KadastraleKaart.com

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
Artikel 2 Wijze Van Meten
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Agrarisch - 1
Artikel 4 Bos En Natuur
Artikel 5 Groen
Artikel 6 Verkeer
Artikel 7 Verkeer - Fiets- En Voetpaden
Artikel 8 Water - 2
Artikel 9 Leiding - Brandstof
Artikel 10 Leiding - Water
Artikel 11 Waarde - Archeologie
Artikel 12 Waarde - Ecologie
Artikel 13 Waarde - Essen
Artikel 14 Waarde - Landschap
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 15 Anti-dubbeltelregel
Artikel 16 Algemene Gebruiksregels
Artikel 17 Algemene Afwijkingsregels
Artikel 18 Algemene Wijzigingsregels
Artikel 19 Algemene Procedureregels
Artikel 20 Overige Regels
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 21 Overgangsrecht
Artikel 22 Slotregel
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding Planherziening
1.2 Ligging, Begrenzing En Juridische Status Van Het Plangebied
1.3 Bij Het Plan Behorende Stukken
1.4 Leeswijzer
Hoofdstuk 2 Gebiedsbeschrijving
2.1 Ontstaansgeschiedenis En Ruimtelijke Structuur
2.2 Functionele Structuur
Hoofdstuk 3 Beleidskader
3.1 Rijksbeleid
3.2 Provinciaal Beleid
3.3 Regionaal Beleid
3.4 Gemeentelijk Beleid
Hoofdstuk 4 Randvoorwaarden
4.1 Milieu
4.2 Externe Veiligheid
4.3 Waterhuishouding
4.4 Archeologie
4.5 Flora En Fauna
Hoofdstuk 5 Planbeschrijving
5.1 Uitgangspunten En Doelstellingen Van Het Plan
5.2 Ruimtelijke Hoofdopzet
Hoofdstuk 6 Planopzet
6.1 Feitelijke Planopzet
6.2 Juridische Planopzet
Hoofdstuk 7 Uitvoerbaarheid
7.1 Economische Uitvoerbaarheid
7.2 Handhaving
7.3 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid
7.4 Inspraakprocedure
7.5 Overleg Ex Artikel 3.1.1 Bro
Bijlage 1 Raadsvoorstel Vaststelling Gammelkerbeek
Bijlage 2 Raadsbesluit Vaststelling Gammelkerbeek
Bijlage 3 Reactienota Zienswijzen Ontwerp-bestemmingsplan Gammelkerbeek
Bijlage 4 Nota B&w
Bijlage 5 Motie Gammelkerbeek Kader Richtlijn Water

Gammelkerbeek

Bestemmingsplan - Gemeente Dinkelland

Vastgesteld op 29-11-2011 - geheel onherroepelijk in werking

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan:

het bestemmingsplanGammelkerbeek van de gemeente Dinkelland;

1.2 bestemmingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.1774.DEUBPGAMMELKERB-0401 met de bijbehorende regels;

1.3 aanduiding:

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar, ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.4 aanduidingsgrens:

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

1.5 archeologische waarden:

waarden die aan een bepaald gebied zijn toegekend vanwege de kennis en wetenschap van de in dat gebied voorkomende overblijfselen van menselijke aanwezigheid of activiteiten uit het verleden. Bij toetsing aan de archeologische waarden zal telkens de archeologische verwachtings- en advieskaart van de gemeente toetsingskader zijn;

1.6 bebouwing:

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;

1.7 bedrijf:

het bedrijfsmatig vervaardigen en/of bewerken, opslaan, verhandelen, installeren en/of herstellen van goederen;

1.8 bestaand:

ten aanzien van de vóór 1998 aanwezige bouwwerken, de na 1998 bij of krachtens de Woningwet aanwezige bouwwerken, en de werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden, en het overige gebruik:

- bestaand ten tijde van het inwerkingtreden van het bestemmingsplan;

1.9 bestemmingsgrens:

de grens van een bestemmingsvlak;

1.10 bestemmingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

1.11 bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;

1.12 bouwgrens:

de grens van een bouwvlak;

1.13 bouwvlak:

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;

1.14 bouwwerk:

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect, met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;

1.15 cultuurhistorische waarden:

waarden van een gebied en/of de daarin voorkomende bebouwing, elementen en structuren, die uitdrukking geven aan de beschavingsgeschiedenis en/of het gebruik door de mens in de loop van de geschiedenis;

1.16 detailhandel:

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;

1.17 doorwaadbare plaats:

een brugconstructie waar het water in periodes met hoge afvoeren (gedeeltelijk) over heen stroomt;

1.18 evenement:

elke voor publiek buiten de daartoe ingerichte inrichtingen toegankelijke festiviteit, grootschalige sportwedstrijd, auto- of motorcrosswedstrijd, optocht, georganiseerd vuurwerk en alle overige tot vermaak en recreatie bedoelde activiteiten, met uitzondering van markten als bedoeld in de Gemeentewet, kansspelen als bedoeld in de Wet op de kansspelen en betogingen, samenkomsten en vergaderingen als bedoeld in de Wet openbare manifestaties, voorzover de activiteiten een aaneengesloten periode van ten hoogste 14 dagen omvatten;

1.19 extensief dagrecreatief medegebruik:

een extensief dagrecreatief medegebruik van gronden dat ondergeschikt is aan de functie van de bestemming waarbinnen dit recreatieve gebruik is toegestaan, zoals wandelen, fietsen, paardrijden, kanoën, de aanleg van een vis- of picknickplaats, of een naar de aard daarmee gelijk te stellen medegebruik;

1.20 gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.21 geomorfologische waarden:

de waarden van een gebied die uitdrukking geven aan de vormen van het aardoppervlak in verband met de wijze van hun bestaan;

1.22 kampeermiddel:

een tent, een tentwagen, een kampeerauto, een caravan of een stacaravan, dan wel enig ander voertuig of onderkomen, dat geheel of ten dele is bestemd of opgericht dan wel wordt of kan worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf, en geen bouwwerk is waarvoor ingevolge de Woningwet een bouwvergunning is vereist;

1.23 landschappelijke waarde:

waarden in verband met de verschijningsvorm van een gebied en de aanwezigheid van waarneembare structuren en/of elementen in dat gebied;

1.24 natuurlijke waarden:

de aan een gebied toegekende waarden in verband met de geologische, bodemkundige en biologische elementen voorkomende in dat gebied (bij de afweging van het begrip natuurlijke waarden zullen de Natuurbschermingswet en de Flora- en faunawet steeds onderdeel van het toetsingskader zijn);

1.25 normaal onderhoud:

het onderhoud dat, gelet op de bestemming regelmatig noodzakelijk is voor een goed beheer, behoud en gebruik van de gronden en gebouwen die tot de betreffende bestemming behoren;

1.26 openbare nutsvoorziening:

voorziening ten behoeve van het openbaar nut, zoals ten behoeve van de levering van elektriciteit, gas, drinkwater en telecommunicatiediensten, alsmede ten behoeve van riolering en afvalinzameling;

1.27 overkapping:

een bouwwerk, geen gebouw zijnde, dat een overdekte ruimte vormt zonder wanden dan wel met ten hoogste één wand;

1.28 peil:

  1. a. indien op land wordt gebouwd:

- voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst: de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;

- voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst:

- de hoogte van het terrein ter hoogte van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw;

  1. b. indien over of in het water wordt gebouwd:

- het Normaal Amsterdams Peil (of een ander plaatselijk aan te houden waterpeil);

1.29 prostitutiebedrijf:

een gebouw, voer- of vaartuig, dan wel enig gedeelte daarvan, geheel of gedeeltelijk bestemd, dan wel in gebruik voor het daar uitoefenen van prostitutie;

1.30 stacaravan:

een caravan, die als een gebouw valt aan te merken;

1.31 silo:

een bouwwerk, geen gebouw zijnde, ten behoeve van opslagdoeleinden;

1.32 verblijfsrecreatie:

recreatief nachtverblijf voor een korte aaneengesloten periode van maximaal 2 maanden, waarbij wordt overnacht in kampeermiddelen, stacaravans, chalets of recreatiewoningen, uitsluitend door diegenen die hun woonadres elders hebben;

1.33 waterhuishoudkundige voorzieningen:

voorzieningen die nodig zijn ten behoeve van een goede water aan- en/of afvoer, waterberging en waterkwaliteit;

1.34 werk:

een werk, geen gebouw of bouwwerk zijnde;

Artikel 2 Wijze Van Meten

Bij de toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 de dakhelling:

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;

2.2 de goothoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, dan wel de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;

2.3 de inhoud van een bouwwerk:

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;

2.4 de bouwhoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;

2.5 de oppervlakte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Agrarisch - 1

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Agrarisch - 1’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. het agrarisch gebruik;
  2. b. het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de landschappelijke, geomorfologische en cultuurhistorische waarden;

met daaraan ondergeschikt:

  1. c. het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de natuurlijke waarden;
  2. d. doeleinden van agrarisch natuurbeheer;
  3. e. cultuurgrond;
  4. f. openbare nutsvoorzieningen;
  5. g. extensief dagrecreatief medegebruik;
  6. h. wegen en paden;
  7. i. beken, plassen, poelen, vennen, sloten, en/of andere watergangen en/of -partijen;
  8. j. terreinen voor evenementen;

3.2 Bouwregels

3.3 Specifieke gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken wordt in ieder geval gerekend:

  1. a. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van mestvergisting en naar de aard daarmee gelijk te stellen activiteiten anders dan waarvoor in het verleden planologische medewerking is verleend;
  2. b. het gebruik van gronden en bouwwerken voor niet-agrarische bedrijvigheid waarvoor in het verleden planologische medewerking is verleend;
  3. c. het opslaan van mest, hooibalen en/of andere agrarische producten buiten het bouwperceel, met uitzondering van tijdelijke opslag van landbouwproducten (maximaal zes maanden per jaar);
  4. d. het opslaan van zand, steen, en naar de aard daarmee gelijk te stellen materialen, langer dan zes maanden per jaar;
  5. e. het aanbrengen van oppervlakteverhardingen en/of de aanleg van wegen en paden anders dan ten behoeve van het agrarisch gebruik (buiten het bouwvlak) of de bereikbaarheid van bebouwde percelen en veldschuren;
  6. f. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van niet-grondgebonden agrarische bedrijfsactiviteiten
  7. g. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel, anders dan de verkoop van eigen en streekeigen producten, dan wel detailhandel:
    1. 1. vanuit een sierteelt- en/of boomteeltbedrijf, indien de verkoopvloeroppervlakte groter is dan 10% van de bestaande bedrijfsgebouwen, met een maximum van 100 m²;
  8. h. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van verblijfsrecreatieve doeleinden anders dan:
    1. 1. waarvoor in het verleden planologische medewerking is verleend;
  9. i. het gebruik van vrijstaande bijgebouwen voor permanente bewoning;
  10. j. het gebruik van de gronden ten behoeve van sierteelt, boomteelt, houtteelt of overige opgaande teeltvormen, indien de gronden zijn voorzien van de aanduiding “specifieke vorm van agrarisch uitgesloten - boom- en sierteelt”;
  11. k. het gebruik van de gronden ten behoeve van containerteelt,
  12. l. het gebruik van gronden ten behoeve van de aanleg van een paardrijdbak met de daarbijbehorende bouwwerken anders dan waarvoor in het verleden planologische medewerking is verleend;
  13. m. het bouwen van bedrijfsgebouwen ten behoeve van de uitbreiding van het aantal veeplaatsen op een agrarisch bedrijf, voordat is aangetoond dat voor het bouwen geen Natuurbeschermingswetvergunning is vereist, dan wel dat is aangetoond dat voor het bouwen een Natuurbeschermingswetvergunning is verleend;
  14. n. het gebruik van de gronden ten behoeve van de aanleg van een waterbassin;

3.4 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen in afwijking van:

  1. a. het bepaalde in lid 3.3 onder c en toestaan dat gronden en bouwwerken buiten het bouwvlak worden gebruikt voor het opslaan van mest en/of kuilvoer en naar de aard daarmee gelijk te stellen opslag, mits;
    1. 1. dit om bedrijfseconomische, ontsluitings- of milieuredenen, bijvoorbeeld vanwege de nabijheid van woningen, noodzakelijk is;
    2. 2. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de landschappelijk en natuurlijke waarden, de geomorfologische, de archeologische en cultuurhistori­sche waarden, de verkeersveiligheid, de waarden van de historische buitenplaatsen en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  2. b. het bepaalde in lid 3.3. onder k en toestaan dat de oppervlakte van de gronden ten behoeve van de containerteelt per boomkwekerijbedrijf wordt vergroot tot ten hoogste 3,00 hectare met de daarbij behorende paden en verhardingen, waarbij tevens een pomphuisje mag worden geplaatst en een waterbassin mag worden aangelegd, mits:
    1. 1. de gronden direct zijn gelegen op of nabij het betreffende bouwperceel van het betreffende boomkwekerijbedrijf;
    2. 2. de oppervlakte van het pomphuisje niet meer bedraagt dan 25 m² en de hoogte niet meer bedraagt dan 5,00 m;
    3. 3. de hoogte van een waterbassin niet meer bedraagt dan 3,00 m;
    4. 4. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de natuurlijke en landschappelijke waarden, de woonsituatie, de waarden van de historische buitenplaatsen en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  3. c. het bepaalde in lid 3.3. onder l en toestaan dat gronden, voorzover gelegen binnen dan wel direct grenzend aan het bouwperceel dan wel direct grenzend aan een bestemmingsvlak, worden gebruikt voor de aanleg van een paardrijdbak ten behoeve van het eigen hobbymatige gebruik, met de daarbijbehorende bouwwerken, mits:
    1. 1. de paardrijdbak zoveel mogelijk uit het zicht van de openbare weg wordt gesitueerd ten behoeve van een goede landschappelijke inpassing;
    2. 2. er vanwege de paardrijdbak geen onevenredige hinder (geur, geluid, licht en stof) wordt veroorzaakt voor nabij­gelegen woningen van derden (minimale afstand 50 m tot de woonbestemmingsgrens);
    3. 3. er geen onevenredige verstoring van het bodemarchief wordt veroorzaakt;
    4. 4. de hoogte van lichtmasten ten behoeve van verlichting bij een paardrijdbak en overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, respectievelijk ten hoogste 5,00 m en 3,00 m bedragen;
    5. 5. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de waarden van de historische buitenplaatsen.

