KadastraleKaart.com

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
Artikel 2 Wijze Van Meten
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Detailhandel
Artikel 4 Gemengd
Artikel 5 Groen
Artikel 6 Verkeer
Artikel 7 Verkeer - Parkeerterrein
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 8 Anti-dubbeltelregel
Artikel 9 Algemene Gebruiksregels
Artikel 10 Algemene Afwijkingsregels
Artikel 11 Algemene Procedureregels
Artikel 12 Overige Regels
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 13 Overgangsrecht Bouwwerken
Artikel 14 Overgangsrecht Gebruik
Artikel 15 Slotregel
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Algemeen
1.2 Vigerende Planologisch-juridische Regeling
1.3 De Bij Het Plan Behorende Stukken
1.4 Situering Van Het Plangebied
1.5 Opbouw Toelichting
Hoofdstuk 2 Beleid
2.1 Algemeen
2.2 Cultuurhistorie En Archeologie
2.3 Vogel- En Habitatrichtlijn
2.4 Flora- En Faunawet
2.5 Omgevingsvisie Overijssel
2.6 Detailhandelsvisie Overijssel 2007
2.7 Water
2.8 Welstand
Hoofdstuk 3 Onderzoek
3.1 Algemeen
3.2 Beschrijving Plangebied
3.3 Archeologie
3.4 Natuurwaarden
3.5 Water
3.6 Distributieplanologische Aspecten
3.7 Milieu
3.8 Luchtkwaliteit
3.9 Externe Veiligheid
3.10 Parkeren
Hoofdstuk 4 Het Plan
4.1 Algemeen
4.2 Stedenbouwkundig Plan
4.3 Planregels
Hoofdstuk 5 Uitvoerbaarheid
Hoofdstuk 6 Inspraak En Overleg
6.1 Inspraak
6.2 Overleg Ex Artikel 3.1.1 Bro
6.3 Zienswijzen
Bijlagen Bij De Toelichting
Bijlage 1 Situering Plangebied
Bijlage 2 Beeldkwaliteitsplan
Bijlage 3 Amk/ikaw
Bijlage 4 Archeologisch Onderzoek
Bijlage 5 Ecologisch Onderzoek
Bijlage 6 Akoestisch Onderzoek
Bijlage 7 Bodemonderzoek
Bijlage 8 Berekeningen Luchtkwaliteit
Bijlage 9 Stedenbouwkundig Plan

bestemmingsplan Tilligte, partiele herziening uitbreiding winkel en parkeerplaatsen Koopman

Bestemmingsplan - Dinkelland

Vastgesteld op 01-03-2013 - geheel onherroepelijk in werking

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan:

het bestemmingsplanTilligte, partiële herziening uitbreiding winkel en parkeerplaatsen Koopman

van de gemeente Dinkelland;

1.2 bestemmingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.1774.TILBPKOOPMAN-0401 met de bijbehorende regels;

1.3 aanduiding:

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.4 aanduidingsgrens:

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

1.5 aanpijling:

een op de plankaart blijkens de daarop voorkomende verklaring als zodanig opgenomen aanduiding, die aangeeft welke bestemming/aanduiding van toepassing is op de aangepijlde gronden;

1.6 afwijking:

een afwijking als bedoeld in art. 2.12, eerste lid, onder a, onder 1° Wabo;

1.7 ander-werk:

een werk, geen bouwwerk zijnde, of een werkzaamheid;

1.8 bebouwing:

één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouw zijnde;

1.9 bedrijfswoning:

een woning in of bij een gebouw of op een terrein, kennelijk slechts bedoeld voor (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein noodzakelijk is;

1.10 bestemmingsgrens:

de grens van een bestemmingsvlak;

1.11 bestemmingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

1.12 bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;

1.13 bouwgrens:

de grens van een bouwvlak;

1.14 bouwperceel:

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

1.15 bouwperceelgrens:

een grens van een bouwperceel;

1.16 bouwvlak:

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouw zijnde zijn toegelaten;

1.17 bouwwerk:

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;

1.18 dak:

iedere bovenbeïndiging van een gebouw;

1.19 detailhandel:

het bedrijfsmatig te koop aanbieden (waaronder de uitstalling ten verkoop), het verkopen en/of leveren van goederen, geen motorbrandstoffen zijnde, aan personen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit. Onder detailhandel vallen geen afhaalzaken en maaltijdbezorgdiensten;

1.20 gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.21 hoofdgebouw:

een gebouw dat, gelet op de bestemming, als het belangrijkste bouwwerk op een bouwperceel kan worden aangemerkt;

1.22 nadere eis:

een nadere eis als bedoeld in artikel 3.6 lid 1 onder d van de Wet ruimtelijke ordening;

1.23 noodontsluiting

verkeersroute welke alleen in geval van calamiteiten mag worden gebruikt;

1.24 normale onderhouds- of exploitatiewerkzaamheden:

werkzaamheden die regelmatig noodzakelijk zijn voor een goed beheer van de gronden, waaronder begrepen de handhaving dan wel de realisering van de bestemming;

1.25 peil:

  1. a. voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst:
    de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
  2. b. voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst:
    de hoogte van het terrein ter hoogte van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw;

1.26 prostitutie:

het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander persoon tegen vergoeding;

1.27 prostitutiebedrijf:

een gebouw, voer- of vaartuig dan wel enig gedeelte daarvan, geheel of gedeeltelijk bestemd, dan wel in gebruik voor het daar uitoefenen van prostitutie;

1.28 seksinrichting:

de voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in de omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch/pornografische aard plaatsvinden. Onder seksinrichting wordt in ieder geval verstaan: een prostitutiebedrijf, alsmede een erotische massagesalon, een seksbioscoop, een seksautomatenhal, een sekstheater of een parenclub of een naar de aard daarmee gelijk te stellen bedrijf, al dan niet in combinatie met elkaar;

1.29 verbeelding:

  1. a. de analoge verbeelding van het bestemmingsplan Tilligte, partiële herziening uitbreiding winkel en parkeerplaatsen Koopman, bestaande uit de kaart(en) met tekeningnummer NL.IMRO.1774.TILKOOP-0302 en legenda;
  2. b. de digitale verbeelding van het bestemmingsplan Tilligte, partiële herziening uitbreiding winkel en parkeerplaatsen Koopman;

1.30 voorgevel:

de naar de weg gekeerde gevel van een gebouw of, indien een perceel met meerdere zijden aan een weg grenst, de als zodanig door burgemeester en wethouders aan te wijzen gevel;

1.31 woning:

een complex van ruimten uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijke

huishouding.

Artikel 2 Wijze Van Meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 Gebouwen en bouwwerken

2.2 Ondergeschikte bouwdelen

Bij het meten worden ondergeschikte bouwdelen, als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van bouwvlak- of bestemmingsgrenzen niet meer dan 1 m bedraagt.

2.3 Maatvoering

Alle maten zijn tenzij anders aangegeven:

  1. a. voor lengten in meters (m);
  2. b. voor oppervlakten in vierkante meters (m²);
  3. c. voor inhoudsmaten in kubieke meters (m³);
  4. d. voor verhoudingen in procenten (%);
  5. e. voor hoeken/hellingen in graden (º).

2.4 Meten

Bij de toepassing van deze regels wordt gemeten tot of vanuit het hart van de lijn.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Detailhandel

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Detailhandel' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. detailhandel;
    alsook ondergeschikte en daarbijbehorende:
    1. 1. dienstverlening;
    2. 2. horeca;

met daarbijbehorende:

  1. b. gebouwen, een bedrijfswoning daaronder begrepen;
  2. c. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  3. d. werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden;
  4. e. tuinen;
  5. f. erven;
  6. g. terreinen;
  7. h. waterhuishoudkundige voorzieningen;
  8. i. groenvoorzieningen;
  9. j. parkeervoorzieningen, met dien verstande dat voor de voorziening in de parkeerbehoefte wordt voorzien in voldoende parkeer- of stallingsruimte.

3.2 Bouwregels

Op de voor 'Detailhandel' aangewezen gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd.

3.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing ten behoeve van:

  1. a. het straat- en bebouwingsbeeld;
  2. b. de milieusituatie;
  3. c. de verkeersveiligheid;
  4. d. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

3.4 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:

  1. a. 3.2.1 onder b en toestaan dat de goothoogte wordt vergroot mits deze vergroting betrekking heeft op ten hoogste 50% van de gootlengte per hoofdgebouw;
  2. b. 3.2.1 onder d en toestaan dat de dakhelling van een gebouw wordt verlaagd tot 0°.

Artikel 4 Gemengd

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Gemengd' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. kantoor;
  2. b. wonen;

met daarbijbehorende:

  1. c. gebouwen;
  2. d. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  3. e. werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden;
  4. f. tuinen;
  5. g. erven;
  6. h. terreinen;
  7. i. wegen en paden;
  8. j. waterhuishoudkundige voorzieningen;
  9. k. groenvoorzieningen;
  10. l. parkeervoorzieningen, met dien verstande dat voor de voorziening in de parkeerbehoefte wordt voorzien in voldoende parkeer- of stallingsruimte.

4.2 Bouwregels

Op de voor 'Gemengd' aangewezen gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd.

4.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing ten behoeve van:

  1. a. het straat- en bebouwingsbeeld;
  2. b. de milieusituatie;
  3. c. de verkeersveiligheid;
  4. d. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

4.4 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:

  1. a. 4.2.1 onder b en toestaan dat de goothoogte wordt vergroot mits deze vergroting betrekking heeft op ten hoogste 50% van de gootlengte per hoofdgebouw;
  2. b. 4.2.1 onder b en toestaan dat de dakhelling van een gebouw wordt verlaagd tot 0°.

Artikel 5 Groen

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. groenvoorzieningen;
  2. b. ter plaatse van de aanduiding 'houtwal', voor een houtwal;
  3. c. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer - noodontsluiting' een noodontsluiting;

met daarbijbehorende:

  1. d. bouwwerken, geen gebouw zijnde;
  2. e. andere-werken;
  3. f. paden en verhardingen;
  4. g. waterhuishoudkundige voorzieningen;
  5. h. afsluitbare slagboom ten behoeve van de noodontsluiting.

5.2 Bouwregels

Op de voor 'Groen' aangewezen gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouw zijnde ten dienste van de bestemming worden gebouwd.

5.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 6 Verkeer

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. wegen, straten en paden;
  2. b. ontsluitingsweg met een minimale breedte van 4.00 m ter plaatse van de aanduiding 'minimum breedte';
  3. c. parkeervoorzieningen;
  4. d. geluidwerende voorzieningen;

met daarbijbehorende:

  1. e. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  2. f. werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden, al dan niet gelijkvloerse kruisingen met spoorwegen en water;
  3. g. water;
  4. h. waterhuishoudkundige voorzieningen;
  5. i. groenvoorzieningen.

6.2 Bouwregels

Op de voor 'Verkeer' aangewezen gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten dienste van de bestemming worden gebouwd.

Artikel 7 Verkeer - Parkeerterrein

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer - Parkeerterrein' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. ten minste 105 parkeerplaatsen voor het parkeren van (motor)voertuigen;

met daarbijbehorende:

  1. b. bouwwerken, geen gebouw zijnde;
  2. c. andere-werken;
  3. d. voetpaden;
  4. e. waterhuishoudkundige voorzieningen;
  5. f. groenvoorzieningen.

7.2 Bouwregels

Op de voor 'Verkeer - Parkeerterrein' aangewezen gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouw zijnde ten dienste van de bestemming worden gebouwd.

