Kern Monster
Bestemmingsplan - gemeente Westland
Onherroepelijk op 25-07-2014 - geheel onherroepelijk in werking
Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
1.1 aan-huis-gebonden onderneming
een onderneming welke gevestigd is of kan zijn in een woning en die toebehoort aan een natuurlijk persoon, welke in de betreffende woning woont en die geen personeel in dienst heeft, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en de onderneming de ruimtelijke uitstraling van de woonfunctie niet aantast.
1.2 aanbouw
een aparte ruimte die via het hoofdgebouw toegankelijk is en ruimtelijk ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.
1.3 aanduiding
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.
1.4 aanduidingsgrens
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.
1.5 achtererf
de gronden die behoren bij het hoofdgebouw en gelegen zijn achter de achtergevel van het hoofdgebouw of achter een denkbeeldige lijn in het verlengde daarvan.
1.6 antenne-installatie
een installatie bestaande uit een antenne, een antennedrager, de bedrading en de al dan niet in één of meer techniekkasten opgenomen apparatuur, met daarbij behorende bevestigingsconstructie.
1.7 archeologisch onderzoek
onderzoek verricht door of namens een dienst of instelling die over een opgravingsvergunning beschikt.
1.8 archeologische waarde
de aan een gebied toegekende waarde in verband met de in dat gebied voorkomende
overblijfselen uit oude tijden.
1.9 bebouwing
één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
1.10 bed & breakfast
een overnachtingsaccommodatie, gericht op het tegen betaling bieden van de mogelijkheid tot een veelal kortdurend recreatief verblijf met het serveren van ontbijt, gevestigd in een hoofd- of bijgebouw en gerund door de bewoner(s) van de betreffende woning.
1.11 bedrijf
een onderneming gericht op het vervaardigen, bewerken, installeren of inzamelen en verhandelen van goederen.
1.12 bedrijfsvloeroppervlak
de totale vloeroppervlakte van alle bouwlagen van een bedrijf met inbegrip van alle daartoe behorende ruimten, waaronder ontvangsthal, dienstruimten en magazijnen. Niet inbegrepen zijn inpandige dienstwoningen en gebouwde parkeervoorzieningen voor personenauto's. Wat betreft inpandige parkeerruimte valt een overdekte stallingruimte voor een busje of een vrachtwagen wel hieronder.
1.13 bedrijfswoning
een woning bij een bedrijf, die bestemd is voor bewoning door (het huishouden van) de ondernemer of door bij dat bedrijf werkzaam personeel.
1.14 bestaande bouwwerken
bouwwerken die op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan tot stand zijn gekomen of vergund zijn om tot stand te zullen komen met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.
1.15 bestaande afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen, dakopbouwen
afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen, dakopbouwen en bouwwerken, die op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan tot stand zijn gekomen of tot stand zullen komen met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Woningwet.
1.16 bestemmingsgrens
de grens van een bestemmingsvlak.
1.17 bestemmingsplan
de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.1783.ABP00000017-onhe met de bijbehorende regels en bijlagen.
1.18 bestemmingsvlak
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.
1.19 Bevi-inrichtingen
bedrijven zoals bedoeld in artikel 2 lid 1 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen.
1.20 bevoegd gezag
bevoegd gezag zoals bedoeld in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.
1.21 bijgebouw
een (vrijstaand of aan een hoofdgebouw aangebouwd) gebouw dat in functioneel en ruimtelijk opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw en geen rechtstreekse toegang tot het hoofdgebouw heeft.
1.22 bouwen
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.
1.23 bouwgrens
de grens van een bouwvlak.
1.24 bouwlaag
een doorlopend gedeelte van een gebouw dat wordt begrensd door vloeren of balklagen die op gelijke hoogte of bij benadering gelijke hoogte liggen. Het dient hierbij te gaan om horizontale bouwlagen.
1.25 bouwperceel
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.
1.26 bouwperceelgrens
de grens van een bouwperceel.
1.27 bouwvlak
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten.
1.28 bouwwerk
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.
1.29 bouwwijze
de wijze waarop het op een bouwperceel gelegen hoofdgebouw al dan niet is verbonden met het hoofdgebouw op een aansluitend bouwperceel; dit kan zijn:
- vrijstaand, twee-aaneen, gestapeld of aaneengebouwd.
1.30 boveninsteek
de snijlijn van het maaiveld en het beloop van een watergang.
1.31 buitenschoolse opvang
kindercentrum waarbij leerplichtige op de basisschool zittende kinderen buiten schooltijd overdag worden opgevangen en waarbij de vorm van dagopvang niet mag leiden tot een vorm waar gelegenheid is tot slapen.
1.32 consumentenvuurwerk
vuurwerk dat is bestemd voor particulier gebruik.
1.33 cultuurhistorische waarde
de aan een bouwwerk of gebied toegekende waarde in verband met ouderdom en/of historische gaafheid.
1.34 dakkapel
een constructie, welke ondergeschikt is aan het dakvlak, ter vergroting van een gebouw, die vrij ligt in het hellend dakvlak.
1.35 daknok
hoogste punt van een schuin dak.
1.36 dakopbouw
een toevoeging aan het dakvlak van een bouwmassa die niet vrij in het dakvlak ligt, maar ten minste de nok- of gootlijn of zijkant van het dakvlak raakt van het betreffende gebouw/de betreffende woning; het plaatsen van een dakopbouw gaat ten koste van de karakteristiek van het profiel van het gebouw/de woning.
1.37 dakvoet
laagste punt van een schuin dak.
1.38 detailhandel
het bedrijfsmatig te koop aanbieden (waaronder de uitstalling ten verkoop), verkopen, verhuren en leveren van goederen aan personen die de goederen kopen of huren voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.
1.39 dienstverlening
het bedrijfsmatig verlenen van diensten, waarbij het publiek rechtstreeks (al dan niet via een balie) te woord wordt gestaan en geholpen, zoals reis- en uitzendbureaus, kapsalons, pedicures, wasserettes, makelaarskantoren en bankfilialen.
1.40 erf
al dan niet bebouwde gronden die bij de hoofdmassa horen, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een hoofdgebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw, en voor zover een bestemmingsplan of beheersverordening van toepassing is, deze inrichting niet verbieden.
1.41 gebouw
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.
1.42 geluidshinderlijke inrichtingen
bedrijven in de zin van artikel 41 van de Wet geluidhinder en artikel 2.4 van het Inrichtingen- en vergunningenbesluit milieubeheer.
1.43 hoofdgebouw
een gebouw dat op een bouwperceel door zijn aard, constructie of afmetingen als belangrijkste bouwwerk valt aan te merken exclusief de aan- en uitbouwen of bijgebouwen.
1.44 horeca
het bedrijfsmatig verstrekken van ter plaatse te nuttigen voedsel en dranken, het bedrijfsmatig exploiteren van zaalaccommodatie en/of het bedrijfsmatig verstrekken van nachtverblijf.
1.45 jongerencentrum
een voorziening ten behoeve van de dagopvang van minderjarige personen.
1.46 kantoor
het bedrijfsmatig verlenen van diensten waarbij het publiek niet of slechts in ondergeschikte mate rechtstreeks te woord wordt gestaan en geholpen.
1.47 kap
een constructie van uitsluitend een of meer hellende dakvlakken met een helling van meer dan 20 en minder dan 65 graden.
1.48 lessenaarskap
eenzijdige kapconstructie met een helling van meer dan 20 en minder dan 65 graden waarbij het hoogste punt over de gehele, of nagenoeg de gehele lengte in één gevel is gelegen.
1.49 locatie ten behoeve van sociale ontmoetingen
locatie of gebouw ten behoeve van bijeenkomsten van personen welke gemeenschappelijk een sociale reden hebben om bij elkaar te komen en over iets spreken, zoals langdurig zieken of verslaafden.
1.50 nutsvoorzieningen
voorzieningen ten behoeve van telecommunicatie en de gas-, water- en elektriciteitsdistributie alsmede soortgelijke voorzieningen van openbaar nut, waaronder in ieder geval worden begrepen transformatorhuisjes, pompstations, gemalen, telefooncellen en zendmasten.
1.51 oorspronkelijke achtergevel
de achtergevel van het oorspronkelijk vergunde hoofdgebouw.
1.52 openbaar toegankelijk gebied
weg als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder b, van de Wegenverkeerswet 1994, alsmede pleinen, parken, plantsoenen, openbaar water en ander openbaar gebied dat voor publiek algemeen toegankelijk is, met uitzondering van wegen uitsluitend bedoeld voor de ontsluiting van percelen voor langzaam verkeer.