3.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 4 Bos En Natuur

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bos en Natuur' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. bos en natuur;
  2. b. het behoud en herstel en de ontwikkeling van de cultuurhistorische, de natuurlijke en de landschappelijke waarden van de bos- en natuurgebieden;
  3. c. beken, plassen, poelen, vennen, sloten en/of andere watergangen en/of -partijen, al dan niet mede bestemd voor waterberging;

met daaraan ondergeschikt:

  1. d. het extensief agrarisch medegebruik;
  2. e. het extensief dagrecreatief medegebruik en educatief medegebruik;
  3. f. wegen en paden;
  4. g. openbare nutsvoorzieningen;
  5. h. terreinen voor evenementen;

met de daarbij behorende:

  1. i. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

4.2 Bouwregels

4.3 Specifieke gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken wordt in ieder geval gerekend:

  1. a. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van verblijfsrecreatieve doeleinden;
  2. b. het opslaan van mest en/of andere landbouwproducten;
  3. c. het scheuren, het omzetten en.of anderszins ingrijpend wijzigen van gronden ten behoeve van een permanent ander gebruik;
  4. d. het dempen van beken, plassen, sloten en/of andere watergangen en/of -partijen.

4.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 5 Groen

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. groenvoorzieningen;

met daaraan ondergeschikt:

  1. b. (fiets-)paden;
  2. c. openbare nutsvoorzieningen;
  3. d. water en waterhuishoudkundige voorzieningen.

met de daarbij behorende:

  1. e. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

5.2 Bouwregels

Artikel 6 Verkeer

De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. (ontsluitings)wegen;
  2. b. ter plaatse van de aanduiding 'brug' mede voor een brug;
  3. c. paden;
  4. d. dammen en/of duikers;
  5. e. sloten, bermen en beplanting;
  6. f. water;
  7. g. parkeervoorzieningen;

met de daarbij behorende de:

  1. h. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

6.1 Bouwregels

6.2 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen in afwijking van het bepaal de in lid 6.1 en toestaan dat de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wordt vergroot tot 15,00 m, mits:

  1. a. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de verkeersveiligheid, de landschappelijke waarden en de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.

Artikel 7 Verkeer - Fiets- En Voetpaden

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer - Fiets- en voetpaden' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. fiets- en voetpaden;
  2. b. kaden en dijken;
  3. c. sloten, bermen en beplanting;
  4. d. dagrecreatief medegebruik;

met de daarbij behorende:

  1. e. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, waaronder bruggen, dammen en duikers.

7.2 Bouwregels

Artikel 8 Water - 2

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Water - 2' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. beken, sloten, en daarmee gelijk te stellen waterlopen ten behoeve van het behoud van de natuurlijke en landschappelijke waarden en de waterberging;
  2. b. oever- en beplantingsstroken;
  3. c. doorwaadbare plaatsen;
  4. d. bruggen, dammen en duikers;
  5. e. sluizen en stuwen;
  6. f. waterstaatswerken;
  7. g. paden;
  8. h. recreatief medegebruik;

met de daarbij behorende:

  1. i. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

8.2 Bouwregels

8.3 Specifieke gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken wordt in ieder geval gerekend:

  1. a. het gebruik van gronden als ligplaats of aanleggelegenheid voor vaartuigen en/of woonschepen, woonarken, of casco's (caissons) die tot woonschip of woonark kunnen worden omgebouwd.

8.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 9 Leiding - Brandstof

9.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Brandstof' bestemde gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:

  1. a. een brandstofleiding;

met de daarbij behorende:

  1. b. veiligheidszone;
  2. c. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

9.2 Bouwregels

  1. a. In afwijking van het bepaalde bij de andere ter plaatse aangewezen bestemming(en) mogen op of in deze gronden geen gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd, anders dan ten behoeve van een brandstofleiding;
  2. b. Ten behoeve van deze dubbelbestemming mogen geen bouwwerken worden gebouwd.

9.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen in afwijking van het bepaalde in lid 9.2 en toestaan dat de in de andere daar voorkomende bestemming(en) genoemde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd, mits:

  1. a. vooraf advies wordt ingewonnen van de leidingbeheerder;
  2. b. uit een risicoanalyse is gebleken dat de door het Ministerie van VROM vastgesteld risiconormen niet worden overschreden;
  3. c. er geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de veiligheid van personen en goederen;
  4. d. er geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan een doelmatig en veilig functioneren van de brandstofleiding.

9.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken wordt in ieder geval gerekend:

  1. a. het permanent opslaan van goederen;
  2. b. het gebruik van gronden en bouwwerken als risicogevoelig object binnen een aangegeven veiligheidszone.

9.5 Afwijken van de gebruiksregels

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen van het bepaalde in lid 9.4 onder b en toestaan dat gronden en bouwwerken worden gebruikt als risicogevoelig object, mits:

  1. a. vooraf advies wordt ingewonnen van de leidingbeheerder;
  2. b. er geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de veiligheid van personen en goederen.

9.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 10 Leiding - Water

10.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Leiding - Water aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:

  1. a. een watertransportleiding.

10.2 Bouwregels

  1. a. In afwijking van het bepaalde bij de andere ter plaatse aangewezen bestemming(en) mogen op of in deze gronden geen gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd, anders dan ten behoeve van een watertransportleiding.
  2. b. Ten behoeve van deze dubbelbestemming mogen geen bouwwerken worden gebouwd.

10.3 Afwijking van de bouwregels


Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen in afwijking van het bepaalde in lid 10.2 en toestaan dat de in de andere daar voorkomende bestemming(en) genoemde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd, mits:

  1. a. vooraf advies wordt ingewonnen van de leidingbeheerder;
  2. b. er geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan een doelmatig en veilig functioneren van leidingen.

10.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 11 Waarde - Archeologie

11.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud en de bescherming van de gebieden met hoge en zeer hoge archeologische waarden.

11.2 Bouwregels

In afwijking van het bepaalde bij de andere aangewezen bestemming(en) mogen op of in deze gronden geen gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd.

11.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen van het bepaalde in lid 11.1 en toestaan dat de in de andere daar voorkomende bestemming(en) genoemde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd, mits:

  1. a. bij een oppervlakte groter dan 100 m² en/of een bodemingreep dieper dan 40 cm vooraf op basis van een archeologisch onderzoek advies wordt ingewonnen van de provinciaal archeoloog;
  2. b. er geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de archeologische waarden van de gronden.

11.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 12 Waarde - Ecologie

De voor 'Waarde - Ecologie' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:

  1. a. het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de gronden ten behoeve van de instandhouding en realisatie van de Ecologische Hoofdstructuur.

Artikel 13 Waarde - Essen

13.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Waarde - Essen’ aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:

  1. a. het behoud en de bescherming van de archeologisch en cultuurhistorisch waardevolle essen en steilranden met bijbehorende beplanting.

13.2 Bouwregels

In afwijking van het bepaalde bij de andere aangewezen bestemming(en) mogen op of in deze gronden geen gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd.

13.3 Specifieke gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken wordt in ieder geval gerekend:

  1. a. het gebruik van gronden en bouwwerken voor kleinschalig kamperen;
  2. b. het aanbrengen en/of veroorzaken van veranderingen in de hoogte van een es, zoals die bestond ten tijde van de terinzagelegging van het ontwerpplan, als gevolg van het gebruik van de gronden.

13.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 14 Waarde - Landschap

14.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Waarde - Landschap’ aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor

  1. a. het behoud, het herstel en de ontwikkeling van waardevolle landschapselementen.

14.2 Bouwregels

In afwijking van het bepaalde bij de andere daar voorkomende bestemming(en) mogen op of in deze gronden geen gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, behalve voor zover bestaand, worden gebouwd.

14.3 Specifieke gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken wordt in ieder geval gerekend:

  1. a. het verwijderen, vernielen en/of aantasten van waardevolle landschapselementen anders dan ten behoeve van het normale onderhoud.

14.4 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en Wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat:

  1. a. de dubbelbestemming ‘Waarde - Landschap’ deels wordt verwijderd, mits:
    1. 1. deze wijzigingsbevoegdheid uitsluitend wordt toegepast ter realisering van een doorbraak van perceel naar perceel en die noodzakelijk is voor een goed landbouwkundig gebruik van de gronden, met een maximale breedte van 10,00 m;
    2. 2. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de natuurlijke en landschappelijke waarden van het waardevolle landschapselement.

Hoofdstuk 3 Algemene Regels

Artikel 15 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 16 Algemene Gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken wordt in ieder geval gerekend:

  1. a. het gebruik en laten gebruiken van de gronden als standplaats voor kampeermiddelen;
  2. b. het gebruik en laten gebruiken van de gronden en bouwwerken ten behoeve van een prostitutiebedrijf;
  3. c. het gebruiken en laten gebruiken van de gronden voor opslag van schroot, afbraak- en bouwmaterialen, anders dan ten behoeve van de uitvoering van krachtens de bestemming toegelaten bouwactiviteiten en werken en werkzaamheden;
  4. d. het gebruik van gronden ten behoeve van weekmarkten, jaarmarkten, evenementen, festiviteiten, manifestaties, en horecaterreinen en/of standplaatsen voor detailhandel, indien die activiteiten een aaneengesloten periode van meer dan 14 dagen omvatten;
  5. e. het storten van puin en afvalstoffen;
  6. f. de stalling en opslag van (aan het oorspronkelijk gebruik onttrokken) voer-, vaar- of vliegtuigen;
  7. g. het gebruik en laten gebruiken van de gronden voor het plaatsen en/of aanbrengen van niet- perceelsgebonden handelsreclame en/of reclame voor ideële doeleinden of overtuigingen.

Artikel 17 Algemene Afwijkingsregels

17.1 Bevoegdheid tot het afwijken

Het bevoegd gezag is bevoegd af te wijken van de regels van het plan, voor:

  1. a. de bij recht in de regels gegeven afmetingen en percentages, met uitzondering van de oppervlakte- en inhoudsmaten, tot ten hoogste 10% van die afmetingen.

