KadastraleKaart.com

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
Artikel 2 Wijze Van Meten
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Wonen
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 4 Anti-dubbeltelregel
Artikel 5 Algemene Bouwregels
Artikel 6 Algemene Gebruiksregels
Artikel 7 Overige Regels
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 8 Overgangsrecht
Artikel 9 Slotregel
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding
1.2 Geldend Bestemmingsplan
1.3 Leeswijzer
Hoofdstuk 2 Beschrijving Van Het Plan
2.1 Huidige Situatie
2.2 Het Voorgenomen Initiatief
Hoofdstuk 3 Beleidskader
3.1 Rijksbeleid
3.2 Provinciaal Beleid
3.3 Gemeentelijk Beleid
Hoofdstuk 4 Omgevingsaspecten
4.1 Ecologie
4.2 Archeologie En Cultuurhistorie
4.3 Water
4.4 Verkeer En Parkeren
4.5 Milieuzonering
4.6 Bodem
4.7 Geluid
4.8 Luchtkwaliteit
4.9 Externe Veiligheid
4.10 Kabels En Leidingen
Hoofdstuk 5 Juridische Planopzet
5.1 Inleiding
5.2 Opzet
5.3 Toelichting Op De Bestemmingen
Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid
6.1 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid
6.2 Economische Uitvoerbaarheid
Bijlage 1 Inrichtingstekening
Bijlage 1 Inrichtingsplan
Bijlage 2 Brief Gemeente 14-05-2020
Bijlage 3 Quickscan Ecologie
Bijlage 4 Watertoets
Bijlage 5 Bodemonderzoek
Bijlage 6 Reactienota Zienswijzen

Bestemmingsplan Ootmarsum Timmusweg 11

Bestemmingsplan - Gemeente Dinkelland

Vastgesteld op 21-12-2021 - geheel onherroepelijk in werking

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels

Artikel 1 Begrippen

In deze regels wordt verstaan onder:

1.1 plan:

het Bestemmingsplan Ootmarsum Timmusweg 11 met identificatienummer NL.IMRO.1774.OOTBPTIMMUSWEG-VG01 van de gemeente Dinkelland;

1.2 bestemmingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en bijlagen;

1.3 aanduiding:

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.4 aanduidingsgrens:

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

1.5 aan-huis-verbonden bedrijf:

het uitoefenen van kleinschalige bedrijvigheid dat door zijn beperkte omvang in of bij een woonhuis wordt uitgeoefend, waarbij het woonhuis in overwegende mate de woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is;

1.6 aan-huis-verbonden beroep:

een beroep of het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerp-technisch, of hiermee gelijk te stellen gebied, dan wel het bedrijfsmatig verlenen van diensten aan particulieren, waarbij de woning in overwegende mate de woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitwerking heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is;

1.7 bedrijf:

een onderneming gericht op het bedrijfsmatig voortbrengen, vervaardigen, bewerken, opslaan en/of herstellen van goederen dan wel het bedrijfsmatig verlenen van diensten;

1.8 bedrijfsmatige kamerverhuur:

een samenstel van verblijfsruimten, uitsluitend of mede bestemd of gebruikt om daarin aan anderen dan de rechthebbende en de personen behorende tot diens huishouden, woonverblijf, niet in de zin van zelfstandige woongelegenheid, te verschaffen, al dan niet met gehele of gedeeltelijke verzorging; een en ander kan onder meer blijken uit het feit dat voor de kamers afzonderlijk huur wordt berekend en/of betaald en elke kamer zelfstandig wordt bewoond, waarbij al dan niet sprake is van enkele gemeenschappelijke voorzieningen;

1.9 bedrijfsmatig:

gericht op het behalen van winst;

1.10 bedrijfsmatige exploitatie:

het via een bedrijf, stichting of andere rechtspersoon voeren van een zodanig beheer/exploitatie, dat in de (logies)verblijven -permanent wisselende - recreatieve (nacht)verblijfsmogelijkheden geboden worden;

1.11 bebouwing:

één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde;

1.12 bestaand:

legaal aanwezig op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan;

1.13 bestaand bouwwerk:

een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een vergunning voor het bouwen, met uitzondering van (het deel van) de bouwwerken die niet legaal gebouwd zijn;

1.14 bestaand gebruik:

het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan, met uitzondering van het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepaling(en) van dat plan;

1.15 bestemmingsgrens:

de grens van een bestemmingsvlak;

1.16 bestemmingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

1.17 bijbehorend bouwwerk:

uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde bouwperceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd gebouw, of ander bouwwerk, met een dak;

1.18 bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;

1.19 bouwgrens:

de grens van een bouwvlak;

1.20 bouwlaag:

een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van zolder;

1.21 bouwperceel:

een aaneengesloten stuk grond, dan wel gronden die samen één bestemmingsvlak vormen aangeduid door een relatie, waarop ingevolge de regels, een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten

1.22 bouwperceelgrens:

een grens van een bouwperceel;

1.23 bouwvlak:

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten;

1.24 bouwwerk

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct, hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;

1.25 cultuurhistorische waarde:

de aan een bouwwerk of gebied toegekende waarde gekenmerkt door het beeld dat is ontstaan door het gebruik dat de mens in de loop van de geschiedenis heeft gemaakt van dat bouwwerk of dat gebied in verband met ouderdom en/of historische gaafheid;

1.26 dak:

iedere bovenbeëindiging van een gebouw;

1.27 detailhandel:

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan degenen die deze goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;

1.28 evenementen:

elke voor publiek buiten de daartoe ingerichte inrichtingen toegankelijke festiviteit, grootschalige sportwedstrijd, auto- of motorcrosswedstrijd, optocht, georganiseerd vuurwerk en alle overige tot vermaak en recreatie bedoelde activiteiten, met uitzondering van markten als bedoeld in de Gemeentewet, kansspelen als bedoeld in de Wet op de kansspelen en betogingen, samenkomsten en vergaderingen als bedoeld in de Wet openbare manifestaties, voorzover de activiteiten een aaneengesloten periode van ten hoogste 14 dagen omvatten;

1.29 gebouw:

elk bouwwerk dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.30 hoofdgebouw:

een gebouw dat, gelet op de bestemming, als het belangrijkste bouwwerk op een bouwperceel kan worden aangemerkt;

1.31 hoofdverblijf:

het adres/de plaats die fungeert als het centrum van de sociale en maatschappelijke activiteiten van betrokkene, waarbij betrokkene moet zijn ingeschreven in de Gemeente Basisadministratie Persoonsgegevens op dat adres en/of betrokkene het adres heeft opgegeven bij de Belastingdienst als hoofdadres en/of uit de feitelijke omstandigheden blijkt dat het adres als hoofdverblijf moet worden aangemerkt;

1.32 huishouden

een zelfstandig dan wel samenwonend persoon of personen die binnen een complex van ruimten gebruik maken van dezelfde voorzieningen, zoals keuken, sanitaire voorzieningen en entree, waarbij sprake is van onderlinge verbondenheid en continuïteit in de samenstelling ervan. Bedrijfsmatige kamerverhuur en bijzondere woonvormen wordt daaronder niet begrepen;

1.33 inwoning:

wonen in een (ondergeschikt) deel van een woning als medegebruiker van het pand;

1.34 inrichtingsplan:

een inrichtingsplan is de grafische beschrijving van de gewenste ruimtelijke ontwikkeling waarin de situering van bouwwerken ten opzichte van elkaar en van de omgeving en het al dan niet aanbrengen van beplanting op een goede manier is weergegeven;

1.35 kampeermiddel:

een tent, een tentwagen, een kampeerauto, een caravan of een stacaravan, dan wel enig ander daarmee vergelijkbaar voertuig of onderkomen, dat geheel of ten dele is bestemd of opgericht dan wel wordt of kan worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf;

1.36 kleinschalig kampeerterrein

een kampeerterrein voor kampeermiddelen en trekkershutten, niet zijnde overige permanente kampeermiddelen, zoals tenthuisjes en stacaravans, gedurende de periode van 15 maart tot en met 31 oktober;

1.37 landschappelijke inpassing:

de situering van de ontwikkeling waarbij rekening gehouden wordt met de landschappelijke kenmerken van de nabije omgeving en waarbij de ontwikkeling wordt ingepast middels bijvoorbeeld erfbeplanting;

1.38 normale onderhouds- of exploitatiewerkzaamheden

werkzaamheden die regelmatig noodzakelijk zijn voor een goed beheer van de gronden en bouwwerken, waaronder begrepen de handhaving dan wel de realisering van de bestemming;

1.39 nutsvoorzieningen:

voorzieningen ten behoeve van het openbare nut, zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstations, schakelhuisjes, duikers, bemalingsinstallaties, gemaalgebouwtjes, telefooncellen, voorzieningen ten behoeve van (ondergrondse) afvalinzameling en apparatuur voor telecommunicatie;

1.40 paardenbak

een rijbaan ten behoeve van paardrijactiviteiten in de open lucht met een bodem van zand, hout, boomschors of ander materiaal om de bodem te verstevigen, al dan niet voorzien van een omheining;

1.41 peil:

  1. a. voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst: de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
  2. b. in andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte terrein ter plaatse van de bouw

1.42 productiegebonden detailhandel:

detailhandel in goederen die ter plaatse worden vervaardigd, geteeld, gerepareerd en/of toegepast in het productieproces, waarbij de detailhandelsfunctie ondergeschikt is aan de productiefunctie;

1.43 relatie:

één bestemmingsvlak vormend;

1.44 seksinrichting:

een voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in de omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch/pornografisch aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting wordt in ieder geval verstaan: een prostitutiebedrijf, alsmede een erotische massagesalon, een seksbioscoop, een seksautomatenhal, een sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar;

1.45 voorgevel:

de naar de weg gekeerde gevel van een gebouw of, indien het een gebouw betreft met meer dan één naar de weg gekeerde gevel, de gevel die door de ligging, de situatie ter plaatse en/of de indeling van het gebouw als voorgevel moet worden aangemerkt;

1.46 wooneenheid:

een tot bewoning bestemd gebouw of onderdeel van een gebouw dat, vanuit bouwtechnisch oogpunt gezien, blijvend is bestemd voor permanente bewoning, voldoet aan alle criteria die van toepassing zijn op woningen, behalve aan het hebben van een keuken en/of een toilet en/of een douche, waarbij de aan de wooneenheid ontbrekende voorzieningen wel als gemeenschappelijke voorzieningen ter compensatie moeten zijn gelegen in hetzelfde gebouw.

1.47 woonhuis:

een gebouw, dat één woning omvat, dan wel twee of meer naast elkaar en/of geheel of gedeeltelijk boven elkaar gelegen woningen omvat en dat qua uiterlijke verschijningsvorm als een eenheid beschouwd kan worden. Alle aangebouwde bijbehorende bouwwerken maken daarbij onderdeel uit van het woonhuis;

1.48 wonen:

het gehuisvest zijn in een woning;

1.49 woning:

een complex van ruimten in een gebouw uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden;

Artikel 2 Wijze Van Meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 afstand

de afstand tussen bouwwerken onderling alsmede de afstand van bouwwerken tot perceelsgrenzen worden daar gemeten waar deze afstand het kleinst zijn.

