KadastraleKaart.com

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
Artikel 2 Wijze Van Meten
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Bos
Artikel 4 Recreatie - Verblijfsrecreatie 1
Artikel 5 Wonen
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 6 Antidubbeltelregel
Artikel 7 Algemene Bouwregels
Artikel 8 Algemene Gebruiksregels
Artikel 9 Algemene Afwijkingsregels
Artikel 10 Overige Regels
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 11 Overgangsrecht
Artikel 12 Slotregel
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Algemeen
1.2 Camping De Haer
1.3 Ligging Van Het Plangebied
1.4 Vigerend Bestemmingsplan
Hoofdstuk 2 Planuitgangspunten
2.1 Huidige En Gewenste Situatie
2.2 Programma Van Eisen
2.3 Landschappelijke Ligging
2.4 Herinrichting En Uitbreiding Camping
2.5 Uitbreidingslocatie
2.6 Landschapsplan Camping De Haer
2.7 Parkeren
Hoofdstuk 3 Beleidskader
3.1 Rijksbeleid
3.2 Provinciaal Beleid
3.3 Gemeentelijk Beleid
Hoofdstuk 4 Omgevingsaspecten
4.1 Ecologie
4.2 Agrarische Bedrijven In De Omgeving
4.3 Milieuzonering
4.4 Archeologie
4.5 Water
4.6 Bodem
4.7 Geluid
4.8 Externe Veiligheid
4.9 Luchtkwaliteit
Hoofdstuk 5 Planbeschrijving
5.1 Toelichting Op Het Juridische Systeem
5.2 Toelichting Op De Regels Per Bestemming
Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid
6.1 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid
6.2 Economische Uitvoerbaarheid
6.3 Handhaving
Bijlage 1 Beplantingsplan
Bijlage 1 Landschapsplan Uitbreiding Camping De Haer
Bijlage 2 Beplantingsplan
Bijlage 3 Bedrijfsnatuurplan
Bijlage 4 Beoordeling Q-team Dinkelland-tubbergen - Landelijk Gebied
Bijlage 5 Waterparagraaf Met Watertoets
Bijlage 6 Quickscan Flora En Fauna
Bijlage 7 Memo Stikstofberekening Incl. Projectberekeningen
Bijlage 8 Geluidsonderzoek 20 Juli 2022

Recreatieterrein De Haer

Bestemmingsplan - Gemeente Dinkelland

Ontwerp op 04-07-2023 - in voorbereiding

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan:

het bestemmingsplan Recreatieterrein De Haer met identificatienummer NL.IMRO.1774.RECBPDEHAER-OW01 van de gemeente Dinkelland;

1.2 bestemmingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlage;

1.3 aan-huis-verbonden beroep:

een beroep of het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerptechnisch, of hiermee gelijk te stellen gebied, uitgezonderd prostitutie, dat in of bij een woonhuis wordt uitgeoefend door de gebruiker, waarbij het woonhuis in overwegende mate de woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is;

1.4 aanduiding:

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.5 aanduidingsgrens:

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

1.6 ander bouwwerk:

een bouwwerk, geen gebouw, geen bijbehorend bouwwerk en geen overkapping zijnde;

1.7 bebouwing:

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;

1.8 bed and breakfast:

het bieden van de, ten opzichte van het hoofdgebruik ondergeschikte, mogelijkheid tot recreatief nachtverblijf en ontbijt aan personen die hun hoofdverblijf elders hebben;

1.9 bedrijfsvloeroppervlakte:

de totale oppervlakte van de voor bedrijfsuitoefening benodigde bedrijfsruimte, inclusief de verkoopvloeroppervlakte, opslag- en administratieruimten en dergelijke;

1.10 bedrijfswoning:

een woning in of bij een gebouw of op een terrein, kennelijk slechts bedoeld voor (het huishouden van) een persoon en familieleden tot de 2e graads, wiens huisvesting daar, gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein, noodzakelijk is;

1.11 bestaande situatie (bebouwing en gebruik):

ten aanzien van de aanwezige bouwwerken en de werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden, en het overige gebruik:

bestaand ten tijde van het inwerkingtreden van het bestemmingsplan;

1.12 bestemmingsgrens:

de grens van een bestemmingsvlak;

1.13 bestemmingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

1.14 bijbehorend bouwwerk:

een functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd op de grond staand gebouw of ander bouwwerk met een dak;

1.15 bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk;

1.16 bouwgrens:

de grens van een bouwvlak;

1.17 bouwlaag:

een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw en zolder, met dien verstande dat de hoogte van een bouwlaag niet meer mag bedragen dan 4 m;

1.18 bouwperceel:

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

1.19 bouwperceelgrens:

een grens van een bouwperceel;

1.20 bouwvlak:

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;

1.21 bouwwerk:

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;

1.22 dak:

iedere bovenbeëindiging van een gebouw;

1.23 detailhandel:

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;

1.24 erotisch getinte vermaaksfunctie:

een vermaaksfunctie, welke is gericht op het doen plaats vinden van voorstellingen en/of vertoningen van porno-erotische aard, waaronder begrepen een seksbioscoop, een seksclub en een seksautomatenhal;

1.25 evenement:

elke voor publiek buiten de daartoe ingerichte inrichtingen toegankelijke festiviteit, grootschalige sportwedstrijd, auto- of motorcrosswedstrijd, optocht, georganiseerd vuurwerk en alle overige tot vermaak en recreatie bedoelde activiteiten, met uitzondering van markten als bedoeld in de Gemeentewet, kansspelen als bedoeld in de Wet op de kansspelen en betogingen, samenkomsten en vergaderingen als bedoeld in de Wet openbare manifestaties, voorzover de activiteiten een aaneengesloten periode van ten hoogste 14 dagen omvatten;

1.26 extensief dagrecreatief medegebruik:

een extensief dagrecreatief medegebruik van gronden dat ondergeschikt is aan de functie van de bestemming waarbinnen dit recreatieve gebruik is toegestaan, zoals wandelen, fietsen, paardrijden, kanoën, vissen, picknicken, of een naar de aard daarmee gelijk te stellen medegebruik;

1.27 gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.28 gebruiksmogelijkheden:

de mogelijkheden om gronden en bouwwerken overeenkomstig de daaraan toegekende bestemming te gebruiken;

1.29 groepsaccommodatie:

een groepsverblijf met meer dan acht slaapplaatsen, niet zijnde mobiele kampeeronderkomens of stacaravans, in hoofdzaak bestemd voor en gebezigd door groepen als kort verblijf;

1.30 hoofdgebouw:

een of meer panden, of een gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer panden of bouwwerken op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is;

1.31 hoofdverblijf:

het adres/de plaats die fungeert als het centrum van de sociale en maatschappelijke activiteiten van betrokkene, waarbij betrokkene moet zijn ingeschreven in de Gemeente Basisadministratie Persoonsgegevens op dat adres en/of betrokkene het adres heeft opgegeven bij de Belastingdienst als hoofdadres en/of uit de feitelijke omstandigheden blijkt dat het adres als hoofdverblijf moet worden aangemerkt;

1.32 horecabedrijf:

een bedrijf waar bedrijfsmatig dranken en/of etenswaren voor gebruik ter plaatse worden verstrekt en/of waarin bedrijfsmatig logies wordt verstrekt, één en ander al dan niet in combinatie met een vermaaksfunctie, met uitzondering van een erotisch getinte vermaaksfunctie. De horecabedrijven zijn in drie categorieën te onderscheiden:

  1. a. horecacategorie 1: een complementair horecabedrijf dat is gericht op het hoofdzakelijk overdag bereiden en verstrekken van (niet of licht alcoholhoudende) dranken en eenvoudige etenswaren aan bezoekers van andere functies, met name functies als centrumvoorzieningen en dagrecreatie, zoals een automatiek, broodjeszaak, cafetaria, croissanterie, koffiebar, lunchroom, ijssalon, petit restaurant, snackbar, snack-kiosk, tearoom, traiteur en/of een naar de aard en invloed op de omgeving daarmee gelijk te stellen horecabedrijf;
  2. b. horecacategorie 2: een horecabedrijf met een in het algemeen hoge bezoekersfrequentie gedurende de avond, dat voornamelijk is gericht op het bereiden en verstrekken van maaltijden en/of (alcoholische) dranken, zoals een bar (grand)café, eetcafé, restaurant, café restaurant, en/of een naar de aard en invloed op de omgeving daarmee gelijk te stellen horecabedrijf, al dan niet in combinatie met logiesvertrekken of een zalencentrum;
  3. c. horecacategorie 3: vormen van horeca-activiteiten waarbij in hoofdzaak alcoholische drank wordt verstrekt en waarvan de exploitatie een aantasting van het woon- en leefklimaat kan veroorzaken en een grote druk op de openbare orde met zich meebrengt: dancings, discotheken en nachtclubs;

1.33 huishouden:

een zelfstandig(e) dan wel samenwonend persoon of groep van personen die binnen een complex van ruimten gebruik maken van dezelfde voorzieningen zoals een keuken, sanitaire voorzieningen en de entree;

1.34 jaarstandplaats:

het terreingedeelte dat bestemd is voor het plaatsen van een kampeermiddel dat gedurende het gehele jaar aldaar aanwezig mag zijn;

1.35 kampeermiddel:

een tent, een tentwagen, een kampeerauto, een caravan of een stacaravan, dan wel enig ander daarmee vergelijkbaar voertuig of onderkomen, dat geheel of ten dele is bestemd of opgericht dan wel wordt of kan worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf;

1.36 kampeerterrein:

een terrein of plaats, geheel of gedeeltelijk ingericht om daarop gelegenheid te geven tot het plaatsen dan wel geplaatst houden van kampeermiddelen ten behoeve van recreatief dag- en nachtverblijf;

1.37 kantine:

een ruimte waarin bedrijfsuitoefening is gericht op het tegen vergoeding verstrekken van maaltijden, eenvoudige etenswaren en dranken;

1.38 kantoor:

een gebouw, dat dient voor de uitoefening van administratieve werkzaamheden;

1.39 kap:

een geheel of gedeeltelijk niet horizontale dakconstructie gevormd door ten minste twee schuin hellende dakschilden met een helling van elk ten minste 15° en ten hoogste 75°;

1.40 kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten:

het bedrijfsmatig verlenen van diensten c.q. het uitoefenen van bedrijfsmatige activiteiten, geheel of overwegend door middel van handwerk, geen detailhandel zijnde en prostitutie, waarvan de omvang van de activiteiten zodanig is, dat het woonhuis in overwegende mate de woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitwerking heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is;

1.41 kunstobject:

voortbrengsel van de beeldende kunsten in de vorm van een bouwwerk, geen gebouw zijnde;

1.42 landschappelijke waarden:

waarden in verband met de verschijningsvorm van een gebied en de aanwezigheid van waarneembare structuren en/of elementen in dat gebied;

1.43 meetverschil:

een door de feitelijke terreininrichting aanwezig verschil tussen het beloop van lijnen in het veld en een aangegeven bestemmings- of bouwgrens;

1.44 milieusituatie:

de waarde van een gebied in milieuhygiënische zin die wordt bepaald door de mate van scheiding tussen milieugevoelige en milieubelastende functies, daarbij in het bijzonder gelet op het voorkómen dan wel beperken van hinder door geur, stof, geluid, gevaar, licht en/of trilling;

1.45 natuurlijke waarden:

de aan een gebied toegekende waarden in verband met de geologische, bodemkundige en biologische elementen voorkomende in dat gebied. Onderdeel van de natuurlijke waarden vormt steeds een beoordeling van de soortbescherming op basis van de Flora- en faunawet;

1.46 normaal onderhoud:

het onderhoud, dat gelet op de bestemming regelmatig noodzakelijk is voor een goed beheer en gebruik van de gronden en gebouwen die tot de betreffende bestemming behoren;

1.47 ondergeschikte horeca:

een vorm van horeca, in de vorm van het verstrekken van dranken en kleine versnaperingen, die ondergeschikt is aan en ten dienste staat van de functie waarbij de horeca wordt uitgeoefend, niet zijnde een zalencentrum, discotheek of een daarmee gelijk te stellen horecabedrijf;

1.48 overig bouwwerk:

een bouwkundige constructie van enige omvang, geen pand zijnde, die direct en duurzaam met de aarde is verbonden;

1.49 overkapping:

elk bouwwerk, geen gebouw zijnde, dat een overdekte ruimte vormt zonder dan wel met ten hoogste één wand;

1.50 pand:

de kleinste bij de totstandkoming functioneel en bouwkundig-constructief zelfstandige eenheid die direct en duurzaam met de aarde is verbonden en betreedbaar en afsluitbaar en afsluitbaar is;

1.51 peil:

  1. a. voor overige bebouwing in geaccidenteerd terrein: de bestaande gemiddelde bouwhoogte van het terrein op het punt waar deze direct grenst aan de gevel welke is gericht naar het openbare gebied waarop het bouwperceel ontsloten wordt;
  2. b. voor gebouwen op een perceel in niet geaccidenteerd terrein, waarvan de hoofdtoegang aan een weg grenst, mits het gebouw op een afstand van niet meer dan 20 m van die weg is gelegen: 35 cm boven de kruin van die weg ter plaatse van de hoofdtoegang;
  3. c. in andere gevallen bij gebouwen op een perceel in niet geaccidenteerd terrein: de gemiddelde bouwhoogte van het terrein op het punt waar dit direct grenst aan de gevel die is gericht naar het openbare gebied waarop het bouwperceel ontsloten wordt;
  4. d. voor overige andere bouwwerken: de gemiddelde bouwhoogte van het aansluitende terrein;

1.52 permanente bewoning:

het (al dan niet tijdelijk) gebruiken van een voor recreatie bestemd verblijf als hoofdverblijf;

1.53 productiegebonden detailhandel:

detailhandel in goederen die ter plaatse worden vervaardigd, geteeld, gerepareerd en/of toegepast in het productieproces, waarbij de detailhandelsfunctie ondergeschikt is aan de productiefunctie en waarvoor geen winkelruimtes worden ingericht;

1.54 prostitutie:

het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding;

1.55 prostitutiebedrijf:

een gebouw, voer- of vaartuig, dan wel enig gedeelte daarvan, geheel of gedeeltelijk bestemd, dan wel in gebruik voor het daar uitoefenen van prostitutie;

1.56 recreatief verblijf:

verblijf dat plaatsvindt in het kader van de weekend- en/of verblijfsrecreatie;

1.57 recreatiewoning en/of hotellodge:

een gebouw dat naar de aard en de inrichting is bedoeld voor recreatief verblijf en waarvan de gebruikers hun hoofdverblijf elders hebben;

1.58 stacaravan:

een zelfstandig verplaatsbaar bouwwerk, bestaande uit een lichte constructie en uit lichte materialen met wielas, dat naar de aard en de inrichting is bedoeld voor recreatief dag- en/of nachtverblijf, die gedurende meerdere jaren op een kampeerterrein op dezelfde plaats blijft staan en als kampeermiddel valt aan te merken;

1.59 straat- en bebouwingsbeeld:

de waarde van een gebied in stedenbouwkundige zin, die wordt bepaald door de mate van samenhang in aanwezige bebouwing, daarbij in het bijzonder gelet op een goede verhouding tussen bouwmassa en open ruimte, een goede hoogte- en breedteverhouding tussen de bebouwing onderling en de samenhang in bouwvorm en ligging tussen bebouwing die ruimtelijk op elkaar is georiënteerd;

1.60 verkeersveiligheid:

de waarde van een gebied voor de veiligheid van het verkeer, die wordt bepaald door de mate van overzichtelijkheid en vrij uitzicht (met name bij kruisingen van wegen en uitritten) en de (mogelijke) effecten van bebouwing en overige inrichtingselementen op de gedragingen van verkeersdeelnemers;

1.61 verkoopvloeroppervlakte:

de totale oppervlakte van de voor het publiek toegankelijke en zichtbare winkelruimte, inclusief de etalageruimte en de ruimte achter de toonbank;

1.62 vloeroppervlakte:

de totale oppervlakte van hoofdgebouwen en aan- en bijgebouwen op de begane grond;

1.63 voorgevel:

de naar de weg gekeerde gevel van een gebouw of, indien het een gebouw betreft met meer dan één naar de weggekeerde gevel, de gevel die door de ligging, de situatie ter plaatse en/of de feitelijke indeling van het gebouw, als voorgevel moet worden aangemerkt;

1.64 weekend- en/of verblijfsrecreatie:

het recreatief doorbrengen van één of meer nachten buiten de vaste woonplaats, uitgezonderd sociale bezoeken aan familie, vrienden, kennissen en zakenbezoeken;

1.65 woning:

een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden;

1.66 woonhuis:

een gebouw dat één woning omvat, dan wel twee of meer naast elkaar en/of geheel of gedeeltelijk boven elkaar gelegen woningen omvat en dat qua uiterlijke verschijningsvorm als een eenheid beschouwd kan worden;

1.67 woonsituatie:

de waarde van een gebied voor de woonfunctie die wordt bepaald door de situering van om die woonfunctie liggende functies en bebouwing, daarbij in het bijzonder gelet op de daglichttoetreding, het uitzicht, de mate van privacy en het voorkómen of beperken van hinder.

