Buitengebied 2010, wijzigingsplan Lemseloseveldweg 13
Wijzigingsplan - gemeente Dinkelland
Vastgesteld op 17-07-2012 - geheel onherroepelijk in werking
Hoofdstuk 1 Relatie Met Het Moederplan
De regels deel uitmakende van het bestemmingsplan "Buitengebied 2010" van de gemeente Dinkelland, vastgesteld in de raadsvergadering van 18 - 02 - 2010, zijn onverkort van toepassing, met dien verstande dat:
Artikel 1 Begrippen
1.1 het plan:
het wijzigingsplan " Buitengebied 2010, wijzigingsplan Lemseloseveldweg 13 ” van de gemeente Dinkelland;
1.2 bestemmingsplan:
de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.1774.BUIWPLEMSVELDWEG13-0401 met de bijbehorende regels en bijlagen;
Hoofdstuk 2 Overgangs- En Slotregels
Artikel 2 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als:
Regels van het wijzigingsplan Buitengebied 2010, wijzigingsplan Lemseloseveldweg 13 van de gemeente Dinkelland.
Aldus vastgesteld in de vergadering van de burgermeester en wethouders van ......
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding
Op 18 februari 2010 is het bestemmingsplan buitengebied van de gemeente Dinkelland vastgesteld. Het bestemmingsplan voorzag in een herziening en actualisering van de planologisch-juridische regeling voor het landelijk gebied van de gemeente.
Het perceel aan de Lemseloseveldweg 13 had voorheen de bestemming 'Agrarische doeleinden'. Bij vaststelling van het nieuwe bestemmingsplan buitengebied in 2010 heeft het perceel de bestemming 'Wonen' gekregen. De eigenaar van het perceel, de heer Vennegoor op Nijhuis, is van deze wijziging niet op de hoogte geweest.
De heer Vennegoor op Nijhuis heeft een eenmansbedrijf, Handelsonderneming Vennegoor. De werkzaamheden bestaan uit het uitvoeren van periodieke keuringen, reparaties en onderhoud aan (hoofdzakelijk) heftrucks en grondverzetmachines voor zowel vaste als losse klanten. De werkzaamheden worden uitgevoerd in de werkplaats aan de Nijverheidsstraat in Oldenzaal en ter plekke bij klanten. Daarnaast is er sprake van een storingsdienst in geval van calamiteiten en de in- en verkoop van heftrucks en grondverzetmachines. De heer Vennegoor op Nijhuis heeft ook een deel van het werk 'meegenomen naar huis'. Dit heeft geresulteerd in de opslag van heftrucks, grondverzetmachines, materialen en materieel in de bedrijfsgebouwen en het buitenterrein. Daarnaast is er een kleine werkplaats aanwezig voor het uitvoeren van reparaties.
Binnen de bestemming 'Wonen' is het gebruik van de gebouwen en buitenruimte ten behoeve van het uitvoeren van bedrijfsmatige activiteiten en bijbehorende opslag niet toegestaan. De gemeente Dinkelland is daarom in 2010 gestart met een handhavingsactie. Dit heeft uiteindelijk geresulteerd in het opleggen van een voornemen last onder dwangsom op 21 juli 2011. De heer Vennegoor heeft op 16 augustus 2011 schriftelijk een zienswijze tegen het voornemen ingediend. Vervolgens heeft er op 29 augustus 2011 een gesprek tussen de gemeente Dinkelland en de familie Vennegoor op Nijhuis plaatsgevonden.
Het voorgaande heeft er uiteindelijk in geresulteerd dat de gemeente Dinkelland medewerking wil verlenen aan een wijzigingsplan middels de opgenomen wijzigingsbevoegdheid in het bestemmingsplan buitengebied. De bestemming 'Wonen' wordt gewijzigd in 'Bedrijf – voormalig agrarisch'. Met het wijzigingsplan wordt het mogelijk gemaakt de voormalige agrarische bedrijfsgebouwen, de ligboxenstal en kapschuur, op het perceel te gebruiken voor de bedrijfsmatige activiteiten van de initiatiefnemer, bestaande uit opslag met daaraan ondergeschikt een kleine werkplaats.
1.2 Begrenzing Plangebied
Het plangebied omvat het perceel aan de Lemseloseveldweg 13 te Weerselo. Binnen de begrenzing vallen de bedrijfswoning en bedrijfsgebouwen alsmede een deel van het buitenterrein. De begrenzing is overeenkomstig de bestemming 'Wonen' als opgenomen in het bestemmingsplan Buitengebied 2010. De omliggende gronden met de bestemming 'Agrarisch-1' zijn geen onderdeel van het plangebied.
1.3 Bij Het Plan Behorende Stukken
Bij het plan behorende stukken Het "Buitengebied 2010, wijzigingsplan Lemseloseveldweg 13" is vervat in het GML- bestand NL.IMRO.1774.BUIWPLEMSVELDWEG13-0401 en bestaat uit de volgende stukken:
- Toelichting (inclusief bijlagen)
- Verbeelding
- Regels
1.4 Vigerend Bestemmingsplan
Het plangebied, zoals op afbeelding 1.1 is aangegeven, maakt deel uit van het vigerende bestemmingsplan 'Buitengebied 2010'. Dit bestemmingsplan is vastgesteld door de gemeenteraad op 18 februari 2010.
afbeelding 1.1. uitsnede bestemmingsplankaart. (bron ruimtelijkeplannen.nl)
De huidige bestemming is 'wonen' met de gebiedsaanduiding 'milieuzone - grondwaterbeschermingsgebied'. De voor ‘Wonen’ aangewezen gronden zijn bestemd voor woonhuizen, aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen in combinatie met:
1. een aan-huis-verbonden beroep dan wel een kleinschalige bedrijfsmatige activiteit;
2. mantelzorg;
3. detailhandel in bloemen indien de gronden zijn voorzien van de aanduiding "specifieke vorm van detailhandel - bloemisterij";
4. een groepsaccommodatie, indien de gronden zijn voorzien van de aanduiding “specifieke vorm van recreatie - groepsaccommodatie”;
5. boerderijkamers, indien de gronden zijn voorzien van de aanduiding “specifieke vorm van wonen - boerderijkamers”;
6. een dagrecreatieve voorziening, indien de gronden zijn voorzien van de aanduiding “dagrecreatie”;
7. een timmerwerkplaats, opslag en constructie ten behoeve van een keuken- en parketvloerenbedrijf, een stoffeerderij, een opslagbedrijf, een schildersbedrijf, een kantoor of een radio- en televisiehandel, indien de gronden daartoe zijn aangeduid;
De bedrijfsactiviteiten met opslag en kleinschalige werkplaats zijn in strijd met het bestemmingsplan. Binnen het huidige bestemmingsplan is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen om de bestemming 'wonen' te wijzigen in de bestemming 'bedrijf - voormalig agrarisch' welke voorziet in de gewenste gebruiksmogelijkheden.
