KadastraleKaart.com

1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
1.1 Plan:
1.2 Bestemmingsplan:
1.3 Aanduiding:
1.4 Aanduidingsgrens:
1.5 Archeologische Waarden:
1.6 Bebouwing:
1.7 Bedrijf:
1.8 Bedrijfsgebouw:
1.9 Bedrijfswoning:
1.10 Bestaand:
1.11 Bestemmingsgrens:
1.12 Bestemmingsvlak:
1.13 Bijgebouw:
1.14 Bouwen:
1.15 Bouwgrens:
1.16 Bouwvlak:
1.17 Bouwwerk:
1.18 Cultuurhistorische Waarden:
1.19 Detailhandel:
1.20 Evenement:
1.21 Gebouw:
1.22 Geomorfologische Waarden:
1.23 Groepsaccommodatie:
1.24 Horecabedrijf En/of -Instelling:
1.25 Kampeermiddel:
1.26 Kap:
1.27 Kleinschalige Bedrijfsmatige Activiteiten:
1.28 Landschappelijke Waarde:
1.29 Logiesverstrekkend Bedrijf:
1.30 Natuurlijke Waarden:
1.31 Overkapping:
1.32 Peil:
1.33 Prostitutie:
1.34 Prostitutiebedrijf:
1.35 Tipi-tent:
1.36 Verblijfsrecreatie:
1.37 Voorgevel:
1.38 Werk:
1.39 Woning:
1.40 Woonhuis:
Artikel 2 Wijze Van Meten
2.1 De Afstand Tot De Zijdelingse Bouwperceelgrens
2.2 De Bouwhoogte Van Een Bouwwerk
2.3 De Dakhelling
2.4 De Goothoogte Van Een Bouwwerk
2.5 De Inhoud Van Een Bouwwerk
2.6 De Oppervlakte Van Een Bouwwerk
2.7 De Afstand Tot De Weg:
2.8 Bedrijfsvloeroppervlak:
2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Bos En Natuur
3.1 Bestemmingsomschrijving
3.2 Bouwregels
3.3 Specifieke Gebruiksregels
3.4 Omgevingsvergunning Voor Het Uitvoeren Van Een Werk, Geen Bouwwerk Zijnde, Of Van Werkzaamheden
Artikel 4 Horeca
4.1 Bestemmingsomschrijving
4.2 Bouwregels
4.3 Specifieke Gebruiksregels
4.4 Afwijken Van De Gebruiksregels
Artikel 5 Recreatie
5.1 Bestemmingsomschrijving
5.2 Bouwregels
5.3 Specifieke Gebruiksregels
5.4 Afwijken Van De Gebruiksregels
5.5 Wijzigingsbevoegdheid
3 Algemene Regels
Artikel 6 Anti-dubbeltelregel
Artikel 7 Algemene Bouwregels
Artikel 8 Algemene Gebruiksregels
Artikel 9 Algemene Afwijkingsregels
Artikel 10 Algemene Wijzigingsregels
Artikel 11 Overige Regels
11.1 Aanvullende Werking Welstandscriteria
11.2 Nadere Eisen
11.3 Natura 2000
4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 12 Overgangsrecht
12.1 Overgangsrecht Bouwwerken
12.2 Overgangsrecht Gebruik
Artikel 13 Slotregel
1 Inleiding
1.1 Aanleiding Planherziening
1.2 Begrenzing Van Het Plangebied
1.3 Bij Het Plan Behorende Stukken
1.4 Geldend Bestemmingsplan
1.5 Leeswijzer
2 Huidige Situatie
3 Beleidskader
3.1 Rijksbeleid
3.1.1 Structuurvisie Infrastructuur En Ruimte
3.1.2 Waterbeleid
3.2 Provinciaal Beleid
3.2.1 Omgevingsvisie
3.3 Gemeentelijk Beleid
3.3.1 Beleidsnota Verblijfsrecreatie (2009)
3.3.2 Landschapsontwikkelingsplan
3.3.3 Welstandsnota
3.3.4 Milieubeleid
3.3.5 Waterbeleid
4 Algemene Randvoorwaarden
4.1 Milieu
4.1.1 Bodem
4.1.2 Geluid
4.1.3 Luchtkwaliteit
4.1.4 Milieuzonering
4.2 Externe Veiligheid
4.3 Waterhuishouding
4.4 Archeologie
4.5 Cultuurhistorie
4.6 Flora En Fauna
4.7 Verkeer En Parkeren
5 Het Plan
5.1 Specifieke Randvoorwaarden
5.2 Planbeschrijving
6 Planopzet
6.1 Feitelijke Planopzet
6.2 Juridische Planopzet
6.2.1 Indeling
6.2.2 Verbeelding
6.2.3 Regels
7 Uitvoerbaarheid
7.1 Economische Uitvoerbaarheid
7.2 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid

Buitengebied, partiële herziening Zoekeweg 7 Denekamp

Bestemmingsplan - Gemeente Dinkelland

Vastgesteld op 19-03-2013 - geheel onherroepelijk in werking

1 Inleidende Regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 Plan:

het bestemmingsplan Buitengebied, partiële herziening Zoekeweg 7 Denekamp van de gemeente Dinkelland;

1.2 Bestemmingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.1774.BUIBPZOEKEWEG7-0401 met de bijbehorende regels;

1.3 Aanduiding:

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar, ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.4 Aanduidingsgrens:

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

1.5 Archeologische Waarden:

waarden die aan een bepaald gebied zijn toegekend vanwege de kennis en wetenschap van de in dat gebied voorkomende overblijfselen van menselijke aanwezigheid of activiteiten uit het verleden. Bij toetsing aan de archeologische waarden zal telkens de archeologische verwachtings- en advieskaart van de gemeente toetsingskader zijn;

1.6 Bebouwing:

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;

1.7 Bedrijf:

het bedrijfsmatig vervaardigen en/of bewerken, opslaan, verhandelen, installeren en/of herstellen van goederen;

1.8 Bedrijfsgebouw:

een gebouw, geen bedrijfswoning zijnde, dat dient voor de uitoefening van een bedrijf;

1.9 Bedrijfswoning:

een woning in of bij een gebouw of op een terrein, kennelijk slechts bedoeld voor (het huishouden
van) een persoon, wiens huisvesting daar, gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein, noodzakelijk is;

1.10 Bestaand:

ten aanzien van de vóór 1998 aanwezige bouwwerken, de na 1998 bij of krachtens de Woningwet aanwezige bouwwerken, en de werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden, en het overige gebruik:
- bestaand ten tijde van het inwerkingtreden van het bestem­mingsplan;

1.11 Bestemmingsgrens:

de grens van een bestemmingsvlak;

1.12 Bestemmingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

1.13 Bijgebouw:

een gebouw, dat in bouwkundig en/of visueel opzicht ondergeschikt is aan en ten dienste staat van een op hetzelfde bouwperceel gelegen (hoofd)gebouw;

1.14 Bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een
bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;

1.15 Bouwgrens:

de grens van een bouwvlak;

1.16 Bouwvlak:

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, bepaalde
gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;

1.17 Bouwwerk:

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij
indirect, met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;

1.18 Cultuurhistorische Waarden:

waarden van een gebied en/of de daarin voorkomende bebouwing, elementen en structuren, die
uitdrukking geven aan de beschavingsgeschiedenis en/of het gebruik door de mens in de loop van de geschiedenis;

1.19 Detailhandel:

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren
van goederen aan personen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;

1.20 Evenement:

elke voor publiek buiten de daartoe ingerichte inrichtingen toegankelijke festiviteit, grootschalige
sportwedstrijd, auto- of motorcrosswedstrijd, optocht, georganiseerd vuurwerk en alle overige tot vermaak en recreatie bedoelde activiteiten, met uitzondering van markten als bedoeld in de Gemeentewet, kansspelen als bedoeld in de Wet op de kansspelen en betogingen, samenkomsten en vergaderingen als bedoeld in de Wet openbare manifestaties, voorzover de activiteiten een aaneengesloten periode van ten hoogste 14 dagen omvatten;

1.21 Gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden
omsloten ruimte vormt, geen tipi-tent zijnde;

1.22 Geomorfologische Waarden:

de waarden van een gebied die uitdrukking geven aan de vormen van het aardoppervlak in verband met de wijze van hun bestaan;

1.23 Groepsaccommodatie:

een groepsverblijf met meer dan tien slaapplaatsen, niet zijnde mobiele kampeeronderkomens of stacaravans, in hoofdzaak bestemd voor en gebezigd door groepen als kort verblijf;

1.24 Horecabedrijf En/of -Instelling:

een bedrijf, waar bedrijfsmatig dranken en/of etenswaren voor gebruik ter plaatse worden verstrekt
en/of waarin bedrijfsmatig logies wordt verstrekt, één en ander al dan niet in combinatie met een vermaaksfunctie, met uitzondering van een erotisch getinte vermaaksfunctie;

1.25 Kampeermiddel:

een tent, een tentwagen, een kampeerauto, een caravan of een stacaravan, dan wel enig ander
voertuig of onderkomen, dat geheel of ten dele is bestemd of opgericht dan wel wordt of kan worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf, en geen bouwwerk is waarvoor ingevolge de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht een omgevingsvergunning is vereist;

1.26 Kap:

een dak met een zekere helling;

1.27 Kleinschalige Bedrijfsmatige Activiteiten:

het bedrijfsmatig verlenen van diensten c.q. het uitoefenen van bedrijfsmatige activiteiten, geheel of overwegend door middel van handwerk, geen detailhandel zijnde en prostitutie, waarvan de omvang van de activiteiten zodanig is, dat het woonhuis in overwegende mate de woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitwerking heeft die met de woonfunctie in overeen­stemming is;

1.28 Landschappelijke Waarde:

waarden in verband met de verschijningsvorm van een gebied en de aanwezigheid van waarneembare
structuren en/of elementen in dat gebied;

1.29 Logiesverstrekkend Bedrijf:

een bedrijf waar, tegen vergoeding, logies worden verstrekt, waarbij de drie logieswooneenheden
enkel zijn ingericht voor nachtverblijf; naast het verstrekken van logies worden accommodaties aangeboden voor dagverblijf en maaltijdbereiding;

1.30 Natuurlijke Waarden:

de aan een gebied toegekende waarden in verband met de geologische, bodemkundige en biologische
elementen voorkomende in dat gebied (bij de afweging van het begrip natuurlijke waarden zullen de Natuurbschermingswet en de Flora- en faunawet steeds onderdeel van het toetsingskader zijn);

1.31 Overkapping:

een bouwwerk, geen gebouw zijnde, dat een overdekte ruimte vormt zonder wanden dan wel met ten
hoogste één wand;

1.32 Peil:

  1. indien op land wordt gebouwd:
• voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst: de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
• voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst:
• de hoogte van het terrein ter hoogte van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw;
  1. indien over of in het water wordt gebouwd:
• het Normaal Amsterdams Peil (of een ander plaatselijk aan te houden waterpeil);

1.33 Prostitutie:

het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen voor of met een ander tegen vergoeding;

1.34 Prostitutiebedrijf:

een gebouw, voer- of vaartuig, dan wel enig gedeelte daarvan, geheel of gedeeltelijk bestemd, dan wel in gebruik voor het daar uitoefenen van prostitutie;

1.35 Tipi-tent:

een kegelvormige tent bestaande uit een frame van rechte stokken bedekt met doek, bedoeld voor tijdelijk gebruik ten behoeve van recreatieve groepsactiviteiten, niet zijnde verblijfsrecreatie;

1.36 Verblijfsrecreatie:

recreatief nachtverblijf voor een korte aaneengesloten periode van maximaal 2 maanden, waarbij wordt overnacht in kampeermiddelen, stacaravans, chalets of recreatiewoningen, uitsluitend door diegenen die hun woonadres elders hebben;

1.37 Voorgevel:

de naar de weg gekeerde gevel van een gebouw of, indien het een gebouw betreft met meer dan één
naar de weg gekeerde gevel, de gevel die door de ligging, de situatie ter plaatse en/of de feitelijke indeling van het gebouw, als voorgevel moet worden aangemerkt;

1.38 Werk:

een werk, geen gebouw of bouwwerk zijnde;

1.39 Woning:

een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden;

1.40 Woonhuis:

een gebouw, dat één woning omvat, dan wel twee of meer naast elkaar en/of geheel of gedeeltelijk boven elkaar gelegen woningen omvat en dat qua uiterlijke verschijningsvorm als een eenheid beschouwd kan worden.

Artikel 2 Wijze Van Meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 De Afstand Tot De Zijdelingse Bouwperceelgrens

tussen de grenzen van een bouwperceel en een bepaald punt van het op dat bouwperceel voorkomend (hoofd)gebouw, waar die afstand het kortst;

2.2 De Bouwhoogte Van Een Bouwwerk

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

2.3 De Dakhelling

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;

2.4 De Goothoogte Van Een Bouwwerk

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;

2.5 De Inhoud Van Een Bouwwerk

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

2.6 De Oppervlakte Van Een Bouwwerk

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

2.7 De Afstand Tot De Weg:

vanaf enig punt van een bouwwerk tot de rand van de wegberm aan de zijde van de weg;

2.8 Bedrijfsvloeroppervlak:

de totale vloeroppervlakte van kantoren, winkels of bedrijven met inbegrip van de daartoe behorende magazijnen, trappenhuizen, gangen en overige dienstruimten

2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Bos En Natuur

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Bos en natuur’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. natuur, bosbouw en houtproductie;
  2. het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de cultuurhistori­sche, de natuurlijke en de landschappelijke waarden van de bos- en natuurgebieden;
  3. beken, plassen, poelen, vennen, sloten en/of andere watergangen en/of –partijen, al dan niet mede bestemd voor waterberging;
met daaraan ondergeschikt:
  1. het extensief agrarisch medegebruik;
  2. het extensief dagrecreatief medegebruik en educatief medege­bruik;
  3. wegen en paden;
  4. openbare nutsvoorzieningen;
  5. terreinen voor evenementen;
met de daarbijbehorende:
  1. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

3.2 Bouwregels

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
  1. de hoogte van bouwwerken ten behoeve van vogelobservatie zal ten hoogste 15,00 m bedragen.
  2. de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zal ten hoogste 2,00 m bedragen.