Artikel 2 Wijze Van Meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 de bouwhoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een overig bouwwerk met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;

2.2 de dakhelling:

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;

2.3 de goothoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;

2.4 de hoogte van een dakopbouw:

vanaf de afdekking van de bovenste bouwlaag tot aan het hoogste punt van de dakopbouw;

2.5 de hoogte van een kap:

vanaf de bovenkant goot, boeibord of daarmee gelijk te stellen constructiedeel tot aan het hoogste punt van de kap;

2.6 de inhoud van een bouwwerk:

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;

2.7 de oppervlakte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk:

  • bij het bepalen van de oppervlakte worden overstekken aan buitenwerkse gevelvlakken meegerekend.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Bos

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bos' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. groenvoorzieningen ter landschappelijke inpassing van gebouwen en verhardingen;
  2. b. bos en bebossing, waaronder houtsingels.

met daaraan ondergeschikt:

  1. c. het extensief dagrecreatief medegebruik;
  2. d. paden en wegen;
  3. e. speelvoorzieningen;
  4. f. nutsvoorzieningen;

met de daarbijbehorende:

  1. g. andere bouwwerken.

3.2 Bouwregels

3.3 Specifieke gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik van de gronden en bouwwerken wordt in ieder geval gerekend:

  1. a. het gebruik van de gronden en bouwwerken voor verblijfsrecreatieve voorzieningen;
  2. b. het gebruik van de gronden anders dan de vorm van het aanbrengen en instandhouden van gebiedseigen (erf)beplanting ter landschappelijke inpassing van gebouwen en verhardingen, conform het in bijlage 1 opgenomen beplantingsplan;
  3. c. het verwijderen van terreinafschermende beplanting, anders dan in de vorm van normaal onderhoud.

3.4 Afwijken van de gebruiksregels

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 3.3 sub b indien in plaats van de landschapsmaatregelen zoals opgenomen in bijlage 1 andere landschapsmaatregelen worden getroffen, met dien verstande dat:

  1. a. de landschapsmaatregelen minimaal gelijk zijn aan de in bijlage 1 opgenomen landschapsmaatregelen en voorzien in een minimaal gelijk beschermingsniveau van de landschappelijke waarden waarvoor de in bijlage 1 genoemde landschapsmaatregelen zijn bepaald;
  2. b. er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van in de omgeving aanwezige functies en waarden.

3.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 4 Recreatie - Verblijfsrecreatie 1

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Recreatie - Verblijfsrecreatie 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. standplaatsen voor kampeermiddelen, waaronder stacaravans en naar de aard daarmee gelijk te stellen onderkomens met daarbijbehorende bergingen;
  2. b. een horecabedrijf van categorie 2, ter plaatse van de aanduiding 'horeca van categorie 2';
  3. c. gebouwen en overkappingen voor zover ten dienste van het recreatieterrein, ten behoeve van:
    1. 1. dienstverlening, waaronder recepties;
    2. 2. horecavoorzieningen;
    3. 3. detailhandel;
    4. 4. sport- en speelvoorzieningen;
    5. 5. recreatieve voorzieningen;
    6. 6. zwembaden;
    7. 7. sanitaire voorzieningen;
    8. 8. het onderhoud en het beheer;
  4. d. recreatiewoningen, inclusief aangebouwde bijbehorende bouwwerken, ter plaatse van de aanduiding 'recreatiewoning';
  5. e. een hoofdontsluiting van het recreatiepark, ter plaatse van de aanduiding 'ontsluiting';

met de daarbijbehorende:

  1. f. tuinen, erven en terreinen;
  2. g. sport- en speelterreinen;
  3. h. wegen en paden;
  4. i. parkeervoorzieningen;
  5. j. groenvoorzieningen;
  6. k. beplanting en bebossing;
  7. l. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  8. m. andere bouwwerken.

4.2 Bouwregels

4.3 Specifieke gebruiksregels

4.4 Afwijken van de gebruiksregels

4.5 Wijzigingsbevoegdheid

Artikel 5 Wonen

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. woonhuizen, al dan niet in combinatie met ruimte voor:
    1. 1. een aan-huis-verbonden beroep dan wel een kleinschalige bedrijfsmatige activiteit;
    2. 2. mantelzorg;
  2. b. bijbehorende bouwwerken bij woonhuizen;

met daaraan ondergeschikt:

  1. c. wegen en paden;
  2. d. groenvoorzieningen;
  3. e. parkeervoorzieningen;
  4. f. speelvoorzieningen;
  5. g. water;
  6. h. nutsvoorzieningen;

met de daarbijbehorende:

  1. i. tuinen, erven en terreinen;
  2. j. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

5.2 Bouwregels

5.3 Nadere eisen

Burgemeester en Wethouders kunnen, ten behoeve van de woonsituatie, de milieusituatie, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing.

5.4 Afwijken van de bouwregels

Mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de milieusituatie, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, kan met een omgevingsvergunning worden afgeweken van:

  1. a. het bepaalde in lid 5.2.2 sub e in die zin dat de afstand van een hoofdgebouw tot één van de zijdelingse perceelgrenzen wordt verkleind tot 0 meter;
  2. b. het bepaalde in lid 5.2.3 sub e in die zin dat de gezamenlijke oppervlakte van de bijbehorende bouwwerken bij een hoofdgebouw wordt vergroot tot ten hoogste 100 m², mits:
    1. 1. het een vergroting betreft ten behoeve van de huisvesting van mindervaliden en zorgbehoeftigen, waarbij op basis van een besluit van de Wet Maatschappelijke Ondersteuning of een verklaring van de GGD dient te worden aangetoond dat de gewenste uitbreiding noodzakelijk is;
    2. 2. de gezamenlijke oppervlakte van de bijbehorende bouwwerken ten hoogste 100% van de oppervlakte van het hoofdgebouw bedraagt.

5.5 Specifieke gebruiksregels

5.6 Afwijken van de gebruiksregels

Mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de woonsituatie, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, kan met een omgevingsvergunning worden afgeweken van:

  1. e. het bepaalde in lid 5.5.2 sub d in die zin dat de gronden en bouwwerken worden gebruikt voor inwoning, mits:
    1. 1. de (hoofd)toegang tot de afzonderlijke wooneenheden plaatsvindt via één voordeur, die toegang verschaft tot de gemeenschappelijke hal. Een eigen achterdeur is wel toegestaan;
    2. 2. de gemeenschappelijke hal rechtstreeks toegang verschaft tot beide woonruimtes, zonder dat door een slaapkamer, badkamer, toilet of bergruimte behoeft te worden gegaan;
    3. 3. in geval van meerdere achterdeuren deze visueel te onderscheiden zijn van de hoofdtoegang;
    4. 4. in de centrale hal een trap aanwezig is voor het bereiken van de verdieping. Meerdere trappen zijn toegestaan, doch deze dienen uit te komen op één gezamenlijke overloop (zoldertrappen hierin niet meegerekend);
    5. 5. er sprake is van één aansluiting voor de verschillende nutsvoorzieningen (één meterkast);
    6. 6. de inwoning niet leidt tot een toename van het aantal ontsluitingswegen van het perceel;
    7. 7. er geen sprake is van het realiseren van extra bouwmogelijkheden, de bouwmogelijkheden zijn gekoppeld aan de woning.

Hoofdstuk 3 Algemene Regels

Artikel 6 Antidubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Een eenmaal als bedrijfswoning gerealiseerd bouwwerk blijft bij de toepassing van deze regels aangemerkt als bedrijfswoning.

Artikel 7 Algemene Bouwregels

7.1 Bouwen binnen bouwvlakken of bestemmingsgrenzen

Bij toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen binnen bouwvlakken of bestemmingsvlakken worden ondergeschikte bouwdelen als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten en overstekende daken, alsmede erkers over maximaal de halve gevelbreedte, ingangspartijen, luifels, balkons en galerijen buiten beschouwing gelaten, mits de bouw- c.q. bestemmingsgrens met niet meer dan 1,00 m wordt overschreden.

7.2 Maximale bouwhoogte

Bij toepassing van het bepaalde ten aanzien van de maximale bouwhoogte van gebouwen, worden plaatselijke verhogingen zoals schoorstenen, luchtkokers, liftkokers en lichtkappen, buiten beschouwing gelaten, mits:

  1. a. de oppervlakte per plaatselijke verhoging niet meer dan 10 m² bedraagt;
  2. b. de gezamenlijke oppervlakte van de verhogingen ten hoogste 50% van het dakvlak bedraagt;
  3. c. de verhoging leidt tot een hoogte welke ten hoogste 1,25 maal de maximale (bouw)hoogte van het betreffende gebouw bedraagt.

Artikel 8 Algemene Gebruiksregels

8.1 Strijdig gebruik

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  1. a. het gebruik van gronden voor de opslag van schroot, afbraak- en bouwmaterialen, anders dan ten behoeve van de uitvoering van krachtens de bestemming toegelaten bouwactiviteiten en werken en werkzaamheden;
  2. b. de stalling en opslag van aan het oorspronkelijk gebruik onttrokken voer-, vaar- of vliegtuigen;
  3. c. het storten van puin en afvalstoffen;
  4. d. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting.

8.2 Voorwaardelijke verplichting

Tot een met de bestemmingen strijdig gebruik wordt in elk geval gerekend:

  1. a. het gebruik van en het in gebruik laten nemen van gronden en bouwwerken overeenkomstig de bestemming 'Recreatie - Verblijfsrecreatie 1' en 'Wonen' zonder de aanleg en instandhouding van de landschapsmaatregelen in de bestemmingen 'Bos', 'Recreatie -Verblijfsrecreatie 1' en 'Wonen' conform het in bijlage 1 opgenomen beplantingsplan, teneinde te komen tot een goede landschappelijke inpassing.
  2. b. in afwijking van het bepaalde onder a mogen gronden en bouwwerken overeenkomstig de bestemming 'Recreatie - Verblijfsrecreatie 1' en 'Wonen' worden gebruikt onder de voorwaarde dat binnen 24 maanden na het tijdstip van onherroepelijk worden van het bestemmingsplan geheel uitvoering is gegeven aan de aanleg en instandhouding van de landschapsmaatregelen in de bestemmingen 'Bos', 'Recreatie - Verblijfsrecreatie 1' en 'Wonen' conform het in bijlage 1 opgenomen beplantingsplan, teneinde te komen tot een goede landschappelijke inpassing.

Artikel 9 Algemene Afwijkingsregels

Er kan, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de milieusituatie, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, met een omgevingsvergunning worden afgeweken van:

  1. a. de bestemmingsregels voor het bouwen met een geringe mate van afwijking van de plaats en richting van de bestemmingsgrenzen indien dit noodzakelijk is in verband met afwijkingen of onnauwkeurigheden ten opzichte van de feitelijke situatie of in die gevallen waar een rationele verkaveling van de gronden een geringe afwijking vergt;
  2. b. het bepaalde ten aanzien van de maximale bouwhoogte van gebouwen in die zin dat de bouwhoogte van de gebouwen ten behoeve van plaatselijke verhogingen, zoals schoorstenen, luchtkokers, liftkokers en lichtkappen wordt vergroot, mits:
    1. 1. de oppervlakte van de vergroting niet meer dan 50 m2 bedraagt;
    2. 2. de hoogte niet meer dan 1,25 maal de maximale bouwhoogte van het betreffende gebouw bedraagt.

Artikel 10 Overige Regels

10.1 Parkeergelegenheid

De inrichting van de gronden moet zodanig plaatsvinden dat wordt voldaan aan de gemeentelijke beleidsregels die zijn neergelegd in de 'Beleidsnotitie Bouwen en Parkeren' en dat indien deze beleidsregels gedurende de planperiode wordt gewijzigd, rekening wordt gehouden met die wijziging.

10.2 Afmetingen parkeerplaatsen

De in lid 10.1 bedoelde ruimte voor het parkeren van auto's moet afmetingen hebben die zijn afgestemd op gangbare personenauto's. Aan deze eis wordt geacht te zijn voldaan:

  1. a. indien de afmetingen van bedoelde parkeerruimten ten minste 2,50 meter bij 5,00 meter in geval van haaks en gestoken parkeren en 2,00 meter bij 5,50 meter bij langs parkeren bedragen;
  2. b. indien de afmetingen van een gereserveerde parkeerruimte voor een gehandicapte, voor zover die ruimte niet in de lengterichting aan een trottoir grenst, ten minste 3,50 meter bij 5,00 meter bedragen.

10.3 Laden en lossen

Indien het gebruik van een terrein of de bestemming van een gebouw aanleiding geeft tot een te verwachten behoefte aan ruimte voor het laden of lossen van goederen, moet in deze behoefte in voldoende mate zijn voorzien aan, in of onder dat gebouw, dan wel op of onder het onbebouwde terrein dat bij dat gebouw behoort.

10.4 Afwijken

  1. a. Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 10.1 en lid 10.3:
    1. 1. indien het voldoen aan die regels door bijzondere omstandigheden op overwegende bezwaren stuit; of
    2. 2. voor zover op andere wijze in de nodige parkeer- of stallingruimte, dan wel laad- of losruimte wordt voorzien.
  2. b. Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van de afmetingen in lid 10.2indien de feitelijke inrichting daartoe aanleiding geeft.