1.5 Leeswijzer
Na het inleidende hoofdstuk wordt in hoofdstuk 2 de huidige situatie van het plangebied en omgeving beschreven. Vervolgens wordt in hoofdstuk 3 het ruimtelijk beleidskader van het Rijk, de provincie en de gemeente uiteengezet. Hoofdstuk 4 gaat over de omgevingsaspecten die voor dit plangebied relevant zijn. In hoofdstuk 5 wordt ingegaan op de planuitgangspunten van dit plan en wordt de beoogde ontwikkeling beschreven. In hoofdstuk 6 wordt de uitvoerbaarheid van het plan beschreven. Ten slotte wordt een juridische toelichting gegeven op de regels van de diverse bestemmingen in hoofdstuk 7.
Hoofdstuk 2 Planbeschrijving
2.1 Huidige Situatie
De heer Vennegoor op Nijhuis heeft een eenmansbedrijf, Handelsonderneming Vennegoor. De werkzaamheden bestaat uit het uitvoeren van periodieke keuringen, reparaties en onderhoud aan (hoofdzakelijk) heftrucks en grondverzetmachines voor zowel vaste als losse klanten. De werkzaamheden vinden plaats in de werkplaats aan de Nijverheidsstraat te Oldenzaal als ter plekke bij de klanten. Daarnaast is er sprake van storingsdienst in geval van calamiteiten en de in- en verkoop van heftrucks en grondverzetmachines. Aan de Lemseloseveldweg 13 worden machines en onderdelen opgeslagen en vinden kleine reparaties plaats.
Op het perceel staat een bedrijfswoning, nummer 13 op afbeelding 2.1, met een aantal bijgebouwen (garage, schuur en berging) voor privédoeleinden. Ten behoeve van de bedrijfsmatige activiteiten zijn er twee grote schuren aanwezig. Het betreft voormalig agrarische bedrijfsgebouwen, nl. een ligboxenstal en een kapschuur. De ligboxenstal heeft een oppervlakte van circa 572 m2 (22x26) en de kapschuur een oppervlakte van circa 200 m2 (20x10). In de ligboxenstal is een deel van de beschikbare ruimte (max. 250 m2) in gebruik ten behoeve van het uitvoeren van kleine reparaties. De overige ruimte evenals de ruimte in de kapschuur wordt gebruikt ten behoeve van de opslag van onderdelen, machines en materialen van de Handelsonderneming Vennegoor.
afbeelding 2.1+ situering bouwwerken. bron gemeente Dinkelland
Naast de bovengenoemde gebouwen zijn er nog twee illegale bouwwerken aanwezig, het betreft dus geen voormalig agrarische bebouwing. Gebouw 1 (oppervlakte circa 33,5 m2) wordt hoofdzakelijk gebruikt voor de opslag van heftrucks, banden en grote onderdelen. In gebouw 2 (oppervlakte circa 220 m2) staan diverse stellingen met een grote voorraad aan kleine en grote onderdelen voor heftrucks en grondverzetmachines. Het gebouw wordt ook gebruikt voor het stallen van een aantal heftrucks en de opslag van privé-eigendommen.
Het gebruik van deze illegale bouwwerken is zowel in strijd met de geldende bestemming wonen, als met de gewenste bestemming bedrijf – voormalig agrarisch. Het zijn tenslotte geen legale voormalige agrarische bedrijfsgebouwen. Daarom heeft de initiatiefnemer de gemeente verzocht om een gedoogbeschikking. Nadat de wijzigingsprocedure is doorlopen zal er door de gemeente een besluit nemen over de ilegale bouwwerken.
Het buitenterrein was tot augustus 2011 in gebruik voor de opslag van een grote hoeveelheid materialen, machines, onderdelen. Op verzoek van de gemeente Dinkelland is het buitenterrein opgeruimd.
Hoofdstuk 3 Beleidskader En Wet En Regelgeving
3.1 Rijks Beleid
3.1.1 Nota ruimte
De Nota Ruimte, die 27 februari 2006 vastgesteld, bevat de rijksvisie op de ruimtelijke ontwikkeling van Nederland en de belangrijkste bijbehorende doelstellingen. In de Nota Ruimte gaat het daarbij om inrichtingsvraagstukken die spelen tussen nu en 2020, met een doorkijk naar 2030. In de nota worden de hoofdlijnen van beleid aangegeven, waarbij het accent ligt op de ruimtelijke ontwikkeling en de dynamiek en minder op de beperkingen. Hoofddoel van het nationaal ruimtelijk beleid is ruimte scheppen voor de diverse ruimte vragende functies. De nota heeft vier algemene doelen:
- versterking van de internationale concurrentiepositie van Nederland;
- bevordering van krachtige steden en een vitaal platteland;
- borging en ontwikkeling van belangrijke (inter)nationale ruimtelijke waarden;
- borging van de veiligheid.
Het nationaal ruimtelijk beleid voor water en groene ruimte richt zich op behoud en ontwikkeling van natuurwaarden, de ontwikkeling van landschappelijke kwaliteit en van bijzondere ook internationaal erkende, landschappelijke en cultuurhistorische waarden. Tevens is borging van veiligheid tegen overstromingen, voorkoming van wateroverlast en watertekorten en verbetering van water- en bodemkwaliteit van groot belang.
Een belangrijk element in de visie vormt de nationale Ruimtelijke Hoofdstructuur (RHS). In de RHS zijn de gebieden en netwerken opgenomen die in belangrijke mate ruimtelijk structurerend zijn voor Nederland. Hierbij gaat het bijvoorbeeld om de Ecologische Hoofdstructuur, de Nationale Landschappen en de mainports Schiphol en Rotterdam. Het rijk heeft voor de RHS een grotere verantwoordelijkheid dan daarbuiten. Buiten de RHS stelt het rijk zich terughoudend en selectief op. Hier is het beleid gericht op het waarborgen en zo mogelijk vergroten van de basiskwaliteit. De primaire verantwoordelijkheid voor deze kwaliteit ligt bij de provincies.
Het plangebied is gelegen in de Ruimtelijke Hoofdstructuur, Nationaal Landschap Noordoost Twente. Nationale Landschappen zijn gebieden met internationaal unieke landschappelijke kwaliteiten en, in samenhang daarmee, bijzondere natuurlijke en recreatieve activiteiten. Landschappelijke, cultuurhistorische en natuurlijke kwaliteiten van deze landschappen moeten behouden blijven en waar mogelijk worden versterkt. Uitgangspunt voor het ruimtelijk beleid is 'behoud door ontwikkeling'. Ruimtelijke ontwikkelingen zijn dus mogelijk, mits de kernkwaliteiten van het landschap behouden blijven of worden versterkt ('ja, mits'-regime).
De planwijziging is niet in strijd met het nationaal beleid en doet geen afbreuk aan de bovengenoemde doelen.
