KadastraleKaart.com

1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
Artikel 2 Wijze Van Meten
2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Bedrijf - Paardenhouderij
3.1 Bestemmingsomschrijving
3.2 Bouwregels
3.3 Specifieke Gebruiksregels
3.4 Afwijken Van De Gebruiksregels
3 Algemene Regels
Artikel 4 Anti-dubbeltelregel
Artikel 5 Algemene Gebruiksregels
Artikel 6 Algemene Afwijkingsregels
Artikel 7 Algemene Procedureregels
Artikel 8 Overige Regels
4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 9 Overgangsrecht
9.1 Overgangsregels Bouwwerken
9.2 Overgangsregels Gebruik
Artikel 10 Slotregel
1 Inleiding
1.1 Algemeen
1.2 Bedrijfsplan
1.3 Ligging
1.4 Vigerend Bestemmingsplan
1.5 Digitaal Uitwisselbare Ruimtelijke Plannen
1.6 Opzet Van De Toelichting
2 Beleid
2.1 Rijksbeleid
2.2 Provinciaal Beleid
2.2.1 Omgevingsvisie
2.2.2 Reconstructie
2.2.3 Landinrichting
2.2.4 Waterbeheerplan
2.2.5 Nationaal Landschap
2.3 Gemeentelijk Beleid
2.3.1 Kadernota Uitdagend Buitengebied
2.3.2 Landschapsontwikkelingsplan
2.3.3 Structuurvisie
2.3.4 Bestemmingsplan Buitengebied
2.3.5 Archeologie
3 Onderzoek
3.1 Algemeen
3.2 Beschrijving Van De Huidige Situatie
3.3 Beschrijving Van De Toekomstige Situatie
3.4 Waterhuishouding / Watertoets
3.5 Geluid
3.6 Archeologie
3.7 Flora En Fauna
3.8 Verkeer En Vervoer
3.9 Luchtkwaliteit
3.10 Externe Veiligheid
3.11 Bodem
4 Juridische Aspecten
4.1 Algemeen
4.2 Planregels
4.3 Artikelsgewijze Toelichting
5 Financiële Uitvoerbaarheid
5.1 Economische Uitvoerbaarheid
6 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid
6.1 Inspraak En Overleg

Vliegveldstraat 47

Bestemmingsplan - Gemeente Dinkelland

Vastgesteld op 24-05-2011 - geheel onherroepelijk in werking

1 Inleidende Regels

Artikel 1 Begrippen

In deze regels wordt verstaan onder:
1. plan
het Bestemmingsplan “Deurningen, Vliegveldstraat 47” van de gemeente Dinkelland;
2. bestemmingsplan
de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.1774.BUIBPVLIEGVLDSTR47-0401 met de bijbehorende regels;
3. aan-huis-verbonden beroep
een beroep of het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerp-technisch, of hiermee gelijk te stellen gebied, dan wel het bedrijfsmatig verlenen van diensten aan particulieren;
4. aanbouw
een gebouw dat als afzonderlijke ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw waarmee het in directe verbinding staat, welk gebouw door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw. Functionele ondergeschiktheid is niet vereist;
5. aanduiding
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;
6. aanduidingsgrens
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;
7. achtererfgebied
erf aan de achterkant en aan de niet naar het openbaar toegankelijk gebied gekeerde zijkant, op meer dan 1,00 m van de voorkant, van het hoofdgebouw;
8. agrarisch aanverwant bedrijf
een bedrijf, dat in nauwe relatie staat tot het agrarisch bedrijf, waarvan de werkzaamheden in hoofdzaak bestaan in de vorm van het houden van dieren en/of het telen en bewerken van gewassen, al dan niet in combinatie met het verlenen van diensten aan derden, zoals een gebruiksgerichte paardenhouderij;
9. bebouwing
één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
10. bedrijf
het bedrijfsmatig vervaardigen en/of bewerken, opslaan, verhandelen, installeren en/of herstellen van goederen, dan wel het bedrijfsmatig verlenen van diensten;
11. bedrijfsgebouw
een gebouw, geen bedrijfswoning zijnde, dat dient voor de uitoefening van een bedrijf;
12. bedrijfswoning
een woning in of bij een gebouw of op een terrein, kennelijk slechts bedoeld voor (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar, gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein, noodzakelijk is;
13. bestaand
  1. ten aanzien van de bij of krachtens de Woningwet aanwezige bouwwerken en werkzaamheden:
    1. bestaand ten tijde van de eerste terinzagelegging van het plan;
  2. ten aanzien van het overige gebruik:
    1. bestaand ten tijde van het van kracht worden van het plan;
14. bestemmingsgrens
de grens van een bestemmingsvlak;
15. bestemmingsvlak
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;
16. bijbehorend bouwwerk
functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegenaan gebouwd op de grond staand gebouw of ander bouwwerk met een dak;
17. bouwen
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;
18. bouwgrens
de grens van een bouwvlak;
19. bouwperceel
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;
20. bouwperceelgrens
de grens van een bouwperceel;
21. bouwvlak
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten;
22. bouwwerk
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;
23. cultuurgrond
grasland, akkerbouw- en tuinbouwgronden, die hobbymatig in gebruik zijn en niet worden gebruikt ten behoeve van een agrarische bedrijfsvoering;
24. cultuurhistorische waarden
waarden van een gebied en/of de daarin voorkomende bebouwing, elementen en structuren, die uitdrukking geven aan de beschavingsgeschiedenis en/of het gebruik door de mens in de loop van de geschiedenis;
25. dak
iedere bovenbeëindiging van een gebouw
26. detailhandel
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;
27. erotisch getinte vermaaksfunctie
een vermaaksfunctie, welke is gericht op het doen plaats vinden van voorstellingen en/of vertoningen van porno-erotische aard, waaronder begrepen een seksbioscoop, een seksclub en een seksautomatenhal;
28. gebouw
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;
29. gebruiksgerichte paardenhouderij
een agrarisch aanverwant bedrijf dat in hoofdzaak is gericht op het africhten, het opleiden en het trainen, alsmede het opvangen en stallen van paarden en/of pony’s in de vorm van een paardenpension, al dan niet in combinatie met elkaar;
30. geluidsgevoelige objecten
gebouwen welke dienen ter bewoning of andere geluidsgevoelige gebouwen, zoals bedoeld in de Wet geluidhinder en/of het Besluit Geluidhinder;
31. geluidsgevoelige functies
in een gebouw of op een terrein aanwezige functies die maken dat een gebouw of een terrein als geluidsgevoelig object wordt aangemerkt;
32. geomorfologische waarden
de waarden van een gebied die uitdrukking geven aan de vormen van het aardoppervlak in verband met de wijze van hun ontstaan;
33. grondgebonden agrarische bedrijfsvoering
een agrarische bedrijfsvoering die hoofdzakelijk niet in gebou­wen plaatsvindt, waarbij het gebruik van agrarische gronden noodzakelijk is voor het functioneren van het bedrijf, zoals een melkrundveehouderijbedrijf, een akkerbouwbedrijf, een productiegerichte paardenhouderij, biologische bedrijven, waarbij dieren worden gehouden overeenkomstig de regels die krachtens artikel 2 van de bestaande Landbouwkwaliteitswet zijn gesteld ten aanzien van de biologische productiemethoden, en naar de aard daarmee gelijk te stellen agrarische be­drijven;
34. hoofdgebouw
een gebouw dat, gelet op de bestemming, als belangrijkste bouwwerk valt aan te merken;
35. huishouden
een zelfstandig(e) dan wel samenwonend persoon of groep van personen die binnen een complex van ruimten gebruik maken van dezelfde voorzieningen, zoals een keuken, sanitaire voorzieningen en de entree;
36. kap
een dak met een zekere helling;
37. kwestbaar object
een object waarvoor ingevolge het Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen een grenswaarde voor het risico c.q. een risicoafstand tot een risicovolle inrichting is bepaald, die in acht genomen moet worden;
38. landschappelijke waarden
waarden in verband met de verschijningsvorm van een gebied en de aanwezigheid van waarneembare structuren en/of elementen in dat gebied (bij de afweging van het begrip landschappelijke waarden zal de landschaps- en beheersvisie uit het Landschapsontwikkelingsplan, zoals opgenomen in bijlage 5 van de toelichting, steeds onderdeel van het toetsingskader zijn);
39. manege-activiteiten
bedrijfsactiviteiten met een publieksgericht karakter, die zijn gericht op het bieden van gelegenheid tot het berijden en verzorgen van paarden en pony's (waaronder het lesgeven, de verhuur of het organiseren van wedstrijden en/of andere hippische evenementen);
40. mantelzorg
het bieden van zorg aan een ieder die hulpbehoevend is op het fysieke, psychische en/of sociale vlak, op vrijwillige basis en buiten organisatorisch verband;
41. normaal onderhoud
het onderhoud dat, gelet op de bestemming regelmatig noodzakelijk is voor een goed beheer, behoud en gebruik van de gronden en gebouwen die tot de betreffende bestemming behoren;
42. omgevingsvergunning
omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 2.1. of 2.2 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;
43. ondergeschikte tweede tak
een ondergeschikt bestanddeel van de totale bedrijfsomvang van een agrarisch bedrijf, zoals een intensieve tak veehouderij of een bedrijfseigen mestvergisting;
44. overkapping
een bouwwerk, geen gebouw zijnde, dat een overdekte ruimte vormt zonder wanden dan wel met ten hoogste één wand;
45. peil
a. indien op het land wordt gebouwd:
  • voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst:
    • de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
  • voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst:
    • de hoogte van het terrein ter hoogte van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw;
b. indien over of in het water wordt gebouwd:
  • het Normaal Amsterdams Peil (of een ander plaatselijk aan te houden waterpeil);
46. productiegebonden detailhandel
detailhandel in goederen die ter plaatse worden vervaardigd, geteeld, gerepareerd en/of toegepast in het productieproces, waarbij de detailhandelsfunctie ondergeschikt is aan de productiefunctie;
47. prostitutie
het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen voor of met een ander tegen vergoeding;
48. prostitutiebedrijf
een gebouw, voer- of vaartuig, dan wel enig gedeelte daarvan, geheel of gedeeltelijk bestemd, dan wel in gebruik voor het daar uitoefenen van prostitutie;
49. risicogevoelig bouwwerk c.q. object
een bouwwerk c.q. object, waaronder terreinen, die bestemd zijn voor het regelmatig verblijf van mensen, al dan niet gedurende een gedeelte van de dag;
50. risicovolle inrichting
een inrichting, bij welke ingevolge het Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen een grenswaarde, een richtwaarde voor het risico c.q. een risico-afstand moet worden aangehouden bij het in het bestemmingsplan toelaten van kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten;
51. seksinrichting
een voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, prostitutie wordt verricht. Onder een seksinrichting wordt in elk geval verstaan: een erotische-massagesalon, een seksbioscoop, een sekstheater, een seksautomatenhal, of een parenclub, of een daarmee gelijk te stellen bedrijf, al dan niet in combinatie met elkaar;
52. voorgevel
de naar de weg gekeerde gevel van een gebouw of, indien het een gebouw betreft met meer dan één naar de weg gekeerde gevel, de gevel die door de ligging, de situatie ter plaatse en/of de feitelijke indeling van het gebouw, als voorgevel moet worden aangemerkt;
53. zorgfunctie
een zorgfunctie als neventak bij een agrarisch bedrijf waarbij een directe relatie bestaat tussen de sociaal-medische opvang van personen en de agrarische bedrijfsactiviteiten, in dié zin dat de personen al dan niet behulpzaam zijn bij de agrarische bedrijfsactiviteiten.

Artikel 2 Wijze Van Meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
1. dakhelling
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;
2. goothoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;
3. inhoud van een bouwwerk
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;
4. bouwhoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;
5. oppervlakte van een bouwwerk
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;
6. afstand tot de (bouw)perceelgrens
tussen de grenzen van een bouwperceel en een bepaald punt van het op dat bouwperceel voorkomend (hoofd)gebouw, waar die afstand het kortst;
7. afstand tot de weg
vanaf enig punt van een bouwwerk tot de rand van de wegberm aan de zijde van de weg;
8. bedrijfsvloeroppervlak
de totale vloeroppervlakte van kantoren, winkels of bedrijven met inbegrip van de daartoe behorende magazijnen, trappenhuizen, gangen en overige dienstruimten.

2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Bedrijf - Paardenhouderij

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Bedrijf - Paardenhouderij’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. bedrijfsgebouwen, waaronder bijbehorende bouwwerken, ten behoeve van gebruiksgerichte paardenhouderijen, al dan niet in combinatie met een grondgebonden agrarische bedrijfsvoering;
  2. bedrijfswoningen, bijbehorende bouwwerken bij een bedrijfswoning, al dan niet in combinatie met ruimte voor een aan-huis-verbonden beroep;
  3. het wonen ten behoeve van de (agrarische) bedrijfsvoering al dan niet in combinatie met mantelzorg, dagbesteding en educatie, voorzover de gronden zijn voorzien van een bouwperceel;
  4. het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de landschappelijke, geomorfologische en cultuurhistorische waarden;
en mede bestemd voor:
  1. het beschermen van de drinkwaterwinning, de drinkwaterproductie, de drinkwaterdistributie en de grondwaterkwaliteit van een grondwaterbeschermingsgebied, ter plaatse van de algemene aanduidingregel “milieuzone - grondwaterbeschermingsgebied”;
met daaraan ondergeschikt:
  1. het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de natuurlijke waarden;
  2. doeleinden van agrarisch natuurbeheer;
  3. cultuurgrond;
  4. openbare nutsvoorzieningen;
  5. extensief dagrecreatief medegebruik;
  6. wegen en paden;
  7. beken, plassen, poelen, vennen, sloten, en/of andere watergangen en/of -partijen;
  8. terreinen voor evenementen;
met de daarbij behorende:
  1. tuinen, erven en terreinen;
  2. voorzieningen, zoals tredmolens en/of paardenbakken, en naar de aard daarmee gelijk te stellen voorzieningen;
  3. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

3.2 Bouwregels

3.2.1
Voor het bouwen van de in lid 3.1. onder a, b en c genoemde gebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:
  1. per bestemmingsvlak mogen uitsluitend gebouwen en overkappingen ten behoeve van de ter plaatse gevestigde paardenhouderij gebouwd;
  2. het aantal bedrijfswoningen zal ten hoogste één per bestemmingsvlak bedragen;
  3. de bedrijfsgebouwen, waaronder overkappingen, en de bedrijfswoning zullen binnen een bouwvlak worden gebouwd;
  4. de bedrijfsgebouwen, waaronder overkappingen, en de aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij de bedrijfswoning zullen ten minste 3,00 m achter de voorgevel van de bedrijfswoning dan wel het verlengde daarvan worden gebouwd, tenzij de bestaande afstand minder bedraagt, de bedrijfswoning op meer dan 50 m van de weg is gesitueerd, dan wel de gebouwen vóór de voorgevel van een bedrijfswoning zijn gebouwd, in welk geval de bestaande afstand dan wel de bestaande situering ten opzichte van de voorgevel van de bedrijfswoning geldt;
  5. de maatvoering van een gebouw of een overkapping zal voldoen aan de eisen die in het volgende bouwschema zijn gesteld:
Functie van een bouwwerk
maximale
oppervlakte/inhoud
goothoogte
in m
dakhelling
in
o
min - max
hoogte
in m
Bedrijfsgebouw, waaronder
overkapping
- #
6,00
18 - 60
12,00
Bedrijfswoning
750 m3*
3,50*
30* - 60*
9,00*
Bijbehorende bouwwerken
en overkappingen bij de
bedrijfswoning
100 m2
3,50
- - 60
- **
# bij gebouwen of overkappingen die groter zijn dan:
  • 500 m³, dient het bouwplan vergezeld te gaan van een landschappe­lijk inpassingsplan;
  • 2.000 m³, dient het bouwplan vergezeld te gaan van een erfinrich­tingsplan ten behoeve van een goede landschappelijke inpassing en een goede ruimtelijke kwaliteitsverhouding tot de bestaande be­bouwing.
* tenzij de bestaande maatvoering meer bedraagt, in welk geval de maatvoering van een bedrijfswoning ten hoogste de bestaande maatvoering zal bedragen;
** de bouwhoogte van een bijbehorend bouwwerk of overkapping zal ten minste 1,00 m lager zijn dan de bouwhoogte van de bedrijfswoning.
3.2.2
Voor het bouwen van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
  1. de hoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste 1,00 m bedragen, met dien verstande dat de hoogte van erven terreinafscheidingen achter de voorgevel van de bedrijfswoning (en) of bedrijfsgebouw(en) ten hoogste 2,00 m zal bedragen;
  2. de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zal ten hoogste 10,00 m bedragen.