Hoofdstuk 3 Algemene Regels

Artikel 8 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 9 Algemene Gebruiksregels

9.1 Strijdig gebruik

Het is verboden gronden en bouwwerken te gebruiken of te laten gebruiken in strijd met het bestemmingsplan.

Onder een gebruik in strijd met het bestemmingsplan wordt in ieder geval verstaan:

  1. a. het (laten) gebruiken van gebouwen en/of gronden ten behoeve van een seksinrichting en/of prostitutiebedrijf.

Artikel 10 Algemene Afwijkingsregels

10.1 Afwijkingsbevoegdheid

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van:

  1. a. de bij recht in de regels gegeven maten, afmetingen, percentages tot niet meer dan 10% van die maten, afmetingen en percentages;
  2. b. de bestemmingsregels en toestaan dat het beloop of het profiel van wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid en/of -intensiteit daartoe aanleiding geven;
  3. c. de bestemmingsregels met het oog op de aanpassing aan de werkelijke afmetingen van het terrein, mits de structuur van het plan niet wordt aangetast, de belangen van derden in redelijkheid niet worden geschaad en de afwijking gewenst en noodzakelijk wordt geacht voor de juiste verwezenlijking van het plan;
  4. d. de bestemmingsregels ten aanzien van de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouw zijnde en toestaan dat de bouwhoogte van kunstwerken en van zend-, ontvang- en/of sirenemasten wordt vergroot tot niet meer dan 40 m;
  5. e. de bestemmingsregels en toestaan dat de grenzen van het bouwvlak naar de buitenzijde worden overschreden door:
    1. 1. plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen;
    2. 2. gevel- en kroonlijsten, overstekende daken;
  6. f. het bepaalde ten aanzien van de maximale bouwhoogte van gebouwen en toestaan dat de bouwhoogte van de gebouwen wordt vergroot ten behoeve van plaatselijke verhogingen, zoals schoorstenen, luchtkokers, luchtbehandelingsinstallaties, liftkokers en lichtkappen;
  7. g. de eis dat bij een aanvraag van omgevingsvergunning blijkt dat over voldoende parkeer- of stallingsruimte moet worden gerealiseerd indien op andere wijze in de nodige parkeer- en/of stallingsruimte wordt voorzien.

Artikel 11 Algemene Procedureregels

11.1 Nadere eis

Voor een besluit tot het stellen van een nadere eis geldt de volgende voorbereidingsprocedure:

  1. a. een ontwerpbesluit ligt, met bijhorende stukken, gedurende twee weken ter inzage;
  2. b. de terinzagelegging wordt vooraf bekend gemaakt in één of meer dag-, nieuws- of huis-aan-huisbladen of op een andere geschikte wijze;
  3. c. de bekendmaking houdt mededeling in van de bevoegdheid voor belanghebbenden tot het naar voren brengen van zienswijzen gedurende de ondera genoemde termijn;
  4. d. burgemeester en wethouders delen aan hen die zienswijzen naar voren hebben gebracht de beslissing daaromtrent mede.

Artikel 12 Overige Regels

12.1 Werking wettelijke regelingen

De wettelijke regelingen waarnaar in de regels van dit plan wordt verwezen, gelden zoals deze luiden op het moment van vaststelling van het plan.

Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels

Artikel 13 Overgangsrecht Bouwwerken

13.1 Bouwwerken

Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,

  1. a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
  2. b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk teniet is gegaan.

13.2 Afwijking

Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het eerste lid een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.

13.3 Uitzondering

Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

Artikel 14 Overgangsrecht Gebruik

14.1 Gebruik

Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet, behoudens voor zover uit de Richtlijnen 79/409/EEG en 92/43/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 2 april 1979 inzake het behoud van de vogelstand onderscheidenlijk van 21 mei 1992 inzake de instandhouding van de natuurlijke habitats en de wilde flora en fauna, beperkingen voortvloeien ten aanzien van ten tijde van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan bestaand gebruik.

14.2 Strijdig gebruik

Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.

14.3 Verbod

Indien het gebruik, bedoeld in eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.

14.4 Uitzondering

Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 15 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het bestemmingsplan Tilligte, partiële herziening uitbreiding winkel en parkeerplaatsen Koopman.

februari 2013.

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Algemeen

Bij de gemeente is door de firma Koopman Mode te Tilligte een verzoek ingediend om het bedrijf, dat gevestigd is aan de Ootmarsumsestraat 143, verder uit te breiden. De uitbreiding komt in hoofdlijnen neer op de bouw van een bouwlaag op de bestaande bebouwing. Het voorste deel van het bouwvoornemen kan gerealiseerd worden op basis van het vigerende bestemmingsplan, maar het achterste deel echter niet. Bovendien zal als gevolg van de extra bouwlaag het parkeerterrein verder worden uitgebreid. Daarnaast wordt de bestemming van het naastliggende pand (nr. 151) gewijzigd om het niet alleen als woning te kunnen blijven gebruiken, maar ook als kantoor door Koopman zelf.

Reeds in 1989 is een eerste uitbreiding van Koopman Mode gerealiseerd middels de "HERZIENING OOTMARSUMSESTRAAT" van het bestemmingsplan "Tilligte 1978". Daarna heeft nog in 1998 een uitbreiding plaatsgevonden die op basis van een vrijstellingsprocedure kon worden gerealiseerd. De thans voorgestane uitbreiding, inclusief parkeerterrein, noodzaakt tot het gebruik van aangrenzende en tegenovergelegen gronden, die thans in het bestemmingsplan "Buitengebied" en “Tilligte 1978” zijn gelegen.

De gemeente is bereid om medewerking te verlenen aan het bouwvoornemen en om een procedure tot herziening van de bestemmingsplannen in procedure te zetten.

1.2 Vigerende Planologisch-juridische Regeling

De gebruiksmogelijkheden van de gronden binnen de onderhavige bestemmingsplangrens zijn tot op heden geregeld in het bestemmingsplan "Tilligte 1978", “Tilligte 1978, herziening Ootmarsumsestraat" en het bestemmingsplan "Buitengebied" van de voormalige gemeente Denekamp. De bestemmingsplannen zijn vastgesteld door de raad op respectievelijk 28 februari 1980, 27 maart 1989 en 24 maart 1993 en goedgekeurd door Gedeputeerde Staten op 25 november 1980, 25 augustus 1989 en 8 november 1994. De gronden hebben deels de bestemmingen “horeca”, “bos/beplantingsstrook” en “recreatieterrein”, deels "winkels" en “eengezinshuizen” en deels "agrarische doeleinden". De voorgenomen ontwikkeling kan niet gerealiseerd worden zonder bestemmingsplanwijziging.

1.3 De Bij Het Plan Behorende Stukken

Het bestemmingsplan "Tilligte, partiële herziening uitbreiding winkel en parkeerplaatsen Koopman" bestaat uit de volgende stukken:

  • Verbeelding (plankaart), schaal 1:1.000 (tek. nr. NL.IMRO.1774.TILBPKOOPMAN-0401;
  • planregels.

Op de verbeelding zijn de bestemmingen van de in het plan begrepen gronden en opstallen weergegeven. De planregels geven de ingevolge het bepaalde in het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) vereiste regelen en bepalingen weer. In deze toelichting die het plan vergezelt zijn de aan het plan ten grondslag liggende gedachten en een beschrijving van de planopzet vermeld.

1.4 Situering Van Het Plangebied

Het plangebied ligt midden in de kern Tilligte en bestaat uit twee gedeelten. Het onderste deel is aan de noordzijde begrensd door de Ootmarsumsestraat, aan de zuidzijde door het buitengebied en aan de oost- en westzijde door woonbebouwing die eveneens in het lint van de Ootmarsumsestraat is gelegen. Het bovenste deel ligt naast het achterste deel van café Ten Dam; het wordt begrensd door de achtertuinen van woningen aan de Ootmarsumsestraat aan de ene kant en door het nieuw te ontwikkelen woningbouwproject aan de andere kant; de in- en uitrit van dit parkeerterrein is naast café Ten Dam.

De ligging en begrenzing van het plangebied is weergegeven op Bijlage 1 Situeringplangebied.

1.5 Opbouw Toelichting

In Hoofdstuk 2 Beleid wordt ingegaan op het relevante ruimtelijk beleid. Om te komen tot het onderhavige bestemmingsplan is een analyse gemaakt van in het gebied aanwezige functies en waarden. Onderzoek heeft plaatsgevonden naar de aspecten milieu, bodem, water, archeologie, ecologie, externe veiligheid en luchtkwaliteit. De resultaten van deze onderzoeken zijn weergegeven in Hoofdstuk 3 Onderzoek. De planbeschrijving is opgenomen in Hoofdstuk 4 Het plan, alsook de juridisch-technische aspecten van de opgenomen regeling. Een beschouwing over de uitvoerbaarheid alsmede de resultaten van de inspraak en het gevoerde overleg, neergelegd in respectievelijk Hoofdstuk 5 Uitvoerbaarheid en Hoofdstuk 6 Inspraak en overleg, sluiten deze toelichting af.

Hoofdstuk 2 Beleid

2.1 Algemeen

In de keuze van het te voeren ruimtelijk beleid is een gemeente in principe vrij. De wetgeving gaat er echter wel van uit dat er rekening gehouden wordt met het door hogere overheden uitgestippelde beleid, vooral daar waar het bovengemeentelijke belangen betreft. Weliswaar is de gemeente niet verplicht dit beleid verder te volgen, echter afwijking ervan zal duidelijk moeten worden gemotiveerd. In dit hoofdstuk wordt dan ook achtereenvolgens ingegaan op het Europese beleid, het rijksbeleid, het provinciale beleid en het gemeentelijke beleid ten aanzien van het plangebied.

2.2 Cultuurhistorie En Archeologie

Het Europees Verdrag inzake de bescherming van het archeologisch erfgoed (het verdrag van Malta) is in 1998 aanvaard. Het verdrag bepaalt dat archeologische waarden als onvervangbaar onderdeel van het lokale, regionale en (inter)nationale culturele erfgoed bij de besluitvorming over ruimtelijke ingrepen expliciet dienen te worden meegewogen en waar mogelijk ontzien.

Ingevolge dit verdrag is het dan ook noodzakelijk om te bezien of in het plangebied sprake is van te verwachten oudheidkundige waarden. De Archeologische Monumentenkaart (AMK) geeft een overzicht van alle bekende behoudenswaardige archeologische terreinen in Nederland. Daarnaast geeft de Indicatieve Kaart van Archeologische Waarden (IKAW) een globaal overzicht van de mate waarin archeologische resten in een gebied kunnen worden aangetroffen.

Wanneer bescherming en inpassing van waardevolle monumenten niet mogelijk blijken, zal de historische informatie door verantwoord archeologisch onderzoek veilig moeten worden gesteld. In het verdrag is op Europees niveau een aantal principes vastgelegd dat kan helpen deze doelstellingen te realiseren. Zo dient archeologische monumentenzorg in nauwe afstemming plaats te vinden met andere activiteiten en beslissingen op het gebied van ruimtelijke ordening.

Voor het onderhavige plangebied is onderzocht of en in hoever in het plangebied sprake is van archeologisch waardevolle elementen. In paragraaf 3.3. wordt hier nader op ingegaan.