3.1.2 Waterbeleid
In het jaar 2000 is de Europese Kaderrichtlijn Water vastgesteld. Het doel van deze richtlijn is de vaststelling van een kader voor de bescherming van landoppervlaktewater, overgangswater, kustwater en grondwater in de Europese Gemeenschap, waarmee:
- aquatische ecosystemen en de hiervan afhankelijke wetlands en terrestrische ecosystemen voor verdere achteruitgang worden behoed en beschermd en verbeterd worden;
- duurzaam gebruik van water wordt bevorderd, op basis van bescherming van de beschikbare waterbronnen op lange termijn;
- bijgedragen wordt aan afzwakking van de gevolgen van overstromingen en perioden van droogte.
De gevolgen voor de waterhuishouding staan beschreven in paragraaf Watertoets.
3.2 Provinciaal Beleid
3.2.1 Omgevingsvisie
In de Omgevingsvisie schetsen Provinciale Staten hun visie op de ontwikkeling van de fysieke leefomgeving van onze provincie. Het vizier is daarbij gericht op 2030. Zij geven aan wat volgens hen de ambities en doelstellingen van provinciaal belang zijn en hoe zij Gedeputeerde Staten opdragen deze te realiseren. Provinciale Staten heeft de Omgevingsvisie op 1 juli 2009 vastgesteld. De hoofdambitie van de Omgevingsvisie is een toekomst vaste groei van welvaart en welzijn met een verantwoord beslag op de beschikbare natuurlijke hulpbronnen en voorraden. Om de ambities van de provincie waar te maken, bevat de Omgevingsvisie een uitvoeringsmodel. Dit model is gebaseerd op drie niveaus. Aan de hand van de drie niveaus kan worden bezien of een ruimtelijke ontwikkeling mogelijk is en er behoefte aan is, waar het past in de ontwikkelingsvisie en hoe het uitgevoerd kan worden. De drie niveaus komen hieronder aan de orde.
- 1. Generieke beleidskeuzes (of)
Generieke beleidskeuzes zijn keuzes die bepalend zijn voor de vraag of ontwikkelingen nodig dan wel mogelijk zijn. In deze fase wordt beoordeeld of er sprake is van een behoefte aan een bepaalde voorziening. Ook wordt in deze fase de zgn. 'SER-ladder' gehanteerd, waarbij als uitgangspunt geldt dat de ruimte zuinig en zorgvuldig moet worden benut. Andere generieke beleidskeuzes betreffen de reserveringen voor waterveiligheid, randvoorwaarden voor externe veiligheid, grondwaterbeschermingsgebieden, bescherming van de ondergrond (aardkundige en archeologische waarden), landbouwontwikkelingsgebieden voor intensieve veehouderij, begrenzing van Nationale Landschappen, Natura 2000-gebieden, Ecologische Hoofdstructuur en verbindingszones etc. De generieke beleidskeuzes zijn veelal normstellend.
Vertaling naar het plan; Het plan betreft het aanpassen van de bestemming wonen naar de bestemming "Bedrijf – Voormalig agrarisch". Het plan maakt het mogelijk de voormalig agrarische gebouwen te gebruiken voor het bedrijf van de initiatiefnemer.
- 2. Ontwikkelingsperspectieven (waar)
Als uit de beoordeling in het kader van de generieke beleidskeuzes blijkt dat de voorgenomen ruimtelijke ontwikkeling aanvaardbaar is, vindt een toets plaats aan de ontwikkelingsperspectieven. In de Omgevingsvisie is een spectrum van zes ontwikkelingsperspectieven beschreven voor de groene en stedelijke omgeving. Met dit spectrum geeft de provincie ruimte voor het realiseren van de in de visie beschreven beleids- en kwaliteitsambities. De ontwikkelingsperspectieven geven richting aan wat waar ontwikkeld zou kunnen worden. Daar waar generieke beleidskeuzes een geografische begrenzing hebben, zijn ze consistent doorvertaald in de ontwikkelingsperspectieven. De ontwikkelingsperspectieven zijn richtinggevend en bieden de nodige flexibiliteit voor de toekomst. In dit geval zijn uitsluitend de ontwikkelingsperspectieven voor de standsrandgebied van belang. De ontwikkelperspectieven voor het plangebied zijn gericht op een sterke stand land relaties. Centraal voor de omgeving staat behoud en versterken van het landschap en het realiseren van groen blauwe hoofdstructuur. De ontwikkelingen samen laten gaan met ontwikkelingsmogelijkheden voor de landbouw en andere economische dragers. Het wijzigen van het plan conform het gebruik is niet in strijd met de beoogde ontwikkelperspectieven.
afbeelding: omgevingsvisie, ontwikkelperpectieven. (bron: Provincie Overijssel)
3. Gebiedskenmerken (hoe)
Op basis van gebiedskenmerken in vier lagen gelden specifieke kwaliteitsvoorwaarden en -opgaven voor ruimtelijke ontwikkelingen. De nieuwe ontwikkeling moet zoveel mogelijk aansluiten bij de gebiedskenmerken. De voor onderhavige locatie lagen met bijbehorende gebiedskenmerken zijn:
- natuurlijke laag (geomorfologie en bodem): op deze kaart is het plangebied aangegeven als ‘dekzandvlakte- en ruggen’;
- laag van het agrarisch-cultuurlandschap: op deze kaart is het plangebied aangegeven als ‘jonge heide- en broekontginningslandschap’;
- stedelijke laag: voor deze laag is geen specifieke aanduiding voor het plangebied weergegeven en kan derhalve buiten beschouwing worden gelaten;
- lust & leisure-laag (toerisme, recreatie en landgoederen): op de kaart is het gebied aangemerkt als Stadsrandgebied.
Voor het behoud en versterken van de ruimtelijke kwaliteit, gelden deze gebiedskenmerken als uitgangspunt.
afbeelding: gebiedskenmerkenkaart (bron: provincie Overijssel)
Natuurlijke laag;
Overijssel bestaat uit een rijk en gevarieerd spectrum aan natuurlijke landschappen. Deze vormen de basis voor het gehele grondgebied van Overijssel. Het beter afstemmen van ruimtelijke ontwikkelingen op de natuurlijke laag kan ervoor zorgen dat de natuurlijke kwaliteiten van de provincie weer mede beeldbepalend worden. Ook in steden en dorpen bij voorbeeld in nieuwe waterrijke woonmilieus en nieuwe natuur in stad en dorp.
De locatie is op de gebiedskenmerkenkaart 'natuurlijke laag' aangeduid met het gebiedstypen 'dekzandvlakte en ruggen'.
De ambitie ten aanzien van het gebiedstype 'Dekzandvlakte en ruggen' is de natuurlijke verschillen tussen hoog en laag en tussen droog en nat functioneel meer sturend en beleefbaar te maken. Dit kan bijvoorbeeld door een meer natuurlijk watersysteem, door beplanting met 'natuurlijke' soorten en door de (strekkings)richting van het landschap te benutten in gebiedsontwerpen.