3.3 Specifieke Gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken wordt in ieder geval gerekend:
  1. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van ver­blijfsrecreatieve doeleinden;
  2. het opslaan van mest en/of andere landbouwproducten;
  3. het scheuren, het omzetten en/of anderszins ingrijpend wijzi­gen van gronden ten behoeve van een permanent ander ge­bruik;
  4. het dempen van beken, plassen, sloten en/of andere watergan­gen en/of -partijen.

3.4 Omgevingsvergunning Voor Het Uitvoeren Van Een Werk, Geen Bouwwerk Zijnde, Of Van Werkzaamheden

3. 4. 1.
Het is verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van Burgemeester en Wethouders (aanlegvergunning) de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamhe­den uit te voeren:
  1. het af- en/of vergraven en/of ophogen van gronden;
  2. het verwijderen van bomen en/of houtgewas, alsmede de verwij­dering van bodem- en oevervegetaties;
  3. het aanplanten van bomen en/of houtgewas;
  4. het dempen, graven, baggeren en/of verbreden van beken, plas­sen, slo­ten en/of andere watergangen en/of -partijen;
  5. het aanbrengen van oppervlakteverhardingen;
  6. het aanleggen van fiets- en voetpaden;
  7. het aanleggen van voorzieningen ten behoeve van het exten­sief dagrecreatief medegebruik en/of het educatief medege­bruik;
  8. het aanleggen van ondergrondse of bovengrondse transport-, energie- en/of telecommunicatiekabels en/of -leidingen.
3. 4. 2.
Het in lid 3.4.1. vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden, die:
  1. het normale onderhoud betreffen;
  2. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht wor­den van dit plan.
3. 4. 3.
De in lid 3.4.1. genoemde vergunningen kunnen slechts worden verleend, indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de landschappelijke, de natuurlijke, de geomorfologische, cultuurhistorische en de archeologische waarden, de waarden van de historische buitenplaatsen.
3. 4. 4.
Voor de in 3.4.1. onder a tot en met d genoemde activitei­ten zullen uitsluitend vergunningen worden verleend als de activi­teiten worden uitgevoerd in het kader van bos- en natuurbeheer.

Artikel 4 Horeca

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Horeca' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. bedrijfsgebouwen, waaronder overkappingen, ten behoeve van horecabedrijven, in de vorm van cafés en restaurants (geen afhaalrestaurants), dan wel een combinatie daarvan;
met daaraan ondergeschikt:
  1. wegen en paden;
  2. water;
met de daarbijbehorende:
  1. tuinen, erven en terreinen;
  2. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

4.2 Bouwregels

4.2.1 Voor het bouwen van de in lid 4.1 onder a en b genoemde gebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:
  1. per bestemmingsvlak mogen uitsluitend gebouwen en overkappingen ten behoeve van het ter plaatse gevestigde horecabedrijf worden gebouwd;
  2. ter plaatse van de aanduiding “bedrijfswoning uitgesloten" is een bedrijfswoning niet toegestaan;
  3. de gezamenlijke oppervlakte zal ten hoogste bedragen 485 m2;
  4. de goot- en bouwhoogte bedraagt respectievelijk maximaal 6,00 m en 12,00 m;
  5. de minimale dakhelling bedraagt 18° en de maximale dakhelling bedraagt 60°.
4.2.2 Voor het bouwen van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
  1. de hoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste 1,00 m bedragen, met dien verstande dat de hoogte van erf- en terreinafscheidingen achter de voorgevel van de bedrijfswoning(en) of bedrijfsgebouw(en) ten hoogste 2,00 m zal bedragen;
  2. de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zal ten hoogste 10,00 m bedragen.

4.3 Specifieke Gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken wordt in ieder geval gerekend:
  1. het gebruik van vrijstaande bijgebouwen voor permanente bewoning;
  2. het gebruik van gronden en bouwwerken als partycentrum en/of zalencentrum, en naar de aard daarmee gelijk te stellen horeca-activiteiten;
  3. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van verblijfsrecreatieve doeleinden anders dan voor de in lid 4.1 onder a toegestane logiesverstrekkende bedrijven;
  4. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel, anders dan productiegebonden detailhandel;
  5. het gebruik van gronden ten behoeve van de aanleg van een paardrijdbak met de daarbijbehorende bouwwerken.

4.4 Afwijken Van De Gebruiksregels

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 4.3 onder e en toestaan dat gronden, voorzover gelegen binnen het bestemmingsvlak, worden gebruikt voor de aanleg van een paardrijdbak ten behoeve van het eigen hobbymatige gebruik, met de daarbijbehorende bouwwerken, mits:
  1. de paardrijdbak zoveel mogelijk uit het zicht van de openbare weg wordt gesitueerd ten behoeve van een goede landschappelijke inpassing;
  2. er vanwege de paardrijdbak geen onevenredige hinder (geur, geluid, licht en stof) wordt veroorzaakt voor nabijgelegen woningen van derden (minimale afstand 50 m tot de woonbestemmingsgrens);
  3. er geen onevenredige verstoring van het bodemarchief wordt veroorzaakt;
  4. de hoogte van lichtmasten ten behoeve van verlichting bij een paardrijdbak en overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, respectievelijk ten hoogste 5,00 m en 3,00 m bedragen;
  5. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de waarden van de historische buitenplaatsen.

Artikel 5 Recreatie

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Recreatie' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. gebouwen, waaronder overkappingen, ten behoeve van de verblijfsrecreatie in de vorm van groepsaccommodaties en naar de aard daarmee gelijk te stellen voorzieningen;
  2. bedrijfswoningen, aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij bedrijfswoningen, al dan niet in combinatie met ruimte voor een aan-huis-verbonden beroep dan wel een kleinschalige bedrijfsmatige activiteit;
  3. tipi-tenten;
met daaraan ondergeschikt:
  1. wegen en paden;
  2. water;
met de daarbijbehorende:
  1. tuinen, erven en terreinen;
  2. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

5.2 Bouwregels

5.2.1 Voor het bouwen van de in lid 5.1 onder a en b genoemde gebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:
  1. per bestemmingsvlak mogen uitsluitend gebouwen en overkappingen ten behoeve van de ter plaatse gevestigde groepsaccommodatie of naar de aard daarmee gelijk te stellen voorziening worden gebouwd;
  2. het aantal bedrijfswoningen bedraagt ten hoogste 1;
  3. de gezamenlijke oppervlakte van de in lid 5.1 onder a genoemde gebouwen, waaronder overkappingen en waaronder niet een bedrijfswoning, zal ten hoogste bedragen 1.000 m2;
  4. de gebouwen, waaronder overkappingen, en de aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij de bedrijfswoning zullen ten minste 3,00 m achter de voorgevel van de bedrijfswoning dan wel het verlengde daarvan worden gebouwd, tenzij de bestaande afstand minder bedraagt, de bedrijfswoning op meer dan 50 m van de weg is gesitueerd, dan wel de gebouwen vóór de voorgevel van een bedrijfswoning zijn gebouwd, in welk geval de bestaande afstand dan wel de bestaande situering ten opzichte van de voorgevel van de bedrijfswoning geldt;
  5. de maatvoering van een gebouw of een overkapping zal voldoen aan de eisen die in het volgende bouwschema zijn gesteld:
Functie van een bouwwerk Maximale oppervlakte/inhoud Goothoogte in m Dakhelling in ° Hoogte in m

per gebouw of overkapping

gezamenlijk max. min. max. max.
Bedrijfsgebouw, waaronder een overkapping -# - 6,00 18 60 12,00
Bedrijfswoning 750 m³* - 3,50* 30* 60* 9,00*
Aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij de bedrijfswoning - 100 m² 3,50 - 60 -**
# bij gebouwen of overkappingen, die groter zijn dan:
- 500 m³, dient het bouwplan vergezeld te gaan van een landschappelijk inpassingsplan;
- 2.000 m³, dient het bouwplan vergezeld te gaan van een erfinrichtingsplan ten behoeve van een goede landschappelijke inpassing en een goede ruimtelijke kwaliteitsverhouding tot de bestaande bebouwing.
* tenzij de bestaande maatvoering meer bedraagt, in welk geval de maatvoering van een bedrijfswoning ten hoogste de bestaande maatvoering zal bedragen.
** de bouwhoogte van een aan-, uit- of bijgebouw of overkapping zal ten minste 1,00 m lager zijn dan de bouwhoogte van de bedrijfswoning.
  1. de hoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste 1,00 m bedragen, met dien verstande dat de hoogte van erf- en terreinafscheidingen achter de voorgevel van de bedrijfswoning(en) of bedrijfsgebouw(en) ten hoogste 2,00 m zal bedragen;
  2. de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zal ten hoogste 5,00 m bedragen.

5.3 Specifieke Gebruiksregels

5.3.1
Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken wordt in ieder geval gerekend:
  1. het gebruik van gedeelten van een bedrijfswoning, inclusief aan- en uitbouwen en bijgebouwen bij de bedrijfswoning, voor de uitoefening van een aan-huis-verbonden beroep of een kleinschalige bedrijfsmatige activiteit, indien:
    1. het beroep of bedrijf niet wordt uitgeoefend door één van de bewoners van de bedrijfswoning, waarbij één andere arbeidskracht ter plekke werkzaam mag zijn;
    2. de beroeps-/bedrijfsvloeroppervlakte in de bedrijfswoning meer bedraagt dan 30% van het vloeroppervlak van de bedrijfswoning;
    3. de beroeps-/bedrijfsvloeroppervlakte meer dan 50 m² bedraagt;
    4. parkeren niet op eigen erf plaatsvindt;
    5. detailhandel plaatsvindt anders dan productiegebonden detailhandel;
  2. het gebruik van vrijstaande bijgebouwen voor permanente bewoning;
  3. het gebruik voor conferenties;
  4. het splitsen van een bedrijfswoning in meer dan één woning;
  5. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van het kamperen;
  6. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel, anders dan productiegebonden detailhandel;
  7. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van horecadoeleinden, indien de gezamenlijke horecavloeroppervlakte groter is dan 100 m² en de horecavoorziening niet ten dienste staat van de groepsaccommodatie of de naar de aard daarmee gelijk te stellen voorziening.
5.3.2
Tot een met de bestemming strijdig gebruik wordt in elk geval gerekend het gebruik van en het in gebruik laten nemen van gronden en bouwwerken overeenkomstig de bestemming zonder de aanleg en instandhouding van de landschapsmaatregelen conform het in bijlage 1 opgenomen landschapsplan, teneinde te komen tot een goede landschappelijke inpassing.

5.4 Afwijken Van De Gebruiksregels

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van:
  1. het bepaalde in sublid 3.1 onder c en toestaan dat een bedrijfswoning wordt gebruikt voor meer dan één huishouden ten behoeve van inwoning, mits:
    1. deze ontheffing uitsluitend wordt toegepast ten behoeve van de huisvesting van een tweede of een derde (huishouden van een) persoon;
    2. de bestaande bouwmassa niet wordt vergroot en er geen sprake is van splitsing in meerdere woningen;
    3. er sprake blijft van één hoofdtoegang, die toegang verschaft tot een gemeenschappelijke hal van waaruit rechtstreekse toegang tot de beide woonruimtes wordt verschaft;
    4. er sprake blijft van één aansluiting op de verschillende nutsvoorzieningen en er geen toename van het aantal inritten naar het perceel plaatsvindt;
    5. er geen sprake is van onevenredige schade voor de aangrenzende (agrarische) bedrijven, in dié zin dat de bedrijven in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt;
    6. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
  2. het bepaalde in sublid 3.2 indien in plaats van de landschapsmaatregelen zoals opgenomen in bijlage 1, andere landschapsmaatregelen worden getroffen, met dien verstande dat:
    1. de landschapsmaatregelen minimaal gelijk zijn aan de in bijlage 1 opgenomen landschapsmaatregelen en voorzien in een minimaal gelijk beschermingsniveau van de landschappelijke waarden waarvoor de in bijlage 1 genoemde landschapsmaatregelen zijn bepaald;
    2. er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van in de omgeving aanwezige functies en waarden.

