KadastraleKaart.com

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
Artikel 2 Wijze Van Meten
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Agrarisch
Artikel 4 Bos
Artikel 5 Horeca
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 6 Anti-dubbeltelregel
Artikel 7 Algemene Gebruiksregels
Artikel 8 Algemene Aanduidingsregels
Artikel 9 Algemene Afwijkingsregels
Artikel 10 Algemene Wijzigingsregels
Artikel 11 Overige Regels
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 12 Overgangsrecht
Artikel 13 Slotregel
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Algemeen
1.2 Ligging Plangebied
1.3 Geldende Bestemming
1.4 Opzet Van De Toelichting
Hoofdstuk 2 Planbeschrijving
2.1 Bestaande Situatie
2.2 Gewenste Situatie
Hoofdstuk 3 Beleid
3.1 Rijksbeleid
3.2 Provinciaal Beleid
3.3 Gemeentelijk Beleid
Hoofdstuk 4 Omgevingsaspecten
4.1 Inleiding
4.2 Vormvrije M.e.r.-beoordeling
4.3 Milieuzonering
4.4 Bodem
4.5 Geluid
4.6 Luchtkwaliteit
4.7 Archeologie
4.8 Cultuurhistorie
4.9 Ecologie
4.10 Externe Veiligheid
4.11 Waterhuishouding / Watertoets
Hoofdstuk 5 Toelichting Op De Regels
5.1 Planopzet En Systematiek
5.2 Opbouw Van De Regels
5.3 Bestemmingen
Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid
6.1 Economische Uitvoerbaarheid
6.2 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid
Bijlage 1 Kaart Landschappelijk Inrichtingsplan
Bijlage 1 Landschappelijke Inpassing Landgoed Op Den Bult, Deurningen; Bijkerk C.s., Mrt.2017
Bijlage 2 Antwoordbrief Op Principeverzoek;b&w Gemeente Dinkelland, 22 December 2016.
Bijlage 3 Beoordeling Q-team Dinkellland-tubbergen.16-11-16 (I16.76757).
Bijlage 4 Casco-cheque; Bijkerk C.s., 30 Maart 2017.
Bijlage 5 Kgo-taxatierapport Ter Heegde; Kenmerk 138.16, 3 Januari 2017.
Bijlage 6 Quickscan Flora & Fauna; Econsultancy, 4-01-17.
Bijlage 7 Voortoets Natura 2000; Econsultancy, 23-03-17.
Bijlage 8 Watertoets, 31-01-17 (Inclusief Mailcontact).
Bijlage 9 Toelichting Voor Artikel 2.8 Van De Omgevingsverordening; Paul Staats, 2 Juni 2017.

Buitengebied, Landgoed op den Bult

Bestemmingsplan - gemeente Dinkelland

Vastgesteld op 19-09-2017 - geheel onherroepelijk in werking

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan:

het bestemmingsplan 'Buitengebied, Landgoed op den Bult' met identificatienummer NL.IMRO.1774.BUIBPLGOPDENDBULT-VG01 van de gemeente Dinkelland;

1.2 bestemmingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen;

1.3 aanduiding

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.4 aanduidingsgrens

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

1.5 agrarisch bedrijf:

een bedrijf, niet zijnde een glastuinbouwbedrijf, dat is gericht op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen en/of het houden van dieren;

1.6 archeologische waarden:

waarden die aan een gebied zijn toegekend vanwege de kennis en wetenschap van de in dat gebied voorkomende overblijfselen van menselijke aanwezigheid of activiteiten uit het verleden.

1.7 bassin:

een mest- of waterbak voor de opslag van mest of water ten behoeve van agrarische en glastuinbouwactiviteiten;

1.8 bebouwing:

één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde;

1.9 bedrijf:

het bedrijfsmatig vervaardigen en/of bewerken, opslaan, verhandelen, installeren en/of herstellen van goederen;

1.10 bedrijfswoning:

een woning in of bij een gebouw of op een terrein, kennelijk slechts bedoeld voor (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar, gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein, noodzakelijk is en waarin eveneens familieleden tot de 2e graad woonachtig mogen zijn, die niet werkzaam zijn op het bijbehorende bedrijf;

1.11 bestaand:

ten aanzien van de vóór 1998 aanwezige bouwwerken, de na 1998 bij of krachtens de Woningwet aanwezige bouwwerken, en de werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden, en het overige gebruik

  • bestaand ten tijde van het inwerkingtreden van het bestemmingsplan;

1.12 bestemmingsgrens

de grens van een bestemmingsvlak;

1.13 bestemmingsvlak

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

1.14 bijgebouw:

een gebouw, dat in bouwkundig en/of visueel opzicht ondergeschikt is aan en ten dienste staat van een op hetzelfde bouwperceel gelegen (hoofd)gebouw;

1.15 bosbouw:

het geheel van bedrijfsmatig handelen en van activiteiten gericht op de instandhouding en ontwikkeling van bestaande respectievelijk nieuwe bossen ten behoeve van (de functies) natuur, houtproductie, landschap, milieu en recreatie;

1.16 bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk;

1.17 bouwperceel:

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

1.18 bouwperceelgrens:

de grens van een bouwperceel;

1.19 bouwvlak:

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten;

1.20 bouwwerk:

een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden;

1.21 containerteelt:

het niet in de volle grond telen van gewassen, oftewel een niet-grondgebonden teelt;

1.22 cultuurgrond:

grasland, akkerbouw- en tuinbouwgronden, die hobbymatig in gebruik zijn en niet worden gebruikt ten behoeve van een agrarische bedrijfsvoering;

1.23 cultuurhistorische waarden:

waarden van een gebied en/of de daarin voorkomende bebouwing, elementen en structuren, die uitdrukking geven aan de beschavingsgeschiedenis en/of het gebruik door de mens in de loop van de geschiedenis;

1.24 detailhandel:

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;

1.25 evenement:

elke voor publiek buiten de daartoe ingerichte inrichtingen toe­gankelijke festiviteit, grootschalige sportwedstrijd, auto- of motorcrosswedstrijd, optocht, georganiseerd vuurwerk en alle overige tot vermaak en recreatie bedoelde activiteiten, met uit­zondering van markten als bedoeld in de Gemeentewet, kansspelen als bedoeld in de Wet op de kansspelen en betogingen, samenkomsten en vergaderingen als bedoeld in de Wet openbare manifestaties, voorzover de activiteiten een aaneengesloten periode van ten hoogste 14 dagen omvatten;

1.26 extensief dagrecreatief medegebruik:

een extensief dagrecreatief medegebruik van gronden dat on­dergeschikt is aan de functie van de bestemming waarbinnen dit recreatieve gebruik is toegestaan, zoals wandelen, fietsen, paardrijden, kanoën, de aanleg van een vis- of picknickplaats, of een naar de aard daarmee gelijk te stellen medegebruik;

1.27 gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.28 geomorfologische waarden:

de waarden van een gebied die uitdrukking geven aan de vormen van het aardoppervlak in verband met de wijze van hun ontstaan;

1.29 grondgebonden agrarische bedrijfsvoering:

een agrarische bedrijfsvoering die hoofdzakelijk niet in gebouwen plaatsvindt, waarbij het gebruik van agrarische gronden noodzakelijk is voor het functioneren van het bedrijf, zoals een melkrundveehouderijbedrijf, een akkerbouwbedrijf, een productiegerichte paardenhouderij enerzijds, of biologische bedrijven, waarbij dieren worden gehouden overeenkomstig de regels die krachtens artikel 2 van de bestaande Landbouwkwaliteitswet zijn gesteld ten aanzien van de biologische productiemethoden anderzijds, en naar de aard gelijk te stellen agrarische bedrijven als hiervoor genoemd;

1.30 hoofdgebouw:

een gebouw dat, gelet op de bestemming, als belangrijkste bouwwerk valt aan te merken;

1.31 horecabedrijf en/of -instelling:

een bedrijf, waar bedrijfsmatig dranken en/of etenswaren voor gebruik ter plaatse worden verstrekt en/of waarin bedrijfsmatig logies wordt verstrekt, één en ander al dan niet in combinatie met een vermaaksfunctie, met uitzondering van een erotisch getinte vermaaksfunctie;

1.32 huishouden:

een zelfstandig(e) dan wel samenwonend persoon of groep van personen die binnen een complex van ruimten gebruik maken van dezelfde voorzieningen, zoals een keuken, sanitaire voorzieningen en de entree;

1.33 kampeermiddel:

een tent, een tentwagen, een kampeerauto, een caravan of een stacaravan, dan wel enig ander voertuig of onderkomen, dat geheel of ten dele is bestemd of opgericht dan wel wordt of kan worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf, en geen bouwwerk is waarvoor ingevolge de Woningwet een bouwvergunning is vereist;

1.34 landschappelijke waarden:

waarden in verband met de verschijningsvorm van een gebied en de aanwezigheid van waarneembare structuren en/of elementen in dat gebied;

1.35 natuurlijke waarden:

de aan een gebied toegekende waarden in verband met de geologische, bodemkundige en biologische elementen voorkomende in dat gebied (bij de afweging van het begrip natuurlijke waarden zal de Wet natuurbescherming steeds onderdeel van het toetsingskader zijn);

1.36 normaal agrarisch gebruik:

het regulier gebruik dat, gelet op de bestemming regelmatig noodzakelijk is voor het agrarisch gebruik van de gronden;

1.37 normaal onderhoud:

het onderhoud dat, gelet op de bestemming regelmatig noodzakelijk is voor een goed beheer, behoud en gebruik van de gronden en gebouwen die tot de betreffende bestemming behoren;

1.38 overkapping:

een bouwwerk, geen gebouw zijnde, dat een overdekte ruimte vormt zonder wanden dan wel met ten hoogste één wand;

1.39 peil:

  1. a. indien op het land wordt gebouwd:
    1. 1. voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst:
    2. 2. de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
    3. 3. voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst:
    4. 4. de hoogte van het terrein ter hoogte van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw;
  2. b. indien over of in het water wordt gebouwd:
    1. 1. het Normaal Amsterdams Peil (of een ander plaatselijk aan te houden waterpeil);

1.40 prostitutie:

het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen voor of met een ander tegen vergoeding;

1.41 prostitutiebedrijf:

een gebouw, voer- of vaartuig, dan wel enig gedeelte daarvan, geheel of gedeeltelijk bestemd, dan wel in gebruik voor het daar uitoefenen van prostitutie;

1.42 voorgevel:

de naar de weg gekeerde gevel van een gebouw of, indien het een gebouw betreft met meer dan één naar de weg gekeerde gevel, de gevel die door de ligging, de situatie ter plaatse en/of de feitelijke indeling van het gebouw, als voorgevel moet worden aangemerkt;

1.43 woning:

een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden;

1.44 woonhuis:

een gebouw, dat één woning omvat, dan wel twee of meer naast elkaar en/of geheel of gedeeltelijk boven elkaar gelegen woningen omvat en dat qua uiterlijke verschijningsvorm als een eenheid beschouwd kan worden;

Artikel 2 Wijze Van Meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 de dakhelling:

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;

2.2 de goothoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;

2.3 de inhoud van een bouwwerk:

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buiten­zijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;

2.4 de bouwhoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;

2.5 de oppervlakte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;

2.6 afstand tot de (bouw)perceelgrens:

tussen de grenzen van een bouwperceel en een bepaald punt van het op dat bouwperceel voorkomend (hoofd)gebouw, waar die afstand het kortst is;

2.7 de afstand tot de weg:

vanaf enig punt van een bouwwerk tot de rand van de wegberm aan de zijde van de weg;

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Agrarisch

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Agrarisch’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. het agrarisch gebruik;
  2. b. het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de landschappelijke, geomorfologische en cultuurhistorische waarden;

met daaraan ondergeschikt:

  1. c. het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de natuurlijke waarden;
  2. d. doeleinden van agrarisch natuurbeheer;
  3. e. cultuurgrond;
  4. f. openbare nutsvoorzieningen;
  5. g. extensief dagrecreatief medegebruik;
  6. h. wegen en paden;
  7. i. beken, plassen, poelen, vennen, sloten, en/of andere watergangen en/of -partijen;
  8. j. terreinen voor evenementen;

met de daarbijbehorende:

  1. k. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

3.2 Bouwregels

3.3 Specifieke gebruiksregels

3.4 Afwijken van de gebruiksregels

Burgemeester en Wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van:

  1. a. het bepaalde in artikel 3.3.2 indien in plaats van de landschapsmaatregelen zoals opgenomen in Bijlage 1, andere landschapsmaatregelen worden getroffen, met dien verstande dat
    1. 1. de landschapsmaatregelen minimaal gelijk zijn aan de in Bijlage 1 opgenomen landschapsmaatregelen en voorzien in een minimaal gelijk beschermingsniveau van de landschappelijke waarden waarvoor de in Bijlage 1 genoemde landschapsmaatregelen zijn bepaald;
    2. 2. er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van in de omgeving aanwezige functies en waarden.