2.3 Vogel- En Habitatrichtlijn

Vanuit de Europese Unie is beleid geformuleerd ten aanzien van de bescherming en ontwikkeling van natuur en soorten in het kader van de totstandbrenging van de samenhangende Europese Ecologische Hoofdstructuur. Als uitvloeisel daarvan dienen ruimtelijke plannen getoetst te worden aan de Vogelrichtlijn en de Habitatrichtlijn. De Vogelrichtlijn heeft als doel de bescherming van in het wild levende vogels en hun leefgebied op het grondgebied van de Europese Unie. Dit vindt plaats door de aanwijzing van zogenaamde speciale beschermingszones.

In principe geldt dit ook voor de Habitatrichtlijn, die is gericht op het instandhouden van de natuurlijke habitat en de bescherming van wilde flora en fauna.

Bij elk plan of project dient te worden onderzocht of het plangebied in of bij (tot ongeveer 4 kilometer van) een speciale beschermingszone (sbz) als bedoeld in de Vogel- of Habitatrichtlijn ligt. Als een plan of project in of bij een sbz ligt, wordt van een gemeente verwacht dat zij voor aanvang van het plan of project een passende beoordeling maakt, waarbij de significante gevolgen van het plan voor de flora en fauna worden onderzocht. Als er significante gevolgen worden verwacht, kan het project alleen om dwingende redenen van openbaar belang en bij afwezigheid van een alternatief, doorgang vinden. Er moeten dan wel voor aanvang van het plan of project passende maatregelen worden genomen om de natuurwaarden volledig te compenseren. Verder mag de kwaliteit van de speciale beschermingszones niet verslechteren en mogen er geen storende factoren optreden voor de beschermde soorten. Mede gelet op de Flora- en faunawet betekent dit dat voortplantings- of vaste rust- of verblijfplaatsen niet mogen worden beschadigd, vernield of verstoord. Voor beschermde planten geldt dat ze niet van hun groeiplaatsen mogen worden verwijderd of vernield.

In paragraaf 3.4 Natuurwaarden wordt ingegaan op de onderzoeksresultaten van de in het plangebied voorkomende flora en fauna.

2.4 Flora- En Faunawet

Sinds 1 april 2002 regelt de "Flora- en faunawet" de bescherming van in het wild voorkomende inheemse planten en dieren. In de wet is onder meer bepaald dat beschermde dieren niet gedood, gevangen of verontrust mogen worden en planten niet geplukt, uitgestoken of verzameld mogen worden. Bovendien dient iedereen voldoende zorg in acht te nemen voor in het wild levende planten en dieren. Daarnaast is het niet toegestaan om hun directe leefomgeving, waaronder nesten en holen, te beschadigen, te vernielen of te verstoren. De "Flora- en faunawet" heeft dan ook belangrijke consequenties voor ruimtelijke plannen.

Onder bepaalde voorwaarden is het mogelijk van de minister van LNV vrijstelling of ontheffing te krijgen. De wet biedt in artikel 75 de mogelijkheid om ontheffing aan te vragen van overtreding van de verboden uit de artikelen 8 tot en met 18. Ontheffingen worden uitsluitend verleend door de Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij. Ontheffingen kunnen alleen worden verleend als aan bepaalde voorwaarden van zorgvuldigheid is voldaan. Wanneer plannen worden ontwikkeld voor ruimtelijke ingrepen of voornemens ontstaan om werkzaamheden uit te voeren, dient vooraf goed te worden beoordeeld of er mogelijke nadelige consequenties voor beschermde inheemse soorten zijn. In beginsel is daarvoor de initiatiefnemer zelf verantwoordelijk. In paragraaf 3.4 Natuurwaarden wordt hier nader op ingegaan.

2.5 Omgevingsvisie Overijssel

Op 1 juli 2009 is de Omgevingsvisie voor de provincie Overijssel vastgesteld. Deze visie volgt het streekplan Overijssel 2000+ op als belangrijkste ruimtelijke document voor de provincie.

De Omgevingsvisie is een strategisch document en behandelt diverse ruimtelijke aspecten en zal daarom de rol vervullen van:

  • Structuurvisie onder de (nieuwe) Wet ruimtelijke ordening.
  • Regionaal Waterplan onder de (nieuwe) Waterwet (en Provinciaal Waterhuishoudingsplan onder de Wet op de waterhuishouding tot de inwerkingtreding van de Waterwet).
  • Milieubeleidsplan onder de Wet milieubeheer.
  • Provinciaal verkeer- en vervoersplan onder de Planwet Verkeer en Vervoer.
  • Bodemvisie in kader van ILG-afspraak met het rijk.

De Omgevingsvisie behandelt de provinciale belangen en het provinciale beleid voor de fysieke leefomgeving. In vergelijking met het streekplan Overijssel 2000+ worden verschillende beleidsonderwerpen beter op elkaar afgestemd. De provincie wil daarnaast meer op voorhand gaan sturen en is meer gefocust op gebiedsontwikkeling. Met de nieuwe Wro en de Waterwet heeft de provincie instrumenten waarmee invulling kan worden gegeven aan het beleid.

De twee belangrijkste thema's uit de Omgevingsvisie zijn Duurzaamheid en Ruimtelijke kwaliteit. Aan de hand van deze thema's heeft de provincie beleidsuitgangspunten en prioriteiten geformuleerd.

Duurzaamheid

Voor wat betreft het thema duurzaamheid heeft de provincie een lijst met prioriteiten opgesteld. Het gaat hier om aspecten die dermate cruciaal zijn voor de duurzame ontwikkeling van de provincie Overijssel dat deze in de uitvoering van de Omgevingsvisie het grootste gewicht krijgen.

Het gaat dan onder andere om:

  • Robuuste natuur: realisatie van de Ecologische Hoofdstructuur met verbindingszones.
  • Nationale parken en Natura 2000-gebieden.
  • Behoud door ontwikkeling Nationale landschappen.
  • Waterveiligheid: ruimte voor de rivieren en kleinere watersystemen.
  • Hoofdstructuur voor bereikbaarheid (weg, spoor, fiets, water).

Geen van deze provinciale belangen komen met de realisatie van onderhavig plan in het geding.

Ruimtelijke kwaliteit

Omdat ruimtelijke kwaliteit subjectief is, is een goede ruimtelijke kwaliteit moeilijk vast te stellen. De provincie hanteert daarom de volgende definitie: ruimtelijke kwaliteit is datgene dat ruimte geschikt maakt en houdt voor wat voor mens, plant en dier belangrijk is.

Overijssel is een rijke en gevarieerde provincie. De verschillende typen gebieden met hun karakteristieke kenmerken, moeten met de Omgevingsvisie versterkt en vernieuwd worden. In de Omgevingsvisie is het "spectrum aan verschillende gebiedskenmerken" gegroepeerd in vier lagen. Zo is er de natuurlijke laag, de laag van het agrarisch cultuurlandschap, een stedelijk laag en een lust- en leisurelaag.

Aan de hand van deze lagenbenadering zet de provincie in op nieuwe verbindingen tussen bestaande kwaliteiten en nieuwe ontwikkelingen, maar ook tussen oud en nieuw, tussen snel en traag, tussen stad en land, tussen rood en groen, tussen opbrengsten en kosten. De ambitie is een kwaliteitsontwikkeling in gang te zetten, waarbij elk project, elke ontwikkeling bijdraagt aan de ruimtelijke kwaliteit van de leefomgeving. Als basis voor de inhoudelijke sturing worden de gebiedskenmerken die er nu zijn genomen. Deze kenmerken moeten niet alleen maar beschermd worden, maar juist ook verbonden worden met nieuwe ontwikkelingen.

Ontwikkelingsperspectieven

Met de ontwikkelingsperspectieven wordt de ruimtelijke ontwikkelingsvisie geschapen om de beleids- en de kwaliteitsambities te realiseren. Hiervoor zijn de gebiedskenmerken gebruikt als onderlegger.

Er worden twee (hoofd)ontwikkelingsvisies gehanteerd: de zogenaamde “groene omgeving” en de “stedelijke omgeving”.

Tot de laatste behoren drie (sub)ontwikkelingsvisies:

  • steden als motor;
  • dorpen en kernen als veelzijdige leefmilieus;
  • hoofdinfrastructuur: vlot en veilig.

Tilligte valt onder ontwikkelingsvisie 2: een veelzijdige mix van woon- en werkmilieus elk met een eigen karakteristiek. De identiteit en eigenheid van de kernen is leidend bij opgaven zoals herstructurering, inbreiding en uitbreiding.

2.6 Detailhandelsvisie Overijssel 2007

Op 4 december 2007 hebben Gedeputeerde Staten de visie vastgesteld. Deze visie beoogt een (economische) aanvulling op het streekplan te zijn. De visie schetst de wenselijke ruimtelijk-economische ontwikkelingsrichting voor de detailhandel in Overijssel en kan als kader dienen bij de beoordeling van nieuwe winkelplannen met een bovenlokale impact.

In de afgelopen jaren is als gevolg van schaalvergroting binnen de detailhandel, die zich ook in kleine kernen manifesteert, de omvang van het winkelaanbod toegenomen, zij het in beperkte mate.

De visie gaat in op de volgende typen winkelgebieden.

  • Binnensteden en bovenlokaal verzorgende centra.
  • Lokaal verzorgende centra.
  • Perifere detailhandelsclusters voor grootschalige detailhandel.
  • Megasupermarkten.
  • Perifere shopping malls.
  • Kleinschalige detailhandelsvormen buiten winkelgebieden.

Voor de toetsing van nieuwe detailhandelsinitiatieven zijn in het rapport een aantal criteria geformuleerd. Ondanks het feit, dat de uitbreiding van Koopman Mode niet onder een van de hierboven weergegeven winkelgebieden valt is met deze criteria in het onderhavige plan rekening gehouden.

2.7 Water

Het plangebied valt binnen de grenzen van het beheergebied van Waterschap Regge en Dinkel. Dit waterschap heeft voor de diverse Twentse gemeenten waterdocumenten vervaardigd. Het waterdocument is een nauwkeurige, technische, beschrijving van de toestand van het watersysteem in de betreffende gemeenten. Het waterdocument past binnen het beleid van het waterschap Regge en Dinkel om water in de ruimtelijke ordening een meer herkenbare plaats te geven. Ruimtelijke keuzes kunnen nu meer gefundeerd gemaakt worden; maatregelen waar men later spijt van heeft worden zo vermeden.

Het beleid van het waterschap is er op gericht dat relatief schoon hemelwater niet wordt afgevoerd naar de rioolwaterzuivering, maar zoveel mogelijk ten goede komt aan het lokale oppervlakte- of grondwatersysteem. Hiermee wordt de vuiluitworp via het gemengde rioolstelsel gereduceerd. Tevens verbetert hierdoor het zuiveringsrendement van de rioolwaterzuiveringsinstallatie.

2.8 Welstand

De gemeente heeft haar welstandsbeleid geformuleerd in een welstandsnota. Alle bouwplannen waarvoor een bouwvergunning wordt aangevraagd worden door de welstandscommissie getoetst aan de welstandscriteria uit die nota. De welstandscriteria zijn aanvullend op de planregels uit het bestemmingsplan. Die aspecten van ruimtelijke kwaliteit die objectief en kwantitatief zijn vast te leggen worden meegenomen in de voorschriften van het bestemmingsplan, andere aspecten worden in de welstandsnota beschreven.

