Weerselerveldweg 8
Wijzigingsplan - Gemeente Dinkelland
Vastgesteld op 14-05-2013 - geheel onherroepelijk in werking
Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
1.1 plan:
het wijzigingsplan "Bestemmingsplan Buitengebied 2010, Weerselerveldweg 8, Weerselo van de gemeente Dinkelland.
1.2 bestemmingsplan:
de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.1774.BUIWPWEERSVELDWEG8-0401 met de bijbehorende regels (en eventuele bijlagen).
Artikel 2 Wijze Van Meten
De regels ten aanzien van artikel 2 'Wijze van meten' opgenomen in artikel 2 van het bestemmingsplan "Buitengebied 2010" van de gemeente Dinkelland, vastgesteld in de raadsvergadering van 18-02-2010 blijven onverkort van toepassing.
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Agrarisch - 1
De regels ten aanzien van de bestemming 'Agrarisch - 1' opgenomen in artikel 3 van het bestemmingsplan "Buitengebied 2010" van de gemeente Dinkelland, vastgesteld in de raadsvergadering van 18-02-2010 blijven onverkort van toepassing.
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 4 Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 5 Overgangsrecht
5.1 Overgangsrecht bouwwerken
- a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
- 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
- 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
- b. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het bepaalde onder a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld onder a met maximaal 10%.
- c. Het bepaalde onder a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
5.2 Overgangsrecht gebruik
- a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
- b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld onder a te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdige gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
- c. Indien het gebruik, bedoeld onder a, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
- d. Het bepaalde onder a is niet van toepassing op gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Artikel 6 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als:
Regels van het wijzigingsplan "Buitengebied 2010, Weerselerveldweg 8,Weerselo.
Aldus vastgesteld in de vergadering van het college van burgemeester en wethouders van 14 mei 2013.
De Burgemeester
De Secretaris
R. Cazemier A.B.A.M. Damer
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Ligging En Begrenzing Plangebied
De locatie aan de Weerselerveldweg 8 ligt in het buitengebied van het dorp Weerselo. Weerselo maakt deel uit van de gemeente Dinkelland en telt ongeveer 3066 inwoners. De gemeente ligt in het oosten van de provincie Overijssel en kent een uitgestrekt buitengebied.
Afbeelding 1: luchtfoto plangebied
1.2 Vigerend Bestemmingsplan
Op de gronden behorende bij de locatie Weerselerveldweg 8 is het bestemmingsplan "Buitengebied 2010" van toepassing. Dit bestemmingsplan is op 18 februari 2010 door de gemeenteraad vastgesteld. Voornoemde gronden hebben hierin de bestemming 'Agrarisch - 1'' en voor een klein gedeelte de dubbelbestemming 'Waarde - Landschap'. Tevens zijn op de locatie de gebiedsaanduiding 'reconstructiewetzone - landbouwontwikkelingsgebied' en de functieaanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - bouwperceel gemengd agrarisch bedrijf' van toepassing.
Afbeelding 2: uitsnede verbeelding geldend bestemmingsplan
In artikel 3.7, onder h van het bestemmingsplan is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen voor een tweede bedrijfswoning. De voorwaarden hiervoor zijn:
- 1. De gronden worden voorzien van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - tweede bedrijfswoning';
- 2. de tweede bedrijfswoning moet noodzakelijk zijn voor het constante toezicht op het agrarische bedrijf en er een bedrijfsomvang aanwezig is voor twee volwaardige arbeidskrachten in verband met de continuïteit en duurzaamheid van het bedrijf als volwaardig meermansbedrijf;
- 3. er dient een erfbeplantingsplan te worden opgesteld;
- 4. de tweede bedrijfswoning moet aan de wegzijde binnen het bouwvlak in de directe omgeving van de bedrijfsgebouwen worden gesitueerd;
- 5. er mag geen onevenredige schade optreden voor de aangrenzende bedrijven, in die zin dat de bedrijven in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt;
- 6. er mag nog niet eerder een tweede bedrijfswoning zijn gebouwd;
- 7. de agrarische adviescommissie moet advies uitbrengen.
