KadastraleKaart.com

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
Artikel 2 Wijze Van Meten
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Agrarisch
Artikel 4 Bedrijventerrein
Artikel 5 Detailhandel - Volumineuze Detailhandel
Artikel 6 Gemengd
Artikel 7 Groen
Artikel 8 Tuin
Artikel 9 Verkeer
Artikel 10 Verkeer - Verblijfsgebied
Artikel 11 Water
Artikel 12 Wonen
Artikel 13 Waarde - Archeologie
Artikel 14 Waterstaat - Waterkering
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 15 Antidubbeltelregel
Artikel 16 Algemene Bouwregels
Artikel 17 Algemene Afwijkingsregels
Artikel 18 Algemene Wijzigingsregels
Artikel 19 Uitsluiting Aanvullende Werking Bouwverordening
Artikel 20 Overige Regels
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 21 Overgangsrecht
Artikel 22 Slotregel
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding
1.2 Ligging Plangebied
1.3 Vigerende Bestemmingsplannen
1.4 Leeswijzer
Hoofdstuk 2 Gebiedsvisie
2.1 Beleidskader
2.2 Ruimtelijk Functionele Structuur
2.3 Gebiedsvisie
Hoofdstuk 3 Onderzoek
3.1 Archeologie
3.2 Bedrijven En Milieuzonering
3.3 Bodem- En Grondwaterkwaliteit
3.4 Ecologie
3.5 Externe Veiligheid
3.6 Luchtkwaliteit
3.7 Water
3.8 Wegverkeerslawaai
Hoofdstuk 4 Juridische Planbeschrijving
4.1 Verantwoording Planvorm
4.2 Bestemmingsregeling
Hoofdstuk 5 Handhaving
5.1 Handhavingsbeleid
5.2 Resultaten Inventarisatie
Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid
6.1 Overleg Ingevolge Artikel 3.1.1 Bro
6.2 Economische Uitvoerbaarheid
Bijlage 1 Staat Van Bedrijfsactiviteiten
Bijlage 2 Lijst Van Zelfstandige Kantoren
Bijlage 1 Toelichting Op De Aanpak Van Milieuzonering Met Behulp Van De Staat Van Bedrijfsactiviteiten
Bijlage 2 Overzicht Specifieke Bestemmingen
Bijlage 3 Stedenbouwkundige Randvoorwaarden Uitbreiding Bedrijventerrein
Bijlage 4 Overlegreacties
Bijlage 5 Integrale Benadering Milieuzonering Teylingen En Hoge Woerd

Bedrijventerrein De Hoge Woerd

Bestemmingsplan - Gemeente Westland

Vastgesteld op 31-05-2011 - geheel onherroepelijk in werking

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 het plan

het bestemmingsplan Bedrijventerrein De Hoge Woerd van de gemeente Westland.

1.2 bestemmingsplan

de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.1783.ABP00000014-vast met de bijbehorende regels (en bijlagen).

1.3 aanduiding

een geometrisch bepaald vlak of een figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.4 aanduidingsgrens

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

1.5 aan- en uitbouw

een aan een hoofdgebouw aangebouwd gebouw dat in bouwkundig opzicht te onderscheiden is van het hoofdgebouw.

1.6 aan-huis-gebonden beroep

een beroep of het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, architectonisch, kunstzinnig, juridisch, medisch, paramedisch, of therapeutisch of een daarmee naar aard gelijk te stellen gebied.

1.7 achtererf

de gronden die behoren bij het hoofdgebouw en gelegen zijn achter de achtergevel van het hoofdgebouw of achter een denkbeeldige lijn in het verlengde daarvan.

1.8 agrarisch bedrijf

een bedrijf, gericht op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen en/of het houden van dieren.

1.9 antenne-installatie

installatie bestaande uit een antenne, een antennedrager, de bedrading en de al dan niet in de techniekkast opgenomen apparatuur, met daarbij behorende bevestigingsconstructie.

1.10 archeologisch onderzoek

onderzoek verricht door of namens een dienst of instelling die over een opgravingsvergunning beschikt.

1.11 archeologische waarde

de aan een gebied toegekende waarde in verband met de in dat gebied voorkomende overblijfselen uit oude tijden.

1.12 bebouwing

een of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

1.13 bedrijf

een onderneming waarbij het accent ligt op het vervaardigen, bewerken, installeren, inzamelen en verhandelen van goederen.

1.14 bedrijfsvloeroppervlak (bvo)

het totale vloeroppervlak van kantoren, winkels of bedrijven met inbegrip van de daartoe behorende magazijnen en overige dienstruimten.

1.15 bedrijfswoning

een woning in of bij een gebouw of op een terrein, die slechts is bestemd voor bewoning door (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar noodzakelijk is, gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein.

1.16 bedrijventerrein

cluster aaneengesloten percelen bestemd voor bedrijven, dienstverlening en de daarbij behorende voorzieningen.

1.17 bestaande afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen

afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen, die op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan tot stand zijn gekomen of tot stand zullen komen met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Woningwet.

1.18 bestemmingsgrens

de grens van een bestemmingsvlak.

1.19 bestemmingsvlak

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.20 Bevi-inrichtingen

bedrijven zoals bedoeld in artikel 2 lid 1 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen.

1.21 bevoegd gezag

bevoegd gezag zoals bedoeld in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.

1.22 bouwen

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.

1.23 bouwgrens

de grens van een bouwvlak.

1.24 bouwmarkt

een al dan niet overdekt detailhandelsbedrijf, waarin een volledig of nagenoeg volledig assortiment aan bouwmaterialen en doe-het-zelfproducten uit voorraad wordt aangeboden.

1.25 bouwperceel

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

1.26 bouwperceelsgrens

de grens van een bouwperceel.

1.27 bouwvlak

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten.

1.28 bouwwerk

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct of indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.

1.29 bijgebouw

een vrijstaand gebouw dat in functioneel en bouwkundig opzicht ondergeschikt is aan een op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw.

1.30 care

een (maatschappelijke) onderneming gericht op het welzijn van mens en dier, waaronder begrepen (alternatieve) geneeskunde, kapsalon, trimsalon, nagelstudio, massagesalon, wellness-centrum en daarmee naar aard gelijk te stellen activiteiten.

1.31 detailhandel

het direct bedrijfsmatig te koop of te huur aanbieden aan de consument, hieronder begrepen de uitstalling ten verkoop of verhuur, het verkopen, verhuren en/of leveren van goederen en diensten aan degenen die goederen kopen of huren voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van beroeps- of bedrijfsactiviteit.

1.32 detailhandel in volumineuze goederen

een detailhandelsbedrijf nader te onderscheiden in de volgende branchegroepen:

  1. a. detailhandel met betrekking tot woninginrichting waaronder meubelen, parket, tenten, zonwering en vloerbedekking;
  2. b. detailhandel in brand- en explosiegevaarlijke goederen;
  3. c. detailhandel in volumineuze goederen zoals auto's, boten, caravans, motoren, keukens, badkamers, landbouwwerktuigen en grove bouwmaterialen en daarmee rechtstreeks samenhangende artikelen zoals accessoires, onderhoudsmaterialen, onderdelen en/of materialen;
  4. d. bouwmarkten.

1.33 gebouw

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.34 hoofdgebouw

een gebouw, dat op een bouwperceel door zijn aard, functie, constructie of afmetingen als belangrijkste bouwwerk valt aan te merken.

1.35 kantoor-/praktijkruimte

een gebouw of een gedeelte daarvan, dat dient voor het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, architectonisch, kunstzinnig, juridisch, medisch, paramedisch, therapeutisch of een daarmee naar aard gelijk te stellen gebied.

1.36 leisure

een onderneming gericht op de vrijetijdsbesteding, waaronder begrepen detailhandel, horeca, recreatie, sport, care en daarmee naar aard gelijk te stellen activiteiten.

1.37 NEN

door de Stichting Nederlands Normalisatie-instituut uitgegeven norm, zoals deze luidde op het moment van vaststelling van het plan.

1.38 nutsvoorziening

een voorziening ten behoeve van telecommunicatie en de gas-, water- en elektriciteitsdistributie alsmede soortgelijke voorzieningen van openbaar nut, waaronder in ieder geval worden begrepen transformatorhuisjes, pompstations, gemalen, telefooncellen en zendmasten.

1.39 onzelfstandige kantoren

een kantoor welke ter plaatse rechtstreeks verbonden is aan en ten dienste staat van een bedrijf.

1.40 overkapping

een bouwwerk, geen gebouw zijnde, voorzien van een gesloten dak en met aan ten hoogste één zijde een gesloten wand.

1.41 peil

  1. a. voor gebouwen waarvan de hoofdtoegang onmiddellijk aan de weg grenst: de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
  2. b. in andere gevallen en voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld.

1.42 Staat van Bedrijfsactiviteiten

de Staat van Bedrijfsactiviteiten die van deze regels onderdeel uitmaakt.

1.43 straatmeubilair

bouwwerken ten behoeve van al dan niet openbare (nuts)voorzieningen, zoals: verkeersgeleiders, verkeersborden, informatieborden, zitbanken, bloembakken, telefooncellen, abri's, kunstwerken, bushaltes, speeltoestellen, fietsenrekken en draagconstructies voor reclame; kleinschalige bouwwerken ten behoeve van (openbare) nutsvoorzieningen met een inhoud van ten hoogste 50 m³ en een bouwhoogte van ten hoogste 3 m, waaronder begrepen voorzieningen ten behoeve van telecommunicatie, energievoorzieningen en brandkranen; afvalinzamelsystemen.

1.44 voorgevel

de gevel van het hoofdgebouw die door zijn aard, functie, constructie of uitstraling als belangrijkste gevel kan worden aangemerkt.

1.45 Wgh-inrichtingen

bedrijven, zoals bedoeld in artikel 2.4 van het Inrichtingen- en vergunningenbesluit milieubeheer, die in belangrijke mate geluidshinder kunnen veroorzaken.

1.46 zelfstandige kantoren

een kantoor welke ter plaatse niet rechtstreeks verbonden is aan en/of ten dienste staat van een bedrijf.

1.47 zijerf

de gronden die behoren bij het hoofdgebouw en gelegen zijn aan de zijkant(en) van dat hoofdgebouw tussen de denkbeeldige lijnen in het verlengde van de voor- en achtergevel.

Artikel 2 Wijze Van Meten

Bij de toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 afstand

de afstand tussen bouwwerken onderling alsmede de afstand van bouwwerken tot perceelsgrenzen worden daar gemeten waar deze afstand het kleinst zijn.

2.2 de bouwhoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

2.3 bouwhoogte van een antenne-installatie

  1. a. ingeval van een vrijstaande (schotel)antenne-installatie: tussen het peil en het hoogste punt van de (schotel)antenne-installatie;
  2. b. ingeval van een op of aan een bouwwerk gebouwde (schotel)antenne-installatie: tussen de voet van de (schotel)antenne-installatie en het hoogste punt van de (schotel)antenne-installatie.

2.4 de bouwhoogte van een bouwwerk, geen antenne-installatie zijnde

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een bouwwerk, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antenne-installaties en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

2.5 de bouwhoogte van een bouwwerk, geen gebouw zijnde

tussen de bovenkant van het bouwwerk en het peil.

2.6 de breedte en lengte of diepte van een bouwwerk

tussen (de lijnen getrokken door) de buitenzijde van de gevels en het hart van de scheidsmuren.

2.7 de goothoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot/de druiplijn, het boeibord of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

2.8 de oppervlakte van een bouwwerk

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

2.9 inhoud van een bouwwerk

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

2.10 vloeroppervlakte

de gebruiksoppervlakte volgens NEN 2580.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Agrarisch

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Agrarisch' aangewezen gronden zijn bestemd voor de uitoefening van agrarische bedrijfsactiviteiten.

3.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  1. a. op deze gronden mogen uitsluitend terreinafscheidingen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van de waterbeheersing, worden gebouwd;
  2. b. de bouwhoogte van terreinafscheidingen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van de waterbeheersing, bedraagt ten hoogste 1 m.

3.3 Wijzigingsbevoegdheid

Artikel 4 Bedrijventerrein

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijventerrein' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 2': bedrijven uit ten hoogste categorie 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten;
  2. b. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 3.1': bedrijven uit ten hoogste categorie 3.1 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten;
  3. c. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 3.2': bedrijven uit ten hoogste categorie 3.2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten;
  4. d. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 4.1': bedrijven uit ten hoogste categorie 4.1 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten;
  5. e. ter plaatse van de aanduiding 'detailhandel volumineus': tevens detailhandel met betrekking tot woninginrichting waaronder meubelen, parket, tenten, zonwering en vloerbedekking;
  6. f. ter plaatse van de aanduidingen 'specifieke vorm van bedrijf - 1 tot en met - 3' en 'specifieke vorm van bedrijf - 5 en 6': tevens een bedrijfsactiviteit met SBI-code zoals hierna in de tabel genoemd, uit de ten hoogste voor de bedrijfsactiviteit in de tabel aangegeven categorie van de Staat van Bedrijfsactiviteiten:
functieaanduiding SBI-code uit ten hoogste milieucategorie
specifieke vorm van bedrijf-1 203/204 3.2
specifieke vorm van bedrijf-2 502 3.2
specifieke vorm van bedrijf-3 281 3.2
specifieke vorm van bedrijf-5 45 3.2
specifieke vorm van bedrijf-6 3614/2854.12 3.2
  1. g. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - 4': tevens een kunststofverwerkend bedrijf zonder fenolharsen uit ten hoogste categorie 3.2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten;
  2. h. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - 5': tevens een verkeersschool;
  3. i. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - 7': tevens een bedrijf gespecialiseerd in makettebouw;
  4. j. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - 8': tevens een parfumerie en cosmeticafabriek uit ten hoogste categorie 3.1 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten;
  5. k. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van detailhandel - 1': tevens een autogaragebedrijf;
  6. l. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van detailhandel - 2': tevens een bouwmarkt;
  7. m. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van detailhandel - 3': tevens een tweewielerspeciaalzaak;
  8. n. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van detailhandel - 4': tevens detailhandel met betrekking tot woninginrichting;
  9. o. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van detailhandel - 5': tevens detailhandel in keukens;
  10. p. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van detailhandel - 6': tevens detailhandel in boten;
  11. q. ter plaatse van de aanduiding 'zend-/ontvangstinstallatie': een centrale antenne-installatie;
  12. r. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals groen, water, nutsvoorzieningen, parkeervoorzieningen en laad- en losvoorzieningen.

4.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

4.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen omtrent situering van de gebouwen, met dien verstande dat:

  1. a. geëist mag worden dat de onderlinge afstand tussen de gebouwen ten minste 3 m moet bedragen;
  2. b. daardoor de gebruikswaarde van het bedrijventerrein niet onevenredig wordt geschaad;
  3. c. geen inbreuk wordt gemaakt op het aangegeven maximumbebouwingspercentage (%).

4.4 Specifieke gebruiksregels

4.5 Afwijken van de bouwregels

4.6 Afwijken van de gebruiksregels

4.7 Wijzigingsbevoegdheid

Artikel 5 Detailhandel - Volumineuze Detailhandel

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Detailhandel - Volumineuze detailhandel' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. detailhandel in volumineuze goederen;
  2. b. ter plaatse van de aanduiding 'sportcentrum': een fitnessruimte uitsluitend op de eerste verdieping;
  3. c. een lunchroom met vloeroppervlakte van ten hoogste 500 m²;
  4. d. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals groen, water, nutsvoorzieningen, parkeervoorzieningen en laad- en losvoorzieningen.

5.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

5.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen omtrent situering van de gebouwen, met dien verstande dat:

  1. a. geëist mag worden dat de onderlinge afstand tussen de gebouwen ten minste 3 m moet bedragen;
  2. b. daardoor de gebruikswaarde van het bedrijventerrein niet onevenredig wordt geschaad;
  3. c. geen inbreuk wordt gemaakt op het aangegeven maximumbebouwingspercentage (%).

5.4 Specifieke gebruiksregels

Met betrekking tot het gebruik gelden de volgende regels:

  1. a. verkooppunten voor motorbrandstoffen zijn niet toegestaan;
  2. b. tuincentra zijn niet toegestaan;
  3. c. zelfstandige kantoren zijn niet toegestaan;
  4. d. per bedrijf maximaal 50% van het totale bedrijfsoppervlak, met een maximum van 3.000 m², mag worden gebruikt ten behoeve van kantoren die functioneel zijn verbonden met de uitoefening van de bedrijfsactiviteiten;
  5. e. het is niet toegestaan de gronden buiten het bouwvlak te gebruiken voor de opslag van goederen.

5.5 Afwijken van de gebruiksregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van lid 5.2.1 onder c ten behoeve van het verhogen van het maximumbebouwingspercentage van het bouwperceel met inachtneming van de volgende regels:

  1. a. het bebouwingspercentage bedraagt ten hoogste 80%;
  2. b. aangetoond kan worden dat er voldoende parkeergelegenheid is.

Artikel 6 Gemengd

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Gemengd' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 3.1': bedrijven uit ten hoogste categorie 3.1 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten;
  2. b. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 3.2': bedrijven uit ten hoogste categorie 3.2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten;
  3. c. detailhandel in volumineuze goederen;
  4. d. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals groen, water, nutsvoorzieningen, parkeervoorzieningen en laad- en losvoorzieningen.

6.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

6.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen omtrent situering van de gebouwen, met dien verstande dat:

  1. a. geëist mag worden dat de onderlinge afstand tussen de gebouwen ten minste 3 m moet bedragen;
  2. b. daardoor de gebruikswaarde van het bedrijventerrein niet onevenredig wordt geschaad;
  3. c. geen inbreuk wordt gemaakt op het aangegeven maximumbebouwingspercentage (%).

6.4 Specifieke gebruiksregels

Met betrekking tot het gebruik gelden de volgende regels:

  1. a. per bedrijf maximaal 50% van het totale bedrijfsvloeroppervlak, met een maximum van 3.000 m², mag worden gebruikt ten behoeve van kantoren die functioneel zijn verbonden met de uitoefening van de bedrijfsactiviteiten;
  2. b. bedrijfswoningen zijn uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning', waarbij geldt dat ten hoogste één bedrijfswoning is toegestaan per aanduidingsvlak met een inhoud van ten hoogste 600 m³;
  3. c. verkooppunten voor motorbrandstoffen zijn niet toegestaan;
  4. d. tuincentra zijn niet toegestaan;
  5. e. zelfstandige kantoren zijn niet toegestaan;
  6. f. het is niet toegestaan de gronden buiten het bouwvlak te gebruiken voor de opslag van goederen.

6.5 Wijzigingsbevoegdheid bedrijfswoning

Burgemeester en wethouders kunnen de gronden waarvoor de bestemming 'Gemengd' met de aanduiding 'bedrijfswoning' geldt wijzigen in de bestemming 'Gemengd' zonder de aanduiding 'bedrijfswoning'.

Artikel 7 Groen

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. groen, water, speelvoorzieningen en voet- en fietspaden;
  2. b. bij deze bestemming behorende nutsvoorzieningen.

7.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  1. a. op deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde, worden gebouwd;
  2. b. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 3 m.

Artikel 8 Tuin

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Tuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor tuinen bij de op de aangrenzende gronden gelegen woningen.

8.2 Bouwregels

Artikel 9 Verkeer

9.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. wegen met ten hoogste 2 x 1 doorgaande rijstrook (opstelstroken en busstroken daaronder niet begrepen);
  2. b. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals fiets- en voetpaden, geluidswerende voorzieningen, straatmeubilair, nutsvoorzieningen, groenvoorzieningen, water en parkeervoorzieningen.

9.2 Bouwregels

Op deze gronden worden uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gebouwd met inachtneming van het volgende:

  • de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, anders dan voor verkeersregeling, verkeersleiding, wegaanduiding of verkeersverlichting, bedraagt ten hoogste 3 m.

Artikel 10 Verkeer - Verblijfsgebied

10.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer - Verblijfsgebied' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. verblijfsgebied met een functie voor verblijf, verplaatsing en gebruik ten dienste van de aangrenzende bestemmingen;
  2. b. speelvoorzieningen;
  3. c. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals voet- en fietspaden, parkeervoorzieningen, groenvoorzieningen en water ten behoeve van wateraanvoer en -afvoer, waterberging en sierwater.

10.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  1. a. op deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd;
  2. b. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, anders dan voor verkeersregeling, verkeersleiding, wegaanduiding of verkeersverlichting, bedraagt ten hoogste 3 m.

Artikel 11 Water

11.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. water ten behoeve van de waterhuishouding;
  2. b. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals groen, nutsvoorzieningen, bruggen en waterstaatkundige voorzieningen.

11.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  1. a. op deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd;
  2. b. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 3 m.

Artikel 12 Wonen

12.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. het wonen;
  2. b. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals erven, tuinen, water, nutsvoorzieningen, hobbykassen en parkeervoorzieningen.

12.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

12.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen omtrent de plaatsing en de goot- en boeibordhoogte van aan- en uitbouwen en bijgebouwen, indien over een lengte van meer dan 2,5 m in de zijerfscheiding wordt gebouwd, teneinde te waarborgen dat de te bouwen gebouwen geen onnodige nadelige veranderingen teweegbrengen in de bezonningssituatie op de aangrenzende erven of tuinen en in de lichttoetreding van het naastgelegen hoofdgebouw, met dien verstande dat:

  1. a. daardoor de gebruikswaarde van het te bebouwen erf niet onevenredig wordt geschaad;
  2. b. de goot- of boeibordhoogte van (delen van) gebouwen niet wordt teruggebracht tot minder dan 3 m;
  3. c. geen inbreuk wordt gemaakt op het bepaalde in lid 12.2.2 onder a of b ten aanzien van het maximaal te bebouwen gedeelte van de gronden.