3.3 Specifieke Gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken wordt in ieder geval gerekend:
  1. het gebruik van gronden en bouwwerken voor bedrijvigheid anders dan ten behoeve van een paardenhouderij, al dan niet in combinatie met een grondgebonden agrarische bedrijfsvoering;
  2. het gebruik van gedeelten van een bedrijfswoning, inclusief aan- en uitbouwen en bijgebouwen bij de bedrijfswoning, voor de uitoefening van een aan-huis-verbonden beroep of een kleinschalige bedrijfsmatige activiteit, indien:
    1. het beroep of bedrijf niet wordt uitgeoefend door één van de bewoners van de bedrijfswoning, waarbij één andere arbeidskracht ter plekke werkzaam mag zijn;
    2. de beroeps-/bedrijfsvloeroppervlakte in de bedrijfswoning meer bedraagt dan 30% van het vloeroppervlak van de bedrijfswoning;
    3. de beroeps-/bedrijfsvloeroppervlakte meer dan 50 m² bedraagt;
    4. parkeren niet op eigen erf plaatsvindt;
    5. detailhandel plaatsvindt anders dan productiegebonden detailhandel;
  3. het gebruik van vrijstaande bijbehorende bouwwerken voor permanente bewoning;
  4. het splitsen van een bedrijfswoning in meer dan één woning;
  5. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van verblijfsrecreatieve doeleinden;
  6. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van manege-activiteiten met de daarbij behorende horecadoeleinden;
  7. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel, anders dan productiegebonden detailhandel.

3.4 Afwijken Van De Gebruiksregels

Burgemeester en Wethouders kunnen, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de uitgangspunten van dit bestemmingsplan, met een omgevingsvergunning afwijken van:
  1. het bepaalde in lid 3.1. en 3.3. onder a en toestaan dat de uitoefening van een paardenhouderij wordt gecombineerd met een ondergeschikte tweede tak of een deeltijdfunctie in de vorm van de in bijlage (Specifieke toetsingscriteria ondergeschikte tweede tak of deeltijdfunctie) opgenomen bedrijvigheid mits:
    1. de gronden zijn gelegen binnen een bestemmingsvlak. Bij boerengolf mogen eveneens de bijbehorende landbouwgronden worden gebruikt;
    2. er geen sprake is van onevenredige schade voor de aangrenzende (agrarische) bedrijven, in dié zin dat de bedrijven in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt;
    3. niet meer dan 25% van de bestaande bedrijfsgebouwen ten tijde van de verleende afwijking, met een maximum van 500 m², wordt gebruikt ten behoeve van de ondergeschikte tweede tak of de deeltijdfunctie;
    4. er sprake is van een ligging aan een weg die geschikt is voor een eventuele toename van (zwaar) verkeer;
    5. alle activiteiten ten behoeve van de uitoefening van de toegelaten bedrijvigheid binnen de bestaande bebouwing worden ondergebracht;
    6. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de natuurlijke en landschappelijke waarden, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  2. het bepaalde in lid 3.3. onder d en toestaan dat een bedrijfswoning wordt gebruikt voor meer dan één huishouden ten behoeve van inwoning, mits:
    1. deze afwijking uitsluitend wordt toegepast ten behoeve van de huisvesting van een tweede of een derde (huishouden van een) persoon;
    2. de bestaande bouwmassa niet wordt vergroot en er geen sprake is van splitsing in meerdere woningen;
    3. er sprake blijft van één hoofdtoegang, die toegang verschaft tot een gemeenschappelijke hal van waaruit rechtstreekse toegang tot de beide woonruimtes wordt verschaft;
    4. er sprake blijft van één aansluiting op de verschillende nutsvoorzieningen en er geen toename van het aantal inritten naar het perceel plaatsvindt;
    5. er geen sprake is van onevenredige schade voor de aangrenzende (agrarische) bedrijven, in dié zin dat de bedrijven in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt;
    6. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

3 Algemene Regels

Artikel 4 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 5 Algemene Gebruiksregels

  1. Het is verboden gronden en bouwwerken te gebruiken of te laten gebruiken in strijd met dit bestemmingsplan;
  2. Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken wordt in ieder geval gerekend:
    1. het gebruik en laten gebruiken van de gronden als standplaats voor kampeermiddelen, tenzij het gronden betreft waar een kampeerterrein voor klein kamperen is toegestaan;
    2. het gebruik en laten gebruiken van de gronden en bouwwerken ten behoeve van een prostitutiebedrijf, tenzij de gronden zijn voorzien van de bestemming “Bedrijf - Prostitutie”;
    3. het gebruik en laten gebruiken van de gronden voor de opslag van schroot, afbraak- en bouwmaterialen, anders dan ten behoeve van de uitvoering van krachtens de bestemming toegelaten bouwactiviteiten en werken en werkzaamheden;
    4. het gebruik van gronden ten behoeve van weekmarkten, jaarmarkten, evenementen, festiviteiten, manifestaties, en horecaterreinen en/of standplaatsen voor detailhandel, indien die activiteiten een aaneengesloten periode van meer dan 14 dagen omvatten;
    5. het storten van puin en afvalstoffen;
    6. de stalling en opslag van (aan het oorspronkelijk gebruik onttrokken) voer-, vaar- of vliegtuigen;
    7. het gebruik en laten gebruiken van de gronden voor het plaatsen en/of aanbrengen van niet-perceelsgebonden handelsreclame en/of reclame voor ideële doeleinden of overtuigingen.

Artikel 6 Algemene Afwijkingsregels

Burgemeester en Wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van:
  1. de bij recht in de regels gegeven afmetingen en percentages, met uitzondering van de oppervlakte- en inhoudsmaten, tot ten hoogste 10% van die afmetingen en percentages;
  2. het bepaalde ten aanzien van het bouwen van gebouwen binnen het bouwvlak en toestaan dat de grenzen van het bouwvlak naar de buitenzijde worden overschreden door:
    1. plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen en schoorstenen;
    2. gevel- en kroonlijsten en overstekende daken;
    3. erkers over maximaal de halve gevelbreedte, ingangspartijen, luifels, balkons en galerijen;
mits de bouwgrens met niet meer dan 1,50 m overschrijdend;
  1. de bestemmingsregels ten aanzien van het bouwen van gebouwen, waaronder overkappingen, en toestaan dat ten behoeve van het kleinschalig kamperen, gebouwtjes, waaronder overkappingen, ten behoeve van sanitaire voorzieningen worden gebouwd, mits:
    1. de gezamenlijke oppervlakte van de gebouwen, waaronder overkappingen, per kampeerterrein ten hoogste 50 m² zal bedragen;
    2. de goothoogte van een gebouw of een overkapping ten hoogste 3,00 m zal bedragen;
    3. de dakhelling van een gebouw of een overkapping ten minste 18º zal bedragen;
    4. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de natuurlijke en landschappelijke waarden, de woonsituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

Artikel 7 Algemene Procedureregels

Voor een besluit tot het stellen van een nadere eis dienen de navolgende procedureregels in acht te worden genomen:
  1. het ontwerpbesluit ligt, met bijbehorende stukken, gedurende twee weken ter inzage;
  2. burgemeester en wethouders geven tevoren kennis van de terinzagelegging in een of meer dag of nieuwsbladen die in de gemeente worden verspreid en voorts op de gebruikelijke wijze;
  3. de kennisgeving houdt mededeling in van de bevoegdheid voor belanghebbenden tot het schriftelijk kenbaar maken van zienswijzen bij burgemeester en wethouders tegen het ontwerpbesluit, gedurende de hiervoor onder a genoemde termijn;
  4. indien tegen het ontwerpbesluit zienswijzen zijn kenbaar gemaakt, wordt het besluit met redenen omkleed;
  5. burgemeester en wethouders delen aan hen die hun zienswijzen hebben kenbaar gemaakt de beslissing daaromtrent mede.

Artikel 8 Overige Regels

8.1 Aanvullende werking welstandscriteria
De op de verbeelding en in de regels geboden ruimte ten aanzien van de situering en de maatvoering van bouwwerken, kan nader worden ingevuld door de in de Woningwet bedoelde welstandscriteria.
8.2 Nadere eisen
Burgemeester en Wethouders kunnen ten behoeve van de milieusituatie, de landschappelijke waarden, de natuurlijke waarden, de geomorfologische waarden, de cultuurhistorische waarden, de archeologische waarden, het bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, zódanig dat er geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de genoemde criteria.
8.3 Bebouwingsgrenzen wegverkeerslawaai
8.3.1 Bouwregel
Onverminderd het bepaalde in de overige artikelen van deze regels zal de afstand van geluidsgevoelige bebouwing ten opzichte van de rand van de weg ten minste de bestaande afstand bedragen, voorzover deze bebouwing gesitueerd is binnen de geluidszone langs geluidsgevoelige wegen.
8.3.2 Afwijking van de bouwregel
Burgemeester en Wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 8.3.1 en toestaan dat de bestaande afstand van geluidsgevoelige bebouwing ten opzichte van de rand van de weg wordt verkleind, mits:
  1. de huidige situering belemmeringen oplevert voor de omgeving dan wel voor de bewoners zelf en er met een gewijzigde situering een verbetering kan worden bewerkstelligd al dan niet vanwege stedenbouwkundige redenen, dan wel er sprake is van een gewijzigde verkeerssituatie, waardoor de geluidszone is verkleind of geheel is komen te vervallen;
  2. de geluidsbelasting van een geluidsgevoelig bouwwerk niet hoger zal zijn dan de daarvoor geldende voorkeursgrenswaarde;
  3. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de woonsituatie, het straat- en bebouwingsbeeld, de landschappelijke waarden en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

4 Overgangs- En Slotregels

Artikel 9 Overgangsrecht

9.1 Overgangsregels Bouwwerken

  1. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  2. Burgemeester en Wethouders kunnen eenmalig met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in sublid a voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het sublid a met maximaal 10%.
  3. Sublid a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsregel van dat plan.

9.2 Overgangsregels Gebruik

  1. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  2. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in sublid a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  3. Indien het gebruik, bedoeld in sublid a, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  4. Sublid a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsregels van dat plan.

Artikel 10 Slotregel

Deze regels kunnen worden aangehaald onder de titel: Regels deel uitmakende van het Bestemmingsplan “Deurningen, Vliegveldstraat 47” van de gemeente Dinkelland.
Aldus vastgesteld in de raadsvergadering van de gemeente Dinkelland van 24 mei 2011.
De voorzitter,
De griffier,

1 Inleiding

1.1 Algemeen

De gemeente Dinkelland is per 1 januari 2001 samengevoegd uit de gemeenten Denekamp, Ootmarsum en Weerselo. Elk van de gemeenten hebben zo hun eigen bestemmingsplannen voor het landelijk gebied gehad. Op 18 februari 2010 is dit nieuwe bestemmingsplan voor het gehele buitengebied van de gemeente Dinkelland vastgesteld. Vanwege ingestelde beroepen is dit plan echter nog niet onherroepelijk, maar wel in werking getreden.
Shining Star Stables is een nieuw opgericht bedrijf, wat zich wil richten op het opleiden van dressuurpaarden. Onder opleiding wordt hier verstaan: het traject van zadelmak maken tot en met het geschikt maken van het paard in de hogere concours klassen.
Het door de ondernemer opgestelde bedrijfsplan van mei 2010 is tot stand gekomen door gebruik te maken van eigen branche ervaringen, zakelijke ervaringen van de directe van de Shining Star Group alsmede het bedrijf Hydrospex. Alsmede door gebruik te maken van diverse bedrijfsplannen die eerder gemaakt zijn door de DLV Dier Groep BV.
Shining Star Stables wil op het agrarische - karakteristiek Twentse - perceel Vliegveldstraat 47 te Deurningen haar bedrijf ontwikkelen.
Op dit perceel bevindt zich naast een mooie woonboerderij een groot aantal agrarische bedrijfsgebouwen, waaronder enkele karakteristieke. Het in werking getreden bestemmingsplan heeft op dit perceel de bestemming "grondgebonden agrarisch bedrijf" geprojecteerd.
In de paragrafen 1.3 en 3.3. wordt stilgestaan bij de de paardenhouderij. Op basis van de beschikbare informatie wordt gesteld dat sprake is van een gebruiksgerichte paardenhouderij. Deze functie past niet binnen de genoemde bestemming, waardoor een herziening van het bestemmingsplan noodzakelijk is. Dit plan ziet toe op de planologische inpassing van een gebruiksgerichte paardenhouderij.