5.5 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en Wethouders kunnen het plan wijzigen in dié zin dat:
- de gezamenlijke oppervlakte van de bedrijfsgebouwen, waaronder overkappingen, per bestemmingsvlak wordt vergroot, mits:
1.de vergroting noodzakelijk is voor een goede uitoefening van het recreatiebedrijf en dit wordt aangetoond middels een bedrijfsplan;
2. er geïnvesteerd wordt in het versterken van de ruimtelijke kwaliteit van de omgeving, zoals bepaald in de beleidsnota Kwaliteitsimpuls Groene Omgeving;
3. er geen sprake is van onevenredige schade voor de aan­grenzende (agrarische) bedrijven, in dié zin dat de bedrij­ven in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt;
4.er ten behoeve van een zorgvuldige landschappelijke inpas­sing een erfbeplantingsplan, afgestemd op de land­schaps- en beheersvisie uit het Landschapsontwikkelings­plan is opgesteld;
5.geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusitu­atie, de woonsituatie, de landschappelijke waar­den, de waarde van de historische buitenplaatsen en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

3 Algemene Regels

Artikel 6 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 7 Algemene Bouwregels

  1. Onverminderd het bepaalde in de overige artikelen van deze regels zullen, wanneer op gronden grenzend aan de bestemming “Verkeer” gebouwen en overkappingen worden opgericht, de afstand van de gebouwen en overkappingen tot de as van de weg ten minste 15,00 m bedragen, tenzij de bestaande afstand minder bedraagt, in welke geval de afstand tot de as van de weg ten minste de bestaande afstand zal bedragen.
  2. Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid a en toestaan dat gebouwen dichter op de weg worden gebouwd, mits:
    1. instemming is verkregen van de wegbeheerder vanuit een oogpunt van wegbeheer en/of verkeersveiligheid;
    2. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het bebouwingsbeeld, de landschappelijke waarden en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

Artikel 8 Algemene Gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken wordt in ieder geval gerekend:
  1. het gebruik en laten gebruiken van de gronden als standplaats voor kampeermiddelen, tenzij het gronden betreft waar een kampeerterrein voor klein kamperen is toegestaan;
  2. het gebruik en laten gebruiken van de gronden en bouwwerken ten behoeve van een prostitutiebedrijf;
  3. het gebruik en laten gebruiken van de gronden voor de opslag van schroot, afbraak- en bouwmaterialen, anders dan ten behoeve van de uitvoering van krachtens de bestemming toegelaten bouwactiviteiten en werken en werkzaamheden;
  4. het gebruik van gronden ten behoeve van weekmarkten, jaarmarkten, evenementen, festiviteiten, manifestaties, en horecaterreinen en/of standplaatsen voor detailhandel, indien die activiteiten een aaneengesloten periode van meer dan 14 dagen omvatten;
  5. het storten van puin en afvalstoffen;
  6. de stalling en opslag van (aan het oorspronkelijk gebruik onttrokken) voer-, vaar- of vliegtuigen;
  7. het gebruik en laten gebruiken van de gronden voor het plaatsen en/of aanbrengen van niet-perceelsgebonden handelsreclame en/of reclame voor ideële doeleinden of overtuigingen.

Artikel 9 Algemene Afwijkingsregels

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van:
  1. de bij recht in de regels gegeven afmetingen en percentages, met uitzondering van de oppervlakte- en inhoudsmaten, tot ten hoogste 10% van die afmetingen en percentages;
  2. het bepaalde ten aanzien van het bouwen van gebouwen en toestaan dat vóór een voorgevel wordt gebouwd op de wijze van:
    1. plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen en schoorstenen;
    2. gevel- en kroonlijsten en overstekende daken;
    3. erkers over maximaal de halve gevelbreedte, ingangspartijen, luifels, balkons en galerijen;
mits de afstand vanuit de voorgevel niet meer dan 1,50 m zal bedragen;
  1. de bestemmingsregels ten aanzien van het bouwen van gebouwen, waaronder overkappingen, en toestaan dat ten behoeve van het kleinschalig kamperen, gebouwtjes, waaronder overkappingen, ten behoeve van sanitaire voorzieningen worden gebouwd, mits:
    1. de gezamenlijke oppervlakte van de gebouwen, waaronder overkappingen, per kampeerterrein ten hoogste 50 m² zal bedragen;
    2. de goothoogte van een gebouw of een overkapping ten hoogste 3,00 m zal bedragen;
    3. de dakhelling van een gebouw of een overkapping ten minste 18º zal bedragen;
    4. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de natuurlijke en landschappelijke waarden, de woonsituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

Artikel 10 Algemene Wijzigingsregels

Het bevoegd gezag kan het plan in dié zin wijzigen dat:
  1. enige bestemming wordt gewijzigd voor wat betreft de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van zend-, ontvangst- en antennemasten voor de telecommunicatie, mits:
    1. de antenne niet geplaatst kan worden op een bestaand hoog bouwwerk, zoals een hoogspanningsmast, een reclamemast, een torensilo, of een daarmee gelijk te stellen hoog bouwwerk;
    2. de antenne niet geplaatst kan worden op een bedrijventerrein;
    3. de antenne vervolgens geplaatst moet worden in aansluiting op grote infrastructuurlijnen;
    4. de mast radiografisch noodzakelijk is;
    5. de hoogte van een mast ten hoogste 45,00 m zal bedragen;
    6. het aantal masten binnen de gemeente niet meer mag bedragen dan strikt noodzakelijk is voor de realisatie van een adequaat dekkend netwerk van voldoende capaciteit;
    7. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de natuurlijke en landschappelijke waarden, de woonsituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  2. enige bestemming wordt gewijzigd in de bestemming ‘Verkeer’ zoals opgenomen in bestemmingsplan "Buitengebied 2010" van de gemeente Dinkelland, mits deze wijziging uitsluitend wordt toegepast voor incidentele verbredingen, bochtafsnijdingen, e.d. van wegen en paden;
  3. enige bestemming wordt gewijzigd in de bestemming ‘Verkeer - Fiets- en voetpaden’ zoals opgenomen in bestemmingsplan "Buitengebied 2010" van de gemeente Dinkelland, mits deze wijziging uitsluitend wordt toegepast voor de aanleg van nieuwe fiets- en voetpaden, incidentele verbredingen, bochtafsnijdingen, e.d. van paden;
  4. enige bestemming wordt gewijzigd in de bestemming ‘Water - 1’ zoals opgenomen in bestemmingsplan "Buitengebied 2010" van de gemeente Dinkelland, mits deze wijziging uitsluitend wordt toegepast voor de incidentele aanleg van opvaarten, verbredingen van waterlopen ten behoeve van waterberging en/of de aanleg van natuur-vriendelijke oevers, bochtafsnijdingen, kleine verleggingen, e.d. van vaarwegen c.a.;
  5. de dubbelbestemming ‘Waarde - Archeologie 2’ zoals opgenomen in bestemmingsplan "Buitengebied 2010" van de gemeente Dinkelland wordt aangebracht, mits door aanvullend historisch en/of archeologisch onderzoek archeologische waarden van terreinen naar voren komen, waarbij de aanwezigheid van archeologische resten is aangetoond;
  6. de dubbelbestemming ‘Waarde - Landschap’ zoals opgenomen in bestemmingsplan "Buitengebied 2010" van de gemeente Dinkelland wordt aangebracht, mits:
    1. door herstel- en/of ontwikkelingswerkzaamheden of door middel van natuurlijke aanwas, de waarde van een landschapselement in omvang en natuurlijke en/of landschappelijke waarden toeneemt, dan wel de wijziging wordt toegepast als gevolg van verplaatsing van een bestaand waardevol landschapselement;
    2. er geen sprake is van onevenredige schade voor de aangrenzende agrarische bedrijven, in dié zin dat de bedrijven in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt;
    3. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de natuurlijke en landschappelijke waarden van het waardevol landschapselement.

Artikel 11 Overige Regels

11.1 Aanvullende Werking Welstandscriteria

De op de verbeelding en in de regels geboden ruimte ten aanzien van de situering en de maatvoering van bouwwerken, kan nader worden ingevuld door de in de Woningwet bedoelde welstandscriteria.

11.2 Nadere Eisen

  1. Het bevoegd gezag kan ten behoeve van de milieusituatie, de landschappelijke waarden, de natuurlijke waarden, de geomorfologische waarden, de cultuurhistorische waarden, de archeologische waarden, het bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, zodanig dat er geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de genoemde criteria.
  2. Op de voorbereiding tot een besluit tot het stellen van nadere eisen ex artikel 3.6. lid 1 sub d van de Wet ruimtelijke ordening, is de volgende procedure van toepassing:
    1. een ontwerpbesluit tot het stellen van nadere eisen ligt met bijbehorende stukken gedurende twee weken op het gemeentekantoor ter inzage;
    2. Burgemeester en Wethouders maken de terinzagelegging van te voren in één of meer dag- of nieuwsbladen, die in de gemeente worden verspreid, digitaal, en voorts op de gebruikelijke wijze, bekend;
    3. de bekendmaking houdt mededeling in van de bevoegdheid tot het indienen van zienswijzen;
    4. gedurende de in sublid 1 genoemde termijn kunnen belanghebbenden bij Burgemeester en Wethouders schriftelijk zienswijzen indienen omtrent het ontwerpbesluit tot ontheffing of het stellen van nadere eisen.

11.3 Natura 2000

Burgemeester en Wethouders zullen bij het toestaan van bouwwerken en werken en werkzaamheden rekening houden met de specifieke bescherming en instandhouding van de Natura 2000- gebieden, zoals die ter plaatse zijn voorzien van de aanduiding “specifieke vorm van natuur - Natura 2000” door het voorkómen van significant negatieve aantasting van de natuurlijke kenmerken van de gebieden.

4 Overgangs- En Slotregels

Artikel 12 Overgangsrecht

12.1 Overgangsrecht Bouwwerken

11.1.1 Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
    11.1.2 Het bevoegd gezag kan eenmalig afwijken van het eerste lid onder artikel artikel 12 lid 1 voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%;
    11.1.3 Het eerste lid onder artikel artikel 12 lid 1 is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

12.2 Overgangsrecht Gebruik

11.2.1 Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is,mag worden voortgezet;
11.2.2 Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid onder artikel artikel 12 lid 2, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind;
11.2.3 Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid onder artikel artikel 12 lid 2, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten;
11.2.4 Het eerste lid onder artikel artikel 12 lid 2 is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 13 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:
Regels van het bestemmingsplan Buitengebied, partiële herziening Zoekeweg 7 Denekamp.
Aldus vastgesteld in de raadsvergadering van ...
De voorzitter, De Griffier,

1 Inleiding

1.1 Aanleiding Planherziening

Landgoed Nieuwhuis, gevestigd op het adres Zoekeweg 7 te Denekamp, wil uitbreiden. Daartoe wordt een deel van het perceel Zoekeweg 7a aangetrokken bij Zoekeweg 7, ten behoeve van de realisatie van een groepsaccommodatie en een zwembad. Zie hoofdstuk 5 voor een verdere beschrijving van het voorgenomen plan.
Het plan past niet binnen het ter plaatse geldende bestemmingsplan. Eind juli 2011 heeft de gemeente per brief laten weten in principe te willen meewerken aan een partiële herziening van het bestemmingsplan.
Onderhavig bestemmingsplan betreft deze partiële herziening.

1.2 Begrenzing Van Het Plangebied

De grens van het plangebied is op de onderstaande afbeelding aangegeven. Deze grens wordt globaal gevormd door de Zoekeweg, het bos rondom het erf en het weiland aan de noordoostzijde.
verplicht

1.3 Bij Het Plan Behorende Stukken

Het bestemmingsplan "Buitengebied, partiële herziening Zoekeweg 7 Denekamp" is vervat in het GML- bestand NL.IMRO.1774.BUIBPZOEKEWEG7-0401 en bestaat uit de volgende stukken:
  • Toelichting (inclusief bijlagen)
  • Regels (inclusief eventuele bijlagen)
  • Verbeelding

1.4 Geldend Bestemmingsplan

Op onderhavige locatie is bestemmingsplan "Buitengebied 2010" van de gemeente Dinkelland van toepassing. Dit bestemmingsplan is vastgesteld 18 februari 2010.
Het perceel met het adres Zoekeweg 7A heeft de bestemming 'Horeca'. Hier zijn op hoofdlijnen toegestaan bedrijfsgebouwen, waaronder overkappingen, ten behoeve van horecabedrijven, in de vorm van cafés, restaurants (geen afhaalrestaurants), hotels en/of pensions, dan wel een combinatie daarvan, met een totaaloppervlak van maximaal 775 vierkante meter. Een bedrijfswoning is niet toegestaan.
Het perceel met de adressen Zoekeweg 7 en 9 heeft de bestemming 'Recreatie'. Hier zijn op hoofdlijnen toegestaan:
  1. gebouwen, waaronder overkappingen, ten behoeve van de verblijfsrecreatie in de vorm van groepsaccommodaties en naar de aard daarmee gelijk te stellen voorzieningen, met een totaaloppervlak van maximaal 316 m2 (353 m2 middels een wijzigingsbevoegdheid);
  2. 1 bedrijfswoning, aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij de bedrijfswoning, al dan niet in combinatie met ruimte voor een aan-huis-verbonden beroep dan wel een kleinschalige bedrijfsmatige activiteit.
Het perceel ten noordoosten van het plangebied heeft de bestemming 'Agrarisch - 1'. Van belang is te melden dat in die bestemming tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken in ieder geval wordt gerekend: het aanbrengen van oppervlakteverhardingen en/of de aanleg van wegen en paden anders dan ten behoeve van het agrarisch gebruik (buiten het bouwvlak) of de bereikbaarheid van bebouwde percelen en veldschuren (artikel 3.4.f van bestemmingsplan Buitengebied 2010).
Het aan de zuidzijde gelegen bosgebied heeft de bestemming 'Bos en natuur'.

1.5 Leeswijzer

Na dit inleidende hoofdstuk wordt in hoofdstuk 2 de huidige situatie van het plangebied en omgeving beschreven. Vervolgens wordt in hoofdstuk 3 het ruimtelijk beleidskader van het Rijk, de provincie en de gemeente uiteengezet. Hoofdstuk 4 gaat over de omgevingsaspecten die voor dit plangebied relevant zijn. In hoofdstuk 5 wordt ingegaan op de planuitgangspunten van dit plan en wordt de beoogde ontwikkeling beschreven. In hoofdstuk 6 wordt een toelichting gegeven op de regels van de diverse bestemmingen. In hoofdstuk 7 ten slotte wordt de uitvoerbaarheid van het plan beschreven.

