KadastraleKaart.com

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
Artikel 2 Wijze Van Meten
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Agrarisch - 1
Artikel 4 Verkeer
Artikel 5 Water
Artikel 6 Waarde - Beschermd Dorpsgezicht
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 7 Anti-dubbeltelregel
Artikel 8 Algemene Gebruiksregels
Artikel 9 Algemene Afwijkingsregels
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 10 Overgangsrecht
Artikel 11 Slotregel
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding
1.2 Ligging En Begrenzing Van Het Plangebied
1.3 Geldend Bestemmingsplan
1.4 De Bij Het Plan Behorende Stukken
1.5 Leeswijzer
Hoofdstuk 2 Planbeschrijving
2.1 Huidige Situatie
2.2 Nieuwe Verkeerssituatie
2.3 Landschappelijke Inpassing
Hoofdstuk 3 Beleid
3.1 Rijksbeleid
3.2 Provinciaal Beleid
3.3 Gemeentelijk Beleid
Hoofdstuk 4 Milieu- En Omgevingsaspecten
4.1 Geluid
4.2 Luchtkwaliteit
4.3 Externe Veiligheid
4.4 Kabels En Leidingen
4.5 Bodem
4.6 Water
4.7 Ecologie
4.8 Erfgoed
4.9 Beluit Milieueffectrapportage
Hoofdstuk 5 Juridische Planopzet
5.1 Opzet Van Het Plan
5.2 Plansystematiek
5.3 Bestemmingen
Hoofdstuk 6 Economische Uitvoerbaarheid
Hoofdstuk 7 Procedure
7.1 Vooroverleg
7.2 Inspraak
7.3 Zienswijzen
7.4 Beroep
Bijlagen Bij De Toelichting
Bijlage 1 Landschappelijk Inpassingsplan
Bijlage 2 Akoestisch Onderzoek Wegverkeerslawaai
Bijlage 3 Quickscan Natuurwaardenonderzoek
Bijlage 4 Stikstofdepositieberekening
Bijlage 5 Reactienota Zienswijzen

Rotonde Bisschopstraat - Bornsestraat

Bestemmingsplan - gemeente Dinkelland

Vastgesteld op 26-11-2019 - geheel onherroepelijk in werking

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels

Artikel 1 Begrippen

In deze regels wordt verstaan onder:

1.1 plan

Het bestemmingsplan "Rotonde Bisschopstraat - Bornsestraat" met identificatienummer NL.IMRO.1774.BUIBPROTONDEBORNST-VG01 van de gemeente Dinkelland.

1.2 bestemmingsplan

De geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen.

1.3 bebouwing

Eén of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

1.4 bestaand

Legaal aanwezig op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan.

1.5 bestaand bouwwerk

Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een vergunning voor het bouwen, met uitzondering van (het deel van) de bouwwerken die niet legaal gebouwd zijn.

1.6 bestaand gebouw

Een gebouw dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een vergunning voor het bouwen, met uitzondering van (het deel van) de gebouwen die niet legaal gebouwd zijn.

1.7 bestaand gebruik

Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan, met uitzondering van het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepaling(en) van dat plan.

1.8 bestemmingsgrens

De grens van een bestemmingsvlak.

1.9 bestemmingsvlak

Een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.10 bouwen

Het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.

1.11 bouwperceel

Een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

1.12 bouwperceelgrens

Een grens van een bouwperceel.

1.13 bouwwerk

Elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct, hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.

1.14 cultuurhistorische waarden

Waarden van een gebied en/of de daarin voorkomende bebouwing, elementen en structuren, die uitdrukking geven aan de beschavingsgeschiedenis en/of het gebruik door de mens in de loop van de geschiedenis.

1.15 extensief dagrecreatief medegebruik

een extensief dagrecreatief medegebruik van gronden dat ondergeschikt is aan de functie van de bestemming waarbinnen dit recreatieve gebruik is toegestaan, zoals wandelen, fietsen, paardrijden, kanoën, de aanleg van een vis- of picknickplaats, of een naar de aard daarmee gelijk te stellen medegebruik;

1.16 geaccidenteerd terrein

Een perceel of een gedeelte van een perceel met een helling van tenminste 1:10 gemeten over een afstand van minimaal 5 m (glooiend landschap).

1.17 gebouw

Elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.18 kampeermiddel

Een tent, een tentwagen, een kampeerauto, een caravan of een stacaravan, dan wel enig ander voertuig of onderkomen, dat geheel of ten dele is bestemd of opgericht dan wel wordt of kan worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf, en geen bouwwerk is waarvoor ingevolge de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht een omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen is vereist;

1.19 kunstobject

Voortbrengsel van de beeldende kunsten in de vorm van een bouwwerk, geen gebouw zijnde.

1.20 kunstwerk

Een bouwwerk, geen gebouw zijnde, voor civieltechnische en/of infrastructurele doeleinden, zoals een brug, een dam, een duiker, een tunnel, een via- of aquaduct of een sluis, dan wel een daarmee gelijk te stellen voorziening.

1.21 openbare nutsvoorzieningen

voorzieningen ten behoeve van het op het openbare net aangesloten nutsvoorziening, het telecommunicatieverkeer, waterbeheer, afvalinzameling, het openbaar vervoer en/of het wegverkeer, waaronder straatmeubilair, abri's, transformatorhuisjes, bergbezinkbassins en retentievoorzieningen.

1.22 parkeervoorziening

een voorziening voor een voertuig dat langer stilstaat dan nodig is voor het in- en uitstappen of voor het laden en lossen.

1.23 peil

  1. a. Voor bebouwing in geaccidenteerd terrein voor zover de bebouwing met de gevel is gericht naar het openbare gebied waarop het bouwperceel ontsloten wordt (de dijk) en is gesitueerd op of binnen een afstand van 3 m uit de grens met het openbare gebied: 35 cm boven de kruin van de dijk.
  2. b. Voor overige bebouwing in geaccidenteerd terrein: de bestaande gemiddelde bouwhoogte van het terrein op het punt waar deze direct grenst aan de gevel welke is gericht naar het openbare gebied waarop het bouwperceel ontsloten wordt.
  3. c. Voor gebouwen op een perceel in niet geaccidenteerd terrein, waarvan de hoofdtoegang aan een weg grenst, mits het gebouw op een afstand van niet meer dan 20 m van die weg is gelegen: 35 cm boven de kruin van die weg ter plaatse van de hoofdtoegang.
  4. d. In andere gevallen bij gebouwen op een perceel in niet geaccidenteerd terrein: de gemiddelde bouwhoogte van het terrein op het punt waar dit direct grenst aan de gevel die is gericht naar het openbare gebied waarop het bouwperceel ontsloten wordt.
  5. e. Voor overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde: de gemiddelde bouwhoogte van het aansluitende terrein.

1.24 prostitutie

Het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen voor of met een ander tegen vergoeding.

1.25 prostitutiebedrijf

Een gebouw, voer- of vaartuig, dan wel enig gedeelte daarvan, geheel of gedeeltelijk bestemd, dan wel in gebruik voor het daar uitoefenen van prostitutie.

1.26 seksinrichting

Een voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij ook bedrijfsmatige was, seksuele handelingen wordt verricht, of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting wordt in elk geval verstaan: een seksbioscoop, een seksautomatenhal, een sekstheater, een parenclub, een prostitutiebedrijf waaronder tevens begrepen een erotische-massagesalon, of een naar de aard daarmee gelijk te stellen bedrijf, al dan niet in combinatie met elkaar.