10.5 Specifieke gebruiksregels

Gerealiseerde voorzieningen als bedoeld in lid het eerste en derde lid dienen na de realisering in stand te worden gehouden.

Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels

Artikel 11 Overgangsrecht

11.1 Overgangsrecht bouwwerken

  1. a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    1. 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    2. 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  2. b. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het bepaalde in lid 11.1 sub a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het lid 19.1. sub a met maximaal 10%.
  3. c. Lid 11.1 sub a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

11.2 Overgangsrecht gebruik

  1. a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet, behoudens voor zover uit de Richtlijn 79/409/EEG en 92/43/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 2 april 1979 inzake het behoud van de vogelstand onderscheidenlijk van 21 mei 1992 inzake de instandhouding van de natuurlijke habitats en de wilde flora en fauna beperkingen voortvloeien ten aanzien van ten tijde van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan bestaand gebruik.
  2. b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  3. c. Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  4. d. Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 12 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het bestemmingsplanRecreatieterrein De Haer

van de gemeente Dinkelland.

Behorend bij het besluit van ..........

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Algemeen

Recreatie en toerisme zijn voor de gemeente Dinkelland van groot economisch belang en een belangrijke pijler van beleid. De aantrekkelijkheid van de gemeente voor recreatie en toerisme is vooral gebaseerd op het kwalitatief hoogwaardige landschap. Dit bestemmingsplan is specifiek voor het recreatieterrein camping De Haer opgesteld.


De nu geldende bestemmingsplannen voor de kampeerterreinen in de gemeente Dinkelland zijn veelal in de jaren negentig van de vorige eeuw opgesteld en voldoen niet meer aan de huidige wet- en regelgeving en zijn niet digitaal uitwisselbaar. Voor deze terreinen wordt een actualisatie van de vigerende bestemmingsplannen gemaakt, waarin de bouw- en gebruiksmogelijkheden voor deze terreinen nader worden vastgelegd. Dit geldt ook voor camping De Haer.

1.2 Camping De Haer

Camping De Haer is van oorsprong begonnen als een stacaravancamping met 180 stacaravans. De laatste jaren bevonden zich nog 140 stacaravans en 40 toeristische standplaatsen op het terrein. De camping dient een kwaliteitsslag te ondergaan, zodat het een goed renderend bedrijf blijft.

Op dit moment is camping De Haer een gezinscamping van ca. 5 ha met ongeveer 180 standplaatsen voor caravans en tenten. Dit betekent ruime kampeerplaatsen van gemiddeld circa 120 tot 140 m2. Een aantal jaren geleden is er een nieuw grootschalig sanitairgebouw geplaatst. Op het terrein staan een aantal oude gebouwen die niet in goede staat zijn en die een nieuwe bestemming/functie zouden moeten krijgen of verwijderd moeten worden. Daarnaast is de huidige kantine aan renovatie of vervanging toe. De kantine doet dienst als receptie, horecagelegenheid en het animatieteam kan hier terecht. Het beschikt over een terras dat uitzicht biedt over de camping.


Het weiland aangrenzend aan de camping is enkele jaren geleden aangekocht om de camping uit te breiden en daarmee de beoogde kwaliteitsslag te realiseren voor zowel het bestaande als aangekochte terrein. Dit perceel is 2,1 ha en samen met het huidige terrein van 5,2 ha is de camping na uitbreiding 7,3 ha groot. In de nieuwe situatie zijn er in totaal 240 standplaatsen voor tenten, caravans en stacaravans.

1.3 Ligging Van Het Plangebied

Camping De Haer is gelegen in de gemeente Dinkelland ten westen van Agelo en ten zuiden van Ootmarsum. Bijgaande luchtfoto's laten het plangebied en de directe omgeving zien. De camping is gelegen direct ten westen van de provinciale weg N736. Deze weg loopt van Ootmarsum via Rossum naar Oldenzaal.

afbeelding "i_NL.IMRO.1774.RECBPDEHAER-OW01_0001.png"
Figuur 1 Luchtfoto ligging plangebied (bron: Google Maps)

afbeelding "i_NL.IMRO.1774.RECBPDEHAER-OW01_0002.png"
Figuur 2 Luchtfoto plangebied ( detailopname)

1.4 Vigerend Bestemmingsplan

De huidige indeling van het bestaande terrein van camping De Haer dateert zoals het bedrijf is gestart in 1968. Het vigerende bestemmingsplan dateert uit maart 1983. De huidige bestemming van camping De Haer is verblijfsrecreatie met stacaravans. Op de tot kampeerterrein bestemde gronden mogen maximaal 35 stacaravans per (bruto) ha staan en de stacaravans mogen uitsluitend worden opgericht ter plaatse waar op de kaart de aanduiding “stacaravans toegestaan” voorkomt. In de linkerhoek (onderin) van het terrein is een bouwblok (980 m2) ingetekend. Het bebouwingspercentage van dit blok bedraagt 30%. De huidige woning van de eigenaar valt binnen de bestemming en is aangeduid als eengezinshuis. In de toelichting van het bestemmingsplan staat dat het huis bestemd is als “normale” woning.

In het geldende plan zijn de volgende bestemmingen opgenomen:

  • Kampeerterrein met de aanduiding stacaravans toegestaan
  • Eengezinshuizen
  • Tuinen
  • Recreatieterrein
  • Bos/ beplantingsstrook
  • Wegen

afbeelding "i_NL.IMRO.1774.RECBPDEHAER-OW01_0003.jpg"

Figuur: verbeelding bestemmingsplan de Haer (vastgesteld 28-04 1983)

De gronden waarop de uitbreiding is voorzien maken deel uit van het bestemmingsplan 'Buitengebied 2010' welke door de raad van Dinkelland is vastgesteld op 18 februari 2012. In dat bestemmingsplan is aan de betreffende gronden de bestemming 'Agrarisch - 2' toegekend. De gronden zijn daarmee bestemd voor agrarische doeleinden.

afbeelding "i_NL.IMRO.1774.RECBPDEHAER-OW01_0004.jpg"

Figuur: fragment bestemmingsplan buitengebied 2010 gemeente Dinkelland

Hoofdstuk 2 Planuitgangspunten

2.1 Huidige En Gewenste Situatie

Camping de Haer is een camping van 5,3 hectare met circa 180 standplaatsen voor tenten, caravans en stacaravans. Op basis van het bestemmingsplan zijn 35 stacaravans van 35 m2 per hectare mogelijk. In de afgelopen jaren is reeds een koers ingezet om meer toeristische standplaatsen te realiseren in plaats van vaste standplaatsen.


Op het terrein is een aantal centrale voorzieningen aanwezig in de vorm van een zwembad, receptie, groot sanitairgebouw, midgetgolfbaan en horeca- en recreatievoorzieningen. Op het terrein is een aantal oude gebouwen die niet in goede staat is en waarbij het wenselijk is dat deze een nieuwe invulling krijgen. Het betreft de volgende gebouwen: een loods, voormalige kampwinkel, oude beheerderwoning en een voormalig toiletgebouw en de kantine.

Ontwikkelingen

Er wordt ingezet op een kwaliteitsverbetering van het recreatieterrein. Er zal een hoog voorzieningenniveau worden nagestreefd; de oude sanitaire voorzieningen worden opgeknapt en er komt in de plaats van de bestaande bebouwing een geheel nieuwe voorzieningencentrum met onder andere een zwembad, restaurant en recreatiezaal. De standplaatsen zullen ruimer worden opgesteld variërend van 120 tot 140 m2, veel privacy bieden en groen worden ingekleed. De standplaatsen variëren tussen de 200 en 250 m2. De wens is om de bedrijfswoning inclusief werktuigloods te verplaatsen. Voor wat betreft de standplaatsen is de wens om zoveel mogelijk flexibiliteit in te bouwen.

2.2 Programma Van Eisen

Het bedrijf wordt een echte kwaliteitscamping, die volledig aangepast is aan de eisen van deze tijd. Men streeft ernaar om aantrekkelijke tarieven te combineren met een hoog service- en voorzieningenniveau. De voorzieningen op de camping sluiten goed aan bij de wensen en behoeften van de doelgroepen. Door te kiezen voor ruimere plaatsen maakt de camping een kwaliteitsslag en neemt de bebouwingsdichtheid af. De hieronder genoemde uitgangspunten zijn nieuw ten opzichte van de bestaande situatie.

  • 240 standplaatsen
  • Een centraal recreatiegebouw (circa 1.100 m2) (De huidige kantine van 240 m2 verdwijn als ook een loods van 850 m2. Hiervoor in de plaats komt het centrale gebouw van circa 1.100 m2.) Daarnaast zullen op het terrein de huidige receptie en het restaurant verdwijnen.
  • Extra parkeerplaatsen.
  • Natuurontdekkingspad.
  • Speelbos circa 400 m2.
  • Dienstwoning van maximaal 750 m3 en machineberging/opslagruimte van circa 500 m2.
  • Herbouwen van recreatiewoning van circa 100 m2 voor verhuur.

afbeelding "i_NL.IMRO.1774.RECBPDEHAER-OW01_0005.png"

Figuur 3 Bestaand terrein en uitbreiding camping De Haer

Bedrijfswoning en gewone woning

Het huidige bestemmingsplan laat op het terrein één bedrijfswoning toe in het zuidelijk deel van de camping. De bestaande 'gewone' woning nabij de huidige ingang van het terrein is in het vigerend plan voorzien van de bestemming 'Wonen'. In dit bestemmingsplan worden deze twee bestemmingen 'omgewisseld': de reeds bestaande, noordelijke woning wordt inbestemd ten behoeve van de bedrijfswoning en in het zuidelijk deel van het terrein wordt een 'burgerwoning' toestaan (bestemming 'Wonen').

Machineberging

De huidige machineberging (kippenschuur) wordt gesloopt. Het is wenselijk dat de nieuwe machineberging bij de bedrijfswoning komt te staan. Dit uit praktische overweging (logistiek) en vanwege het houden van toezicht op de materialen. Daarnaast is het noodzakelijk dat een dergelijke voorziening niet in het oog springt bij de gasten. Het bouwen van de berging bij het nieuwe voorzieningengebouw is niet wenselijk vanwege het aangezicht voor de gasten.

Recreatiewoning

Op het terrein bevindt zich een recreatiewoning. Deze woning wordt opgeknapt en verhuurd om zo extra inkomsten te genereren. Het betreft een woning die geschikt is voor maximaal 6 personen. De oppervlakte zal circa 100 m2 zijn.

Voorzieningen

De voorzieningen op het terrein zijn in hoofdzaak bedoeld voor de campinggasten. Daarnaast biedt de camping gelegenheid voor mensen van buitenaf om een hapje te komen eten. Als extra voorziening om kinderen tijdens het eten te vermaken biedt De Haer een indoorspeelmogelijkheid en midgetgolfen aan. De voorzieningen worden gerealiseerd om de gasten zo optimaal mogelijk te bedienen.

Toeristische standplaatsen versus vaste standplaatsen

Het bestemmingsplan voorziet in de mogelijkheid om flexibel om te springen met de wensen vanuit de markt. Op het moment dat de toeristische kampeermarkt terug loopt wil men de toeristische standplaatsen benutten voor vaste standplaatsen en andersom. Het terrein wordt daarom flexibel ingericht. Het plan voorziet in een regeling om het plaatsen van maximaal 240 standplaatsen voor het gehele terrein (7,3 ha.). Vaste standplaatsen en toeristische standplaatsen zijn –in planologische zin- onderling uitwisselbaar. Op deze manier wordt voorkomen dat camping De Haer alleen afhankelijk is van de toeristische kampeermarkt.

2.3 Landschappelijke Ligging

Camping de Haer ligt op de grens van beekdallandschap en uitlopers van een stuwwal, waar onder andere de Kuiperberg te vinden is. De camping ligt op een hogere kop tussen natte beekdalen. De hoge kop is lange tijd niet ontgonnen, pas na 1900. Hiervoor werd deze bedekt met heidevelden. Het omringende oude cultuurlandschap werd gekenmerkt door een kleinschalige landschap van beekdalen met houtwallen en open kampen, de hoger gelegen éénmansakkers. Van dit kleinschalige landschap is weinig meer over. In de afgelopen 100 jaar zijn veel houtwallen en perceelsrandbegroeiingen verdwenen. De woeste gronden, waarop de camping is ontstaan, waren in gebruik als heideveld voor de begrazing van schapen en het steken van plaggen. Dennen werden aangeplant om het zand vast te houden en voor de productie hout. Op de heide is bos ontstaan. Dit bos vormt nu het karakter van de camping.

De landschappelijke karakteristieken van het gebied zijn:

  • Ruimtelijke structuur van singels, houtwallen en bosjes aan de rand van een groot es-complex.
  • Kleinschalig landschap met variatie in ruimtes (groene kamers).
  • Verschillende beken en watergangen door het gebied.
  • Verspreid liggende bebouwing aan de rand van de es.

De camping heeft een groene uitstraling met oude eiken en dennen en wordt begrensd door opgaande beplanting, houtsingels en struwelen. Langs de Rossummerstraat, ter hoogte van de campingplaatsen, is een beplante aarden wal aangelegd die zorgt dat het geluid tegen wordt gehouden. Rondom de noord- en oostkant van de camping is een bosstrook aanwezig. In dit bos liggen een aantal campingplaatsen, de kantine en de receptie.

Rondom de campingplaatsen komen gecultiveerde beplanting, zoals strak geschoren coniferen (exoten) veel voor. De toeristische plaatsen worden afgeschermd door inheemse beplanting. Aan de zuidkant van de camping ligt een klein bosgebied, het Loomanskamp.

afbeelding "i_NL.IMRO.1774.RECBPDEHAER-OW01_0006.png"

Figuur 4 Landschapstypen en landschappelijke structuur (bron: Grontmij)

Aan de kant van dit bos zit een gedeelte van de camping dat dichter begroeid is met bomen, wat op sommige plaatsen zorgt voor schaduw. Het middelste gedeelte van de camping heeft een meer open karakter waar veel minder opgaand groen aanwezig is. De verscheidenheid aan groen op de camping heeft een grote invloed op de sfeer en de uitstraling van de verschillende ruime standplaatsen.

2.4 Herinrichting En Uitbreiding Camping

Landschappelijke hoofdstructuur

De camping ligt in een kleinschalig landschap van houtwallen, bosjes afgewisseld met open agrarische percelen. De nieuwe opzet en uitbreiding van de camping sluit aan op deze landschappelijke structuur waardoor de camping wordt opgenomen in de omgeving en de bestaande landschappelijke kwaliteiten worden versterkt. Binnen het landschapsplan (zie ook paragraaf 2.6) wordt rekening gehouden met de rechtlijnige herkenbaarheid van de heideontginningen. Er wordt ingespeeld op de herkenbaarheid van de heideontginning door nieuwe beplanting in te passen die aansluit bij het landschapstype.


De bestaande camping wordt aan de noordkant uitgebreid. Deze uitbreiding sluit door middel van een groene inrichting (houtwallen en bomen) aan op de bestaande inrichting van de camping. Hierdoor wordt het bosachtige karakter van de camping vergroot en vormt het een onderdeel van de landschappelijke structuur.


