KadastraleKaart.com

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
Artikel 2 Wijze Van Meten
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Detailhandel
Artikel 4 Verkeer
Artikel 5 Leiding - Water
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 6 Anti-dubbeltelregel
Artikel 7 Algemene Bouwregels
Artikel 8 Algemene Gebruiksregels
Artikel 9 Algemene Afwijkingsregels
Artikel 10 Overige Regels
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 11 Overgangsrecht
Artikel 12 Slotregel
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding
1.2 Ligging Van Het Plangebied
1.3 De Bij Het Plan Behorende Stukken
1.4 Huidig Planologisch Regime
1.5 Leeswijzer
Hoofdstuk 2 Beschrijving Plangebied
2.1 Weerselo
2.2 Huidige Situatie Plangebied
Hoofdstuk 3 Planbeschrijving
3.1 Gewenste Ontwikkeling
3.2 Verkeer En Parkeren
Hoofdstuk 4 Beleidskader
4.1 Rijksbeleid
4.2 Provinciaal Beleid
4.3 Regionaal Beleid
4.4 Gemeentelijk Beleid
Hoofdstuk 5 Milieu- En Omgevingsaspecten
5.1 Geluid
5.2 Bodem
5.3 Luchtkwaliteit
5.4 Externe Veiligheid
5.5 Bedrijven En Milieuzonering
5.6 Ecologie
5.7 Archeologie En Cultuurhistorie
5.8 Besluit Milieueffectrapportage
Hoofdstuk 6 Wateraspecten
6.1 Vigerende Beleid
6.2 Waterparagraaf
Hoofdstuk 7 Juridische Aspecten En Planverantwoording
7.1 Inleiding
7.2 Opzet Van De Regels
7.3 Verantwoording Van De Regels
Hoofdstuk 8 Economische Uitvoerbaarheid
Hoofdstuk 9 Inspraak, Vooroverleg En Zienswijzen
9.1 Vooroverleg
9.2 Inspraak
9.3 Zienswijzen
Bijlage 1 Verkeerskundige Toetsing
Bijlage 2 Memo Ladder Voor Duurzame Verstedelijking
Bijlage 3 Akoestisch Onderzoek Wegverkeerslawaai
Bijlage 4 Akoestisch Onderzoek Industrielawaai
Bijlage 5 Verkennend Bodem-, Asbest- En Infiltratieonderzoek Centrum Weerselo
Bijlage 6 Aanvullende Bodemanalyse Centrum Weerselo
Bijlage 7 Berekening Stikstofdepositie
Bijlage 8 Ecologische Inventarisatie
Bijlage 9 Archeologisch Onderzoek Centrum Weerselo
Bijlage 10 Aanmeldnotitie Vormvrije M.e.r.-beoordeling
Bijlage 11 Raadsvoorstel En Besluit Aanmeldnotitie Plus
Bijlage 12 Watertoetsresultaat

Bisschopstraat 39, Weerselo

Bestemmingsplan - gemeente Dinkelland

Vastgesteld op 16-10-2018 - geheel onherroepelijk in werking

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan:

het bestemmingsplan "Bisschopstraat 39, Weerselo" met identificatienummer NL.IMRO.1774.WEEBPBISSCHOPSTR39-VG01 van de gemeente Dinkelland;

1.2 bestemmingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen

1.3 aanduiding:

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.4 aanduidingsgrens:

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

1.5 bebouwing:

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;

1.6 bedrijf:

een onderneming gericht op het bedrijfsmatige voortbrengen, vervaardigen, bewerken, opslaan en/of herstellen van goederen dan wel het bedrijfsmatig verlenen van diensten;

1.7 bedrijfsinstallatie:

een installatie ten behoeve van de bedrijfsprocesvoering alsmede systemen ten behoeve van de klimaatbeheersing;

1.8 bedrijfsvloeroppervlak:

de totale vloeroppervlakte van kantoren, winkels of bedrijven met inbegrip van de daartoe behorende magazijnen, trappenhuizen, gangen en overige dienstruimten;

1.9 bestaand:

legaal aanwezig op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan;

1.10 bestaand bouwwerk:

een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een vergunning voor het bouwen, met uitzondering van (het deel van) de bouwwerken die niet legaal gebouwd zijn;

1.11 bestaand gebruik:

het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan, met uitzondering van het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepaling(en) van dat plan;

1.12 bestemmingsgrens:

de grens van een bestemmingsvlak;

1.13 bestemmingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

1.14 bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.

1.15 bouwgrens:

de grens van een bouwvlak;

1.16 bouwlaag:

een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van kelders, zolders en vlieringen;

1.17 bouwperceel:

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

1.18 bouwperceelgrens:

een grens van een bouwperceel;

1.19 bouwvlak:

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten;

1.20 bouwwerk:

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;

1.21 bruto-vloeroppervlakte

De bruto-oppervlakte als bedoeld in NEN 2580.

1.22 dak:

iedere bovenbeëindiging van een gebouw;

1.23 detailhandel:

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;

1.24 dove gevel:

  1. a. een bouwkundige constructie waarin geen te openen delen aanwezig zijn en met een in NEN 5077 bedoelde karakteristieke geluidwering die ten minste gelijk is aan het verschil tussen de geluidbelasting van die constructie en 33 dB onderscheidenlijk 35 dB(A), alsmede
  2. b. een bouwkundige constructie waarin alleen bij uitzondering te openen delen aanwezig zijn, mits de delen niet direct grenzen aan een geluidsgevoelige ruimte.

1.25 eerste bouwlaag:

de bouwlaag op de begane grond;

1.26 erf:

een al dan niet bebouwd perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een woning en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van de woning;

1.27 erotisch getinte vermaaksfunctie:

een vermaaksfunctie, welke is gericht op het doen plaatsvinden van voorstellingen en/of vertoningen van porno-erotische aard, waaronder begrepen een seksbioscoop, een seksclub en een seksautomatenhal;

1.28 gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.29 geluidszoneringsplichtige inrichting:

een inrichting bij welke ingevolge de Wet geluidhinder rondom het terrein van vestiging in een bestemmingsplan een geluidszone moet worden vastgesteld;

1.30 grootschalige detailhandel:

detailhandel met een winkelvloeroppervlak van 1.500 m² of meer wat naar aard niet passend is in een woon- of centrumgebied;

1.31 (hoek)erker:

een uitbouw met beperkte omvang, gerealiseerd voor een naar de weg of openbaar groen gekeerde gevel van het hoofdgebouw;

1.32 hoofdgebouw:

een gebouw dat, gelet op de bestemming, als het belangrijkste bouwwerk op een bouwperceel kan worden aangemerkt;

1.33 horecabedrijf en/of -instelling:

een bedrijf, waar bedrijfsmatig dranken en/of etenswaren voor gebruik ter plaatse worden verstrekt en/of waarin bedrijfsmatig logies wordt verstrekt, één en ander al dan niet in combinatie met een vermaaksfunctie, met uitzondering van een erotisch getinte vermaaksfunctie;

1.34 huishouden:

een zelfstandig(e) dan wel samenwonend persoon of groep van personen die binnen een complex van ruimten gebruik maken van dezelfde voorzieningen, zoals een keuken, sanitaire voorzieningen en de entree;

1.35 inwoning:

wonen in een (ondergeschikt) deel van een woning als medegebruiker van het pand;

1.36 kampeermiddel:

een tent, een tentwagen, een kampeerauto, een caravan of een stacaravan, dan wel enig ander voertuig of onderkomen, dat geheel of ten dele is bestemd of opgericht dan wel wordt of kan worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf, en geen bouwwerk is waarvoor ingevolge de Woningwet een bouwvergunning is vereist;

1.37 kap:

een dak met een zekere helling;

1.38 kelder:

een overdekte, met wanden omsloten, voor mensen toegankelijke ruimte, niet te gebruiken als woonruimte, beneden of tot ten hoogste 0,50 m boven de kruin van de weg, waaraan het bouwperceel is gelegen;

1.39 kunstobject:

voortbrengsel van de beeldende kunsten in de vorm van een bouwwerk, geen gebouw zijnde;

1.40 kunstwerk:

een bouwwerk, geen gebouw zijnde, voor civieltechnische en/of infrastructurele doeleinden, zoals een brug, een dam, een duiker, een tunnel, een via- of aquaduct of een sluis, dan wel een daarmee gelijk te stellen voorziening;

1.41 mantelzorg:

het bieden van zorg aan een ieder die hulpbehoevend is op het fysieke, psychische en/of sociale vlak, op vrijwillige basis en buiten organisatorisch verband;

1.42 ondergeschikte horeca:

een horeca-activiteit die ondergeschikt is aan de hoofdactiviteit, welke uitsluitend toegankelijk is via de hoofdactiviteit en waarvan de openingstijden van de horeca-activiteit zijn aangepast aan de openingstijden van de hoofdactiviteit;

1.43 overkapping:

een bouwwerk, geen gebouw zijnde, dat een overdekte ruimte vormt zonder wanden dan wel met ten hoogste één wand;

1.44 parkeren:

een geparkeerd voertuig is een voertuig dat langer stilstaat dan nodig is voor het in- en uitstappen of voor het laden en lossen;

1.45 peil:

  1. a. indien op het land wordt gebouwd:
    1. 1. voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst:
      • de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
    2. 2. voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst:
      • de hoogte van het terrein ter hoogte van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw;
  2. b. indien over of in het water wordt gebouwd:
    1. 1. het Normaal Amsterdams Peil (of een ander plaatselijk aan te houden waterpeil);

1.46 perifere detailhandel:

detailhandel volgens een formule die vanwege de aard en/of omvang van de gevoerde artikelen een groot oppervlak nodig heeft voor de uitstalling, zoals de verkoop van auto's, boten, caravans, tuininrichtingsartikelen, bouwmaterialen, keukens en sanitair, alsmede woninginrichtingsartikelen, waaronder meubelen;

1.47 prostitutie:

het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen betaling;

1.48 prostitutiebedrijf:

een gebouw, voer- of vaartuig, dan wel enig gedeelte daarvan, geheel of gedeeltelijk bestemd, dan wel in gebruik voor het daar uitoefenen van prostitutie;

1.49 seksinrichting:

een voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen wordt verricht, of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting wordt in elk geval verstaan: een seksbioscoop, een seksautomatenhal, een sekstheater, een parenclub, een prostitutiebedrijf waaronder tevens begrepen een erotische massagesalon, of een naar de aard daarmee gelijk te stellen bedrijf, al dan niet in combinatie met elkaar;

1.50 stallen:

in een garage of andere bewaarplaats zetten;

1.51 standplaats:

een kavel, bestemd voor het plaatsen van een woonwagen, waarop voorzieningen aanwezig zijn die op het leidingnet van de openbare nutsbedrijven, andere instellingen of van gemeenten kunnen worden aangesloten;

1.52 supermarkt:

een zelfbedieningszaak in goederen met hoofdzakelijk een grote verscheidenheid aan levens- en genotsmiddelen;

1.53 voertuig:

vervoermiddel dat dient om goederen of personen over land te vervoeren;

1.54 voorgevel:

de naar de weg gekeerde gevel van een gebouw of, indien het een gebouw betreft met meer dan één naar de weg gekeerde gevel, de gevel die door de ligging, de situatie ter plaatse en/of de indeling van het gebouw als voorgevel moet worden aangemerkt;

1.55 vuurwerkbedrijf:

een bedrijf dat is gericht op de vervaardiging of assemblage van vuurwerk of de (detail)handel in vuurwerk, niet bedoeld de periodieke verkoop in consumentenvuurwerk c.q. de opslag van vuurwerk en/of de daarvoor benodigde stoffen;

1.56 winkel:

een gebouw dat een ruimte omvat welke door zijn indeling kennelijk bedoeld is te worden gebruikt voor de detailhandel;

1.57 woning:

een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijke huishouding;

1.58 woonhuis:

een gebouw dat één woning omvat, dan wel twee of meer naast elkaar en/of geheel of gedeeltelijk boven elkaar gelegen woningen omvat en dat qua uiterlijke verschijningsvorm als een eenheid beschouwd kan worden.