1.27 water en waterhuishoudkundige voorzieningen:

voorzieningen ten behoeve en/of ten dienste van de waterhuishouding, waaronder wadi's, waterlopen, waterpartijen, watergangen, bruggen, dammen, sluizen, duikers en andere kunstwerken, retentiebekkens, vijvers, voorzieningen voor infiltratie, buffering, berging en afvoer van water, voorzieningen ten behoeve van biologische waterzuivering en (secundaire en/of tertiaire) bluswatervoorzieningen.

Artikel 2 Wijze Van Meten

2.1 de inhoud van een bouwwerk:

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;

2.2 de bouwhoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;

2.3 de oppervlakte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Agrarisch - 1

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Agrarisch - 1’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. het agrarisch gebruik;
  2. b. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  3. c. groenvoorzieningen, bermen en beplanting;
  4. d. het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de natuurlijke en landschappelijke waarden van de gronden, hieronder wordt tevens verstaan het uitvoeren van erfinrichtingsplannen en landschapsplannen.

met daaraan ondergeschikt:

  1. e. extensief dagrecreatief medegebruik;
  2. f. paden;
  3. g. openbare nutsvoorzieningen.

3.2 Bouwregels

3.3 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  1. a. het gebruik van de gronden ten behoeve van het opslaan van mest, hooibalen en/of andere agrarische producten, met uitzondering van tijdelijke opslag van landbouwproducten;
  2. b. het gebruik van de gronden ten behoeve van het opslaan van niet-agrarische producten en/of het stallen van auto’s, caravans en boten;
  3. c. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van niet-grondgebonden agrarische bedrijfsactiviteiten;
  4. d. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van verblijfsrecreatieve doeleinden;
  5. e. het gebruik van de gronden ten behoeve van bosbouw, houtteelt of andere opgaande meerjarige teeltvormen.

Artikel 4 Verkeer

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. wegen, straten en (fiets)paden en daarbij behorende verkeersvoorzieningen;
  2. b. parkeervoorzieningen;
  3. c. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  4. d. groenvoorzieningen, bermen en beplanting;
  5. e. openbare nutsvoorzieningen;
  6. f. het uitvoeren van erfinrichtingsplannen en landschapsplannen.

4.2 Bouwregels

4.3 Afwijken van de bouwregels

Artikel 5 Water

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Water’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. waterlopen en waterpartijen;
  2. b. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  3. c. het uitvoeren van erfinrichtingsplannen en landschapsplannen;

met daaraan ondergeschikt:

  1. d. oevers en beplanting;
  2. e. extensief dagrecreatief medegebruik.

5.2 Bouwregels

Artikel 6 Waarde - Beschermd Dorpsgezicht

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Waarde - Beschermd dorpsgezicht’ aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud, herstel en de uitbouw van de cultuurhistorische en ruimtelijke waarden van het gebied en zijn bebouwing. Deze waarden komen tot uiting in:

  1. a. de bestaande historische structuur en bebouwing, waarbij de 14e eeuws Stiftskerk en het door het Storkenhuis en enige afzonderlijke huizen omzoomde Stiftsplein een historische totaliteit vormt, welke door stramien, bebouwing en groenvoorziening van belang is vanwege het karakter en de schoonheid ervan;
  2. b. het onbelemmerde zich vanaf het Stiftsterrein op het omliggende land.

6.2 Bouwregels

In aanvulling op het bepaalde bij de andere daar voorkomende bestemming(en) geldt voor het bouwen van bouwwerken dat geen onevenredige afbreuk mag worden gedaan aan de in lid 6.1 genoemde cultuurhistorische en ruimtelijke waarden van het beschermd dorpsgezicht.

6.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Hoofdstuk 3 Algemene Regels

Artikel 7 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 8 Algemene Gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met de gegeven bestemmingen, wordt in ieder geval gerekend:

  1. a. het gebruik van de onbebouwde grond als stort- en opslagplaats van al dan niet aan het gebruik onttrokken goederen en materialen, anders dan als tijdelijke opslag ten behoeve van het normale gebruik en onderhoud;
  2. b. de stalling en/of opslag van aan het oorspronkelijk gebruik onttrokken voer-, vaar- en/of vliegtuigen;
  3. c. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting en/of prostitutiebedrijf;
  4. d. het gebruik van de gronden als standplaats voor kampeermiddelen.

Artikel 9 Algemene Afwijkingsregels

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van:

  1. a. de bij recht in de regels gegeven afmetingen en percentages, met uitzondering van de oppervlakte- en inhoudsmaten, tot ten hoogste 10% van die afmetingen en percentages;
  2. b. de bestemmingsregels in die zin dat het beloop of het profiel van de wegen of de aansluiting van de wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid en/of de intensiteit daartoe aanleiding geeft;
  3. c. de bestemmingsregels in die zin dat bouwgrenzen worden overschreden indien een meetverschil daartoe aanleiding geeft.

Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels

Artikel 10 Overgangsrecht

10.1 Overgangsrecht bouwwerken

  1. a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    1. 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    2. 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  2. b. het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het bepaalde in sublid a. een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het sublid a. met maximaal 10%.
  3. c. sublid a. is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

10.2 Overgangsrecht gebruik

  1. a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  2. b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in sublid a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  3. c. Indien het gebruik, bedoeld in sublid a., na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  4. d. Sublid a. is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 11 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het bestemmingsplan "Rotonde Bisschopstraat - Bornsestraat" van de gemeente Dinkelland.

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

De provincie Overijssel werkt samen met de gemeente Dinkelland aan de verbetering van de verkeersveiligheid en -afwikkeling van de N343 in en rondom de kern Weerselo. De realisatie van een rotonde in de Deurningerstraat-Lemselostraat is één van de projecten die in dit kader al is gerealiseerd.

Aan de noordzijde van Weerselo, net buiten de kern, ontsluiten de Bornsestraat en de Abdijweg op de N343 (Bisschopsstraat). Met name gedurende de ochtend- en avondspits is op de N343 sprake van een grote verkeersdrukte. Op deze momenten is de verkeersafwikkeling van de Bornsestraat en de Abdijweg op de N343 niet optimaal. Daarnaast komt het verkeer op de N343 met relatief hoge snelheid de kern Weerselo in rijden en wordt dit verkeer nauwelijks afgeremd door de bestaande verkeersmaatregelen.

Om de verkeersafwikkeling op het kruispunt te verbeteren, is het voornemen opgevat om het kruispunt te vervangen door een rotonde. Naast het voordeel van een verbeterde verkeersafwikkeling, is een rotonde ook veiliger dan een voorrangskruising. Tot slot zorgt de rotonde er mede voor dat het verkeer op de N343 met een minder hoge snelheid de kern Weerselo in komt rijden. Dit draagt bij aan de oversteekbaarheid van de N343 en daarmee de leefbaarheid van de kern Weerselo.

De aanleg van deze rotonde is niet geheel mogelijk binnen de kaders van het geldend bestemmingsplan. Om de aanleg van de rotonde mogelijk te maken, is dit bestemmingsplan opgesteld.