2.2 de bouwhoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;

2.3 de dakhelling:

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;

2.4 de goothoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;

2.5 de inhoud van een bouwwerk:

tussen de bovenzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;

2.6 de oppervlakte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Wonen

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. een woonhuis en bijbehorende bouwwerken;

met daaraan ondergeschikt:

  1. b. de uitoefening van een aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit;
  2. c. speelvoorzieningen;
  3. d. wegen en paden;
  4. e. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  5. f. openbare nutsvoorzieningen;
  6. g. groenvoorzieningen;
  7. h. parkeervoorzieningen;
  8. i. tuinen, erven en terreinen

3.2 Bouwregels

3.3 Afwijken van de bouwregels

3.4 Specifieke gebruiksregels

3.5 Afwijken van de gebruiksregels

3.6 Afwijken voorwaardelijke verplichting

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 3.4.2 indien in plaats van de landschapsmaatregelen zoals opgenomen in bijlage 1, andere landschapsmaatregelen worden getroffen, met dien verstande dat:

  1. a. de landschapsmaatregelen minimaal gelijk zijn aan de in bijlage 1 opgenomen landschapsmaatregelen en voorzien in een minimaal gelijk beschermingsniveau van de landschappelijke waarden waarvoor de in bijlage 1 genoemde landschapsmaatregelen zijn bepaald;
  2. b. er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van in de omgeving aanwezige functies en waarden.

Hoofdstuk 3 Algemene Regels

Artikel 4 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 5 Algemene Bouwregels

5.1 Ondergeschikte bouwdelen

Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, liftkokers, lichtkappen, zonnepanelen, erkers, luifels, balkons en overstekende daken, buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van bouw c.q. bestemmingsgrenzen niet meer dan 1 meter bedraagt.

Artikel 6 Algemene Gebruiksregels

6.1 Strijdig gebruik

Tot een gebruik, strijdig met de gegeven bestemmingen, wordt in ieder geval gerekend:

  1. a. het gebruik van de onbebouwde grond als stort- en opslagplaats van al dan niet aan het gebruik onttrokken goederen en materialen, anders dan als tijdelijke opslag ten behoeve van het normale gebruik en onderhoud;
  2. b. de stalling en/of opslag van aan het oorspronkelijk gebruik onttrokken voer-, vaar- en/of vliegtuigen;
  3. c. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting en/of prostitutiebedrijf;
  4. d. het gebruik van de gronden als standplaats voor kampeermiddelen.

Artikel 7 Overige Regels

7.1 Werking wettelijke regelingen

De wettelijke regelingen waarnaar in de regels wordt verwezen, gelden zoals deze luiden op het moment van vaststelling van het plan.

7.2 Parkeergelegenheid

Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels

Artikel 8 Overgangsrecht

8.1 Overgangsrecht bouwwerken

Voor bouwwerken luidt het overgangsrecht als volgt:

  1. a. een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een bouwvergunning of omgevingsvergunning voor het bouwen en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
    1. 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    2. 2. na het tenietgaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is tenietgegaan;
  2. b. het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van dit lid onder a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in dit lid onder a met maximaal 10%;
  3. c. dit lid onder a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

8.2 Overgangsrecht gebruik

  1. a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet;
  2. b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in sublid a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind;
  3. c. Indien het gebruik, zoals bedoeld in dit lid onder a, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten;
  4. d. dit lid onder a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 9 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het 'Bestemmingsplan Ootmarsum Timmusweg 11'.

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

Aan de Timmusweg, tegenover Timmusweg 11, te Agelo wil de eigenaar, hierna initiatiefnemer, het perceel herontwikkelen. Dit perceel werd gebruikt als modeltuin 'de Alpentuin'.

Op de gronden achter de modeltuin staat nog een oude schuur. De initiatiefnemer wil deze oude schuur slopen en een nieuw gebouw/schuur realiseren op het perceel van de voormalige modeltuin. Tegelijkertijd wil de initiatiefnemer de bijgebouwen op het perceel Timmusweg 11 'legaliseren'.

De gemeente heeft aangegeven onder voorwaarden mee te willen werken aan het verzoek. De ontwikkeling is niet mogelijk op basis van het geldende bestemmingsplan 'Ootmarsum - Brookhuis' (zie paragraaf 1.2). Om de ontwikkelingen mogelijk te maken is een nieuw juridisch-planologisch kader noodzakelijk. Dit bestemmingsplan dient hiervoor.

De ligging van het plangebied is weergegeven in figuur 1.1.

afbeelding "i_NL.IMRO.1774.OOTBPTIMMUSWEG-VG01_0001.png"

Figuur 1.1: Ligging plangebied

1.2 Geldend Bestemmingsplan

1.2.1 Voormalige Alpentuin

Het perceel aan de Timmusweg is geregeld in het bestemmingsplan 'Ootmarsum - Brookhuis', vastgesteld door de gemeenteraad op 18 maart 2008. Het perceel is voorzien van de enkelbestemmingen 'Modeltuin' en 'Cultuurgrond'. Kadastraal bekend als OMS00C2164G0000 (Kad: 2164) en OMS00C3211G0000 (kad: 3211).

Binnen de bestemming 'Modeltuin' (kad: 2164) mag het gezamenlijke oppervlakte van gebouwen maximaal 75 m2 bedragen en de bouwhoogte maximaal 4 meter. Binnen de bestemming 'Cultuurgrond' (kad: 3211) zijn, ter plaatse van de aanduiding 'gebouw toegestaan', gebouwen met een maximale goothoogte van 3,5 meter toegestaan.

Strijdigheid met het bestemmingsplan

Het beoogde gebruik van het perceel aan de Timmusweg komt niet overeen met de bestemming 'Modeltuin' of 'Cultuurgrond'. Bovendien wordt met de beoogde ontwikkeling, zie paragraaf 2.2 zowel het gezamenlijke oppervlakte als de maximale bouwhoogte overschreden.

In figuur 1.2 is een uitsnede van het bestemmingsplan te zien.

afbeelding "i_NL.IMRO.1774.OOTBPTIMMUSWEG-VG01_0002.png"

Figuur 1.2: Uitsnede bestemmingsplan 'Ootmarsum Brookhuis' (bron: ruimtelijke plannen)

1.2.2 Timmusweg 11

Dit perceel kadastraal bekend als OMS00C2155G0000 (kad: 2155) en OMS00C2154G0000 (kad: 2154), is gelegen in het plangebied van het bestemmingsplan 'Ootmarsum Overige Gebieden' vastgesteld door de gemeenteraad op 18 september 2012.
Het perceel heeft de bestemming 'Wonen'. Op grond van de bouwregels mag bij een perceel groter dan 400 m2 de gezamenlijke oppervlakte van bijbehorende bouwwerken maximaal 100 m2 bedragen, tenzij de bestaande oppervlakte meer bedraagt tot een maximum van 350 m2. Het maximum aan bijbehorende bouwwerken is in dit geval 246 m2.

Strijdigheid met het bestemmingsplan

Aan de Timmusweg 11 ligt het legaal bestaande maximum van bijbehorende bouwwerken op 246 m2. Met de legalisering van de illegaal gebouwde bijgebouwen (gezamenlijke oppervlakte 110,3 m2) wordt deze oppervlakte (246 m2) overschreden en legalisering is dus strijdig met het bestemmingsplan.

In figuur 1.3 is een uitsnede van het bestemmingsplan te zien.

afbeelding "i_NL.IMRO.1774.OOTBPTIMMUSWEG-VG01_0003.png"

Figuur 1.3: Uitsnede bestemmingsplan 'Ootmarsum Overige Gebieden' (bron: ruimtelijke plannen)

1.2.3 Bestemmingsplan 'Buitengebied Denekamp'

Het Bestemmingsplan 'Buitengebied Denekamp' vastgesteld door raad op 24 maart 1994. Is niet meer actueel, en is inmiddels geactualiseerd door verschillende bestemmingsplan. Echter is dit bestemmingsplan voor onderhavige locatie wel van belang. In dit bestemmingsplan zijn beide percelen bestemd met een woonbestemming. Op basis hiervan kan worden geconcludeerd dat de gronden ter hoogte van de voormalige Alpentuin en het achterliggende perceel ooit bedoeld waren voor een woondoeleinden. Met deze herziening wordt dus een voormalige bestemming terug gebracht in het gebied.

1.3 Leeswijzer

In hoofdstuk 2 wordt een beschrijving gegeven van het plan. Hierbij wordt ingegaan op de ruimtelijke en functionele aspecten van het plan. Vervolgens staat in hoofdstuk 3 een beschrijving van het beleid dat relevant is voor het plangebied en/of de ontwikkeling. In hoofdstuk 4 wordt op de diverse omgevingsaspecten ingegaan. Een juridische beschrijving van het plan wordt gegeven in hoofdstuk 5. Dit hoofdstuk gaat in op de bestemmingsplansystematiek en licht de bestemmingen toe. Ten slotte gaat hoofdstuk 6 in op de uitvoerbaarheid van het plan.

Hoofdstuk 2 Beschrijving Van Het Plan

2.1 Huidige Situatie

Het perceel aan de Timmusweg 11, en het perceel ertegenover, liggen in Agelo. Het buurtschap Agelo ligt ten zuiden van Ootmarsum, in de Twentse gemeente Dinkelland. De percelen worden ontsloten door de Timmusweg, dit is een doodlopende 30 km/uur-weg. De omgeving van het plangebied is erg groen. In de directe omgeving van de percelen zijn veelal woningen gelegen. De gebouwen in de omgeving hebben een sobere, ingetogen en ondergeschikte uitstraling.
Achter de Timmusweg 11 is een hotel gelegen en het naastgelegen perceel heeft de bestemming 'Agrarisch' en is in gebruik als weiland. Aan de Timmusweg 2-4 is een agrarisch bedrijf gevestigd. Verder zijn er geen bedrijven in de directe omgeving.

Voormalige Alpentuin

Tegenover Timmusweg 11 was modeltuin de Alpentuin gevestigd. De Alpentuin was een openbare modeltuin die overgekocht is door de initiatiefnemer. Op het perceel (kad: 3211) ten oosten van deze voormalige modeltuin staat nog een oude schuur van 160 m², in figuur 2.1 wordt deze schuur weergegeven. Vanwege de slechte staat van de modeltuin, is de modeltuin gesaneerd. In figuur 2.2 is de situatie van de voormalige Alpentuin te zien. In figuur 2.3 is een luchtfoto van de huidige situatie weergeven, hierin is goed te zien dat de modeltuin is opgeruimd en wordt gebruikt als grasveld.

afbeelding "i_NL.IMRO.1774.OOTBPTIMMUSWEG-VG01_0004.png"

Figuur 2.1: Huidige schuur (Kad: 3211)

afbeelding "i_NL.IMRO.1774.OOTBPTIMMUSWEG-VG01_0005.png"

Figuur 2.2: Alpentuin Agelo (kad: 2164) (bron: Tubantia)

afbeelding "i_NL.IMRO.1774.OOTBPTIMMUSWEG-VG01_0006.png"

Figuur 2.3: Perceel Alpentuin Agelo en achterliggend perceel (Bron: Esri)

Timmusweg 11

Het perceel aan de Timmusweg 11 ligt in het buitengebied van Ootmarsum. Het perceel vormt een groot erf met een hoofdgebouw en verschillende bijgebouwen rondom een 'centraal plein'. De bijgebouwen onderbrengen een zwembad, schuur, garage, kantoor, opslag en een schuur ten behoeve van het houden van paarden.
Rondom de gebouwen is een tuin en in het noorden ligt een paardenbak. Langs het erf staan boomsingels. De begroeiing op het erf bestaat uit: Taxussen, Rododendrons, Hulsten, Krenten en Hazelaars.