Laag van het agrarisch cultuurlandschap;
In het agrarisch cultuurlandschap gaat het er altijd om dat de mens inspeelt op de natuurlijke omstandigheden en die ten nutte maakt. Hierbij hebben nooit ideeën over schoonheid een rol gespeeld. Wel zijn we ze in de loop van de tijd gaan waarderen om hun ruimtelijke kwaliteiten. Vooral herkenbaarheid, contrast en afwisseling worden gewaardeerd. De ambitie is gericht op het voortbouwen aan de kenmerkende structuren van de agrarische cultuurlandschappen door óf versterking óf behoud óf ontwikkeling of een combinatie hiervan.
De locatie is op de gebiedskenmerkenkaart 'de laag van het agrarisch-cultuurlandschap' aangeduid met het gebiedstype “jonge heide- en broekontginningslandschap”.
De ambitie ten aanzien van het gebiedstype 'Dekzandvlakte en ruggen' is de natuurlijke verschillen tussen hoog en laag en tussen droog en nat functioneel meer sturend en beleefbaar te maken. Dit kan bijvoorbeeld door een meer natuurlijk watersysteem, door beplanting met 'natuurlijke' soorten en door de (strekkings)richting van het landschap te benutten in gebiedsontwerpen.
Lust en leisure laag;
Het provinciaal beleid ten aanzien van de stadsrand gebieden, is gericht op versterking van de economische dragers, zonder aantasting van de landschappelijke kwaliteiten welke voor de omgeving van belang zijn. Het gebied maakt deel uit van het Nationaal Landschap. Van belang is dat ontwikkelingen bijdragen aan het behoud of aan ontwikkeling van de kernkwaliteiten van een bepaald gebied. De planwijziging heeft geen invloed op de kernkwaliteiten en zal eveneens de kwaliteiten niet aantasten.
3.3 Gemeentelijk Beleid
Het vigerende bestemmingsplan Buitengebied 2010 is voor de locatie Lemseloseveldweg 13 van kracht. Binnen het plan is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen onder artikel 36.6 lid D. Binnen de bevoegdheid zijn burgemeester en wethouders bevoegd het plan te wijzigen als aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:
De bestemming ‘Wonen’ wordt gewijzigd in de bestemming ‘Bedrijf - Voormalig agrarisch’, mits:
- 1. na toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid de regels van artikel 16 van het moederplan van toepassing zijn;
- 2. er geen sprake is van onevenredige schade voor de aangrenzende (agrarische) bedrijven, in dié zin dat de bedrijven in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt;
- 3. de woonfunctie ondergebracht wordt in de voormalige bedrijfswoning;
- 4. de bedrijfsfunctie ondergebracht wordt in de bestaande, voormalig agrarisch gebruikte gebouwen, die aanwezig zijn op het moment van toepassing van deze wijziging;
- 5. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de woonsituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
Het project kan voldoen aan de voorwaarden die in het bestemmingsplan gesteld worden. Het college van burgermeester en wethouders heeft aangegegeven dat zij willen meewerken aan een bestemmingsplan wijziging.
Hoofdstuk 4 Omgevingsaspecten
Op grond van artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening moet in de toelichting op het bestemmingsplan een beschrijving worden opgenomen van de wijze waarop de milieuaspecten bij het plan zijn betrokken. Weliswaar is voor het merendeel van deze aspecten specifiek beleid en regelgeving opgesteld, toch is er sprake van een aanvullende werking ten opzichte van de ruimtelijke ordening. Bovendien is het bestemmingplan vaak een belangrijk middel voor afstemming tussen de milieuaspecten en ruimtelijke ordening.
In dit hoofdstuk worden de resultaten van het onderzoek naar de milieukundige uitvoerbaarheid beschreven. Het betreft de thema's milieu (milieuzonering, geluid, bodem en luchtkwaliteit), water, flora en fauna, cultuurhistorie en archeologie, externe veiligheid en verkeer en parkeren.
4.1 Milieu
4.1.1 Geluid
De Wet geluidhinder biedt vooral in het ruimtelijk spoor bescherming tegen (spoor)weglawaai en industrielawaai van inrichtingen gelegen op een gezoneerd industrieterrein. In de Wet geluidhinder wordt een beperkte aantal typen objecten (zgn. geluidsgevoelige objecten) beschermd tegen geluidshinder. De wet heeft een sterke link met de Wet ruimtelijke ordening en de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.
Wegverkeerslawaai
Op grond van de Weg geluidhinder hebben alle wegen een geluidszone. De voorkeurswaarde voor de Lden bij woningen bedraag 48 dB. Op basis van het geluidsbeleid van de gemeente Dinkelland 'Nota hogere grenswaarden' is het mogelijk op in buitenstedelijke situaties bij wijziging een maximale ontheffingswaarde van 58 dB te verlenen.
Er is hier sprake van een bestaande situatie. De (bedrijfs)woning wordt aangemerkt als geluidsgevoelig object. De bedrijfsgebouwen worden niet aangemerkt als geluidgevoelige objecten op basis van de Wgh. Ter plaatse van de woning voldaan aan de grenswaarde. De geluidsbelasting ter plaatse van de woning bedraagt minder dan 38 dB. Ter illustratie is onderstaande afbeelding toegevoegd. Nader geluidsonderzoek is in dit kader niet noodzakelijk.
Industrielawaai
De bedrijfsmatige activiteiten hebben een bepaalde geluidsuitstraling naar de omgeving. De omgeving van het bedrijf en daaraan gerelateerd de te beschermen woonomgeving sluit het best aan bij de typering 'landelijke omgeving' uit de 'Handreiking Industrielawaai en vergunningverlening'. De Handreiking is een hulpmiddel bij het voorkomen en beperken van geluidhinder. Op basis van de Handreiking geldt er voor de landelijke omgeving een richtwaarde van 40 dB(A) etmaalwaarde.
In het geluidsbeleid van de gemeente Dinkelland zijn de voorkeurswaarden en maximale ontheffingswaarden voor Industrielawaai opgenomen. Voor woningen zijn deze respectievelijk vastgelegd op 50 dB(A) en 55 db(A). De waarden werken twee kanten op: als beperkende factor voor de bedrijfsmatige activiteiten en ter bescherming van de aanwezige woningen.
Dinkelland hanteert ook een gebiedsgericht geluidsbeleid. Voor het buitengebied is een gebiedsgerichte ambitie van rustig (50 dB(A)) tot zeer onrustig (58 dB(A)) opgenomen. Het toetsen aan de ambities is enkel van toepassing voor nieuwe situaties.
De werkzaamheden en activiteiten op het perceel aan de Lemseloseveldweg 13 vinden hoofdzakelijk plaats in de aanwezige bedrijfsgebouwen. Concreet vinden er de volgende activiteiten plaats:
- 1. onderhoud en reparatie van heftrucks, tractors en grondverzetmachines;
- 2. opslag van machines, materieel en onderdelen.