1.2 Ligging En Begrenzing Van Het Plangebied

Het plangebied betreft het kruispunt N343 (Bisschopsstraat), Bornsestraat, Abdijweg en de direct omliggende gronden. Ook een deel van de Bellinckhofweg maakt onderdeel uit van het plangebied. Kadastraal is het plangebied bekend als Weerselo, sectie T, nummers 615, 837, 864 1179, 1181, 1633, 1634, 1635, 1636, 1697 en 2270 (deels gedeeltelijk). In figuur 1.1. wordt de ligging van het plangebied ten opzichte van Weerselo weergegeven. De exacte begrenzing van het plangebied blijkt uit de verbeelding behorende bij dit plan.

afbeelding "i_NL.IMRO.1774.BUIBPROTONDEBORNST-VG01_0001.png"

Figuur 1.1: Ligging plangebied t.o.v Weerselo (Bron: Gemeente Dinkelland)

1.3 Geldend Bestemmingsplan

De vigerend bestemmingsplannen ter plaatse van het plangebied zijn het bestemmingsplan "Buitengebied" (1989) van de voormalige gemeente Weerselo, het bestemmingsplan "Het Stift", het bestemmingsplan "Buitengebied 2010" en het bestemmingsplan "Weerselo Kern". De gronden in het plangebied kennen op basis van voornoemde bestemmingsplannen verkeersbestemmingen of agrarische gebiedsbestemmingen.

De rotonde met bijbehorende voorzieningen wordt deels gerealiseerd op gronden met een verkeersbestemming. Realisatie van de rotonde is passend binnen deze bestemming. Deels wordt de rotonde met bijbehorende voorzieningen echter ook gerealiseerd binnen de agrarische gebiedsbestemmingen, binnen deze bestemmingen is de realisatie van een dergelijke infrastructurele voorziening niet mogelijk. Om de gewenste ontwikkeling mogelijk te kunnen maken is voorliggend bestemmingsplan opgesteld.

1.4 De Bij Het Plan Behorende Stukken

Het bestemmingsplan "Rotonde Bisschopstraat - Bornsestraat" bestaat uit de volgende stukken:

  • Regels (met bijlage);
  • Verbeelding (tek. nr. NL.IMRO.1774.BUIBPROTONDEBORNST-VG01)

Het bestemmingsplan gaat vergezeld van een toelichting. De toelichting heeft weliswaar geen bindende werking, maar heeft wel een belangrijke functie bij de weergave van de onderbouwing van het bestemmingsplan en bij uitleg van verbeelding en planregels.

1.5 Leeswijzer

Na deze inleiding wordt in hoofdstuk 2 ingegaan op de planbeschrijving. Hierbij komt zowel de huidige als de toekomstige situatie aan bod. Het derde hoofdstuk omvat een beschrijving van het relevante ruimtelijk beleid van de diverse betrokken overheden. Daarbij wordt beoordeeld of het bestemmingsplan in lijn is met dit beleid. In hoofdstuk 4 wordt ingegaan op de verschillende van invloed zijnde milieu- en omgevingsaspecten zoals milieuzonering, geluid, externe veiligheid, luchtkwaliteit, ecologie en water. In hoofdstuk 5 wordt de juridische planopzet toegelicht. Hier wordt beschreven en verantwoord hoe hetgeen in voorliggend plan is beschreven juridisch is geregeld. Een ontwikkeling dient ook economisch uitvoerbaar te zijn, dit is het onderwerp van hoofdstuk 6. Tot slot wordt in hoofdstuk 7 ingegaan op de procedure/maatschappelijke uitvoerbaarheid van het plan.

Hoofdstuk 2 Planbeschrijving

2.1 Huidige Situatie

In de huidige situatie betreft de N343 (Bisschopsstraat) een doorgaande provinciale weg met een snelheidsregime van 80 km/u. De Bornsestraat en de Abdijweg ontsluiten op deze weg waarbij geldt dat het verkeer op de N343 voorrang heeft op het verkeer op de Bornsestraat en Abdijweg. Zowel op de Bornsestraat als de Abdijweg geldt een maximum snelheid van 60 km/u. Een deel van de Bellinckhofweg maakt tevens onderdeel uit van het plangebied, deze weg ontsluit vlak voor het kruispunt op de Bornsestraat.

Op de N343 rijdt uitsluitend gemotoriseerd verkeer. De Bornsestraat wordt zowel gebruikt door gemotoriseerd verkeer als door fietsers. Hetzelfde geldt voor de Abdijweg welke parallel loopt aan de N343. Met name in de ochtend- en avondspits is de oversteek van de N343 vanaf de Bornsestraat of Abdijweg niet optimaal vanwege de verkeersdrukte op de N343.

Het verkeer dat vanaf de N343 de kern Weerselo in komt rijden wordt in het eerste deel van de kern nauwelijks geremd door de bestaande verkeersmaatregelen. Hierdoor zijn op dit deel rijsnelheden (ruim) boven de toegestane snelheid van 50 km/u niet ongewoon.

In figuur 2.1 is een luchtfoto opgenomen welke een beeld geeft van de huidige wegenstructuur in het plangebied.

afbeelding "i_NL.IMRO.1774.BUIBPROTONDEBORNST-VG01_0002.png"Figuur 2.1: Luchtfoto huidige situatie plangebied

Het plangebied wordt aan alle zijden begrensd door agrarische gronden. Ten zuidwesten van het plangebied bevindt zich het beschermd dorpsgezicht Het Stift met de daarbinnen aanwezige bebouwing en functies (hoofdzakelijk woonfuncties). Andere functies in de directe omgeving betreffen een autobedrijf, enkele (voormalige) agrarische bouwpercelen en enkele woonpercelen.

2.2 Nieuwe Verkeerssituatie

De te realiseren rotonde heeft een meerledig doel. Enerzijds wordt de verkeersafwikkeling van de Bornsestraat en de Abdijweg op de N343 verbeterd door een rotonde, anderzijds is een rotonde ook veiliger dan een voorrangskruising. Onderzoek van de Stichting Wetenschappelijk onderzoek Verkeersveiligheid bevestigd dat een rotonde veiliger is dan een kruispunt. Tot slot zorgt de rotonde ervoor dat het verkeer voor het inrijden van de kern al wordt geremd waardoor in de kern sprake zal zijn van lagere rijsnelheden dan in de huidige situatie het geval is. Dit draagt bij aan de oversteekbaarheid van de N343 en daarmee de leefbaarheid van de kern Weerselo.

Het ontwerp van de rotonde is vormgegeven conform het Handboek Wegontwerp van het CROW en voldoet aan de gestelde richtlijnen. In figuur 2.2 wordt het ontwerp weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.1774.BUIBPROTONDEBORNST-VG01_0003.png"

Figuur 2.2: Situatietekening nieuwe verkeerssituatie kruispunt Bornsestraat-Abdijweg-N343

2.3 Landschappelijke Inpassing

De nieuwe rotonde wordt landschappelijk ingepast aan de hand van een landschappelijk inpassingsplan. Een uitsnede van dit plan is opgenomen in figuur 2.3, tevens is het landschappelijk inpassingsplan opgenomen als bijlage bij deze toelichting. Op basis van dit plan wordt de bestaande bomenrij ten noorden van de rotonde, tussen de N343 en de Abdijweg, versterkt door de aanplant van diverse nieuwe zomereiken, gewone beuk en gewone es. Deze soorten sluiten aan bij de bestaande beplanting aan deze zijde en het landelijk gebied.