12.4 Specifieke gebruiksregels

Met betrekking tot het gebruik gelden de volgende regels:

Onder strijdig gebruik wordt niet verstaan het gebruik van gedeelten van woningen ten behoeve van aan-huis-gebonden beroepen, mits:

  1. a. de woonfunctie als primaire functie gehandhaafd blijft;
  2. b. het vloeroppervlak in gebruik voor aan-huis-gebonden beroepen niet groter is dan 25% van het vloeroppervlak van het hoofdgebouw met een maximum van 50 m²;
  3. c. het gebruik niet leidt tot een onevenredige aantasting van de verkeersontsluiting en parkeersituatie ter plaatse;
  4. d. er geen gebruik wordt gemaakt van gevelreclame;
  5. e. het beroep alleen door de bewoner wordt uitgeoefend;
  6. f. er geen ingevolge de Wet milieubeheer vergunningplichtige activiteiten plaatsvinden;
  7. g. er geen horeca en detailhandel plaatsvinden.

Artikel 13 Waarde - Archeologie

13.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie' aangewezen gronden zijn - behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) - mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van archeologische waarden.

13.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  1. a. op deze gronden mogen ten behoeve van de in lid 13.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met een bouwhoogte van ten hoogste 3 m;
  2. b. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag - met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels - uitsluitend worden gebouwd, indien:
    1. 1. de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het bouwen een rapport heeft overgelegd waarin de archeologische waarde van de betrokken locatie naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld;
    2. 2. de betrokken archeologische waarden, gelet op dit rapport, door de bouwactiviteiten niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning voor het bouwen voorschriften en beperkingen te verbinden, gericht op het behoud van de archeologische resten in de bodem, het doen van opgravingen dan wel het begeleiden van de bouwactiviteiten door een archeologische deskundige;
  3. c. het bepaalde in dit lid onder b.1 en b.2 is niet van toepassing, indien het bouwplan betrekking heeft op één of meer van de volgende activiteiten of bouwwerken:
    1. 1. vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering;
    2. 2. een bouwwerk met een oppervlakte van ten hoogste 100 m²;
    3. 3. een bouwwerk dat zonder graafwerkzaamheden dieper dan 30 cm en zonder heiwerkzaamheden kan worden geplaatst.

13.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 14 Waterstaat - Waterkering

14.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waterstaat - Waterkering' aangewezen gronden zijn - behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) - mede bestemd voor de waterkering.

14.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  1. a. op de gronden mogen ten behoeve van de in lid 14.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd;
  2. b. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 3 m;
  3. c. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag - met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels - uitsluitend worden gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering.

14.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van lid 14.2 onder c, indien de bij de betrokken bestemming behorende bouwregels in acht worden genomen en het waterkeringsbelang door de bouwactiviteiten niet onevenredig wordt geschaad.

Hoofdstuk 3 Algemene Regels

Artikel 15 Antidubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 16 Algemene Bouwregels

16.1 Overschrijding bouwgrenzen

De bouwgrenzen, niet zijnde bestemmingsgrenzen, mogen in afwijking van de verbeelding en hoofdstuk 2 uitsluitend worden overschreden door:

  1. a. tot gebouwen behorende stoepen, stoeptreden, en funderingen;
  2. b. bouwdelen als plinten, pilasters, kozijnen, standleidingen voor hemelwater, gevelversieringen, wanden van ventilatiekanalen en schoorstenen, indien er voor zover de overschrijding niet meer dan 1,5 m bedraagt;
  3. c. gevel- en kroonlijsten en overstekende daken, indien en voor zover de overschrijding niet meer dan 0,5 m bedraagt;
  4. d. erkers, indien en voor zover de overschrijding niet meer dan 1 m bedraagt, ten minste 60% van de voorgevelbreedte, tot de eerste bouwlaag en 1 m uit de erfscheiding/grens;
  5. e. rookkanalen, indien de overschrijding niet meer dan 0,75 m bedraagt;
  6. f. putten, leidingen, goten en inrichtingen voor de watervoorziening of de afvoer of verzameling van water rioolstoffen, hijsinrichtingen, indien en voor zover de overschrijding niet meer dan 1,5 m bedraagt.

16.2 Ondergrondse bouwwerken

  1. a. De regels van dit plan zijn van overeenkomstige toepassing op ondergrondse bouwwerken.
  2. b. In aanvulling op het bepaalde onder a mogen ondergrondse ruimten slechts worden gerealiseerd voor zover deze zijn gelegen tussen de buitenwerkse gevels van het bovengronds gelegen gebouw.

Artikel 17 Algemene Afwijkingsregels

17.1 Afwijken bij het verlenen van een omgevingsvergunning

Het bevoegd gezag kan - tenzij op grond van hoofdstuk 2 reeds kan worden afgeweken - omgevingsvergunning verlenen van de regels in het plan voor:

  1. a. het bouwen van kleine niet voor bewoning bestemde gebouwtjes met een goothoogte van ten hoogste 3 m ten behoeve van openbare nutsbedrijven of voor andere naar doelstelling daarmee vergelijkbare gebouwtjes mits de inhoud van deze gebouwtjes niet groter is dan 60 m³ zoals transformatorhuisjes;
  2. b. het bouwen van straatmeubilair of andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde, die om waterstaatkundige of verkeerstechnische redenen noodzakelijk zijn, zoals duikers en keermuren met een bouwhoogte van ten hoogste 6 m;
  3. c. geringe veranderingen in de tracés van wegen en de aanpassing daaraan van de ligging en vorm van bestemmingsgrenzen indien bij de definitieve uitmeting blijkt dat een weg als gevolg van de werkelijke toestand van het terrein slechts gebouwd kan worden aangelegd als op ondergeschikte punten van het plan wordt afgeweken, met dien verstande dat de veranderingen ten hoogste 2 m bedragen;
  4. d. voor afwijkingen van het bestemmingsplan, ten einde de uitvoering van een bouwplan mogelijk te maken, indien op grond van een definitieve uitmeting of in verband met de verkaveling of situering blijkt, dat aanpassing van het bestemmingsplan noodzakelijk zou zijn en de afwijking van zo ondergeschikte aard blijft dat de structuur van het bestemmingplan niet wordt aangetast;
  5. e. het bouwen van zonnecollectoren en beeldende kunstwerken (waaronder begrepen folies).

17.2 Voorwaarden voor een omgevingsvergunning

Omgevingsvergunning wordt niet verleend, indien daardoor onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.

Artikel 18 Algemene Wijzigingsregels

18.1 Overschrijding bestemmingsgrenzen

Burgemeester en wethouders kunnen de in het plan opgenomen bestemmingen wijzigen ten behoeve van overschrijding van bestemmingsgrenzen, voor zover zulks van belang is voor een technisch betere realisering van bestemmingen of bouwwerken dan wel voor zover zulks noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein. De overschrijdingen mogen echter niet meer dan 3 m bedragen en het bestemmingsvlak mag met niet meer dan 15% worden vergroot.

18.2 Dubbelbestemming Waterstaat - Waterkering

Burgemeester en wethouders kunnen de in het plan opgenomen dubbelbestemming Waterstaat - Waterkering wijzigen, voor zover besloten is een tot verlegging van een waterkering in het kader van waterstaatkundige herinrichting en zulks van belang is voor de instandhouding en bescherming van de betreffende waterkering.

Artikel 19 Uitsluiting Aanvullende Werking Bouwverordening

De regels van stedenbouwkundige aard en de bereikbaarheidseisen van paragraaf 2.5 van de bouwverordening zijn uitsluitend van toepassing, voor zover het betreft:

  1. a. bereikbaarheid van bouwwerken voor wegverkeer, brandblusvoorzieningen;
  2. b. brandweeringang;
  3. c. bereikbaarheid van gebouwen voor gehandicapten;
  4. d. de ruimte tussen bouwwerken;
  5. e. parkeergelegenheid en laad- en losmogelijkheden bij of in gebouwen.

Artikel 20 Overige Regels

Werking wettelijke regelingen

De wettelijke regelingen waarnaar in de regels wordt verwezen, gelden zoals deze luiden op het moment van vaststelling van het plan.

Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels

Artikel 21 Overgangsrecht

21.1 Overgangsrecht bouwwerken

Voor bouwwerken luidt het overgangsrecht als volgt:

  1. a. een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
    1. 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    2. 2. na het tenietgaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is tenietgegaan;
  2. b. het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van dit lid onder a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in dit lid onder a met maximaal 10%;
  3. c. dit lid onder a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

21.2 Overgangsrecht gebruik

Voor gebruik luidt het overgangsrecht als volgt:

  1. a. het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet;
  2. b. het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in dit lid onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind;
  3. c. indien het gebruik, bedoeld in dit lid onder a, na het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten;
  4. d. dit lid onder a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 22 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan 'Bedrijventerrein De Hoge Woerd'.

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

Het voorliggende bestemmingsplan regelt het gebruik van de gronden op het bedrijventerrein De Hoge Woerd in de kern Naaldwijk.

Dit bestemmingsplan is bedoeld als een consoliderende regeling, gericht op een actuele bestemmingsregeling voor de bestaande situatie. Hierbij zal de milieuzonering van het bedrijventerrein De Hoge Woerd worden geactualiseerd in verband met de nieuwbouwontwikkeling Woerdblok en van het bedrijventerrein/woongebied De Woerd. Enkele nieuwe ontwikkelingen die door middel van zelfstandige projectprocedures reeds gerealiseerd zijn, zoals Woerdstaete in de zuidoosthoek van het plangebied, worden meegenomen in het onderhavige plan.

1.2 Ligging Plangebied

Het plangebied wordt begrensd door de Dijkweg/Verspycklaan, de Grote Woerdlaan, de Bosweg/Molenwatering, de Burgemeester Elsenweg en de Boschsloot (zie figuur 1.1). Het gebied is hoofdzakelijk in gebruik als bedrijventerrein, maar bevat ook een aantal woningen en bedrijfswoningen en grootschalige detailhandel. Aangrenzend aan het plangebied liggen bestaande woonwijken, de woningbouwontwikkeling Woerdblok en het in ontwikkeling zijnde bedrijventerrein/woongebied De Woerd.

afbeelding "i_NL.IMRO.1783.ABP00000014-vast_0002.jpg"

1.3 Vigerende Bestemmingsplannen

Binnen het plangebied gelden de volgende bestemmingsplannen:

  • De Hoge Woerd, 1e herziening, op 9 juni 1983 door de gemeenteraad vastgesteld en op 10 juli 1984 door Gedeputeerde Staten goedgekeurd;
  • Noord-West, op 12 juli 1973 door de gemeenteraad vastgesteld en op 11 september 1974 goedgekeurd door Gedeputeerde Staten;
  • De Woerd Noord, op 9 december 1993 door de gemeenteraad vastgesteld en op 5 juli 1994 (gedeeltelijk) goedgekeurd door Gedeputeerde Staten;
  • Buitengebied, op 10 februari 2000 door de gemeenteraad vastgesteld en op 3 oktober 2000 door Gedeputeerde Staten goedgekeurd;
  • Landelijk Gebied, op 18 augustus 1977 door de gemeenteraad vastgesteld en op 19 september 1978 (gedeeltelijk) goedgekeurd door Gedeputeerde Staten.

1.4 Leeswijzer

Het bestemmingsplan Bedrijventerrein De Hoge Woerd bestaat uit een toelichting, de planregels en een planverbeelding. De toelichting is als volgt opgebouwd. In hoofdstuk 2 komt de gebiedsvisie aan de orde. Hierin wordt de ruimtelijke en functionele hoofdstructuur van het plangebied beschreven, alsmede de ruimtelijke kwaliteiten en aanwezige knelpunten. Dit tezamen leidt tot een beschrijving van de gemeentelijke visie op het gewenste behoud en beheer van de ruimtelijke kwaliteit in het plangebied.

In hoofdstuk 3 wordt onderzoek op het gebied van milieu, ecologie, archeologie en cultuurhistorie en water behandeld. In hoofdstuk 4 wordt dieper ingegaan op de planvorm en de achtergrond bij de regels die zijn opgenomen voor de verschillende bestemmingen. Tot slot wordt in de hoofdstukken 5 en 6 ingegaan op het handhavingsbeleid, de resultaten van de inventarisatie, de economische en de maatschappelijke uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan.

Hoofdstuk 2 Gebiedsvisie

2.1 Beleidskader

2.1.1 Rijksbeleid

Realisatieparagraaf Nationaal ruimtelijk beleid (2008)

In juni 2008 heeft het kabinet de Realisatieparagraaf Nationaal ruimtelijk beleid vastgesteld welke is toegevoegd aan de Nota Ruimte. Deze paragraaf geeft inzicht in welke nationale belangen het kabinet heeft gedefinieerd en op welke wijze het Rijk deze wil verwezenlijken. In het bijzonder welke belangen zullen worden gewaarborgd in de AMvB Ruimte. De Realisatieparagraaf beschrijft enerzijds voor de Nota Ruimte hoe het beleid van de Planologische Kernbeslissingen (PKB = concrete beleidsbeslissing van het Rijk) worden gerealiseerd en anderzijds voor de andere vigerende ruimtelijke nota's hoe de PKB-teksten op lokaal niveau doorvertaald worden naar concrete maatregelen.

afbeelding "i_NL.IMRO.1783.ABP00000014-vast_0003.png" afbeelding "i_NL.IMRO.1783.ABP00000014-vast_0004.png"
afbeelding "i_NL.IMRO.1783.ABP00000014-vast_0005.png"

Uitsnede PKB-kaart 1

Naaldwijk maakt deel uit van het economisch kerngebied zuidvleugel Randstad. Daarnaast is de hele gemeente Westland aangewezen als greenport.

Het Rijk wil verstedelijking zoveel mogelijk bundelen in nationale, stedelijke netwerken waar Westland deel van uitmaakt. De beschikbaarheid van voldoende bedrijventerreinen van de juiste kwaliteit is essentieel voor het stedelijk vestigingsklimaat en de kracht van de steden. Het Rijk stimuleert de ontwikkeling van nieuwe terreinen en de modernisering van verouderde terreinen. Revitalisering van bedrijventerreinen leidt niet alleen tot een hogere productiviteit en een efficiënter ruimtegebruik, maar kan ook de leefbaarheid vergroten. De nationale opgave voor herstructurering is ruim 21.000 ha (ruim 20% van het huidige areaal). Omdat herstructurering maar in zeer beperkte mate extra terreinwinst oplevert, is tot 2020 naar verwachting nog ruim 23.000 ha nieuwe bedrijventerreinen nodig.

Het Rijk zal een Actieplan Bedrijventerreinen uitbrengen. In dit plan wordt ingegaan op de kenmerken van nieuw ondersteunend (financieel) instrumentarium voor bedrijventerreinen en op regionale beleidsontwikkeling door provincies, in overleg met samenwerkende gemeenten, voor nieuwe en te herstructureren bedrijventerreinen.

Greenport Westland

Het Westland is aangewezen als glastuinbouwgebied van nationaal belang en is een van de vijf 'greenports'. Het Rijk vindt het van belang dat de tuinbouwfunctie behouden blijft en versterkt wordt.

Locatiebeleid

Het locatiebeleid voor bedrijven en voorzieningen (ABC-locatiebeleid) en het locatiebeleid voor Perifere en Grootschalige Detailhandelsvestiging (PDV/GDV-beleid) worden vervangen door een integraal locatiebeleid voor bedrijven en voorzieningen. De doelstellingen van het nieuwe locatiebeleid zijn economische ontwikkelingsmogelijkheden, bereikbaarheid en leefbaarheid.

2.1.2 Provinciaal beleid

Provinciale Ruimtelijke Structuurvisie (2010)

Een concurrerend, aantrekkelijk internationaal profiel, een duurzame en klimaatbestendige deltaprovincie, divers en samenhangend stedelijk netwerk, stad en land verbonden en een vitaal, divers en aantrekkelijk landschap, dat zijn de vijf integrale ruimtelijke hoofdopgaven die de basis vormen voor de structuurvisie 'Visie op Zuid-Holland'. De structuurvisie 'Visie op Zuid-Holland' vervangt het interimbeleid op basis van de huidige vier streekplannen in Zuid-Holland. Met de vaststelling van de provinciale structuurvisie en de provinciale Verordening Ruimte wordt aansluiting gezocht bij de instrumenten uit de Wet ruimtelijke ordening (Wro). De visie is vastgesteld op 2 juli 2010.

afbeelding "i_NL.IMRO.1783.ABP00000014-vast_0006.png" afbeelding "i_NL.IMRO.1783.ABP00000014-vast_0007.png"

Uitsnede Functiekaart Provinciale Ruimtelijke Structuurvisie

Meer concreet voor bedrijventerreinen geldt dat de beschikbaarheid van een op de vraag afgestemd areaal bedrijventerreinen een belangrijke randvoorwaarde is voor een aantrekkelijk en concurrerend vestigingsmilieu. Deze afstemming tussen vraag en aanbod vindt plaats door herstructurering en intensivering van bestaande en reeds geplande bedrijventerreinen. Behoud van (binnenstedelijke) bedrijvigheid staat voorop, al dan niet gelegen op bedrijventerreinen. Eventuele functiewijzigingen in het kader van herstructurering, bijvoorbeeld om de milieuhygiënische omgevingskwaliteit te verbeteren, moeten dan ook goed gemotiveerd zijn.

Wat betreft het aspect milieuhinder is het beleid gericht op het uitgangspunt voor bestemmingsplannen dat voor bedrijven de hoogst mogelijke bedrijfscategorie mogelijk moet zijn.

Veel van de huidige grootschalige detailhandel is gevestigd op bedrijventerreinen. Vanuit het beleid om dit areaal juist voor reguliere bedrijven te behouden, wordt door de provincie de uitbreiding van de perifere detailhandel op die locaties terughoudend benaderd.

Provinciale Verordening Ruimte (2010)

Samen met de Provinciale Structuurvisie is op 2 juli 2010 ook de provinciale Verordening Ruimte vastgesteld door Provinciale Staten. Waar de visie een zelfbindend document is voor de provincie, daar bevat de Provinciale Verordening regels die algemeen bindend zijn. De regels die voor dit plan het meest relevant zijn, zijn hierna per artikel kort toegelicht.

Bedrijventerreinen - artikel 6

Het bedrijventerrein De Hoge Woerd is op kaart 6 van de Verordening Ruimte aangeduid als bedrijventerrein. De verordening stelt in lid 2 dat bestemmingsplannen voor gronden die zijn gelegen op bedrijventerreinen geen bestemmingen aanwijzen die nieuwe (bedrijfs)woningen mogelijk maken. Dit uitgezonderd woningen behorende bij woonwerkeenheden op (delen van) bedrijventerreinen waar maximaal milieucategorie 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten is toegestaan en die niet binnen de invloedsfeer liggen van (delen van) bedrijventerreinen waar bedrijven in een hogere milieucategorie zijn toegestaan.

In lid 3 van het artikel wordt aangegeven dat bestemmingsplannen voor bedrijventerreinen, bedrijven uit de hoogst mogelijke milieucategorie van de Staat van Bedrijfsactiviteiten passend bij de omgeving van het bedrijventerrein mogelijk moeten maken, waarbij rekening wordt gehouden met toekomstige ontwikkelingen die mogelijk zijn op grond van een onherroepelijk bestemmingsplan of de provinciale structuurvisie. De toelichting van het bestemmingsplan moet hierover een verantwoording bevatten.

Tot slot is in lid 4 bepaald dat van lid 3 kan worden afgeweken indien in regionaal verband afspraken zijn gemaakt over het voorzien in voldoende ruimte voor bedrijven uit de hoogst mogelijke milieucategorie die mogelijk zou zijn op het betreffende bedrijventerrein. De toelichting van het bestemmingsplan moet hierover een verantwoording bevatten.

Detailhandel - artikel 9

Bestemmingsplannen voor gronden die zijn gelegen buiten de bestaande winkelconcentraties in de centra van steden, dorpen en wijken of nieuwe wijkgebonden winkelcentra, wijzen geen bestemmingen aan die nieuwe detailhandel mogelijk maken.

Uitzonderingen hierop zijn:

  1. a. perifere detailhandel mits de gronden op kaart 7 zijn aangewezen als opvanglocatie voor perifere detailhandel;
  2. b. perifere detailhandel, buiten de op kaart 7 aangewezen opvanglocaties voor perifere detailhandel, mits het gaat het om de vestiging van een individueel bedrijf en geen nieuwe perifere detailhandelsconcentratie ontstaat en voor zover vestiging plaatsvindt op een bedrijventerrein het aandeel van bedrijven in perifere detailhandel niet meer bedraagt dan 10% van het totale oppervlak van het bedrijventerrein;
  3. c. nieuwe regionale winkelcentra op de locaties die zijn aangeduid op kaart 7;
  4. d. kleinschalige detailhandel tot een brutovloeroppervlak van 200 m², zoals buurt- en gemakswinkels;
  5. e. de verkoop van consumentenartikelen bij sport-, culturele, medische, recreatie- en vrijetijdsvoorzieningen (zoals stadions en ijsbanen), mits het assortiment aansluit bij deze voorzieningen;
  6. f. de aflevering van door consumenten bestelde producten op een bedrijfslocatie waar deze producten worden geassembleerd en/of geproduceerd (zoals PC-configuraties op bestelling) of;
  7. g. uitbreiding van bestaande detailhandel, eenmalig met ten hoogste 10% van het brutovloeroppervlak per vestiging.