Artikel 2 Wijze Van Meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 de goothoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;

2.2 de inhoud van een bouwwerk:

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;

2.3 de bouwhoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;

2.4 de oppervlakte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Detailhandel

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Detailhandel' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. detailhandel waaronder een supermarkt, uitsluitend op de eerste bouwlaag tot een maximum bruto-vloeroppervlakte van 1.700 m²;
  2. b. wonen, voor zover het de tweede en/of hogere bouwlaag betreft, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding "wonen", al dan niet in combinatie met ruimte voor mantelzorg;
  3. c. laden en lossen ten behoeve van een supermarkt, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding "laad- en losplaats";
  4. d. een parkeerterrein, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding "parkeerterrein";

met daaraan ondergeschikt:

  1. e. wegen en paden
  2. f. ondergeschikte horeca tot een oppervlak van maximaal 50 m²;
  3. g. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  4. h. openbare nutsvoorzieningen;
  5. i. groenvoorzieningen;
  6. j. parkeervoorzieningen;
  7. k. tuinen, erven en terreinen.

3.2 Bouwregels

3.3 Nadere eisen

Burgemeester en Wethouders kunnen, ten behoeve van de woonsituatie, de milieusituatie, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing.

3.4 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 3.2.2 onder d, sub 2 voor het bouwen van woningen zonder dove gevel, mits door middel van akoestisch onderzoek is aangetoond dat de noodzaak tot het realiseren van (een) dove gevel(s) niet (meer) aanwezig is.

3.5 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  1. a. detailhandel in de vormen perifere detailhandel en/of grootschalige detailhandel, met uitzondering van de in lid 3.1 onder a toegestane functies;
  2. b. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van horeca, met uitzondering van de in lid 3.1 onder f genoemde toegestane ondergeschikte horeca;
  3. c. risicovolle inrichtingen, vuurwerkbedrijven en/of geluidszoneringsplichtige inrichtingen;
  4. d. het splitsen van een woning in meer dan één woning;
  5. e. het gebruik van gebouwen voor bewoning voor zover het de eerste bouwlaag betreft;
  6. f. het gebruik van de woningen indien de voorgevel niet is uitgevoerd als dove gevel, met dien verstande dat deze regel niet van toepassing is als gebruik is gemaakt van de in lid 3.4 genoemde afwijkingsbevoegdheid;
  7. g. het gebruik van gebouwen voor detailhandel voor zover het de tweede en/of hogere bouwlaag betreft;
  8. h. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van bedrijfsdoeleinden, tenzij:
    1. 1. het een kleinschalig beroep of bedrijfsmatige activiteit betreft ten behoeve van de detailhandelsfunctie, met een beroepsvloeroppervlak van ten hoogste 30% van de vloeroppervlakte van de begane grond van het hoofdgebouw tot een maximum van 50 m². Onder het gebruik wordt tevens verstaan het laten gebruiken.
  9. i. een bruto vloeroppervlakte (bvo) van de in lid 3.1 onder a genoemde functies dat meer dan 1.700 m² bedraagt;
  10. j. het gebruik van de gronden ter plaatse van de aanduiding "laad- en losplaats" als stort- en opslagplaats van al dan niet het gebruik onttrokken goederen en materialen, anders dan als tijdelijke opslag ten behoeve van het normale gebruik en onderhoud.

Artikel 4 Verkeer

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. wegen, straten en paden;
  2. b. parkeervoorzieningen;
  3. c. laden en lossen ten behoeve van een supermarkt, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding "laad- en losplaats";
  4. d. straatmeubilair;
  5. e. evenementen;
  6. f. beeldende kunstwerken;
  7. g. terrassen;
  8. h. speelvoorzieningen;
  9. i. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  10. j. openbare nutsvoorzieningen;
  11. k. groenvoorzieningen;
  12. l. verkeersvoorzieningen;
  13. m. tuinen, erven en terreinen.

4.2 Bouwregels

Artikel 5 Leiding - Water

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Water' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:

  1. a. een strook ten behoeve van een watertransportleiding ter plaatse van de aanduiding "leiding - water";

met de daarbijbehorende:

  1. b. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

5.2 Bouwregels

5.3 Afwijken van de bouwregels

Mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het veilig en doelmatig functioneren van de leiding, kan met een omgevingsvergunning worden afgeweken van:

  1. a. het bepaalde in lid 5.2 in die zin dat de in de daar voorkomende bestemming(en) genoemde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd, mits:
    1. 1. vooraf advies wordt ingewonnen bij de leidingbeheerder.

5.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Hoofdstuk 3 Algemene Regels

Artikel 6 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 7 Algemene Bouwregels

7.1 Algemene bouwregels

Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, erkers, balkons en overstekende daken, buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van bouw c.q. bestemmingsgrenzen niet meer dan 1,00 m bedraagt.

Artikel 8 Algemene Gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met de gegeven bestemmingen, wordt in ieder geval gerekend:

  1. a. het gebruik van de onbebouwde grond als stort- en opslagplaats van al dan niet het gebruik onttrokken goederen en materialen, anders dan als tijdelijke opslag ten behoeve van het normale gebruik en onderhoud;
  2. b. de stalling en/of opslag van aan het oorspronkelijk gebruik onttrokken voer-, vaar- en/of vliegtuigen;
  3. c. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting en/of prostitutiebedrijf;
  4. d. het gebruik van de gronden als standplaats voor kampeermiddelen.

Artikel 9 Algemene Afwijkingsregels

Mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de cultuurhistorische en ruimtelijke waarden, de woonsituatie, het straat en bebouwingsbeeld, de milieusituatie, de sociale veiligheid, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, kan met omgevingsvergunning worden afgeweken van:

  1. a. de bij recht in de bestemmingsregels gegeven maten, afmetingen en percentages, tot ten hoogste 10% van die maten, afmetingen en percentages;
  2. b. de bestemmingsregels in die zin dat het beloop of het profiel van de wegen of de aansluiting van de wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid en/of de intensiteit daartoe aanleiding geeft;
  3. c. de bestemmingsregels in die zin dat bouwgrenzen worden overschreden indien een meetverschil daartoe aanleiding geeft;
  4. d. de bestemmingsregels ten aanzien van bouwwerken geen gebouw zijnde voor kunstobjecten, speelvoorzieningen, informatiezuilen, minicontainers, papiercontainers, glasbakken en vlaggenmasten. Met dien verstande dat:
    1. 1. de hoogte van speelvoorzieningen bedraagt maximaal 5,00 m;
    2. 2. de hoogte van minicontainers, papiercontainers, glasbakken bedraagt maximaal 3,00 m;
    3. 3. de hoogte van informatiezuilen bedraagt maximaal 5,00 m;
    4. 4. voor kunstobjecten geldt een maximale hoogte van 8,00 m;
    5. 5. voor vlaggenmasten en lichtmasten geldt een maximale hoogte van 10,00 m;
    6. 6. de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt maximaal 3,00 m.
    7. 7. het bruto-vloeroppervlak is niet groter dan 50,00 m²;
  5. e. de bestemmingsregels in die zin dat de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van kunstwerken, geen gebouwen zijnde, en ten behoeve van zend-,ontvang- en/of sirenemasten wordt vergroot tot ten hoogste 40,00 m, mits:
    1. 1. de noodzaak tot plaatsing wordt aangetoond;
    2. 2. de te plaatsen mast (deels) door bomen gecamoufleerd wordt dan wel dat bij de plaatsing wordt aangesloten bij bestaande gebouwen en andere verticale elementen;
    3. 3. door middel van een landschapsplan aansluiting wordt gezocht bij de omliggende omgeving en/of landschapselementen;
    4. 4. het principe van site-sharing wordt toegepast;
    5. 5. door de plaatsing de beeldkwaliteit van de omgeving niet wordt verstoord;
    6. 6. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de cultuurhistorische en ruimtelijke waarden van het gebied en zijn bebouwing;
    7. 7. er afstemming plaatsvindt met de Nota antennebeleid gemeente Dinkelland (2008);
  6. f. het bepaalde ten aanzien van de maximale bouwhoogte van gebouwen in die zin dat de bouwhoogte van de gebouwen ten behoeve van plaatselijke verhogingen, zoals schoorstenen, luchtkokers, liftkokers en lichtkappen, wordt vergroot, mits:
    1. 1. deze vergroting niet meer dan 10,00 m² per plaatselijke verhoging bedraagt;
    2. 2. de vergroting leidt tot een hoogte welke ten hoogste 1,25 maal de maximale bouwhoogte van het betreffende gebouw bedraagt.

Artikel 10 Overige Regels

10.1 Nadere eisen

Burgemeester en Wethouders kunnen ten behoeve van de milieusituatie, het bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, zodanig dat er geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de genoemde criteria.

10.2 Parkeren

Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels

Artikel 11 Overgangsrecht

11.1 Overgangsrecht bouwwerken

  1. a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    1. 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    2. 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  2. b. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het bepaalde in sublid a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het sublid a met maximaal 10%.
  3. c. Sublid a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

11.2 Overgangsrecht gebruik

  1. a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  2. b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in sublid a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  3. c. Indien het gebruik, bedoeld in sublid a, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  4. d. Sublid a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 12 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het bestemmingsplan Bisschopstraat 39, Weerselo.

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

Aan de Bisschopsstraat 39 te Weerselo bevindt zich een PLUS supermarkt en een bakkerij. Het pand waarin de supermarkt en de bakkerij zijn gevestigd is verouderd en voldoet niet meer aan de hedendaagse wensen en eisen die worden gesteld aan panden voor dergelijke functies.

Initiatiefneemster is voornemens om de aanwezige bebouwing te slopen en nieuwbouw te realiseren ten behoeve van de supermarkt en de bakkerij. Met de vervangende nieuwbouw wordt de supermarkt tevens vergroot en zijn twee appartementen op de verdieping beoogd. Daarnaast wordt voorzien in een verruiming van de parkeergelegenheid bij de supermarkt.

De uitbreiding van de supermarkt is noodzakelijk om te kunnen voldoen aan de hedendaagse wensen en eisen van de consument (o.a. gemak en comfort) en om de gewenste winkelformule van de PLUS optimaal tot haar recht te kunnen laten komen. Deze vergroting brengt met zich mee dat er een kwalitatief meer hoogwaardige en ruimere winkel op een beeldbepalende locatie in Weerselo wordt gepresenteerd.

De voorgenomen ontwikkeling past niet binnen het vigerende bestemmingsplan. Om die reden is een herziening van het bestemmingsplan vereist. In voorliggend bestemmingsplan wordt aangetoond dat de wijziging van de bestemmingen ter plaatse in overeenstemming is met een goede ruimtelijke ordening.

1.2 Ligging Van Het Plangebied

Het plangebied is gelegen aan de Bisschopstraat 39, aan de rand van het centrum van de kern Weerselo. De ligging van het plangebied in Weerselo en de directe omgeving wordt in afbeelding 1.1 weergegeven. De rode ster en de rode omlijning geven respectievelijk de locatie en indicatieve begrenzing van het plangebied weer.

afbeelding "i_NL.IMRO.1774.WEEBPBISSCHOPSTR39-VG01_0001.png"

Afbeelding 1.1: Ligging van het plangebied (Bron: ArcGIS)

1.3 De Bij Het Plan Behorende Stukken

Het bestemmingsplan 'Bisschopstraat 39, Weerselo' bestaat uit de volgende stukken:

  • verbeelding (tek.nr. NL.IMRO.1774.WEEBPBISSCHOPSTR39-VG01) en een renvooi;
  • regels (met bijbehorende bijlagen).

Op de verbeelding zijn de bestemmingen van de in het plan begrepen gronden weergegeven. In de regels zijn bepalingen opgenomen om de uitgangspunten van het plan zeker te stellen. Het plan gaat vergezeld van een toelichting. De toelichting geeft een duidelijk beeld van het bestemmingsplan en van de daaraan ten grondslag liggende gedachten maar maakt geen deel uit van het juridisch bindende deel van het bestemmingsplan.