De welstandsnota van de gemeente Dinkelland geeft aan dat voor Tilligte de gebiedsgerichte welstandscriteria voor “dorpsbebouwing rondom oude essen” van toepassing zijn (gebied H3.1). Overeenkomstig de ontstaansgeschiedenis van het dorp onderscheiden de criteria twee typen van hoofdbouwmassa's, te weten staafvormige boerderijachtige bouwmassa's met een van oorsprong agrarische functie en kleinere staaf- en blokvormige bouwmassa's met een niet-agrarische functie. De beoogde uitbreiding kan in geen van beide typen ingedeeld worden. Om de gewenste ontwikkeling zo goed mogelijk in het dorpsbeeld te passen zijn vanuit de landschappelijke en stedenbouwkundige structuur door Het Oversticht aanvullende beoordelingscriteria ontwikkeld. Deze zijn verwerkt in een apart beeldkwaliteitsplan voor de onderhavige uitbreiding (februari 2007). Dit beeldkwaliteitsplan is als Bijlage 2Beeldkwaliteitsplan aan dit plan toegevoegd.

In het onderstaande overzicht zijn voor een viertal onderdelen, te weten: situering, hoofdvorm, gevelaanzicht en materialisatie/detaillering, de beoordelingscriteria aangegeven.

Situering, ruimtelijke inpassing

  • Omdat het hier gaat om een uitbreiding met een extra bouwlaag ligt de situering van het bouwwerk in principe vast.
  • Nieuwbouw verbetert de huidige bebouwingsstructuur en draagt bij aan de continuïteit van het lint.
  • Aan de zijde van de Ootmarsumsestraat dient er een min of meer gesloten bebouwingsfront te ontstaan met een duidelijke toegang naar het achtergelegen terrein (entree en parkeren).
  • Nieuwbouw vormt een nieuwe karakteristieke plek aan de straat.
  • De voorzijde van de uitbreiding situeren in (het verlengde van) de rooilijn van het bestaande gebouw (platgedekte uitbreiding), echter zodanig dat de kromming van de weg wordt gevolgd.
  • Aan de zuid- en zuidwestzijde dient er een harde overgang naar het omliggende landschap te worden voorkomen; situering, massaopbouw en een stevige groenbuffer dienen daaraan bij te dragen.
  • Terreininrichting functioneel, met ruimte voor bomen en groene omranding (terreininrichtingsplan).
  • De parkeervoorziening en de erfafscheidingen worden in samenhang met gebouw en omgeving ontworpen en zijn van hoge kwaliteit.

Hoofdvormen van het bouwwerk

  • De uitbreiding dient de eenvormigheid en de relatief grote schaal van het bestaande te corrigeren.
  • De nieuwbouw moet bijdragen aan een geleding van de totale bouwmassa zodanig dat deze aansluit op maat en schaal van de omringende bebouwing.
  • Opdeling van bouwmassa in te onderscheiden delen door dakvorm en/of dakhelling.
  • Een geheel platte afdekking is niet gewenst; dakvormen moeten qua maat, schaal en typologie passen/ aansluiten bij het omringende dakenlandschap.
  • Het nieuwbouwvolume aan de wegzijde dient te worden uitgevoerd in 2 bouwlagen met kap.
  • De kapvorm uitvoeren als langskap (zadeldak of schildkap); versnijdingen met de reeds bestaande kap dienen te worden voorkomen.

Gevelaanzichten van het bouwwerk

  • Zijn de verschillende bouwvolumes eenvoudig, eenduidig en gebieds-/streekeigen, de geveluitdrukking mag daar waar nodig meer expressief zijn.
  • De gevel heeft diepte; geen harde afwerende gevel, geen gesloten gevel.
  • Aan de zijde van de Ootmarsumsestraat dient het gebouw bij te dragen aan een levendig straatbeeld; de gevelindeling zal daarop moeten zijn afgestemd.
  • Het nieuwbouwvolume aan de wegzijde dient voldoende transparant te zijn om zicht te bieden op de achtergelegen entree en parkeren; daarnaast lijkt een doorkijkje in het winkelinterieur een meerwaarde.
  • De entree is uitnodigend, echter niet te expressief en passend in het geheel.
  • De achtergevel heeft een `gezicht' naar het landschap en het aanwezige parkeren.
  • Afwijken van traditionele vormgeving kan met inzet van een hoge architectonische kwaliteit.

Materialisatie en detaillering van het bouwwerk

  • Materialisering en detaillering versterken de karakteristiek van het pand en de locatie.
  • Materialisering en detaillering dragen bij aan een chique en ambachtelijke uitstraling.
  • Kleur is afgestemd op het kleurenpalet van de omgeving; verbijzonderingen zijn toegestaan, mits niet te expressief.
  • Toepassen van overwegend natuurlijke materialen en kleuren.
  • Afwijkend materiaalgebruik is mogelijk, deels zelfs gewenst, mits van hoge kwaliteit.
  • Hellende dakvlakken voorzien van een gebakken pan in donkergrijze of rood-oranje kleurstelling (ongeglazuurd).
  • Baksteen, overwegend rode en roodbruine tinten.
  • Kleuraccenten terughoudend en functioneel toepassen.
  • Naamaanduiding en reclame geïntegreerd in of onderdeel van de architectuur.

Hoofdstuk 3 Onderzoek

3.1 Algemeen

Volgens artikel 3.1.6 van het Bro dienen burgemeester en wethouders ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening, een onderzoek in te stellen naar de bestaande toestand en naar de mogelijke en wenselijke ontwikkeling (van een deel) van de gemeente.

In dit hoofdstuk wordt aandacht geschonken aan de huidige situatie, archeologie, waterhuishouding en riolering, vogel- en habitatrichtlijn en flora en fauna, milieuaspecten, luchtkwaliteit en externe veiligheid.

3.2 Beschrijving Plangebied

Op dit moment is op de gronden van het plangebied de huidige winkel met de bijbehorende parkeergelegenheid gevestigd en zijn de noordelijk gelegen gronden grotendeels in gebruik als sport-/speelterrein. Het huidige parkeerterrein is met een bomenrij landschappelijk ingepast.

De huidige winkel heeft wisselende hoogten. De hoogte varieert van één laag zonder kap tot anderhalf/twee lagen met kap. De kaprichting van het gedeelte dat aan de Ootmarsumsestraat is gelegen, is evenwijdig aan die straat. De achterliggende delen hebben in hoofdzaak een plat dak.

Het terrein aan de overkant heeft de bestemming “rekreatie” en wordt regelmatig gebruikt voor diverse sportactiviteiten.

3.3 Archeologie

Archeologische waarden worden in toenemende mate in de planvorming betrokken. Een instrument hiervoor is de Archeologische Monumentenkaart (AMK), waarop de bekende en gewaardeerde vindplaatsen zijn aangegeven. Ingevolge de AMK zijn er in het gebied geen archeologische monumenten bekend. Complementair aan deze kaart is de Indicatieve Kaart van Archeologische Waarden (IKAW). Op basis van deze kaart kan inzicht worden verkregen in de mate waarin archeologische resten in een gebied kunnen worden aangetroffen. Op basis van de IKAW (2007) kan gesteld worden dat het plangebied voor het grootste deel van het terrein niet gekarteerd is en alleen het zuidelijkste gedeelte het plangebied een lage archeologische verwachtingswaarde heeft. Zie Bijlage 3 AMK/IKAW.

Omdat het nieuwe parkeerterrein tegen het gebied ligt met een hoge archeologische verwachtingswaarde en aan de noordzijde van het parkeerterrein een woningbouwproject ontwikkeld gaat worden is besloten om één onderzoek voor beide plannen te laten uitvoeren. Dit is gedaan door Arcadis Nederland1 en de conclusies luiden als volgt.

Binnen het onderzoeksgebied bevindt zich een waarschijnlijk overwegend intact esdek, waarin in veel gevallen een ontginningslaag geconstateerd kan worden. In enkele boringen ontbreekt deze laag. Het esdek ligt deels op een overgangslaag tussen esdek en Pleistoceen zand en deels rechtstreeks op het Pleistocene zand of zandige leem, dat zich gemiddeld op een diepte van circa 140 cm –mv bevindt. In de oorspronkelijke Pleistocene ondergrond bevindt zich geen E- of B-horizont; deze zijn waarschijnlijk opgenomen in de ontginningslaag ten tijde van de aanleg van het esdek.

Er zijn archeologische indicatoren aangetroffen (houtskool en aardewerk), met name in de ontginningslaag. Dit kan er op duiden dat de vindplaats en archeologiehoudende lagen waarschijnlijk nog deels intact zijn. Op locaties waar deze laag ontbreekt is de bodem mogelijk ernstiger verstoord.

Op basis van de bovenstaande conclusies wordt aanbevolen proefsleuven aan te leggen op die locaties waar de bodem tot voorbij 100 cm –mv geroerd wordt. Dit kunnen locaties zijn waar funderingen of rioleringen worden aangelegd, maar ook de locaties voor de huizen indien de humeuze grond wordt afgegraven bij het bouwrijpmaken. Voor het aanleggen van een proefsleuf dient een Programma van Eisen te worden opgesteld, dat door het bevoegd gezag of een senior KNA-archeoloog dient te worden getoetst en goedgekeurd.

De implementatie van deze aanbevelingen is afhankelijk van het oordeel van het Bevoegd Gezag van de gemeente Dinkelland.

Zie voor de uitgebreide rapportage Bijlage 4 Archeologisch onderzoek.

  1. 1. "Karterend veld archeologie Tilligte, Dinkelland", februari 2009.

3.4 Natuurwaarden

Ecogroen BV2 heeft in december 2008 een veldonderzoek ter plaatse uitgevoerd, dat de basis is geweest van hun rapportage. Ook hier één onderzoek voor twee bestemmingsplannen. Hieruit kan het volgende geconcludeerd worden.

Gebiedsgericht natuurbeleid

Op basis van de ligging en aard van de ruimtelijke ingrepen wordt ingeschat dat zij geen negatieve effecten hebben op de in de omgeving aanwezige habitatrichtlijngebieden, vogelrichtlijngebieden, Beschermde Natuurmonumenten, EHS of belangrijke natuurwaarden buiten de EHS.

Aangetroffen en te verwachten soorten

Het onderzoeksgebied bestaat uit een trapveldje omgeven door singels, enkele coniferen en een groepje Fijnsparren.

Oppervlaktewater en bebouwing ontbreken.

Uit de natuurtoets komt het volgende naar voren

  • In het plangebied komen mogelijk de laag beschermde soorten Grasklokje en Brede wespenorchis voor. Zwaader beschermde en Rode lijst soorten worden niet in het plangebied verwacht.
  • Vaste verblijfplaatsen van vleermuizen zijn niet aanwezig binnen het plangebied. De voorgenomen plannen hebben geen nadelige gevolgen op vlieg- en/of jachtroutes en foeragerende vleermuizen.
  • In het plangebied zijn vaste verblijfplaatsen van enkele algemeen voorkomende, laag beschermde zoogdiersoorten aangetoond of te verwachten. Vanwege de afwezigheid van geschikt leefgebied zijn zwaarder beschermde zoogdieren in het plangebied afwezig.
  • Er zijn met name algemeen voorkomende broedvogelsoorten van bos en struweel te verwachten. Weidevogels worden niet in het plangebied verwacht en er zijn geen aanwijzingen voor nesten van ontheffingsplichtige broedvogels (zoals uilen, spechten en roofvogels).
  • Aanwezige ruigte en de strooisellaag fungeren mogelijk als beperkt overwinteringsgebied voor algemeen voorkomende, laag beschermde amfibieën.
  • Er zijn geen reptielen, beschermde vissen of ongewervelden aangetroffen of te verwachten.