Het bedrijventerrein De Hoge Woerd is niet aangewezen als opvanglocatie voor perifere detailhandel. Woonboulevard De Woerd is op kaart 7 van de verordening wel aangewezen als opvanglocatie voor perifere detailhandel (zie uitsnede).

afbeelding "i_NL.IMRO.1783.ABP00000014-vast_0008.png" afbeelding "i_NL.IMRO.1783.ABP00000014-vast_0009.png"

Uitsnede kaart 7 Provinciale Verordening Ruimte

Waterkeringen - artikel 10

Over waterkering schrijft de verordening voor dat de primaire en regionale waterkeringen als zodanig bestemd worden, waarbij de regels voorzien in een onbelemmerde werking, instandhouding en onderhoud van die keringen.

Andere functies zijn ter plaatse slechts toelaatbaar voor zover er geen sprake is van significante belemmeringen voor het onderhoud, de veiligheid of de mogelijkheden voor versterking van de betreffende keringen. Daarbij is advies nodig van de beheerder van de waterkering.

2.1.3 Regionaal en gemeentelijk beleid

Regionaal structuurplan Haaglanden (2008)

Het algemeen bestuur van het Stadsgewest Haaglanden heeft in april 2008 het Regionaal Structuurplan Haaglanden 2020 (RSP 2020) vastgesteld.

Het RSP is een integraal plan voor de ruimtelijke ontwikkeling van Haaglanden en het kader voor het regionale beleid op het gebied van milieu, groen, mobiliteit, wonen en economie en voor lokale plannen, zoals de bestemmingsplannen. Het vastgestelde Regionaal Structuurplan Haaglanden kijkt naar 2020 (en soms 2030) en omvat de grote lijnen voor de ambities en ontwikkelingen op verschillende terreinen, zoals verkeer, wonen, werken, water, groen etc.

Bedrijventerrein De Hoge Woerd

De doelstellingen voor het plangebied van het bestemmingsplan 'Bedrijventerrein De Hoge Woerd' zijn opgenomen op de projectenkaart. Het plangebied is aangeduid als 'betere benutting bestaand bedrijventerrein'.

Herstructurering en beter gebruik van bestaande bedrijventerreinen heeft een hoge prioriteit. Het streven is erop gericht om na 2020 de vraag naar ruimte voor werken op de bestaande terreinen en in het bestaande stedelijk gebied op te kunnen vangen. Daar is een innovatief gebruik van de ruimte voor nodig. Herstructurering en intensiever gebruik van verouderde terreinen, dubbel grondgebruik, functiemenging en het ontwikkelen van milieumaatregelen die hinder van bedrijven verminderen, zijn hierbij belangrijke aangrijpingspunten.

Visie Greenport Westland 2020 (2005)

De Visie Greenport Westland 2020 schetst het ruimtelijk kader voor toekomstige ontwikkelingen op hoofdlijnen in de gemeente en daarbuiten. De ruimtelijke component en hoe om te gaan met het glastuinbouwcluster (inclusief de niet-ruimtelijke component) staan in de visie voorop. Naast een ruimtelijke vertaling op hoofdlijnen, biedt de visie ook de onderlinge afstemming van de ambities van de gemeente op de gebieden water en groen, verkeer en vervoer, wonen, het glastuinbouwcluster, maatschappelijke en economische voorzieningen.

De aanwezige bedrijven op de Westlandse bedrijventerreinen zijn meestal direct dan wel indirect gerelateerd aan de glastuinbouw. Bijna de helft van het totaal aantal arbeidsplaatsen in de gemeente is te vinden op de bedrijventerreinen (2004: ruim 20.000 arbeidsplaatsen). Voor de periode 2004-2020 is op de Westlandse bedrijventerreinen in totaal 135 ha netto uitgeefbaar. Zo zal onder andere direct ten noorden van het plangebied het bedrijventerrein De Woerd worden uitgebreid. Min of meer trendmatig bedraagt in Westland de jaarlijkse uitgifte van grond aan bedrijven circa 9 ha netto uitgaande van 2% economische groei per jaar. Op basis hiervan en van de nog beschikbare en nieuw in ontwikkeling te nemen aanbod aan bedrijventerreinen tot omstreeks 2020, verwacht Westland over voldoende capaciteit te beschikken.

Het bedrijventerrein De Hoge Woerd is in de visie aangewezen als bestaand bedrijventerrein (zie uitsnede).

afbeelding "i_NL.IMRO.1783.ABP00000014-vast_0010.png" afbeelding "i_NL.IMRO.1783.ABP00000014-vast_0011.png"
afbeelding "i_NL.IMRO.1783.ABP00000014-vast_0012.png"

Uitsnede Visie Greenport Westland

Voor de agro-gerelateerde bedrijvigheid op de bestaande bedrijventerreinen in Westland kan op basis van het vigerende beleid tot 2020 in voldoende mate worden voorzien. Omdat het zwaartepunt van het glastuinbouwcluster in relatieve zin verschuift van de primaire productie in de kassen naar de aanverwante bedrijvigheid, zal nader overleg met het bedrijfsleven en eventueel onderzoek moeten uitwijzen of aanvullende capaciteit aan bedrijventerreinen nodig is. Zo zullen innovatie, handel en logistiek steeds belangrijker worden.

Evaluatie Greenportvisie Westland 2020

De raad heeft op 14 december 2010 de evaluatie van de Greenportvisie Westland 2020 vastgesteld. Deze evaluatie verwoordt het het raadsstandpunt over de (tussen-)resultaten van de Greenportvisie over in het bijzonder de periode 1-1-2004 tot 1-1-2009 met voorstellen per onderdeel over hoe nu verder. Het doel van de evaluatie is om aan de hand van een analyse duidelijkheid te geven of de strategische keuzes uit 2005 nog steeds de juiste zijn en of aanpassing wenselijk is. Het is een evaluatie en geen nieuwe visie. De evaluatie bepaalt de koers voor de gemeentelijke structuurvisie van Westland en zal hét vertrekpunt zijn van de gemeente Westland in reactie op plannen van anderen. Voor bedrijventerreinen wordt in de evaluatie aangegeven dat eerst de nog te ontwikkelen bedrijventerreinen Honderdland fase 2 en TPW Mars in de periode 2015-2020 worden gerealiseerd alvorens een nadere afweging te maken over mogelijk extra ruimte. Om zo effectief mogelijk met de beschikbare ruimte om te gaan zal overleg opgestart worden om de herstructurering van enkele verouderde bedrijventerreinen, waaronder recent De Woerd, een impuls te geven. De ruimtewinst die met herstructurering en meervoudig ruimtegebruik op bedrijventerreinen in onze gemeente geboekt kan worden is overigens gering.

Regionale strucuurvisie detailhandel Stadsgewest Haaglanden (2006)

De Regionale structuurvisie detailhandel Stadsgewest Haaglanden 2006-2011 bevat de beleidskeuzes voor het regionale detailhandelsbeleid in de regio Haaglanden voor de komende jaren. De structuurvisie geeft randvoorwaarden voor de gemeenten op basis waarvan een evenwichtige en tevens fijnmazige verzorgingsstructuur in stand kan worden gehouden. Op basis van deze randvoorwaarden zullen uitbreidingsplannen voor detailhandel in regionaal verband worden afgestemd. Dat moet leiden tot balans in de regio, waardoor een plan in een gemeente de fijnmazige structuur in een andere gemeente niet in de problemen brengt.

De bedrijven langs de Industrieweg op het bedrijventerrein De Hoge Woerd hebben een regionale functie wat betreft detailhandel in volumineuze goederen. Het beleid van het stadsgewest is erop gericht dat detailhandel in brand- en explosiegevaarlijke stoffen, auto's, boten, caravans, tuincentra en bouwmarkten ook kunnen worden toegelaten op bedrijventerreinen (dus buiten de drie perifere vestigingen). Het beleid van de stadsregio sluit hiermee aan op het provinciale beleid. De nieuw te vestigen bedrijven zijn dan gehouden aan de branchering zoals deze is vastgelegd in de bestemmingsplannen.

Milieubeleidsplan 2005-2010 'Westland, glashart voor het milieu'

De inspanningen uit het verleden waren voornamelijk gericht op het verbeteren van de sectorale milieukwaliteit. In de toekomst moet ook een bredere kwaliteitsverbetering worden gerealiseerd. Het milieubeleidsplan moet een bijdrage leveren aan een gezonde, veilige en aantrekkelijke leefomgeving.

Het milieubeleidsplan heeft als doelstelling: 'Het verbeteren van de leefbaarheid op de korte termijn en het leveren van een bijdrage aan de duurzaamheid van de gemeente op de lange termijn, waarbij aansluiting bij actuele en toekomstige ontwikkelingen kansen biedt om eventueel bestaande knelpunten op te lossen en toekomstige te voorkomen'.

Uiteraard is een gebiedsgericht milieubeleidsplan vooral gericht op gebieden waar grootschalige ontwikkelingen plaatsvinden. Dit zijn namelijk de gebieden waar het grootste milieurendement is te behalen. Het plan heeft echter ook betekenis voor gebieden waar geen grote ontwikkelingen plaatsvinden. Ook in deze gebieden vinden vaak kleinere ontwikkelingen plaats, waarin de uitgangspunten van het beleidsplan kunnen worden toegepast.

Westlands Verkeers- en Vervoersplan 2005-2015

Met het Westlands Verkeers- en Vervoersplan (WVVP) wordt vanuit het oogpunt van verkeer en vervoer invulling gegeven aan het strategische beleid voor de gemeente Westland, zoals dat is beschreven in de, eind 2005 vastgestelde, Greenportvisie 2020. Op basis van deze vertaling zijn concrete projecten en maatregelen benoemd. Daarbij zijn prioriteiten bepaald en is een volgorde voor uitwerkingen realistisch weergegeven.

Door het uitvoeringsprogramma wordt de stap gezet van papier (beleid) naar de praktijk (uitvoering). Het uitvoeringsprogramma en bijbehorende investeringsprogramma passen binnen de huidige begroting. Tot 2011 zijn de budgetten voor dit uitvoeringsprogramma gereserveerd, wat maakt dat het plan realistisch en financieel uitvoerbaar is.

Waterplan 'Westland water, nu en later' (2008)

In het Waterplan 'Westlands water, nu en later' worden ruimtegebruik en het watersysteem in onderlinge samenhang beschouwd. In het plan is gekozen voor een integrale aanpak, gebundeld in de thema's 'droge voeten', 'levend water' en 'zichtbaar water'. Het Waterplan bestaat uit een beleidsdeel en een waterstructuurvisie. Het beleidsdeel bevat doelstellingen voor de lange termijn (tot 2030) en doelstellingen tot 2015. In de waterstructuurvisie wordt de ruimtelijke vertaling van de maatregelen weergegeven.

Beleidsnotitie conventionele explosieven in het Westland (2006)

In de beleidsnotitie conventionele explosieven in het Westland wordt beschreven hoe om moet worden gegaan met dieptewerkzaamheden op locaties die mogelijk conventionele explosieven bevatten. De basis voor het gemeentelijk beleid voor het opsporen van explosieven is de explosieven risicokaart. Deze kaart geeft een eerste indicatie van het mogelijke gevaar van dieptewerkzaamheden op bepaalde locaties in het Westland.

In het bestemmingsplan zijn geen locaties van mogelijke conventionele explosieven opgenomen.

Bedrijventerreinenvisie Westland (2008)

De Bedrijventerreinvisie beoogt drie doelen: anticiperen op actuele en toekomstige marktontwikkelingen, toetsingskader voor bestemmingsplannen en inzicht in actuele thema's als parkmanagement en herstructurering van bedrijventerreinen.

In de visie wordt het zuidelijk deel van het plangebied aangeduid als bestaand lokaal bedrijventerrein welke 40 jaar oud is en waar sinds 2004 mogelijkheden voor een herstructurering worden verkend.

Lokale terreinen zijn terreinen die van oudsher aan een dorpskern zijn gegroeid. Ondernemers en werknemers hebben doorgaans een sterke binding met de nabijgelegen dorpskern. Door die gemeenschappelijke achtergrond hebben de lokale terreinen een sterke sociale structuur en een hoge verenigingsgraad. Op deze bedrijventerreinen zijn de loodgieters, elektriciens, aannemers en tegelzetters gevestigd. Lokale terreinen onderscheiden zich van agrologistieke bedrijventerreinen en regionale bedrijventerreinen.

Het doel voor lokale bedrijventerrreinen is om voor wat betreft vestiging van nieuwe bedrijven toe te werken naar meer dienstverlenende bedrijvigheid en geen (weinig) fabrieksmatige activiteiten. Onder dienstverlenende bedrijven vallen bijvoorbeeld aannemers. Dergelijke bedrijven hebben geen publieksgerichte functies of grootschalige detailhandel.

Op lokale bedrijvenventerreinen zijn bedrijven (al naar gelang de richtafstand) toegestaan tot maximaal categorie 4.2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten. Categorie 5- en 6-bedrijven zijn zonder meer in de hele gemeente Westland uitgesloten.

De bedrijventerreinvisie geeft aan dat volumineuze detailhandel mogelijk moet zijn op zichtlocaties op lokale bedrijventerreinen. Er is echter wel een extra toetsingskader noodzakelijk door middel van een afwijkingsbevoegdheid. In de detailhandelsvisie Haaglanden is een overaanbod in volumineuze detailhandel geconstateerd. Dit vraagt om terughoudendheid bij toepassing van de de afwijkingsbevoegdheid voor het verlenen van een omgevingsvergunning.

Het noordelijke gedeelte van het plangebied, ook wel woonboulevard De Woerd genoemd, heeft een publieksfunctie. Hier is detailhandel in volumineuze goederen direct toegestaan.

Transformatie naar woongebied is niet wenselijk. Het bestaande lint van woningen langs de Grote Woerdlaan zou hiervoor mogelijk aanleiding toe kunnen geven gezien recent een woongebouw aan de rotonde Verspijcklaan Grote Woerdlaan is toegevoegd. Toename van het woning aantal vormt echter een beperking van de aanwezige bedrijven.

Nota publieksfuncties op bedrijventerreinen (2010)

Als nadere uitwerking van de Bedrijventerreinenvisie Westland hebben burgemeester en wethouders een nota vastgesteld om maatwerk te kunnen bieden voor publieksfuncties op lokale bedrijventerreinen. In deze nota is aangegeven wat wel en niet is toegestaan op lokale bedrijventerreinen.

Wonen, detailhandel, horeca, leisure en care-functies zijn uitgesloten in bestemmingsplannen van bedrijventerreinen. Bij leisure kan worden gedacht aan fitness, kookstudio's en hobbyfuncties. Care-functies zijn onder andere kinderopvang, ouderenzorg, gehandicaptenopvang en huisartsen- en fysiotherapie-collectieven. In de systematiek van ruimtelijke ordening zijn zelfs kantoren uitgesloten op bedrijventerreinen.

In hoofdzaak zijn op bedrijventerreinen bedrijfsmatige en industriële functies toegestaan. Genoemd worden het vervaardigen, bewerken, installeren en inzamelen van goederen. Ook verhandelen van goederen wordt genoemd, waarbij detailhandel (verkoop aan eindconsument) is uitgesloten. In de loop der tijd zijn daarop uitzonderingen gemaakt voor specifieke vormen van detailhandel. Zoals verkoop van brand- en explosiegevaarlijke stoffen. Ook verkoop van de zogenoemde ABC-goederen is toegestaan; Auto's, Boten en Caravans. Daarna begint het grensgebied. Woonwinkels en bouwmarkten zijn met een binnenplanse afwijkingsbevoegdheid mogelijk, conform de provinciale regelgeving. Tegelijkertijd is vestiging van woonwinkels aan strenge regionale regels van Haaglanden gebonden.

Een andere functie die in beperkte mate is toegestaan zijn zelfstandige kantoren. Onzelfstandige kantoren, die ten dienste staan van een bedrijf waren altijd al mogelijk. Elk bedrijf heeft immers een administratie- en verkoopafdeling. Zelfstandige kantoren worden in bestemmingsplannen mogelijk gemaakt tot 500 m² per gebouw. Hierbij kan worden gedacht aan accountants en architecten. De kantoren mogen echter geen baliefunctie hebben (zoals makelaars en uitzend- of reisbureaus) en moeten ingepast worden op het bedrijventerrein. Inpassing is mogelijk bij de entree, of op de eerste verdieping van bestaande panden. Daarnaast moet voldaan worden aan de parkeernorm, die voor kantoren hoger is dan voor bedrijven.

Integrale benadering milieuzonering bestemmingsplan bedrijventerreinen Teylingen en De Hoge Woerd (2010)

In dit beleidsdocument zijn de uitgangspunten voor de milieuzonering van de bestemmingsplannen 'Bedrijventerrein Teylingen' en 'Bedrijventerrein De Hoge Woerd' integraal uitgewerkt. Voor een uitleg van de hoofdlijnen van dit specifieke beleid wordt verwezen naar paragraaf 3.2 en Bijlage 5.

Detailhandelsstructuurvisie Westland 2007-2015

De gemeente Westland geeft in deze structuurvisie richting aan de wenselijke ontwikkelingen in de 11 kernen van de gemeente. Hierin wordt onder andere gesteld dat nieuwe vestiging van detailhandel buiten de bestaande centra wordt afgewezen; uitbreiding van de detailhandel buiten de bestaande hoofdwinkelcentra van de kernen niet wenselijk is; toevoeging van doelgerichte winkelmeters op bedrijventerreinen niet wenselijk is vanwege een overaanbod in de doelgerichte winkelsector gecombineerd met een berekend tekort aan bedrijfskavels (bedrijventerreinenvisie). Het bestemmingsplan is conserverend van aard en in lijn met bovengeschetst beleid.

Kantorenvisie Westland 2007-2015

Op 27 november 2007 heeft de gemeenteraad de kantorenvisie Westland vastgesteld. De kantorenvisie richt zich op zelfstandige kantoren dat wil zeggen panden die uitsluitend kantoren huisvesten. Hierin wordt aangegeven dat het toestaan van zelfstandige kantoren op verspreide locaties in het buitengebied en bedrijventerreinen niet past binnen het ruimtelijk beleid en niet bijdraagt aan de vorming van een kantorensector. Vier locaties zijn kansrijk voor kantoorontwikkelingen, namelijk Tiendweg met in het verlengde Flora Holland, Centrum Naaldwijk, ABC Westland en Knooppunt Westerlee. Kantoren met een publieksfunctie horen in dorpskernen of de schil daaromheen.

Bij de actualisatie van de bestemmingsplannen voor de bedrijventerreinen is gebleken dat zich hier veel kleine kantoorgebruikers gevestigd hebben. Dit terwijl de geldende bestemmingsplannen ze niet of slechts in beperkte mate toelaten. Omdat er een grote vraag vanuit de markt is en kleine zelfstandige kantoren naastgelegen bedrijven over het algemeen niet in de weg zitten, is ervoor gekozen de vraag naar kleine kantoren op bedrijventerreinen niet tegen te houden, maar te reguleren. Op bedrijventerreinen aanwezige kleine zelfstandige kantoren worden in beginsel positief bestemd. Hierop wordt echter een tweetal uitzonderingen gemaakt.

De eerste betreft de situatie dat kantoren (potentieel) belemmerend (kunnen) zijn voor een naastgelegen bedrijf met een hoge milieucategorie (3.2 en hoger). In deze situaties wordt gekozen voor de milieuhinderlijke functie. De tweede uitzondering betreft kantoren met een baliefunctie. Baliefuncties horen in de centrumkern. Voor nieuwe zelfstandige kantoren is een afwijkingsmogelijkheid opgenomen voor kantoren op zichtlocaties of op de eerste verdieping tot een oppervlakte van maximaal 500 m².

2.1.4 Conclusie

Het plangebied wordt beschouwd als bestaand stedelijk gebied en het bedrijventerrein is ook als zodanig aangewezen. Revitalisering en herstructurering van bestaande bedrijventerreinen zijn belangrijke speerpunten. Bij ontwikkelingen binnen het plangebied zijn intensief ruimtegebruik, duurzaamheid en segmentering belangrijke uitgangspunten. Voor segmentering geldt enerzijds waar mogelijk streven naar een zo hoog mogelijke milieuhindercategorie, anderzijds aandacht voor omgevingskwaliteit en landschappelijke inpassing.

Het plangebied wordt conform de bestaande situatie bestemd, waarbij de hoogst haalbare milieuzonering wordt vastgelegd (met uitzondering van categorie 5 en 6 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten). Daarnaast wordt een aantal flexibiliteitsbepalingen opgenomen die voortvloeien uit de 'Bedrijventerreinenvisie Westland' en de 'Beleidsregels voor publieksfuncties op lokale bedrijventerreinen'.

Woonboulevard De Woerd is aangewezen als opvanglocatie voor perifere detailhandel. Deze locatie is ook als zodanig bestemd.

Het bestemmingsplan past derhalve binnen de beleidslijnen van de diverse overheden.

2.2 Ruimtelijk Functionele Structuur

Ruimtelijke opbouw

Het plangebied ligt in het noorden van de kern Naaldwijk. De westelijke grens wordt gevormd door de Grote Woerdlaan, de weg die naar Monster leidt. De Verspycklaan/Dijkweg aan de zuidzijde koppelt het plangebied aan de bloemenveiling en de kernen van Naaldwijk en Honselersdijk. Ten oosten van het plangebied is de Molenwatering en (op enige afstand) de Burgemeester Elsenweg gelegen. Dit is de doorgaande provinciale weg N213 tussen Den Haag en Rotterdam. Aan de noordzijde van het plangebied is recent de Noordelijke Randweg van Naaldwijk aangelegd die de Grote Woerdlaan met de Burgemeester Elsenweg verbindt.

