordt een 'parkeerkoffer' met 16 parkeerplaatsen aangelegd, de overige ingetekende parkeerplekken zijn al aanwezig. Het plangebied wordt groen ingericht waarin onder andere een speelterreintje wordt aangelegd, zie afbeelding 2.3 en het stedenbouwkundig plan in Bijlage 1.
![]() |
Afbeelding 2.3 Beoogde situatie stedenbouwkundige opzet (Bron: Gemeente Olst-Wijhe) |
Naast de ontwikkeling van het schoolterrein wordt het bestaande fietspad verbreed. Het fietspad is een belangrijke fietsroute van Boskamp naar Olst. De bestaande alarminstallatie (WAS mast) blijft behouden. In de toekomst kan het echter zijn dat het huidige alarmsysteem verdwijnt, waardoor flexibiliteit in de planregels gewenst is. Tot slot zijn er mogelijke gezondheidsrisico's verbonden aan het gebruik van bestrijdingsmiddelen voor de landbouw. Het is daarom gewenst om, vanaf de woningen gemeten, in een zone van 50 meter het gebruik van bestijdingsmiddelen uit te sluiten. Voor de verantwoording van de planregels van voorliggend bestemmingsplan wordt verwezen naar paragraaf 6.3.
Hoofdstuk 3 Beleidskader
Dit hoofdstuk beschrijft, voor zover van belang, het rijks-, provinciaal en gemeentelijk beleid. Naast de belangrijkste algemene uitgangspunten worden de specifieke voor dit plangebied geldende uitgangspunten weergegeven.
3.1 Rijksbeleid
3.1.1 De Nationale Omgevingsvisie
De Nationale Omgevingsvisie (NOVI) biedt een duurzaam perspectief voor de Nederlandse leefomgeving. Hiermee kunnen we inspelen op de grote uitdagingen die voor ons liggen. De NOVI biedt een kader, geeft richting en maakt keuzes waar dat kan. Tegelijkertijd is er ruimte voor regionaal maatwerk en gebiedsgerichte uitwerking. Omdat de verantwoordelijkheid voor het omgevingsbeleid voor een groot deel bij provincies, gemeenten en waterschappen ligt, kunnen inhoudelijke keuzes in veel gevallen het beste regionaal worden gemaakt. Met de NOVI zet de Rijksoverheid een proces in gang waarmee keuzes voor onze leefomgeving sneller en beter gemaakt kunnen worden.
Aan de hand van een toekomstperspectief op 2050 brengt de NOVI de langetermijnvisie in beeld. Op nationale belangen wil het Rijk sturen en richting geven. Die komen samen in vier prioriteiten:
- Ruimte voor klimaatadaptatie en energietransitie;
- Duurzaam economisch groeipotentieel;
- Sterke en gezonde steden en regio's;
- Toekomstbestendige ontwikkeling van het landelijk gebied.
De druk op de fysieke leefomgeving in Nederland is zo groot, dat belangen soms botsen. Het streven vanuit de NOVI is combinaties te maken en win-win situaties te creëren. Soms zijn er scherpe keuzes nodig en moeten belangen worden afgewogen. Hiertoe gebruikt de NOVI drie afwegingsprincipes:
- 1. Combinaties van functies gaan voor enkelvoudige functies: In het verleden is scheiding van functies vaak te rigide gehanteerd. Met de NOVI wordt gezocht naar maximale combinatiemogelijkheden tussen functies, gericht op een efficiënt en zorgvuldig gebruik van de ruimte;
- 2. Kenmerken en identiteit van een gebied staan centraal: wat de optimale balans is tussen bescherming en ontwikkeling, tussen concurrentiekracht en leefbaarheid, verschilt van gebied tot gebied. Sommige opgaven en belangen wegen in het ene gebied zwaarder dan in het andere;
- 3. Afwentelen wordt voorkomen: het is van belang dat de leefomgeving zoveel mogelijk voorziet in mogelijkheden en behoeften van de huidige generatie van inwoners zonder dat dit ten koste gaat van die van toekomstige generaties.
Toets aan initiatief
De NOVI laat zich niet specifiek uit over dergelijke kleinschalige ontwikkelingen. Het betreft een ontwikkeling waarbij geen nationale belangen in het geding zijn en er is geen sprake van enige belemmering met betrekking tot de prioriteiten zoals verwoord in de NOVI. Geconcludeerd wordt dat de NOVI geen belemmering vormt voor de in dit bestemmingsplan besloten ontwikkeling.
3.1.2 Besluit Algemene Regels Ruimtelijke Ordening
Het besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) zorgt voor de juridische borging van de nationale belangen, zoals omschreven in de SVIR. De Barro is op 22 augustus 2011 vastgesteld (en aangevuld op 28 augustus 2012) en heeft als doel goede ruimtelijke ordening te bevorderen vanuit een concreet nationaal plan. De algemene regels uit de Barro zorgen ervoor dat de nationale ruimtelijke belangen doorwerken tot op lokaal niveau.
Toets aan initiatief
Het onderliggende initiatief maakt geen deel uit van de nationale ruimtelijke hoofdstructuur. Hierdoor is de Barro niet van toepassing op het initiatief.
3.1.3 Ladder voor duurzame verstedelijking
3.1.4 Conclusie Rijksbeleid
De gewenste ontwikkeling is in overeenstemming met het rijksbeleid.
3.2 Provinciaal Beleid
Het provinciaal beleid is verwoord in tal van plannen. De belangrijkste plannen betreffen de Omgevingsvisie Overijssel (Actualisatie Omgevingsvisie 2022) en de daarbij behorende Omgevingsverordening Overijssel (Actualisatie Omgevingsverordening 2022).
3.2.1 Omgevingsvisie Overijssel
De Omgevingsvisie Overijssel is het integrale provinciale beleidsplan voor de fysieke leefomgeving van Overijssel. De hoofdambitie van de Omgevingsvisie is een toekomst vaste groei van welvaart en welzijn met een verantwoord beslag op de beschikbare natuurlijke hulpbronnen en voorraden.
Leidende thema's voor de Omgevingsvisie zijn:
- 1. Duurzaamheid;
- 2. Ruimtelijke kwaliteit.
Enkele belangrijke beleidskeuzes waarmee de provincie haar ambities wil realiseren zijn:
- door meer aandacht voor herstructurering wordt ingezet op een breed spectrum aan woon-, werk- en mixmilieu’s; dorpen en steden worden gestimuleerd hun eigen kleur te ontwikkelen;
- investeren in een hoofdinfrastructuur voor wegverkeer, trein, fiets en waarbij veiligheid en doorstroming centraal staan;
- zuinig en zorgvuldig ruimtegebruik; deze methode gaat ervan uit dat eerst het gebruik van de ruimte wordt geoptimaliseerd, dan de mogelijkheid van meervoudig ruimtegebruik wordt onderzocht en dan pas de mogelijkheid om het ruimtegebruik uit te breiden, wordt bekeken;
- ruimtelijke plannen ontwikkelen aan de hand van gebiedskenmerken en keuzes voor duurzaamheid.
3.2.2 Omgevingsverordening Overijssel
De provincie beschikt over een palet aan instrumenten waarmee zij haar ambities realiseert. Het gaat er daarbij om steeds de meest optimale mix van instrumenten toe te passen, zodat effectief en efficiënt resultaat wordt geboekt voor alle ambities en doelstellingen van de Omgevingsvisie. De keuze voor inzet van deze instrumenten is bepaald aan de hand van een aantal criteria. In de Omgevingsvisie is bij elke beleidsambitie een realisatieschema opgenomen waarin is aangegeven welke instrumenten de provincie zal inzetten om de verschillende onderwerpen van provinciaal belang te realiseren.
Eén van de instrumenten om het beleid uit de Omgevingsvisie te laten doorwerken is de Omgevingsverordening Overijssel. De Omgevingsverordening is het provinciaal juridisch instrument dat wordt ingezet voor die onderwerpen waarvoor de provincie eraan hecht dat de doorwerking van het beleid van de Omgevingsvisie juridisch geborgd is.
3.2.3 Uitvoeringsmodel Omgevingsvisie Overijssel
3.2.4 Conclusie toetsing aan het provinciaal beleid
De gewenste ontwikkeling is in overeenstemming met het provinciaal beleid.
3.3 Gemeentelijk Beleid
3.3.1 Structuurvisie 'Ruimte voor initiatief en innovatie' (2017)
De raad heeft op 4 december 2017 de nieuwe Structuurvisie Olst-Wijhe 'Ruimte voor initiatief en innovatie' vastgesteld. In deze structuurvisie is het beleidskader voor toekomstige ruimtelijke ontwikkelingen binnen de gemeente verwoord. De visie schetst het toekomstbeeld voor Olst-Wijhe op weg naar 2025.
Het doel / de speerpunten uit deze visie zijn:
- 1. Aantrekkelijk en veilig wonen voor jong en oud met passende toekomstbestendige maatschappelijke voorzieningen en mogelijkheden om te werken in en om de dorpen en buurtschappen.
- 2. Evenwicht tussen leefkwaliteit, bereikbaarheid en mobiliteit.
- 3. Vrijetijdsbesteding als impuls voor de lokale economie met de aantrekkelijke IJsselzone en 'IJsselfront Olst-Wijhe' als integrale gebiedsontwikkeling.
- 4. Versterken van toekomstbestendige landbouw en landgoederen en aandacht voor natuur- en landschapskwaliteiten.
- 5. Inzetten op het duurzaam vormgeven van nieuwe ontwikkelingen, op duurzame energie en energiebesparing in het kader van de energietransitie.
- 6. Samenwerken aan circulaire economie, aan vestigingsmogelijkheden voor lokale ondernemers en daar waar mogelijk innovatie bevorderen.
Volgens de visie gaat de gemeente Olst-Wijhe strategisch en flexibel om met de toevoeging van nieuwe woningen en hanteert daarbij onder meer de uitgangspunten dat vergevorderde woningbouwplannen op een goede manier worden afgerond en dat voorkeur wordt gegeven aan inbreiding boven uitbreiding in het landschap.
Toets aan initiatief
Met de voorliggende ontwikkeling wordt invulling gegeven aan de gemeentelijke ambities. In het ontwerp wordt de openbare ruimte groen ingericht en komt er een speelplaats. De nieuwe woningen worden gasloos gebouwd. Daarnaast sluit het plan aan bij de woningbouwbehoefte in de gemeente. Het plan voorziet in betaalbare woningen, die geschikt zijn voor starters op de woningmarkt. Geconcludeerd wordt dat het plan in overeenstemming is met de structuurvisie.