Ontheffing en compenserende/mitigerende maatregelen

  • Het aanvragen van ontheffing ex artikel 75 van de Flora- en faunawet is niet aan de orde.
  • Werkzaamheden die broedbiotopen van alle aanwezige vogels verstoren of beschadigen dienen te allen tijde te worden voorkomen. Dit is voor de meeste soorten mogelijk door gefaseerd te werken en de uitvoering in elk geval op te starten in de periode voor 15 maart en na 15 juli. Overigens wordt voor het broedseizoen geen standaardperiode gehanteerd, maar is het van belang of een broedgeval wordt verstoord, ongeacht de datum. Als in de periode 15 juli-15 november gestart wordt met de werkzaamheden dan is het van belang om na te gaan of bewoonde nesten van laat broedende soorten als Houtduif aanwezig zijn in de invloedssfeer van de plannen.
  • Voor de in het plangebied mogelijk voorkomende laag beschermde zoogdieren en amfibieën wordt als belangrijkste mitigerende maatregel fasering in tijd genoemd. Schade is – indien de planning van activiteiten dit toelaat- te minimaliseren door grondwerkzaamheden en het eventueel verwijderen van beplanting, zoveel mogelijk uit te voeren in de periode september-oktober. Dit is buiten de voortplantingsperiode van veel dieren, dus buiten de periode waarin dieren extra kwetsbaar zijn.

Voor meer uitgebreide informatie wordt verwezen naar het hoofdrapport, dat als Bijlage5 Ecologisch onderzoek aan dit bestemmingsplan is toegevoegd.

  1. 2. "Quickscan natuurtoets realisatie woningen en parkeerterrein, Tilligte", januari 2009.

3.5 Water

De watertoets - zoals deze in het kader van ruimtelijke plannen dient te worden uitgevoerd - is het gehele proces van vroegtijdig informeren, adviseren, afwegen en uiteindelijk beoordelen van waterhuishoudkundige aspecten in ruimtelijke plannen en besluiten. De watertoets wordt uitgevoerd binnen de bestaande wet- en regelgeving op het gebied van ruimtelijke ordening en water. De watertoets vormt de verbindende schakel tussen het waterbeheer en de ruimtelijke ordening. In dit kader worden dan ook alle relevante waterhuishoudkundige aspecten meegenomen in het onderhavige plan. Aangezien de verbouwing van de winkel de hoogte in gaat en niet leidt tot een extra dakoppervlak, gaat het hier alleen om de toename van het parkeeroppervlak. Het noodzakelijke onderzoek is uitgevoerd door Arcadis Nederland. De waterparagraaf, die op dit onderzoek is gebaseerd en waarin de wateraspecten van het plan onderzocht en getoetst worden bij de waterbeheerders, ziet er als volgt uit.

3.5.1 Beleid en proces

De Watertoets is een procesinstrument waarmee bereikt dient te worden dat de waterbeheerder vroegtijdig wordt betrokken in de ruimtelijke planvorming. Hierdoor kan invulling gegeven worden aan de beleidsdoelstellingen in het plangebied en kan het water de ruimte gegeven worden die het nodig heeft. De waterparagraaf is gebaseerd op het vigerende beleid van waterschap Regge en Dinkel.

Er heeft overleg plaatsgevonden met de gemeente en het waterschap, tijdens dit overleg zijn randvoorwaarden en uitgangspunten naar voren gekomen die aangehouden worden bij de planuitwerking. Tevens is tijdens het overleg informatie van de huidige situatie overgedragen.

3.5.2 Waterhuishouding: huidige situatie

Maaiveld

Tilligte ligt tussen Ootmarsum en Denekamp. Het plangebied is nu voor een klein deel verhard met klinkers, het grootste deel is onverhard en in gebruik als sportveld (grasland).

Het maaiveld ligt op een hoogte van circa 22 à 22,5 m +NAP (bron: www.ahn.nl).

Bodem en grondwater

Voor de locatiespecifieke gegevens is gebruik gemaakt van de (digitale) wateratlas van het waterschap Regge en Dinkel. Tevens is gebruik gemaakt van het rapport 'Verkennend bodemonderzoek conform NEN 5740 op de locatie Ootmarsumsestraat 142', december 2008, projectcode 08053610 door Kruse Milieu BV. Voor informatie over de grondwaterstand is gebruik gemaakt van Dino-loket.

De bodem rond de planlocatie is gekarteerd als hoge bruine enkeerdgronden en beekdalgronden (zowel venige als kleiige). De eerdgronden bestaan uit lemige fijne zanden. De beekdalgronden bestaan uit fijne zanden met klei of veen. De locatie zelf is niet gekarteerd aangezien deze binnen de bebouwde kom van Tilligte is gelegen. Rond de locatie is sprake van grondwatertrap VII. De grondwaterstroming is van oost naar west gericht.

Uit het uitgevoerde milieukundig bodemonderzoek kan worden afgeleid dat op de locatie tot ca. 4 meter minus maaiveld fijn zand aanwezig is. De eerste meter vanaf maaiveld is matig siltig zwak humeus.

In de wateratlas zijn de isohypsen van de gemiddeld hoogste grondwaterstand (GHG) en de gemiddeld laagste grondwaterstand (GLG) opgenomen. Voor de locatie in Tilligte wordt aangegeven dat de GHG zich op circa 20,5 m+NAP bevindt en de GLG op circa 19 m+NAP. Ten opzichte van het maaiveld houdt dit in dat de GHG zich bevindt op 1,5 à 2 meter minus maaiveld en de GLG op circa 3 à 3,5 meter minus maaiveld. Tijdens het milieukundig bodemonderzoek is de actuele grondwaterstand waargenomen op 2 punten. In peilbuis 1 (gesitueerd aan de oostgrens van de locatie) 1,95 meter minus maaiveld. In peilbuis 2 (gesitueerd aan de noordwest grens van de locatie) 2,37 meter minus maaiveld.

De informatie van TNO bevestigt dit beeld.

Bij het bodemonderzoek zijn in de grondmonsters van de grond geen verontreinigingen aangetroffen. In het grondwater is barium aangetroffen in een concentratie die de betreffende streefwaarde overschrijdt. Gesteld wordt dat deze een natuurlijke oorsprong hebben. Derhalve vormen deze concentraties geen belemmering voor het infiltreren of retenderen van hemelwater op of in de bodem.

Tijdens het bodemonderzoek zijn geen schattingen van de doorlatendheid van de bodem uitgevoerd. Op basis van literatuurgegevens wordt geschat dat de verzadigde doorlatendheid voor lemig fijn zand maximaal. 0,5 à 1 m/dag bedraagt. Geadviseerd wordt om met behulp van veldproeven deze inschatting te verifiëren alvorens een ontwerp te maken.

Langs de Ootmarsumsestraat is een sloot aanwezig. Op of rond de locatie is verder geen oppervlaktewater aanwezig.

Riolering

Uit informatie van de gemeente Dinkelland is gebleken dat in het Kerkepad een gescheiden stelsel (vuilwater en IT-riool) aanwezig is waarop kan worden aangesloten.

3.5.3 Omgang met hemelwater in de toekomst

Het nieuwe verhard oppervlak bestaat uit het dakoppervlak van de nieuwe woningen de nieuwe straten en het nieuwe parkeerterrein, totaal ca. 5.000 m2.

Vuilwater

Het vuile water en het hemelwater vanuit het plan worden gescheiden ingezameld. Het vuile water uit de woningen wordt afgevoerd naar bestaande riolering van Tilligte. Gemeente Dinkelland heeft aangegeven dat aansluiting op het vuilwaterriool in het Kerkepad mogelijk is.

HWA (hemelwater)

Het hemelwater wordt gescheiden van het vuile water ingezameld. Voor het hemelwater is de gebruikelijke voorkeursvolgorde gevolgd. Inpandig hergebruik is gezien de kleinschaligheid van het plan niet haalbaar. Daarnaast brengt inpandig hergebruik van hemelwater gezondheidsrisico's met zich mee. Ook worden geen centrale voorzieningen voor het hergebruik van hemelwater getroffen.

Het beleid van het waterschap is erop gericht zo min mogelijk schoon hemelwater af te voeren naar de RWZI, daarom wordt ernaar gestreefd de afvoer van hemelwater via een gemengd rioolstelsel te beperken.

Het hemelwater dat op daken en terreinverharding valt, wordt bij voorkeur bovengronds naar een bovengrondse voorziening geleid. Hierbij heeft infiltratie in de bodem de voorkeur boven retentie en afvoer.

Het waterschap heeft aangegeven dat in principe 40 mm berging in het plan moet worden gerealiseerd. Echter zij beseft dat dat voor een binnenstedelijke ontwikkeling erg veel ruimte kost en eist daarom minimaal 20 mm berging.

HWA in het plandeel 'parkeerplaatsen'

Infiltratie van hemelwater in de deklaag is niet zonder meer mogelijk gezien de doorlatendheid van de bodem ter plaatse. Wat dieper in de bodem zal de doorlatendheid mogelijk voldoende zijn voor infiltratie. Berging (minimaal 20mm) kan worden gecreëerd door de aanleg van een IT-riool, infiltratiekratten of waterdoorlatende verharding. Indien wordt gekozen voor waterdoorlatende verharding, verdient het de aanbeveling de parkeerplaatsen lager aan te leggen dan het aangrenzende particuliere terrein zodat het hemelwater dat tijdelijk (bij zeer intensieve neerslaggebeurtenissen) op de parkeerplaatsen blijft staan niet tot overlast kan leiden op particulier terrein.

In geval dat gekozen wordt voor de aanleg van IT-riolering (onder de verharding) kan deze worden aangesloten op het IT-riool in het Kerkepad (na realisatie van 20 mm berging). Dit IT-riool heeft een noodoverstort naar de sloot langs de Ootmarsumsestraat, zodat gewaarborgd wordt dat geen wateroverlast ontstaat bij zwaardere neerslaggebeurtenissen.

3.5.4 Waterkwaliteit

Omdat het water wordt geretendeerd in de bodem, is het belangrijk de waterkwaliteit te bewaken. Dit gebeurt door in en op de verharde oppervlakken en bebouwing geen uitloogbare materialen (lood, koper, zink) toe te passen. Er worden zo min mogelijk chemische onkruidbestrijdingsmiddelen of strooizout gebruikt.

3.5.5 Wateroverlast

In het gebied is geen sprake van wateroverlast.

3.5.6 Wateradvies

De waterparagraaf is voorgelegd aan het Waterschap Regge en Dinkel en van hun kant zijn er geen bezwaren.

3.6 Distributieplanologische Aspecten

Aangezien de bedrijfsvloeroppervlakte (bvo) met een kleine 1.500 m2 gaat toenemen (in twee fasen) in een kleine kern zal ook aandacht besteed moeten worden aan de motivering omtrent de noodzaak en inpasbaarheid van deze uitbreiding van het Modehuis Koopman. Daarover kan het volgende worden vermeld.

De firma Koopman Mode is al meer dan 30 jaar gevestigd aan de Ootmarsumsestraat in Tilligte. Geleidelijk aan is de naam Koopman Mode een begrip geworden in de wijde omgeving, want al heel snel ontsteeg het de lokale functie. Reeds in 1989 is een eerste uitbreiding van Koopman Mode gerealiseerd middels de "HERZIENING OOTMARSUMSESTRAAT" van het bestemmingsplan "Tilligte 1978". Door gestaag de naamsbekendheid verder uit te breiden was daarna in 1998 al weer een verdere uitbreiding noodzakelijk. Dat dit proces nog steeds gaande is blijkt wel uit het onderhavige plan.

De bijzondere locatie van de firma Koopman Mode als solitaire vestiging in een kleine kern, ver van winkelcentra maakt het niet mogelijk om de gebruikelijke vorm van distributieplanologisch onderzoek te volgen. Daarom de volgende motivatie.