1.53 overkapping
een bouwwerk, geen gebouw zijnde, voorzien van een gesloten dak en met aan ten hoogste één zijde een gesloten wand, welke ruimtelijk ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.
1.54 peil
- a. voor gebouwen die onmiddellijk aan de weg grenzen: de hoogte van die weg;
- b. in andere gevallen en voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde: de hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld, waarbij plaatselijke, niet bij verder verloop van het terrein passende ophogingen of verdiepingen aan de voet van het bouwwerk, anders dan noodzakelijk voor de bouw ervan buiten beschouwing blijven; het bouwwerk wordt gemeten aan de kant waar het aansluitend afgewerkt maaiveld het hoogst is.
1.55 plan
het bestemmingsplan Kern Monster van de gemeente Westland.
1.56 recreatie-inrichtingen
een bedrijf dat in zijn algemeenheid gericht is op het bedrijfsmatig gelegenheid bieden van recreatie-activiteiten; de volgende specifieke vormen worden onder recreatie-inrichting begrepen:
- a. dansscholen en andere inrichtingen die geheel of gedeeltelijk zijn ingericht of worden gebruikt voor het dansen en waarbij het accent ligt op het lesgeven;
- b. sportscholen en fitnesscentra, alsmede andere gebouwen die geheel of gedeeltelijk zijn ingericht of worden gebruikt voor het beoefenen van sport;
- c. sauna's, badinrichtingen en dergelijke;
- d. inrichtingen die geheel of gedeeltelijk zijn ingericht of worden gebruikt voor het houden van recreatieve bijeenkomsten alsmede
- e. naar de aard daarmee gelijk te stellen bedrijven; onder recreatie-inrichtingen worden niet begrepen inrichtingen waarin drie of meer speelautomaten voor gebruikt ter plaatse zijn opgesteld.
1.57 risicovolle inrichtingen
inrichtingen als bedoeld in artikel 2 lid 1 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen.
1.58 seksinrichting
een voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig of daarmee naar de aard en omvang vergelijkbare activiteiten, in de vorm van seksuele handelingen worden verricht of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden; onder seksinrichting wordt in ieder geval begrepen een prostitutiebedrijf, een erotische massagesalon, een seksbioscoop of sekstheater, een sekswinkel, een seksautomatenhal en een seksclub of parenclub al dan niet in combinatie met elkaar.
1.59 Staat van Bedrijfsactiviteiten
de Staat van Bedrijfsactiviteiten die van deze regels onderdeel uitmaakt.
1.60 Staat van Horeca-activiteiten
de Staat van Horeca-activiteiten die van deze regels onderdeel uitmaakt.
1.61 straatmeubilair
bouwwerken ten behoeve van al dan niet openbare (nuts)voorzieningen, zoals:
- verkeersgeleiders, verkeersborden, informatieborden, zitbanken, bloembakken, telefooncellen, abri's, kunstwerken, bushaltes, speeltoestellen, fietsenrekken en draagconstructies voor reclame; kleinschalige bouwwerken ten behoeve van (openbare) nutsvoorzieningen met een inhoud van ten hoogste 50 m³ en een bouwhoogte van ten hoogste 3 m, waaronder begrepen voorzieningen ten behoeve van telecommunicatie, energievoorzieningen en brandkranen; afvalinzamelsystemen en hiermee gelijk te stellen bouwwerken.
1.62 uitbouw
uitbreiding van een ruimte in het hoofdgebouw tot buiten het bestaande oorspronkelijke hoofdgebouw (bijvoorbeeld erker) en welke ruimtelijk ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.
1.63 voorerf
de gronden die behoren bij het hoofdgebouw en gelegen zijn voor de, met een gevellijn op de planverbeelding aangegeven, voorgevel van dat hoofdgebouw of voor een denkbeeldige lijn in het verlengde daarvan.
1.64 voorgevel
de naar de weg gekeerde zijde of aan de voorzijde van een gebouw gelegen gevel en/of waar deze op de planverbeelding met een figuur is aangegeven.
1.65 voorgevelrooilijn
de lijn welke kan worden getrokken in het verlengde van de naar het openbare gebied gekeerde gevel(s) van de hoofdbebouwing of daar waar deze op de planverbeelding met een gevellijn is aangegeven.
1.66 woning
een complex van ruimten, dat blijkens de indeling en inrichting bestemd is voor de huisvesting van een huishouden.
1.67 zijerf
de gronden die behoren bij het hoofdgebouw en gelegen zijn aan de zijkant(en) van dat hoofdgebouw tussen de denkbeeldige lijnen in het verlengde van de voor- en achtergevel.
Artikel 2 Wijze Van Meten
Bij de toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
2.1 afstand
de loodrechte afstand tussen bouwwerken onderling en de afstand van bouwwerken tot perceelsgrenzen worden daar gemeten waar deze afstanden het kleinst zijn.
2.2 bouwhoogte van een antenne-installatie
- a. ingeval van een vrijstaande (schotel)antenne-installatie: tussen het peil en het hoogste punt van de (schotel)antenne-installatie;
- b. ingeval van een op of aan een bouwwerk gebouwde (schotel)antenne-installatie: tussen de voet van de (schotel)antenne-installatie en het hoogste punt van de (schotel)antenne-installatie.
2.3 bouwhoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.
2.4 breedte, lengte en diepte van een bouwwerk
tussen (de lijnen getrokken door) de buitenzijde van de gevels en het hart van de scheidsmuren.
2.5 goothoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot c.q. de druiplijn, het boeibord of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.
2.6 inhoud van een bouwwerk
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.
2.7 oppervlakte van een bouwwerk
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.
2.8 buitenwerkse maat
maten buitenwerks, waarbij uitstekende delen van ondergeschikte aard tot maximaal 0,5 m buiten beschouwing blijven.
2.9 vloeroppervlakte
de gebruiksoppervlakte volgens NEN2580.
2.10 bruto vloeroppervlakte
de vloeroppervlakte van een ruimte, gemeten op vloerniveau langs de buitenomtrek van de (buitenste) opgaande scheidingsconstructie, die de desbetreffende ruimte(n) omhullen.
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Bedrijf
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Bedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. bedrijven uit ten hoogste categorie B1 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten 'functiemenging';
- b. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - 1' ofwel '(sb-1)': tevens een bedrijfsactiviteit met SBI-code 45.0;
- c. ter plaatse van de aanduiding 'nutsvoorziening' ofwel '(nv)': nutsvoorzieningen uit ten hoogste categorie B1 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten 'functiemenging';
- d. ter plaatse van de aanduiding 'opslag' ofwel '(op)': uitsluitend bedrijfsmatige opslag;
- e. ter plaatse van de aanduiding 'wonen' ofwel '(w)': tevens het wonen uitsluitend op de verdiepingen;
- f. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals wegen, voet- en fietspaden,-, parkeervoorzieningen, laad- en losvoorzieningen, groen en water.
3.2 Bouwregels
Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:
3.3 Specifieke gebruiksregels
Met betrekking tot het gebruik gelden de volgende regels:
- a. geluidshinderlijke inrichtingen zijn niet toegestaan;
- b. risicovolle inrichtingen zijn niet toegestaan;
- c. opslag en verkoop van consumentenvuurwerk is niet toegestaan;
- d. opslag van goederen met een totale stapelhoogte van meer dan 4 m is op onbebouwde gronden niet toegestaan;
- e. per bedrijf is kantoorvloeroppervlakte die meer bedraagt dan 50% van de bruto vloeroppervlakte niet toegestaan; kantoorvloeroppervlakte van meer dan 400 m² per bedrijf is in geen geval toegestaan;
- f. ter plaatse van de aanduiding 'wonen' ofwel '(w)' wordt onder strijdig gebruik niet verstaan het gebruik van gedeelten van woningen ten behoeve van aan-huis-gebonden ondernemingen, mits:
- 1. de woonfunctie als primaire functie gehandhaafd blijft;
- 2. het netto vloeroppervlak in gebruik voor de aan-huis-gebonden onderneming niet groter is dan 25% van het vloeroppervlak van het hoofdgebouw met een maximum van 50 m²;
- 3. het gebruik niet leidt tot een onevenredige aantasting van de verkeersontsluiting en parkeersituatie ter plaatse;
- 4. er geen gebruik wordt gemaakt van gevelreclame;
- 5. de onderneming uitsluitend door één van de bewoners (zonder ander personeel) wordt uitgeoefend;
- 6. voor de activiteiten van de onderneming geen omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 2.1 eerste lid, onder e, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht is vereist en de inrichting valt onder het begrip type A van het Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer;
- 7. er geen horeca- en detailhandelsactiviteiten plaatsvinden;
- 8. de activiteiten worden uitgevoerd in het hoofdgebouw plus aan-, uitbouw en aangebouwd bijgebouw.