Onderhavig wijzigingsplan voldoet aan bovengenoemde voorwaarden. In het onderstaande wordt puntsgewijs gemotiveerd waarom.
ad. 1
Op de verbeelding is de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - tweede bedrijfswoning' opgenomen.
ad. 2
De tweede bedrijfswoning is voor de heer E.A. ter Keurs en zijn gezin. Hij maakt deel uit van de Maatschap Ter Keurs. De maatschap bestaat uit 3 maten. Om te beoordelen of het bedrijf voldoet aan de eis dat er een bedrijfsomvang aanwezig is voor twee volwaardige arbeidskrachten, is advies opgevraagd van de Stichting Abc. Binnen het bedrijf is voor de continuïteit en duurzaamheid van het bedrijf, volgens het advies van de Stichting Abc d.d. 15 augustus 2011, voldoende werk voor 2 volwaardige arbeidskrachten. Aan de eis van het constante toezicht op het bedrijf wordt volgens voornoemde commissie niet voldaan. Aan de maatschap zijn echter toezeggingen gedaan en is tevens per e-mail gecommuniceerd dat wanneer er in de jaren 2010 en 2011 wordt voldaan aan de minimumeis van 2 VAK, er voldoende wordt aangetoond dat het bedrijf duurzaam is en dat een tweede bedrijfswoning benodigd is om de werkzaamheden te kunnen uitvoeren. Het voornoemde was voorwerp van geschil tijdens een bezwarenprocedure. Het beroep op het vertrouwensbeginsel is gehonoreerd in het advies van de bezwarencommissie van 10 mei 2012. Het college van b&w heeft dit advies in haar besluit van 23 mei 2012 overgenomen en een zodanig besluit genomen. Voor de motivering en details wordt verwezen naar de beslissing op bezwaar, zoals opgenomen in bijlage 1.
ad. 3
Er is een erfbeplantingsplan opgesteld om de nieuwe woning landschappelijk in te passen. Voor details van het plan wordt verwezen naar bijlage 2 van het wijzigingsplan.
ad. 4
De tweede bedrijfswoning is gesitueerd aan de wegzijde binnen het bouwvlak in de directe omgeving van de bestaande bedrijfsgebouwen.
ad. 5
Het wijzigingsplan dat de woning mogelijk maakt voldoet aan een goede ruimtelijke ordening. Naast een goed woon- en leefklimaat, worden met de woning de dichtstbijzijnde bedrijven niet in hun ontwikkelingsmogelijkheden beperkt. Voor de uitgebreidere motivering wordt verwezen naar par. 5.8 van de toelichting.
ad. 6
Er is nog niet eerder een tweede bedrijfswoning gebouwd.
ad. 7
De agrarische adviescommissie heeft op 15 augustus en 4 november 2011 adviezen uitgebracht.
Aanvullend wordt nog opgemerkt dat voornoemde voorwaarden tevens aan de orde zijn gekomen tijdens de bezwarenprocedure. In de beslissing op bezwaar heeft de gemeente Dinkelland laten weten mee te willen werken aan het wijzigingsplan. Zie bijlage 1.
1.3 Opzet Van De Toelichting
- Hoofdstuk 2: beschrijft de huidige situatie
- Hoofdstuk 3: geeft een overzicht van het relevante beleid
- Hoofdstuk 4: schetst de planologische en milieukundige randvoorwaarden
- Hoofdstuk 5: beschrijft het plan
- Hoofdstuk 6: licht de juridische regeling toe
- Hoofdstuk 7: geeft de economische haalbaarheid aan
- Hoofdstuk 8: beschrijft het te doorlopen proces
Hoofdstuk 2 De Huidige Situatie
De locatie betreft een gemengd agrarisch bedrijf van de maatschap Ter Keurs. Het bedrijf bestaat uit een melk/rundveetak en een vleesvarkenstak. Het bedrijf bestaat uit 3 maten: de heer J.H. ter Keurs, mevr. G.R. ter Keurs-Horstman en de heer E.A. ter Keurs (zoon).
De maatschap heeft een milieuvergunning voor het houden van 112 melk- en kalfkoeien, 60 stuks vrouwelijk jongvee, 301 vleesvarkens en 2 volwassen paarden. Het bedrijf heeft circa 38 hectare landbouwgrond in gebruik, waarvan 20 hectare is aan te wijzen als huiskavel. De overige gronden liggen op grotere afstand van het bedrijf. De gronden zijn overwegend in gebruik als grasland. Ongeveer 8 hectare wordt gebruikt voor de maisteelt.
Op de locatie zijn een aantal gebouwen gesitueerd: de (eerste) bedrijfswoning, ligboxenstal, machineberging, jongveestal en een vleesvarkensstal. Hierdoor is het erf gevormd. Verder bestaat het erf uit een sleufsilo en erfverharding.