3.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 4 Bos

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Bos’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. natuur, bosbouw en houtproductie;
  2. b. het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de cultuurhistorische, de natuurlijke en de landschappelijke waarden van de bos- en natuurgebieden;
  3. c. beken, plassen, poelen, vennen, sloten en/of andere watergangen en/of –partijen, al dan niet mede bestemd voor waterberging;

en mede bestemd voor:

  1. d. het tegengaan van een te hoge geluidsbelasting van een geluidsgevoelige bestemming vanwege een spoorweg, ter plaatse van de algemene aanduidingregel 'geluidzone - spoor';

met dien verstande dat;

  1. e. de beplanting van de voor 'Bos' aangewezen gronden bestaat uit soorten, die vermeld zijn in het landschappelijk inrichtingsplan in bijlage 1 van de planregels;

met daaraan ondergeschikt:

  1. f. het extensief agrarisch medegebruik;
  2. g. het extensief dagrecreatief medegebruik en educatief medegebruik;
  3. h. wegen en paden;
  4. i. openbare nutsvoorzieningen;
  5. j. terreinen voor evenementen;

met de daarbijbehorende:

  1. k. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

4.2 Bouwregels

4.3 Specifieke gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken wordt in ieder geval gerekend:

  1. a. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van verblijfsrecreatieve doeleinden;
  2. b. het opslaan van mest en/of andere landbouwproducten;
  3. c. het scheuren, het omzetten en/of anderszins ingrijpend wijzigen van gronden ten behoeve van een permanent ander gebruik;
  4. d. het dempen van beken, plassen, sloten en/of andere watergangen en/of -partijen.

4.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 5 Horeca

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Horeca’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. een parkeerterrein ter plaatse van de aanduiding 'parkeerterrein' ten behoeve van de bestaande horecabedrijf op de aangrenzende gronden;

met de daarbijbehorende:

  1. b. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

5.2 Bouwregels

Hoofdstuk 3 Algemene Regels

Artikel 6 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 7 Algemene Gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken wordt in ieder geval gerekend:

  1. a. het gebruik en laten gebruiken van de gronden als standplaats voor kampeermiddelen;
  2. b. het gebruik en laten gebruiken van de gronden en bouwwerken ten behoeve van een prostitutiebedrijf;
  3. c. het gebruik en laten gebruiken van de gronden voor de opslag van schroot, afbraak- en bouwmaterialen, anders dan ten behoeve van de uitvoering van krachtens de bestemming toegelaten bouwactiviteiten en werken en werkzaamheden;
  4. d. het gebruik van gronden ten behoeve van weekmarkten, jaarmarkten, evenementen, festiviteiten, manifestaties, en horecaterreinen en/of standplaatsen voor detailhandel, indien die activiteiten een aaneengesloten periode van meer dan 14 dagen omvatten;
  5. e. het storten van puin en afvalstoffen;
  6. f. de stalling en opslag van (aan het oorspronkelijk gebruik onttrokken) voer-, vaar- of vliegtuigen;
  7. g. het gebruik en laten gebruiken van de gronden voor het plaatsen en/of aanbrengen van niet-perceelsgebonden handelsreclame en/of reclame voor ideële doeleinden of overtuigingen.

Artikel 8 Algemene Aanduidingsregels

8.1 Geluidzone - spoor

Artikel 9 Algemene Afwijkingsregels

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van:

  1. a. de bij recht in de regels gegeven afmetingen en percentages, met uitzondering van de oppervlakte en inhoudsmaten, tot ten hoogste 10% van die afmetingen en percentages;

Artikel 10 Algemene Wijzigingsregels

Burgemeester en Wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat:

  1. a. enige bestemming wordt gewijzigd voor wat betreft de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van zend-, ontvangst- en antennemasten voor de telecommunicatie, mits:
    1. 1. de antenne niet geplaatst kan worden op een bestaand hoog bouwwerk, zoals een hoogspanningsmast, een reclamemast, een torensilo, of een daarmee gelijk te stellen hoog bouwwerk;
    2. 2. de antenne niet geplaatst kan worden op een bedrijventerrein;
    3. 3. de antenne vervolgens geplaatst moet worden in aansluiting op grote infrastructuurlijnen;
    4. 4. de mast radiografisch noodzakelijk is;
    5. 5. de hoogte van een mast ten hoogste 45,00 m zal bedragen;
    6. 6. het aantal masten binnen de gemeente niet meer mag bedragen dan strikt noodzakelijk is voor de realisatie van een adequaat dekkend netwerk van voldoende capaciteit;
    7. 7. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de natuurlijke en landschappelijke waarden, de woonsituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

Artikel 11 Overige Regels

11.1 Aanvullende werking welstandscriteria

De op de verbeelding en in de regels geboden ruimte ten aanzien van de situering en de maatvoering van bouwwerken, kan nader worden ingevuld door de in de Woningwet bedoelde welstandscriteria.

11.2 Nadere eisen

Burgemeester en Wethouders kunnen ten behoeve van de milieusituatie, de landschappelijke waarden, de natuurlijke waarden, de geomorfologische waarden, de cultuurhistorische waarden, de archeologische waarden, het bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, zodanig dat er geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de genoemde criteria.

Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels

Artikel 12 Overgangsrecht

12.1 Overgangsrecht bouwen

  1. a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    1. 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    2. 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  2. b. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het bepaalde in sublid a. een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het sublid a. met maximaal 10%.
  3. c. Sublid a. is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

12.2 Overgangsrecht gebruik

  1. a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  2. b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in sublid a., te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  3. c. Indien het gebruik, bedoeld in sublid a., na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  4. d. Sublid a. is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 13 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als: Regels deel uitmakend van het bestemmingsplan 'Buitengebied, Landgoed op den Bult'.

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Algemeen

Het voorliggende bestemmingsplan heeft betrekking op het perceel Hengelosestraat 6-8 in Deurningen. Op het perceel is horecaonderneming Frans op den Bult (hierna: initiatiefnemer) gevestigd. Om het naastgelegen bos aantrekkelijker te maken voor bezoekers van de horecaonderneming én de natuurwaarden te versterken is het wenselijk het bos anders in te richten en een extra parkeerterrein aan te leggen. Daarvoor is een bestemmingsplanwijziging noodzakelijk. Met dit bestemmingsplan wordt dit mogelijk gemaakt (vastgesteld 19-09-17; Zie bijlage 'vaststellingsbesluit' bij dit bestemmingsplan).

1.2 Ligging Plangebied

Het bestemmingsplan heeft betrekking op het bosperceel naast het adres Hengelosestraat 6-8 te Deurningen, de horecaonderneming Frans op den Bult. Het plangebied is gelegen in het buitengebied van de gemeente Dinkelland op circa 1,8 kilometer ten zuidoosten van Deurningen en circa 0,5 kilometer ten noorden van de kom van Hengelo. Kadastraal staat het perceel bekend als gemeente Weerselo, sectie M, nummer 3468. In figuur 1.1 is de ligging van het plangebied weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.1774.BUIBPLGOPDENDBULT-VG01_0001.png"

Figuur 1.1: Ligging plangebied

1.3 Geldende Bestemming

Voor het plangebied van 5,8 ha. geldt het bestemmingsplan 'Buitengebied, A1 zone'. Dit bestemmingsplan is op 16 december 2014 door de gemeenteraad van Dinkelland vastgesteld.Zie figuur 1.2 voor een uitsnede van de verbeelding van het geldende bestemmingsplan, waarin het plangebied rood omlijnd is.

De verschillen met het nieuwe bestemmingsplan zijn de verschuivingen van de enkelbestemmingen ‘Bos’ en ‘Agrarisch’ over het perceel. Naast de bestaande parkeerplaats van de horercavoorziening is een nieuw bestemmingsvlak ‘Horeca’ opgenomen, met de functieaanduiding ‘parkeerterrein’. De gebruiksmogelijkheden binnen de bestemmingen komen overeen met de mogelijkheden in het vigerende bestemmingsplan.

afbeelding "i_NL.IMRO.1774.BUIBPLGOPDENDBULT-VG01_0002.png"

Figuur 1.2: Uitsnede vigerende bestemmingsplannen

1.4 Opzet Van De Toelichting

In deze toelichting op het bestemmingsplan wordt de voorgenomen ontwikkeling beschreven en getoetst aan de geldende beleidskaders en relevante omgevingsaspecten. Daartoe wordt na dee inleiding in hoofdstuk 2 een beschrijving van het plan gegeven. Vervolgens wordt in hoofdstuk 3 ingegaan op het nationale, provinciale en gemeentelijke beleid. Hoofdstuk 4 bevat de toets aan de verschillende omgevingsaspecten zoals natuur. In hoofdstuk 5 wordt er een toelichting op de regels gegeven. Tot slot bevat hoofdstuk 6 informatie over de economische en maatschappelijke uitvoerbaarheid van dit bestemmingsplan.

Hoofdstuk 2 Planbeschrijving

2.1 Bestaande Situatie

De horecaonderneming Frans op den Bult aan de Hengelosestraat 6-8 te Deurningen is al decennialang een begrip in de omgeving. Verschillende generaties van exploitanten hebben gezorgd voor een goedlopend bedrijf met een restaurant, hotel, zalencentrum en cateringmogelijkheid. Bijna ieder jaar wordt er wel iets aan-, op- of bijgebouwd. Naast incidentele bezoekers is de onderneming een vaste stek voor chauffeurs van vrachtwagens. Aan de overzijde van de Vliegveldstraat is een ruime parkeergelegenheid voor vrachtwagens. Binnenkort starten de werkzaamheden voor het verbreden van Vliegveldstraat, inclusief de aanleg van een voetgangerstunnel onder de Vliegveldstraat.Het naastgelegen bosperceel met weide is in de loop der jaren in het bezit gekomen van de initiatiefnemer. Het grenst direct aan de parkeerplaats van het horecacomplex en is aan drie zijden ingesloten door de Rijksweg A1, Vliegveldstraat en Hengelosestraat.

afbeelding "i_NL.IMRO.1774.BUIBPLGOPDENDBULT-VG01_0003.png"

Figuur 2.1: Vogelvluchtfoto van planlocatie aan Hengelosestraat, Vliegveldstraat en Rijksweg A1.

Het bos bestaat gedeeltelijk uit larix en diverse loofbomen. Langs de noordoostzijde is een houtwal. Het bos aan de zuidoostzijde is grotendeels gekapt. Tevens loopt een onverharde weg van het zuidwesten naar het noordoosten, tot het noordoostelijke weiland.