1.4 Huidig Planologisch Regime

Het plangebied is gelegen binnen de bestemmingsplannen 'Weerselo Dorp' en 'Weerselo-dorp, herziening 1988'. Deze bestemmingsplannen zijn vastgesteld door de raad van de gemeente Weerselo op respectievelijk 8 oktober 1985 en 13 september 1988. In afbeelding 1.2 zijn uitsneden van de geldende bestemmingsplannen opgenomen, het plangebied is met de rode belijning indicatief aangegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.1774.WEEBPBISSCHOPSTR39-VG01_0002.png"

Afbeelding 1.2: Ligging van het plangebied in de geldende bestemmingsplannen, links: 'Weerselo Dorp', rechts: 'Weerselo-dorp, herziening 1988' (Bron: gemeente Dinkelland)

Op basis van de geldende bestemmingsplannen is het plangebied voorzien van de bestemming 'Winkels'. In het geldende bestemmingsplan "Weerselo Drop" is opgenomen dat ter plaatse van het plangebied een winkel met een brutovloeroppervlak (BVO) van circa 1.300 m² is toegestaan. Daarnaast is tevens één dienstwoning toegestaan. Met het bestemmingsplan "Weerselo-dorp, herziening 1988" is voorzien in een extra uitbreidingsmogelijkheid van de winkel van circa 200 m² BVO. Daarnaast gelden er maximale goot- en bouwhoogten van respectievelijk 6 meter en 9 meter ter plaatse van de donkerrode vlakken (afbeelding 1.2, linker afbeelding). Binnen de fijne arcering geldt een goot- en bouwhoogte van 3,5 en 5 meter. Laatstgenoemde goot- en bouwhoogten gelden ook voor de uitbreiding die met het bestemmingsplan "Weerselo-dorp, herziening 1988" is mogelijk gemaakt.

De vervangende nieuwbouw van de supermarkt en bakkerij past niet geheel binnen de geldende regels (bouwvlak en bouwhoogten), waardoor een herziening van het bestemmingsplan is benodigd. Dit bestemmingsplan voorziet in de juridisch planologische kaders waarmee de voorgenomen ontwikkeling mogelijk wordt gemaakt.

1.5 Leeswijzer

Na deze inleiding wordt in hoofdstuk 2 ingegaan op de huidige situatie in het plangebied.

In hoofdstuk 3 wordt de voorgenomen ontwikkeling beschreven.

In hoofdstuk 4 wordt ingegaan op het beleidskader. Hierin wordt het beleid van het Rijk, de provincie Overijssel en de gemeente Dinkelland beschreven.

In hoofdstuk 5 passeren alle relevante milieu- en omgevingsaspecten de revue.

Hoofdstuk 6 gaat in op de wateraspecten waaronder de watertoets.

In de hoofdstukken 7 en 8 wordt respectievelijk ingegaan op de juridische aspecten/planverantwoording en de economische uitvoerbaarheid van het project.

Hoofdstuk 9 gaat in op de inspraak en het vooroverleg.

Hoofdstuk 2 Beschrijving Plangebied

2.1 Weerselo

Het dorp Weerselo ontstond oorspronkelijk op de plaats waar tegenwoordig het beschermde dorpsgezicht Het Stift is gevestigd. Lange tijd zouden de belangrijkste publieke functies (o.a. het gemeentehuis) zich op Het Stift bevinden.

In 1809 besloot Koning Lodewijk Napoleon dat de kerk op Het Stift te klein was om de grote Weerselose Rooms-Katholieke geloofsgemeenschap te herbergen. Voor hen werden gelden beschikbaar gesteld om een eigen kerkgebouw te bouwen. Deze bouwden zij ongeveer een kilometer in zuidoostelijke richting buiten Het Stift direct ten westen van de buurtschap Nijstad aan de Lichtenberger Steeg (de huidige Legtenbergerstraat). Rond deze kerk ontstond enige bebouwing onder de (nogal vooruitstrevende) naam ‘Nieuwstad’. Uit de ‘oorspronkelijk aanwijzende tafelen’ van het Kadaster uit 1832 blijkt dat het nieuwe dorp is gelegen in een gebied met het toponiem ‘Zuidelijke Nieuwstad’, dat door de huidige Eertmansweg (toen alleen bekend onder de naam ‘weg van de Nieuwstad naar Rossum’) gescheiden werd van het ‘Noordelijke Nieuwstad’, waarvan de bebouwing zich concentreerde rond de huidige Siemertsteeg.

Tot de Tweede Wereldoorlog zou ‘de Nieuwstad’ zich langzaam ontwikkelen en tot het einde van de 19e eeuw kleiner dan het oorspronkelijke Weerselo op Het Stift blijven. Pas vanaf de jaren ’30 van de 20e eeuw begon de Nieuwstad zich te echt ontwikkelen en werd het groter dan Het Stift. Na de Tweede Wereldoorlog nam de bebouwing rond de Rooms-Katholieke kerk door de bevolkingsgroei drastisch toe en begon de Nieuwstad de functie van Het Stift als belangrijkste kern te vervangen. In 1955 verhuisde het gemeentehuis van de Rudolph Wilminklaan op Het Stift naar het Burgemeester Scholtensplein tegenover de Rooms-Katholieke kerk.

In de tweede helft van de 20e eeuw groeide het dorp uit tot de huidige omvang. Aanvankelijk werd in de jaren ’50 bebouwing gecreëerd langs de Bisschopsstraat, Legtenbergerstraat, Sint Remigiusstraat en Raadhuisstraat. Vervolgens breidde de bebouwing uit met de Voortmors en ten zuidwesten van de Bisschopsstraat, langs de Gunnerstraat en Weerselerveldweg. In de jaren ’70 (fase I) en ’80 (fase II) volgde de bebouwing op het grondgebied van de buurtschap Nijstad. In recentere jaren is Weerselo uitgebreid met een bedrijventerrein ‘De Echelpoel’ en is tussen de wijk De Voortmors en de Middensloot de woonwijk Het Reestman aangelegd.

2.2 Huidige Situatie Plangebied

Het plangebied is gelegen aan de Bisschopstraat 39 te Weerselo en staat kadastraal bekend als gemeente Weerselo, sectie P en perceelnummers 415, 664, 665, 1740, 1741 en 1742. De directe omgeving van het plangebied kenmerkt zich grofweg door woningen met name aan noord-, west- en zuidzijde en door centrumvoorzieningen aan oostzijde. De ruimtelijke structuurdrager in de omgeving van het plangebied betreft de Bisschopstraat (N343).

Het plangebied wordt ten noorden begrensd door de Beltstraat, ten oosten door de Bisschopstraat, ten zuiden door woningen en aan de westzijde vormt de Schaepmanstraat de begrenzing.

In afbeeldingen 2.1 en 2.2 zijn respectievelijk een luchtfoto en straatbeelden van de huidige situatie van het plangebied weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.1774.WEEBPBISSCHOPSTR39-VG01_0003.png"

Afbeelding 2.1: Luchtfoto huidige situatie plangebied (Bron: Provincie Overijssel)

De bebouwing in het plangebied bestaat uit de huidige supermarkt en bakkerij met een oppervlakte van circa 1.090 m². Aan de Bisschopstraat bevond zich daarnaast een al gesloopt pand met een oppervlakte van circa 60 m². In totaal betreft dit circa 1.150 m². Voor het overige is het plangebied ingericht als parkeerterrein waarbij het achterterrein is ingericht en ten behoeve van het laden en lossen voor de supermarkt.

afbeelding "i_NL.IMRO.1774.WEEBPBISSCHOPSTR39-VG01_0004.png"

Afbeelding 2.2: Straatbeelden huidige situatie plangebied vanaf de Bisschopstraat (rechts) en de Beltstraat (links) (Bron: Google Streetview)

Hoofdstuk 3 Planbeschrijving

3.1 Gewenste Ontwikkeling

3.1.1 Aanleiding

Zoals in de aanleiding ook al aangegeven voldoet de huidige supermarkt niet meer aan de hedendaagse wensen en eisen van zowel de consument als de ondernemer en de PLUS. Zo is het huidige pand qua winkeloppervlak naar de huidige maatstaven te klein, qua bouwhoogte te laag en bevat het pand teveel gebouwkolommen om de gewenste nieuwe winkelformule van de PLUS te kunnen implementeren en optimaal tot haar recht te kunnen laten komen.

3.1.2 Bebouwing

Het beoogde nieuwbouwplan omvat in hoofdzaak de nieuwbouw van een supermarkt, met inpandig een bakkerij en, op de verdieping, twee appartementen en sociale ruimten ten behoeve van de supermarkt. De toekomstige bebouwing in het plangebied heeft een oppervlakte van circa 1.648 m² BVO. Ten opzichte van de huidige bebouwing betekent dit een toename van bijna 500 m² BVO.

afbeelding "i_NL.IMRO.1774.WEEBPBISSCHOPSTR39-VG01_0005.png"

Afbeelding 3.1: Situatietekening gewenste situatie (Bron: K3H Architecten)

Op basis van het huidige ontwerp wordt de nieuwbouw overwegend uitgevoerd in één bouwlaag met een bouwhoogte van circa 5,2 meter. De entree van de supermarkt wordt verhoogd en krijgt een bouwhoogte van circa 8 meter.

Aan de zijde van de Bisschopstraat sluit het gebouw aan op de bestaande bebouwingstructuren langs de Bisschopstraat. Zo wordt het gebouw gesitueerd in de rooilijn van de bestaande bebouwing langs de Bisschopstraat en uitgevoerd in twee bouwlagen met een kap. Deze kap betreft een langskap die het ritme van de bebouwing langs de Bisschopsstraat doorzet en de korrelgrootte van de bebouwing langs de Bisschopsstraat laat terug komen in het plan. In afbeelding 3.2 wordt dit weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.1774.WEEBPBISSCHOPSTR39-VG01_0006.png"

Afbeelding 3.2: Het ritme van bebouwing en de korrelgrootte komen terug in het plan (Bron: K3H Architecten)

In de volgende afbeeldingen zijn impressies opgenomen van de nieuwe situatie. Opgemerkt wordt dat het hier impressies betreffen die een beeld geven van de nieuwe ontwikkeling en de gewenste kwaliteit die wordt nagestreefd. Op ondergeschikte onderdelen kan het ontwerp nog worden aangepast. Dit in overleg met de gemeentelijk Stadsbouwmeester.

afbeelding "i_NL.IMRO.1774.WEEBPBISSCHOPSTR39-VG01_0007.png"

Afbeelding 3.3: Impressie nieuwbouw gezien vanaf het parkeerterrein (Bron: K3H Architecten)

afbeelding "i_NL.IMRO.1774.WEEBPBISSCHOPSTR39-VG01_0008.png"

Afbeelding 3.4: Impressie nieuwbouw gezien vanaf de kruising Bisschopstraat - Beltmanstraat (Bron: K3H Architecten)

Zoals ook blijkt uit de impressies bevindt de entree van zowel de supermarkt als de bakker zich aan de zijde van het parkeerterrein. Omdat hier sprake is van een zichtgevel wordt veel gebruik gemaakt van glas om zo een transparant en uitnodigend beeld te creëren.

Aan de zijde van de Bisschopsstraat gaat onder meer het laden en lossen plaatsvinden. Omdat ook hier sprake is van een zichtgevel is ervoor gekozen om de gevel van de bakker (de etalage) ook aan deze zijde uit te voeren in glas. Ook het deel van de gevel ter hoogte van de appartementen wordt deels uitgevoerd in glas waarbij vanuit beide appartementen wordt uitgekeken op de Bisschopsstraat. Door ook voor deze gevel veelvuldig gebruik te maken van glas in combinatie met een donkerrode baksteen ontstaat ook aan deze zijde, ondanks dat sprake is van een laad- en loslocatie, een aantrekkelijk gevelbeeld.

3.1.3 Functies

De begane grond wordt voor het overgrote deel in gebruik genomen door de supermarkt. Het winkelvloeroppervlak van de supermarkt bedraagt circa 1.109 m². Bij de supermarkt is, in vergelijking tot het winkelvloeroppervlak, sprake van een ruim magazijn van circa 270 m². Dit ruimere magazijn is noodzakelijk omdat het niet gewenst wordt gevonden om goederen of materialen permanent buiten, aan de zijde van de Bisschopsstraat, op te slaan of te stallen. In de regels van dit bestemmingsplan zal ook worden vastgelegd dat permanente buitenopslag voor deze gevel niet is toegestaan.