3.3.2 Woonvisie Olst-Wijhe 2022-2025
De hoofddoelstelling van de Woonvisie 2022-2025 luidt: Ontwikkelen van een toekomstbestendige eigenzinnige woongemeente waar we onze inwoners in staat stellen om goed te kunnen wonen.
Deze hoofddoelstelling sluit aan op de gekozen bestuurlijke focus, waarbij voor de komende 10 jaar een ambitie is uitgesproken om te groeien met 1000-1200 woningen. Daarbij wil de gemeente een aantrekkelijke woongemeente zijn die wordt gekenmerkt door groen, rust en sociale cohesie. En waar ruimte is voor innovatieve duurzame ontwikkelingen wat betreft wonen, de agrarische sector, economisch, recreatief en sociaal.
De belangrijkste pijlers voor deze Woonvisie zijn:
- A. Forse uitbreiding van het woningaanbod. De gemeente zet in op extra woningbouw de komende jaren, vooral rond de kernen Olst en Wijhe. Voor het dorp Wesepe liggen er ook kansen op extra nieuwbouw. Daarnaast passen we in de andere kernen maatwerk toe in afstemming met de betreffende kernen.
- B. Goede mix van doelgroepen en woningtypen. Differentiatie in de wijken, buurten en kernen is van groot belang voor de leefbaarheid. Dit wil de gemeente bevorderen door gerichte nieuwbouw en vernieuwing om daarmee de sociale samenhang te vergroten.
- C. Duurzaam, klimaat adaptief en natuur inclusief. De gemeente wil de woningen en woonomgeving inrichten die past bij de uitdagingen van deze tijd. Daarbij maakt de gemeente onder andere gebruik van de ervaringen die ze in de wijk Olstergaard opdoet.
- D. Sociaal en inclusief. Meedoen aan de samenleving, een samen redzame gemeenschap en aanvullende ondersteuning aan iedereen die dat nodig heeft staan centraal. Door aandacht voor leefbaarheid in de kernen en wijken en het bevorderen van ontmoeting in de directe woonomgeving kan inclusie worden versterkt.
Bij het woonprogramma richt de gemeente zicht in de eerste plaats op haar eigen inwoners. Bijzondere aandacht heeft de gemeente daarvoor ook voor de starters en voor de senioren. Starters komen moeilijk aan een passende betaalbare woning en voor de groeiende groep senioren zijn er ook te weinig geschikte woningen beschikbaar. Naast de primaire woningbouwopgave voor de eigen inwoners voegt de gemeente ook woningen toe voor mensen die zich van elders in de gemeente willen vestigen, in het bijzonder voor jonge gezinnen. Dat is immers de huidige praktijk op de woningmarkt en sluit aan op de ambitie om meer woningbouw te realiseren.
Om te borgen dat er voldoende betaalbare woningen worden gebouwd gaat de gemeente in Olst en Wijhe uit van de regionale afspraak om 30% te realiseren in de sfeer van sociale huur of betaalbare koop. Voor de andere kernen gaat de gemeente uit van maatwerk in de verhouding huur en koop.
Bij aantrekkelijk wonen hoort ook een prettige, leefbare woonomgeving. Door voort te borduren op de aanwezige waarden en kwaliteiten van onze wijken en kernen borgt de gemeente dat het DNA van de kernen behouden blijft. Zodoende bevordert de gemeente ook dat extra woningbouw niet leidt tot vermindering van de eigenheid van de kernen, maar er juist een bijdrage aan kan leveren. Ook is de groene omgeving een belangrijke kwaliteit voor Olst-Wijhe als woongemeente.
Toets aan initiatief
De voorgenomen ontwikkeling voorziet in de bouw van maximaal 19 woningen. De woningen worden gerealiseerd in het betaalbare segment, waarvan vier sociale huurwoningen. De doelgroep bestaat uit starters/jongeren uit het dorp Boskamp. Bij het ontwerp (zie Bijlage 1) wordt de openbare ruimte groen ingericht en wordt een speelplaats aangelegd. Verder worden de woningen ontworpen conform de stedenbouwkundige kenmerken van de omliggende buurt. De woningen worden gasloos gebouwd. Geconcludeerd wordt dat het initiatief in overeenstemming is met de Woonvisie 2022-2025.
3.3.3 Conclusie gemeentelijk beleid
De gewenste ontwikkeling is in overeenstemming met het gemeentelijke beleid.
Hoofdstuk 4 Toets Aan Ruimtelijke En Milieukundige Aspecten
Artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening bepaalt dat moet worden ingegaan op de uitvoerbaarheid van het plan. In dat kader dient te kunnen worden aangetoond dat de herziening van het bestemmingsplan niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening. Daarbij wordt onder meer het toekomstige gebruik afgezet tegen ruimtelijke en milieukundige omstandigheden ter plaatse en in de omgeving. In dit hoofdstuk vindt deze toets plaats voor aspecten die voor onderliggend initiatief relevant zijn.
4.1 Archeologie En Cultuurhistorie
4.1.1 Archeologie
4.1.2 Cultuurhistorie
4.1.3 Conclusie
De gewenste ontwikkeling is op basis van de aspecten archeologie en cultuurhistorie uitvoerbaar.
4.2 Ecologie
Bescherming in het kader van de natuur wet- en regelgeving is op te delen in gebieds- en soortenbescherming. Sinds 1 januari 2017 is het wettelijk kader ten aanzien van gebieds- en soortenbescherming vastgelegd in de Wet natuurbescherming. Bij gebiedsbescherming heeft men te maken met de Wet natuurbescherming en het Natuurnetwerk Nederland. Soortenbescherming gaat uit van de bescherming van dier- en plantensoorten.
4.2.1 Gebiedsbescherming
Natura 2000-gebieden
Natura 2000 is een samenhangend netwerk van natuurgebieden in Europa. Natura 2000 bestaat uit gebieden die zijn aangewezen in het kader van de Europese Vogelrichtlijn (79/409/EEG) en gebieden die zijn aangemeld op grond van de Europese Habitatrichtlijn (92/43/EEG). Deze gebieden worden in Nederland op grond van de Wet natuurbescherming beschermd.
Natuurnetwerk Nederland
Het Natuurnetwerk Nederland (NNN) is de kern van het Nederlandse natuurbeleid. Het NNN is in provinciale structuurvisies uitgewerkt. In of in de directe nabijheid van het NNN geldt het 'nee, tenzij' - principe. In principe zijn er geen ontwikkelingen toegestaan als zij de wezenlijke kenmerken of waarden van het gebied aantasten.
Situatie plangebied
Het plangebied bevindt zich op circa 1,5 kilometer van het dichtstbijzijnde Natura-2000 gebied 'Rijntakken'. Van direct negatieve effecten (geluid- en lichthinder) op het Natura 2000-gebied is geen sprake gezien de omvang van het project en de afstand tot het Natura-2000 gebied. Door GRAS Advies is een stikstofberekening opgesteld. Hiervoor wordt verwezen naar Bijlage 2. De realisatie- en gebruiksfase resulteren niet in een toename groter dan 0,00 mol N/ha/jr op nabijgelegen Natura 2000-gebieden. Hiermee is een significant negatief effect op Natura 2000-gebieden uitgesloten. Voor de voorgenomen ontwikkeling is er daarom m.b.t. stikstofdepositie geen vergunning Wet natuurbescherming onderdeel Gebiedsbescherming benodigd.
Het plangebied bevindt zich op circa 540 meter ten noorden van het dichtstbijzijnde NNN gebied. Het NNN kent geen externe werking. Geconcludeerd wordt dat het voornemen geen negatieve effecten heeft op het NNN.
4.2.2 Soortenbescherming
Wat betreft de soortbescherming is de Wet natuurbescherming van toepassing. Hierin wordt onder andere de bescherming van dier- en plantensoorten geregeld. Bij ruimtelijke ontwikkelingen dient te worden getoetst of er sprake is van negatieve effecten op de aanwezige natuurwaarden. Als hiervan sprake is, moet ontheffing of vrijstelling worden gevraagd.
Situatie plangebied
Door GRAS Advies is een Quickscan Flora en Fauna opgesteld en, naar aanleiding van dit onderzoek, een nader onderzoek naar vleermuizen uitgevoerd. Hiervoor wordt verwezen naar Bijlage 3 (quickscan) en Bijlage 4 (onderzoek vleermuizen). De belangrijkste conclusies en aanbevelingen zijn als volgt:
- 1. De aanwezigheid van beschermde soorten kan niet worden uitgesloten. Dit betreft de aanwezigheid van vleermuizen. Vervolgonderzoek wordt geadviseerd om de aanwezigheid van vleermuizen binnen het plangebied uit te sluiten.
- 2. Het plangebied is (onderdeel van) een leefgebied voor diverse zangvogels. Het is aannemelijk dat zangvogels de bosschages in het projectgebied als broedlocatie gebruiken. Een nader onderzoek is niet noodzakelijk, onder voorwaarde dat er buiten het broedseizoen om wordt gewerkt. Of onder voorwaarde dat eventuele nesten in de bosschages tijdens het broedseizoen niet worden verstoord. Het broedseizoen loopt globaal van 15 maart tot 15 juli, afhankelijk van de weersomstandigheden. Eerdere en latere broedgevallen zijn ook beschermd conform de Wet natuurbescherming. Mocht er binnen het broedseizoen werkzaamheden gepland staan dan moet het gebied maximaal drie dagen vóór aanvang van de werkzaamheden door een ecoloog worden vrijgegeven middels een broedvogelinspectie. Tijdens de werkzaamheden wordt aangeraden mitigerende maatregelen te treffen om het gebied broedvrij te houden.
- 3. De aannemer behoudt te allen tijde zijn of haar zorgplicht: "De zorgplicht houdt in dat eenieder voldoende zorg in acht moet nemen voor de in het wild levende planten en dieren, alsmede voor hun directe leefomgeving. In praktijk betekent dit het a) voorkomen, b) beperken en c) ongedaan maken van schadelijke handelingen voor de natuur.
Uit de resultaten van het nader onderzoek naar vleermuizen blijkt het volgende:
- 1. De aanwezigheid van vleermuizen kan redelijkerwijs worden uitgesloten.
- 2. Negatieve effecten op beschermde soorten als gevolg van de werkzaamheden kunnen worden uitgesloten. Een ontheffing op de Wet natuurbescherming is niet nodig.
Conclusie
De gewenste ontwikkeling is op basis van het aspect ecologie uitvoerbaar.