2.2 Gewenste Situatie

De intiatiefnemer heeft recentelijk een inrichtingsplan voor het bosperceel op laten stellen (zie figuur 2.2 en bijlage 1). Dit is het uitgangspunt voor dit bestemmingsplan. De intentie van het initiatief is drieledig:

  • om het bos beter toegankelijk te maken voor recreanten van Frans op den Bult en passanten;
  • betere mogelijkheden voor tijdelijke activiteiten;
  • versterking van de natuurwaarden in het gebied.

Met de nieuwe plannen verwacht de initiatiefnemer opnieuw goed in te kunnen spelen op de wensen van de klanten. Daarnaast wordt een wens vervuld om de onderneming beter te situeren in de natuurlijke omgeving.

afbeelding "i_NL.IMRO.1774.BUIBPLGOPDENDBULT-VG01_0004.png"

Figuur 2.2: Uitsnede uit het inrichtingsplan voor het Landgoed op den Bult (bron Bijkerk c.s.).

Bezoekers van de horecaonderneming én passanten kunnen in de toekomst een wandeling maken over het Landgoed op den Bult, eventueel met een hond. Bezoekers met de auto die niet direct binnen willen komen kunnen hun auto parkeren op de nieuwe parkeerplaats aan de Vliegtuigstraat.

De nieuwe, ronde weide kan incidenteel gebruikt worden voor kleinschalige evenementen. De catering en andere fasciliteiten kunnen geleverd worden door de naastgelegen voorziening.

Hoofdstuk 3 Beleid

3.1 Rijksbeleid

Op 13 maart 2012 is de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) vastgesteld, waarmee het huidige ruimtelijke en mobiliteitsbeleid in werking is getreden. In de structuurvisie schetst het Rijk ambities voor Nederland in 2040. Naast de ambities met betrekking tot de ruimtelijke ordening wordt ook ingegaan op de bijbehorende bestuurlijke verantwoordelijkheden. Iedere bestuurslaag, het Rijk, de provincies en gemeenten, kent haar eigen verantwoordelijkheden. Vanuit nationaal perspectief betekent dit dat er een aantal belangen zijn benoemd die van nationaal belang worden geacht. Daarbij kan in algemene zin worden gedacht aan belangen met betrekking tot mainports, de rivieren of de kustbescherming. Voor Oost-Nederland (Overijssel, Gelderland) gaat het om de volgende nationale belangen:

  • Het waar nodig verbeteren van de internationale achterlandverbindingen (wegen, spoorwegen en vaarwegen) die door Oost-Nederland lopen. Dit onder andere ten behoeve van de Mainports Rotterdam en Schiphol. Hiervoor wordt onder meer een MIRT-onderzoek naar het goederenvervoer over spoor op de lange termijn uitgevoerd, evenals het Programma Hoogfrequent Spoorvervoer;
  • Versterking van de primaire waterkeringen (hoogwaterbeschermingsprogramma) en het samen met decentrale overheden uitvoeren van het gebiedsgerichte deelprogramma Rivieren van het Deltaprogramma ten behoeve van het formuleren van een integrale strategie voor het rivierengebied. In Oost-Nederland gaat het deelprogramma Rivieren over de Waal, Neder-Rijn, Lek, IJssel en IJssel-Vechtdelta;
  • Het samenwerken met decentrale overheden in de generieke deelprogramma's Veiligheid, Zoet water en Nieuwbouw en Herstructurering van het Deltaprogramma;
  • Het tot stand brengen en beschermen van de (herijkte) EHS, inclusief de Natura 2000-gebieden (zoals de Veluwe);
  • Het robuust en compleet maken van het hoofdenergienetwerk (380 kV), onder andere door het aanwijzen van het tracé voor aansluiting op het Duitse hoogspanningsnet en het buisleidingennetwerk.

Voor het juridisch borgen van de nationale belangen uit de structuurvisie heeft het Rijk op basis van de Wet ruimtelijke ordening (Wro), verschillende besluiten waarmee dat mogelijk is. Om een directe doorwerking van nationale belangen te behalen zijn deze veelal opgenomen in het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro). Dit geeft de juridische kaders die nodig zijn om het vigerende ruimtelijk beleid te borgen.

Voorliggend bestemmingsplan betreft een relatief kleinschalige ontwikkeling en biedt de mogelijkheid een bestaand bosperceel anders in te richten. Het rijksbeleid laat zich niet specifiek uit over dergelijke kleinschalige ontwikkelingen. Het initiatief raakt geen rijksbelangen zoals opgenomen in de SVIR. Derhalve wordt geconcludeerd dat er geen sprake is van strijd met het rijksbeleid.

3.2 Provinciaal Beleid

3.2.1 Omgevingsvisie & -verordening Overijssel (2013)

Op 1 juli 2009 hebben Provinciale Staten de Omgevingsvisie Overijssel vastgesteld. In deze beleidsnota presenteert de provincie het provinciale beleid, de provinciale belangen en de wijze waarop uitvoering wordt nagestreefd. De provinciale verordening wordt daarbij ingezet om provinciale belangen juridisch te borgen. De verordening bevat daarom dan ook geen nieuwe beleidskaders. Op 3 juli 2013 hebben Provinciale Staten de actualisatie van de Omgevingsvisie Overijssel vastgesteld. Deze actualisatie richt zich alleen op de volgende onderwerpen:

  1. 1. Begrenzing Ecologische Hoofdstructuur (EHS/Natura2000/PAS);
  2. 2. Streefbeeld Wegencategorisering;
  3. 3. Windenergie (rol provincie);
  4. 4. Nieuwvestiging van intensieve veehouderijen in landbouwontwikkelingsgebieden (LOG's);
  5. 5. Kantorenbeleid;
  6. 6. Definitie van lokaal gewortelde bedrijvigheid;
  7. 7. Ruimtelijke reserverings gebiedsontwikkeling Luchthaven Twente e.o.;
  8. 8. Aanpassing verordening op basis van eerder uitgevoerde evaluatie.

De beleidsnota bevat de visie op de ontwikkeling van de fysieke leefomgeving in Overijssel tot 2030. Daarbij wordt aangegeven welke ambities en doelstellingen van provinciaal belang zijn en op welke wijze deze gerealiseerd zullen worden. De provincie heeft daarbij een uitvoeringsmodel vastgesteld, waarmee kan worden bekeken of een plan in lijn is met het provinciale beleid. Daarvoor wordt het plan getoetst aan de generieke beleidskeuzes, het ter plaatse geldende ontwikkelingsperspectief en de lokale gebiedskenmerken. Zie onderstaande afbeelding.

afbeelding "i_NL.IMRO.1774.BUIBPLGOPDENDBULT-VG01_0005.jpg"

Afbeelding 3.1: Uitvoeringsmodel Omgevingsvisie Overijssel (Provincie Overijssel)

Generieke beleidskeuzes

Bij de generieke beleidskeuzes gaat het om keuzes van de Europese Unie, het Rijk of de provincie. Het zijn keuzes die bepalend zijn voor het wel of niet toelaten van ontwikkelingen. Hierbij kan worden gedacht aan het principe van zuinig en zorgvuldig ruimtegebruik, maar ook aan reserveringen voor waterveiligheid, waterkwaliteit, natuurontwikkeling, externe veiligheid, etc.

Zoals blijkt uit hoofdstuk 2 is op voorliggend plan de Kwaliteitsimpuls Groene omgeving van toepassing. In de provinciale verordening is onder artikel 2.1.6 een aantal regels daarvoor opgenomen.Daarin is het volgende bepaald: "Bestemmingsplannen voor de groene omgeving kunnen voorzien in nieuwvestiging en grootschalige uitbreidingen van bestaande functies in de groene omgeving, uitsluitend indien hier sociaaleconomische en/of maatschappelijke redenen voor zijn én er is aangetoond dat het verlies aan ecologisch en/of landschappelijk waarden in voldoende mate wordt gecompenseerd door investeringen ter versterking van ruimtelijke kwaliteit in de omgeving". De gemeente Dinkelland heeft voor de uitvoering van de Kwaliteitsimpuls Groene omgeving een gemeentelijk beleidskader opgesteld waaraan aanvragen worden getoetst. Deze beleidsnota is geaccordeerd door de provincie. Uit de toetsing aan het gemeentelijke beleidskader (zie 3.3.3) blijkt dat voorliggend plan daaraan voldoet.

Het plangebied maakt ook deel uit van het Nationaal Landschap Noordoost-Twente. Nationale Landschappen worden in de provinciale verordening gedefinieerd als de "door het Rijk aangewezen en globaal begrensde gebieden met (inter)-nationaal zeldzame of unieke landschapskwaliteiten en in samenhang daarmee cultuurhistorische en natuurlijke kenmerken". De kernkwaliteiten van het Nationaal Landschap Noordoost-Twente zijn:

  1. 1. het samenhangende complex van beken, essen, kampen en moderne ontginningen;
  2. 2. de grote mate van kleinschaligheid;
  3. 3. het groene karakter.

Conform de verordening mogen bestemmingsplannen binnen het Nationaal Landschap Noordoost-Twente alleen nieuwe ontwikkelingen mogelijk maken als die bijdragen aan het behoud of de ontwikkeling van de kernkwaliteiten. Aan voorliggend plan ligt een landschappelijk inrichtingsplan ten grondslag waaruit blijkt dat het plan recht doet aan het groene karakter van het gebied. Een nieuw bosgedeelte sluit in de toekomst aan op het bestaande bos, van initiatiefnemer en naastgelegen percelen; een open gedeelte wordt in het bos gecreëerd tegen de bestaande bebouwing. De ontsnippering betekent een verbetering in een opgedeeld gebied door de aanleg van de snelweg A1, spoorlijn en bedrijventerreinen.

Geconcludeerd wordt dat met voorliggend plan de kernkwaliteiten van het Nationaal Landschap Noordoost-Twente worden behouden. Voor het overige geldt dat het plan niet is gelegen in één van de genoemde reserveringsgebieden. Het plan is in lijn met de generieke beleidskeuzes van de provincie Overijssel.

Ontwikkelingsperspectieven

Met de ontwikkelingsperspectieven geeft de provincie richting aan wat waar ontwikkeld zou kunnen worden. Daartoe is in de omgevingsvisie een spectrum van zes ontwikkelinsperspectieven beschreven voor de groene en de stedelijke omgeving. De ontwikkelingsperspectieven zijn richtinggevend om flexibiliteit voor de toekomst te hebben.

Het plangebied ligt in het “Buitengebied accent veelzijdige gebruiksruimte - Mixlandschap”, met een beleidsaanduiding over een noordoostelijk en zuidelijk gedeelte van “Buitendijksgebied, beekdal- of veenweidegebied”. Zie ook afbeelding 3.2. Het ontwikkelingsperspectief betekent dat er voldoende ruimte is voor landbouw, landschapsontwikkeling, natuur, cultuurhistorie, vrije tijd, wonen en overige bedrijvigheid, volgens de gebiedskenmerken.

Met de beleidsaanduiding “Buitendijks, beekdal- of veenweidegebied” wordt gedoeld op gebieden met een veenpakket in de ondergrond en/of laaggelegen gebieden langs waterlopen. Ontwatering hoeft niet dieper dan nodig is voor gebruik als grasland. Voorliggend plan bestaat met name uit het concentreren van het bos en recreatief gebruik mogelijk maken naast bestaande bebouwing. Dit past binnen het hierboven benoemde ontwikkelingsperspectief. Er vindt geen noemenswaardig grondverzet of wijziging van de grondwaterstand plaats.

afbeelding "i_NL.IMRO.1774.BUIBPLGOPDENDBULT-VG01_0006.png"

Afbeelding 3.2: Ligging deelgebied t.o.v. ontwikkelingsperspectieven (Atlas Overijssel)

Gebiedskenmerken

Voor het plangebied zijn de volgende gebiedskenmerken van toepassing:

  • Natuurlijke laag: zandgebieden, dekzandvlakte en ruggen
  • Laag van het agrarisch cultuurlandschap: jonge heide- en beekontginningslandschap
  • Stedelijke laag: n.v.t.
  • Lust- en leisurelaag: n.v.t.