Deze weg wordt geacht de functie van de route Dijkweg-Grote Woerdlaan voor het doorgaande verkeer door de kern over te nemen. Door zijn gunstige ontsluiting heeft het bedrijventerrein een directe relatie met een gebied dat zich uitstrekt tot de kustlijn en Den Haag.

De kernen Naaldwijk en Honselersdijk worden ruimtelijk gescheiden door een zone waar zich bedrijvigheid heeft geconcentreerd. Het belangrijkste bestanddeel van deze zone is het grote complex van de bloemenveiling. Verder liggen er onder andere het bedrijventerrein De Honsel en het onderhavige plangebied. Aan de oostgrens van het plangebied ligt het in ontwikkeling zijnde bedrijventerrein De Woerd, waar naast bedrijvigheid ook woningen voorzien zijn.

Deelgebieden

De bedrijven binnen het plangebied variëren binnen een bandbreedte van lichte industrie, opslag, productie, transport en showrooms. Daarnaast zijn verschillende soorten grootschalige detailhandel in het gebied gevestigd, die voornamelijk aan het wonen gerelateerd zijn. Hierbij moet worden gedacht aan winkels voor meubels, doe-het-zelf-artikelen, vloerbedekking en sanitair.

Binnen het plangebied is een tweetal verschillende delen te onderscheiden (zie figuur 2.3). Deze delen verschillen qua functie, structuur en beeldkwaliteit sterk van elkaar.

afbeelding "i_NL.IMRO.1783.ABP00000014-vast_0013.jpg"

Omgeving

De zuidelijke rand van het plangebied wordt gevormd door de Verspycklaan/Dijkweg. De Dijkweg is een historische invalsweg waarlangs lintbebouwing ligt. De weg splitst in twee wegen. De hoofdweg buigt af naar het noorden en heet vanaf daar Verspycklaan. De historische Dijkweg loopt rechtdoor naar het dorpscentrum. De Verspycklaan is een moderne verkeersader die de Dijkweg aansluit op de rondweg om het dorpscentrum. Aan de Verspycklaan ligt het bestaande bedrijventerrein De Hoge Woerd direct in het zicht.

Aan de westrand is een tweedeling te herkennen. Het zuiden van deze westrand bestaat uit lintbebouwing en vormde vroeger de rand van de bebouwde kom. Op twee plaatsen dringen bedrijven tussen deze lintbebouwing door en verraden de ligging van het bedrijventerrein. In het noorden van de westrand ligt het bedrijventerrein weer direct aan de weg. Het bestaande bedrijventerrein is dus als dorpsuitbreiding tegen de oude grenzen van de dorp, de lintbebouwing langs de Dijkweg en de Grote Woerdlaan, aangeschoven. In het westen aan de overzijde van de Grote Woerdlaan ligt een bestaande woonwijk en een woonwijk in ontwikkeling. Deze laatste wijk, Woerdblok genaamd, vormt het noordelijke deel van de kern van Naaldwijk.

Aan de vaart in het noorden waarlangs de Noordelijke Randweg loopt ligt het Themacentrum Wonen met als belangrijkste onderdeel een bouwblok in een U-vorm. De opening van deze 'U' ligt naar de rand toe en presenteert zich aan de Randweg.

Aan de overzijde van de Molenwatering, buiten het plangebied, is het bedrijventerrein De Woerd in ontwikkeling.

Het al langer bestaande bedrijventerrein De Hoge Woerd ligt tussen de Grote Woerdlaan en de Molenwatering. Aan de overzijde van de Molenwatering, in het gebied tussen de Noordelijke Randweg, de Burgemeester Elsenweg en de Molenwatering is de Woonboulevard gelegen die vanaf 1993 is ontwikkeld.

De Hoge Woerd

Het bestaande bedrijventerrein De Hoge Woerd in de oksel van de Verspycklaan en de Grote Woerdlaan is het best te typeren als een traditioneel bedrijventerrein. De bebouwing bestaat voor een groot deel uit loodsachtige gebouwen en is dus vrij gesloten van aard. In de plint van de bebouwing is veelal een minimale inspanning gedaan om het bedrijf naar buiten toe te presenteren. Er is weinig aandacht besteed aan uitstraling en imago. De opzet van dit deel is vrij eenduidig. Vanuit een hoofdontsluitingsweg (Industriestraat) van noord naar zuid is alles georganiseerd. Enkele dwarsverbindingen westwaarts verdelen het gebied in een regelmatig patroon van rechthoeken. Bij de rotonde Grote Woerdlaan-Verspycklaan is op de plek waar vroeger een transportbedrijf was gevestigd een appartementencomplex met in totaal 47 appartementen in 6 bouwlagen gerealiseerd.

Woonboulevard De Woerd

Dit deel wordt gevormd door de eerste uitbreiding van het bestaande bedrijventerrein aan de overzijde van de Molenwatering. Het Themacentrum Wonen is het hoofdbestanddeel van deze uitbreiding. Doordat er in dit deel van het plangebied meer publiekstrekkende functies zijn gevestigd, is er hier ook meer aandacht besteed aan het uiterlijk van de panden. Er is in dit deel dan ook bewuster omgegaan met de vormgeving van de gebouwen. Aspecten als presentatie en uitstraling van de verschillende bedrijven zijn beter uitgewerkt. De beeldkwaliteit van dit deel is een stuk beter.

Het centrale deel van de eerste uitbreiding bestaat uit een parkeerplein met daaromheen in een U-vorm gebouwen. Dit blok van gebouwen is het belangrijkste onderdeel van het themacentrum en bepaalt tevens de hoofdstructuur van dit gebied. Om dit bouwblok heen ligt verspreid losse bebouwing. In het uiterste noorden van het plangebied ligt een autoshowroom, met daarboven een fitnessruimte. In de overgangszone naar de tweede fase van de uitbreiding (De Woerd) is er sprake van een rommelige situatie. Dit gebied wordt gekenmerkt door twee doodlopende straten, onduidelijke ruimtelijke begrenzingen en verschillende nevenfuncties met woningen en bedrijfsvoering.

Verkeer en parkeren

Ontsluiting autoverkeer

De Industriestraat is de belangrijkste ontsluitingsweg van het bedrijventerrein en sluit in het noordwesten aan op de Grote Woerdlaan en in het zuiden op de Dijkweg. Deze wegen maken onderdeel uit van de hoofdwegenstructuur van Naaldwijk en zijn in het kader van Duurzaam Veilig aangemerkt als gebiedsontsluitingswegen 50 km/h. De overige wegen op het bedrijventerrein vallen binnen een 30 km/h-gebied.

Tussen de Grote Woerdlaan en de Industriestraat bevinden zich drie dwarsverbindingen: de Nijverheidsweg, de Energiestraat en de Ambachtstraat. Bij de brug over de Molenwatering verandert een tak van de Industriestraat in de Gezelstraat. Het Themacentrum Wonen en de Gamma worden vanaf de Gezelstraat, de Gildestraat en de Hoveniersstraat via deze brug (olifantsrug) en de Industriestraat op de Grote Woerdlaan en de Dijkweg ontsloten. Dit gedeelte van het bedrijventerrein is eveneens op de Noordelijke Randweg ontsloten. Bij de realisatie van dit gedeelte van het bedrijventerrein zijn twee aansluitingen op het gedeelte van de Noordelijke Randweg tussen de Burgemeester Elsenweg en de Molenwatering tot stand gebracht: de Gildestraat en de Hoveniersstraat.

Ontsluiting openbaar vervoer

De bereikbaarheid van het bestaande bedrijventerrein met het openbaar vervoer is verzekerd door middel van bushaltes aan de Grote Woerdlaan en de Dijkweg.

Ontsluiting langzaam verkeer

Het fietsverkeer wordt op het bedrijventerrein gemengd afgewikkeld met het gemotoriseerd verkeer. Vanaf de wegen op het bedrijventerrein wordt het fietsverkeer ontsloten op de bestaande fietsvoorzieningen (fietspaden en fietsstroken) langs de Dijkweg, Grote Woerdlaan en de Noordelijke Randweg.

Parkeren

Het parkeren voor de bedrijven vindt overwegend plaats op eigen terrein, waarbij de parkeergelegenheid bereikbaar is vanaf de ontsluitingsstraten van het bedrijventerrein. Ten behoeve van de Woonboulevard en een bouwmarkt is een parkeerterrein aanwezig met voldoende parkeerplaatsen.

Ingeval nieuwe ontwikkelingen plaatsvinden, dient rekening gehouden te worden met, naast het gestelde binnen de planregels van dit bestemmingsplan, de parkeernormen zoals neergelegd in het Westlands Verkeers- en Vervoersplan of wel het op het moment van de ingediende aanvraag geldende gemeentelijk beleid ten aanzien van parkeren.

2.3 Gebiedsvisie

Het plangebied wordt beschouwd als bestaand stedelijk gebied en valt binnen de rode contour. Het plangebied is aangewezen als locatie voor perifere detailhandel. Revitalisering en herstructurering van bestaande bedrijventerreinen zijn belangrijke speerpunten. Bij ontwikkelingen binnen het plangebied zijn intensief ruimtegebruik, duurzaamheid en segmentering belangrijke uitgangspunten. Voor segmentering geldt enerzijds waar mogelijk streven naar een zo hoog mogelijke milieuhindercategorie, anderzijds aandacht voor omgevingskwaliteit en landschappelijke inpassing.

Het bestemmingsplan is bedoeld als een consoliderende regeling, gericht op een actuele bestemmingsregeling voor de bestaande situatie. De milieuzonering van het bedrijventerrein De Hoge Woerd is geactualiseerd in verband met de nieuwbouwontwikkeling Woerdblok en van het bedrijventerrein/woongebied De Woerd.

De bestemmingsregeling in het plangebied is ontwikkeld op basis van de onderliggende verkavelingsstructuur en bestaat voornamelijk uit bedrijvigheid en detailhandel in volumineuze goederen.

Hoofdstuk 3 Onderzoek

3.1 Archeologie

Bestaande situatie

De Cultuurhistorische Hoofdstructuur Zuid-Holland, regio Delfland en Schieland (provincie Zuid-Holland) laat zien dat het plangebied is gesitueerd in een gebied met zeer grote kans op archeologische sporen. Nabij het plangebied is één terrein aanwezig waarvan bekend is dat hier archeologische waarden aanwezig zijn, te weten resten van de hofstede 'De Hoge Woerd'.

In het noordelijke gedeelte van de Woonboulevard is op 9 juli 2002 door RAAP Archeologisch adviesbureau een inventariserend archeologisch onderzoek uitgevoerd. Tijdens dit onderzoek zijn in dit gebied geen archeologische resten aangetroffen.

Beleid en onderzoek

Als gevolg van de gewijzigde Monumentenwet 1988 (Wet op de Archeologische monumentenzorg) is de bescherming en het behoud van archeologische waarden geregeld. Als gevolg van deze wet wordt in het kader van de ruimtelijke ordening het behoud van het archeologisch erfgoed meegewogen zoals alle andere belangen die bij de voorbereiding van het plan een rol spelen. Als gevolg van de gewijzigde Monumentenwet 1988 stellen Rijk en provincie zich op het standpunt dat in het ruimtelijk beleid zorgvuldig met het archeologische erfgoed in de bodem moet worden omgegaan. Voor het bestemmingsplan geldt als norm de eis van een goede ruimtelijke ordening. In dat het belang van het archeologisch erfgoed mee dient te tellen bij de beoordeling en afweging van alle bij die goede ruimtelijke ordening spelende belangen. Dit betekent dat in gebieden waar archeologische waarden voorkomen of waar ter zake reële verwachtingen bestaan, dient met (eventueel) aanwezige archeologische waarden rekening te worden gehouden. De bescherming van het archeologisch erfgoed dient in het bestemmingsplan een regeling te krijgen, net als andere in een bestemmingsplan op te nemen en te beschermen belangen.

De beleidsuitgangspunten zijn op rijksniveau neergelegd in onder meer de Cultuurnota 2005-2008, de Nota Belvedère en het Interim-beleid archeologie 2002. Wat de provincie Zuid-Holland betreft, wordt verwezen naar de archeologische waardenkaart van de Cultuurhistorische Hoofdstructuur Zuid-Holland regio Delfland en Schieland, welke aangeeft dat het plangebied niet is gelegen in een gebied met redelijke tot grote kans of grote tot zeer grote kans op archeologische sporen. Nabij het gebied zijn geen terreinen aanwezig, waarvan bekend is dat er archeologische waarden aanwezig zijn (archeologische monumenten).

Gewenste ontwikkeling

Het betreft een grotendeels consoliderend bestemmingsplan, waarbij de bestaande situatie conform huidig gebruik wordt bestemd. In het gebied worden derhalve geen grootschalige ruimtelijke veranderingen mogelijk gemaakt. Indien gebruik wordt gemaakt van een wijzigingsbevoegdheid dient archeologisch onderzoek te worden verricht.

Conclusie

Voor de gebieden met een hoge archeologische verwachtingswaarde is in dit bestemmingsplan de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie' opgenomen.

Vanwege de hoge archeologische verwachtingswaarde (zeer grote kans op archeologische sporen), dient voorafgaand aan eventuele werkzaamheden die dieper gaan dan 30 cm (graven, heien) een verkennend archeologisch bodemonderzoek te worden uitgevoerd door een hiertoe gecertificeerd bureau.

3.2 Bedrijven En Milieuzonering

Normstelling en beleid

Voor de milieuzonering van bedrijven in ruimtelijke plannen geldt in het algemeen geen wettelijk kader1. Wel is het in het kader van een goede ruimtelijke ordening van belang dat bij de aanwezigheid van bedrijven in de omgeving van milieugevoelige functies zoals woningen:

  • ter plaatse van de woningen een goed woon- en leefmilieu wordt gegarandeerd;
  • rekening wordt gehouden met de bedrijfsvoering en milieuruimte van de betreffende bedrijven.

Met het oog hierop is in het bestemmingsplan gezorgd voor voldoende afstand tussen milieubelastende en milieugevoelige functies. Met behulp van een milieuzonering is in het plangebied aangegeven welke bedrijfsactiviteiten op een locatie kunnen worden uitgeoefend. De milieuzonering is gekoppeld aan een Staat van Bedrijfsactiviteiten. Dit is een lijst waarin de meest voorkomende bedrijven en bedrijfsactiviteiten zijn gerangschikt naar mate van milieubelasting. De milieuzonering en de gebruikte Staat van Bedrijfsactiviteiten zijn gebaseerd op de VNG-publicatie Bedrijven en milieuzonering (2009).

Rijks- en provinciaal beleid

Het kabinet heeft met provincies en gemeenten een convenant gesloten over een nieuwe aanpak van bedrijventerreinen. Doel is het stimuleren van een gezond economisch vestigingsklimaat waarbij open landschappen worden gespaard, verrommeling wordt tegengegaan en duurzaamheid wordt gestimuleerd. Uitgangspunt is dat eerst op bestaande terreinen naar ruimte voor bedrijvigheid wordt gezocht, voordat tot de aanleg van nieuwe terreinen wordt overgegaan. In de provinciale verordening Ruimte wordt het bedrijventerrein Hoge Woerd aangewezen als bestaand bedrijventerrein. Op grond van de provinciale verordening dient bij bestaande bedrijventerreinen de hoogst mogelijke milieucategorie passend bij de omgeving mogelijk gemaakt te worden. Het rijks- en provinciaal beleid gaat dus uit van een betere benutting van bestaande terreinen, eerder dan de aanleg van nieuwe terreinen.

Gemeentelijk beleid

De gemeente Westland heeft in de Bedrijventerreinenvisie 2008 een strategie voor milieuhinderlijke bedrijvigheid opgesteld. Hierin is het uitgangspunt neergelegd dat de gemeente Westland het niet wenselijk acht om milieuhinderlijke bedrijvigheid (categorie 5 en 6) meer ruimte te geven. Dergelijke bedrijvigheid krijgt binnen de gemeentegrenzen geen uitbreidingsmogelijkheden. Daarnaast heeft de gemeente specifiek beleid opgesteld voor de integrale benadering van de milieuzonering voor de bestemmingsplannen 'Bedrijventerreinen Teylingen' en 'Bedrijventerrein De Hoge Woerd'. Een uitgebreide beschrijving van deze benadering is te vinden in Bijlage 5. Hieronder wordt deze benadering kort toegelicht.

Gevoelige bestemmingen en gebiedstypen; uitgangspunten milieuzonering

Het bedrijventerrein De Hoge Woerd is een lokaal bedrijventerrein waar geen functiemenging gewenst is. Ook geldt voor dit bedrijventerrein geen geluidszone op grond van de Wet geluidhinder. Daarom is in dit bestemmingsplan gebruikgemaakt van de Standaard Staat van Bedrijfsactiviteiten (hierna: Standaard SvB). Voor een nadere toelichting op de aanpak van de milieuzonering met behulp van de Standaard SvB wordt verwezen naar Bijlage 1 van deze toelichting.

Bij de milieuzonering dient rekening te worden gehouden met diverse bedrijfswoningen binnen en buiten het plangebied, de woningen op het bedrijventerrein en de woningen in de directe omgeving van het plangebied.

Bedrijfswoningen

De bedrijfswoningen op het bedrijventerrein worden gehandhaafd. Voor dit type woningen worden minder hoge eisen aan het woon- en leefklimaat gesteld door de aanwezigheid van het (vaak eigen) bedrijf en de hinder die dit veroorzaakt. Voor nieuwe bedrijventerreinen wordt als uitgangspunt gehanteerd dat naast bedrijfswoningen, bedrijven uit maximaal categorie 2 toelaatbaar zijn. Omdat het in dit geval gaat om een bestaande situatie, wordt daar flexibeler mee omgegaan. Direct aangrenzend aan bedrijfswoningen, zijn bedrijven uit maximaal categorie 3.1 van de Standaard SvB toegestaan. Bedrijven uit categorie 3.2 zijn op een afstand van 30 m toegestaan. Dit betekent dat bij de milieuzonering voor bedrijfswoningen met 2 afstandsstappen wordt afgeweken van de richtafstanden uit de Standaard SvB. Het afwijken van de richtafstanden ten opzichte van bedrijfswoningen wordt hier aanvaardbaar geacht, omdat de aanwezigheid van bedrijfswoningen binnen het plangebied in de regel een historisch gegroeide situatie betreft. Bovendien is wegbestemmen van de momenteel aanwezige bedrijfswoningen financieel niet haalbaar noch gewenst.

Ook buiten het plangebied liggen bedrijfswoningen. Het gaat hier om de woningen op het bedrijventerrein ten noordwesten van het plangebied. Met deze bedrijfswoningen wordt in de milieuzonering hetzelfde omgegaan als met de bedrijfswoningen op het bedrijventerrein Hoge Woerd.

Gemengd gebied

Zowel binnen als buiten het plangebied liggen percelen die te beschouwen zijn als het omgevingstype gemengd gebied. Allereerst gaat het om de verschillende – geclusterde – burgerwoningen in het plangebied langs de Grote Woerdlaan. Deze woningen liggen direct naast bedrijven en aan een belangrijke verkeersontsluitende weg.

Ook de woningen ten zuidwesten van de Grote Woerdlaan zijn te beschouwen als een gemengd gebied. In dit gebied zijn namelijk twee grote scholen aanwezig, waardoor hier sprake is van functiemenging. Ook dit gebied grenst direct aan de Grote Woerdlaan. Als gevolg van het verkeer dat over deze weg rijdt, is ter plaatse van de woningen in dit gebied de geluidsbelasting aan de gevel (Lden) 61-62 dB (inclusief aftrek op grond van artikel 110g Wet geluidhinder). De reële geluidsbelasting ligt rond de 66-67 dB(A). Volgens de bovengenoemde VNG-publicatie is een referentiewaarde van 50 dB(A) (langtijdgemiddelde beoordelingsniveau) en hoger vergelijkbaar met een gemengd gebied. Een reële geluidsbelasting van 45 dB(A) correspondeert met een rustige woonwijk. Ter plaatse van de woningen ten zuidwesten van de Grote Woerdlaan is de geluidsbelasting dus die van een gemengd gebied.

Ook de beoogde woningen op het Woerdblok eiland worden als gemengd gebied beschouwd. In de plint van de beoogde woontorens worden namelijk ook maatschappelijke en zorgvoorzieningen gerealiseerd. Hierdoor is ook op het Woerdblokeiland sprake van functiemenging.

Tot slot worden de nog te ontwikkelen woonwerkeenheden in het middengebied ten oosten van de Molenwatergang (buiten het plangebied) in deze milieuzonering als gemengd gebied beschouwd. Ook bij deze eenheden is sprake van functiemenging. Hier worden woningen namelijk in één gebouw met kantoren en lichte bedrijven mogelijk gemaakt.

Bij bovengenoemde woningen is dus reeds sprake van een verhoogde milieubelasting, waardoor ten opzichte van deze woningen met 1 afstandsstap kan worden afgeweken van de richtafstanden uit de Standaard SvB. Dit betekent dat direct naast deze woningen bedrijven uit categorie 2 van de Standaard SvB toelaatbaar zijn, bedrijven uit categorie 3.1 zijn op 30 m van deze woningen toelaatbaar en bedrijven uit categorie 3.2 op 50 m.