3.4 Afwijken van de gebruiksregels
Artikel 4 Centrum
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Centrum' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. het wonen;
- b. detailhandel en dienstverlening;
- c. bedrijven uit ten hoogste categorie B1 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten 'functiemenging';
- d. kantoren;
- e. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - 3' ofwel '(sba-3)': tevens een gemeentelijk monument;
- f. ter plaatse van de aanduiding 'horeca tot en met horecacategorie 1B' ofwel '(h<1B )': tevens een horecabedrijf uit ten de hoogste categorie 1B van de Staat van Horeca-activiteiten;
- a. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals wegen, voet- en fietspaden, parkeervoorzieningen, groenvoorzieningen en water.
4.2 Bouwregels
Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:
4.3 Specifieke gebruiksregels
Met betrekking tot het gebruik gelden de volgende regels:
- a. de opslag en verkoop van consumentenvuurwerk is niet toegestaan;
- b. verkooppunten voor motorbrandstoffen zijn niet toegestaan;
- c. detailhandel in volumineuze goederen is niet toegestaan;
- d. per zelfstandige kantoorvestiging bedraagt het bruto vloeroppervlak (bvo) ten hoogste 1.000 m²;
- e. de vloeroppervlakte ten behoeve van aan-huis-gebonden ondernemingen bedraagt ten hoogste 25% van de vloeroppervlakte van de hoofdgebouwen met een maximum van 50 m² voor zover:
- 1. de woonfunctie als primaire functie gehandhaafd blijft;
- 2. het gebruik niet leidt tot een onevenredige aantasting van de verkeersontsluiting en parkeersituatie ter plaatse;
- 3. er geen gebruik wordt gemaakt van gevelreclame;
- 4. de onderneming uitsluitend door één van de bewoners (zonder ander personeel) wordt uitgeoefend;
- 5. voor de activiteiten van de onderneming geen omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 2.1 eerste lid, onder e, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht is vereist en de inrichting valt onder het begrip type A van het Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer;
- 6. er geen horeca- en/of detailhandelsactiviteiten plaatsvinden;
- 7. de activiteiten worden uitgevoerd in het hoofdgebouw plus aan-, uitbouw en aangebouwd bijgebouw.
4.4 Afwijken van de gebruiksregels
Artikel 5 Cultuur En Ontspanning
5.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Cultuur en Ontspanning' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. ter plaatse van de aanduiding 'kinderboerderij' ofwel '(kb)': een kinderboerderij;
- b. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals wegen, voet- en fietspaden, parkeervoorzieningen, groenvoorzieningen en water.
5.2 Bouwregels
Op deze gronden mag gebouwd worden en gelden de volgende regels:
Artikel 6 Detailhandel
6.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Detailhandel' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. detailhandel en dienstverlening;
- b. ter plaatse van de aanduiding 'horeca tot en met horecacategorie 1B' ofwel '(h<1B )': tevens een horecabedrijf uit ten hoogste categorie 1B van de Staat van Horeca-activiteiten;
- c. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals groen, parkeervoorzieningen en water.
6.2 Bouwregels
Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:
6.3 Specifieke gebruiksregels
Met betrekking tot het gebruik gelden de volgende regels:
- a. de opslag en verkoop van consumentenvuurwerk is niet toegestaan;
- b. verkooppunten voor motorbrandstoffen zijn niet toegestaan.
- c. detailhandel in volumineuze goederen en grootschalige detailhandel is niet toegestaan.
Artikel 7 Gemengd - 1
7.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Gemengd - 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. het wonen;
- b. kantoren, uitsluitend op de begane grond;
- c. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals groen, wegen, voet- en fietspaden, parkeervoorzieningen en water.
7.2 Bouwregels
Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:
7.3 Specifieke gebruiksregels
Met betrekking tot het gebruik gelden de volgende regels:
- a. per zelfstandige kantoorvestiging bedraagt het bruto vloeroppervlak (bvo) ten hoogste 1.000 m²;
- b. verkooppunten voor motorbrandstoffen zijn niet toegestaan;
- c. de opslag en verkoop van consumentenvuurwerk is niet toegestaan;
- d. de vloeroppervlakte ten behoeve van aan-huis-gebonden ondernemingen bedraagt ten hoogste 25% van de vloeroppervlakte van de hoofdgebouwen met een maximum van 50 m² voor zover:
- 1. de woonfunctie als primaire functie gehandhaafd blijft;
- 2. het gebruik niet leidt tot een onevenredige aantasting van de verkeersontsluiting en parkeersituatie ter plaatse;
- 3. er geen gebruik wordt gemaakt van gevelreclame;
- 4. de onderneming uitsluitend door één van de bewoners (zonder ander personeel) wordt uitgeoefend;
- 5. voor de activiteiten van de onderneming geen omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 2.1 eerste lid, onder e, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht is vereist en de inrichting valt onder het begrip type A van het Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer;
- 6. er geen horeca- en of detailhandelsactiviteiten plaatsvinden;
- 7. de activiteiten worden uitgevoerd in het hoofdgebouw plus aan-, uitbouw en aangebouwd bijgebouw.
Artikel 8 Gemengd - 2
8.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Gemengd - 2' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. het wonen;
- b. detailhandel en dienstverlening, uitsluitend op de begane grond;
- c. ter plaatse van de aanduiding 'horeca tot en met horecacategorie 1B' ofwel '(h<1B )': tevens een horecabedrijf uit ten hoogste de categorie 1B van de Staat van Horeca-activiteiten;
- d. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van gemengd - 1': tevens detailhandel op de eerste verdieping;
- e. ter plaatse van de aanduiding 'parkeergarage' ofwel '(pg)': tevens voor een ondergrondse parkeervoorziening;
- f. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals groen, wegen, voet- en fietspaden, parkeervoorzieningen en water.
8.2 Bouwregels
Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:
8.3 Specifieke gebruiksregels
Met betrekking tot het gebruik gelden de volgende regels:
- a. verkooppunten voor motorbrandstoffen zijn niet toegestaan;
- b. de opslag en verkoop van consumentenvuurwerk is niet toegestaan;
- c. de vloeroppervlakte ten behoeve van aan-huis-gebonden ondernemingen bedraagt ten hoogste 25% van de vloeroppervlakte van de hoofdgebouwen met een maximum van 50 m² voor zover:
- 1. de woonfunctie als primaire functie gehandhaafd blijft;
- 2. het gebruik niet leidt tot een onevenredige aantasting van de verkeersontsluiting en parkeersituatie ter plaatse;
- 3. er geen gebruik wordt gemaakt van gevelreclame;
- 4. de onderneming uitsluitend door één van de bewoners (zonder ander personeel) wordt uitgeoefend;
- 5. voor de activiteiten van de onderneming geen omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 2.1 eerste lid, onder e, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht is vereist en de inrichting valt onder het begrip type A van het Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer;
- 6. er geen horeca- en of detailhandelsactiviteiten plaatsvinden;
- 7. de activiteiten worden uitgevoerd in het hoofdgebouw plus aan-, uitbouw en aangebouwd bijgebouw.
8.4 Afwijken van de gebruiksregels
Artikel 9 Gemengd - 3
9.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Gemengd - 3' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. kantoren;
- b. detailhandel en dienstverlening, uitsluitend op de begane grond;
- c. ter plaatste van de aanduiding 'gezondheidszorg' ofwel '(gz)': tevens voor medische voorzieningen;
- d. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals groen, wegen, voet- en fietspaden, parkeervoorzieningen en water.
9.2 Bouwregels
Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:
9.3 Specifieke gebruiksregels
Met betrekking tot het gebruik gelden de volgende regels:
- a. verkooppunten voor motorbrandstoffen zijn niet toegestaan;
- b. de opslag en verkoop van consumentenvuurwerk is niet toegestaan;
- c. per zelfstandige kantoorvestiging bedraagt het bruto vloeroppervlak (bvo) ten hoogste 1.000 m².
9.4 Afwijken van de gebruiksregels
Afwijking voor detailhandel en dienstverlening op de verdieping
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van lid 9.1 onder b ten einde detailhandel en dienstverlening tevens op de verdieping toe te laten, indien dit voor een doelmatige bedrijfsvoering noodzakelijk is en aangetoond is dat geen mogelijkheden voor uitbreiding op de begane grond aanwezig zijn.