1.2 Bedrijfsplan

In de volgende hoofdstukken wordt op verschillende onderdelen ingegaan. De basis van het initiatief is beschreven in het bedrijfsplan van mei 2010. De belangrijkste onderdelen worden hieronder beschreven. Naast een korte inleiding zal achtereenvolgens ingegaan worden op de professionele paardenhouderij, beschrijving van het bedrijf, bedrijfsbebouwing, volwaardigheid van het bedrijf en tot slot een algemene beoordeling en de conclusies.
Inleiding
Mede in verband met de achteruitgang van de landbouw in Nederland, vindt een ontwikkeling plaats in de paardensector. Dit heeft gevolgen voor het agrarische landschap. Het 'nieuwe' landschap heeft meer ruimte voor ontwikkeling van agrarisch natuurbeheer, recreatie en toerisme en aan de agrarische sector verwante activiteiten. Onder die activiteiten valt ook de groeiende sector paardensport. Verwacht wordt dat deze sector de komende jaren zal blijven groeien.
In het landschap is te zien dat steeds meer historische landbouwbedrijf/veehouderijbedrijven wordt omgebouwd naar bedrijven die zich bezighouden met professionele paardenhouderijen. Deze ontwikkeling past in het beeld van ruimtelijke kwaliteit waarbij landschapontsierende bebouwing geamoveerd wordt en vervangen wordt door nieuwe in het ensemble passende bebouwing. Mede omdat paardenhouderijen zijn te voeren met beperkte bebouwing, is er een merkbare tendens dat voor landbouw bestemde gronden teruggebracht worden naar de natuur.
Professionele paardenhouderij
In de professionele paardenhouderij komen vier verschillende bedrijfsvormen vormen. Deze vormen kunnen ook met elkaar gecombineerd worden. Het gaat hierbij om:
  • de stoeterij (fokken, opfok, training en fokproduct)
  • handelsstal (aankoop en verkoop van paarden)
  • pensionstal (gericht op het stallen van paarden van derden)
  • manege (gericht op lesgeven)
In mei 2010 waren ongeveer 450.000 geregistreerde paardensportbeoefenaars, waarvan ongeveer 45% de sport met enige regelmaat beoefend. Dit is meer dan 41 weken per jaar.
75% van dit aantal rijdt op een manegepaard.
Naast de paardensportbeoefenaar rijdt een groot aantal mensen recreatief paard.
Het totaal aantal paarden in Nederland wordt geschat op 600.000, waarvan 140.000 kunnen worden toegerekend aan de fokkerijstapel.
De totale economische activiteit wordt geschat op ongeveer 1,5 miljard Euro.
Beschrijving van het bedrijf
Het beschreven bedrijfsplan heeft tot doel de mogelijkheden voor een duurzaam en volwaardig agrarisch bedrijf te onderbouwen. De activiteiten van Shining Star Stables zijn gericht op het begeleiden van veulen tot wedstrijdpaard in de concourssector.
Voor de ontwikkeling van het bedrijf, is de melkveehouderij op het perceel Vliegveldstraat 47 te Deurningen opgekocht en aantal belendende percelen van in totaal 5 ha. De melkveehouderij wordt volledig gesaneerd en zal worden omgebouwd naar een huisvesting waarbinnen de nieuwe activiteiten zullen worden uitgevoerd.
De initiatiefnemer is al jarenlang fervent beoefenaar van de paardensport. Initiatiefnemer is een Hengelose ondernemer die recent een van zijn bedrijven (Hydrospex Hengelo) heeft verkocht. Naast het bedrijf Hydropex bezit initiatiefnemer nog een aantal andere bedrijven, waaronder een onroerend goed bedrijf. Dit bedrijf (Shining Star Real Estate) bezit voornamelijk kwaliteitsonroerend goed in binnen- en buitenland. De activiteiten van dit bedrijf zijn veelal als ontwikkelingsprojecten aangekocht, vervolgens ontwikkeld en geëxploiteerd. Het bedrijf heeft een schuldpositie van minder dan 30% ten opzichte van de geëxploiteerde waarde van de portefeuille. Ten opzichte van de branche en de afwaarderingen op de OG door de huidige economische teloorgang is dit als uitzonderlijk solvabel aan te merken.

Binnen het bedrijf zijn mensen aanwezig die ongetrainde paarden in een relatief korte tijd naar een redelijk tot zeer goed wedstrijdniveau kunnen brengen.
De verkoopbaarheid van deze getrainde paarden blijkt een heel goed rendement op te leveren. Deze activiteit die nu nog elders plaatsvindt, zal op het perceel Vliegveldstraat 47 te Deurningen verder ontwikkeld worden.
Hoewel fokactiviteiten kunnen en zullen plaatsvinden, zal in de kern niet gefokt worden, maar gaat het om het aankopen van eigen paarden en optrainen als het optrainen van paarden van derden. Paarden van derden zullen enerzijds in pension vorm worden ondergebracht en anderzijds dagelijks worden getraind om afgeleverd te worden op een hoger wedstrijdniveau.
Om de kosten te dekken en om winst te maken zullen er maximaal 16 paarden tegelijk getraind en gestald kunnen worden. Een eerste verdeling hierbij is zes eigen paarden en tien paarden van derden (ook internationale afkomst).
De activiteiten van het bedrijf Shining Star Stables BV zijn gericht op de volgende opbrengst gerelateerde kernactiviteiten:
  • verkoop van getrainde wedstrijdpaarden
  • stalling van paarden van derden
  • trainen op uurbasis van paarden van derden
De kostenstructuur is als volgt weer te geven:
  • huur van opstallen
  • verblijfskosten van paarden (voer, hooi etc.)
  • aanschaf van niet zadelmakke paarden
  • loonkosten
  • utiliteitskosten (gas, water, elektra)
Bedrijfsbebouwing
Zoals in deze paragraaf al is beschreven, zal de huidige melkveehouderij op het perceel Vliegveldstraat 47 te Deurningen omgebouwd worden tot een accommodatie die zeer geschikt is voor het drijven van een paardenhouderij.
De accommodatie zal moeten voldoen aan de hoogste welzijnseisen voor paarden en moeten de opstallen een uitstraling hebben die behoren van een hoger marksegment waarop gericht wordt.
Naast buitenvoorzieningen, zoals een buiten rijbak en een stapmolen, is ook een binnenaccommodatie nodig. Hieronder vallen bijvoorbeeld de stallen, de overdekte rijhal opbergruimte voor voer, zadels etc. en kantoorruimte.
Op de betreffende voorzieningen wordt nader ingegaan in paragraaf 3.3 (beschrijving van de toekomstige situatie).
Hiervoor is nieuwe bebouwing nodig. Een uitbreiding van het aantal m2 is niet direct noodzakelijk. Het aantal bebouwde m2 blijft nagenoeg gelijk. De typerende traditionele gebouwen rond de woonboerderij blijven zoveel mogelijk op dezelfde plek staan. Verder is er sprake van het terugbrengen naar de originele staat door middel van nieuwbouw.
In paragraaf 3.2 wordt ingegaan op de bestaande bebouwing en welke opstallen wel of niet gesloopt worden.

Het uiteindelijke beeld zal een uniforme vormgeving en uitstraling hebben in Saksische stijl.
Volwaardigheid van het bedrijf
In het bedrijf zullen ongeveer 10 personen werkzaam zijn. Deze personen zullen ingezet worden op de administratie, als trainer, stalmedewerker en ondersteuning. Hierbij zal de een meer uren maken dan de andere. Binnen het bedrijf zijn in totaal 5,25 formatieplaatsen aanwezig, waarbij twee personen in ieder geval fulltime werkzaam zijn.
In de beoordeling van bouwvoornemens in de agrarische sector wordt door gemeenten en provincies de toets van volwaardigheid gehanteerd. Hierbij wordt een bedrijf als volwaardig beschouwd als het aan tenminste één volwaardige arbeidskracht (vak), volledige werkgelegenheid biedt met een aanvaardbaar inkomen.
Bij de vakmethode wordt uitgegaan van een uurbasis voor een ondernemer en een werknemer. Voor een ondernemer geldt 2349 als basis en voor een werknemer geldt 1800 uur als basis. Op basis van 47 werkbare weken per jaar bedraagt het totaal aantal uren op jaarbasis bijna 11000 uur.
De omstandigheden waaronder de activiteiten verricht kunnen worden zijn goed. De locatie in het oosten van Nederland en dicht bij de snelweg A1 biedt goede ontsluitingsmogelijkheden zowel richting het westen van Nederland, maar ook naar Duitsland en verder.
Het oosten staat net als Brabant bekend om houders en eigenaren van professionele concourspaarden.
De markt voor sportpaarden is nog steeds groeiende. Uit nationale en internationale veilingen blijkt dat de opbrengst van goede sportpaarden nog steeds toeneemt.
Er lijkt nauwelijks een toename van het aantal trainingsbedrijven te zijn, waarbij het paard ook daadwerkelijk dagelijks getraind en verzorgd wordt.
De opzet, doelstelling en ligging van het bedrijf rechtvaardigen het aantal uren dat op jaarbasis gemaakt zal moeten worden. Het bedrijf kan dan ook als een volwaardig bedrijf worden aangemerkt.
Algemene beoordeling van het bedrijf
Shining Star Stables V wijkt op een aantal belangrijke punten af van een traditionele stoeterij of opfok bedrijven die in Nederland gevestigd zijn. De belangrijkste punten van afwijking zijn:
  • De bedrijfsvoering is met name gericht op het snel en intensief trainen van een relatief klein aantal paarden
Bij reguliere stoeterijen ligt de nadruk met name op grotere aantallen en wordt relatief weinig aandacht besteed aan het wedstrijdklaar maken van een paard.
  • Resultaten worden vooral verkregen bij training met een hoge intensiteit
Bij een reguliere stoeterij wordt een paard meestal minder vaak bereden. Bij Shining Star Stables wordt een paard tot wel 12 uur per week bereden. Het effect van een training verdient zich terug in het verkopen van een getraind paard.
  • Het paard is wedstrijd klaar
Dit houdt in dat het paard met winstpunten wordt afgeleverd. Het mag dan onmiddellijk in een hogere klasse starten.
  • Kwaliteit
Ieder paard is zo goed als de ruiter hem traint. Met de bezetting aan trainers heeft Shining Star Stables een goed trainersbestand. Een van de trainers is tevens Nederlandse bondscoach. Een van de trainster is ook wedstrijdrijdster die heden ten dage nog grote prijzen op concoursen wint.
  • Netwerk
Het netwerk tot het verkrijgen van klanten is met de bezetting van trainers en accommodatie in orde. Een aantal medewerkers heeft klanten in binnen en buitenland waarbij een duidelijke behoefte bestaat om een paard op A1 klasse en conditie te bezitten.
Conclusie
  • Het project is meer dan financieel haalbaar en laat bij een relatief lage bezetting een mooie winst zien.
  • Er is in de regio niet een gelijksoortig bedrijf.
  • Het project is indirect met eigen middelen gefinancierd.
  • Qua ontwikkeling is dit een mooie kans voor de regio en het landschap.
  • Er vindt op grote schaal sanering van landschap en ontsierende bebouwing plaats en traditionele Saksische bebouwing komt terug.
Al met al biedt het project een goede kans van slagen.

1.3 Ligging

De Vliegveldstraat is in het verleden vernoemd naar het vliegveld Twente. De Vliegveldstraat loopt vanuit Deurningen rechtstreeks richting het vliegveldterrein. De Vliegveldstraat sluit verder aan de op de Hengelose- en Oldenzaalsestraat voor de richtingen Hengelo (ov) en Oldenzaal. De Oldenzaalsestraat biedt tevens de ontsluiting op rijksweg A1.
Aan de westzijde van Deurningen sluit de Vliegveldstraat aan op de Deurningerstraat. Op de Deurningerstraat kan gekozen worden voor de richtingen Hengelo (ov) en Weerselo.
De ligging van Vliegveldstraat 47 te Deurningen is op de volgende afbeelding aangeduid met een stip. De ligging in dit deel van Twente met de ontsluitingen is goed te zien.
afbeelding
Ligging locatie Vliegveldstraat 47 te Deurningen, Overijssel
Op de volgende luchtfoto is de locatie inclusief de bebouwing goed waar te nemen. Ook goed waarneembaar zijn de bomen langs de toegangsweg van het perceel en bij de bebouwing.
afbeelding
Luchtfoto locatie Vliegveldstraat 47 te Deurningen Overijssel (bron: Google maps)

1.4 Vigerend Bestemmingsplan

Op 18 februari 2010 is het bestemmingsplan voor het gehele buitengebied van de gemeente Dinkelland door de gemeenteraad vastgesteld. In juli 2010 is dit plan inwerking getreden. De tegen het vaststellingsbesluit ingediende verzoeken om voorlopige voorziening waren ingetrokken. Hierdoor is het bestemmingsplan weliswaar in werking getreden en kunnen bouwplannen getoetst worden aan het plan, maar het plan is nog niet onherroepelijk geworden.
In dit nieuwe bestemmingsplan heeft het perceel de bestemming "Agrarisch - 1" met de nadere aanduiding 'sa-ab' gekregen. Deze aanduiding staat voor specifieke vorm van agrarisch - bouwperceel grondgebonden agrarisch bedrijf' (zie volgende afbeelding).
afbeelding
Fragment bestemmingsplan Buitengebied 2010
Gronden met de genoemde bestemming zijn bestemd voor de uitoefening van een agrarisch bedrijf met een grondgebonden agrarische bedrijfsvoering, indien de gronden zijn voorzien van de aanduiding “specifieke vorm van agrarisch – bouwperceel grondgebonden agrarisch bedrijf”. Onder een grondgebonden agrarische bedrijfsvoering wordt onder meer een productiegerichte paardenhouderij verstaan (nummer 84 van de begripsbepalingen van het bestemmingsplan “Buitengebied 2010”). In de toelichting op het genoemde bestemmingsplan wordt onder het kopje “Productiegerichte paardenhouderijen” gemeld dat een productiegerichte paardenhouderij zich richt op het fokken van paarden. Hieronder worden ook stoeterijen verstaan.
Daar tegenover staat de gebruiksgerichte paardenhouderij. Dit is een agrarisch aanverwant bedrijf dat in hoofdzaak is gericht op het africhten, het opleiden en het trainen, alsmede het opvangen en stallen van paarden en/of pony’s in de vorm van een paardenpension, al dan niet in combinatie met elkaar. Onder paragraaf 2.3.4 wordt nader ingegaan op gebruiksgerichte paardenhouderij.
Tot slot worden bedrijfsactiviteiten onderkend die met name publieksgericht zijn. Een manege valt hieronder. Een manege is gericht op het bieden van gelegenheid tot het berijden en verzorgen van paarden en pony's (waaronder het lesgeven, de verhuur of het organiseren van wedstrijden en/of andere hippische evenementen).
Het initiatief dat in het onderhavige bestemmingsplan vastgelegd wordt en beschreven is in paragraaf 1.2, betreft een gebruiksgerichte paardenhouderij. Een verdere beschrijving van de activiteiten is weergegeven in paragraaf 3.3. De beoogde bebouwing vindt binnen het op de verbeelding geprojecteerde bouwblok van het geldende bestemmingsplan plaats.

1.5 Digitaal Uitwisselbare Ruimtelijke Plannen

Het bestemmingsplan is conform de regels van de Wet ruimtelijke ordening (Wro) opgezet volgens de wettelijk verplichte Standaard Vergelijkbare BestemmingsPlannen (SVBP 2008). De benaming van de bestemmingen, de kleuren en de tekens op de digitale verbeelding, hierna verbeelding genoemd, zijn volgens de verplichte standaard opgezet. Het bestemmingsplan voldoet aan de wettelijke eisen van digitale uitwisselbaarheid zoals dit verplicht is op 1 januari 2010.
Van het bestemmingsplan is zowel een analoge als een digitale versie opgesteld. Het digitale plan is na 1 januari 2010 het juridisch bindende plan. Beide plannen zijn overigens identiek; het analoge plan is een ‘uitdraai’ van het digitale plan.