De beoogde tweede bedrijfswoning is voor de heer E.A. ter Keurs en zijn gezin.
Afbeelding 3: ligging bestaande woning met bedrijfsgebouwen
Afbeelding 4: ligboxenstal
Hoofdstuk 3 Beleid
In dit hoofdstuk wordt ingegaan op het Rijks-, provinciaal en gemeentelijk beleid. Het Rijksbeleid wordt besproken aan de hand van de SVIR. Voor de beschrijving van het provinciale beleid is gebruik gemaakt van de Omgevingsvisie Provincie Overijssel. Het gemeentelijke beleid is ontleend aan het bestemmingsplan "Buitengebied 2010" van de gemeente Dinkelland, waarnaar gemakshalve wordt verwezen.
3.1 Rijksbeleid
3.1.1 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR)
In de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) staan de plannen voor ruimte en mobiliteit. Deze visie vervangt een aantal nationale nota's, waaronder de Nota Ruimte.
In het SVIR schetst het kabinet hoe Nederland er in 2040 uit moet zien: concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig. Het ruimtelijk beleid en mobiliteitsbeleid wordt meer aan provincies en gemeenten overgelaten. Hieronder valt bijvoorbeeld het landschapsbeleid, verstedelijking en het behoud van groene ruimte.
De rijksoverheid richt zich op nationale belangen, zoals een goed vestigingsklimaat, een degelijk wegennet en waterveiligheid. Het kabinet heeft 3 rijksdoelen geformuleerd:
- de concurrentiekracht vergroten door de ruimtelijk-economische structuur van Nederland te versterken (door het creëren van een aantrekkelijk (internationaal) vestigingsklimaat;
- de bereikbaarheid verbeteren;
- zorgen voor een leefbare en veilige omgeving met unieke natuurlijke en cultuurhistorische waarden.
De landbouw ('Agro & Food') vormt een van de belangrijkste economische pijlers van de Nederlandse economie. Hier liggen veel kansen om de concurrentiepositie van Nederland te versterken. Onderhavig initiatief draagt hiertoe bij.
3.2 Provinciaal Beleid
3.2.1 Omgevingsvisie Overijssel
Het provinciale ruimtelijke beleid is vastgelegd in de Omgevingsvisie Overijssel. Deze visie is in juli 2009 door Provinciale Staten van de provincie vastgesteld.
De twee leidende thema's in de visie zijn duurzaamheid en ruimtelijke kwaliteit. Voor het buitengebied wil de provincie de ontwikkelingsgebieden voor de landbouw veilig stellen, met behoud en versterking van ruimtelijke kwaliteit.
De provincie biedt in het algemeen mogelijkheden voor bedrijfsontwikkeling in de landbouw, onder voorwaarden van zorgvuldig en zuinig ruimtegebruik, ontwikkelingsperspectieven en gebiedskenmerken. Ze bieden ruimte voor schaalvergroting en -verbreding.
Omdat de opgenomen wijzigingsbevoegdheid in het moederplan geheel is afgestemd met de provincie Overijssel in het kader van het vooroverleg, wordt voor de provinciale omgevingsvisie verwezen naar de toelichting van het bestemmingsplan Buitengebied 2010.
Hoofdstuk 4 Plan
4.1 Beoogde Situatie
Op de locatie wordt een tweede bedrijfswoning gebouwd. Conform de bepalingen van het bestemmingsplan mag de woning maximaal 750 m³ bedragen, de maximale hoogte 9 meter en de goothoogte 3,50 m. Verder dient de dakhelling minimaal 30º te bedragen. De maximale dakhelling mag 60º bedragen. De woning past binnen deze afmetingen.
De beoogde situering van de tweede bedrijfswoning is hieronder weergegeven.
Afbeelding 5: situering tweede bedrijfswoning.
Afbeelding 6: schets voor- en achtergevel woning
Afbeelding 7: schets linker zijgevel woning
4.2 Landschappelijke Inpassing
De nieuwe bedrijfswoning wordt landschappelijk ingepast door het aanplanten van een beukenhaag rondom de toekomstige tuin, fruitbomen en rhododendrons en de inpassing van twee inlandse eiken voor de omzoming. Ter verbinding wordt de tuin van de eerste bedrijfswoning omzoomd met een beukenhaag. Voor details en afbeeldingen van de landschappelijke inpassing wordt verwezen naar bijlage 2 van de toelichting, waarin het Erfbeplantingsplan is opgenomen, inclusief een toelichting.