Artikel 18 Algemene Wijzigingsregels

Burgemeester en Wethouders kunnen het plan wijzigen in dié zin dat:

  1. a. enige bestemming wordt gewijzigd voor wat betreft de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van zend-, ontvangst- en antennemasten voor de telecommunicatie, mits:
    1. 1. de antenne niet geplaatst kan worden op een bestaand bouwwerk, zoals een hoogspanningsmast, een reclamemast, een torensilo, of een daarmee gelijk te stellen hoog bouwwerk;
    2. 2. de antenne niet geplaatst kan worden op een bedrijventerrein;
    3. 3. de antenne vervolgens geplaatst moet worden in aansluiting op grote infrastructuurlijnen;
    4. 4. de mast geografisch noodzakelijk is;
    5. 5. de hoogte van een mast ten hoogste 45,00 m zal bedragen;
    6. 6. het aantal masten binnen de gemeente niet meer mag bedragen dan strikt noodzakelijk is voor de realisatie van een adequaat dekkend netwerk van voldoende capaciteit;
    7. 7. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de natuurlijke en landschappelijke waarden, de woonsituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  2. b. enige bestemming wordt gewijzigd in de bestemming 'Verkeer' dan wel de bestemming 'Verkeer' wordt gewijzigd in enige bestemming, mits:
    1. 1. deze wijziging uitsluitend wordt toegepast voor incidentele verbredingen, bochtafsnijdingen, e.d. van wegen en paden;
    2. 2. na toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid de regels van artikel 5 van overeenkomstige toepassing zijn;
  3. c. enige bestemming wordt gewijzigd in de bestemming 'Water - 2‘ dan wel de bestemming 'Water - 2' wordt gewijzigd in enige bestemming, mits:
    1. 1. deze wijziging uitsluitend wordt toegepast voor de incidentele aanleg van opvaarten, verbredingen van waterlopen ten behoeve van waterberging en/of de aanleg van natuur­vriendelijke oevers, bochtafsnijdingen, kleine verleggingen, e.d. van vaarwegen c.a.;
    2. 2. na toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid de regels van artikel 7 van overeenkomstige toepassing zijn;
  4. d. enige bestemming wordt gewijzigd in de bestemming 'Verkeer - Fiets- en voetpaden' dan wel de bestemming 'Verkeer - Fiets- en voetpaden' wordt gewijzigd in enige bestemming, mits:
    1. 1. deze wijziging uitsluitend wordt toegepast voor de aanleg van nieuwe fiets- en voetpaden, incidentele verbredingen, bochtafsnijdingen, e.d. van paden;
    2. 2. na toepassing van deze wijzigingsbevoegheid de regels van artikel 5 van toepassing zijn;
  5. e. de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie' wordt verwijderd mits na voldoende onderzoek van de vindplaats en het inwinnen van deskundigenadvies blijkt dat voor de archeologisch waardevolle gebieden de waardebepalende elementen niet zijn te handhaven in relatie tot de functie van de gronden en de gebouwen, en de aanwezige bodem­vondsten naar elders zijn overgebracht;
  6. f. de dubbelbestemming Waarde - Archeologie wordt aangebracht, mits door aanvullend historisch en/of archeologisch onderzoek archeologische waarden van terreinen naar voren komen, waarbij de aanwezigheid van archeologische resten is aangetoond;

Artikel 19 Algemene Procedureregels

19.1 Toepassing uniforme voorbereidingsprocedure Awb

Op de voorbereiding tot een besluit tot ontheffing of het stellen van nadere eisen ex artikel 3.6 lid 1 sub c en d van de Wet ruimtelijke ordening, is de volgende procedure van toepassing:

  1. a. een ontwerpbestluit tot ontheffing of het stellen van nadere eisen ligt met bijbehorende stukken gedurende twee weken op het gemeentekantoor ter inzage;
  2. b. Burgemeester en Wethouders maken de terinzagelegging van te voren in één of meer dag- of nieuwsbladen, die in de gemeente worden verspreid, digitaal, en voorts op de gebruikelijke wijze , bekend;
  3. c. de bekendmaking houdt mededeling in van de bevoegdheid tot het indienen van zienswijzen;
  4. d. gedurende de in sublid a genoemde termijn kunnen belanghebbenden bij Burgemeester en Wethouders schriftelijk zienswijzen indienen omtrent het ontwerpbesluit tot ontheffing of het stellen van nadere eisen.

Artikel 20 Overige Regels

20.1 Nadere eisen

Burgemeester en Wethouders kunnen ten behoeve van de milieusituatie, de landschappelijke waarden, de natuurlijke waarden, de geomorfologische waarden, de cultuurhistorische waarden, de archeologische waarden, het bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, zodanig dat er geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de genoemde criteria.

Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels

Artikel 21 Overgangsrecht

21.1 Overgangsrecht bouwwerken

  1. a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een bouwvergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
    1. 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    2. 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de bouwvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  2. b. Het bevoegd gezag kan in afwijking van lid 21.1 sub a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in lid a met maximaal 10 %.
  3. c. Lid 21.1 sub a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

21.2 Overgangsrecht gebruik

  1. a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  2. b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in lid 21.2 sub a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  3. c. Indien het gebruik, bedoeld in lid 21.2 sub a, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.

Lid 21.2 sub a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 22 Slotregel

22.1 Citeertitel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het bestemmingsplanGammelkerbeek.

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding Planherziening

Ten noorden van Hengelo ligt de landinrichting Saasveld-Gammelke. Gedeputeerde Staten van de provincie Overijssel hebben in oktober 1998 voor dit karakteristiek Twentse landbouwgebied een landinrichtingsplan vastgesteld, bedoeld om meer ruimte te bieden voor landbouw, natuur, landschap en leefbaarheid. De hoofddoelstellingen van dit plan zijn: versterken van de harmonie tussen landbouw en natuur en het verbeteren van de leefbaarheid in het betreffende gebied.

In dat kader zal ook de Gammelkerbeek tussen Oldenzaal en Borne ingrijpend worden aangepakt. Het plan dient te leiden tot de volgende doelen:

  • hogere grondwaterstanden in het Gammelkerbroek ten behoeve van natuurdoelen;
  • natuurlijk functionerende beek;
  • maximale waterberging.

Hierbij dient een goede waterhuishouding ten behoeve van de landbouw te worden gewaarborgd.

De herinrichting van de Gammelkerbeek is in strijd met het vigerende bestemmingsplan Buitengebied 2010 (vastgesteld 18 januari 2010). De herinrichting van de Gammelkerbeek op basis van dit bestemmingsplan ook niet mogelijk. Er wordt daarom een nieuw bestemmingsplan opgesteld voor het voornemen tot herinrichting van de Gammelkerbeek.

De herinrichting van de Gammelkerbeek is voorzien in twee uitvoeringsfasen. Dit bestemmingsplan heeft betrekking op de eerste uitvoeringsfase (deeltrajecten I, II, IIIA, IIIB en een deel van IV).

1.2 Ligging, Begrenzing En Juridische Status Van Het Plangebied

De Gammelkerbeek ontspringt ten oosten van Oldenzaal en loopt vervolgens via Gammelke naar Hertme, waar de beek uitmondt in de Bornsche Beek. Het plangebied van de Gammelkerbeek omvat globaal het landelijk gebied tussen de kernen Saasveld, Oldenzaal, Deurningen en Borne.

afbeelding "i_NL.IMRO.1774.DEUBPGAMMELKERB-0401_0001.jpg"

Afbeelding 1.1 Plangebied Gammelkerbeek

Het plangebied voor dit bestemmingsplan is het huidige tracé van de Gammelkerbeek gelegen in de gemeente Dinkelland. In het plangebied liggen ook gronden die direct langs het tracé lopen zoals het Gammelkerbroek. Daarnaast is de huidige beekloop ook meegenomen in het plangebied, deze is als wegbestemd en heeft een nieuwe agrarische bestemming gekregen.

afbeelding "i_NL.IMRO.1774.DEUBPGAMMELKERB-0401_0002.jpg"

Afbeelding 1.2 Plangebied bestemmingsplan

1.3 Bij Het Plan Behorende Stukken

Het plangebied, zoals in voorliggend bestemmingsplan staat aangegeven, valt binnen het plangebied van het vigerende bestemmingsplan Buitengebied 2010. Dit bestemmingsplan is vastgesteld op 18 februari 2010. Het herinrichtingsplan voor de Gammelkerbeek kan op grond van het vigerende bestemmingsplan niet worden gerealiseerd.

1.4 Leeswijzer

In hoofdstuk 1 wordt de aanleiding voor onderhavig bestemmingsplan en de ligging en begrenzing van het plangebied aangegeven. Verder wordt een opsomming gegeven van de bij het plan behorende stukken en wordt het vigerende bestemmingsplan genoemd dat met voorliggende herziening wordt herzien.

Hoofdstuk 2 geeft de bestaande ruimtelijke en functionele structuur weer van het plangebied.

In hoofdstuk 3 wordt ingegaan op het relevante Rijks-, provinciale, regionale en gemeentelijke beleid ten aanzien van de ruimtelijke en functionele structuur.

Vervolgens wordt in hoofdstuk 4 ingegaan op de verschillende milieutechnische en overige ruimtelijke aspecten. Bekeken wordt of het onderhavige plan geen belemmeringen daartoe oplevert danwel ondervindt.

In hoofdstuk 5 wordt het beleid, alsmede de gehanteerde uitgangspunten en doelstellingen opgenomen en wordt aangegeven hoe deze vertaald zijn in het bestemmingsplan.

Hoofdstuk 6 gaat in op hoe het beleid en de planuitgangspunten/-doelstellingen zijn verwoord in de regels. Op deze regels wordt een toelichting gegeven.

Als laatste wordt in hoofdstuk 7 ingegaan op de economische uitvoerbaarheid, handhaving van het plan en de maatschappelijke uitvoerbaarheid.

Ten slotte zijn de bijlagen opgenomen.

Hoofdstuk 2 Gebiedsbeschrijving

2.1 Ontstaansgeschiedenis En Ruimtelijke Structuur

De Gammelkerbeek ontspringt ten oosten van Oldenzaal vanaf de Oldenzaalse stuwwal en loopt vervolgens via Gammelke naar Hertme, waar de beek uitmondt in de Bornsche Beek.

De Gammelkerbeek ligt in fysisch geografisch opzicht in het zand- en heuvellandschap van Oost-Nederland. Het gebied ligt ten westen van de stuwwal Oldenzaal-Enschede die noord-zuid is georiënteerd. Deze stuwwal bestaat voornamelijk uit slechtdoorlatende keileem en klei. Aan de westzijde gaat de stuwwal over in een uitgestrekt dekzandgebied, doorsneden door een stelsel van parallel lopende oost-west geörienteerde beken. De beken in dit onderzoek maken deel uit van dit stelsel. De oost- en westflank hellen binnen het gebied respectievelijk circa 20 m en 35 m. Op kleine schaal zijn karakteristieke hoogteverschillen aanwezig op overgangen van essen en kampen naar beekdalen. Er is een glooiend dekzandgebied aanwezig, bestaande uit ruggen en koppen afgewisseld met laagten, waarin af en toe veen voorkomt. Op de dekzandkoppen en -ruggen bevindt zich meestal een plaggendek.

De huidige situatie wordt gekenmerkt door een smalle en diep in het landschap ingesneden beek met steile oevers en vele stuwen. Van oudsher is de hoofdfunctie van de stuwen geweest om het verhang in het steile deel van de beek te verkleinen, waardoor de stroomsnelheden afnamen. Ten behoeve van de landbouw zijn de stuwen vervolgens ook gebruikt voor peilbeheer. Het betreft hier vaste stuwen. Het verval over de stuwen is groot, bij sommige stuwen rond de één meter of meer. De stuwen vormen ecologische blokkades, waar geen vispassage mogelijk is. Bovendien is de Gammelkerbeek nu te diep ingesneden in de omgeving, waardoor de beek een ongewenste bijdrage levert aan verdroging van het omliggende land.

2.2 Functionele Structuur

Momenteel hebben de gronden grenzend aan de Gammelkerbeek voornamelijk een agrarische functie. In het plangebied zijn geen gebouwen aanwezig.

Hoofdstuk 3 Beleidskader

3.1 Rijksbeleid

3.1.1 Nota Ruimte

De nota Ruimte 'Ruimte voor ontwikkeling' (2006) is het nationaal ruimtelijk beleid vastgelegd tot 2020. Het bevat de visie van het kabinet op de ruimtelijke ontwikkelingen van Nederland. Het kabinet schept ruimte voor ontwikkelingen uitgaande van het motto 'decentraal wat kan, centraal wat moet' en verschuift het accent van het stellen van ruimtelijke beperkingen naar het stimuleren van gewenste ontwikkelingen.

Het hoofddoel van het nationaal ruimtelijk beleid is ruimte scheppen voor de verschillende ruimtevragende functies op het beperkte oppervlak dat in Nederland ter beschikking staat, onderverdeeld in vier algemene doelen:

  • versterking van de internationale concurrentiepositie van Nederland;
  • bevordering van krachtige steden en een vitaal platteland;
  • borging en ontwikkeling van belangrijke (inter)nationale ruimtelijke waarden;
  • borging van de veiligheid.

Het nationaal ruimtelijk beleid voor water en groene ruimte richt zich op behoud en ontwikkeling van natuurwaarden, de ontwikkeling van landschappelijke kwaliteit en van bijzondere ook internationaal erkende, landschappelijke en cultuurhistorische waarden. Tevens is borging van veiligheid tegen overstromingen, voorkoming van wateroverlast en watertekorten en verbetering van water- en bodemkwaliteit van groot belang.