1.6 Opzet Van De Toelichting

Het bestemmingsplan Vliegveldstraat 47 te Deurningen wordt in de volgende hoofdstukken gemotiveerd en toegelicht. In deze toelichting komen na deze inleiding aan de orde:
  • een korte weergave van het relevante beleidskader voor het buitengebied (hoofdstuk 2);
  • een beschrijving van de huidige situatie in het buitengebied en de beoogde ontwikkeling (hoofdstuk 3). In dit hoofdstuk wordt ook stil gestaan bij de diverse omgevingsaspecten die mede een randvoorwaarde vormen voor de beoogde ontwikkeling;
  • de juridische vormgeving, de toelichting op de regels en de verbeelding (hoofdstuk 4);
  • de uitvoerbaarheid en handhaafbaarheid van het bestemmingsplan (hoofdstuk 5);
  • tot slot wordt ruimte gereserveerd voor overleg, inspraak en zienswijzen (hoofdstuk 6).

2 Beleid

2.1 Rijksbeleid

De Nota Ruimte bevat de visie van het kabinet op de ruimtelijke ontwikkeling van Nederland en bevat de ruimtelijke bijdrage aan een sterke economie, een veilige en leefbare samenleving en een aantrekkelijk land. Het kabinet schept ruimte voor ontwikkeling uitgaande van het motto 'decentraal wat kan, centraal wat moet' en verschuift het accent van het stellen van ruimtelijke beperkingen naar het stimuleren van gewenste ontwikkelingen. De Nota Ruimte ondersteunt gebiedsgerichte ontwikkeling waarin alle betrokken partijen kunnen participeren. De Tweede en Eerste Kamer der Staten-Generaal hebben ingestemd met de nota op respectievelijk 17 mei 2005 en 17 januari 2006. Met de bekendmaking op 27 februari 2006 in onder andere de Staatscourant is de Nota Ruimte formeel in werking getreden.
Voor verstedelijking en economische activiteiten gaat het rijk in de nota uit van de bundelingsstrategie. De steden worden ondersteund in hun functie van economische en culturele motor. In steden en dorpen wordt het draagvlak voor voorzieningen ondersteund.
Bundeling van verstedelijking en economische activiteiten betekent dat nieuwe bebouwing voor deze functies grotendeels geconcentreerd tot stand komt, dat wil zeggen in bestaand bebouwd gebied, aansluitend op het bestaande bebouwde gebied of in nieuwe clusters van bebouwing daarbuiten. De ruimte die in het bestaande stedelijke gebied aanwezig is, moet door verdichting optimaal worden gebruikt. Het streven is erop gericht dat veertig procent van het totale uitbreidingsprogramma voor woningen en arbeidsplaatsen daar tot stand komt, al hanteert het kabinet, met oog op de praktijkervaring van de laatste jaren, als achtergrond voor investeringsbeslissingen een tegenvallende productie binnen bestaand bebouwd gebied, i.c. 25% van het totale uitbreidingsprogramma.
Vooral in eenzijdig samengestelde woonwijken met veel achterstandsgroepen en een lage woningkwaliteit moet ook de komende jaren worden vastgehouden aan de ambitie een flink deel van de uitbreidingsproductie binnenstedelijk te realiseren. Sociale spanningen en integratieproblemen kunnen daardoor worden verminderd en ontwikkelingskansen vergroot. Het rijk stimuleert revitalisering, herstructurering en transformatie van zowel (verouderde) wijken als bedrijventerreinen in het algemeen.
In de meer landelijke gebieden van Nederland vraagt een aantal ontwikkelingen om een adequaat, deels ruimtelijk, antwoord. Zo neemt het aantal agrarische bedrijven af door onder meer de vermindering van de productieondersteuning die past bij het streven naar een verdergaande liberalisering van de wereldmarkt.
Een aanzienlijk aantal bedrijfsgebouwen komt naar verwachting leeg te staan en de leefbaarheid en vitaliteit van verschillende gebieden neemt af.
Om het hergebruik van leegstaande gebouwen te stimuleren en de mogelijkheden te benutten die nieuwbouw biedt om de kwaliteit en vitaliteit van de groene ruimte te vergroten vraagt het rijk aan provincies om een planologisch kader op te stellen voor het thema bebouwing in het buitengebied.
Provinciale Staten van de provincie Overijssel hebben in 2009 een Omgevingsvisie voor Overijssel vastgesteld. Deze visie gaat uit van een lagen benadering. Het initiatief is getoetst aan het provinciaal beleid. In de volgende paragraag wordt ingegaan op onder meer de omgevingsvisie.
Het transformeren van voormalige agrarische bebouwing naar in casu een gebruiksgerichte paardenhouderij met nieuwe bebouwing dat past binnen het Twentse landschap is niet strijdig met het rijksbeleid. Het hergebruiken van een agrarisch bouwblok kan verder niet als een beschreven rijksbelang worden aangemerkt.

2.2 Provinciaal Beleid

2.2.1 Omgevingsvisie

In het ‘Omgevingsvisie Overijssel’ zijn de beleidskaders aangegeven voor de ruimtelijke ontwikkeling in Overijssel voor de komende jaren. Deze omgevingsvisie is in juli 2009 vastgesteld door Provinciale Staten van Overijssel en is in september 2009 in werking getreden.
Leidende thema's voor de Omgevingsvisie zijn:
  • Duurzaamheid;
  • Ruimtelijke kwaliteit.
Deze thema's zijn in de Omgevingsverordening in definities verankerd. De definitie van duurzaamheid luidt: "duurzame ontwikkeling voorziet in de behoefte aan de huidige generatie, zonder voor toekomstige generaties de mogelijkheden in gevaar te brengen om ook in hun behoeften te voorzien". Duurzaamheid vraagt om een transparante afweging van ecologische, economische en sociaal-culturele beleidsambities.
De definitie van ruimtelijke kwaliteit luidt: "het resultaat van menselijk handelen en natuurlijke processen dat de ruimte geschikt maakt en houdt voor wat voor mens, plant en dier belangrijk is". Ruimtelijke kwaliteit is het resultaat (bedoeld en onbedoeld) van menselijk handelen en natuurlijke processen. De provincie wil ruimtelijke kwaliteit realiseren door, naast bescherming, ook vooral in te zetten op het verbinden van bestaande kwaliteiten en nieuwe ontwikkelingen. De essentiële gebiedskenmerken zijn daarbij uitgangspunt.
De wens van de provincie is om in Overijssel een vitale samenleving tot ontplooiing te laten komen in een mooi landschap. Daarbij moet rekening worden gehouden met zaken als een afnemende groei van de bevolking, veranderingen in woonwensen en economische veranderingen. Maar ook een blijvende toename van mobiliteit, de druk op natuur en klimaatverandering. De hoofdambitie van de provincie is dan ook: een toekomstvaste groei van welvaart en welzijn met een verantwoord beslag op de beschikbare hulpbronnen en voorraden. Dit werkt door in een aantal centrale beleidsambities:
  • door meer aandacht voor herstructurering wordt ingezet op een breed spectrum aan woon-, werk- en mixmilieus;
  • dorpen en steden worden gestimuleerd hun eigen kleur te ontwikkelen;
  • investeren in een hoofdinfrastructuur voor wegverkeer, trein, fiets en waarbij veiligheid en doorstroming centraal staan;
  • zuinig en zorgvuldig ruimtegebruik waarbij ervan uitgegaan wordt dat eerst het gebruik van de ruimte wordt geoptimaliseerd, dan de mogelijkheid van meervoudig ruimtegebruik wordt onderzocht en dan pas de mogelijkheid om het ruimtegebruik uit te breiden, wordt bekeken;
  • ruimtelijke plannen ontwikkelen aan de hand van gebiedskenmerken en keuzes voor duurzaamheid.
  • een balans behouden tussen gebruik en bescherming van ondergrond.
Uitvoeringsmodel Omgevingsvisie Overijssel 2006
De opgaven, kansen, beleidsambities en ruimtelijke kwaliteitsambities voor de provincie zijn in de Omgevingsvisie Overijssel 2009 geschetst in ontwikkelingsperspectieven voor de groene omgeving en stedelijke omgeving.
Om de ambities van de provincie waar te maken, bevat de Omgevingsvisie een uitvoeringsmodel. Dit model is gebaseerd op drie niveaus, te weten:
  1. generieke beleidskeuzes;
  2. ontwikkelperspectieven;
  3. gebiedskenmerken.
Deze begrippen worden hieronder nader toegelicht.
Generieke beleidskeuzes.
Generieke beleidskeuzes zijn keuzes die bepalend zijn voor de vraag of ontwikkelingen nodig dan wel mogelijk zijn. In deze fase wordt beoordeeld of er sprake is van een behoefte aan een bepaalde voorziening. Ook wordt in deze fase de zgn. "SER-ladder" gehanteerd. Deze komt er kort gezegd op neer dat eerst bestaande bebouwing en herstructurering worden benut, voordat er uitbreiding kan plaatsvinden.
Andere generieke beleidskeuzes betreffen de reserveringen voor waterveiligheid, randvoorwaarden voor externe veiligheid, grondwaterbeschermingsgebieden, bescherming van de ondergrond (aardkundige en archeologische waarden), landbouwontwikkelingsgebieden voor intensieve veehouderij, begrenzing van Nationale Landschappen, Natura 2000-gebieden,
Ecologische Hoofdstructuur en verbindingszones etc. De generieke beleidskeuzes zijn veelal normstellend.
Ontwikkelingsperspectieven.
Als uit de beoordeling in het kader van de generieke beleidskeuzes blijkt dat de voorgenomen ruimtelijke ontwikkeling aanvaardbaar is, vindt een toets plaats aan de ontwikkelingsperspectieven. In de Omgevingsvisie is een spectrum van zes ontwikkelperspectieven beschreven voor de groene en stedelijke omgeving. Met dit spectrum geeft de provincie ruimte voor het realiseren van de in de visie beschreven beleids- en kwaliteitsambities.
De ontwikkelperspectieven geven richting aan wat waar ontwikkeld zou kunnen worden. Daar waar generieke beleidskeuzes een geografische begrenzing hebben, zijn ze consistent doorvertaald in de ontwikkelingsperspectieven. De ontwikkelingsperspectieven zijn richtinggevend en bieden de nodige flexibiliteit voor de toekomst.
Gebiedskenmerken.
Op basis van gebiedskenmerken in vier lagen (natuurlijke laag, laag van het agrarisch cultuurlandschap, stedelijke laag en lust- en leisure-laag) gelden specifieke kwaliteitsvoorwaarden en –opgaven voor ruimtelijke ontwikkelingen. Het is de vraag "hoe" een ontwikkeling invulling krijgt.
Aan de hand van de drie genoemde niveaus kan worden bezien of een ruimtelijke ontwikkeling mogelijk is en er behoefte aan is, waar het past in de ontwikkelingsvisie en hoe het uitgevoerd kan worden.
afbeelding
Uitvoeringsmodel Omgevingsvisie Overijssel
Indien het concrete initiatief, de bouw van drie vrijstaande woningen in bestaand stedelijk gebied, wordt getoetst aan de Omgevingsvisie Overijssel ontstaat globaal het volgende beeld.
Generieke beleidskeuzes
Bij de afwegingen in de eerste fase "generieke beleidskeuzes" zijn er geen aspecten die bijzondere aandacht verdienen. Van grote belemmeringen is niet gebleken. Toepassing van het generieke basisinstrumentarium van zuinig en zorgvuldig ruimtegebruik leidt er toe dat een nieuwe bouwlocatie voor bedrijvigheid die niet aan het buitengebied gebonden is, niet aan de orde kan zijn. Op vrijkomende agrarische locaties wordt ruimte geboden voor wonen en economische bedrijvigheid.
Omdat gebruik gemaakt wordt van een vrijgekomen agrarische bouwkavel voldoet de beoogde invulling aan het provinciaal beleid.
Ontwikkelingsperspectieven
De opgaven, kansen, beleidsambities en ruimtelijke kwaliteitsambities voor de provincie zijn geschetst in ontwikkelingsperspectieven voor de groene omgeving en stedelijke omgeving. In dit geval zijn uitsluitend de ontwikkelingsperspectieven voor de stedelijke omgeving van belang.
In de volgende afbeelding is een uitsnede van de perspectievenkaart behorende bij de Omgevingsvisie weergegeven.
afbeelding
Fragment ontwikkelingsperspectievenkaart Omgevingsvisie Overijssel
Het plangebied behoort tot het ontwikkelingsperspectief 'Buitengebied accent veelzijdige gebruiksruimte'. Het ontwikkelingsperspectief 'Buitengebied accent veelzijdige gebruiksruimte' verzet zich niet tegen de beoogde herinvulling van het perceel Vliegveldstraat 47 te Deurningen.
Deze gebieden zijn bedoeld voor landbouw en mengvormen van landbouw met andere functie (recreatie-zorg, natuur, water) en bijzondere woon-, werk- en recreatiemilieus die de karakteristieke gevarieerde opbouw van de cultuurlandschappen versterken. Er wordt ruimte geboden aan economische dynamiek en de ruimtelijke kwaliteit. Naast de bescherming van kwaliteiten wil de provincie vooral ontwikkeling en dynamiek benutten voor duurzaamheid en ruimtelijke kwaliteit. Ook op dit punt wordt vastgesteld dat de beoogde ontwikkeling niet strijdig is met het provinciaal beleid.
Gebiedskenmerken
Bij toetsing van het ruimtelijke initiatief aan de gebiedskenmerken in vier lagen (natuurlijke laag, laag van het agrarisch cultuurlandschap, stedelijke laag en lust- en leisurelaag) is van belang dat de locatie is gelegen in landelijk gebied. Dit betekent dat de 'stedelijke laag' en 'de lust en leisurelaag' buiten beschouwing kunnen blijven.
In de natuurlijke laag heerst de logica van de ondergrond en het watersysteem en hoe abiotische (bodemvorming, erosie, sedimentatie) en biotische processen (successie van plant- en diersoorten) daarop inspelen. Het gebied waarbinnen de projectlocatie ligt, wordt gekenmerkt door dekzandvlakten en ruggen. Omdat sprake is van hergebruik van een bestaande agrarische bouwkavel, vormt de beoogde ontwikkeling, een paardenhouderij, geen bedreiging voor de natuurlijke laag.
Dan is er de laag van het agrarisch cultuurlandschap; hier gaat het om het ten nutte maken van het landschap ten behoeve van agrarische productie. Het agrarisch cultuurlandschap is bij uitstek een gebruikslandschap. Het gebied waarbinnen de projectlocatie ligt, wordt gekenmerkt door het oude hoevenlandschap. Dit landschap heeft in essentie hetzelfde patroon en dezelfde kwaliteiten als het essenlandschap, maar is jonger, ontstaan op een kleinschaliger patroon in de ondergrond (kleine dekzandkopjes), opgebouwd vanuit individuele erven en daardoor kleiner van schaal. De beoogde ontwikkeling doet de hier bedoelde kenmerken, onder meer vanwege het gebruik van de bestaande agrarische bouwkavel, geen geweld aan.
Conclusie ten aanzien van het provinciale beleid:
Geconcludeerd kan worden dat de in dit voorliggende bestemmingsplan besloten ruimtelijke ontwikkeling volledig in overeenstemming is met het in de Omgevingsvisie Overijssel 2009 verwoorde en in de Omgevingsverordening verankerde provinciaal ruimtelijk beleid.