Hoofdstuk 5 Randvoorwaarden
5.1 Algemeen
In dit hoofdstuk wordt het plan getoetst aan alle ruimtelijk relevante planologische en milieuaspecten. Uit het oogpunt van een goede ruimtelijke ordening is getoetst aan relevante betrokken belangen in het plangebied. Indien er beperkingen voor het plan voortvloeien naar aanleiding van één van de aspecten, dan is hier rekening mee gehouden.
5.2 Geluid
5.2.1 Algemeen
De Wet geluidhinder bepaalt dat zich langs wegen geluidszones bevinden, met uitzondering van woonerven en 30 km/h-gebieden. In buitenstedelijk gebied bedraagt deze zone 250 m. De beoogde bedrijfswoning ligt binnen de geluidszone van het buitenstedelijk gebied van Weerselerveldweg en de Hondeveldseweg.
Op grond van artikel 76 wordt bij de vaststelling van een wijzigingsplan dat betrekking heeft op gronden met een geluidszone, de voorkeursgrenswaarde of vastgestelde hogere waarde in acht genomen. De voorkeursgrenswaarde bedraagt 48 dB voor woningen. Voor agrarische bedrijfswoningen geldt op grond van artikel 83, lid 4 van de Wet geluidhinder een maximaal vast te stellen waarde van 58 dB.
5.2.2 Geluidbeleid gemeente Dinkelland
De gemeente Dinkelland heeft het beleid ten aanzien van de voorkeursgrenswaarden en de ten hoogste toelaatbare geluidsbelasting opgenomen in de 'Handreiking beleid bij hogere grenswaarden' van 18 december 2006.
De woning ligt in het buitengebied met ambitieklasse 'rustig 43 dB' en een bovengrens 'onrustig 53 dB'. De ontheffingswaarden zijn opgenomen in de deelnota Hogere grenswaardenbeleid van mei 2008. Volgens de gemeentelijke verkeersmilieukaart 2020 met geluidcontouren ligt de beoogde woning in het gebied met de geluidcontour van minder dan 38 dB ten opzichte van de Weerselerveldweg en de Hondeveldseweg.
Deze beide wegen zijn rustige B-wegen met alleen bestemmingsverkeer naar de aanliggende percelen en zijn om die reden niet in de verkeersmilieukaart 2020 opgenomen. Van deze wegen zijn geen telgegevens of prognoses beschikbaar. Beide wegen liggen in landelijk gebied en ontsluiten slechts enkele boerderijen en woningen. Het aantal verkeersbewegingen per woning bedraagt gemiddeld 5 per etmaal. Het aantal verkeersbewegingen bedraagt hooguit 100 motorvoertuigen per etmaal.
5.2.3 Berekening geluidbelasting
De op de geplande woningen invallende geluidbelasting Lden kan worden bepaald met een rekenmodel, volgens het Reken- en meetvoorschrift geluid 2012, standaard-methode I of II. In deze situatie is binnen de randvoorwaarden methode 1 toegepast.
Deze methoden zijn gebaseerd op het berekenen van de geluidsemissie (afhankelijk van het aantal en type voertuigen, het soort wegdek, de rijsnelheid en enkele correctiefactoren) en de geluidoverdracht tussen de weg en de immissiepunten (woninggevels).
De geluidbelasting is berekend conform het gestelde in het 'Reken- en meetvoorschrift geluid 2012' ex artikel 110d van de Wet geluidhinder. Berekend is de invallende geluidbelasting Lden bij de geplande woning. Dat is de gemiddelde geluidbelasting van de dag, de avond en de nachtperiode.
De berekening van de geluidbelasting is gemaakt volgens de standaard rekenmethode II. Toetsing van de geluidbelasting aan de grenswaarden gebeurt volgens de Wet geluidhinder per weg.
Alvorens de geluidbelasting te toetsen aan de voorkeursgrenswaarde van 48 dB mag de berekende waarde op grond van artikel 110g van de Wet geluidhinder worden verminderd met 2 dB. Dit in verband met het stiller worden van motorvoertuigen voor wegen met een wettelijke maximum snelheid van 70 km/uur en hoger.
De geluidcontour van de 43 dB ambitiewaarde ligt op een afstand van 14 m uit de wegas (zie het akoestische onderzoek in bijlage 3). De geplande woning ligt op een grotere afstand van 25 m en 86 m uit de wegas van de Weerselerveldweg respectievelijk de Hondeveldseweg.
De ambitiewaarde van het geluidbeleid en de wettelijke voorkeursgrenswaarde wordt dan ook niet overschreden.