2 Huidige Situatie

Ligging
Landgoed Nieuwhuis is gelegen tussen Denekamp en Noord-Deurningen, nabij het omleidingskanaal van het riviertje Dinkel. De doorgaande weg tussen Denekamp en het Duitse Nordhorn ligt op circa 1.000 meter afstand, tuincentrum Oosterik en bungalowpark Baveld Dennen liggen op ruim 500 meter afstand, het klooster 'Zusters Franciscanessen van Denekamp' ligt op bijna 500 meter afstand en het kanaal Almelo-Nordhorn ligt op circa 800 meter afstand. Het landgoed heeft een oppervlak van ruim 5,5 hectare en heeft in 2009 de Natuurschoonwet(NSW)-status verkregen.
Historie
In de 19e eeuw werd de oorspronkelijke boerderij gesticht door de familie Goosink. Hij hield zijn vee in huis, zoals gebruikelijk was voor Twentse boeren in die tijd. Naast de boerderij ontplooide de familie Goosink een buurtcafé in het voorste gedeelte van de varkensschuur. Tegenwoordig is dit restaurant De Zoeke, welke deel uit maakt van het landgoed. Het restaurant bied plek aan circa 120 personen.
Nadat de boer was gestopt met de melkveehouderij, werd het gebouw omgebouwd tot een kampeerboerderij (De Twentse Marke). Door de jaren heen is de boerderij in verval geraakt door achterstallig onderhoud. In 2009 is de boerderij van eigenaar gewisseld en is de kampeerboerderij volledig gerenoveerd, waarbij zoveel mogelijk rekening is gehouden met het behouden van de mooie karakteristieke details van het gebouw. In de kampeerboerderij bevinden zich een luxueuze keuken, een lounge, zeven slaapkamers (met in totaal 18 slaapplaatsen) en een sauna en stoomcabine.
Locatiebeschrijving
De kampeerboerderij bevindt zich, als hoofdgebouw van het erf, op korte afstand van de Zoekeweg. Wat meer naar achteren ligt restaurant De Zoeke. Het gedeelte van dat gebouw dat achter restaurant De Zoeke ligt is in 2004 na een brand herbouwd, maar nooit afgebouwd: het bestaat uit een staalconstructie met daarop een pannendak, welke qua vorm en uitstraling het verlengde van restaurant De Zoeke is. De beide gebouwdelen worden gescheiden door een onafgewerkte muur, met daarin een muur. Voor het niet afgebouwde bouwdeel is een vergunning voor het gebruik als feestzaal, maar het is nooit alszodanig gebruikt.
Op het erf bevinden zich verder nog een woonhuis (Zoekeweg 9) en een beperkt aantal bijgebouwen voor opslag. Aan de oostzijde van het erf bevindt zich een speeltuin en aan de zuidzijde bevindt zich een speelveld met daarop enkele tipi-tenten en rondom een kleine 10 hectare bos. Het erf heeft aan de noordwestzijde twee ontsluitingen op de Zoekeweg en verder bevinden zich er twee parkeerterreinen met ieders 8-15 parkeerplaatsen en een onverhard 'overloop-parkeerterrein'. Het erf ligt door beplanting redelijk uit het zicht.
verplichtDe bestaande situatie

3 Beleidskader

3.1 Rijksbeleid

3.1.1 Structuurvisie Infrastructuur En Ruimte

De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) is vastgesteld op 13 maart 2012.
In deze visie geeft het kabinet een totaalbeeld van het ruimtelijk- en mobiliteitsbeleid op rijksniveau. In de structuurvisie worden belangrijke andere accenten geplaatst op het brede gebied van ruimtelijke ordening en bestuurlijke verantwoordelijkheden. Het betekent voor de ruimtelijke ordening in brede zin een decentralisatie van rijkstaken en bevoegdheden en actualisatie van het Nationaal Ruimtelijk Beleid. De SVIR vervangt de Nota Ruimte, de Structuurvisie Randstad 2040, de Nota Mobiliteit, de MobiliteitsAanpak, de structuurvisie voor de Snelwegomgeving en de ruimtelijke doelen en uitspraken in de PKB Tweede structuurschema Militaire terreinen, de Agenda Landschap, de Agenda Vitaal Platteland en Pieken in de Delta.
In de SVIR is vastgesteld dat voor een beperkt aantal onderwerpen de bevoegdheid om algemene regels te stellen zou moeten worden ingezet. Het gaat om de volgende nationale belangen: Rijksvaarwegen, Project Mainportontwikkeling Rotterdam, Kustfundament, Grote rivieren, Waddenzee en waddengebied, Defensie, Ecologische hoofdstructuur, Erfgoederen van uitzonderlijke universele waarde, Hoofdwegen en hoofdspoorwegen, Elektriciteitsvoorziening, Buisleidingen van nationaal belang voor vervoer van gevaarlijke stoffen, en Primaire waterkeringen buiten het kustfundament en IJsselmeergebied (uitbreidingsruimte).
Ten aanzien van Oost-Nederland is het volgende in de SVIR beschreven.
De MIRT-regio Oost-Nederland bestaat uit de provincies Overijssel en Gelderland. Opgaven van nationaal belang in dit gebied zijn:
  • Het waar nodig verbeteren van de internationale achterlandverbindingen (weg, spoor en vaarwegen) die door Oost Nederland lopen. Dit onder andere ten behoeve van de mainports Rotterdam en Schiphol.
  • Het formuleren van een integrale strategie voor het totale rivierengebied van Maas en Rijntakken (Waal, Nederrijn, Lek en de IJssel, deelprogramma rivieren van het Deltaprogramma) en de IJsselvechtdelta (deelprogramma's zoetwater en rivieren) voor waterveiligheid in combinatie met bereikbaarheid, ruimtelijke kwaliteit, natuur, economische ontwikkeling en woningbouw;
  • Het tot stand brengen en beschermen van de (herijkte) EHS, inclusief de Natura 2000 gebieden (zoals de Veluwe);
  • Het robuust en compleet maken van het hoofdenergienetwerk (380 kV), onder andere door het aanwijzen van het tracé voor aansluiting op het Duitse hoogspanningsnet.
Oost-Nederland omvat veel natuurgebieden (bijvoorbeeld de Natura 2000 gebieden de Veluwe, de Sallandse Heuvelrug en de Weerribben) en levert daarmee een belangrijke bijdrage aan het (inter-)nationale natuurnetwerk voor biodiversiteit. Daarnaast kent de regio belangrijke cultuurhistorische waarden (de Nieuwe Hollandse Waterlinie en de Limes). Tegelijkertijd is er in Oost-Nederland een aantal gebieden waar de effecten van bevolkingsdaling nu nog niet voelbaar zijn, maar op termijn wel voelbaar zullen zijn (zogenaamde anticipeergebieden).
Kennis en innovatie zijn de stuwende krachten van de economie van dit gebied. In Oost-Nederland manifesteren zich voornamelijk de volgende drie economische concentraties: Food Valley in en rond Wageningen (topsector agrofood), Health Valley in en rond Nijmegen (topsector life sciences) en nanotechnologie in Twente (topsector high tech systemen en materialen).
De (internationale) achterlandverbindingen (weg, spoor en vaarwegen) die door Oost-Nederland lopen zijn van internationaal belang voor het functioneren van de mainports en daarmee de topsector logistiek. Een burgerluchthaven Twente kan in regionaal ruimtelijk-economisch perspectief bijdragen aan de internationale bereikbaarheid van de Euregio.
Het onderhavige plan heeft geen directe raakvlakken met deze Structuurvisie. Het beleid van de structuurvisie is geïmplementeerd in het beleid van lagere overheidsniveaus.

3.1.2 Waterbeleid

In het jaar 2000 is de Europese Kaderrichtlijn Water in werking getreden. Het doel van deze richtlijn is de vaststelling van een kader voor de bescherming van landoppervlaktewater, overgangswater, kustwater en grondwater in de Europese Gemeenschap, waarmee:
  • aquatische ecosystemen en de hiervan afhankelijke wetlands en terrestrische ecosystemen voor verdere achteruitgang worden behoed en beschermd en verbeterd worden;
  • duurzaam gebruik van water wordt bevorderd, op basis van bescherming van de beschikbare waterbronnen op lange termijn;
  • bijgedragen wordt aan afzwakking van de gevolgen van overstromingen en perioden van droogte.
De Vierde Nota Waterhuishouding (NW4), vastgesteld in december 1998, bevat het rijksbeleid voor de waterhuishouding. De hoofddoelstelling hiervan luidt:
'Het hebben en houden van een veilig en bewoonbaar land en het in stand houden en versterken van gezonde, veerkrachtige watersystemen, waarmee een duurzaam gebruik blijft gegarandeerd.'
De belangrijkste speerpunten van het beleid zijn:
  • vergroten van samenhang en betrokkenheid;
  • vergroten van de veerkracht;
  • gebiedsgericht beleid;
  • anders omgaan met normen;
  • herstel van watersystemen.
Directe aanleiding voor het kabinetsstandpunt Anders omgaan met water, waterbeleid in de 21e eeuw (WB21) vormt de zorg over het toenemend hoogwater in de rivieren, wateroverlast en de versnelde stijging van de zeespiegel. Het kabinet is van mening dat een aanscherping in het denken over water moet plaatsvinden. Nadrukkelijker moet rekening worden gehouden met de (ruimtelijke) eisen die het water aan de inrichting van Nederland stelt.
Het kabinet heeft voor het waterbeleid in de 21e eeuw de volgende drie uitgangspunten opgesteld:
  • anticiperen in plaats van reageren;
  • niet afwentelen van waterproblemen op het volgende stroomgebied, maar handelen volgens de drietrapsstrategie van 'vasthouden-bergen-afvoeren';
  • meer ruimtelijke maatregelen naast technische ingrepen.
In de Nota Ruimte, zijn de ruimtelijke consequenties van het waterbeleid, zoals beschreven in de NW4, meegenomen. Water en ruimtelijke ordening worden in deze nota nadrukkelijk aan elkaar gekoppeld. De watertoets vormt een waarborg voor de inbreng van water in de ruimtelijke ordening en wordt sinds 2001 toegepast op plannen die gevolgen voor de waterhuishouding kunnen hebben.
Dit bestemmingsplan is een plan voor een ruimtelijke ontwikkeling, zodat een watertoets nodig is. De gevolgen voor de waterhuishouding staan beschreven in paragraaf toelichting paragraaf 4.3.