Rustige woonwijk

De woningen ten zuidoosten van de Verspycklaan worden als rustige woonwijk beschouwd. In deze woonwijken is namelijk geen sprake van functiemenging. Ten opzichte van deze woningen worden de richtafstanden uit de Standaard SvB dan ook onverkort gehanteerd teneinde een goed woon- en leefklimaat te garanderen.

Daar waar de verschillende normen met elkaar overlappen, wordt ten gunste van de strengste norm besloten. Als de afstand tot een bedrijfswoning bijvoorbeeld categorie 3.2 toestaat, maar de afstand tot een rustige woonwijk slechts categorie 2 toestaat, krijgt het betreffende bedrijfsperceel dus een algemene toelaatbaarheid van categorie 2. De gemeente Westland kiest voor bedrijvigheid door ten opzichte van bedrijfswoningen nog een extra stap af te wijken van de normen die gelden voor een gemengd gebied. Er kan echter niet zover worden gegaan dat het gunstige woon- en leefklimaat van rustige woonwijken wordt aangetast.

Uitwerking milieuzonering

Op grond van de eerdergenoemde uitgangspunten is de milieuzonering op de verbeelding opgenomen. Hierbij is uitgegaan van de richtafstanden zoals genoemd in Bijlage 1 en de afwijkingen hiervan zoals hierboven beschreven. De milieuzonering is weergegeven in figuur 3.1.

afbeelding "i_NL.IMRO.1783.ABP00000014-vast_0014.jpg"

Afhankelijk van de locatie op het bedrijventerrein zijn bedrijven uit maximaal categorie 2 tot en met 4.1 algemeen toelaatbaar. Bij de milieuzonering zijn de direct afleesbare afstandslijnen zoveel mogelijk in overeenstemming gebracht met de bestaande terreingrenzen van de aanwezige bedrijven en kavels. Slechts op enkele locaties is gekozen voor een opsplitsing van bestaande bedrijven in verschillende categorieën. Indien een bedrijf op basis van de aard van de activiteiten valt binnen twee of meerdere categorieën, is aangesloten bij de hoogste milieucategorie van het betreffende bedrijf. Bedrijven die ten tijde van het opstellen van dit plan aanwezig zijn, maar niet passen binnen de algemene toelaatbaarheid, krijgen een maatbestemming. Op basis hiervan kunnen bedrijven de activiteiten voortzetten die vallen onder deze maatbestemming. Omschakeling van het bedrijf naar een andere activiteit kan alleen plaatsvinden wanneer deze activiteit past binnen de algemeen toelaatbare categorieën van bedrijfsactiviteiten. Bij bedrijfsbeëindiging of verplaatsing kan zich dan alleen nog een gelijksoortig bedrijf vestigen, of een bedrijf dat past binnen de algemene toelaatbaarheid.

Inrichtingen die in belangrijke mate geluidshinder kunnen veroorzaken – zoals bedoeld in de Wet geluidhinder – worden van vestiging in het plangebied uitgesloten. Ook planMER-plichtige bedrijven en Bevi-bedrijven zijn in het plangebied niet toegestaan.

Gemengde doelen

Binnen de bestemming 'Gemengd' zijn detailhandel in volumineuze goederen en bedrijven toegestaan. Omdat hier meer mensen verblijven dan op een bedrijventerrein, maar mensen hier niet permanent verblijven en dergelijke detailhandel ook voor milieuhinder kan zorgen, zijn ter plaatse van de bestemming 'Gemengd' bedrijven uit maximaal categorie 3.2 algemeen toelaatbaar.

Afwijken van de gebruiksregels

De toelaatbaarheid zoals deze hierboven is beschreven, betekent niet dat de uitoefening van activiteiten uit een hogere categorie in alle gevallen onaanvaardbaar is. De Standaard SvB geeft namelijk een vrij grove indeling van de hinderlijkheid van bedrijven. De situatie bij een specifiek bedrijf kan daarvan afwijken. Met name komt het voor dat een bedrijf als gevolg van de geringe omvang van hinderlijke (deel)activiteiten of door een milieuvriendelijke werkwijze, minder hinder veroorzaakt dan in de Standaard SvB is verondersteld. In dat geval kan bij omgevingsvergunning worden afgeweken van de algemene toelaatbaarheid. Op die manier kan een dergelijk bedrijf voor de desbetreffende activiteit toe worden gelaten. Dit geldt alleen voor bedrijven uit maximaal één categorie hoger dan de in het bestemmingsplan toegestane categorie.

Bedrijfswoningen

In dit bestemmingsplan worden geen nieuwe bedrijfswoningen toegelaten, alleen de momenteel aanwezige bedrijfswoningen worden positief bestemd. De moderne bedrijfsvoering en beveiliging vereisen in het algemeen niet meer dat er continu (toezichthoudend) personeel aanwezig is. Bovendien leidt de aanwezigheid van bedrijfswoningen tot onnodige beperkingen omtrent de toelaatbaarheid van bedrijven op het bedrijventerrein: de bouw van een bedrijfswoning betekent dat er in de naaste omgeving alleen lichte bedrijven kunnen worden toegestaan.

Conclusie

In dit bestemmingsplan wordt door de gehanteerde milieuzonering, die in de bestemmingsplanregeling is opgenomen, zorg gedragen voor een goed woon- en leefklimaat ter plaatse van de woningen en worden de bestaande bedrijven niet in hun functioneren belemmerd.

  1. 1. De uitzonderingen hierop zijn de geluidszones op grond van de Wet geluidhinder en de afstandseisen op grond van het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) en het Vuurwerkbesluit. Deze zijn echter voor dit plan niet van toepassing.

3.3 Bodem- En Grondwaterkwaliteit

Beleid en normstelling

Burgemeester en wethouders dienen in verband met de uitvoerbaarheid van het plan onder meer een onderzoek te verrichten naar de bodemgesteldheid in het plangebied. Bij functiewijzigingen dient te worden bekeken of de bodemkwaliteit voldoende is voor de betreffende functiewijziging. Nieuwe bestemmingen dienen bij voorkeur op schone gronden te worden gerealiseerd.

De provincie Zuid-Holland hanteert bij de beoordeling van bestemmingsplannen de richtlijn dat voorafgaand aan de vaststelling van een bestemmingsplan ten minste het eerste deel van het verkennend bodemonderzoek, het historisch onderzoek, wordt verricht op alle bestemmingen waar een herinrichting wordt voorzien. Indien uit het historisch onderzoek wordt geconcludeerd dat op de betreffende locatie sprake is geweest van activiteiten met een verhoogd risico op verontreiniging dan dient het volledig verkennend bodemonderzoek te worden verricht.

Onderzoek

Het bestemmingsplan is consoliderend van aard. Verkennend bodemonderzoek is derhalve niet noodzakelijk. Wel is in het kader van een goede ruimtelijke ordening globaal informatie over de bodemkwaliteit in het plangebied weergegeven. Bekend is dat in het verleden op enkele percelen mogelijk bodemverontreinigende activiteiten hebben plaatsgevonden. Uit informatie van het bodemloket (http://www.bodemloket.nl) blijkt tevens dat voor een enkel perceel op dit moment bodemonderzoek wordt uitgevoerd dat nog in procedure is.

Conclusie

Het aspect bodemkwaliteit levert geen belemmering op voor de uitvoering van het bestemmingsplan.

3.4 Ecologie

In deze paragraaf is de bestaande situatie vanuit ecologisch oogpunt beschreven en is vermeld welke ontwikkelingen de ruimtelijke onderbouwing mogelijk maakt. Vervolgens is aangegeven waaraan deze ontwikkelingen - wat ecologie betreft - moeten worden getoetst. Hierbij is een onderscheid gemaakt tussen het toetsingskader dat wordt gevormd door het beleid van Rijk, provincie en gemeente, en het toetsingskader dat door wettelijke regelingen wordt bepaald.

Bestaande situatie

Het plangebied is gelegen ten noorden van de kern Naaldwijk. Het gebied is hoofdzakelijk in gebruik als bedrijventerrein, maar bevat ook een aantal woningen en bedrijfswoningen en grootschalige detailhandel. Aangrenzend aan het plangebied liggen bestaande woonwijken, de woningbouwontwikkeling Woerdblok en het in ontwikkeling zijnde bedrijventerrein/woongebied De Woerd.

Beoogde ontwikkelingen

Het voorliggende bestemmingsplan is consoliderend van aard. Dit betekent dat hier geen grootschalige functieveranderingen en/of herinrichting zijn gepland doch dat binnen de vigerende bestemmingen wel kleinschalige ontwikkelingen mogelijk worden gemaakt.

Toetsingskader

Beleid

De Nota Ruimte geeft het beleidskader voor de duurzame ontwikkeling en een verantwoord toekomstig grondgebruik in de vorm van onder andere de Ecologische Hoofdstructuur (EHS). De EHS is een samenhangend netwerk van bestaande en te ontwikkelen natuurgebieden. Het netwerk wordt gevormd door kerngebieden, natuurontwikkelingsgebieden en ecologische verbindingszones. De EHS is op provinciaal niveau uitgewerkt, de PEHS.

Normstelling

Flora- en faunawet

Wat de soortenbescherming betreft is de Flora- en faunawet van belang. Deze wet is gericht op de bescherming van dier- en plantensoorten in hun natuurlijke leefgebied. De Flora- en faunawet bevat onder meer verbodsbepalingen met betrekking tot het aantasten, verontrusten of verstoren van beschermde dier- en plantensoorten, hun nesten, holen en andere voortplantings- of vaste rust- en verblijfsplaatsen. De wet maakt hierbij een onderscheid tussen 'licht' en 'zwaar' beschermde soorten. Indien sprake is van bestendig beheer, onderhoud of gebruik dan wel van ruimtelijke ontwikkeling of inrichting, gelden voor sommige, met name genoemde soorten, de verbodsbepalingen van de Flora- en faunawet níet. Er is dan sprake van vrijstelling op grond van de wet. Voor zover deze vrijstelling niet van toepassing is, bestaat de mogelijkheid om van de verbodsbepalingen ontheffing te verkrijgen van het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (LNV). Voor de zwaar beschermde soorten wordt deze ontheffing slechts verleend, indien:

  • er sprake is van een wettelijk geregeld belang (waaronder het belang van land- en bosbouw, bestendig gebruik en ruimtelijke inrichting en ontwikkeling);
  • er geen alternatief is;
  • geen afbreuk wordt gedaan aan een gunstige staat van instandhouding van de soort.

De Flora- en faunawet is in zoverre voor de onderhavige ontwikkeling van belang, dat bij de voorbereiding van het plan moet worden onderzocht of deze wet de uitvoering van de ontwikkeling niet in de weg staat.

Onderzoek

Gebiedsbescherming

De planlocatie vormt geen onderdeel van een natuur- of groengebied met een beschermde status, zoals een Natura 2000-gebied. Het dichtstbijzijnde beschermde natuurgebied (Natuurbeschermingswetgebied), 'Staelduinse Bosch', is op 3 km afstand van het plangebied gelegen. Het plangebied vormt geen onderdeel van de Provinciale Ecologische Hoofdstructuur (PEHS).

Soortenbescherming

Via het Natuurloket (http://www.natuurloket.nl) kan een indicatie worden verkregen van de beschikbaarheid van soortengegevens bij verschillende Particuliere Gegevensbeherende Organisaties (PGO's). In de kilometerhokken waarbinnen het plangebied is gelegen zijn waarnemingen bekend van een groot aantal beschermde soorten. Bovendien is er gebruikgemaakt van verschillende verspreidingsatlassen (Broekhuizen, 1992; Limpens, 1997; Ruitenbeek, 1990).

Planten

Volgens het Natuurloket zijn vaatplanten goed onderzocht binnen de betreffende kilometerhokken. Er zijn twee licht beschermde vaatplanten en 1 Rode Lijstsoort waargenomen. Het plangebied is grotendeels verhard en bestaat voor een klein deel uit gecultiveerd groen (intensief beheerd) en sloten. Hier zijn geen groeiplaatsen van zwaar beschermde planten te verwachten. Mogelijk zijn er wel groeiplaatsen van een licht beschermde soort als de grote kaardenbol in het zuidelijke gedeelte van het plangebied, waar een braakliggend terrein is gelegen.

Vogels

Het Natuurloket geeft aan dat broedvogels niet onderzocht zijn binnen de betreffende kilometerhokken. In de tuinen en het opgaande groen aanwezig binnen het plangebied kunnen algemeen voorkomende vogelsoorten als pimpelmees, koolmees, roodborst, spreeuw, ekster en zwarte kraai hun leefgebied hebben. Mogelijk maken soorten als huismus, gierzwaluw en zwarte roodstaart gebruik van dakpannen of andere holtes aanwezig in de bebouwing (onder dakranden) en komen hier tot broeden.

Zoogdieren

Het Natuurloket meldt dat zoogdieren (inclusief vleermuizen) binnen de betreffende kilometerhokken matig onderzocht zijn. Op basis van de atlas van Nederlandse zoogdieren (Broekhuizen, 1992) worden de volgende soorten in (de omgeving van) het plangebied verwacht: huisspitsmuis, veldmuis, egel en mol.

Gezien de aanwezigheid van gebouwen en bomen binnen het plangebied, zijn vaste verblijfplaatsen van vleermuizen (gewone dwergvleermuis, laatvlieger en watervleermuis) binnen het plangebied te verwachten. Het opgaande groen is mogelijk ook onderdeel van het foerageergebied en de vliegroute van de genoemde vleermuizen.

Amfibieën

Volgens het Natuurloket zijn de kilometerhokken niet onderzocht op amfibieën. Naar verwachting hebben algemene soorten als kleine watersalamander, gewone pad, bruine en groene kikker vaste verblijfplaatsen binnen het plangebied. In de winter kunnen met name heggen, struweel en bebouwing als winterbiotoop dienen. In het voorjaar kunnen de sloten die zich in het plangebied bevinden dienen als voortplantingsplaats.

Vissen

Het Natuurloket geeft aan dat vissen niet onderzocht zijn binnen de betreffende kilometerhokken. Mogelijk heeft een zwaar beschermde soort als de kleine modderkruiper zijn leefgebied in de sloten binnen het plangebied.

Overige beschermde soorten

Beschermde of bijzondere reptielen en insecten kunnen worden uitgesloten, gezien de voorkomende biotopen en de hoge eisen die dergelijke soorten stellen aan hun leefgebied; het plangebied voldoet hier niet aan.

In tabel 3.1 staat aangegeven welke beschermde soorten er binnen de locatie (naar verwachting) voorkomen en onder welk beschermingsregime deze vallen.

Tabel 3.1 Beschermde soorten in de plangebied en het beschermingsregime

vrijstellingsregeling Ffw
(categorie 1)
ontheffingsregeling Ffw
(categorie 2) (categorie 3)
grote kaardenbol

huisspitsmuis, veldmuis, mol en egel

kleine watersalamander, gewone pad, bruine en groene kikker
alle inheemse vogelsoorten

kleine modderkruiper
alle vleermuizen

Toetsing

Gebiedsbescherming

Het dichtstbijzijnde beschermde natuurgebied (Natuurbeschermingswetgebied), 'Staelduinse Bosch', is op 3 km afstand van het plangebied gelegen. Gezien de relatief grote afstand tussen het plangebied en het natuurgebied en de tussengelegen buffers als gebouwen en wegen, zijn er geen negatieve effecten te verwachten op het dichtstbijzijnde Natuurbeschermingswetgebied.

Soortenbescherming

Het bestemmingsplan is het besluit dat ingrepen mogelijk maakt en een aantasting van beschermde dier- of plantensoorten kan betekenen. Uiterlijk bij het nemen van een besluit dat ruimtelijke veranderingen mogelijk maakt, zal daarom zekerheid moeten zijn verkregen of verlening van ontheffing op grond van de Flora- en faunawet nodig zal zijn en of het reëel is te verwachten dat deze zal worden verleend. Het bestemmingsplan is consoliderend van aard. Door middel van het bestemmingsplan worden echter (kleine) ontwikkelingen mogelijk gemaakt, waarbij sprake kán zijn van aantasting van te beschermen natuurwaarden. Indien in de toekomst nieuwbouw plaatsvindt, dan wel het aanpassen, sloop van gebouwen, ingrepen in de tuinen (verhardingen, bouw van schuurtjes etc.), het vergraven van watergangen of het kappen van bomen, waarbij te beschermen diersoorten worden geschaad, zal geen ontheffing nodig zijn voor de soorten uit categorie 1 waarvoor een vrijstelling van de verbodsbepalingen van de Flora- en faunawet geldt. De aantasting en verstoring van vogels dient te worden voorkomen door de werkzaamheden buiten het broedseizoen (globaal van 15 maart tot en met 15 juli) te laten starten. Na afloop van de werkzaamheden kunnen de vogels wederom gebruikmaken van de omgeving van het plangebied. Het is aan te raden om te slopen bebouwing die door zwaluwen wordt gebruikt in de nieuwe situatie te vervangen door bebouwing met dezelfde zwaluwvriendelijke eigenschappen. Daarvoor moet (ruim) voorafgaand aan de sloopwerkzaamheden, een nieuwe geschikte nestplaats worden aangeboden, bijvoorbeeld in de vorm van speciale gierzwaluwdakpannen (zie voor meer informatie over gierzwaluwdakpannen www.zwaluwen.info en http://www.pz.nl).

Mogelijk heeft een zwaar beschermde soort als de kleine modderkruiper (categorie 2) zijn leefgebied in de sloten binnen het plangebied. Indien de sloten aangepast of gedempt worden en de kleine modderkruiper aanwezig is (hetgeen aan de hand van nader onderzoek moet worden vastgesteld), dan dient er ontheffing te worden aangevraagd bij het Ministerie van Economische Zaken Landbouw en Innovatie (ELI).

Indien vaste verblijfplaatsen van vleermuizen (categorie 3) in te vellen bomen en/of te slopen gebouwen aanwezig blijken te zijn (hetgeen aan de hand van nader onderzoek moet worden vastgesteld), dan dient er ontheffing te worden aangevraagd bij het Ministerie van ELI. In het geval van dergelijke zwaar beschermde soorten geldt dan een relatief zware procedure waarbij eisen worden gesteld aan mitigatie en compensatie. Bij de zwaar beschermde vleermuizen zal het in alle gevallen gaan om soorten die regionaal en landelijk vrij algemeen zijn en is de gunstige staat van instandhouding na het treffen van maatregelen niet in het geding. Een eventueel benodigde ontheffing zal daarom naar alle waarschijnlijkheid worden verleend.

Conclusies

  • De Natuurbeschermingswet zal de uitvoering van dit bestemmingsplan niet in de weg staan.
  • Voor de Flora- en faunawet geldt dat de bouwwerkzaamheden buiten het broedseizoen opgestart dienen te worden. Voor de gierzwaluw is het aan te raden om te slopen bebouwing die door deze zwaluwen wordt gebruikt in de nieuwe situatie te vervangen door bebouwing met dezelfde zwaluwvriendelijke eigenschappen.
  • Voorafgaande aan kleine ontwikkelingen die mogelijk leiden tot verstoring van kleine modderkruipers en vleermuizen, dient eerst nader onderzoek te worden verricht naar de aanwezigheid van deze soorten. Afhankelijk van de resultaten van dit onderzoek zullen mitigerende of compenserende maatregelen moeten worden uitgewerkt en zeker gesteld alvorens het plan kan worden gerealiseerd. Mogelijk dient hiervoor dan ook ontheffing in het kader van de Flora- en faunawet te worden aangevraagd.
  • Met inachtneming van genoemde voorwaarden staat de Flora- en faunawet het bestemmingsplan niet in de weg.

3.5 Externe Veiligheid

Normstelling en beleid

Bij ruimtelijke plannen dient ten aanzien van externe veiligheid naar verschillende aspecten te worden gekeken, namelijk:

  • bedrijven waar activiteiten plaatsvinden die gevolgen hebben voor de externe veiligheid;
  • vervoer van gevaarlijke stoffen over wegen, spoor, water of leidingen.

Voor zowel bedrijvigheid als vervoer van gevaarlijke stoffen zijn twee aspecten van belang, te weten het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR). Het PR is de kans per jaar dat een persoon dodelijk wordt getroffen door een ongeval, indien hij zich onafgebroken2 en onbeschermd op een bepaalde plaats zou bevinden. Het PR wordt weergegeven met risicocontouren rondom een inrichting dan wel infrastructuur. Hierbij is de risicocontour van 10-6 maatgevend voor nieuwe ontwikkelingen3.

Het GR drukt de kans per jaar uit dat een groep mensen van minimaal een bepaalde omvang overlijdt als direct gevolg van een ongeval waarbij gevaarlijke stoffen betrokken zijn. De normen voor het GR hebben een oriënterende waarde (inspanningsverplichting). Indien de oriënterende waarde voor het GR wordt overschreden, legt dit in het algemeen ook ruimtelijke beperkingen op aan een gebied buiten de 10-6-contour (PR).

Bedrijvigheid

Op 27 oktober 2004 is het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) in werking getreden. Voor het PR geldt volgens het Bevi een grenswaarde voor kwetsbare objecten en een richtwaarde voor beperkt kwetsbare objecten op een niveau van 10-6 per jaar4. Binnen de 10-6-contour mogen dan ook geen nieuwe kwetsbare functies mogelijk worden gemaakt. Uitsluitend om gewichtige redenen mogen nieuwe beperkt kwetsbare objecten binnen de 10-6-contour gerealiseerd worden. Daarnaast bevat het Bevi een verantwoordingsplicht ten aanzien van het GR rondom deze inrichtingen.