De genoemde gebiedskenmerken en daarbij behorende provinciale ambities zijn richtinggevend, geweest bij de vormgeving van het erf en de landschappelijke inpassing van deze ontwikkeling. Zie hiervoor ook bijlage 1. Geconcludeerd wordt dat met voorliggend plan op positieve wijze wordt bijgedragen aan de ter plaatse geldende gebiedskenmerken.

Omgevingsvisie Overijssel 2017. Beken kleur

De 'Omgevingsvisie Overijssel 2017. Beken kleur' is op 12 april 2017 vastgesteld door Provinciale Staten en vanaf 1 mei van kracht geworden. De Omgevingsverordening Overijssel 2017 is een vertaling van de Omgevingsvisie in bindende regels.

De provincie toetst nieuwe bestemmingsplannen aan de Omgevingsverordening. In dit geval is artikel 2.8 van de Omgevingsverordening relevant: regels voor 'bos en natuur buiten het NNN (voorheen EHS)'.

Bijlage 9 van dit bestemmingsplan gaat in op de toetsing en concludeert dat er sprake is van een noodzakelijke 'kleinschalige ontwikkeling' en dat wordt voldaan aan de voorwaarden.

Toetsing aan beleidskader

Geconcludeerd kan worden dat de in dit voorliggende bestemmingsplan besloten ruimtelijke ontwikkeling in overeenstemming is met het in de Omgevingsvisie Overijssel verwoorde en in de Omgevingsverordening verankerde provinciaal ruimtelijk beleid.

3.3 Gemeentelijk Beleid

3.3.1 Bestemmingsplan 'Buitengebied, A1-zone'

Zoals gesteld in paragraaf 1.3 geldt voor de Hengelosestraat 6-8 het bestemmingsplan 'Buitengebied, A1-zone”.

Ter plaatse van de nieuwe open ruimte in het bos, inclusief parkeervoorziening, is de bestemming 'Agrarisch' toegekend. Ter compensatie wordt terrein met de vigerende bestemming ‘Agrarisch’ gewijzigd naar ‘bos’. Hiervoor is een bestemmingsplanwijziging noodzakelijk.

Op 19-2-2016 is een principeverzoek ingediend voor wijziging van het bestemmingsplan. Dit verzoek is meerdere keren aangevuld en gewijzigd. Met een brief van 22-12-16 heeft het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Dinkelland (zie bijlage 2) positief gereageerd op het verzoek en zich bereid verklaard om in principe medewerking te verlenen aan het verzoek.

Als onderbouwing van de bestemmingsplanherziening is een landschappelijk inrichtingsplan opgesteld (zie bijlage 1). Hiervoor is advies gevraagd aan het Q-team Dinkelland-Tubbergen (Landelijk Gebied), zoals bepaald in de regeling Kwaliteitsimpuls Groen Omgeving (KGO).

Toetsing aan beleidskader

Op 19-10 en 16-11 in 2016 is het Q-team bij elkaar geweest ter bespreking van het plan voor Frans op den Bult (zie bijlage 3). Het Q-team heeft geen bezwaren tegen het verschuiven van de boskamers naar de nieuwe ronde ruimte. Daarnaast worden adviezen gegegeven op detailniveau.

Gelet op het feit dat het plan voldoet aan de overige voorwaarden van de gemeente Dinkelland in haar ruimtelijk beleid (zie paragraaf 3.3.2 tot en met 3.3.6) kan geconcludeerd worden dat een bestemmingsplanherziening in overeenstemming is met het gemeentelijk beleid.

3.3.2 Structuurvisie Dinkelland (2013)

De gemeenteraad van Dinkelland heeft op 10 september 2013 besloten de structuurvisie Dinkelland gewijzigd vast te stellen. De structuurvisie bevat de hoofdlijnen van het gemeentelijke ruimtelijk beleid. De nota vormt daarmee een integrale ruimtelijke en functionele toekomstvisie voor de gemeente Dinkelland voor de periode tot 2020. In algemene zin wil de gemeente zich profileren als een toeristisch agrarische gemeente. De daarbij behorende kenmerken zijn:

  • Kleinschaligheid;
  • Twents landschap;
  • Ruimte voor de boer;
  • Versterken toeristische sector;
  • Wonen en (be)leven.

Het plangebied ligt in het buitengebied ten zuidoosten van de kern Deurningen. Op de kaart behorende bij de structuurvisie ligt het plangebied in 'Buitengebied, deelgebied 3 Zuid'. Voor dit deelgebied zijn de volgende hoofdlijnen opgenomen:

  • Ontwikkeling groene bufferzone;
  • Ontwikkeling A1-zone en omgeving;
  • Versterken waterparel;
  • Aanwijzing Natura 2000 gebied in procedure “Lonnekermee”;
  • Ontwikkeling vliegveld Twente / Area Development Twente.

In de visie wordt ingegaan op de ambitie om het landschap beter beleefbaar te maken vanaf de snelweg A1. Mogelijk wordt de omgeving voorgedragen als snelwegpanorama in het kader van de Nationale Landschappen. Dit zou ook passen bij de Omgevingsvisie Overijssel. Concreet betekent dit voor de locatie dat gestreefd wordt naar bundeling van bosgebieden en het wegplanten van het tankstation aan de A1 en parkeerterrein voor vrachtwagens.

afbeelding "i_NL.IMRO.1774.BUIBPLGOPDENDBULT-VG01_0007.png"

Afbeelding 3.3: Ligging plangebied op plankaart Structuurvisie Gemeente Dinkelland

Een groene buffer (aaneengesloten groene zone) moet tegengaan dat Deurningen wordt ingekapseld door Hengelo.

Toetsing aan beleidskader

Met voorliggend plan wordt een verplaatsing van een bos en de aanleg van een nieuw parkeerterrein mogelijk gemaakt. Daarmee wordt het aaneengesloten bosgebied versterkt en komt het tankstation nog minder in het zicht vanaf de Hengelosestraat. In een landschappelijk inpassingpslan is aangetoond dat het plan in lijn is met het beleid uit de gemeentelijke structuurvisie.

3.3.3 Kwaliteitsimpuls Groene Omgeving

Het beleid Kwaliteitsimpuls Groene Omgeving (KGO) biedt ruimte aan grootschalige uitbreidingen en ontwikkelingen in het buitengebied, onder de voorwaarde dat er tegelijkertijd wordt geïnvesteerd in de ruimtelijke kwaliteit van het buitengebied. De kwaliteitsimpuls is van toepassing op ontwikkelingen die niet in het geldende bestemmingsplan passen. KGO is een instrument om ruimtelijke kwaliteit te realiseren en meer mogelijkheden te bieden tot maatwerk. In het beleid wordt onderscheid gemaakt tussen een basisinspanning en de kwaliteitsimpuls. Dit onderscheid komt voort uit de omgevingsvisie van de provincie Overijssel. Hierin staat het volgende: "Bij grootschalige ontwikkelingen (nieuw of uitbreiding van het bestaande) wordt naast een investering in de ontwikkeling zelf, tegelijkertijd geïnvesteerd in de omgevingskwaliteit (aanvullende inspanning)".

De gewenste ontwikkeling is niet mogelijk op basis van de regels van het bestemmingsplan ‘Buitengebied A1-zone’ en het gemeentelijke beleid. Daarom is verzocht om een landschappelijk inpassingsplan. Zodra sprake is van een grootschalige ontwikkeling, geldt een meer gebiedsgerichte benadering. De KGO is dan van toepassing, náást de basisinspanning. Dat geldt voor nieuwe functies en grootschalige uitbreiding van bestaande functies in het buitengebied.

In het KGO-beleid is bepaald wanneer er sprake is van een kleinschalige of een grootschalige ontwikkeling. In de gevallen waarbij medewerking kan worden verleend aan een ontwikkeling welke in het bestemmingsplan zijn geregeld, hetzij bij recht, hetzij met toepassing van een afwijking, dan geldt deze ontwikkeling in principe als een ontwikkeling met een kleinschalige impact en hoeft er geen KGO te worden geleverd en kan er worden volstaan met de basisinspanning. Is er wél een bestemmingsplanprocedure nodig, zoals in dit geval, dan is er sprake van een ontwikkeling met een grootschalige impact. Hierbij is opgemerkt dat partiële wijzigingen evenwel dusdanig beperkt zijn qua impact dat het reëel is deze niet onder de reikwijdte van de KGO te laten vallen, tenzij hogere regelgeving anders voorschrijft.

Door een onafhankelijk taxateur (zie bijlage 5) is aangetoond dat de interne uitwisseling van landbouwgrond tegen bosgrond geen waardeverandering van het geheel object tot stand brengt. Met andere woorden de interne uitwisseling van landbouwgrond tegen bosgrond heeft geen invloed op de waarde van het gehele object. De private parkeerplaats is niet nodig voor naastgelegen horecagelegenheid. Bij een denkbeeldige verkoop van het restauarant is het nieuwe parkeerterrein niet benodigd en heeft dus voor een redelijk handelende marktpartij geen meerwaarde. Het parkeerterrein blijft onderdeel uitmaken van een NSW-landgoed en is daardoor, in verband met genoten belastingvoordeel, niet meer los verkoopbaar. De aanleg brengt ook aanzienlijke kosten met zich mee.

Toetsing aan beleidskader

De ontwikkeling van het Landgoed op den Bult aan de Hengelosestraat 6-8 te Deurningen bestaat uit het verplaatsen van bos en de aanleg van een nieuw parkeerterrein. De ontwikkeling valt in principe niet binnen de bevoegdheden van een wijziging zoals deze in het bestemmingsplan 'Buitengebied A1-zone’ is opgenomen. De ontwikkeling moet beschouwd worden als een grootschalige ontwikkeling en valt daarom onder de reikwijdte van de KGO. De basisinspanning (landschappelijk inpassingsplan, bijlage 1) is verricht. Uitgesloten wordt dat na een bestemmingsplanwijziging en aanleg van parkeerterrein de aanlegkosten een waardevermeerdering van het perceel zou overtreffen. Daarom is nadere compensatie niet nodig. Op 19-10 en 16-11 in 2016 is het Kwaliteits- of Q-team bij elkaar geweest ter bespreking van het plan voor Frans op den Bult (zie bijlage 3) met als formeel kader het beleidsdocument KGO. Het Q-team heeft geen bezwaren tegen het verschuiven van de boskamers naar de nieuwe ronde ruimte. Daarnaast worden adviezen gegegeven op detailniveau. Het plan is daarop aangepast.

Aldus voldoet het plan onder bepaalde voorwaarden aan de Kwaliteitscriteria Groene Omgeving.

3.3.4 Landschapsontwikkelingsplan (LOP)

Het Landschapsontwikkelingsplan (LOP) van de gemeente Dinkelland is vastgesteld op 2 september 2008 en is een gemeentelijke uitwerking van het LOP Noordoost Twente en Twenterand. Het hoofddoel van het landschapsontwikkelingsplan is het formuleren van de gewenste ontwikkelingsrichting voor het landschap voor de komende 10 jaar. Het is de bedoeling dat het LOP een bijdrage levert aan:

  • behoud, herstel, versterking en vernieuwing van landschappelijke kwaliteiten;
  • een vitaal en veerkrachtig landschap;
  • een gezamenlijke aanpak;
  • stellen van landschappelijke randvoorwaarden ten aan zien van ontwikkelingen.