De zomereiken tussen de N343 en de Bellinckhofweg blijven behouden met het plan evenals de eiken op de hoek Bellinckhofweg-Bornsestraat. Deze bestaande groenstructuur zorgt ervoor dat de rotonde aan deze zijde al goed landschappelijk is ingepast.

afbeelding "i_NL.IMRO.1774.BUIBPROTONDEBORNST-VG01_0004.png"

Figuur 2.3: Uitsnede landschappelijk inpassingsplan

Op de rotonde zelf worden vijf zomereiken geplant en diverse eenstijlige meidoorns. Ten zuiden van de rotonde en richting de Bornsestraat wordt een groep zwarte populieren geplant en worden in de bermen eveneens solitaire meidoorns aangeplant. De aanplant van deze soort sluit goed aan bij de overgang van de hoger (steilrand, zie hierna) en lager gelegen delen en de aanplant op het midden van de rotonde. De bermen rondom de rotonde worden ingezaaid met een eenvoudig, middelhoog bloemrijk graslandmengsel.

Met de aanleg van de rotonde wordt de bestaande steilrand als het ware verplaatst. De nieuwe steilrand wordt beplant met streekeigen beplanting in de vorm van eenstijlige meidoorn, gewone hazelaar, gewone kamperfoelie, sleedoorn, sporkehout, wilde braam, hondsroos en gewone vlier. Het nieuwe profiel van de steilrand wordt in figuur 2.4 weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.1774.BUIBPROTONDEBORNST-VG01_0005.png"

Figuur 2.4: Principeprofiel steilrand, parallelweg (Abdijweg) en berm tussen Abdijweg en N343

Hoofdstuk 3 Beleid

3.1 Rijksbeleid

3.1.1 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR)

De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte is op 13 maart 2012 vastgesteld. De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) geeft een totaalbeeld van het ruimtelijk- en mobiliteitsbeleid op rijksniveau. In de SVIR heeft het Rijk drie rijksdoelen om Nederland concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig te houden voor de middellange termijn (2028):

  • Het vergroten van de concurrentiekracht van Nederland door het versterken van de ruimtelijk-economische structuur van Nederland;
  • Het verbeteren, instandhouden en ruimtelijk zekerstellen van de bereikbaarheid waarbij de gebruiker voorop staat;
  • Het waarborgen van een leefbare en veilige omgeving waarin unieke natuurlijke en cultuurhistorische waarden behouden zijn.

Voor de drie rijksdoelen worden de 13 onderwerpen van nationaal belang benoemd. Hiermee geeft het Rijk aan waarvoor het verantwoordelijk is en waarop het resultaten wil boeken. Buiten deze nationale belangen hebben decentrale overheden beleidsvrijheid.

3.1.2 Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) (2011)

Het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) geeft richtlijnen voor de inhoud van bestemmingsplannen voor zover het gaat om ruimtelijke ontwikkelingen van nationaal belang. Deze vorm van normstelling sluit aan op de vroegere pkb's met concrete beleidsbeslissingen en beslissingen van wezenlijk belang die ook van betekenis waren voor de lagere overheden.

In de SVIR is vastgesteld dat voor een beperkt aantal onderwerpen de bevoegdheid om algemene regels te stellen zou moeten worden ingezet door de Rijksoverheid. Het gaat onder meer om de volgende nationale belangen: Rijksvaarwegen, Kustfundament, Grote Rivieren, Waddenzee en waddengebied, Defensie, Ecologische Hoofdstructuur, Erfgoederen van uitzonderlijke universele waarde, Hoofdwegen en hoofdspoorwegen et cetera. In het SVIR wordt bepaald welke kaderstellende uitspraken zodanig zijn geformuleerd dat deze bedoeld zijn om beperkingen te stellen aan de ruimtelijke besluitvormingsmogelijkheden op lokaal niveau. Het Barro bevestigt in juridische zin die kaderstellende uitspraken.

De normering uit het Barro werkt zoveel mogelijk direct door op het niveau van de lokale besluitvorming. Bij besluitvorming over bestemmingsplannen moeten de regels worden gerespecteerd. Het merendeel van de regels legt beperkingen op, daarin is een gradatie te onderkennen. Deze zijn geformuleerd als een 'ja-mits', een 'ja, voor zover', een 'nee-tenzij', een 'nee-als' of een stringente 'nee' bepaling.

3.1.3 Ladder voor duurzame verstedelijking

Om zorgvuldig ruimtegebruik te bevorderen is per 1 oktober 2012 de Ladder voor duurzame verstedelijking in het Besluit ruimtelijke ordening (artikel 3.1.6, tweede lid) opgenomen. Per 1 juli 2017 is een gewijzigde Ladder in werking getreden. De Ladder ziet op een zorgvuldige afweging en transparante besluitvorming bij alle ruimtelijke en infrastructurele besluiten. De Ladder is een motiveringsinstrument dat verplicht moet worden toegepast bij elk ruimtelijk besluit dat een 'nieuwe stedelijke ontwikkeling' mogelijk maakt.

Indien sprake is van een 'nieuwe stedelijke ontwikkeling' dient in het kader van de Ladder gemotiveerd te worden dat de voorgenomen nieuwe stedelijke ontwikkeling voorziet in een behoefte. Indien een ontwikkeling buiten bestaand stedelijk gebied mogelijk gemaakt wordt, dient tevens gemotiveerd te worden waarom niet binnen bestaand stedelijk gebied in die behoefte kan worden voorzien.

3.2 Provinciaal Beleid

3.2.1 Omgevingsvisie Overijssel

De Omgevingsvisie Overijssel is de provinciale visie voor de fysieke leefomgeving van Overijssel en heeft een wettelijke basis in het omgevingsrecht. In de omgevingsvisie bekijkt de provincie onderwerpen als ruimtelijke ordening, milieu, water, verkeer en vervoer, ondergrond en natuur in samenhang met een duurzame ontwikkeling van de fysieke leefomgeving. Het beleid voor de fysieke leefomgeving staat primair in dienst van de sociaal-economische ontwikkeling van Overijssel. 'Rode draden' bij alle initiatieven in de fysieke leefomgeving in Overijssel zijn duurzaamheid, ruimtelijke kwaliteit en sociale kwaliteit.

3.2.2 Omgevingsverordening Overijssel

De provincie beschikt over een palet aan instrumenten waarmee zij haar ambities realiseert. De Omgevingsverordening Overijssel wordt ingezet voor die onderwerpen waarvoor de provincie eraan hecht dat de doorwerking van het beleid van de Omgevingsvisie juridisch geborgd is. Er wordt niet meer geregeld dan nodig is voor het belang zoals dat in de Omgevingsvisie is verwoord. De verordening voorziet ten opzichte van de Omgevingsvisie dus niet in nieuw beleid.