4.3 Bodem
Algemeen
Bij de vaststelling van een bestemmingsplan dient te worden bepaald of de aanwezige bodemkwaliteit past bij het toekomstige gebruik van die bodem en of deze aspecten optimaal op elkaar kunnen worden afgestemd. Om hierin inzicht te krijgen, dient doorgaans een bodemonderzoek te worden verricht conform de richtlijnen NEN 5740.
Verkennend bodemonderzoek en doorlatendheidsonderzoek
Door Greenhouse Advies is er een verkennend bodemonderzoek en doorlatendheidsonderzoek uitgevoerd, zie Bijlage 5. De conclusies staan hieronder puntsgewijs opgesomd:
- In zowel de bovengrond als het ondergrond zijn geen van de onderzochte componenten aangetroffen in gehalten boven de achtergrondwaarde of detectiegrens.
- Indicatief valt de bodem in de kwaliteitsklasse Achtergrondwaarde.
- Het grondwatermonster uit peilbuis 10 is licht verontreinigd met barium.
- Het onderzochte zand tot 1,25 m-mv biedt slechte tot redelijke mogelijkheden voor het infiltreren van hemelwater.
Naar aanleiding van de analyseresultaten is een nader onderzoek niet noodzakelijk. De analyseresultaten vormen milieuhygiënisch geen belemmering voor huidig en toekomstig gebruik (wonen met tuin).
Asbestinventarisatie
Door Greenhouse Advies is ook een asbestinventarisatie uitgevoerd, zie Bijlage 6. Tijdens het onderzoek zijn asbesthoudende toepassingen aangetroffen. Tijdens de inventarisatie waren geen situaties aanwezig welke beperkingen oplegden aan het uitgevoerde onderzoek. Een aanvullend onderzoek is niet noodzakelijk. Voorafgaande aan de asbestsanering/ sloopwerkzaamheden dient een sloopmelding te worden gedaan.
Conclusie
De gewenste ontwikkeling is op basis van het aspect bodem uitvoerbaar.
4.4 Geluid
Algemeen
De Wet geluidhinder (Wgh) bevat geluidnormen en richtlijnen over de toelaatbaarheid van geluidniveaus als gevolg van rail- en wegverkeerslawaai en industrielawaai. De Wgh geeft aan dat een akoestisch onderzoek moet worden uitgevoerd bij het voorbereiden van de vaststelling van een bestemmingsplan of het nemen van een omgevingsvergunning indien het plan een geluidgevoelig object mogelijk maakt binnen een geluidszone van een bestaande geluidsbron of indien het plan een nieuwe geluidsbron mogelijk maakt. Het akoestisch onderzoek moet uitwijzen of de wettelijke voorkeurswaarde bij geluidgevoelige objecten wordt overschreden en zo ja, welke maatregelen nodig zijn om aan de voorkeurswaarde te voldoen.
Situatie plangebied
De ontwikkeling bestaat uit het bouwen van maximaal 19 woningen. Een woning is volgens de Wgh aangemerkt als geluidsgevoelig object.
Wegverkeerslawaai
In artikel 74 van de Wgh is aangegeven dat wegen aan weerszijden van de weg een wettelijke geluidszone hebben waarvan de grootte is opgenomen in onderstaande tabel.
Aantal rijstroken | Stedelijk gebied | Buitenstedelijk gebied |
1 of 2 rijstroken | 200 m | 250 m |
3 of 4 rijstroken | 350 m | 400 m |
5 of meer rijstroken | 450 m | 600 m |
De hiervoor genoemde zones gelden niet voor:
- wegen die zijn aangeduid als woonerf (art 74.2);
- wegen waarvoor een maximumsnelheid van 30 km/uur geldt (art 74.2).
Het plangebied ligt op circa 175 meter afstand van de dichtstbijzijnde geluidsgezoneerde weg (Koekoeksweg). Het deel van de Koekoeksweg wat het dichtst bij het plangebied ligt is ingesteld als schoolzone waardoor de snelheid van het verkeer lager zal liggen. Daarnaast is er sprake van tussenliggende bebouwing met het plangebied. Op basis van onderzoeksresultaten van eerdere plannen in de omgeving is op voorhand duidelijk dat de voorkeursgrenswaarde niet wordt overschreden. Gesteld wordt dat ten aanzien van wegverkeerslawaai sprake is van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat.
Railverkeerslawaai
Het plangebied ligt op circa 870 meter afstand van de dichtstbijzijnde spoorweg (Deventer-Zwolle). Hierdoor is geen sprake van railverkeerslawaai en is nader onderzoek niet nodig.
Industrielawaai
Het plangebied maakt geen onderdeel uit van en ligt niet in de directe nabijheid van een gezoneerd industrieterrein. Wat betreft de invloed van individuele bedrijven wordt verwezen naar paragraaf 4.5 'milieuzonering'. Nadere toetsing aan industrielawaai is niet nodig.
Conclusie
De gewenste ontwikkeling is op basis van het aspect geluid uitvoerbaar.
4.5 Bedrijven En Milieuzonering
4.5.1 Algemeen
Zowel de ruimtelijke ordening als het milieubeleid stellen zich ten doel een goede kwaliteit van het leefmilieu te handhaven en te bevorderen. Dit gebeurt onder andere door milieuzonering. Onder milieuzonering verstaan we het aanbrengen van een voldoende ruimtelijke scheiding tussen milieubelastende bedrijven of inrichtingen enerzijds en milieugevoelige functies als wonen en recreëren anderzijds. De ruimtelijke scheiding bestaat doorgaans uit het aanhouden van een bepaalde afstand tussen milieubelastende en milieugevoelige functies. Die onderlinge afstand moet groter zijn naarmate de milieubelastende functie het milieu sterker belast. Milieuzonering heeft twee doelen:
- het voorkomen of zoveel mogelijk beperken van hinder en gevaar bij woningen en andere gevoelige functies;
- het bieden van voldoende zekerheid aan bedrijven dat zij hun activiteiten duurzaam onder aanvaardbare voorwaarden kunnen uitoefenen.
Voor de afstemming tussen functies kunnen de richtlijnen in de VNG-handreiking 'Bedrijven en milieuzonering' (2009) gehanteerd worden om de afstand te bepalen tussen woningen en de verschillende bedrijfscategorieën. Deze afstemming beperkt zich tot de volgende milieuaspecten met een ruimtelijke dimensie: geluid, geur, gevaar en stof.
In de VNG-uitgave 'Bedrijven en Milieuzonering' is een tweetal gebiedstypen onderscheiden; 'rustige woonwijk' en 'gemengd gebied'. Een rustige woonwijk is een woonwijk die is ingericht volgens het principe van functiescheiding. Overige functies komen vrijwel niet voor. Langs de randen is weinig verstoring van verkeer. Op basis van de VNG-uitgave wordt het buitengebied gerekend tot een met het omgevingstype 'rustige woonwijk' vergelijkbaar omgevingstype.
Het omgevingstype 'gemengd gebied' wordt in de VNG-uitgave 'Bedrijven en milieuzonering' omschreven als een gebied met een matige tot sterke functiemenging waarbij bijvoorbeeld direct naast woningen andere functies voor kunnen komen zoals winkels, horeca en kleine bedrijven.
De richtafstanden (met uitzondering van het aspect gevaar) uit het omgevingstype rustige woonwijk kunnen, zonder dat dit ten koste gaat van het woon- en leefklimaat, met één afstandsmaat worden verlaagd indien sprake is van een 'gemengd gebied'. Daarbij wordt in de VNG-uitgave 'Bedrijven en milieuzonering' opgemerkt dat het vanuit het oogpunt van efficiënt ruimtegebruik de voorkeur verdient functiescheiding niet verder door te voeren dan met het oog op een goed woon- en leefklimaat noodzakelijk is.
Het plangebied bevindt zich in een woonwijk in het dorp Boskamp. Hierdoor kan het omgevingstype het beste gekaraktiseerd worden als 'rustige woonwijk'.
4.5.2 Situatie plangebied
Algemeen
Aan de hand van vorenstaande regeling is onderzoek verricht naar de feitelijke situatie. De VNG-uitgave 'Bedrijven en Milieuzonering' geeft een eerste inzicht in de milieuhinder van inrichtingen. Er wordt bij het realiseren van nieuwe bestemmingen gekeken te worden naar de omgeving waarin de nieuwe bestemmingen gerealiseerd worden. Hierbij spelen twee vragen en rol:
- past de nieuwe functie in de omgeving? (externe werking);
- laat de omgeving de nieuwe functie toe? (interne werking).
Externe werking
Hierbij gaat het met name om de vraag of de voorgenomen ruimtelijke ontwikkeling leidt tot een situatie die, vanuit hinder of gevaar bezien, in strijd is te achten met een goede ruimtelijke ordening. Daarvan is sprake als het woon- en leefklimaat van omwonenden in ernstige mate wordt aangetast of het plan leidt tot hinder of belemmeringen voor de bedrijven in de omgeving.
De voorgenomen ontwikkeling voorziet niet in het realiseren van een milieubelastende activiteit voor de omgeving. Van enige vorm van aantasting van het woon- en leefklimaat van omwonenden is dan ook geenszins sprake.
Interne werking
Hierbij gaat het om de vraag of de nieuwe functies binnen het plangebied hinder ondervinden van bestaande functies in de omgeving.
Onderstaande tabel geeft een overzicht van de in de omgeving voorkomende milieubelastende activiteiten, inclusief de bijbehorende richtafstand. Gemeten wordt tot de beoogde locatie van de woningen in het plangebied.
Adres | Milieubelastende functie | Grootste afstand (aspect) | Werkelijke afstand |
Koekoeksweg 11 | Veldsportcomplex (met verlichting) | 50 m (geluid) | 55 m |
Koekoeksweg 19 | Handel in auto's en motorfietsen, reparatie- en servicebedrijven | 30 m (geluid) | 125 m |
Boskamp 21 | Verpleeghuizen | 30 m (geluid) | 105 m |
Uit bovenstaande tabel blijkt dat aan de richtafstanden wordt voldaan. Het veldsportcomplex ligt het dichtst bij het plangebied. Echter zijn er al woningen op kortere afstand tot het sportcomplex gelegen (namelijk aan de Hyacintstraat en Begoniastraat). Uitvoering van het voornemen levert dus geen extra belemmeringen op voor de bedrijfsvoering van het sportcomplex.
4.5.3 Conclusie
De gewenste ontwikkeling is op basis van het aspect bedrijven en milieuzonering uitvoerbaar.