Het LOP wil in de eerste plaats de mogelijkheden laten zien. Het zegt niet wat niet mag of wat direct moet, want het LOP heeft immers geen juridische status. Het LOP heeft hierdoor geen beperkende werking op de bestaande functies in het gebied, zoals landbouw, recreatie, wonen en werken. De landschappelijke eenheden zijn opgebouwd uit verschillende deelgebieden met ieder hun eigen karakteristieken en gewenste ontwikkeling. De verschillen in gewenste ontwikkeling en het onderscheid in deelgebieden komen voort uit de verschillen tussen landschapstypen.

Toetsing aan beleidskader

In het oude cultuurlandschap rond Deurningen liggen de boerderijen in onregelmatige groepen langs grote essen. Het toekomstbeeld ten noorden, oosten en westen van Deurningen is een agrarisch cultuurlandschap dat gekenmerkt wordt door een rijke kleinschalige verweving van natuurlijke elementen (een groen-blauwe dooradering). De opgaven van het LOP is voornamelijk gericht op behoud en versterking van dit karakter van het oude agrarische cultuurlandschap.

Met de wijziging van de open en gesloten delen van het bos wordt het oude agrarische cultuurlandschap niet aangetast. Door de dominante, zware infrastructuur rond het plangebied is van agrarische activiteiten weinig sprake. De ontwikkelingen zorgen voor klustering van de groenstructuur en ondersteunen daarmee de herkenbaarheid. Het beoogde plan past binnen de kaders die gesteld zijn in het LOP. Het plan is voorzien van een landschappelijke inpassing. Voorliggend plan past daarmee binnen het beleid uit het LOP.

3.3.5 Nota Omgevingskwaliteit Dinkelland en Tubbergen

Het gemeentelijk beleid ten aanzien van de omgevingskwaliteit is vastgelegd in de ‘Nota Omgevingskwaliteit Dinkelland en Tubbergen' (vastgesteld 24 mei 2016). De nota bevat de welstandscriteria waaraan bouwaanvragen en inrichtingsplannen getoetst worden. Afhankelijk van de waarde van een gebied en de gemeentelijke ambitie zijn de criteria meer of minder streng. Op de kaart van de Nota Omgevingskwaliteit kent het gebied de kwalificatie ‘Niveau Bijzonder’. In het plan is geen bebouwing voorzien. Voor het plan is wel een nieuw bestemmingsplan noodzakelijk. Daarvoor is advies gevraagd aan het Q-team. Het Q-team is een adviesorgaan van de gemeente. Het Q-team behandelt plannen die afwijken van de bestaande karakteristiek ter plekke.

Toetsing aan beleidskader

Op 19-10 en 16-11 in 2016 is het Q-team bij elkaar geweest ter bespreking van het plan voor Frans op den Bult (zie bijlage 3). Het Q-team heeft geen bezwaren tegen het verschuiven van de boskamers naar de nieuwe ronde ruimte. Daarnaast worden adviezen gegegeven op detailniveau.

3.3.6 Casco-benadering in Noordoost-Twente

De gemeenteraad van Dinkelland heeft in zijn vergadering van 10 juli 2012 de beleidsnota 'Casco-benadering in Noordoost-Twente' vastgesteld. Deze nota bevat een generieke methode om vorm te geven aan het behoud en de ontwikkeling van het Nationaal-Landschap in Noordoost-Twente. Hiertoe is in het beleid een instrument opgenomen waarmee gemeenten en initiatiefnemers op voorhand duidelijkheid kunnen verkrijgen over het verwijderen, verplaatsen of ontwikkelen van landschapselementen bij toekomstige ontwikkelingen. Daartoe is per landschapstype bepaald of een daarin voorkomend landschapselement onderdeel is van de kenmerkende structuur van dat landschap, het casco, of niet. Daarnaast zijn richtlijnen geformuleerd voor de versterking van het landschap. In de beleidsnota wordt de Kuiperberg als pilotproject uitgelicht.

Uit de casco-kaart Noordoost Twente blijkt dat grote delen van de planlocatie behoren tot een cascogebied. In onderstaande afbeelding is zichtbaar dat de groene gebieden onderdeel uitmaken van het cascogebied.

Om een goede landschappelijke inpassing te waarborgen is een landschappelijk inrichtingsplan opgesteld. In de nieuwe situatie wordt het bos versterkt aan de noordzijde. Het inrichtingsplan is als voorwaardelijke verplichting opgenomen in de regels van het bestemmingsplan. Op deze wijze wordt gegarandeerd dat de inrichting conform het erfbeplantingsplan wordt aangelegd en onderhouden. Als voorwaarde is gesteld dat een onafhankelijk landschapsbureau advies moet geven dat het verwijderen en compenseren van de houtwal past binnen de principes en bouwstenen van de cascobenadering. Hiervoor is een advies opgesteld door landschapsarchitect Bijkerk (zie bijlage 4).

afbeelding "i_NL.IMRO.1774.BUIBPLGOPDENDBULT-VG01_0008.png"

Figuur 3.4: Uitsnede casco-kaart

Toetsing aan beleidskader

Uit het advies van het onafhankelijk landschapsbureau blijkt dat het verwijderen en compenseren van de houtwal binnen de principes en bouwstenen van de casco-benadering past.

Er worden geen lijnelementen verwijderd en er dienen daarom geen vervangende maatregelen te worden genomen. De bosgebiedjes liggen formeel wel in het cascobeleid maar zijn groter dan 0,5 ha. In het plan voor het landgoed wordt verwezen naar de opgestelde plannen voor verwijderen van bos dat op een andere locatie in het plangebied evenredig wordt gecompenseerd. Ten aanzien van de “Cascobenadering in Noordoost Twente” zijn dus geen belemmeringen voor dit bestemmingsplan.

Hoofdstuk 4 Omgevingsaspecten

4.1 Inleiding

Conform artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) wordt bij een bestemmingsplan een toelichting gegeven op de relatie tussen de voorgenomen ontwikkeling en relevante milieuaspecten. Voor het merendeel van de diverse milieuaspecten is specifieke regelgeving opgesteld (bodem, geluid, water, flora- en fauna, etc.). Toch is er bij de vaststelling van een bestemmingsplan sprake van een aanvullende werking, omdat met het bestemmen van gronden ook richting gegeven kan worden aan de uitvoering van het milieubeleid. Uiteraard geldt ook hier het uitgangspunt dat er sprake dient te zijn van een goede ruimtelijke ordening. In dit hoofdstuk zal daarom per milieuaspect de relatie tot de voorgenomen ontwikkeling worden beschreven.

4.2 Vormvrije M.e.r.-beoordeling

Op 1 april 2011 is het nieuwe Besluit milieueffectrapportage in werking getreden. Een belangrijke wijziging die daarin is aangebracht, is dat voor de vraag of een m.e.r.-beoordelingsprocedure moet worden doorlopen, toetsing aan de drempelwaarden in de D-lijst is niet toereikend. Indien een activiteit een omvang heeft die onder de grenswaarden ligt, dient op grond van de selectiecriteria in de EEG-richtlijn milieu-effectbeoordeling te worden vastgesteld of belangrijke nadelige gevolgen van de activiteit voor het milieu kunnen worden uitgesloten. Pas als dat het geval is, is de activiteit niet m.e.r.-(beoordelings)plichtig.

In het kader van de wijziging van het Besluit m.e.r. is een handreiking opgesteld over de vraag hoe moet worden vastgesteld of een activiteit met een omvang onder de drempelwaarde toch belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu kan hebben. In de handreiking is opgenomen dat voor elk besluit of plan dat betrekking heeft op activiteit(en) die voorkomen op de D-lijst en die een omvang hebben die beneden de drempelwaarden liggen een toets moet worden uitgevoerd of belangrijke nadelige milieugevolgen kunnen worden uitgesloten. Voor deze toets wordt de term vormvrije m.e.r.-beoordeling gebruikt. Uit deze toets kunnen twee conclusies volgen:

  • belangrijke nadelige milieueffecten zijn uitgesloten of;
  • belangrijke nadelige milieueffecten zijn niet uitgesloten.

In het eerste geval is de activiteit niet m.e.r.(-beoordelings)-plichtig in het andere geval dient een m.e.r.- beoordeling te worden uitgevoerd en de bijbehorende procedure te worden gevolgd. De toetsing in het kader van de vormvrije m.e.r.-beoordeling dient te geschieden aan de hand van de selectiecriteria in bijlage III van de EEG-richtlijn milieu-effectbeoordeling.

Toetsing

Voor voorliggend plan is bezien of deze m.e.r.(-beoordelings)-plichtig is. Voor dit bestemmingsplan geldt geen m.e.r.-plicht omdat:

  • de activiteiten niet voorkomen in onderdeel C of onderdeel D van de bijlage van het Besluitmilieueffectrapportage;
  • voor het bestemmingsplan is niet gelegen in een kwetsbaar gebied zoals Natura 2000

Uit voorliggende toelichting blijkt overigens dat het plan niet leidt tot belangrijke nadelige milieueffecten.

4.3 Milieuzonering

Zowel de ruimtelijke ordening als het milieubeleid stellen zich ten doel een goede kwaliteit van het leefmilieu te handhaven en te bevorderen. Dit gebeurt onder andere door milieuzonering. Onder milieuzonering verstaan we het aanbrengen van een voldoende ruimtelijke scheiding tussen milieubelastende bedrijven of inrichtingen enerzijds en milieugevoelige functies als wonen en recreëren anderzijds. De ruimtelijke scheiding bestaat doorgaans uit het aanhouden van een bepaalde afstand tussen milieubelastende en milieugevoelige functies. Die onderlinge afstand moet groter zijn naarmate de milieubelastende functie het milieu sterker belast.

Milieuzonering heeft twee doelen:

  • het voorkomen of zoveel mogelijk beperken van hinder en gevaar bij woningen en andere gevoelige functies;
  • het bieden van voldoende zekerheid aan bedrijven dat zij hun activiteiten duurzaam onder aanvaardbare voorwaarden kunnen uitoefenen.

Voor het bepalen van de aan te houden afstanden wordt de VNG-uitgave 'Bedrijven en Milieuzonering' uit 2009 gehanteerd. Deze uitgave bevat een lijst, waarin voor een hele reeks van milieubelastende activiteiten (naar SBI-code gerangschikt) richtafstanden zijn gegeven ten opzichte van milieugevoelige functies. De lijst geeft richtafstanden voor de ruimtelijk relevante milieuaspecten geur, stof, geluid en gevaar. De grootste van de vier richtafstanden is bepalend voor de indeling van een milieubelastende activiteit in een milieucategorie en daarmee ook voor de uiteindelijke richtafstand.

Toetsing

In het plangebied gaat het om de verplaatsing van een bosperceel en de realisatie van een parkeerplaats. Er is geen sprake van een toename van milieubelastende activiteiten. Voor het aspect 'milieuzonering' is sprake van een goede ruimtelijke ordening.

4.4 Bodem

Vanuit het milieuaspect 'bodem' moet rekening worden gehouden met de bodemkwaliteit in relatie tot toegelaten functies. De bodem moet geschikt zijn voor de voorgenomen activiteit en andersom mag de activiteit niet leiden tot vervuiling of verontreiniging van de bodem.

Toetsing

Met de voorgenomen aanleg en gebruik van de gronden is een bestemmingswijziging noodzakelijk. De wijziging laat geen gebouwen toe en bijzonder gebruik. Daarom wordt een bodemonderzoek niet noodzakelijk geacht.

4.5 Geluid

Voor het aspect 'geluid' is de Wet geluidhinder (Wgh) van toepassing. De Wgh biedt geluidsgevoelige bestemmingen (zoals woningen) bescherming tegen geluidhinder van wegverkeerlawaai, spoorweglawaai en industrielawaai. Deze bescherming komt tot stand door middel van zonering.