De firma Koopman Mode heeft in de laatste jaren het klantenbestand verder uitgebreid en beschikt over meer dan 16.500 adressen. Het merendeel van de klanten is weliswaar afkomstig uit de gemeente Dinkelland (vooral Denekamp en Ootmarsum) met 4.400 adressen, maar daarnaast komt men uit de gemeenten Oldenzaal (2.300), Tubbergen (2.000), Losser (1.400), Almelo (1.200), Enschede (1.000), Hengelo (900) en uit Duitsland (Grafschaft Bentheim) komen nog eens 700 klanten. De overige hoeveelheid klanten komt uit de rest van Twente, maar ook uit de rest van Overijssel.

In totaal bezoeken naar verwachting zo'n 200.000 klanten per jaar de winkel.

Het is duidelijk dat hier sprake is van een bovenlokale functie van een winkel die solitair gelegen is en geen enkele relatie heeft met de typen winkelgebieden die genoemd worden in de provinciale Detailhandelsvisie. De gewenste uitbreiding van de winkelvloeroppervlakte moet dan ook bezien worden vanuit deze bovenlokale regionale functie en zal geen directe invloed hebben op bestaande winkelcentra.

In de afgelopen 10 jaren is de omzet gestaag gestegen tot 135% ten opzichte van 1998 en de verwachting is dat deze groei zich op zijn minst voort zal zetten, zoniet nog beter zal zijn. Het aantal bezoekers per jaar zal overeenkomstig blijven toenemen. De bedoeling van de uitbreiding is om de interne differentiatie binnen de winkel te vergroten om zodoende de verwachte toename van het aantal bezoekers in betere banen te kunnen leiden.

3.7 Milieu

3.7.1 Inleiding

Omdat verschillende milieuaspecten invloed kunnen hebben op de mogelijkheden en wenselijkheden voor de inrichting van een gebied, dient het onderzoek ex artikel 9 van het Bro '85 ook hieraan aandacht te besteden. Bij de voorbereiding van het onderhavige bestemmingsplan is nagegaan welke bronnen in of nabij het plangebied overlast zouden kunnen veroorzaken, ten opzichte van de in het plangebied aanwezige woningen en/of andere objecten. In deze milieuparagraaf wordt dan ook aandacht besteed aan bedrijvigheid, de mogelijke geluidhinder, de bodemkwaliteit en de bedrijvigheid in de omgeving.

3.7.2 Bedrijvigheid

In het kader van een goede ruimtelijke ordening dient rekening te worden gehouden met voorzienbare hinder door milieubelastende activiteiten.

Het ruimtelijk beleid van rijk en provincies biedt gemeenten beleidsvrijheid voor maatwerk op lokaal niveau. De VNG-handreiking "Bedrijven en Milieuzonering" (2009) is een hulpmiddel bij de invulling daarvan. Door voldoende afstand in acht te nemen tussen milieubelastende activiteiten (zoals bedrijven) en gevoelige functies (zoals woningen en scholen) worden hinder en gevaar voorkomen en wordt het bedrijven mogelijk gemaakt zich binnen aanvaardbare voorwaarden te vestigen.

Voor milieubelastende activiteiten (gerangschikt naar SBI-code) zijn in de VNG-handreiking richtafstanden aangegeven ten opzichte van een rustige woonwijk.

Het in dit geval van toepassing zijnde omgevingstype laat zich kwalificeren als gemengd gebied. Een gemengd gebied is een gebied met een matige functievermenging. Direct naast woningen komen andere functies voor zoals winkels, horeca en kleine bedrijven. Het omgevingstype kan een verhoogde milieubelasting voor geluid rechtvaardigen.

Op de bedrijfsvoering is sinds 1 januari 2008 het "Activiteitenbesluit” van toepassing en ingevolge de richtafstandenlijst is een dergelijk bedrijf in deze omgeving aanvaardbaar te achten. Een rol speelt het bronvermogen van het luchtbehandelingssysteem. Dat blijkt zodanig te zijn dat wordt voldaan aan de geluidsvoorschriften van het Activiteitenbesluit. Aandachtspunt is de verkeersaantrekkende werking. Dienaangaande kan worden opgemerkt dat de kwaliteit van de ontsluiting van dien aard zal zijn dat de verkeersaantrekkende werking geen beletsel vormt voor de toelaatbaarheid van het bedrijf.

3.7.3 Geluid

Algemeen

De Wet geluidhinder (Wgh) heeft tot doel de mensen te beschermen tegen geluidsoverlast. Op basis van deze wet dient bij het opstellen van een bestemmingsplan aandacht te worden besteed aan het aspect "geluid". In deze paragraaf wordt ingegaan op de geluidsaspecten met betrekking tot industrielawaai en wegverkeerslawaai.

Industrielawaai

Er is ter plaatse dan wel in de nabije omgeving van het plangebied geen sprake van een bedrijventerrein als bedoeld in de Wet geluidhinder. Nader onderzoek is derhalve niet aan de orde.

Wegverkeerslawaai

In beginsel heeft iedere weg een geluidszone, maar dat geldt niet voor de volgende wegen:

  • wegen gelegen in een als woonerf aangeduid gebied;
  • wegen met een maximumsnelheid van 30 km/uur.

In hoofdstuk VI van de Wet geluidhinder (Wgh) is (in geval van zonering) de verplichting opgenomen tot het verrichten van een akoestisch onderzoek naar de geluidsbelasting op de gevels van woningen (en daarmee gelijk te stellen objecten) binnen de in artikel 74 genoemde onderzoekszone van een weg. Voor een weg bestaande uit één of twee rijstroken in een stedelijk gebied bedraagt de breedte van de geluidszone aan weerszijden van de weg 250 meter.

De verplichting tot het uitvoeren van een akoestisch onderzoek in relatie tot het opstellen van een bestemmingsplan geldt evenmin, indien in dat bestemmingsplan geen mogelijkheden worden geboden voor het realiseren van nieuwe woningen en andere geluidgevoelige objecten.

Omdat in het voorliggende plangebied geen nieuwe geluidgevoelige objecten zijn geprojecteerd en een winkel niet als geluidgevoelig object wordt aangemerkt in de zin van de Wgh, hoeft geen akoestische toetsing plaats te vinden aan de normen van de Wet geluidhinder.

De gemeente heeft wel een onderzoek uitgevoerd naar de geluidsbelasting naar de omgeving van het nieuwe parkeerterrein ten behoeve van Koopman Mode te Tilligte. Het parkeerterrein wordt aangelegd op een bestaand sportveld en van het parkeerterrein van horecabedrijf Ten Dam. Het onderzoek is noodzakelijk in het kader van een herziening van het bestemmingsplan. Doel is het in beeld brengen van de geluidssituatie zodat kan worden bepaald of in dit geval wordt voldaan aan het principe van een goede ruimtelijke ordening.

De geluidsbelasting ten gevolge van het parkeerterrein wordt veroorzaakt door het rijden van voertuigen en sluiten van portieren. Voor het onderzoek is gebruik gemaakt van de situatietekening met de parkeerplaats en informatie over de aantallen voertuigen van de opdrachtgever. Het gaat om een openbaar parkeerterrein (geen hek of poort) en wordt niet gezien als een inrichting in de zin van het Besluit omgevingsrecht (Bor). Het onderzoek is uitgevoerd conform de nieuwe Handleiding meten en rekenen industrielawaai (VROM 1999).

Uit dit onderzoek is gebleken, dat er geen onaanvaardbare geluidssituatie in de omgeving optreedt. Zie voor het volledige rapport in Bijlage 6 Akoestisch onderzoek.

De Wet geluidhinder is niet van toepassing omdat de toegestane snelheid op de toegangsweg van en naar de parkeerplaats bij Café Ten Dam minder is dan 30 km per uur. Indien binnen de bebouwde kom een snelheid anders dan 50 km per uur wordt aangeduid dient hieraan een verkeersbesluit ten grondslag te liggen. Voor deze toegangsweg zal een verkeersbesluit worden genomen waarbij een maximale snelheid van 20 km per uur zal worden toegestaan. Het besluit moet uiterlijk bij de vaststelling van dit bestemmingsplan worden genomen.

3.7.4 Bodem

In verband met de geplande ontwikkelingen binnen het plangebied zou het van belang kunnen zijn om inzicht te hebben in de milieuhygiënische kwaliteit van de bodem (grond en grondwater). Nieuwe bestemmingen dienen bij voorkeur op grond te worden gerealiseerd, welke geschikt is voor de beoogde functie. In dat kader zou een historisch onderzoek gewenst kunnen zijn om te beoordelen of er een bodemverontreiniging aanwezig kan zijn. Het historisch onderzoek kan dan als basis worden gebruikt voor een in een later stadium uit te voeren verkennend bodemonderzoek.

Aangezien de bestaande bebouwing van een extra bouwlaag wordt voorzien en dus de grond niet wordt geroerd en de rest van het terrein nu ook al als parkeerterrein in gebruik is, is er in dit deel van het plangebied weinig functieverandering.

Omdat het nieuw aan te leggen parkeerterrein tegen het gebied ligt waar een woningbouwproject ontwikkeld gaat worden is besloten om één onderzoek voor beide plannen te laten uitvoeren.

Dit is gedaan door Kruse Milieu BV3 en de conclusies luiden als volgt.

In het grondwater zijn enkele lichte verontreinigingen aangetoond. Aangezien de tussenwaarden niet worden overschreden is er geen reden om een nader onderzoek uit te voeren. De boven- en ondergrond is niet verontreinigd.

Op basis van historisch vooronderzoek kan gesteld worden dat de onderzoekslocatie niet asbestverdacht is. Door de veldwerker zijn zintuiglijk geen asbestverdachte materialen waargenomen.

Bij de geplande herontwikkeling komt in de toekomst mogelijk grond vrij. Afvoer van de grond dient te voldoen aan het Besluit bodemkwaliteit en de voorschriften van het bevoegd gezag (de ontvangende gemeente).

Op basis van de huidige onderzoeksresultaten kan een indicatieve toetsing in het kader van het Besluit bodemkwaliteit worden uitgevoerd. Alle onderzochte grond, die bij de bouwwerkzaamheden mogelijk vrij komt, is multifunctioneel toepasbaar, aangezien geen verontreinigingen zijn aangetroffen in de boven- of ondergrond. Met andere woorden: er gelden geen beperkingen ten aanzien van het hergebruik van de grond.

Opgemerkt dient te worden dat voorliggend bodemonderzoek is uitgevoerd in verband met de aanvraag van een bouwvergunning en dat de bemonstering zo niet geheel voldoet aan het Besluit bodemkwaliteit. De resultaten van dit bodemonderzoek kunnen in het licht van het Besluit bodemkwaliteit door het bevoegd gezag als “overig bewijsmateriaal” worden geaccepteerd. Het is echter niet uitgesloten dat het bevoegd gezag bij grondafvoer eist dat de grond nogmaals wordt bemonsterd en geanalyseerd volgens de richtlijnen van het Besluit bodemkwaliteit.

Uit milieukundig oogpunt is er geen bezwaar tegen de voorgenomen nieuwbouwplannen en bestemmingsplanwijziging, aangezien de vastgestelde verontreinigingen geen risico's voor de volksgezondheid opleveren. De bodem wordt geschikt geacht voor het huidige en toekomstige gebruik.

Derhalve levert het aspect bodem geen onoverkomenlijke bezwaren op voor de realisering van de voorgestane ontwikkelingen. Zie voor het hoofdrapport Bijlage 7Bodemonderzoek.