4.6 Externe Veiligheid
4.6.1 Algemeen
Externe veiligheid is een beleidsveld dat is gericht op het beheersen van risico's die ontstaan voor de omgeving bij de productie, de opslag, de verlading, het gebruik en het transport van gevaarlijke stoffen. Bij nieuwe ontwikkelingen moet worden voldaan aan strikte risicogrenzen. Een en ander brengt met zich mee dat nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen moeten worden getoetst aan wet- en regelgeving op het gebied van externe veiligheid. Concreet gaat het om risicovolle bedrijven, vervoer gevaarlijke stoffen per weg, spoor en water en transport gevaarlijke stoffen via buisleidingen. Op de diverse aspecten van externe veiligheid is afzonderlijke wetgeving van toepassing. Voor risicovolle bedrijven gelden onder meer:
- het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi);
- de Regeling externe veiligheid (Revi);
- het Registratiebesluit externe veiligheid;
- het Besluit risico's zware ongevallen 2015 (Brzo 2015);
- het Vuurwerkbesluit.
Voor vervoer van gevaarlijke stoffen geldt de 'Wet Basisnet vervoer gevaarlijke stoffen' (Wet Basisnet). Dat vervoer gaat over water, spoor, wegen of door de lucht. De regels van het Basisnet voor ruimtelijke ordening zijn vastgelegd in:
- de Regeling basisnet;
- Besluit externe veiligheid transportroutes (Bevt);
- de (aanpassing) Regeling Bouwbesluit (veiligheidszone en plasbrandaandachtsgebied).
Regelgeving ten aanzien van transport van gevaarlijke stoffen per buisleiding is vastgelegd in het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb).
Het doel van wetgeving op het gebied van externe veiligheid is risico's waaraan burgers in hun leefomgeving worden blootgesteld vanwege risicovolle inrichtingen en activiteiten tot een aanvaardbaar minimum te beperken. Het is noodzakelijk inzicht te hebben in de kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten en het plaatsgebonden en het groepsrisico.
4.6.2 Situatie plangebied
Risicokaart
Aan de hand van de Risicokaart is een inventarisatie verricht van risicobronnen in en rond het projectgebied. Op de Risicokaart staan meerdere soorten risico's, zoals ongevallen met brandbare, explosieve en giftige stoffen, grote branden of verstoring van de openbare orde. In totaal worden op de Risicokaart dertien soorten rampen weergegeven. Afbeelding 4.2 geeft de situatie weer bij het plangebied. Het plangebied staat met een blauwe ster indicatief aangegeven.
![]() |
Afbeelding 4.2: Uitsnede digitale risicokaart (Bron: Atlas van de Leefomgeving) |
Uit de inventarisatie blijkt het volgende:
- Basisnet-spoortraject zonder PAG-indicatie: het plangebied ligt op circa 870 meter afstand van de spoorweg Deventer-Zwolle. Hiermee bevindt het plangebied zich buiten het invloedsgebied en is nadere verantwoording van groeps- of personenrisico niet nodig.
- Basisnet-binnenvaartroutes/Basisnet Water: het plangebied ligt op circa 1,8 kilometer van de binnenvaartroute over de IJssel. De uiterste grens van het bijbehorende explosieaandachtsgebied ligt op circa 1,5 kilometer afstand. Een nadere verantwoording van groeps- of personenrisico is niet nodig.
- Transport Buisleiding: het plangebied ligt op circa 750 meter van een gasbuisleiding (Gasunie). Uit nadere analyse blijkt dat de buisleiding een diameter heeft van 168 mm met een maximale werkdruk van 40 bar. Op basis van deze gegevens blijkt een 1% lethaliteitsgrens van 70 meter. Hier wordt ruimschoots aan voldaan. Een nadere verantwoording van groeps- of personenrisico is niet nodig.
- Ammoniak koelinstallatie: het plangebied ligt op circa 700 meter van de terreingrens van een ammoniak koelinstallatie. De dichtstbijzijnde grens van de bijbehorende PR 10-6 contour ligt op circa 680 meter. Gesteld wordt dat hiermee een nadere verantwoording van groeps- of personenrisico niet nodig is.
- Opslagtank gas: het plangebied ligt op circa 1,4 kilometer van de terreingrens van een opslagtank (propaan). Gelet op de afstand tot de terreingrens en bijbehorende PR 10-6 contour is een nadere verantwoording van groeps- of personenrisico niet nodig.
Niet gesprongen explosieven
Door de gemeente Olst-Wijhe is opdracht gegeven tot het uitvoeren van onderzoek naar niet gesprongen explosieven. Xplosure BV heeft een Vooronderzoek Ontplofbare Oorlogsresten WOII uitgevoerd. De resultaten staan opgenomen in Bijlage 7. Hieronder wordt op de conclusie ingegaan.
Uit het onderzoek komt naar voren dat er geen aanwijzingen zijn gevonden dat in het plangebied en de directe omgeving hiervan na WOII ontplofbare oorlogsresten in de bodem achtergebleven kunnen zijn. Daarom is het plangebied en de directe omgeving hiervan aangemerkt als onverdacht.
4.6.3 Conclusie
De gewenste ontwikkeling is op basis van het aspect externe veiligheid uitvoerbaar.
4.7 Luchtkwaliteit
Algemeen
Om een goede luchtkwaliteit in Europa te garanderen heeft de Europese unie een viertal kaderrichtlijnen opgesteld. De hiervan afgeleide Nederlandse wetgeving is vastgelegd in hoofdstuk 5, titel 2 van de Wet milieubeheer. Deze wetgeving staat ook bekend als de Wet luchtkwaliteit. In de Wet luchtkwaliteit staan onder meer de grenswaarden voor de verschillende luchtverontreinigende stoffen. Onderdeel van de Wet luchtkwaliteit zijn de volgende Besluiten en Regelingen:
- Besluit en de Regeling niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen);
- Besluit gevoelige bestemmingen (luchtkwaliteitseisen);
Besluit en de Regeling niet in betekenende mate bijdragen
Het Besluit niet in betekenende mate bijdragen (NIBM) staat bouwprojecten toe wanneer de bijdrage aan de luchtverontreiniging van het desbetreffende project niet in betekenende mate is. Het begrip “niet in betekenende mate” is gedefinieerd als 3% van de grenswaarden uit de Wet milieubeheer. Het gaat hierbij uitsluitend om stikstofdioxide (NO2) en fijn stof (PM10). Toetsing aan andere luchtverontreinigende stoffen uit de Wet luchtkwaliteit vindt niet plaats.
In de Regeling NIBM is een lijst met categorieën van gevallen (inrichtingen, kantoor- en woningbouwlocaties) opgenomen die niet in betekenende mate bijdragen aan de luchtverontreiniging. Enkele voorbeelden zijn:
- woningen: 1.500 met een enkele ontsluitingsweg;
- woningen: 3.000 met twee ontsluitingswegen;
- kantoren: 100.000 m2 bruto vloeroppervlak met een enkele ontsluitingsweg.
Als een ruimtelijke ontwikkeling niet genoemd staat in de Regeling NIBM kan deze nog steeds niet in betekenende mate bijdragen. De bijdrage aan NO2 en PM10 moet dan minder zijn dan 3% van de grenswaarden.
Besluit gevoelige bestemmingen
Dit besluit is opgesteld om mensen die extra gevoelig zijn voor een matige luchtkwaliteit aanvullend te beschermen. Deze 'gevoelige bestemmingen' zijn scholen, kinderdagverblijven en verzorgings-, verpleeg- en bejaardentehuizen. Woningen en ziekenhuizen / klinieken zijn geen gevoelige bestemmingen.
De grootste bron van luchtverontreiniging in Nederland is het wegverkeer. Het Besluit legt aan weerszijden van rijkswegen en provinciale wegen zones vast. Bij rijkswegen is deze zone 300 meter, bij provinciale wegen 50 meter. Bij realisatie van 'gevoelige bestemmingen' binnen deze zones is toetsing aan de grenswaarden die genoemd zijn in de Wet luchtkwaliteit nodig.
Situatie plangebied
Voor kleinere ruimtelijke en verkeersplannen die effect kunnen hebben op de luchtkwaliteit heeft VROM in samenwerking met InfoMil een specifieke rekentool ontwikkeld. Daarmee kan op een eenvoudige en snelle manier worden bepaald of een plan niet in betekenende mate bijdraagt (NIBM) aan luchtverontreiniging. Het doel van deze tool is: Het vaststellen van grenzen voor het aantal extra voertuigbewegingen dat niet zal leiden tot een concentratietoename die groter is dan de grens voor niet in betekenende mate. De onderstaande afbeelding geeft de worst-case berekening voor de bijdrage van het extra verkeer als gevolg van een plan op de luchtkwaliteit weer. Hierbij is uitgegaan van een toename van 112 vervoersbewegingen als gevolg van de gewenste ontwikkeling. Deze verkeersgeneratie is gebaseerd op de berekening zoals opgenomen in paragraaf 4.9. Verder is rekening gehouden met een toename van vrachtverkeer (5% van het aantal vervoersbewegingen).
![]() |
Afbeelding 4.3: Berekening bijdrage luchtkwaliteit (Bron: NIBM-tool) |
Uit de berekening met de NIBM-tool volgt dat het plan 'niet in betekenende mate' bijdraagt aan de luchtkwaliteit (verslechtering).
Daarnaast wordt geconcludeerd dat het voornemen geen realisatie van gevoelige bestemmingen mogelijk maakt in de zin van het Besluit gevoelige bestemmingen.
Conclusie
De gewenste ontwikkeling is op basis van het aspect luchtkwaliteit uitvoerbaar.
4.8 Geur
Algemeen
Wet geurhinder en veehouderij
De Wet geurhinder en veehouderij (Wgv) bevat het beoordelingskader voor geurhinder van veehouderijen die vergunningplichtig zijn op basis van de Wet milieubeheer (Wm). Het beoordelingskader is als volgt:
- voor diercategorieën waarvan de geuremissie per dier is vastgesteld (in de Regeling geurhinder en veehouderij (Rgv) geldt een maximale geurbelasting op een geurgevoelig object;
- voor andere diercategorieën geldt een minimale afstand van de dierenverblijven ten opzichte van geurgevoelige objecten.
Op basis van de wet geurhinder en veehouderij (Wgv) geldt voor geurgevoelige objecten gelegen in bebouwde kom geldt een minimaal aan te houden afstand van 100 meter tot veehouderijbedrijven Voor geurgevoelige objecten gelegen buiten bebouwde kom geldt een minimale afstand van 50 meter. Met gemeentelijk geurbeleid vastgesteld op basis van artikel 6 van de Wgv kunnen andere afstanden van toepassing zijn. Op deze wijze kan de gemeente een geurhinderbeleid vaststellen dat is afgestemd op de plaatselijke situatie.
