Buitengebied, Stempelsdijk 3 Saasveld en Bellinckhofweg 1-4 Weerselo
Bestemmingsplan - Gemeente Dinkelland
Vastgesteld op 23-04-2024 - geheel onherroepelijk in werking
Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
1.1 plan:
het bestemmingsplan "Buitengebied, Stempelsdijk 3 Saasveld en Bellinckhofweg 1-4 Weerselo" met identificatienummer NL.IMRO.1774.BUIBPSTEMPDKBELLHW-VG01 van de gemeente Dinkelland;
1.2 bestemmingsplan:
de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlage;
1.3 aan-huis-verbonden beroep:
een beroep of het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerptechnisch, of hiermee gelijk te stellen gebied, uitgezonderd prostitutie, dat in of bij een woonhuis wordt uitgeoefend door de gebruiker, waarbij het woonhuis in overwegende mate de woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is;
1.4 aan- en uitbouw
een aan een (hoofd)gebouw aanwezig bouwwerk, dat ruimtelijk ondergeschikt is aan dat (hoofd)gebouw, maar in functioneel opzicht deel uit maakt van dat (hoofd)gebouw);
1.5 aanduiding:
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;
1.6 aanduidingsgrens:
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;
1.7 archeologische waarden;
waarden die aan een gebied zijn toegekend vanwege de kennis en wetenschap van de in dat gebied voorkomende overblijfselen van menselijke aanwezigheid of activiteiten uit het verleden. Bij toetsing aan de archeologische waarden zal telkens de archeologische verwachtings- en advieskaart zoals opgenomen in bijlage 9 van de toelichting toetsingskader zijn;
1.8 bassin:
een mest- of waterbak voor de opslag van mest of water ten behoeve van agrarische en glastuinbouwactiviteiten;
1.9 bebouwing:
één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;
1.10 bedrijf
het bedrijfsmatig vervaardigen en/of bewerken, opslaan, verhandelen, installeren en/of herstellen van goederen
1.11 bedrijfsgebouw:
een gebouw, geen bedrijfswoning zijnde, dat dient voor de uitoefening van een bedrijf;
1.12 bedrijfsvloeroppervlakte
de totale vloeroppervlakte van de ruimte binnen een functie die wordt gebruikt voor een bedrijf, een aan-huis-verbonden beroep of een kleinschalige bedrijfsmatige activiteit, inclusief opslag- en administratieruimten en dergelijke
1.13 bed-and-breakfast:
het bieden van, ten opzichte van het hoofd gebruik ondergeschikte, mogelijkheid tot recreatief nachtverblijf en ontbijt binnen de woning aan personen die hun hoofdverblijf elders hebben;
1.14 bestaand
ten aanzien van de vóór 1998 aanwezige bouwwerken, de na 1998 bij of krachtens de Woningwet aanwezige bouwwerken, en de werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden, en het overige gebruik:
- bestaand ten tijde van het inwerkingtreden van het bestemmingsplan
1.15 bestemmingsgrens:
de grens van een bestemmingsvlak;
1.16 bestemmingsvlak:
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;
1.17 bijgebouw
een gebouw, dat in bouwkundig en/of visueel opzicht ondergeschikt is aan en ten dienste staat van een op hetzelfde bouwperceel gelegen (hoofd)gebouw;
1.18 bouwen:
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;
1.19 bouwgrens:
de grens van een bouwvlak;
1.20 bouwperceel:
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;
1.21 bouwperceelgrens:
een grens van een bouwperceel;
1.22 bouwwerk:
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;
1.23 containerteelt:
het niet in de volle grond telen van gewassen, oftewel een niet-grondgebonden teelt;
1.24 cultuurgrond:
grasland, akkerbouw- en tuinbouwgronden, die hobbymatig in gebruik zijn en niet worden gebruikt ten behoeve van een agrarische bedrijfsvoering;
1.25 cultuurhistorische waarden
waarden van een gebied en/of de daarin voorkomende bebouwing, elementen en structuren, die uitdrukking geven aan de beschavingsgeschiedenis en/of het gebruik door de mens in de loop van de geschiedenis
1.26 detailhandel:
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;
1.27 evenement
elke voor publiek buiten de daartoe ingerichte inrichtingen toegankelijke festiviteit, grootschalige sportwedstrijd, auto- of motorcrosswedstrijd, optocht, georganiseerd vuurwerk en alle overige tot vermaak en recreatie bedoelde activiteiten, met uitzondering van markten als bedoeld in de Gemeentewet, kansspelen als bedoeld in de Wet op de kansspelen en betogingen, samenkomsten en vergaderingen als bedoeld in de Wet openbare manifestaties, voorzover de activiteiten een aaneengesloten periode van ten hoogste 14 dagen omvatten
1.28 extensief dagrecreatief medegebruik:
een extensief dagrecreatief medegebruik van gronden dat ondergeschikt is aan de functie van de bestemming waarbinnen dit recreatieve gebruik is toegestaan, zoals wandelen, fietsen, paardrijden, kanoën, de aanleg van een vis- of picknickplaats, of een naar de aard daarmee gelijk te stellen medegebruik;
1.29 gebouw:
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;
1.30 geomorfologische waarden:
de waarden van een gebied die uitdrukking geven aan de vormen van het aardoppervlak in verband met de wijze van hun ontstaan;
1.31 groepsaccommodatie
een groepsverblijf met meer dan tien slaapplaatsen, niet zijnde mobiele kampeeronderkomens of stacaravans, in hoofdzaak bestemd voor en gebezigd door groepen als kort verblijf
1.32 hoofdgebouw:
een gebouw dat, gelet op de bestemming, als het belangrijkste bouwwerk valt aan te merken;
1.33 houtteelt:
de bedrijfsmatige uitoefening van uitsluitend de functie houtproductie op gronden die in principe hiervoor tijdelijk worden gebruikt en waarvoor daartoe ontheffing is verleend van de meldings- en herplantplicht ex artikel 2 en 3 van de Boswet, zoals die gold op het moment van onherroepelijk worden van dit bestemmingsplan;
1.34 huishouden:
een zelfstandig(e) dan wel samenwonend persoon of groep van personen die binnen een complex van ruimten gebruik maken van dezelfde voorzieningen, zoals een keuken, sanitaire voorzieningen en de entree;
1.35 kampeermiddel:
een tent, een tentwagen, een kampeerauto, een caravan of een stacaravan, dan wel enig ander voertuig of onderkomen, dat geheel of ten dele is bestemd of opgericht dan wel wordt of kan worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf, en geen bouwwerk is waarvoor ingevolge de Woningwet een omgevingsvergunning is vereist;
1.36 kap:
een dak met een zekere helling:
1.37 kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten:
het bedrijfsmatig verlenen van diensten c.q. het uitoefenen van bedrijfsmatige activiteiten, geheel of overwegend door middel van handwerk, geen detailhandel zijnde en prostitutie, waarvan de omvang van de activiteiten zodanig is, dat het woonhuis in overwegende mate de woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitwerking heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is;
1.38 landschappelijke waarden:
waarden in verband met de verschijningsvorm van een gebied en de aanwezigheid van waarneembare structuren en/of elementen in dat gebied (bij de afweging van het begrip landschappelijke waarden zal de landschaps- en beheersvisie uit het Landschapsontwikkelingsplan, zoals opgenomen in bijlage 5 van de toelichting, steeds onderdeel van het toetsingskader zijn);
1.39 logiesverstrekkend bedrijf:
een bedrijf waar, tegen vergoeding, logies worden verstrekt, waarbij de drie logieswooneenheden enkel zijn ingericht voor nachtverblijf; naast het verstrekken van logies worden accommodaties aangeboden voor dagverblijf en maaltijdbereiding;
1.40 mantelzorg:
het bieden van zorg aan een ieder die hulpbehoevend is op het fysieke, psychische en/of sociale vlak, op vrijwillige basis en buiten organisatorisch verband;
1.41 natuurlijke waarden:
de aan een gebied toegekende waarden in verband met de geologische, bodemkundige en biologische elementen voorkomende in dat gebied (bij de afweging van het begrip natuurlijke waarden zal de Wet natuurbescherming steeds onderdeel van het toetsingskader zijn);
1.42 niet-grondgebonden agrarische bedrijfsvoering:
een agrarische bedrijfsvoering die hoofdzakelijk in gebouwen plaatsvindt, en die als zodanig niet afhankelijk is van agrarische gronden als productiemiddel, zoals een intensief kwekerijbedrijf of een intensief veehouderijbedrijf;
1.43 normaal agrarisch gebruik:
het regulier gebruik dat, gelet op de bestemming regelmatig noodzakelijk is voor het agrarisch gebruik van de gronden;
1.44 normaal onderhoud
het onderhoud dat, gelet op de bestemming regelmatig noodzakelijk is voor een goed beheer, behoud en gebruik van de gronden en gebouwen die tot de betreffende bestemming behoren
1.45 overkapping:
een bouwwerk, geen gebouw zijnde, dat een overdekte ruimte vormt zonder wanden dan wel met ten hoogste één wand;
1.46 peil:
- a. indien op het land wordt gebouwd:
- 1. voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst:
- de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
- 2. voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst:
- de hoogte van het aansluitende terrein na voltooiing van de bouw plus maximaal 60 centimeter;
- 1. voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst:
- b. indien over of in het water wordt gebouwd:
- 1. het Normaal Amsterdams Peil (of een ander plaatselijk aan te houden waterpeil);
1.47 productiegebonden detailhandel:
detailhandel in goederen die ter plaatse worden vervaardigd, geteeld, gerepareerd en/of toegepast in het productieproces, waarbij de detailhandelsfunctie ondergeschikt is aan de productiefunctie en waarvoor geen winkelruimtes worden ingericht;
1.48 prostitutie:
het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen voor of met een ander tegen vergoeding;
1.49 prostitutiebedrijf:
een gebouw, voer- of vaartuig, dan wel enig gedeelte daarvan, geheel of gedeeltelijk bestemd, dan wel in gebruik voor het daar uitoefenen van prostitutie;
1.50 seksinrichting:
een voor publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch pornografische aard plaatsvinden. Onder seksinrichting wordt in ieder geval verstaan: een (raam)prostitutiebedrijf, een seksbioscoop, een seksautomatenhal, een sekstheater, een parenclub, een privéhuis of een erotische massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar;
1.51 sierteelt:
de teelt van opgaande sierbeplanting als heesters en struiken;
1.52 silo:
een bouwwerk, geen gebouw zijnde, ten behoeve van opslagdoeleinden;
1.53 voorgevel
de naar de weg gekeerde gevel van een gebouw of, indien het een gebouw betreft met meer dan één naar de weg gekeerde gevel, de gevel die door de ligging, de situatie ter plaatse en/of de feitelijke indeling van het gebouw als voorgevel moet worden aangemerkt;
1.54 woning:
een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijke huishouding.
1.55 woonhuis:
een gebouw, dat één woning omvat, dan wel twee of meer naast elkaar en/of geheel of gedeeltelijk boven elkaar gelegen woningen omvat en dat qua uiterlijke verschijningsvorm als een eenheid beschouwd kan worden.
Artikel 2 Wijze Van Meten
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
2.1 de dakhelling:
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;
2.2 de goothoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;
2.3 de inhoud van een bouwwerk:
tussen de bovenzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;
2.4 de bouwhoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;
2.5 de oppervlakte van een bouwwerk:
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;
2.6 afstand tot de (bouw)perceelgrens
tussen de grenzen van een bouwperceel en een bepaald punt van het op dat bouwperceel voorkomend (hoofd)gebouw, waar die afstand het kortst;
2.7 afstand tot de weg
vanaf enig punt van een bouwwerk tot de rand van de wegberm aan de zijde van de weg;
2.8 bedrijfsvloeroppervlak
de totale vloeroppervlakte van kantoren, winkels of bedrijven met inbegrip van de daartoe behorende magazijnen, trappenhuizen, gangen en overige dienstruimten
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Agrarisch - 1
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Agrarisch - 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. het agrarisch gebruik;
- b. het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de landschappelijke, geomorfologische en cultuurhistorische waarden;
met daaraan ondergeschikt:
- c. het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de natuurlijke waarden;
- d. doeleinden van agrarisch natuurbeheer;
- e. cultuurgrond;
- f. openbare nutsvoorzieningen;
- g. extensief dagrecreatief medegebruik;
- h. wegen en paden;
- i. beken, plassen, poelen, vennen, sloten, en/of andere watergangen en/of -partijen;
- j. terreinen voor evenementen;
met de daarbijbehorende
- k. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
3.2 Bouwregels
3.3 Specifieke gebruiksregels
3.4 Afwijken van de gebruiksregels
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd een omgevingsvergunning te verlenen in afwijking van:
- l. het bepaalde in lid 3.3 onder j en toestaan dat gronden, voorzover gelegen binnen dan wel direct grenzend aan het bouwperceel dan wel direct grenzend aan een bestemmingsvlak, worden gebruikt voor de aanleg van een paardrijbak ten behoeve van het eigen hobbymatige gebruik, met de daarbijbehorende bouwwerken, mits:
- 1. de paardrijdbak zoveel mogelijk uit het zicht van de openbare weg wordt gesitueerd ten behoeve van een goede landschappelijke inpassing;
- 2. er vanwege de paardrijdbak geen onevenredige hinder (geur, geluid, licht en stof) wordt veroorzaakt voor nabij gelegen woningen van derden (minimale afstand 50 m tot de woonbestemmingsgrens);
- 3. er geen onevenredige verstoring van het bodemarchief wordt veroorzaakt;
- 4. de hoogte van lichtmasten ten behoeve van verlichting bij een paardrijdbak en overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, respectievelijk ten hoogste 5,00 m en 3,00 m bedragen;
- 5. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de waarden van de historische buitenplaatsen.
3.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 4 Agrarisch- 2
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Agrarisch- 2' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. het agrarisch gebruik;
- b. het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de landschappelijke, natuurlijke, geomorfologische en cultuurhistorische waarden'
- c. doeleinden van agrarisch natuurbeheer;
- d. extensief dagrecreatief medegebruik.
met daaraan ondergeschikt:
- e. cultuurgrond;
- f. openbare nutsvoorzieningen;
- g. wegen en paden;
- h. beken, plassen, poelen, vennen, sloten en/of andere watergangen en/of -partijen;
- i. terreinen voor evenementen
met de daarbijbehorende:
- j. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
4.2 Bouwregels
4.3 Specifieke gebruiksregels
Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken wordt in ieder geval gerekend:
- a. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van mestvergisting en naar de aard daarmee gelijk te stellen activiteiten anders dan waarvoor in het verleden planologische medewerking is verleend;
- b. het gebruik van gronden voor niet-agrarische bedrijvigheid anders dan de in lid 4.1 toegelaten bedrijvigheid en waarvoor in het verleden planologische medewerking is verleend;
- c. het opslaan van mest, hooibalen en/of andere agrarische producten buiten het bouwperceel, met uitzondering van tijdelijke opslag van landbouwproducten (maximaal zes maanden per jaar);
- d. het opslaan van zand, steen, en naar de aard daarmee gelijk te stellen materialen langer dan zes maanden per jaar;
- e. het aanbrengen van oppervlakteverhardingen en/of de aanleg van wegen en paden anders dan ten behoeve van het agrarisch gebruik (buiten het bouwvlak) of de bereikbaarheid van bebouwde percelen en veldschuren;
- f. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van niet-grondgebonden agrarische bedrijfsactiviteiten;
- g. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel, anders dan de verkoop van eigen en streekeigen producten, dan wel detailhandel vanuit een sierteelt- en/of boomteeltbedrijf, indien de verkoopvloeroppervlakte groter is dan 10% van de bestaande bedrijfsgebouwen, met een maximum van 100 m2;
- h. het gebruik van gronden ten behoeve van verblijfsrecreatieve doeleinden anders dan:
- i. het beroep of bedrijf niet wordt uitgeoefend door één van de bewoners van de bedrijfswoning, waarbij één andere arbeidskracht ter plekke werkzaam mag zijn;
- j. het gebruik van de gronden ten behoeve van sierteelt, boomteelt, houtteelt of overige opgaande teeltvormen, indien de gronden zijn voorzien van de aanduiding “specifieke vorm van agrarisch uitgesloten - boom- en sierteelt”, niet zijnde boom- en sierteelt binnen de bouwpercelen;
- k. het gebruik van de gronden ten behoeve van containerteelt;
- l. het gebruik van gronden ten behoeve van de aanleg van een paardrijdbak met de daarbijbehorende bouwwerken anders dan waarvoor in het verleden planologische medewerking is verleend;
- m. het bouwen van bedrijfsgebouwen ten behoeve van de uitbreiding van het aantal veeplaatsen op een agrarisch bedrijf, voordat is aangetoond dat voor het bouwen geen Natuurbeschermingswetvergunning is vereist, dan wel dat is aangetoond dat voor het bouwen een Natuurbeschermingswetvergunning is verleend;
- n. het gebruik van de gronden ten behoeve van de aanleg van een waterbassin;
- o. het gebruik van de gronden ten behoeve van sierteelt, boomteelt, houtteelt of overige opgaande teeltvormen, indien de gronden zijn voorzien van de aanduiding “specifieke vorm van agrarisch uitgesloten - boom- en sierteelt”, niet zijnde boom- en sierteelt binnen de bouwpercelen.
4.4 Afwijken van de gebruiksregels
Het bepaalde in lid 4.3 onder l en toestaan dat gronden, voorzover gelegen binnen dan wel direct grenzend aan het bouwperceel dan wel direct grenzend aan een bestemmingsvlak, worden gebruikt voor de aanleg van een paardrijdbak ten behoeve van het eigen hobbymatige gebruik, met de daarbijbehorende bouwwerken, mits:
- 1. de paardrijdbak zoveel mogelijk uit het zicht van de openbare weg wordt gesitueerd ten behoeve van een goede landschappelijke inpassing;
- 2. er vanwege de paardrijdbak geen onevenredige hinder (geur, geluid, licht en stof) wordt veroorzaakt voor nabijgelegen woningen van derden (minimale afstand 50 m tot de woonbestemmingsgrens);
- 3. er geen onevenredige verstoring van het bodemarchief wordt veroorzaakt;
- 4. de hoogte van lichtmasten ten behoeve van verlichting bij een paardrijdbak en overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, respectievelijk ten hoogste 5,00 m en 3,00 m bedragen.
4.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 5 Wonen
5.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. woonhuizen, aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen, al dan niet in combinatie met ruimten voor:
- 1. een aan-huis-verbonden beroep dan wel een kleinschalige bedrijfsmatige activiteit;
- 2. mantelzorg;
met de daarbijbehorende:
- b. tuinen, erven en terreinen;
- c. bouwwerken geen gebouwen zijnde.