Op het perceel staat 356,3 m² aan bijgebouwen. Van deze bijgebouwen zijn 246 m² vergund en 110,3 m² is niet vergund. In figuur 2.6 wordt een overzicht van vergunde en niet vergunde bijgebouwen weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.1774.OOTBPTIMMUSWEG-VG01_0007.png"

Figuur 2.4: Huidige situatie Timmusweg 11 (bron: esri)

afbeelding "i_NL.IMRO.1774.OOTBPTIMMUSWEG-VG01_0008.png"

Figuur 2.5: Huidige situatie Timmusweg 11 (Bron: Google Streetview).

afbeelding "i_NL.IMRO.1774.OOTBPTIMMUSWEG-VG01_0009.png"

Figuur 2.6: Overzichtstekening bestaande bebouwing vergund/ niet vergund

2.2 Het Voorgenomen Initiatief

Voormalige Alpentuin

Het perceel de voormalige Alpentuin (kad: 2164) gaat functioneel deel uitmaken van het perceel Timmusweg 11. De modeltuin is inmiddels gesaneerd. Het perceel ten oosten van de voormalige Alpentuin (kad: 3211) wordt samengevoegd met het naastgelegen perceel (kad: 2164) waardoor een geheel ontstaat. De huidige vervallen schuur die op dit perceel (kad: 3211) aanwezig was is inmiddels gesloopt. Ter compensatie wordt door middel van de schuur voor schuur regeling een nieuwe schuur gerealiseerd. Aan de beoogde ontwikkeling heeft de gemeente voorwaarden verbonden:

  • De situering van de nieuwe schuur op Timmusweg wordt zodanig gewijzigd dat er aansluiting ontstaat bij het woonerf Timmusweg 11:
  • De nokrichting van deze nieuwe schuur wordt gedraaid zodat deze gelijk is aan de nokrichting van de bestaande bijbehorende bouwwerken op de Timmusweg 11:
  • De oppervlakte van deze nieuwe schuur wordt verkleind en bedraagt maximaal 94,7 m2:
  • De nokhoogte van deze nieuwe schuur wordt verlaagd en bedraagt maximaal 6 meter:
  • Deze nieuwe schuur wordt landschappelijk ingepast waarbij qua beplanting aangesloten wordt bij de beplanting van het woonerf Timmusweg 11:
  • Voor deze nieuwe schuur wordt een positief advies van de stadsbouwmeester verkregen:
  • De bouwmogelijkheid ter plaatse van de locatie van de te slopen schuur wordt planologisch verwijderd:

Met de nieuwe schuur wordt aangesloten op de bebouwing van het perceel aan de Timmusweg 11. Het betreffende perceel krijgt de bestemming 'Wonen' waarbij de bijgebouwen functioneel ondergeschikt zijn aan het bestaande hoofdgebouw aan de Timmusweg 11. Een nieuwe woning wordt niet mogelijk gemaakt, enkel bijbehorende bouwwerken zijn toegestaan. Deze omzetting wordt passend binnen de systematiek van het buitengebied en ruimtelijk aanvaardbaar geacht. Voor de landschappelijke inpassing is een inrichtingsplan opgesteld. In figuur 2.7 is het inrichtingsplan van de Timmusweg 11 en de voormalige Alpentuin te zien. Dit figuur is ook opgenomen in bijlage 1. Paragraaf 2.2.1 wordt ingegaan op de ruimtelijke inpassing van de beoogde ontwikkeling.

Timmusweg 11

De illegale bebouwing (110,3 m2) kan door middel van het schuur-voor-schuur-regeling van de gemeente Dinkelland worden gelegaliseerd. Deze regeling is bedoeld om de ruimtelijke kwaliteit te verbeteren door de sloop van leegstaande schuren, ontwikkeling van economische activiteiten te faciliteren en te voorzien in uitbreidingsbehoefte bij particuliere erven. Paragraaf 3.3.2 gaat hier verder op in.

2.2.1 Inpassing

Voor de herinrichting van de voormalige Alpentuin is het van belang dat het erf goed wordt ingepast. Daarom dient de nieuwe erfopzet helder te zijn en moet de nieuwe schuur een onderdeel vormen van het erf aan de Timmusweg 11. Voor het plan is een inrichtingsplan opgesteld. Het inrichtingsplan is bijgevoegd als bijlage 1 en weergegeven in figuur 2.7.

afbeelding "i_NL.IMRO.1774.OOTBPTIMMUSWEG-VG01_0010.png"

Figuur 2.7: Inrichtingsplan

De ruimtelijke inpassing van het perceel wordt bereikt door de uitwegen tot de bebouwing aan beide zijden van de Timmusweg op elkaar aan te laten sluiten. De bestrating op de Timmusweg 11 bestaat uit oud gebakken rode klinkers. Deze bestrating gaat ook worden gebruikt aan de overzijde. hierdoor ontstaat een optische verbinding tussen de twee percelen. De nieuwe schuur komt op de zelfde 'hoogte' als de bestaande schuur (E). Daarnaast wordt de nokrichting van de nieuwe schuur gelijkgesteld met de nokrichting van de bestaande bijgebouwen op het bestaande erf. Bij de landschappelijke inpassing van de nieuwe schuur wordt dezelfde streekeigen beplanting als aan de overzijde van de weg gebruikt.

Er moet sprake zijn van de soberheid van een schuur met een ingetogen en ondergeschikte uitstraling. Hierdoor sluit de schuur goed op om de bebouwing in de omgeving (zie paragraaf 2.1). Tevens moet het ontwerp passen binnen de welstandscriteria voor het buitengebied. Rondom het nieuwe erf worden nieuwe gemengde plantsoenen aangelegd. In deze plantsoenen worden gevuld met verschillende streekeigen beplating. In bijlage 1 wordt beschreven welke beplating waar wordt aangeplant.

Om een spiegeling te creëren met het bestaande erf, wordt de nieuwe schuur op dezelfde afstand van de openbare weg en op de zelfde hoogte gerealiseerd als bestaande schuur E.

De nieuwe schuur moet qua omvang en uitstraling passend zijn binnen het buitengebied en herkenbaar als een bijbehorend bouwwerk en niet als een op zichzelf staand hoofdgebouw. Hierbij zijn zowel de afmetingen als de uitvoering van belang. De beoogde nokhoogte van de schuur is 6 meter.

Als vuistregel in het buitengebied geldt dat bijbehorende bouwwerken minimaal 1 meter lager zijn dan de nokhoogte van het hoofdgebouw. De nieuwe schuur wordt planologisch aangemerkt als bijbehorend bouwwerk bij de bestaande woning Timmusweg 11. De bestaande woning heeft een nokhoogte van 8,85 m. Dat houdt in dat de maximale nokhoogte van de nieuwe schuur maximaal 7,85 meter zou mogen zijn.

De nieuwe schuur dient vanuit ruimtelijke oogpunt ook aan te sluiten op de naastgelegen bebouwing aan de Timmusweg 10. Het hoofdgebouw aan die zijde (woning Timmusweg 10) heeft een nokhoogte van 7 meter. Om in dit gebied visueel een duidelijk onderscheid te houden tussen hoofd- en bijgebouwen zal de maximale nokhoogte van het bijbehorend bouwwerk op de voormalige locatie van de Alpentuin maximaal 6 meter mogen bedragen. De goot- en nokhoogte van de bijbehorende bijgebouwen worden in de planregels gemaximeerd. De nieuwe schuur past daarmee qua omvang binnen de uitstraling van het gebied.

Hoofdstuk 3 Beleidskader

3.1 Rijksbeleid

3.1.1 Nationale Omgevingsvisie (NOVI)

Op 11 september 2020 is de Nationale Omgevingsvisie (hierna: NOVI) vastgesteld. De NOVI is de langetermijnvisie van het Rijk op de toekomstige inrichting en ontwikkeling van de leefomgeving in Nederland. De NOVI geeft richting en helpt om keuzes te maken, te kiezen voor slimme combinaties van functies en uit te gaan van de specifieke kenmerken en kwaliteiten van gebieden. En er nu mee aan de slag te gaan en beslissingen niet uit te stellen of door te schuiven. Het versterken van de omgevingskwaliteit staat in de NOVI centraal. Dat wil zeggen dat alle plannen met oog voor de natuur, gezondheid, milieu en duurzaamheid gemaakt moeten worden. Bij de NOVI hoort een Uitvoeringsagenda. Hierin staat hoe uitvoering wordt gegeven aan de NOVI.

Binnen de NOVI zijn 8 voorlopige aandachtsgebieden geformuleerd als zogeheten NOVI-gebied. In een NOVI-gebied krijgt een aantal concrete vraagstukken extra prioriteit. Dit helpt om grote veranderingen en ruimtelijke opgaven in een regio beter te realiseren.

Opgaven

Er is in Nederland sprake van een aantal dringende maatschappelijke opgaven. Deze opgaven kunnen niet apart van elkaar worden opgelost. Ze moeten in samenhang bekeken worden. Ze grijpen in elkaar en vragen meer ruimte dan beschikbaar is in Nederland. Niet alles kan, niet alles kan overal. Op het niveau van nationale belangen wil het Rijk sturen en richting geven aan de omgeving in Nederland, verwoord in vier opgaven:

  1. 1. ruimte maken voor klimaatverandering en energietransitie;
  2. 2. de economie van Nederland verduurzamen en het groeipotentieel behouden;
  3. 3. steden en regio's sterker en leefbaarder maken;
  4. 4. een toekomstbestendige ontwikkeling van het landelijk gebied.

Realiseren opgaven

In de NOVI is een tweetal instrumenten opgenomen om de opgaven te realiseren:

  1. 1. De Omgevingsagenda.
    In de Omgevingsagenda agenderen het Rijk en regio de gezamenlijke vraagstukken en de gewenste aanpak daarvan. De Omgevingsagenda biedt een basis voor uitvoeringsafspraken en inzet van programma's en projectbesluiten van Rijk en regio.
  2. 2. De NOVI-gebieden.
    Een NOVI-gebied is een instrument waarbij Rijk en regio meerdere jaren verbonden zijn aan de gezamenlijke uitwerking van de verschillende opgaven in het ruimtelijke domein. Vaak wordt voortgebouwd op bestaande samenwerkingstrajecten. Denk aan een Regio Deal en een verstedelijkingsstrategie.

Conclusie

Gelet op de te realiseren opgaven uit de NOVI kan de conclusie worden getrokken dat de voorgenomen ontwikkeling geen rijksbelangen raakt als opgenomen in de NOVI.

3.1.2 Besluit algemene regels ruimtelijke ordening

Het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) stelt regels omtrent de 14 aangewezen nationale belangen zoals genoemd in de SVIR. Dit plan raakt geen rijksbelangen uit het Barro.

3.1.3 Ladder voor duurzame verstedelijking

In de SVIR is ook 'de ladder voor duurzame verstedelijking' geïntroduceerd. De ladder is ook als procesvereiste opgenomen in het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). Dat betekent dat overheden nieuwe stedelijke ontwikkelingen moeten motiveren met oog voor de onderliggende vraag in de regio en de beschikbare ruimte binnen het bestaande stedelijke gebied.

In dit bestemmingsplan is er geen sprake van stedelijke ontwikkeling. Het plan betreft namelijk de bouw van één schuur en de legalisatie van bestaande bijgebouwen. Dit wordt mogelijk gemaakt door middel van het 'schuur-voor-schuur-beleid' (zie paragraaf 3.3.2) en de huidige planologische mogelijkheid om 75m² aan bijbehorende gebouwen te realiseren (zie paragraaf 1.2.1). Een schuur als bijbehorend bouwwerk bij een woning wordt niet als stedelijke ontwikkeling gezien. Daarnaast wordt een bestaande schuur gesloopt en daarvoor in de plaats wordt een nieuwe schuur gerealiseerd. In verhouding neemt de bebouwing binnen het plangebied niet toe.

Toepassing van de ladder voor duurzame verstedelijking is in het kader van dit bestemmingsplan niet aan de orde.

3.2 Provinciaal Beleid

3.2.1 Omgevingsvisie Overijssel (2017)

De Omgevingsvisie Overijssel is in 2017 vastgesteld als de provinciale visie voor de fysieke leefomgeving van Overijssel en heeft een wettelijke basis in het omgevingsrecht (straks: de Omgevingswet). De twee belangrijkste thema's van de vorige omgevingsvisie waren duurzaamheid en ruimtelijke kwaliteit. Als derde thema heeft de provincie daar nu sociale kwaliteit aan toegevoegd.