3.1.2 Vierde Nota Waterhuishouding

De vierde nota waterhuishouding (NW4, 1998) is het beleidskader omtrent de waterhuishouding voor de komende jaren. In de NW4 wordt de sterke land-water interactie bij regionale watersystemen van grote invloed gezien op het beheer. Landgebruik en waterbeheer kunnen dan ook niet los van elkaar worden gezien. Functietoekenning en bodemdaling hangen nauw samen. Een benadering waarbij waterhuishouding, ruimtelijke ordening en natuur- en milieubeleid op elkaar zijn afgestemd en waarin de gewenste grondwatersituatie voor gebieden is vastgelegd als basis voor de regionale inrichting. Water als ordenend principe, daar draait het om bij het beheer van de regionale wateren.

In de NW4 worden de volgende doelstellingen gegeven met betrekking tot de regionale wateren:

  • herstel of toename van de natuurlijke veerkracht van watersystemen;
  • geen afwenteling van vervuilingsproblemen tussen watersystemen;
  • een goede kwaliteit van de waterbodem;
  • vergroting van het waterbergend vermogen, zodat wateroverlast en verdroging zijn verminderd;
  • bereiken en handhaven van de verdrogingsdoelstelling;
  • optimaal afstemmen van het water-, ruimtelijke ordening-, natuur-, milieu- en landbouwbeleid;
  • in gang zetten van vermindering/vertraging van bodemdaling door verandering van functies en door het treffen van maatregelen, vooral in laag Nederland.

3.2 Provinciaal Beleid

3.2.1 Omgevingsvisie provincie Overijssel

De opvolger van het Streekplan Overijssel 2000+, de omgevingsvisie Overijssel, is op 1 juli 2009 door Provinciale Staten vastgesteld. Leidende thema's voor de Omgevingsvisie zijn:

  • duurzaamheid;
  • ruimtelijke kwaliteit.

De definitie van duurzaamheid luidt: “duurzame ontwikkeling voorziet in de behoefte aan de huidige generatie, zonder voor toekomstige generaties de mogelijkheden in gevaar te brengen om ook in hun behoeften te voorzien”. Duurzaamheid vraagt om een transparante afweging van ecologische, economische en sociaal-culturele beleidsambities.

De definitie van ruimtelijke kwaliteit luidt: “de goede functies op de goede plek op de goede manier ingepast in de omgeving”. Ruimtelijke kwaliteit is het resultaat (bedoeld en onbedoeld) van menselijk handelen en natuurlijke processen. De provincie wil ruimtelijke kwaliteit realiseren door naast bescherming ook vooral in te zetten op het verbinden van bestaande kwaliteiten en nieuwe ontwikkelingen, de essentiële gebiedskenmerken zijn daarbij uitgangspunt.

3.2.2 Natuurgebiedsplan Overijssel (2008)

Regio Noordoost Twente bestaat uit de gemeenten Tubbergen, Dinkelland, Oldenzaal en Losser. Het gebied wordt gekenmerkt door een grote variatie aan landschapstypen, bijzondere natuurwaarden en een gevarieerde bodemkundige opbouw en waterhuishouding, waarin ook de mens een belangrijke factor is geweest. Vlak bij elkaar komen kleinschalige houtwalgebieden, soortenrijke bossen, beekdalen, vochtige heidegebieden en open landbouwgebieden voor. Kenmerkend zijn de stuwwal van Oldenzaal en de stuwwal van Ootmarsum met relatief grote hoogteverschillen. Ten westen hiervan ligt het bekken van Hengelo met een aantal van oost naar west stomende beken die op de beide stuwwallen ontspringen. In dit gebied liggen een aantal kwelgebieden waar grondwater vanuit de stuwwallen aan de oppervlakte komt.

De bodemkundige opbouw varieert in grote lijnen van veld- en haarpodzolen en tertiaire kleigronden op de stuwwallen en in het oostelijk dekzandgebied, tot enkeerdgronden op de essen en kleiachtige (beekdal)gronden in de beekdalen.

De waterhuishouding wordt gekenmerkt door het grote aantal stroomgebieden dat in het gebied valt te onderscheiden, waarbij de stuwwal als hoofdwaterscheiding fungeert. In grote lijnen vormen de stuwwallen en dekzandruggen de infiltratiegebieden en de beekdalen de kwelgebieden.

In Noordoost Twente wordt gestreefd naar versterking en ontwikkeling van een samenhangend stelsel van grotere bos- en natuurgebieden met een halfnatuurlijk karakter. Dit houdt in dat de menselijke invloed bij zowel de inrichting als het beheer van deze gebieden groot is. In hoofdlijnen wordt in dit plan naar de ontwikkeling van de volgende typen natuur gestreefd:

  • Ontwikkeling van aaneengesloten natuurgebieden in de brongebieden boven op de stuwwallen van Oldenzaal en Ootmarsum met een afwisseling van bossen, halfnatuurlijke graslanden, heide, en halfnatuurlijke beekdalen.
  • Ontwikkeling van een aantal natte natuurgebieden in de kwelgebieden aan de voet van de stuwwal en in het bekken van Hengelo. Bij de begrenzing hiervan is een watersysteembenadering toegepast. Gestreefd wordt naar waterhuishoudkundig duurzaam te ontwikkelen gebieden. In deze gebieden wordt voor een deel een combinatie met de opvang van water (retentie) gerealiseerd.
  • Vergroting en hydrologisch herstel van natte heidegebieden.
  • Herstel van het natuurlijke karakter van beken.
  • Ontwikkeling van een zo natuurlijk mogelijke Dinkel en Dinkeldal en de ontwikkeling van een aansluitend inundatiegebied in Ottershagen. Ook hier worden de natuurdoelen gecombineerd met de opvang van water.

3.3 Regionaal Beleid

3.3.1 Ontwikkelingsperspectief Nationaal Landschap Noordoost Twente (2006)

Voor het Nationaal Landschap Noordoost Twente geldt dat de bijzondere kwaliteiten juist in combinatie met ontwikkeling versterkt kunnen worden. Landbouw blijft de drager van dit landschap: grootschalige boeren in een kleinschalig landschap met kenmerkende beken.

Het ontwikkelingsperspectief richt zich op behoud door ontwikkeling. Landschappelijke (kern)kwaliteiten zijn sturend voor de wijze waarop de gebiedsontwikkeling plaatsvindt. In het Nationaal Landschap worden geen grootschalige ruimtelijke ontwikkelingen toegestaan (ontwikkelingen in de landbouw zijn geen grootschalige ruimtelijke ontwikkelingen).

De status Nationaal Landschap kan bijdragen aan het sneller en beter uitwerken van de plannen die er al liggen. Voor de Nationale Landschappen komt extra rijksgeld beschikbaar voor het behouden en versterken van de gebiedskwaliteiten.

Opgave voor Nationale landschappen is het behouden, duurzaam beheren en waar mogelijk versterken van de bijzondere kwaliteiten. Ook zal de recreatieve toegankelijkheid moeten worden vergroot. Noordoost-Twente is aangewezen als Nationaal Landschap vanwege de volgende kernkwaliteiten:

  • de grote mate van kleinschaligheid;
  • het groene karakter;
  • samenhangend complex van beken, essen, kampen en moderne ontginningen.

Koester de kernkwaliteiten

De stuwwallen, het reliëf en de beken vormen de ondergrond voor het kleinschalig landschap. Hierin is in het verleden een laag van ontginning, bewerking en bewoning toegevoegd. Met erven, houtwallen, essen, landgoederen en jonge ontginningen. Deze opbouw is in het landschap terug te vinden en vormt tezamen de kenmerkende ruimtelijke kwaliteit. De landschapselementen worden in het bestemmingsplan zoveel mogelijk beschermd.

3.3.2 Waterbeheerplan 2010-2015

De Gammelkerbeek valt volledig binnen de grenzen van het Waterschap Regge en Dinkel. De doelstellingen van het Waterschap zijn de volgende:

  • zorgen voor veiligheid en beperken van overlast;
  • bevorderen van de integratie van waterbeleid in ander beleid;
  • verzorgen van het juiste grond- en oppervlaktewaterregime;
  • herstellen en veiligstellen van het Twentse ‘visitekaartje’;
  • meer aandacht schenken aan ‘water in de stad’;
  • versterken van het waterketenbeheer;
  • vergroten van de toegankelijkheid van het waterbeheer.

De Waterschapsdoelstellingen kunnen slechts worden verwezenlijkt als het aspect ‘water’ wordt geïntegreerd in het ruimtelijke ordeningsbeleid en het milieubeleid van de diverse partners. De opdracht waar het Waterschap de komende jaren voor staat, is de veerkracht van het water terugbrengen. Dit is mogelijk door een meer natuurlijk watersysteem te realiseren. Het water moet weer opnieuw de ruimte krijgen, wat ten goede komt aan natuur en landschap. Het Waterschap richt zich op de realisatie van waterparels, stroomgebieden van beken die dankzij een zeer rijke flora en fauna van groot belang zijn voor de natuur.

3.3.3 Landinrichtingsplan Saasveld-Gammelke

Het landinrichtingsplan Saasveld-Gammelke is in oktober 1998 vastgesteld door Gedeputeerde Staten van de provincie Overijssel. De hoofddoelstellingen van dit plan zijn versterken van de harmonie tussen landbouw en natuur en het verbeteren van de leefbaarheid in het betreffende gebied. Concreet houdt dit laatste een veiliger verkeersafwikkeling, een prettiger woonomgeving en meer recreatiemogelijkheden in.

Bij het planconcept wordt de basis gevormd door het landschappelijk raamwerk: de bossen, reservaatsgebieden, natuurontwikkelingsprojecten, beken, singels en uitloopgebieden voor de bevolking.

Voor de Gammelkerbeek zijn de volgende werken voorzien in het herinrichtingsplan:

  • benedenstrooms van de Gammelkeresweg de bodemhelling van de beek aanpassen aan de maaiveldshelling;
  • verleggen van de beek tussen de Saterslostraat en Deurningerstraat;
  • aanpassen/verwijderen van alle stuwen;
  • aanleggen van stroken voor natuurlijke inrichting;
  • verhogen beekbodem en aanpassen beekprofiel in reservaatsgebied;
  • verbreden dwarsprofiel in Gammelker- en Saasveldermeden;
  • aanpassen tracé tussen de Bornsestraat en de Deurningerbeek;
  • vernieuwen van enkele bruggen.

Naast deze waterbeheersings- en natuurwerken, worden er ook werken omschreven op het gebied van landbouw, milieu, landschap, cultuurhistorie, leefbaarheid en openluchtrecreatie die hun doorwerking hebben gekregen in de uiteindelijke planomschrijving.

3.4 Gemeentelijk Beleid

3.4.1 Structuurvisie Dinkelland (concept)

Dinkelland is een agrarisch-toeristische gemeente met tien kernen die veelal een eigen karakter hebben. Kenmerkend voor de gemeente Dinkelland is het unieke landschap dat is aan te merken als een kleinschalig samenhangend complex van beken, essen, kampen en moderne ontginningen.

De hoofdambitie van de structuurvisie luidt als volgt “Dinkelland staat voor het duurzaam borgen en ontwikkelen van een unieke combinatie van levende en sociaal coherente gemeenschappen, ligging en landschap, rijk historisch bezit en een gezonde en weerbare economie.”

De komende jaren moet er concreet gewerkt worden aan de handhaving en de ontwikkeling van de ruimtelijke kwaliteit van het buitengebied. Er zullen nieuwe vormen van landschapsbeheer worden ontwikkeld als alternatief voor het teruglopende beheer door agrarische ondernemers: vestiging in het buitengebied betekent medeverantwoordelijkheid dragen voor een goed beheer van het buitengebied.

In de structuurvisie is de gemeente Dinkelland opgedeeld in vier deelgebieden. De Gammelkerbeek stroomt door deelgebied West. In dit deelgebied wordt gericht op;

  • verweving natuur en landschap. Ruimte voor de agrariër met restricties nabij de beekdalen en ecologische verbindingzones;
  • herstellen en versterken beekdalenstructuur;
  • versterken en ontwikkelen ecologische verbindingszone;
  • versterken toeristische trekker Weerselo (‘t Stift) en toeristische trekker natuurlijke omgeving Weerselo en Saasveld.

Het water in Dinkelland heeft altijd een belangrijke rol in het landschap gespeeld. Tot halverwege de 20e eeuw uitte dit zich in een herkenbaar landschap van besloten beekdalen (grasland met houtwallen), open heidevelden en essen en kampen (bollende akkers). Het abiotische systeem was herkenbaar doordat het zich uitte aan de bovengrond. In het huidige landschap is veel van de herkenbaarheid van het beeksysteem verloren gegaan. Het gehele landschap is drastisch ontwaterd en het watersysteem is onderdanig geworden aan de landbouwontwikkelingen. Het beleid van de gemeente is gericht op versterken en aanzetten van deze beekdalen in combinatie met het behoud van de agrariër in het gebied. Langs de Gammelkerbeek wordt aan beide kanten vijf meter beekbegeleidende stroken aangelegd.