3.2 Provinciaal Beleid

3.2.1 Omgevingsvisie

In de Omgevingsvisie schetsen Provinciale Staten hun visie op de ontwikkeling van de fysieke leefomgeving van onze provincie. Het vizier is daarbij gericht op 2030. Zij geven aan wat volgens hen de ambities en doelstellingen van provinciaal belang zijn en hoe zij Gedeputeerde Staten opdragen deze te realiseren. Provinciale Staten heeft de Omgevingsvisie op 1 juli 2009 vastgesteld.
De hoofdambitie van de Omgevingsvisie is een toekomstvaste groei van welvaart en welzijn met een verantwoord beslag op de beschikbare natuurlijke hulpbronnen en voorraden.
Om de ambities van de provincie waar te maken, bevat de Omgevingsvisie een uitvoeringsmodel. Dit model is gebaseerd op drie niveaus. Aan de hand van de drie niveaus kan worden bezien of een ruimtelijke ontwikkeling mogelijk is en er behoefte aan is, waar het past in de ontwikkelingsvisie en hoe het uitgevoerd kan worden. De drie niveaus komen hieronder aan de orde.
1. Generieke beleidskeuzes (of)
Generieke beleidskeuzes zijn keuzes die bepalend zijn voor de vraag of ontwikkelingen nodig dan wel mogelijk zijn. In deze fase wordt beoordeeld of er sprake is van een behoefte aan een bepaalde voorziening. Ook wordt in deze fase de zgn. 'SER-ladder' gehanteerd, waarbij als uitgangspunt geldt dat de ruimte zuinig en zorgvuldig moet worden benut. Dit houdt in dat de provinciale woningbouwopgave eerst door herstructurering, transformatie of inbreiding moet worden gerealiseerd. Pas als dit onvoldoende blijkt voor het aantal woningen en de kwaliteit van de woonomgeving kan uitbreiding van het stedelijk gebied plaatsvinden.
Andere generieke beleidskeuzes betreffen de reserveringen voor waterveiligheid, randvoorwaarden voor externe veiligheid, grondwaterbeschermingsgebieden, bescherming van de ondergrond (aardkundige en archeologische waarden), landbouwontwikkelingsgebieden voor intensieve veehouderij, begrenzing van Nationale Landschappen, Natura 2000-gebieden, Ecologische Hoofdstructuur en verbindingszones etc. De generieke beleidskeuzes zijn veelal normstellend.
Onderhavig plan betreft de uitbreiding van bestaande recreatieve voorzieningen op eigen terrein, waarmee wordt voldaan aan de SER-ladder. Het plan voldoet tevens aan de bovengenoemde generieke beleidskeuzes.
2. Ontwikkelingsperspectieven (waar)
Als uit de beoordeling in het kader van de generieke beleidskeuzes blijkt dat de voorgenomen ruimtelijke ontwikkeling aanvaardbaar is, vindt een toets plaats aan de ontwikkelingsperspectieven. In de Omgevingsvisie is een spectrum van zes ontwikkelingsperspectieven beschreven voor de groene en stedelijke omgeving. Met dit spectrum geeft de provincie ruimte voor het realiseren van de in de visie beschreven beleids- en kwaliteitsambities.
De ontwikkelingsperspectieven geven richting aan wat waar ontwikkeld zou kunnen worden. Daar waar generieke beleidskeuzes een geografische begrenzing hebben, zijn ze consistent doorvertaald in de ontwikkelingsperspectieven. De ontwikkelingsperspectieven zijn richtinggevend en bieden de nodige flexibiliteit voor de toekomst.
De onderstaande figuur laat een fragment zien van de Ontwikkelingsperspectievenkaart, behorend bij de Omgevingsvisie Overijssel. Het plangebied ligt binnen de rode cirkel. Het plangebied is aangeduid als 'mixlandschap' binnen het ontwikkelingsperspectief 'buitengebied accent veelzijdige gebruiksruimte'. (Kleinschalige) recreatieve voorzieningen passen goed in een mixlandschap op het platteland.
afbeelding
Uitsnede ontwikkelingsperspectievenkaart
3. Gebiedskenmerken (hoe)
Op basis van gebiedskenmerken in vier lagen gelden specifieke kwaliteitsvoorwaarden en -opgaven voor ruimtelijke ontwikkelingen. De nieuwe ontwikkeling moet zoveel mogelijk aansluiten bij de gebiedskenmerken. De voor onderhavige locatie lagen met bijbehorende gebiedskenmerken zijn:
  • natuurlijke laag: dekzandvlakte. Als ontwikkelingen plaatsvinden, dan dragen deze bij aan het beter zichtbaar en beleefbaar maken van de hoogteverschillen en het watersysteem. Beiden zijn tevens uitgangspunt bij (her)inrichting. Bij ontwikkelingen is de (strekkings)richting van het landschap, gevormd door de afwisseling van beekdalen en ruggen, het uitgangspunt.
  • laag van het agrarisch cultuurlandschap: oude hoevenlandschap. Als ontwikkelingen plaats vinden in het oude hoevenlandschap, dan dragen deze bij aan behoud en accentuering van de dragende structuren (groenstructuur en routes) van het oude hoevenlandschap, en aan de samenhang en de karakteristieke verschillen tussen de landschapselementen: de erven met erfbeplanting, open es(je), beekdal, voormalige heidevelden, de mate van openheid en kleinschaligheid. Ontwikkelingen vergroten de toegankelijkheid van erven en erfroutes.
  • lust en leisurelaag: De Twentse Marke (verblijfsrecreatie) en donkerte
De ervenconsulent heeft advies uitgebracht en op basis daarvan is een landschapsplan geschreven. Op deze wijze is zoveel mogelijk rekening gehouden met de aanwezige gebiedskenmerken. Het resultaat is dat het plan geen negatieve invloed heeft op deze kenmerken.
Overig
De locatie is verder nog aangeduid als verwevingsgebied in de Reconstructiezonering en als beekdalgebied. Het is tevens gelegen in het Nationaal Landschap Noordoost-Twente. Het voorgenomen plan past binnen deze gebiedstyperingen.
De omgevingsverordening stelt enkel beperkingen aan recreatiewoningen, of het omzetten daarvan in een (permanente) woonfunctie. Een groepsaccommodatie valt volgens de definities van de omgevingsverordening niet onder het begrip 'recreatiewoning'.
Kwaliteitsimpuls Groene omgeving
De groene omgeving (of het buitengebied) is een waardevol en kwetsbaar gebied binnen onze provincie. Daarom is in de omgevingsvisie beleid opgenomen om onnodig ruimtebeslag op de groene omgeving tegen te gaan. Wanneer er plannen zijn voor nieuwvestiging of uitbreiding van bestaande functies in dit gebied zal eerst moeten worden gekeken of deze functie niet beter op een ander plaats kan worden ontwikkeld, zoals op een bedrijventerrein of een leegstaande locatie (het principe van zuinig en zorgvuldig ruimtegebruik).
In de Omgevingsvisie en -verordening wordt een aantal categorieën genoemd die onder het toepassingsbereik van de Kwaliteitsimpuls Groene Omgeving vallen:
  • Het toevoegen van nieuwe agrarische bouwpercelen buiten de landbouwontwikkelingsgebieden
  • Uitbreidingen van bestaande agrarische bouwpercelen waardoor grotere bouwpercelen ontstaan dan 1,5 ha in gebieden buiten de landbouwontwikkelingsgebieden
  • Nieuwe verblijfsrecreatieve verblijven en complexen
  • Uitbreidingen van bestaande verblijfsrecreatieve complexen
  • De bouw van nieuwe woningen
  • Nieuwe bouwlocaties voor bedrijvigheid die niet aan de Groene Omgeving is gebonden
  • Grootschalige uitbreiding van bestaande locaties voor niet-agrarische bedrijvigheid die niet aan de Groene Omgeving is gebonden.
In het onderhavige plan is geen sprake van nieuwvestiging. De voorgenomen uitbreiding vindt plaats op het bestaande terrein en is niet grootschalig, waardoor het niet valt onder het toepassingsbereik van de kwaliteitsimpuls.

3.3 Gemeentelijk Beleid

3.3.1 Beleidsnota Verblijfsrecreatie (2009)

De gemeente wil de komende jaren haar toeristische positie verder versterken en meer dag- en verblijfsrecreanten naar de gemeente trekken en heeft daartoe de Beleidsnota verblijfsrecreatie opgesteld. Daarbij streeft zij naar een voortdurende kwaliteitsverbetering en innovatie van het verblijfstoeristisch product. Het is dan ook voor de toekomst van groot belang een divers en kwalitatief hoogwaardig pakket aan verblijfsrecreatieve voorzieningen te kunnen blijven aanbieden. De gemeente wil een actieve rol spelen om de verblijfsrecreatie in de gemeente op een hoger planniveau te krijgen door ondersteuning te bieden bij kwaliteitsverbeteringen in de vorm van herziening bestemmingsplannen, ruimte bieden voor uitbreiding (waar planologisch mogelijk), ondersteuning in mogelijke subsidietrajecten.
Om de doelstelling te bereiken worden de volgende uitgangspunten gestimuleerd en ondersteund:
  1. Verhoging van het aantal toeristische overnachtingen door kwaliteitsverbetering en innovatie op de bestaande verblijfsaccommodaties
  2. Gepaste uitbreiding van het aantal verblijfsrecreatieve mogelijkheden
  3. Streven naar een hoger toeristisch gebruik van standplaatsen
  4. Ontwikkeling van kleinschalige en bijzondere verblijfsrecreatieve voorzieningen
  5. Waarborgen landschappelijke kwaliteit van verblijfsrecreatieve bedrijven
  6. Voorkomen van permanente bewoning vakantiewoningen en boerderijkamers
  7. Waarborgen van de veiligheid en de kwaliteit van kampeerterreinen
  8. Bereiken van nieuwe doelgroepen, met behoud van de huidige doelgroepen
  9. Inkomsten uit toeristenbelasting inzetten voor de sector recreatie en toerisme
Het te realiseren plan draagt in elk geval bij aan de uitgangspunten 1, 2, 4 en 5.
Gezien het beperkte aanbod van groepsaccommodaties binnen de gemeente Dinkelland en de trend van ‘het nieuwe groepsgevoel’ waarbij mensen meer gezamenlijk - in grotere groepen van families of vrienden - uitstapjes en vakanties ondernemen, is uitbreiding van het aantal groepsaccommodaties binnen de gemeente wenselijk.
Groepsaccommodaties zijn er in verschijningsvormen:
  • Tijdelijke kampeerboerderij / -schuur
  • Kampeerboerderij / groepsaccommodatie binnen (voormalige) agrarische bebouwing tot 500 m2
  • Groepsaccommodaties > 500 m2
Na realisatie van het voorgenomen plan valt het landgoed in de laatstgenoemde categorie. Die categorie is onder voorwaarden toegestaan in met name verwevingsgebieden en aan de randen van extensiveringsgebieden, waarbij in principe de regels van het VAB-beleid gelden. Er kunnen zich echter bijzondere situaties voordoen waarbij het verzoek van de ondernemer niet voldoet aan de uitgangspunten van het VAB-beleid. Indien deze ontwikkeling een wezenlijke bijdrage levert aan de versterking van het toeristisch product Dinkelland en zich planologisch geen onoverkoombare belemmeringen voordoen, kan in deze gevallen een specifieke recreatieve bestemming worden gegeven.
De gemeente is van mening dat het voorgenomen plan voldoet aan de laatstgenoemde situatie. Een groepsaccommodatie wordt beoordeeld als een volwaardig verblijfsrecreatief bedrijf en zal als zodanig bestemd moeten zijn.

3.3.2 Landschapsontwikkelingsplan

Het Landschapsontwikkelingsplan gemeente Dinkelland (LOP) is de gemeentelijke uitwerking van het Landschapsontwikkelingsplan Noordoost-Twente en Twenterand en de opvolger van het oude gemeentelijke landschapsbeleidsplan.
Hoofddoel van het LOP is het formuleren van de gewenste ontwikkelingsrichting voor het landschap voor de komende 10 jaar. Meer concreet is het de bedoeling dat het LOP een bijdrage levert aan:
  • behoud, herstel , versterking en vernieuwing van landschappelijke kwaliteiten;
  • een vitaal en veerkrachtig landschap;
  • een gezamenlijke aanpak;
  • stellen van landschappelijke randvoorwaarden ten aan zien van ontwikkelingen, die mogelijk zijn binnen de kaders van het bestemmingsplan buitengebied. Deze ontwikkelingen moeten in balans zijn met de reeds bestaande agrarische functies in het gebied en geen beperking vormen voor deze agrarische functies.
Landschappelijk streefbeeld
Onderhavig plangebied ligt volgens het LOP in het Dinkeldal. De aandacht in het LOP gaat voor het Dinkeldal vooral uit naar behoud en herstel van de historisch landschappelijke waarden van het oude cultuurlandschap langs de randen van het Dinkeldal en rond Tilligte. Het betreffen waarden zoals het kleinschalige reliëf (geïsoleerde koppen) en de verspreid liggende éénmansessen (kampen) met hun oude bebouwingen (essen en hoevezwermen) en de vele landschapselementen. Kleinschalige afwisseling in het (agrarisch) grondgebruik tussen de hogere koppen en de lagere delen dient hier te worden gestimuleerd.
Voor het beekdal gelden de volgende ontwikkelingsrichtingen:
  • Behoud en herstel matenlandschap. Het accent is gericht op behoud en herstel van de kleinschalige singelstructuur van het matenlandschap en het extensieve gebruik als vochtig hooi- en weiland.
  • Beekdalbrede ontwikkeling. Het accent is gericht op herstel van het beekdalsysteem en het stimuleren van een beekdalbrede inrichting. De brongebieden, de boven-, midden- en benedenlopen hebben ieder hun eigen karakteristieken, waardoor de gewenste breedte van de beekdalbrede inrichting uiteenloopt.
Het plangebied ligt tevens in een gebied dat wordt getypeerd als Essen- en kampenlandschap, in een deel waarvoor als ontwikkelingsrichting 'Boerenland' geldt. Het accent is daarbij gericht op grootschalig boeren in een kleinschalig landschap. Er is meer ruimte voor grootschalige (grondgebonden) landbouw, het creëren van grote huiskavels en verbeteren van de structuur dan in behoud en herstel gebieden, mits de karakteristieken van het kampen- en essenlandschap overeind blijven. Bijvoorbeeld minder waardevolle beplantingen die de bedrijfsvoering belemmeren kunnen worden verwijderd en elders gecompenseerd. De 'Boerenland'-gebieden komen grotendeels overeen met de in het kader van de reconstructie aangegeven verwevingsgebieden, met het hoofdaccent op grondgebonden landbouw (streefbeeld 2015).
Ontwikkelingskader
Om sturing te geven aan de ontwikkelingen is in het LOP een leidraad bij ‘rode’ ontwikkelingen uitgewerkt. De leidraad vormt het landschappelijk ontwikkelingskader voor de gemeente, om te bepalen of bepaalde ‘rode’ ontwikkelingen in een gebied landschappelijk gewenst zijn, en aan welke kwaliteitseisen moet worden voldaan. De leidraad geeft tevens de aan de ontwikkelingen gekoppelde tegenprestaties. Deze landschappeljke tegenprestaties dienen als voorinvesteringen in het landschap, waardoor een bijdrage kan worden geleverd aan realisatie van de hiervoor beschreven streefbeelden en ontwikkelingrichtingen. Het bestemmingsplan geeft uiteindelijk aan ‘of en waar’ de ontwikkelingen kunnen.
In het LOP wordt een aantal ontwikkelingen geschetst die van meerwaarde kunnen zijn voor het landschap. Onderhavig plan sluit het best aan bij de noemer 'Natuur- en landschapscamping', waarbij wordt aangegeven dat dit van meerwaarde kan zijn in het Dal van de Dinkel en het Essen- en kampenlandschap.
Aan de ontwikkeling worden de volgende kwaliteitseisen gesteld:
Dal van de Dinkel
  • Vertragen van waterafvoer door meandering van de beek, verondiepen beekdal en volstorten oude beekloop.
  • Herstel van het systeem van vloeiweiden, overstroming, retentie.
  • Ontwikkelen halfopen natuurlijk karakter door extensieve natte graslanden en verspreide natuurlijke bossages.
  • Herstel kleinschalig blokvormig karakter door aanplant houtwallen, singels en bomenrijen op de kavelgrenzen in het maten- en flierenlandschap.
  • Het erf op de overgang van hoog naar laag draagt bij aan de beekdalrandbeplantingen en de natuurlijke bossages in het beekdal.
  • De camping(/verblijfsrecreatie) op de overgang van hoog naar laag draagt bij aan de beekdalrandbeplantingen en de natte natuur en natuurlijke bossages in het beekdal.
Essen- en kampenlandschap (van Tilligte-Lattrop-Denekamp,Breklenkamp)
  • Behoud en versterken van de sterke ruimtelijke variatie op korte afstand (hoog-laag, droog-nat open-dicht)
  • Volgen van het kleinschalige reliëf, vastleggen van de hoogteverschillen met lijnbeplantingen
  • Het erf aan de rand van een es of kamp ligt verankerd in het kleinschalige landschap.
  • De camping(/verblijfsrecreatie) is ingepast in het kleinschalige landschap door een netwerk van routes en beplantingen.
Een aantal van de gestelde eisen zijn voor dit plan niet aan de orde, aan de overige eisen wordt reeds voldaan in de bestaande situatie. Dit blijft gehandhaafd in de beoogde uitbreiding. Op en aansluitend aan het terrein bevinden zich reeds veel veel groen en (kleinschalige) landschapselementen. Een toename daarvan is landschappelijk en bedrijfseconomisch onwenselijk.
Voor de nieuwe erfinrichting is een landschapsplan (zie bijlage 1 van de regels) is uitgewerkt waarin de uitgangspunten van het LOP eveneens worden gehanteerd.
De ervenconsulent heeft voor dit plan een advies opgesteld, zie bijlage 1. Daarin wordt wat betreft landschap (onder meer) aangegeven dat het erf vanuit recreatief oogpunt aantrekkelijk is gelegen, net ten noorden van Denekamp, in een afwisselend landschap waar landbouw en recreatie goed samen gaan. Op deze locatie is een uitgebreidere recreatieve ontwikkeling goed denkbaar. Het advies van de ervenconsulent is eveneens meegenomen in de bijgevoegde landschappelijke onderbouwing (en het ontwerp voor de nieuwbouw).