5.2.4 Een goede ruimtelijke ordening
Omdat de ambitiewaarde van het gemeentelijke geluidbeleid en de wettelijke voorkeursgrenswaarde niet wordt overschreden, is er ook ten aanzien van het aspect 'een goede ruimtelijke ordening' geen belemmering met betrekking tot het aspect geluid die een goed woon- en leefklimaat voor de beoogde woning kunnen bedreigen.
5.3 Luchtkwaliteit
Op 15 november 2007 is de Wet van 11 oktober 2007 tot wijziging van de Wet milieubeheer (luchtkwaliteitseisen) in werking getreden. Hierbij zijn tevens op 15 november 2007 het Besluit niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen) (hierna: Besluit) en de Regeling niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen) (hierna: Regeling), in werking getreden. Bij invoering van titel 5.2 van de Wet milieubeheer zijn krachtens artikel 5.16, vierde lid, van de Wet milieubeheer in bijlage 3B bij de Regeling als categorie van gevallen, waarin het vaststellen van een bestemmingsplan in ieder geval niet in betekenende mate bijdraagt als bedoeld in artikel 5.16, eerste lid, aanhef en onder c, van de Wet milieubeheer, woningbouwlocaties aangewezen die - in geval van één ontsluitingsweg - netto niet meer dan 500 nieuwe woningen omvatten, dan wel - in geval van twee ontsluitingswegen met een gelijkmatige verkeersdeling - netto niet meer dan 1000 woningen omvatten. Indien de ontwikkeling in betekenende mate bijdraagt, vindt ingevolge artikel 5.16, derde lid, van de Wet milieubeheer met betrekking tot de effecten van de desbetreffende ontwikkeling geen afzonderlijke beoordeling van de luchtkwaliteit plaats.
Gezien het vorenstaande behoort de bouw van maximaal één woning in het plangebied tot een categorie van gevallen die niet in betekenende mate bijdraagt aan de concentratie in de buitenlucht van stoffen waarvoor in bijlage 2 bij de Wet milieubeheer grenswaarden zijn opgenomen. Gelet hierop staat de wettelijke regeling inzake luchtkwaliteitseisen niet aan de vaststelling van het plan in de weg.
5.4 Archeologie
In het moederplan (bestemmingsplan Buitengebied 2010) is het gebied niet aangeduid als een gebied met een archeologische verwachtingswaarde. Volgens de archeologische verwachtings- en advieskaart van de gemeente, ligt de nieuwbouw echter in een gebied van dekzandwelvingen en –vlakten. De verwachting hiervoor is middelmatig voor archeologische resten uit alle perioden. Het beleidsadvies hiervoor is dat archeologisch onderzoek noodzakelijk is in plangebieden groter dan 5000 m² bij bodemingrepen dieper dan 40 cm. Voor gebieden kleiner dan 5000 m² geldt vrijstelling voor archeologisch onderzoek. Het plangebied voor de 2e bedrijfswoning is kleiner dan 5000 m² waardoor vrijstelling geldt voor archeologisch onderzoek.
Gelet op het vorenstaande vormt het aspect archeologie geen belemmering voor de uitvoering van het plan.
5.5 Externe Veiligheid
De algemene doelstelling van het externe veiligheidsbeleid is het realiseren van een veilige woon- en leefomgeving door het beheersen van risico's van industriële activiteiten met opslag en transport van gevaarlijke stoffen. Het beleid is erop gericht om te voorkomen dat er te dicht bij gevoelige bestemmingen activiteiten met gevaarlijke stoffen plaatsvinden. De risicokaart (www.nederland.risicokaart.nl) geeft aan dat de voorgenomen ontwikkeling niet voorziet in activiteiten waarin sprake is van risico's voor de omgeving. Omgekeerd blijkt uit de risicokaart dat er in de directe omgeving van het plangebied geen risicovolle inrichtingen aanwezig zijn.
5.6 Bodem
Het perceel waarop de beoogde woning wordt gesitueerd is momenteel in gebruik als landbouwgrond (weide). De ervaring leert dat deze gronden nagenoeg schoon altijd schoon zijn, mits er geen boomgaarden aanwezig zijn geweest en geen sloten zijn gedempt. In de onderhavige situatie is hier geen sprake van. Tevens zijn op de locatie, ook vanuit het verleden, geen bodemverontreinigende activiteiten bekend. Ter verificatie is op 27 september 2012 een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd (zie bijlage 4 van de toelichting). Ook uit het onderzoek blijkt dat er geen redenen zijn om aan te nemen dat de bodem verontreinigd is.