5.2 Bouwregels
5.3 Afwijken van de bouwregels
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om een omgevingsvergunning te verlenen in afwijking van:
- a. het bepaalde in lid 5.2.1 onder c en toestaan dat een hoofdgebouw wordt gebouwd in afwijking van de situering van het bestaande hoofdgebouw, mits:
- 1. de huidige situering van het hoofdgebouw belemmeringen oplevert voor de omgeving dan wel voor de bewoners zelf en er met een gewijzigde situering een verbetering kan worden bewerkstelligd ten gunste van een goed woon- en leefklimaat, al dan niet vanwege stedenbouwkundige redenen;
- 2. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, het bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de natuurlijke en landschappelijke waarden, de waarden van de historische buitenplaatsen en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
- b. het bepaalde in lid 5.2.1 onder d en toestaan dat, in geval van gehele sloop van het hoofdgebouw met een bestaande inhoud van meer dan 2.000 m3, een nieuw hoofdgebouw wordt gebouwd met een inhoud van ten hoogste 2.000 m3, mits:
- 1. het nieuwe hoofdgebouw wordt gebouwd overeenkomstig de bestaande karakteristieke hoofdvorm;
- 2. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de landschappelijke waarden, de woonsituatie, de waarden van de historische buitenplaatsen en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
- c. het bepaalde in lid 5.2.1 onder e en toestaan dat de inhoud van een woning wordt vergroot, mits:
- 1. de inhoud van de woning ten hoogste de inhoud van het hoofdgebouw zal bedragen;
- 2. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de woonsituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
- d. het bepaalde in lid 5.2.2 onder d en e en toestaan dat de gezamenlijke oppervlakte van de aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij een hoofdgebouw wordt vergroot tot ten hoogste 200 m2, mits:
- 1. deze afwijkingsbevoegdheid uitsluitend wordt toegepast ten behoeve van stalruimte voor dieren en/of de opslag van materieel dat gebruikt wordt voor het onderhoud van eigen gronden dan wel in situaties waar al 100 m2 aan stalruimte voor dieren en/of de opslag van materieel aanwezig is;
- 2. er sprake is van eigendom van gronden buiten het erf met een omvang van ten minste 5.000 m²;
- 3. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de natuurlijke en landschappelijke waarden, de woonsituatie, de waarden van de historische buitenplaatsen en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
- e. het bepaalde in lid 5.2.2 onder d en e en toestaan dat de gezamenlijke oppervlakte van de aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij een hoofdgebouw meer bedraagt dan 350 m2, mits:
- 1. bij vervanging boven de in lid 5.2.2 onder c toegestane 350 m2 ten hoogste 50% van de gesaneerde oppervlakte wordt teruggebouwd;
- 2. de vervanging bijdraagt aan een verbetering van de ruimtelijke kwaliteit;
- 3. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, het bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de natuurlijke en landschappelijke waarden, de waarden van de historische buitenplaatsen en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
- f. het bepaalde in lid 5.2.2 onder d en e en toestaan dat de gezamenlijke oppervlakte van de aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij een hoofdgebouw wordt vergroot, mits:
- 1. deze afwijkingsbevoegdheid uitsluitend wordt toegepast in relatie tot het verwijderen van een bestaande veldschuur uit het agrarisch gebied, waarbij de veldschuur wordt verplaatst binnen de grenzen van het bestemmingsvlak;
- 2. voor de bestaande veldschuur de wijzigingsbevoegdheid van 4.6. onder c is toegepast;
- 3. de oppervlakte van het bijgebouw ten hoogste 50 m2 zal bedragen, tenzij de bestaande, te verplaatsen veldschuur groter is dan 50 m2, in welk geval het bijgebouw 50 m2 zal bedragen vermeerderd met een kwart van het aantal m2's dat de te verplaatsen veldschuur groter is dan 50 m2;
- 4. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de natuurlijke en landschappelijke waarden, de woonsituatie, de waarden van de historische buitenplaatsen en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
- g. het bepaalde in lid 5.2.2 onder h en toestaan dat aan- en uitbouwen tot ten hoogste 30% van de oppervlakte van het hoofdgebouw worden voorzien van een plat dak, mits:
- 1. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de woonsituatie en het straat- en bebouwingsbeeld.
5.4 Specifieke gebruiksregels
5.5 Afwijken van de gebruiksregels
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd een omgevingsvergunning te verlenen in afwijking van:
- a. het bepaalde in lid 5.4.1. onder d en toestaan dat een hoofdgebouw wordt gebruikt door meer dan één huishouden ten behoeve van inwoning, mits:
- 1. deze afwijking uitsluitend wordt toegepast ten behoeve van de huisvesting van een tweede of een derde (huishouden van een) persoon;
- 2. de bestaande bouwmassa niet wordt vergroot en er geen sprake is van splitsing in meerdere woningen;
- 3. er sprake blijft van één hoofdtoegang, die toegang verschaft tot een gemeenschappelijke hal van waaruit rechtstreekse toegang tot de beide woonruimtes wordt verschaft;
- 4. er sprake blijft van één aansluiting op de verschillende nutsvoorzieningen en er geen toename van het aantal inritten naar het perceel plaatsvindt;
- 5. er geen sprake is van onevenredige schade voor de aangrenzende (agrarische) bedrijven, in die zin dat de bedrijven in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt;
- 6. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
- b. het bepaalde in lid 5.4.1. onder d en toestaan dat in een hoofdgebouw meer dan één woning mag worden gebouwd, mits:
- 1. het aantal woningen ten hoogste twee zal bedragen, in geval de inhoud van het hoofdgebouw ten minste 1.000 m3 bedraagt;
- 2. het aantal woningen ten hoogste drie zal bedragen, in geval de inhoud van het hoofdgebouw ten minste 1.500 m3 bedraagt;
- 3. de bestaande bouwmassa van het hoofdgebouw niet wordt vergroot;
- 4. er geen sprake is van onevenredige schade voor de aangrenzende (agrarische) bedrijven, in dié zin dat de bedrijven in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt;
- 5. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
- c. het bepaalde in lid 5.4.1. onder e en toestaan dat de gronden en bouwwerken in combinatie met het wonen worden gebruikt voor logiesverstrekking ten behoeve van recreatieve bewoning in de vorm van bed and breakfast, mits:\
- 1. de logiesverstrekking plaatsvindt binnen het bestaande hoofdgebouw. Er wordt uitgegaan van een bestaande entree (deur);
- 2. er maximaal twee kamers gerealiseerd worden en er maximaal 5 personen aanwezig mogen zijn;
- 3. er geen keukenblok in de wooneenheden wordt gemaakt;
- 4. het parkeren op het eigen erf plaatsvindt;
- 5. er geen extra inrit wordt aangelegd in verband met de vestiging;
- 6. de vestiging alleen is toegestaan aan een verkeersontsluiting van voldoende omvang;
- 7. er geen sprake is van onevenredige schade voor de aangrenzende (agrarische) bedrijven, in die zin dat de bedrijven in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt;
- 8. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
- d. het bepaalde in lid 5.4.1. onder j en toestaan dat gronden, voorzover gelegen binnen het bestemmingsvlak, worden gebruikt voor de aanleg van een paardrijdbak en behoeve van het eigen hobbymatige gebruik, met de daarbijbehorende bouwwerken, mits:
- 1. de paardrijdbak zoveel mogelijk uit het zicht van de openbare weg wordt gesitueerd ten behoeve van een goede landschappelijke inpassing;
- 2. er vanwege de paardrijdbak geen onevenredige hinder (geur, geluid, licht en stof) wordt veroorzaakt voor nabijgelegen woningen van derden (minimale afstand 50 m tot de woonbestemmingsgrens);
- 3. er geen onevenredige verstoring van het bodemarchief wordt veroorzaakt;
- 4. de hoogte van lichtmasten ten behoeve van verlichting bij een paardrijdbak en overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, respectievelijk ten hoogste 5,00 m en 3,00 m bedragen;
- 5. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de waarden van de historische buitenplaatsen.
- e. van het bepaalde in lid 5.4.2 onder a,b en c. indien in plaats van de landschapsmaatregelen zoals bedoeld in lid 5.4.2 andere landschapsmaatregelen worden getroffen, met dien verstande dat:
- 1. de landschapsmaatregelen minimaal gelijk zijn aan de in het 'Ruimtelijk kwaliteitsplan' (Bijlage 1Ruimtelijk kwaliteitsplan' opgenomen landschapsmaatregelen en voorzien in een minimaal gelijk beschermingsniveau van de landschappelijke waarden waarvoor de in het Bijlage 1 Ruimtelijkkwaliteitsplan'genoemde landschapsmaatregelen zijn bepaald;.
- 2. er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van in de omgeving aanwezige functies en waarden.
5.6 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en Wethouders kunnen het plan wijzigen in dié zin dat:
- a. de aanduiding "specifieke vorm van wonen - boerderijkamers" wordt aangebracht, mits:
- 1. de kamers in voormalige agrarische bedrijfsgebouwen worden ondergebracht, waarbij gebruik wordt gemaakt van één entree gezamenlijk voor alle kamers;
- 2. het voormalig agrarisch bedrijfsgebouw deel uitmaakt van het bestaande ensemble van gebouwen op het betreffende erf;
- 3. het aantal boerderijkamers per perceel minimaal twee bedraagt. Bij hoge uitzondering kan in kleine, karakteristieke en bijzondere panden worden volstaan met één boerderijkamer indien de oppervlakte niet toereikend is voor twee;
- 4. de oppervlakte van een boerderijkamer ten hoogste 60 m2 bedraagt;
- 5. de gezamenlijke oppervlakte van de boerderijkamers per bouwperceel ten hoogste 500 m2 bedraagt;
- 6. de kamers bedrijfsmatig geëxploiteerd worden door één van de bewoners van het perceel;
- 7. parkeren op eigen erf plaatsvindt;
- 8. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de woonsituatie, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
- b. de bestemming 'Wonen' wordt gewijzigd in de bestemming 'Bedrijf - Voormalig agrarisch', mits:
- 1. na toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid de regels van artikel 16 van het bestemmingsplan 'Buitengebied gemeente Dinkelland' met identificatie NL.IMRO.1774.BUIBPBUITENGEBIED-0402 van overeenkomstige toepassing zijn;
- 2. er geen sprake is van onevenredige schade voor de aangrenzende (agrarische) bedrijven, in die zin dat de bedrijven in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt;
- 3. de woonfunctie ondergebracht wordt in de voormalige bedrijfswoning;
- 4. de bedrijfsfunctie ondergebracht wordt in de bestaande, voormalig agrarisch gebruikte gebouwen, die aanwezig zijn op het moment van toepassing van deze wijziging;
- 5. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de woonsituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
Artikel 6 Waarde - Landschap
6.1 Bestemmingsomschrijving
de voor 'Waarde - Landschap' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud, het herstel en de ontwikkeling van waardevolle landschapselementen.
6.2 Bouwregels
In afwijking van het bepaalde bij de andere daar voorkomende bestemming(en) mogen op of in deze gronden geen gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, behalve voor zover bestaand, worden gebouwd.
6.3 Specifieke gebruiksregels
Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken wordt in ieder geval gerekend:
- het verwijderen, vernielen en/of aantasten van waardevolle landschapselementen anders dan ten behoeve van het normale onderhoud.
6.4 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en Wethouders kunnen het plan wijzigen in dié zin dat:
- de dubbelbestemming 'Waarde - Landschap' deels wordt verwijderd, mits:
- 1. deze wijzigingsbevoegdheid uitsluitend wordt toegepast ter realisering van een doorbraak van perceel naar perceel en die noodzakelijk is voor een goed landbouwkundig gebruik van de gronden, met een maximale breedte van 10,00 m;
- 2. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de natuurlijke en landschappelijke waarden van het waardevolle landschapselement.
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 7 Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 8 Algemene Bouwregels
- a. Onverminderd het bepaalde in de overige artikelen van deze regels zullen, wanneer op gronden grenzend aan de bestemming “Verkeer” gebouwen en overkappingen worden opgericht, de afstand van de gebouwen en overkappingen tot de as van de weg ten minste 15,00 m bedragen, tenzij de bestaande afstand minder bedraagt, in welke geval de afstand tot de as van de weg ten minste de bestaande afstand zal bedragen.
- b. Burgemeester en Wethouders kunnen ontheffing verlenen van lid a en toestaan dat gebouwen dichter op de weg worden gebouwd, mits:
- 1. instemming is verkregen van de wegbeheerder vanuit een oogpunt van wegbeheer en/of verkeersveiligheid;
- 2. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het bebouwingsbeeld, de landschappelijke waarden en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
Artikel 9 Algemene Gebruiksregels
9.1 Strijdig gebruik
Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken wordt in ieder geval gerekend:
- a. het gebruik en laten gebruiken van de gronden als standplaats voor kampeermiddelen, tenzij het gronden betreft waar een kampeerterrein voor klein kamperen is toegestaan;
- b. het gebruik en laten gebruiken van de gronden en bouwwerken ten behoeve van een prostitutiebedrijf;
- c. het gebruik en laten gebruiken van de gronden voor de opslag van schroot, afbraak- en bouwmaterialen, anders dan ten behoeve van de uitvoering van krachtens de bestemming toegelaten bouwactiviteiten en werken en werkzaamheden;
- d. het gebruik van gronden ten behoeve van weekmarkten, jaarmarkten, evenementen, festiviteiten, manifestaties, en horecaterreinen en/of standplaatsen voor detailhandel, indien die activiteiten een aaneengesloten periode van meer dan 14 dagen omvatten;
- e. het storten van puin en afvalstoffen;
- f. de stalling en opslag van (aan het oorspronkelijk gebruik onttrokken) voer-, vaar- of vliegtuigen;
- g. het gebruik en laten gebruiken van de gronden voor het plaatsen en/of aanbrengen van niet-perceelsgebonden handelsreclame en/of reclame voor ideële doeleinden of overtuigingen.
Artikel 10 Algemene Afwijkingsregels
Burgemeester en Wethouders zijn bevoegd een omgevingsvergunning te verlenen in afwijking van:
- a. de bij recht in de regels gegeven afmetingen en percentages, met uitzondering van de oppervlakte- en inhoudsmaten, tot ten hoogste 10% van die afmetingen en percentages;
- b. het bepaalde ten aanzien van het bouwen van gebouwen en toestaan dat vóór een voorgevel wordt gebouwd op de wijze van:
- 1. plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen en schoorstenen;
- 2. gevel- en kroonlijsten en overstekende daken;
- 3. erkers over maximaal de halve gevelbreedte, ingangspartijen, luifels, balkons en galerijen;
mits de afstand vanuit de voorgevel niet meer dan 1,50 m zal bedragen
- c. de bestemmingsregels ten aanzien van het bouwen van gebouwen, waaronder overkappingen, en toestaan dat ten behoeve van het kleinschalig kamperen, gebouwtjes, waaronder overkappingen, ten behoeve van sanitaire voorzieningen worden gebouwd, mits:
- 1. de gezamenlijke oppervlakte van de gebouwen, waaronder overkappingen, per kampeerterrein ten hoogste 50 m2 zal bedragen;
- 2. de goothoogte van een gebouw of een overkapping ten hoogste 3,00 m zal bedragen;
- 3. de dakhelling van een gebouw of een overkapping ten minste 18º zal bedragen;
- 4. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de natuurlijke en landschappelijke waarden, de woonsituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
Artikel 11 Algemene Wijzigingsregels
Burgemeester en Wethouders kunnen het plan wijzigen in dié zin dat:
- a. enige bestemming wordt gewijzigd voor wat betreft de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van zend-, ontvangst- en antennemasten voor de telecommunicatie, mits:
- 1. de antenne niet geplaatst kan worden op een bestaand hoog bouwwerk, zoals een hoogspanningsmast, een reclamemast, een torensilo, of een daarmee gelijk te stellen hoog bouwwerk;
- 2. de antenne niet geplaatst kan worden op ene bedrijventerrein;
- 3. de antenne vervolgens geplaatst moet worden in aansluiting op grote infrastructuurlijnen;
- 4. de mast radiografisch noodzakelijk is;
- 5. de hoogte van een mast ten hoogste 45,00 m zal bedragen;
- 6. het aantal masten binnen de gemeente niet meer mag bedragen dan strikt noodzakelijk is voor de realisatie van een adequaat dekkend netwerk van voldoende capaciteit;
- 7. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de natuurlijke en landschappelijke waarden, de woonsituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
- b. de dubbelbestemming ‘Waarde - Landschap’ wordt verwijderd, mits:
- 1. een waardevol landschapselement vanwege natuurlijke omstandigheden, dan wel vanwege een noodzakelijke landbouwkundige ingreep niet is te handhaven. Indien er sprake is van een landbouwkundige ingreep of landinrichtingswerkzaamheden, dient het te verwijderen waardevol landschapselement in de directe omgeving te worden gecompenseerd door middel van de aanleg van een nieuw waardevol landschapselement, waarbij de structuur van het landschap niet wordt aangetast en tevens de wijziging van lid c wordt toegepast.
- 2. indien sprake is van een houtwal, deze wijzigingsbevoegdheid uitsluitend wordt toegepast ter realisering van een doorgang van perceel naar perceel ten behoeve van het landbouwkundig gebruik, met een maximale breedte van 10,00 m;
- 3. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de natuurlijke en landschappelijke waarden van het waardevol landschapselement.
- c. de dubbelbestemming ‘Waarde - Landschap’ wordt aangebracht, mits:
- 1. door herstel- en/of door middel van natuurlijke aanwas, de waarde van een landschapselement in omvang en natuurlijke en/of landschappelijke waarden toeneemt, dan wel de wijziging wordt toegepast als gevolg van verplaatsing van een bestaand waardevol landschapselement;
- 2. er geen sprake is van onevenredige schade voor de aangrenzende agrarische bedrijven, in dié zin dat de bedrijven in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt;
- 3. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de natuurlijke en landschappelijke waarden van het waardevol landschapselement.
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 12 Overgangsrecht
12.1 Overgangsrecht bouwwerken
- a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
- 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
- 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
- b. Burgemeester en wethouders kunnen eenmalig in afwijking van het bepaalde in sublid a. een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het sublid a met maximaal 10%.
- c. Sublid a. is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
12.2 Overgangsrecht gebruik
- a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
- b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in sublid a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
- c. Indien het gebruik, bedoeld in sublid a., na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
- d. Sublid a. is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Artikel 13 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als:
Regels van het bestemmingsplan "Buitengebied, Stempelsdijk 3 Saasveld en Bellinckhofweg 1-4 Weerselo" van de gemeente Dinkelland.
Bijlagen Bij Regels
Bijlage 1 Ruimtelijk Kwaliteitsplan
Bijlage 2 Situatie Stempelsdijk
Bijlage 3 Situatie Bellinckhofweg 1
Bijlage 4 Situatie Bellinckhofweg 4
Bijlage 5 Situatie Langemaatsweg 11
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding
Voorliggend bestemmingsplan heeft betrekking op de percelen aan de Stempelsdijk nr. 3 te Saasveld en de Bellinckhofweg nr. 1 en nr. 4 te Weerselo, gelegen in het buitengebied van de gemeente Dinkelland. Tevens voorziet het plandeel aan de Langemaatsweg nr. 11 te Geesteren in de benodigde sloopmeters ten behoeve van het voornemen.