Artikel 10 Groen
10.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. groen, water, speelvoorzieningen en voet- en fietspaden;
- b. ter plaatse van de aanduiding 'speeltuin' ofwel '(spt)': een speeltuin;
- c. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - 3' ofwel '(sba-3)': tevens een gemeentelijk monument;
10.2 Bouwregels
Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:
- a. op deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd;
- b. ter plaatse van de aanduiding 'speeltuin' bedraagt de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten hoogste 6 m;
- c. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 3 m.
Artikel 11 Horeca
11.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Horeca' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. horeca uit ten hoogste categorie 1B van de Staat van Horeca-activiteiten;
- b. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals groen, parkeervoorzieningen, wegen, voet- en fietspaden en water.
11.2 Bouwregels
Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:
11.3 Afwijken van de gebruiksregels
Afwijken van de Staat van Horeca-activiteiten
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van lid 11.1:
- a. om horecabedrijven toe te laten in één categorie hoger dan in lid 11.1, voor zover het betrokken horecabedrijf naar aard en invloed op de omgeving (gelet op de specifieke werkwijze of de bijzondere verschijningsvorm) geacht kan worden te behoren tot de categorieën zoals in lid 11.1 genoemd;
- b. om horecabedrijven toe te laten die niet in de Staat van Horeca-activiteiten zijn genoemd, voor zover het betrokken horecabedrijf naar aard en invloed op de omgeving geacht kan worden te behoren tot de horecacategorieën, zoals in lid 11.1 genoemd.
Artikel 12 Kantoor
12.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Kantoor' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. kantoren;
- b. ter plaatse van de aanduiding 'wonen' ofwel '(w)': tevens voor het wonen;
- c. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - 3' ofwel '(sba-3)': tevens een gemeentelijk monument;
- d. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals groen, parkeervoorzieningen, nutsvoorzieningen en water.
12.2 Bouwregels
Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:
12.3 Specifieke gebruiksregels
Met betrekking tot het gebruik gelden de volgende regels:
Artikel 13 Maatschappelijk
13.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Maatschappelijk' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. bibliotheken, sociale en culturele instellingen, gezondheidszorg, jeugd- en kinderopvang, onderwijs, openbare dienstverlening en verenigingsleven, religieuze en levensbeschouwelijke activiteiten en bijeenkomsten;
- b. ter plaatse van de aanduiding 'begraafplaats' ofwel '(bp)': uitsluitend een begraafplaats;
- c. ter plaatse van de aanduiding 'gemengd' ofwel '(gd)' uitsluitend:
- 1. op de begane grond: het wonen en maatschappelijke en culturele voorzieningen;
- 2. op de verdiepingen: het wonen;
- d. ter plaatse van de aanduiding 'gezondheidszorg' ofwel '(gz)': uitsluitend medische voorzieningen;
- e. ter plaatse van de aanduiding 'nutsvoorziening' ofwel '(nv)': uitsluitend nutsvoorzieningen uit ten hoogste categorie B1 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten 'functiemenging';
- f. ter plaatse van de aanduiding 'onderwijs' ofwel '(on)': uitsluitend onderwijs;
- g. ter plaatse van de aanduiding 'religie' ofwel '(re)': uitsluitend religieuze en levensbeschouwelijke activiteiten en bijeenkomsten;
- h. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - 2' ofwel '(sba-2)': tevens een rijksmonument;
- i. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - 3' ofwel '(sba-3)': tevens een gemeentelijk monument;
- j. ter plaatse van de aanduiding 'horeca tot en met horecacategorie 3' ofwel '(h<3)': tevens een horecabedrijf uit ten hoogste categorie 3 van de Staat van Horeca-activiteiten;
- k. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk - 1' ofwel '(sm-1)': uitsluitend overheidsvoorzieningen of kantoorfuncties;
- l. ter plaatste van de aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk - 3' ofwel '(sm-3)': uitsluitend maatschappelijke en culturele voorzieningen, educatieve voorzieningen en detailhandel met uitzondering van de verkoop en opslag van consumentenvuurwerk;
- m. ter plaatse van de aanduiding 'verenigingsleven' ofwel '(vl)': uitsluitend sociale en culturele voorzieningen en verenigingsleven;
- n. ter plaatse van de aanduiding 'wonen' ofwel '(w)': tevens het wonen;
- o. ter plaatse van de aanduiding 'welzijnsinstelling': tevens een locatie ten behoeve van sociale ontmoetingen;
- p. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals groen, parkeervoorzieningen, nutsvoorzieningen en water.
13.2 Bouwregels
Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:
13.3 Afwijken van de bouwregels
Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaald in lid 13.2.4 onder a voor de bouw van gebouwen ten behoeve van het onderhoud en/of beheer tot een gezamenlijke grondoppervlakte van ten hoogste 300 m², indien dit voor een doelmatig beheer noodzakelijk is.
13.4 Specifieke gebruiksregels
13.5 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders kunnen in het geval van beëindiging en/of verplaatsing van een functie uit artikel 13.1 lid b t/m artikel 13.1 lid o, uitgezonderd lid h, i en k, het plan wijzigen voor het vestigen van een maatschappelijke functie die niet overeenkomt met de op die locatie geldende aanduiding, met dien verstande dat:
- a. er op de betreffende locatie een functie als beschreven in artikel 13.1 lid b t/m artikel 13.1 lid o, uitgezonderd lid h en i, of daaraan gelijk te stellen wordt gevestigd;
- b. de nieuwe functie geen onevenredige afbreuk doet aan het woon- en leefmilieu in de directe omgeving;
- c. de nieuwe functie geen onevenredige toename van de verkeersaantrekking met zich meebrengt.
Artikel 14 Sport
14.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Sport' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. sportvoorzieningen ten behoeve van veldsporten;
- b. ter plaatse van de aanduiding 'sporthal' ofwel '(sph)': uitsluitend een sporthal;
- c. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van sport - schietbaan' ofwel '(ss-sb)': uitsluitend een schietbaan;
- d. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk - 2' ofwel '(sm-2)': tevens een jongerencentrum, niet zijnde een kinderdagverblijf of peuterspeelzaal;
- e. bij deze bestemming behorende en daaraan ondergeschikte horecavoorzieningen uit ten hoogste categorie 1B van de Staat van Horeca-activiteiten;
- f. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals groen, parkeervoorzieningen, (ontsluitings-)wegen, voet- en fietspaden en water.
14.2 Bouwregels
Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:
14.3 Afwijken van de gebruiksregels
Afwijken voor het vestigen van buitenschoolse opvang
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in voorschrift 14.1 voor het vestigen van buitenschoolse opvang, met in achtneming van de volgende voorwaarden:
- a. de buitenschoolse opvang dient qua aard, omvang en uitstraling te passen in de omgeving;
- b. de vestiging van de buitenschoolse opvang vindt naast of in combinatie met het volgens de betreffende bestemming toegestane gebruik plaats en mag daarvoor geen belemmering vormen;
- c. nieuwbouw en uitbreiding van bestaande gebouwen ten behoeve van buitenschoolse opvang is niet toegestaan; vestiging is uitsluitend mogelijk binnen bestaande gebouwen;
- d. er moet voldaan worden aan de parkeernorm, zoals opgenomen in het Westlands Verkeer en Vervoerplan;
- e. op de vestigingslocatie zijn slaapvoorzieningen niet toegestaan.
Artikel 15 Tuin
15.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Tuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. tuinen bij de op de aangrenzende gronden gelegen hoofdgebouwen;
15.2 Bouwregels
Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:
Artikel 16 Verkeer
16.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. wegen met ten hoogste 2 x 1 doorgaande rijstrook, alsmede opstelstroken, busstroken, voet- en fietspaden;
- b. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals geluidswerende voorzieningen, groenvoorzieningen, parkeervoorzieningen, reclame-uitingen en water.
16.2 Bouwregels
Op deze gronden worden uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gebouwd met dien verstande dat de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, anders dan voor verkeersregeling, verkeersleiding, wegaanduiding of verkeersverlichting, ten hoogste 3 m bedraagt.
Artikel 17 Verkeer - Verblijfsgebied
17.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Verkeer - Verblijfsgebied' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. verblijfsgebied met een functie voor verblijf, verplaatsing en gebruik ten dienste van de aangrenzende bestemmingen;
- b. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - 3' ofwel '(sba-3)': tevens een gemeentelijk monument;
- c. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer - 1' ofwel '(sv-1)' tevens een gebouwde parkeervoorziening;
- d. ter plaatse van de aanduiding 'parkeergarage' ofwel '(pg)': tevens voor een ondergrondse parkeervoorziening;
- e. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals voet- en fietspaden, groenvoorzieningen en parkeervoorzieningen.