Vervoer gevaarlijke stoffen

Voor het vervoer van gevaarlijke stoffen is in augustus 2004 de Circulaire risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen gepubliceerd. In deze circulaire is het externe veiligheidsbeleid voor het vervoer van gevaarlijke stoffen opgenomen (PR en GR). In nieuwe situaties geldt voor het PR een grenswaarde voor kwetsbare objecten en een richtwaarde voor beperkt kwetsbare objecten op een niveau van 10-6 per jaar5. Uit de circulaire blijkt dat op meer dan 200 m afstand vanaf de route het aspect externe veiligheid geen beperkingen oplegt aan het ruimtegebruik. Uit de circulaire blijkt voorts dat bij het vervoer van gevaarlijke stoffen beargumenteerd van de grenswaarde, richtwaarde en oriënterende waarde mag worden afgeweken.

Onderzoek

Bedrijvigheid

In de directe omgeving van het plangebied zijn enkele risicorelevante bedrijven gelegen, te weten Flora Holland, Van den Bos Flowerbulbs en Nic. Sosef BV.

Het plangebied ligt buiten de PR 10-6-contour van Flora Holland. Wel ligt het plangebied binnen het invloedsgebied voor het GR, dat vanaf de bron 1.125 m bedraagt. In de huidige situatie wordt voldaan aan de oriënterende waarde voor het GR. In het plangebied worden geen nieuwe ontwikkelingen rechtstreeks mogelijk gemaakt die relevante gevolgen hebben voor het GR. Wanneer gebruik wordt gemaakt van de wijzigingsbevoegdheid voor de realisatie van bedrijven ter plaatse van het momenteel nog agrarische gebied, dient het GR in het wijzigingsplan verantwoord te worden. De betreffende ontwikkeling zal naar verwachting nauwelijks invloed hebben op de hoogte van het GR, gelet op de aard van de omgeving.

Het plangebied ligt buiten de PR 10-6-contour van Van den Bos Flowerbulbs. Het invloedsgebied van dit bedrijf is niet bekend. Net als bij Flora Holland speelt bij dit bedrijf externe veiligheid een rol vanwege het gebruik van een ammoniakkoelinstallatie. Aangezien FloraHolland aanzienlijk groter is qua omvang en ook beschikt over een grotere ammoniakkoelinstallatie, is Flora Holland maatgevend voor de situatie met betrekking tot externe veiligheid in het plangebied.

Het bedrijf Nic. Sosef BV, waar opslag van bestrijdingsmiddelen/chemicaliën plaatsvindt, valt onder het Bevi. Volgens de Risicoatlas van de provincie Zuid-Holland geldt hiervoor een PR 10-6-contour van 165 m. Volgens de Regeling externe veiligheid Inrichtingen die bij het Bevi hoort, geldt voor een dergelijk bedrijf een invloedsgebied van 520 m. De afstand tussen de grens van het plangebied en de opslaglocatie van het bedrijf is meer dan 520 m. Het plangebied ligt derhalve buiten het invloedsgebied van het GR.

Vervoer van gevaarlijke stoffen

Over de N213/Burgemeester Elsenweg aan de noordoostzijde van het plangebied vindt vervoer van gevaarlijke stoffen plaats. De PR 10-6-contour ligt niet buiten de weg zelf. Een deel van het plangebied ligt binnen het invloedsgebied voor het GR. In de huidige situatie wordt voldaan aan de oriënterende waarde voor het GR. In het plangebied worden geen nieuwe ontwikkelingen rechtstreeks mogelijk gemaakt die relevante gevolgen hebben voor het GR. Wanneer gebruik wordt gemaakt van de wijzigingsbevoegdheid voor de realisatie van bedrijven ter plaatse van het agrarische gebied, dient het GR in het wijzigingsplan verantwoord te worden. De betreffende ontwikkeling zal naar verwachting weinig invloed hebben op de hoogte van het GR, gelet op de aard van de omgeving.

Er zijn geen planologisch relevante leidingen in het plangebied gelegen.

Verantwoording groepsrisico

Binnen het bestemmingplangebied zijn een aantal beperkt kwetsbare objecten en kwetsbare objecten aanwezig. Het betreft een tiental burger- en bedrijfswoningen, een appartementencomplex, winkels en de aanwezige bedrijvigheid.

FloraHolland en Bos Flowerbulbs

Het plangebied in gelegen binnen het invloedsgebied van FloraHolland. In het advies van de Hulpverleningsregio Haaglanden van 18 mei 2009 is een worstcasescenario beschreven ingeval er bij FloraHolland een ammoniakleidingbreuk plaatsvindt waarbij ammoniak vrijkomt. Dit heeft een invloedsgebied van 1.125 m. Het bedrijf Van den Bos Flowerbulbs beschikt ook over een ammoniakinstallatie welke echter een kleinere impact heeft op het plangebied. Vandaar dat enkel van FloraHolland wordt uitgegaan.

Uit de Kwantitatieve risicoanalyse FloraHolland 'Ammoniakkoelinstallatie'6 is geconcludeerd dat met de huidige locatie van FloraHolland het GR beneden de oriëntatie waarde blijft. Hierbij is uitgegaan van een hoge bevolkingsdichtheid. Binnen het plangebied (als onderdeel van het invloedsgebied) is, gezien het conserverend karakter, geen verhoging van de bevolkingsdichtheid te verwachten.

Burgemeester en wethouders vinden het dan ook niet nodig om maatregelen te treffen ter verkleining van het groepsrisico voor deze (beperkt) kwetsbare objecten, gezien de grote afstand tot FloraHolland, het feit dat er een bestaande situatie in het plan wordt vastgelegd en het kleine aantal woningen (kwetsbare objecten) binnen het plangebied. Tevens heeft FloraHolland al verschillende veiligheidsmaatregelen genomen, welke ook deels zijn opgenomen in de huidige milieuvergunning (onder andere ammoniakdetectie, inbloksystemen, bedrijfsbrandweer). Een aantal aanvullende maatregelen wordt opgenomen in de nieuwe milieuvergunning, welke in behandeling is. Verder is FloraHolland van twee zijdes goed bereikbaar, oefenen de overheidshulpverleningsdiensten (regionaal en lokaal) zeer regelmatig met de bedrijfsbrandweer van FloraHolland en is rondom de terreinen voldoende bluswater aanwezig. In het aanvalsplan van de brandweer staan de opstelplaatsen en de belangrijkste informatie over de ammoniakkoelinstallatie. De mensen binnen het bestemmingsplan kunnen goed vluchten ingeval van een calamiteit. Er wordt gestreefd naar het op een hoog peil houden van de risicocommunicatie en een goed bereik van alarmsirenes.

Burgemeester en wethouders vinden het groepsrisico als geschetst in deze rapportage verantwoord. Nieuwe ontwikkelingen met kwetsbare of beperkte kwetsbare objecten worden niet mogelijk gemaakt binnen dit plan. Uitzondering hierop vormen de wijzigingsbevoegdheden 1 en 2 (beperkt kwetsbare objecten) . Bij toepassing hiervan dient het GR opnieuw te worden verantwoord. Dit is vastgelegd in de randvoorwaarden die zijn verbonden aan de wijzigingsbevoegdheid.

N213

In het advies van de Hulpverleningsregio Haaglanden van 18 mei 2009 is een worstcasescenario beschreven ingeval er een zogenoemde BLEVE van een tankwagen plaatsvindt, dan wel indien er een giftige wolk ontstaat. Dit heeft een effectafstand van respectievelijk 230 en 600 m. Hierbij is het van belang dat hulpverleningsdiensten snel actie kunnen ondernemen om verdere escalatie bij een ongeval te voorkomen (vrijkomende vloeistof afdekken met schuim om plasbrand te voorkomen, koeling van de tankwagen om een BLEVE te voorkomen, waarschuwen omgeving bij een gifwolk). Risicocommunicatie is hierbij essentieel. Er wordt gestreefd naar het op een hoog peil houden van de risicocommunicatie en een goed bereik van alarmsirenes.

Burgemeester en wethouders vinden het groepsrisico als geschetst in deze rapportage verantwoord. Nieuwe ontwikkelingen met kwetsbare of beperkte kwetsbare objecten worden niet mogelijk gemaakt binnen dit plan. Uitzondering hierop vormen de wijzigingsbevoegdheden 1 en 2 (beperkt kwetsbare objecten). Bij toepassing hiervan dient het GR opnieuw te worden verantwoord. Dit is vastgelegd in de randvoorwaarden die zijn verbonden aan de wijzigingsbevoegdheid.

Conclusie

Het aspect externe veiligheid levert geen belemmering op voor de uitvoering van het bestemmingsplan.

  1. 2. Dat wil zeggen vierentwintig uur per dag en gedurende het gehele jaar.
  2. 3. De norm van 10-6 per jaar betekent dat de kans op een dodelijke situatie door een ongeval met gevaarlijke stoffen op een te bebouwen plek maximaal één op de miljoen per jaar mag zijn.
  3. 4. Grenswaarden moeten in acht worden genomen, van richtwaarden kan uitsluitend om gewichtige worden afgeweken. Voorbeelden van kwetsbare objecten zijn in het algemeen woningen, ziekenhuizen en gebouwen waarin doorgaans grote aantallen personen gedurende een groot gedeelte van de dag aanwezig zijn (zoals kantoorgebouwen en hotels met een brutovloeroppervlak van meer dan 1.500 m² per object of complexen waarin meer dan 5 winkels zijn gevestigd en waarvan het gezamenlijk brutovloeroppervlak meer dan 1.000 m² bedraagt en winkels met een totaal brutovloeroppervlak van meer dan 2.000 m² per winkel, voor zover in die complexen of in die winkels een supermarkt, hypermarkt of warenhuis is gevestigd). Voorbeelden van beperkt kwetsbare objecten zijn kantoorgebouwen en hotels met een brutovloeroppervlak van maximaal 1.500 m² per object en winkels/winkelcomplexen die niet als kwetsbaar object zijn aangemerkt.
  4. 5. Wat onder beperkt kwetsbare en kwetsbare objecten wordt verstaan, komt grotendeels overeen met de indeling van het Bevi.
  5. 6. Registratienummer : MD-BL20061015.

3.6 Luchtkwaliteit

Normstelling en beleid

Het toetsingskader voor luchtkwaliteit wordt gevormd door hoofdstuk 5, titel 5.2 Luchtkwaliteitseisen van de Wet milieubeheer (ook wel Wet luchtkwaliteit, Wlk). De Wlk bevat grenswaarden voor zwaveldioxide, stikstofdioxide en stikstofoxiden, fijn stof, lood, koolmonoxide en benzeen. In de ruimtelijke ordeningspraktijk langs wegen zijn met name de grenswaarden voor stikstofdioxide (jaargemiddelde) en fijn stof (jaar- en daggemiddelde) van belang. Bij parkeergarages betreft het met name de concentratie benzeen. De grenswaarden van de laatstgenoemde stoffen zijn in tabel 3.2 weergegeven. De grenswaarden gelden voor de buitenlucht, met uitzondering van een werkplek in de zin van de Arbeidsomstandighedenwet.

Tabel 3.2 Grenswaarden maatgevende stoffen Wlk

stof toetsing van grenswaarde geldig vanaf
stikstofdioxide (NO2) jaargemiddelde concentratie 40 µg/m³ 2010
fijn stof (PM10)1) jaargemiddelde concentratie 40 µg/m³ 2005
24-uurgemiddelde concentratie maximaal 35 keer per jaar meer dan 50 µg/m³ 2005

1) Bij de beoordeling van fijn stof blijven de aanwezige concentraties van zeezout buiten beschouwing (artikel 5 Wlk en bijbehorende Regeling beoordeling luchtkwaliteit 2007).

Op grond van artikel 5.16 (lid 1) van de Wlk moeten bestuursorganen bij de uitoefening van bevoegdheden die gevolgen kunnen hebben voor de luchtkwaliteit (zoals de vaststelling van een bestemmingsplan) deze grenswaarden in acht nemen. Volgens hetzelfde artikel mogen bestuursorganen deze bevoegdheden tevens uitoefenen, indien:

  • de bevoegdheden/ontwikkelingen niet leiden tot een overschrijding van de grenswaarden (lid 1 onder a);
  • de concentratie in de buitenlucht van de desbetreffende stof als gevolg van de uitoefening van die bevoegdheden per saldo verbetert of ten minste gelijk blijft (lid 1 onder b1);
  • bij een beperkte toename van de concentratie van de desbetreffende stof, door een met de uitoefening van de betreffende bevoegdheid samenhangende maatregel of een door die uitoefening optredend effect, de luchtkwaliteit per saldo verbetert (lid 1 onder b2);
  • de bevoegdheden/ontwikkelingen niet in betekenende mate bijdragen aan de concentratie in de buitenlucht (lid 1 onder c);
  • het voorgenomen besluit is genoemd of past binnen het omschreven Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL) of een vergelijkbaar programma dat gericht is op het bereiken van de grenswaarden (lid 1 onder d).

In het kader van een goede ruimtelijke ordening wordt bij het opstellen van een bestemmingsplan, uit oogpunt van de bescherming van de gezondheid van de mens, tevens rekening gehouden met de luchtkwaliteit ter plaatse van de beoogde ontwikkeling.

Onderzoek en conclusie

Het bestemmingsplan is consoliderend van aard. Er worden geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk gemaakt die relevante gevolgen hebben voor de luchtkwaliteit. In het kader van een goede ruimtelijke ordening wordt echter wel inzicht gegeven in de luchtkwaliteit ter plaatse van het plangebied. Er is een berekening uitgevoerd langs de drukste weg in (de omgeving van) het plangebied, te weten de Grote Woerdlaan (N465)7.

Uit de resultaten voor 2009 blijkt dat concentraties stikstofdioxide en fijn stof direct langs deze weg ruimschoots onder de grenswaarden uit de Wlk liggen. Het gaat om 35,2 µg/m³ voor de jaargemiddelde concentratie stikstofdioxide, 18,2 µg/m³ voor de jaargemiddelde concentratie fijn stof en 10 overschrijdingsdagen voor de daggemiddelde grenswaarde. Aangezien direct langs deze weg wordt voldaan aan de grenswaarden, zal dit binnen het gehele plangebied het geval zijn. De concentraties luchtverontreinigende stoffen worden immers lager naarmate een locatie verder van de wegas ligt. De concentraties liggen dermate ver onder de grenswaarden, dat ook een eventuele bijdrage van bedrijven op het bedrijventerrein in geen geval zal leiden tot een overschrijding van grenswaarden uit de Wlk.

De Wlk staat de uitvoering van het bestemmingsplan niet in de weg. Het plan voldoet uit het oogpunt van luchtkwaliteit aan de eisen van een goede ruimtelijke ordening.

  1. 7. CAR II-programma, versie 8.0: X 74070 / Y 446350, 10.000 mvt/etmaal, 0,92 / 0,06 / 0,02 (licht, middelzwaar, zwaar verkeer), wegtype 2, doorstromend stadsverkeer, bomenfactor 1, afstand 7 m uit de wegas.

3.7 Water

Watertoets en waterbeheer

Voor het bestemmingsplan is de watertoets wettelijk van toepassing, een procedure waarbij de initiatiefnemer in een vroeg stadium overleg voert met de waterbeheerder over waterhuishoudkundige aspecten van ruimtelijke plannen. De watertoets heeft als doel om te voorkomen dat nieuwe ruimtelijke plannen plaatsvinden die in strijd zijn met duurzaam waterbeheer.
In het plangebied wordt het waterbeheer gevoerd door het Hoogheemraadschap van Delfland. De rioleringstaak binnen het plangebied valt onder de verantwoordelijkheid van de gemeente Westland. In het kader van de verplichte watertoets is over dit bestemmingsplan overleg gevoerd met de waterbeheerder. Vervolgens zijn de aandachtspunten van de waterbeheerder verwerkt in deze waterparagraaf.


Beleid duurzaam stedelijk waterbeheer

Op verschillende bestuursniveaus zijn de afgelopen jaren beleidsnota's verschenen aangaande de waterhuishouding, allen met als doel een duurzaam waterbeheer (kwalitatief en kwantitatief). Deze paragraaf geeft een overzicht van de voor het plangebied relevante nota's, waarbij het beleid van het hoogheemraadschap en de gemeente nader wordt behandeld.

Europa

  • Kaderrichtlijn Water (KRW)

Nationaal

  • Nationaal Waterplan (NW)
  • Waterbeleid voor de 21ste eeuw (WB21)
  • Nationaal Bestuursakkoord Water (NBW)
  • Waterwet

Provinciaal

  • Provinciaal Waterplan
  • Provinciale Structuurvisie
  • Verordening Ruimte

Waterschapsbeleid

In het Waterbeheerplan 2010-2015 beschrijft het Hoogheemraadschap van Delfland de strategische keuzes, de doelen voor het waterbeheer en de financiële consequenties daarvan. De complexiteit van het gebied en de omvang van de noodzakelijke investeringen dwingen tot het stellen van prioriteiten. Het hoogheemraadschap gaat het beheer en onderhoud van het watersysteem optimaliseren en zal daarbij flink investeren in waterkwaliteit, waterkeringen en het voorkomen van wateroverlast en watertekort. Voor de zuiveringstechnische infrastructuur ligt de nadruk op beheren, onderhouden en optimaliseren.

In het kader van de afstemming van het waterbeleid met ontwikkelingen in de ruimtelijke ordening heeft het hoogheemraadschap in 2007 een Waterkansenkaart opgesteld. Deze Waterkansenkaart kan gezien worden als de nadere, gebiedsspecifieke uitwerking van de Deelstroomgebiedsvisie Midden-Holland. Tenslotte is in 2007 een Handreiking Watertoets, ruimte voor water in ruimtelijke plannen opgesteld. Met deze handreiking wordt inzicht gegeven in de wijze waarop het Hoogheemraadschap Delfland procedureel en inhoudelijk omgaat met de watertoets.

Gemeentelijk beleid

Het waterplan Westland 2009-2015, met als ondertitel 'Westlands water, nu en later' is een product van de gemeente Westland en het Hoogheemraadschap van Delfland. Hierin wordt onder andere de waterhuishoudkundige visie en ambities tot 2030 en de daarbij horende doelstellingen tot 2015 beschreven. Centraal hierin staan de thema's 'Droge voeten, levend water en zichtbaar water'. De ruimtelijke vertaling van de hieruit voortkomende maatregelen is per polder in kaart gebracht. De gewenste waterstructuur wordt door de gemeente vertaald in bestemmingsplannen en structuurvisies.

In het Gemeentelijk Rioleringsplan 2006-2010 heeft de gemeente haar visie op het stedelijk waterbeheer vastgelegd. Binnen dit plan is er sprake van drie verschillende zorgplichten: stedelijk afvalwater, afstromend hemelwater en afvloeiend grondwater. De doelstellingen van de zorgplichten sluiten aan bij de uitgangspunten van de KRW. De hierin beschreven ontwikkelingen en het meerjaren onderhoudsprogramma is de basis voor de vastgestelde gemeentelijke rioolheffing over deze periode.

Huidige situatie

Het plangebied is gelegen aan de noordzijde van de kern Naaldwijk. De maaiveldhoogte bedraagt circa NAP 0,2 m en de bodem bestaat uit tuineerdgrond (zavel/klei). De grondwaterstand bedraagt gemiddeld circa NAP -0,8 m, ongeveer 1 m beneden het maaiveld. Uit een risico-inventarisatie blijkt dat er in het plangebied geen noemenswaardige kwelgebieden of van nature te hoge grondwaterstanden voorkomen.

Waterkeringen

Langs de Boschsloot, Dijkweg en de Molenwatering liggen boezemwaterkeringen. De Keurzones van al deze waterkeringen bedragen 24,75 m vanaf de teen van de waterkering (kernzone: 9,75 m en beschermingszone: 15 m). Gelet op de maaiveldhoogte in het plangebied zijn de boezemwaterkeringen niet duidelijk zichtbaar in het veld.

Waterkwantiteit

Het noord(oost)elijke deel van het plangebied ligt in de Boschpolder, het polderpeil bedraagt NAP -0,75 m. De maximaal toelaatbare peilstijging in de Boschpolder bedraagt 0,5 m en de wateropgave in deze polder bedraagt 8.900 m³. Het Hoogheemraadschap hanteert een waterbergingsnorm van 325 m³/ha. Het zuidwestelijke deel van het plangebied ligt in boezemland, het boezempeil ligt op NAP -0,4 m.

Het plangebied watert middels een gemaal af op de Boschsloot, een boezemwatergang langs de noordwestgrens van het plangebied. Ook de Molenwatering vormt een boezemwatergang. De maximaal toelaatbare peilstijging in de boezem bedraagt 0,35 m.

Afvalwater en riolering

Ten noordoosten van de Industriestraat is het plangebied aangesloten op een verbeterd gescheiden rioolstelsel. Ten zuidwesten van de Industriestraat is het plangebied aangesloten op een gemengd stelsel.

Watersysteemkwaliteit en ecologie

De Boschsloot is een KRW-waterlichaam. Specifieke waterkwaliteitsgegevens van de Boschsloot zijn niet bekend. De overige watergangen in en langs het plangebied worden niet aangemerkt als KRW-waterlichamen.

Het water in de Boschpolder is in algemene zin voedselrijk, met stikstof- en fosfaatconcentraties die vaak vijfmaal zo hoog zijn als de MTR-norm. Ook de concentraties koper, zink en bestrijdingsmiddelen overschrijden regelmatig de MTR-norm.