Initiatiefnemers, eigenaren van de gronden aan de Stempelsdijk nr. 3 te Saasveld en de Bellinckhofweg nr. 1 zijn voornemens om ter plaatse van beide percelen een woning te realiseren. Het gaat hierbij om een rood voor rood ontwikkeling, op basis van het nieuwe beleidsstuk 'Buitengebied met kwaliteit' van de gemeente Dinkelland. Om ter plaatse een vrijstaande woning te kunnen realiseren zijn vrijgekomen sloopmeters middels de sloop van landschapsontsierende bebouwing noodzakelijk. Om in totaal twee woningen te kunnen realiseren is voor ieder perceel 1200 m2 aan sloopmeters benodigd. Deze sloopmeters worden verkregen middels de sloop van bebouwing aan de Stempelsdijk nr. 3, Bellinckhofweg nr. 1 en nr. 4 naast dat er meters worden verkregen aan de Langemaatsweg te Geesteren (gemeente Tubbergen). Hieronder wordt per plandeel in globale lijn uitgezet wat per perceel gaat plaatsvinden.
Stempelsdijk 3, Saasveld
- Sloop van 835 m2 aan landschapsontsierende bebouwing en de bouw van één vrijstaande woning incl. bouwmogelijkheden voor bijgebouwen.
Bellinckhofweg 1, Weerselo
- Sloop van 379 m2 aan landschapsontsierende bebouwing en de bouw van één vrijstaande woning incl. bouwmogelijkheden voor bijgebouwen.
Bellinckhofweg 4, Weerselo
- Sloop van 365 m2 aan landschapsontsierende bebouwing ten behoeve van de benodigde meters aan de Stempelsdijk 3.
- Sloop van 435 m2 aan landschapsontsierende bebouwing ten behoeve van de benodigde sloopmeters aan de Bellinckhofweg 1.
Langemaatsweg 11, Geesteren
- Sloop van 386 m2 aan landschapsontsierende bebouwing ten behoeve van de beoogde woning aan de Bellinckhofweg 1.
Gelet op het beleid 'Buitengebied met kwaliteit' biedt een uitwisseling van sloopmeters mogelijkheden om een compensatiewoning te kunnen realiseren. Aangezien hiervoor een afzonderlijk bestemmingsplan voor wordt opgesteld, gelet op de ligging in de gemeente Tubbergen, zal in het vervolg van dit bestemmingsplan enkel op de plandelen binnen de gemeente Dinkelland worden ingegaan.
Op basis van het geldend bestemmingsplan 'Bestemmingsplan Buitengebied 2010' is het realiseren van twee vrijstaande woningen ter plaatse van de Stempelsdijk 3 en de Bellinckhofweg 1 niet toegestaan. Dit aangezien ter plaatse van de Stempelsdijk de enkelbestemming 'Agrarisch -2' van toepassing is dat reguliere bewoning niet toestaat. Tevens dient de huidige bedrijfswoning, gelet op de bedrijfsbeëindiging naar reguliere woning te worden herbestemd.
Ter plaatse van het perceel aan de Bellinckhofweg 1 is eveneens een agrarische bestemming van toepassing die reguliere bewoning, zowel voor de bestaande bedrijfswoning als de toekomstige woning niet toelaat. Hierbij dienen eveneens de terugbouwmogelijkheden worden beperkt.
Tot slot dienen wegens de beoogde sloopwerkzaamheden aan de Bellinckhofweg 4 de terugbouwmogelijkheden voor bijgebouwen te worden ingeperkt.
Om de gewenste ontwikkelingen ter plaatse van bovenstaande plandelen mogelijk te maken, is een bestemmingsplanherziening noodzakelijk. Hierbij zal eveneens voor alle drie de plandelen een landschappelijke inpassing in de regels worden geborgd.
Voorliggend bestemmingsplan toont aan dat de ontwikkeling in overeenstemming is met een goede ruimtelijke ordening en voldoet aan het Rijks-, provinciale- en gemeentelijk beleid.
1.2 Ligging En Begrenzing Plangebied
Het plangebied, bestaande uit drie plandelen ligt aan de Stempelsdijk 3 te Saasveld,, de Bellinckhofweg 1 en de Bellinckhofweg 4 te Weerselo. Hieronder wordt nader op deze plandelen ingegaan.
Stempelsdijk 3, Saasveld
Het plandeel aan de Stempelsdijk 3 ligt ten noorden van de kern Saasveld, in het buitengebied van de gemeente Dinkelland. Het plandeel staat kadastraal bekend als de gemeente Dinkelland, sectie T met perceelnummer 722. Rondom het plandeel liggen met name agrarische cultuurgronden, bebossing en graslanden. In figuur 1.1 is de ligging van het plandeel ten opzichte van de omliggende kernen weergegeven en in figuur 1.2 ten opzichte van de nabije omgeving. Het plandeel is zowel met een blauwe ster als een blauwe omlijning aangeduid.
![]() |
Figuur 1.1: Ligging plandeel ten opzichte van de kern Saasveld (Bron Qgis) |
![]() |
Figuur 1.2: Ligging plandeel ten opzichte van de nabije omgeving (Bron: Qgis) |
Bellinckhofweg 1, Weerselo
Het plandeel aan de Bellinckhofweg 1ligt ten noordwesten van de kern Weerselo, in het buitengebied van de gemeente Dinkelland. Het plandeel staat kadastraal bekend als gemeente Dinkelland, sectie T met perceelnummer 899. Rondom het plandeel komen eveneens agrarische gronden voor naast dat er enkele toegangswegen zijn gesitueerd. In figuur 1.3 is de ligging van het plandeel ten opzichte van de kern Weerselo weergeven en in figuur 1.4 de ligging ten opzichte van de nabije omgeving Het plandeel is met een blauwe ster en blauwe omlijning aangeduid.
![]() |
Figuur 1.3: Ligging plandeel ten opzichte van de kern Weerselo (Bron: Qgis) |
![]() |
Figuur 1.4: Ligging plandeel ten opzichte van de nabije omgeving (Bron: Qgis) |
Bellinckhofweg 4, Weerselo
Het plandeel aan de Bellinckhofweg 4 ligt ten noordwesten van de kern Weerselo, in het buitengebied van de gemeente Dinkelland. Het plandeel staat kadastraal bekend als gemeente Dinkelland, sectie T met perceelnummers 2054 en 2055. In de omgeving van het plandeel zijn eveneens agrarische gronden gesitueerd als enkele wegen en woningen. In figuur 1.5 is de ligging van het plandeel ten opzichte van de kern Weerselo en in figuur 1.6 van de nabije omgeving weergegeven. Het plandeel is met een blauwe ster en een blauwe omlijning aangeduid.
![]() |
Figuur 1.5: Ligging plandeel ten opzichte van de kern Weerselo (Bron: Qgis) |
![]() |
Figuur 1.6: Ligging plandeel ten opzichte van de nabije omgeving (Bron: Qgis) |
1.3 Vigerend Bestemmingsplan
Bestemmingsplan(nen)
Voorliggende plandelen liggen binnen het bestemmingsplan 'Bestemmingsplan Buitengebied 2010'. Dit bestemmingsplan is op 18 februari 2010 door de gemeenteraad van Dinkelland vastgesteld. Tevens is het 'Facetbestemmingsplan parkeren Dinkelland', vastgesteld op 29 mei 2018 van toepassing. Hierna wordt per plandeel op de aldaar aanwezige bestemmingen ingegaan.
Stempelsdijk 3
Ter plaatse van het plandeel aan de Stempelsdijk 3 is de enkelbestemming 'Agrarisch -2' van toepassing. Binnen deze enkelbestemming is een bouwvlak opgenomen waarbinnen de huidige bebouwing is gesitueerd. Tevens is aan de oostzijde van het plandeel de dubbelbestemming 'Waarde-Landschap' van toepassing. Tot slot geldt over het hele plandeel de functieaanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - bouwperceel niet grondgebonden agrarisch bedrijf'. In figuur 1.7 is een uitsnede van het geldend bestemmingsplan opgenomen, waarbij het plandeel met een blauwe omlijning is aangeduid.
![]() |
Figuur 1.7: Uitsnede plandeel Stempelsdijk (Bron: ruimtelijkeplannen.nl) |
Bellinckhofweg 1
Ter plaatse van het plandeel aan de Bellinckhofweg 1 is de enkelbestemming 'Agrarisch - 1' van toepassing. Binnen deze enkelbestemming is een bouwvlak opgenomen waarbinnen de bebouwing is gerealiseerd. Tevens geldt voor het gehele plandeel de functieaanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - bouwperceel grondgebonden agrarisch bedrijf'. In figuur 1.8 is een uitsnede van het geldend bestemmingsplan opgenomen, waarbij het plandeel met een blauwe omlijning is aangeduid..
![]() |
Figuur 1.8: Uitsnede plandeel Bellinckhofweg 1(Bron: ruimtelijkeplannen.nl) |
Bellinckhofweg 4
Ter plaatse van het plandeel Bellinckhofweg 4 is de enkelbestemming 'Wonen' van toepassing. Hierbij zijn verder geen bouwvlakken, dubbelbestemmingen en/of functieaanduidingen van toepassing. Om deze woonbestemming heen is de enkelbestemming 'Agrarisch -1' van toepassing. In figuur 1.9 is een uitsnede van het geldend bestemmingsplan weergegeven. Het plandeel is met een blauwe omlijning aangeduid.
![]() |
Figuur: Uitsnede plandeel Bellinckhofweg 4 (Bron: Ruimtelijkeplannen.nl |
Bestemmingen
'Agrarisch -2'
De voor 'Agrarisch -2' aangewezen gronden zijn bestemd voor het agrarisch gebruik; de uitoefening van een agrarisch bedrijf met een in hoofdzaak niet-grondgebonden agrarische bedrijfsvoering, indien de gronden zijn voorzien van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - bouwperceel niet-grondgebonden agrarisch bedrijf'; het wonen ten behoeve van de agrarische bedrijfsvoering al dan niet in combinatie met mantelzorg, dagbesteding en educatie, voorzover de gronden zijn voorzien van een bouwperceel; het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de landschappelijke, natuurlijke, geomorfologische en cultuurhistorische waarden; doeleinden van agrarisch natuurbeheer en extensief dagrecreatief medegebruik.
Bouwregels
Er zullen uitsluitend bedrijfsgebouwen en overkappingen ten behoeve van agrarische bedrijven worden gebouwd, waarbij deze bouwregels eveneens van toepassing zijn voor functies die na ontheffing van de gebruiksregels aan de agrarische bedrijven zijn toegevoegd. Daarnaast dienen de gebouwen, waaronder overkappingen uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd op de gronden die zijn voorzien van een bouwperceel. De gezamenlijke oppervlakte van bedrijfsgebouwen ten behoeve van de niet-grondgebonden agrarische bedrijfsvoering zal, voor bedrijven met de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - bouwperceel niet-grondgebonden agrarisch bedrijf', ten hoogste de gezamenlijke oppervlakte bedragen, zoals opgenomen in bijlage 1 behorende bij het bestemmingsplan 'Bestemmingsplan Buitengebied 2010'.
'Agrarisch 1'
De voor 'Agrarisch 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor agrarisch gebruik; de uitoefening van een agrarisch bedrijf met een grondgebonden agrarische bedrijfsvoering, indien de gronden zijn voorzien van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch- bouwperceel grondgebonden agrarische bedrijf'; het wonen ten behoeve van de agrarische bedrijfsvoering al dan niet in combinatie met mantelzorg, dagbesteding en educatie, voorzover de gronden zijn voorzien van een bouwperceel; het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de landschappelijke, geomorfologische en cultuurhistorische waarden.
Bouwregels
Voor het bouwen van gebouwen en overkappingen geldt dat de bedrijfsgebouwen en overkappingen ten behoeve van agrarische bedrijven worden gebouwd, waarbij de bouwregels eveneens van toepassing zijn voor functies die na ontheffing van de gebruiksregels aan de agrarische bedrijven zijn toegevoegd. Gebouwen, waaronder overkappingen met uitzondering van tunnelkassen en blaastunnels, zullen uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd op de gronden die zijn voorzien van een bouwperceel.
'Wonen'
De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor woonhuizen, aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen, al dan niet in combinatie met ruimten voor;
- een aan-huis-verbonden beroep dan wel een kleinschalige bedrijfsmatige activiteit
- mantelzorg
Bouwregels
Voor het bouwen van hoofdgebouwen geldt dat hoofdgebouwen uitsluitend woonhuizen gebouwd mogen worden, waarbij deze bouwregels eveneens van toepassing zijn voor functies die na ontheffing van de gebruiksregels aan de woonfunctie zijn toegevoegd. Per bestemmingsvlak mag ten hoogste één woonhuis met één woning worden gebouwd.
'Waarde - Landschap'
De voor 'Waarde - Landschap' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en) mede bestemd voor het behoud, het herstel en de ontwikkeling van waardevolle landschapselementen.
Bouwregels
In afwijking van het bepaalde bij de andere daar voorkomende bestemming(en) mogen op of in deze gronden geen gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, behalve voor zover bestaand, worden gebouwd.
Strijdigheid
Het realiseren van een woning aan de Stempelsdijk 3 te Saasveld en de Bellinckshofweg 1 te Weerselo zijn op basis van het geldend bestemmingsplan 'Bestemmingsplan Buitengebied 2010' niet toegestaan. Dit vanwege het ontbreken van bouw- en gebruiksmogelijkheden ter plaatse. Tevens dient gelet op de agrarische bedrijfsbeëindiging de terugbouwmogelijkheden worden ingeperkt en dient de bedrijfswoning naar reguliere woning te worden herbestemd. Daarnaast dient gelet op het versterken van de gebiedskenmerken de landschappelijke inpassing te worden geborgd.
1.4 Bij Het Plan Behorende Stukken
Het bestemmingsplan "Buitengebied, Stempelsdijk 3 Saasveld en Bellinckhofweg 1-4 Weerselo" bestaat uit de volgende stukken:
- toelichting;
- bijlagen bij de toelichting;
- verbeelding (tek.no. NL.IMRO.1774.BUIBPSTEMPDKBELLHW-VG01)
- regels;
- bijlagen bij de regels.
De verbeelding en de regels vormen samen het juridisch bindende gedeelte van het bestemmingsplan en moeten in samenhang 'gelezen' worden. Op de verbeelding zijn de bestemmingen van de in het plangebied begrepen gronden aangegeven. Aan deze bestemmingen zijn regels gekoppeld teneinde de uitgangspunten van het plan zeker te stellen. Het plan gaat vergezeld van een toelichting. De toelichting heeft weliswaar geen bindende werking, maar heeft wel een belangrijke functie bij de omschrijving, motivering en verantwoording van het bestemmingsplan.
1.5 Leeswijzer
Na dit inleidende hoofdstuk wordt in hoofdstuk 2 de huidige situatie van het plangebied en de omgeving beschreven. Vervolgens wordt in hoofdstuk 3 het ruimtelijk beleidskader van het Rijk, de provincie en de gemeente uiteengezet. Hoofdstuk 4 gaat over de omgevingsaspecten die voor dit plangebied relevant zijn. In hoofdstuk 5 wordt een toelichting gegeven op de regels van de diverse bestemmingen. In hoofdstuk 6 wordt ingegaan op de uitvoerbaarheid van het plan en tot slot in hoofdstuk 7 wordt de procedure beschreven.
Hoofdstuk 2 Beschrijving Van Het Plan
2.1 Bestaande Situatie
Het plangebied, bestaande uit drie plandelen, ligt in het buitengebied van de gemeente Dinkelland, behorende bij de kern Saasveld en de kern Weerselo. Hierbij vinden ter plaatse van deze plandelen zowel sloop-, bouw als planologische wijzigingen plaats. Hieronder zal per plandeel zowel op de bestaande situatie van het plan worden ingegaan waarbij vervolgens in 2.2 Toekomstige situatie op de gewenste situatie wordt ingegaan.
2.1.1 Stempelsdijk 3
Ten noorden van het plandeel zijn in het verlengde van de Stempelsdijk agrarische cultuurgronden, houtwallen en bebossing aanwezig. Hierbij is ten oosten de Kroonweg gesitueerd met ten zuidoosten een agrarisch perceel. Ten zuiden van het plangebied zijn eveneens agrarische gronden aanwezig. Ten zuiden van het plandeel zijn agrarische cultuurgronden aanwezig met verspreide houtwallen. Ten westen van het plangebied is een varkensbedrijf met twee bedrijfswoningen gesitueerd. Het bouwvlak van het varkensbedrijf ligt op circa 200 meter van het plandeel.
Het plangebied zelf bestaat uit een bedrijfswoning aan de oostzijde, een schuur in het verlengde en een agrarische stal aan de westzijde. Het gaat hierbij om een schuur met een oppervlakte van circa 835 m2. Het plangebied is middels twee ontsluitingen op de Stempelsdijk ontsloten. Aangrenzend aan het plandeel is aan de zuidoostzijde een waardevolle bomenrij aanwezig.
In figuur 2.1 is een luchtfoto van de huidige situatie weergeven. Het plandeel is met een blauwe omlijning aangeduid. In figuur 2.2 en 2.3 zijn twee straatbeelden weergegeven.
![]() |
Figuur 2.1: Luchtfoto plandeel Stempelsdijk 3, Saasveld (Bron: ruimtelijkeplannen) |
![]() |
Figuur 2.2: Straatbeeld plandeel Stempelsdijk, genomen vanaf de Stempelsdijk (Bron: Google Maps) |
![]() |
Figuur 2.3: Straatbeeld de te slopen schuur (Bron: Google Maps) |
2.1.2 Bellinckhofweg 1
Ten noorden van het plandeel aan de Bellinckhofweg 1 is een kleinschalig bosperceel aanwezig. Ten oosten en zuiden zijn agrarische cultuurgronden gesitueerd. Hierbij ligt in het verlengde de N343 dat als toegangsweg richting de kern Weerselo geldt. Ten zuiden is de Bornsestraat aanwezig. Tot slot ligt ten westen van het plandeel een recreatieverblijf.
Het plandeel zelf bestaat uit een woonberderij die omgeven wordt door verschillende bijgebouwen, variërend in omvang. In totaal is hier sprake van een oppervlakte van 379 m2.. Tevens zijn er twee kuilvoerplaten aanwezig. Hierbij is het plandeel middels drie ontsluiting aan de noordzijde op de Bellinckhofweg ontsloten.
In figuur 2.4 is een luchtfoto van het plandeel weergegeven. In figuur 2.5 en 2.6 zijn twee straatbeelden opgenomen, genomen vanaf de Bellinckhofweg.
![]() |
Figuur 2.4: Luchtfoto huidige situatie Bellinckhofweg 1 (Bron: ruimtelijkeplannen.nl) |
![]() |
Figuur 2.5: Straatbeeld plandeel, genomen vanaf de Bellinckhofweg (Bron Google Maps) |
![]() |
Figuur 2.6: Straatbeeld plandeel, genomen vanaf de Bellinckhofweg (Bron: Google Maps) |
2.1.3 Bellinckhofweg 4
Het plandeel aan de Bellinckhofweg 4 is omgeven door agrarische gronden. Hierbij zijn ten noordwesten, noordoosten en westen enkele agrarische grondgebonden bedrijven gesitueerd.