17.2 Bouwregels
Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:
- a. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer - 1' ofwel '(sv-1)' is het toegestaan een gebouwde parkeervoorziening op te richten in ten hoogste één bouwlaag en een hoogte van maximaal 1,5 m ten opzichte van het maaiveld;
- b. op de overige gronden binnen deze bestemming mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met dien verstande dat de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, anders dan voor verkeersregeling, verkeersleiding, wegaanduiding of verkeersverlichting ten hoogste 3 m bedraagt
Artikel 18 Water
18.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. waterlopen ten behoeve van de waterhuishouding, waterberging, sierwater en het verkeer te water;
- b. bij deze bestemming behorende voorzieningen zoals groen, bruggen, duikers, aanlegsteigers en waterstaatkundige voorzieningen.
18.2 Bouwregels
Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:
- a. op deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd;
- b. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, anders dan ten behoeve van de verkeersregeling of de verlichting bedraagt ten hoogste 3 m.
Artikel 19 Wonen
19.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. het wonen;
- b. ter plaatse van de aanduiding 'bed & breakfast' ofwel '(bb)': tevens voor bed &breakfast;
- c. ter plaatse van de aanduiding 'detailhandel' ofwel '(dh)': tevens voor detailhandel met uitzondering van opslag en verkoop van consumentenvuurwerk;
- d. ter plaatse van de aanduiding 'dienstverlening' ofwel '(dv)': tevens voor dienstverlening;
- e. ter plaatse van de aanduiding 'garage' ofwel '(ga)': garages en bergplaatsen;
- f. ter plaatste van de aanduiding 'gezondheidszorg' ofwel '(gz)': tevens voor medische voorzieningen;
- g. ter plaatse van de aanduiding 'kantoor' ofwel '(k)': tevens voor kantoren;
- h. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk - 4' ofwel '(sm-4)': tevens een kinderdagverblijf;
- i. ter plaatse van de aanduiding 'parkeergarage' ofwel '(pg)': tevens voor een ondergrondse parkeervoorziening;
- j. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - 3' ofwel '(sba-3)': tevens een gemeentelijk monument;
- k. ter plaatse van de aanduiding 'horeca tot en met horecacategorie 1B' ofwel '(h<1B )': tevens een horecabedrijf uit ten hoogste categorie 1B van de Staat van Horeca-activiteiten;
- l. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - 2' ofwel '(sw-2)': tevens een dagopvang voor ouderen met een zintuiglijke, motorische of verstandelijke beperking;
- m. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - 3' ofwel '(sw-3)': tevens een buitenschoolse opvang;
- n. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - 4' ofwel '(sw-4)': tevens bijzondere woonvormen als groepsvormen, seniorenhuisvesting voor alleenstaanden, seniorenwoningen, seniorentehuizen, verzorgingstehuizen, gezinsvervangende woningen of daarmee gelijk te stellen woonvormen, alsmede voor de bij deze woonvormen behorende algemene voorzieningen, bouwwerken en erven;
- o. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer - parkeren' ofwel 'sv-pk': tevens voor een parkeerplaats op eigen erf;
- p. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals erven, hobbykassen, tuinen, water en parkeervoorzieningen.
19.2 Bouwregels
Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:
19.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen omtrent de plaatsing en de goot- en boeibordhoogte van aan- en uitbouwen en bijgebouwen, indien over een lengte van meer dan 2,5 m in de zijerfscheiding wordt gebouwd, teneinde te waarborgen dat de te bouwen gebouwen geen onnodige nadelige veranderingen teweegbrengen in de bezonningssituatie op de aangrenzende erven of tuinen en in de lichttoetreding van het naastgelegen hoofdgebouw, met dien verstande dat:
- a. daardoor de gebruikswaarde van het te bebouwen erf niet onevenredig wordt geschaad;
- b. de goot- of boeibordhoogte van (delen van) gebouwen niet wordt teruggebracht tot minder dan 2,5 m;
- c. geen inbreuk wordt gemaakt op het bepaalde in lid 19.2.2 onder a of b ten aanzien van het maximaal te bebouwen gedeelte van de gronden.
19.4 Specifieke gebruiksregels
Met betrekking tot het gebruik gelden de volgende regels:
Artikel 20 Leiding - Olie
20.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Leiding - Olie' aangewezen gronden zijn - behalve voor de andere aldaar geldende bestemming(en) - mede bestemd voor de aanleg en instandhouding van een olietransportleiding met een diameter van ten hoogste 3 inch en een druk van ten hoogste 95 bar met een daarbij behorende belemmeringenstrook. Ingeval van strijdigheid, gaan de regels van dit artikel vóór de regels die ingevolge andere artikelen op de betreffende gronden van toepassing zijn.
20.2 Bouwregels
Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:
- a. op deze gronden mogen ten behoeve van de in lid 20.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met een bouwhoogte van ten hoogste 3 m;
- b. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag - met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels - uitsluitend worden gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering.
20.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van de bouwregels voor het bouwen overeenkomstig de andere daar voorkomende bestemming(en) (lid 20.2 onder b) indien de veiligheid van de betrokken leiding niet wordt geschaad en vooraf schriftelijk advies is ingewonnen bij de betrokken leidingexploitant. Een omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien geen kwetsbare objecten worden toegelaten.
20.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 21 Waarde - Archeologie - 1
21.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologie - 1' aangewezen gronden zijn - behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) - mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van archeologische waarden.
21.2 Bouwregels
Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:
- a. op deze gronden mogen ten behoeve van de in lid 21.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met een bouwhoogte van ten hoogste 3 m;
- b. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag - met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels - uitsluitend worden gebouwd, indien:
- 1. de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het bouwen een rapport heeft overgelegd waarin de archeologische waarde van de betrokken locatie naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld;
- 2. de betrokken archeologische waarden, gelet op dit rapport, door de bouwactiviteiten niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning voor het bouwen voorschriften en beperkingen te verbinden, gericht op het behoud van de archeologische resten in de bodem, het doen van opgravingen dan wel het begeleiden van de bouwactiviteiten door een archeologische deskundige;
- c. het bepaalde in dit lid onder b1 en b2 is niet van toepassing, indien het bouwplan betrekking heeft op één of meer van de volgende activiteiten of bouwwerken:
- 1. vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering;
- 2. een bouwwerk met een oppervlakte van ten hoogste 50 m²;
- 3. een bouwwerk dat zonder graafwerkzaamheden dieper dan 30 cm en zonder heiwerkzaamheden kan worden geplaatst.
21.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 22 Waarde - Archeologie - 2
22.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologie - 2' aangewezen gronden zijn - behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) - mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van archeologische waarden.
22.2 Bouwregels
Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:
- a. op deze gronden mogen ten behoeve van de in lid 22.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met een bouwhoogte van ten hoogste 3 m;
- b. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag - met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels - uitsluitend worden gebouwd, indien:
- 1. de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het bouwen een rapport heeft overgelegd waarin de archeologische waarde van de betrokken locatie naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld;
- 2. de betrokken archeologische waarden, gelet op dit rapport, door de bouwactiviteiten niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning voor het bouwen voorschriften en beperkingen te verbinden, gericht op het behoud van de archeologische resten in de bodem, het doen van opgravingen dan wel het begeleiden van de bouwactiviteiten door een archeologische deskundige;
- c. het bepaalde in dit lid onder b1 en b2 is niet van toepassing, indien het bouwplan betrekking heeft op één of meer van de volgende activiteiten of bouwwerken:
- 1. vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering;
- 2. een bouwwerk met een oppervlakte van ten hoogste 100 m²;
- 3. een bouwwerk dat zonder graafwerkzaamheden dieper dan 50 cm en zonder heiwerkzaamheden kan worden geplaatst.
22.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 23 Waarde - Archeologie - 3
23.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologie - 3' aangewezen gronden zijn - behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) - mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van archeologische waarden.
23.2 Bouwregels
Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:
- a. op deze gronden mogen ten behoeve van de in lid 23.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met een bouwhoogte van ten hoogste 3 m;
- b. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag - met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels - uitsluitend worden gebouwd, indien:
- 1. de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het bouwen een rapport heeft overgelegd waarin de archeologische waarde van de betrokken locatie naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld;
- 2. de betrokken archeologische waarden, gelet op dit rapport, door de bouwactiviteiten niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning voor het bouwen voorschriften en beperkingen te verbinden, gericht op het behoud van de archeologische resten in de bodem, het doen van opgravingen dan wel het begeleiden van de bouwactiviteiten door een archeologische deskundige;
- c. het bepaalde in dit lid onder b1 en b2 is niet van toepassing, indien het bouwplan betrekking heeft op één of meer van de volgende activiteiten of bouwwerken:
- 1. vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering;
- 2. een bouwwerk met een oppervlakte van ten hoogste 250 m²;
- 3. een bouwwerk dat zonder graafwerkzaamheden dieper dan 50 cm en zonder heiwerkzaamheden kan worden geplaatst.