Toekomstige situatie

Het bestemmingsplan is consoliderend van aard en biedt daarmee weinig of geen mogelijkheden om het watersysteem en -beheer te verbeteren. Mochten er in de toekomst ontwikkelingen plaatsvinden, dan is het van belang om de uitgangspunten van duurzaam stedelijk waterbeheer, zoals geformuleerd door het Hoogheemraadschap van Delfland, daar waar mogelijk toe te passen.

Concreet is het belangrijk om bij eventuele ontwikkelingen duurzame, niet-uitloogbare bouwmaterialen toe te passen (dus geen zink, lood, koper en PAK's-houdende materialen) om diffuse verontreiniging van water en bodem te voorkomen. Het geniet de voorkeur om afstromend hemelwater van schone oppervlakken te scheiden van afvalwater en af te voeren naar het oppervlaktewater. Hiermee wordt voorkomen dat schoon hemelwater afgevoerd wordt naar de afvalwaterzuiveringsinstallatie. Indien als gevolg van een ontwikkeling het verhard oppervlak toeneemt, dient voor deze toename gecompenseerd te worden in de vorm van oppervlaktewater. De norm hierbij is dat 325 m³/ha aan waterberging gerealiseerd dient te worden. Aangezien dit plan consoliderend is, heeft het geen (negatieve) invloed op de beschikbare waterberging.

Met betrekking tot het watersysteem zullen een aantal veranderingen plaatsvinden, die overigens los staan van dit bestemmingsplan. Het plangebied zal op termijn worden omgevormd naar boezemland, hierover zijn reeds afspraken gemaakt tussen het Hoogheemraadschap en de gemeente. Het Hoogheemraadschap zoekt bovendien naar mogelijkheden om langs de Boschsloot natuurvriendelijke oevers te realiseren.

Beheer en onderhoud

In zijn algemeenheid geldt dat voor aanpassingen aan het bestaande waterhuishoudingsysteem bij het Hoogheemraadschap vergunning dient te worden aangevraagd op grond van de 'Keur' (ex artikel 77 en 80 van de Waterschapswet). De genoemde bepaling beoogt te voorkomen dat de stabiliteit van het profiel en/of veiligheid wordt aangetast, de aan- en/of afvoer en/of berging van water wordt gehinderd dan wel het onderhoud wordt gehinderd.

Water en Waterstaat in het bestemmingsplan

In het bestemmingsplan worden de watergangen als zodanig bestemd. Voor waterkeringen (kernzone) inclusief de beschermingszones geldt een dubbelbestemming, deze hebben de dubbelbestemming 'Waterstaat - Waterkering' toebedeeld gekregen.

3.8 Wegverkeerslawaai

Voor alle nieuwe situaties van geluidsgevoelige bestemmingen (onder andere nieuwe woningen) in de zin van de Wet geluidhinder binnen de geluidszone van een nieuwe en/of een bestaande weg dient akoestisch onderzoek plaats te vinden. Dit akoestisch onderzoek dient uit te wijzen of voldaan wordt aan de normen van de Wet geluidhinder. In dit bestemmingsplan worden geen nieuwe geluidsgevoelige bestemmingen mogelijk gemaakt. Akoestisch onderzoek is derhalve niet nodig.

Hoofdstuk 4 Juridische Planbeschrijving

4.1 Verantwoording Planvorm

Het bestemmingsplan biedt voor de bestaande woonbebouwing aan de Grote Woerdlaan en de bestaande bedrijven en bedrijfswoningen een consolidatie en beheersfunctie.

Voor de (bestaande) woonbebouwing en bedrijven is een gedetailleerde bestemming opgenomen.

Iedere functie kan derhalve apart worden bestemd met een passende bestemming die toegesneden is op de betreffende situatie. Door de gehanteerde plansystematiek blijven kleine initiatieven mogelijk, maar zijn deze uitsluitend mogelijk waar dit stedenbouwkundig verantwoord is.

De opbouw en indeling van kaart en regels is gebaseerd op de RO Standaarden 2008, welke onderdeel vormen van de Wet ruimtelijke ordening. Daarnaast is de terminologie van de regels afgestemd op de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo), die op 1 oktober 2010 in werking is getreden. Binnen de gemeente ontstaat zo uniformiteit met andere geactualiseerde bestemmingsplannen.

4.2 Bestemmingsregeling

Opbouw planregels

De regels van het bestemmingsplan bestaan uit de volgende onderdelen:

  • inleidende regels;
  • bestemmingsregels;
  • algemene regels;
  • overgangs- en slotregel.

Inleidende regels

Begrippen

Dit artikel definieert de begrippen die in het bestemmingsplan worden gebruikt. Dit wordt gedaan om interpretatieverschillen te voorkomen.

Wijze van meten

Dit artikel geeft aan hoe de lengte, breedte, hoogte, diepte en oppervlakte en dergelijke van gronden en bouwwerken wordt gemeten of berekend. Alle begrippen waarin maten en waarden voorkomen worden in dit artikel verklaard.

Bestemmingsregels en verbeelding

Op de verbeelding zijn vrijwel alle functies apart bestemd, waardoor het direct mogelijk is om met het bijbehorende renvooi (verklaring van de bestemmingen) te zien welke bestemmingen aan de gronden binnen het plangebied gegeven zijn. In de bijbehorende regels zijn de bestemmingsomschrijving, de bouwregels en de gebruiksregels alsmede de afwijkings- en wijzigingsbevoegdheden te vinden.

Bestemmingsvlak en bouwvlak

De bestemmingen bestaan doorgaans uit twee vlakken: een bestemmingsvlak en een bouwvlak. Het bestemmingsvlak geeft aan waar een bepaald gebruik toegestaan is. Het bouwvlak is een gebied dat op de verbeelding is aangegeven waarvoor de mogelijkheden om gebouwen te bouwen zijn aangegeven. Bouwvlakken worden op de verbeelding doorgaans voorzien van aanduidingen die betrekking hebben op de maatvoering. In sommige gevallen in het bestemmingsplan vallen het bestemmingsvlak en het bouwvlak met elkaar samen. Op de verbeelding is dan uitsluitend een bouwvlak te zien (het bestemmingsvlak ligt hieronder).

Aanduidingen

Op de verbeelding is een onderscheid gemaakt in vier verschillende aanduidingen Een aantal functieaanduidingen is gebruikt om de gebruiksmogelijkheden binnen een bestemming of een gedeelte daarvan nader te specificeren. Het kan hierbij gaan om een nadere specificatie van de gebruiksmogelijkheden, een expliciete verruiming daarvan of juist een beperking.

Aanduidingen met betrekking tot de wijze van bouwen en de verschijningsvorm van bouwwerken, worden bouwaanduidingen genoemd. In het plangebied is de bouwaanduidingen 'gestapeld' opgenomen ter plaatse van de appartementen aan de Grote Woerdlaan.

Alle aanduidingen die betrekking hebben op afmetingen, percentages en oppervlakten, zowel ten aanzien van het bouwen als ten aanzien van het gebruik, zijn maatvoeringaanduidingen.

Een gebiedsaanduiding is een aanduiding die verwijst naar een gebied waarvoor bij de toepassing specifieke regels gelden of waar nadere afwegingen moeten worden gemaakt. In het bestemmingsplan zijn twee gebiedsaanduidingen opgenomen voor de wijzigingsgebieden in verband met de uitbreiding van het bedrijventerrein.

Bebouwingspercentages

Op de kaart zijn maximale bebouwingspercentages aangegeven bij de bestemmingen Bedrijf, Detailhandel - Volumineuze detailhandel en Gemengd. Voor het bepalen van de maximumbebouwingspercentages bij deze bestemmingen wordt een onderscheid gemaakt tussen een noordelijk en een zuidelijk plandeel.

Het noordelijk plandeel bestaat uit een zevental eilanden met overwegend verschillende bebouwingspercentages. Per eiland, annex bebouwingsvlak ontsloten door straten, wordt kort gemotiveerd hoe is gekomen tot de toekenning van het bebouwingspercentage. Overal één bebouwingspercentage toepassen wordt niet voorgestaan gezien het feit het gebied voort is gekomen uit teveel verschillende ontwikkelingen en daardoor eenheid moeilijk te scheppen is. Daarom is gekozen voor maatwerk tot op bebouwingsvlakniveau.

Het meest noordelijk gelegen eiland kan in samenhang worden gebracht met het eiland omsloten door de Bosweg, Gildestraat, Gezelstraat en Hovenierstraat. Dit gebied kan worden gekenmerkt als de Woonboulevard Naaldwijk. Hier wordt een bebouwingspercentage van 55% procent gehanteerd. Deze normering is gesteld ten behoeve van het parkeren en om de openheid van de ruimte in samenhang met de representatie van de gevels te waarborgen.

Het smalle eiland gelegen tussen de Warmoezenierstraat, Hovenierstraat en het openliggende perceel waar een wijzigingsbevoegdheid op is geprojecteerd, kan in samenhang worden gezien met het gebied gelegen tussen de Molenwatering en de Gildestraat. Voor beide gebieden geldt een bebouwingspercentage van 100% wegens de reeds historisch gegroeide situatie. Tevens is de reeds gevestigde bedrijvigheid dermate anders dan de boven besproken eilanden zodat een percentage van 100% reëel wordt geacht.

Voor de overige eilanden in het noordelijk plandeel zijn overwegend bedrijven aanwezig welke goederen opslaan en ook weer vervoeren. Dit kan zowel kleine units, ten noorden van de Gamma, als ook grotere opslagruimte betreffen. Hier is een maximumbebouwingspercentage van 80% toegestaan welke voortkomt uit de reeds gerealiseerde bebouwing en nog te realiseren ontwikkeling. De functionele bebouwing in samenhang met parkeren leidt tot een maximumbebouwingspercentage van 80%. Een hoger bebouwingspercentage maakt ontwikkelingen mogelijk welke het voorgestane stedenbouwkundig regime, als zijnde bouwmassa relatie open ruimte in relatie tot de ruimtelijk kwaliteit (beleving), aantasten. Dit is niet wenselijk. Hierbij speelt de afdwingbaarheid van ruimte voor parkeren op eigen terrein een belangrijke rol.

Het zuidelijk plandeel kent overwegend een maximumbebouwingspercentage van 100%. Dit komt voornamelijk voort uit het feit dat de vigerende bestemmingsplanregimes reeds een 100% bebouwingspercentage hanteren. Een verlaging van het bebouwingspercentage is niet logisch. Qua aanwezige bedrijfsfuncties is een volle benutting van het bouwvlak wenselijk wat reeds het geval is.

Bestemmingen

Agrarisch

Enkele gronden in het noorden van het plangebied hebben de bestemming Agrarisch gekregen. Op dit terrein is een mogelijke uitbreiding van het bedrijventerrein voorzien, welke mogelijk is na toepassing van een wijzigingsbevoegdheid.

Bedrijventerrein

De bestemming 'Bedrijventerrein' is toegekend aan de belangrijkste functie in het plangebied. Om deze reden wordt de uitleg van dit artikel uitgebreid toegelicht.

  • Bestemmingsomschrijving

Binnen de bestemming Bedrijventerrein zijn zowel bedrijven toegestaan, alsmede wegen, parkeervoorzieningen, nutsvoorzieningen en overige bijbehorende voorzieningen. Ter plaatse van de aanduidingen 'specifieke vorm van detailhandel' is ook detailhandel toegestaan. Het betreft hier o.a. een bouwmarkt, een autogaragebedrijf met showroom, een tweewielerspeciaalzaak, een woninginrichtingbedrijf en een keukenbedrijf.

Bedrijven zijn toegestaan voor zover deze behoren tot de algemeen toelaatbare categorieën van bedrijvigheid. De milieucategorie van de bedrijven wordt bepaald aan de hand van de Staat van Bedrijfsactiviteiten die is opgenomen als bijlage bij de regels van dit bestemmingsplan. In Bijlage 1 is een toelichting op het gebruik van deze Staat van Bedrijfsactiviteiten opgenomen.

Voor het vaststellen van de milieuzonering is uitgegaan van de bestaande woonbebouwing langs de randen van het plangebied welke qua gebiedstype is ingedeeld. Bedrijven uit een zwaardere categorie dienen op een grotere afstand van de woonbebouwing te worden gesitueerd dan de bedrijven uit lagere milieucategorieën. Voor een uitgebreide toelichting op de aanpak van de milieuzonering zie ook paragraaf 3.2.

De zonering is op de verbeelding aangegeven door middel van categorieaanduidingen binnen de bestemming Bedrijventerrein. Op de verbeelding is na de letter die de bestemming aangeeft, de hoogst toelaatbare categorie van de Staat van Bedrijfsactiviteiten (tussen haakjes) aangegeven (bijvoorbeeld BT b<3.1). Op het bedrijventerrein worden bedrijven uit maximaal milieucategorie 4.1 algemeen toelaatbaar geacht. Een aantal bedrijven voldoet niet aan de aldaar maximale toelaatbare categorie, maar kunnen ter plaatse wel gehandhaafd blijven. Voor deze bedrijven zijn maatbestemmingen opgenomen. Dit betekent dat bij verplaatsing of beëindiging van een dergelijk bedrijf eenzelfde soort bedrijf is toegestaan of een bedrijf dat past binnen de toelaatbare categorie van de Staat van Bedrijfsactiviteiten.

  • Bouwregels

Bebouwing ten dienste van de bestemming mag alleen worden gerealiseerd binnen de op de kaart aangegeven bestemmingsvlakken. Op de verbeelding en in de regels zijn de maximale hoogtematen van de bebouwing aangegeven. Hierbij wordt een onderscheid gemaakt in bedrijfsgebouwen en overkappingen, bedrijfswoningen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

De bij het bestemmingsplan toegestane bouwhoogtes zijn om de volgende redenen opgenomen. Binnen het plangebied zijn twee verschillende deelgebieden te onderscheiden, een noordelijk en een zuidelijk plandeel.

Voor het noordelijk plandeel wordt volstaan met een bouwhoogte van ten hoogste 10 m, hetgeen in overeenstemming met de bestaande bebouwing is.

Het zuidelijk plandeel staat een bouwhoogte van ten hoogste 8 m toe. Deze bouwhoogte wordt overgenomen en toegepast binnen dit nieuwe bestemmingsplanregime.

  • Nadere eisen

In dit lid is bepaald dat burgemeester en wethouders nadere eisen kunnen stellen omtrent de situering van de gebouwen mede in verband met de inrichting van de onbebouwde terrein voor wat betreft de aan- en afvoerroutes van goederen en de parkeerruimte voor (vracht)verkeer.

  • Specifieke gebruiksregels

In dit lid zijn een aantal bepalingen opgenomen die bepaalde gebruiksvormen uitsluiten. Het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) is in de regeling geïmplementeerd door middel van het uitsluiten van risicovolle inrichtingen. In de begrippen is het begrip 'risicovolle inrichtingen' verklaard. Ook geluidshinderlijke inrichtingen zijn niet toegestaan.

Daarnaast zijn een aantal zaken uit de beleidsregels voor publieksfuncties op bedrijventerrein (zie paragraaf 2.1.3) in de specifieke gebruiksregels opgenomen. Zo zijn bijvoorbeeld leisure, detailhandel en zelfstandige kantoren niet toegestaan.

Tot slot zijn er specifieke gebruiksregels opgenomen voor showrooms, onzelfstandige kantoren en opslag van goederen buiten het bouwvlak.

  • Afwijken van de bouwregels

In dit lid zijn een aantal bepalingen opgenomen in welke gevallen bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van de bouwregels. Het gaat hier om het vergroten van de goothoogte en bouwhoogte van gebouwen, alsmede het aanpassen van het maximumbebouwingspercentage.

  • Afwijken van de gebruiksregels

Uit het oogpunt van flexibiliteit zijn in dit lid een aantal bepalingen opgenomen waarbij het bevoegd gezag bij een omgevingsvergunning van kan afwijken.

  • Staat van Bedrijfsactiviteiten

De eerste bepaling betreft het afwijken van de Staat van Bedrijfsactiviteiten. Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken om bedrijfsactiviteiten toe te staan die genoemd worden in twee categorieën hoger dan algemeen toelaatbaar is en voor bedrijven die niet genoemd worden in de Staat van Bedrijfsactiviteiten, op voorwaarde dat deze bedrijfsactiviteiten (als gevolg van de geringe omvang van hinderlijke (deel)activiteiten of door een milieuvriendelijke werkwijze) naar aard en invloed op de omgeving vergelijkbaar zijn met de bedrijfsactiviteiten genoemd in de lagere algemeen toegelaten milieucategorieën.

  • Detailhandel in volumineuze goederen

Detailhandel is op het bedrijventerrein niet toegestaan, aangezien deze behoren gehuisvest te worden in de daarvoor aangewezen winkelcentra. Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van deze gebruiksregel om bepaalde vormen van detailhandel in volumineuze goederen op het bedrijventerrein toe te staan, aangezien deze vorm van detailhandel zich vaak buiten de traditionele winkelcentra wil vestigen. Deze regeling sluit aan bij de Bedrijventerreinenvisie 2008 en de beleidsregels voor publieksfuncties op bedrijventerreinen.

  • Zelfstandige kantoren

In overeenstemming met het de Bedrijventerreinvisie 2008 en de beleidsregels voor publieksfuncties op bedriijventerreinen kan het bevoegd gezag bij een omgevingsvergunning afwijken van de specifieke gebruiksregels voor het toestaan van zelfstandige kantoren. Alvorens omgevingsvergunning te verlenen dient te worden getoetst aan een aantal voorwaarden die zijn opgenomen in de regels.

  • Wijzigingsbevoegdheden

Binnen de bestemming zijn twee wijzigingsbevoegdheden opgenomen. Om te voorkomen dat zich in het plangebied een planmer-plichtig bedrijf vestigt, waardoor er in dat kader een planMER voor het bestemmingsplan nodig is, zijn planmer-plichtige activiteiten niet rechtstreeks toegestaan. Door middel van de wijzigingsbevoegdheid kunnen deze alsnog worden toegestaan, mits vooraf een milieueffectenrapportage wordt opgesteld zoals bedoeld in de Wet milieubeheer. De tweede wijzigingsbevoegdheid heeft betrekking op het verwijderen van de aanduiding 'bedrijfswoning'.

Detailhandel - Volumineuze detailhandel

De gronden welke behoren tot de woonboulevard langs de Bosweg zijn bestemd voor detailhandel in volumineuze goederen en een lunchroom. Ter plaatse van de aanduiding 'sportcentrum' is, uitsluitend op de eerste verdieping, een fitnesscentrum toegestaan.

Gemengd

Binnen de bestemming Gemengd zijn de gronden bestemd voor bedrijven tot ten hoogste categorie 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten en voor detailhandelsbedrijven in volumineuze goederen.

Bouwregels

Bebouwing ten dienste van de bestemming Gemengd mag alleen worden gerealiseerd binnen de op de verbeelding aangegeven bouwvlakken.

Over het algemeen dient tot de zij- en achtererfgrens een minimale afstand van 3 m in acht te worden genomen indien niet in deze grens wordt gebouwd.

Op de verbeelding zijn maximale bebouwingspercentages aangegeven.

Bedrijfswoningen

Bedrijfswoningen zijn uitsluitend toegestaan bij bedrijven voor zover dit door middel van de aanduiding 'bedrijfswoning' is aangegeven.

Groen

De bestemming Groen is gegeven aan beeld- of structuurbepalend groen. Ook bermen, voet- en fietspaden en bijbehorende voorzieningen hebben deze bestemming gekregen.

Tuin

De voor Tuin aangewezen gronden zijn bestemd voor de voortuinen bij de woningen gelegen langs de Grote Woerdlaan.

Verkeer

Daar waar een weg een stroomfunctie heeft, zijn de gronden bestemd als Verkeer. Binnen het plangebied betreffen dit de Industriestraat, Verspycklaan, Dijkweg, Grote Woerdlaan, Bosweg en Burgemeester Elsenweg.

De gronden met de bestemming Verkeer zijn bestemd voor wegen met ten hoogste 1 doorgaande rijstrook per rijrichting. Opstelstroken en busstroken zijn daaronder niet begrepen. Binnen deze bestemming zijn zowel de wegen, de kruisingen als de bijbehorende voorzieningen mogelijk, zoals geluidswerende voorzieningen, fiets- en voetpaden, parkeer- en groenvoorzieningen, bermen, taluds, water, nutsvoorzieningen en straatmeubilair. Ten behoeve van deze bestemming mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd.

Verkeer - Verblijfsgebied

Daar waar het openbaar gebied een verblijfs- en verplaatsingsfunctie heeft, zijn de gronden bestemd als Verkeer - Verblijfsgebied. Binnen deze bestemming is een aantal daarin passende gebruiksvormen toegestaan zoals parkeren, groen- en waterpartijen, nutsvoorzieningen en fiets- en voetpaden.

Water

De in het plangebied aanwezige hoofdwatergangen (onder andere De Molenwatering), essentieel voor de waterhuishouding, zijn bestemd voor Water. De gronden op de kaart aangewezen voor Water zijn bestemd voor de waterhuishouding, waterberging, sierwater en verkeer te water. Binnen deze bestemming zijn uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, toegestaan zoals keermuren voor de waterbeheersing, oeverbeschoeiingen, duikers, bruggen en aanlegsteigers.

Wonen

De woningen langs de Grote Woerdlaan zijn voorzien van de bestemming Wonen. Het beleid is erop gericht de kwaliteit van de woonomgeving te behouden.