De werkzaamheden worden inpandig uitgevoerd in de bestaande (voormalige) ligboxenstal. De werkzaamheden worden handmatig uitgevoerd door één persoon, met ondersteuning van handgereedschap en aanwezige installaties. Op het erf wordt af en toe een heftruck gebruikt voor het verplaatsen onderdelen, materialen tussen de aanwezige gebouwen.
De geluidsuitstraling van de werkzaamheden naar de omgeving is beperkt. Er liggen een aantal woningen in de directe omgeving, te weten de Lemseloseveldweg 18 en Lemseloseveldweg 20. Deze woningen liggen respectievelijk op een afstand van 28 meter en 120 meter, gemeten vanaf de grens van het bouwvlak. De afstand van de ingang werkplaats tot de woningen is respectievelijk 65 meter en 180 meter.
Zoals aangegeven worden de werkzaamheden inpandig uitgevoerd (met gesloten deuren). Daarnaast is er door de aanwezige bedrijfsgebouwen afscherming tot de dichtstbijzijnde woningen. Voor zover bekend zijn er door de buren nooit klachten geweest inzake geluidsoverlast. Met behulp van IL-Scan is een indicatieve berekening van de geluidsniveau ter plaatse van de woning aan de Lemseloseveldweg 18. De IL scan is als bijlage IL scan aan het plan gevoegd. Als activiteiten zijn opgenomen het gebruik van een dieselheftruck en het uitvoeren van werkzaamheden inpandig met handgereedschap. N.B. Deze werkzaamheden zullen normaal gesproken niet gelijktijdig worden uitgevoerd, omdat de heer Vennegoor enige werknemer is binnen de Handelsonderneming. Uit de berekening blijkt dat het langtijdgemiddelde beoordelingsniveau lager ligt dan 40 dB(A). Op basis hiervan wordt gesteld dat ter plekke van de woningen voldaan aan de voorkeursgrenswaarde van 50 dB(A).
4.1.2 Bodem
In het kader van de Wet bodembescherming dient bij ruimtelijke plannen de kwaliteit van de bodem te worden aangetoond. Het Besluit bodemkwaliteit streeft naar een duurzaam bodembeheer. Om deze duurzaamheid te waarborgen, dient er een balans te zijn tussen de bescherming van de bodemkwaliteit voor mens en milieu en het gebruik van de bodem voor maatschappelijke ontwikkelingen.
Om de actuele bodemkwaliteit te kunnen bepalen is er door Envita Almelo BV in november 2011 een verkennend bodemonderzoek NEN 5740 uitgevoerd. Het complete rapport is bijgevoegd in de bijlagen. Een samenvatting van de bevindingen en conclusies is hieronder opgenomen.
In overleg met de gemeente Dinkelland is de onderzoeksstrategie bepaald. Het onderzoek ter plaatse aan de Lemseloseveldweg 13 heeft plaatsgevonden op 9 november 2011. Uit de resultaten kunnen de volgende conclusies worden getrokken:
- 1. ter plaatse van de voormalige bovengrondse dieselolietank is op de bovengrond visueel en analytisch geen minerale olie aangetoond. In het grondwater is naftaleen in een lichte concentratie boven de streefwaarde aangetoond;
- 2. in de lokaal zwak puinhoudende bovengrond is een matig verhoogd aan koper en zink aangetroffen;
- 3. in de visueel schone bovengrond zijn geen verontreinigende stoffen aangetroffen;
- 4. in de ondergrond zijn geen verontreinigende stoffen aangetoond;
- 5. het grondwater bevat een licht verhoogde concentratie aan barium en zink.
De bodemkwaliteit levert geen belemmeringen op voor de aanvraag van de wijziging van het bestemmingsplan van het perceel. Indien in de toekomst op de locatie ter plaatse van boring 14 nieuwe ontwikkelingen zijn (bijvoorbeeld grondverzet of bouwactiviteiten), dan dient de omvang van de nieuwe verontreiniging nader te worden vastgesteld en moet rekening worden gehouden met extra kosten ten behoeve van de afvoer van deze lokale bodemverontreiniging. Het uitgevoerde onderzoek is als bijlage Bodemonderzoek aan het plan gevoegd.
4.1.3 Bedrijven en milieu zonering
Zowel de ruimtelijke ordening als het milieubeleid stellen zich ten doel een goede kwaliteit van het leefmilieu te handhaven en te bevorderen. Dit gebeurt onder andere door milieuzonering. Onder milieuzonering verstaan we het aanbrengen van een voldoende ruimtelijke scheiding tussen milieubelastende bedrijven of inrichtingen enerzijds en milieugevoelige functies als wonen en recreëren anderzijds. De ruimtelijke scheiding bestaat doorgaans uit het aanhouden van een bepaalde afstand tussen milieubelastende en milieugevoelige functies. Die onderlinge afstand moet groter zijn naarmate de milieubelastende functie het milieu sterker belast. Milieuzonering heeft twee doelen:
- 1. het voorkomen of zoveel mogelijk beperken van hinder en gevaar bij woningen en andere gevoelige functies;
- 2. het bieden van voldoende zekerheid aan bedrijven dat zij hun activiteiten duurzaam onder aanvaardbare voorwaarden kunnen uitoefenen.
Voor het bepalen van de aan te houden afstanden wordt de VNG-uitgave 'Bedrijven en Milieuzonering' gehanteerd. Deze uitgave bevat een lijst, waarin voor een hele reeks van milieubelastende activiteiten (naar SBI-code gerangschikt) richtafstanden zijn gegeven ten opzichte van milieugevoelige functies. De lijst geeft richtafstanden voor de ruimtelijk relevante aspecten geur, stof, geluid en gevaar. De grootste van de vier richtafstanden is bepalend voor de milieubelastende activiteit in een milieucategorie en daarmee ook voor de uiteindelijke richtafstand.
De lijst met richtafstanden gaat uit van gemiddeld moderne bedrijven. Indien bekend is welke activiteiten concreet zullen worden uitgeoefend, kan gemotiveerd worden uitgegaan van de daadwerkelijk te verwachten milieubelasting, in plaats van de richtafstanden. De afstanden worden gemeten tussen enerzijds de grens van de bestemming die de milieubelastende functie(s) toelaat en anderzijds de uiterste situering van de gevel van een milieugevoelige functie die op grond van het bestemmingsplan/wijzigingsplan mogelijk is.
Hoe gevoelig een gebied is voor milieubelastende activiteiten is mede afhankelijk van het omgevingstype. In de VNG-uitgave wordt onderscheidt gemaakt tussen rustige woonwijk en gemengd gebied. De locatie aan de Lemseloseveldweg 13 en directe omgeving is aan te merken als gemengd gebied.