Het plandeel zelf bestaat uit een woning aan de zuidzijde, een agrarische schuur aan de westzijde, en enkele bijgebouwen, verspreid over het perceel. Hierbij is het plandeel middels één ontsluiting aan de zuidzijde op de Bellinckhofweg ontsloten.
In figuur 2.7 is een luchtfoto van de huidige situatie opgenomen. In figuur 2.8 is een straatbeeld vanaf de Bellinckhofweg opgenomen, waarbij de te slopen schuur is weergegeven.
![]() |
Figuur 2.7: Luchtfoto plandeel Bellinckhofweg 4 (Bron: Ruimtelijkeplannen.nl |
![]() |
Figuur 2.8: Straatbeeld plandeel, genomen vanaf de Bellinckhofweg (Bron: Google Maps) |
2.2 Toekomstige Situatie
Zoals in de aanleiding al reeds is vermeld, betreft het voornemen het realiseren van twee woningen aan de Stempelsdijk 3 te Saasveld en de Bellinckhofweg 1 te Weerselo. Het realiseren van twee vrijstaande woningen wordt gerealiseerd op basis van het beleid 'Buitengebied met kwaliteit' waarbij in totaal 2.400 m2 aan sloopmeters wordt ingezet. De in te zetten sloopmeters zijn afkomstig van de Stempelsdijk 3 te Saasveld, Bellinckhofweg 1 en 4 te Weerselo. Tevens worden er 386 m2 aan sloopmeters vanuit de gemeente Tubbergen (Langemaatsweg 11 te Geesteren) ingezet. Hierna wordt nader per plandeel op de beoogde ontwikkeling ingegaan.
Stempelsdijk 3, Saasveld
De ten westen gelegen voormalige agrarische schuur, met een oppervlakte van circa 835 m2,, zal gelet op de benodigde sloopmeters worden gesloopt. Hierbij wordt de nieuwe compensatiewoning ten zuiden van de bestaande woning gerealiseerd, waarbij de huidige (bedrijfs)woning en schuur behouden blijven. Gelet op het beëindigen van de agrarische bedrijfsvoering ter plaatse dient de huidige bedrijfswoning naar reguliere woning te worden omgezet.
Situering gebouwen
De woning wordt met de kopse gevel op de Kroonweg gesitueerd. In het verlengde, achter de woning zal een bijgebouw worden gerealiseerd ten behoeve van opslag en/of stallingsruimte.
Landschappelijke inpassing
Ter plaatse van de woningen zullen enkele solitaire bomen worden aangeplant naast dat er gedeeltelijk een scheiding tussen de woningen wordt gerealiseerd middels een haag. Daarnaast wordt om de woning zelf een gazon aangelegd. De aanwezige houtwal aan de oostzijde, parallel aan de Kroonweg zal ongewijzigd blijven.
Ontsluiting
De ontsluitingen ten behoeve van de voormalige agrarische schuur zullen verwijderd worden. Aangezien het woongedeelte van de huidige bedrijfswoning aan de noordzijde bevindt, blijft deze ontsluiting behouden. Daarnaast zal een nieuwe ontsluiting op de Kroonweg worden gerealiseerd die door beide woningen gebruikt zullen worden. Beide woonpercelen hebben afzonderlijke verharding ten behoeve de parkeergelegenheden behorende bij het woonperceel.
In figuur 2.9 is een uitsnede van het ruimtelijk kwaliteitsplan weergegeven. Voor het volledige ruimtelijk kwaliteitsplan wordt verwezen naar Ruimtelijk kwaliteitsplan.
![]() |
Figuur 2.9: Uitsnede ruimtelijk kwaliteitsplan Stempelsdijk 3 (Bron: N+L Landschapsontwerpers) |
Bellinckhofweg 1
Ter plaatse van de Bellinckhofweg 1 zullen twee schuren, met een gezamenlijk oppervlakte van 379 m2 worden gesloopt. Het betreft zowel bebouwing aan de zuidzijde van de Bellinckhofweg als bebouwing aan de noordzijde van de Bellinckhofweg. Deze meters zullen worden gebruikt voor de realisatie van de woning en bijgebouw aan de westzijde van het perceel. Hierbij zal de woning aan de westzijde van het perceel worden gerealiseerd en het bijgebouw gericht op de Bellinckhofweg.
Situering gebouwen
De bestaande woning en twee bijgebouwen blijven ongewijzigd. Twee bijgebouwen met een gezamenlijk oppervlakte van 379 m2 aan zowel de westzijde als de zuidzijde zullen worden gesloopt en worden ingezet ten behoeve van de benodigde sloopmeters. Aan de westzijde wordt de nieuw te bouwen woning met bijgebouw gerealiseerd. Het bijgebouw is aan de noordzijde van het plandeel beoogd.
Landschappelijke inpassing
Aan de noordzijde zullen de bestaande houtopstanden behouden blijven. Gelet op de bouw van een nieuwe woning zal de woning omgeven worden door een gazon/tuin. De exacte invulling daarvan is nog onbekend. De randen van het plandeel worden voorzien van een haag naast dat aan de zuidzijde meerdere solitaire bomen zijn beoogd.
Ontsluiting
Twee van de drie bestaande ontsluitingen worden behouden. Hierbij zal de meest ten westen gelegen ontsluiting wegens de bouw van een bijgebouw komen te vervallen.
In figuur 2.10 is een uitsnede van het ruimtelijk kwaliteitsplan opgenomen, voor het volledige ruimtelijk kwaliteitsplan wordt verwezen naar Bijlage 1 Ruimtelijk kwaliteitsplan
![]() |
Figuur 2.10: Uitsnede ruimtelijk kwaliteitsplan Bellinckhofweg 1(Bron: N+L Landschapsontwerpers) |
Bellinckhofweg 4
Ter plaatse van het plandeel Bellinckhofweg 4 zal de schuur met een totaaloppervlak van 800 m2 worden gesloopt waarbij deze sloopmeters worden ingezet ten behoeve van de twee woningen aan de Stempelsdijk en de Bellinckhofweg 1. Hierbij worden 365 m2 ingezet ten behoeve van de woning aan de Stempelsdijk 3 en 435 m2 ten behoeve van de woning aan de Bellinckhofweg 1.
Situering gebouwen
De huidige gebouwen blijven, met uitzondering van de agrarische schuur aan de westzijde na ongewijzigd.
Landschappelijke inpassing
Er zullen geen wijzigingen plaatsvinden wat betreft de landschappelijke inpassing ten opzichte van de huidige situatie. Hierbij zal enkel ter plaatse van de agrarische schuur grasland worden gezaaid.
Ontsluiting
Er vindt geen wijziging plaats ten behoeve van de bestaande ontsluiting.
In figuur 2.11 is een uitsnede van het ruimtelijk kwaliteitsplan weergegeven. Voor de gehele invulling wordt verwezen naar Bijlage 1 Ruimtelijk kwaliteitsplan.
![]() |
Figuur 2.11: Uitsnede ruimtelijk kwaliteitsplan Bellinckhofweg 4 (Bron: N+L Landschapsontwerpers) |
Hoofdstuk 3 Beleid
3.1 Rijksbeleid
3.1.1 Nationale omgevingsvisie
De Nationale Omgevingsvisie (NOVI) biedt een duurzaam perspectief voor de Nederlandse leefomgeving. Hiermee moet ingespeeld worden op de grote uitdagingen die te wachten staan. De NOVI biedt een kader, geeft richting en maakt keuzes waar dat kan. Tegelijkertijd is er ruimte voor regionaal maatwerk en gebiedsgerichte uitwerking. Omdat de verantwoordelijkheid voor het omgevingsbeleid voor een groot deel bij provincies, gemeenten en waterschappen ligt, kunnen inhoudelijke keuzes in veel gevallen het beste op regionaal niveau worden gemaakt. Met de NOVI zet de Rijksoverheid een proces in gang waarmee keuzes voor onze leefomgeving sneller en beter gemaakt kunnen worden.
Aan de hand van een toekomstperspectief op 2050 brengt de NOVI de langetermijnvisie in beeld. In de NOVI benoemt het Rijk 21 nationale belangen voor het omgevingsbeleid, inclusief de opgaven en de rol van het Rijk in het realiseren van deze opgaven. Deze opgaven komen samen in vier prioriteiten:
- Ruimte voor klimaatadaptatie en energietransitie.
- Duurzaam economisch groeipotentieel.
- Sterke en gezonde steden en regio's.
- Toekomstbestendige ontwikkeling van het landelijk gebied.
De druk op de fysieke leefomgeving in Nederland is zo groot, dat belangen soms botsen. Het streven vanuit de NOVI is om combinaties te maken en win-win situaties te creëren. In sommige gevallen moeten belangen worden afgewogen en scherper keuzes worden gemaakt. Hiertoe gebruikt de NOVI drie afwegingsprincipes:
- Combinaties van functies gaan voor enkelvoudige functies: In het verleden is scheiding van functies vaak te rigide gehanteerd. Met de NOVI wordt gezocht naar maximale combinatiemogelijkheden tussen functies, gericht op een efficiënt en zorgvuldig gebruik van de ruimte.
- Kenmerken en identiteit van een gebied staan centraal: wat de optimale balans is tussen bescherming en ontwikkeling, tussen concurrentiekracht en leefbaarheid, verschilt van gebied tot gebied. Sommige opgaven en belangen wegen in het ene gebied zwaarder dan in het andere.
- Afwentelen wordt voorkomen: het is van belang dat de leefomgeving zoveel mogelijk voorziet in mogelijkheden en behoeften van de huidige generatie van inwoners zonder dat dit ten koste gaat van die van toekomstige generaties.
Doorwerking in het onderhavige plan en conclusie
In dit geval is er sprake van een lokale ontwikkeling waarmee geen Rijksbelangen zijn gemoeid. Er is dan ook geen sprake van strijd met het Rijksbeleid zoals verwoord in de NOVI.
3.1.2 Besluit algemene regels ruimtelijke ordening
Het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) geeft richtlijnen voor de inhoud van bestemmingsplannen voor zover het gaat om ruimtelijke ontwikkelingen van nationaal belang. Deze vorm van normstelling sluit aan op de vroegere planologische kernbeslissingen (pkb's) met concrete beleidsbeslissingen en beslissingen van wezenlijk belang die ook van betekenis waren voor de lagere overheden.
De normering uit het Barro werkt zoveel mogelijk direct door op het niveau van de lokale besluitvorming. Bij besluitvorming over bestemmingsplannen moeten de regels worden gerespecteerd. Het merendeel van de regels legt beperkingen op, daarin is een gradatie te onderkennen. Deze zijn geformuleerd als een 'ja-mits', een 'ja, voor zover', een 'nee-tenzij', een 'nee-als' of een stringente 'nee' bepaling.
Doorwerking in het onderhavige plan en conclusie
Het Barro bevat geen regels die van toepassing zijn voor het onderhavige plan. Het Barro heeft dan ook geen invloed op dit bestemmingsplan.
3.1.3 Bro: Ladder voor duurzame verstedelijking
In het Besluit ruimtelijke ordening (Bro), artikel 3.1.6., tweede lid, zijn eisen opgenomen waaraan een bestemmingsplan moet voldoen als dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt. Nieuwe stedelijke ontwikkelingen, zoals een bedrijventerrein of zeehaventerrein, of van kantoren, detailhandel, woningbouwlocaties of andere stedelijke voorzieningen kunnen ingrijpende gevolgen hebben voor de omgeving. Daarom is het noodzakelijk dat in een bestemmingsplan, maar ook in een inpassingsplan van rijk of provincie of bij het verlenen van een omgevingsvergunning voor het afwijken van een bestemmingsplan, nadrukkelijk wordt stilgestaan bij de vraag of er behoefte is aan een nieuwe stedelijke ontwikkeling.
Nieuwe stedelijke ontwikkeling
De Laddertoets geldt alleen voor nieuwe stedelijke ontwikkelingen. Beoordeeld moet dan worden of er sprake is van een nieuw beslag op de ruimte. Daarvan is in het beginsel sprake als het nieuwe ruimtelijke besluit meer bebouwing mogelijk maakt dan er op grond van het voorheen geldende planologische regime aanwezig was, of kon worden gerealiseerd. In het Bro is geen ondergrens voor de minimale omvang vastgelegd. Inmiddels heeft jurisprudentie reeds bepaald bij welke minimale omvang sprake is van een 'nieuwe stedelijke ontwikkeling'. In voorliggend plan is niet sprake van een stedelijke ontwikkeling, maar gaat om het verwijderen van landschapsontsierende bebouwing wegens de bedrijfsbeëindiging en een toevoeging van twee woningen aan het woningaanbod van de gemeente Dinkelland.
Doorwerking in het onderhavige plan en conclusie
In voorliggend plan wordt de realisatie van twee woningen mogelijk gemaakt naast het planologisch wijzigen gelet op de bedrijfsbeëindiging ter plaatse. Hierbij worden de aanwezige bedrijfswoningen naar reguliere woningen omgezet waarbij eveneens bouwmogelijkheden worden beperkt in het kader van bedrijfsbebouwing. Gelet op de jurisprudentie welke de omvang van een 'nieuwe stedelijke ontwikkeling' heeft bepaald, wordt gesteld dat in dit geval geen sprake is van een nieuwe stedelijke ontwikkeling. De ladder voor duurzame verstedelijking is niet van toepassing. De ladder vormt geen belemmering voor de realisatie van onderhavig plan.
3.2 Provinciaal Beleid
3.2.1 Omgevingsvisie Overijssel
In de Omgevingsvisie schetsen Provinciale Staten hun visie op de ontwikkeling van de fysieke leefomgeving van de provincie. Het vizier is daarbij gericht op 2030. Zij geven aan wat volgens hen de ambities en doelstellingen van provinciaal belang zijn en hoe zij Gedeputeerde Staten opdragen deze te realiseren.
Het provinciaal beleid voor de fysieke leefomgeving staat primair in dienst van de sociaaleconomische ontwikkeling van Overijssel. Dit betekent dat de provincie ruimte wil bieden voor de ontwikkeling van werkgelegenheid en hoogwaardige woonmilieus tot stand willen brengen. Dynamiek ziet de provincie als een kans om de ruimtelijke kwaliteit en duurzaamheid te versterken. Dit wordt gedaan door in te zetten op een evenwichtige afweging van beleidsambities waaronder waterveiligheid, een gezond milieu en goede volksgezondheid. Daarnaast wordt ook gestuurd op het versterken van de waardevolle en karakteristieke kenmerken van het landschap.
Om de omgevingsvisie tot uitvoering te brengen bevat deze een uitvoeringsmodel. In dat model staan de stappen 'of', 'waar' en 'hoe' centraal. Om een goed evenwicht te vinden tussen het bieden van ruimte aan initiatieven en het waarborgen van publieke belangen, varieert de provinciale sturing. Soms is deze sturing normstellend, maar meestal is de sturing richtinggevend of inspirerend.
3.2.2 Omgevingsverordening Overijssel
De provincie beschikt over een palet aan instrumenten waarmee zij haar ambities realiseert. Eén van de instrumenten om het beleid uit de Omgevingsvisie Overijssel te laten doorwerken is de Omgevingsverordening Overijssel. De Omgevingsverordening is het provinciaal juridisch instrument dat wordt ingezet voor die ruimtelijke onderwerpen waarvoor de provincie eraan hecht dat de doorwerking van het beleid van de Omgevingsvisie juridisch geborgd is. De Omgevingsverordening richt zich dan ook - net zo breed als de Omgevingsvisie Overijssel - uitsluitend op de fysieke leefomgeving in de provincie Overijssel. Dit betekent dat regels worden gesteld op het gebied van de ruimtelijke ordening, maar ook op het gebied van mobiliteit, milieu, natuur, water en bodem. Het uitgangspunt 'decentraal wat kan, centraal wat moet' is toegepast bij de flexibiliteitsbepalingen in de verordening. Waar mogelijk zijn afwijkingsmogelijkheden toegepast in plaats van ontheffingsbepalingen. Voorliggend plan is getoetst aan de relevante beleidsregels uit de provinciale verordening en worden in de navolgende hoofdstukken beschreven.
3.3 Gemeentelijk Beleid
3.3.1 Omgevingsvisie Dinkelland
De gemeenteraad van de gemeente Dinkelland heeft op 31 maart 2021 'MijnOmgevingsvisie Dinkelland' vastgesteld. Deze visie gaat over de toekomst van de leefomgeving van de gemeente Dinkelland, waarbij wordt ingegaan op diverse thema's (o.a. leefbaarheid, gezondheid, veiligheid en duurzaamheid). De visie geeft aan hoe de gemeente Dinkelland en samenleving willen sturen. Wat moet er behouden worden, wat moet er versterkt worden en wat moet er worden ontwikkeld.
De omgevingsvisie 'MijnOmgevingsvisie Dinkelland' gaat uit van vier kernprincipes. Dit zijn manieren van werken: werkwijzen die altijd gelden. De vier principes zijn:
- 1. We doen het samen.
- 2. We geven het goede voorbeeld.
- 3. We wentelen niet af op volgende generaties.
- 4. We combineren zoveel mogelijk functies, zodat de beschikbare ruimte optimaal wordt gebruikt.
De gemeente Dinkelland wil een economisch sterk buitengebied met veel verschillende functies, waarin alle bewoners en gebruikers aan hun trekken komen. Het Twentse landschap van Dinkelland is een uniek coulisselandschap met houtwallen, singels, essen, ontginningen, natuurgebieden en landgoederen. Dit landschap draagt in grote mate bij aan de identiteit van de streek. De houtwallen en singels vormen verbindingen van natuurgebied naar natuurgebied die voor veel planten en dieren belangrijk is. Kortom; zowel mensen als dieren voelen zich hier thuis. Het is voor iedereen belangrijk om een sterk en mooi buitengebied te behouden.
In het buitengebied van Dinkelland komen veel verschillende functies voor die allemaal ruimte nodig hebben. Zoals landbouw, natuur, toerisme en bedrijvigheid, recreatie en vraag naar voldoende waterberging.
Al deze functies leggen samen veel druk op het buitengebied. Daarom het uitgangspunt; de goede functies op de goede plek. Combinaties van functies zullen nodig zijn, om alles aan bod te laten komen. De gemeente Dinkelland streeft naar een buitengebied met een mooie balans tussen het landgebruik, de leefbaarheid en de kwaliteit van landschap, bodem, water en lucht. Dat maakt het buitengebied sterker en is gunstig voor de leefbaarheid. Dit wordt gedaan samen met de inwoners, partners en de gebruikers.
De speerpunten voor het buitengebied zijn:
- toekomstgerichte agrarische sector waarbij duurzamere landbouw wordt gestimuleerd;
- goede staat van landschap en biodiversiteit waarbij we samenwerking zoeken met de landbouw;
- kwalitatief toerisme waarbij groei mogelijk is met respect voor landschap en natuur.