Naast de bestaande situatie en de bestaande mogelijkheden welke voortvloeien uit de vigerende regeling, is bij het toekennen van de bestemmingen het bieden van voldoende erfbebouwingsmogelijkheden voor de bestaande woningen het uitgangspunt. De basis voor de regeling van de bestaande woonfunctie wordt gevormd door een regeling bestaande uit bouwvlakken.

Bij de opstelling van het bestemmingsplan is voor alle woningen bepaald waar in de huidige situatie het hoofdgebouw (de woning zelf) en waar het bijgebouw (bijvoorbeeld garage) staat. Deze bestaande situatie is het uitgangspunt. Rekening houdend met karakteristieke voorgevelverspringingen en rooilijnen, zijn op de verbeelding bouwvlakken opgenomen waarmee de plaats van hoofdgebouwen juridisch is vastgelegd.

Erfbebouwing

De gronden achter en deels naast het hoofdgebouw c.q. de woning zijn te gebruiken voor uitbreiding van het hoofdgebouw of voor de bouw van bijgebouwen. Het gezamenlijk grondoppervlak van aan- en uitbouwen en bijgebouwen mag ten hoogste 50% van de bij het hoofdgebouw behorende gronden buiten het bouwvlak bedragen, tot een maximum van 50 m². Uitzondering hierop is dat de genoemde 50 m² vermeerderd kan worden met 10% van het oppervlak als het betrokken erf groter is dan 100 m². Het maximum aan aan- en uitbouwen en bijgebouwen bedraagt in dat geval dan ten hoogste 75 m². De regeling bevat verder bepalingen met betrekking diepte en hoogte van erfbebouwing.

Op deze manier worden er voldoende erfbebouwingsmogelijkheden geboden, terwijl de ruimtelijke kwaliteit niet onevenredig wordt aangetast.

Aan-huis-gebonden beroepen

Binnen de woonfunctie is het uitoefenen van aan-huis-gebonden beroepen in hoofdgebouwen mogelijk, mits de woonfunctie blijft prevaleren, geen hinder optreedt naar de woonomgeving en wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid. Om te garanderen dat de woonfunctie in overwegende mate behouden blijft, mag ten hoogste 25% van het vloeroppervlak worden benut ten behoeve van de kantoor, praktijk- of bedrijfsruimte met een maximum van 50 m².

Waarde - Archeologie

Een groot gedeelte van het plangebied heeft een redelijke tot grote kans op archeologische sporen. Om deze waarde te waarborgen, is een bestemming Waarde - Archeologie opgenomen. Deze bestemming fungeert als dubbelbestemming. Bouwwerken op gronden met samenvallende bestemmingen kunnen weliswaar worden gerealiseerd, maar dan met inachtneming van de in de planregels opgenomen voorwaarden. Daarvoor is een afwijkingsbevoegdheid opgenomen. Is er blijkens onderzoek geen sprake van archeologische waarden, dan kunnen de werken en bouwwerken met omgevingsvergunning worden gerealiseerd.

In het kader van de bescherming van de archeologische waarden is voor een aantal werken, niet zijnde bouwwerken, en werkzaamheden een verplichting tot het verlenen van een omgevingsvergunning opgenomen.

Archeologische waarden kunnen ook worden bedreigd door grondwerkzaamheden die samengaan met de aanleg van bijvoorbeeld wegen, bebouwing en watergangen. Ook ingrijpende agrarische werkzaamheden (diepploegen, onderbemalen) kunnen het bodemarchief onherstelbaar beschadigen en de daarin opgeslagen informatie verloren doen gaan. Deze gronden worden derhalve mede bestemd voor het behoud en de bescherming van de aanwezige archeologische waarden. Bouwen ten behoeve van samenvallende bestemmingen is met omgevingsvergunning en alleen toegestaan voor zover de archeologische waarden niet worden geschaad.

Waterstaat - Waterkering

Langs de Boschsloot, Dijkweg en de Molenwatering liggen boezemwaterkeringen. Deze gronden hebben een waterkerende functie of zijn van invloed op de waterkering. Er is sprake van samenvallende bestemmingen, waarbij de met Waterstaat - Waterkering samenvallende bestemmingen ondergeschikt zijn. Dit uitgangspunt is vertaald in de betreffende bouwregels. Langs de bestemming Waterstaat - Waterkering zijn beschermingszones aanwezig waarop de Keur van het Hoogheemraadschap van Delfland van toepassing is.

Voor het uitvoeren van werkzaamheden binnen de bestemming Waterstaat - Waterkering en in de beschermingszones is ontheffing vereist van het Hoogheemraadschap.

Algemene regels

In dit onderdeel van de regels komen algemene regels aan de orde die gelden voor alle bestemmingen in het bestemmingsplan. De algemene regels bestaan uit de volgende artikelen.

Antidubbeltelregel

Een antidubbeltelregel wordt opgenomen om te voorkomen dat, wanneer volgens een bestemmingsplan bepaalde bouwwerken niet meer dan een bepaald deel van een bouwperceel mogen beslaan, het opengebleven terrein niet nog eens meetelt bij het toestaan van een ander gebouw of bouwwerk, waaraan een soortgelijke eis wordt gesteld.

De formulering van de antidubbeltelregel wordt bindend voorgeschreven in het Besluit ruimtelijke ordening (artikel 3.2.4 Bro).

Algemene bouwregels

- Overschrijding bouwgrenzen

De aangegeven bouwgrenzen mogen worden overschreden met kleine bouwdelen. In dit artikel is geregeld hoe groot de overschrijding mag zijn en onder welke voorwaarden.

- Ondergrondse bouwwerken

In dit artikel is geregeld dat ondergronds bouwen slecht is toegestaan voor zover de ruimten zijn gelegen tussen de buitenwerkse gevels van het bovengronds gelegen gebouw.

Algemene afwijkingsregels

In dit artikel wordt aangegeven in hoeverre en in welke gevallen bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken ingeval van geringe afwijkingen van de bouwregels.

Algemene wijzigingsregels

In dit artikel wordt aangegeven in hoeverre en in welke gevallen van een wijzigingsbevoegdheid gebruik kan worden gemaakt ingeval van gewenste dan wel noodzakelijke geringe afwijkingen van de bestemmingsgrenzen.

Daarnaast is er een wijzigingsbevoegdheid opgenomen voor de wijziging van de dubbelbestemming Waterstaat - Waterkering, indien zulks van belang is voor de instandhouding en bescherming van de betreffende waterkering

Uitsluiting aanvullende werking bouwverordening

Deze bepaling geeft invulling aan de afstemmingsbepaling tussen de bouwverordening en het bestemmingsplan ingevolge artikel 9 van de Woningwet. Artikel 9 van de Woningwet regelt primair dat de bouwverordening buiten toepassing blijft voor zover deze niet overeenstemt met het desbetreffende bestemmingsplan. Voor zover het bestemmingsplan geen regels bevat ten aanzien van een onderwerp dat in de bouwverordening is geregeld, is de bouwverordening wel van toepassing, tenzij het bestemmingsplan anders bepaald.

De bepaling dient als uitwerking van de laatste zinsnede en voorkomt dat de bouwverordening onbedoeld aanvullend werkt bij onderwerpen die in het bestemmingsplan bewust niet zijn geregeld, bijvoorbeeld omwille van globaliteit. De relevante onderwerpen staan allemaal in paragraaf 2.5 van de bouwverordening.

Overige regels

In de bepaling is geregeld dat alle wettelijke regelingen waarnaar in de regels wordt verwezen, gelden zoals deze luidden op het moment van vaststelling van het plan.

Overgangs- en slotregels

Overgangsrecht

In dit artikel is het overgangsrecht voor gebruik en gebouwen opgenomen conform artikel 3.2.2 Bro.

Slotregel

In dit laatste artikel wordt de titel van het bestemmingsplan genoemd.

Hoofdstuk 5 Handhaving

5.1 Handhavingsbeleid

Handhaven op maat (1 februari 2011 door het college vastgesteld)

Op 1 februari 2011 hebben burgemeester en wethouders van Westland de beleidsnota 'Handhaven op maat' vastgesteld. Hierin zijn de doelen en richting voor milieuhandhaving en bouw- en woningtoezicht voor de komende vier jaren beschreven. De gemeente Westland wil een prettige woon-, werk- en leefomgeving voor haar burgers en ondernemers. Dat wil de gemeente bereiken door de duurzaamheid, veiligheid en leefbaarheid in het Westland te vergroten en te waarborgen. Handhaving is hierbij één van

de middelen die hiervoor wordt ingezet. Handhaving is dus geen doel op zich, maar een onderdeel van de reguleringsketen (ontwikkeling wet - en regelgeving – normstelling – vergunningverlening – uitvoering – toezicht -handhaving). De handhaving van de regelgeving vervat in dit plan is de bevoegdheid van burgemeester en wethouders. Het gaat daarmee met name om de planregels inzake het bouwen en het

gebruik van gronden en bouwwerken. Een aantal vormen van gebruik wordt specifiek aangeduid als strijdig met de bestemming, om handhavend optreden hiertegen goed mogelijk te maken. Uiteraard betreft het hier een niet-limitatieve opsomming. Handhaving van dit plan is van belang om de ruimtelijke kwaliteit en de leefbaarheid van in stand te houden. Daarnaast heeft handhaving uiteraard ook een belangrijke functie in het

kader van de rechtszekerheid en rechtsgelijkheid. De planregels in dit plan zijn voldoende duidelijk, concreet en toepasbaar om te kunnen handhaven. Handhaving van het plan zal in de praktijk primair plaatsvinden via de bestemmingsplantoets in het kader van de omgevingsvergunning en door feitelijk toezicht op de aanwezigheid van bouwwerken en op gebruiksactiviteiten. Binnen de gemeente heeft het team bouw- en woningtoezicht van de afdeling Ruimte, Omgeving en Veiligheid hierin een centrale taakstelling. Bij gebleken strijdigheid met het plan wordt, afhankelijk van de prioriteitsstelling, een handhavingtraject ingezet.

5.2 Resultaten Inventarisatie

Naam bedrijf: 'Peugot Eigenraam Naaldwijk', gelegen aan de Grote Woerdlaan 36f te Naaldwijk

Het betreft verkoop en onderhoud van automobielen. Gezien de reeds lange aanwezigheid en mogelijkheid om binnen dit bestemmingsplan detailhandel in volumineuze goederen op zichtlocaties op lokale bedrijventerreinen middels afwijking van het bestemmingsplan bij een omgevingsvergunning mogelijk te maken, wordt dit bedrijf voorzien van een nadere aanduiding (sdh-1).

Naam bedrijf: 'Fixet', kadestraal bekend, sectie H, met nummer 490 gelegen aan de Industriestraat 7 te Naaldwijk

Het betreft een bouwmarkt welke zeer lang op het bedrijventerrein gevestigd is.

Dit bedrijf wordt als zodanig opgenomen binnen dit bestemmingsplan middels specifieke subbestemming (sdh-2).

Naam bedrijf: 'Bromfietshandel Jan van Egmond', gelegen aan de Industriestraat 2 te Naaldwijk

Het betreft een per 1 januari 2009 overgenomen, reeds lang gevestigde, speciaalzaak in de tweewielerbranche van 'Piet Post'. Deze speciaalzaak wordt opgenomen binnen dit bestemmingsplan middels een specifieke subbestemming (sdh-3).

Naam bedrijf: 'Ladela Trendy Slapen', gelegen aan de Energiestraat 9 te Naaldwijk

Het betreft een bedrijf waar meubelen en accessoires voor de inrichting van slaapkamers, sinds lange tijd, worden verkocht. Dit bedrijf wordt opgenomen binnen dit bestemmingsplan middels een specifieke subbestemming (sdh-4) Wij stellen voor: detailhandel met betrekking tot woninginrichting.

Naam bedrijf: 'Bruynzeel Keukencentrum Westland', gelegen aan de Nijverheidsstraat 6 te Naaldwijk

Het betreft een keukenbedrijf dat wegens zijn lange aanwezigheid op het bedrijventerrein, opgenomen binnen het bestemmingsplan middels een specifieke subbestemming (sdh-5) detailhandel in Keukens.

Naam bedrijf: 'Aad Bom', gevestigd aan de Industriestraat 11 te Naaldwijk

Het betreft een bouwkundig ontwerp en adviesburo. Op basis van het voorgaande bestemmingsplan 'Naaldwijk Noordwest' was het toegestaan om kantoren te vestigen. Dit bedrijf is dan ook als zodanig in het nieuwe bestemmingsplan opgenomen.

Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid

6.1 Overleg Ingevolge Artikel 3.1.1 Bro

nr. samenvatting reactie aanpassingen
01 Pipeline Control
a. Geen opmerkingen Geen.
02 Westland Energy Solutions
a. Geen opmerkingen Geen.
03 Ministerie van Defensie
a. Geen opmerkingen Geen.
04 Tennet
a. Geen opmerkingen Geen.
05 Hoogheemraadschap van Delfland
a. Geeft aan dat de Burgemeester Elzenweg een waterkering bevat met een kernzone van 9,75 m en beschermingszone van 15 m. Wordt opgenomen op de planverbeelding. Plan wordt aangepast.
b. Verzoekt een algemene wijzigingsbevoegdheid op te nemen welke een verlegging van waterkeringen mogelijk maakt. Wordt opgenomen binnen de regels. Plan wordt aangepast.
c. Geeft aan dat bij wijziging van de waterstaatkundige eenheden het vereist is dat binnen het toekomstig gewijzigde gebied een evenredige hoeveelheid waterberging aanwezig dient te zijn overeenkomstig de hoeveelheid waterberging die geldt voor dat specifieke gebied. Wanneer een dergelijke wijziging plaats vindt zal bij een nieuwe ontwikkeling worden getoetst aan de waterbergingsnorm. Geen aanpassingen.
d. Wenst dat in de toelichting wordt opgenomen dat nieuwe ontwikkelingen moeten voldoen aan de waterbergingsnorm van 325 m³/ha. In de waterparagraaf is dit opgenomen. Geen.
06 VROM inspectie
a. Geen opmerkingen. Geen.
07 Nederlandse Aardoliemaatschappij
a. Geen opmerkingen. Geen.
08 Provincie Zuid-Holland
a. Geeft aan dat het beoordelingskader van het provinciaal belang per juli 2008 is vormgegeven in interim-beleid, bestaande uit de streekplannen en de nota Regels voor Ruimte. Het plan is op een enkel punt niet conform het beleid De ontbrekende punten zullen conform het beleid worden ingevuld. Plan wordt aangepast.
b. In het plan een strook als waterstaat is weergegeven en moet conform de nota Regels voor Ruimte worden bestemd. De aanwezige waterstaat zal conform de nota Regels voor Ruimte, rekening houdende met de DURP standaarden, worden aangepast. Plan wordt aangepast.
09 Kamer van Koophandel Den Haag
a. Geeft aan geen voorstander te zijn van nieuwe bedrijfswoningen op het bedrijventerrein. Het bestemmingsplan bepaald inderdaad dat er geen nieuwe dienstwoningen zijn toegestaan. Geen.
b. Vraagt zich af of het plan rekening houdt met de consequenties van een uitbreiding of verkoop van een bedrijf dat een specifieke subbestemming heeft en in een lagere milieu categorie is geplaatst ten opzichte van het voorgaande bestemmingsplan regime. Bedrijven welke niet binnen de voorgestelde milieucategorie passen krijgen een specifieke subbestemming. In het plan is verder een afwijkingsmogelijkheid opgenomen bij de Staat van Bedrijfsactiviteiten 'bedrijventerrein'. Wanneer aan de hierin opgenomen voorwaarden wordt voldaan, kan worden meegewerkt aan de uitbreiding van een bedrijf dat op zichzelf niet past binnen de voorgestelde milieucategorie. Geen.
c. Doet een oproep voor het gehele Westland om te zorgen voor voldoende ruimte voor bedrijven die tot een hogere milieucategorie behoren. De bedrijventerreinvisie Westland concludeert dat milieuhinderlijke bedrijven qua oppervlak nauwelijks kunnen uitbreiden. Inpassing van dergelijke bedrijven is mogelijk middels segmentering op bestaande en nieuwe terreinen.
Voor dit bestemmingsplan geld dat wegens de nabijheid van de woonkern Naaldwijk en de woonboulevard bedrijven met een hoge categorie slechts beperkt toelaatbaar zijn.
Geen.
d. Vraagt hoe het nog te verrichten onderzoek, genoemd op pagina 9 eerste alinea van de toelichting, zich verhoudt tot de in het voorontwerp voorgestelde verlaging van de milieucategorie. Deze alinea wordt uit het voorontwerp verwijderd. Het gaat hier om achterhaalde informatie.
Alinea wordt verwijderd
e. Geeft aan dat de beeldkwaliteit van het traditionele bedrijventerrein De Hoge Woerd rommelig van aard is. De KvK hoopt dat voor dit oude gedeelte financiële middelen gevonden kunnen worden ten behoeve van een revitalisatie. De herstructurering van bedrijventerrein De Woerd wordt sinds 2004 voorbereid. De financiën zijn altijd het knelpunt geweest. Inmiddels heeft de provincie Zuid-Holland een subsidie toegekend. Daarmee is de uitvoering een stap dichterbij gekomen. Geen.
f. Vermeld dat in de Ambachtstraat het CWI/Patijnenburg nieuwbouw gaat realiseren. De KvK vindt dit een prima ontwikkeling omdat dit nieuwe concept ook de link tussen onderwijs en arbeidsmarkt benadrukt. De ontwikkeling van Patijnenburg wordt mogelijk in dit bestemmingsplan. Geen.
g. Op het bedrijventerrein is er een beperkte parkeergelegenheid volgens de KvK. Nieuwe ontwikkelingen zullen aan actuele parkeernormen moeten voldoen. Onlangs zijn langs de Dijkweg, ter hoogte van het bestemmingsplan, een 10-tal parkeer havens gerealiseerd. Geen.
h. Vraagt aandacht voor parkeermogelijkheden voor vrachtwagens. De gemeente Westland is in overleg met de lokale ondernemers hoe hiermee moet worden omgegaan. Geen.
i. Vraagt in zijn algemeenheid aandacht voor de oprukkende detailhandelsactiviteiten op bedrijventerreinen. De bedrijventerreinenvisie Westland (juli 2008) geeft voor het bedrijventerrein de Hoge Woerd aan dat detailhandel in beginsel niet gewenst is op het bedrijventerrein. Voor bijzondere situaties is er een binnenplanse afwijking opgenomen voor volumineuze detailhandel. Geen.
10 Gasunie
a. Geen opmerkingen Geen.
11 Hulpverleningsregio Haaglanden
a. Verzoekt informatie over het bedrijf Bos Flowerbulbs omtrent de hoeveelheid gevaarlijke stoffen die op basis van de milieuvergunning kunnen worden opgeslagen, wat de status is van deze en wat de grote is van het invloedsgebied Informatie is toegezonden en het advies is ontvangen. De afwijkingsmogelijkheid voor Bevi-inrichtingen wordt uit het plan verwijderd. De toevoeging 'voor advies aan de regionale brandweer' is hiermee komen te vervallen.
Betreffende de overige adviezen wordt bekeken hoe met deze wordt omgegaan.
Plan wordt aangepast.

6.2 Economische Uitvoerbaarheid

Het voorliggende bestemmingsplan richt zich voornamelijk op de consolidatie van de huidige situatie. Bij het gebruikmaken van een wijzigingsbevoegdheid in de toekomst, is de financiële verantwoording wel aan de orde.

In dit plan kunnen verder hooguit door particulier initiatief wijzigingen in functies of bebouwing ontstaan. Er is geen sprake van kosten bij de gemeente waarop de regels ten aanzien van grondexploitatie in de Wro van toepassing zijn. Met de aangepaste milieuzonering wordt het bestemmingsplan aangepast aan de verplichtingen die voortvloeien uit huidige wet- en regelgeving. Waar mogelijk wordt hiervan afgeweken, om tegemoet te komen aan de nodige flexibiliteit. Omdat het bestemmmingsplan geen veranderingen meebrengt en de bestaande situaties die mogelijk strijdig zijn met actuele milieuregelgeving specifiek worden bestemd, kan een nader onderzoek naar de economische uitvoerbaarheid achterwege blijven. Gelet op de specifieke bestemmingen is toch gekozen om toch een onderzoek uit te laten voeren. Uit de risicoanalyse heeft bureau SAOZ geconcludeerd dat er geen planschade te verwachten valt.

Bijlage 1 Staat Van Bedrijfsactiviteiten

Bijlage 1 Staat van Bedrijfsactiviteiten

Bijlage 2 Lijst Van Zelfstandige Kantoren

  1. 1. Industriestraat 11
  2. 2. Industriestraat 11a
  3. 3. Hovenierstraat 117
  4. 4. Hovenierstraat 123

Bijlage 1 Toelichting Op De Aanpak Van Milieuzonering Met Behulp Van De Staat Van Bedrijfsactiviteiten

Bijlage 1 Toelichting op de aanpak van milieuzonering met behulp van de Staat van Bedrijfsactiviteiten

Bijlage 2 Overzicht Specifieke Bestemmingen

Bijlage 2 Overzicht specifieke bestemmingen

Bijlage 3 Stedenbouwkundige Randvoorwaarden Uitbreiding Bedrijventerrein

Bijlage 3 Stedenbouwkundige randvoorwaarden uitbreiding bedrijventerrein

Bijlage 4 Overlegreacties

Bijlage 4 Overlegreacties

Bijlage 5 Integrale Benadering Milieuzonering Teylingen En Hoge Woerd

Bijlage 5 Integrale benadering milieuzonering Teylingen en Hoge Woerd