De camping, inclusief de uitbreiding krijgt een ruimtelijke en functionele tweedeling; zuidelijk deel is ingericht voor toeristische plaatsen (tenten en caravans) en het noordelijk deel wordt ingericht voor stacaravans. Een belangrijke reden voor deze tweedeling is het handhaven van de bestaande groene kwaliteiten van het huidige terrein, functioneel scheiden van verschillende gebruiken (tent/caravan en stacaravans en de mogelijkheden voor een optimale inrichting van de locatie voor de stacaravans (ruimtelijke inrichting en ondergrondse voorzieningen; kabels en leidingen). De bestaande entree van de camping blijft gehandhaafd aan de Rossummerstraat en vormt daarmee een centraal gelegen entree.

Landschappelijke waarden

De bestaande camping heeft een natuurlijk, bosrijk karakter. Deze begroeiingen blijven gehandhaafd. Wel zal op een aantal plekken onderhoud moeten plaats vinden om een duurzame beplantingsstructuur te creëren. Hierbij wordt aangesloten op het beheeradvies dat is opgesteld in het bedrijfsnatuurplan (Bedrijfsnatuurplan Camping de Haer, december 2009, Eelerwoude). Het bedrijfsnatuurplan is als bijlage 3 bij de toelichting van dit bestemmingsplan opgenomen. Het landschappelijk waardevol groen langs de randen van met name de uitbreidingslocatie wordt versterkt door extra aanplant van streekeigen inheemse beplanting, zoals eik, sleedoorn, krent en hazelaar. Hierdoor vormen deze randen een duidelijke landschappelijke scheiding tussen de camping met uitbreiding en het omringende landschap. De nieuwe bomen op de uitbreidingslocatie bestaan uit soorten die in de omgeving van nature thuis horen, zoals eik, berk en beuk. De houtsingel die de scheiding vormt tussen de bestaande camping en de uitbreidingslocatie wordt eveneens versterkt met extra aanplant van onderbegroeiing, zoals sleedoorn, krent en hulst. Op de bestaande camping wordt gestreefd naar het vervangen van uitheemse soorten, zoals coniferen door inheemse soorten. Door het gebruik van inheemse streekeigen beplanting wordt de natuur- en landschapswaarde op de camping versterkt.

2.5 Uitbreidingslocatie

Hoofdidee

De uitbreiding van de camping sluit aan op het groene karakter van de huidige camping en op de landschappelijke kwaliteiten in de omgeving. De bestaande randen, houtsingels vormen de groene „omlijsting" van de uitbreidingslocatie. Binnen deze randen komen stacaravans in een „lommerrijke" groene omgeving te staan. In het centrale deel komen de stacaravans „vrij" tussen de bomen te staan en langs de randen (buitenring) komen de stacaravans in groepjes. Op deze manier ontstaan er verschillende sferen binnen een groene lommerrijke omgeving. In totaal komen hier 80 standplaatsen.

Een ontsluitingsweg verbindt de centrale ruimte en de verschillende groepjes stacaravans met elkaar. De ontsluitingsweg is zo gelegen dat er vanaf de weg steeds een doorzicht (zichtlijn) is met het omringend landschap. Hierdoor staat deze plek voor de gebruiker niet op zicht zelf en vormt het een wezenlijk onderdeel van het omringende landschap. De stacaravans worden doorgezet tot op het bestaande campingterrein. Er wordt een duidelijk scheiding gemaakt tussen het deel voor mobiele kampeermiddelen (tenten en caravans) en het deel met de stacaravans.

Ontsluitingsweg en paden

De huidige entree van de camping blijft gehandhaafd. Vanaf hier gaat een nieuwe ontsluitingsweg naar de stacaravans. Vanaf deze ontsluitingsweg worden alle kavels ontsloten. Tevens vormt deze weg de ontsluiting van de bestaande camping. De ontsluitingsweg wordt veilig ingericht en loopt zoveel mogelijk gebogen over het terrein (zo min mogelijk rechte stukken). Het materiaal en breedte zijn belangrijk en dragen bij aan de veiligheid van alle gebruikers.

afbeelding "i_NL.IMRO.1774.RECBPDEHAER-OW01_0007.png"

Figuur 5 Hoofdidee uitbreidingslocatie (bron: Grontmij)

Zichtlijnen

Een belangrijk uitgangspunt bij het uitbreidingsplan zijn de zichtlijnen; zichtlijnen door/over de camping en zichtlijnen naar het omringende landschap. Zichtlijnen door/over het park dragen bij aan de totale beleving van de camping. Hierdoor kunnen gasten genieten van de verschillende sferen op de camping. Zichtlijnen naar het omringende landschap zijn belangrijk om een beeld te geven van wat er nog meer te zien is. Tevens dragen deze zichtlijnen bij aan het gevoel van verblijven in het buitengebied. De zichtlijnen zijn zo gecreëerd dat vanuit de omgeving geen zicht is op de camping met haar stacaravans.

Bebouwing

Op de uitbreidingslocatie en een deel van de bestaande camping wordt ruimte geboden voor in totaal 80 standplaatsen. De standplaatsen met een oppervlakte van 200 m2 bieden ruimte voor stacaravans met een maximale oppervlakte van 70 m2. De stacaravans staan in kleine clusters aan een straatje (ontsluitingsweg) en 'vrij' tussen de bomen in het centrale deel. De stacaravans in clusters zijn bedoeld voor mensen die meer gericht zijn op de mede-gasten. De stacaravans in het centrale deel bieden meer privacy. Op deze manier ontstaat een grotere diversiteit aan beleving in en om de stacaravans. De langs de ontsluitingsweg gesitueerde stacaravans hebben een noord-zuidrichting met ruimte voor een terras op het zuidwesten of zuidoosten. Door het verspringen van de stacaravans op het perceel ontstaat een 'speelse' indeling.

Overige bebouwing

Op het bestaande terrein komt aan de zuidkant de mogelijkheid een 'gewone' woning te bouwen. Ter hoogte van de entree, aan de noordzijde, wordt de bestaande woning inbestemd ten behoeve van een bedrijfswoning. Achter de bedrijfswoning komt een centrale voorzieningengebouw met o.a. horeca. Het bestaande sanitairgebouw wordt gehandhaafd.

afbeelding "i_NL.IMRO.1774.RECBPDEHAER-OW01_0008.png"

Figuur 6 Inrichtingsplan Camping De Haer (concept)

Herinrichting bestaande camping

In het zuidelijk deel van de camping komt een burgerwoning. De woning wordt landschappelijk ingericht en sluiten aan op de bosachtige sfeer en uitstalling van de camping. Ter hoogte van de entree, in het noordelijk deel van de camping, komt achter de bedrijfswoning een centraal recreatiegebouw met onder andere receptie, horeca en indoor speelruimte. Op het terrein komen extra speelvoorzieningen gericht op natuurlijk spelen, beleving en ontdekken. Naast het centrale recreatiegebouw komt een natuurlijk speelbos met klimtouwen, boomstammen en slingertouwen. Het klein bosgebied (Loomanskamp) in de zuidpunt van de camping wordt ingericht als natuureducatiebos. Hier kunnen kinderen middels avontuurlijke paden (boomstammen en loopplanken) en informatiepanelen de natuur ontdekken. Het landschap langs de sloot zal worden versterkt door extra aanplant van streekeigen inheemse beplanting. Het campinggedeelte zal qua ruimtelijke inrichting ongewijzigd blijven.

2.6 Landschapsplan Camping De Haer

Ten behoeve van de uitbreiding van camping de Haer is een landschapsplan en beplantingsplan opgesteld. De eisen voor het landschapsplan komen voort uit de formele kaders van het beleidsdocument KiGO. Het KiGO geeft ruimtelijke kwaliteitscriteria en bouwstenen voor nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen in het buitengebied van o.a. de Gemeente Dinkelland. De voorgenomen ontwikkeling van de omvorming en uitbreiding van camping De Haer ten noorden van de huidige camping is een ontwikkeling waarbij naast de basisinspanning ook een kwaliteitsimpuls gevraagd wordt.

Het voornemen is om Camping De Haer ten noorden van de huidige camping uit te breiden. Er is hier zowel sprake van een basisinspanning als een kwaliteitsimpuls van de landschappelijke inpassing.

afbeelding "i_NL.IMRO.1774.RECBPDEHAER-OW01_0009.png"

Figuur 7 Inrichtingsschets landschapsplan camping De Haer (bron: Damink tuin & landschap)

Gestreefd wordt naar een kwaliteitsverbetering van de bestaande groenstructuren en realisatie van passende nieuwe beplantingselementen waarmee de samenhang van het groen en de belevingswaarde voor de campinggasten en recreanten toeneemt.

Richtlijnen voor het verstreken van het aanwezige landschapstype zijn:

  • versterken hoofdstructuren door beplanting langs hoofdwegen en waterlopen;
  • realiseren van een netwerk van recreatieve paden.

Binnen het landschapsplan wordt rekening gehouden met de rechtlijnige herkenbaarheid van de heideontginningen. Er wordt ingespeeld op de herkenbaarheid van de heideontginning door nieuwe beplanting in te passen die aansluit bij het landschapstype. Ook zijn zichtlijnen opgenomen om een betere herkenbaarheid van het heideontginningsgebied te verkrijgen.

Het landschapsplan is uitgewerkt in een beplantingsplan. Dit beplantingsplan is opgedeeld in nummers die terug te vinden zijn op de inrichtingsschets (figuur 7). In het beplantingsplan is per onderdeel beschreven hoe de inrichting (beplanting) eruit zal zien. Het landschapsplan is opgenomen als bijlage 1 bij de toelichting. Het beplantingsplan is opgenomen als bijlage 2.

2.7 Parkeren

Voor de parkeerbehoefte wordt gebruik gemaakt van de geldende parkeernormen van het CROW. Deze is 1,3 parkeerplaatsen per standplaats. (kampeerterrein, buitengebied niet stedelijk). Uitgaande van een totaal van 240 standplaatsen betekent dit 312 parkeerplaatsen. In de beleidsnota Verblijfsrecreatie in noordoost Twente wordt in paragraaf 5.1. ingegaan op de te hanteren parkeernormen voor kampeerterreinen. Verder dient er rekening te worden gehouden met 10% extra parkeerplaatsen voor bezoekers.

Parkeerbehoefte

De parkeerbehoefte is als volgt te berekenen:

  • Standplaatsen 240 x 1,3 + 10% = 345
  • Bedrijfswoning = 3
  • Recreatiewoning = 3
  • Horeca tbv 200 bvo = 30

In totaal zijn 381 parkeerplaatsen nodig. In het plan is per verblijfsrecreatieve standplaats 1 parkeerplaats voorzien, dus in totaal 240 parkeerplaatsen. Het aantal parkeerplaatsen rondom de hoofdentree zal worden uitgebreid tot 101 parkeerplaatsen. Daarnaast zal het aantal losse parkeerhavens op het recreatieterrein worden uitgebreid tot 40. Het totale aantal parkeerplaatsen komt daarmee op 381 stuks.

In de regels van het bestemmingsplan wordt geborgd dat het plan voorziet in voldoende parkeerplaatsen. Hiermee voldoet de voorgenomen ontwikkeling aan de parkeernorm. Geconcludeerd kan worden dat parkeren de uitvoerbaarheid van het plan niet in de weg staat.

Hoofdstuk 3 Beleidskader

In dit hoofdstuk wordt ingegaan op het geldende beleidskader. Met name het beleidskader ten aanzien van recreatie en toerisme en de ontwikkeling van verblijfsrecreatieve terreinen, dagrecreatie en horecabedrijven staat hierbij centraal.

3.1 Rijksbeleid

Nationale omgevingsvisie

De Omgevingswet bundelt alle huidige wetten over de leefomgeving. Daarbij hoort ook 1 Rijksvisie op de leefomgeving: de Nationale Omgevingsvisie (NOVI). Met de NOVI geeft het kabinet richting aan grote opgaven waardoor Nederland de komende 30 jaar verandert. Dit betreft onder meer:

Bij de opgaven wordt altijd rekening gehouden met een gezonde bodem, schoon water, behoud van biodiversiteit en een aantrekkelijke leefomgeving. De Nationale Omgevingsvisie schets een duurzaam perspectief voor onze leefomgeving. Op het niveau van dit bestemmingsplan biedt de NOVI geen concrete aandachtspunten.

Besluit algemene regels ruimtelijke ordening

Het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) is op 30 december 2011 in werking getreden. Het Barro stelt regels omtrent de 14 aangewezen nationale belangen. Deze 14 nationale belangen zijn:

  1. 1. Rijksvaarwegen
  2. 2. Mainportontwikkeling Rotterdam
  3. 3. Kustfundament
  4. 4. Grote rivieren
  5. 5. Waddenzee en waddengebied
  6. 6. Defensie
  7. 7. Hoofdwegen en hoofdspoorwegen
  8. 8. Elektriciteitsvoorziening
  9. 9. Buisleidingen van nationaal belang voor vervoer van gevaarlijke stoffen
  10. 10. Natuurnetwerk Nederland
  11. 11. Primaire waterkeringen buiten het kustfundament
  12. 12. IJsselmeergebied (uitbreidingsruimte)
  13. 13. Erfgoederen van uitzonderlijke universele waarde
  14. 14. Ruimtereservering parallelle Kaagbaan

Titel 10 geeft de begrenzing van het Natuurnetwerk Nederland (NNN) weer. Op grond hiervan worden bij provinciale verordening de op land liggende gebieden aangewezen die de Ecologische hoofdstructuur vormen en de plaats van die gebieden wordt geometrisch vastgelegd (zie figuur 2). Camping De Haer ligt buiten NNN gebied, maar grenst hier wel aan (zie verder paragraaf 4.1, Ecologie.)

Ladder voor duurzame verstedelijking

Ieder bestemmingsplan dat nieuwe stedelijke ontwikkelingen mogelijk maakt, moet een verantwoording bevatten van de ladder voor duurzame verstedelijking (art. 3.1.6. lid 2 Bro). De ladder voor duurzame verstedelijking is een instrument voor efficiënt ruimtegebruik. Voor binnenstedelijke projecten moet de behoefte worden beschreven. Voor ontwikkelingen buiten bestaand stedelijk gebied, moet worden gemotiveerd waarom niet binnenstedelijk in de behoefte kan worden voorzien. Bij het bepalen óf en hoe de Ladder moet worden toegepast zijn de volgende aspecten van belang:

1. Is er sprake van een stedelijke ontwikkeling?

2. Is de stedelijke ontwikkeling nieuw?

3. Wat is het ruimtelijk verzorgingsgebied?

4. Is er behoefte aan de voorgenomen ontwikkeling?

5. Ligt de ontwikkeling in bestaand stedelijk gebied?

Bovenstaande betekent dat overheden nieuwe stedelijke ontwikkelingen moeten motiveren met oog voor deze ladder. De definitie voor een stedelijke ontwikkeling (artikel 1.1.1, lid 1, Bro) luidt als volgt: “Stedelijke ontwikkeling: ruimtelijke ontwikkeling van een bedrijventerrein of zeehaventerrein, of van kantoren, detailhandel, woningbouwlocaties of andere stedelijke voorzieningen”.

De voorgestane ontwikkeling betreft een uitbreiding van een camping. De camping is gelegen in het buitengebied en bevat uitsluitend standplaatsen voor kampeermiddelen. Er is geen sprake van recreatiewoningen. Op het bestaande recreatieterrein wordt een centraal recreatiegebouw van circa 1.100 m2 gerealiseerd. Dit gebouw vervangt de huidige receptie van 240 m2 als ook een loods van 850 m2.