Regeling geurhinder en veehouderij
In de Regeling geurhinder en veehouderij (Rgv) is de wijze vastgelegd waarop:
- de geurbelasting wordt bepaald;
- de afstand tussen veehouderij en geurgevoelig object) wordt gemeten.
Activiteitenbesluit
Per 1 januari 2013 zijn agrarische activiteiten onder de werkingssfeer van het Activiteitenbesluit gebracht. In het Activiteitenbesluit zijn voor alle agrarische activiteiten, waaronder akkerbouwbedrijven en veehouderijen, eisen opgenomen. Voor de veehouderijen is aangesloten bij de systematiek uit de Wgv, dat wil zeggen dat in bepaalde gevallen een maximaal toegestane geurbelastingen geldt (diercategorieën waarvoor een geuremissiefactor is vastgesteld, bijvoorbeeld varkens en pluimvee) en in andere gevallen vaste afstandseisen gelden (diercategorieën waarvoor geen geuremissiefactor is vastgesteld, waaronder melkrundvee).
Situatie plangebied
De te realiseren woningen zijn aan te merken als geurgevoelige objecten. Het plangebied is binnen de bebouwde kom gelegen, waardoor een minimaal aan te houden afstand van 100 meter geldt. Binnen een straal van 100 meter vanaf het plangebied komen geen agrarische bedrijven voor. Het dichtstbijzijnde agrarische bedrijf ligt op een afstand van 405 meter. Tussen het bedrijf en het plangebied zijn meerdere woningen gelegen. Hierdoor wordt het bedrijf door voorliggend plan niet extra in zijn bedrijfsvoering belemmerd. Daarnaast kan gelet op de afstand gesteld worden dat ter plaatse van het plangebied sprake is van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat.
Conclusie
De gewenste ontwikkeling is op basis van het aspect geur uitvoerbaar.
4.9 Verkeer En Parkeren
4.9.1 Parkeren
Algemeen
Bij het opstellen van ruimtelijke plannen moet rekening worden gehouden met de parkeerbehoefte die ontstaat door een nieuwe ontwikkeling. Daarnaast moet rekening worden gehouden met de extra verkeersgeneratie die ontstaat door een nieuwe ontwikkeling. Op basis van de publicatie 'Toekomstbestendig parkeren' (publicatie 381, december 2018) van het CROW kan de parkeerbehoefte en verkeersgeneratie van de ontwikkeling berekend worden. Het CROW ontwikkelt en publiceert kennis op onder andere het gebied van verkeer en parkeren. Specifiek voor verkeersgeneratie en parkeren heeft het CROW de publicatie, 'Toekomstbestendig parkeren' opgesteld. Deze kencijfers zijn gebaseerd op literatuuronderzoek en praktijkervaringen van gemeenten. De kencijfers zijn landelijk (en juridisch) geaccepteerd en worden gezien als de meest betrouwbare gegevens met betrekking tot het bepalen van de verkeergeneratie en het benodigde aantal parkeerplaatsen. Overigens wordt opgemerkt dat bij iedere functie, in de CROW-publicatie, een maximum en minimum wordt genoemd. Dit is de bandbreedte. Veelal wordt bij nieuwe ontwikkelingen het gemiddelde gehanteerd.
Ter plaatse van het plangebied geldt het bestemmingsplan “Parapluplan parkeren” van de gemeente Olst-Wijhe. Dit plan bevat regels omtrent parkeren. Bij, onder andere, een functiewijziging van een gebouw dient er geheel op eigen terrein voorzien te worden in de parkeerbehoefte. Het “Parapluplan parkeren” maakt daarbij gebruik van de CROW kengetallen uit 2012. In voorliggende toelichting wordt gebruik gemaakt van de geactualiseerde kengetallen uit de publicatie 'Toekomstbestendig parkeren' (publicatie 381, december 2018).
Parkeerbehoefte
Voor het berekenen van de parkeerbehoefte wordt uitgegaan van de volgende gegevens:
- Gebiedstype: Niet stedelijk (Bron: CBS Statline)
- Stedelijke zone: Rest bebouwde kom
- Functie: Koop, huis, twee-onder-een-kap; koop, huis, tussen/hoek en huur, huis, sociale huur
De gemeente Olst-Wijhe stelt in het parkeerbeleid dat voor de stedelijke zone 'rest bebouwde kom' uit wordt gegaan van de minimumcijfers. Decimalen moeten altijd naar boven worden afgerond. Onderstaande tabel geeft de berekening weer van de parkeerbehoefte op basis van bovenstaande uitgangspunten.
Functie | Parkeerkencijfer per woning | Aantal woningen | Parkeerbehoefte |
Koop, huis, twee-onder-een-kap | 1,8 | 6 | 10,8 |
Koop, huis, tussen/hoek | 1,6 | 5 | 8 |
Huur, huis, sociale huur | 1,2 | 5 | 6 |
Totale parkeerbehoefte (afgerond) | 25 |
Op basis van bovenstaande uitgangspunten wordt de parkeerbehoefte vastgesteld op afgerond 25 parkeerplaatsen. Binnen het plangebied wordt een parkeerkoffer aangelegd van 16 parkeerplaatsen. In de huidige situatie zijn al 14 parkeerplaatsen aanwezig. De twee-onder-één-kapwoningen krijgen een oprit waar (afgerond naar beneden) één parkeerplaats per woning mee wordt gerealiseerd. In totaal zijn er zo dus 36 parkeerplaatsen aanwezig. Hiermee wordt ruim voldoende voorzien in de parkeerbehoefte.
De eventuele toevoeging van 3 woningen heeft geen gevolgen voor de parkeerdruk. De toe te voegen woningen vallen onder het type 'koop, huis, tussen/hoek' met een parkeerkencijfer van 1,6. Hiermee ontstaat een extra parkeerbehoefte van (afgerond) 5 parkeerplaatsen. De totale parkeerbehoefte van 30 plaatsen kan nog steeds (ruim) worden opgevangen door de aanwezige 36 parkeerplaatsen.
4.9.2 Verkeersgeneratie
Algemeen
Bij ruimtelijke ontwikkelingen moet rekening worden gehouden met de extra verkeersgeneratie die ontstaat door een nieuwe ontwikkeling. Het “Parapluplan parkeren” gaat niet in op de concrete verkeersgeneratie die ontstaat in verband met ruimtelijke ontwikkelingen. Hierom wordt gebruik gemaakt van de kencijfers van het CROW in de publicatie 'Toekomstbestendig parkeren' (publicatie 381, december 2018).
Verkeersgeneratie
Voor het berekenen van de verkeersgeneratie wordt wederom uitgegaan van de gegevens zoals deze staan opgesomd in de voorgaande paragraaf. Afwijkend wordt hier het gemiddelde aangehouden in plaats van het minimum.
Functie | Verkeersgeneratie per woning | Aantal woningen | Verkeersbewegingen |
Koop, huis, twee-onder-een-kap | 7,8 | 6 | 46,8 |
Koop, huis, tussen/hoek | 7,4 | 5 | 37 |
Huur, huis, sociale huur | 5,6 | 5 | 28 |
Totaal aantal verkeersbewegingen (afgerond) | 112 |
Op basis van de kengetallen van het CROW wordt de verkeersgeneratie vastgesteld op afgerond 112 voertuigbewegingen per weekdagetmaal. De ontsluiting gebeurt vanaf de parkeerplaatsen op de Dahliastraat en Hyacintstraat. Gesteld wordt dat beide straten deze verkeersgeneratie voldoende en veilig kunnen afwikkelen.
Conclusie
De gewenste ontwikkeling is op basis van het aspect verkeer en parkeren uitvoerbaar.
4.10 Mer-beoordeling
4.10.1 Algemeen
De milieueffectrapportage is een wettelijk instrument met als doel het aspect milieu een volwaardige plaats in deze integrale afweging te geven. Een bestemmingsplan kan op drie manieren met milieueffectrapportage in aanraking komen:
- Op basis van artikel 7.2a, lid 1 Wm (als wettelijk plan);
Er ontstaat een m.e.r.-plicht wanneer er een passende beoordeling op basis van art. 2.8, lid 1 Wet natuurbescherming nodig is.
- Op basis van Besluit milieueffectrapportage (bestemmingsplan in kolom 3);
Er ontstaat een m.e.r.-plicht voor die activiteiten en gevallen uit de onderdelen C en D van de bijlage van dit besluit waar het bestemmingsplan genoemd is in kolom 3 (plannen). - Op basis van Besluit milieueffectrapportage (bestemmingsplan in kolom 4);
Er ontstaat een m.e.r.-(beoordelings)plicht voor die activiteiten en gevallen uit de onderdelen C en D van de bijlage van dit besluit waar het bestemmingsplan genoemd is in kolom 4 (besluiten).
In het Besluit m.e.r. neemt het bestemmingsplan een bijzondere positie in, want het kan namelijk tegelijkertijd opgenomen zijn in zowel kolom 3 als in kolom 4 van het Besluit m.e.r.. Of het bestemmingsplan in deze gevallen voldoet aan de definitie van het plan uit kolom 3 of aan de definitie van het besluit uit kolom 4 is afhankelijk van de wijze waarop de activiteit in het bestemmingsplan wordt bestemd. Als voor de activiteit eerst één of meerdere uitwerkings- of wijzigingsplannen moeten worden vastgesteld dan is sprake van 'kaderstellend voor' en voldoet het bestemmingsplan aan de definitie van het plan. Is de activiteit geheel of gedeeltelijk als eindbestemming opgenomen voldoet het aan de definitie van het besluit.
Een belangrijk element in het Besluit m.e.r.. is het (in feite) indicatief maken van de gevalsdefinities (de drempelwaarden in kolom 2 in de D-lijst). Dit betekent dat het bevoegd gezag meer moet doen dan onder de oude regelgeving. Kon vroeger worden volstaan met de mededeling in het besluit dat de omvang van de activiteit onder de drempelwaarde lag en dus geen m.e.r. (beoordeling) noodzakelijk was, onder de nu geldende regeling moet een motivering worden gegeven. Voor deze toets wordt de term vormvrije m.e.r.-beoordeling gehanteerd.
4.10.2 Situatie plangebied
Passende beoordeling
Het dichtstbijzijnde Natura 2000-gebied ligt op circa 1,5 kilometer van het plangebied. Zoals in paragraaf 4.2.1 van deze toelichting is beschreven is er voor zowel de aanlegfase als de gebruiksfase geen sprake van een stikstofdepositie met significant negatieve effecten op de instandhoudingsdoelstelling van Natura 2000-gebieden (zie ook Bijlage 2). De voortoets voor het plan voldoet, ten aanzien van de effecten van de stikstofdepositie op Natura 2000-gebieden aan artikel 2.7, lid 1 van de Wet natuurbescherming.