3.4.2 Landschapsontwikkelingsplan

Het landschapsontwikkelingsplan gemeente Dinkelland (LOP) is een uitwerking van het LOP Noordoost Twente en is de opvolger van het oude landschapsbeleidsplan dat in het verleden is gemaakt. Het LOP gaat uit van een ontwikkelingsgerichte benadering. Het LOP wil in de eerste plaats de mogelijkheden laten zien. Daarnaast is het Landschapsontwikkelingsplan één van de uitvoeringsplannen van het Reconstructieplan Noordoost Twente en heeft het daarmee relaties met gebiedsontwikkelingsplannen.

De doelstelling van het plan is richtlijnen te formuleren voor de inrichting van het landschap. Het plan mag daarmee geen belemmeringen voor de landbouw opleveren. Het landschapsontwikkelingsplan kan worden gezien als handreiking voor landschappelijke inpassing. Het plan is mede richtinggevend om te beoordelen of ontwikkelingen landschappelijk aanvaardbaar zijn.

De ontwikkelingsrichting in het LOP wordt bepaald door:

  • de verschillen tussen de landschapstypen;
  • de gaafheid, kenmerkendheid of potenties van de landschapstypen;
  • het reconstructiebeleid Noordoost Twente (streefbeeld 2015) en de zoneringen;
  • wel of geen onderdeel van de PEHS (inclusief ecologische verbindingszones);
  • de mate van verstedelijkingsdruk.

De ontwikkelingsrichtingen zijn beschreven per landschappelijke eenheid. Deze gebieden vormen eenheid door overeenkomsten in de geologische, geomorfologische, hydrologische en bodemkundige situatie. De Gammelkerbeek valt onder de eenheid Beken van Hengelo.

Dit gebied valt landschappelijk grotendeels onder het beekdallandschap. Het herstel van de beken, beekdalen en de beekdalranden vanwege de hoge hydro-ecologische potenties zoals kwelrijke situaties, sterke gradiënten, staat hier voorop.

De hogere delen in dit gebied zijn de dekzandruggen (jonge ontginningen) Het beleid is gericht op de ontwikkeling van grondgebonden landbouw. Ook het oude cultuurlandschap ligt verspreid over het gebied (essen- en kampenlandschap) rond Saasveld-Gammelke en Weerselo.

Het landschapsbeleid is hier gericht op het herstel en behoud van de landschapswaarden zoals de ensembles van grote open essen en kampen, de compositie van landschapselementen en de verspreide oude erven langs de randen van de essen en de kampen.

Hoofdstuk 4 Randvoorwaarden

4.1 Milieu

4.1.1 Bodem

Voor het huidige tracé van de Gammelkerbeek is een waterbodemonderzoek1 uitgevoerd. Het doel van dit onderzoek is het vaststellen van de milieuhygiënische kwaliteit van de waterbodem en om te beoordelen of de aanwezige waterbodem in de beek kan blijven bij dempen of gewijzigd profiel of dat de waterbodem afgevoerd/gebaggerd moet worden. Het onderzoek is uitgevoerd voor de huidige tracé van de Gammelkerbeek.

Omdat er met dit bestemmingsplan wijzigingen in het tracé zijn voorzien worden de delen die niet zijn beoordeeld in voornoemde onderzoek beoordeeld aan de hand van de bodemkwaliteitskaart2.

Waterbodemonderzoek

Waterbodem

Uit de toetsing aan de Vierde Nota Waterhuishouding blijkt dat dat de slib-/sedimentlaag in de onderzochte trajecten van de Gammelkerbeek als klasse 0, 1 en 2 geclassificeerd wordt. Het betreft circa 1.913 m³ klasse 0 sediment, circa 5.880 m³ klasse 1 sediment en circa 3.617 m³ klasse 2 sediment.

De sedimentlaag in de zandvang wordt als klasse 2 geclassificeerd. Naar schatting bevindt zich in de zandvang circa 1.322 m³ sediment.

De specie mag bij op de kant (oever) worden verspreid/verwerkt. Klasse 0 en 1 specie mag vrij op de oevers worden verspreid.

Gezien het zeer zandige karakter van de specie kan deze wellicht achter blijven in de watergang en worden afgedekt bij demping. Dit ter beoordeling van het bevoegd gezag.

Taluds en oevers

Het algehele beeld van de milieuhygiënische kwaliteit van de taluds is dat er streefwaarde overschrijding worden aangetoond voor koper, kwik, PAK, PCB's en minerale olie. De taluds worden conform de normen uit de Vierde Nota Waterhuishouding als klasse 0, 1 en 2 geclassificeerd.

In de grond uit de linker- en rechteroever op 1,0 m uit insteek, worden streefwaarde overschrijdingen aangetoond. Voor de toplaag (0,0 - 0,5 m -mv) van traject II en VI (traject V en VI liggen niet in het plangebied van dit bestemmingsplan) werden in eerste instantie in het mengmonster tussenwaarde overschrijdingen aangetoond voor kwik en PAK. Na separate analyses op de betreffende parameters worden de tussenwaarde overschrijdingen van de eerste analyse niet meer aangetoond. De oorzaak hiervan is niet bekend.

In traject VI (valt buiten het plangebied van dit bestemmingsplan) wordt na separate analyse van de individuele monsters ter hoogte van de boringen 394 en 395 een streefwaarde overschrijding voor PAK aangetoond, respectievelijk 1,5 en 1,2 mg/kg. De hoge waarde van het geanalyseerde mengmonster (31 mg/kg) wordt niet bevestigd. De oorzaak hiervan is niet bekend. Tevens wordt in traject II in boring 517 nog 3,5 mg/kg voor kwik aangetoond, terwijl in boring 516 voor kwik 0,3 mg/kg gemeten wordt.

Ten tijde van het opstellen van het waterbodemonderzoek waren de exacte inrichtingsplannen van de Gammelkerbeek nog niet bekend. Gezien het kwaliteitsbeeld dat er in taluds en oevers geen tussenwaarde overschrijding worden aangetoond bestaat er geen directe aanleiding om de vrijkomende grond af te voeren, maar kan de grond, indien mogelijk op of nabij de locatie in het kader van de inrichtingswerkzaamheden worden verwerkt, bijvoorbeeld het dempen van de huidige beekloop. Dit echter ter beoordeling van het bevoegd gezag.

Bij de inrichtingsplannen dient rekening te worden gehouden met de hogere waarden die voor kwik zijn aangetroffen bij monsterpunt 517. Indien mogelijk kan wellicht dit deel van de oever worden ontzien bij de plannen. De aangetoonde waarde is weliswaar beneden de tussenwaarde, maar het is niet uit te sluiten dat op deze locatie hogere waarden voor kwik kunnen worden aangetroffen. Door het uitvoeren van onderzoek kan dit worden uitgesloten.

Indien voor de grond een bestemming (buiten de locatie) wordt gezocht kan deze bijvoorbeeld een partijkeuring AP04 als schone grond, categorie 1 of 2 grond worden toegepast.

Bodemkwaliteitskaart

Het doel van de bodemkwaliteitskaart is het vastellen van de diffuse bodemkwaliteit voor het grondgebied van de gemeente Dinkelland zodat op een verantwoorde wijze grondverzet op basis van de Ministeriële Vrijstellingsregeling grondverzet kan plaatsvinden.

Uit de kaart 'Diffuse bodemkwaliteit bovengrond' blijkt dat de bovengrond (0-0,5 m-mv) van het gebied ter plaatse van het nieuwe tracé van de Gammelkerbeek wordt aangemerkt als schoon. Uit de kaart 'Diffuse bodemkwaliteit ondergrond' blijkt dat ook de ondergrond (0,5-2,0 m-mv) wordt aangemerkt als schoon.

  1. 1. Waterbodemonderzoek Gammelkerbeek, Tauw, juli 2006
  2. 2. Bodemkwaliteitskaart gemeente Dinkelland, Syncera B.V., oktober 2006

4.1.2 Geluid

Op grond van de Wet geluidhinder dient binnen de zones van wegen bij het realiseren van geluidsgevoelige bestemmingen een akoestisch onderzoek uitgevoerd te worden. De Wet geluidhinder toetst plannen op geluidbelastingen aan de gevel van geluidsgevoelige bestemmingen of aan de rand van de locatie waarbinnen het realiseren van dergelijke bestemmingen mogelijk is. Geluidsgevoelige bestemmingen zijn:

  • woningen;
  • scholen en onderwijsinstellingen;
  • ziekenhuizen en verpleegtehuizen;
  • andere gezondheidsgebouwen en de daarbij behorende terreinen; woonwagenstandplaatsen.

In dit plan is er geen sprake van de aanwezigheid van geluidsgevoelige functies waardoor akoestisch onderzoek niet noodzakelijk wordt geacht.

4.1.3 Luchtkwaliteit

Op 15 november 2007 is de 'Wet luchtkwaliteit' in werking getreden. Met de 'Wet luchtkwaliteit' wordt de wijziging van de Wet milieubeheer op het gebied van luchtkwaliteitseisen (Hoofdstuk 5 titel 2 Wm, Stb. 2007, 414) bedoeld. Door deze wijziging is onder meer het Besluit luchtkwaliteit 2005 komen te vervallen. Een belangrijk verschil van de nieuwe wet met het Besluit luchtkwaliteit 2005 is een flexibelere koppeling tussen ruimtelijke ontwikkelingen en luchtkwaliteit. Projecten die 'niet in betekende mate' (NIBM) bijdragen aan de luchtverontreinigingen hoeven niet meer afzonderlijk getoetst te worden aan de wettelijke luchtkwaliteitsnormen (in de vorm van grenswaarden).

Bij dit project is er geen sprake van een verkeersaantrekkende werking en daarmee kan ook geen luchtverontreiniging optreden. Daarom wordt onderzoek naar luchtkwaliteit niet noodzakelijk geacht.

4.1.4 Bedrijvigheid

Op basis van de VNG-publicatie 'Bedrijven en milieuzonering' (2009) dient te worden beoordeeld of de in het plangebied te realiseren functies een belemmering betekenen of van invloed zijn op wonen in de directe omgeving van het plangebied. Er zijn in en rondom het plangebied geen functies aanwezig die een belemmering kunnen vormen, een beoordeling is hierdoor niet noodzakelijk.

4.2 Externe Veiligheid

Vanuit een goede ruimtelijke ordening is het in de ruimtelijke planvorming noodzakelijk rekening te houden met de aanwezigheid van risicovolle inrichtingen en de regeling van risicogevoelige objecten.

In en rondom het plangebied zijn geen risicovolle inrichtingen of risico-gevoelige objecten aanwezig. Externe veiligheid vormt daarom geen probleem voor de voorgenomen ontwikkeling.

4.3 Waterhuishouding

4.3.1 Waterparagraaf

Van oudsher zijn de watersystemen in het landelijk gebied voornamelijk afgestemd op de landbouw. Dit heeft op veel plaatsen geleid tot water dat niet voldoet aan de normen voor biologisch gezond water, eutrofiëring, onvoldoende waterbergend vermogen, verzilting, bodemdaling en/of verdroging van natuurgebieden. Aandachtspunten zijn hier; vergroting van het waterbergend- en conserverend vermogen, vermindering van de verdroging, waar mogelijk verminderen van de drooglegging (met name in het veenweidegebied), tegengaan van ongezuiverde lozingen en zoute kwel (met uitzondering van brakke natuurgebieden) en natuurvriendelijke oeverinrichting. Daarbij zal, waar mogelijk, worden ingespeeld op de ontwikkeling naar meer duurzame landbouw, natuur en recreatie.

De beken die op de stuwwal van Oldenzaal beginnen, zoals de Gammelkerbeek, zijn recht, volledig gestuwd en sterk ingesleten in de omgeving. Dit komt omdat het verhang van deze beken groot is en de bodem bestaat uit fijne dekzanden.

Als primaire herstelmaatregel geldt het verwijderen van stuwen en het ophogen en, indien mogelijk, vastleggen van de bodem. Aanvullend is hierbij de bedoeling om de beken zo natuurlijk mogelijk in te richten, maar wel beheersbaar te houden, waarbij ze vooral niet (opnieuw) verticaal te sterk mogen insnijden. Door het verwijderen van stuwen kan een toename in de stroomsnelheid in met name de bovenloop verwacht worden, waardoor de bodem zonder aanvullende bodembeschermende maatregelen ter plaatse (opnieuw) zal eroderen. Evenzo zal het geërodeerde materiaal in de benedenlopen neerslaan. Het gevolg is (opnieuw) verdroging bovenstrooms en vernatting benedenstrooms.