De uitbreiding van een camping wordt niet als en stedelijke ontwikkeling gezien zoals bepaald in de Bro. De oppervlakte van het nieuwe centrale recreatiegebouw op het bestaande terrein is vrijwel gelijk aan de oppervlakte van de te vervangen gebouwen (loods, receptiegebouw). Nadere toetsing aan de ladder hoeft niet plaats te vinden.

Conclusie rijksbeleid

Dit bestemmingsplan is in overeenstemming met het rijksbeleid.

3.2 Provinciaal Beleid

Omgevingsvisie en omgevingsverordening

Om invulling te geven aan de bevoegdheden uit de Wet ruimtelijke ordening heeft de Provincie Overijssel in juli 2009 een Omgevingsvisie en een Omgevingsverordening vastgesteld. De Omgevingsvisie en Omgevingsverordening worden elk jaar geactualiseerd, waarbij de beleidswijzigingen van de afgelopen periode worden verwerkt in teksten en kaarten. In de Omgevingsvisie worden de provinciale ruimtelijke belangen en de richting van het te voeren ruimtelijk beleid gedefinieerd. Aan de hand van generiek beleid, ontwikkelingsperspectieven en gebiedskenmerken kan worden bepaald of, waar en hoe ruimtelijke ontwikkelingen plaats kunnen vinden. Van de ontwikkelingsperspectieven kan gemotiveerd worden afgeweken. In de Omgevingsverordening is de verwezenlijking van dit beleid juridisch geborgd. In de verordening wordt onder andere voorgeschreven aan welke inhoudsvereisten een gemeentelijk bestemmingsplan moet voldoen. Onderstaand wordt ingegaan op het beleid dat specifiek op het plangebied van toepassing is.

Geconsolideerde Omgevingsvisie vanaf 2017

In de visie op de ruimte in Overijssel worden zes ontwikkelingsperspectieven onderscheiden: drie voor de Groene Omgeving en drie voor de Stedelijke Omgeving. Deze ontwikkelingsperspectieven schetsen een ruimtelijk perspectief voor een combinatie van functies en geven aan welke beleids- en kwaliteitsambities leidend zijn. De ontwikkelingsperspectieven geven zo richting aan waar wat ontwikkeld zou kunnen worden. Camping De Haer valt onder het ontwikkelingsperspectief 'Wonen en werken in het kleinschalige mixlandschap'. Dit ontwikkelingsperspectief richt zich op het in harmonie met elkaar ontwikkelen van de diverse functies in het buitengebied. Aan de ene kant melkveehouderij, akkerbouw en opwekking van hernieuwbare energie als belangrijke vormen van landgebruik. Aan de andere kant gebruik voor natuur, recreatie, wonen en andere bedrijvigheid. De ontwikkelingsmogelijkheden voor de landbouw, maar ook die voor de andere sectoren, worden in dit ontwikkelingsperspectief nadrukkelijk verbonden met behoud en versterking van cultuurhistorische, natuurlijke en landschapselementen. Het waterbeheer richt zich op optimale condities voor de lokaal aanwezige functies, rekening houdend met de klimaatopgave en de kenmerken van het watersysteem.

Gebiedskenmerken

De provincie wil ruimtelijke kwaliteit realiseren door, naast bescherming, vooral in te zetten op het verbinden van bestaande kwaliteiten en nieuwe ontwikkelingen. Hierbij zijn de gebiedskenmerken van provinciaal belang het uitgangspunt. Er wordt daarbij onderscheid gemaakt tussen de gebiedstypen:

  • natuurlijke laag (dekzandvlakte)
  • de laag van het agrarisch cultuurlandschap (jonge heide- en broekontginningslandschap)
  • de stedelijke laag
  • de laag van beleving(verblijfsrecreatie en donkerte).

Kwaliteitsimpuls Groene omgeving

Voor alle nieuwe en grootschalige ontwikkelingen in het buitengebied geldt dat een goede ruimtelijke inpassing verplicht is. Naast deze basisinspanning kan het zijn dat er aanvullende kwaliteitsprestaties nodig zijn. Voor het bepalen van de mate van aanvullende kwaliteitsprestaties gelden drie variabelen:

  • Is de ontwikkeling ‘gebiedseigen’ of ‘gebiedsvreemd?’;
  • Wat is de schaal van de ontwikkeling en de impact op de omgeving?; en
  • Dient het initiatief een eigen belang, of ook maatschappelijke belangen?

Hulpmiddel bij toepassing in de praktijk is het Werkboek Kwaliteitsimpuls Groene Omgeving dat samen met gemeenten is opgesteld. Het werkboek geeft antwoord op vragen als ‘Voor welke ontwikkelingen geldt het?’ en ‘Hoe bepaal je de balans?’. De Kwaliteitsimpuls Groene Omgeving (KGO) is opgenomen in de verordening.

Kwaliteitsverbetering verblijfsrecreatie

Recreatie en toerisme is een belangrijke economische pijler van Overijssel. De provincie stimuleert de verbetering van de kwaliteit en het vergroten van de diversiteit van bestaande verblijfsaccommodaties.

De provincie zet in op recreatiebedrijven met een gezonde bedrijfsvoering en gaat kwalitatieve achteruitgang aan de onderkant van de markt tegen. Waar nodig wordt ruimte geboden voor het transformeren/saneren van parken die geen recreatief toekomstperspectief meer blijken te hebben. Solitaire recreatiewoningen leveren over het algemeen een beperkte bijdrage aan het recreatief product van Overijssel. Het provinciaal beleid biedt gemeenten daarom de mogelijkheid om aan solitaire recreatiewoningen, onder voorwaarden, een andere bestemming toe te kennen.

Uitgangspunt blijft dat het permanent bewonen van recreatiewoningen en -verblijven (waaronder chalets en stacaravans) op recreatieparken niet is toegestaan. In bepaalde gevallen en onder bepaalde condities mogen gemeentebesturen de bestemming van recreatiewoningen op recreatieparken wijzigen in een andere bestemming of tijdelijk andere functies toestaan (voor maximaal 10 jaar).

Mogelijkheden voor ontwikkeling van nieuwe verblijfsaccommodaties ziet de provincie alleen in Noordwest-Overijssel. Daarbuiten is er alleen ruimte voor nieuwe recreatiewoningen indien er sprake is van een innovatief concept of als de realisatie van nieuwe recreatiewoningen onderdeel uitmaakt van een kwaliteitsimpuls voor een bestaand recreatiepark.

Nationaal landschap Noordoost Twente

Het plangebied maakt deel uit van het Nationaal landschap Noordoost Twente. Nationale Landschappen zijn door het Rijk aangewezen en globaal begrensde gebieden met (inter)-nationaal zeldzame of unieke landschapskwaliteiten en in samenhang daarmee cultuurhistorische en natuurlijke kenmerken. De kernkwaliteiten van het Nationaal Landschap Noordoost-Twente zijn:

  1. a. het samenhangende complex van beken, essen, kampen en moderne ontginningen;
  2. b. de grote mate van kleinschaligheid;
  1. a. het groene karakter.

Conclusie provinciaal beleid

Dit bestemmingsplan is in overeenstemming met het in de omgevingsvisie en de omgevingsverordening verankerde provinciaal ruimtelijk beleid. De voorgestane ontwikkeling voor camping De Haer moet voldoen aan de kwaliteitsverbetering verblijfsrecreatie, zoals benoemd door de provincie. Dit betekent dat de gebiedskenmerken zoals deze in de omgevingsvisie zijn benoemd terug zullen komen in de plannen.

3.3 Gemeentelijk Beleid

Omgevingsvisie Dinkelland

De Omgevingsvisie Dinkelland (vastgesteld op 30 maart 2012) gaat over leefbaarheid van de kernen én over het buitengebied , gezondheid, veiligheid en duurzaamheid. De visie geeft aan hoe wij, samenleving en gemeenteraad, willen sturen; wat willen we behouden, versterken en ontwikkelen. De Omgevingsvisie geeft per gebied aan of er veel of weinig ruimte is voor nieuwe ontwikkelingen. Ook zijn voorbeelden gegeven van ontwikkelingen die we graag zien.

De Omgevingsvisie gaat uit van vier kernprincipes. Deze zijn:

  • We doen het samen
  • We geven het goede voorbeeld
  • We wentelen niet af op volgende generaties
  • We combineren zoveel mogelijk functies, zodat de beschikbare ruimte optimaal wordt gebruikt.

Ten aanzien van het speerpunt 'Kwalitatief toerisme' staat in de omgevingsvisie het volgende: De gemeente wil werken aan kwalitatief toerisme door middel van toerismespreiding en het behouden van een vitaal verblijfsaanbod. Dit doet de gemeente door:

  • een goede balans te bewaken tussen de landschapskwaliteiten van ons gebied, de leef- en werkomgeving voor inwoners en de groeimogelijkheden van de toeristische sector;
  • mogelijkheden te bieden voor marktconforme en gebiedspassende bedrijvigheid;
  • projecten en ideeën te verwelkomen gericht op toerisme of dagrecreatie als ze een aanvulling zijn op het bestaande aanbod, gericht zijn op interessante doelgroepen of zorgen voor seizoensverlenging;
  • toeristisch interessante locaties in te richten in zowel de kernen als in het buitengebied.

Waardenkaart

Onderdeel van de Omgevingsvisie is een waardenkaart. De waardenkaart heeft voor het buitengebied als basis de combinatie van landschapstype en landschapsdynamiek. Het plangebied van dit bestemmingsplan is gelegen het 'middelgroene' landschap. Waarden in deze gebieden zijn:

  • afwisseling van openheid en beslotenheid;
  • landschap met historisch herkenbare vormen van percelen, wegen en paden en een verspreid bebouwingspatroon;
  • veel variatie in beplanting en grondgebruik;
  • recreatieve belevingswaarde.

Het betreft gebieden waar waarden aanwezig zijn voor modern, agrarisch gebruik alsmede landschapswaarden die van belang zijn voor natuur, beleving en recreatie.

afbeelding "i_NL.IMRO.1774.RECBPDEHAER-OW01_0010.jpg"

Figuur: fragment waardenkaart Omgevingsvisie Dinkelland

Beleidsnota verblijfsrecreatie Noordoost Twente 2018

De gemeenten Dinkelland, Losser, Oldenzaal en Tubbergen hebben in 2014 een gezamenlijke beleidsnota “Verblijfsrecreatie in Noordoost Twente” opgesteld. Met de gezamenlijke nota voor Noordoost Twente in 2014 zijn de ruimtelijke kaders in heel Noordoost Twente grotendeels gelijk getrokken en is het beleid in de vier gemeenten op elkaar afgestemd. Om adequaat te kunnen inspelen op trends in ontwikkelingen in de sector is het van belang om te beschikken over actuele beleidskaders. Dit om in beeld te brengen hoe de verblijfsrecreatieve sector zich ontwikkelt en waar kansen liggen om de vitaliteit van de sector te versterken. De vier Noordoost Twentse gemeenten hebben een verdiepingsslag gemaakt met het onderzoek ‘Verblijfsrecreatie in Noordoost Twente. Onderzoek naar de vitaliteit van de sector’ (juni 2015). De uitkomsten van deze verdiepingsslag zijn verwerkt in deze nota. Met voorliggende beleidsnota beschikken de vier NOT-gemeenten over een actueel beleidskader, waarmee duidelijke kaders naar ondernemers worden geboden op welke wijze de verblijfsrecreatieve sector zich kan ontwikkelen.

Doel van de nota is kaders weergeven waarbinnen de verschillende vormen van verblijfsrecreatie zich in de toekomst kunnen blijven ontwikkelen. Deze beleidsnota beperkt zich tot de kaders voor toekomstige (met name fysieke) ontwikkelingen binnen de verblijfsrecreatieve sector in Noordoost Twente.

Een regulier kampeerterrein is een terrein of plaats, geheel of gedeeltelijk ingericht, en volgens die inrichting bestemd, om daarop gelegenheid te geven tot het plaatsen of geplaatst houden van kampeermiddelen ten behoeve van recreatief nachtverblijf.

Uitgangspunten voor toekomstige ontwikkelingen van de reguliere kampeerterreinen:

  • inzet op versterking van bestaande kampeerterreinen (uitbreiding, herinrichting etc.) boven nieuw vestiging (=conform uitwerking provinciale omgevingsvisie); nieuwe ontwikkelingen worden getoetst aan de toetsingscriteria zoals omschreven in hoofdstuk 5 (toetsingscriteria (nieuwe)ontwikkelingen verblijfsrecreatie);
  • grotere ruimtebehoefte kampeerterreinen om zodoende in te kunnen blijven spelen op de wens vanuit de markt naar meer rust en privacy.

Toetsingscriteria (nieuwe)ontwikkelingen verblijfsrecreatie

Centrale doelstelling vormt de versterking van de verblijfsrecreatieve sector. Plannen van ondernemers die hieraan bijdragen, worden met een positieve insteek behandeld. Bij de afweging van een verbreding, uitbreiding of nieuwvestiging wordt met een aantal aspecten rekening gehouden.

Aantoonbare meerwaarde

  • Nieuwe initiatieven dragen bij voorkeur bij aan diversificatie van het aanbod en/of hebben een aantoonbare meerwaarde voor het toeristisch-recreatieve product.
  • Nieuwe initiatieven springen in op de wensen van bestaande en toekomstige gasten. Bij het verzoek om medewerking wordt de doelgroepsegmentatie van de Leisure Leefstijlen betrokken.

Verder zijn toetsingscriteria opgenomen voor de onderdelen 'brandveiligheid', 'ruimtelijke ordening', 'milieu', en 'infrastructuur en parkeren'.

Met de uitbreiding van camping De Haer (uitbreiding camping met 2 hectare) is in dit beleidsplan in beleidsmatige zin rekening gehouden.

Gemeentelijk beleidskader Kwaliteitsimpuls groene omgeving (KGO)

(Beleidskader voor de toepassing van de kwaliteitsimpuls groene omgeving Gemeente Tubbergen & Dinkelland, augustus 2013).

In het beleid wordt onderscheid gemaakt tussen een basisinspanning en de kwaliteitsimpuls. Zodra sprake is van een grootschalige ontwikkeling, geldt een meer gebiedsgerichte benadering. De Kwaliteitsimpuls Groene Omgeving is dan van toepassing, náást de basisinspanning. Dat geldt voor nieuwe functies en grootschalige uitbreiding van bestaande functies in het buitengebied. Is er voor een ontwikkeling een bestemmingsplanprocedure nodig dan is er sprake van een ontwikkeling met een grootschalige impact. Op dat moment moet er naast de basisinspanning een kwaliteitsimpuls van de groene omgeving plaatsvinden.

Het Kwaliteitskader Gebiedskenmerken (KG) is een verdiepingsslag van de gebiedskenmerkencatalogus van de Provincie Overijssel behorende bij de omgevingsvisie. Dit kader biedt inzicht in de gebiedstypen en de gewenste ontwikkelingsrichting per gebiedstype. Het geeft richting aan de wijze waarop de kwaliteitsinvestering in gebieden vorm dient te krijgen en dient tevens als toetsing voor ontwikkelingen in het landschap. Met dit KG kader is richting gegeven aan de wijze waarop ontwikkelingen kunnen plaatsvinden, wordt aangegeven hoe een functie kan worden ingepast alsmede welke mogelijkheden er zijn om de ruimtelijke kwaliteit in de omgeving te verbeteren.