Op basis van de gemeentelijke waardenkaart behoren de plandelen aan de Bellinckhofweg 1 en Bellinckhofweg 4 tot de laag 'Lichtgroen'- gericht op ontwikkeling door lage waarden en hoge dynamiek en ter plaatse van de Stempelsdijk 3 'Donkergroen '- gericht op behouden vanwege hoge waarde en beperkte dynamiek.
Lichtgroen - Gericht op ontwikkeling door lage waarde en hoge dynamiek
Waarden
- open met vergezichten;
- efficiënt agrarisch landschap;
- kavelsloten;
- wegen met bomenrijen;
- moderne erfopzet.
Speel in op:
- de schaal van het landschap
- het agrarische karakter;
- gemengde functies;
- bouwwijze en inrichting die in de directe omgeving gebruikelijk is;
- opgeruimd landschap;
- geclusterde bebouwing;
- heldere structuren;
- verbeteren van de biodiversiteit;
- vasthouden van water.
Donkergroen - Gericht op behouden vanwege hoge waarde en beperkte dynamiek
Waarden
- passend in de schaal van het landschap;
- veel variatie in beplanting;
- open-gesloten
- licht - donker;
- hoge ecologische waarde;
- hoge biodiversiteit;
- veel beleefbare cultuurhistorie
- hoge belevingswaarde
Speel in op:
- de oorspronkelijke schaal van het landschap;
- het versterken van natuurwaarden;
- behoud van cultuurhistorie en erfkarakteristieken;
- het vasthouden van water;
- het verbeteren van biodiversiteit;
- natuurinclusieve bouwwijze;
- inrichting die in de direct omgeving gebruikelijk is;
- belevingswaarde gericht op natuur en cultuur
In figuur 3.8, 3.9 en 3.10 zijn drie uitsneden van de omgevingsvisie kaart Dinkelland weergegeven. De plandelen zijn met een blauwe omlijning aangeduid.
![]() |
Figuur 3.8: Uitsnede Omgevingsvisie Stempelsdijk (Bron: mijnDinkelland) |
![]() |
Figuur 3.9: Uitsnede Omgevingsvisie Bellinckhofweg 4 (Bron: mijnDinkelland) |
![]() |
Figuur 3.10: Uitsnede Omgevingsvisie Bellinckhofweg 1 (Bron: mijnDinkelland) |
Toetsing en conclusie
Voorliggend bestemmingsplan voorziet middels het inzetten van sloopmeters in de realisatie van twee woonrechten. Hierbij wordt 2.400 m2 aan landschapsontsierende bebouwing ingezet waarbij de percelen worden opgeschoond. In het kader van de ruimtelijke kwaliteitsverbetering wordt verwezen naar Bijlage 1 Ruimtelijk kwaliteitsplan. Hierna wordt op de invulling van de percelen in combinatie met de Omgevingsvisie Dinkelland ingegaan.
Bellinckhofweg 1
Ter plaatse van de Bellinckhofweg 1 wordt verspreid over het perceel bebouwing gesloopt. Hierbij wordt ingespeeld op het versterken van een open landschap met vergezichten, ondanks dat het agrarisch karakter wat betreft de situering van de bebouwing behouden blijft. Dit resulteert in verspreide bebouwing, middels bijgebouwen rondom de woning. Hierbij is sprake van een clustering van bebouwing naast dat de groenstructuren versterkt zullen worden.
Bellinckhofweg 4
Ter plaatse van de Bellinckhofweg 4 zal de voormalige agrarische schuur aan de westzijde worden gesloopt waarbij de overige bebouwing behouden blijft. Door de sloop van de bebouwing ontstaat een opschoning van het perceel en eveneens een clustering aan de bebouwing. Tevens zal de grond waar de agrarische schuur op dit moment is gesitueerd, worden opgevuld met grasland waarbij de vergezichten worden versterkt.
Stempelsdijk 3
Ter plaatse van de gronden aan de Stempelsdijk 3 wordt de aldaar aanwezige voormalige agrarische schuur gesloopt en wordt vervolgens aangrenzend aan de huidige bebouwing een woning gesitueerd. Door de sloop van de agrarische bebouwing worden de vergezichten versterkt. Daarnaast zal middels erfbeplanting en de situering van bijgebouwen een versterking plaatsvinden wat betreft de gebiedskenmerken. Hierbij zijn twee aangrenzende woonpercelen het resultaat.
3.3.2 Woonvisie 2021+ gemeente Dinkelland
Wonen is een belangrijk thema voor de inwoners van de gemeente Dinkelland. Om ervoor te zorgen dat er ook op termijn voldoende woningen in alle segmenten én in alle kernen blijft, wordt om de 4 jaar de gemeentelijke Woonvisie opgesteld. Eind 2020 liep de Woonvisie 2016+ ten einde. De Woonvisie 2021+ is de opvolger van de in 2016 door de raad vastgestelde Woonvisie 2016+ en is gebaseerd op de nieuwe cijfers, trends en ontwikkelingen op de woningmarkt. De Woonvisie 2021+ is op 5 juli 2021 door de gemeenteraad van Dinkelland vastgesteld. De nieuwe woonvisie biedt een goed kwantitatief en kwalitatief kader voor de woningbouwontwikkeling in de gemeente Dinkelland en dient als basis voor de prestatieafspraken met de corporatie.
De trends en behoeften op het gebied van wonen zijn in diverse bijeenkomsten besproken met woningmarktpartners: ondernemers, belangenorganisaties, zorginstellingen en inhoudelijk deskundigen zoals makelaars, projectontwikkelaars, woningcorporaties en kernraden. De woonvisie gaat over:
- woningbouw om te voorzien in de vraag; zowel kwantitatief als kwalitatief en op de juiste plaats;
- voldoende en passende huurwoningen in de zin van betaalbaarheid en kwaliteit;
- het verbeteren van de bestaande voorraad zowel qua duurzaamheid als levensloopgeschiktheid;
- voorzien in de toenemende vraag naar wonen met zorg in de verschillende gradaties;
- voorzien in de verschillende woonbehoeftes als huisvesting van arbeidsmigranten, statushouders en woonwagenbewoners.
De provincie heeft in de Regionale Woonagenda Twente aangegeven meer te sturen op kwaliteit, waarbij aangegeven wordt dat onderbouwd moet worden dat dit past binnen de onderbouwde lokale behoefte. In het kader van de Ladder voor Duurzame Verstedelijking (bouwen voor concrete behoefte) is het noodzakelijk ook te sturen op kwantiteit.
Er is een bandbreedte van de toekomstige woningbehoefte tot 2030 berekend op basis van diverse prognosemodellen. Voor de komende jaren wordt uitgegaan van een woningbehoefte tussen de +225 en +800 woningen voor de periode 2021-2030.
Voor deze woonvisie wordt uitgegaan van de middeling van deze bandbreedte. Dit betekent dat wordt uitgegaan van een woningbehoefte van 515 woningen voor de periode 2020-2030. Hiervan worden er 50 (100% behoefte) tot 60 (130% plannen) gereserveerd voor het buitengebied. Daarbij zal het grootste deel van de vraag gericht zijn op het bedienen van de lokale behoefte, maar er wordt tevens rekening gehouden met instroom van vestigers.
![]() |
Om te kunnen voorzien in de woningbehoefte én als impuls voor de leefbaarheid en vitaliteit van kernen is het van belang dat er in alle kernen van Dinkelland kan worden gebouwd. Derhalve zal het woningbouwprogramma per kern in meerdere en kleinere plannen worden weggezet, waardoor goed kan worden bijgestuurd als dat nodig blijkt. In kwalitatieve zin ligt de nadruk op woningen voor starters en ouderen, zowel in het betaalbare als middensegment. Op basis van in de woonvisie onderbouwde toekomstige woonbehoefte is een verdeling gemaakt. Om flexibel in te kunnen spelen op de vraag is de verdeling zoals ook reeds in het uitvoeringsprogramma opgenomen gehandhaafd - grote kernen, kleine kernen, buitengebied, en knelpunten transformatie.
Tot slot bevat de Woonvisie 2021+ een Kwaliteitskader om te beoordelen of plannen van ontwikkelende partijen goed aansluiten bij de marktvraag. Dit Kwaliteitskader wordt tweejaarlijks bijgesteld op basis van verzamelde informatie over het functioneren van de woningmarkt en informatie van marktpartijen. Het kwaliteitskader bestaat uit een woningbehoefteprofiel per doelgroep (starters, doorstromers, gezinnen, senioren) op gemeenteniveau, nader uitgewerkt naar een profiel per kern.
Toets
Voor de periode 2020-2030 is de woningbehoefte voor het buitengebied vastgelegd op 50 woningen (100% behoefte), oplopend naar 60 woningen (130% behoefte). In voorliggend plan wordt gebruik gemaakt van sloopmeters ter plaatse van de percelen aan de Bellinckhofweg 1, Bellinckhofweg 4, Stempelsdijk 3 en Langemaatsweg 11. Hierbij worden voldoende meters ingezet om twee woningen te kunnen realiseren. Hierbij wordt in de behoefte binnen de gemeente voorzien naast dat het voornemen in overeenstemming in met de woningbouwaantallen voor het buitengebied.
Geconcludeerd wordt dat het voornemen in lijn is met het beleid uit de Woonvisie 2021+.
3.3.3 Buitengebied met kwaliteit
3.3.4 Nota 'De casco benadering in Noordoost-Twente'
Hoofdstuk 4 Milieu- En Omgevingsaspecten
4.1 Algemeen
Ingevolge artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening wordt in dit hoofdstuk een beschrijving opgenomen van de wijze waarop de milieu- en omgevingsaspecten bij het plan zijn betrokken. Daarbij moet rekening gehouden worden met de geldende wet- en regelgeving en met de vastgestelde (boven)gemeentelijke beleidskaders. In dit hoofdstuk wordt ingegaan op de in dit kader van belang zijnde milieu- en omgevingsaspecten.
4.2 Bodem
4.2.1 Algemeen
Bij de verkenning van mogelijkheden om nieuwe functies in een gebied te realiseren dient de bodemkwaliteit te worden betrokken. Inzicht in eventuele beperkingen aan het bodemgebruik (i.v.m. milieuhygiënische risico's voor mens, plant en dier) is noodzakelijk om te beoordelen of de grond geschikt is voor de beoogde functie. Er mogen namelijk geen nieuwe gevoelige functies op een zodanig verontreinigd terrein worden gerealiseerd, dat schade is te verwachten voor de gezondheid van de gebruikers of het milieu. Bovendien dient een bodemonderzoek uitgevoerd te worden indien gebouwen worden gerealiseerd voor menselijk verblijf.
4.2.2 Onderzoek
Voorliggend initiatief voorziet in de realisatie van twee woningen waarbij mensen langdurig zullen verblijven. Tevens voorziet het voornemen in de sloop van landschapsontsierende bebouwing, op gronden waarbij sprake is van asbesthoudende danken. Om de bodemkwaliteit zowel ten behoeve van de beoogde woning als het schoon achterlaten van de percelen in het kader van de planologische wijzigingen, zijn door Kruse B.V. drie bodemonderozeken uitgevoerd. Hieronder wordt op de conclusie van de drie onderzoeken ingegaan. Voor de gehele rapportage van de onderzoeken wordt verwezen naar Bijlage 2 Bodemonderzoek Stempelsdijk 3, Bijlage 3 Bodemonderzoek Bellinckhofweg 1 en Bijlage 4Bodemonderzoek Bellinckhofweg 4.
Stempelsdijk 3
Resultaten veldwerk
In totaal zijn er in totaal 11 boringen verricht en 3 inspectiegaten gegraven. Er zijn 2 monsterpunten afgewerkt met een peilbuis (PB 1 en PB A1). Gebleken is dat de bodem globaal bestaat uit zeer fijn tot matig grof, zwak tot matig siltig, zwak humeus zand met plaatselijk sporen leem (ter plekke van de druppelzone brokken leem). In de boven- en ondergrond zijn roest- en oerhoudende lagen aangetroffen. Er zijn plaatselijk bodemvreemde materialen aangetroffen (sporen baksteen, zie tabel 3). Door de veldwerkers zijn visueel geen asbestverdachte materialen waargenomen op het maaiveld en in de bodem. Het freatische grondwater in de peilbuizen is aangetroffen op gemiddeld 0.64 m-mv.
Conclusies en aanbevelingen
Ter plekke van de nieuwbouwlocatie zijn in de bovengrond (BG) en in het grondwater (PB 1) enkele licht verhoogde concentraties aangetoond. Voor een beschrijving en mogelijke verklaringen wordt verwezen naar de paragrafen 4.3 en 4.4. In de ondergrond (OG) zijn geen verontreinigingen gemeten. Aangezien de tussenwaarden niet worden overschreden, is het uitvoeren van een nader onderzoek niet noodzakelijk.
Ter plekke van de voormalige bovengrondse dieseltanklocatie (verdachte deellocatie A) zijn in de bovengrond (A - BG) en in het grondwater (PB A1) geen verontreinigingen gemeten.
In het mengmonster van de fijne fractie MM FF - B (verdachte deellocatie B: asbestverdachte druppelzone) is geen asbest aangetoond.
Bellinckhofweg 1
Resultaten veldwerk
In totaal zijn er in totaal 18 inspectiegaten gegraven en 10 boringen verricht, waarvan 2 diepe boringen zijn afgewerkt met een peilbuis (PB 1 en PB A1). Gebleken is dat de bodem globaal bestaat uit uiterst fijn tot zeer fijn, zwak tot matig siltig zand met in de ondergrond (circa 1.2 m-mv tot circa 2.0 m-mv) een zandige leemlaag. In de boven- en ondergrond zijn roest- en oerhoudende lagen aangetroffen. Er zijn plaatselijk bodemvreemde materialen aangetroffen (puin en slakken). Door de veldwerkers zijn in de boringen 12, 15, A1 op het erf en in druppelzone B visueel asbestverdachte materialen waargenomen in de bodem. Door de veldwerkers zijn visueel geen asbestverdachte materialen waargenomen op het maaiveld. Het freatische grondwater is in de peilbuizen gemiddeld aangetroffen op 1.45 meter min maaiveld.
Conclusies en aanbevelingen
In de bovengrond (BG I en A - BG) en in het grondwater (PB 1) zijn licht verhoogde concentraties aangetoond Voor een beschrijving en mogelijke verklaringen wordt verwezen naar de paragrafen 4.3 en 4.4. In de bovengrond (BG II, BG III en BG IV), de ondergrond (OG) en in het grondwater (PB A1) zijn geen verhoogde gehalten gemeten. Aangezien de tussenwaarden niet worden overschreden, is er geen reden om een nader onderzoek uit te voeren.
De voormalige bovengrondse dieseltank heeft geen aantoonbare negatieve invloed gehad op de bodemkwaliteit.
In de mengmonsters van de fijne fractie van MM FF - 01 en MM FF 02 is geen asbest aangetoond. In inspectiegat 15 is asbest aangetoond: het gewogen asbestgehalte is lager dan de toetsingswaarde voor nader asbestonderzoek. In de inspectiegaten 12 en B3 is asbest aangetoond, in gewogen asbestgehalten hoger dan de toetsingswaarde voor nader asbestonderzoek.
In het kader van de voorgenomen herontwikkeling van het terrein is sanering van de sterke verontreiniging noodzakelijk. Een nader asbestonderzoek wordt geadviseerd om de omvang van de verontreiniging in kaart te brengen.
Er dient voorkomen te worden dat er vermenging ontstaat met de schone grond. De sterk verontreinigde grond mag niet worden verminderd of verplaatst zonder toestemming van het bevoegd gezag (provincie Overijssel). Voorafgaande aan de sanering dient een BUS-melding of saneringsplan opgesteld te worden en goedgekeurd te worden door het bevoegd gezag. Een sanering mag alleen door hiervoor erkende bedrijven worden uitgevoerd.
Bellinckhofweg 4
Resultaten veldwerk
In totaal zijn er in totaal 6 inspectiegaten gegraven (3 per druppelzone). Gebleken is dat de bodem globaal bestaat uit uiterst fijn, matig siltig, zwak grindig, zwak humeus zand. Er zijn bodemvreemde materialen aangetroffen (tabel 3). Door de veldwerker zijn visueel geen asbestverdachte materialen waargenomen op het maaiveld en in de opgeboorde bodem.
Conclusies en aanbevelingen
In de mengmonsters van de fijne fractie MM FF - A (druppelzone zuidzijde) en MM FF - B (druppelzone noordzijde) is geen asbest aangetoond.
4.2.3 Conclusie
Op basis van het voorgaande wordt geconcludeerd dat het aspect bodem geen belemmering vormt voor de uitvoering van het onderhavige plan.
4.3 Water
4.3.1 Algemeen
Een belangrijk instrument om waterbelangen in ruimtelijke plannen te waarborgen is de watertoets, die sinds 1 november 2003 wettelijk is verankerd. Initiatiefnemers zijn verplicht in ruimtelijke plannen een beschrijving op te nemen van de gevolgen van het plan voor de waterhuishouding. Het doel van de wettelijk verplichte watertoets is te garanderen dat waterhuishoudkundige doelstellingen expliciet en op een evenwichtige wijze in het plan worden afgewogen. Deze waterhuishoudkundige doelstellingen betreffen zowel de waterkwantiteit (veiligheid, wateroverlast, tegengaan verdroging) als de waterkwaliteit (riolering, omgang met hemelwater, lozingen op oppervlaktewater).
4.3.2 Onderzoek
4.3.3 Conclusie
Op basis van het voorgaande wordt geconcludeerd dat het aspect water geen belemmering vormt voor de uitvoering van het onderhavige plan.
4.4 Erfgoed
4.4.1 Archeologie
Algemeen
Wet op de archeologische monumentenzorg
In de Wet op de archeologische monumentenzorg (2007) zijn de uitgangspunten van het Verdrag van Malta (1992) binnen de Nederlandse wetgeving geïmplementeerd. De wet regelt de bescherming van archeologisch erfgoed in de bodem, de inpassing ervan in de ruimtelijke ontwikkeling en de financiering van opgravingen, waarbij in beginsel geldt: "de veroorzaker betaalt". Het belangrijkste doel van de wet is het behoud van het bodemarchief "in situ" (ter plekke), omdat de bodem de beste garantie biedt voor een goede conservering van de archeologische waarden. Het is verplicht om in het proces van ruimtelijke ordening tijdig rekening te houden met de mogelijke aanwezigheid van archeologische waarden. Op die manier komt er ruimte voor overweging van archeologie vriendelijke alternatieven.
Sinds 1 juli 2016 bundelt de Erfgoedwet bestaande wet- en regelgeving voor het behoud en beheer van het cultureel erfgoed in Nederland. Samen met de toekomstige Omgevingswet maakt de Erfgoedwet een integrale bescherming van ons cultureel erfgoed mogelijk. Zolang de Omgevingswet nog niet in werking is getreden, vallen de artikelen waarin de omgang met archeologie in de fysieke leefomgeving zijn vastgelegd, nog in de overgangsregeling van de Erfgoedwet.