Het thema sociale kwaliteit gaat over het welzijn of 'goed voelen' van de mens. Zaken die daarbij een belangrijke rol spelen zijn gezondheid, vitaliteit, arbeidsparticipatie, sociale uitsluiting en armoede. Binnen het thema sociale kwaliteit zijn vier categorieën van menselijke behoeften die samenhangen met de inrichting of vormgeving van onze leefomgeving: de behoefte aan geborgenheid en veiligheid, de behoefte aan contact en communicatie, de behoefte aan informatie en variatie en tenslotte de behoefte aan duidelijkheid en herkenning.

Het provinciaal beleid voor de fysieke leefomgeving staat primair in dienst van de sociaal-economische ontwikkeling van Overijssel. Een doelstelling van de Omgevingsvisie is het creëren van ruimtelijke kwaliteit, wat als volgt wordt omschreven: "Datgene wat ruimte geschikt maakt en houdt voor wat voor mens, plant en dier belangrijk is". De Omgevingsvisie benoemt een ontwikkelperspectief voor de locatie. Daarnaast wordt uitgegaan van een lagenbenadering met vier lagen. Zo is er de natuurlijke laag, de laag van het agrarisch cultuurlandschap, een stedelijke laag en een 'lust- en leisure' laag. Deze benadering van ruimtelijke kwaliteit is een optelsom van toekomstwaarden, gebruikswaarden en belevingswaarden. De lagen worden hieronder kort beschreven, waarbij de conclusies worden samengevat en vertaald naar concrete uitgangspunten.

Generieke beleidskeuzes

Het gaat hier om algemene keuzes die bepalen of ontwikkeling nodig, dan wel mogelijk zijn. Voor onder andere voorzieningen in het stedelijk gebied hanteert de provincie de Ladder voor duurzame verstedelijking. Dit betekent dat voor ontwikkelingen eerst bestaande bebouwing of herstructurering wordt benut, voordat er uitbreiding plaatsvindt.

Ontwikkelingsperspectieven

Voor het perceel geldt het ontwikkelingsperspectief 'Woon- en werklocaties buiten de stedelijke netwerken', hiervoor geldt dat altijd gebouwd mag worden voor de lokale behoefte. Herstructurering en transformatie van de woon-, werk-, voorzieningen- en mixmilieus moeten deze vitaal en aantrekkelijk houden en de diversiteit aan milieus versterken.

Gebiedskenmerken

De provincie wil ruimtelijke kwaliteit realiseren door, naast bescherming, vooral in te zetten op het verbinden van bestaande kwaliteiten en nieuwe ontwikkelingen. Hierbij zijn de gebiedskenmerken van provinciaal belang het uitgangspunt. Hierna wordt een korte samenvatting gegeven van de in het plangebied voorkomende gebiedskenmerken volgens de lagenbenadering:

Natuurlijke laag

De locaties zijn gelegen op de dekzandvlakken en ruggen. Ontstaan na de ijstijden toen er na het verdwijnen van het ijs in grote delen van Overijssel een reliëfrijk, door de wind gevormd zandlandschap over bleef. De ambitie is om de natuurlijke verschillen tussen hoog en laag en tussen droog en nat functioneel meer sturend en beleefbaar te maken. Dit kan door natuurlijkere watersystemen en door beplanting met "natuurlijke soorten". En door de strekkingsrichting van het landschap meer zichtbaar te maken. Sturing kan door het beter zichtbaar en beleefbaar maken van de hoogteverschillen en het watersysteem. Uitgangspunt is daarbij de strekkingsrichting van het landschap.

Laag van het agrarisch cultuurlandschap

De erven liggen in het oude hoevenlandschap. Het oude hoevenlandschap is ontstaan door nadat de complexen met de grote essen 'bezet' waren en een volgende generatie boeren nieuwe ontwikkelingsruimte zocht. Kleine dekzandkopjes werden individueel ontgonnen. Dit leidde tot een landschap dat dezelfde opbouw kent als het essenlandschap, alleen in een meer kleinschalige, individuele en jongere variant. De erven volgen daarbij de 'organische' vormen van het landschap.

De ambitie is om het kleinschalige, afwisselende oude hoevenlandschap vanuit de verspreid liggende erven een ontwikkelingsimpuls te geven. Deze erven bieden veel ruimte voor landbouw, wonen, werken, recreatie, mits er wordt voortgebouwd aan kenmerkende structuren van het landschap: de open esjes, de routes over de erven, de erf- en landschapsbeplantingen.

Sturing kan door ontwikkelingen bij te laten dragen aan behoud en accentuering van de dragende structuren (groenstructuur en routes) van het oude hoevenlandschap en aan de samenhang en de karakteristieke verschillen tussen de landschapselementen: de erven met erfbeplanting; open es(je); beekdal; voormalige heidevelden, de mate van openheid en kleinschaligheid.

De stedelijke laag

De percelen liggen in de stedelijke lagen 'woonwijken 1955-nu' en het informele trage netwerk'. De woonwijken van 1955 tot nu zijn planmatig opgezette uitbreidingswijken op basis van een collectief idee en grotere bouwstromen. Het informele trage netwerk is het ‘langzame’ netwerk (wandelpaden, fietspaden, ruiterpaden, vaarroutes) van de provincie, dat delen van het agrarisch cultuurlandschap en het natuurlijke laag toegankelijk en ervaarbaar maakt.

De laag van de beleving

Deze laag is niet van toepassing op de plangebieden.

Conclusie

De ontwikkeling van de erven sluit aan bij het agrarisch cultuurlandschap. Gezien de aard en de omvang van de ontwikkeling wordt geen afbreuk gedaan aan de hierboven genoemde gebiedskenmerken. In een erfinrichtingsplan (zie paragraaf 2.2.1) zijn deze gebiedskenmerken ingepast.

3.2.2 Omgevingsverordening Overijssel (2017)

De uitgangspunten uit de Omgevingsvisie zijn vertaald naar regels voor ruimtelijke plannen in de Omgevingsvisie Overijssel. Het plan is in overeenstemming met de regels uit de verordening.

3.3 Gemeentelijk Beleid

3.3.1 Omgevingsvisie Dinkelland

De gemeenteraad van de gemeente Dinkelland heeft op 31 maart 2021 'MijnOmgevingsvisie Dinkelland' vastgesteld. Deze visie gaat over de toekomst van de leefomgeving van de gemeente Dinkelland, waarbij wordt ingegaan op diverse thema's (o.a. leefbaarheid, gezondheid, veiligheid en duurzaamheid). De visie geeft aan hoe de gemeente Dinkelland en samenleving willen sturen. Wat moet er behouden worden, wat moet er versterkt worden en wat moet er worden ontwikkeld.

De omgevingsvisie 'MijnOmgevingsvisie Dinkelland' gaat uit van vier kernprincipes. Dit zijn manieren van werken: werkwijzen die altijd gelden. De vier principes zijn:

  • We doen het samen;
  • We geven het goed voorbeeld;
  • We wentelen niet af op volgende generaties;
  • We combineren zoveel mogelijk functies, zodat de beschikbare ruimte optimaal wordt gebruikt.

De gemeente wil kernen waar het lekker wonen is. Waar bedrijvigheid is en waar mensen werk kunnen vinden. Maar vooral ook kernen waar ruimte is om elkaar te ontmoeten en om samen te komen. Het versterken van de leefbaarheid van de kernen wordt door inwoners en gemeente al langer samen opgepakt. Dit willen de gemeente voortzetten aan de hand van vier speerpunten:

  • voldoende voorzieningen;
  • aantrekkelijk wonen;
  • ruimte voor ondernemen;
  • leefbare openbare ruimte.

In de omgevingsvisie zijn speerpunten opgenomen op verschillende thema's. In voorliggend geval is gezien de ontwikkeling met name het thema 'Aantrekkelijk wonen' van belang.

Toetsing

Met dit bestemmingsplan wordt aangesloten op het speerpunt aantrekkelijk wonen. Met dit bestemmingsplan wordt de voormalige Alpentuin herbestemd voor een woonbestemming zonder bouw mogelijkheden van een woongebouw.

Grenzend aan de Alpentuin was een vervallen schuur aanwezig. Deze schuur is in middels gesloopt. Ter compensatie voor de sloop van deze schuur, wordt 110,3 m² aan illegale bebouwing, door middel van de schuur-voor-schuur-regeling van de gemeente Dinkelland, gelegaliseerd. De volgende paragraaf gaat hier nader op in. Daarnaast wordt een nieuwe kleinere schuur terug gebouwen.

Met het inrichtingsplan, zie bijlage 1, wordt het gebied landschappelijk goed ingepast. Iets dat in het verleden, de alpentuin, niet het geval was. Hierdoor wordt niet alleen de kwaliteit van het plangebied versterkt, maar ook van de omgeving.

3.3.2 Schuur voor schuur-regeling

Vanwege de verwachting dat er de komende jaren steeds meer (grote) erven leeg komen te staan, alsook de verwachting dat deze leegstaande schuren niet allemaal ingevuld kunnen worden met andere functies, is gekeken of sloop uitkomst biedt. Veel eigenaren willen namelijk wel van de schuren af, maar laten dit vooralsnog na vanwege onder meer de kosten. Bovendien wil men de bestaande bouwrechten niet ‘zo maar’ verliezen. Anderzijds zijn er ook eigenaren van erven die graag wat extra bebouwing willen realiseren, maar hiervoor de bouwrechten niet hebben. Bekeken is of er een win-win-situatie te behalen valt.

De schuur voor schuur-regeling is enerzijds bedoeld om de ruimtelijke kwaliteit te verbeteren door de sloop van leegstaande schuren. Anderzijds is het de bedoeling om ontwikkeling van economische activiteiten te faciliteren en te voorzien in uitbreidingsbehoefte bij particuliere erven. Bovendien wil de gemeente graag stimuleren/faciliteren dat asbesthoudende schuren worden verwijderd.

Uitgangspunten Beleid

Bij de totstandkoming van het schuur voor schuur-beleid is een aantal uitgangspunten gehanteerd:

  • Leegstaande schuren zijn een primaire verantwoordelijkheid van de eigenaren;
  • Het gaat om een extra mogelijkheid voor leegstaande schuren, naast bestaand instrumentarium als rood voor rood en functieverandering;
  • De gewijzigde economische omstandigheden, de gewijzigde rol, functie en omvang van de agrarische sector leiden tot meer functiemenging in het buitengebied
  • Ontstening: er moet vanaf een toename bebouwing van meer dan 100 m² een veelvoud gesloopt worden dan er elders wordt teruggebouwd;
  • Stimulans om vooral asbestschuren te slopen
  • Stimulans om te slopen
  • Zo eenvoudig mogelijk

Spelregels Schuur voor schuur-regeling

In ruil voor de mogelijkheid om extra bebouwing te kunnen realiseren, moet elders een veelvoud aan schuren worden gesloopt. Hierbij geldt de volgende sloopverhouding:

Oppervlakte extra te bouwen Met asbesthoudende golfplaten Zonder asbesthoudende golfplaten
Tot en met 100 m² 1:1 1:2
101 m² tot en met 500 m² 1:2 1:4
501 m² en meer 1:3 1:5
  • Er wordt geen rekening gehouden met de aanwezigheid van kelders
  • Sloop- en bouwlocaties die betrekking hebben op hetzelfde plan, bevinden zich in de gemeente Dinkelland of Tubbergen, in het buitengebied.
  • Sloop van een deel van het erf is mogelijk.
  • Schuren moeten in het geheel worden ingezet in de Schuur voor schuur-regeling. Enkel schuren waarvoor vergunning voor bouwen is verleend en welke daadwerkelijk aanwezig zijn, komen in aanmerking voor deelname aan de schuur voor schuur-regeling.
  • In afwijking van het vorige komen ook schuren zonder bouwvergunning in aanmerking indien aangetoond is dat deze op 31 december 1997 reeds aanwezig waren.
  • Schuren met een cultuurhistorische waarde komen niet in aanmerking voor deelname aan de schuur voor schuur-regeling.
  • De planologische bouwmogelijkheden op alle betrokken locaties worden aangepast aan de nieuwe situatie. Gedeeltelijke/gefaseerde beëindiging van het (agrarisch) bedrijf is mogelijk.
  • In afwijking van het VAB+-beleid geldt de voorwaarde dat bebouwing minimaal 5 jaar moet zijn opgericht en zoals vergund in gebruik zijn, niet voor schuren die middels de schuur voor schuur-regeling worden opgericht.
  • In afwijking van het VAB+-beleid geldt het VAB+-beleid ook voor locaties (o.a. met een woonbestemming) die nooit agrarisch zijn geweest. Op deze locaties kan derhalve ook functieverandering plaatsvinden zoals beoogd met het VAB+-beleid, ook wanneer extra bebouwingsmogelijkheden zijn gecreëerd door middel van het schuur voor schuur-beleid.
  • In afwijking van de zogenoemde ‘hobbyboerregeling’ die is opgenomen in het bestemmingsplan Buitengebied, kan door middel van toepassing van de schuur voor schuur-regeling een grotere oppervlakte bijgebouwen worden gerealiseerd dan op basis van de hobbyboerregeling mogelijk is.
  • Voor lopende aanvragen kan de nieuwe berekeningswijze worden toegepast zolang er nog geen collegebesluiten zijn genomen.