De Gammelkerbeek

Belangrijkste aanpassing bij de totale herinrichting van de Gammelkerbeek is het verwijderen van 14 stuwen, en het verhogen van het bodemniveau van de beek. Ook wordt het profiel van de beek aangepast met een licht meanderend karakter. Hiermee krijgt de beek weer een natuurlijker karakter, wordt de passeerbaarheid voor fauna verbeterd en wordt een belangrijke bijdrage geleverd tegen de verdroging in het stroomgebied van de beek.

Er wordt gestreefd naar het realiseren van een situatie met een zo natuurlijk mogelijke beek, die duurzaam is en weinig onderhoud vergt. Natuurlijke variatie en (beperkte) morfodynamiek worden hierbij juist wel toegelaten.

Het bovenstroomse, steile gedeelte van de Gammelkerbeek komt, na herinrichting, grotendeels in een nieuw tracé te liggen waardoor een impliciete verlenging van de beek wordt verkregen.

Naast deze verlenging van het tracé van de beek is, om de eroderende werking tegen te gaan, een tweetal praktische maatregelen voorgesteld; micromeandering en het aanbrengen van steen- of palendammetjes.

De micromeandering is een kleinschalige opgelegde meandering, passend bij veel voorkomende (=lagere) afvoersituaties. Het primaire doel is lengtevergroting van de beek te verkrijgen, mede gelet op de smalle beschikbare meanderruimte. Tegelijkertijd wordt de natuurlijke dynamiek van de beek door de binnenbochten, buitenbochten en overgangsbochten bevordert.

Daarnaast wordt door het aanleggen van een natuurlijke afwisseling van binnen- en buitenbochten en het beplanten van het profiel voorkómen dat de beek gaat meanderen op plaatsen waar dat niet gewenst is; dit laatste kan gebeuren in rechtstanden van de beek, omdat waterlopen een natuurlijke neiging hebben tot meanderen. Door de vooraanleg van een meanderpatroon, is dit meanderen beter gefixeerd en ontstaat minder snel een onverwachte oeverinsnijding op een plaats waar dat niet gewenst is. Door de snel wisselende bochtstromingen, en de nauwere profilering van de beek nabij de bodem, ontstaat bovendien extra energieverlies.

Als aanvullende maatregel voor het vergroten van het energieverlies van de beek worden op diverse plaatsen steen- of palendammetjes met een nauwe doorstroomopening bij lage afvoeren aangelegd. Door de stroomversnelling en vervolgens sterke vertraging benedenstrooms van een dammetje wordt lokaal bij elk dammetje fors energieverlies verkregen: er is sprake van een bodemval met een hoogte van max. 50 mm, waardoor de waterstand daar een trapjeslijn vertoont. De steen- of palendammetjes vormen geen belemmering voor migrerende fauna.

De steendammetjes worden in vaste stramienen met een maximale- en minimale hart-op-hart-afstand in de micromeandering geplaatst. Om te voorkomen dat de bodem onder dammetjes kan wegspoelen, wordt een gefixeerd bodem-oplegpunt aangelegd met ruwer bodemmateriaal, zoals grind of stenen. De dammetjes hebben zo zowel een hydraulische (vergroten energieverlies) als ook een morfologische (bodemvasthoudende) functie.

Bovenstaande maatregelen zijn uitgewerkt in het definiteve ontwerp, d.d. 8 december 2009 met kenmerk 9V2589.A0/R0010/401070/MJANS/Nijm. Dit definitieve ontwerp voorziet in de inrichting van het gehele uitvoeringsgebied. Dit bestemmingsplan heeft alleen betrekking op de eerste uitvoeringsfase.

Op naastliggende landbouwpercelen binnen de invloedzone van de Gammelkerbeek moet de detailontwatering worden aangepast. Deze maatregelen zijn nodig, omdat het beekprofiel wordt aangepast, het waterpeil over het algemeen stijgt en de beek deels in een nieuw tracé komt te liggen. Hiertoe dienen de landbouwpercelen te worden voorzien van nieuwe of aanvullende drainage, moeten nieuwe watergangen gegraven worden en moeten bestaande watergangen verruimd of opgeschoond worden.

Bij het bepalen van de werkzaamheden ten aanzien van detailontwatering dienen de volgende negatieve effecten te worden beperkt tot een acceptabel niveau van opbrengstverlies (maximaal 4%):

  • ongewenst hoge grondwaterstanden op de landbouwpercelen;
  • onvoldoende drooglegging (landbouw)percelen door de stijging van het beekpeil (gerelateerd aan de ¼Q afvoer);
  • disfunctioneel worden van drainage en afwateringssloten door de nieuwe beektracés.

De effecten van het beekherstel van de Gammelkerbeek op de aangrenzende agrarische percelen is sterk afhankelijk van de lokale bodemopbouw en de lokale drainagemiddelen in de huidige situatie. Dit geldt ook voor de te treffen compenserende maatregelen. Maatregelen ten aanzien van detailontwatering staan weergegeven in het Definitieve Ontwerp, d.d. 8 december 2009 met kenmerk 9V2589.A0/R0010/401070/MJANS/Nijm. Dit definitieve ontwerp voorziet in de inrichting van het gehele uitvoeringsgebied. Dit bestemmingsplan heeft alleen betrekking op de eerste uitvoeringsfase.

Retentie

Het concept van de retentie in het Gammelkerbroek is dat vanaf een afvoer van ½Q inundaties zullen gaan optreden. Hiertoe is een inlaat naar het retentiegebied gesitueerd bij de 'zuidelijke slinger' van de nieuwe loop. Het gaat bij de retentie feitelijk om 'meestromende berging'. Hierbij zal het water ten oosten van de Saterlostraat vanuit het bergingsgebied weer op in de beek worden afgevoerd, via een verlaging in het terrein ten zuiden van de beek. Het maximale waterpeil dat hier mag worden bereikt is het 2Q niveau ter plaatse. Door de aanwezige relatief hoge rand aan de zuidzijde van de huidige beekloop zal het retentiegebied aan de noordzijde door de beek worden begrensd; aan de zuidzijde wordt de begrenzing gevormd door een kade die met het fietspad wordt gecombineerd. Aan de westzijde ligt de huidige Saterlostraat, die hoger ligt dan het bosgedeelte aan de oostzijde ervan. De Saterlostraat functioneert zonder aanvullende werkzaamheden als kade.

Aan de noordzijde van de huidige beekloop komt de 'noordelijke lus' van de nieuwe beekloop te liggen in een laagliggend gebied. Hier kan spontaan inundatie ontstaan vanuit de nieuwe beekloop, onafhankelijk van de inundatie aan de zuidzijde van de huidige loop. Er is wel een relatie met de mate van onttrekking voor het zuidelijke gebied. Zou bijvoorbeeld alle water boven ½Q naar het zuidelijk gebied worden afgeleid, dan zal de waterstand in de noordelijke lus niet boven het ½Q niveau stijgen; er is overigens maar een beperkt waterstandsverschil tussen ½Q en 2Q van enige decimeters, dus het is ook toelaatbaar om een wat hoger niveau voor de noordelijke lus te handhaven zonder dat daar ernstige inundatie ontstaat. Bij de noordelijke begrenzing van het bos, is een lage kade voorzien.

Ten westen van de Saterlostraat is nog een gebied voor meestromende berging weergegeven. Het betreft hier een ondiepe inundatie die mogelijk is vanuit de beek zelf. Deze inundatie is begrensd door de kade/fietspad aan de zuid- en westzijde en een lage kade aan de noordzijde. Het water stroomt door de vormgeving van de kaden spontaan weer terug in de beek voordat het water het Gammelkerbroek verlaat.

Recreatie

Tussen de Gammelkeresweg (zuidzijde brug Gammelkerbeek) en de Hanenweg (zuidzijde brug Gammelkerbeek) wordt een halfverhard fietspad aangelegd.

Binnen het Gammelkerbroek wordt een wandelroute aangelegd. De Landinrichtingscommissie eist een pad dat aansluit bij de zogenaamde struinbeleving. De werkzaamheden bestaan hoofdzakelijk uit het obstakelvrij maken en het begaanbaar maken van het huidige maaiveld, zonder daarbij verhardingen aan te leggen.

Aan de westzijde van de Saterlostraat wordt een picknickplek aangebracht, op de plaats waar het voet- en fietspad samen komen.

Deze waterparagraaf is naar het waterschap verstuurd ter goedkeuring en akkoord bevonden. In het voortraject zijn diverse overleggen geweest met het waterschap over het project Gammelkerbeek.

4.4 Archeologie

Voor de herinrichting van de Gammelkerbeek is een Programma van Eisen opgesteld. Het uitgangspunt is dat de werkzaamheden voor de herinrichting van de Gammelkerbeek worden verricht met archeologische begeleiding onder protocol. Dit geldt voor geselecteerde delen en daar waar ingrepen plaatsvinden dieper dan 40 cm-mv. Hiervoor is gekozen omdat de kans op het aantreffen van archeologie, gezien de geconstateerde verstoringen, gering is in verhouding tot de geplande inrichtingsmaatregelen. Doel van de archeologische begeleiding is om om eventuele archeologische sporen en resten op te sporen, te waarderen, te documenteren en vondsten te bergen.

Voor de huidige beekloop van de Gammelkerbeek geldt dat er geen ingrepen plaatsvinden dieper dan 40 cm-mv.

Er zijn twee locaties die in aanmerking komen voor archeologisch begeleiding. Het betreft de vroegere hove Molenaar en de vroegere hove de Kemenaar. De vroegere hove Molenaar is gelegen ten oosten van de Deurningerstraat. De vroegere hove de Kemenaar is gelegen tussen de Deurningerstraat en de Gammelkeresweg en ten zuiden van het einde van de Grootsweg (buiten het plangebied van dit bestemmingsplan).

Om de archeologische begeleiding te waarborgen is het advies gegeven om dit te vertalen in het bestemmingsplan. Er is gekozen voor het opnemen van een dubbelbestemming met daarin opgenomen de voorwaarde van een omgevingsvergunning waarin archeologisch begeleiding wordt voorgeschreven conform het Programma van Eisen.

4.5 Flora En Fauna

De bescherming van in het wild levende planten- en diersoorten wordt in de Flora- en faunawet (1998) geregeld. Bij de ontwikkeling van ruimtelijke plannen dient uitdrukkelijk rekening te worden gehouden met de eventuele aanwezigheid van beschermde soorten, als ook met beschermde gebieden op grond van de Europese Vogel- en Habitatrichtlijn (resp. 1979 en 1992). Ruimtelijke ontwikkelingen moeten getoetst worden op mogelijke effecten op beschermde soorten. Dit vindt in eerste instantie plaats middels een verkennende toets, de zogenaamde Ecoscan.

In maart 2008 is een dergelijke Ecoscan uitgevoerd ten behoeve van de herinrichting Gammelkerbeek te Saasveld - Gammelke.3 Dit onderzoek heeft de volgende resultaten opgeleverd:

Aangetroffen en te verwachten soorten

  • In het onderzoeksgebied zijn enkele laag beschermde planten of bedreigde planten van de Rode Lijst aangetoond of te verwachten. Zwaarder beschermde soorten worden niet verwacht.
  • Vaste verblijfplaatsen van vleermuizen ontbreken. De voorgenomen plannen hebben ook geen nadelige gevolgen voor mogelijk aanwezige vlieg- en/of jachtroutes en foeragerende vleermuizen.
  • Op de rand van het onderzoeksgebied is een kleine burcht aangetroffen van de strikt beschermde Das. Ook zijn vraatsporen aangetroffen van de middelhoog beschermde Eekhoorn.
  • De strikt beschermde Veldspitsmuis is ondanks gericht onderzoek met life-traps niet aangetoond in het onderzoeksgebied en wordt zodoende ook niet verwacht. Geschikt biotoop voor de strikt beschermde Waterspitsmuis en de middelhoog beschermde Steenmarter ontbreekt binnen het plangebied.
  • Verspreid in het plangebied zijn vaste verblijfplaatsen van enkele algemeen voorkomende laag beschermde zoogdiersoorten aangetoond en te verwachten waarvoor automatisch vrijstelling geldt.
  • In en in de nabijheid van het onderzoeksgebied zijn nestbomen en horsten aangetroffen van respectievelijk de ontheffingsplichtige soorten Grote bonte specht, Buizerd en Havik.
  • Het plangebied en de nabije omgeving vormt geschikt broedgebied voor vogels van bos en struweel en weidevogels waaronder enkele soorten van de Rode Lijst.
  • Laag beschermde amfibieënsoorten als Bastaardkikker, Bruine kikker, Gewone pad en Kleine watersalamander zijn zowel voortplantend als overwinterend te verwachten. Zwaarder beschermde amfibieënsoorten worden niet verwacht.
  • In een groot gedeelte van de Gammelkerbeek is de ontheffingsplichtige vissoort Bermpje gevangen.
  • Er zijn geen reptielen of beschermde ongewervelden aangetoond of te verwachten.