3.3.3 Welstandsnota

Het plangebied is gelegen in gebiedstype G.6.3 Kampenlandschap. De kampenlandschappen, ook wel ‘oude hoevenlandschappen’ genoemd, zijn vooral gekenmerkt door het voorkomen van hagen, boomsingels, houtwallen e.d. De inrichting van het kampenlandschap stamt uit de periode van voor de 19e eeuw. Dit type landschap treffen we met name aan in de gebieden met een sterk afwisselend microreliëf. Op de hoogtes dekzand terreinen werden akkerkampen (eenmansessen) aangelegd, terwijl de lagere vochtigere delen gebruikt werden als grasland of woeste grond. Deze lage delen vindt men dan ook vooral in de dalen van de beken en riviertjes alsook in andere laagliggende terreinen. Om het akkerland tegen het vee te beschermen werd elk kamp omgeven door hagen en houtwallen. Hierdoor kreeg het landschap een gesloten uiterlijk. Deze ruimtelijke indeling bracht een verspreide bewoning met zich mee. Het landschap wordt gekenmerkt door zogenaamde hoevenzwermdorpen en essenzwermdorpen. De landschappelijke structuur resulteert tevens in een onregelmatige verkavelingstructuur en infrastructuur.
Voor de bebouwing in het kampenlandschap is gekozen voor een PLUS niveau van Welstand. Het kampenlandschap heeft een zekere gaafheid met betrekking tot landschappelijke waarde, architectuur en stedenbouw. De landelijke linten in het buitengebied hebben een sterk wisselende kwaliteit en wordt gekenmerkt door een mix van (historische) boerderijen en burgerwoningen. De gemeente Dinkelland hecht een grote waard aan het agrarische karakter. De gemeente wil voor deze verschillende landschappen zorgdragen voor een beperkte conservatie dan wel versterking van het ensemble binnen de linten. Het welstandsbeleid is voornamelijk gericht op het behouden en versterken van de kwaliteit van (historische) hoofdbebouwing.
Het welstandsbeleid voor de bijgebouwen op de kavels moeten dit beeld versterken maar mogen de bedrijfsvoering niet beperken. Nieuwe bouwopgaven moeten echter ook mogelijk zijn, zodat het gedifferentieerde beeld, wat karakteristiek is voor het buitengebied van de gemeente Dinkelland, in stand blijft.
De van kracht zijnde eisen van Welstand die gelden voor het betreffende gebied, bieden voldoende houvast voor de nieuwe ontwikkeling. Een beeldkwaliteitsplan is daarom niet nodig.
De te raliseren bebouwing sluit aan bij de bestaande karakteristieken en versterkt het beeld van de bestaande erf.

3.3.4 Milieubeleid

Bij het realiseren van nieuwe voorzieningen dient met verschillende milieuaspecten rekening gehouden te worden. De gemeente Dinkelland stelt eisen aan de verschillende onderzoeken die in het kader van het milieubeleid moeten worden verricht.
In paragraaf toelichting paragraaf 4.1 komt elk aspect (luchtkwaliteit, bodem, geluid en externe veiligheid) aan de orde. Ook de aspecten water en cultuurhistorie komen aan de orde.

3.3.5 Waterbeleid

De gemeente sluit zich aan bij het waterbeleid van waterschap Regge en Dinkel. Deze hanteert de volgende beleidsregels.
Afkoppelen of het niet-aankoppelen van verharde oppervlakken wordt gezien als een maatregel met milieuhygiënische en hydrologische voordelen. Afkoppeling reduceert de vuiluitworp via rioolstelsels en verbetert het zuiveringsrendement van RWZI’s. Verder draagt afkoppelen bij aan het bereiken van een veerkrachtig watersysteem en het realiseren van het gewenste grond- en oppervlaktewaterregime. In de zogenaamde ‘Afkoppelnota’ van het waterschap is één van de doelstellingen dat bij vernieuwing van bestaand bebouwd gebied gestreefd wordt naar het afkoppelen van zoveel mogelijk vierkante meters schoon verhard oppervlak.
Ook in de ‘Beleidsnota Retentie’ wordt de noodzaak tot het vasthouden en bergen van water onderstreept.
In paragraaf toelichting paragraaf 4.3 komt de wijze waarop in onderhavig plan wordt omgegaan met water aan de orde.

4 Algemene Randvoorwaarden

De uitvoerbaarheid van een bestemmingsplan moet ingevolge de Wet ruimtelijke ordening (Wro) aangetoond worden (artikel 3.1.6 lid 1 van het Bro). Daaronder valt zowel de onderzoeksverplichting naar verschillende ruimtelijk relevante aspecten (geluid, bodem, ect.) maar ook de economische uitvoerbaarheid van het plan. Daarvan wordt in dit hoofdstuk verslag gedaan. De toets aan het beleid is in het vorige hoofdstuk al aan de orde gekomen.

4.1 Milieu

4.1.1 Bodem

De bodemkwaliteit is in het kader van de Wro van belang indien er sprake is van functieveranderingen en/of een ander gebruik van de gronden. De bodem moet geschikt zijn voor de functie. Mocht er een verontreiniging te verwachten zijn dan wel mocht deze feitelijk aanwezig zijn, dan dient inzichtelijk gemaakt te worden dat na vaststelling van het plan de beoogde oplossing om dit probleem aan te pakken (milieu)technisch haalbaar is en dat er voldoende budget beschikbaar is.
In juli-augustus 2011 is ter plaatse door Kruse Milieu een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd, zie bijlage 2. Uit het bureauonderzoek zijn geen verdachte zaken naar boven gekomen. Er zijn 13 boringen verricht, waarbij op basis van de resultaten van de chemische analyses het volgende worden geconcludeerd:
- de bovengrond is niet verontreinigd;
- de ondergrond is niet verontreinigd;
- het grondwater is licht verontreinigd met barium (de tussenwaarde wordt niet overschreden).
Aangezien de tussenwaarde niet wordt overschreden, is er geen reden om een nader onderzoek uit te voeren.
Op basis van het historisch vooronderzoek kan gesteld worden dat de onderzoekslocatie niet
asbestverdacht is. Door de veldwerker zijn zintuiglijk geen asbestverdachte materialen waargenomen.
Bij de geplande nieuwbouw komt in de toekomst mogelijk grond vrij. Afvoer van de grond dient te voldoen aan het Besluit Bodemkwaliteit en de voorschriften van het bevoegd gezag (de ontvangende gemeente). Op basis van de indicatieve toetsing in het kader van het Besluit Bodemkwaliteit gelden er geen beperkingen ten aanzien van het hergebruik van de grond.

4.1.2 Geluid

De mate waarin het geluid, bijvoorbeeld veroorzaakt door het wegverkeer, het woonmilieu mag belasten, is geregeld in de Wet geluidhinder (Wgh en Bgh). De kern van de wet is dat geluidsgevoelige bestemmingen, worden beschermd tegen geluidhinder uit de omgeving. De Wet geluidhinder kent de volgende geluidsgevoelige bestemmingen:
  1. woningen;
  2. onderwijsgebouwen (behoudens voorzieningen zoals een gymnastieklokaal);
  3. ziekenhuizen en verpleeghuizen en daarmee gelijk te stellen voorzieningen zoals verzorgingstehuizen, psychiatrische inrichtingen, medische centra, poliklinieken medische kleuterdagverblijven etc..
Een groepsaccommodatie wordt niet als geluidsgevoelig beschouwd. Om er zeker van te zijn dat er geen ruimtelijk ongewenste situatie ontstaat is toch onderzoek verricht naar de akoestische situatie van het beoogde plan, zie bijlage bijlagen bij toelichting bijlage 2.
De volgende aspecten zijn onderzocht:
  1. Invallende geluidbelasting op woninggevels ten gevolge van verkeer van en naar de inrichting op de openbare weg. Conclusie: ruim onder de voorkeursgrenswaarde.
  2. Uitbreiding bistrorestaurant “De Zoeke” in relatie tot de bedrijfswoning met adres Zoekeweg 9. Conclusie: voldoende afstand ertussen, geen nader onderzoek nodig.
  3. Nieuwe groepsaccommodatie in relatie tot bistrorestaurant “De Zoeke”. Conclusie: bij het toepassen van de juiste (bouw)technische geluidsisolerende maatregelen en door te voldoen aan het Bouwbesluit wordt gekomen tot een acceptabele ruimtelijke situatie.
Geconcludeerd wordt dat voldaan kan worden aan de eisen die gesteld worden aan een goed leefklimaat.

4.1.3 Luchtkwaliteit

De Eerste Kamer heeft op 9 oktober 2007 het wetsvoorstel voor de wijziging van de Wet milieubeheer goedgekeurd (Stb. 2007, 414) en vervolgens is de wijziging op 15 november 2007 in werking getreden. De wet vervangt het Besluit Luchtkwaliteit 2005. Met name paragraaf 5.2 uit genoemde wet is veranderd. Omdat 5.2 handelt over luchtkwaliteit staat de nieuwe 5.2 bekend als de 'Wet luchtkwaliteit'. De Wet luchtkwaliteit introduceert het onderscheid tussen 'kleine' en 'grote' projecten. Kleine projecten dragen 'niet in betekende mate' (NIBM) bij aan de verslechtering van de luchtkwaliteit. Een paar honderd grote projecten dragen juist wel 'in betekende mate' bij aan de verslechtering van de luchtkwaliteit. Het gaat hierbij vooral om bedrijventerreinen en infrastructuur (wegen).
Wat het begrip 'in betekende mate' precies inhoudt, staat in een Algemene Maatregel van Besluit (AMvB). Op hoofdlijnen komt het erop neer dat 'grote' projecten die jaarlijks meer dan 3 procent bijdragen aan de jaargemiddelde norm voor fijn stof en stikstofdioxide (1,2 microgram per m3) een 'betekenend' negatief effect hebben op de luchtkwaliteit. 'Kleine' projecten die minder dan 3 procent bijdragen, kunnen doorgaan zonder toetsing. Dat betekent bijvoorbeeld dat lokale overheden een woonwijk van minder dan 1.500 huizen niet hoeven te toetsen aan de normen voor luchtkwaliteit. Deze kwantitatieve vertaling naar verschillende functies is neergelegd in de Regeling 'niet in betekenende mate bijdragen'.
De realisatie van het voorgenomen plan (m.n. een groepsaccommodatie voor 25 personen) draagt beduidend minder bij aan de jaargemiddelde norm voor fijn stof en stikstofdioxide ten opzichte van de bouw van een woonwijk van minder dan 1.500 huizen, waardoor gesteld kan worden dat het te realiseren plan 'niet in betekende mate' bijdraagt aan de verslechtering van de luchtkwaliteit.