Drempelwaarden Besluit m.e.r.
De voorgenomen ontwikkeling wordt mogelijk gemaakt door het partieel herzien van het geldend bestemmingsplan. Dit betekent dat voorliggende ontwikkeling m.e.r.-(beoordelings)plichtig is, indien activiteiten worden mogelijk gemaakt die genoemd worden in onderdeel C of D van het Besluit m.e.r. en de daarin opgenomen drempelwaarden overschrijden.
In dit geval is sprake van een ontwikkeling die niet wordt genoemd in onderdeel C van het Besluit m.e.r. en is daarom niet direct m.e.r.-plichtig. Op basis van onderdeel D kan de in dit plan besloten ontwikkeling worden aangemerkt als: 'De aanleg, wijziging of uitbreiding van een stedelijk ontwikkelingsproject met inbegrip van de bouw van winkelcentra of parkeerterreinen'.
De ontwikkeling in dit bestemmingsplan is m.e.r.-beoordelingsplichtig indien de volgende drempelwaarden worden overschreden:
- 1. een oppervlakte van 100 hectare of meer,
- 2. een aaneengesloten gebied en 2000 of meer woningen omvat, of
- 3. een bedrijfsvloeroppervlakte van 200.000 m2 of meer.
Gezien de drempelwaarden wordt geconcludeerd dat voor dit bestemmingsplan geen sprake is van een m.e.r.- beoordelingsplicht. Echter, zoals ook in het voorgaande aangegeven, dient ook wanneer ontwikkelingen onder drempelwaarden blijven, het bevoegd gezag zich er van te vergewissen of activiteiten geen aanzienlijke milieugevolgen kunnen hebben. Uit de toetsing aan de ruimtelijke en milieukundige aspecten in dit Hoofdstuk blijkt dat het plan geen aanzienlijke gevolgen heeft voor het milieu. Een vormvrij m.e.r.-beoordeling is dan ook niet nodig.
4.10.3 Conclusie
Het plan is niet binnen een kwetsbaar of waardevol gebied gelegen en heeft ook geen belangrijke nadelige milieugevolgen voor de omgeving waardoor de gewenste ontwikkeling niet m.e.r.-plichtig is.
Hoofdstuk 5 Wateraspecten
5.1 Vigerend Beleid
Europees beleid
De Europese Kaderrichtlijn Water (2000/60/EG) is op 22 december 2000 in werking getreden en is bedoeld om in alle Europese wateren de waterkwaliteit chemisch en ecologisch verder te verbeteren. De Kaderrichtlijn Water omvat regelgeving ter bescherming van het binnenlandse oppervlaktewater, overgangswateren (waaronder estuaria worden verstaan), kunstwateren en grondwater. Voor het uitwerken van de doelstellingen worden er op (deel)stroomgebied plannen opgesteld. In deze (deel)stroomgebiedbeheersplannen staan de ambities en maatregelen beschreven voor de verschillende (deel)stroomgebieden. Met name de ecologische ambities worden op het niveau van de deelstroomgebieden bepaald.
Rijksbeleid
Het Rijksbeleid op het gebied van waterbeheer is vastgelegd in het Nationaal Water Programma 2022–2027 (vastgesteld 18 maart 2022). Het plan geeft op hoofdlijnen de ambities weer van het Rijk ten aanzien van het nationale waterbeleid en het daaraan gerelateerde ruimtelijke beleid. De belangrijkste ambities richten zich onder andere op waterveiligheid, zoetwater en waterkwaliteit. Maar ook de Deltabeslissingen en enkele waterafhankelijke thema's als natuur en duurzame energie hebben in het programma een plek gekregen. De doorwerking van de beleidsambities/uitgangspunten naar lagere overheden is geregeld in de Nationale Omgevingsvisie (2020), het Bestuursakkoord Water (2011, aangevuld in 2018) en de Waterwet (2009).
Provinciaal beleid
In de Omgevingsvisie Overijssel wordt ruim aandacht besteed aan de wateraspecten. De ambities zijn, naast de uitvoering van de Kaderrichtlijn Water, gericht op de verbetering van de kwaliteit van de kleinere wateren, de veiligheid, de grondwaterbescherming, bestrijding van wateroverlast, de kwantiteit en kwaliteit van grond- en oppervlakte water en waterbeleving zowel in de groene ruimte als stedelijk gebied.
Waterschap Drents Overijsselse Delta
Door de invoering van de Kaderrichtlijn Water is Nederland verdeeld in vijf deelstroomgebieden. Het deelstroomgebied Rijn-Oost wordt beheerd door de waterschappen Rijn en IJssel, Vechtstromen, Vallei en Veluwe, Drents Overijsselse Delta en Zuiderzeeland. Om te voldoen aan de eisen van de Kaderrichtlijn Water hebben deze waterschappen een Waterbeheerplan opgesteld.
Het algemeen bestuur van het waterschap Drents Overijsselse Delta heeft in november 2021 het 'Waterbeheerprogramma 2022-2027' vastgesteld. Het programma bevat de uitwerking van de ambities in onze Watervisie “Meer dan water” en geeft voor de periode 2022 tot en met 2027 aan wat de maatregelen zijn om het watersysteem, de waterketen en de waterkeringen op orde te brengen en de maatschappelijke doelen van het waterschap te realiseren. Een waardevolle aanvulling op de Watervisie is de doorvertaling van de doelen en maatregelen van het waterschap in gebiedsuitwerkingen.
Het plangebied is gelegen in het deelgebied 'Salland'. Door structurele verdroging op en rond de Sallandse Heuvelrug, de hoger gelegen zandgronden, staan de drinkwatervoorziening en de mogelijkheden voor voldoende wateraanvoer de komende jaren onder druk. Droge zomers, in combinatie met een toenemende watervraag, maken het noodzakelijk oplossingen te vinden voor de korte, middellange en lange termijn. Daarnaast blijft waterveiligheid in Salland nadrukkelijk een thema. Uitdaging is om in het benedenstroomse gebied van Salland (regio Zwolle en omliggend beekdal- en weteringengebied) aan de veiligheidsnormen te blijven voldoen, terwijl het klimaat verandert en de druk op de ruimtelijke inrichting toeneemt.
Gemeentelijk beleid
Het gemeentelijke waterbeleid is vastgelegd in het 'Gemeentelijk Rioleringsplan Olst-Wijhe 2022-2028'. In het rioleringsplan zijn de doelen, ontwikkelingen en speerpunten voor de zorgplichten voor afval-, hemel- en grondwater nader uitgewerkt voor een vijftal thema's:
- Volksgezondheid
- Milieu: water-, bodem- en grondwaterkwaliteit
- Klimaatadaptatie (wateroverlast, hitte, droogte)
- Energietransitie en circulariteit
- Doelmatigheid en kosten
In het rioleringsplan wordt met name extra ingezet op klimaatadaptatie, het voorkomen van wateroverlast door afkoppelen, ontharden en vergroening.
5.2 Waterparagraaf
Algemeen
Zoals in voorgaande paragrafen uiteen is gezet, wordt gestreefd naar duurzame, veerkrachtige watersystemen met minimale risico's op wateroverlast of watertekorten. Belangrijk instrument hierbij is de watertoets, die sinds 1 november 2003 in ruimtelijke plannen is verankerd. In de toelichting op ruimtelijke plannen dient een waterparagraaf te worden opgenomen. Hierin wordt verslag gedaan van de wijze waarop rekening is gehouden met de gevolgen van het plan voor de waterhuishoudkundige situatie (watertoets).
Het doel van de watertoets is te garanderen dat waterhuishoudkundige doelstellingen expliciet en op een evenwichtige wijze in het plan worden afgewogen. Deze waterhuishoudkundige doelstellingen betreffen zowel de waterkwantiteit (veiligheid, wateroverlast, tegengaan verdroging) als de waterkwaliteit (riolering, omgang met hemelwater, lozingen op oppervlaktewater).
Watertoetsproces
Het waterschap Drents Overijsselse Delta is geïnformeerd over het plan door gebruik te maken van de digitale watertoets (http://www.dewatertoets.nl). De beantwoording van de vragen heeft ertoe geleid dat er sprake is van de 'normale procedure'. Voor het volledige resultaat wordt verwezen naar Bijlage 8 in deze toelichting. Het waterschap heeft een uitgangspuntennotitie opgesteld, die als Bijlage 9 is toegevoegd aan dit plan. Hieronder wordt nader ingegaan op de diverse aspecten, voortvloeiend uit de uitgangspuntennotitie.
Waterhuishoudkundige aspecten plangebied
Oppervlaktewater
Binnen het plangebied zijn er geen primaire of secundaire watergangen aanwezig. Binnen het plangebied liggen ook geen beschermingszones van (hoofd) watergangen van het waterschap Drents Overijsselse Delta. Wel loopt er door het plangebied een sloot en is er aan de westzijde van het plangebied een greppel aanwezig. De voorgenomen ontwikkeling heeft geen invloed op deze watergangen.
Grondwater
Het plangebied bevindt zich niet in een grondwaterwingebied of grondwaterbeschermingsgebied. Daar waar nodig zijn lager gelegen delen binnen het plangebied opgehoogd om voor voldoende ontwateringsdiepte te zorgen. Zodoende ligt de grondwaterstand diep genoeg voor de bebouwing.
Riolering
Vuilwater wordt apart ingezameld en afgevoerd met een openbaar vuilwaterriool. De ontwikkeling gaat uit van 16 huishoudens. Op basis van 3 vervuilingseenheden (vve) per huishouden is de afvalwaterproductie circa 48 vve. De hoeveelheid afvalwater is relatief gering en heeft geen noemenswaardige effecten op het bestaande rioolstelsel en de zuiveringstechnische werken van het waterschap.
Hemelwater
Hemelwater wordt zoveel mogelijk in het plangebied vastgehouden door het hemelwater in de bodem te infiltreren. Op eigen terrein (particulieren) worden nader uit te werken infiltratievoorzieningen aangelegd. Bij extreme neerslagsituaties wordt overtollig hemelwater afgevoerd naar de watergangen in en ten westen van het plangebied. Hier wordt in de volgende subparagraaf nader op ingegaan.
Extreme neerslagsituaties
Als gevolg van de klimaatverandering nemen extreme neerslagsituaties toe. Om schade aan gebouwen door overvloedige neerslag te voorkomen wordt uitgegaan van een robuuste inrichting. Dit wordt gedaan door de vloerpeilen van kwetsbare gebouwen minimaal 20 cm hoger te houden dan het openbare gebied. Het openbaar gebied wordt zodanig ingericht dat bij extreme neerslag overtollig hemelwater afstroomt naar niet kwetsbare functies, zoals openbaar groen. Zoals eerder vermeld wordt overtollig hemelwater afgevoerd naar watergangen in en ten westen van het plangebied.