Voor de kwaliteitsinvestering geldt dat er geïnvesteerd dient te worden in de groene omgeving (landelijk gebied) . Het gaat om investeringen op het gebied van:

  • natuur
  • landschap,
  • water en
  • recreatief medegebruik
  • cultuurhistorie.

Die bijdragen aan versterking van de gebieden kunnen worden meegenomen als kwaliteitsinvestering. Voorts geldt dat een kwaliteitsverbetering op bestaande bij initiatiefnemer in eigendom en in gebruik zijnde gronden, die past binnen de opgenomen categorieën, ook meegenomen kan worden als kwaliteitsimpuls in de groene omgeving.

Voor de uitbreiding van camping De Haer een landschapsplan opgesteld (zie ook paragraaf 2.4). De eisen voor dit landschapsplan komen voort uit de formele kaders van het beleidsdocument KiGO (Kwaliteitsimpuls groene omgeving ). Het KiGO geeft ruimtelijke kwaliteitscriteria en bouwstenen voor nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen in het buitengebied van de gemeente Dinkelland.

Het landschapsplan is ter beoordeling voorgelegd aan het Q-team Dinkelland-Tubbergen - Landelijk Gebied. Het Q-team heeft op 23-10 2014 geconstateerd dat het plan qua structuur voldoet aan de gestelde uitgangspunten. Zij adviseert positief. De beoordeling van het Q-team is als bijlage 4 bij deze toelichting opgenomen. De planvorming voldoet hiermee aan het gemeentelijk beleidskader.

Beleidsnota (semi)permanente bewoning van recreatiewoningen, 24 mei 2011

In de beleidsnota “(semi)permanente bewoning van recreatiewoningen” is het gemeentelijke beleid ten aanzien van permanente bewoning van recreatiewoningen beschreven. De gemeente Dinkelland kiest er voor om niet over te gaan tot legalisering van bestaande situaties van permanente bewoning, maar actief te gaan handhaven. Voor gevallen van permanente bewoning die al bestonden voor 31 oktober 2003 kan de gemeente op basis van de Wabo (art 2.12 1a onder 2O) een omgevingsvergunning afgeven. Voor gevallen van permanente bewoning die zijn ontstaan voor 19 november 2009 kan een persoonsgebonden beschikking worden afgegeven die de bewoner het recht geeft om in het recreatieverblijf te blijven wonen tot het moment dat deze persoon verhuist of overlijdt. Voor alle personen die niet in aanmerking komen voor een omgevingsvergunning of een persoonsgebonden beschikking geldt een actieve handhaving, evenals voor alle gevallen van permanente bewoning die zijn ontstaan na 19 november 2009. In de bestemmingsplannen is en wordt permanente bewoning van recreatiewoningen aangeduid als strijdig gebruik.

LOP Landschapsontwikkelingsplan 2007

Het Landschapsontwikkelingsplan (LOP) van de gemeente Dinkelland is vastgesteld op 2 september 2008 en is een gemeentelijke uitwerking van het LOP Noordoost Twente en Twenterand. Waar het in het verleden ging om behoud en kleinschalig herstel, gaat het LOP meer uit van een ontwikkelingsgerichte benadering. Het landschap is immers voortdurend in ontwikkeling. Het LOP wil in de eerste plaats de mogelijkheden laten zien. Het zegt niet wat niet mag of wat direct moet, want het LOP heeft immers geen juridische status. Het LOP heeft hierdoor geen beperkende werking op de bestaande functies in het gebied, zoals landbouw, recreatie, wonen en werken.

Voor het LOP Dinkelland is een totaalvisie opgesteld die is doorvertaald in een gemeentelijke visie. De gemeentelijke visie geeft door middel van landschappelijke streefbeelden het gewenste toekomst beeld van het landschap weer. Vervolgens is het streefbeeld door vertaald in een ontwikkelingskader, beleid en oplossingsrichtingen. Camping De Haer ligt in het deelgebied overgangsgebied jongere ontginning. Hier is in vergelijking met het oude cultuurlandschap rond Ootmarsum meer ruimte voor vernieuwende (grootschalige) ontwikkelingen voor landbouw, en eventueel wonen, werken en recreatie.

Het toekomstbeeld op hoofdlijnen bestaat uit grote open agrarische gebieden. Het accent ligt op agrarisch gebruik. Een open karakter is landschappelijk gezien gewenst als open tussenzone die het ruimtelijk contrast en onderscheid moet vormen tussen de dichtere randen langs de es-complexen en het half open dal van de Dinkel.

Voor recreatieve ontwikkelingen (natuur- en landschapscampings) in dit deelgebied geldt: de camping ligt als een groen eiland in het relatief open landschap. De camping dient de bestaande landschappelijke structuur te versterken door aanplant van rechthoekige bosblokken aansluitend op bestaand bos, aanplant van bomenrijen langs wegen beken en sloten, ontwikkeling van doorgaande routestructuren en het toepassen van agrarisch natuurbeheer.

Hoofdstuk 4 Omgevingsaspecten

Uitgangspunt voor het bestemmingsplan is dat in en rond de recreatieterreinen een goede omgevingssituatie ontstaat dan wel moet blijven bestaan. Het bestemmingsplan wordt daarom aan de omgevingsaspecten landschap, milieu, bodem, water, ecologie en archeologie getoetst.

4.1 Ecologie

4.1.1 Normstelling en beleid

Gebiedsbescherming

Op 1 oktober 2005 is de gewijzigde Natuurbeschermingswet 1998 in werking getreden. In deze wet is de bescherming van natuurgebieden die zijn aangewezen onder de Europese Vogel- en Habitatrichtlijnen geregeld. Dit zijn de zogenaamde Natura 2000-gebieden. Daarnaast kunnen op grond van de Natuurbeschermingswet gebieden van nationaal belang worden aangewezen: beschermde natuurmonumenten. Activiteiten in de omgeving van deze gebieden, die de natuurlijke kenmerken ervan kunnen aantasten, dienen op grond van de Natuurbeschermingwet een vergunning aan te vragen. Aan deze vergunning kunnen voorschriften worden verbonden.

Soortenbescherming

De Flora- en faunawet is in werking getreden op 1 april 2002. Op grond van de wet geldt een algemeen verbod voor het verwijderen van beschermde plantensoorten en het beschadigen of verstoren van voortplantings- of vaste rust- of verblijfplaatsen van beschermde diersoorten. Artikel 75 van de wet voorziet in aantal gevallen in een mogelijkheid tot ontheffing. Deze gevallen zijn verder uitgewerkt in het Besluit vrijstelling beschermde dier- en plantsoorten.

4.1.2 Toetsing en uitgangspunten bestemmingsplan

Gebiedsbescherming

Uitbreiding van De Haer ligt niet in de nabije omgeving van een Natura 2000-gebied. Het dichtstbijzijnde gebied Agelerbroek ligt op circa 1 km. De locatie maakt ook geen deel uit van de EHS. Het meest nabijgelegen EHS-onderdeel bevindt zich circa 250 meter ten zuiden van het plangebied. Onderzoek op de effecten in het kader van gebiedsbescherming is dan ook niet noodzakelijk in het kader van het bestemmingsplan.

Soortenbescherming

Ten behoeve van de uitbreiding van camping de Haer is door Econsultancy een quick scan Flora en fauna opgesteld (23 april 2014). De quickscan flora en fauna heeft als doel in te schatten of er op de onderzoekslocatie planten- en diersoorten aanwezig of te verwachten zijn die volgens de Flora- en faunawet een beschermde status hebben en die mogelijk verstoring kunnen ondervinden door de voorgenomen ingreep. Tevens is beoordeeld of de voorgenomen ingreep invloed kan hebben op gebieden die volgens de Natuurbeschermingswet 1998 zijn beschermd, of deel uitmaken van de Ecologische Hoofdstructuur (EHS).

De aanwezigheid van geschikt habitat op de onderzoekslocatie voor de verschillende soorten en soortgroepen is weergegeven in een tabel. In de tabel is samengevat of de voorgenomen ingreep mogelijk verstorend kan werken en wat de consequenties zijn voor eventuele vervolgstappen, zoals soortgericht nader onderzoek of vergunningstrajecten. In de tabel is voorst weergegeven of maatregelen noodzakelijk zijn om overtreding van de Flora- en faunawet voor bepaalde soortgroepen te voorkomen. Uit dit overzicht kan worden geconcludeerd dat nader onderzoek niet noodzakelijk is en dat een ontheffingsaanvraag in het kader van de Flora en faunawet niet aan de orde is.

De quickscan is als bijlage 6 bij de toelichting van dit bestemmingsplan opgenomen.

4.1.3 Stikstofdepositie

Met betrekking tot de uitvoering van een ruimtelijk plan is het van belang om na te gaan of stikstofdepositie een knelpunt kan vormen voor de dichtstbijzijnde stikstofgevoelige Natura-2000 gebieden. Om te kunnen bepalen of stikstofdepositie een knelpunt vormt dient met AERIUS Calculator een berekening te worden gemaakt van de stikstofdepositie als gevolg van de ontwikkeling in de realisatiefase en in de gebruiksfase. De Aeriusberekeningen en de bijbehorende memo zijn toegevoegd als bijlage 7 bij de toelichting.

Uit een berekeningen met AERIUS Calculator (versie 2021.2) voor de realisatie- en gebruiksfase blijkt dat er geen toename is van stikstofdepositie hoger dan 0,00 mol/ha/jr. Op basis van de berekening zijn significante negatieve effecten op Natura 2000-gebied in zowel de realisatiefase als de gebruiksfase uitgesloten. De beoogde herontwikkeling is derhalve uitvoerbaar in het kader van de Wet natuurbescherming.

4.2 Agrarische Bedrijven In De Omgeving

4.2.1 Normstelling en beleid

Op agrarische bedrijven is een specifiek toetsingskader van toepassing. Voor veehouderijen met een milieuvergunning geldt de Wet geurhinder en veehouderij. In deze wet zijn voor bepaalde typen dieren geurnormen opgenomen. De normen zijn afhankelijk van het type omgeving (wel/geen bebouwde kom) en van de vraag of het project wel of niet in een concentratiegebied voor veehouderij is gelegen. Gemeenten kunnen binnen een bepaalde bandbreedte afwijken van de geurnormen door een geurverordening vast te stellen. De geurnormen zijn in de onderstaande tabel weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.1774.RECBPDEHAER-OW01_0011.png"

Ten aanzien van dieren waarvoor geen geurnorm is vastgesteld, gelden afstanden. Deze afstanden gelden ook onverkort voor de dierenverblijven van deze veehouderijen.

Op kleinschalige veehouderijen en akkerbouwbedrijven is het Besluit landbouw milieubeheer van toepassing. In het besluit zijn afstanden opgenomen die tussen landbouwinrichtingen en geurgevoelige objecten moeten worden aangehouden. Deze afstanden zijn afhankelijk van het type omgeving en van het type gevoelig object. Daarnaast gelden er grotere afstanden voor inrichtingen waar landbouwhuisdieren worden gehouden. De afstanden zijn samengevat in de onderstaande tabel.

afbeelding "i_NL.IMRO.1774.RECBPDEHAER-OW01_0012.png"

4.2.2 Toetsing en uitgangspunten bestemmingsplan

Recreatieverblijven worden niet aangemerkt als geurgevoelige objecten. Recreatieverblijven zijn immers niet bedoeld om permanent of op een daarmee vergelijkbare wijze voor menselijk verblijf te worden gebruikt. Dit betekent dat bij de ontwikkeling van nieuwe recreatieverblijven rekening geen rekening hoeft te worden gehouden met een zonering tot een veehouderijbedrijf.

Overigens liggen rondom camping De Haer binnen een zone van 300 meter geen agrarische bedrijven. Er hoeft geen nader onderzoek plaats te vinden met betrekking tot de geurnormen van de bestaande bedrijven ten opzichte van de geplande ontwikkeling.

4.3 Milieuzonering

4.3.1 Normstelling en beleid

In het kader van een goede ruimtelijke ordening is het van belang dat bij de aanwezigheid van bedrijven in de omgeving van milieugevoelige functies zoals woningen:

  • ter plaatse van de woningen een goed woon- en leefmilieu kan worden gegarandeerd
  • rekening wordt gehouden met de bedrijfsvoering en milieuruimte van de betreffende bedrijven.

Om in de bestemmingsregeling de belangenafweging tussen bedrijvigheid en nieuwe woningen in voldoende mate mee te nemen, wordt in dit plan gebruikgemaakt van de VNG-publicatie Bedrijven en milieuzonering (editie 2009). In deze publicatie is een lijst opgenomen waarin de meest voorkomende bedrijven en bedrijfsactiviteiten zijn gerangschikt naar mate van milieubelasting. Voor elke bedrijfsactiviteit is de maximale richtafstand ten opzichte van milieugevoelige functies aangegeven op grond waarvan de categorie-indeling heeft plaatsgevonden. De richtafstanden gelden ten opzichte van het omgevingstype 'rustige woonwijk'. Een richtafstand kan worden beschouwd als de afstand waarbij onaanvaardbare milieu-hinder als gevolg van bedrijfsactiviteiten redelijkerwijs kan worden uitgesloten. In bepaalde gevallen kan gemotiveerd worden dat er geen sprake is van een 'rustige woonwijk', maar van een 'gemengd gebied'. Dit is bijvoorbeeld het geval bij een lint in een dorpskern waar meerdere functies naast elkaar zitten. Of bij een gebied dat langs een drukke ontsluitingsweg ligt. Bij een 'gemengd gebied' kunnen de richtafstanden met 1 afstandsstap verkleind worden. Uitzondering hierop is de richtafstand voor externe veiligheid. Deze wordt niet verkleind.

afbeelding "i_NL.IMRO.1774.RECBPDEHAER-OW01_0013.png"

4.3.2 Toetsing en uitgangspunten bestemmingsplan

In dit gebied is sprake van een menging van functies, namelijk de camping, woningen en agrarisch landschap. Ook komen enkele bedrijfsbestemmingen voor. Ook ligt het plangebied en directe omgeving langs een belangrijke ontsluitingsweg . De camping alsmede de noordelijk daarvan gelegen woningen zijn namelijk gelegen direct ten westen van de provinciale weg N736. Deze weg loopt van Ootmarsum via Rossum naar Oldenzaal. Door deze ligging kan het gebied getypeerd worden als 'gemengd gebied'.

Voor recreatieterreinen geldt een richtafstand van 50 meter m.b.t. het onderdeel 'geluid'. Uitgaande van een 'gemengd gebied' kunnen de richtafstanden met 1 afstandsstap verkleind worden tot 30 meter. De afstand tot de meest nabij gelegen milieugevoelige functies (woningen van derden) bedraagt in onderhavige situatie minder dan 50 meter, maar meer dan 30 meter. De richtafstand wordt dus gehaald. (Dit betreffen de bestaande woningen even ten noorden van het centrale voorzieningengebouw). Tussen de bestaande woningen en de uitbreiding van de camping bevindt zich bovendien een brede bosstrook. De uitbreiding is goed afgeschermd van de bestaande woningen. Er is hierdoor, mede gezien de aard van de ontwikkeling, de ligging nabij de al bestaande camping en de ligging nabij een provinciale weg, geen sprake van een onaanvaardbare hinder van de uitbreiding van de camping door de te realiseren stacaravans.