4.1.4 Milieuzonering

Milieuzonering beperkt zich tot milieuaspecten met een ruimtelijke dimensie, te weten: geluid, geur, gevaar en stof. De mate waarin de milieuaspecten gelden en waaraan de milieucontour wordt vastgesteld, is voor elk type bedrijvigheid verschillend. De 'Vereniging van Nederlandse Gemeenten' (VNG) geeft sinds 1986 de publicatie 'Bedrijven en Milieuzonering' uit. In deze publicatie is een lijst opgenomen met daarin de aan te houden richtafstanden tussen een gevoelige bestemming en bedrijven. Indien van deze richtafstand afgeweken wordt dient een nadere motivatie gegeven te worden waarom dat wordt gedaan. Het zo scheiden van milieubelastende en –gevoelige functies dient twee doelen:
  1. het reeds in het ruimtelijk spoor voorkómen of zoveel mogelijk beperken van hinder en gevaar bij gevoelige functies (bijvoorbeeld woningen);
  2. het bieden van voldoende zekerheid aan de milieubelastende activiteiten (bijvoorbeeld bedrijven) zodat zij de activiteiten duurzaam, en binnen aanvaardbare voorwaarden, kunnen uitoefenen.
De groepsaccommodatie kan worden beschouwd als een beperkt milieugevoelige functie. De dichtstbijgelegen milieubelastende activiteiten staan in het overzicht hieronder. Daaruit blijkt dat de afstand van de groepsaccommodatie tot restaurant De Zoeke de aanbevolen afstand met 10 meter overschrijdt. Geluid, geur en gevaar zijn hierbij de maatgevende aspecten. Op het aspect geluid wordt in subparagraaf toelichting paragraaf 4.1.2 nader ingegaan. Aangezien het te realiseren plan recreatie betreft wordt ervan uitgegaan dat aan de geur van een restaurant geen hinder wordt beleefd. Wat betreft het aspect gevaar zal hier vooral brandgevaar zijn bedoeld. Gevaarlijke stoffen zijn niet aanwezig. De te realiseren groepsaccommodatie zal aan alle (brandveiligheids)eisen van het Bouwbesluit voldoen, waardoor er in deze situatie geen sprake van (brand)gevaar zal zijn.
Milieubelastende activiteiten Werkelijke afstand Afstand 'Bedrijven en Milieuzonering'
restaurant De Zoeke 0 meter 10 meter (geluid, geur en gevaar)
tuincentrum/kwekerij Oosterik ca. 500 meter 30 meter
bungalowpark Baveld Dennen ca. 500 meter 50 meter
klooster 'Zusters Franciscanessen' ca. 500 meter 10 meter
  • Is ter plaatse een goed woon- en verblijfklimaat gegarandeerd? (belang geurgevoelig object)
  • Worden derden niet onevenredig in zijn belangen geschaad? (belangen veehouderij en derden)
Voor veehouderijen geldt een Algemene Maatregel van Bestuur op grond van artikel 8.40 van de Wet milieubeheer. Op grond van deze AMvB gelden algemene voorschriften ter bescherming van het milieu. Dit besluit geldt voor kleinere veehouderijen tot bijvoorbeeld 50 mestvarkeneenheden of 200 stuks melkvee. Deze veehouderijen moeten aan vaste afstanden ten opzichte van geurgevoelige objecten voldoen. De afstand dient groter te zijn dan:
  • 100 meter tot een object categorie I of II, en
  • 50 meter tot een object categorie III, IV of V.
Bouwen binnen deze afstanden is volgens de huidige jurisprudentie niet toegestaan. Deze afstanden moeten worden gemeten vanaf de buitenzijde van het geurgevoelig object tot het dichtstbijzijnde emissiepunt van het dierenverblijf en gelden ook voor de opslag van vaste mest, gebruikt substraatmateriaal, afgedragen gewas of bloembollenafval en de locatie waar plantaardig restmateriaal wordt gecomposteerd.
Het onderhavige plan valt onder categorie III: 'verspreid liggende niet-agrarische bebouwing die aan het betreffende buitengebied een overwegende woon- of recreatiefunctie verleent', met een bijbehorende afstand van 50 meter tot kleinere veehouderijen.
De afstand van het plangebied tot de dichtstbijzijnde veehouderij is circa 300 meter. Binnen 400 meter afstand bevinden zich geen grotere veehouderijen of opslag of verwerking van agrarische stoffen of materialen.
Geconcludeerd wordt dat er met betrekking tot het te realiseren plan sprake is van een voldoende goed verblijfklimaat, waarbij derden niet in hun belangen worden geschaad.

4.2 Externe Veiligheid

Van de ramptypes die verband houden met externe veiligheid zijn met name ongevallen met brandbare/explosieve of giftige stoffen van belang. Deze ongevallen kunnen nader worden onderscheiden in ongevallen met betrekking tot:
  • inrichtingen;
  • vervoer gevaarlijke stoffen door buisleidingen;
  • vervoer gevaarlijke stoffen over weg, spoor en water.
Gezien de afstand tot deze gasleiding en de andere kleinschalige risicovolle objecten kan gesteld worden dat er met realisatie van voorgenomen plan geen onverantwoorde risico's worden genomen.
verplichtUitsnede uit de risicokaart, met centraal in de cirkel het plangebied

4.3 Waterhuishouding

Beleid
Het aspect water is van groot belang binnen de ruimtelijke ordening. Door verstandig om te gaan met het water kan verdroging en wateroverlast (waaronder ook risico van overstromingen e.a.) voorkomen worden en kan ook de kwaliteit van het water hoog gehouden worden. Daarom is het belangrijk om, waar mogelijk, te werken volgens de volgende principes:
  1. afkoppelen van schoon hemelwater zodat dit niet in het vuilwaterriool komt en waardoor het vuile water geconcentreerder wordt waardoor verwerking ervan beter verlopen kan;
  2. opvangen en vasthouden van gebiedseigen water. Dit door middel van infiltratie in de bodem in het plangebied (als dat kan) of anders infiltratie in de omgeving en / of het 'getrapt' afvoeren via opvangbekkens naar het oppervlaktewater;
  3. goed zorgen voor (de mogelijkheden voor) waterinfrastructuur zoals dijken langs de kust, rivieren en andere waterwegen.
Op landsniveau en Europees niveau zijn de laatste jaren veel plannen en wetten gemaakt. Denk aan de Waterwet uit 2009, het Nationaal Bestuursakkoord Water (NBW) en de Europese Kaderrichtlijn Water (KRW).
Waterhuishouding
Het plan loopt geen verhoogd risico op wateroverlast als gevolg van overstromingen. Het plan heeft geen schadelijke gevolgen voor de waterkwaliteit en ecologie. In het verleden is er in of rondom het plangebied geen wateroverlast of grondwateroverlast geconstateerd. De toename van het verharde oppervlak is minder dan 1.500m2. Het plangebied bevindt zich niet binnen een beschermingszone of herinrichtingszone langs een waterloop, primair watergebied, invloedszone zuiveringstechnisch werk of een retentiecompensatiegebied.
Ten aanzien van de omgang met hemelwater wordt er in het plan naar gestreefd het voorkeursbeleid van het waterschap op te volgen.
Watertoets
Voor dit plan is de digitale watertoets ingevuld, zie bijlage 4. De beantwoording van de vragen heeft er toe geleid dat de korte procedure van de watertoets is toegepast. De bestemming en de grootte van het plan hebben een geringe invloed op de waterhuishouding.
De procedure in het kader van de watertoets is goed doorlopen. Het waterschap Regge en Dinkel geeft een positief wateradvies.

4.4 Archeologie

Bij ingrepen waarbij de ondergrond wordt geroerd, dient te worden aangetoond dat de eventueel aanwezige archeologische waarden niet worden aangetast. Archeologisch onderzoek zal moeten worden uitgevoerd indien sprake is van een hoge of middelhoge trefkans, of indien het plangebied niet is gekarteerd.
Uit de archeologische verwachtings- en advieskaart van de gemeente Dinkelland blijkt dat voor het noordelijke deel sprake is van een hoge kans (dekzandhoogten en -ruggen: voor gebieden kleiner dan 2500m² geldt vrijstelling voor archeologisch onderzoek). op het treffen van waardevolle archeologie en voor het zuidelijke deel geldt een lage trefkans (beekdalen en overige laagten: vrijstelling voor archeologisch onderzoek bij bodemingrepen dieper dan 40 cm). Enkel in de zuidelijke helft van het plangebied zal in de grond worden geroerd. Vanwege de lage trefkans is de kans op aantasting van archeologische waarden zeer klein.
Onderzoek naar archeologische waarden wordt niet nodig geacht.

4.5 Cultuurhistorie

Op ruim 500 meter afstand staat het klooster 'Zusters Franciscanessen van Denekamp'. Het te realiseren plan heeft geen invloed op de cultuurhistorische waarden van het klooster. Er zijn geen andere cultuurhistorisch waarden in de nabijheid van het plangebied.

4.6 Flora En Fauna

In het kader van een goede ruimtelijke ordening moet worden getoetst of er sprake is van negatieve effecten op de (mogelijke) natuurwaarden. Daartoe wordt onderscheid gemaakt in:
  1. gebiedsbescherming;
  2. soortenbescherming.
Gebiedsbescherming
De Natuurbeschermingswet richt zich op de bescherming van gebieden. Sinds 1 oktober 2005 zijn hierin ook de bepalingen vanuit de Europese Habitat- en Vogelrichtlijn, aangevuld met de vroegere Beschermde- en Staatsnatuurmonumenten verwerkt. In de Natuurbeschermingswet zijn de volgende gronden aangewezen en beschermd:
  1. natura 2000-gebieden (Vogelrichtlijn- en Habitatrichtlijngebieden);
  2. beschermde Natuurmonumenten;
  3. wetlands.
Naast deze drie soorten gebieden is er de (Provinciale) Ecologische Hoofdstructuur ((P)EHS) die in het kader van de gebiedsbescherming van belang is. De (P)EHS is een samenhangend netwerk van belangrijke natuurgebieden in Nederland. Zij bestaat uit bestaande natuurgebieden, nieuwe natuurgebieden en ecologische verbindingszones. De EHS draagt bij aan het bereiken van de hoofddoelstelling van het Nederlandse natuurbeleid, namelijk: 'Natuur en landschap behouden, versterken en ontwikkelen, als bijdrage aan een leefbaar Nederland en een duurzame samenleving'.
Het dichtstbijgelegen Natura 2000-gebied is Bergvennen & Brecklenkampse Veld, gelegen op circa 3 kilometer afstand van het plangebied. Het dichtstbijgelegen beschermde Natuurmonument ligt op meer dan 10 kilometer afstand. De (ter plaatse nog te realiseren) EHS ligt op 1.500 meter afstand. Gezien deze afstanden en de kleinschaligheid van het plan is de gebiedsbescherming hier niet relevant.
Soortenbescherming
Sinds 1 april 2002 regelt de Flora- en faunawet de bescherming van in het wild voorkomende inheemse planten en dieren: de soortenbescherming. De wet richt zich vooral op het in stand houden van populaties van soorten die bescherming behoeven. Bekeken moet worden in hoeverre ruimtelijke plannen negatieve gevolgen hebben op beschermde dier- en plantensoorten en of er compenserende of mitigerende maatregelen genomen moeten worden.
Voor de soortenbescherming geldt dat deze voor elk plangebied geldt. In elk gebied kunnen bijzondere soorten voorkomen en / of elk plangebied kan geschikt zijn voor deze soorten. Voor iedereen in Nederland geldt altijd, dus ook los van het voorliggende beoogde ruimtelijke project, dat de zorgplicht nageleefd moet worden bij het verrichten van werkzaamheden.
In het kader van de soortenbescherming dient in dit bestemmingsplan beoordeeld te worden wat via het ruimtelijke project wordt toegelaten in aanvulling op wat al in ruimtelijk opzicht mogelijk is. Circa 300 m2 aan bijgebouwen wordt gesloopt. Er zal circa 650 vierkante meter nieuwbouw plaatsvinden (144 m2 stalling/berging/toilet, 105 m2 nieuwbouw De Zoeke, 200 m2 paardenstal+garage, 100 m2 verlenging bestaande bouw van de nieuwe groepsaccommodatie en 100 m2 zwembaden en sauna). De sloop is reeds planologisch toegestaan en de beoogde nieuwbouw op het perceel dat tot het tot stand komen van dit bestemmingsplan bij restaurant De Zoeke hoort eveneens (terugbouwen gesloopte aantal vierkante meters + 25% van totale bebouwing). Op het terrein van Landgoed Nieuwhuis is de bouw van de stallingberging/toilet en het zwembad+sauna reeds planologisch toegestaan (terugbouwen gesloopte aantal vierkante meters + 15% van totale bebouwing). De extra vierkante meters behorend bij de paardenstal+garage en de verlenging van de nieuwe groepsaccommodatie worden met dit nieuwe bestemmingsplan mogelijk gemaakt.
Gezien het beperkte aantal vierkante meters nieuwbouw dat door dit bestemmingsplan wordt mogelijk gemaakt ten opzichte van wat voorheen planologisch is toegestaan en gezien het feit dat deze bebouwing op het bestaande erf worden gerealiseerd, kan er vanuit worden gegaan dat ter plaatse geen soorten aanwezig zijn die in hun voortbestaan worden bedreigd.
Voor alle initiatieven geldt overigens dat het bepaalde in artikel 2 van de Flora en Faunawet in acht dient te worden genomen. Hierin is bepaald dat een ieder voldoende zorg in acht neemt voor de in het wild levende dieren en planten, alsmede voor hun directe leefomgeving.
Deze zorg houdt in ieder geval in dat een ieder die weet of redelijkerwijs kan vermoeden dat door zijn handelen of nalaten nadelige gevolgen voor flora of fauna kunnen worden veroorzaakt, verplicht is dergelijk handelen achterwege te laten voorzover zulks in redelijkheid kan worden gevergd, dan wel alle maatregelen te nemen die redelijkerwijs van hem kunnen worden gevergd teneinde die gevolgen te voorkomen of, voorzover die gevolgen niet kunnen worden voorkomen, deze zoveel mogelijk te beperken of ongedaan te maken.