Toetsing

Bij voorliggend plan is er geen sprake van een geluidgevoelige bestemming. Dit aspect is dus ook niet nader onderzocht.

4.6 Luchtkwaliteit

Om een goede luchtkwaliteit in Europa te garanderen heeft de Europese unie een viertal kaderrichtlijnen opgesteld. De hiervan afgeleide Nederlandse wetgeving is vastgelegd in hoofdstuk 5, titel 2 van de Wet milieubeheer. Deze wetgeving staat ook bekend als de Wet luchtkwaliteit.

In de Wet luchtkwaliteit staan ondermeer de grenswaarden voor de verschillende luchtverontreinigende stoffen. Onderdeel van de Wet luchtkwaliteit zijn de volgende Besluiten en Regelingen:

  • Besluit en de Regeling niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen);
  • Besluit gevoelige bestemmingen (luchtkwaliteitseisen).

Besluit en de Regeling niet in betekenende mate bijdragen

Het Besluit niet in betekenende mate bijdragen (NIBM) staat bouwprojecten toe wanneer de bijdrage aan de luchtkwaliteit van het desbetreffende project niet in betekenende mate is. Het begrip 'niet in betekenende mate' is gedefinieerd als 3% van de grenswaarden uit de Wet milieubeheer. Het gaat hierbij uitsluitend om stikstofdioxide (NO2) en fijn stof (PM10). Toetsing aan andere luchtverontreinigende stoffen uit de Wet luchtkwaliteit vindt niet plaats.

In de Regeling NIBM is een lijst met categorieën van gevallen (inrichtingen, kantoor- en woningbouwlocaties) opgenomen die niet in betekenende mate bijdragen aan de luchtverontreiniging. Enkele voorbeelden zijn:

  • woningen: 1500 met een enkele ontsluitingsweg;
  • woningen: 3000 met twee ontsluitingswegen;
  • kantoren: 100.000 m² bruto vloeroppervlak met een enkele ontsluitingsweg.

Als een ruimtelijke ontwikkeling niet genoemd staat in de Regeling NIBM kan deze nog steeds niet in betekenende mate bijdragen. De bijdrage aan NO2 en PM10 moet dan minder zijn dan 3% van de grenswaarden.

Besluit gevoelige bestemmingen

Dit besluit is opgesteld om mensen die extra gevoelig zijn voor een matige luchtkwaliteit aanvullend te beschermen. Deze 'gevoelige bestemmingen' zijn scholen, kinderdagverblijven en verzorgings-, verpleeg- en bejaardentehuizen. Woningen en ziekenhuizen/ klinieken zijn geen gevoelige bestemmingen.

De grootste bron van luchtverontreiniging in Nederland is het wegverkeer. Het Besluit legt aan weerszijden van rijkswegen en provinciale wegen zones vast. Bij rijkswegen is deze zone 300 meter, bij provinciale wegen 50 meter. Bij realisatie van 'gevoelige bestemmingen' binnen deze zones is toetsing aan de grenswaarden die genoemd zijn in de Wet luchtkwaliteit nodig.

Toetsing

Met dit plan kan weinig sprake zijn van een toename aan verkeersbewegingen. Een eventuele toename zal vooral plaatsvinden op de toegangsweg vanaf de Vliegveldstraat. Als wordt uitgegaan van een worst-case scenario kan het aantal extra verkeersbewegingen op 65 per dag gesteld worden. Er zal ten opzichte van de bestaande situatie geen of nauwelijks sprake zijn van extra vrachtverkeer. Uit een berekening met de NIBM-tool (Kenniscentrum InfoMil) volgt dat de bijdrage van het extra verkeer niet in betekende mate is. Er is geen nader onderzoek nodig. Uit toetsing van het aspect 'luchtkwaliteit' aan de Atlas van Overijssel blijkt bovendien dat er, in de omgeving van het plangebied, langs wegen geen overschrijdingen van de grenswaarden aan de orde zijn. Een overschrijding van de grenswaarden is ook in de toekomst niet te verwachten. Aanvullend onderzoek naar de luchtkwaliteit is derhalve niet nodig.

4.7 Archeologie

Op grond van de Monumentenwet en de wet op de Ruimtelijke Ordening dienen initiatiefnemers van projecten waarbij de bodem wordt verstoord rekening te houden met de archeologische relicten die in het plangebied aanwezig (kunnen) zijn. Hiervoor kan vooronderzoek nodig zijn. Als blijkt dat in het plangebied behoudenswaardige archeologische vindplaatsen aanwezig zijn, dan kan de initiatiefnemer verplicht worden hiermee rekening te houden. Dit kan leiden tot een aanpassing van de plannen, waardoor de vindplaatsen behouden blijven, of tot een archeologische opgraving en publicatie van de resultaten.

Toetsing

In figuur 4.1 is een uitsnede van de archeologische verwachtings- en advieskaart van de gemeente Dinkelland voor de locatie aan de Hengelosestraat weergegeven (vastgesteld 27 mei 2008). Uit deze kaart blijkt dat het plangebied is gelegen in de zones "dekzandwelvingen en vlakten” en “beekdalen en overige laagten”. In de zone "dekzandwelvingen en vlakten” (oranje kleur) geldt een middelmatige verwachting voor archeologische resten uit alle perioden. Hier is een verhoogde kans op archeologische resten uit de Steentijd op de hoogste delen van dekzandwelvingen en op resten uit de Late Middeleeuwen langs randen van dekzandhoogten en ruggen met een plaggendek. Archeologische resten vlak onder het maaiveld zijn daardoor kwetsbaar voor bodemingrepen. Archeologische resten worden hierdoor vaak minder goed geconserveerd. Het beleidsadvies voor deze zone is dat er archeologisch onderzoek noodzakelijk is in plangebieden groter dan 5.000 m2 bij bodemingrepen dieper dan 40 cm. Voor gebieden kleiner dan 5.000 m² geldt vrijstelling voor archeologisch onderzoek. In de zone “beekdalen en overige laagten” (gele kleur) geldt een lage verwachting voor resten uit alle perioden. Er zijn hoofdzakelijk archeologische resten mogelijk die in verband staan met beekdalgebonden activiteiten, zoals bruggen, voordes, watermolens etc. En mogelijk archeologische resten, bijvoorbeeld afvaldumps, die in verband staan met bewoning op nabij gelegen, hoge gronden. Verder kans op diverse categorieën losse vondsten. Er is vrijstelling voor archeologisch onderzoek bij bodemingrepen dieper dan 40 cm. Voorliggend plan heeft niet het doel extra bebouwing op te richten of de ondergrond anderszins te verstoren. Er vindt geen groot grondverzet plaats. Incidenteel, bij het planten of verwijderen van diepwortelende bomen, kunnen bodemingrepen voorkomen dieper dan 40 cm. Dit gebeurt zeker niet bij een groter gebied dan 5.000 m2. Daarom wordt geconcludeerd dat er, conform het gemeentelijke beleid, geen archeologisch onderzoek nodig wordt geacht. Geconcludeerd wordt dat er vanuit het aspect 'archeologie' geen belemmeringen zijn voor de uitvoering van dit bestemmingsplan.

afbeelding "i_NL.IMRO.1774.BUIBPLGOPDENDBULT-VG01_0009.png"

Figuur 4.1: Uitsnede archeologische verwachtingskaart met legenda (RAAP).

4.8 Cultuurhistorie

Voor het aspect cultuurhistorie heeft een toetsing plaatsgevonden aan de hand van de historische waardenkaart van Overijssel. Het plangebied behoorde lange tijd bij het landgoed Het Oosterveld dat gelegen is aan de zuidzijde van het spoor. Op het relatief jonge landgoed stamt het hoofdhuis uit 1953. Door het spoor en de Rijksweg A1 is er geen functionele of ruimtelijk relatie. Het gebied is ook niet opgenomen in de Landgoedzone Oost-Twente, rond Enschede, langs de rivieren de Vecht en Regge. Het plangebied heeft nooit bebouwing gekend en is vanaf april 2016 eigendom van initiatiefnemer. De horecaonderneming “Frans op den Bult” heeft een historie die terugggaat naar 1826. De boerderij met tapperij van Frans Oude Velthuis stond toen aan de noordzijde van de Hengelosestraat, nabij een lichte bolling in het landschap. Na verhuizing naar de zuidzijde hebben verschillende generaties de onderneming uitgebouwd tot het huidige horecacomplex.

Gezien de ontstaansgeschidenis van de locatie en het beoogde doel wordt geconcludeerd dat er vanuit cultuurhistorsch oogpunt geen belemmeringen zijn tegen dit bestemmingsplan.

afbeelding "i_NL.IMRO.1774.BUIBPLGOPDENDBULT-VG01_0010.png"

Figuur 4.2: Topografische kaart rond 1900 (plangebied in rood omkaderd)

4.9 Ecologie

Bij een ruimtelijk plan moeten de gevolgen van de voorgenomen ontwikkeling met betrekking tot aanwezige natuurwaarden in beeld worden gebracht. Daarbij wordt ingegaan op de relatie van het plan met beschermde gebieden, beschermde soorten, en de Ecologische Hoofdstructuur (EHS). De wettelijke kaders hiervoor worden o.a. gevormd door provinciale regelgeving (EHS in provinciale verordening). Bij dit bestemmingsplan wordt hiervoor gebruik gemaakt van een quickscan flora en fauna (Econsultancy, zie bijlage 6). De resultaten zijn in de volgende alinea’s opgenomen.

Ten aanzien van algemene broedvogels kunnen overtredingen worden voorkomen door rekening te houden met het broedseizoen. Daarnaast dient voor aanvang van de kap en verplanting van de bomen tijdig duidelijk te zijn of hier actuele nestlocaties van de ransuil en sperwer aanwezig zijn en of de locatie belangrijk leefgebied van de steenmarter en boommarter vormt middels een soortgericht onderzoek. Op basis van de nader te verkrijgen informatie kan worden bepaald of verstoring / overtreding door de ingrepen ten aanzien van deze soorten aan de orde is. De mogelijk aanwezige nest- en verblijffuncties van de betreffende beschermde soorten vormen echter geen belemmering voor de bestemmingsplanwijziging. Middels het tijdig treffen van de juiste maatregelen en het eventueel aanvragen van een ontheffing kunnen de voorgenomen plannen alsnog worden uitgevoerd. Voor beschermde soorten behorend tot de overige soortgroepen zijn overtredingen ten aanzien van de Wet natuurbescherming wegens het ontbreken van geschikt habitat, het ontbreken van sporen en/of vanwege een vrijstelling bij ruimtelijke ontwikkeling niet aan de orde. Wel dient rekening te worden gehouden met de algemene zorgplicht.

Gelet op de gevonden en te verwachten ecologische waarden en de beoogde planontwikkeling is de verwachting dat de wijziging van het bestemmingsplan uitvoerbaar is. Tijdens het uitvoeren van de werkzaamheden dient het bepaalde in de Wet natuurbescherming in acht te worden genomen, hetgeen goed mogelijk is.

Tevens dient zekerheid over eventuele negatieve effecten van de herontwikkeling op het nabijgelegen Natura 2000-gebied Lonneker-meer verkregen te worden. Deze kunnen niet op voorhand worden uitgesloten vanwege de verkeersaantrekkende werking van het Landgoed op den Bult. Aangezien, vanwege de ligging buiten het Natura 2000-gebied, het alleen om eventuele externe effecten gaat is de toetsing beperkt tot eventuele toename van stikstofdepostie. Hiervoor is in februari 2017 een Voortoets Natura 2000 verricht (Econsultancy, zie bijlage 7). Geconcludeerd kan worden dat er voor het aspect stikstofdepositie geen belemmeringen zijn geconstateerd voor de realisatie van het plan. Uit de toetsing blijkt dat negatieve effecten op de aangewezen habitats en soorten op voorhand zijn uit te sluiten.