Eindconclusies

  • Schade aan Bermpje kan niet voorkomen worden en zodoende is het aanvragen van een ontheffing annex artikel 75 van de Flora- en faunawet noodzakelijk.
  • Zeer waarschijnlijk worden enkele nestbomen van de Grote bonte specht gekapt. In dat geval is het aanvragen van ontheffing noodzakelijk.
  • Het wordt aangeraden om te onderzoeken tot welk niveau het water in het retentiebekken komt te staan, in hoeverre het grondwaterniveau gaat stijgen en in welke mate dit negatieve effecten kan hebben op de kleine dassenburcht. Indien schade optreedt aan de burcht is namelijk een ontheffing vereist met de daaraan gebonden voorwaarden.
  • Werkzaamheden die broedbiotopen van aanwezige vogels verstoren of beschadigen dienen te allen tijde te worden voorkomen. Dit is voor de meeste soorten mogelijk door gefaseerd te werken en de uitvoering in elk geval op te starten in de periode voor 1 maart en na eind juli. Overigens wordt voor het broedseizoen geen standaardperiode gehanteerd, maar is het van belang of een broedgeval wordt verstoord, ongeacht de datum.
  • Om verstoring t.a.v. Buizerd te voorkomen is het van belang dat binnen het broedseizoen van Buizerd, dat loopt van 1 maart – 30 juli, geen verstorende werkzaamheden worden uitgevoerd binnen een straal van ca. 100 meter van de nestlocatie.
  • Het is van belang om werkzaamheden in het verruigde broekbos uit toe voeren buiten het broedseizoen van Bosuil en Groene specht dat loopt van 1 februari – eind juli.
  • Nader onderzoek, uitgevoerd door een ter zake deskundige, moet uitwijzen of (potentiële) nestlocaties van de ontheffingsplichtige Eekhoorn en Ransuil verdwijnen.
  • Nader onderzoek, uitgevoerd door een ter zake deskundige, moet uitwijzen of nestlocaties van de ontheffingsplichtige Zwarte kraai verdwijnen.
  • Voor de in het plangebied voorkomende laag beschermde flora, amfibieën en grondgebonden zoogdieren geldt automatisch vrijstelling en is geen ontheffing nodig. Om schade aan kleine zoogdieren en amfibieën te minimaliseren is het wenselijk – indien de planning van de activiteiten dit toelaat – werkzaamheden in het plangebied zoveel mogelijk uit te voeren in de periode september- december (mits vorstvrij).

Ten behoeve van de realisatie van de eerste fase (tracé 1 en 2) is een ecologische veldinventarisatie uitgevoerd4. Hierbij is onderzocht waarmee rekening moet worden gehouden tijdens het uitvoeren van de werkzaamheden. De volgende adviezen zijn gegeven:

  • De kap van bomen en het verwijderen van de ondergroei van struiken dient vóór het begin van het broedseizoen (maart) plaats te vinden of deze bomen dienen ongeschikt gemaakt te worden door het verwijderen van de takken zodat broedactiviteit voorkomen wordt. De ondergroei dient sowieso voor maart verwijderd te worden.
  • Tijdens de werkzaamheden dient buiten de bestaande bosjes te worden gewerkt om verstoring op bestaande fauna te beperken.
  • De graslanden dienen vanaf begin maart minimaal twee keer per week gemaaid of geploegd te worden. Dit dient te worden gedaan tot aanvang van de werkzaamheden. Vervolgens voorkomen de werkzaamheden dat zich er alsnog broedvogels gaan vestigen. Als er onverhoopt toch vogels gaan broeden op de graslanden welke gebruikt worden voor de werkzaamheden aan de beek of voor vervoersbewegingen zullen de werkzaamheden stilgelegd moeten worden.
  • Voor het dempen van de poel dienen soorten als kleine watersalamander, bruine kikker, middelste groene kikker, vissen, etcetera te worden weggevangen. Vervolgens dienen de gevangen exemplaren op een geschikte locatie te worden uitgezet.
  • De periode met overlast dient zoveel mogelijk te worden beperkt.
  • Het werkgebied dient beperkt te worden en dient dus uit een zo klein mogelijk gebied te bestaan.

Bij de werkzaamheden aan de overige delen van de tracés zal ook een ecologische veldinventarisatie worden uitgevoerd om zo op een juiste wijze om te gaan met de aanwezige waarden in het gebied.

  1. 3. Voor een uitgebreid onderzoeksverslag wordt verwezen naar het rapport: Wallink, M. (2008). Ecologisch onderzoek herinrichting Gammelkerbeek te Saasveld- Gammelke; Inventarisatie en beoordeling van natuurwaarden in het kader van de Flora- en faunawet. Rapport 07-380. EcoGroen Advies, Zwolle.
  2. 4. Ecologische veldinventarisatie van Gammelkerbeek tracé 1 en 2 in het kader van de Flora en Faunawet, Royal Haskoning, december 2009

Hoofdstuk 5 Planbeschrijving

5.1 Uitgangspunten En Doelstellingen Van Het Plan

Ten behoeve van de landinrichting Saasveld-Gammelke is in 1998 een landinrichtingsplan vastgesteld. Daarnaast is eind december 2009 een Definitief Ontwerp opgesteld. Beide plannen vormen de basis voor dit bestemmingsplan. De doelstellingen van de landinrichting en daarmee ook voor het bestemmingsplan zijn:

  • hoge grondwaterstanden in het Gammelkerbroek ten behoeve van natuurdoelen;
  • natuurlijk functionerende beek;
  • maximale waterberging.

Hierbij dient een goede waterhuishouding ten behoeve van de landbouw te worden gewaarborgd.

Met het toekennen van de bestemmen en de invulling ervan is rekening gehouden met bovenstaande doelstellingen en plannen, het vigerend beleid (hoofdstuk 3) en de (milieu)technische randvoorwaarden zoals opgenomen in hoofdstuk 4.

5.2 Ruimtelijke Hoofdopzet

Saasveld-Gammelke

Het landinrichtingsgebied Saasveld-Gammelke ligt in de gemeenten Borne, Hengelo, Oldenzaal en voor het overgrote deel in de gemeente Dinkelland. In 1998 werd het Landinrichtingsplan Saasveld-Gammelke door Gedeputeerde Staten van provincie Overijssel vastgesteld.Het inrichtingsplan moet meer ruimte gaan bieden voor landbouw, natuur, landschap en leefbaarheid in het plangebied. Om de doelstellingen van het plan te bereiken zal er wettelijke ruilverkaveling plaatsvinden. Dit betekent dat er een omvangrijk ruilproces van landbouwgronden in het gebied gaat plaatsvinden.

De herinrichting van de Gammelkerbeek is één van de projecten die onderdeel uitmaakt van het inrichtingpslan. Hieronder zal dit project worden toegelicht.

Gammelkerbeek

Door de herinrichting van de Gammelkerbeek wordt onder andere bijgedragen aan het herstel van het natuurlijk watersysteem. Uitgangspunten van het ontwerp zijn:

  • herstel van de natuurlijke grondwaterstanden in broekbos Gammelkerbroek;
  • herstel van een natuurlijk functionerende beek, met beplantingsstroken aan weerzijden en met een doorgaande waterlijn zonder stuwen;
  • realisatie maximale waterberging om de piekafvoeren bij zware regenval op te vangen;
  • haalbare preventie of compensatie van eventuele natschade binnen de invloedssfeer van de beek.

Het tracé van de Gammelkerbeek is grotendeels hetzelfde gebleven als de huidige loop. Op een aantal punten is het tracé gewijzigd waardoor de loop van de beek langer is geworden. De beek was 5410 meter lang en wordt na de herinrichting van beide uitvoeringstracé's 5710 meter lang. De eerste uitvoeringsfase (deeltrajecten I, II, IIIA, IIIB en een deel van IV van de Gammelkersbeek) heeft betrekking op dit bestemmingsplan en heeft een lengte van 4510 meter.

Hieronder worden de verleggingen van de beek weergeven en kort toegelicht. De rode lijn geeft de nieuwe ligging van de Gammelkerbeek weer.

Ten oosten van de Deurningerstraat (deeltraject I), nabij de Spekhorstweg, wordt de beek naar het noorden verplaatst.

afbeelding "i_NL.IMRO.1774.DEUBPGAMMELKERB-0401_0003.jpg"

Ten westen van de Deurningerstraat (deeltraject II) wordt de knik van de beek naar het zuiden verwijderd en wordt de beek doorgetrokken.

afbeelding "i_NL.IMRO.1774.DEUBPGAMMELKERB-0401_0004.jpg"

Ter plaatse van het Gammelkerbroek (deeltraject IIIA en B) wordt de beek door voormalige meanders in een broekbos gelegd. Hierdoor zal de beek vrijer kunnen meanderen. Vanaf de Gammelkeresweg in het oosten wordt langs de zuidzijde van het Gammelkerbroek een fietspad op een kleine kade aangelegd, waardoor het Gammelkerbroek tevens functioneert als retentiebekken.

afbeelding "i_NL.IMRO.1774.DEUBPGAMMELKERB-0401_0005.jpg"

Na het Gammelkerbroek wordt Gammelkerbeek tot halverwege aan de Hanenweg (deeltraject IV) naar het noorden verplaatst om ruimte te maken voor een fietspad aan de zuidzijde. Dit fietspad loopt door tot aan de Hanenweg.

Inrichting van Gammelkerbeek

In het algemeen wordt de beek op de trajecten I t/m IV licht meanderend aangelegd binnen een profiel van 15 meter. De strook van 5 meter in het midden wordt voor de loop benut. Aan weerszijden wordt de beek beplant met voornamelijk struikvormers aan de noordzijde en boomvormers aan de zuidzijde, tenzij er al beplanting ter plaatse aanwezig is. Aan weerszijden van de zone wordt een raster aangebracht. De toe te passen materialen zijn streekeigen, dat wil zeggen inheems- en met voor de regio kenmerkend plantsoen en rasters van gekloofde eikenhouten palen.

Omdat het verval van de beek over met name de eerste trajecten hoog is, worden op diverse plaatsen bovenstrooms steen-, tegel- of palendammetjes aangebracht. Dit betreffen kleine, stroomregulerende stapelwerkjes die primair bedoeld zijn om de stroomsnelheid en de bijbehorende erosie omlaag te brengen.

Door het beplanten van de beek wordt gestreefd naar een houtwalbeek, waarbij onderhoudswerkzaamheden door schaduwinval toe een minimum worden beperkt (zelfregulatie).

Gammelkerbroek

Het Gammelkerbroek is een oud broekbos aan de Gammelkerbeek en gelegen in de kwelzone aan de rand van de stuwwal van Oldenzaal. Het broekbos is momenteel door insnijding van de huidige Gammelkerbeek sterk aan verdroging onderhevig met als gevolg dat ook natuurwaarden van het gebied verloren gaan. De herinrichting van het Gammelkerbroek is daarom vooral gericht op het herstellen van de oorspronkelijke waterhuishouding.

Naast het waarborgen van de bestaande natuurwaarden wordt het Gammelkerbroek uitgebreid met 13 ha nieuwe natuur om de versnippering van natuur tegen te gaan en leefgebieden van planten en dieren met elkaar te verbinden. Tevens zal er ruimte worden gemaakt voor de Gammelkerbeek om periodiek te kunnen overstromen in het Gammelkerbroek, wat bijdraagt aan de vermindering van wateroverlast benedenstrooms.

Fiets- en voetpaden

Ten behoeve van de recreatieve functie worden er langs de beek een voetpad en fietspad aangelegd.

Tussen de Gammelkeresweg (zuidzijde brug Gammelkerbreek) en de Hanenweg (zuidzijde brug Gammelkerbeek) wordt een fietspad aangelegd. Het fietspad ligt aan de zuidkant van het Gammelkerbroek. Het fietspad maakt deel uit van een netwerk van recreatieve fietspaden die recent al door de landinrichting zijn aangelegd.

Ook wordt in het Gammelkerbroek een eenvoudig voetpad (struinpad of obstakelvrije zone) aangelegd. Ten westen van het Gammelkerbroek worden het fietspad en de wandelroute gecombineerd bij een kleine picknickplek en lopen gezamenlijk langs de beek.

Huidige beekloop

Met het opnieuw inrichten van de Gammelkerbeek zal de huidige loop zijn functie uiteindelijk verliezen. Hierbij moet worden aangemerkt dat enkele delen van de huidige loop echter onveranderd zullen blijven en onderdeel zullen zijn van de nieuwe loop van de beek. Delen van de beek waar op termijn geen water meer door stroomt zullen eenzelfde functie krijgen die overeenkomst met de naastgelegen gronden. Voor het grootste deel hebben deze een agrarische bestemming.

Hoofdstuk 6 Planopzet

Het bestemmingsplan bestaat uit een toelichting, regels en een verbeelding. De verbeelding en de regels zijn juridisch bindend.