3.2.3 Uitvoeringsmodel Omgevingsvisie Overijssel

Om te bepalen of een initiatief bijdraagt aan de provinciale ambities, hanteert de provincie het Uitvoeringsmodel Omgevingsvisie. In dit uitvoeringsmodel staan de stappen of, waar en hoe centraal. Bij een initiatief kan aan de hand van deze drie stappen bepaald worden of een initiatief binnen de geschetste visie voor Overijssel mogelijk is, waar het past en hoe het uitgevoerd kan worden. In figuur 3.1 wordt het uitvoeringsmodel schematisch weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.1774.BUIBPROTONDEBORNST-VG01_0006.png"
Figuur 3.1: Uitvoeringsmodel Omgevingsvisie Overijssel (Bron: Provincie Overijssel)

De betreffende niveaus worden hierna kort toegelicht waarbij het plan wordt getoetst aan het betreffende niveau uit het uitvoeringsmodel.

3.2.4 Conclusie

Gelet op het bepaalde in deze paragraaf wordt geconcludeerd dat het initiatief in overeenstemming is met de uitgangspunten van het provinciaal beleid zoals verwoord in de Omgevingsvisie Overijssel en verankerd in de Omgevingsverordening Overijssel.

3.3 Gemeentelijk Beleid

3.3.1 Structuurvisie Dinkelland

3.3.2 Strategisch Gemeentelijk Verkeer- en Vervoerplan

3.3.3 De casco-benadering in Noordoost-Twente

Hoofdstuk 4 Milieu- En Omgevingsaspecten

Ingevolge artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening wordt in dit hoofdstuk een beschrijving opgenomen van de wijze waarop de milieu- en omgevingsaspecten bij het plan zijn betrokken. Daarbij moet rekening gehouden worden met de geldende wet- en regelgeving en met de vastgestelde (boven)gemeentelijke beleidskaders. In dit hoofdstuk zijn de in dit kader relevante milieu- en omgevingsaspecten beschreven en onderzocht.

4.1 Geluid

4.1.1 Algemeen

De Wet geluidhinder (Wgh) geeft aan dat akoestisch onderzoek moet worden uitgevoerd bij het voorbereiden van de vaststelling van een bestemmingsplan of het nemen van een omgevingsvergunning indien het plan een geluidsgevoelig object mogelijk maakt binnen een geluidszone van een weg, spoorweg of industrieterrein of indien het plan een nieuwe geluidsbron mogelijk maakt.

4.1.2 Onderzoek plan

4.1.3 Conclusie

De Wgh vormt geen belemmering voor de uitvoering van het voorliggende bestemmingsplan.

4.2 Luchtkwaliteit

4.2.1 Algemeen

De hoofdlijnen voor regelgeving rondom luchtkwaliteitseisen staan beschreven in de Wet milieubeheer (Wm) (hoofdstuk 5 van de Wm). Deze wetgeving staat ook bekend als de Wet luchtkwaliteit. Op grond van artikel 5.16 Wm moeten bestuursorganen nagaan of besluiten op grond van de Wet ruimtelijke ordening (Wro) gevolgen kunnen hebben voor de luchtkwaliteit.

In de Wet luchtkwaliteit staan onder meer de grenswaarden voor de verschillende luchtverontreinigende stoffen. Onderdeel van de Wet luchtkwaliteit zijn de volgende Besluiten en Regelingen:

  • Besluit en de Regeling niet in betekenende mate bijdragen;
  • Besluit gevoelige bestemmingen (luchtkwaliteitseisen).

4.2.2 Onderzoek plan

De aanleg van de rotonde leidt op zichzelf niet tot een toename van het aantal verkeersbewegingen en daarmee niet tot een toename van NO2 of PM10 . De rotonde wordt aangelegd om met name de verkeersafwikkeling van de Bornsestraat en de Abdijweg op de N343 te verbeteren. De ontwikkeling van de rotonde met bijbehorende voorzieningen kan dan ook aangemerkt worden als een project dat 'niet in betekenende mate bijdraagt' aan de luchtverontreiniging.

Gevoelige bestemmingen als bedoeld in het Besluit gevoelige bestemmingen komen niet voor in de nabijheid van het plangebied. De aanleg van een rotonde is hierop dan ook niet van invloed.

4.2.3 Conclusie

Het aspect luchtkwaliteit vormt geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van dit plan.

4.3 Externe Veiligheid

4.3.1 Algemeen

Externe veiligheid gaat om het beperken en beheersen van risico's voor de omgeving vanwege handelingen met gevaarlijke stoffen. De handelingen kunnen zowel betrekking hebben op het gebruik, de opslag en de productie, als op het transport van gevaarlijke stoffen. Bij nieuwe ontwikkelingen dient rekening gehouden te worden met eventueel aanwezige externe risico's die de veiligheid negatief kunnen beïnvloeden. Hiertoe zijn de risico's gekwantificeerd door middel van het plaatsgebonden risico en het groepsrisico.

Het plaatsgebonden risico beschrijft de kans per jaar dat een onbeschermd individu komt te overlijden door een ongeval met gevaarlijke stoffen. Het plaatsgebonden risico wordt uitgedrukt in risicocontouren rondom de risicobron. Het groepsrisico beschrijft de kans dat een groep van 10 of meer personen gelijktijdig komt te overlijden ten gevolge van een ongeval met gevaarlijke stoffen. Voor het groepsrisico geldt geen grenswaarde maar een oriënterende waarde die de personendichtheid binnen een invloedsgebied relateert aan een bepaalde maat voor risicoaanvaarding.

4.3.2 Onderzoek plan

De aanleg van een rotonde met bijbehorende infrastructurele voorzieningen wordt niet aangemerkt als een (beperkt) kwetsbaar object als bedoeld in het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi). De N343 is wel aangewezen als een route met ontheffing waarover gevaarlijke stoffen worden vervoerd. Over deze route worden de onder meer de LPG-tankstations in o.a. Weerselo bevoorraad. Ten opzichte van de huidige situatie brengt de realisatie van een rotonde geen extra veiligheidsrisico's met zich mee.

4.3.3 Conclusie

Het aspect externe veiligheid vormt geen belemmering voor de uitvoering van dit bestemmingsplan.

4.4 Kabels En Leidingen

4.4.1 Algemeen

Naast leidingen die in het kader van het aspect externe veiligheid van belang zijn, kunnen in een gebied ook kabels en leidingen voorkomen die vanuit een ander oogpunt planologisch relevant zijn. Denk hierbij bijvoorbeeld aan bovengrondse hoogspanningsleidingen. In het kader van het bestemmingsplan moet rekening worden gehouden met dergelijke planologisch relevante leidingen.

4.4.2 Onderzoek en conclusie

Binnen het plangebied of in de directe omgeving zijn geen planologisch relevante kabels en/of leidingen gelegen.

4.5 Bodem

4.5.1 Algemeen

Volgens artikel 3.1.6 van het Bro moet in verband met de uitvoerbaarheid van het plan rekening gehouden worden met de bodemkwaliteit ter plaatse. Er dient bepaald te worden of de aanwezige bodemkwaliteit past bij het toekomstige gebruik van die bodem en of deze aspecten optimaal op elkaar kunnen worden afgestemd.

4.5.2 Onderzoek plan

Dit bestemmingsplan voorziet in de juridisch-planologische kaders voor de realisatie van een rotonde met bijbehorende infrastructurele voorzieningen. Een dergelijke voorziening wordt niet gezien als een gevoelige functie en er is geen sprake van menselijk verblijf waarvoor vastgesteld moet worden of de bodemkwaliteit geschikt is voor deze gevoelige functie. Gelet op de functie die dit bestemmingsplan mogelijk maakt wordt geconcludeerd dat het uitvoeren van een bodemonderzoek in het kader van voorliggend bestemmingsplan niet noodzakelijk is.