De activiteiten van Handelsonderneming Vennegoor aan de Lemseloseveldweg zijn moeilijk onder een categorie te vatten. Het betreft een relatief kleinschalige bedrijfsmatige activiteit (reparatie) met daarnaast de opslag. De categorie handel/reparatie van auto's, motorfietsen (sluit het beste aan bij de activiteiten. De grootste afstand die moet worden aangehouden gemeten vanaf de bedrijfsgebouwen (op basis van het aspect geluid) is 30 meter. De dichtstbijzijnde woning aan de Lemseloseveldweg is gelegen op 65 meter van de werkplaats. Er wordt hiermee ruimschoots voldaan de minimale afstand van 30 meter.
4.1.4 Luchtkwaliteit
Op 15 november 2010 is de wijziging van de Wet milieubeheer op het gebied van luchtkwaliteiteisen (Hoofdstuk 5 titel 2 Wm, Stb. 2007, 414) in werking getreden. De overheid wil een verbetering van de luchtkwaliteit bewerkstelligen en ontwikkelingen in ruimtelijke ordening doorgang laten vinden. De kern van de 'Wet luchtkwaliteit' bestaat uit de (Europese) luchtkwaliteitseisen. Verder bevat zij basisverplichtingen voor plannen, maatregelen, het beoordelen van luchtkwaliteit, verslaglegging en rapportage. Op grond van artikel 5.16 Wm moeten bestuursorganen nagaan of besluiten op grond van de Wro gevolgen kunnen hebben voor de luchtkwaliteit.
In de Algemene van Bestuur 'Niet in betekenende mate' (Besluit NIBM) en de ministeriële regeling NIBM (Regeling NIBM) zijn de uitvoeringsregels vastgelegd die betrekking hebben op het begrip NIBM. In de Regeling NIBM is een lijst met categorieën van gevallen opgenomen die niet in betekenende mate bijdragen aan de luchtverontreiniging.
Onder andere projecten met minder dan 1.500 nieuwe woningen vallen onder NIBM. Deze gevallen kunnen zonder toetsing aan de grenswaarden voor het aspect luchtkwaliteit worden uitgevoerd. Voor kleinere ruimtelijke en verkeersplannen die effect kunnen hebben op de luchtkwaliteit heeft het toenmalige Ministerie van VROM in samenwerking met InfoMil een specifieke rekentool ontwikkeld. Daarmee kan worden bepaald of een plan niet in betekenende mate bijdraagt aan de concentratie van een stof in de buitenlucht.
Voor wat betreft de functie 'werkplaats heftrucks en grondverzetmachines en opslag', met bijbehorende bedrijfsgebouwen, is de rekentool ingevuld. De toekomstige situatie zal in vergelijking met de huidige situatie geen toename van het aantal verkeersbewegingen opleveren. De verkeersbewegingen naar en van het bedrijf zijn zeer beperkt, het betreft hoofdzakelijk de eigenaar van het bedrijf. Er is een inschatting gemaakt van het maximaal aantal verkeersbewegingen. Op basis van de uitkomsten kan worden gesteld dat het project onder NIBM valt. Er is geen nader onderzoek nodig en toetsing aan de luchtkwaliteit kan achterwege blijven. De berekening is gebaseerd op het aantal verkeersbewegingen als aangegeven in paragraaf 4.6 en opgenomen in bijlage Luchtkwaliteit
4.2 Water
Het aspect water is van groot belang binnen de ruimtelijke ordening. Door verstandig om te gaan met het water kan verdroging en wateroverlast (waaronder ook risico van overstromingen e.a.) voorkomen worden en kan ook de kwaliteit van het water hoog gehouden worden. Daarom is het belangrijk om, waar mogelijk, te werken volgens de volgende principes:
- 1. afkoppelen van schoon hemelwater zodat dit niet in het vuilwaterriool komt en waardoor het vuile water geconcentreerder wordt waardoor verwerking ervan beter verlopen kan;
- 2. opvangen en vasthouden van gebiedseigen water. Dit door middel van infiltratie in de bodem in het plangebied (als dat kan) of anders infiltratie in de omgeving en / of het 'getrapt' afvoeren via opvangbekkens naar het oppervlaktewater;
- 3. goed zorgen voor (de mogelijkheden voor) waterinfrastructuur zoals dijken langs de kust, rivieren en andere waterwegen.
Op landsniveau en Europees niveau zijn de laatste jaren veel plannen en wetten gemaakt. Denk aan de Waterwet uit 2009, het Nationaal Bestuursakkoord Water (NBW) en de Europese Kaderrichtlijn Water (KRW). Ten aanzien van de omgang met hemelwater wordt er in het plan naar gestreefd het voorkeursbeleid van het waterschap op te volgen.
De watertoets
Ten behoeve van de wijzigiging is een digitale watertoets uitgevoerd. De waterparagraaf heeft betrekking op het plan "Wijziging bestemming Lemseloseveldweg 13". Het plan betreft een bestemmingswijziging van bestaande bebouwing en heeft geen invloed op de waterhuishouding. Met de voorgenomen ontwikkeling zijn geen waterbelangen gemoeid. De ontwikkeling heeft geen nieuwe lozingen op oppervlaktewater tot gevolg. In het gebied is geen sprake van (grond)wateroverlast. Het waterschap Regge en Dinkel heeft dan ook geen bezwaren tegen de voorgenomen ontwikkeling. De digitale watertoets is bijgevoegd als bijlage Watertoets aan het plan gevoegd. Het proces is goed doorlopen.
4.3 Flora Fauna
In het kader van een goede ruimtelijke ordening moet worden getoetst of er sprake is van negatieve effecten op de (mogelijke) natuurwaarden. Daartoe wordt onderscheid gemaakt in:
- 1. gebiedsbescherming;
- 2. soortenbescherming.
Gebiedsbescherming
De Natuurbeschermingswet richt zich op de bescherming van gebieden. Sinds 1 oktober 2005 zijn hierin ook de bepalingen vanuit de Europese Habitat- en Vogelrichtlijn, aangevuld met de vroegere Beschermde- en Staatsnatuurmonumenten verwerkt. In de Natuurbeschermingswet zijn de volgende gronden aangewezen en beschermd:
- 1. Natura 2000-gebieden (Vogelrichtlijn- en Habitatrichtlijngebieden);
- 2. beschermde Natuurmonumenten;
- 3. wetlands.
Naast deze drie soorten gebieden is er de (Provinciale) Ecologische Hoofdstructuur ((P)EHS) die in het kader van de gebiedsbescherming van belang is. De (P)EHS is een samenhangend netwerk van belangrijke natuurgebieden in Nederland. Zij bestaat uit bestaande natuurgebieden, nieuwe natuurgebieden en ecologische verbindingszones. De EHS draagt bij aan het bereiken van de hoofddoelstelling van het Nederlandse natuurbeleid, namelijk: 'Natuur en landschap behouden, versterken en ontwikkelen, als bijdrage aan een leefbaar Nederland en een duurzame samenleving'.