2.2.2 Reconstructie

De provincie Overijssel heeft in september 2004 het Reconstructieplan Salland- Twente vastgesteld. In dit reconstructieplan is een indeling gemaakt in drie deelgebieden, te weten Salland, Zuidwest-Twente en Noordoost-Twente. De gemeente Dinkelland ligt in het deelgebied Noordoost-Twente. Voor het deelgebied is in het reconstructieplan een aantal hoofdkeuzes en ambities geformuleerd. Aangegeven wordt dat de oplossing van de ruimtelijke, milieutechnische, economische en sociale opgaven voor Noordoost-Twente in hoofdlijn ligt in:
  • het ruimtelijk scheiden van een aantal functies, die elkaars ontwikkeling frustreren, én;
  • het meervoudig grondgebruik in gebieden met een stapeling van functies
De reconstructiezonering geeft een indeling weer in landbouwontwikkelings-, verwevings- en extensiveringsgebieden. De locatie Vliegveldstraat 47 ligt, gelet op het hierbij behorende kaartfragment van de Reconstructiekaart, binnen het verwevingsgebied. Het verwevingsgebied is volgens de wet het ruimtelijk begrensde gedeelte van een reconstructiegebied gericht op verweving van landbouw, wonen en natuur, waar hervestiging of uitbreiding van de intensieve veehouderij mogelijk is mits de ruimtelijke kwaliteit of functies van het gebied zich daar niet tegen verzetten.
afbeelding
Fragment Reconstructiekaart (bron: Provincie Overijssel)
Hoewel het bedrijf niet in zijn geheel aangemerkt kan worden als een agrarisch bedrijf, staat het de functies van het verwevingsgebied niet in de weg.
Tot slot wordt opgemerkt dat de reconstructie ook onderdeel uitmaakt van de Omgevingsvisie van de provincie Overijssel.

2.2.3 Landinrichting

In de gemeente Dinkelland zijn nog twee gebiedsuitwerkingen en planuitwerkingen ten behoeve van de landinrichting op basis van de Landinrichtingswet in ontwikkeling. Dit zijn het Landinrichtingsplan Saasveld-Gammelke en de landinrichting in voorbereiding Enschede - Noord. Op basis van het reconstructieplan wordt gewerkt aan de gebiedsuitwerking Oud-Ootmarsum-Nutter. Doelstelling van de landinrichting is het uitvoeren van een landschappelijk raamwerk. Dit raamwerk bestaat uit bossen, reservaatsgebieden, natuurontwikkelingsprojecten, beken, singels en uitloopgebieden voor de bevolking. De landbouw kan zich binnen dit raamwerk ontwikkelen. Landbouw en natuur worden zoveel mogelijk gescheiden. In oktober 1998 is door gedeputeerde staten het Landinrichtingsplan Saasveld-Gammelke vastgesteld.
De locatie Vliegveldstraat 47 te Deurningen ligt niet binnen een landinrichtingsgebied.

2.2.4 Waterbeheerplan

De gemeente Dinkelland valt volledig binnen de grenzen van het Waterschap Regge en Dinkel. Voor de afgelopen jaren heeft het Waterschap een beheerplan opgesteld dat op dit moment wordt geactualiseerd. De doelstellingen van het Waterschap zijn de volgende:
  • zorgen voor veiligheid en beperken van overlast;
  • bevorderen van de integratie van waterbeleid in ander beleid;
  • verzorgen van het juiste grond- en oppervlaktewaterregime;
  • herstellen en veiligstellen van het Twentse ‘visitekaartje’;
  • meer aandacht schenken aan ‘water in de stad’;
  • versterken van het waterketenbeheer;
  • vergroten van de toegankelijkheid van het waterbeheer.
De Waterschapsdoelstellingen kunnen slechts worden verwezenlijkt als het aspect ‘water’ wordt geïntegreerd in het ruimtelijke ordeningsbeleid en het milieubeleid van de diverse partners.
De opdracht waar het Waterschap de komende jaren voor staat, is de veerkracht van het water terugbrengen. Dit is mogelijk door een meer natuurlijk watersysteem te realiseren. Het water moet weer opnieuw de ruimte krijgen, wat ten goede komt aan natuur en landschap.
Het Waterschap richt zich op de realisatie van waterparels, stroomgebieden van beken die dankzij een zeer rijke flora en fauna van groot belang zijn voor de natuur.
Verder zal het Waterschap zich onder andere bezighouden met het terugdringen van drainage en ontwatering. Op dit gebied is nieuw beleid geformuleerd ten aanzien van buisdrainage en het dempen en graven van perceelssloten. Tot voor kort werd dit in het gemeentelijke bestemmingsplan geregeld, maar op dit punt wordt de Keur van het Waterschap Regge en Dinkel geactualiseerd. In de Keur wordt opgenomen dat deze activiteiten alleen zijn toegestaan met een keurontheffing indien het gaat om natuurgerichte waterhuishouding. Het gaat daarbij om de gebieden waarvoor in de partiële herziening Ruimte en Water van de provincie en het waterbeheer de natuurdoelen ondersteunt.
De nieuwe invulling van de agrarische kavel staat het waterbeheer als hier bedoeld niet in de weg. De ontwikkeling zal voldoen aan de eisen die gesteld worden aan de opvang en afvoer van vuil en schoon water.

2.2.5 Nationaal Landschap

Vliegveldstraat 47 te Deurningen ligt in Noordoost-Twente. Noordoost-Twente is, zoals de volgende afbeelding laat zien, aangewezen als Nationaal Landschap.
afbeelding
Fragment Nationaal Landschap Noordoost-Twente
Voor het Nationaal Landschap Noordoost-Twente geldt dat de bijzondere kwaliteiten juist in combinatie met ontwikkeling versterkt kunnen worden. Landbouw blijft de drager van dit landschap: grootschalig boeren in een kleinschalig landschap met kenmerkende beken. Gemeenten maken met elkaar keuzes voor de ontwikkeling van woon- en werklocaties, waarbij de karakteristiek van het landschap, de toeristische routenetwerken en de veerkracht van het watersysteem worden versterkt en wordt gewerkt aan de realisatie van de EHS. Direct aan het Nationaal Landschap grenzen de gebiedsontwikkelingen Vriezenveen- Zuidoost (ten behoeve van sociaaleconomische ontwikkeling) en Waterrijk. Hier is ook ruimte voor grootschalige landbouw met grote kavels in een open landschap. De N36, de spoorlijn Almelo-Hardenberg en het kanaal Almelo-Coevorden verbinden Twente met het Vechtdal en verder noordwaarts. De westgrens van Twente, gevormd door het Nationaal Park Sallandse Heuvelrug, is de ruggengraat van het ‘wilde hart’ van Overijssel, samen met de rivierdalen van de Regge en de Vecht. De ontwikkelingsmogelijkheden in dit gebied worden verregaand bepaald door het zoeken naar en oplossingen ten aanzien van natuur, water en toerisme en vrije tijd.
Het glooiende landschap van Noordoost-Twente is zeer gevarieerd door een fijnmazig samenstel van beken, essen, kampen en moderne ontginningen. Houtwallen, singels en bossen zorgen voor een kleinschalig en groen karakter. De specifieke landschappelijke (kern)kwaliteiten zijn:
  • samenhangend complex van beken, essen, kampen en moderne ontginningen;
  • de grote mate van kleinschaligheid;
  • het groene karakter.
De bestaande bebouwing op het perceel Vliegveldstraat 47 te Deurningen is al een lange periode aanwezig. Ook het agrarische bouwblok geeft aan dat ter plaatse agrarische activiteiten kunnen plaatsvinden. De gewenste ontwikkeling blijft binnen de normen van het provinciale beleid met betrekking tot niet-agrarische bedrijven in het buitengebied.

2.3 Gemeentelijk Beleid

2.3.1 Kadernota Uitdagend Buitengebied

Ter voorbereiding op het Bestemmingsplan Buitengebied is een ruimtelijk kader opgesteld waarin per thema het beleid in hoofdlijnen is vastgelegd. Hierbij is onder andere het beleid ten aanzien van agrarische bouwpercelen, vrijkomende agrarische bedrijfsgebouwen, paardenhouderijen en verblijfsrecreatie beschreven. Omdat het nieuwe bestemmingsplan Buitengebied, waarin rekening is gehouden met deze kadernota, mogelijkheden biedt voor uitbreiding, is niet nader op de kadernota ‘Uitdagend Buitengebied ‘ (2006) ingegaan.

2.3.2 Landschapsontwikkelingsplan

Het Landschapsontwikkelingsplan van de gemeente Dinkelland is vastgesteld op 2 september 2008 en is een gemeentelijke uitwerking van het LOP Noordoost Twente en Twenterand. De doelstelling van het plan is richtlijnen te formuleren voor de inrichting van het landschap. Het plan mag daarmee geen belemmeringen voor de landbouw opleveren. Het landschapsontwikkelingsplan kan worden gezien als handreiking voor landschappelijke inpassing. Het plan is mede richtinggevend om te beoordelen of ontwikkelingen landschappelijk aanvaardbaar zijn. De ontwikkelingsrichting in het LOP wordt bepaald door:
  • de verschillen tussen de landschapstypen;
  • de gaafheid, kenmerkendheid of potenties van de landschapstypen;
  • het reconstructiebeleid Noordoost Twente (streefbeeld 2015) en de zoneringen;
  • wel of geen onderdeel van de PEHS (inclusief ecologische verbindingszones);
  • de mate van verstedelijkingsdruk.
De beoogde ontwikkeling op het perceel Vliegveldstraat 47 te Deurningen staat de doelstellingen van het landschapsontwikkelingsplan niet in de weg. Nu ook binnen de randvoorwaarden van het bestemmingsplan Buitengebied wordt gebleven, kan gesteld worden dat het plan ook in overeenstemming is met het gemeentelijk beleid.

2.3.3 Structuurvisie

De Structuurvisie Dinkelland was ten tijde van het opstellen het opstellen van het bestemmingsplan Buitengebied in ontwikkeling. De structuurvisie geeft het volgende beleid voor het buitengebied weer:
  • een evenwichtige en duurzame ontwikkeling van het haar toevertrouwde grondgebied, met respect voor het natuurlijke en culturele erfgoed;
  • goede condities voor een goed functionerende economische sector, passend bij het karakter van Dinkelland, met bijzondere aandacht voor de agrarische sector en de toeristisch recreatieve sector.
Omdat in het bestemmingsplan Buitengebied rekening is gehouden met deze structuurvisie, wordt niet nader op deze visie ingegaan.

2.3.4 Bestemmingsplan Buitengebied

Onder paragraaf 1.3 is het bestemmingsplan "Buitengebied 2010" al benoemd. In die paragraaf is uitvoerig stilgestaan bij paardenhouderijen en de verschillen tussen productiegerichte en gebruiksgerichte paardenhouderijen.
Bij een gebruiksgerichte paardenhouderij staat het gebruik van de paarden voorop, dat wil zeggen het gebruik ten behoeve van recreatie en sport. De gebruiksgerichte paardenhouderij is, in tegenstelling tot de productiegerichte paardenhouderij, een toegevoegde functie in het buitengebied. Onderscheiden kunnen worden:
  • training- en handelsstallen, die zijn gericht op het rijden, trainen en africhten van paarden en/of de handel in paarden;
  • dienstverlenende paardenhouderijen, die zijn gericht op het aanbieden van stalruimte en het bieden van rijonderricht en rijmogelijkheden aan mensen zonder eigen paard, zoals maneges;
  • het houden van paarden en pony’s voor eigen gebruik; hieronder vallen ook oefenaccommodaties van rijverenigingen.
Bij nieuwvestiging op een bestaand bouwperceel of een omzetting van een agrarisch bedrijf naar agrarisch aanverwant, gelden de volgende criteria:
  • de ruimtelijke kwaliteit ter plekke mag niet worden aangetast en de aanvraag dient in overeenstemming te zijn met de welstandscriteria;
  • de afstand tot overige bebouwing dient tenminste 50 m te zijn. Bij gebleken noodzaak vanuit milieuoogpunt kan het nodig zijn een grotere afstand aan te houden;
  • het bedrijf moet aan een verharde weg zijn gelegen.
In paragraaf 1.2 is aangegeven dat de traditionele Saksische stijl wordt teruggebouwd. De groene elementen die op het perceel en langs de toegangsweg aanwezig zijn, blijven gehandhaafd. De sleufsilo’s worden verwijderd. Door de herinrichting van het erf vindt er een verbetering plaats van de ruimtelijke kwaliteit ter plaatse. De dichtst bij gelegen bebouwing ligt op ruim 120 m en het bedrijf vindt haar ontsluiting op de Vliegveldstraat. Geconcludeerd wordt dat voldaan wordt aan de gestelde criteria. De afbeeldingen in paragraaf 3.3 laten ook zien dat de nieuwe bebouwing een verbetering is ten opzichte van de te slopen opstallen.
Nieuwvestiging wordt toegestaan in vrijkomende agrarische bebouwing. Uitgangspunt voor het bestemmingsplan is maatwerk te leveren voor de bouwblokken.
De gebruiksgerichte paardenhouderijen worden positief bestemd indien het bedrijf groter is dan 0,25 VAK en sprake is van een bedrijfsmatige paardenhouderij. VAK staat voor 'volwaardige arbeidskracht'. Op basis van informatie van het LEI te Wageningen, wordt hierna nader op VAK ingegaan.
Volwaardige ArbeidsKracht
De arbeidsinzet kan in meerdere kengetallen worden uitgedrukt: de volwaardige arbeidskracht, de arbeidsjaareenheid en het mensjaar. De volwaardige arbeidskracht (vak) is door het LEI als kengetal gebruikt tot 1999. Daarna is het vervangen door de arbeidsjaareenheden en mensjaren. Het mensjaar geeft van de drie het beste zicht op de totale arbeidsinzet en arbeidsbehoefte op een bedrijf. De gemeente Dinkelland hanteert 'vak' als kengetal.
Een volwaardige arbeidskracht (vak) was opgebouwd uit de onderdelen beschikbaarheid en validiteit (en dus niet uit productiviteit). Uitgangspunt bij de berekening van het aantal vak was dat een ondernemer die niet invalide is en het hele jaar door beschikbaar is, als één volwaardige arbeidskracht werd beschouwd. Voor betaald personeel gold de tijdsduur waarover het loon werd betaald. Voor onbetaald personeel gold de volledige tijd, voorzover geen nevenfuncties werden uitgeoefend of een dagschool werd bezocht (mannelijk personeel) of de tijdsduur, waarin werkelijk in het bedrijf was meegewerkt (vrouwelijk personeel en 65-plussers). Verder werd de volwaardigheid van personen van 18 jaar gesteld op 90%, voor personen van 17 jaar was dit 80% en voor personen van 16 jaar was dit 65%. Daarnaast werd aangenomen dat bij ziekte de betrokken medewerker niet beschikbaar was. Het kengetal is vanaf 2000 niet meer in gebruik.