Toetsing

Het schuur-voor-schuur-beleid is van toepassing op bouwlocaties waar een woonbestemming geldt (en de aangrenzende gronden) en op VAB-locaties waarop het beleidskader Kwaliteitsimpuls Groene Omgeving-beleid (KGO) niet van toepassing is (en de aangrenzende gronden).

De locatie van de Timmusweg 11 heeft een woonbestemming en valt daarmee binnen de reikwijdte van het schuur-voor-schuur-beleid. De locatie van de voormalige Alpentuin heeft de bestemming 'Modeltuin'. Beide percelen zijn in eigendom van dezelfde eigenaar, liggen tegenover elkaar en worden enkel van elkaar gescheiden door een weg (bestemming Verkeer). Binnen de systematiek van het bestemmingsplan 'Buitengebied 2010' zijn er vaker gebieden die gescheiden worden door een weg, maar wel één bouw- of bestemmingsvlak vormen. ln die zin kan gesteld worden dat ook voorliggende gronden aan elkaar grenzen en daarmee onder de reikwijdte van de schuur-voor-schuur-regeling vallen.

De nieuwe schuur op het perceel van de voormalige Alpentuin heeft een oppervlakte van 94,7 m². Hiervan kan 75 m2 gebouwd worden door een beroep te doen op de bestaande bouwmogelijkheden die binnen de bestemming voor de Modeltuin golden. Dat betekent dat er voor de overige 24,2 m2 nog een beroep op de schuur voor schuur regeling gedaan moet worden. Daarnaast wordt er met voorliggend plan 110,3 m² aan bijgebouwen gelegaliseerd. In totaal is de nieuwe gewenste oppervlakte aan bebouwing dus 130 m2. Voor deze bouwwens moet op grond van het schuur voor schuur beleid elders 160 m2 schuur met asbesthoudende golfplaten worden gesloopt. De te slopen schuur heeft een oppervlakte van 160 m2 en bevat asbest waardoor dus voldaan wordt aan de regeling.

Aan de toepassing van het schuur-voor-schuur-regeling zijn voorwaarden verbonden. Onderstaand wordt aangegeven hoe hieraan voldaan wordt:

  1. 1. Er wordt geen rekening gehouden met de aanwezigheid van kelders.

Niet van toepassing.

  1. 2. Sloop- en bouwlocaties die betrekking hebben op hetzelfde plan, bevinden zich in de gemeente Dinkelland of Tubbergen, in het buitengebied.

Het plangebied ligt op de grens met de stad Ootmarsum. Het huidige woonperceel aan de Timmusweg 11 valt binnen het bestemmingsplan 'Ootmarsum Overige Gebieden' en is onderdeel van het buitengebied van Ootmarsum.

  1. 3. Sloop van een deel van het erf is mogelijk.

Niet van toepassing

  1. 4. Schuren moeten in het geheel worden ingezet in de Schuur voor schuur-regeling. Enkel schuren waarvoor vergunning voor bouwen is verleend en welke daadwerkelijk aanwezig zijn, komen in aanmerking voor deelname aan de schuur voor schuur-regeling.

De bestaande schuur is geheel gesloopt. Hiervoor is door de gemeente Dinkelland doormiddel van een brief, zie bijlage 2 toestemming voor verleend.

  1. 5. In afwijking van het vorige komen ook schuren zonder bouwvergunning in aanmerking indien aangetoond is dat deze op 31 december 1997 reeds aanwezig waren.

De schuur was voor 31 december 1997 op het perceel aanwezig.

  1. 6. Schuren met een cultuurhistorische waarde komen niet in aanmerking voor deelname aan de schuur voor schuur-regeling.

De bestaande schuur heeft geen cultuurhistorische waarde.

  1. 7. De planologische bouwmogelijkheden op alle betrokken locaties worden aangepast aan de nieuwe situatie. Gedeeltelijke/gefaseerde beëindiging van het (agrarisch) bedrijf is mogelijk.

Met dit bestemmingsplan worden de planologische bouwmogelijkheden van de twee percelen aangepast.

  1. 8. In afwijking van het VAB+-beleid geldt de voorwaarde dat bebouwing minimaal 5 jaar moet zijn opgericht en zoals vergund in gebruik zijn, niet voor schuren die middels de schuur voor schuur-regeling worden opgericht.

Niet van toepassing.

  1. 9. In afwijking van het VAB+-beleid geldt het VAB+-beleid ook voor locaties (o.a. met een woonbestemming) die nooit agrarisch zijn geweest. Op deze locaties kan derhalve ook functieverandering plaatsvinden zoals beoogd met het VAB+-beleid, ook wanneer extra bebouwingsmogelijkheden zijn gecreëerd door middel van het schuur voor schuur-beleid.

Niet van toepassing.

  1. 10. In afwijking van de zogenoemde ‘hobbyboerregeling’ die is opgenomen in het bestemmingsplan Buitengebied, kan door middel van toepassing van de schuur voor schuur-regeling een grotere oppervlakte bijgebouwen worden gerealiseerd dan op basis van de hobbyboerregeling mogelijk is.

Niet van toepassing.

  1. 11. Voor lopende aanvragen kan de nieuwe berekeningswijze worden toegepast zolang er nog geen collegebesluiten zijn genomen.

Hoofdstuk 4 Omgevingsaspecten

4.1 Ecologie

4.1.1 Normstelling en beleid

Bij ruimtelijke ontwikkelingen moet rekening gehouden worden met de natuurwaarden van de omgeving en met beschermde plant- en diersoorten. Deze zijn geregeld in de Wet natuurbescherming (Wnb). Met de Wnb zijn alle bepalingen met betrekking tot de bescherming van natuurgebieden en dier- en plantensoorten samengebracht in één wet. De Wnb implementeert diverse Europeesrechtelijke regelgeving, zoals de Vogelrichtlijn en de Habitatrichtlijn in de Nederlandse wetgeving.

Gebiedsbescherming

De bescherming van Natura 2000-gebieden is geregeld in de Wnb. Indien ontwikkelingen (mogelijk) leiden tot aantasting van de natuurwaarden binnen deze gebieden, moet een vergunning worden aangevraagd. Daarnaast moet rekening worden gehouden met het provinciale bescherming van het Natuur Netwerk Nederland (NNN) en Weidevogelleefgebieden.

Soortenbescherming

Op grond van de Wet natuurbescherming geldt een algemeen verbod voor het verstoren en vernietigen van beschermde plantensoorten, beschermde diersoorten en hun vaste rust- of verblijfplaatsen. Onder voorwaarden is ontheffing van deze verbodsbepalingen mogelijk. Voor soorten die vermeld staan in Bijlage IV van de Habitatrichtlijn en een aantal Rode-Lijst-soorten zijn deze voorwaarden zeer streng.

Het voorkomen van beschermde planten- en diersoorten vormt een te onderzoeken aspect omdat met de plannen effecten kunnen gaan ontstaan op soorten die beschermd zijn via de wet Natuurbescherming. Mogelijk moet rekening gehouden worden met deze soorten, bij de ruimtelijke procedure, als zijn voorkomen.

4.1.2 Toetsing en uitgangspunten voor het bestemmingsplan

Gebiedsbescherming

In de directe omgeving van het plangebied liggen geen Natura 2000-gebieden. De afstand tot het dichtstbijzijnde Natura 2000 gebied is 1,3 km. De aard van de voorgenomen werkzaamheden en ontwikkeling maakt dat de effecten uitsluitend tot het plangebied of in de zeer directe zone eromheen beperkt blijven. Gezien de afstand tot de Natura 2000-gebieden, de invulling van de tussenliggende gebieden en de voorgenomen werkzaamheden is er derhalve geen reden om aan te nemen dat er kans is op een belemmering van de kernopgaven van het Natura 2000-gebied, zij het door een rechtstreekse invloed, cumulatieve invloed of externe werking.

Gezien het relatief kleinschalige karakter (perceelsgebonden) van de voorgenomen ontwikkeling is het niet te verwachten dat de ontwikkelingen in het plangebied negatieve effecten hebben op de instandhoudingsdoelstellingen van het Natura 2000-gebied. Een toetsing op grond van de Wet natuurbescherming wordt daarom niet noodzakelijk geacht.

De afstanden tot de dichtstbijzijnde NNN-gebieden zijn 750 meter (Timmusweg 11) en 780 meter (voormalige Alpentuin). Een toetsing aan het NNN-beleid wordt daarom niet noodzakelijk geacht.

Natura 2000-gebieden: impact stikstofdepositie

Het plangebied ligt buiten beschermde Natura 2000-gebieden. De afstand tot het dichtstbijzijnde Natura 2000-gebied bedraagt 1,3 km. Directe effecten zoals areaalverlies en versnippering kunnen hierdoor worden uitgesloten. Gezien de afstand tot natuurgebieden en de locatie van het plangebied kunnen ook verstoring en verandering van de waterhuishouding worden uitgesloten.

Met dit bestemmingsplan wordt een nieuw schuur gerealiseerd en 110,3 m² aan bijgebouwen gelegaliseerd. De bijgebouwen die worden gelegaliseerd zijn onderdeel van een bestaand woonerf. Door de legalisatie ontstaan geen extra vervoersbewegingen, aangezien deze verkeersbewegingen in de huidige feitelijke situatie al aanwezig zijn.

Met de nieuwe schuur en het toevoegen van een woonbestemming (zonder bouw mogelijkheden van een nieuwe woning) is het aannemelijk dat er verkeersbewegingen ontstaan. Op basis van het geldende bestemmingsplan (zie paragraaf 1.2.1) is juridisch planologisch een modeltuin toegestaan. Op basis van de kengetallen van het CROW heeft een Plantentuin modeltuin) een verkeersaantrekkende werking van minimaal 25 mvt/etmaal per tien tuinen). Een vrijstaande woning, restbebouwde kom in weinig stedelijk gebied heeft een verkeersaantrekkende werking van minimaal 7,8 mvt/etmaal. Het aantal verkeersbewegingen ligt daarmee lager dan wat planologisch mogelijk is op deze locatie.

Omdat dit bestemmingsplan geen nieuwe woning mogelijk maakt, komt werkelijke het aantal verkeersbewegingen nog lager te liggen. Met de realisatie van de nieuwe schuur kan tijdens de bouwperiode stikstofdepositie ontstaan. Echter gaat zeer korte periode waarin de schuur wordt gerealiseerd. Ook zal de inzet van zwaar materiaal minimaal zijn. Al met al kan worden geconcludeerd dat het plan niet zal leiden tot een toename van de stikstofdepositie in de kritische gebieden. Daarom hoeft voor dit plan geen vergunning op grond van de Wnb te worden aangevraagd.