Het dichtstbijgelegen Natura 2000-gebied is de Lemselermaten, gelegen op 2.800 meter afstand van het plangebied. Dat geldt ook voor de EHS. Het dichtstbijgelegen beschermde Natuurmonument ligt op meer dan 9 kilometer afstand. Gezien deze afstanden en de activiteiten die binnen het plan plaatsvinden is gebiedsbescherming hier niet relevant.
Soortenbescherming
Sinds 1 april 2002 regelt de Flora- en faunawet de bescherming van in het wild voorkomende inheemse planten en dieren: de soortenbescherming. De wet richt zich vooral op het in stand houden van populaties van soorten die bescherming behoeven. Bekeken moet worden in hoeverre ruimtelijke plannen negatieve gevolgen hebben op beschermde dier- en plantensoorten en of er compenserende of mitigerende maatregelen genomen moeten worden. Voor de soortenbescherming geldt dat deze voor elk plangebied geldt. In elk gebied kunnen bijzondere soorten voorkomen en / of elk plangebied kan geschikt zijn voor deze soorten. Voor iedereen in Nederland geldt altijd, dus ook los van het voorliggende beoogde ruimtelijke project, dat de zorgplicht nageleefd moet worden bij het verrichten van werkzaamheden. Het plangebied is in gebruik bedrijfsterrein met een perceel grasland er naast gelegen. Het lijkt niet aannemelijk dat ter plaatse vaste rust en verblijfsplaatsen van beschermde soorten aanwezig zijn of verstoord gaan worden.
Voor alle initiatieven geldt overigens dat het bepaalde in artikel 2 van de Flora en Faunawet in acht dient te worden genomen. Hierin is bepaald dat een ieder voldoende zorg in acht neemt voor de in het wild levende dieren en planten, alsmede voor hun directe leefomgeving. Deze zorg houdt in iedergeval in dat een ieder die weet of redelijkerwijs kan vermoeden dat door zijn handelen of nalaten nadelige gevolgen voor flora of fauna kunnen worden veroorzaakt, verplicht is dergelijk handelen achterwege te laten voorzover zulks in redelijkheid kan worden gevergd, dan wel alle maatregelen te nemen die redelijkerwijs van hem kunnen worden gevergd teneinde die gevolgen te voorkomen of, voorzover die gevolgen niet kunnen worden voorkomen, deze zoveel mogelijk te beperken of ongedaan te maken.
4.4 Cultuurhistorie En Archeologie
Cultuurhistorie kan zich bovengronds en ondergronds (archeologie) bevinden. Bij ingrepen waarbij de ondergrond wordt geroerd, dient te worden aangetoond dat de eventueel aanwezige archeologische waarden niet worden aangetast. Archeologisch onderzoek zal moeten worden uitgevoerd indien sprake is van een hoge of middelhoge trefkans, of indien het plangebied niet is gekarteerd.
Uitsnede archeologische verwachtingskaart
Uit de archeologische verwachtings- en advieskaart van de gemeente Dinkelland blijkt dat het plangebied is gelegen in een gebied dat wordt getypeerd wordt als 'dekzandwelvingen en -vlakten met een plaggendek'. Hier geldt een hoge verwachtingswaarde voor archeologische resten uit alle perioden. De bestemmingswijziging is niet van invloed of wordt niet beïnvloed door enige archeologische verwachtingswaarden.
4.5 Externe Veiligheid
In oktober 2004 is het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) in werking getreden. Met het Bevi zijn de risiconormen voor externe veiligheid met betrekking tot bedrijven met gevaarlijke stoffen wettelijk vastgelegd. Het Bevi heeft als doel zowel individuele als groepen burgers een minimum beschermingsniveau te bieden tegen een ongeval met gevaarlijke stoffen. Het besluit verplicht gemeenten en provincies om bij het verlenen van milieuvergunningen en het maken van bestemmingsplannen met de veiligheidsnorm rekening te houden. Het Bevi maakt onderscheid tussen het plaatsgebonden risico en het groepsrisico. Het plaatsgebonden risico houdt in dat op een plaats buiten de inrichting, een persoon die onafgebroken en onbeschermd op die plaats zou verblijven, overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongewoon ongeval binnen die inrichting waarbij een gevaarlijke stof betrokken is. De richtwaarde van het plaatsgebonden risico bedraagt 10-6, wat betekent dat de kans dat iemand buiten de inrichting overlijdt ten gevolge van een ongeval in die inrichting niet hoger mag zijn dan 1 op de miljoen jaar. Dit kan grafisch worden weergegeven door een risicocontour. Binnen de vastgestelde contour mogen zich geen kwetsbare objecten bevinden, zoals woningen. Naast het plaatsgebonden risico speelt ook het groepsrisico een rol in het externe veiligheidsbeleid. Het groepsrisico is de kans per jaar dat ten minste 10, 100 of 1.000 personen overlijden als rechtstreeks gevolg van hun aanwezigheid in het invloedsgebied van een inrichting en een ongewoon voorval binnen die inrichting waarbij een gevaarlijke stof betrokken is. In tegenstelling tot het plaatsgebonden risico wordt het groepsrisico niet vastgelegd als richtwaarde, maar als oriëntatiewaarde. In het Bevi zijn enkele oriëntatiewaarden opgenomen. Het bevoegd gezag kan gemotiveerd van deze waarden afwijken. In de gemeentelijke nota Externe veiligheidsbeleid, 2007, wordt invulling gegeven aan deze wettelijke verplichtingen.
In de Regeling externe veiligheid inrichtingen (Revi) is de uitvoering van het Bevi geregeld. In het Revi is opgenomen welke afstanden in acht genomen moeten worden met betrekking tot Bevi inrichtingen. De afstanden komen overeen met de contour voor het plaatsgebonden risico van 10-6 per jaar.
Verder moet rekening worden gehouden met de eventuele aanwezigheid van buisleidingen, zoals bijvoorbeeld hoge druk en transportleidingen voor aardgas en transportroutes voor gevaarlijke stoffen. Voor ontwikkelingen die plaatsvinden binnen het invloedsgebied van de risicovolle activiteit geldt een verantwoordingsplicht ten aanzien van het groepsrisico als de oriënterende waarde wordt overschreden en als het groepsrisico toeneemt. Om een eerste indruk te krijgen van de aanwezigheid van risicovolle objecten in en nabij het plangebied, is de risicokaart van de provincie Overijssel geraadpleegd, zie de afbeelding hieronder.
afbeelding: uitsnede risicokaart
Uit de afbeelding blijkt dat op een afstand van 780 meter zich een buisleiding bevindt. Het betreft een buisleiding van defensie. Gezien de ligging van de leiding ten opzichte van het plangebied, en doordat er geen sprake is van een verandering in het feitelijk kan gesteld worden dat het project niet strijdig is met de wet en regelgeving ter zake van externe veiligheid.