Op basis van het aantal uren dat is genoemd in het bedrijfsplan van mei 2010, zijnde bijna 11.000 uur per jaar, kan geoordeeld worden dat de 0,25 VAK ruim wordt overschreden. Deze overschrijding rechtvaardigt een positieve bestemming van een gebruiksgerichte paardenhouderij.
Voor de ontwikkeling op Vliegveldstraat 47 te Deurningen vormt het bestemmingsplan "Buitengebied 2010" de belangrijkste bron van informatie voor dit nieuwe bestemmingsplan. Voor wat betreft de regels zal aangesloten worden bij de regels in het bestemmingsplan "Buitengebied 2010". Met name de regels van de bestemming "Bedrijf" - "paardenhouderij" (artikel 14).
Er wordt gebruik gemaakt van een bestaande vrijgekomen agrarische bouwkavel. De beoogde ontwikkeling en het voorgestane gebruik passen binnen het gemeentelijk beleid.

2.3.5 Archeologie

Met het zogeheten Verdrag van Malta, dat Nederland 15 jaar geleden ondertekende, beloofden de lidstaten van de Raad van Europa zich in te spannen om het archeologisch erfgoed in Europa beter te beschermen. Reden voor deze zorg: het archeologisch erfgoed in heel Europa dreigde te worden vernietigd door een steeds grotere economische welvaart.
Na ondertekening begon voor Nederland een lange mars naar de vertaling in wetgeving, die uiteindelijk in 2007 werd afgegrond met de inwerkingtreding van de Wet op de archeologische monumentenzorg (Wamz). Met de vaststelling van de Wamz is formeel het moment aangebroken dat we in ons land niet meer vrijblijvend kunnen omgaan met het archeologisch erfgoed.
De nieuwe wet bestaat uit een herziening en een aanvulling van de Monumentenwet 1988.
Ook is in de wet een aantal wijzigingen opgenomen van de Ontgrondingenwet, de Woningwet en de Wet Milieubeheer. De Wamz is een wijzigingswet en de Monumentenwet 1988 is, voorzover het ongewijzigde delen betreft, nog steeds van kracht.
De Wamz introduceert in de archeologie het beginsel van “de verstoorder betaalt”.
De kwaliteit van uitvoerende archeologische werkzaamheden is geregeld door een vergunningenstelsel. Uitgangspunt van de Wamz is om archeologische sporen van waarde in de bodem te laten zitten. Archeologen spreken dan over “behoud in situ”.
De wet verbiedt het verrichten van opgravingen, tenzij een partij over een opgravingsvergunning beschikt. In de Wamz staat verder precies beschreven wie de eigenaar is van de opgegraven archeologische vondsten, waar vondstmateriaal moet worden opgeslagen en aan wie welke opgravingsinformatie moet worden gemeld. Verder kent de wet bepalingen over wanneer er als gevolg van opgravingen schadevergoeding mogelijk is etc.
De eisen voor vergunningaanvragers staan genoemd in het Besluit op de archeologische monumentenzorg. Een algemene maatregel van bestuur ter uitvoering van de Wamz die op 1 januari 2008 in werking is getreden.
Door de Wamz heeft de gemeente extra taken. Zij moet laten zien hoe zij rekening houdt met mogelijke archeologische waarden wanneer een nieuw bestemmingsplan wordt opgesteld of een bestaand bestemmingsplan wordt aangepast dan wel daarvan vrijstelling wordt verleend. Dit geeft de gemeente de mogelijkheid om bij het afgeven van een omgevingsvergunning archeologische eisen te stellen. Dat is overigens alleen mogelijk als daarvoor een juridische basis aanwezig is in het bewuste bestemmingsplan.
Met de invoering van de Wamz zal op veel momenten van de gemeente een oordeel worden verwacht over de omgang met archeologische waarden of vondsten. Een gemeentelijk beleidsplan biedt de mogelijkheid om al die beslissingen over archeologie in een integraal kader te plaatsen en daar vervolgens op een samenhangende manier een invulling aan te geven. Het voorkomt een reeks dure ad hoc beslissingen en vervelende verrassingen tijdens geplande bodemingrepen.
In opdracht van de gemeente Dinkelland heeft Raap BV een archeologische verwachtings- en advieskaart opgesteld.
Deze kaart heeft voor de locatie Vliegveldstraat 47 het volgende beeld opgeleverd.
afbeelding
Archeologische verwachtings- en advieskaart gemeente Dinkelland
Met betrekking tot de aanduidingen is het volgende in bepaald.
Dekzandhoogten- en ruggen met een plaggendek
Verwachtingswaarde is hoog voor resten uit alle perioden. Archeologische resten afgedekt door een plaggendek van meer dan 50 cm en daardoor minder kwetsbaar voor bodemingrepen. Archeologische resten kunnen hierdoor goed geconserveerd zijn.
In het beleidsadvies is aangegeven dat archeologisch onderzoek noodzakelijk is in plangebieden groter dan 2.500 m2 bij bodemingrepen dieper dan 40 cm. Voor gebieden kleiner dan 2.500 m2 kan vrijstelling verleend worden van een archeologisch onderzoek.
Beekdalen en overige laagten
Verwachtingswaarde is laag voor archeologische resten uit alle perioden. Hoofdzakelijk archeologische resten die in verband staan met beekdalgebonden activiteiten zoals bruggen, voordes, watermolens, etc. en mogelijk archeologische resten, bijvoorbeeld afvaldumps, die in verband staan met bewoning op nabijgelegen, hoge gronden. Verder diverse categorieën losse vondsten.
In het beleidsadvies is aangegeven dat er vrijstelling verleend kan worden voor bodemingrepen dieper dan 40 cm met uitzondering van gebieden met een lage verwachting binnen plangebieden met meerdere verwachtingszones, en plangebieden met een lage verwachting die grenzen aan terreinen met waardevolle archeologische resten.
Erf / Bufferzone
In het beleidsadvies is aangegeven dat archeologisch onderzoek noodzakelijk is in plangebieden groter dan 2.500 m2 bij bodemingrepen dieper dan 40 cm. Voor gebieden kleiner dan 2.500 m2 kan vrijstelling verleend worden van een archeologisch onderzoek.
Verstoring

In het beleidsadvies is aangegeven dat voor deze gebieden geen archeologisch onderzoek noodzakelijk is.
Nu de bouwactiviteiten plaatsvinden binnen een oppervlakte van 2.500 m2, kan vrijstelling verleend worden van het doen van een archeologisch onderzoek. Vooralsnog is geen onderzoek nodig.

3 Onderzoek

3.1 Algemeen

Voor het vestigen van een paardenhouderij is een toestemming op grond van de Wet milieubeheer vereist. Dit kan zijn een vergunning, een melding op grond van het Activiteitenbesluit of een melding op grond van een Algemene Maatregel van Bestuur. In deze situatie kan volstaan worden met een melding op grond van het Besluit landbouw milieubeheer.

3.2 Beschrijving Van De Huidige Situatie

Zoals hiervoor is aangegeven heeft Vliegveldstraat 47 een agrarisch bouwblok. Op die locatie staat een aantal agrarische opstallen. Op de volgende verbeelding zijn de opstallen weergegeven. Daarna volgen enkele foto's van de bestaande bebouwing en de sleufsilo's. De afbeeldingen geven een goed beeld van de feitelijke situatie.
afbeelding
1: Boerderij (18,9 x 13,4 m)
2: Veestal, karakteristiek (11,8 x 17,9 m)
3: Berging, karakteristiek (11,1 x 14,0 m)
4: Ligboxenstal (13,4 x 17,1 m)
5: Ligboxenstal (19,6 x 17,1 m)
6: Ziekenstal / houtopslag (5,4 x 9,7 m) en 2 brokkensilo’s á 10 ton
7: Werktuigenberging, werkplaats & ligboxenstal met drijfmestkelder 365 m3 (33,5 x 15,0 m)
8: sleufsilo & kuilvoerplaten
afbeelding
Vooraanzicht karakteristieke boerderij (bouwwerk nr. 1)
afbeelding
Vooraanzicht karakteristieke boerderij (bouwwerk nr. 1) in relatie met oprijlaan Vliegveldstraat
afbeelding
Karakteristieke veestal (bouwwerk nr. 2)
afbeelding
Aanzicht erf vanaf oprijlaan. Links de karakteristieke boerderij (nr. 1), rechts de karakteristieke veestal (nr. 2), op de achtergrond de karakteristieke berging (nr. 3)
afbeelding
Karakteristieke berging (nr. 3)
afbeelding
Ligboxenstal (nr. 4)
afbeelding
Werktuigenberging, werkplaats, ligboxenstal (nr. 7)
afbeelding
Ziekenstal / houtopslag met brokkensilo’s (nr. 6)
afbeelding
Links ziekenstal (nr. 6), midden boerderij (nr. 1), rechts berging (nr. 3)
afbeelding
Ligboxenstallen nr. 4 (links) en nr. 5 (rechts)
afbeelding
Verharding (nr. 8)
afbeelding
Kuilvoerplaat (nr. 8)
Het melkveehouderijbedrijf ter plaatse is niet meer actief. Omdat het beschikt over een groot perceel grond (totaal meer dan 7 ha) is de locatie zeer geschikt voor de paardenhouderij.
De bestaande bebouwing is zeer slecht en landschapontsierend. Het geheel moet in verband met gierkelders en asbest daken volledig worden gesaneerd en vanaf de grond weer worden opgebouwd.
De huidige bebouwing kan in de nieuwe situatie niet gehandhaafd blijven. Het aantal m2 blijft wel nagenoeg gelijk. Ook blijven de traditionele gebouwen rond de boerderij op dezelfde plaats en is er sprake van terugbrengen naar de originele staat.
De huidige wagenloods en de later aangebouwde veestallen worden volledig verwijderd.
De vierkante meters die hierdoor vrij komen zullen worden ingezet voor de bouw van een nieuwe overdekte rijhal. Deze rijhal zal worden gesitueerd op de huidige kuilvoerplaatsen en valt binnen het bouwblok. De huidige locatie van de wagenloods zal verwijderd worden, omdat deze locatie onttrokken is aan het zicht van de (steeds drukker wordende) Vliegveldstraat. Op die plek is nu de buitenbak aanwezig.
De wagens (tractor, maaiers, aanhangers etc.) zullen vervolgens ondergebracht worden in wat nu de jongveestal is. De huidige jongveestal zal geheel worden gesaneerd (het gebouw is zeer slecht) en volledig worden teruggebouwd in Saksische stijl en daarna fungeren als wagenloods annex opslag.
De originele eerst gebouwde veestal, zal eveneens volledig worden gesaneerd en worden teruggebouwd in de oorspronkelijke uitstraling. Dit gebouw zal dienen als stal voor eigen paarden en opslag.
De resterende bebouwing, de later bijgebouwde opstallen, zullen worden verwijderd.

3.3 Beschrijving Van De Toekomstige Situatie

In paragraaf 3.2 is al gedeeltelijk stil gestaan bij de beoogde ontwikkeling. In dit hoofdstuk wordt stilgestaan bij het gewenste eindbeeld van het perceel Vliegveldstraat 47 te Deurningen. In de beoogde bebouwing zullen de volgende activiteiten plaatsvinden:
  • verkoop van op-getrainde wedstrijd paarden;
  • stalling van paarden van derden
  • trainen op uur basis van paarden van derden;
De locatie Vliegveldstraat 47 te Deurningen wordt zeer geschikt geacht voor het drijven van de gebruiksgerichte paardenhouderij. De locatie ligt uitstekend aan doorgaande wegen en dicht bij de uitvalswegen naar rijksweg A1. Ondanks de intensieve bedrijfsvoering, zal de accommodatie een landelijke uitstraling krijgen met een zeer hoog afwerkingsniveau.
De accommodatie zal ook moeten voldoen aan de hoogste welzijnseisen voor paarden. De opstallen zullen een uitstraling moeten krijgen die bij een hoger marktsegment hoort. Het segment waar Shining Stat Stables zich op richt.
In het plan is de accommodatie als volgt vormgegeven:
Buitenplaatsen:
  • buiten rijbak, afmetingen 20 x 40 m
  • stapmolen
  • longeercirkel, diameter 20 m
  • 8 x afzonderlijke weiden 80 x 40 m
Binnen accommodaties (ondergebracht in rijhal) onder meer:
  • overdekte rijhal met rijbak van 20 x 40 m
  • boxen, direct aan de rijbak
  • spuitplaatsen, met solarium
  • zadelkamer
  • ruimte voor voeropslag
  • ruimte voor opslag
Ondergebracht in apart gebouw:
  • wagenloods
  • opslag diverse
De volgende afbeeldingen laten de beoogde bebouwing zien, waarbinnen de beschreven functies gehuisvest moeten worden.
afbeelding
Situering rijstal
afbeelding
Zuidoostgevel rijstal
afbeelding
Zuidwestgevel rijstal
afbeelding
Noordwestgevel rijstal
afbeelding
Noordoost gevel rijstal
afbeelding
Situering te verbouwen schuur
afbeelding
Bestaande schuur
afbeelding
Schuur
afbeelding
Schuur
afbeelding
Schuur
Op basis van de hiervoor genoemde activiteiten kan geoordeeld worden dat sprake is van een gebruiksgerichte paardenhouderij.