Naast de supermarkt bevindt de bakkerij zich op de begane grond. De bakker krijgt de beschikking over een ruimere winkel dan de winkel in de huidige situatie. Daarnaast wordt binnen de bakkerij een lichte horecafunctie mogelijk gemaakt zodat een beperkt gedeelte (max. 50 m²) ingericht zou kunnen worden als lunchroom.

Op de begane grond bevindt zich ook de entree tot de appartementen, de bergingen ten behoeve van deze appartementen en de trapopgang naar de appartementen. De entree tot de appartementen is gericht naar het zuiden zodat de vrachtwagen voor het laden en lossen de toegang tot de appartementen niet kan blokkeren.

Op de verdieping bevinden zich beide appartementen en de sociale ruimte ten behoeve van de supermarkt. De appartementen krijgen een bruto-vloeroppervlakte van circa 96 m². Elk appartement krijgt een ruime woonkamer/keuken welke uitkijkt op de Bisschopstraat en de beschikking over twee slaapkamers. De appartementen zijn vanwege het ontbreken van een lift hoofdzakelijk geschikt voor starters, samen met senioren de voornaamste doelgroepen bij nieuwbouw.

De sociale ruimte (kantine, kantoor, sanitair, etc.) ten behoeve van de supermarkt bevindt zich globaal boven de bakkerij. Vanuit deze ruimte is er zich op zowel de Bisschopsstraat als het parkeerterrein.

3.2 Verkeer En Parkeren

3.2.1 Verkeer

Verkeersgeneratie

In voorliggend geval is door Goudappel Coffeng een verkeerskundige toetsing gemaakt ten aanzien vand de voorgenomen ontwikkeling. Het volledige rapport is opgenomen in bijlage 1. Hierna wordt ingegaan op de bevindingen.

In de huidige situatie is de supermarkt inclusief de bakker 1.089 m² BVO groot. De daarmee samenhangende verkeersgeneratie op basis van CROW-kentallen bedraagt 87,9 per 100 m² BVO. De verkeersgeneratie bedraagt 957 motorvoertuigen per gemiddelde weekdag.

Bij de uitbreiding van een winkel is de ervaring dat de verkeersaantrekkende werking kleiner is dan de kencijfers aangeven. Afhankelijk van de situatie rekent Goudappel Coffeng met 25 tot 50% van het toegevoegde oppervlak in vierkante meters bvo om de effecten op de verkeerstoename en parkeervraag te bepalen. Daarmee is verdisconteerd dat het verblijf in een grotere supermarkt met een uitgebreider aanbod langer duurt en dat door het grotere assortiment klanten worden aangetrokken die voorheen (deels) elders hun boodschappen deden of voor sommige aankopen naar een speciaalzaak gingen.

Voor de supermarkt in Weerselo gaat Goudappel Coffeng uit van 50% van het toegevoegde oppervlak voor het bepalen van de toekomstige verkeersgeneratie. Na de uitbreiding is de omvang van de supermarkt 1.406 m² BVO (conform de “Beleidsnotitie Bouwen & Parkeren” is er ook hier vanuit gegaan dat het WVO bepalend is voor het voor verkeersgeneratie te hanteren BVO. Dit BVO wijkt af van het daadwerkelijk te realiseren BVO oftewel de gebouwoppervlakte). De verkeersgeneratie neemt toe met 139 per gemiddelde weekdag tot 1.096. In de avondspits op een werkdag betekent dit 10 tot 20 autobewegingen extra.

Deze beperkte toename van het autoverkeer leidt niet tot een andere verkeerssituatie of tot een andere verkeersafwikkeling op de kruispunten.

Verkeersontsluiting

De ontsluiting van het parkeerterrein blijkt door het bouwplan niet te veranderen ten opzichte van de eerder bekeken situatie. De conclusies blijven daarmee ongewijzigd. De ontsluiting op de Beltstraat, die een lage functie heeft van erftoegangsweg, is een goede oplossing. Tevens zijn de in-/uitrit op circa 30 meter en dus op ruime afstand van de provinciale weg Bisschopsstraat ontworpen. Dat is gunstig voor de doorstroming en de verkeersveiligheid.

Tot slot zijn de zichthoeken op de provinciale weg ruim en worden niet belemmerd door parkeerplaatsen met auto’s.

3.2.2 Laden en lossen

In de huidige situatie vindt het laden en lossen plaats aan de achterzijde van de supermarkt. Hoewel dit vanuit het oogpunt van ruimtelijke kwaliteit wellicht een meer wenselijke oplossing is dan de nu gekozen oplossing, is de nu gekozen oplossing vanuit het oogpunt van verkeersveiligheid en met het oog op het beperken van de geluidsoverlast (woon- en leefklimaat) de meest wenselijke oplossing. Hierna wordt dit nader toegelicht.

Voor het laden en lossen van een vrachtwagen is het wenselijk dat er zo min mogelijk hinder is van andere deelnemers in het verkeer. In de huidige situatie vindt het laden en lossen plaats aan de achterzijde van de supermarkt. De vrachtwagen rijdt daarbij vanaf de Beltstraat achterwaarts het parkeerterrein op. Vanwege de beperkte draairuimte moet de vrachtwagen dan vaak meerdere malen op de Beltstraat manoeuvreren om op een goede wijze achterwaarts het parkeerterrein op te kunnen rijden. Dit manoeuvreren op de Beltstraat draagt niet bij aan de doorstroming van het verkeer op deze weg en eveneens niet aan de verkeersveiligheid.

Als de vrachtwagen eenmaal goed gemanoeuvreerd is wordt achterwaarts verder over het parkeerterrein gereden naar de laad- en loslocatie. Afgezien van het feit dat klanten van de supermarkt hierdoor gehinderd worden, levert dit meer dan eens ongewenste verkeersonveilige situaties op. Daarbij moet gedacht worden aan klanten die net achter de vrachtwagen langs schieten, klanten die langs de vrachtwagen lopen/ fietsen zonder dat de chauffeur hier voldoende zicht op heeft (o.a. dode hoek) maar ook auto's die of de vrachtwagen belemmeringen of bijzondere rijverrichtingen uithalen, met verkeersonveilige situaties tot gevolg, omdat de vrachtwagen 'in de weg staat'. Met de nu gekozen oplossing voor het laden en lossen is van de hiervoor beschreven verkeersonveilige situaties geen sprake meer.

In de nieuwe situatie komt de vrachtwagen voor het laden en lossen bij voorkeur aanrijden vanuit het noorden (vanuit Fleringen) om vervolgens langs de Bisschopsstraat te laden en te lossen. Na het laden- en lossen kan de vrachtwagen vervolgens eenvoudig de Bisschopsstraat weer oprijden en eventueel rondrijden op de rotonde.

Om de laad- en loslocatie in te kunnen rijden moet de vrachtwagen wel het voet- en fietspad kruisen, dit is in de huidige situatie echter ook het geval en onvermijdelijk. Wel kan de chauffeur doordat evenwijdig aan de Bisschopstraat de laad- en loslocatie kan worden op- en afgereden volledig zicht houden op het voet- en fietspad.

Een ander voordeel van de nu gekozen laad- en loslocatie is de verminderde overlast voor de bewoners langs de Ariënstraat. In de huidige situatie vindt het laden en lossen plaats aangrenzend aan de achtertuinen van diverse woningen langs de Ariënstraat. Het achteruit rijden van de vrachtwagen maar met name het laden en lossen produceert het nodige geluid. Dit geluid is in de achtertuinen bij de woningen langs de Ariënstraat direct hoorbaar. In de nieuwe situatie vervalt deze vorm van overlast voor de bewoners van de betreffende woningen. Dit komt het woon- en leefklimaat ten goede.

3.2.3 Parkeren

Bij het bereken van het aantal benodigde parkeerplaatsen is uitgegaan van de beleidsnotitie “Bouwen & parkeren 2014” van de gemeente Dinkelland. Omdat voor het parkeerterrein bij de PLUS middels een Verkeersbesluit bepaald wordt dat hier een blauwe zone/ parkeerschijfzone gaat gelden, wordt qua zone uitgegaan van 'centrum'.

In “Bouwen & Parkeren 2014” is aangegeven op welke wijze het BVO bij winkels berekend kan worden: bij winkels geldt dat het BVO 1,25 maal het winkelvloeroppervlak (WVO) bedraagt. Het WVO is het verkoopoppervlak en het oppervlak van alle andere duidelijk zichtbare ruimtes (kassa's, vitrines, etalages). Magazijnen en achterliggende kantoorruimtes vallen er niet onder.

Uit de aangeleverde tekeningen volgt een WVO voor de supermarkt van 1.046 m² en voor de bakker een WVO van 78 m². Hieruit volgen een BVO van 1.307 m² voor de supermarkt en 97 m² voor de bakker.

Functie Aantal Parkeernorm* Parkeerbehoefte
Supermarkt (fullservice (middel) hoog prijs) 1.307 m² BVO 4,2 per 100 BVO* 54,9 p.p.
Bakker 97 m² BVO 3,4 per 100 m² BVO 3,3 p.p.
Appartementen bewoners < 100 m² 2 1,0 per appartement 2,0 p.p.
Appartementen bezoekers 2 0,3 per appartement 0,6 p.p.
Totale parkeerbehoefte 60,8 p.p.

* Uitgaande van een blauwe zone

Op basis van de vorenstaande uitgangspunten is de parkeerbehoefte afgerond 61 parkeerplaatsen. Het ingetekende aantal parkeerplaatsen bedraagt 63 waardoor voldaan kan worden aan de parkeerbehoefte en sprake is van een sluitende parkeerbalans.

Opgemerkt wordt dat voor de bewoners van de appartementen de beperktere parkeerduur, zoals hoort bij een blauwe zone, niet gaat gelden. Voor de bewoners worden twee parkeerplaatsen nabij de woningen gereserveerd en deze mogen niet door klanten van de supermarkt gebruikt worden. Dat wordt geregeld door deze twee parkeerplaatsen specifiek te reserveren voor de bewoners door middel van de plaatsing van een verkeersbord, waarop de bewoners als gebruikers zijn aangegeven. Het toewijzen van deze twee parkeerplaatsen wordt in een verkeersbesluit geregeld.

Hierdoor blijven er 61 parkeerplaatsen binnen de blauwe zone over voor de klanten van de winkels en de bezoekers van de bewoners, terwijl “hun parkeerbehoefte” is berekend op 54,9 + 3,3 + 0,6 = (afgerond) 59 parkeerplaatsen. Daarmee voldoet het inrichtingsplan aan de parkeervraag en is het parkeeraspect voldoende geborgd.

Hoofdstuk 4 Beleidskader

Dit hoofdstuk beschrijft, voor zover van belang, het rijks-, provinciaal- en gemeentelijk beleid. Naast de belangrijkste algemene uitgangspunten worden de specifieke voor dit plangebied geldende uitgangspunten weergegeven.

4.1 Rijksbeleid

4.1.1 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte

4.1.2 Toetsing van het initiatief aan de uitgangspunten in het rijksbeleid

Het rijksbeleid laat zich niet specifiek uit over dergelijke binnenstedelijke ontwikkelingen. Gezien de aard en omvang van de voorgenomen ontwikkeling worden geen rijksbelangen zoals opgenomen in de SVIR geraakt.

Ladder voor duurzame verstedelijking

Door BügelHajema is voor de voorgenomen ontwikkeling een memo geschreven waarin wordt getoetst aan de ladder voor duurzame verstedelijking. De volledige memo is opgenomen in bijlage 2 bij deze toelichting, hierna wordt uitsluitend de conclusie aangehaald.

De uitbreiding van de supermarkt vindt plaats binnen bestaand stedelijk gebied, op gronden die nu reeds in gebruik zijn ten behoeve van de detailhandelsfunctie. Er is sprake is van een, met name, kwalitatieve behoefte aan de uitbreiding van de supermarkt. Vanwege de beperkte omvang van de uitbreiding is er geen sprake van een stedelijke ontwikkeling. Toetsing aan de Ladder is daarmee niet noodzakelijk. Gezien het voorgaande kan echter worden gesteld dat de ontwikkeling wel leidt tot een zorgvuldige benutting van de ruimte en in die zin in overeenstemming is met de Ladder.