In het kader van een goede ruimtelijke ordening van dit wijzigingsplan vormt het aspect bodem derhalve geen belemmering.
5.7 Water
5.7.1 Watertoets
Belangrijk instrument om waterbelangen in ruimtelijke plannen te waarborgen is de watertoets, die sinds 1 november 2003 wettelijk is verankerd. Initiatiefnemers zijn verplicht in ruimtelijke plannen een beschrijving op te nemen van de gevolgen van het plan voor de waterhuishouding. Het doel van de wettelijk verplichte watertoets is te garanderen dat waterhuishoudkundige doelstellingen expliciet en op een evenwichtige wijze in het plan worden afgewogen. Deze waterhuishoudkundige doelstellingen betreffen zowel de waterkwantiteit (veiligheid, wateroverlast, tegengaan verdroging) als de waterkwaliteit (riolering, omgang met hemelwater, lozingen op oppervlaktewater).
Waterbeleid
De Europese Kaderrichtlijn Water is richtinggevend voor de bescherming van de oppervlaktewaterkwaliteit in de landen in de Europese Unie. Aan alle oppervlaktewateren in een stroomgebied worden kwaliteitsdoelen gesteld die in 2015 moeten worden bereikt. Ruimtelijk relevant rijksbeleid is verwoord in de Nota Ruimte en het Nationaal Waterplan (inclusief de stroomgebiedbeheerplannen).
Op provinciaal niveau zijn de Omgevingsvisie Overijssel en de bijbehorende Omgevingsverordening richtinggevend voor ruimtelijke plannen.
Het Waterschap Regge en Dinkel heeft de beleidskaders van rijk en provincie nader uitgewerkt in het Waterbeheerplan 2010-2015. De belangrijkste ruimtelijk relevante thema's zijn de Kaderrichtlijn Water en retentiecompensatie. Daarnaast is de Keur van Waterschap Regge en Dinkel een belangrijk regelstellend instrument waarmee in ruimtelijke plannen rekening moet worden gehouden.
Op gemeentelijk niveau zijn het in overleg met Waterschap Regge en Dinkel opgestelde gemeentelijk Waterplan en het gemeentelijk Rioleringsplan van belang bij het afwegen van waterbelangen in ruimtelijke plannen.
Watersysteem
In het waterbeheer van de 21e eeuw worden duurzame, veerkrachtige watersystemen nagestreefd. Dit betekent concreet dat droge perioden worden doorstaan zonder droogteschade, vissterfte en stank, en dat in natte perioden geen overlast optreedt door hoge grondwaterstanden of inundaties vanuit oppervlaktewateren. Problemen worden niet afgewenteld op andere gebieden of latere generaties. Het principe "eerst vasthouden, dan bergen, dan pas afvoeren" is hierbij leidend. Rijk, provincies en gemeenten hebben in het Nationaal Bestuursakkoord Water doelen vastgelegd voor het op orde brengen van het watersysteem.
Afvalwaterketen
Het zoveel mogelijk scheiden van vuil en schoon water is belangrijk voor het bereiken van een goede waterkwaliteit. Door te voorkomen dat grote hoeveelheden relatief schoon hemelwater door rioolstelsels worden afgevoerd, neemt het aantal overstorten van verontreinigd rioolwater op oppervlaktewater af en neemt de doelmatigheid van de rioolwaterzuivering toe. Hierdoor verbetert zowel de kwaliteit van oppervlaktewateren waarop overstorten plaatsvinden als de kwaliteit van het effluent ontvangende oppervlaktewater. Indien het schone hemelwater door middel van infiltratie in het gebied wordt vastgehouden alvorens het wordt afgevoerd naar oppervlaktewater, draagt dit bovendien bij aan de duurzaamheid van het watersysteem. Vandaar dat het principe "eerst schoonhouden, dan scheiden, dan pas zuiveren" een belangrijk uitgangspunt is bij nieuwe stedelijke ontwikkelingen. Als het hemelwater niet wordt aangekoppeld of wordt afgekoppeld van het bestaande rioolstelsel is oppervlakkige afvoer en infiltreren in de bodem uitgangspunt. Als infiltratie in de bodem niet mogelijk is, is lozing op het oppervlaktewater via een bodempassage gewenst.