Soorten- en plantenbescherming

Het voorgenomen initiatief zou samen kunnen gaan met effecten op beschermde planten- en diersoorten. Op grond hiervan is een verkennend veldonderzoek uitgevoerd naar het voorkomen van beschermde soorten (bijlage 3).

Uit de quickscan blijkt dat het voorkomen van verblijfplaatsen van vleermuizen en broedvogels (al dan niet met vaste rust- en verblijfplaatsen) wordt uitgesloten. Mogelijk vliegen en foerageren er vleermuizen. Gedurende en na realisatie van de plannen kunnen deze soorten er blijven vliegen en foerageren. Er zijn daarnaast mogelijk algemene nationaal beschermde zoogdieren aanwezig aan de rand van het perceel. Voor deze algemene soorten bestaat een algemene vrijstelling in de Provincie Overijssel. Doordat deze algemene soorten mogelijk leven aan de randen van het perceel kunnen deze er ongehinderd blijven leven. Het voorkomen van overige beschermde soorten wordt uitgesloten.

Op grond van bovenstaande analyse worden effecten op beschermde planten- en diersoorten binnen de invloedssfeer van de werkzaamheden uitgesloten; de plannen voor de bouw en het gebruik van een schuur aan de Timmusweg te Agelo en het gebruik van de te legaliseren gebouwen zijn niet in strijd met het gestelde binnen de Wet natuurbescherming.

4.2 Archeologie En Cultuurhistorie

4.2.1 Normstelling en beleid

Per 1 juli 2016 is de Monumentenwet 1988 vervallen. Een deel van de wet is op deze datum overgegaan naar de Erfgoedwet. Het deel dat betrekking heeft op de besluitvorming in de fysieke leefomgeving gaat over naar de Omgevingswet, wanneer deze in 2021 in werking treedt. Dit geldt ook voor de verordeningen, bestemmingsplannen, vergunningen en ontheffingen op het gebied van archeologie. Vooruitlopend op de datum van ingang van de Omgevingswet zijn deze artikelen te vinden in het Overgangsrecht in de Erfgoedwet, waar ze ongewijzigd van toepassing blijven zolang de Omgevingswet nog niet van kracht is. In de wet zijn archeologische resten beschermd. Wanneer de bodem wordt verstoord moeten archeologische resten intact blijven. Als dit niet mogelijk is, is opgraving een optie. Om inzicht te krijgen in de kans op het aantreffen van archeologische resten in bepaalde gebieden zijn op basis van historisch onderzoek archeologische verwachtingskaarten opgesteld.

4.2.2 Toetsing en uitgangspunten voor het bestemmingsplan

Cultuurhistorische waarden

De plangebieden liggen in het cultuurhistorische deelgebied 'Stuwwal van Ootmarsum'. Dit heeft echter geen gevolgen voor de ontwikkeling.

Archeologie

De gemeente heeft ten behoeve van archeologiebeleid een Archeologische verwachtingskaart opgesteld. De plangebieden liggen in het gebied 'dekzandvlakken en -ruggen'. Deze gebieden scoren middelmatig voor de kans op de aanwezigheid van voor archeologische resten uit alle perioden. Op grond van de Archeologische verwachtingskaart is archeologisch onderzoek noodzakelijk in plangebieden groter dan 5000 m² en bij bodemingrepen dieper dan 40 cm. Voor gebieden kleiner dan 5000 m² geldt vrijstelling voor archeologisch onderzoek.

Het oppervlak van de nieuwe schuur is maximaal 94,7 m2 en blijft daarmee ruim onder de gestelde grens van 5.000 m2. Met de legalisatie van de bijgebouwen ontstaan geen nieuwe bodem ingrepen. Daarnaast blijft met de 110,3 m2 aan legalisatie het oppervlak ruim onder de grens van 5.000 m2 Hiermee is het plan vrijgesteld van archeologisch onderzoek

4.3 Water

4.3.1 Normstelling en beleid

Van groot belang voor de ruimtelijke ordeningspraktijk is het aspect water. De 'watertoets' is dan ook wettelijk verplicht gesteld. De watertoets wordt vooral gezien als een procesinstrument. Dit procesinstrument moet waarborgen, dat gevolgen van ruimtelijke ontwikkelingen voor de waterhuishouding meer expliciet worden afgewogen. Belangrijk onderdeel van de watertoets is een vroegtijdige afstemming van ontwikkelingen met de betrokken waterbeheerder. Het desbetreffende plangebied ligt in het beheersgebied van Waterschap Vechtstromen. Volgens de watertoets moet de korte procedure worden gevolgd.

4.3.2 Toetsing en uitgangspunten voor het bestemmingsplan

Waterbeleid

De Europese Kaderrichtlijn Water is richtinggevend voor de bescherming van de oppervlaktewaterkwaliteit in de landen in de Europese Unie. Aan alle oppervlaktewateren in een stroomgebied worden kwaliteitsdoelen gesteld die in 2015 moeten worden bereikt. Ruimtelijk relevant rijksbeleid is verwoord in de Nota Ruimte en het Nationaal Waterplan (inclusief de stroomgebiedbeheerplannen).

Op provinciaal niveau zijn de Omgevingsvisie en de bijbehorende Omgevingsverordening richtinggevend voor ruimtelijke plannen.

Het Waterschap Vechtstromen heeft de beleidskaders van rijk en provincie nader uitgewerkt in het Waterbeheerplan 2016-2021. De belangrijkste ruimtelijk relevante thema's zijn waterveiligheid, klimaatbestendigheid omgeving en ruimte voor waterberging. Daarnaast is de Keur van Waterschap Vechtstromen een belangrijk regelstellend instrument waarmee in ruimtelijke plannen rekening moet worden gehouden. Op gemeentelijk niveau zijn het in overleg met Waterschap Vechtstromen opgestelde gemeentelijk Waterplan en het gemeentelijk Rioleringsplan van belang bij het afwegen van waterbelangen in ruimtelijke plannen.

Watersysteem

In het waterbeheer van de 21e eeuw worden duurzame, veerkrachtige watersystemen nagestreefd. Dit betekent concreet dat droge perioden worden doorstaan zonder droogteschade, vissterfte en stank, en dat in natte perioden geen overlast optreedt door hoge grondwaterstanden of inundaties vanuit oppervlaktewateren. Problemen worden niet afgewenteld op andere gebieden of latere generaties. Het principe "eerst vasthouden, dan bergen, dan pas afvoeren" is hierbij leidend. Rijk, provincies en gemeenten hebben in het Nationaal Bestuursakkoord Water doelen vastgelegd voor het op orde brengen van het watersysteem.

Afvalwaterketen

Het zoveel mogelijk scheiden van vuil en schoon water is belangrijk voor het bereiken van een goede waterkwaliteit. Door te voorkomen dat grote hoeveelheden relatief schoon hemelwater door rioolstelsels worden afgevoerd, neemt het aantal overstorten van verontreinigd rioolwater op oppervlaktewater af en neemt de doelmatigheid van de rioolwaterzuivering toe. Hierdoor verbetert zowel de kwaliteit van oppervlaktewateren waarop overstorten plaatsvinden als de kwaliteit van het effluent ontvangende oppervlaktewater.

Indien het schone hemelwater door middel van infiltratie in het gebied wordt vastgehouden alvorens het wordt afgevoerd naar oppervlaktewater, draagt dit bovendien bij aan de duurzaamheid van het watersysteem. Vandaar dat het principe "eerst schoonhouden, dan scheiden, dan pas zuiveren" een belangrijk uitgangspunt is bij nieuwe stedelijke ontwikkelingen. Als het hemelwater niet wordt aangekoppeld of wordt afgekoppeld van het bestaande rioolstelsel is oppervlakkige afvoer en infiltreren in de bodem uitgangspunt. Als infiltratie in de bodem niet mogelijk is, is lozing op het oppervlaktewater via een bodempassage gewenst.

Wateraspecten plangebied

Waterhuishouding

Het plan loopt geen verhoogd risico op wateroverlast als gevolg van overstromingen. Het plan heeft geen schadelijke gevolgen voor de waterkwaliteit en ecologie. In het verleden is er in of rondom het plangebied geen wateroverlast of grondwateroverlast geconstateerd. De toename van het verharde oppervlak is minder dan 1.500 m2, namelijk 94,7 m² voor de nieuwe schuur, circa 200m² nieuwe verharding. Voor de locatie aan de Timmusweg 11 geldt dat het hier gaat om het legaliseren van bestaande gebouwen. Deze bijgebouwen zijn aanwezig binnen het plangebied. Desalniettemin als de 110,3 m² aan bijgebouwen meenenem in de berekening, blijft de toename in verharding onder de grens van 1.500 m². De (straat)verharding de aanwezig is op de Timmusweg 11, is niet meegenomen, aangezien deze verharding ook mogelijk is zonder bijgebouwen.

Het plangebied bevindt zich niet binnen een beschermingszone of herinrichtingszone langs een waterloop, primair watergebied, invloedszone zuiveringstechnisch werk of een retentiecompensatiegebied.

Voorkeursbeleid hemelwaterafvoer

Het hemelwater wordt afgevoerd naar een hemelwaterriool van een verbeterd gescheiden stelsel of het wordt geïnfiltreerd in de bodem.

Aanleghoogte van de bebouwing

Voor de aanleghoogte van de gebouwen (onderkant vloer begane grond) wordt een ontwateringsdiepte geadviseerd van minimaal 80 centimeter ten opzichte van de gemiddelde hoogste grondwaterstand(GHG). Bij een afwijkende maatvoering is de kans op structurele grondwateroverlast groot. Bij het bouwen zonder kruipruimte kan worden volstaan met een geringere ontwateringsdiepte. Kelders dienen waterdicht te zijn.
Om wateroverlast en schade in woningen en bedrijven te voorkomen wordt geadviseerd om een drempelhoogte van 30 centimeter boven het straatpeil te hanteren. Ook voor lager, beneden het maaiveld, gelegen ruimtes (kelders, parkeergarages) moet aandacht worden besteed aan het voorkomen van wateroverlast. In het plan wordt ernaar gestreefd het voorkeursbeleid van het waterschap op te volgen.

Watertoets
In het kader van het voorliggend bestemmingsplan is een digitale watertoets doorlopen. De watertoets is opgenomen in bijlage 4. Aangegeven wordt dat de procedure in het kader van de watertoets goed is doorlopen. Het waterschap Vechtstromen geeft een positief wateradvies.

4.4 Verkeer En Parkeren

4.4.1 Verkeer

De ontsluiting van de percelen is via de Timmusweg. De Timmusweg is een doodlopende weg dat gebruikt wordt voor bestemmingsverkeer. De modeltuin was voorheen toegankelijk voor bezoekers. Met de beoogde ontwikkelingen valt dit weg. De verkeersgeneratie in het gebied zal met de ontwikkeling afnemen.

4.4.2 Parkeren

Parkeren zal net als in de huidige situatie op eigen terrein plaatsvinden aan Timmusweg 11. Met de bestemmingswijziging naar wonen neemt de parkeerbehoefte af, omdat er met de beoogde ontwikkeling geen extra woning mogelijk wordt gemaakt. Tevens neemt de parkeerbehoefte af doordat de tuin niet meer toegankelijk is voor bezoekers.

Regels met betrekking tot parkeren zijn vastgelegd in het 'Facetbestemmingsplan ParkerenDinkelland' van de gemeente Dinkelland. Er wordt op eigen terrein in voldoende mate voorzien in parkeergelegenheid.