4.4 Archeologie

4.4.1 Normstelling en beleid

Ter implementatie van het Verdrag van Malta in de Nederlandse wetgeving is op 1 september 2007 de Wet op de Archeologische Monumentenzorg (WAMZ) in werking getreden. Deze nieuwe wet maakt onderdeel uit van de (gewijzigde) Monumentenwet. De kern van WAMZ is dat wanneer de bodem wordt verstoord, de archeologische resten intact moeten blijven. De WAMZ verplicht gemeenten bij het opstellen van bestemmingsplannen rekening te houden met de in hun bodem aanwezige waarden. Naast het inventariseren van de te verwachten archeologische waarde, zal het bestemmingsplan uiteindelijk, indien nodig (en mogelijk), een bescherming moeten bieden voor waardevolle gebieden. Dit kan bijvoorbeeld door middel van bepalingen met betrekking het uitvoeren van werken geen gebouwen zijnde en werkzaamheden.

4.4.2 Toetsing en uitgangspunten bestemmingsplan

Archeologisch gezien kent de gemeente Dinkelland zeer waardevolle gebieden. Dit geldt vooral voor de hogere dekzandgebieden. Deze gebieden hebben veelal een hoge of middelhoge indicatieve verwachtingswaarde. In deze gebieden mag verwacht worden dat er archeologische sporen in de grond voorkomen. De gemeente Dinkelland heeft gemeentelijk beleid opgesteld met een gemeentelijke verwachtings- en advieskaart. Het betreft een kaart die voor het hele grondgebied van de gemeente inzichtelijk maakt waar zich archeologische resten kunnen bevinden. De kaart is gebaseerd op de opbouw van het landschap. Op de kaart zijn landschappelijke eenheden met een archeologische betekenis weergegeven.

Voor de dekzandwelvingen en –vlakten ( oranje gebieden) is archeologisch onderzoek noodzakelijk in plangebieden groter dan 5000 m2 bij bodemingrepen dieper dan 40 cm. Voor gebieden kleiner dan 5000 m2 geldt vrijstelling voor archeologisch onderzoek. Voor de beekdalen en overige laagten (gele gebieden) geldt een vrijstelling voor archeologisch onderzoek bij bodemingrepen dieper dan 40 cm met uitzondering van gebieden met een lage verwachting binnen plangebieden met meerdere verwachtingszones, en plangebieden met een lage verwachting die grenzen aan terreinen met waardevolle archeologische resten.

Voor wat betreft de uitbreiding van camping De Haer is geen sprake van bodemingrepen. Archeologisch onderzoek is niet noodzakelijk.

afbeelding "i_NL.IMRO.1774.RECBPDEHAER-OW01_0014.png"

Figuur 9 Fragment gemeentelijke verwachtings- en advieskaart

4.5 Water

4.5.1 Normstelling en beleid

Het waterbeleid op rijksniveau is verankerd in 4e Nota Waterhuishouding, het Nationaal Bestuursakkoord Water en het rapport Waterbeleid 21e Eeuw. Algemene uitgangspunten van het waterbeleid zijn:

  • dat waterbeheer wordt getoetst aan de trits vasthouden, bergen en afvoeren;
  • hemelwater wordt zoveel mogelijk afgekoppeld van het rioleringssysteem en geïnfiltreerd in de bodem.

Van groot belang voor de ruimtelijke ordeningspraktijk is dat sinds 2003 de 'watertoets' wettelijk verplicht is gesteld. De watertoets kan vooral worden gezien als een procesinstrument die moet waarborgen dat gevolgen van ruimtelijke ontwikkelingen voor de waterhuishouding meer expliciet worden afgewogen. Vast onderdeel van de watertoets is vroegtijdig afstemmen van ontwikkelingen met de betrokken waterbeheerder. In het desbetreffende plangebied is waterschap Regge en Dinkel de aangewezen overlegpartner.

4.5.2 Toetsing en uitgangspunten bestemmingsplan

Voor het project "Bestemmingsplan Camping De Haer " is op 03-11 2022 een watertoets aangevraagd. Op basis van deze toets dient de normale procedure te worden gevolgd. De normale procedure houdt in dat er mogelijk gevolgen voor de waterhuishouding kunnen optreden. In dergelijke gevallen wordt het waterschap dan ook in de gelegenheid gesteld om een advies uit te brengen.

Het beleid van het waterschap Vechtstromen is vastgelegd in het vigerend waterbeheerplan. Voor alle inbreidingen en uitbreidingen gelden in principe onderstaande beleidsregels:

  • Bij de keuze voor de locatie van het plangebied wordt rekening gehouden met de wateropgave en de eigenschappen van het watersysteem.
  • Bij het stedenbouwkundig plan moet notie worden genomen van het feit dat water van hoog naar laag stroomt. Water is daarmee ordenend voor het plan.
  • Per project moet in het overleg tussen gemeente en waterschap worden bezien of maatwerkoplossingen nodig en/of wenselijk zijn.

Verder zijn er beleidsregels opgesteld voor afvalwater, hemelwater, grondwater en oppervlaktewater.

Waterparagraaf

De relevante waterhuishoudkundige aspecten voor de beoogde ontwikkeling kunnen als volgt worden omschreven:

  1. 1. Algemeen

Het plangebied is niet gelegen in een waterwin-, grondwaterbeschermings- of intrekgebied. Daarnaast is het eveneens niet gelegen in een overstroombaar gebied of nabij waterkeringen.

  1. 2. Oppervlaktewater

Van essentiële waterlopen zoals opgenomen in de provinciale omgevingsverordening is geen sprake. Wel grenst het plangebied aan de westzijde aan een watergang dat opgenomen is in de legger van het waterschap . Ook bevindt zich een duiker ter plaatse van de toegangsweg vanaf de Kipboomweg en een betonnen damwand aan de zuidzijde van het terrein. Het beheer en onderhoud wordt door het waterschap uitgevoerd. Vanuit de keur geldt een obstakelvrijezone (beplanting/bouwwerken) 5 meter gemeten vanaf de insteek van de watergang. In dit geval is sprake van een bestaande situatie waarbij 1 meter uit de insteek van de sloot een grondwal of hekwerk met beplanting van 2 meter hoog aanwezig is. Deze wallen en hekwerken blijven overwegend behouden. Langs een gedeelte van de watergang wordt de bestaande grondwal verlengd waarbij eenzelfde afstand zal worden aangehouden als de bestaande grondwal/hekwerk. Oftewel ten gevolge van de ontwikkeling wordt, over de volledige lengte van de watergang gezien, de afstand tot de insteek niet verkleind. Tot slot wordt opgemerkt dat geen oppervlaktewater wordt gegraven dan wel gedempt.

  1. 3. Afvalwater

Ten gevolge van het plan zal sprake zijn van een toename van afvalwater. Gedurende de dag/avond wordt de gemiddelde toename geschat op circa 1,5 m³ per uur (0,03 m³ x 50 recreatie-objecten). Het afvalwater zal worden afgevoerd via het bestaande drukriool. De beheerder van dit riool betreft de gemeente. Ten tijde van de omgevingsvergunningsprocedure zal het vorenstaande nader worden afgestemd met de gemeente.

  1. 4. Hemelwater

Het voornemen zal in lijn zijn met het Bouwbesluit, waarbij hemelwater en afvalwater wordt gescheiden. Voor het afkoppelen van het verhard oppervlak zijn een aantal oplossingsrichtingen mogelijk. In dit plan wordt uitgegaan van het infiltreren van hemelwater door middel van infiltratiekratten en afvloeiing naar onverhard terrein (bijv. gras/groen). Vanuit het waterschap geldt een bergingseis van 55 mm. Het verhard oppervlak neemt ten gevolge van de beoogde ontwikkeling toe met circa 3.500 m² (70 m² per object, in totaal 50 objecten). Overige verharding wordt zodanig ingericht dat infiltratie mogelijk is danwel afvloeit naar de zijkanten waar het ter plaatse kan infiltreren. In totaal wordt er verdeeld over het terrein 165 m² aan infiltratiekratten geplaatst.

  1. 5. Grondwater/wateroverlast

Het waterschap adviseert een verschil van 1 meter tussen het GHG en de bovenkant van de vloer dan wel kruipruimteloos bouwen. In dit geval wordt er kruipruimteloos gebouwd en is grondwateroverlast dan ook niet te verwachten.

De volledige waterparagraaf met watertoets is opgenomen als bijlage 5 bij de toelichting. In het kader van het vooroverleg zal het bestemmingsplan worden voorgelegd aan het waterschap. De hieruit voortvloeiende aanbevelingen zullen worden verwerkt in het bestemmingsplan.

4.6 Bodem

4.6.1 Normstelling en beleid

Met het oog op een goede ruimtelijke ordening dient in geval van ruimtelijke ontwikkelingen aan te worden getoond dat de bodem geschikt is voor het beoogde functiegebruik. Ter plaatse van locaties die verdacht worden van bodemverontreiniging moet verkennend bodemonderzoek uit worden gevoerd. In geval van verontreinigingen is de Wet bodembescherming van toepassing.

4.6.2 Toetsing en uitgangspunten bestemmingsplan

De ten behoeve van de uitbreiding aangekochte grond is als weiland in gebruik geweest. Er is geen aanleiding te veronderstellen dat er sprake is van verdachte locaties. Nader onderzoek is niet noodzakelijk. Het aspect bodem vormt geen belemmering voor dit bestemmingsplan.

4.7 Geluid

4.7.1 Normstelling en beleid

Op grond van de Wet geluidhinder is rond inrichtingen die ''in belangrijke mate geluidhinder veroorzaken'', waaronder wegen met een maximumsnelheid hoger dan 30 km/u en spoorwegen vallen een geluidzone van kracht. Bij ontwikkeling van nieuwe geluidsgevoelige objecten binnen deze geluidzones dient akoestisch onderzoek te worden uitgevoerd om aan te tonen dat kan worden voldoen aan de voorkeursgrenswaarde. Indien niet deze grenswaarde kan worden voldaan, kan het bevoegd gezag - in de meeste gevallen de gemeente - hogere grenswaarden vaststellen. Hiervoor geldt een bepaald maximum, de uiterste grenswaarde genoemd.

4.7.2 Toetsing en uitgangspunten bestemmingsplan

Een recreatiewoning, die niet bedoeld is voor bewoning maar voor recreatief verblijf, wordt in de Wet geluidhinder gezien als een beperkt geluidsgevoelig object. Deze woningen hoeven dan ook niet te voldoen aan de voorkeursgrenswaarde wegverkeerslawaai. Vanuit een goede ruimtelijke ordening is het echter wel wenselijk dat hinder van wegverkeerslawaai zoveel mogelijk wordt beperkt. In het plan zijn een bestaande recreatiewoning, een nieuwe burgerwoning (zuidelijk gedeelte) en een bedrijfswoning (noordelijk gedeelte) opgenomen.


De omliggende wegen zijn relatief rustige wegen. De verkeersintensiteit op deze wegen is dan ook betrekkelijk laag. Bovendien is de uitbreiding van de camping op grotere afstand van de omliggende wegen gelegen, in vergelijking tot het al bestaande terreingedeelte. Nader onderzoek naar het aspect geluid is ten aanzien van de recreatiewoning niet nodig.

Met betrekking tot het aspect geluid en de ligging van de bestaande burgerwoningen wordt verwezen naar paragaaf 4.3.2.

Geluidsonderzoek

Het plangebied ligt binnen de wettelijke geluidszone van de Rossumerstraat. Ten aanzien van het 'omwisselen' van de bedrijfswoning en de burgerwoning (zie ook paragraaf 2.1) is in juli 2022 een akoestisch onderzoek uitgevoerd. Dit onderzoek is opgenomen als bijlage 8 bij de toelichting van dit bestemmingsplan. Dit ten behoeve van de nieuwe burgerwoning op het zuidelijke deel van camping. Het onderzoek richt zich op het bepalen van de geluidbelasting ten gevolge van wegverkeerslawaai op Rossumerstraat (N736).

De geplande burgerwoning is gelegen in de zone van de Rossumerstraat. Deze woning ligt buiten de bebouwde kom. Dit houdt in dat de woning met betrekking tot deze weg getoetst dient te worden aan de maximale grenswaarde voor buitenstedelijk gebied. Dit houdt in dat een maximale hogere waarde van 53 dB op grond van de Wet geluidhinder van toepassing is. Uit het onderzoek blijkt dat de maximale ontheffingswaarde van 53 dB uit de Wet geluidhinder en de bovengrenswaarde uit het geluidbeleid van 53 dB wordt niet overschreden.

Omdat de toepassing van maatregelen -gericht op het terugbrengen van de te verwachten geluidbelasting- onvoldoende doeltreffend zal zijn, dan wel op overwegende bezwaren stuit (van stedenbouwkundige, verkeerskundige, landschappelijke of financiële aard) kan het college een hogere waarde verlenen, volgens artikel 110a lid 5 Wgh. De stukken van zowel het ontwerpbestemmingsplan als de hogere waarde dienen tegelijk ter inzage te liggen.

Vanuit het oogpunt van geluid is het bestemmingsplan aanvaardbaar.

4.8 Externe Veiligheid

4.8.1 Normstelling en beleid

Externe veiligheid gaat over het beheersen van de risico's voor de omgeving bij het gebruik, de opslag en het vervoer van gevaarlijke stoffen, zoals vuurwerk, LPG en munitie. Sinds een aantal jaren is er wetgeving over “externe veiligheid” om de burger niet onnodig aan te hoge risico's bloot te stellen. In deze paragraaf wordt ingegaan op de risicobronnen (inrichtingen, buisleidingen, luchthavens en transport van gevaarlijke stoffen) die zorgen voor risico's in het plangebied. Dit kunnen ook risicobronnen zijn die buiten het plangebied liggen, maar die mogelijk wel zorgen voor risico's in het plangebied.

Van de risico's die verband houden met externe veiligheid zijn met name ongevallen met brandbare/explosieve of giftige stoffen van belang. Deze ongevallen kunnen nader worden onderscheiden in ongevallen met betrekking tot:

  • inrichtingen;
  • vervoer gevaarlijke stoffen door buisleidingen;
  • vervoer gevaarlijke stoffen over weg, spoor en water.

Inrichtingen

De risico's waaraan burgers in hun leefomgeving worden blootgesteld door activiteiten met gevaarlijke stoffen in inrichtingen dienen tot een aanvaardbaar minimum te worden beperkt. Daartoe zijn in het besluit externe veiligheid inrichtingen (hierna Bevi) regels gesteld. Bij het toekennen van bepaalde bestemmingen dient onderzocht te worden:

  • of voldoende afstand in acht wordt genomen tussen (beperkt) kwetsbare objecten enerzijds en risicovolle inrichtingen anderzijds in verband met het plaatsgebonden risico;
  • of (beperkt) kwetsbare objecten liggen binnen in het invloedsgebied van risicovolle inrichtingen en zo ja, wat de bijdrage is aan het groepsrisico.