3.4 Waterhuishouding / Watertoets

Belangrijk instrument om waterbelangen in ruimtelijke plannen te waarborgen is de watertoets, die sinds 1 november 2003 wettelijk is verankerd. Initiatiefnemers zijn verplicht in ruimtelijke plannen een beschrijving op te nemen van de gevolgen van het plan voor de waterhuishouding. Het doel van de wettelijk verplichte watertoets is te garanderen dat waterhuishoudkundige doelstellingen expliciet en op een evenwichtige wijze in het plan worden afgewogen. Deze waterhuishoudkundige doelstellingen betreffen zowel de waterkwantiteit (veiligheid, wateroverlast, tegengaan verdroging) als de waterkwaliteit (riolering, omgang met hemelwater, lozingen op oppervlaktewater).
Waterbeleid
De Europese Kaderrichtlijn Water is richtinggevend voor de bescherming van de oppervlaktewaterkwaliteit in de landen in de Europese Unie. Aan alle oppervlaktewateren in een stroomgebied worden kwaliteitsdoelen gesteld die in 2015 moeten worden bereikt. Ruimtelijk relevant rijksbeleid is verwoord in de Nota Ruimte en het Nationaal Waterplan (inclusief de stroomgebiedbeheerplannen).
Op provinciaal niveau zijn de Omgevingsvisie Overijssel en de bijbehorende Omgevingsverordening richtinggevend voor ruimtelijke plannen.
Het Waterschap Regge en Dinkel heeft de beleidskaders van rijk en provincie nader uitgewerkt in het Waterbeheerplan 2010-2015
.
De belangrijkste ruimtelijk relevante thema's zijn de Kaderrichtlijn Water en retentiecompensatie. Daarnaast is de Keur van Waterschap Regge en Dinkel een belangrijk regelstellend instrument waarmee in ruimtelijke plannen rekening moet worden gehouden.
Op gemeentelijk niveau zijn het in overleg met Waterschap Regge en Dinkel opgestelde gemeentelijk Waterplan en het gemeentelijk Rioleringsplan van belang bij het afwegen van waterbelangen in ruimtelijke plannen.
Watersysteem
In het waterbeheer van de 21e eeuw worden duurzame, veerkrachtige watersystemen nagestreefd. Dit betekent concreet dat droge perioden worden doorstaan zonder droogteschade, vissterfte en stank, en dat in natte perioden geen overlast optreedt door hoge grondwaterstanden of inundaties vanuit oppervlaktewateren. Problemen worden niet afgewenteld op andere gebieden of latere generaties. Het principe "eerst vasthouden, dan bergen, dan pas afvoeren" is hierbij leidend. Rijk, provincies en gemeenten hebben in het Nationaal Bestuursakkoord Water doelen vastgelegd voor het op orde brengen van het watersysteem.
Afvalwaterketen
Het zoveel mogelijk scheiden van vuil en schoon water is belangrijk voor het bereiken van een goede waterkwaliteit. Door te voorkomen dat grote hoeveelheden relatief schoon hemelwater door rioolstelsels worden afgevoerd, neemt het aantal overstorten van verontreinigd rioolwater op oppervlaktewater af en neemt de doelmatigheid van de rioolwaterzuivering toe. Hierdoor verbetert zowel de kwaliteit van oppervlaktewateren waarop overstorten plaatsvinden als de kwaliteit van het effluent ontvangende oppervlaktewater. Indien het schone hemelwater door middel van infiltratie in het gebied wordt vastgehouden alvorens het wordt afgevoerd naar oppervlaktewater, draagt dit bovendien bij aan de duurzaamheid van het watersysteem. Vandaar dat het principe "eerst schoonhouden, dan scheiden, dan pas zuiveren" een belangrijk uitgangspunt is bij nieuwe stedelijke ontwikkelingen. Als het hemelwater niet wordt aangekoppeld of wordt afgekoppeld van het bestaande rioolstelsel is oppervlakkige afvoer en infiltreren in de bodem uitgangspunt. Als infiltratie in de bodem niet mogelijk is, is lozing op het oppervlaktewater via een bodempassage gewenst.
Wateraspecten plangebied
Waterhuishouding
Het plan loopt geen verhoogd risico op wateroverlast als gevolg van overstromingen. Het plan heeft geen schadelijke gevolgen voor de waterkwaliteit en ecologie. In het verleden is er in of rondom het plangebied geen wateroverlast of grondwateroverlast geconstateerd. De toename van het verharde oppervlak is minder dan 1500m2. Het plangebied bevindt zich niet binnen een beschermingszone of herinrichtingszone langs een waterloop, primair watergebied, invloedszone zuiveringstechnisch werk of een retentiecompensatiegebied.
Voorkeursbeleid hemelwaterafvoer
In het plan wordt het afvalwater en het hemelwater behandeld via een gescheiden stelsel: hemelwater wordt geïnfiltreerd. Het vuile water wordt via een drukriolering afgevoerd. In het buitengebied ligt drukriolering. Hier wordt met vele pompputten het afvalwater in de rioolleidingen gepompt en onder druk afgevoerd.
In het plan wordt er naar gestreefd het voorkeursbeleid van het waterschap op te volgen.
Aanleghoogte van de bebouwing
Voor de aanleghoogte van de gebouwen (onderkant vloer begane grond) wordt een ontwateringsdiepte geadviseerd van minimaal 80 centimeter ten opzichte van de gemiddelde hoogste grondwaterstand(GHG). Bij een afwijkende maatvoering is de kans op structurele grondwateroverlast groot. Bij het bouwen zonder kruipruimte kan worden volstaan met een geringere ontwateringsdiepte. Kelders dienen waterdicht te zijn. Om wateroverlast en schade in woningen en bedrijven te voorkomen wordt geadviseerd om een drempelhoogte van 30 centimeter boven het straatpeil te hanteren. Ook voor lager, beneden het maaiveld, gelegen ruimtes (kelders, parkeergarages) moet aandacht worden besteed aan het voorkomen van wateroverlast.
Watertoetsproces
De initiatiefnemer heeft het waterschap Regge en Dinkel geïnformeerd over het plan door gebruik te maken van de digitale watertoets. De beantwoording van de vragen heeft er toe geleid dat de korte procedure van de watertoets is toegepast. De bestemming en de grootte van het plan hebben een geringe invloed op de waterhuishouding.
De procedure in het kader van de watertoets is goed doorlopen. Het waterschap Regge en Dinkel geeft een positief wateradvies.

3.5 Geluid

De Wet geluidhinder (Wgh) heeft tot doel mensen te beschermen tegen geluidsoverlast.
Op basis van deze wet dient bij het opstellen van een bestemmingsplan aandacht te worden besteed aan het aspect “geluid”.
In de wet geluidhinder (Wgh) is een zonering van een industrieterrein, wegen en spoorwegen geregeld. Enerzijds betekent dit dat (geluids-)eisen worden opgesteld aan de milieubelastende functies, anderzijds betekent dit dat beperkingen worden opgelegd aan de milieugevoelige functies. In het plangebied is sprake van een woning. Omdat het plangebied niet gelegen is binnen de zone van een spoorweg is alleen nog aandacht besteed aan het aspect wegverkeerslawaai.
In hoofdstuk VI van de Wet geluidhinder is (in geval van zonering) de verplichting opgenomen tot het verrichten van een akoestisch onderzoek naar de geluidsbelasting op de gevels van woningen (en daarmee gelijkgestelde objecten) binnen de artikel 74 genoemde onderzoekszone van een weg. Voor een weg bestaande uit één of twee rijstroken is een stedelijk gebied bedraagt de breedte van de geluidszone aan weerszijden van de weg 250 meter.
In beginsel heeft iedere weg een geluidszone, maar dat geldt niet voor de volgende wegen:
  • wegen gelegen in een als woonerf aangeduid gebied;
  • wegen met een maximumsnelheid van 30 km/uur;
  • voor wegen waarvan op grond van een door de gemeenteraad vastgestelde geluidsniveaukaart vaststaat dat de geluidsbelasting op 10 meter uit de as van de meest nabij gelegen rijstrook 50 dB(A) of minder bedraagt (art. 74, lid 3 Wgh).
Het landbouw/buitengebied van de gemeente Dinkelland heeft in algemene zin als hoofdfunctie agrarische activiteiten, heeft een lage bebouwingsdichtheid en een lage gebruiksintensiteit. Kenmerkend voor dit gebied zijn de vele functies: wonen, recreatie, landschap, landbouw en economie.
De algemene kwalificatie voor de geluidsambities in het landbouw/buitengebied is 'rustig'.
In het kader van dit bestemmingsplan is een akoestisch onderzoek niet noodzakelijk. Er is geen sprake van de bouw van een geluidsgevoelige bestemming (de huidige bedrijfswoningen blijft gehandhaafd). Het betreft hier de verbouw van een schuur en de bouw van een binnenrijdbak gecombineerd met boxen.

3.6 Archeologie

In paragraaf 2.3.5 is uitgebreid op het gemeentelijke archeologiebeleid ingegaan. Uit het beleidsadvies blijkt dat een aantal projecten in aanmerking komen voor vrijstelling van het doen van een archeologisch onderzoek. Dit kan evenwel bepaald worden aan de hand van concrete bouwactiviteiten, met andere woorden bij de indiening van een bouwaanvraag.
In dit plan is aangegeven dat de locatie Vliegveldstraat 47 gedeeltelijk een hoge verwachting heeft als het gaat om archeologische resten. Dit komt ook overeen met het kaartfragment van de provinciale verwachtingswaardenkaart. Ook de verstoringslocaties komen goed overeen.
afbeelding
Provinciale verwachtingswaardenkaart (Omgevingsvisie Overijssel)
Hoewel een nader onderzoek in het kader van het bestemmingsplan niet noodzakelijk is, vormt de beschikbare informatie wel een belangrijk aandachtspunt bij in te dienen bouwaanvragen.
In het bestemmingsplan "Buitengebied 2010" zijn alleen regels opgenomen voor de met "Waarde - Archeologie 1" aangewezen gronden. De locatie Vliegveldstraat 47 heeft deze aanduiding niet. Om dezelfde systematiek voort te zetten, is er niet voor gekozen in dit plan regels met betrekking tot archeologie op te nemen.

3.7 Flora En Fauna

Van uit de Omgevingsvisie van de provincie Overijssel gelden er geen bijzondere aandachtspunten voor de projectlocatie. De natuurbeleidskaart laat geen beperkingen voor het project zien (zie afbeelding).
afbeelding
Natuurbeleidskaart Omgevingsvisie provincie Overijssel
Uit het betreffende kaartfragment kan geconcludeerd worden dat de projectlocatie niet binnen een bestaand EHS gebied ligt, dan wel een Natura2000-gebied.
Verder kan op basis van hetgeen hiervoor is beschreven, vastgesteld worden dat geen sprake is van een nieuwe ontwikkeling op nog niet eerder bebouwde gronden.
Het is niet aannemelijk dat er beschermde planten en diersoorten aanwezig zijn binnen het agrarische bouwblok of de sleufsilos. Dit betekent dat voor de geplande werkzaamheden, het slopen van opstallen, alsmede de bouw van nieuwe gebouwen geen ontheffing hoeft te worden aangevraagd van art. 75 van de Flora- en faunawet.
Het verdient aanbeveling de sloopwerkzaamheden buiten de broedtijd van vogels, 15 maart – 15 juli, te verrichten.
Verder dient de zorgplicht als bedoeld in de Flora- en faunawet (artikel 2, lid 1) in acht te worden genomen. Hieruit volgt dat eenieder voldoende zorg in acht neemt voor de in het wild levende dieren en planten, alsmede voor hun directe leefomgeving. Dit houdt in ieder geval in dat eenieder die weet of redelijkerwijs kan vermoeden dat door zijn handelen of nalaten nadelige gevolgen voor flora of fauna kunnen worden veroorzaakt, verplicht is dergelijk handelen achterwege te laten voor zover zulks in redelijkheid kan worden gevergd, dan wel alle maatregelen te nemen die redelijkerwijs van hem kunnen worden gevergd teneinde die gevolgen te voorkomen of, voor zover die gevolgen niet kunnen worden voorkomen, deze zoveel mogelijk te beperken of ongedaan te maken).

3.8 Verkeer En Vervoer

Ter plaatse was een agrarisch bedrijf gevestigd met de daarbij behorende verkeersbewegingen. Deze betroffen onder meer de aan- en afvoerbewegingen van voer, materialen en dieren. Dit zal in de beoogde situatie niet anders zijn. Omdat op het perceel paarden van derden gestald zullen worden, zal het aantal verkeersbewegingen ten aanzien van de eigenaren van paarden mogelijk toenemen. Er zal geen significante toename van verkeer plaatsvinden. De ondernemer verwacht 10 verkeersbewegingen (komen en gaan) per dag (personenauto’s) en gemiddeld 2 verkeersbeweging per dag voor een vrachtauto. Op het perceel is ruimte gereserveerd voor 10 parkeerplaatsen voor de rijhal. Gelet op het aantal boxen van 18, wordt voldaan aan de parkeernorm zoals deze wordt toegepast bij maneges (0,5 pp per paardenbox). Voor de medewerkers is eveneens voldoende parkeergelegenheid aanwezig, wanneer uitgegaan wordt van 1 parkeerplaats bij een full-time medewerker. Bij de bedrijfswoning zijn vijf parkeerplaatsen mogelijk, waardoor voldoende parkeergelegenheid op het terrein aanwezig is. Mede gelet op de ligging in het buitengebied op redelijke afstand van andere bedrijfs- of woonpercelen, wordt een kleine toename van het aantal verkeersbewegingen niet onaanvaardbaar geacht.
De locatie aan de Vliegveldstraat heeft een goede ontsluiting, waardoor er geen gevaarlijke situaties hoeven te ontstaan in de doorstroming van het verkeer. De Vliegveldstraat (N737) is in de Omgevingsvisie Overijssel aangeduid als gebiedsontsluitingsweg A. Dorpen en kernen die niet aan de hoofdinfrastructuur liggen, worden via deze wegen aangesloten op de hoofdinfrastructuur. Ook het buitengebied wordt ontsloten met gebiedsontsluitingswegen (A) die dorpen, bedrijventerreinen en gebieden met bovenlokale verkeersbewegingen verbinden met de hoofdinfrastructuur. Deze wegen voegen zich naar het landschap en hebben een verkeersfunctie van provinciaal belang.
Op het punt van verkeer en vervoer worden daarom geen knelpunten voorzien.

3.9 Luchtkwaliteit

Op 15 november 2008 is de ‘Wet luchtkwaliteit’ in werking getreden. Met de 'Wet luchtkwaliteit' wordt de wijziging van de Wet milieubeheer op het gebied van luchtkwaliteitseisen (Hoofdstuk 5 titel 2 Wm, Stb. 2007, 414) bedoeld. De ‘Wet luchtkwaliteit’ vervangt het Besluit luchtkwaliteit 2005. Op basis van artikel 5.16 van de Wm kan, samengevat, een bestemmingsplan worden vastgesteld of een vrijstelling worden verleend, indien;
  1. aannemelijk is gemaakt dat de mogelijkheden die het bestemmingsplan biedt, niet leiden tot het overschrijden van een in bijlage 2 van de Wet Milieubeheer opgenomen grenswaarde 1, of
  2. aannemelijk is gemaakt dat de mogelijkheden die het bestemmingsplan biedt, leiden tot een verbetering per saldo van de concentratie in de buitenlucht van de desbetreffende stof dan wel, bij een beperkte toename van de concentratie van de betreffende stof, de luchtkwaliteit per saldo verbetert door een samenhangende maatregel of een optredend effect, of
  3. aannemelijk is gemaakt dat de mogelijkheden die het bestemmingsplan biedt niet in betekende mate bijdragen aan de concentratie in de buitenlucht van een stof waarvoor in bijlage 2 een grenswaarde is opgenomen of
  4. Het project is genoemd of beschreven dan wel past binnen een programma van het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit.
Van een verslechtering van de luchtkwaliteit “in betekende mate”als bedoeld onder c is sprake in zich één van de volgende ontwikkelingen voordoet:
  • Woningbouw: 1500 woningen netto bij 1 ontsluitende weg of 3000 woningen bij 2 ontsluitende wegen.
  • Infrastructuur: 3% concentratiebijdrage (verkeerseffecten gecorrigeerd voor minder congestie);
  • Kantoorlocaties: 10.000 m2 bruto vloeroppervlak bij 1 ontsluitende weg, 20.000 m2 bruto vloeroppervlak bij 2 ontsluitende wegen,
Het bestemmingsplan bevat niet een van deze ontwikkelingen. Op basis van het bestemmingsplan kan ter plaatse een agrarische bedrijf uitgeoefend worden. De gewenste functiewijziging brengt geen wezenlijke veranderingen in bijvoorbeeld het aantal verkeersbewegingen. Geconcludeerd kan worden dat door de ontwikkeling, die in het onderhavige bestemmingsplan of de vrijstelling mogelijk wordt gemaakt, de luchtkwaliteit niet “in betekende mate” zal verslechteren. Aan het bepaalde omtrent de luchtkwaliteit wordt voldaan.