Wateraspecten plangebied
Waterhuishouding
Het plan loopt geen verhoogd risico op wateroverlast als gevolg van overstromingen. Het plan heeft geen schadelijke gevolgen voor de waterkwaliteit en ecologie. In het verleden is er in of rondom het plangebied geen wateroverlast of grondwateroverlast geconstateerd. De toename van het verharde oppervlak is minder dan 1500m2. Het plangebied bevindt zich niet binnen een beschermingszone of herinrichtingszone langs een waterloop, primair watergebied, invloedszone zuiveringstechnisch werk of een retentiecompensatiegebied
Voorkeursbeleid hemelwaterafvoer
In het plan wordt het afvalwater en het hemelwater behandeld via (de gekozen optie wordt hieronder bevestigd met ja):
- een gemengd stelsel
- een gescheiden stelsel: hemelwater wordt geinfiltreerd
- een gescheiden stelsel: hemelwater wordt afgevoerd naar oppervlaktewater
ja - hemelwater wordt afgevoerd naar een hemelwaterriool van een verbeterd gescheiden stelsel.
In het plan wordt er naar gestreefd het voorkeursbeleid van het waterschap op te volgen.
Aanleghoogte van de bebouwing
Voor de aanleghoogte van de gebouwen (onderkant vloer begane grond) wordt een ontwateringsdiepte geadviseerd van minimaal 80 centimeter ten opzichte van de gemiddelde hoogste grondwaterstand(GHG). Bij een afwijkende maatvoering is de kans op structurele grondwateroverlast groot. Bij het bouwen zonder kruipruimte kan worden volstaan met een geringere ontwateringsdiepte. Kelders dienen waterdicht te zijn. Om wateroverlast en schade in woningen en bedrijven te voorkomen wordt geadviseerd om een drempelhoogte van 30 centimeter boven het straatpeil te hanteren. Ook voor lager, beneden het maaiveld, gelegen ruimtes (kelders, parkeergarages) moet aandacht worden besteed aan het voorkomen van wateroverlast.
Watertoetsproces
De initiatiefnemer heeft het waterschap Regge en Dinkel geinformeerd over het plan door gebruik te maken van de digitale watertoets (zie bijlage 5 van de toelichting). De beantwoording van de vragen heeft er toe geleid dat de korte procedure van de watertoets is toegepast. De bestemming en de grootte van het plan hebben een geringe invloed op de waterhuishouding.
De procedure in het kader van de watertoets is goed doorlopen. Het waterschap Regge en Dinkel geeft een positief wateradvies.
Het aspect water vormt derhalve geen belemmering voor het bouwplan.
5.8 Flora En Fauna
5.8.1 Algemeen
In het kader van een goede ruimtelijke ordening dient ook bij een wijzigingsplan te worden nagegaan of op voorhand de Flora- en faunawet geen belemmering vormt voor het plan.
Het plangebied ligt in een agrarisch gebied zonder specifiek benoemde natuurlijke waarden. In het gebied wordt landbouwontwikkeling in principe gestimuleerd. Het perceel waar de woning is voorzien is momenteel in gebruik als weidegrond. Gezien het intensieve gebruik (maaien en bemesten) is het niet aannemelijk dat beschermde soorten zich permanent op de locatie hebben gevestigd.
Door middel van het aanbrengen van erfbeplanting wordt de beoogde ontwikkeling landschappelijk ingepast. De erfbeplanting draagt bij aan een aantrekkelijke leefomgeving voor eventueel voorkomende soorten.
De Flora- en faunawet vormt derhalve geen belemmering voor onderhavig plan.
5.9 Bedrijven En Milieuzonering
In het kader van een goede ruimtelijke ordening in de zin van de Wet ruimtelijke ordening is het van belang dat bij de aanwezigheid van bedrijven in de omgeving van geplande milieugevoelige functies zoals woningen, ter plaatse van de woningen een aanvaardbaar woon- en leefklimaat kan worden gegarandeerd en dat tevens rekening wordt gehouden met de bedrijfsvoering en de milieuruimte van de betreffende milieubelastende functies. Om te komen tot een ruimtelijk relevante toetsing van bedrijfsvestigingen op milieuhygiënische aspecten wordt milieuzonering gehanteerd. Hieronder wordt verstaan een voldoende ruimtelijke scheiding tussen enerzijds milieubelastende bedrijven of inrichtingen en anderzijds milieugevoelige gebieden zoals woonwijken. Milieuzonering beperkt zich tot milieuaspecten met een ruimtelijke dimensie: geluid, geur, gevaar en stof. Voor milieuzonering bestaat geen wettelijke normstelling. Om milieuzonering hanteerbaar te maken wordt gebruik gemaakt van de VNG brochure 'Bedrijven en milieuzonering' (uitgave 2009). Deze brochure bevat onder meer lijsten met richtafstanden van diverse milieuhinderlijke activiteiten en stappenplannen voor concrete situaties. De richtafstanden uit bijlage 1 van de VNG brochure gaat uit van een rustige woonwijk. Indien er sprake is van het omgevingstype 'gemengd gebied' dan kan de richtafstand in beginsel terug gebracht worden met één afstandschap.