23.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 24 Waarde - Archeologie - 4
24.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologie - 4' aangewezen gronden zijn - behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) - mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van archeologische waarden.
24.2 Bouwregels
Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:
op deze gronden mogen ten behoeve van de in lid 24.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met een bouwhoogte van ten hoogste 3 m;
- c. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag - met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels - uitsluitend worden gebouwd, indien:
- 1. de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het bouwen een rapport heeft overgelegd waarin de archeologische waarde van de betrokken locatie naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld;
- 2. de betrokken archeologische waarden, gelet op dit rapport, door de bouwactiviteiten niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning voor het bouwen voorschriften en beperkingen te verbinden, gericht op het behoud van de archeologische resten in de bodem, het doen van opgravingen dan wel het begeleiden van de bouwactiviteiten door een archeologische deskundige;
- d. het bepaalde in dit lid onder b1 en b2 is niet van toepassing, indien het bouwplan betrekking heeft op één of meer van de volgende activiteiten of bouwwerken:
- 1. vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering;
- 2. een bouwwerk met een oppervlakte van ten hoogste 500 m²;
- 3. een bouwwerk dat zonder graafwerkzaamheden dieper dan 50 cm en zonder heiwerkzaamheden kan worden geplaatst.
24.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 25 Waarde - Karakteristiek
25.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Karakteristiek' bestemde gronden zijn – behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) – mede bestemd voor het behoud van de karakteristieke ruimtelijke kwaliteit.
25.2 Bouwregels
Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de bouwregels van de andere aldaar voorkomende bestemming(en):
- a. bij herbouw van gebouwen of de herinrichting van het openbaar gebied dienen de beeldkwaliteitseisen uit het 'beeldkwaliteitsplan Karakteristieke gebieden Monster' als bedoeld in Bijlage 3 van de toelichting in acht te worden genomen;
- b. ingeval van het samenvallen van deze gronden met de bestemming 'Waarde - Winkelgebied', waarbij toepassing van beide bepalingen niet met elkaar overeenstemmen, prevaleert de bestemming 'Waarde - Karakteristiek'.
25.3 Omgevingsvergunning voor het slopen
Artikel 26 Waarde - Winkelgebied
26.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Winkelgebied' bestemde gronden zijn – behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) – mede bestemd voor het behoud van de karakteristieke ruimtelijke kwaliteit van het winkelgebied.
26.2 Bouwregels
Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de bouwregels van de andere aldaar voorkomende bestemming(en). Ingeval van het samenvallen van deze gronden met de bestemming 'Waarde - Karakteristiek' prevaleert de bestemming 'Waarde - Karakteristiek'.
26.3 Omgevingsvergunning voor het slopen
Artikel 27 Waterstaat - Waterkering
27.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waterstaat - Waterkering' aangewezen gronden zijn - behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) - mede bestemd voor de waterkering. Ingeval van strijdigheid, gaan de regels van dit artikel vóór de regels die ingevolge andere artikelen op de betreffende gronden van toepassing zijn.
27.2 Bouwregels
Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:
- a. op de gronden mogen ten behoeve van de in lid 27.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met een bouwhoogte van ten hoogste 3 m;
- b. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag - met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels - uitsluitend worden gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering;
27.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van lid 27.2 onder b, indien de bij de betrokken bestemming behorende bouwregels in acht worden genomen en het waterkeringsbelang door de bouwactiviteiten niet onevenredig wordt geschaad. Alvorens te beslissen, winnen burgemeester en wethouders advies in bij de beheerder van de waterkering.
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 28 Antidubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 29 Algemene Bouwregels
29.1 Percentages op de planverbeelding
29.2 Hoogteaanduidingen op de planverbeelding
29.3 Overschrijding van hoogteaanduidingen op de planverbeelding
29.4 Algemene hoogtematen
Als maximaal toelaatbare bouwhoogte van bouwwerken, die geen gebouwen zijn, gelden de volgende maten, tenzij in hoofdstuk 2 anders is bepaald:
- erfafscheidingen tussen de openbare weg en 2 m achter de voorgevelrooilijn | 1 m; |
- erfafscheidingen elders | 2 m; |
- overkappingen | 3 m; |
- straatmeubilair | 3 m; |
- lichtmasten | 20 m; |
- antennes ten behoeve van telecommunicatie, niet zijnde schotelantennes | 5 m; |
- overige bouwwerken | 2 m. |
29.5 Overschrijding bouwgrenzen
De op de planverbeelding aangegeven bouwgrenzen mogen uitsluitend worden overschreden door:
- a. tot gebouwen behorende stoepen, stoeptreden en funderingen;
- b. bouwdelen als plinten, pilasters, kozijnen, standleidingen voor hemelwater, gevelversieringen, wanden van gevelversieringen, wanden van ventilatiekanalen en schoorstenen, indien en voor zover de overschrijding niet meer dan 0,5 m bedraagt;
- c. gevel- en kroonlijsten en overstekende daken, indien en voor zover de overschrijding niet meer dan 0,5 m bedraagt;
- d. rookkanalen, indien de overschrijding niet meer dan 0,5 m bedraagt;
- e. putten, leidingen, goten en inrichtingen voor de watervoorziening of de afvoer of verzameling van water, rioolstoffen, hijsinrichtingen, indien en voor zover de overschrijding niet meer dan 0,5 m bedraagt;
- f. bestaande dakopbouwen, bestaande luifels, en bestaande uitbouwen aan de voorzijde.
29.6 Ondergrondse bouwwerken
- a. De regels van dit plan zijn van overeenkomstige toepassing op ondergrondse bouwwerken.
- b. In aanvulling op het bepaalde onder a mogen ondergrondse ruimten slechts worden gerealiseerd voor zover deze zijn gelegen tussen de buitenwerkse gevels van het bovengronds gelegen hoofdgebouw.
29.7 Parkeernormering
Bij elke ontwikkeling wordt het Westlands Verkeer- en Vervoerplan 2005 toegepast.
29.8 Dakkapellen
De in de planregels of op de planverbeelding aangegeven goothoogte van gebouwen mag worden overschreden door dakkapellen, die voldoen aan de volgende voorwaarden:
- a. maatvoering achterzijde:
- 1. de dakkapel ligt aan alle zijden ten minste 0,5 m vrij in het dakvlak;
- 2. de dakkapel is gemeten van de voet van de dakkapel niet hoger dan 1,75 m;
- 3. de dakkapel mag niet meer dan 1 m uit de onderkant van het dakvlak staan;
- b. maatvoering voorzijde:
- 1. de dakkapel is niet breder dan 50% van de breedte van het dakvlak;
- 2. de dakkapel ligt aan alle zijden ten minste 0,5 m vrij in het dakvlak;
- 3. de dakkapel is gemeten van de voet van de dakkapel niet hoger dan 1,5 m;
- 4. de dakkapel mag niet meer dan 1 m uit de onderkant van het dakvlak staan.
29.9 Bestaande bouwwerken
Een bestaand bouwwerk, dat met een vergunning is gerealiseerd, mag worden teruggebouwd.
Artikel 30 Algemene Gebruiksregels
30.1 Strijdig gebruik
Onder strijdig gebruik als bedoeld in artikel 7.2 van de Wet ruimtelijke ordening in samenhang met artikel 2.1 lid 1 onder c van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht wordt in ieder geval verstaan:
- a. het gebruik van niet-bebouwde grond als permanente staan- of ligplaats van demonteerbare of verplaatsbare inrichtingen voor de verkoop van etenswaren en/of dranken;
- b. het gebruik van niet-bebouwde grond en/of water als staan- of ligplaats voor kampeermiddelen buiten de daarvoor aangewezen gronden; het gebruik van niet-bebouwde grond als staan- of ligplaats voor (menselijk of dierlijk) verblijf geschikte, al dan niet aan hun bestemming onttrokken, vaar- of voertuigen, arken of andere objecten, voor zover die niet als bouwwerk zijn aan te merken;
- c. het gebruik van niet-bebouwde grond als opslag, stort- of bergplaats van al dan niet afgedankte stoffen, voorwerpen en producten, tenzij dit gebruik noodzakelijk is voor of verband houdt met de verwerkelijking van de bestemming of met het op de bestemming gerichte beheer van de gronden;
- d. het gebruik van bouwwerken of de bouwwerken te laten gebruiken als seksinrichting.