Buisleidingen

Het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) en de bijbehorende Regeling externe veiligheid buisleidingen (Revb) zijn op 1 januari 2011 in werking getreden. Het Bevb regelt onder andere welke veiligheidsafstanden moeten worden aangehouden rond buisleidingen met gevaarlijke stoffen. De normstelling is in lijn met het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi).

Als categorieën buisleidingen als bedoeld in artikel 2, eerste lid, van het Bevb worden aangewezen:

  1. a. buisleidingen voor aardgas met een uitwendige diameter van meer dan 50 mm en een druk van meer dan 1.600 kPa; en
  2. b. buisleidingen voor aardolieproducten, met een uitwendige diameter van meer dan 70 mm en een druk van meer dan 1.600 kPa.

Vervoer gevaarlijke stoffen over weg, water of spoor

In het Basisnet staan hoofdroutes over de weg, het water en het spoor waarlangs gevaarlijke stoffen vervoerd worden. Het gaat alleen om vervoer van grote hoeveelheden stoffen (bulkmassa), die bij een ongeval levensbedreigend kunnen zijn over een grote afstand.

Het plaatsgebonden risico is de kans per jaar dat een persoon die onafgebroken en onbeschermd op een plaats langs een transportroute verblijft, komt te overlijden als gevolg van een incident met het vervoer van gevaarlijke stoffen. Wat betreft het plaatsgebonden risico geldt ten opzichte van woningen (kwetsbare objecten) een grenswaarde van 10-6 per jaar.

Het Groepsrisico is de kans per jaar per kilometer transportroute dat een groep van 10 of meer personen in de omgeving van de transportroute in één keer het (dodelijk) slachtoffer wordt van een ongeval op die transportroute. Het groepsrisico geeft de aandachtspunten een transportroute aan waar zich mogelijk een ramp met veel slachtoffers kan voordoen en houdt daarom rekening met de aard en dichtheid van de bebouwing in de nabijheid van de transportroute. Wat betreft het groepsrisico is de oriëntatiewaarde bij het vervoer van gevaarlijke stoffen per transportsegment gemeten per kilometer per jaar:

  • 10-4 voor een ongeval met tenminste 10 dodelijke slachtoffers;
  • 10-6 voor een ongeval met tenminste 100 dodelijke slachtoffers;
  • 10-8 voor een ongeval met tenminste 1.000 dodelijke slachtoffers;
  • et cetera.

Beleid gemeente Dinkelland

De gemeente Dinkelland heeft haar externe veiligheidsbeleid verwoord in het document 'Externe Veiligheidsbeleid. Een Veilig Noaberschap!'(vastgesteld 24 april 2014). Doel van het externe veiligheidsbeleid is om duidelijk te maken welke externe veiligheidsrisico’s er in Dinkelland aanwezig zijn. Daarnaast maakt het beleid duidelijk hoe met deze en toekomstige risico’s om moet worden gegaan. Dit betekent dat onder meer invulling wordt gegeven aan de wettelijke verplichting om het groepsrisico en plaatsgebonden risico te overwegen.

In de beleidsnotitie worden de risicobronnen die in de gemeente Dinkelland aanwezig zijn, beschreven. Op basis van de aard en ligging van de risicobronnen, bedrijventerreinen, woongebieden etc. is vanuit het perspectief van externe veiligheid een indeling gemaakt in gebieden waarvoor het wenselijk kan zijn om een verschillend veiligheidsniveau na te streven. Het gaat om de volgende typering van gebieden:

  1. 1. Woongebieden
  2. 2. Bedrijventerreinen
  3. 3. Landelijk gebied (waaronder recreatiegebieden).

In woongebieden is de nadruk op veiligheid gelegd. In woongebieden worden dan ook geen nieuwe risicobronnen toegelaten. Op bedrijventerreinen en in het landelijke gebied wordt een enigszins minder streng veiligheidsregime geaccepteerd. De komst van inrichtingen met een geringe risicobelasting op de omgeving is hier onder voorwaarden mogelijk.

4.8.2 Toetsing en uitgangspunten bestemmingsplan

Er is getoetst aan de provinciale risicokaart. Volgens de provinciale risicokaart bestaan er geen (bekende) veiligheidsrisico's in de omgeving. Dat betekent dat er binnen de afstandscontouren, zoals gesteld in de in paragraaf 4.8.1 aangegeven wetgeving, geen bedreigen bestaan. Op grond van de provinciale risicokaart kan geconcludeerd worden dat in de directe omgeving van het plangebied:

  • geen risicohoudende inrichtingen bestaan;
  • geen buisleidingen zijn gelegen waardoor gevaarlijke stoffen worden getransporteerd;
  • geen gevaar voor het groepsrisico bestaat.

Vanuit het oogpunt van externe veiligheid is het bestemmingsplan aanvaardbaar.

4.9 Luchtkwaliteit

4.9.1 Normstelling en beleid

In hoofdstuk 5 van de Wet milieubeheer zijn de grenswaarden op het gebied van de luchtkwaliteit vastgelegd. Daarbij zijn in de ruimtelijke ordeningspraktijk met name de grenswaarden voor stikstofdioxide (NO2) en fijnstof (PM10) van belang. Projecten die slechts in zeer beperkte mate bijdragen aan de luchtverontreiniging, zijn op grond van het Besluit niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen) daarbij vrijgesteld van toetsing aan de grenswaarden. Op grond van de Regeling niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen) zijn (onder andere) de volgende projecten vrijgesteld van toetsing:

  • woningbouwprojecten met minder dan 1.500 woningen;
  • kantoorlocaties met een vloeroppervlak van minder dan 100.000 m2;
  • projecten die minder dan 3% van de (toekomstige) grenswaarde voor stikstofdioxide of fijnstof bijdragen. Dit komt overeen met 1,2 µg/m3.

4.9.2 Toetsing en uitgangspunten bestemmingsplan

De uitbreiding van de camping kan een toename van het aantal verkeersbewegingen van en naar het plangebied tot gevolg hebben. Dit kan gevolgen hebben voor de luchtkwaliteit. Het voornemen plan draagt echter 'niet in betekenende mate' (NIBM) bij aan luchtverontreiniging en is vrijgesteld van toetsing. En zijn er vanuit luchtkwaliteit geen belemmeringen voor een plan.

Hoofdstuk 5 Planbeschrijving

5.1 Toelichting Op Het Juridische Systeem

Het bestemmingsplan regelt de gebruiks- en bebouwingsmogelijkheden van de gronden binnen het plangebied. In dit hoofdstuk volgt een toelichting op de juridische regeling. Het juridisch bindende gedeelte van het bestemmingsplan bestaat uit de verbeelding en de regels. De verbeelding en de regels moeten in samenhang met elkaar worden gezien. De verbeelding en de regels zijn opgesteld volgens de landelijke Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen 2012 (SVBP 2012). Dit zijn de standaardregels zoals voorgeschreven op grond van de Wet ruimtelijke ordening en overeenkomstig de wettelijk e regels ten aanzien van het digitaal raadpleegbaar zijn van ruimtelijke plannen. Tevens is rekening gehouden met het Handboek Bestemmingsplannen van de gemeente Dinkelland en de Nota van uitgangspunten Bestemmingsplannen Recreatieterreinen Dinkelland (2011).

Het bestemmingsplan bevat twee typen flexibiliteitbepalingen: afwijkingsregels en wijzigingsregels. Er zijn een aantal binnenplanse afwijkingsregels in het bestemmingsplan opgenomen. Ook bevat het plan wijzigingsregels. Deze geven Burgemeester en Wethouders de bevoegdheid een (deel van een) bestemming te wijzigen. In dergelijke situaties wordt het voornemen ter inzage gelegd zodat belanghebbenden bezwaren kunnen indienen.

5.2 Toelichting Op De Regels Per Bestemming

Bos

De bosstrook rond het recreatieterrein is als 'Bos' bestemd. Teneinde te borgen dat deze strook een goede landschappelijke inpassing garandeert, zijn in de regels gebruiksbepalingen opgenomen voor de aanleg en instandhouding ervan. Het zuidelijk gelegen bosperceel zal als natuureducatiegebied worden ingericht (belevingspad). De bestemming maakt dit mogelijk.

Recreatie – Verblijfsrecreatie

De bestemming heeft betrekking op het recreatieterrein met de daarbij behorende (recreatieve) voorzieningen. Het terrein is bestemd voor tenten, caravans en stacaravans, bedrijfswoningen, gebouwen en overkappingen voor zover ten dienste van het recreatieterrein, ten behoeve van dienstverlening, waaronder receptie, horecadoeleinden, detailhandel, sport- en speeldoeleinden, al dan niet in combinatie met ruimten ten behoeve van sanitaire voorzieningen en onderhoud en beheer, alsmede gebouwen en overkappingen ten behoeve van sanitaire voorzieningen. Het aantal standplaatsen is bepaald op maximaal 240.

Er zijn binnen de bestemming twee bouwvlakken opgenomen: één ten behoeve van de centrale voorzieningen en één ten behoeve van de beheerderswoning met bijbehorende bouwwerken. Voor het overige terreingedeelte is op deze wijze sprake van een grote mate van flexibiliteit met betrekking tot de precieze invulling.

Experimenteerregeling

Aangezien de toeristische markt sterk aan trends onderhevig is en steeds meer vraagt om innovatieve ideeën, moeten ondernemers hier zo goed mogelijk op inspringen. Daarvoor is het belangrijk dat er flexibiliteit in de regelingen zit (experimenteerregeling). Dit wil zeggen: er is ruimte om ook vormen van recreatie te introduceren die niet direct passen binnen de uiterlijke kenmerken en afmetingen van een kampeermiddel, stacaravan en naar de aard daarmee gelijk te stellen onderkomen. Daartoe is in het bestemmingsplan een afwijkingsmogelijkheid opgenomen om 10% van het terrein binnen de bestemming Recreatie- Recreatieterrein te benutten voor kampeermiddelen in afwijkende vorm.

Borging landschappelijke inpassing

Teneinde te borgen dat een goede landschappelijke inpassing is garandeert, zijn in de regels gebruiksbepalingen opgenomen voor de aanleg en instandhouding van de landschapsmaatregelen conform het in bijlage 1 opgenomen landschapsplan en het in bijlage 2 opgenomen beplantingsplan.

Aanduidingen

  • Bedrijfswoning. Ten behoeve van de beheerderswoning in het noordelijk deel van het plangebied is een specifieke regeling opgenomen. Zowel ten behoeve van de bedrijfswoning als de machineberging is een bouwvlak opgenomen. De bedrijfswoning kan binnen het betreffende bouwvlak worden gebouwd ter plaatse van de aanduiding "bedrijfswoning".
  • Recreatiewoning. Binnen het plangebied bevindt zich één recreatiewoning. Binnen de bestemming 'Recreatie – Verblijfsrecreatie ' is daartoe de aanduiding 'recreatiewoning (rw) opgenomen.
  • Ontsluiting. De hoofdontsluiting van het recreatiepark is aangeduid met de aanduiding 'ontsluiting'.
  • Horeca van categorie 2. De receptie van de camping heeft tevens een horeca 2 functie, deze is aangeduid.

Wonen

De nieuw te bouwen burgerwoning in het zuidelijk gedeelte van het plangebied is onder de bestemming 'Wonen' gebracht.

Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid

6.1 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid

Het bestemmingsplan heeft betrekking op een bestaand recreatieterrein en de uitbreiding daarvan. Van gemeentewege zijn geen nieuwe ontwikkelingen in het plan opgenomen die in een financieel kader geplaatst moeten worden.


Het betreft hier een particulier initiatief. De gemeente verleent medewerking door het opstellen van een herziening van het bestemmingsplan. De initiatiefnemer betaalt alle plan- en onderzoekskosten. De voorgestelde planologische wijziging heeft geen nadelige effecten op de omliggende woningen en bedrijven. Tevens wordt een planschadeovereenkomst gesloten.

6.1.1 Grondexploitatie

Door middel van de grondexploitatieregeling in de Wet ruimtelijke ordening (Wro) en het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) beschikken gemeenten over mogelijkheden voor het verhalen van kosten. Hierbij valt te denken aan kosten voor het bouw- en woonrijp maken en kosten voor de ruimtelijke onderbouwing. Daarnaast hebben gemeenten sturingsmogelijkheden, omdat in het geval van grondexploitatie door derden, diverse eisen en regels gesteld kunnen worden. Indien er sprake is van bepaalde bouwplannen, dient de gemeente hiervoor in beginsel een exploitatieplan op te stellen. Van het opstellen van een exploitatieplan kan worden afgezien als voornoemde kosten "anderszins verzekerd" zijn, bijvoorbeeld door overeenkomsten, en het stellen van eisen met betrekking tot kwaliteit en fasering niet noodzakelijk wordt geacht. Een combinatie van een exploitatieplan en overeenkomsten is ook mogelijk.


Voor camping de Haer is de economische uitvoerbaarheid anderszins verzekerd door een anterieure overeenkomst. Er is een exploitatieovereenkomst en een KIGO-o vereenkomst met de initiatiefnemer gesloten. Hiermee is het plan economisch uitvoerbaar.

6.2 Economische Uitvoerbaarheid

Het beleid van de gemeente Dinkelland is er op gericht om permanente bewoning van recreatiewoningen te voorkomen en tegen te gaan. Daartoe is een beleidsnotitie opgesteld waarin het gemeentelijk beleid is verwoord (zie paragraaf 2.3). In de regels van het bestemmingsplan wordt permanente bewoning daarom uitgesloten.

6.3 Handhaving

Het bestemmingsplan doorloopt de in de Wro opgenomen bestemmingsplan-procedure. Op het ontwerp bestemmingsplan bestaat de mogelijkheid zienswijzen in te dienen. Eventueel ingekomen zienswijzen worden beoordeeld en al dan niet verwerkt in het bestemmingsplan en het plan wordt door de gemeenteraad vastgesteld, binnen 12 weken na terinzagelegging. De indieners van de zienswijzen worden hiervan op de hoogte gesteld. Uiteindelijk is tegen het bestemmingsplan beroep mogelijk bij de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Bijlage 1 Beplantingsplan

Bijlage 1 Beplantingsplan

Bijlage 1 Landschapsplan Uitbreiding Camping De Haer

Bijlage 1 Landschapsplan uitbreiding Camping de Haer

Bijlage 2 Beplantingsplan

Bijlage 2 Beplantingsplan

Bijlage 3 Bedrijfsnatuurplan

Bijlage 3 Bedrijfsnatuurplan

Bijlage 4 Beoordeling Q-team Dinkelland-tubbergen - Landelijk Gebied

Bijlage 4 Beoordeling Q-team Dinkelland-Tubbergen - Landelijk Gebied

Bijlage 5 Waterparagraaf Met Watertoets

Bijlage 5 Waterparagraaf met watertoets

Bijlage 6 Quickscan Flora En Fauna

Bijlage 6 Quickscan Flora en Fauna

Bijlage 7 Memo Stikstofberekening Incl. Projectberekeningen

Bijlage 7 Memo stikstofberekening incl. projectberekeningen

Bijlage 8 Geluidsonderzoek 20 Juli 2022

Bijlage 8 Geluidsonderzoek 20 juli 2022