4.5 Milieuzonering

4.5.1 Normstelling en beleid

Onder andere vanuit milieuhygiënisch oogpunt vergt een woonbestemming een goede afstemming met andere, in de omgeving aanwezige (milieubelastende) functies. Voor het bepalen in hoeverre de nieuwe woonbestemming vanuit milieuhygiënisch oogpunt toelaatbaar is, is in het kader van dit bestemmingsplan gebruik gemaakt van de VNG-uitgave 'Bedrijven en milieuzonering' (2009).

4.5.2 Toetsing en uitgangspunten voor het bestemmingsplan

In de omgeving van het plangebied is een agrarisch bedrijf en een hotel gevestigd. Op basis van de VNG - uitgave geldt voor Akker-en/of tuinbouw in combinatie met het fokken en houden van dieren (niet intensief) een grootste richtafstand van 100 meter. Voor een Hotel geldt een grootste richtafstand van 10 meter.

De nieuwe woonbestemming ligt op circa 90 meter ten opzichte van het agrarische bedrijf. Daarmee ligt het perceel in de invloedssfeer van het bedrijf. Met dit bestemmingsplan wordt een nieuwe schuur mogelijk gemaakt. Een schuur wordt niet gezien als een gevoelig object en hoeft niet getoetst te worden. De bestaande woning op Timmusweg 11 blijft op dezelfde locatie gehandhaafd en ligt op 140 meter ten opzichten van het bedrijf en valt daarmee ruimt buiten de invloedssfeer. Daarnaast wordt het agrarische bedrijf door bestaande woningen in de omgeving, die dichterop het bedrijf zijn gesitueerd niet verder in zijn uitbreidingsmogelijkheden beperkt.

Het Hotel ligt op ruim 140 meter ten opzicht van de huidige woonbestemming (Timmusweg 11) de nieuwe woonbestemming ligt op circa 180 meter. Daarmee ligt het plangebied niet binnen de invloedssfeer van het hotel.

Vanuit milieuzonering bestaat geen belemmering voor dit bestemmingplan.

4.6 Bodem

4.6.1 Normstelling en beleid

Met het oog op een goede ruimtelijke ordening moet in geval van ruimtelijke ontwikkelingen worden aangetoond dat de bodem geschikt is voor het beoogde functiegebruik. Ter plaatse van locaties die verdacht worden van bodemverontreiniging moet verkennend bodemonderzoek worden uitgevoerd.

4.6.2 Toetsing en uitgangspunten voor het bestemmingsplan

Voor het plangebied is een verkennend bodemonderzoek (bijlage 5) uitgevoerd. In dit onderzoek is het perceel 2164 onderzocht omdat hier de bestaande bestemming wordt gewijzigd in een woonbestemming.

Het bestaande woonperceel (Timmusweg 11) is al voorzien van een woonbestemming. Op dit perceel wordt 110,3 m² aan bestaande bebouwing gelegaliseerd. In deze gebouwen zijn geen verblijfsruimte aanwezig. Ook worden hier geen nieuwe gevoelige functies mogelijk gemaakt. Voor dit deel van het plangebied is dan ook geen bodemonderzoek noodzakelijk.

Uit het uitgevoerde verkennend bodemonderzoek (bijlage 5) blijkt dat een nader bodemonderzoek voor deze locatie niet noodzakelijk geacht. De onderzoekslocatie wordt vanuit milieuhygiënisch oogpunt voor dit onderdeel geschikt geacht voor het beoogde gebruik.

4.7 Geluid

4.7.1 Normstelling en beleid

Op grond van de Wet geluidhinder (Wgh) is rond inrichtingen die 'in belangrijke mate geluidhinder veroorzaken', wegen met een maximumsnelheid hoger dan 30 km/uur en spoorwegen een geluidzone van kracht.
Bij ontwikkeling van nieuwe geluidsgevoelige objecten binnen deze geluidzones moet akoestisch onderzoek worden uitgevoerd om aan te tonen dat de ontwikkeling voldoet aan de in de wet bepaalde voorkeursgrenswaarde. Wanneer niet aan deze grenswaarde kan worden voldaan, kan het bevoegd gezag, in de meeste gevallen de gemeente, hogere grenswaarden vaststellen. Hiervoor geldt een bepaald maximum, de uiterste grenswaarde genoemd.

4.7.2 Toetsing en uitgangspunten voor het bestemmingsplan

Op grond van het voorliggende bestemmingsplan wordt geen nieuwe geluidgevoelige bestemming mogelijk gemaakt. Binnen het plangebied, wordt een nieuwe schuur binnen een woonbestemming mogelijk gemaakt en wordt er 110,3 m² aan bestaande bebouwing gelegaliseerd. De nieuwe schuur en de te legaliseren bijgebouwen zijn in het kader van de wet geluidhinder geen gevoelig object.

De Timmusweg is een 30 km/uur weg en daarmee in het kader van de Wet geluidhinder niet onderzoeksplichtig. In het kader van een goed woon- en leefklimaat moet wel worden onderbouwd dat er is sprake van een goed woon- en leefmilieu.

De Timmusweg is uitsluitend bestemd voor bestemmingsverkeer en ter hoogte van het plangebied loopt deze weg dood. Het is dus aannemelijk dat er geen 30 km/uur wordt gereden en dat de verkeersintensiteit minimaal is. Daarnaast worden er met dit bestemmingsplan geen nieuwe woningen of geluidgevoelig object mogelijk gemaakt en de bestaande woning op Timmusweg 11 blijft op dezelfde locatie gehandhaafd. Er is sprake van een goed woon- en leefmilieu.

afbeelding "i_NL.IMRO.1774.OOTBPTIMMUSWEG-VG01_0011.png"

Figuur 4.1: Geluidsbelasting plangebied (Bron: Atlasleefomgeving)

4.8 Luchtkwaliteit

4.8.1 Normstelling en beleid

In de Wet milieubeheer zijn de grenswaarden op het gebied van de luchtkwaliteit vastgelegd. Daarbij zijn in de ruimtelijke ordeningspraktijk met name de grenswaarden voor stikstofdioxide (NO2) en fijnstof (PM10) van belang. Projecten die slechts in zeer beperkte mate bijdragen aan luchtverontreiniging zijn op grond van het Besluit 'niet in betekenende mate' (NIBM) vrijgesteld van toetsing aan de grenswaarden.

De Wet milieubeheer voorziet onder meer in een gebiedsgerichte aanpak van de luchtkwaliteit via het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL). De programma-aanpak zorgt voor een flexibele koppeling tussen ruimtelijke activiteiten en milieugevolgen. Luchtkwaliteitseisen vormen onder de Wet milieubeheer geen belemmering voor ruimtelijke ontwikkelingen als:

  • er geen sprake is van een feitelijke of dreigende overschrijding van een grenswaarde of;
  • een project, al dan niet per saldo, niet tot een verslechtering van de luchtkwaliteit leidt of;
  • een project 'niet in betekenende mate' bijdraagt aan de luchtverontreiniging.

4.8.2 Toetsing en uitgangspunten voor het bestemmingsplan

Het initiatief draagt niet in betekende mate bij aan de verslechtering van de luchtkwaliteit door de sloop en bouw van een schuur. Luchtkwaliteit vormt daardoor geen beletsel voor de realisatie van het initiatief. Ook een goed woon- en leefklimaat wat betreft de luchtkwaliteit wordt gewaarborgd.

4.9 Externe Veiligheid

4.9.1 Normstelling en beleid

Externe veiligheid gaat over het beheersen van de risico's die ontstaan voor de omgeving bij het gebruik, de opslag en het vervoer van gevaarlijke stoffen, zoals vuurwerk, LPG en munitie. Sinds een aantal jaren is er wetgeving over 'externe veiligheid' om de burger niet onnodig aan te hoge risico's bloot te stellen. De normen voor externe veiligheid zijn vastgelegd in diverse wet- en regelgeving.

Het externe veiligheidsbeleid heeft vorm gekregen in de risicobenadering. Er wordt getoetst aan twee verschillende normen: het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR). Ten aanzien van het plaatsgebonden risico geldt een kans van 10-6 als grenswaarde. Dit betekent dat binnen de zogenaamde PR 10-6 -contour geen nieuwe kwetsbare objecten mogen worden toegestaan. Voor ontwikkeling van nieuwe beperkt kwetsbare objecten, geldt deze norm als streefwaarde. Het onderscheid tussen kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten is vastgelegd in het Besluit externe veiligheid inrichtingen.

4.9.2 Toetsing en uitgangspunten voor het bestemmingsplan

Het plangebied en de omgeving zijn geïnventariseerd op de aanwezigheid van de mogelijke risicobronnen.

In en rond het plangebied zijn geen inrichtingen gelegen, die zijn opgenomen in de lijst met risicovolle inrichtingen en die van invloed kunnen zijn op het plangebied.

Zoals weergeven in figuur 4.2 ligt op een afstand van 245 meter ten noorden en oosten van het plangebied een aardgasleiding van de Gasunie. De leiding die de Alleeweg in de kern volgt heeft een doorsnede van 4,5 inch, met een druk van 40 bar. Er dient een afstand gehanteerd te worden van ten minste 5 meter.

Met de beoogde ontwikkeling wordt geen nieuwe woning mogelijk gemaakt. Het aantal personen neemt als gevolg van deze ontwikkeling niet toe. Bovendien ligt het plangebied op ruime afstand (245 meter) van de aardgasleiding. Voor de beoogde ontwikkeling vormt het aspect externe veiligheid geen belemmering.

afbeelding "i_NL.IMRO.1774.OOTBPTIMMUSWEG-VG01_0012.png"

Figuur 4.2: Ligging aardgasleiding ten opzichte van plangebied

4.10 Kabels En Leidingen

4.10.1 Normstelling en beleid

Bij de uitvoering van ruimtelijke ontwikkelingen moet rekening worden gehouden met de aanwezigheid van elektriciteit- en communicatiekabels en nutsleidingen in de grond. Hier gelden beperkingen voor ingrepen in de bodem. Daarnaast zijn zones, bijvoorbeeld rondom hoogspanningsverbindingen, straalpaden en radarsystemen van belang. Deze vragen vaak om het beperken van gevoelige functies of van de hoogte van bouwwerken. Voor ruimtelijke plannen zijn alleen de hoofdleidingen van belang. De kleinere, lokale leidingen worden bij de uitvoering door middel van een Klic-melding in kaart gebracht.

4.10.2 Toetsing en uitgangspunten voor het bestemmingsplan

Er lopen geen kabels en leidingen door en nabij het plangebied.

Hoofdstuk 5 Juridische Planopzet

5.1 Inleiding

Het bestemmingsplan voldoet aan alle vereisten die zijn opgenomen in de Wet ruimtelijke ordening (Wro) en het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). Inherent hieraan is de toepassing van de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (SVBP) 2012. De regels van dit bestemmingsplan zijn opgesteld conform deze standaarden, met inachtneming van de aanpassingen die voortvloeien uit de Wet Algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo).

Het bestemmingsplan regelt de gebruiks- en bebouwingsbepalingen van de gronden in het plangebied. De juridische regeling is vervat in een verbeelding en bijbehorende regels. Op de verbeelding zijn de verschillende bestemmingen vastgelegd, in de regels (per bestemming) de bouw- en gebruiksmogelijkheden.

Het Bro bepaalt dat een bestemmingsplan vergezeld gaat van een toelichting. Deze toelichting heeft echter geen juridische status, maar is wel belangrijk als het gaat om de onderbouwing van hetgeen in het bestemmingsplan is geregeld en om de uitleg daarvan.

RO standaarden 2012

In de Wet ruimtelijke ordening (Wro) en het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is vastgelegd dat planologische visies, plannen, besluiten, verordeningen en algemene maatregelen van bestuur digitaal vervaardigd en op elektronische wijze beschikbaar gesteld moeten worden. Om dit mogelijk te maken zijn de RO standaarden ontwikkeld. De SVBP 2012 (Standaard Vergelijkbare BestemmingsPlannen) bevatten de normen die van toepassing zijn op de vormgeving en inrichting van onder andere het bestemmingsplan, met het doel om deze op vergelijkbare wijze op te bouwen en weer te geven.