30.2 Geen strijdig gebruik
Onder strijdig gebruik wordt niet verstaan:
- a. het gebruik van niet-bebouwde grond voor evenementen waarvoor een vergunning is verleend op grond van de Algemene Plaatselijke Verordening Westland;
- b. het gebruik van niet-bebouwde grond voor standplaatsen waarvoor een vergunning is verleend op grond van de Algemene Plaatselijke Verordening Westland.
Artikel 31 Algemene Afwijkingsregels
31.1 Algemene afwijkingsmogelijkheden
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd - tenzij op grond van hoofdstuk 2 reeds afwijking kan worden verleend - afwijking van de regels in het plan te verlenen voor:
- a. afwijkingen van voorgeschreven maten, waaronder percentages, met ten hoogste 10%, noodzakelijk wegens technische redenen;
- b. het bouwen van kleine niet voor bewoning bestemde gebouwtjes met een goothoogte van ten hoogste 3 m ten behoeve van openbare nutsbedrijven of voor andere naar doelstelling daarmee vergelijkbare gebouwtjes mits de inhoud van deze gebouwtjes niet groter is dan 60 m³ zoals transformatorhuisjes, schakelhuisjes, gemaalgebouwtjes, gasdrukregel- en meetstations, telefooncellen, toiletgebouwtjes en wachthuisjes voor verkeersdiensten;
- c. het bouwen van een tweedelijns dakkapel aan de achterzijde boven een bestaande dakkapel;
- d. het bouwen van straatmeubilair of andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde, die om waterstaatkundige of verkeerstechnische redenen noodzakelijk zijn, zoals duikers en keermuren met een bouwhoogte van ten hoogste 6 m;
- e. geringe veranderingen in de tracés van wegen en de aanpassing daaraan van de ligging en de vorm van bestemmingsgrenzen indien bij de definitieve uitmeting blijkt, dat een weg als gevolg van de werkelijke toestand van het terrein slechts kan worden aangelegd als op ondergeschikte punten van het plan wordt afgeweken, met dien verstande dat de veranderingen ten hoogste 2 m mogen bedragen;
- f. afwijkingen van het bestemmingsplan, teneinde de uitvoering van een bouwplan mogelijk te maken, indien op grond van een definitieve uitmeting of in verband met de verkaveling of situering blijkt, dat aanpassing van het bestemmingsplan noodzakelijk zou zijn en de afwijking van zo ondergeschikte aard blijft, dat de structuur van het bestemmingsplan niet wordt aangetast;
- g. overschrijding van bouwgrenzen, voor zover zulks van belang is voor een technisch of esthetisch betere realisering van bestemmingen of bouwwerken dan wel voor zover zulks noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein; de overschrijdingen mogen echter niet meer dan 3 m bedragen;
- h. het bouwen van zonnecollectoren, beeldende kunstwerken (waaronder begrepen follies), riool-overstortkelders, boven- en ondergrondse containerruimten, informatie- en reclameborden;
- i. het afwijken van de parkeernormering, zoals deze is opgenomen in het Westlands Verkeer- en Vervoerplan (WVVP) indien het voldoen aan die bepalingen door bijzondere omstandigheden op overwegende bezwaren stuit of voor zover op andere wijze in de nodige parkeervoorziening wordt voorzien.
31.2 Afwijking niet verlenen
Afwijking wordt in ieder geval niet verleend, indien daardoor onevenredig afbreuk wordt of kan worden gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.
Artikel 32 Algemene Wijzigingsregels
32.1 Overschrijding bestemmingsgrenzen
Burgemeester en wethouders kunnen de in het plan opgenomen bestemmingen wijzigen ten behoeve van overschrijding van bestemmingsgrenzen, voor zover zulks van belang is voor een technisch betere realisering van bestemmingen of bouwwerken dan wel voor zover zulks noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein. De overschrijdingen mogen echter ten hoogste 3 m bedragen en het bestemmingsvlak mag met ten hoogste 10% worden vergroot.
32.2 Waterstaat - Waterkering
Wijzigingsbevoegdheid voor aanpassing van de bestemming
Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming 'Waterstaat - Waterkering' deels uitbreiden, verplaatsen en verwijderen, indien:
- j. de dubbelbestemming door uitbreiding of verplaatsing van de waterkeringswerken niet meer noodzakelijk is dan wel elders noodzakelijk is;
- k. burgemeester en wethouders hiertoe over een positief advies beschikken van de waterbeheerder.
32.3 Waarde - Archeologie
Wijzigingsbevoegdheid voor verwijdering van de bestemming
Burgemeester en wethouders kunnen een of meer bestemmingsvlakken van de bestemming Waarde - Archeologie - 1 t/m - 4 geheel of gedeeltelijk verwijderen, indien:
- a. uit nader archeologisch onderzoek is gebleken dat ter plaatse geen archeologische waarden aanwezig zijn;
- b. het op grond van nader archeologisch onderzoek niet meer noodzakelijk wordt geacht dat het bestemmingsplan ter plaatse in bescherming en veiligstelling van archeologische waarden voorziet.
Artikel 33 Algemene Aanduidingsregels
33.1 Molenbiotoop
In afwijking van hoofdstuk 2 gelden ter plaatse van de aanduiding 'vrijwaringszone-molenbiotoop' de volgende regels:
- a. binnen de straal van 100 meter, gerekend vanuit het middelpunt van de molen, mag geen nieuwe bebouwing worden opgericht of beplanting aanwezig zijn, hoger dan de onderste punt van de verticaal staande wiek;
- b. binnen een afstand van 100 tot 400 m tot het middelpunt van de molen wordt geen bebouwing opgericht met een hoogte die meer bedraagt dan 1/30 van de afstand van het bouwwerk tot het middelpunt van de molen, gerekend vanaf de onderste punt van de verticaal staande wiek;
- c. het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van dit lid onder a, indien:
- 1. de vrije windvang of het zicht op de molen al zijn beperkt vanwege aanwezige bebouwing en de windvang en het zicht op de molen niet verder worden beperkt vanwege de nieuw op te richten bebouwing;
- 2. zeker is gesteld dat de belemmering van de windvang en het zicht op de molen door maatregelen elders in de molenbeschermingszone worden gecompenseerd;
- d. indien op grond van hoofdstuk 2 een lagere maximale bouwhoogte geldt dan de maximaal toelaatbare bouwhoogte ingevolge dit lid onder a t/m c, prevaleert de maximaal toelaatbare bouwhoogte van hoofdstuk 2.
33.2 Veiligheidszone - munitie
Het is verboden ter plaatse van de aanduiding 'veiligheidszone - munitie' nieuwe kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten op te richten.
Artikel 34 Overige Regels
34.1 Karakteristieke waardevolle bebouwing
34.2 Uitsluiting aanvullende werking bouwverordening
De regels van stedenbouwkundige aard en de bereikbaarheidseisen van paragraaf 2.5 van de bouwverordening zijn uitsluitend van toepassing, voor zover het betreft:
- a. bereikbaarheid van bouwwerken voor wegverkeer en brandblusvoorzieningen;
- b. brandweeringang;
- c. bereikbaarheid van gebouwen voor gehandicapten;
- d. de ruimte tussen bouwwerken;
- e. parkeergelegenheid en laad- en losmogelijkheden bij of in gebouwen.
34.3 Werking wettelijke regelingen
De wettelijke regelingen waarnaar in de regels wordt verwezen, gelden zoals deze luiden op het moment van vaststelling van het plan.
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 35 Overgangsrecht
35.1 Overgangsrecht bouwwerken
Voor bouwwerken luidt het overgangsrecht als volgt:
- a. een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
- 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
- 2. na het tenietgaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is tenietgegaan;
- b. het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van dit lid onder a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in dit lid onder a met maximaal 10%;
- c. dit lid onder a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
35.2 Overgangsrecht gebruik
Voor gebruik luidt het overgangsrecht als volgt:
- a. het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet;
- b. het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in dit lid onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind;
- c. indien het gebruik, bedoeld in dit lid onder a, na het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten;
- d. dit lid onder a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Artikel 36 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als 'Regels van het bestemmingsplan Kern Monster'.