4.2 Provinciaal Beleid

Het provinciaal beleid is verwoord in tal van plannen. Het belangrijkste plan betreft de Omgevingsvisie Overijssel en de daarbij behorende Omgevingsverordening Overijssel.

4.2.1 Omgevingsvisie Overijssel (2017)

De Omgevingsvisie Overijssel is dé provinciale visie voor de fysieke leefomgeving van Overijssel. In 2017 is de Omgevingsvisie en –verordening 2017 vastgesteld. Duurzaamheid, ruimtelijke kwaliteit en sociale kwaliteit zijn de leidende principes of 'rode draden' bij alle initiatieven in de fysieke leefomgeving van de provincie Overijssel.

4.2.2 Omgevingsverordening Overijssel (2017)

De provincie beschikt over een palet aan instrumenten waarmee zij haar ambities realiseert. Het gaat er daarbij om steeds de meest optimale mix van instrumenten toe te passen, zodat effectief en efficiënt resultaat wordt geboekt voor alle ambities en doelstellingen van de Omgevingsvisie. De keuze voor inzet van deze instrumenten is bepaald aan de hand van een aantal criteria. In de Omgevingsvisie is bij elke beleidsambitie een realisatieschema opgenomen waarin is aangegeven welke instrumenten de provincie zal inzetten om de verschillende onderwerpen van provinciaal belang te realiseren.

Eén van de instrumenten om het beleid uit de Omgevingsvisie te laten doorwerken is de Omgevingsverordening Overijssel. De Omgevingsverordening is het provinciaal juridisch instrument dat wordt ingezet voor die onderwerpen waarvoor de provincie eraan hecht dat de doorwerking van het beleid van de Omgevingsvisie juridisch geborgd is.

4.2.3 Uitvoeringsmodel Omgevingsvisie Overijssel

De opgaven, kansen, beleidsambities en ruimtelijke kwaliteitsambities voor de provincie zijn in de Omgevingsvisie Overijssel geschetst in ontwikkelingsperspectieven voor de groene omgeving en stedelijke omgeving.

Om de ambities van de provincie waar te maken, bevat de Omgevingsvisie een uitvoeringsmodel. Dit model is gebaseerd op drie niveaus, te weten:

  • Of - generieke beleidskeuzes;
  • Waar - ontwikkelingsperspectieven;
  • Hoe - gebiedskenmerken.

Deze begrippen worden hierna nader toegelicht.

4.2.4 Toetsing van het initiatief aan het Uitvoeringsmodel Omgevingsvisie Overijssel

Indien het concrete initiatief wordt getoetst aan het Uitvoeringsmodel Omgevingsvisie Overijssel ontstaat globaal het volgende beeld.

4.2.5 Conclusie toetsing aan het provinciaal beleid

Geconcludeerd wordt dat de voorgenomen ontwikkeling in overeenstemming is met het in de Omgevingsvisie Overijssel verwoorde en in de Omgevingsverordening Overijssel verankerde provinciaal ruimtelijk beleid.

4.3 Regionaal Beleid

Het regionaal beleid is verwoord in tal van plannen. Het belangrijkste plan voor voorliggend initiatief betreft het Regionale Woningbouwprogramma uit 2017.

4.3.1 Regionaal Woningbouwprogramma

4.4 Gemeentelijk Beleid

4.4.1 Structuurvisie Dinkelland

4.4.2 Woonvisie Dinkelland 2016+

4.4.3 Detailhandelsstructuurvisie Gemeente Dinkelland

4.4.4 Conclusie toetsing aan het gemeentelijk beleid

Geconcludeerd wordt dat de ontwikkeling in overeenstemming is met de gemeentelijke beleidsuitgangspunten zoals verwoord in de in deze paragraaf behandelde beleidsstukken.

Hoofdstuk 5 Milieu- En Omgevingsaspecten

Op grond van artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening moet in de toelichting op het bestemmingsplan een beschrijving worden opgenomen van de wijze waarop de milieukwaliteitseisen bij het plan zijn betrokken. Daarbij moet rekening gehouden worden met de geldende wet- en regelgeving en met de vastgestelde (boven)gemeentelijke beleidskaders. Bovendien is een bestemmingsplan vaak een belangrijk middel voor afstemming tussen de milieuaspecten en ruimtelijke ordening.

In dit hoofdstuk worden de resultaten van het onderzoek naar de milieukundige uitvoerbaarheid beschreven. Het betreft de thema's geluid, bodem, luchtkwaliteit, externe veiligheid, milieuzonering, ecologie, archeologie & cultuurhistorie en Beluit milieueffectrapportage.

5.1 Geluid

5.1.1 Situatie plangebied

Dit bestemmingsplan voorziet in het toevoegen van geluidsgevoelige objecten in de vorm van twee appartementen. Voor het overige maakt dit bestemmingsplan geen nieuwe geluidsgevoelige functies of geluidsbronnen als bedoeld in de Wgh mogelijk. Wel voorziet dit bestemmingsplan in de herontwikkeling van een supermarkt, deze functies kennen een bepaalde geluidsuitstraling op de omgeving. Gelet hierop wordt hierna achtereenvolgens ingegaan op de geluidsbelasting als gevolg van wegverkeer op de appartementen en de geluidsuitstraling van de supermarkt (met bakker).

5.1.2 Conclusie

Gezien de bovenstaande onderzoeksresultaten (bijlage 3 en 4) is er geen sprake van onevenredige negatieve milieueffecten. Ten aanzien van het aspect 'geluid' wordt ter plaatse van de te realiseren appartementen door het treffen van maatregelen (o.a. dove voorgevels) een aanvaardbaar woon- en leefklimaat verwacht. De eis van dove gevels is in dit bestemmingsplan juridisch vastgelegd.

De voorgenomen ontwikkeling resulteert tevens niet in een aantasting van het woon- en leefklimaat van in de omgeving aanwezige woningen.

5.2 Bodem

5.2.1 Algemeen

Bij de vaststelling van een bestemmingsplan dient te worden bepaald of de aanwezige bodemkwaliteit past bij het toekomstige gebruik van die bodem en of deze aspecten optimaal op elkaar kunnen worden afgestemd. Om hierin inzicht te krijgen, dient doorgaans een bodemonderzoek te worden verricht.

5.2.2 Situatie plangebied

In voorliggend geval is in 2011 door Verhoeve Milieu een verkennend bodem-, asbest- en infiltratieonderzoek ter plaatse van onder andere de supermarkt uitgevoerd. Daarnaast is een aanvullende bodemanalyse ter plaatse van één van de peilbuizen uitgevoerd. Doordat ter plaatse sinds het uitvoeren van dit onderzoek sprake is van een ongewijzigde situatie, kunnen de onderzoeksresultaten uit dit onderzoek nog worden gehanteerd in het kader van de bestemmingsplanprocedure. In het kader van de omgevingsvergunningprocedure is, na de sloop van de bebouwing, echter wel een nieuw bodemonderzoek vereist. De onderzoeksrapportages zijn opgenomen in bijlagen 5 en 6, hierna wordt ingegaan op de conclusies en aanbevelingen.

5.2.3 Conclusie

Op basis van het vorenstaande wordt geconcludeerd dat het aspect bodem geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van het voorliggend bestemmingsplan vormt.

5.3 Luchtkwaliteit

5.3.1 Beoordelingskader

Om een goede luchtkwaliteit in Europa te garanderen heeft de Europese Unie een viertal kaderrichtlijnen opgesteld. De hiervan afgeleide Nederlandse wetgeving is vastgelegd in hoofdstuk 5, titel 2 van de Wet milieubeheer. Deze wetgeving staat ook bekend als de Wet luchtkwaliteit.

In de Wet luchtkwaliteit staan onder andere de grenswaarden voor de verschillende luchtverontreinigende stoffen. Onderdeel van de Wet luchtkwaliteit zijn de volgende Besluiten en Regelingen:

  • Besluit en de Regeling niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen);
  • Besluit gevoelige bestemmingen (luchtkwaliteitseisen).

5.3.2 Situatie plangebied

Gelet op de aard en omvang van dit project, in verhouding tot categorieën van gevallen zoals beschreven in paragraaf 5.3.1.1 kan worden gesteld dat voorliggend project 'niet in betekenende mate bijdraagt' aan de luchtverontreiniging.

Vorenstaande wordt tevens bevestigd door de Nibm-tool. In paragraaf 3.2.1 is de toename van het aantal verkeersbewegingen berekend op 139 verkeersbewegingen per werkdag. Op basis hiervan is een berekening gemaakt met de Nibm-tool, waarvan het resultaat in afbeelding 5.1 is weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.1774.WEEBPBISSCHOPSTR39-VG01_0014.png"

Afbeelding 5.1: Berekening Nibm-tool luchtkwaliteit

Tot slot wordt geconcludeerd dat de functies die in dit bestemmingsplan mogelijk worden gemaakt niet worden aangemerkt als een gevoelige bestemming in het kader van het 'Besluit gevoelige bestemmingen'.

5.3.3 Conclusie

Het aspect luchtkwaliteit vormt geen belemmering voor voorliggend initiatief.

5.4 Externe Veiligheid

5.4.1 Algemeen

Externe veiligheid is een beleidsveld dat is gericht op het beheersen van risico's die ontstaan voor de omgeving bij de productie, de opslag, de verlading, het gebruik en het transport van gevaarlijke stoffen. Bij nieuwe ontwikkelingen moet worden voldaan aan strikte risicogrenzen. Een en ander brengt met zich mee dat nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen moeten worden getoetst aan wet- en regelgeving op het gebied van externe veiligheid. Concreet gaat het om risicovolle bedrijven, vervoer gevaarlijke stoffen per weg, spoor en water en transport gevaarlijke stoffen via buisleidingen. Op de diverse aspecten van externe veiligheid is afzonderlijke wetgeving van toepassing. Voor risicovolle bedrijven gelden onder meer:

  • het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi);
  • de Regeling externe veiligheid inrichtingen (Revi);
  • het Registratiebesluit externe veiligheid;
  • het Besluit risico's Zware Ongevallen 2015 (Brzo 2015);
  • het Vuurwerkbesluit.

Voor vervoer van gevaarlijke stoffen geldt de 'Wet Basisnet vervoer gevaarlijke stoffen' (Wet Basisnet). Dat vervoer gaat over water, spoor, wegen of door de lucht. De regels van het Basisnet voor ruimtelijke ordening zijn vastgelegd in:

  • het Besluit externe veiligheid transportroutes (Bevt);
  • de Regeling basisnet;
  • de (aanpassing) Regeling Bouwbesluit (veiligheidszone en plasbrandaandachtsgebied).


Voor het transport van gevaarlijke stoffen per buisleiding geldt het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb).

Het doel van wetgeving op het gebied van externe veiligheid is het tot een minimum beperken van risico's waaraan burgers in hun leefomgeving worden blootgesteld vanwege risicovolle inrichtingen en activiteiten. Het is noodzakelijk inzicht te hebben in de kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten en het plaatsgebonden en het groepsrisico.

5.4.2 Situatie plangebied

Aan hand van de Risicokaart is een inventarisatie verricht van risicobronnen in en rond het plangebied. Op de Risicokaart staan meerdere soorten risico's, zoals ongevallen met brandbare, explosieve en giftige stoffen, grote branden of verstoring van de openbare orde. In totaal worden op de Risicokaart dertien soorten rampen weergegeven. In afbeelding 5.2 is een uitsnede van de Risicokaart met betrekking tot het plangebied en omgeving weergegeven. De rode belijning geeft het plangebied weer.

afbeelding "i_NL.IMRO.1774.WEEBPBISSCHOPSTR39-VG01_0015.png"

Afbeelding 5.2: Uitsnede risicokaart (Bron: Nederland.risicokaart.nl)

Uit de inventarisatie blijkt dat de locatie:

  • zich niet bevindt binnen de risicocontour van Bevi- en Brzo-inrichtingen alsmede inrichtingen die vallen onder het Vuurwerkbesluit (plaatsgebonden risico);
  • zich niet bevindt in een gebied waarbinnen een verantwoording van het groepsrisico nodig is;
  • niet is gelegen binnen de veiligheidsafstanden van het vervoer gevaarlijke stoffen;
  • niet is gelegen binnen de veiligheidsafstanden van buisleidingen voor het vervoer van gevaarlijke stoffen.