4.5.3 Conclusie

De bodemkwaliteit vormt geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van dit bestemmingsplan.

4.6 Water

4.6.1 Watertoets

Ruimtelijke plannen moeten voorzien zijn van een waterparagraaf. Hiervoor moet het proces van de watertoets worden doorlopen. Het waterschap kijkt of in een plan voldoende rekening is gehouden met de waterhuishouding ter plaatse en geeft een wateradvies. Het doel van de watertoets is waarborgen dat waterhuishoudkundige doelstellingen expliciet en op evenwichtige wijze in beschouwing worden genomen bij alle waterhuishoudkundig relevante ruimtelijke plannen en besluiten van Rijk, provincies en gemeenten.

4.6.2 Onderzoek plan

4.6.3 Conclusie

Gelet op de wijziging waar dit plan in voorziet is geen sprake van negatieve gevolgen voor de waterhuishoudkundige situatie ter plaatse.

4.7 Ecologie

4.7.1 Algemeen

De bescherming van de natuur in Nederland is per 1 januari 2017 vastgelegd in de Wet natuurbescherming (Wnb). Deze wet vormt wat betreft soorten- en gebiedsbescherming een uitwerking van de Europese Vogelrichtlijn en Habitatrichtlijn. Daarnaast vindt beleidsmatige bescherming plaats door middel van het Natuurnetwerk Nederland, de voormalige Ecologische Hoofdstructuur (EHS).

4.7.2 Onderzoek plan

Voor de aanleg van de rotonde met bijbehorende voorzieningen is een QuickscanNatuurwaardenonderzoek (zie bijlage 3) uitgevoerd. Tevens is een Stikstofdepositieberekening (zie bijlage 4) uitgevoerd. De conclusies van deze onderzoeken zijn in deze paragraaf verwerkt.

4.7.3 Conclusie

De Wet natuurbescherming en het provinciaal natuurbeleid vormen geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van dit bestemmingsplan.

4.8 Erfgoed

4.8.1 Algemeen

Op 1 juli 2016 is de Erfgoedwet in werking getreden. In de Erfgoedwet worden zes wetten en regelingen, waaronder de Monumentenwet 1988, gebundeld in één wet die de bescherming van het cultureel erfgoed in Nederland regelt. Sommige onderdelen van de Monumentenwet 1988 gaan over naar de Omgevingswet die naar verwachting in 2021 wordt ingevoerd. Tot de inwerkingtreding van de Omgevingswet blijven deze onderdelen van kracht binnen het overgangsrecht van de Erfgoedwet. Het gaat om artikelen die betrekking hebben op beschermde monumenten, beschermde stads- en dorpsgezichten, archeologische monumentenzorg en handhaving.

Na inwerkingtreding van de Omgevingswet regelt deze wet samen met de Erfgoedwet de integrale bescherming van het cultureel erfgoed. Voor het gebouwde erfgoed betekent dit dat de aanwijzing van rijksmonumenten gebeurt op grond van de Erfgoedwet, maar de vergunningverlening voor het wijzigen van rijksmonumenten is geregeld in de Omgevingswet. De aanwijzing en omgang met beschermde stads- en dorpsgezichten geschiedt straks op grond van de Omgevingswet. De wetgeving over archeologie wordt opgesplitst. De verdeling is grofweg: het certificeringsstelsel en de aanwijzing van archeologische rijksmonumenten staat in de Erfgoedwet en de omgang met archeologie in de fysieke leefomgeving (de vergunningverlening) in de Omgevingswet.

4.8.2 Onderzoek plan

4.8.3 Conclusie

Het aspect erfgoed vormt geen belemmering voor de in dit bestemmingsplan besloten ontwikkeling.

4.9 Beluit Milieueffectrapportage

4.9.1 Algemeen

Voor bepaalde activiteiten die belangrijke nadelige gevolgen kunnen hebben voor het milieu, kan het opstellen van een milieueffectrapportage (MER) of het verrichten van een m.e.r.-beoordeling noodzakelijk zijn. Een bestemmingsplan kan op drie manieren m.e.r.(-beoordelings)plichtig zijn. Zo ontstaat er een m.e.r.-plicht indien (1) indien voor een ontwikkeling een passende beoordeling op basis van artikel 2.8, lid 1 Wnb nodig is of (2) de ontwikkeling de drempelwaarden uit onderdeel C en D van de bijlage bij het besluit overschrijdt en het bestemmingsplan genoemd wordt in kolom 3. Wordt (3) het bestemmingsplan genoemd in kolom 4 van de bijlage bij het besluit en wordt de drempelwaarde uit onderdeel C overschreden dan is sprake van een m.e.r.-plicht, wordt de drempelwaarde uit onderdeel D overschreden maar de drempelwaarde uit onderdeel C niet dan is sprake van een m.e.r.-beoordelingsplicht.

In gevallen kan het voorkomen dat een bestemmingsplan genoemd wordt in zowel kolom 3 als kolom 4. In dergelijke gevallen is een bestemmingsplan plan m.e.r.-plichtig als er sprake is van een kaderstellend plan waarbij de activiteiten pas kunnen worden gerealiseerd na een later te nemen m.e.r.-(beoordelings)plichtig besluit (dat kan een wijzigings- of uitwerkingsplan zijn, maar ook een ander besluit). Is er na het bestemmingsplan geen m.e.r.(-beoordelings)plichtig besluit meer nodig, dan voldoet het bestemmingsplan aan de definitie van het besluit als bedoeld in kolom 4.

Voor activiteiten die genoemd worden in onderdeel D, maar waarbij de drempelwaarde niet wordt overschreden, geldt de verplichting om na te gaan of er sprake is van omstandigheden die - ondanks dat de drempelwaarden niet worden overschreden - aanleiding geven voor het verrichten van een m.e.r.(beoordeling). Voor deze toets wordt ook wel de term vormvrije m.e.r.-beoordeling gehanteerd. Een vormvrije m.e.r.-beoordeling moet worden aangevraagd door middel van een aanmeldnotitie. Dit is geregeld in artikel 2 lid 5 Besluit m.e.r.

4.9.2 Onderzoek plan

4.9.3 Conclusie

De ontwikkeling die dit bestemmingsplan mogelijk maakt wordt niet genoemd in het Besluit m.e.r. Tevens is geen sprake van een m.e.r.-plicht op basis van artikel 2.8, lid 1 van de Wnb waardoor het opstellen van een MER niet noodzakelijk is.

Hoofdstuk 5 Juridische Planopzet

5.1 Opzet Van Het Plan

In de voorgaande hoofdstukken is ingegaan op het plangebied, het relevante beleid en de milieu- en omgevingsaspecten. De informatie uit deze hoofdstukken is gebruikt om keuzes te maken bij het maken van het juridische bindende deel van het bestemmingsplan: de verbeelding en de regels. De verbeelding heeft een rol voor toepassing van de regels, alsmede de functie van visualisering van de bestemmingen. Aan deze bestemmingen zijn regels gekoppeld. Deze regels bevatten het juridische instrumentarium voor het regelen van het gebruik van de gronden, bepalingen omtrent de toegelaten bebouwing, regelingen betreffende het gebruik van aanwezige en/of op te richten bouwwerken.