4.6 Verkeer En Parkeren
Verkeersbewegingen
De verkeer aantrekkende werking van de voorgenomen activiteit moet passend zijn binnen de bestaande infrastructuur. Het erf is via de Lemseloseveldweg en diverse wegen ontsloten aan de Lemselosestraat (N343) en Deurningerstraat (N738). Het bedrijf is dagelijks het vertrekpunt van de initiatiefnemer. Daarnaast is het mogelijk dat de initiatiefnemer enkele keren per dag van en naar de thuislocatie rijdt. Dit is afhankelijk van de opdrachten die op dat moment moeten worden uitgevoerd: op locatie bij de klant, aan de Nijverheidsweg in Oldenzaal of aan de Lemseloseveldweg. De heer initiatiefnemer heeft een kleine vrachtwagen, bestelauto en personenauto. Afhankelijk van het project wordt een keuze voor een voertuig gemaakt. De initiatiefnemer werkt tussen 07.00 – 22.30 uur. Binnen deze tijdstippen zullen ook de verkeersbewegingen plaats vinden.
De bewegingen bestaan uit het halen en brengen van machines, onderdelen en gereedschap. Dit kan enkele malen per dag voorkomen. Daarnaast kan het voorkomen dat de heer Vennegoor op Nijhuis tijdens de pauzes (lunch-avondeten) in de bedrijfswoning aanwezig is. Maximaal zal er dagelijks een (kleine) vrachtwagen tweemaal van en naar het bedrijf rijden, t.b.v. het laden en lossen van machines of onderdelen. Daarnaast is er sprake van personenauto's en bestelauto's. De bewegingen zullen hoofdzakelijk gedurende dag plaatsvinden.
Parkeren, laden en lossen
Het parkeren, laden en lossen vindt plaats op het eigen erf. In de beslotenheid van de aanwezige bedrijfsgebouwen is een buitenruimte aanwezig. Hier is voldoende ruimte voor het parkeren van de verschillende voertuigen. Naast het laden en lossen vindt er op het buitenterrein geen werkzaamheden en/of opslag plaats.
Het wijzigingsplan voorziet in voldoende parkeer gelegenheid op eigen terrein. De vervoersbewegingen vinden voornamelijk overdag plaats en zal ten aanzien van agrarisch verkeer naarverwachting niet in betekenende mate toenemen.
Hoofdstuk 5 Uitvoerbaarheid
5.1 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid
Het plan is gering van omvang. Een inspraakprocedure wordt daarom niet noodzakelijk geacht. Het plan wordt als ontwerp wijzigingsplan ter inzage gelegd. In het kader van het overleg ex artikel 3.1.1 van het Bro zal het ontwerpbestemmingsplan "Buitengebied, Lemseloseveldweg 13" toegezonden worden aan:
• Provincie Overijssel
• Waterschap
Er zijn geen reacties op het voorontwerp ontvangen.
5.2 Economische Uitvoerbaarheid
De ontwikkeling en het economisch risico liggen bij de initiatiefnemers. Met de uitvoering van het plan zijn geen gemeentelijke middelen gemoeid. In dit wijzigingsplan is duidelijk gemaakt dat het initiatief van de opdrachtgever getuigt van een goede ruimtelijke ordening, dat het plan voortvloeit uit gemeentelijk beleid en niet strijdig is met het beleid van hogere overheden en dat er geen wettelijke beletselen zijn om het bestemmingsplan te wijzigen.
Voor dit plan zal de gemeente geen exploitatieplan vaststellen omdat er geen sprake is van een bouwplan als beschreven in 6.2.1 van het besluit ruimtelijke ordening. Wel sluit de gemeente een overeenkomst dat eventuele tegemoetkoming in schade, zoals bedoeld in 6.1 / 6.3 Wet ruimtelijke ordening, op de initiatiefnemers wordt verhaald.
Hoofdstuk 6 Juridische Toelichting
6.1 Standaardisering En Digitalisering
Het wijzigingsplan regelt de gebruiks- en bebouwingsmogelijkheden van de gronden in het plangebied en zijn juridisch bindend. Dit wijzigingsplan is opgezet conform de nieuwe Wet ruimtelijke ordening (Wro) en het nieuwe Besluit ruimtelijke ordening (Bro), zoals deze per 1 juli 2008 gelden. Het plan is vergezeld van een verbeelding. Uitgangspunt is door het stellen van heldere toelichting en een duidelijk leesbare verbeelding, een zo goed mogelijke handhaafbaarheid te realise-ren. De toetsingscriteria in de regels vormen een toetsingsgrond voor omgevingsvergunningen, afwijkingen, nadere eisen en wijzigingen.
6.2 Planopzet En Systematiek
Het wijzigingsplan Buitengebied 2010, wijzigingsplan Lemseloseveldweg 13 gaat vergezeld van een verbeelding. Op de verbeelding is het bouwperceel aangegeven passend bij het feitelijke bestaande gebruik, het plangebied wijzigt niet in omvang. De verbeelding vervangt de bestemming "Wonen" zoals in het moederplan "Bestemmingsplan buitengebied 2010, vastgesteld 18 februari 2010" is aangegeven. Na het onheroepelijk worden maakt de verbeelding als zodanig deel uit van het moederplan.De voorschriften van het moederplan blijven ongewijzigd van toepassing. Voor toetsing aan de voorschriften moet derhalve het moederplan worden geraadpleegd.In het voorliggende wijzigingsplan zijn de begrippen uit het moederplan, Buitengebied 2010, gehanteerd.
6.3 Toelichting (Bestemming)
Bedrijf - Voormalig agrarisch
De bestemming 'Bedrijf - Voormalig agrarisch' is een bestemming ten behoeve van nieuwe bedrijvigheid in voormalige agrarische be-bouwing, die aansluiting vindt bij het VAB-beleid. De bedrijven die hier worden toegestaan, staan genoemd in bijlage 3 van de regels.
De voormalige bedrijfsgebouwen (bijgebouwen) mogen worden gebruikt voor de bedrijfsfunctie tot maximaal 500 m². Het resterende vloeroppervlak van de gebouwen mag niet worden gebruikt voor de bedrijfsfunctie, maar de opslag van bijvoorbeeld goederen is daar wel mogelijk. Deze oppervlaktebeperking voegt zich naar het uitgangspunt dat het moet gaan om kleinschalige, lichte vormen van bedrijvigheid.
Ook hier geldt dat bij ontheffing bedrijven zijn toegestaan die naar aard en invloed op de omgeving vergelijkbaar zijn met de in bijlage 3 )tevens bijlage van het moederplan, onder de categorieën 1 en 2 genoemde bedrijven, mits het niet gaat om geluidszoneringsplichtige bedrijven, risicovolle inrichtingen en/of vuurwerkbedrijven. Dit kan gelden voor nieuwe bedrijvigheid, die niet als zodanig in de lijst is genoemd, of zwaardere bedrijvigheid, die qua omvang zodanig gering is, dat er sprake is van vergelijkbaarheid met een lichtere vorm van bedrijvigheid.