  1. 3. "rapport verkennend bodemonderzoek conform NEN 5740", december 2008.

3.8 Luchtkwaliteit

Met betrekking tot luchtkwaliteit moet rekening worden gehouden met het gestelde in de Wet Milieubeheer, hoofdstuk 5, titel 5.2 Luchtkwaliteitseisen en de bijbehorende bijlagen. Op basis van artikel 5.16 Wm kan, samengevat, een bestemmingsplan worden vastgesteld, indien:

  1. a. aannemelijk is gemaakt dat de mogelijkheden die het bestemmingsplan biedt, niet leiden tot het overschrijden van een in bijlage 2 van de Wet Milieubeheer opgenomen grenswaarde4 , of
  2. b. aannemelijk is gemaakt dat de mogelijkheden die het bestemmingsplan biedt, leiden tot een verbetering per saldo van de concentratie in de buitenlucht van de desbetreffende stof dan wel, bij een beperkte toename van de concentratie van de desbetreffende stof, de luchtkwaliteit per saldo verbetert door een samenhangende maatregel of een optredend effect, of
  3. c. aannemelijk is gemaakt dat de mogelijkheden die het bestemmingsplan biedt niet in betekenende mate bijdragen aan de concentratie in de buitenlucht van een stof waarvoor in bijlage 2 een grenswaarde is opgenomen of
  4. d. het project is genoemd of beschreven dan wel past binnen een programma van het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (in werking getreden per 01-08-2009) .

Ruimtelijk-economische besluiten die "niet in betekenende mate" bijdragen aan de concentraties in de buitenlucht van stoffen waarvoor bijlage 2 van de Wet milieubeheer een grenswaarde bevat, worden niet langer, zoals voorheen, individueel getoetst aan die grenswaarden. Als gevolg daarvan kunnen tal van kleinere projecten doorgang vinden, ook in situaties waar nog niet aan de grenswaarden wordt voldaan. De effecten van deze projecten op de luchtkwaliteit worden verdisconteerd in de trendmatige ontwikkeling van de luchtkwaliteit, zoals beschreven in het Nationaal Samenwerkingsprogramma luchtkwaliteit (NSL).

Bij besluitvorming is het dus van belang om te bepalen of een initiatief "niet in betekenende mate" bijdraagt aan de luchtkwaliteit. In de algemene maatregel van bestuur “Niet in betekenende mate” (Besluit NIBM) en de ministeriële regeling NIBM (Regeling NIBM) zijn uitvoeringsregels vastgelegd die betrekking hebben op het begrip NIBM.

Het begrip "niet in betekenende mate" is gedefinieerd als 3% van de grenswaarde voor NO2 en PM10. In de Regeling NIBM is een lijst met categorieën van gevallen (inrichtingen, kantoor- en woningbouwlocaties) opgenomen die niet in betekenende mate bijdragen aan de luchtverontreiniging. Deze gevallen kunnen zonder toetsing aan de grenswaarden voor het aspect luchtkwaliteit uitgevoerd worden.

Vooralsnog geldt dat:

  • voor woningbouwlocaties met minder dan 1.500 woningen (in geval van één ontsluitingsweg) of 3.000 woningen (in geval van twee ontsluitingswegen met een gelijkmatige verkeersverdeling) geen beoordeling op luchtkwaliteit meer hoeft plaats te vinden;
  • voor infrastructuur dat bij minder dan 3% concentratiebijdrage (verkeerseffecten gecorrigeerd voor minder congestie) ook geen beoordeling op luchtkwaliteit meer hoeft plaats te vinden;
  • voor kantoorlocaties is dat bij minder dan 100.000 m2 brutovloeroppervlak bij 1 ontsluitende weg, of 200.000 m2 brutovloeroppervlak bij 2 ontsluitende wegen.

De voorgestane ontwikkeling bevat niet een van deze ontwikkelingen. Daarom is, ondanks het feit, dat de extra verkeersaantrekkende werking van de uitbreiding van de winkel ten opzichte van de situatie die al mogelijk was en in vergelijking met het aantal verkeersbewegingen per etmaal dat het gevolg is van de bouw van 500 woningen, veel minder zal zijn is toch een berekening gemaakt om de invloed op de luchtkwaliteit na te gaan.

Luchtkwaliteitsberekening

De concentraties van NO2 en PM10 voor het huidige jaar 2009 en de toekomstige situatie (2015en 2019) zijn berekend voor het onderhavige project. Om voor deze ruimtelijke onderbouwing na te gaan of er overschrijding van de grenswaarden uit de Wet milieubeheer plaatsvindt, kon geen gebruik worden gemaakt van bekende gegevens.

Daarom is uitgegaan van een worstcase-scenario. De berekeningen zijn uitgevoerd met behulp van het CAR II-model versie 8.1.

De ingevoerde verkeersintensiteiten zijn gebaseerd soortgelijke situaties elders.

Voor de overige invoer voor de CAR II-berekeningen wordt verwezen naar Bijlage 8Berekeningen luchtkwaliteit.

In onderstaande tabel zijn de resultaten van de luchtkwaliteitsberekeningen weergegeven.

Verkeers
intensiteit
Jaargemiddelde con-centratie NO2 in ìg/m3 Jaargemid-
delde con-centratie PM10 in ìg/m3
Aantal overschrij-
dingen van 24-uursgemiddel-de norm PM10 van 50 ìg/m3
Grenswaarde 40 40 35
Ootmarsumsestraat
2009 700 13,2 13,0 8
2015 (inclusief uitvoering plan) 1.000 11,2 11,0 5
2020 (inclusief uitvoering plan) 1.100 9,6 9,5 4

Waarden voor PM10 zijn zonder aftrek voor zeezout.

Conclusie

Geconcludeerd kan worden dat zowel de huidige situatie als de toekomstige na realisatie van de plannen niet leidt tot een overschrijding van de grenswaarden uit de Wet milieubeheer.

  1. 4. Die behoort bij de Wet milieubeheer, hoofdstuk 5, titel 5.2 Luchtkwaliteitseisen.

3.9 Externe Veiligheid

Op 28 oktober 2004 is het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) in werking getreden. In dit besluit zijn de normen voor de risico's als gevolg van risicovolle inrichtingen vastgelegd.

De risico's waaraan burgers in hun leefomgeving worden blootgesteld door activiteiten met gevaarlijke stoffen dienen tot een aanvaardbaar minimum te worden beperkt. Daartoe zijn in het Bevi regels gesteld.

Bij het toekennen van bepaalde bestemmingen dient onderzocht te worden:

  • of voldoende afstand in acht wordt genomen tussen (beperkt) kwetsbare objecten enerzijds en risicovolle inrichtingen anderzijds in verband met het plaatsgebonden risico;
  • of (beperkt) kwetsbare objecten liggen binnen in het invloedsgebied van risicovolle inrichtingen en zo ja, wat de bijdrage is aan het groepsrisico.

Het plaatsgebonden risico is de kans dat een persoon die onafgebroken en onbeschermd op een plaats buiten een inrichting zou verblijven, overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongewoon voorval binnen die inrichting waarbij een gevaarlijke stof betrokken is.

Het groepsrisico bestaat uit de cumulatieve kansen per jaar dat tenminste 10, 100 of 1.000 personen overlijden als rechtstreeks gevolg van hun aanwezigheid in het invloedsgebied van een inrichting en een ongewoon voorval binnen die inrichting waarbij een gevaarlijke stof betrokken is. In of nabij het plangebied is geen sprake van inrichtingen als bedoeld in het Bevi dan wel andere risico's of gevaarbronnen. Ook lopen er geen aardgastransportleidingen in de buurt en is er geen route gevaarlijke stoffen (over de weg, het spoor of het water) in de nabije omgeving van het plangebied aanwezig. Nader onderzoek naar het aspect externe veiligheid is daarom niet aan de orde.

3.10 Parkeren

Op dit moment zijn er 70 parkeerplaatsen op het eigen terrein. Volgens het ASVV 2004 (C.R.O.W.) ligt de parkeerbehoefte bij detailhandel in dorpscentra tussen de 3,0 parkeerplaats per 100 m2 bvo (minimum) en 4,5 parkeerplaats (maximum). De gemeente Dinkelland hanteert voor alle functies, behalve de woonfunctie, het gemiddelde van de minimum- en de maximumwaarde. In dit geval dus 3,75 parkeerplaats per 100 m2 bvo. Gezien de huidige bvo is dat te weinig, want op basis van de norm zouden er 131 moeten zijn. De uitbreiding betreft 1.700 m2 bvo en dat leidt tot een extra parkeerbehoefte van 64 parkeerplaatsen. De totale behoefte komt dan op 195 parkeerplaatsen.

Als gevolg van een herinrichting van het huidige terrein wordt het aantal parkeerplaatsen gebracht op 92 en tezamen met een nieuw parkeerterrein aan de overkant van de Ootmarsumsestraat met een capaciteit van 105 parkeerplaatsen, waardoor het totaal op 197 parkeerplaatsen wordt gebracht, kan worden voldaan aan de gestelde norm.

Voor wat betreft het nieuwe parkeerterrein aan de overkant van de Ootmarsumsestraat kan nog worden opgemerkt dat de toegang naast Ten Dam tevens de uitgang is. Omdat de ruimte hier te smal is om twee voertuigen elkaar gelijktijdig te laten passeren zullen aan weerszijden verkeersborden moeten worden geplaatst waarbij wordt geregeld dat verkeer, komende vanaf de Ootmarsumsestraat, voorrang heeft op uitrijdend verkeer.

Vanwege deze smalle in- en uitgang naar het openbare parkeerterrein is de kans reëel aanwezig dat dit terrein bij calamiteiten niet voldoende snel bereikbaar is voor brandweer, politie of ambulance. Voor de veiligheid van omwonenden en parkeerders zal, in elk geval totdat een goede bereikbaarheid van het parkeerterrein anderszins kan worden gegarandeerd, een calamiteiteningang (noodontsluiting) worden gerealiseerd op de strook grond, breed ca. 7 meter, gelegen direct links naast de woning Ootmarsumsestraat 156.

Deze calamiteiteningang zal ter hoogte van de parkeerplaats worden afgesloten door een slagboom die slechts door hulpverleningsdiensten kan en mag worden geopend.

Hoofdstuk 4 Het Plan

4.1 Algemeen

Het voorliggende bestemmingsplan is met betrekking tot de woning/kantoor, de winkel en het parkeerterrein op gedetailleerde wijze bestemd. In dit hoofdstuk wordt hierna eerst ingegaan op de beschrijving van de stedenbouwkundige plan en daarna op de toelichting op de planregels.

4.2 Stedenbouwkundig Plan

Het is de bedoeling dat de uitbreiding van de winkel in fasen gerealiseerd gaat worden, waarbij rekening wordt gehouden met de eisen conform het beeldkwaliteitsplan.

In de eerste fase is een verdieping gerealiseerd op het gedeelte direct achter de oorspronkelijke bebouwing aan de Ootmarsumsestraat. Gelijktijdig wordt het pand aan de rand gedeeltelijk van een kapconstructie voorzien, waarbij tevens de huidige pui wordt vervangen. Het gaat dan om het resterende deel aan de Ootmarsumsestraat, dat nu geen kap heeft, de westelijke rand op het deel van de allereerste uitbreiding uit 1989, alsook op de oorspronkelijke achterrand van die oude uitbreiding. De huidige entree aan de westzijde wordt eveneens vervangen.