Onderzoek
Voor het onderhavige plangebied is nagegaan of en in hoeverre in het plangebied sprake is van archeologisch waardevolle elementen. Daartoe is de “Archeologische verwachtings- en advieskaart" van de gemeente Dinkelland (RAAP, 2007) geraadpleegd. In figuur 4.1 en 4.2 zijn twee uitsneden van deze kaart weergegeven. Hierbij dient te worden opgemerkt dat enkel op de plandelen wordt ingegaan waarbinnen nieuwe grondwerkzaamheden gaan plaatsvinden. Binnen het plandeel aan de Bellinckhofweg 4 vinden enkel sloopwerkzaamheden plaats.
![]() |
Figuur 4.1 Uitsnede RAAP archeologische advieskaart ter plaatse van de Stempelsdijk 3 |
![]() |
Figuur 4.2: Uitsnede RAAP Archeologische advieskaart ter plaatse van de Bellinckhofweg 1 |
Zoals in figuur 4.1 en 4.2 zichtbaar is, ligt het plandeel aan de Stempelsdijk zowel in de laag dekzandwelvingen en -vlakten en beekdalen en overige laagten. Hierbij geldt bij de laag dekzandwelvingen en -vlakten een onderzoeksplicht bij een oppervlakte groter dan 5.000 m2 en dieper dan 0,40 meter. en bij de laag beekdalen en overige laagten een vrijstelling. In voorliggende situatie wordt ter plaatse van de Stmepelsdijk enkel één woning gerealiseerd waarbij ruimschoots onder de onderzoeksgrens wordt gebleven.
Ter plaatse van het plandeel aan de Bellinckhofweg 1 is de laag dekzandhoogten en -ruggen met een plaggendek aanwezig. Hierbij geldt een onderzoeksplicht bij bodemingrepen met een oppervlakte groter dan 2.500 m2 met een diepte dieper dan 0,40 meter. In voorliggende situatie wordt enkel een vrijstaande woning gerealiseerd waarbij ruimschoots onder de onderzoeksgrens wordt gebleven.
Conclusie
Gelet op de kleinschalige bodemingrepen wordt een archeologisch bodemonderzoek niet noodzakelijk geacht. Indien bij werkzaamheden toch losse sporen en vondsten worden aangetroffen, dient op grond van artikel 5.10 van de Erfgoedwet zo spoedig mogelijk melding te worden gemaakt van de vondsten bij de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed.
4.4.2 Cultuurhistorie
Algemeen
In de visie erfgoed en ruimte 'Kiezen voor karakter' (juni 2011) zet het Rijk uiteen hoe cultureel erfgoed wordt geborgd in de ruimtelijke ordening voor de periode 2011-2015. De moderne monumentenzorg is ontwikkelings- en gebiedsgericht. Bovendien vindt het Kabinet samenwerking met publieke en private partijen van belang.
In de visie wordt het karakter van Nederland gevat in vier kenmerkende eigenschappen: waterland, stedenland, kavelland en vrij land. De gebiedsgerichte omgang met erfgoed vergt dat deze karakteristieken worden verbonden met opgaven uit andere sectoren en dat de economische, sociaal-culturele en ecologische kracht van het erfgoed beter wordt uitgebaat.
Veranderingen in de monumentenzorg en de ruimtelijke ordening geven burgers en bedrijven meer ruimte en geven decentrale overheden meer vrijheden en verantwoordelijkheden. Iedere overheidslaag staat voor de taak zijn belangen zo veel mogelijk vooraf kenbaar te maken en waar nodig met regels te borgen. Het rijk is daarnaast verantwoordelijk voor een goed functionerend stelsel. Provincies krijgen een centrale rol in de gebiedsgerichte belangenafweging en gemeenten verbinden gevolgen aan een gebiedsgerichte analyse van erfgoedwaarden bij het opstellen van ruimtelijke plannen.
Het Rijk heeft gekozen voor vijf prioriteiten van het gebiedsgerichte erfgoedbeleid in de komende jaren:
- 1. werelderfgoed: de samenhang borgen en de uitstraling vergroten;
- 2. eigenheid en veiligheid: zee, kust en rivieren;
- 3. herbestemming als (stedelijke) gebiedsopgave: met focus op groei en krimp;
- 4. levend landschap: synergie tussen erfgoed, economie en ecologie;
- 5. en wederopbouw: het tonen van een tijdperk.
Onderzoek
Uit de Cultuurhistorische kaart van KICH (Kennisinfrastructuur Cultuurhistorie) en de provinciale cultuurhistorische waardenkaart blijkt dat er geen cultuurhistorische waarden in de nabijheid van de plandelen aanwezig zijn waarmee rekening dient te worden gehouden. In de plandelen zelf zijn geen monumenten aanwezig. Ook volgens de gemeentelijk waardenkaart bevat het plan geen waardevolle cultuurhistorie. Het initiatief doet geen afbreuk aan het aspect cultuurhistorie.
Conclusie
Het aspect cultuurhistorie vormt geen belemmering voor de realisatie van het onderhavige plan.
4.5 Flora En Fauna
4.5.1 Algemeen
Wet natuurbescherming
De natuurwetgeving voor Nederland is per 1 januari 2017 vastgelegd in de Wet natuurbescherming. Binnen de wet zijn de beschermingsregimes voor Natura 2000-gebieden, soortbescherming en houtopstanden opgenomen als afzonderlijke hoofdstukken, waardoor de wet via duidelijke en eenvoudige regels voorziet in een heldere implementatie van de Europese natuurbeschermingsrichtlijnen. Naast de Wet natuurbescherming bestaat in Nederland het Natuur Netwerk Nederland (NNN), waarvoor de provincies beleid maken.
Natura 2000
De wetgeving met betrekking tot Natura 2000-gebieden is vastgelegd in Hoofdstuk 2 van de Wet Natuurbescherming. Natura 2000-is de overkoepelende naam voor gebieden die op Europees niveau worden beschermd vanuit de Vogel- en Habitatrichtlijn. Vanuit deze richtlijnen worden specifieke diersoorten en hun habitat beschermd om de biodiversiteit te behouden, te herstellen of uit te breiden. Het ondernemen van projecten, plannen of activiteiten in en in de omgeving van een Natura 2000-gebied kan mogelijkerwijs leiden tot (significant) negatieve effecten op de instandhoudingsdoelstellingen. Indien het niet mogelijk is om negatieve effecten op voorhand uit te sluiten, dan is er sprake van een vergunningsplicht en moet een habitattoets uitgevoerd worden. In een habitattoets worden de projecten, plannen of activiteiten getoetst op hun invloed op de instandhoudingsdoelstellingen en of (onder bepaalde voorwaarden) toestemming voor de uitvoering kan worden verleend.
Soortbescherming
De Wet natuurbescherming kent naast het beschermingsregime voor Natura 2000-gebieden drie beschermingscategorieën onder het hoofdstuk 'soortbescherming':
- 1. Alle van nature in Nederland in het wild levende vogels op grond van de Vogelrichtlijn (art 3.1).
- 2. Soorten beschermd op grond van de Habitatrichtlijn, het Verdrag van Bern en het Verdrag van Bonn (art. 3.5).
- 3. Nationaal beschermde 'andere soorten' (art.3.10) als vermeld in Bijlage A van de Wet Natuurbescherming alsmede alle de vaatplanten van de soorten genoemd in bijlage B van de Wet Natuurbescherming.
De Soortbescherming is alleen (met uitzondering van de zorgplicht) van toepassing op soorten genoemd onder deze drie beschermingscategorieën.
Natuurnetwerk Nederland (NNN)
Naast de Wet natuurbescherming bestaat in Nederland het Natuur Netwerk Nederland (NNN), waarvoor de provincies beleid maken. Het NNN is ruimtelijk in de Provinciale Structuurvisie vastgelegd. Het vormt een robuust netwerk van natuurgebieden en tussenliggende verbindingszones. Dit netwerk bestaat uit bestaande natuurgebieden, nieuw aan te leggen natuur en verbindingszones tussen deze gebieden.
Ook de beheersgebieden voor agrarisch natuurbeheer behoren tot het NNN. De planologische verankering van het NNN vindt plaats in (gemeentelijke) bestemmingsplannen. Wanneer bij ruimtelijke ontwikkelingen een bestemmingsplan wijziging moet worden doorgevoerd dient altijd een 'Nee, tenzij'- toets te worden uitgevoerd. Hierin wordt beoordeeld of er als gevolg van de voorgenomen maatregelen significante effecten op de wezenlijke waarden en kenmerken van het netwerk optreden.
4.5.2 Onderzoek
Stikstof
Het plangebied bestaande uit drie plandelen maakt geen onderdeel uit van Natura 2000-gebied of het Natuur Netwerk Nederland. Hierbij bevindt het dichtstbijzijnde Natura 2000-gebied ten opzichte van het plandeel aan de Stempelsdijk op circa 3.8 kilometer en het dichtstbijzijnde NNN-gebied op circa 5 meter. Het dichtstbijzijnde Natura 2000-gebied ten opzichte van het plandeel aan de Bellinckhofweg 1 bevindt zicht op circa 2.2 kilometer afstand en het dichtstbijzijnde Natuur Netwerk Nederland op circa 500 meter afstand. Het dichtstbijzijnde Natura 2000-gebied ten opzichte van het perceel aan de Bellinckhofweg 4 bevindt zich op circa 3.1 kilometer afstand en het dichtstbijzijnde NNN-gebied bevindt zich op circa 190 meter afstand. Gelet op de beoogde bouw- en sloopwerkzaamheden zijn twee stikstofberekeningen uitgevoerd. Hieronder wordt nader op de conclusies uit de berekeningen ingegaan. Voor de gehele berekening wordt verwezen naar Bijlage 8 Stikstofberekening Bellinckhofweg 1 en Bijlage 9Stikstofberekening Stempelsdijk
Bellinckhofweg 1
Als gevolg van de ontwikkel- en gebruiksfase vindt er geen toename van depositie plaats in Natura 2000- gebied. Er zijn geen rekenresultaten die leiden tot een significant negatief effect op deze natuurgebieden. De voorgenomen activiteiten in de ontwikkel- en gebruiksfase leiden niet tot wettelijke consequenties. Er hoeft geen Wet natuurbescherming-vergunning aangevraagd te worden.
Stempelsdijk 3
Als gevolg van de ontwikkel- en gebruiksfase vindt er geen toename van depositie plaats in Natura 2000- gebied. Er zijn geen rekenresultaten die leiden tot een significant negatief effect op deze natuurgebieden. De voorgenomen activiteiten in de ontwikkel- en gebruiksfase leiden niet tot wettelijke consequenties. Er hoeft geen Wet natuurbescherming-vergunning aangevraagd te worden.
Quickscan Flora/Fauna
Gelet op de bouw- dan wel sloopwerkzaamheden is door Natuurbank Overijssel een quickscan Flora/Fauna uitgevoerd. De gehele quickscan Flora/Fauna is als Bijlage 10 Quickscan Flora/Fauna bijgevoegd. Hierna wordt op de conclusie uit de quickscan Flora/Fauna ingegaan.
Conclusie quickscan;
De inrichting en het gevoerde beheer maken het plangebied niet tot een geschikte groeiplaats voor beschermde plantensoorten, maar wel tot geschikt functioneel leefgebied voor verschillende beschermde dieren. Het plangebied wordt door beschermde diersoorten hoofdzakelijk benut als foerageergebied, maar mogelijk nestelen er vogels, bezetten amfibieën er een (winter)rustplaats en bezetten beschermde grondgebonden zoogdieren er een vaste rust- of voortplantingsplaats. Vleermuizen bezetten geen vaste rust- of verblijfplaats in het plangebied maar gebruiken het wel als foerageergebied. Het plangebied is geen essentieel foerageergebied voor vleermuizen.
Van de in het plangebied nestelende vogelsoorten, is uitsluitend het bezette nest beschermd, niet het oude nest of de nestplaats. Bezette vogelnesten zijn beschermd en mogen niet beschadigd of vernield worden. Gelet op de aard van de werkzaamheden kan geen ontheffing verkregen worden voor het beschadigen of vernielen van bezette vogelnesten. Indien bebouwing (m.u.v. Bellinckhofweg 4) wordt gesloopt tijdens de voortplantingsperiode, wordt geadviseerd vooraf een broedvogelscan uit te voeren om de aanwezigheid van een bezet vogelnest uit te kunnen sluiten.
Indien de werkzaamheden uitgevoerd worden zonder voorbereiding, kan niet uitgesloten worden dat een beschermd grondgebonden zoogdier of amfibieën gedood wordt. Ook worden mogelijk vaste (winter)rust- en/of voortplantingsplaatsen van een beschermd grondgebonden zoogdier of amfibie beschadigd of vernield.
Voor de beschermde grondgebonden zoogdieren amfibieënsoorten, die een vaste (winter)rust- en voortplantingsplaats in het plangebied bezetten, geldt een vrijstelling van de verbodsbepaling ‘beschadigen/vernielen van vaste rust- en voortplantingsplaats’. Er geldt geen vrijstelling voor het opzettelijk doden van beschermde grondgebonden zoogdieren en amfibieën. Om te voorkomen dat beschermde dieren gedood worden dient het werkterrein ongeschikt gemaakt te worden, zodat deze dieren op eigen beweging vertrekken of dienen ze weggevangen te worden (en elders losgelaten). Indien er zorgvuldig gehandeld wordt, worden er geen beschermde dieren gedood en leidt uitvoering van de voorgenomen activiteiten niet tot wettelijke consequenties.
Door uitvoering van de voorgenomen activiteiten neemt de betekenis van het plangebied als foerageergebied voor verschillende beschermde dieren mogelijk tijdelijk af. Dit leidt echter niet tot wettelijke consequenties.
4.5.3 Conclusie
Het aspect flora en fauna vormt geen belemmering voor de realisatie van het onderhavige plan.
4.6 Rail- En Wegverkeerslawaai En Industrielawaai
4.6.1 Algemeen
De Wet geluidhinder (Wgh) bevat geluidnormen en richtlijnen over de toelaatbaarheid van geluidniveaus als gevolg van rail- en wegverkeerslawaai en industrielawaai. De Wgh geeft aan dat een akoestisch onderzoek moet worden uitgevoerd bij het voorbereiden van de vaststelling van een bestemmingsplan indien het plan een geluidgevoelig object mogelijk maakt binnen een geluidszone van een bestaande geluidsbron of indien het plan een nieuwe geluidsbron mogelijk maakt. Het akoestisch onderzoek moet uitwijzen of de wettelijke voorkeursgrenswaarde bij geluidgevoelige objecten wordt overschreden en zo ja, welke maatregelen nodig zijn om aan de voorkeursgrenswaarde te voldoen.
Wegverkeerslawaai
Met betrekking tot geluid veroorzaakt door het wegverkeer is in de Wet geluidhinder de verplichting opgenomen tot het verrichten van onderzoek naar de geluidsbelasting op de gevels van (nieuw geprojecteerde) woningen en andere geluidgevoelige objecten. Op grond van artikel 74 van de Wet geluidhinder (Wgh) hoofdstuk VI, afdeling 1 bevindt zich aan weerszijden van een weg een zone. Als in deze zone geluidgevoelige bebouwing wordt geprojecteerd dan dient akoestisch onderzoek te worden uitgevoerd. De breedte van deze zone is afhankelijk van:
- de ligging van de weg in stedelijk of buitenstedelijk gebied;
- het aantal rijstroken.
In stedelijk gebied worden twee typen wegen onderscheiden, met aan weerszijden van de weg de volgende zonebreedtes:
- wegen met een of twee rijstroken: 200 meter;
- wegen met drie of meer rijstroken: 350 meter.
In buitenstedelijk gebied worden drie typen wegen onderscheiden, met aan weerszijden van de weg de volgende zonebreedtes:
- wegen met een of twee rijstroken: 250 meter;
- wegen met drie of vier rijstroken: 400 meter;
- wegen met vijf of meer rijstroken: 600 meter.
De volgende wegen hebben op grond van artikel 74 Wgh geen zone:
- wegen gelegen in een als woonerf aangeduid gebied;
- wegen met een maximum snelheid van 30 km/uur.
Spoorweglawaai
Spoorwegen hebben een zone, waarvan de breedte afhankelijk is van de hoogte van het geluidsproductieplafond. In artikel 1.4 van het Besluit geluidhinder is de breedte van de zone aangegeven. De zonebreedte varieert van 100 tot 1.200 meter. Bij ontwikkelingen rond geluidsgevoelige bestemmingen in de zone of wijzigingen aan de spoorlijn moet akoestisch onderzoek worden gedaan. Op basis van de uitkomsten kunnen zo nodig maatregelen worden overwogen.
De voorkeursgrenswaarde en maximaal toegestane geluidsbelasting bedragen respectievelijk 55 en 68 dB (Lden), afhankelijk van de situatie.
Industrielawaai
Rondom industrieterreinen waarop de mogelijkheid aanwezig is tot vestiging van zogenaamde grote lawaaimakers, is op grond van art. 41 van de Wgh een geluidszone vastgesteld. In geval van nieuwe geluidsgevoelige bestemmingen binnen de zone of een wijziging aan het industrieterrein of de geluidszone is een akoestisch onderzoek vereist. Op basis van de uitkomsten kunnen zo nodig maatregelen worden overwogen.
De voorkeursgrenswaarde en maximaal toegestane geluidsbelasting bedragen respectievelijk 50 en 65 dB(A) (Letm), afhankelijk van de situatie. Buiten de zone mag de geluidsbelasting nooit meer dan 50 dB(A) (Letm) bedragen. Er dient te worden gewaarborgd dat deze waarde, en de eventuele vastgestelde hogere grenswaarden niet worden overschreden. Middels zogenaamd zonebeheer wordt daarvoor continu de totale vergunde geluidsbelasting vanwege het industrieterrein beheerd.
4.6.2 Onderzoek
In voorliggende situatie worden twee geluidsgevoelige objecten toegevoegd, te weten een woning aan de Stempelsdijk 3 te Saasveld en een woning aan de Bellinckhofweg 1. Aangezien er sprake is van een toevoeging van een geluidsgevoelig object wordt hierna nader op het aspect wegverkeerslawaai, railverkeerslawaai en industrielawaai ingegaan.
Wegverkeerslawaai
In artikel 74 van de Wgh is aangegeven dat wegen aan weerszijden een wettelijke geluidszone hebben waarvan de bijbehorende grootte is opgenomen in onderstaande tabel
![]() |
De beoogde woning aan de Stempelsdijk is gesitueerd op circa 15 meter van de Kroonweg en 40 meter van Stempelsdijk. Hierbij is een snelheidsregime van 60 km/uur van toepassing. Gelet op de korte afstand valt de beoogde bouwlocatie binnen de wettelijke geluidszone van deze wegen. Echter, het betreffen twee wegen die met name worden gebruikt voor bestemmingsverkeer. Op basis van de geluidskaart van de Atlas Leefomgeving is ter plaatse van het plandeel een geluidsbelasting van lager dan 45 dB van toepassing. Op basis van bovenstaande redenatie wordt het uitvoeren van een akoestisch onderzoek wegverkeerslawaai dan ook niet noodzakelijk geacht.