Het plan gaat vergezeld van een toelichting. De toelichting heeft geen juridisch bindende werking, maar moet worden beschouwd als handvat voor de uitleg en de onderbouwing en verantwoording van de opgenomen bestemmingen.

In de volgende twee paragrafen wordt de systematiek van planregels uiteengezet en wordt een uitleg per bestemming gegeven.

5.2 Plansystematiek

5.2.1 Algemeen

In de Wet ruimtelijke ordening (Wro) is de verplichting opgenomen om ruimtelijke plannen en besluiten digitaal vast te stellen. In de ministeriële Regeling standaarden ruimtelijke ordening is vastgelegd dat de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (SVBP) de norm is voor de vergelijkbaarheid van bestemmingsplannen. Naast de SVBP zijn ook het Informatiemodel Ruimtelijke Ordening en de Standaard Toegankelijkheid Ruimtelijke Instrumenten normerend bij het vastleggen en beschikbaar stellen van bestemmingsplannen.

De SVBP geeft normen voor de opbouw van de planregels en voor de digitale verbeelding van het bestemmingsplan. Dit bestemmingsplan is opgesteld conform de normen van de SVBP2012.

Het juridisch bindend gedeelte van het bestemmingsplan bestaat uit planregels en bijbehorende verbeelding waarop de bestemmingen zijn aangegeven. Deze verbeelding kan zowel digitaal als analoog worden verbeeld. De verbeelding en de planregels dienen in samenhang te worden bekeken.

De regels zijn onderverdeeld in vier hoofdstukken:

  1. 1. Inleidende regels;
  2. 2. Bestemmingsregels;
  3. 3. Algemene regels;
  4. 4. Overgangs- en slotregels.

5.2.2 Inleidende regels

Begrippen (Artikel 1):

In dit artikel zijn omschrijvingen gegeven van de in het bestemmingsplan gebruikte begrippen. Deze worden opgenomen om interpretatieverschillen te voorkomen. Begripsbepalingen zijn alleen nodig voor begrippen die gebruikt worden in de regels en die tot verwarring kunnen leiden of voor meerdere uitleg vatbaar zijn.

Wijze van meten (Artikel 2):

Om op een eenduidige manier afstanden, oppervlakte- en inhoudsmaten te bepalen wordt in de wijze van meten uitleg gegeven van hoe de betreffende eisen voor wat betreft maatvoering begrepen moeten worden.

5.2.3 Bestemmingsregels

In het tweede hoofdstuk komen de bestemmingen aan de orde. De opbouw van de bestemmingen ziet er als volgt uit (niet alle hierna genoemde onderdelen komen binnen elke bestemming voor):

  • Bestemmingsomschrijving:

De omschrijving van de activiteiten die zijn toegestaan binnen deze bestemming. Hierbij gaat het in beginsel om een beschrijving van de aan de grond toegekende functies.

  • Bouwregels:

In de bouwregels worden voor alle bouwwerken de van toepassing zijnde bouwregels gesteld. Waar en met welke maatvoering mag worden gebouwd, wordt hierin vastgelegd.

  • Afwijken van de bouwregels:

Op basis van deze regel hebben burgemeester en wethouders de bevoegdheid om bij omgevingsvergunning op ondergeschikte punten af te wijken van de bouwregels binnen een bestemming.

  • Specifieke gebruiksregels:

In dit onderdeel is aangegeven welke vormen van gebruik in ieder geval strijdig zijn met de bestemming. Daarbij zijn niet alle mogelijke strijdige gebruiksvormen genoemd, maar alleen die, waarvan het niet op voorhand duidelijk is dat deze in strijd zijn met de bestemming. Het gaat hierbij in feite om een aanvulling op de in de bestemmingsomschrijving genoemde functies.

  • Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden:

In de dubbelbestemming is een omgevingsvergunningsregeling opgenomen voor de gronden gelegen binnen de beschermingszone van (een) bepaalde waarde(n). Hierin worden bepaalde werken en/of werkzaamheden vergunningplichtig gesteld. Bij de beoordeling van de vraag of en in welke mate bepaalde werken en/of werkzaamheden toelaatbaar worden geacht gelden enkele nadere voorwaarden.

In paragraaf 6.3 worden de binnen het plangebied voorkomende bestemmingen nader toegelicht.

5.2.4 Algemene regels

De op het plan van toepassing zijnde algemene regels worden beschreven in hoofdstuk 3. Dit hoofdstuk is opgebouwd uit:

  • Anti-dubbeltelregel (Artikel 7):

Deze regel is opgenomen om te voorkomen dat een perceel of een gedeelte daarvan, meer dan één keer betrokken wordt bij de beoordeling van een bouwplan en op die wijze meer wordt gebouwd dan het bestemmingsplan beoogd.

  • Algemene gebruiksregels (Artikel 8):

In deze regel is aangegeven wat onder strijdig gebruik wordt verstaan. Deze regel gaat uit van de gedachte dat het gebruik uitsluitend mag plaatsvinden in overeenstemming met de bestemming.

  • Algemene afwijkingsregels (Artikel 9):

In dit artikel wordt een opsomming gegeven van de regels in het plan waarvan het bevoegd gezag middels een omgevingsvergunning kan afwijken. De criteria, die bij toepassing van deze bevoegdheid in acht moeten worden genomen, zijn aangegeven.

5.2.5 Overgangs- slotregels

  • Overgangsrecht (Artikel 10)

Bouwwerken welke op het moment van inwerkingtreding van het bestemmingsplan bestaan (of waarvoor een omgevingsvergunning is aangevraagd) mogen blijven bestaan, ook al is er strijd met de bebouwingsregels. De overgangsbepaling houdt niet in dat het bestaand, illegaal opgerichte, bouwwerk legaal wordt, noch brengt het met zich mee dat voor een dergelijk bouwwerk alsnog een omgevingsvergunning kan worden verleend. Er kan dus in beginsel nog gewoon gehandhaafd worden.

Het legaal gebruik van de grond en opstallen, dat afwijkt van de regels op het moment van inwerkingtreding van het plan mag eveneens worden voortgezet.

  • Slotregel (Artikel 11)

In de slotregel wordt aangegeven onder welke titel het plan bekend staat.

5.3 Bestemmingen

Hierna worden de verschillende (dubbel)bestemmingen kort toegelicht.

Agrarisch - 1 (Artikel 3)

Aan enkele gronden rondom de rotonde, gronden waar een deel van de landschappelijke inpassing plaatsvindt, is de bestemming 'Agrarisch - 1' toegekend. Deze bestemming komt overeen met de huidige bestemming van deze gronden. De bestemming 'Agrarisch - 1' is onder meer bedoeld voor het agrarisch gebruik, groenvoorzieningen, bermen en beplanting en het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de natuurlijke en landschappelijke waarden van de gronden, hieronder wordt tevens verstaan het uitvoeren van erfinrichtingsplannen en landschapsplannen. Binnen deze bestemming mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde in de vorm van erf- en terreinafscheidingen en ten behoeve van waterhuishoudkundige voorzieningen worden gebouwd.