5.4.3 Conclusie

Eén en ander brengt met zich mee dat het voornemen in overeenstemming is met wet- en regelgeving ter zake van externe veiligheid.

5.5 Bedrijven En Milieuzonering

5.5.1 Algemeen

Zowel de ruimtelijke ordening als het milieubeleid stellen zich ten doel een goede kwaliteit van het leefmilieu te handhaven en te bevorderen. Dit gebeurt onder andere door milieuzonering. Onder milieuzonering verstaan we het aanbrengen van een voldoende ruimtelijke scheiding tussen milieubelastende bedrijven of inrichtingen enerzijds en milieugevoelige functies als wonen en recreëren anderzijds. De ruimtelijke scheiding bestaat doorgaans uit het aanhouden van een bepaalde afstand tussen milieubelastende en milieugevoelige functies. Die onderlinge afstand moet groter zijn naarmate de milieubelastende functie het milieu sterker belast. Milieuzonering heeft twee doelen:

  1. 1. het voorkomen of zoveel mogelijk beperken van hinder en gevaar bij woningen en andere gevoelige functies;
  2. 2. het bieden van voldoende zekerheid aan bedrijven dat zij hun activiteiten duurzaam onder aanvaardbare voorwaarden kunnen uitoefenen.

Voor het bepalen van de aan te houden afstanden wordt de VNG-uitgave “Bedrijven en Milieuzonering” uit 2009 gehanteerd. Deze uitgave bevat een lijst, waarin voor een hele reeks van milieubelastende activiteiten (naar SBI-code gerangschikt) richtafstanden zijn gegeven ten opzichte van milieugevoelige functies. De lijst geeft richtafstanden voor de ruimtelijk relevante milieuaspecten geur, stof, geluid en gevaar. De grootste van de vier richtafstanden is bepalend voor de indeling van een milieubelastende activiteit in een milieucategorie en daarmee ook voor de uiteindelijke richtafstand. De richtafstandenlijst gaat uit van gemiddeld moderne bedrijven. Indien bekend is welke activiteiten concreet zullen worden uitgeoefend, kan gemotiveerd worden uitgegaan van de daadwerkelijk te verwachten milieubelasting, in plaats van de richtafstanden. De afstanden worden gemeten tussen enerzijds de grens van de bestemming die de milieubelastende functie(s) toelaat en anderzijds de uiterste situering van de gevel van een milieugevoelige functie die op grond van het bestemmingsplan of wijzigingsplan mogelijk is.

Hoewel deze richtafstanden indicatief zijn, volgt uit jurisprudentie dat deze afstanden als harde eis gezien worden door de Raad van State bij de beoordeling of woningen op een passende afstand van bedrijven worden gesitueerd.

5.5.2 Gebiedstypen

Afstemming van bestaande en nieuwe functies gebeurt door het aanhouden van zogenaamde richtafstanden. Hierbij kan gebruik worden gemaakt van de VNG-uitgave 'Bedrijven en Milieuzonering'. Bij deze richtafstanden wordt rekening gehouden met de milieuaspecten geur, stof, geluid en gevaar zoals gesteld in de 'Staat van bedrijfsactiviteiten'. Hierbij wordt uitgegaan van het principe van functiescheiding, waarbij twee gebiedstypen te onderscheiden zijn, namelijk: 'rustige woonwijk' en 'gemengd gebied'.

Het plangebied is gelegen in een gebied dat wordt gekenmerkt als centrumgebied met functiemenging. Door deze functiemenging is het plangebied aan te merken als omgevingstype 'gemengd gebied'.

Voor gebieden waar in enige vorm sprake is van functiemenging, of in gebieden waar bewust functiemenging wordt nagestreefd (bijvoorbeeld om een grotere levendigheid tot stand te brengen), kunnen de gebieden worden aangemerkt als 'functiemengingsgebied'. Bij 'functiemengingsgebieden' moet gedacht worden aan:

  • stadscentra, dorpskernen en winkelcentra;
  • horecaconcentratiegebieden;
  • zones met functiemenging langs stedelijke toegangswegen en in lintbebouwingen;
  • (delen van) woongebieden met kleinschalige c.q. ambachtelijke bedrijvigheid.

De richtafstanden uit het omgevingstype rustige woonwijk kunnen, zonder dat dit ten koste gaat van het woon- en leefklimaat, met één afstandsmaat worden verlaagd indien sprake is van gemengd gebied. Daarbij wordt in de VNG-uitgave 'Bedrijven en milieuzonering' opgemerkt dat het vanuit het oogpunt van efficiënt ruimtegebruik de voorkeur verdient functiescheiding niet verder door te voeren dan met het oog op een goed woon- en leefklimaat noodzakelijk is.

Het plangebied is, gezien de menging van functies, aan te merken als een 'gemengd gebied'.

Milieucategorie Richtafstanden tot omgevingstype rustige woonwijk Richtafstanden tot omgevingstype gemengd gebied
1 10 m 0 m
2 30 m 10 m
3.1 50 m 30 m
3.2 100 m 50 m
4.1 200 m 100 m
4.2 300 m 200 m
5.1 500 m 300 m
5.2 700 m 500 m
5.3 1.000 m 700 m
6 1.500 m 1.000 m

5.5.3 Situatie plangebied

5.5.4 Conclusie

Het aspect milieuzonering vormt geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van dit plan.

5.6 Ecologie

5.6.1 Algemeen

Bescherming in het kader van de natuur wet- en regelgeving is op te delen in gebieds- en soortenbescherming. Sinds 1 januari 2017 is het wettelijk kader ten aanzien van gebieds- en soortenbescherming vastgelegd in de Wet natuurbescherming. Bij gebiedsbescherming heeft men te maken met Natura 2000-gebieden en het Natuurnetwerk Nederland (voorheen EHS). Soortenbescherming gaat uit van de bescherming van dier- en plantensoorten.

5.6.2 Gebiedsbescherming

5.6.3 Soortenbescherming

Bij ruimtelijke ontwikkelingen dient te worden getoetst of er sprake is van negatieve effecten op de aanwezige natuurwaarden. Als hiervan sprake is, moet ontheffing of vrijstelling worden gevraagd. Dor BügelHajema is een ecologische inventarisatie ter plaatse van het plangebied uitgevoerd. Het volledige rapport is opgenomen in bijlage 8 bij deze toelichting. Hierna wordt ingegaan op de bevindingen.

Met de sloop van de aanwezige bebouwing gaan mogelijk nestplaatsen van huismus of gierzwaluw verloren. Nesten van deze soorten zijn jaarrond beschermd, ook als deze tijdelijk niet in gebruik zijn. Ook gaan mogelijk verblijfplaatsen van vleermuizen verloren. Om na te gaan of daadwerkelijk nest- of verblijfplaatsen van deze soorten aanwezig zijn, is nader onderzoek nodig. Aan de hand van dit nader onderzoek kan bepaald worden of het aanvragen van een ontheffing van de Wnb noodzakelijk is voor huismussen, gierzwaluwen of vleermuizen.

De aanwezige coniferenhaag aan de zuidzijde van de parkeerplaats is waardevol als schuilplaats voor huismussen en zal ook in stand worden gehouden. Verder hebben zowel de huidige als de toekomstige inrichting van het plangebied een lage waarde als foerageergebied voor vogels, of als foerageergebied of vliegroute voor vleermuizen. Daarom zijn geen negatieve effecten op foerageergebied of vliegroutes te verwachten. Buiten het plangebied zijn op korte afstand foerageergebied of vliegroutes van betere kwaliteit aanwezig.

Indien werkzaamheden tijdens het broedseizoen worden uitgevoerd, kunnen in gebruik zijnde nesten van vogels (andere dan de jaarrond beschermde) in het plangebied en in de directe omgeving worden vernietigd of verstoord. Dit is bij wet verboden. Vernietiging en verstoring van in gebruik zijnde nestplaatsen kan voorkomen worden door bij de planning en uitvoering van de werkzaamheden rekening te houden met het broedseizoen. Een standaardperiode voor het broedseizoen is er niet; van belang is of een broedgeval aanwezig is, ongeacht de periode. Voor de meeste vogels geldt dat het broedseizoen ongeveer van 15 maart tot 15 juli duurt. Door de beplanting en bebouwing die moet wijken weg te halen vóór het broedseizoen kan verstoring van broedplaatsen in dit geval goed worden voorkomen.

Als gevolg van de werkzaamheden kunnen tot slot verblijfplaatsen van enkele algemene amfibieën- en zoogdiersoorten worden vernietigd en verstoord. Ook kunnen hierbij enkele exemplaren worden gedood. De te verwachten beschermde soorten worden niet in hun voortbestaan bedreigd en vallen in de vrijstellingsregeling bij ruimtelijke ontwikkelingen van de provincie Overijssel. Voor deze soorten hoeft geen ontheffing te worden aangevraagd. Wel geldt voor deze soorten de zorgplicht van de Wet natuurbescherming.

5.6.4 Conclusie

Uit de ecologische inventarisatie is naar voren gekomen dat een aanvullend onderzoek naar huismus, gierzwaluw en vleermuizen in het kader van de Wnb nodig is. Aan de hand van het nader onderzoek kan bepaald worden of het aanvragen van een ontheffing van de Wnb nodig is en onder welke voorwaarden deze verkregen kan worden.

Het nader onderzoek wordt uitgevoerd en voor vaststelling van voorliggend bestemmingsplan, aan het bestemmingsplan toegevoegd.

In verband met de soortbescherming van de Wnb is het verder nodig om bij de planning van de werkzaamheden rekening te houden met het broedseizoen van vogels.

Gebiedsbescherming vormt geen belemmering voor de voorgenomen ontwikkeling.

5.7 Archeologie En Cultuurhistorie

5.7.1 Archeologie

5.7.2 Cultuurhistorie

5.7.3 Conclusie

Geconcludeerd wordt er geen nader archeologisch onderzoek nodig is. Tevens is geen sprake van negatieve effecten op de cultuurhistorische waarden.

5.8 Besluit Milieueffectrapportage

5.8.1 Algemeen

De milieueffectrapportage is een wettelijk instrument met als doel het aspect milieu een volwaardige plaats in deze integrale afweging te geven. Een bestemmingsplan kan op drie manieren met milieueffectrapportage in aanraking komen:

  • Op basis van artikel 7.2a, lid 1 Wm (als wettelijk plan);

Er ontstaat een m.e.r.-plicht wanneer er een passende beoordeling op basis van art. 2.8, lid 1 Wet natuurbescherming nodig is.

  • Op basis van Besluit milieueffectrapportage (bestemmingsplan in kolom 3);

Er ontstaat een m.e.r.-plicht voor die activiteiten en gevallen uit de onderdelen C en D van de bijlage van dit besluit waar het bestemmingsplan genoemd is in kolom 3 (plannen).

  • Op basis van Besluit milieueffectrapportage (bestemmingsplan in kolom 4);

Er ontstaat een m.e.r.-(beoordelings)plicht voor die activiteiten en gevallen uit de onderdelen C en D van de bijlage van dit besluit waar het bestemmingsplan genoemd is in kolom 4 (besluiten).

In het Besluit m.e.r. neemt het bestemmingsplan een bijzondere positie in, want het kan namelijk tegelijkertijd opgenomen zijn in zowel kolom 3 als in kolom 4 van het Besluit m.e.r.. Of het bestemmingsplan in deze gevallen voldoet aan de definitie van het plan uit kolom 3 of aan de definitie van het besluit uit kolom 4 is afhankelijk van de wijze waarop de activiteit in het bestemmingsplan wordt bestemd. Als voor de activiteit eerst één of meerdere uitwerkings- of wijzigingsplannen moeten worden vastgesteld dan is sprake van 'kaderstellend voor' en voldoet het bestemmingsplan aan de definitie van het plan. Is de activiteit geheel of gedeeltelijk als eindbestemming opgenomen voldoet het aan de definitie van het besluit.

Een belangrijk element in het Besluit m.e.r., is het (in feite) indicatief maken van de gevalsdefinities (de drempelwaarden in kolom 2 in de D-lijst). Dit betekent dat het bevoegd gezag meer moet doen dan onder de oude regelgeving. Kon vroeger worden volstaan met de mededeling in het besluit dat de omvang van de activiteit onder de drempelwaarde lag en dus geen m.e.r. (beoordeling) noodzakelijk was, onder de nu geldende regeling moet een motivering worden gegeven. Voor deze toets wordt de term vormvrije m.e.r.-beoordeling gehanteerd.