3.10 Externe Veiligheid

Van de ramptypes die verband houden met externe veiligheid zijn met name ongevallen met brandbare/explosieve of giftige stoffen van belang. Deze ongevallen kunnen nader worden onderscheiden in ongevallen met betrekking tot:
  • inrichtingen
  • vervoer gevaarlijke stoffen door buisleidingen
  • vervoer gevaarlijke stoffen over weg, spoor en water.
Inrichtingen
De risico’s waaraan burgers in hun leefomgeving worden blootgesteld door activiteiten met gevaarlijke stoffen in inrichtingen dienen tot een aanvaardbaar minimum te worden beperkt. Daartoe zijn in het besluit externe veiligheid inrichtingen (hierna Bevi) regels gesteld. Bij het toekennen van bepaalde bestemmingen dient onderzocht te worden:
  • of voldoende afstand in acht wordt genomen tussen (beperkt) kwetsbare objecten enerzijds en risicovolle inrichtingen anderzijds in verband met het plaatsgebonden risico;
  • of (beperkt) kwetsbare objecten liggen binnen in het invloedsgebied van risicovolle inrichtingen en zo ja, wat de bijdrage is aan het groepsrisico.
Voor het plangebied zijn geen inrichtingen relevant.
Buisleidingen
Bij het plangebied is op enige afstand een buisleiding gelegen waardoor gevaarlijke stoffen worden getransporteerd.
afbeelding
Fragment risicokaart provincie Overijssel
Transport van gevaarlijke stoffen vindt plaats over de weg, het spoor, het water en door buisleidingen. Tijdens het transport kunnen dingen misgaan waardoor de gevaarlijke lading kan ontbranden of exploderen of waardoor er bijvoorbeeld giftige gassen ontsnappen via een lek of breuk. Bij risicovolle buisleidingen kan gedacht worden aan (hogedruk) transport van aardgas, maar ook van olie, benzine, kerosine, chemische producten en industriële gassen. Deze stoffen kunnen giftig, lichtontvlambaar, of brandbaar zijn. Buisleidingen lopen meestal ondergronds, maar kunnen soms ook bovengronds voorkomen. De grootste kans op een beschadiging aan een buisleiding ontstaat door graafwerkzaamheden. Denk hierbij aan werkzaamheden aan gas-, olie- en waterleidingen in de grond, of kabels voor stroom, TV, telefoon en internet. De risicokaart toont alle aardgasleidingen vanaf een diameter van 50 mm en een druk van 16 bar, alle buisleidingen voor brandbare vloeistoffen vanaf een diameter van 100 mm en alle overige buisleidingen waarvan geldt dat er een overschrijding van de wettelijke norm is op 5 meter afstand van de buis. Deze wettelijke norm is het plaatsgebonden risico 10-6.
De details van de buisleiding ten oosten van de projectlocatie zijn in het volgende schema weergegeven.
afbeelding
Details buisleiding, risicokaart provincie Overijssel
De beoogde (bouw)activiteiten vinden op geruime afstand plaats van de buisleiding. De ligging van de buisleiding vormt daarom geen belemmering.
Vervoer gevaarlijke stoffen over weg, water of spoor
In de Nota Vervoer stoffen (2005) wordt een Basisnet vervoer gevaarlijke stoffen aangekondigd, dat naar verwachting in 2009 wordt voorzien van een wettelijke basis.
Op dit moment wordt het beleidskader nog gevormd door de Circulaire Risiconormering Vervoer Gevaarlijke Stoffen (circulaire RNVGS, 4 augustus 2004) en de Nota Risiconormering Vervoer Gevaarlijke Stoffen (nota RNVGS, 1995/96) De circulaire is een operationalisering en verduidelijking van het beleid ui de Nota. Op basis van deze beleidstukken gelden er normen voor het plaatsgebonden risico en het groepsrisico.
Het plaatsgebonden risico is de kans per jaar dat een persoon die onafgebroken en onbeschermd op een plaats langs een transportroute verblijft, komt te overlijden als gevolg van een incident met het vervoer van gevaarlijke stoffen. Wat betreft het plaatsgebonden risico geldt ten opzichte van woningen (kwetsbare objecten) een grenswaarde van 10-6 per jaar.
Het Groepsrisico is de kans per jaar per kilometer transportroute dat een groep van 10 of meer personen in de omgeving van de transportroute in één keer het (dodelijk) slachtoffer wordt van een ongeval op die transportroute. Het groepsrisico geeft de aandachtspunten een transportroute aan waar zich mogelijk een ramp met veel slachtoffers kan voordoen en houdt daarom rekening met de aard en dichtheid van de bebouwing in de nabijheid van de transportroute. Wat betreft het groepsrisico is de oriëntatiewaarde bij het vervoer van gevaarlijke stoffen per transportsegment gemeten per kilometer per jaar:
  • 10-4 voor een ongeval met een tenminste 10 dodelijke slachtoffers;
  • 10-6 voor een ongeval met een tenminste 100 dodelijke slachtoffers;
  • 10-8 voor een ongeval met een tenminste 1.000 dodelijke slachtoffers;
  • Et cetera.
De onderhavige locatie vormt ook geen (mogelijk) aandachtspunt voor het groepsrisico. Vanuit het oogpunt van externe veiligheid is de planontwikkeling aanvaardbaar.

3.11 Bodem

Een bodemonderzoek is verplicht, indien de beoogde bouw of verbouw vergunningspichtig is. In bepaalde gevallen is echter vrijstelling van deze verplichting mogelijk. Deze vrijstellingen betreffen:
  • Vergunningen voor gebouwen die niet bestemd zijn voor langdurig gebruik van mensen (minder dan 2 uur per persoon per dag, zoals een opslagloods);
  • Voor bouwwerken, geen gebouw zijnde (zoals bruggen, gemalen, RWZI’s, etc.);
  • Bouwwerken die de grond niet raken (niet grondgebonden locaties zoals dakkapel, inpandige verbouwing op eerste etage);
  • Bouwwerken met een te verwezenlijken bebouwingsoppervlakte van ten hoogste 50 m2;
  • Voor tijdelijke bouwwerken als bedoeld in artikel 45 van de Woningwet, mits uit vooronderzoek conform NVN 5725 blijkt dat de locatie als onverdacht kan worden aangemerkt, dan wel dat de gerezen verdenkingen een volledig veldonderzoek volgens NEN 5740 niet rechtvaardigen;
  • Wanneer reeds bruikbare onderzoeksresultaten bij de gemeente aanwezig zijn (art 2.1.5. lid 3 Bouwverordening).
Ter plaatse wordt geen nieuwe woning gebouwd. Voor de andere opstallen zal een omgevingsvergunning verleend moeten worden. In het kader van een aanvraag om een omgevingsvergunning zal door de gemeente beoordeeld worden of voor een af te geven omgevingsvergunning al dan niet een vrijstelling verleend kan worden. Vanuit de gemeente is aangegeven dat voor bijgebouwen die niet als verblijfsfunctie voor woondoeleinden dienen, geen bodemonderzoek uitgevoerd behoeft te worden.

4 Juridische Aspecten

4.1 Algemeen

Bij het opstellen van dit bestemmingsplan is gebruik gemaakt van de notitie “Standaard Vergelijkbare BestemmingsPlannen 2008” (SVBP2008), bindende afspraken met betrekking tot de opbouw en de presentatie van het bestemmingsplan (digitaal en analoog)” van het Ministerie van VROM.
De SVBP2008 is een landelijke standaard en opvolger van de SVBP2006, en is op 1 juli 2009 verplicht geworden. De basis is gelegd in de nieuwe Wro, die op 1 juli 2008 in werking is getreden. In de Wro is de verplichting opgenomen dat voor het maken, beschikbaar stellen en gebruiken van digitale plannen de RO standaarden en regels 2008 van toepassing zijn. De standaarden zullen wettelijk worden verankerd door middel van een Ministeriële regeling als uitvoeringsregeling van het Besluit ruimtelijke ordening.
Per 1 oktober 2010 is de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht in werking getreden. Dit heeft tot gevolg dat de terminologie uit onder meer de Wet ruimtelijke ordening en Woningwet aangepast dient te worden. Het begrip ontheffing wordt vervangen door afwijking en een bouwvergunning is een omgevingsvergunning voor het bouwen van een bouwwerk.
Het bestemmingsplan kent daarom ook geen algemene ontheffingregels meer, maar gaat uit van algemene afwijkingsregels.
De terminologie die sinds 1 oktober 2010 gehanteerd dient te worden, is beschreven in de "Werkafspraak SVBP begrippen vs Wabo" van Geonovum d.d. september 2010.

4.2 Planregels

Zoals gezegd is voor de planregels de gestandaardiseerde opbouw uit de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen 2008 gebruikt. De SVBP2008 zal in 2009 verplicht worden voorgeschreven via het nieuwe Besluit ruimtelijke ordening en de Ministeriële regeling. In dit bestemmingsplan is daarop vooruitgelopen. De analoge verbeelding (plankaart en planregels) is opgesteld volgens het SVBP2008.
In de planregels is een standaard hoofdstukindeling aangehouden die begint met ‘Inleidende regels’ (begrippen en wijze van meten), vervolgens met de ‘Bestemmingsregels’, de ‘Algemene regels’ (de regels die voor alle bestemmingen gelden) en de ‘Overgangs- en slotregels’. Daarbij staan de verschillende bestemmingen op alfabetische volgorde.
Ook de regels van een bestemming kennen een standaardopbouw en worden als volgt benoemd:
  • Bestemmingsomschrijving;
  • Bouwregels;
  • Nadere eisen;
  • Afwijken van de bouwregels;
  • Specifieke gebruiksregels;
  • Afwijken van de gebruiksregels;
  • Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden (aanlegvergunning).
Opgemerkt wordt dat een bestemmingsregel niet alle elementen hoeft te bevatten, dit verschilt per bestemming.

4.3 Artikelsgewijze Toelichting

Artikel 1 en 2
Voor de begripsomschrijvingen en wijze van meten is aangesloten bij de SVBP2008 en de NIROV-uitgaven: “Op dezelfde (digitale) leest”.
Artikel 3
Bedrijf - paardenhouderij
Deze bestemming wordt gebruikt voor gebruiksgerichte paardenhouderijen. Bij een gebruiksgerichte paardenhouderij staat het gebruik van paarden voorop, dat wil zeggen het gebruik ten behoeve van recreatie en sport. De gebruiksgerichte paardenhouderij vormt een toegevoegde functie in het buitengebied. Omdat het bedrijf niet, zoals een productiegerichte paardenhouderij, een agrarisch bedrijf aangemerkt kan worden, kan niet volstaan worden met een agrarische bestemming. Omdat nieuwvestiging in vrijkomende agrarische bebouwing mogelijk is, is gekozen voor de bestemming "bedrijf", met de specifieke aanduiding 'paardenhouderij'.
Artikel 4 Anti-dubbeltelregel
In het Besluit ruimtelijke ordening is hiervoor een standaard bepaling opgenomen. Het Bro verplicht om deze bepaling in het bestemmingsplan op te nemen.
Artikel 5 Algemene gebruiksregels
In de planregels is een algemene gebruiksregel opgenomen. Deze bepaling is van toepassing op het gebruik binnen alle in het plan voorkomende bestemmingen. Daarnaast zijn ook in de verschillende bestemmingen specifieke gebruiksregels opgenomen. Als er in een bestemming niets ten aanzien van het specifieke gebruik is geregeld, wordt verwezen naar de algemene gebruiksregels.
Artikel 6 Algemene afwijkingsregels
Ook voor de afwijkingsregels geldt dat in artikel 7 van de planregels een algemene afwijkingsregel is opgenomen en dat in de verschillende bestemmingen specifieke afwijkingsregels (van de bebouwingsregels en van de gebruiksregels) zijn opgenomen.
Het gebruiksverbod zelf, om gronden en bouwwerken te gebruiken in strijd met het bestemmingsplan, staat in artikel 7.10 van de Wet ruimtelijke ordening. In deze bepaling is een aantal zaken opgesomd die in ieder geval als strijdig met het bestemmingsplan moeten worden aangemerkt.
Ook de strafbaarstelling van de overtreding van de gebruiksregels is in artikel 7.10 van de Wet ruimtelijke ordening geregeld.
Artikel 7 Algemene procedureregels
Deze procedureregels moeten in acht worden genomen als gebruik wordt gemaakt van mogelijkheden om met een omgevingsvergunning van bepalingen van het bestemmingsplan af te wijken (binnenplanse afwijkingen). Omdat het bij een binnenplanse afwijking om kleine afwijkingen gaat is een snelle procedure voorgeschreven. De inzage termijn bedraagt twee weken.
Artikel 8 Overige regels
In deze regels zijn enkele aanvullende regels opgenomen die toezien op aspecten met betrekking tot welstand en wegverkeerslawaai.
Artikel 9 Overgangsregels
Deze overgangsregels zijn overgenomen uit het Besluit ruimtelijke ordening.
De grootste verandering ten opzichte van de tot voor kort gebruikelijke overgangsregels is dat de peildatum voor bouwen en gebruik, gelijk is getrokken. Ook voor het bouwen is nu de datum van inwerkingtreding van het bestemmingsplan beslissend. Dat was voorheen de datum van de terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan. De wetgever heeft met die gelijkschakeling beoogd eenduidigheid te scheppen.
Bij het tenietgaan van bouwwerken die onder het overgangsrecht vallen bestaat de mogelijkheid om terug te bouwen. Onder een calamiteit wordt hier verstaan: een verwoesting door een onvermijdelijk, eenmalig, buiten schuld van de indiener van de bouwaanvraag veroorzaakt onheil.
Artikel 10 Slotregel
Hier is bepaald hoe de regels van dit bestemmingsplan kunnen worden aangehaald.

5 Financiële Uitvoerbaarheid

5.1 Economische Uitvoerbaarheid

De ontwikkeling en het economisch risico liggen bij de initiatiefnemer. Met de uitvoering van het plan zijn geen gemeentelijke middelen gemoeid. Met de initiatiefnemer wordt een anterieure overeenkomst gesloten waarin in ieder geval aandacht besteed wordt aan de afwenteling van planschade.
In dit plan is duidelijk gemaakt dat het initiatief van de opdrachtgever getuigt van een goede ruimtelijke ordening, dat het plan voortvloeit uit gemeentelijk beleid en niet strijdig is met het beleid van hogere overheden. Ook bestaan er geen andere (wettelijke) beletselen om het bestemmingsplan te wijzigen.

6 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid

6.1 Inspraak En Overleg

Vanwege de geringe ruimtelijke impact van de beoogde functiewijziging op de locatie en de omgeving, is het plan direct als ontwerp ter inzage gelegd.
Het ontwerpbestemmingsplan heeft vanaf 18 februari 2011 voor eenieder 6 weken ter inzage gelegen. Ook is het plan opgestuurd naar de overlegpartners (de provincie Overijssel, de VROM-Inspectie en het Waterschap). Gedurende deze periode was het ontwerpbestemmingsplan ook digitaal te raadplegen. Er zijn geen zienswijzen ingebracht.