Verkeer (Artikel 4)

Vanwege het toekomstig gebruik is aan de rotonde maar ook aan de daarbij behorende fietspaden, bermen en watergangen de bestemming 'Verkeer' toegekend. Deze bestemming is onder meer bedoeld voor wegen, straten en (fiets)paden, groenvoorzieningen bermen en beplanting. Binnen deze bestemming mogen geen gebouwen worden gebouwd. Bouwwerken, geen gebouwen zijnde zijn toegestaan in de vorm van kunstobjecten, ten behoeve van verkeersgeleiding en wegverlichting en overige bouwwerken. Voor deze bouwwerken, geen gebouwen zijnde wordt in de regels een maximale bouwhoogte voorgeschreven.

Water (Artikel 5)

Aan de watergang Middensloot is in dit bestemmingsplan de bestemming 'Water' toegekend. Deze bestemming is onder meer bedoeld voor waterlopen en waterpartijen en water en waterhuishoudkundige voorzieningen. Gebouwen mogen niet worden gebouwd binnen deze bestemming. Bouwwerken, geen gebouwen zijnde zijn toegestaan tot een maximale bouwhoogte van 3 meter.

Waarde - Beschermd dorpsgezicht (Artikel 6)

Het aanwijzingsgebied van het beschermd dorpsgezicht Het Stift reikt tot in een beperkt deel van het plangebied. In paragraaf 4.8 is reeds onderbouwd dat de in dit bestemmingsplan besloten ontwikkeling (en landschappelijke inpassing) geen afbreuk doet aan het beschermd dorpsgezicht. Om te verzekeren dat eventueel toekomstige ontwikkelingen niet leiden tot een afbreuk aan het beschermd dorpsgezicht, is de dubbelbestemming 'Waarde - Beschermd dorpsgezicht' opgenomen. Gronden met deze dubbelbestemming zijn mede bestemd voor het behoud, herstel en de uitbouw van de cultuurhistorische en ruimtelijke waarden van het gebied en zijn bebouwing. Het bouwen van bouwwerken ten behoeve van de andere bestemmingen, is uitsluitend toegestaan indien hiermee geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de cultuurhistorische en ruimtelijke waarden van het beschermd dorpsgezicht.

Hoofdstuk 6 Economische Uitvoerbaarheid

Op grond van artikel 6.12 lid 1 Wet ruimtelijke ordening (Wro) in samenhang met artikel 6.12 lid 4 Wro is de gemeenteraad verplicht om de kosten te verhalen en een exploitatieplan vast te stellen gelijktijdig met het besluit (het bestemmingsplan) waarop het exploitatie-plan betrekking heeft. Niet in alle gevallen is de gemeenteraad verplicht een exploitatieplan vast te stellen. Op grond van artikel 6.12 lid 2 kan de gemeenteraad besluiten geen exploitatieplan vast te stellen als aan de cumulatieve bepalingen van artikel 6.12, lid 2 sub a, b en c is voldaan.

Met onderhavig bestemmingsplan wordt geen bouwplan in de zin van artikel 6.2.1 Bro mogelijk gemaakt. Het vaststellen van een exploitatieplan is dan ook niet aan de orde. Het bestemmingsplan en de daarmee gemoeide (onderzoeks)kosten komen voor rekening van de gemeente. In de gemeentelijke begroting is hier rekening mee gehouden.

Hoofdstuk 7 Procedure

7.1 Vooroverleg

Het Besluit ruimtelijke ordening (artikel 3.1.1) geeft aan dat burgemeester en wethouders bij de voorbereiding van een bestemmingsplan overleg voeren met de besturen van betrokken gemeenten en waterschappen en met die diensten van provincie en Rijk die betrokken zijn bij de zorg voor de ruimtelijke ordening of belast zijn met de behartiging van belangen welke in het plan in het geding zijn.

7.1.1 Het Rijk

In het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) zijn de nationale belangen die juridische borging vereisen opgenomen. Het Barro is gericht op doorwerking van nationale belangen in gemeentelijke bestemmingsplannen. Geoordeeld wordt dat dit bestemmingsplan geen nationale belangen schaadt. Daarom is afgezien van het voeren van vooroverleg met het Rijk.

7.1.2 Provincie Overijssel

In samenwerking met de provincie Overijssel wordt het kruispunt N343 (Bisschopsstraat), Bornsestraat, Abdijweg vervangen door een rotonde. Voorafgaand aan de ter inzage legging van dit bestemmingsplan zijn diverse overleggen gevoerd en in overleg is het ontwerp zoals weergegeven in paragraaf 2.2 tot stand gekomen. Gelet op het feit dat de provincie in dit project een samenwerkingspartner is, hoeft geen separaat vooroverleg gevoerd te worden.

7.1.3 Waterschap Vechtstromen

Het waterschap is geïnformeerd over het plan door middel van de digitale watertoets (zie ook paragraaf 4.6). Naar aanleiding van deze watertoets zijn de waterparagraaf en het ontwerp van de rotonde voorgelegd aan het waterschap. Het waterschap heeft geen noodzaak gezien om hierop te reageren.

7.2 Inspraak

De Wro bevat geen procedurevoorschriften met betrekking tot de inspraak, ook is dit in de Wro zelf niet verplicht gesteld. Dat neemt niet weg dat het de gemeente vrij staat toch inspraak te verlenen bijvoorbeeld op grond van de gemeentelijke inspraakverordening. In relatie daarmee bepaalt artikel 150 van de Gemeentewet onder meer dat in een gemeentelijke inspraakverordening moet worden geregeld op welke wijze boven bedoelde personen en rechtspersonen hun mening kenbaar kunnen maken. In dit geval is ervoor gekozen om geen inspraak te verlenen door middel van het ter inzage leggen van een voorontwerpbestemmingsplan.

7.3 Zienswijzen

Het ontwerpbestemmingsplan heeft met ingang van 23 augustus 2019 voor een periode van zes weken ter inzage gelegen. Gedurende deze periode zijn er in totaal vier zienswijzen ingekomen. In de in bijlage 5 opgenomen Reactienota zienswijzen zijn de ingekomen zienswijzen samengevat en van een gemeentelijk standpunt voorzien. De ingebrachte zienswijzen hebben niet geleidt tot een wijziging van het bestemmingsplan. Wel is het ontwerp voor de rotonde gewijzigd als gevolg van één van de ingekomen zienswijzen, deze wijziging van het ontwerp is echter passend binnen de kaders van het ontwerpbestemmingsplan. Als gevolg van een ambtshalve wijziging in het ontwerp voor de rotonde, zijn de toelichting en de verbeelding van dit plan wel gewijzigd ten opzichte van het ontwerpbestemmingsplan. Voor een nadere toelichting hierop wordt verwezen naar hoofdstuk 3 van de Reactienota zienswijzen.

7.4 Beroep

Na vaststelling wordt het bestemmingsplan wederom gedurende een periode van zes weken ter inzage gelegd. Gedurende deze periode kunnen belanghebbenden tegen het vaststellingsbesluit beroep instellen bij de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State. Indien geen beroep wordt ingesteld, is het plan na deze beroepstermijn onherroepelijk en treedt het plan in werking.

Bijlagen Bij De Toelichting

Bijlage 1 Landschappelijk Inpassingsplan

Bijlage 2 Akoestisch Onderzoek Wegverkeerslawaai

Bijlage 3 Quickscan Natuurwaardenonderzoek

Bijlage 4 Stikstofdepositieberekening

Bijlage 5 Reactienota Zienswijzen