Het Besluit milieueffectrapportage (hierna: Besluit m.e.r.) is gewijzigd. De wijziging is het gevolg van de implementatie van Richtlijn 2014/52/EU die ziet op het wijzigen van Richtlijn 2011/92/EU. Dit is de richtlijn die ziet op projecten (kolom 4). De wijzigingsrichtlijn is voor het overgrote deel geïmplementeerd in de Wet milieubeheer. Het gewijzigde Besluit m.e.r. is (op één onderdeel na) in werking getreden op 7 juli 2017, maar geldt vanaf 16 mei 2017 voor alle lopende vergunningaanvragen en bestemmingsplannen waarover nog geen besluit is genomen. Eén van de belangrijkste gevolgen van de wijziging van het Besluit m.e.r. is dat een vormvrije m.e.r.beoordeling moet worden aangevraagd door middel van een aanmeldnotitie. Dit is geregeld in artikel 2 lid 5 Besluit m.e.r.

5.8.2 Situatie plangebied

Het bestemmingsplan biedt een juridische-planologische regeling voor de plannen. De activiteit die mogelijk wordt gemaakt, valt onder onderdeel D 11.2 van de bijlage bij het Besluit milieueffectrapportage. Onderdeel D 11.2 betreft: 'aanleg, wijziging of uitbreiding van een stedelijk ontwikkelingsproject met inbegrip van de bouw van winkelcentra of parkeerterreinen'. De drempelwaarden van de betreffende categorie worden niet overschreden of zijn niet van toepassing (oppervlakte van 100 ha of meer, 2.000 of meer woningen en bedrijfsvloeroppervlakte van 200.000 m² of meer). Dit betekent dat een vormvrije m.e.r.-beoordeling moet worden uitgevoerd.

In de "Aanmeldnotitie vormvrije m.e.r.-beoordeling supermarkt Bisschopstraat 39 Weerselo" worden de gevolgen van de voorgenomen activiteit (realisatie nieuwe supermarkt, bakkerij en twee appartementen) voor het milieu beschreven. Hierna wordt de conclusie uit de aanmeldnotitie weergegeven. Voor een nadere toelichting hierop wordt verwezen naar de aanmeldnotitie welke als bijlage 10 bij deze toelichting is opgenomen.

5.8.3 Conclusie

Het project is in zekere zin onomkeerbaar, maar in vergelijking met de drempelwaarde van een stedelijk ontwikkelingsproject van een relatief geringe omvang. Wanneer er geen 'belangrijke nadelige gevolgen' zijn voor het milieu is het conform de wetgeving en de vigerende praktijk niet nodig om een volledige m.e.r.-procedure te doorlopen.Uit de uitgevoerde analyse blijkt dat er geen relevante effecten zijn die het doorlopen van de m.e.r.-procedure zinvol maken. Om bovenstaande reden is het doorlopen van een m.e.r.-procedure niet noodzakelijk.

5.8.4 Beoordelingsbesluit

Op 24 april 2018 heeft de raad van de gemeente Dinkelland besloten dat op grond van artikel 7.17 van de Wet milieubeheer, op basis van de "Aanmeldnotitie vormvrije m.e.r.- beoordeling supermarkt Bisschopstraat 39 te Weerselo", voor de herontwikkeling van de locatie Bisschopstraat 39 te Weerselo geen m.e.r.-procedure doorlopen hoeft te worden. Het betreffende besluit is als bijlage 11 bij deze toelichting opgenomen.

Hoofdstuk 6 Wateraspecten

6.1 Vigerende Beleid

6.1.1 Europees beleid

De Europese Kaderrichtlijn Water (2000/60/EG) is op 22 december 2000 in werking getreden en is bedoeld om in alle Europese wateren de waterkwaliteit chemisch en ecologisch verder te verbeteren. De Kaderrichtlijn Water omvat regelgeving ter bescherming van het binnenlandse oppervlaktewater, overgangswateren (waaronder estuaria worden verstaan), kustwateren en grondwater. Streefdatum voor het bereiken van gewenste waterkwaliteit is 2015. Eventueel kan er, mits goed onderbouwd, uitstel (derogatie) verleend worden tot uiteindelijk 2027. Voor het uitwerken van de doelstellingen worden er op (deel)stroomgebied plannen opgesteld. In deze (deel)stroomgebiedbeheersplannen staan de ambities en maatregelen beschreven voor de verschillende (deel)stroomgebieden. Voornamelijk de ecologische ambities worden op het niveau van de deelstroomgebieden bepaald.

6.1.2 Rijksbeleid

Het Rijksbeleid op het gebied van het waterbeheer is vastgelegd in het Nationaal Waterplan (NWP) 2016-2021 (vastgesteld 17 december 2015). Het plan geeft op hoofdlijnen de ambities weer van het Rijk ten aanzien van het nationale waterbeleid en het daaraan gerelateerde ruimtelijke beleid. De belangrijkste ambities richten zich op waterveiligheid, zoetwater en waterkwaliteit. Maar ook de Deltabeslissingen en enkele waterafhankelijke thema's als natuur en duurzame energie hebben in het plan een plek gekregen. De doorwerking van de beleidsambities/uitgangspunten naar lagere overheden is geregeld in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (2012), het Bestuursakkoord Water (2011) en de Waterwet (2009).

6.1.3 Provinciaal beleid

In de Omgevingsvisie Overijssel wordt ruim aandacht besteed aan de wateraspecten. De ambities zijn, naast de uitvoering van de Kaderrichtlijn Water, gericht op de verbetering van de kwaliteit van de kleinere wateren, de veiligheid, de grondwaterbescherming, bestrijding van wateroverlast, de kwantiteit en kwaliteit van grond- en oppervlakte water en waterbeleving zowel in de groene ruimte als stedelijk gebied.

6.1.4 Waterschap Vechtstromen

Door de invoering van de Kaderrichtlijn Water is Nederland verdeeld in vijf deelstroomgebieden. Het deelstroomgebied Rijn-Oost wordt beheerd door de waterschappen Rijn en IJssel, Vechtstromen, Vallei en Veluwe, Drents Overijsselse Delta, en Zuiderzeeland. Om te voldoen aan de eisen van de Kaderrichtlijn Water hebben deze waterschappen een Waterbeheerplan opgesteld.

Het algemeen bestuur van het waterschap Vechtstromen heeft in de vergadering van 7 oktober 2015 het 'Waterbeheerplan 2016-2021' vastgesteld.

In het Waterbeheerplan is aangegeven hoe het waterschap zijn taken de komende jaren (2016 tot 2021) wil uitvoeren. In het plan zijn doelen en maatregelen gesteld voor de thema's waterveiligheid, voldoende water, schoon water en het zuiveren van afvalwater. Deze zijn gericht op het:

  • voorkomen of beperken van overstromingen, wateroverlast en droogte;
  • beschermen en verbeteren van de kwaliteit van het oppervlaktewater en grondwater en het zorgen voor een goed functionerend regionaal watersysteem.
  • het effectief en efficiënt behandelen van afvalwater in de afvalwaterzuiveringsinstallaties.

6.2 Waterparagraaf

6.2.1 Watertoets

Zoals in voorgaande paragrafen uiteen is gezet, wordt in het moderne waterbeheer (waterbeheer 21e eeuw) gestreefd naar duurzame, veerkrachtige watersystemen met minimale risico's op wateroverlast of watertekorten. Belangrijk instrument hierbij is de watertoets, die sinds 1 november 2003 in ruimtelijke plannen is verankerd. In de toelichting op ruimtelijke plannen dient een waterparagraaf te worden opgenomen. Hierin wordt verslag gedaan van de wijze waarop rekening is gehouden met de gevolgen van het plan voor de waterhuishoudkundige situatie (watertoets).

Het doel van de watertoets is te garanderen dat waterhuishoudkundige doelstellingen expliciet en op een evenwichtige wijze in het plan worden afgewogen. Deze waterhuishoudkundige doelstellingen betreffen zowel de waterkwantiteit (veiligheid, wateroverlast, tegengaan verdroging) als de waterkwaliteit (riolering, omgang met hemelwater, lozingen op oppervlaktewater).

6.2.2 Watertoetsproces

Via de Digitale Watertoets is Waterschap Vechtstromen van de ontwikkeling op de hoogte gebracht. Uit de Watertoets kwam naar voren dat de korte procedure kan worden gevolgd. Dit betekent dat in de toelichting van het bestemmingsplan de standaard waterparagraaf dient te worden opgenomen. De standaard waterparagraaf is opgenomen in bijlage 12 bij deze toelichting. Hierna wordt ingegaan op de wateraspecten.

Het plan loopt geen verhoogd risico op wateroverlast als gevolg van overstromingen. Het plan heeft geen schadelijke gevolgen voor de waterkwaliteit en ecologie. In het verleden is er in of rondom het plangebied geen wateroverlast of grondwateroverlast geconstateerd. De toename van het verharde oppervlak is minder dan 1.500m² (het verhard oppervlak neemt namelijk niet toe). Het plangebied bevindt zich niet binnen een beschermingszone of herinrichtingszone langs een waterloop, primair watergebied, invloedszone zuiveringstechnisch werk of een retentiecompensatiegebied.

Op de voorgenoemde wijze worden belangrijke negatieve milieugevolgen op de waterhuishouding in de omgeving van het projectgebied voorkomen.

De watertoets is uitgevoerd op basis van het concept-ontwerp. Als het definitieve ontwerp klaar is zal de watertoets eventueel moeten worden aangepast.

Hoofdstuk 7 Juridische Aspecten En Planverantwoording

7.1 Inleiding

In de voorgaande hoofdstukken is ingegaan op het plangebied, het relevante beleid en de milieu- en omgevingsaspecten. De informatie uit deze hoofdstukken is gebruikt om keuzes te maken bij het maken van het juridische deel van het bestemmingsplan: de verbeelding en de regels. In dit hoofdstuk wordt dieper ingegaan op de opzet van dit juridische deel. Daarnaast wordt een verantwoording gegeven van de gemaakte keuzes op de verbeelding en in de regels. Dat betekent dat er wordt aangegeven waarom een bepaalde functie ergens is toegestaan en waarom bepaalde bebouwing daar acceptabel is.

7.2 Opzet Van De Regels

7.2.1 Algemeen

In de Wet ruimtelijke ordening (Wro) die op 1 juli 2008 in werking is getreden, is de verplichting opgenomen om ruimtelijke plannen en besluiten digitaal vast te stellen. De digitaliseringsverplichting geldt vanaf 1 januari 2010. In de ministeriële Regeling standaarden ruimtelijke ordening is vastgelegd dat de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (SVBP) de norm is voor de vergelijkbaarheid van bestemmingsplannen. Naast de SVBP zijn ook het Informatiemodel Ruimtelijke Ordening en de Standaard Toegankelijkheid Ruimtelijke Instrumenten normerend bij het vastleggen en beschikbaar stellen van bestemmingsplannen.

De SVBP geeft normen voor de opbouw van de planregels en voor de digitale verbeelding van het bestemmingsplan. Dit bestemmingsplan is opgesteld conform de normen van de SVBP2012.

Het juridisch bindend gedeelte van het bestemmingsplan bestaat uit planregels en bijbehorende verbeelding waarop de bestemmingen zijn aangegeven. Deze verbeelding kan zowel digitaal als analoog worden verbeeld. De verbeelding en de planregels dienen in samenhang te worden bekeken.

De regels zijn onderverdeeld in vier hoofdstukken:

  1. 1. Inleidende regels (begrippen en wijze van meten);
  2. 2. Bestemmingsregels;
  3. 3. Algemene regels (o.a. afwijkingsregels);
  4. 4. Overgangs- en slotregels.

7.2.2 Inleidende regels

Hoofdstuk 1 bevat de inleidende regels. Deze regels gelden voor het gehele plangebied en bevatten:

  • Begrippen (Artikel 1)

In dit artikel zijn definities van de in de regels gebruikte begrippen opgenomen. Hiermee is een eenduidige interpretatie van deze begrippen vastgelegd.