In de tweede fase, die nu aan de orde is, zal een verdieping komen op het achterste gedeelte van het huidige pand, waarbij eveneens de westelijke rand zal worden voorzien van een kapconstructie. Op deze manier kan de beste aanpassing worden gerealiseerd op het landschappelijke karakter van het achtergebied.

Gelijktijdig zal een uitbreiding van het benodigde aantal parkeerplaatsen worden gerealiseerd. Zie Bijlage 9 Stedenbouwkundig plan.

Van groot belang is dat gezorgd wordt voor een goede landschappelijke inpassing. Om dit op een verantwoorde wijze te kunnen doen is speciaal een landschapsplan gemaakt, waarbij gelijktijdig een herindeling van het huidige parkeerterrein is meegenomen.

4.3 Planregels

De planregels geven inhoud aan de op de plankaart aangegeven bestemmingen. Ze geven aan waarvoor de gronden en opstallen al dan niet gebruikt mogen worden en wat en hoe er gebouwd kan of mag worden.

Voor de regelgeving geldt dat voor iedere bestemming die is opgenomen, een omschrijving dient te worden gegeven waarin de doeleinden van de betreffende bestemming worden aangegeven, die met het oog op een goede ruimtelijke ordening aan de in het plan begrepen gronden zijn toegekend.

Hoewel bij de opzet van de planregels getracht is het aantal regels zo beperkt mogelijk te houden en slechts datgene te regelen dat werkelijk noodzakelijk is, kan een dergelijke regeling waarschijnlijk niet in alle zich voordoende situaties voorzien. Daarom zijn soms flexibiliteitsbepalingen opgenomen in de vorm van afwijkingsregels. Deze regels maken afwijkingen van geringe aard mogelijk, waarbij de aan de grond toegekende bestemming niet mag worden gewijzigd. Indien er ontwikkelingen plaatsvinden buiten deze visie, dan is een nieuwe afweging noodzakelijk die - bij een positieve uitkomst - via een formele planherziening zijn beslag dient te krijgen.

De bij dit plan behorende planregels zijn onderverdeeld in vier hoofdstukken.

De indeling is als volgt:

  1. 1. Inleidende regels.
  2. 2. Bestemmingsregels.
  3. 3. Algemene regels.
  4. 4. Overgangs- en slotregels.

In hoofdstuk 1 worden enkele in de regels gehanteerde begrippen nader verklaard, zodat interpretatieproblemen zoveel mogelijk worden voorkomen. Daarnaast wordt aangegeven op welke wijze bepaalde afmetingen dienen te worden gemeten. In hoofdstuk 2 worden de op de kaart aangegeven bestemmingen omschreven en wordt bepaald op welke wijze de gronden en opstallen gebruikt mogen worden. Tevens worden per bestemming de bebouwingsmogelijkheden vermeld. Hoofdstuk 3 bevat bepalingen die van toepassing zijn op meerdere bestemmingen, zodat het uit praktische overwegingen de voorkeur verdient deze in een afzonderlijke paragraaf onder te brengen en in hoofdstuk 4 komt het overgangsrecht aan de orde en de slotregel.

Voor zover nodig worden de afzonderlijke bestemmingen hierna van een toelichting voorzien.

Detailhandel

Voor het Modehuis is de bestemming “Detailhandel” opgenomen. In de bebouwingsregeling wordt gerefereerd aan het op de plankaart aangeduide bouwvlak en de bouw- en goothoogte. De hoogtes zijn afgestemd op het bouwplan dat op haar beurt is afgestemd op het beeldkwaliteitsplan.

Gemengd

Deze bestemming is toegekend aan het naast de winkel gelegen perceel om de uitwisselbaarheid tussen wonen en kantoor (ten behoeve van de winkel) mogelijk te maken.

Groen

Deze bestemming is toegekend aan de gronden rond de parkeerterreinen waar met het oog op de landschappelijke inpassing sprake zal zijn (hoogopgaande) beplanting. Mede met het oog op de gewenste instandhouding van een dergelijke beplanting is een omgevingsvergunningstelsel opgenomen.

Verkeer

Deze bestemming is toegekend aan de toegangsweg naar het parkeerterrein langs Ten Dam.Binnen de bestemming Verkeer is geregeld dat de toegangsweg een breedte mag hebben die minder is dan de 4,50 m die van het Bouwbesluit in artikel 6.37 voorschrijft. Er zijn op dit moment geen mogelijkheden om de toegangsweg op dit punt te verbreden. Om te kunnen voldoen aan de bereikbaarheid van de parkeerplaats door hulpdiensten wordt een noodontsluiting gemaakt ter hoogte van huisnummer 156. Deze noodontsluiting zal wel voldoende breed zijn. Hierdoor kan de parkeerplaats bij calamiteiten altijd bereikt worden. Op grond hiervan achten wij de bestaande breedte van de toegangsweg voldoende.

Verkeer – Parkeerterrein

De parkeerterreinen met toeritten hebben de bestemming “Verkeer – Parkeerterrein” gekregen.

Anti-dubbeltelregel

Deze regel is opgenomen om een ongewenste verdichting van de bebouwing te kunnen voorkomen. Dit kan zich met name voordoen, indien een deel van een bouwperceel, dat reeds bij de berekening van een maximaal bebouwingspercentage was betrokken, wederom - nu ten behoeve van de berekening van het maximale bebouwingspercentage van een ander bouwperceel - wordt betrokken.

Algemene gebruiksregels

Het is verboden om gronden en bouwwerken te (laten) gebruiken in strijd met een bestemmingsplan. In deze bepaling wordt expliciet vermeld wat gemeentelijk wordt gekwalificeerd als strijdig gebruik en welk gebruik is toegestaan.

Algemene afwijkingsregels

In dit artikel is een aantal regels opgenomen, teneinde het mogelijk te maken dat het plan op ondergeschikte punten wordt aangepast. Dit evenwel met het voorbehoud dat de belangen van derden in redelijkheid niet mogen worden aangetast. Ook kleine afwijkingen (maximaal 10%) van de in de regels opgenomen, dan wel op de kaart aangegeven maten, kunnen volgens dit artikel mogelijk worden gemaakt.

Omdat een en ander zich niet beperkt tot één bestemming maar bij diverse bestemmingen gewenst dan wel noodzakelijk kan blijken, zijn deze regelen op alle bestemmingscategorieën van toepassing.

Overgangsrecht

Voor de redactie van het overgangsrecht geldt het in het Besluit ruimtelijke ordening opgenomen overgangsrecht. Bebouwing die niet voldoet aan de bepalingen van dit bestemmingsplan is onder het overgangsrecht gebracht. Een geringe uitbreiding van de bebouwing wordt mogelijk gemaakt. Indien de onder het overgangsrecht gebrachte bebouwing door een calamiteit verloren gaat is volledige herbouw in beginsel toegestaan.

Het gebruik van gronden en opstallen dat in strijd is met dit bestemmingsplan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, mag in beginsel worden voortgezet. Wijziging van dit strijdige gebruik is verboden, indien de afwijking van het plan wordt vergroot.

Hoofdstuk 5 Uitvoerbaarheid

Conform artikel 3.1.6. van het Bro geeft de toelichting inzicht in de uitvoerbaarheid van het plan. De maatschappelijke uitvoerbaarheid zal in het kader van de inspraakprocedure worden aangetoond.

Ingevolge het bepaalde in artikel 6.12 van de Wro stelt de gemeenteraad een exploitatieplan vast voor gronden waarop een bij algemene maatregel van bestuur aangewezen bouwplan is voorgenomen. Bij een besluit tot vaststelling kan de raad besluiten geen exploitatieplan vast te stellen, indien het verhaal van kosten van de grondexploitatie over de in het plan begrepen gronden anderszins verzekerd is.

Omdat de planontwikkeling een particulier initiatief is, waarbij de gemeente alleen medewerking verleent door het voeren van een bestemmingsplanprocedure, kan in dit geval een beschrijving van de economische verantwoording beperkt blijven.

Verder is door de gemeente een planschadeovereenkomst aangegaan met de initiatiefnemer van het bouwplan, waarbij is bepaald dat de eventueel door de gemeente toe te kennen planschadevergoedingen voor rekening van initiatiefnemer komen.

Tot slot kan vermeld worden dat de kosten die samenhangen met de vervaardiging van deze bestemmingsplan voor rekening komen van de initiatiefnemer. Het is de gemeente aannemelijk gemaakt dat het plan gezien vorenstaande uitvoerbaar is.

Hoofdstuk 6 Inspraak En Overleg

6.1 Inspraak

In het kader van de inspraak is op de in de gemeente Dinkelland gebruikelijke wijze de mogelijkheid tot inspraak met betrekking tot onderhavig plan geboden. Het plan heeft vanaf 5 februari 2010 gedurende vier weken voor inspraak ter inzage gelegen. Er zijn geen inspraakreacties ingediend.

6.2 Overleg Ex Artikel 3.1.1 Bro

In het kader van het overleg ex artikel 3.1.1 van het Bro is het voorontwerpbestemmingsplan "Tilligte, partiële herziening uitbreiding winkel en parkeerplaatsen Koopman" toegestuurd worden aan:

  • Provincie Overijssel, eenheid RWB.
  • Waterschap Regge en Dinkel.
  • Inspectie VROM.

De provincie heeft gereageerd per brief van 17-5-2010, kenmerk 2010/0081718. Daarin wordt aangegeven dat het plan past binnen hun ruimtelijk beleid. Indien het plan ongewijzigd in procedure wordt gebracht zien zij vanuit het provinciaal belang geen beletselen voor het verdere vervolg van deze procedure. Er is, voor zover het de provinciale diensten betreft, voldaan aan het ambtelijk vooroverleg als bedoeld in het Besluit ruimtelijke ordening.

Bij brief van 6 augustus 2010 schrijft het Waterschap Regge en Dinkel dat zij zich kunnen vinden in de inhoud van de thans voorliggende waterparagraaf. De mogelijkheden van het gebruik van de ondergrond voor waterhuishoudkundige voorzieningen is ook voldoende gewaarborgd in de regels. Het waterschap heeft dan ook geen bezwaren tegen de voorgenomen ontwikkeling.

In een e-mail van Inspectie VROM van 25-5-2010 wordt aangegeven dat het plan de betrokken rijksdiensten geen aanleiding geeft tot het maken van opmerkingen, gelet op de nationale belangen in de Realisatieparagraaf Nationaal Ruimtelijk Beleid (RNRB).

6.3 Zienswijzen

Het ontwerp-bestemmingsplan "Tilligte, partiële herziening uitbreiding winkel en parkeerplaatsen Koopman" heeft met ingang van 19 augustus 2011 (19-8-2011 t/m 29-9-2011) gedurende zes weken voor eenieder ter inzage gelegen in het gemeentehuis van Dinkelland te Denekamp. Daarnaast kon het ontwerpplan worden geraadpleegd via de gemeentelijke website www.dinkelland.nl en via www.ruimtelijkeplannen.nl.

Alle zienswijzen zijn samengevat en voorzien van een beantwoording in de als bijlage bijgevoegde reactienota.

februari 2013.

Bijlagen Bij De Toelichting

Bijlage 1 Situering Plangebied

Bijlage 2 Beeldkwaliteitsplan

Bijlage 3 Amk/ikaw

Bijlage 4 Archeologisch Onderzoek

Bijlage 5 Ecologisch Onderzoek

Bijlage 6 Akoestisch Onderzoek

Bijlage 7 Bodemonderzoek

Bijlage 8 Berekeningen Luchtkwaliteit

Bijlage 9 Stedenbouwkundig Plan