Overstromingsrisico's
Algemeen
Als gevolg van klimaatverandering nemen de overstromingsrisico’s vanuit de grote rivieren toe. Een verplicht onderdeel in de waterparagraaf is toetsing van het plangebied aan dit risico.
Het plan ligt in een overstroombaar gebied. Onder overstroombaar gebied verstaat het waterschap gebieden die normaal niet onder water staan, maar kunnen overstromen (tijdelijk onder water staan). Het gaat zowel om uiterwaarden die frequent onder water staan (buitendijks) als om beschermde gebieden achter de dijk (binnendijks). Beide vallen onder het toepassingsbereik van de Europese Richtlijn Overstromingsrisico's (ROR). De provincie Overijssel verplicht initiatiefnemers een overstromingsrisicoparagraaf op te stellen ten behoeve van het ruimtelijke plan. In de overstromingsrisicoparagraaf moet worden aangegeven hoe rekening wordt gehouden met waterveiligheid en voorzieningen voor noodsituaties (vluchtlocaties, aangepast bouwen, evacuatieroutes, bescherming van vitale infrastructuur, geleiding van water naar gebieden waar het minder schade toebrengt). Als er zwaarwegende maatschappelijke belangen zijn om in deze laaggelegen gebieden nieuwe stedelijke functies toe te voegen, dient de waterveiligheid ook op langere termijn gegarandeerd te zijn, bijvoorbeeld door de technische inrichting van het gebied en/of de wijze van bouwen.
Planspecifiek
Bij een overstroming in het geval van een dijkdoorbraak is de maximale waterdiepte in het plangebied tussen de 1,5 en 2 meter (Bron: Atlas van de Leefomgeving). De gronden ten zuiden en zuidoosten van het plangebied zijn hoger gelegen. Bij een eventuele evacuatie kan het plangebied verlaten worden via de Dahliastraat en de Hyacintstraat om op de doorgaande weg te komen (Koekoekstraat) die naar hoger gelegen gebieden gaat.
Compensatie verharding
Als gevolg van het plan neemt de verharding in het plangebied toe met circa 1.900 m2. Het waterschap hanteert een compensatieopgave van 80 mm/m2 verharding. Zodoende moet 152 m3 aan water geborgen kunnen worden. Indien later blijkt dat de hoeveelheid verharding afwijkt (minder of meer dan 1.900 m2) dan zal de compensatieopgave herberekend worden volgens het uitgangspunt van 80 mm/m2 verharding. De waterbergende capaciteit zal gerealiseerd worden bij de sloten aan de west- en noordzijde van het plangebied.
De gemeente heeft het waterschap nader betrokken bij de uitwerking van de plannen en na ter inzagelegging van het ontwerp verder besproken. In het ontwerp bestemmingsplan is uitgegaan van de standaardeisen ten aanzien van de aanleg van waterberging als compensatie voor het toegenomen versneld afwaterend verhard oppervlak. In de uitwerking bleek dat dit gebied een zeer hoge grondwaterstand kent waardoor deze eis onhaalbaar is. Dit onderkent het Waterschap Drents Overijsselse Delta ook.
In het plangebied wordt een Wadi gerealiseerd waarin het extra water als gevolg van de toename van het verhard oppervlakte wordt opgevangen. De Waterstand is relatief hoog, waardoor infiltratie van lastig is. Er zijn daarnaast veel bestaande bomen die de gemeente wil behouden. Het volledig opnieuw inrichten/verlagen van het plangebied om water op te vangen is daardoor niet mogelijk. Tegelijkertijd is de woningbouw ontwikkeling gericht op een lokale ontwikkeling waarbij samengewerkt wordt met een georganiseerde groep jongeren en starters, verenigd in een Collectief Particulier Opdrachtgeverschap (CPO) met sociale woningbouw. Dat betekent dat ook zeer kostbare voorzieningen om alsnog aan de eisen te voldoen, niet financierbaar zijn. Daarnaast is een belangrijke randvoorwaarde dat de nieuwe ontwikkeling ook aansluit bij het huidige stedenbouwkundige beeld van de bestaande wijk. Bij het doorrekenen van de maatregelen en de voorzieningen is in ieder geval vastgesteld dat, mocht er een uitzonderlijke bui met 80 mm regen vallen, de nieuwe woningen vrij blijven van water.
Na overleg met het Waterschap is aangegeven dat zij begrip hebben voor de situatie gegeven de ligging en de beperkte omvang van het plangebied in stedelijk gebied. Graag hadden zij nog eerder overleg gevoerd, zodat er meer ruimte was voor mogelijke denkrichtingen. De waterstand is inderdaad heel hoog. Infiltreren is daardoor moeilijk. Het verhogen van de berging op de particuliere kavels, hoger dan de nu opgenomen 20 mm, is daardoor niet zinvol. Er is afgesproken dat het regenwater van de woningen voor de CPO in plaats van naar het gemengde rioolstelsel, via de nieuwe wadi wordt afgevoerd naar de naastgelegen gemeentelijke watergang. Bij de nadere uitwerking van de bouwplannen wordt de bestaande situatie en de toename van het verhard oppervlakte opgenomen en wordt het watersysteem nader toegelicht. De gemeentelijke watergang wordt bij de nadere uitwerking meegenomen op tekening, waarbij de diepte wordt ingemeten. Bij de realisatie wordt de watergang ook opgeschoond, om te voorkomen dat het bestaande gebied steeds natter wordt.
Met deze nadere afspraken is er een op de locatie gerichte maatwerkoplossing geboden die zoveel mogelijk recht doet aan de gewenste wateropvang en die wateroverlast voorkomt.
Hoofdstuk 6 Juridische Aspecten En Planverantwoording
6.1 Inleiding
In de voorgaande hoofdstukken is ingegaan op het plangebied, het relevante beleid en de milieu- en omgevingsaspecten. De informatie uit deze hoofdstukken is gebruikt om keuzes te maken bij het maken van het juridische deel van het bestemmingsplan: de verbeelding en de regels. In dit hoofdstuk wordt dieper ingegaan op de opzet van dit juridische deel. Daarnaast wordt een verantwoording gegeven van de gemaakte keuzes op de verbeelding en in de regels. Dat betekent dat er wordt aangegeven waarom een bepaalde functie ergens is toegestaan en waarom bepaalde bebouwing daar acceptabel is.
6.2 Opzet Van De Regels
6.2.1 Algemeen
In de Wet ruimtelijke ordening (Wro) die op 1 juli 2008 in werking is getreden, is de verplichting opgenomen om ruimtelijke plannen en besluiten digitaal vast te stellen. De digitaliseringsverplichting geldt vanaf 1 januari 2010. In de ministeriële Regeling standaarden ruimtelijke ordening is vastgelegd dat de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (SVBP) de norm is voor de vergelijkbaarheid van bestemmingsplannen. Naast de SVBP zijn ook het Informatiemodel Ruimtelijke Ordening en de Standaard Toegankelijkheid Ruimtelijke Instrumenten normerend bij het vastleggen en beschikbaar stellen van bestemmingsplannen.
De SVBP geeft normen voor de opbouw van de planregels en voor de digitale verbeelding van het bestemmingsplan. Dit bestemmingsplan is opgesteld conform de normen van de SVBP2012.
Het juridisch bindend gedeelte van het bestemmingsplan bestaat uit planregels en bijbehorende verbeelding waarop de bestemmingen zijn aangegeven. De verbeelding en de planregels dienen in samenhang te worden bekeken.
De regels zijn onderverdeeld in vier hoofdstukken:
Hoofdstuk 1 Inleidende regels
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Hoofdstuk 3 Algemene regels
Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels
6.2.2 Inleidende regels
Hoofdstuk 1 bevat de inleidende regels. Deze regels gelden voor het gehele plangebied en bevatten:
Begrippen (Artikel 1)
In dit artikel zijn definities van de in de regels gebruikte begrippen opgenomen. Hiermee is een eenduidige interpretatie van deze begrippen vastgelegd.
Wijze van meten (Artikel 2)
Dit artikel geeft op een eenduidige manier aan op welke wijze afstanden, dakhellingen en oppervlakten moeten worden gemeten en hoe voorkomende eisen betreffende de maatvoering begrepen moeten worden.
6.2.3 Bestemmingsregels
Hoofdstuk 2 van de regels bevat de juridische vertaling van de in het plangebied voorkomende bestemmingen. De regels zijn onderverdeeld in o.a.:
- Bestemmingsomschrijving: omschrijving van de activiteiten die zijn toegestaan;
- Bouwregels: eisen waaraan de bebouwing moet voldoen (bouwhoogte, goothoogte etc.);
- Nadere eisen; nadere eisen die burgemeester en wethouders kunnen stellen aan de situering en maatvoering van nieuw op te richten bouwwerken;d
- Specifieke gebruiksregels: welk gebruik van gronden en opstallen in ieder geval strijdig zijn of onder welke voorwaarden toegestaan zijn;
In paragraaf 6.3 worden de bestemmingen nader toegelicht en wordt aangegeven waarom voor bepaalde gronden voor de desbetreffende bestemming is gekozen.
6.2.4 Algemene regels
Hoofdstuk 3 bevat de algemene regels. Deze regels gelden voor het gehele plangebied. Dit hoofdstuk is opgebouwd uit:
Anti-dubbeltelregel (Artikel 8)
Deze regel is opgenomen om een ongewenste verdichting van de bebouwing te voorkomen. Deze verdichting kan zich met name voordoen, indien een perceel of een gedeelte daarvan, meer dan één keer betrokken wordt bij de berekening van (bijvoorbeeld) een maximaal bebouwingspercentage.
Algemene bouwregels (Artikel 9)
In dit artikel worden de algemene bouwregels beschreven. Hieronder valt met name de regels ter plaatse van de aanduiding 'antennemast'.
Algemene gebruiksregels (Artikel 10)
In dit artikel wordt parkeerregels weergegeven en wordt aangegeven welk gebruik in ieder geval strijdig is met de geldende bestemmingen.
Algemene afwijkingsregels (Artikel 11)
In dit artikel worden de algemene afwijkingsregels beschreven. Deze regels maken het mogelijk om op ondergeschikte punten van de regels in het bestemmingsplan af te wijken.
Algemene wijzigingsregels (Artikel 12)
In dit artikel staan regels zodat het mogelijk is om de aanduiding 'antennemast' te wijzigen of te verwijderen uit het plan.