4.7 Verkeer En Parkeren

Onderdeel van goede ruimtelijke ordening is het effect van een beoogd nieuw project op de verkeersstructuur.
De nieuwe groepsaccommodatie wordt voor autoverkeer in oostelijke richting ontsloten via een (nu nog) onverharde weg dat tegen de bosrand ligt. Daar waar deze weg aansluit op het Landgoed komt een parkeerterrein met 13 parkeerplaatsen.
Voor het berekenen van het benodigde aantal parkeerplaatsen is gebruik gemaakt van de CROW, waarbij het het meest aannemelijk is om aan te sluiten bij de normen voor hotels. Die norm bedraagt gemiddeld 1 parkeerplek per kamer. Gelet op het aantal kamers in de beide groepsaccommodaties (bestaande acc: 7 kamers, nieuwe acc. 10 kamers) moet het plan in totaal voorzien in 17 parkeerplekken.
Met de realisatie van voornoemde 13 parkeerplaatsen is er, opgeteld bij de 11 bestaande parkeerplaatsen, sprake van voldoende parkeerplaatsen.
De Zoekeweg is een rustige buitengebiedweg. Deze kan het beperkte extra verkeer goed aan.

5 Het Plan

5.1 Specifieke Randvoorwaarden

Voortvloeiend uit de gemeentelijke Beleidsnota verblijfsrecreatie (zie paragraaf 3.3.1) en het gemeentelijk Landschapontwikkelingsplan (zie paragraaf 3.3.2) heeft de gemeente aangegeven te willen meewerken aan dit plan indien daarmee een kwaliteitsimpuls bereikt wordt. Om de kwaliteitsimpuls te bereiken stelt de gemeente de volgende voorwaarden aan dit plan:
  1. Het doel voor de langere termijn is om tot een betere situatie voor het perceel te komen, waarbij sprake is van een gezamenlijk erf voor beide functies. Dit moet vormgegeven worden in een integraal inrichtingsplan;
  2. Er moet zorggedragen worden voor een goede landschappelijke inpassing, waarbij aandacht wordt besteed aan de toegankelijkheid van het erf en aanwezige landschappelijke structuren;
  3. Er mag geen conferentieoord ontstaan. De zwaarte van het plan moet liggen op recreatie. Dit zal uiteengezet moeten worden in een bedrijfsplan;
  4. Er moet voldoende parkeerruimte beschikbaar zijn en deze parkeerruimte moet zoveel mogelijk "groen" worden aangekleed;
  5. Er moet onderzoek worden gedaan naar geluidstechnische aspecten van de beoogde groepsaccommodatie in relatie tot de resauratieve actitviteiten van De Zoeke.
De voorwaarden hebben bijgedragen aan de invulling en het ontwerp van het plan, zie paragraaf 5.2 voor een nadere beschrijving daarvan. Hieronder wordt kort ingegaan op de gestelde gemeentelijke randvoorwaarden.
Ad 1, 2 en 4: Het erf behoud het Twentse karakter en deze wordt waar mogelijk verder versterkt. De voormalige, onlangs gerenoveerde boerderij blijft het dichtst aan de straat gesitueerd en het meest in het zicht. Alle andere bebouwing blijft meer erachter gesitueerd. In de nieuwe situatie wordt de erfbebouwing meer rond een centrale ruimte gesitueerd. Vanaf die ruimte is zicht op nagenoeg alle erfbebouwing.
Het op en rond het erf aanwezige groen blijft zoveel mogelijk behouden en indien mogelijk versterkt. Minder karakteristieke objecten zoals de sauna en de hottub zijn grotendeels uit het zicht gesitueerd. In verband met privacy wordt een erfafscheiding gesitueerd tussen het restaurant en het zwembad met hottub. Deze erfafscheiding wordt ingepast in het erf. Zie voor meer informatie de bijgevoegde landschappelijke onderbouwing.
De nieuwe groepsaccommodatie krijgt een eigen inrit en parkeerplaats. De ontsluiting daarvan gaat via het pad dat daar reeds langs de bosrand ligt en valt daarmee niet op. De parkeerplaats wordt met een groene afscheiding afgeschermd. Zie paragraaf 4.7 voor de onderbouwing van het aantal parkeerplaatsen.
Ad 3: Een bedrijfsplan wordt separaat aangeleverd.
Ad 5: Zie paragraaf 4.1.2.

5.2 Planbeschrijving

In 2010 heeft Nieuwhuis Resort haar deuren geopend als groepsaccommodatie, gelegen op Landgoed Nieuwhuis, Zoekeweg 7. Er blijkt veel vraag te zijn van zowel de zakelijke als particuliere markt voor meerdaags verblijf van groepen in het hoge segment, waardoor de bezettingsgraad hoog is en het concept winstgevend is. Om het aanbod beter te kunnen aansluiten op de vraag wil men Landgoed Nieuwhuis uitbreiden met een extra groepsaccommodatie, waardoor men grotere en/of meer groepen tegelijk kan ontvangen.
Het achterste deel van restaurant De Zoeke is na een brand in 2004 deels herbouwd, maar nooit afgebouwd. Nieuwhuis Resort heeft dit gebouw met de aansluitende grond gekocht en wil hier na verbouwing een groepsaccommodatie voor ten minste 25 personen in vestigen. Om het hoge segment te kunnen bedienen worden in de toekomst tevens welness-voorzieningen als buitenzwembad van circa 5x9 meter (met een overkapping in de winter), sauna, hottub en een paardenstal met paardenbak gerealiseerd. De groepsaccommodatie wordt ontsloten middels een bestaande onverharde weg dat langs de bosrand dat ten oosten van de groepsaccommodatie ligt. Hier wordt tevens een extra parkeerterrein aangelegd.
De oude aanbouw aan de zuidwestzijde van restaurant De Zoeke zal worden vervangen door nieuwbouw die beter bij de karakteristiek van het erf aansluit. Hierin wordt onder meer een nieuwe keuken gerealiseerd. Overige oude, ontsierende bijgebouwen worden eveneens gesloopt.
Samen met restaurant De Zoeke wordt op deze wijze door Nieuwhuis Resort een unieke buitenlocatie gecreëerd die een aanwinst vormt voor de toeristische sector in Dinkelland. De uitstraling van een Twents erf wordt verder verbeterd, waardoor het plan bijdraagt aan de landschappelijke kwaliteit.
afbeelding
Een beeld van de beoogde situatie (zonder de uitbreiding van het restaurant)

6 Planopzet

6.1 Feitelijke Planopzet

Op 1 juli 2008 is de nieuwe Wet ruimtelijke ordening (Wro) in werking getreden. Op 1 januari 2010 is de digitale verplichtingen uit de Wro voor het bestemmingsplan in werking getreden. Het bestemmingsplan dient sinds 1 januari 2010 te voldoen aan de zogenaamde RO-standaarden:
  • Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (SVBP2008);
  • Informatiemodel Ruimtelijke Ordening (IMRO2008);
  • Standaard Toegankelijkheid Ruimtelijke Instrumenten (STRI 2008).
Dit bestemmingsplan is opgezet conform deze standaarden.
Daarnaast is in dit bestemmingsplan zoveel mogelijk aangesloten bij de opzet en inhoud van het bestemmingsplan Buitengebied 2010. Op deze wijze is er in de Buitengebied-bestemmingsplannen zoveel mogelijk samenhang en eenduidigheid.

6.2 Juridische Planopzet

6.2.1 Indeling

Het bestemmingsplan bestaat uit drie delen: de toelichting, de regels en de verbeelding. De toelichting is in paragraaf 1.4 reeds toegelicht. Hieronder worden de verbeelding en de regels toegelicht.
De juridische basis, opzet en systematiek van dit bestemmingsplan sluiten aan op het bestemmingsplan Buitengebied van de gemeente Dinkelland. Relevante delen uit het bestemmingsplan Buitengebied zijn min of meer onveranderd overgenomen in de regels en verbeelding van dit bestemmingsplan. Daar waar deze afwijken van nieuwe regelgeving is dit aangepast.

6.2.2 Verbeelding

De plankaart vormt in veel gevallen de logisch toegang naar (digitale) bestemmingsplaninformatie. Een duidelijke en eenduidige opzet is daarom van groot belang. De plankaart bevat alleen die zaken die juridisch relevant zijn. Datgene dat op de plankaart staat vermeld, is derhalve ook terug te vinden in de regels. Dit uitgangspunt wordt gehanteerd om de kaart zo rustig en leesbaar mogelijk te houden.
De topografische basis voor de bestemmingsplankaart wordt gevormd door de meest actuele Grootschalige Basiskaart van Nederland (GBKN/GBK) aangevuld met kadastrale gegevens.

6.2.3 Regels

De regels van dit bestemmingsplan zijn opgezet volgens de Standaard Vergelijkbare
Bestemmingsplannen 2008 (SVBP2008) en bestaan uit de volgende onderdelen:
  • inleidende regels;
  • bestemmingsregels;
  • algemene regels;
  • overgangs- en slotregels.
Inleidende regels
De inleidende regels bestaan uit de volgende bepalingen:
  • Artikel 1: Begripsbepalingen
  • Artikel 2: Wijze van meten
In artikel 1 worden omschrijvingen gegeven van belangrijke, in de regels voorkomende begrippen. Door het opnemen van deze omschrijvingen kunnen interpretatieverschillen worden voorkomen. In artikel 2 wordt op vergelijkbare wijze een omschrijving gegeven van de wijze waarop in de regels voorkomende maten dienen te worden gemeten.
Bestemmingsregels
Elke bestemming wordt afzonderlijk in een bestemmingsbepaling opgenomen. Hoewel een natuurlijkere loop van de beek de voornaamste aanleiding vormde voor dit artiële bestemmingsplan, is niet de bestemming ‘Water’ in dit plan voorop gesteld, maar is in aansluiting op de landelijke bestemmingsplanstandaarden de alfabetische volgorde van de bestemmingen aangehouden. De bestemmingbenaming is overgenomen uit het bestemmingsplan Buitengebied.
Een bestemmingsbepaling word als volgt opgebouwd:
  • bestemmingsomschrijving;
  • bouwregels;
  • nadere eisen;
  • afwijken van de bouwregels;
  • specifieke gebruiksregels;
  • afwijken van de gebruiksregels;
  • omgevingsvergunning;
  • wijzigingsbevoegdheid.
De bestemmingsomschrijving en de bouwregels komen in ieder artikel voor. De overige onderdelen zijn opgenomen indien deze voor de betreffende bestemming relevant zijn.
Hieronder worden alle bestemmingen en aanduidingen toegelicht.
Horeca
De in het buitengebied aanwezige hotels, restaurants, cafés en pensions vallen onder de bestemming 'Horeca', dat geldt ook voor restaurant De Zoeke in voorliggend bestemmingsplan. In de doeleindenomschrijving zijn deze vormen van horeca expliciet genoemd. Andere vormen van horeca zijn daarmee niet toegestaan, omdat de gronden niet in strijd met de gegeven bestemming mogen worden gebruikt. Wel is er een uitwisselbaarheid van de genoemde vormen mogelijk.
Een bedrijfswoning is niet toegestaan.
Recreatie
De bestemming 'Recreatie' heeft betrekking op de groepsaccommodaties. Horeca is toegestaan tot een maximale oppervlakte van 100 m2 ten behoeve van de groepsaccommodatie. Er is één bedrijfswoning toegestaan.

7 Uitvoerbaarheid

7.1 Economische Uitvoerbaarheid

Conform artikel 3.1.6. van het Bro geeft de toelichting inzicht in de uitvoerbaarheid van het plan. Ingevolge het bepaalde in artikel 6.12 van de Wro stelt de gemeenteraad een exploitatieplan vast voor gronden waarop een bij algemene maatregel van bestuur aangewezen bouwplan is voorgenomen. Bij een besluit tot vaststelling kan de raad besluiten geen exploitatieplan vast te stellen, indien het verhaal van kosten van de grondexploitatie over de in het plan begrepen gronden anderszins verzekerd is.
De beoogde ontwikkeling ten behoeve waarvan dit bestemmingsplan wordt opgesteld is een particulier initiatief en wordt door de initiatiefnemer voor eigen rekening en risico ontwikkeld. Voor de gemeente zijn daar verder geen kosten aan verbonden, afgezien van kosten van het ambtelijk apparaat voor de begeleiding en toetsing van aanvragen om omgevingsvergunning. Die kosten worden door middel van leges gedekt.
Eventuele planschadekosten komen voor rekening van de initiatiefnemer. Hiervoor is een kostenverhaalsovereenkomst met initiatiefnemer gesloten, waardoor het kostenverhaal in het kader van de Grondexploitatiewet verzekerd is.
Samenvattend kan gesteld worden dat het plan financieel haalbaar is en voor de gemeente geen negatieve financiële gevolgen zal hebben. Een verdere uiteenzetting van de financiële aspecten van deze ontwikkeling kan daarom in dit kader achterwege blijven.

7.2 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid

De maatschappelijke uitvoerbaarheid heeft als doel om aan te tonen dat het bestemmingsplan maatschappelijk draagvlak heeft.
In het kader van het artikel 3.1.1. Bro-overleg is het bestemmingsplan naar de wettelijk verplichte en andere door de gemeente erkende overlegpartners verzonden.
Het plan is op 7 juni 2011 en op 3 april 2012 met de provincie voorbesproken. Tijdens de eerste presentatie (7 juni 2011) gaf de provincie aan dat er geen provinciaal belang in het geding is, indien recreatie de hoofdactiviteit blijft. Daarnaast heeft de provincie als voorwaarde gesteld dat een landschappelijk inpassingsplan moet worden opgesteld. Tijdens de tweede presentatie (3 april 2012) gaf de provincie aan in te kunnen stemmen met de voorgenomen ontwikkeling. Het gaat om een kleinschalige initiatief, waarbij de gemeente toeziet op een integrale ontwikkeling van het gehele erf.
In het kader van artikel 3.8 Wro heeft het bestemmingsplan vanaf 30 november 2012 zes weken voor zienswijzen ter inzage. Er zijn geen zienswijzen ingediend.