Toetsing

Geconcludeerd wordt dat voorliggend plan geen significante negatieve gevolgen heeft voor het aspect ecologie, mits rekening wordt gehouden met de periode waarin werkzaamheden

plaatsvinden.

4.10 Externe Veiligheid

Externe veiligheid is een beleidsveld dat is gericht op het beheersen van risico's die ontstaan voor de omgeving bij de productie, de opslag, de verlading, het gebruik en het transport van gevaarlijke stoffen. Per 1 januari 2010 moet worden voldaan aan strikte risicogrenzen. Een en ander brengt met zich mee dat nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen moeten worden getoetst aan wet- en regelgeving op het gebied van externe veiligheid. Concreet gaat het om risicovolle bedrijven, vervoer gevaarlijke stoffen per weg, spoor en water en transport gevaarlijke stoffen via buisleidingen. Op de diverse aspecten van externe veiligheid is afzonderlijke wetgeving van toepassing. Voor risicovolle bedrijven gelden onder meer:

  • het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi);
  • de Regeling externe veiligheid (Revi);
  • het Registratiebesluit externe veiligheid;
  • het Besluit risico's Zware Ongevallen 1999 (Brzo 1999);
  • het Vuurwerkbesluit.

Voor vervoer gevaarlijke stoffen geldt de circulaire Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen (cRvgs). Op transport gevaarlijke stoffen via buisleidingen zijn het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) en de Regeling externe veiligheid buisleidingen (Revb) van toepassing. Het doel van wetgeving op het gebied van externe veiligheid is risico's waaraan burgers in hun leefomgeving worden blootgesteld vanwege risicovolle inrichtingen en activiteiten tot een aanvaardbaar minimum te beperken. Het is noodzakelijk inzicht te hebben in de kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten en het plaatsgebonden en het groepsrisico.

Aan de hand van de Risicokaart Overijssel is een inventarisatie verricht van risicobronnen in en rond het plangebied. Op de Risicokaart Overijssel staan meerdere soorten risico's, zoals ongevallen met brandbare, explosieve en giftige stoffen, grote branden of verstoring van de openbare orde. In totaal worden op de Risicokaart dertien soorten rampen weergegeven.

Toetsing

Uit de informatie uit de Risicokaart (www.risicokaart.nl) blijkt dat er niet in het plangebied maar wel in de directe nabijheid van het plangebied de volgende risicobronnen aanwezig zijn:

  • Aardgasleiding van de Nederlandse Gasunie;
  • Buisleiding van de Defensie Pijpleiding Organisatie (DPO).
  • Tankstation Texaco (noordzijde van Rijksweg A1);
  • Avia tankstation (zuidzijde van Rijksweg A1);
  • Intercitylijn Hengelo / Oldenzaal: het risico geldt vooral voor de gebruikers van de intercitytrein (bij een verkeersongeval);
  • Rijksweg A1: het risico geldt vooral voor de gebruikers van de snelweg (bij een verkeersongeval).

Aardgasleiding

Ten zuiden van de A1 ligt een gastransportleiding van de Gasunie. Het gaat hierbij om een aardgastransportleiding (N-528-91-KR-007). Deze heeft een druk van meer dan 40 bar waarbij een belemmeringenstrook van 5 meter ter weerszijden van de leiding voldoende is. Deze strook komt niet in de buurt van het plangebied en heeft dus geen consequenties. Hiermee wordt voldaan aan de uitgangspunten van de circulaire. De Gasunie heeft zelf de plaatsgebonden risicocontour bepaald waaruit blijkt dat dit op 0 meter uit komt.

Buisleiding DPO

Op circa 1200 meter van het plangebied loopt een DPO-leiding. Door deze leidingen wordt brandstof getransporteerd. Ten behoeve van de bepaling inzake externe veiligheid is op deze leiding de circulaire 'Bekendmaking van regels ten behoeve van de zonering langs transportleidingen voor brandbare vloeistoffen van de k1, k2 en k3 categorie' van toepassing. De DPO-leiding heeft een diameter van 8 inch en een druk van 80 bar. Op basis van tabel 4 uit de circulaire geldt een minimale afstand tot bebouwing van 5 meter en een toetsingsafstand van 27 meter bij nieuwe bebouwing. Het plangebied ligt ver verwijderd van deze zone en de vastgestelde risiconormen worden dus niet overschreden.

Tankstation Texaco (Het Veelsveld), Rijksweg A1 ongenummerd Deurningen

De vergunde doorzet van het tankstation is 1.500 m3 per jaar. Het plangebied raakt aan de zone van het vulpunt (110 meter). De zones van de afleverzuil (15 meter) en de opslagtank (25 meter) vallen buiten het plangebied. Binnen het plangebied zijn geen (beperkt) kwetsbare objecten gesitueerd. In de toekomstige situatie zal evenmin sprake zijn van (beperkt) kwetsbare objecten binnen de contouren. De regels van het bestemmingsplan maken geen bijzondere evenementen mogelijk; daarvoor is een gangbare vergunning vereist. Het plaatsgebonden risico van het LPG-station is dus acceptabel. Het invloedsgebied voor het groepsrisico is 150 meter. Binnen deze zone liggen geen kwetsbare objecten. Het LPG-station valt ten aanzien van het groepsrisico binnen aanvaardbare grenzen. Het groepsrisico van het LPG-station is dus niet van toepassing.

Tankstation Avia (Het Lonnekermeer), Rijksweg A1 nummer 1 Deurningen

De vergunde doorzet van het tankstation is 800 m³ per jaar. De zones van het vulpunt (110 meter), van de afleverzuil (15 meter) en de opslagtank (25 meter) vallen buiten het plangebied. Binnen het plangebied zijn daarnaast ook geen (beperkt) kwetsbare objecten gesitueerd. In de toekomstige situatie zal evenmin sprake zijn van (beperkt) kwetsbare objecten binnen de contouren. Het plaatsgebonden risico van het LPG-station is dus acceptabel. Het invloedsgebied voor het groepsrisico is 150 meter. Binnen deze zone liggen geen kwetsbare objecten. Het groepsrisico van het LPG-station is dus niet van toepassing.

Rijksweg A1 en Spoor

Routes van gevaarlijke stoffen lopen langs het plangebied en het betreft de Rijksweg A1 en de spoorlijn tussen Hengelo en Oldenzaal. De routering van gevaarlijke stoffen is een aandachtspunt indien het plaatsgebonden risico groter is dan 10-6 per jaar of het groepsrisico de oriënterende waarde overschrijdt.

Voor de A1 is het plaatsgebonden risico niet groter en geldt geen groepsrisico, omdat er geen personen in de nabijheid van de weg wonen. Langs de snelweg geldt een plasbrandaandachtszone (PAG): een zone van 30 meter waarin geen objecten mogen worden geprojecteerd waar verminderd zelfredzame personen voorkomen. Het bestemmingsplan laat geen evenementen toe zonder gangbare vergunning, maar het open terrein van het landgoed is gelegen op minimaal 60 meter. De snelweg A1 levert voor externe veiligheid geen belemmeringen op. Voor de spoorlijn geldt dat het aantal C3 transporten (zeer brandbare vloeistof (benzine)) dusdanig laag is dat het plaatsgebonden risico niet zal worden overschreden. De spoorlijn levert voor externe veiligheid geen belemmeringen op.

afbeelding "i_NL.IMRO.1774.BUIBPLGOPDENDBULT-VG01_0011.png"

Figuur 4.3: Uitsnede risicokaart (Bron: www.risicokaart.nl)

4.11 Waterhuishouding / Watertoets

Belangrijk instrument om waterbelangen in ruimtelijke plannen te waarborgen is de watertoets, die sinds 1 november 2003 wettelijk is verankerd. Initiatiefnemers zijn verplicht in ruimtelijke plannen een beschrijving op te nemen van de gevolgen van het plan voor de waterhuishouding. Het doel van de wettelijke verplichte watertoets is te garanderen dat waterhuishoudkundige doelstellingen expliciet en op een evenwichtige wijze in het plan worden afgewogen. Deze waterhuishoudkundige doelstellingen betreffen zowel de waterkwantiteit (veiligheid, wateroverlast, tegengaan verdroging) als de waterkwaliteit (riolering, omgang met hemelwater, lozingen op oppervlaktewater).

Het verhard oppervlak (bestrating) neemt binnen het plangebied toe met circa 2.200 m2. Voor dit gedeelte geldt dat het regenwater hierdoor niet meer kan infiltreren in de bodem en versneld tot afstroming zal komen. Het gebied is aangesloten op een drukriolering, regenwater mag hier niet op worden aangesloten. Het overtollig water wordt geborgen in aanliggende sloten.

Toetsing

Voor dit bestemmingsplan is op 31 januari 2017 de digitale watertoets ingevuld (via www.dewatertoets.nl; zie bijlage 8). Daaruit volgt dat de zogenoemde 'normale procedure' van de watertoets van toepassing is. Voorliggend plan voorziet niet in toevoeging van bebouwing; infiltratie vindt zoveel mogelijk op natuurlijke wijze plaats, zoals voorheen. Er is overeenstemming met het Waterschap om het regenwater van het verharde oppervlak te bergen in aanliggende sloten.

Geconcludeerd wordt dat voorliggend plan geen negatieve gevolgen heeft voor het aspect water.

Hoofdstuk 5 Toelichting Op De Regels

5.1 Planopzet En Systematiek

De in deze toelichting beschreven planopzet is juridisch-planologisch vertaald in een bestemmingsregeling, die (digitaal) bindend is voor overheid en burgers. Het bestemmingsplan bestaat uit een verbeelding en regels en is voorzien van een toelichting. De regels en verbeelding vormen het
juridisch bindende deel, terwijl de toelichting geen juridische binding heeft, maar moet worden beschouwd als handvat voor de uitleg en de onderbouwing van de opgenomen bestemmingen. De regels bevatten het juridische instrumentarium voor het regelen van het gebruik van de gronden, bepalingen omtrent de toegelaten bebouwing, regelingen betreffende het gebruik van aanwezige en/of op te richten bouwwerken.

Op de verbeelding zijn alle functies zodanig bestemd, dat het mogelijk is om met behulp van het renvooi direct te zien welke bestemmingen aan de gronden binnen het plangebied zijn gegeven en welke regels daarbij horen. De regels geven duidelijkheid over de bestemmingsomschrijving, de bouwregels en de specifieke gebruiksregels. De topografische basis voor de bestemmingsplanverbeelding wordt gevormd door de meest actuele Grootschalige Basiskaart van Nederland (GBKN/GBK) aangevuld met kadastrale gegevens.

De juridische basis, opzet en systematiek van dit bestemmingsplan sluiten aan op het onherroepelijke
bestemmingsplan 'Buitengebied' 2010 van de gemeente Dinkelland (NL.IMRO.1774.BUIBPBUITENGEBIED-0402). Relevante delen uit het bestemmingsplan Buitengebied zijn min of meer onveranderd overgenomen in de regels van dit bestemmingsplan. Daar waar deze afwijken van nieuwe regelgeving is dit aangepast.

5.2 Opbouw Van De Regels

De regels van dit bestemmingsplan zijn opgezet volgens de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen 2012 (SVBP 2012) en bestaan uit vier hoofdstukken, waarin achtereenvolgens de inleidende regels, de bestemmingsregels, de algemene regels en de overgangs- en slotregels aan de orde komen.