De beoogde woning aan de Bellinckhofweg 1is op circa 20 meter van de Bellinckhofweg gesitueerd en 180 meter van de N343. Tevens loopt aan de zuidzijde de Bornsestraat. Bij deze wegen is een snelheidsregime van 60 km/uur en 80 km/uur van toepassing waarbij het plandeel binnen drie wettelijke geluidszones valt. Op basis van de geluidskaart van de Atlas Leefomgeving valt het plandeel in een geluidsbelasting van tussen de 46 en 50 dB. Aangezien de voorgenomen woning aan de nieuwste eisen ten behoeve van akoestiek voldoet, gesitueerd is achter bestaande bebouwing in verband met de geluidswerende werking wordt eveneens het uitvoeren van een akoestisch onderzoek wegverkeerslawaai niet noodzakelijk geacht. Tevens is op basis van de gemeentelijke geluidskaart sprake van een geluidswaarde die voldoet aan de voorkeursgrenswaarde van 48 dB.
Railverkeerslawaai
Op een afstand van circa 8,5 en 8,7 kilometer ten zuidoosten is de dichtstbijzijnde spoorlijn (Hengelo-Oldenzaal) gesitueerd. Gelet op de ruime afstand ten opzichte van de beoogde woningbouwlocaties wordt het uitvoeren van een akoestisch onderzoek railverkeerslawaai niet noodzakelijk geacht.
Industrielawaai
In de nabije omgeving is geen gezoneerd bedrijventerrein gesitueerd. Hierbij is een uitwerking wat betreft het aspect industrielawaai niet benodigd. Voor de omgevingsscan wat betreft omliggende bedrijven wordt verwezen naar het hoofdstuk 4.8 Bedrijven en milieuzonering.
4.6.3 Conclusie
Het aspect geluid vormt geen belemmering voor de realisatie van het onderhavige plan.
4.7 Luchtkwaliteit
4.7.1 Algemeen
De 'Wet milieubeheer' is één van de maatregelen die de overheid heeft getroffen om:
- negatieve effecten op de volksgezondheid als gevolg van te hoge niveaus van luchtverontreiniging aan te pakken;
- mogelijkheden voor ruimtelijke ontwikkeling te creëren ondanks de overschrijdingen van de Europese grenswaarden voor luchtkwaliteit.
De paragraaf luchtkwaliteit in de 'Wet milieubeheer' voorziet onder meer in een gebiedsgerichte aanpak van de luchtkwaliteit via het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL). De programma-aanpak zorgt voor een flexibele koppeling tussen ruimtelijke activiteiten en milieugevolgen. Van bepaalde projecten met getalsmatige grenzen is vastgesteld dat deze 'niet in betekenende mate' (NIBM) bijdragen aan de luchtverontreiniging. Deze mogen zonder toetsing aan de grenswaarden voor luchtkwaliteit uitgevoerd worden.
Luchtkwaliteitseisen vormen onder de nieuwe 'Wet luchtkwaliteit' geen belemmering voor ruimtelijke ontwikkeling als:
- er geen sprake is van een feitelijke of dreigende overschrijding van een grenswaarde;
- een project, al dan niet per saldo, niet tot een verslechtering van de luchtkwaliteit leidt, wat wil zeggen dat een project 'niet in betekenende mate' bijdraagt aan de luchtverontreiniging (meer dan 3% ten opzichte van de grenswaarde);
- een project is opgenomen in een regionaal programma van maatregelen of in het NSL, dat op 1 augustus 2009 in werking is getreden, nadat de EU op 7 april 2009 derogatie heeft verleend.
NIBM-grens woningbouwlocatie, 3% criterium:
- < 1.500 woningen (netto) bij minimaal een ontsluitingsweg, met een gelijkmatige verkeersverdeling;
- < 3.000 woningen bij minimaal twee ontsluitingswegen met een gelijkmatige verkeersverdeling.
4.7.2 Onderzoek
De voorgenomen ontwikkeling; de sloop van landschapsontsierende bebouwing en de toevoeging van woningen voorziet in een geringe toename aan verkeersbewegingen per weekdagetmaal. Gelet op de aard en omvang van het voornemen in vergelijking met de voorgenomen categorieën, kan worden aangenomen dat voorliggend project 'niet in betekenende mate bijdraagt' aan de luchtverontreiniging. Tevens wordt opgemerkt dat de functie niet wordt aangemerkt als een gevoelige bestemming in het kader van het Besluit gevoelige bestemmingen.
4.7.3 Conclusie
Het aspect luchtkwaliteit vormt geen belemmering voor de realisatie van het onderhavige plan.
4.8 Bedrijven En Milieuzonering
Milieubelastende activiteiten (zoals bedrijven) in de directe omgeving van zogenoemde milieuhinder gevoelige bestemmingen (zoals wonen) kunnen hinder vanwege geur, stof, geluid, gevaar en dergelijke veroorzaken. Ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening, zoals het uitgangspunt van de Wro, dient te worden aangetoond dat ter plaatse van milieuhinder gevoelige bestemmingen sprake is van een 'goed woon- en leefklimaat'.
VNG-publicatie 'Bedrijven & milieuzonering"
Om niet alle ontwikkelingen bij voorbaat te onderwerpen aan een onnodig langdurig en kostbaar onderzoek is door de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) de publicatie 'Bedrijven en milieuzonering' uitgebracht. Deze uitgave maakt gebruik van het principe 'functiescheiding'. Door voldoende afstand aan te houden tussen nader bepaalde milieubelastende activiteiten en milieugevoelige bestemmingen kan eenvoudigweg in veel gevallen worden aangetoond dat sprake is een 'goed woon- en leefklimaat'. De VNG-publicatie betreft zgn. pseudowetgeving (geen wetgeving maar een algemeen door de rechter aanvaarde methode).
De VNG-publicatie maakt gebruik van een basiszoneringslijst waarin voor nader gedefinieerde bedrijfscategorieën richtafstanden zijn bepaald. Een richtafstand wordt beschouwd als de minimaal aan te houden afstand tussen een milieubelastende activiteit en de milieuhinder gevoelige bestemming waarbij onaanvaardbare milieuhinder als gevolg van milieubelastende (bedrijfs)activiteiten betreffende geluid, geur, stof en gevaar redelijkerwijs kan worden uitgesloten. De genoemde maten zijn indicatief; met een goede motivering kan hiervan worden afgeweken.
Naast de gegeven richtafstanden hanteert de VNG-publicatie twee omgevingstypen, namelijk: een rustige woonwijk/buitengebied en een gemengd gebied. In een rustige woonwijk of buitengebied (omgevingstype 1) wordt functiescheiding nagestreefd. Tussen milieuhinder gevoelige functies en bedrijven dient de minimaal aan te houden 'richtafstand' in acht te worden genomen. In geval van een gemengd gebied (omgevingstype 2), waar sprake is van functiemenging, kan een verkleinde richtafstand worden gehanteerd. In tegenstelling tot rustige woongebieden worden in dergelijke levendige gebieden milieubelastende activiteiten op kortere afstand van milieuhinder gevoelige functies acceptabel geacht. De richtafstand mag in deze gebieden met één afstandsstap worden verkleind (10 meter behorende bij milieucategorie 1 wordt 0 meter, 30 meter van milieucategorie 2 wordt 10 meter van milieucategorie 1, etc.).
Relatie tussen milieucategorie, richtafstanden en omgevingstype
Milieucategorie | Richtafstanden tot omgevingstype rustige woonwijk en buitengebied | Richtafstanden tot omgevingstype gemengd gebied | |
1 | 10 m | 0 m | |
2 | 30 m | 10 m | |
3.1 | 50 m | 30 m | |
3.2 | 100 m | 50 m | |
4.1 | 200 m | 100 m | |
4.2 | 300 m | 200 m | |
5.1 | 500 m | 300 m | |
5.2 | 700 m | 500 m | |
5.3 | 1.000 m | 700 m | |
6 | 1.500 m | 1.000 m |
De gegeven richtafstanden zijn in het algemeen richtafstanden en geen harde afstandseisen. Ze moeten daarom gemotiveerd worden toegepast. Dit betekent dat geringe afwijkingen in de lokale situatie mogelijk zijn.
4.8.1 Onderzoek
De plandelen en de omgeving kunnen worden getypeerd als 'rustige woonwijk' in voorliggende situatie 'rustig buitengebied'. Hierbij worden de richtafstanden niet met één stap verkleind. Een woning wordt als een milieugevoelig object aangemerkt. Hierbij dient nader op de externe werking (past de nieuwe functie in de omgeving) en interne werking (laat de omgeving de nieuwe functie toe) te worden toegelicht.
Externe werking
Hierbij gaat het met name om de vraag of de voorgenomen ruimtelijke ontwikkeling leidt tot een situatie die, vanuit hinder of gevaar bezien, in strijd is te achten met een goede ruimtelijke ontwikkeling. Daarvan is sprake als het woon- en leefklimaat van omwonenden in ernstige mate wordt aangetast.
De functie 'wonen' ter plaatse van de Stempelsdijk 3 en de Bellinckhofweg 1 betreft geen milieubelastende functie en is daarom niet opgenomen in de VNG-uitgave 'Bedrijven en Milieuzonering'. Vorenstaande betekent dat er geen sprake is van onevenredige aantasting van het woon- en leefklimaat van omliggende bebouwing gelet op het voornemen. Ter plaatse van het plandeel aan de Bellinckhofweg 4 vindt geen wijziging plaats ten opzichte van de huidige situatie. Hierbij wordt de huidige bewoning voortgezet en zal enkel een voormalige agrarische schuur worden verwijderd.
Interne werking
Hierbij gaat het om de vraag of de nieuwe functie binnen het plandeel hinder ondervindt van bestaande functies in de omgeving. Omgekeerd gaat het om de vraag of bestaande functies in de omgeving belemmerd worden in de bedrijfsvoering door de nieuwe milieugevoelige functies. De functies binnen het plandeel Stempelsdijk 3 en Bellinckhofweg 1 worden aangemerkt als een milieugevoelige functies.
Stempelsdijk 3
Op een afstand van circa 65 meter ten zuidoosten van het plandeel en op een afstand van circa 220 meter ten westen van het plandeel zijn twee niet grondgebonden agrarische bedrijven aanwezig. Het betreffen de locaties Kroonweg 4a en de Stempelsdijk 5. Ter plaatse van deze gronden zijn binnen de aldaar aanwezige bouwvlakken niet grondgebonden agrarische bedrijven toegestaan. Het gaat hierbij om bedrijven waarbij de bedrijfsvoering grotendeels in gebouwen plaatsvindt. Conform de VNG-Uitgave 'Bedrijven en Milieuzonering' is ter plaatse een bedrijf tot en met milieucategorie 3.2 toegestaan, met een richtafstand van 100 m voor geur, 30 meter voor stof en geluid. Wat betreft het aspect geur dient niet de richtafstand te worden aangehouden, maar dient een toetsing plaats te vinden op basis van de Wet geurhinder en Veehouderij (Wgv). Wat betreft de aspect geluid en gevaar wordt aan de richtafstand voldaan. Tevens dient te worden opgemerkt dat ter plaatse van de Kroonweg sprake is van een klein bouwvlak, waarbij sprake is van beperkte gebruiksmogelijkheden. Dan wel uitbreidingsmogelijkheden, ondanks dat planologisch gezien een niet grondgebonden agrarisch bedrijf is toegestaan.
Op grond van de Wet geurhinder en veehouderij (Wgv) dient voor diercategorieën waarvoor per dier geen geuremissie is vastgesteld (bijvoorbeeld melkkoeien en paarden) en een geurgevoelig object de volgende afstanden aangehouden te worden:
- ten minste 100 meter indien het geurgevoelige object binnen de bebouwde kom is gelegen, en
- ten minste 50 meter indien het geurgevoelige object buiten de bebouwde kom is gelegen.
Zoals hierboven is aangegeven, ligt het geurgevoelige object in het buitengebied van de gemeente. Hierbij is op basis van de planologische mogelijkheden een afstand van 50 meter van toepassing. Aan deze afstand wordt voldaan waardoor het aspect 'geur' geen belemmering vormt voor het planvoornemen.
Voor het niet grondgebonden agrarisch bedrijf aan de westzijde (Stempelsdijk 5-7) is een V-Stacks berekening uitgevoerd met worst-case scenario. Het resultaat van de berekening is dat de geurbelasting van het naastgelegen varkensbedrijf op de toekomstige Rood voor rood woning 11,9 Odeur bedraagt. Het gaat om de waarde van de geurbelasting op de buitenzijde van het geurgevoelige object. Voor de geurbelasting gaat de wet uit van gebruikelijke 98-percentiel geurconcentratie. Dat betekent: 98 procent van het jaar geen overschrijding van de berekende geurconcentratie (ouE/m3; P98). Voor het buitengebied is op basis van de Wet geurhinder een maximale geurbelasting van 14,0 ouE/m3 vastgesteld. Gelet op de reken resultaten van de V-Stacks berekening wordt de geurbelasting niet overschreden en wordt het bedrijf niet beperkt in de planologische mogelijkheden.
Hierbij wordt zowel aan de richtafstand conform de VNG-Uitgave 'Bedrijven en Milieuzonering' voldaan als aan de Wet geurhinder en veehouderij.
Geconcludeerd wordt dat het planvoornemen in overeenstemming is met de wet en regelgeving wat betreft bedrijven en milieuzonering en geur.
Bellinckhofweg 1
Op een afstand van circa 60 meter ten westen van de beoogde woning aan de de Bellinckhofweg 1 is een recreatieterrein danwel camping aanwezig. Een camping betreft een zeer specifieke ontwikkeling die niet is opgenomen in de VNG-uitgave 'Bedrijven en Milieuzonering'. Hierdoor dient na een vergelijkbare functie te worden gezocht. Aangezien op een camping veelal een verzameling van personen aanwezig is, dan wel bij de verblijfsrecreatie dan wel een verzamelingsgebouw met bijkomend geluid middel activiteiten is aansluiting gevonden bij buurt- en clubhuizen. Hierbij is milieucategorie 2 van toepassing met een maximale richtafstand van 30 meter voor het aspect geluid.. Aangezien de beoogde woning op een grotere afstand is gesitueerd, vormt de aanwezigheid van de camping geen belemmering voor het planvoornemen.
Ten noorden van het plangebied is op een afstand van circa 140 meter een agrarisch gemengd bedrijf aanwezig. Het betreft een melkveehouderij. Op basis van de VNG-uitgave 'Bedrijven en Milieuzonering' is hierbij milieucategorie 3.2 van toepassing met een richtafstand van 100 meter voor geur, 30 meter voor stof en geluid. Aan deze afstand wordt ruimschoots voldaan.
Op grond van de Wet geurhinder en veehouderij (Wgv) (artikel 14.2) dient voor diercategorieën waarvoor per dier geen geuremissie is vastgesteld (bijvoorbeeld melkkoeien en paarden) en een geurgevoelig object de volgende afstanden aangehouden te worden:
- • ten minste 100 meter indien het geurgevoelige object binnen de bebouwde kom is gelegen, en
- • ten minste 50 meter indien het geurgevoelige object buiten de bebouwde kom is gelegen.
Aangezien het geurgevoelig object buiten de bebouwde kom ligt, waarbij een afstand van 50 meter van toepassing is op basis van de Wgv naast een onderlinge afstand van circa 140 meter kan geconcludeerd worden dat de aanwezigheid van de melkveehouderij de beoogde bouwontwikkeling niet belemmert. Het aspect bedrijven en milieuzonering vormt geen belemmering voor het planvoornemen.
Bellinckhofweg 4.
Gelet op het voornemen vindt geen wijziging plaats ten opzichte van de huidige situatie. Dit aangezien de huidige bewoning in de zelfde omvang wordt voortgezet naast dat er geen uitbreiding plaatsvindt ten behoeve van de functie 'Wonen'. Het aspect bedrijven en milieuzonering vormt geen belemmering voor het planvoornemen.
4.8.2 Conclusie
Bedrijven- en milieuzonering vormt geen belemmering voor het planvoornemen.
4.9 Externe Veiligheid
4.9.1 Algemeen
Het beleid voor externe veiligheid is gericht op het verminderen en beheersen van risico's van zware ongevallen met gevaarlijke stoffen in inrichtingen en tijdens het transport ervan. Op basis van de criteria zoals onder andere gesteld in het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) worden bedrijven en activiteiten geselecteerd die een risico op zware ongevallen met zich mee (kunnen) brengen. Daarbij gaat het vooral om de grote chemische bedrijven, maar ook om kleinere bedrijven als LPG-tankstations en opslagen van bestrijdingsmiddelen. Daarnaast zijn (hoofd)transportassen voor gevaarlijke stoffen, zoals buisleidingen, spoor-, auto-, en waterwegen, ook als potentiële gevarenbron aangemerkt.
Het externe veiligheidsbeleid heeft tot doel zowel individuele burgers als groepen burgers een minimum beschermingsniveau te bieden tegen een ongeval met gevaarlijke stoffen. Om dit doel te bereiken zijn gemeenten en provincies verplicht om bij besluitvorming in het kader van de Wet milieubeheer en de Wet op de ruimtelijke ordening de invloed van een risicobron op zijn omgeving te beoordelen. Daartoe wordt binnen het werkveld van de externe veiligheid veelal het plaatsgebonden risico en het groepsrisico gehanteerd.
Het plaatsgebonden risico (PR) is de kans dat een persoon die zich gedurende een jaar onafgebroken onbeschermd op een bepaalde plaats bevindt, overlijdt als gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen. Dit risico wordt per bedrijf en transportas vastgelegd in contouren. Er geldt een contour waarbinnen deze kans 1x10-6 (één op de miljoen) bedraagt.
Het groepsrisico (GR) is een berekening van de kans dat een groep personen binnen een bepaald gebied overlijdt ten gevolge van een ongeval met gevaarlijke stoffen. De oriëntatiewaarde geeft hierbij de indicatie van een aanvaardbaar groepsrisico. Indien een ontwikkeling is gepland in de nabijheid van een risicobron geldt afhankelijk van de ontwikkeling een verantwoordingsplicht voor het toelaten van gevoelige functies.
Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi)
Voor bepaalde risicovolle bedrijven geldt het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi). Hierin zijn de risiconormen voor externe veiligheid met betrekking tot bedrijven met gevaarlijke stoffen wettelijk vastgelegd.
Transport van gevaarlijke stoffen (water, spoor, weg)
Voor de beoordeling van de risico's vanwege transport van gevaarlijke stoffen geldt het Besluit externe veiligheid transportroutes (Bevt), met als uitvloeisel het zogeheten Basisnet en de bijbehorende regeling Basisnet.