Deze uniforme opbouw maakt het eenvoudig bestemmingsplannen te tonen en te raadplegen, wat gebeurt via de landelijke website www.ruimtelijkeplannen.nl. Deze site toont een overzichtskaart met alle bestemmingsplannen. Door een bestemmingsplan te selecteren kunnen vervolgens ook de bijbehorende regels en de toelichting worden geraadpleegd. Bestemmingsplannen worden hiertoe gecodeerd op basis van IMRO 2012 om digitale publicatie mogelijk te maken.

Aan deze digitale wijze van publicatie is gekoppeld dat de digitaal gepubliceerde versie van het bestemmingsplan de juridisch bindende versie is.

Planvorm

Dit bestemmingsplan bestaat uit een verbeelding, planregels en een toelichting. De verbeelding en de planregels vormen tezamen het juridisch bindende gedeelte van het bestemmingsplan. Beide planonderdelen dienen in onderlinge samenhang te worden bezien en toegepast. Op de verbeelding zijn de bestemmingen aangegeven. Aan de afzonderlijke bestemmingen zijn gebruiks- en bouwmogelijkheden toegekend in de planregels.

De toelichting heeft geen juridische betekenis, maar vormt niettemin een belangrijk onderdeel van het plan. De toelichting van dit bestemmingsplan geeft een weergave van de beweegredenen, de onderzoeksresultaten en de beleidsuitgangspunten die aan het bestemmingsplan ten grondslag liggen. Tot slot is de toelichting van wezenlijk belang voor een juiste interpretatie en toepassing van het bestemmingsplan.

Voor dit bestemmingsplan is gekozen voor een directe planvorm. Het gehele plan kent een directe wijze van bestemmen. Dit wil zeggen dat een aanvraag omgevingsvergunning direct aan het bestemmingsplan getoetst kan worden en indien de aanvraag passend is een omgevingsvergunning afgegeven kan worden. Hiervoor zijn geen wijzigings- of uitwerkingsprocedures nodig. In de bestemmingsregels zijn kaders gesteld ten aanzien van de gebruiks- en bouwmogelijkheden.

5.2 Opzet

De planregels zijn als volgt opgebouwd:

  • In hoofdstuk 1 komen de 'Inleidende regels' aan bod. Het betreft hier de 'Begrippen' en de 'Wijze van meten';
  • In hoofdstuk 2 'Bestemmingsregels', zijn de regels behorende bij de verschillende bestemmingen opgenomen. Per hoofdfunctie is een bestemmingsregeling opgenomen, bestaande uit:
    1. 1. bestemmingsomschrijving: een beschrijving waarvoor de gebouwen en gronden gebruikt mogen worden;
    2. 2. bouwregels: een beschrijving van de toelaatbare bouwwerken;

en indien van toepassing:

    1. 1. nadere eisen: nadere eisen die gesteld worden;
    2. 2. afwijken van de bouwregels: bevoegdheid van burgemeester en wethouders;
    3. 3. specifieke gebruiksregels: verbod op bepaald gebruik van gronden;
    4. 4. afwijken van de gebruiksregels: bevoegdheid van burgemeester en wethouders;
    5. 5. omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden;
    6. 6. omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk;
    7. 7. wijzigingsbevoegdheden: mogelijkheden om het bestemmingsplan te wijzigen;
  • Hoofdstuk 3 'Algemene regels', bevat verschillende algemene bepalingen die van toepassing zijn op elke bestemming uit hoofdstuk 2;
  • Tot slot zijn de 'Overgangs- en slotregels' opgenomen in hoofdstuk 4.

5.3 Toelichting Op De Bestemmingen

5.3.1 Enkelbestemmingen

Wonen

Voor de Timmusweg 11 en het perceel van de voormalige Alpentuin en het daarachter gelegen perceel is de bestemming 'Wonen' opgenomen. De bestaande woning is door middel van een bouwvlak, voorzien van de maximale maatvoering, op de huidige locatie weergegeven. In de planregels is vastgelegd dat er ten hoogste 1 woning mag worden gerealiseerd.

De voormalige Alpentuin en het daarachter gelegen perceel zijn ook voorzien van een woonbestemming met bouwvlak. Daarnaast is voor deze percelen de aanduiding 'bijgebouwen' opgenomen. In de planregels is vastgelegd dat ter plaatste van de aanduiding 'bijgebouwen' geen hoofdgebouw is toegestaan en dat bijbehorende bouwwerken binnen het bouwvlak gerealiseerd moeten worden. De bijbehorende bouwwerken mogen ter plaatste van de aanduiding 'Bijgebouwen' een maximale goothoogte van 3,5 meter en een maximale bouwhoogte van 6 meter.

Door middel van de figuur 'relatie' is aangegeven dat deze gronden deel uit maken van de gronden die behoren bij de betreffende woning aan de Timmusweg 11. In de bouwregels is de gezamenlijke oppervlakte door middel van een aanduiding gemaximaliseerd op 356,3 m2 en 94,7 m2 .

De inrichting van het plangebied dient te voldoen aan het inrichtingsplan. Hiervoor is een voorwaardelijke verplichting in de planregels opgenomen. Hiermee kan worden voldaan aan de eisen van de schuur-voor-schuur-regeling (zie paragraaf 3.3.2)

Binnen deze bestemming worden kleinschalige beroepen- en bedrijven aan huis toegestaan. Ook is het toegestaan om bij deze bestemming behorende voorzieningen te plaatsen, zoals tuinen, in- en uitritten, (erf)ontsluitingen, parkeervoorzieningen en water.

5.3.2 Algemene regels

Anti-dubbeltelregel (artikel 4)

De anti-dubbeltelbepaling wordt opgenomen om te voorkomen dat, wanneer volgens een bestemmingsplan bepaalde bouwwerken niet meer dan een bepaald deel van een bouwperceel mogen beslaan, het opengebleven terrein niet nog eens meetelt bij het toestaan van een ander gebouw of bouwwerk, waaraan een soortgelijke eis wordt gesteld. De formulering van de anti-dubbeltelregel wordt bindend voorgeschreven in artikel 3.2.4 van het Besluit ruimtelijke ordening.

Algemene bouwregels (artikel 5)

Toegelaten bouwwerken met afwijkende maten

Met deze regeling wordt voorkomen dat bestaande situaties die afwijken van de maatvoering ingevolge hoofdstuk 2 van de regels – onbedoeld – geheel of gedeeltelijk onder het overgangsrecht van het bestemmingsplan vallen.

Overschrijding van bouwgrenzen

Dit is een regeling voor beperkte en ondergeschikte overschrijding van de grenzen van bouwvlakken. Deze bouwvlakken zijn op de kaart aangeduid met een dikke lijn. De overschrijding van de bouwgrenzen dient wel beperkt te zijn.

Parkeergelegenheid

Dit is een regeling ten aanzien van aan te houden parkeernormen en de regels uit het 'Facetbestemmingsplan Parkeren' van de gemeente Dinkelland.

Algemene gebruiksregels (artikel 6)

In dit artikel is bepaald welk gebruik in ieder geval als strijdig wordt gezien.

Overige regels (artikel 7)

In een aantal gevallen wordt in dit plan verwezen naar een (andere) wettelijke regeling, begrip en/of functie uit die andere regeling. De van toepassing verklaarde wettelijke regeling geldt zoals deze luidt op het moment van de vaststelling van onderhavig plan. Wijziging van de wettelijke regeling na de vaststelling zou anders een wijziging van onderhavig plan met zich mee kunnen brengen, zonder dat hiertoe is besloten door de gemeenteraad.

5.3.3 Overgangs- en slotregels

Overgangsrecht (artikel 8)

Overgangsrecht bouwwerken

Het overgangsrecht ten aanzien van bouwen is geregeld in dit artikel. Uitbreiding van de bebouwing die onder het overgangsrecht valt is slechts mogelijk met afwijking van het bevoegd gezag.

Overgangsrecht gebruik

Dit artikel betreft de overgangsbepaling met betrekking tot gebruik van onbebouwde gronden en bouwwerken voor zover dat gebruik afwijkt van het bestemmingsplan op het moment dat dit rechtskracht verkrijgt.

Slotregel (artikel 9)

Dit artikel geeft aan onder welke naam dit plan kan worden aangehaald.

Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid

Wettelijk bestaat de verplichting om inzicht te geven in de uitvoerbaarheid van een bestemmingsplan. Hierbij wordt onderscheid gemaakt in de maatschappelijke en de economische uitvoerbaarheid. Daarnaast wordt in dit hoofdstuk ingegaan op grondexploitatie.

6.1 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid

In dit hoofdstuk wordt de maatschappelijke uitvoerbaarheid beschreven. De maatschappelijke uitvoerbaarheid heeft als doel om aan te tonen dat het bestemmingsplan maatschappelijk draagvlak heeft.

Zienswijze

Het ontwerpbestemmingsplan heeft met ingang van 19 januari 2021 voor een periode van zes weken ter inzage gelegen. Binnen deze periode kon een ieder zijn of haar zienswijze ten aanzien van dit bestemmingsplan kenbaar maken. Tijdens de termijn van de terinzagelegging zijn twee zienswijzen binnengekomen. De zienswijzen hebben geleid tot een aanpassing van het bestemmingsplan. De wijzigingen zijn opgenomen in de zienswijze nota (bijlage 6) van de gemeente Dinkelland.

6.2 Economische Uitvoerbaarheid

Ten behoeve van de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan is het van belang te weten of het bestemmingsplan economisch uitvoerbaar is. De economische uitvoerbaarheid wordt enerzijds bepaald door de exploitatie van het plan (financiële haalbaarheid) en anderzijds door de manier van kostenverhaal van de gemeente (grondexploitatie).

Financiële haalbaarheid

De ontwikkeling is een particulier initiatief. De kosten voor de uitvoering van het plan worden gedragen door de aanvrager. Deze beschikt over voldoende financiële middelen om het voornemen te bekostigen. Hiermee is aan de financiële haalbaarheid van dit bestemmingsplan aangetoond.

Grondexploitatie

Doel van de grondexploitatieregeling is het bieden van meerdere mogelijkheden voor het kostenverhaal door de gemeente. De gemeente heeft hierdoor meer sturingsmogelijkheden. Daarnaast kan de gemeente eisen en regels stellen voor de desbetreffende gronden.

In dit bestemmingsplan wordt een bouwplan in de zin van artikel 6.2.1 Bro mogelijk gemaakt. In dergelijke gevallen is de grondexploitatie regeling van toepassing, tenzij het verhaal van de kosten van grondexploitatie anderszins verzekerd zijn. Hiervoor is tussen de gemeente en de initiatiefnemers een (anterieure) overeenkomst gesloten. Hier zijn onder andere het verhalen van eventuele planschade- en het verhalen van de kosten met betrekking tot het opstellen van het bestemmingsplan in geregeld. Hiermee is het voor het plan relevante kostenverhaal anderszins verzekerd.

Bijlage 1 Inrichtingstekening

Bijlage 1 Inrichtingstekening

Bijlage 1 Inrichtingsplan

Bijlage 1 Inrichtingsplan

Bijlage 2 Brief Gemeente 14-05-2020

Bijlage 2 Brief gemeente 14-05-2020

Bijlage 3 Quickscan Ecologie

Bijlage 3 Quickscan ecologie

Bijlage 4 Watertoets

Bijlage 4 Watertoets

Bijlage 5 Bodemonderzoek

Bijlage 5 Bodemonderzoek

Bijlage 6 Reactienota Zienswijzen

Bijlage 6 Reactienota Zienswijzen