Overige regels (Artikel 13)
In dit artikel worden de overige regels, waaronder de regels ten aanzien van werking wettelijke regels omschreven.
6.2.5 Overgangs- en slotregels
In Hoofdstuk 4 van de regels staan de overgangs- en slotregels. In het overgangsrecht is aangegeven wat de juridische consequenties zijn van bestaande situaties die in strijd zijn met dit bestemmingsplan. In de slotregel wordt aangegeven hoe het bestemmingsplan wordt genoemd.
6.3 Verantwoording Van De Regels
Algemeen
Kenmerk van de Nederlandse ruimtelijke ordeningsregelgeving is dat er uitgegaan wordt van toelatingsplanologie. Een bestemmingsplan geeft aan welke functies waar zijn toegestaan en welke bebouwing mag worden opgericht. Bij het opstellen van dit bestemmingsplan zijn keuzes gemaakt over welke functies waar worden mogelijk gemaakt en is gekeken welke bebouwing stedenbouwkundig toegestaan kan worden.
Het is noodzakelijk dat het bestemmingsplan een compleet inzicht biedt in de bouw- en gebruiksmogelijkheden binnen het betreffende plangebied. Het bestemmingsplan is het juridische toetsingskader dat bindend is voor de burger en overheid en geeft aan wat de gewenste planologische situatie voor het plangebied is.
In voorliggend plan is met name aangesloten op bestemmingsplan "Boskamp" (vastgesteld op 27 februari 2017). Een deel van het plangebied ligt echter in het buitengebied. Voor dat deel is aangesloten op het "Bestemmingsplan Buitengebied Olst-Wijhe" (vastgesteld 12 april 2021). Op sommige punten is ervoor gekozen om af te wijken van bovenstaande plannen. In de rest van deze paragraaf worden deze keuzes nader toegelicht.
Bestemmingen
Agrarisch (Artikel 3)
Op de gronden binnen het plangebied is geen bouwvlak aanwezig. Daarom zijn diverse regels weggelaten. De mogelijkheid om een bouwvlak binnen het plangebied op te richten, dan wel van elders binnen het plangebied te verplaatsen, is ook weggelaten. Het is niet wenselijk dat op zo'n korte afstand van het plangebied (50 meter of minder) een agrarisch bedrijf wordt opgericht.
Zoals in paragraaf 2.2 is aangegeven is het gebruik van bestrijdingsmiddelen mogelijk schadelijk voor de gezondheid. De gemeente Olst-Wijhe heeft aangegeven in een zone van 50 meter van de woningen in het plangebied het gebruik van bestrijdingsmiddelen te willen verbieden. Dit is opgenomen in de gebruiksregels. Hiervoor is de definitie van gewasbeschermingsmiddelen gebruikt zoals gehanteerd in de 'Wet gewasbeschermingsmiddelen en biociden'.
In de overige regels van het "Bestemmingsplan Buitengebied Olst-Wijhe" zijn regels opgenomen over onder andere het planten en kappen van bomen. Omdat deze regels alleen in het buitengebied gelden en niet zijn opgenomen in bestemmingsplan "Boskamp" is gekozen om deze regels onder te brengen bij de bestemming 'Agrarisch'.
Verkeer - Verblijf (Artikel 4)
Het fietspad door het plangebied is bestemd met 'Verkeer - Verblijf'. Het is niet gewenst dat deze gronden worden gebruikt voor wegen/straten of parkeervoorzieningen. Daarom zijn deze doeleinden niet opgenomen in de regels van voorliggend plan.
Woongebied (Artikel 5)
Voor deze bestemming is gekozen om de flexibiliteit te vergroten voor het bouwplan. Bij de verdere ontwikkeling van het plangebied moet wel worden voldaan aan de uitgangspunten zoals beschreven in het Stedenbouwkundig plan. Het stedenbouwkundig plan is als bijlage toegevoegd aan de regels. Voor het aantal woningen is gekozen om niet alleen te werken met een maximumaantal, maar om ook een minimumaantal te bepalen. Het minimumaantal woningen is 15 en het maximumaantal woningen is 19.
Waarde - Landschap - 2 (Artikel 6)
In de regels van "Bestemmingsplan Buitengebied Olst-Wijhe" zijn voor deze bestemming enkele bouwregels opgenomen. Concreet zijn deze van toepassing op teeltondersteunende voorzieningen buiten het bouwvlak. Volgens de regels van de in dit plan opgenomen bestemming 'Agrarisch' mogen echter geen gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden opgericht. Er is geen bouwvlak aanwezig op de met 'Agrarisch' bestemde gronden. Daarom is gekozen om de bouwregels voor de bestemming 'Waarde - Landschap - 2' niet op te nemen in voorliggend plan.
Waterstaat - Waterbergingsgebied (Artikel 7)
In de regels van "Bestemmingsplan Buitengebied Olst-Wijhe" is het voor deze bestemming mogelijk om af te wijken van de bouwregels. Concreet gaat het om de mogelijkheid om te bouwen buiten bestaande funderingen. Volgens de regels van de in dit plan opgenomen bestemming 'Agrarisch' mogen echter geen gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden opgericht. Daarom is gekozen om de bouwregels voor het bouwen en de afwijkingsmogelijkheid om buiten bestaande funderingen te bouwen niet op te nemen in voorliggend plan.
Aanduiding 'antennemast'
Op de locatie van de bestaande WAS-mast is in dit plan een aanduiding opgenomen ('antennemast'). Zoals in paragraaf 2.2 is aangegeven is het gewenst om te zorgen voor flexibiliteit in de regels opdat het mogelijk is de WAS-mast te verplaatsen of, na verwijdering, de bouw van een dergelijke mast uit te sluiten. Daarom is in artikel 12.1 de mogelijkheid opgenomen om de aanduiding te verplaatsen of geheel uit het plan te verwijderen.
Hoofdstuk 7 Maatschappelijke En Economische Uitvoerbaarheid
7.1 Algemeen
Conform artikel 3.1.6 van het Bro dient bij de voorbereiding van een ruimtelijke procedure onderzoek te worden ingesteld naar de uitvoerbaarheid van het plan. Bij de uitvoering van een plan kan in zijn algemeenheid onderscheid worden gemaakt tussen de maatschappelijke uitvoerbaarheid en de economische uitvoerbaarheid. Bij maatschappelijke uitvoerbaarheid gaat het er om hoe de verwezenlijking door de maatschappij (overheid en burgers samen) wordt gedragen. Bij het tweede gaat het om de kosten en andere economische aspecten die met de verwezenlijking van het plan samenhangen. Tevens is in de Wet ruimtelijke ordening (Wro) geregeld dat in het kader van een ruimtelijk plan voor bepaalde bouwplannen de grondexploitatieregeling van toepassing is.
7.2 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid
In de directe omgeving van het plangebied bevinden zich voornamelijk woningen. Voorgenomen ontwikkeling is bekend gemaakt via de dorpskrant Boskamp (zie ook paragraaf 8.4).
7.3 Economische Uitvoerbaarheid
Per 1 juli 2008 is de Wet ruimtelijke ordening in werking getreden. Afdeling 6.4 van de Wet ruimtelijke ordening verplicht de gemeente tot het verhalen van kosten bij grondexploitatie via een exploitatieplan, tenzij kostenverhaal anderszins is verzekerd. De kosten voortvloeiende uit de ontwikkeling komen voor rekening van initiatiefnemer. De gemeente is eigenaar van de gronden en geeft deze kavels uit. Bij die uitgifte van gronden wordt gestreefd naar een dekkende exploitatie. Er wordt daarom ook rekening gehouden met het toevoegen van maximaal 3 woningen, mocht dit noodzakelijk zijn.
Hoofdstuk 8 Vooroverleg
8.1 Het Rijk
In het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) zijn de nationale belangen die juridische borging vereisen opgenomen. Het Barro is gericht op doorwerking van nationale belangen in gemeentelijke bestemmingsplannen. Geoordeeld wordt dat deze herziening geen nationale belangen schaadt. Daarom is afgezien van het voeren van vooroverleg met het Rijk.
8.2 Provincie Overijssel
Op basis van artikel 3.1.1, lid 2 heeft de provincie de mogelijkheid om plannen aan te wijzen waarvoor geen vooroverleg is vereist. Deze paragraaf wordt later ingevuld naar aanleiding van de uitkomst uit het vooroverleg.
8.3 Waterschap Drents Overijselse Delta
Het waterschap is geïnformeerd middels de digitale watertoets. Vervolgens heeft het waterschap een Uitgangspuntennotitie opgesteld. Aan de hand daarvan is de Waterparagraaf opgesteld. De gemeente is met het waterschap in overleg gegaan aangaande de waterberging in het plangebied, zie daarvoor paragraaf 5.2.
8.4 Inspraak
Zoals eerder vermeld is de voorgenomen ontwikkeling in het plangebied onderdeel van de gebiedsaanpak Boskamp (Gebiedsagenda Boskamp). De werkgroep Hart van de Boskamp brengt regelmatig (maandelijks) de dorpskrant Boskamp uit. Recent is hierin de CPO-groep aan de orde gekomen. Omwonenden (en andere bewoners uit Boskamp) zijn dus geïnformeerd over voorgenomen ontwikkeling.
8.5 Zienswijzen
Het ontwerpbestemmingsplan is zes weken ter inzage gelegd. Gedurende deze termijn zijn er geen zienswijzen ingediend. Als uitkomst van het overleg tussen de gemeente en het waterschap is een ambtshalve wijziging doorgevoerd in paragraaf 5.2.
Bijlage 1 Stedenbouwkundig Plan
Bijlage 1 Stedenbouwkundig plan
Bijlage 2 Beleidsregels Voor Parkeren Gemeente Olst-wijhe
Bijlage 2 Beleidsregels voor parkeren gemeente Olst-Wijhe
Bijlage 1 Stedenbouwkundig Plan
Bijlage 1 Stedenbouwkundig plan
Bijlage 2 Stikstofberekening
Bijlage 3 Quickscan Flora En Fauna
Bijlage 3 Quickscan Flora en Fauna
Bijlage 4 Onderzoek Vleermuizen
Bijlage 4 Onderzoek vleermuizen
Bijlage 5 Verkennend Bodemonderzoek
Bijlage 5 Verkennend bodemonderzoek
Bijlage 6 Asbestinventarisatie
Bijlage 6 Asbestinventarisatie
Bijlage 7 Vooronderzoek Ontblofbare Oorlogsresten Woii
Bijlage 7 Vooronderzoek Ontblofbare Oorlogsresten WOII