6.1 Feitelijke Planopzet

Op 1 juli 2008 is de nieuwe Wet ruimtelijke ordening (Wro) in werking getreden. Op 1 januari 2010 is de digitale verplichtingen uit de Wro voor het bestemmingsplan in werking getreden. Het bestemmingsplan dient sinds 1 januari 2010 te voldoen aan de zogenaamde RO-standaarden:

  • Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (SVBP2008);
  • Informatiemodel Ruimtelijke Ordening (IMRO2008);
  • Standaard Toegankelijkheid Ruimtelijke Instrumenten (STRI 2008).

Dit bestemmingsplan is opgezet conform deze standaarden.

6.2 Juridische Planopzet

6.2.1 Inleiding

Het bestemmingsplan bestaat uit drie delen: de toelichting, de regels en de verbeelding. Hieronder worden de verbeelding en de regels toegelicht.

6.2.2 Verbeelding

De plankaart vormt in veel gevallen de logisch toegang naar (digitale) bestemmingsplaninformatie. Een duidelijke en eenduidige opzet is daarom van groot belang.

De plankaart bevat alleen die zaken die juridisch relevant zijn. Datgene dat op de plankaart staat vermeld, is derhalve ook terug te vinden in de regels. Dit uitgangspunt wordt gehanteerd om de kaart zo rustig en leesbaar mogelijk te houden.

De topografische basis voor de bestemmingsplankaart wordt gevormd door de meest actuele Grootschalige Basiskaart van Nederland (GBKN/GBK) aangevuld met kadastrale gegevens.

6.2.3 Regels

De regels van dit bestemmingsplan zijn opgezet volgens de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen 2008 (SVBP2008) en bestaan uit de volgende onderdelen:

  • inleidende regels;
  • bestemmingsregels;
  • algemene regels;
  • overgangs- en slotregels.

Inleidende regels
De inleidende regels bestaan uit de volgende bepalingen:
Artikel 1: Begripsbepalingen
Artikel 2: Wijze van meten

In artikel 1 worden omschrijvingen gegeven van belangrijke, in de regels voorkomende begrippen. Door het opnemen van deze omschrijvingen kunnen interpretatieverschillen worden voorkomen. In artikel 2 wordt op vergelijkbare wijze een omschrijving gegeven van de wijze waarop in de regels voorkomende maten dienen te worden gemeten.

Bestemmingsregels
Elke bestemming wordt afzonderlijk in een bestemmingsbepaling opgenomen. De opbouw van een bestemmingsbepaling komt in deze paragraaf aan de orde, waarbij per bestemmingsonderdeel een korte toelichting wordt gegeven. Een bestemmingsbepaling word als volgt opgebouwd:

  • bestemmingsomschrijving;
  • bouwregels;
  • nadere eisen;
  • ontheffing van de bouwregels;
  • specifieke gebruiksregels;
  • ontheffing van de gebruiksregels;
  • aanlegvergunning;
  • sloopvergunning;
  • wijzigingsbevoegdheid.


De bestemmingsomschrijving en de bouwregels komen in ieder artikel voor. De overige onderdelen zijn opgenomen indien deze voor de betreffende bestemming relevant zijn.

Artikel 3 Agrarisch - 1

De bestemming Agrarisch - 1' betreft de gronden van de huidige beekloop van de Gammelkerbeek. Daar waar de beek zijn functie verliest krijgen de gronden weer een agrarsiche bestemming.

De gronden rond de nieuwe beek hebben ook de bestemming Agrarisch - 1 met daarbij de aanduiding dat boom- en sierteelt langs de beek is uitgesloten.

Artikel 4 Bos en Natuur

De bestemming Bos en Natuur betreft de bestaande gebieden met een ecologische functie, namelijk de bestaande natuurgebieden (zoals aangegeven in de omgevingsvisie) en de gebieden die reeds in eigendom zijn en aangewezen als nieuwe natuur. Het behoud, herstel en ontwikkeling van de

waarden van deze gebieden staan voorop.

Artikel 5 Groen

Ter plaatse van de kruising van het fietspad met de Saterlostraat hebben de percelen links en rechts van deze weg de bestemming Groen gekregen.

Artikel 6 Verkeer

De belangrijkste wegen hebben de bestemming Verkeer gekregen.

Artikel 7 Verkeer - Fiets- en voetpaden

Het nieuwe fietspad welke ten zuiden van de nieuwe beekloop wordt aangelegd heeft een aparte bestemming gekregen.

Artikel 8 Water - 2

Deze bestemming is gelegd op de Gammelkerbeek en de waterloop ten zuiden van de Gammelkerbeek.

Artikel 9 Leiding - Brandstof

Deze dubbelbestemming heeft betrekking op een hoofdgastransportleiding. De regeling voorziet in de aanwezigheid van deze functie en in de bescherming ervan door middel van een veiligheidszone op de kaart. Binnen de op de kaart aangegeven strook mogen geen gebouwen en bouwwerken worden gebouwd, anders dan ten behoeve van de leidingen. Voor werkzaamheden die schadelijk kunnen zijn voor de leiding, is een Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden.

Artikel 10 Leiding - Water

Deze dubbelbestemming heeft betrekking op een waterleiding. Binnen de op de kaart aangegeven strook mogen geen gebouwen en bouwwerken worden gebouwd, anders dan ten behoeve van de leidingen. Voor werkzaamheden die schadelijk kunnen zijn voor de leiding, is een Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden.

Artikel 11 Waarde - ArcheologieDe gronden zijn bestemd voor het behoud en de bescherming van de gebieden met hoge en zeer hoge archeologische waarden. Bij een ingreep in de bodem groter dan 100 m2 en dieper dan 40 cm moet archeologisch advies worden ingewonnen. Aan de Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden wordt de eis gekoppeld om werkzaamheden te verrichten conform het Programma van Eisen.

Artikel 12 Waarde - Ecologie

In de dubbelbestemming Waarde - Ecologie staat de begrenzing van de EHS opgenomen. Voor dit gebied geldt het nee-tenzij beleid van de EHS.

Artikel 13 Waarde - Essen

De dubbelbestemming Waarde - Essen is opgenomen voor delen van het landschap waar het behoud en de bescherming van de archeologisch en cultuurhistorisch waardevolle essen en steilranden met bijbehorende beplanting voorop staat.

Artikel 14 Waarde - Landschap

De dubbelbestemming Waarde - Landschap is opgenomen voor delen van het landschap waar het behoud, het herstel en de ontwikkeling van waardevolle landschapselementen voorop staat.

Algemene regels
De algemene regels bevatten de volgende onderdelen:

Artikel 15 Anti-dubbeltelregel
Het is niet ondenkbaar dat gronden bij meerdere bouwaanvragen in aanmerking worden genomen, zodat onbedoeld meer bebouwing ontstaat dan met het plan wordt beoogd. De anti-dubbeltelregeling (conform tekst Bro) voorkomt dit.

Artikel 16 Algemene gebruiksregels
De algemene gebruiksregels geven aan welke vormen van gebruik (in elk geval) verboden worden, dit in aanvulling op de diverse specifieke gebruiksregels in de bestemmingen. Een algemeen gebruiksverbod ontbreekt, aangezien de Wro en de Woningwet hierin reeds voorzien.

Artikel 17 Algemene afwijkingsregels
Deze regels beogen het plan enige flexibiliteit mee te geven. Het betreft veel voorkomende gewenste afwijkingen, die op alle bestemmingen van toepassing zijn.

Artikel 18 Algemene wijzigingsregels
Dit artikel bevat enkele wijzigingsbevoegdheden. Deze bevoegdheden zijn reeds hiervoor uitgebreider besproken.

Artikel 19 Algemene procedureregels
In dit artikel is bepaald welke procedure van toepassing is voor afwijkingen van de bouwregels en de gebruiksregels, namelijk afdeling 3.4. Awb, met een tweetal uitzonderingen. De procedure voor wijzigingsbesluiten staat vermeld in de Wro en hoeft derhalve niet in het plan te worden opgenomen.

Artikel 20 Overige regels
Dit artikel bevat regels inzake de verwijzing naar andere regelgeving en (het behoud van) de status van bedrijfs- en dienstwoningen.

Overgangs- en slotregels
Dit hoofdstuk bevat het overgangsrecht (conform tekst Bro) en de citeertitel van het plan.

Hoofdstuk 7 Uitvoerbaarheid

7.1 Economische Uitvoerbaarheid

Een bestemmingsplan dient economisch uitvoerbaar te zijn waardoor het plan inzicht moet geven in de financiële uitvoerbaarheid.

De kosten, waaronder ook eventuele tegemoetkoming in vergoeding van planschade, van de ontwikkeling zijn geheel voor rekening van landinrichtingscommissie Saasveld-Gammelke waardoor het plan in principe financieel-economisch uitvoerbaar is voor de gemeente Dinkelland.

De Grondexploitatiewet (afdeling 6.4 Wet ruimtelijke ordening) gaat ervan uit dat bij het bestemmingsplan een exploitatieplan moet worden vastgesteld, tenzij het kostenverhaal anderzins verzekerd is.

De gronden zijn middels het inrichtingsplan en het wijziging inrichtingsplan onder de korting gelegd, conform artikel 56 lid a en b van Wet Inrichting Landelijk Gebied. Aangezien er een landinrichtingsplan inclusief begroting is vastgesteld is een exploitatieplan niet meer noodzakelijk.

7.2 Handhaving

In de nieuwe Wro is het primaat van de handhaving bij burgemeester en wethouders van de gemeente gelegd. De belangrijkste bestuursrechtelijke handhavingsbevoegdheden zijn het toepassen van bestuursdwang, het opleggen van een last onder dwangsom en het intrekken van een vergunning. Het

toezichtinstrumentarium is in de Wro ten opzichte van de WRO uitgebreid met de bevoegdheid om woningen binnen te treden. Overtredingen van het bestemmingsplan vallen vanaf 13 september 2004 onder de Wet op de economische delicten. De Wro streeft naar een effectieve en daadwerkelijke

handhaving van het ruimtelijk beleid en de regels daarvoor. Dit vraagt om een beleidsmatige gestructureerde en consequente aanpak van de gemeente.

7.3 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid

Burgers zijn zeer intensief betrokken geweest bij de totstandkoming van het ontwerp. Aangezien een deel van het nieuwe tracé niet meegenomen was in het landinrichtingsplan welke in 1998 is vastgesteld, kon de uitvoering tot vaststelling van het gewijzigde landinrichtingsplan niet worden afgedwongen. Met alle betrokkenen langs de Gammelkerbeek hebben meerdere gesprekken plaatsgevonden om draagvlak te creëren. Daarnaast hebben omwonenden de gelegenheid gekregen om zowel het voorontwerp inrichting Gammelkerbeek als het defintieve ontwerp inrichting Gammelkerbeek in te zien en te reageren. Het ontwerp is aangepast naar aanleiding van opmerkingen van omwonenden.

Hoewel het gewijzigde inrichtingsplan inmiddels is vastgesteld blijven omwonenden betrokken bij het project om zo het aanwezige draagvlak te behouden.

7.4 Inspraakprocedure

Er is er voor gekozen geen inspraak te verlenen op een voorontwerp bestemmingsplan. Reacties op het plan kunnen worden gegeven bij de terinzagelegging van het ontwerp bestemmingsplan.

7.5 Overleg Ex Artikel 3.1.1 Bro

Art. 3.1.1. van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) schrijft voor dat het bestuursorgaan, dat belast is met de voorbereiding van een bestemmingsplan, overleg pleegt met instanties, zoals gemeenten, waterschappen, provinciale diensten en Rijk, die betrokken zijn bij de zorg voor ruimtelijke ordening of belast zijn met de behartiging van belangen welke in het plan in geding zijn.

Het concept ontwerp bestemmingsplan is besproken met de volgende overlegpartners:

  • Waterschap Regge en Dinkel
  • provincie Overijssel
  • VROM-inspectie
  • gemeente Hengelo
  • gemeente Borne

Geen van de overlegpartners hadden inhoudelijke opmerkingen.

Bijlage 1 Raadsvoorstel Vaststelling Gammelkerbeek

Bijlage 1 Raadsvoorstel vaststelling Gammelkerbeek

Bijlage 2 Raadsbesluit Vaststelling Gammelkerbeek

Bijlage 2 Raadsbesluit vaststelling Gammelkerbeek

Bijlage 3 Reactienota Zienswijzen Ontwerp-bestemmingsplan Gammelkerbeek

Bijlage 3 Reactienota zienswijzen ontwerp-bestemmingsplan Gammelkerbeek

Bijlage 4 Nota B&w

Bijlage 4 Nota B&W

Bijlage 5 Motie Gammelkerbeek Kader Richtlijn Water

Bijlage 5 Motie Gammelkerbeek Kader Richtlijn Water