5.2.1 Inleidende regels

Hoofdstuk 1 bevat de inleidende regels. Deze regels gelden voor het gehele plangebied en bevatten:

Artikel 1 Begrippen

In deze bepaling zijn omschrijvingen gegeven van de in het bestemmingsplan gebruikte begrippen. Deze worden opgenomen om interpretatieverschillen te voorkomen. Begripsbepalingen zijn alleen nodig voor begrippen die gebruikt worden in de regels en die tot verwarring kunnen leiden of voor meerdere uitleg vatbaar zijn.

Artikel 2 Wijze van meten

Om op een eenduidige manier afstanden, oppervlakten en inhoud van gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde, te bepalen wordt in de wijze van meten uitleg gegeven wat onder de diverse begrippen wordt verstaan. Ten aanzien van de wijze van meten op de verbeelding (plankaart) geldt steeds dat het hart van een lijn moet worden aangehouden.

5.2.2 Bestemmingsregels

De opbouw van de bestemmingen ziet er als volgt uit:
Bestemmingsomschrijving

De omschrijving van de doeleinden. Hierbij gaat het in beginsel om een beschrijving van de aan de grond toegekende functies;

Bouwregels

In de bouwregels worden voor alle bouwwerken de van toepassing zijnde bebouwingsregels geregeld. Waar en met welke maatvoering mag worden gebouwd, wordt hier vastgelegd. Indien mogelijk wordt verwezen naar bouwvlakken en aanduidingen op de verbeelding;

Specifieke gebruiksregels

In dit onderdeel is aangegeven welke vormen van gebruik in ieder geval zijn toegestaan dan wel strijdig zijn met de bestemming. Daarbij zijn niet alle mogelijke toegestane en strijdige gebruiksvormen genoemd, maar alleen die functies, waarvan het niet op voorhand duidelijk is. Het gaat hierbij in feite om een aanvulling/verduidelijking op de in de bestemmingsomschrijving genoemde functies;

Afwijken van de gebruiksregels

Bij een omgevingsvergunning kan onder voorwaarden worden afgeweken van het gebruik.

Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Regels waarbij wordt geregeld wanneer en onder welke omstandigheden een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden noodzakelijk is.

5.2.3 Algemene regels

De algemene regels bevatten de volgende onderdelen:

Artikel 6 Anti-dubbeltelregel

Deze regel is opgenomen om te voorkomen dat, wanneer volgens een bestemmingsplan bepaalde gebouwen en bouwwerken niet meer dan een bepaald deel van een bouwperceel mogen beslaan, het opengebleven terrein nog eens meetelt bij het toestaan van een ander gebouw of bouwwerk, waaraan een soortgelijke eis wordt gesteld;

Artikel 7 Algemene gebruiksregels

Deze bepaling bevat een opsomming van strijdig gebruik van gronden en bouwwerken in algemene zin;

Artikel 8 Algemene aanduidingsregels

Hierin is regeling opgenomen over het bouwen van bouwwerken binnen de geluidzone van het spoor.

Artikel 9 afwijkingsregels

In deze bepaling is aan burgemeester en wethouders de bevoegdheid gegeven om af te wijken van bepaalde, in het bestemmingsplan geregelde, onderwerpen. De criteria, die bij toepassing van de afwijkingsbevoegdheid in acht moeten worden genomen, zijn aangegeven;

Artikel 10 Algemene wijzigingsregels

In deze bepaling is aan burgemeester en wethouders de bevoegdheid gegeven het plan te wijzigen. Het gaat hier om wijzigingsbevoegdheden met een algemene strekking. De criteria, die bij toepassing van de wijzigingsbevoegdheid in acht moeten worden genomen, zijn aangegeven;

Artikel 11 Overige regels

Hier staan regels geformuleerd ten aanzien welstand en er wordt de mogelijkheid geboden om nadere eisen te stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing.

5.2.4 Overgangs- en slotbepalingen

Artikel 12 Overgangsrecht

In de overgangsregels is aangegeven wat de juridische consequenties zijn van bestaande situaties die in strijd zijn met dit bestemmingsplan.

Artikel 13 Slotregel

In de slotregel wordt aangegeven op welke wijze de regels van het bestemmingsplan kunnen worden aangehaald.

5.3 Bestemmingen

In het voorliggend bestemmingsplan zijn de volgende drie bestemmingen opgenomen.

Agrarisch

Een klein deel van de gronden binnen het plangebied kent een agrarisch gebruik, maar heeft geen directe relatie met een agrarisch bouwperceel. Agrarische gebouwen worden niet toegeestaan Uitsluitend bouwwerken, geen gebouw zijnde worden toegestaan..

Bos

Aan de gronden waarop de landschappelijke elementen worden aangelegd en in stand worden gehouden is de enkelbestemming 'Bos' toegekend.

Horeca

De gronden met deze bestemming zijn met name bedoeld voor een parkeervoorziening (die op de verbeelding is aangeduid) behorend bij het naastgelegen horecabedrijf.

Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid

6.1 Economische Uitvoerbaarheid

Op basis van artikel 6.12, eerste lid, van de Wet ruimtelijke ordening (Wro) moet de gemeenteraad bij de vaststelling van een bestemmingsplan een exploitatieplan vaststellen. Op basis van het tweede lid kan hiervan worden afgeweken in de bij algemene maatregel van bestuur aangegeven gevallen. Hiervan is in onderhavige situatie sprake omdat het verhaal van kosten van de grondexploitatie anderszins verzekerd is als bedoeld in artikel 6.12, tweede lid, van de Wro.

Dit bestemmingsplan maakt een ontwikkeling mogelijk die geheel voor rekening en risico van de aanvrager komt. Voor dit bestemmingsplan is een exploitatieovereenkomst gesloten tussen
initiatiefnemer en de gemeente Dinkelland. Hierin zijn onder andere afspraken gemaakt over het verhalen van eventuele tegemoetkoming in planschade. Hiermee is het kostenverhaal anderzins verzekerd en kan de raad op grond van artikel 6.12, lid 2 onder a besluiten geen exploitatieplan vast te stellen.

6.2 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid

Vooroverleg

Artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) schrijft voor dat het bestuursorgaan, dat belast is met de voorbereiding van een bestemmingsplan overleg pleegt met instanties, zoals gemeenten, waterschappen, provinciale diensten en Rijk, die betrokken zijn bij de zorg voor ruimtelijke ordening of belast zijn met de behartiging van belangen welke in het plan in het geding zijn.

Rijksdiensten

Op 1 januari 2012 is de Vrom-Inspectie samengevoegd met de Inspectie V&W tot de Inspectie Leefomgeving en Transport (ILT). De ILT heeft in het nieuwe toezichtbeleid geen adviserende en coördinerende rol meer met betrekking tot de advisering over gemeentelijke ruimtelijke plannen. Dit betekent onder meer dat geen plannen voor vooroverleg naar de ILT gestuurd hoeven te worden. Omdat de coördinatierol vervalt, reageren andere rijksdiensten (Rijkswaterstaat, Defensie en Economische Zaken, Landbouw en Innovatie) afzonderlijk.

Rijkswaterstaat

Bij brief van 2 februari 2016 heeft Rijkswaterstaat aangegeven graag vroegtijdig betrokken te worden bij de opstelling van ruimtelijke plannen. In de publicatie 'Rijkswaterstaat en ruimtelijke plannen van gemeenten'(oktober 2015) staan de onderwerpen die voor Rijkswaterstaat belangrijk zijn. Het onderhavige bestemmingsplan heeft geen raakvlakken met Rijkswaterstaat, waardoor vooroverleg met dit ministerie niet vereist is.

Defensie

Bij brief van 16 februari 2012 wordt aangegeven dat binnen het Ministerie van Defensie de behartiging van ruimtelijke uitgevoerd door de Dienst Vastgoed Defensie. Het gaat hierbij om militaire terreinen (direct ruimtebeslag), het beheer van diverse zoneringen, brandstofleidingen, verstoringsgebieden, laagvliegroutes en -gebieden (indirect ruimtebeslag). De belangen die door het Ministerie van Defensie worden bewaakt, spelen in het voorliggend plan geen rol. Vooroverleg met de Dienst Vastgoed Defensie (Directie noord) is niet vereist.

Economische Zaken, Landbouw en Innovatie

Bij brief van 6 maart 2012 wordt aangegeven dat gemeentelijke bestemmingsplannen die een relatie hebben met rijksinpassingsplannen op het terrein van energie-infrastructuur gemeld moeten worden bij het Ministerie van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie. Het onderhavige bestemmingsplan heeft geen raakvlakken met de energie-infrastructuur, waardoor vooroverleg met dit ministerie niet vereist is.

Provincie Overijssel

De provincie Overijssel heeft op 27 juli 2016 een lijst opgesteld van categorieën bestemmingsplannen en projectbesluiten van lokale aard waarvoor vooroverleg niet noodzakelijk is. Omdat het bestemmingsplan uitgaat van een wijziging van het bosbestand is er een verplichting tot vooroverleg. Middels bijlage 9 van de toelichting is aangetoond dat sprake is van een kleinschalige ingreep en dat wordt voldaan aan de voorwaarden. Dit is op 7 juni 2017 akkoord bevonden door de provincie en daarmee wordt afgezien van het indienen van een zienswijze.

Hiermee is voldaan aan de verplichting.

Waterschap Vechtstromen

Op 31 januari 2017 is het plan via de digitale watertoets kenbaar gemaakt bij het waterschap Vechtstromen. Daaruit volgde dat de “normale procedure” op voorliggend plan van toepassing is. In het kader van vooroverleg is het bestemmingsplan daarom aan het waterschap toegezonden. Na mailcontact is het plan aangepast. Hiermee is voldaan aan het verplichte vooroverleg.

Zienswijzen

Het ontwerpbestemmingsplan heeft met ingang van 11 mei 2017 voor een ieder gedurende een periode van zes weken ter inzage gelegen. Gedurende deze periode zijn geen zienswijzen ingediend.

Bijlage 1 Kaart Landschappelijk Inrichtingsplan

Bijlage 1 Kaart landschappelijk inrichtingsplan

Bijlage 1 Landschappelijke Inpassing Landgoed Op Den Bult, Deurningen; Bijkerk C.s., Mrt.2017

Bijlage 1 Landschappelijke inpassing Landgoed op den Bult, Deurningen; Bijkerk c.s., mrt.2017

Bijlage 2 Antwoordbrief Op Principeverzoek;b&w Gemeente Dinkelland, 22 December 2016.

Bijlage 2 Antwoordbrief op principeverzoek;B&W gemeente Dinkelland, 22 december 2016.

Bijlage 3 Beoordeling Q-team Dinkellland-tubbergen.16-11-16 (I16.76757).

Bijlage 3 Beoordeling Q-team Dinkellland-Tubbergen.16-11-16 (I16.76757).

Bijlage 4 Casco-cheque; Bijkerk C.s., 30 Maart 2017.

Bijlage 4 Casco-cheque; Bijkerk c.s., 30 maart 2017.

Bijlage 5 Kgo-taxatierapport Ter Heegde; Kenmerk 138.16, 3 Januari 2017.

Bijlage 5 KGO-taxatierapport Ter Heegde; kenmerk 138.16, 3 januari 2017.

Bijlage 6 Quickscan Flora & Fauna; Econsultancy, 4-01-17.

Bijlage 6 QuickScan Flora & Fauna; Econsultancy, 4-01-17.

Bijlage 7 Voortoets Natura 2000; Econsultancy, 23-03-17.

Bijlage 7 Voortoets Natura 2000; Econsultancy, 23-03-17.

Bijlage 8 Watertoets, 31-01-17 (Inclusief Mailcontact).

Bijlage 8 Watertoets, 31-01-17 (inclusief mailcontact).

Bijlage 9 Toelichting Voor Artikel 2.8 Van De Omgevingsverordening; Paul Staats, 2 Juni 2017.

Bijlage 9 Toelichting voor artikel 2.8 van de Omgevingsverordening; Paul Staats, 2 juni 2017.