Transport van gevaarlijke stoffen door buisleidingen
Voor de beoordeling van de risico's van transport van gevaarlijke stoffen door buisleidingen geldt het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb). Naast de toetsing aan het plaatsgebonden risico en het groepsrisico is hierin vastgelegd dat aan weerszijden van een buisleiding een bebouwingsvrije afstand moet worden aangehouden voor beheer en onderhoud aan de buisleidingen.
4.9.2 Onderzoek
In figuur 4.3 en figuur 4.4 zijn twee uitsneden van de risicokaart van de Atlas Leefomgeving weergegeven. Beide plandelen zijn met een blauwe ster aangeduid.
![]() |
Figuur 4.3: Uitsnede risicokaart van de Atlas Leefomgeving ter plaatse van het plandeel Stempelsdijk 3 (Bron: Atlas Leefomgeving) |
![]() |
Figuur 4.4: Uitsnede risicokaart van de Atlas Leefomgeving ter plaatse van het plandeel aan de Bellinckhofweg 1 (Bron Atlas Leefomgeving) |
In de omgeving van het plandeel aan de Stempelsdijk 3 bevinden zich geen inrichtingen die op grond van de Wgv beoordeeld moeten worden.
In de omgeving van het plandeel aan de Bellinckhofweg 1 bevindt zich ten zuidoosten een autobedrijf met een tankpunt. Hierbij is een brandzone en een explosiezone van toepassing. Echter, zoals in figuur 4.4 zichtbaar is, bevinden deze zones ruimschoots buiten de afstand van het plandeel aan de Bellinckhofweg. Een nadere uitwerking wordt dan ook niet benodigd geacht.
Het aspect externe veiligheid is daarmee geen belemmering voor het initiatief.
Uit de inventarisatie blijkt dan ook dat het plangebied:
- zich niet bevindt binnen de risicocontour van Bevi- en Brzo-inrichtingen danwel inrichtingen die vallen onder het Vuurwerkbesluit (plaatsgebonden risico);
- zich niet bevindt binnen een gebied waarbinnen een verantwoording van het groepsrisico nodig is;
- niet ligt binnen de veiligheidsafstanden van het vervoer gevaarlijke stoffen;
- niet ligt binnen de veiligheidsafstanden van het vervoer gevaarlijke stoffen.
4.9.3 Conclusie
Het aspect externe veiligheid vormt geen belemmering voor de realisatie van het planvoornemen.
4.10 Verkeer En Parkeren
Bij de voorgenomen ontwikkeling kunnen de volgende aandachtspunten worden aangehouden
Gemeente Dinkelland:
Stedelijkheidsgraad: Niet stedelijk
Ligging: Buitengebied
Ontwikkeling: Vrijstaande woning
Verkeersgeneratie: 8,2 verkeersbewegingen per weekdagetmaal
Parkeerbehoefte: 2,4 per woning
Verkeer
Ter plaatse van de Stempelsdijk 3 en de Bellinckhofweg 1 wordt een vrijstaande woning gerealiseerd. Beide plandelen liggen in het buitengebied van de gemeente Dinkelland. Bij deze ontwikkeling is per woning een verkeersgeneratie van 8,2, afgerond 9 verkeersbewegingen per weekdagetmaal van toepassing. De Stempelsdijk, dan wel de Kroonweg als de Bellinckhofweg betreffen rustige wegen in het buitengebied. Hierbij dient te worden opgemerkt dat in voorliggende situatie per saldo sprake is van een afname van het aantal verkeersbewegingen. Dit aangezien onder meer agrarische bedrijvigheid, met een zeer geruime oppervlakte en bijbehorende verkeersgeneratie plaats maakt voor een functie met een lagere verkeersgeneratie te weten; wonen.
Daarnaast zal ter plaatse van het plandeel Bellinckhofweg 4 eveneens een planologische afname plaatsvinden wat betreft de verkeersgeneratie. Dit aangezien de daar aanwezige bebouwing plaatsmaakt voor enkel gronden in gebruik als grasland.
Geconcludeerd wordt dat het aspect 'verkeer' geen negatieve invloed heeft op het voornemen.
Parkeren
De gemeente Dinkelland heeft de beleidsnotitie "Bouwen & parkeren 2018" vastgesteld. Het beleid is van toepassing op gebouwen en ontwikkelingen binnen de gemeente Dinkelland. In de beleidsnotitie is nader uitgewerkt wat de parkeerbehoefte bij een bepaald gebruik is (parkeernorm, als de extra parkeerbehoefte niet op eigen erf kan worden gerealiseerd). Voor veel voorkomende gebruiksfuncties zijn de parkeernormen in de beleidsnotitie vermeld. Andere parkeernormen kunnen afgeleid worden uit de publicatie 317 van CROW.
De voorgenomen ontwikkeling voorziet in een parkeerbehoefte van 2.4, afgerond 3 parkeerplaatsen per vrijstaande woning. Zoals in Bijlage 1 Ruimtelijk kwaliteitsplan zichtbaar is, bieden de plandelen ruimschoots mogelijkheden om in de parkeerbehoefte te kunnen voorzien.
Daarnaast zal ter plaatse van het plandeel aan de Bellinckhofweg 4 geen wijziging plaatsvinden ten opzichte van de huidige situatie.
Geconcludeerd wordt dat het aspect 'parkeren' geen negatieve invloed heeft op het voornemen.
4.11 Kabels En Leidingen
4.11.1 Algemeen
In het kader van het bestemmingsplan dient rekening te worden gehouden met de aanwezigheid van ondergrondse planologisch relevante leidingen (hoofdtransportleidingen). Indien daartoe aanleiding bestaat dient rondom een leiding een zone te worden aangegeven waarbinnen mogelijke beperkingen gelden.
4.11.2 Onderzoek
Aardgastransportleidingen
In de plandelen of in de nabijheid hiervan bevinden geen aardgastransportleidingen.
Hoogspanningsleidingen
In de plandelen of in de nabijheid hiervan bevinden geen hoogspanningsleidingen.
Rioolleidingen
De rioolleidingen leiden voor dit plan niet tot enige belemmering.
Watertransportleidingen
In de plandelen of in de nabijheid hiervan bevinden geen watertransportleidingen.
Straalverbindingen
In de plandelen of in de nabijheid hiervan bevinden geen straalverbindingen.
Kabels en niet planologisch relevante leidingen
Bij de aanvraag van een omgevingsvergunning wordt de wettelijk verlichte KLIC-melding uitgevoerd. Een dergelijke melding zorgt ervoor dat netwerkbeheerders van kabels en leidingen een melding krijgen van geplande werkzaamheden in de ondergrond. Aan de hand van de melding sturen netwerkbeheerders tekeningen naar de aanvrager. De tekeningen kunnen vervolgens gebruikt worden om na te gaan of er kabels en leidingen aanwezig zijn op de plaats waar gegraven gaat worden. Tijdens het bouwrijp maken van de plandelen worden deze bestaande kabels en leidingen verwijderd dan wel omgelegd.
4.11.3 Conclusie
In en nabij de plandelen van dit bestemmingsplan zijn geen planologisch relevante leidingen en/of verbindingen aanwezig. Er zijn daarom geen belemmeringen te verwachting. Bij eventuele graafwerkzaamheden binnen de plandelen dient wel rekening te worden gehouden met eventueel aanwezige kabels en niet-planologische leidingen. In dat geval kan middels een Klic-melding inzicht worden verkregen in de aanwezigheid van dergelijke kabels en leidingen.
4.12 Mer-toets
4.12.1 Algemeen
De milieueffectrapportage is een wettelijk instrument met als doel het aspect milieu een volwaardige plaats in deze integrale afweging te geven. Een bestemmingsplan kan op drie manieren met milieueffect-rapportage in aanraking komen:
- Op basis van artikel 7.2a, lid 1 Wm (als wettelijk plan); Er ontstaat een m.e.r.-plicht wanneer er een passende beoordeling op basis van art. 2.8, lid 1 Wet natuurbescherming nodig is.
- Op basis van Besluit milieueffectrapportage (bestemmingsplan in kolom 3); Er ontstaat een m.e.r.-plicht voor die activiteiten en gevallen uit de onderdelen C en D van de bijlage van dit besluit waar het bestemmingsplan genoemd is in kolom 3 (plannen).
- Op basis van Besluit milieueffectrapportage (bestemmingsplan in kolom 4); Er ontstaat een m.e.r.-(beoordelings)plicht voor die activiteiten en gevallen uit de onderdelen C en D van de bijlage van dit besluit waar het bestemmingsplan genoemd is in kolom 4 (besluiten).
In het Besluit m.e.r. neemt het bestemmingsplan een bijzondere positie in, want het kan namelijk tegelijkertijd opgenomen zijn in zowel kolom 3 als in kolom 4 van het Besluit m.e.r.. Of het bestemmingsplan in deze gevallen voldoet aan de definitie van het plan uit kolom 3 of aan de definitie van het besluit uit kolom 4 is afhankelijk van de wijze waarop de activiteit in het bestemmingsplan wordt bestemd. Als voor de activiteit eerst één of meerdere uitwerkings- of wijzigingsplannen moeten worden vastgesteld dan is sprake van 'kaderstellend voor' en voldoet het bestemmingsplan aan de definitie van het plan. Is de activiteit geheel of gedeeltelijk als eindbestemming opgenomen voldoet het aan de definitie van het besluit.
Een belangrijk element in het Besluit m.e.r. is het (in feite) indicatief maken van de gevalsdefinities (de drempelwaarden in kolom 2 in de D-lijst). In het geval dat een activiteit wel genoemd staat in de D-lijst maar onder de genoemde drempelwaarde blijft, is een vormvrije m.e.r.-beoordeling nodig.
4.12.2 Onderzoek
4.12.3 Conclusie
Dit bestemmingsplan is niet m.e.r. (beoordelings)-plichtig. Tevens zijn geen nadelige milieugevolgen te verwachten als gevolg van de vaststelling van dit bestemmingsplan.
Hoofdstuk 5 Juridische Plantoelichting
5.1 Juridische Aspecten
De Wet ruimtelijke ordening (Wro) geeft gemeenten de plicht tot het opstellen van een bestemmingsplan. In de Wro en het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is nader uitgewerkt uit welke onderdelen een bestemmingsplan in ieder geval moet bestaan. Dit zijn een verbeelding met planregels en een toelichting daarop. Daarnaast bieden zowel de Wro als het Bro opties voor een nadere juridische inrichting van een bestemmingsplan. Hierbij moet onder meer worden gedacht aan het afwijken met een omgevingsvergunning, wijzigingsbevoegdheden en het toepassen van nadere eisen. De bruikbaarheid van deze instrumenten is geheel afhankelijk van het doel van het bestemmingsplan en de gewenste bestemmingsmethodiek van de gemeente. Het uitgangspunt is dat het bestemmingsplan moet voorzien in een passende regeling voor de komende tien jaar, dit is de geldigheidsduur van een bestemmingsplan.
Het juridische deel van het bestemmingsplan bestaat uit de verbeelding en de regels. De regels bevatten het juridisch instrumentarium voor het regelen van het gebruik van de gronden en gebouwen en bepalingen omtrent de toegelaten bebouwing. De verbeelding heeft een ondersteunende rol voor de toepassing van de regels alsmede de functie van visualisering van de bestemmingen. De verbeelding vormt samen met de regels het voor de burgers bindende onderdeel van het bestemmingsplan.
De planregels vallen in vier hoofdstukken uiteen. Hoofdstuk 1 bevat de algemene voor het plangebied geldende bepalingen, de inleidende regels. Hoofdstuk 2 regelt de bestemmingen en het daarop toegestane gebruik. Hoofdstuk 3 bevat de algemene regels, zoals de anti-dubbeltelregel, algemene bouwregels, algemene afwijkings- en algemene wijzigingsregels en tot slot de algemene procedureregels. Tenslotte komt in hoofdstuk 4 het overgangsrecht en de slotbepaling aan bod.
Bevoegdheid
Het bevoegd gezag is het bestuursorgaan dat bevoegd is tot het nemen van een besluit ten aanzien van een aanvraag om een omgevingsvergunning of ten aanzien van een al verleende omgevingsvergunning. Over het algemeen zijn burgemeester en wethouders het bevoegd gezag. Het kan echter incidenteel voorkomen dat bijvoorbeeld het Rijk dan wel de provincie het bevoegd gezag is.
Burgemeester en wethouders zijn altijd bevoegd gezag bij het wijzigen van een plan en het stellen van nadere eisen.
5.1.1 Inleidende regels
5.1.2 Bestemmingsregels
5.1.3 Algemene regels
5.1.4 Overgangs- en slotregels
Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid
6.1 Financiele Uitvoerbaarheid
Bij de voorbereiding van een ruimtelijke procedure dient op grond van artikel 3.1.6 lid f van het Bro onderzoek plaats te vinden naar de economische uitvoerbaarheid van het plan.
Met de inwerkingtreding van de Wro op 1 juli 2008 is de gemeente verplicht, op grond van artikel 6.12 lid 1 van die wet, tot kostenverhaal bij grondexploitatie. Deze verplichting houdt in dat als de gemeente er bij een ruimtelijke ontwikkeling niet in slaagt met alle particuliere eigenaren in het gebied een overeenkomst te sluiten over grondexploitatie, de gemeente publiekrechtelijk de kosten moet verhalen bij alle eigenaren in het exploitatiegebied waarmee niet is gecontracteerd. Gemaakte kosten (limitatief opgesomd in artikelen 6.2.3 tot en met 6.2.5 van het Bro) zoals plankosten, onderzoekskosten, kosten van inrichting van de openbare ruimte etc. kunnen worden verhaald door middel van een exploitatieplan dat gelijktijdig met het bestemmingsplan moet worden vastgesteld.
De toepassing voor het afdwingbare kostenverhaal richt zich op bouwplannen. De definitie van wat onder een bouwplan wordt verstaan is opgenomen in artikel 6.2.1 Bro (o.a. bouw van 1 of meer woningen, bouw van 1 of meer hoofdgebouwen). Deze ontwikkeling maakt daarmee een bouwplan mogelijk in de zin van artikel 6.2.1 Bro.
De gemeente heeft met de initiatiefnemer een overeenkomst gesloten over grondexploitatie (een anterieure overeenkomst). Hierin zijn afspraken gemaakt over de betaling van de gemeentelijke kosten. De kosten van grondexploitatie over de in het plan begrepen gronden zijn hiermee anderszins verzekerd. Het maken van een exploitatieplan is niet nodig.
6.2 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid
De procedures voor de vaststelling van een bestemmingsplan zijn door de wetgever geregeld. Aangegeven is dat tussen gemeente en verschillende instanties waar nodig overleg over het plan moet worden gevoerd alvorens een ontwerpplan ter visie gelegd kan worden. Bovendien is het noodzakelijk dat belanghebbenden de gelegenheid hebben om hun visie omtrent het plan te kunnen geven. Pas daarna kan de wettelijke procedure met betrekking tot vaststelling van het bestemmingsplan van start gaan.
Wettelijk (voor)overleg
In het Bro is in artikel 3.1.1 opgenomen dat de gemeente bij de voorbereiding van een ruimtelijke ontwikkeling overleg moet plegen met de besturen van betrokken gemeenten en waterschappen en met die diensten van provincie en rijk die betrokken zijn bij de zorg voor ruimtelijke ordening of belast zijn met de behartiging van belangen die in het plan in het geding zijn.
Inspraak
In het kader van inspraak wordt het bestemmingsplan 6 weken ter inzage gelegd. Tijdens deze perioden kan één ieder zijn of haar reacties indienen.
Hoofdstuk 7 Procedure En Overleg
In dit hoofdstuk is de procedure van het bestemmingsplan beschreven. In de eerste plaats is een toelichting gegeven van de verschillende stappen die in het algemeen in een bestemmingsplanprocedure onderscheiden kunnen worden. Vervolgens zijn de resultaten van de doorlopen stappen in de procedure van bestemmingsplan 'Buitengebied, Stempelsdijk 3 Saasveld en Bellinckhofweg 1-4 Weerselo'.
7.1 Procedurestappen
Een bestemmingsplan kent de volgende procedurestappen:
7.1.1 Ontwerp
Het ontwerp bestemmingsplan wordt behandeld in de vergadering van het college van burgemeester en wethouders. Een ontwerp bestemmingsplan ligt vervolgens gedurende zes weken ter inzage met de mogelijkheid tot het indienen van zienswijzen bij de gemeenteraad.
7.1.2 Vaststelling
De gemeenteraad stelt het bestemmingsplan vast. De ingediende zienswijzen kunnen leiden tot een gewijzigde vaststelling ten opzichte van het ontwerp.
7.1.3 Beroep
Nadat de raad het bestemmingsplan heeft vastgesteld, wordt het besluit tot vaststelling bekend gemaakt. Daarna bestaat nog de mogelijkheid tot het indienen van een beroepsschrift bij de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State.
7.2 Vooroverleg
Artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) schrijft voor dat het bestuursorgaan, dat belast is met de voorbereiding van een bestemmingsplan overleg pleegt met instanties, zoals gemeenten, waterschappen, provinciale diensten en Rijk, die betrokken zijn bij de zorg voor ruimtelijke ordening of belast zijn met de behartiging van belangen welke in het plan in het geding zijn. Daarom is het bestemmingsplan naar diverse instanties gestuurd.
Het Waterschap Vechtstromen is middels de Digitale Watertoets over de ontwikkeling geïnformeerd, omdat de korte procedure van toepassing is wordt gesteld dat met de ontwikkeling geen waterschapsbelangen gemoeid zijn. Een vooroverleg is daarom niet noodzakelijk geacht.
7.3 Zienswijzen
Het ontwerp van het bestemmingsplan 'Buitengebied, Stempelsdijk 3 Saasveld en Bellinckhofweg 1-4 Weerselo' heeft vanaf 19 december 2023 gedurende zes weken ter inzage gelegen. Tijdens deze periode zijn geen zienswijzen ingediend.
Bijlage 1 Ruimtelijk Kwaliteitsplan
Bijlage 1 Ruimtelijk kwaliteitsplan
Bijlage 2 Bodemonderzoek Stempelsdijk 3
Bijlage 2 Bodemonderzoek Stempelsdijk 3
Bijlage 3 Bodemonderzoek Bellinckhofweg 1
Bijlage 3 Bodemonderzoek Bellinckhofweg 1
Bijlage 4 Bodemonderzoek Bellinckhofweg 4
Bijlage 4 Bodemonderzoek Bellinckhofweg 4
Bijlage 5 Watertoets Stempelsdijk
Bijlage 5 Watertoets Stempelsdijk
Bijlage 6 Watertoets Bellinckhofweg 1
Bijlage 6 Watertoets Bellinckhofweg 1
Bijlage 7 Watertoets Bellinckhofweg 4
Bijlage 7 Watertoets Bellinckhofweg 4
Bijlage 8 Stikstofberekening Bellinckhofweg 1
Bijlage 8 Stikstofberekening Bellinckhofweg 1
Bijlage 9 Stikstofberekening Stempelsdijk
Bijlage 9 Stikstofberekening Stempelsdijk