  • Wijze van meten (Artikel 2)

Dit artikel geeft onder meer bepalingen waar mag worden gebouwd en hoe voorkomende eisen betreffende de maatvoering begrepen moeten worden.

7.2.3 Bestemmingsregels

Hoofdstuk 2 van de regels bevat de juridische vertaling van de in het plangebied voorkomende bestemmingen. De regels zijn onderverdeeld in o.a.:

  • Bestemmingsomschrijving: omschrijving van de activiteiten die zijn toegestaan;
  • Bouwregels: eisen waaraan de bebouwing moet voldoen (goot- en bebouwingshoogte, etc.);
  • Nadere eisen: met het oog op het voorkomen van onevenredig aantasting van bepaalde aspecten kunnen burgemeester en wethouders nadere eisen stellen aan de ondergeschikte punten;
  • Specifieke gebruiksregels: omschrijving van wat in ieder geval onder strijdig gebruik wordt gerekend;
  • Afwijkingen van de gebruiks- en bouwregels: onder welke voorwaarde mag afgeweken worden van de aangegeven bestemmingen en bouwregels.

7.2.4 Algemene regels

Hoofdstuk 3 bevat de algemene regels. Deze regels gelden voor het gehele plangebied. Dit hoofdstuk is opgebouwd uit:

  • Anti-dubbeltelregel (Artikel 6)

Deze regel is opgenomen om een ongewenste verdichting van de bebouwing te voorkomen. Deze verdichting kan zich voornamelijk voordoen, indien een perceel of een gedeelte daarvan, meer dan één keer betrokken wordt bij de berekening van een maximaal bebouwingspercentage.

  • Algemene bouwregels (Artikel 7)

In de algemene bouwregels is opgenomen dat bepaalde ondergeschikte bouwonderdelen de bouw c.q. bestemmingsgrenzen met 1,00 meter mag overschrijden.

  • Algemene gebruiksregels (Artikel 8)

In dit artikel worden de algemene gebruiksregels beschreven. Deze gaat uit van de gedachte dat het gebruik uitsluitend mag plaatsvinden in overeenstemming met de bestemming. Dit brengt met zich mee dat de bestemmingsomschrijving van de te onderscheiden bestemming helder en duidelijk moet zijn.

  • Algemene afwijkingsregels (Artikel 9)

In dit artikel worden de algemene afwijkingsregels beschreven. Deze regels maken het mogelijk om op ondergeschikte punten van de regels in het bestemmingsplan af te wijken.

  • Overige regels (Artikel 10)

In dit artikel zijn de eisen ten aanzien van parkeren opgenomen.

7.2.5 Overgangs- en slotregels

In hoofdstuk 4 van de regels staan de overgangs- en slotregels. In de overgangsregels is aangegeven wat de juridische consequenties zijn van bestaande situaties die in strijd zijn met dit bestemmingsplan. In de slotregel wordt aangegeven hoe het bestemmingsplan wordt genoemd.

7.3 Verantwoording Van De Regels

Kenmerk van de Nederlandse ruimtelijke ordeningsregelgeving is dat er uitgegaan wordt van toelatingsplanologie. Een bestemmingsplan geeft aan welke functies waar zijn toegestaan en welke bebouwing mag worden opgericht. Bij het opstellen van dit bestemmingsplan zijn keuzes gemaakt over welke functies waar worden mogelijk gemaakt en is gekeken welke bebouwing stedenbouwkundig toegestaan kan worden.

Het is noodzakelijk dat het bestemmingsplan een compleet inzicht biedt in de bouw- en gebruiksmogelijkheden binnen het betreffende plangebied. Het bestemmingsplan is het juridische toetsingskader dat bindend is voor de burger en overheid en geeft aan wat de gewenste planologische situatie voor het plangebied is.

In deze paragraaf worden de gemaakte keuzes nader onderbouwd. Hierbij zullen de bestemmingen in dezelfde volgorde als in de regels worden behandeld.

7.3.1 Detailhandel

Om binnen het plangebied de supermarkt, bakkerij en de woningen mogelijk te maken, is het plangebied voorzien van de bestemming 'Detailhandel' (Artikel 3).

Binnen deze bestemming is detailhandel, waaronder een supermarkt uitsluitend op de eerste bouwlaag toegestaan. Het bruto-vloeroppervlak ten behoeve van detailhandel (waaronder een supermarkt) mag ten hoogste 1.700 m² bedragen.

Binnen deze bestemming zijn uitsluitend ter plaatse van de aanduiding "wonen", twee woningen op de tweede en/of hogere bouwlaag toegestaan. Het laden en lossen ten behoeve van een supermarkt mag enkel plaatsvinden ter plaatse van de aanduiding "laad- en losplaats" en een parkeerterrein mag enkel ter plaatse van de aanduiding "parkeerterrein" worden gerealiseerd. Ondergeschikt aan de toegestane functies is tevens horeca toegestaan tot een oppervlak van maximaal 50 m². Hiermee wordt het planologisch mogelijk dat ter plaatse van de bakkerij een deel van de ruimte wordt gebruikt voor het nuttigen van voedingswaren.

In de bouwregels is bepaald dat gebouwen enkel binnen een bouwvlak mogen worden gebouwd. Buiten het bouwvlak zijn gebouwen ten behoeve van het stallen van fietsen, winkelwagens en daarmee gelijk te stellen voorzieningen toegestaan, met een maximum oppervlak van 50 m². Op de verbeelding is door middel van aanduidingen aangegeven hoeveel de goot- en bouwhoogte maximaal mag bedragen.

Ter plaatse van de aanduiding "wonen" is in de bouwregels opgenomen dat ter plaatse van de "specifieke bouwaanduiding - dove gevel" de gevels ter hoogte van de woningen dienen te worden uitgevoerd als dove gevel. Hier mag van worden afgeweken indien door middel van akoestisch onderzoek is aangetoond dat de noodzaak voor een dove gevel niet (meer) aanwezig is.

7.3.2 Verkeer

Gronden met de bestemming 'Verkeer' (Artikel 4) zijn onder andere bestemd voor wegen, straten, paden, parkeervoorzieningen en straatmeubilair. Binnen deze bestemming mogen geen gebouwen worden gebouwd. Voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden specifieke maatvoeringen.

7.3.3 Leiding - Water

Deze dubbelbestemming is bedoeld voor het planologisch beschermen van een watertransportleiding. In deze dubbelbestemming zijn voorwaarden opgenomen ten aanzien van het bouwen en het uitvoeren van werken en/of werkzaamheden.

Hoofdstuk 8 Economische Uitvoerbaarheid

Artikel 6.12 van de Wet ruimtelijke ordening stelt dat de gemeenteraad gelijktijdig met de vaststelling van het bestemmingsplan moet besluiten om al dan niet een exploitatieplan vast te stellen. Hoofdregel is dat een exploitatieplan moet worden vastgesteld bij elk bestemmingsplan. Er zijn echter uitzonderingen. Het is mogelijk dat de raad verklaart dat met betrekking tot een bestemmingsplan geen exploitatieplan wordt vastgesteld indien het verhaal van kosten van de grondexploitatie anderszins is verzekerd of het stellen van nadere eisen en regels niet noodzakelijk is.

In het voorliggende geval wordt een anterieure overeenkomst gesloten tussen initiatiefneemster en de gemeente. Hierin wordt tevens het risico van planschade opgenomen, zodat het kostenverhaal voor de gemeente volledig is verzekerd. Dit brengt met zich mee dat vaststelling van een exploitatieplan achterwege kan blijven.

Hoofdstuk 9 Inspraak, Vooroverleg En Zienswijzen

9.1 Vooroverleg

9.1.1 Het rijk

In het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) zijn de nationale belangen die juridische borging vereisen opgenomen. Het Barro is gericht op doorwerking van nationale belangen in gemeentelijke bestemmingsplannen. Geoordeeld wordt dat dit bestemmingsplan geen nationale belangen schaadt. Daarom is afgezien van het voeren van vooroverleg met het Rijk.

9.1.2 Provincie Overijssel

In de 'Uitzonderingslijst vooroverleg ruimtelijke plannen' is bepaald voor plannen met minder dan 7 woningen en plannen voor reguliere detailhandel met bijbehorende voorzieningen binnen of direct aansluitend aan bestaande kernwinkelgebied geen vooroverleg noodzakelijk is. De ontwikkeling die dit bestemmingsplan mogelijk maakt voorziet in maximaal twee appartementen en vindt plaats in het kernwinkelgebied van Weerselo. Gelet hierop is vooroverleg met de provincie niet noodzakelijk.

9.1.3 Waterschap Vechtstromen

De watertoets heeft plaats gevonden op de website www.dewatertoets.nl. Deze toets resulteerde in een positief wateradvies van het waterschap Vechtstromen. Daarom wordt verwezen naar de watertoetsprocedure opgenomen in subparagraaf 6.2.2.

9.2 Inspraak

Conform de gemeentelijke inspraakverordening kan het bestuursorgaan zelf besluiten of inspraak wordt verleend bij de voorbereiding van gemeentelijk beleid. In voorliggend geval wordt geen voorontwerpbestemmingsplan ter inzage gelegd.

9.2.1 Communicatie omwonenden

In het kader van de herontwikkeling van de supermarkt vonden Plus Tijhuis, de Plus-organisatie en ontwikkelaar het noodzakelijk om omwonenden te informeren omtrent de voorgenomen ontwikkeling.

Plus Tijhuis heeft, verdeeld over een aantal dagen, afspraken gemaakt met de direct omwonenden. Tijdens deze overleggen zijn de ontwerptekeningen gepresenteerd. Er is daarbij ingezoomd op de verschuiving van het bouwblok, de verplaatsing van het laden en lossen en de hoogte van het gebouw. Tevens is medegedeeld dat er een flink aantal parkeerplaatsen is toegevoegd ten opzichte van de huidige parkeersituatie. De reacties van de omwonenden op de voorgenomen plannen waren veelal positief.

Daarnaast is door Plus Tijhuis het initiatief genomen om een inloopavond te organiseren waarbij belangstellenden kennis konden nemen van de plannen. Tijdens deze inloopavond zijn er door belangstellenden diverse vragen gesteld aan de initiatiefnemer en medewerkers van de gemeente. Ook deze avond is als positief ervaren door belangstellenden en initiatiefneemster.

9.3 Zienswijzen

Het ontwerpbestemmingsplan heeft van 29 juni 2018 tot en met 9 augustus 2018 ter inzage gelegen. Er zijn in deze periode geen zienswijzen ingediend.

Bijlage 1 Verkeerskundige Toetsing

Bijlage 1 Verkeerskundige toetsing

Bijlage 2 Memo Ladder Voor Duurzame Verstedelijking

Bijlage 2 Memo Ladder voor duurzame verstedelijking

Bijlage 3 Akoestisch Onderzoek Wegverkeerslawaai

Bijlage 3 Akoestisch onderzoek wegverkeerslawaai

Bijlage 4 Akoestisch Onderzoek Industrielawaai

Bijlage 4 Akoestisch onderzoek industrielawaai

Bijlage 5 Verkennend Bodem-, Asbest- En Infiltratieonderzoek Centrum Weerselo

Bijlage 5 Verkennend bodem-, asbest- en infiltratieonderzoek centrum Weerselo

Bijlage 6 Aanvullende Bodemanalyse Centrum Weerselo

Bijlage 6 Aanvullende bodemanalyse centrum Weerselo

Bijlage 7 Berekening Stikstofdepositie

Bijlage 7 Berekening stikstofdepositie

Bijlage 8 Ecologische Inventarisatie

Bijlage 8 Ecologische inventarisatie

Bijlage 9 Archeologisch Onderzoek Centrum Weerselo

Bijlage 9 Archeologisch onderzoek centrum Weerselo

Bijlage 10 Aanmeldnotitie Vormvrije M.e.r.-beoordeling

Bijlage 10 Aanmeldnotitie vormvrije m.e.r.-beoordeling

Bijlage 11 Raadsvoorstel En Besluit Aanmeldnotitie Plus

Bijlage 11 Raadsvoorstel en besluit aanmeldnotitie PLUS

Bijlage 12 Watertoetsresultaat

Bijlage 12 Watertoetsresultaat