Het gebied kenmerkt zich door haar agrarische karakter. Op de planlocatie is een een agrarisch bedrijf in werking. In of nabij het plangebied zijn geen bedrijven op korte afstand gelegen die eventueel gehinderd kunnen worden in de bedrijfsvoering door de tweede bedrijfswoning of een aanvaardbaar woon- en leefklimaat voor de bedrijfswoning kunnen bedreigen. Het plan voldoet dan ook aan een goede ruimtelijke ordening.
Afbeelding 9: kortste afstand tot omliggende bedrijven is meer dan 350 meter
5.10 Kabels En Leidingen
In het plangebied komen geen leidingen voor met een planologisch relevante beschermingszone.
Hoofdstuk 6 Juridische Aspecten
6.1 Algemeen
De beleidsdoelstellingen zijn waar nodig juridisch vertaald in de regels en de bijbehorende verbeelding. De basis voor de verbeelding is een recente kadastrale ondergrond en topografische gegevens. Op de verbeelding is de grens van het plangebied aangegeven.
Uitgangspunt voor de regels zijn de planregels van het moederplan, het bestemmingsplan "Buitengebied 2010'. De geldende bestemming 'Agrarisch - 1' voorziet in een wijzigingsbevoegdheid voor een tweede bedrijfswoning. Onder de in artikel 3.7, onder h genoemde voorwaarden is het mogelijk de gronden aan de Weerselerveldweg 8 te voorzien van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - tweede bedrijfswoning'. Om die reden voorziet dit wijzigingsplan alleen in de gewijzigde verbeelding. De geldende bestemming 'Agrarisch - 1' uit het bestemmingsplan "Buitengebied 2010" is van overeenkomstige toepassing op het plangebied van dit wijzigingsplan. In de digitale omgeving van www.ruimtelijkeplannen.nl gaat het wijzigingsplan naadloos over het in het moederplan.
6.2 Indeling
De regels zijn opgedeeld in vier hoofdstukken:
Hoofdstuk 1 bevat de begrippen (artikel 1) en een bepaling over de wijze van meten (artikel 2).
Hoofdstuk 2 bevat de bestemming 'Agrarisch - 1'.
Hoofdstuk 3 bevat algemene regels.
Hoofdstuk 4 bevat tenslotte het overgangsrecht en de slotregel, met daarin opgenomen de titel van het bestemmingsplan.
Hoofdstuk 7 Economische- En Maatschappelijke Uitvoerbaarheid
7.1 Economische Uitvoerbaarheid
De uitvoering van het bestemmingsplan komt geheel voor rekening van de intitiatiefnemer. Het plan heeft geen financiële consequenties voor de gemeente. Ter zekerheid en uitvoering hiervan wordt een planschade-overeenkomst gesloten tussen de gemeente en de initiatiefnemer waarin het risico van planschade is afgewenteld op de initiatiefnemer.
7.2 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid
Op de voorbereiding van het bestemmingsplan is afdeling 3.4 van de Awb van toepassing.
Hoofdstuk 8 Inspraak En Vooroverleg
8.1 Vooroverleg
Onderhavig wijzigingsplan is op grond van de wijzigingsbevoegdheid in artikel 3.7, onder h van het 'moederplan' (bestemmingsplan "Buitengebied 2010") tot stand gekomen. Om die reden is geen vooroverleg vereist.
8.2 Inspraak
Het ontwerp-wijzigingsplan heeft van 15 maart t/m 25 april 2013 ter inzage gelegen. Er zijn geen zienswijzen ontvangen.
Bijlage 1 Vaststellingsbesluit
Bijlage 1 vaststellingsbesluit
Bijlage 1 Beslissing Op Bezwaar
Bijlage 1 Beslissing op bezwaar
Bijlage 2 Erfbeplantingsplan
Bijlage 3 Akoestisch Onderzoek
Bijlage 3 Akoestisch onderzoek