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding
Monster is de lokale badplaats van het Westland en één van de langst bewoonde plekken in de gemeente. Gelegen aan de duinen, het strand en de zee ademt het de gemoedelijke sfeer van een rustig kustdorp. In Monster wonen veel mensen die werkzaam zijn in Den Haag en een rustige woonomgeving zoeken aan de kust. Hierdoor heeft Monster een sterk woonkarakter.
Mede gelet op het behoud van dit woonkarakter, zijn door de voormalige gemeente Monster met name in de jaren '90 van de vorige eeuw diverse bestemmingsplannen opgesteld voor de kern.
De gemeente Westland stelt in het kader van de actualiseringsslag van haar bestemmingsplannen nu een bestemmingsplan op voor vrijwel de gehele kern Monster. De doelstelling van het bestemmingsplan is om de uiteenlopende vigerende regelingen te vervangen door een uniforme en actuele bestemmingsregeling, rekening houdend met de huidige beleidskaders. Daarbij wordt aansluiting gezocht bij andere bestemmingsplannen voor de dorpskernen in de gemeente Westland, waaronder Honselersdijk, De Lier, Naaldwijk en 's Gravenzande.
1.2 Ligging Plangebied
Het plangebied omvat de gehele kern van Monster met uitzondering van het bedrijventerrein in het zuiden en de sportvelden in het noorden. Ook de meeste recente uitbreidingswijk 'Duingeest' behoort niet tot het plangebied. Het plangebied wordt begrensd door:
- in het noorden: de Slaperdijk, Aalscholver, Rijnweg en Oudenborch;
- in het oosten: de Madeweg en Molenweg;
- in het zuiden: de Emmastraat (N211);
- in het westen: de Karel Doormanweg, Heijdseweg, Golfslag en Zeereep.
De exacte begrenzing van het plangebied is weergegeven op figuur 1.1.
1.3 Vigerende Bestemmingsplannen
Voor het plangebied vigeren de volgende bestemmingsplannen:
bestemmingsplan | vastgesteld | goedgekeurd | |
Kerngebieden | 29-03-1994 | 18-10-1994 | |
Kerngebieden 1e partiële herziening | 18-07-1995 | 20-02-1996 | |
Kerngebieden 2e wijziging | 03-05-2005 | 29-07-2005 | |
Kerngebieden wijziging Choorstraat/Rembrandtstraat | 28-01-1997 | 13-05-1997 | |
Kerngebieden wijziging Burgemeester Kampschoërstraat 98 Monster | 28-02-2011 | n.v.t. | |
Zwartenhoek | 30-05-1995 | 19-09-1995 | |
De Kleine Geest 1996 | 25-02-1997 | 17-06-1997 | |
De Grote Geest Noord | 31-03-2004 | 02-11-2004 | |
De Grote Geest | 25-05-1993 | 28-09-1993 | |
De Grote Geest Zuid | 26-03-1996 | 17-07-1996 | |
De grote Geest Zuid - Eerste partiële herziening | 24-11-2009 | ||
Kerkpad/Hortensiastraat Monster | 02-06-2010 | n.v.t. |
1.4 Leeswijzer
Het bestemmingsplan Kern Monster bestaat uit een toelichting, de regels en een verbeelding. De toelichting is als volgt opgebouwd. In hoofdstuk 2 komt de gebiedsvisie aan de orde. Hierin wordt de ruimtelijke en functionele hoofdstructuur van het plangebied beschreven, alsmede de ruimtelijke kwaliteiten en aanwezige knelpunten. Dit tezamen leidt tot een beschrijving van de gemeentelijke visie op het gewenste behoud en beheer van de ruimtelijke kwaliteit in het plangebied.
In hoofdstuk 3 wordt onderzoek op het gebied van milieu, water, ecologie, archeologie en cultuurhistorie behandeld. In hoofdstuk 4 wordt dieper ingegaan op de planvorm en de achtergrond bij de regels die zijn opgenomen voor de verschillende bestemmingen. Tot slot wordt in de hoofdstukken 5 en 6 ingegaan op het handhavingsbeleid, de resultaten van de inventarisatie en de economische en de maatschappelijke uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan.
Hoofdstuk 2 Gebiedsvisie
2.1 Beleidskader
2.1.1 Rijksbeleid
Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (2012) & Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (2011)
Nederland concurrerend, bereikbaar, leefbaar & veilig. Daar streeft het Rijk naar met een aanpak die ruimte geeft aan regionaal maatwerk, de gebruiker voorop zet, investeringen scherp prioriteert en ruimtelijke ontwikkelingen en infrastructuur met elkaar verbindt. Een actualisatie van het ruimtelijk- en mobiliteitsbeleid is daarvoor nodig. De verschillende beleidsnota's op het gebied van ruimte en mobiliteit zijn gedateerd door nieuwe politieke accenten en veranderende omstandigheden zoals de economische crisis, klimaatverandering en toenemende regionale verschillen onder andere omdat groei, stagnatie en krimp gelijktijdig plaatsvinden. De structuurvisie Infrastructuur en Ruimte, welke op 22 november 2011 door de Tweede Kamer is aangenomen en begin 2012 in werking is getreden, geeft een nieuw, integraal kader voor het ruimtelijk- en mobiliteitsbeleid op rijksniveau en is de 'kapstok' voor bestaand en nieuw rijksbeleid met ruimtelijke consequenties.
Doelen
In de structuurvisie Infrastructuur en Ruimte formuleert het Rijk drie hoofddoelen om Nederland concurrerend, bereikbaar, leefbaar & veilig te houden voor de middellange termijn (2028):
- het vergroten van de concurrentiekracht van Nederland door het versterken van de ruimtelijk-economische structuur van Nederland;
- het verbeteren, in stand houden en ruimtelijk zekerstellen van de bereikbaarheid waarbij de gebruiker voorop staat;
- het waarborgen van een leefbare en veilige omgeving waarin unieke natuurlijke en cultuurhistorische waarden behouden zijn.
Het Westland is op de kaart van de nationale ruimtelijke hoofdstructuur aangewezen als Greenport (zie afbeelding).
![]() | ![]() |
Uitsnede kaart nationale ruimtelijke hoofdstructuur
De Nederlandse open economie raakt steeds meer verweven met die van sterke concurrenten als Duitsland, China en India. De kansen in het internationale speelveld liggen vooral bij de zogenoemde topsectoren: logistiek, water, hightech, creatieve industrie, energie, chemie en voedsel en tuinbouw. Veel van die sectoren zijn geconcentreerd in de stedelijke regio's rond de mainports, brainport en greenports. De ambitie is dat Nederland in 2040 behoort tot de top 10 concurrerende landen van de wereld door een goede ruimtelijk-economische structuur voor een excellent vestigingsklimaat voor bedrijven en kenniswerkers. Dit betekent onder andere een optimale internationale bereikbaarheid van stedelijke regio's in 2040 en uitstekende (logistieke) verbindingen van de mainports Rotterdam en Schiphol, de brainport Zuidoost Nederland en de greenports met Europa en de rest van de wereld.
De meeste topsectoren concentreren zich in stedelijke regio's en dan vooral in de stedelijke regio's rond de mainports, brainport en greenports. Vanwege deze concentratie en de nationale baten die daarmee gemoeid zijn, wil het Rijk in deze regio's extra inzetten op versterking van de concurrentiekracht. Hiervoor wordt een gebiedsgerichte, programmatische urgentieaanpak ingezet waarin afspraken over de versterking van de ruimtelijk-economische structuur in brede zin worden gemaakt met de decentrale overheden.
Nationale belangen
De structuurvisie Infrastructuur en Ruimte is vertaald in het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro). Het Barro omvat alle ruimtelijke rijksbelangen die juridisch doorwerken op het niveau van bestemmingsplannen. Het gaat om kaders voor onder meer het bundelen van verstedelijking, de bufferzones, nationale landschappen, de Ecologische Hoofdstructuur, de kust, grote rivieren, militaire terreinen, mainportontwikkeling van Rotterdam en de Waddenzee. Met het Barro maakt het Rijk proactief duidelijk waar provinciale verordeningen en gemeentelijke bestemmingsplannen aan moeten voldoen. Uit de regels en kaarten behorende bij de het Barro kan worden afgeleid welke aspecten relevant zijn voor het ruimtelijke besluit. Voor het plangebied is de volgende bepaling relevant:
- 1. Een excellent en internationaal bereikbaar vestigingsklimaat in de stedelijke regio's met een concentratie van topsectoren. In dit kader blijft het Rijk gebiedsgerichte afspraken maken met de stedelijke regio's (zoals Rotterdam) over de programmering van verstedelijking (woningbouw), zowel kwantitatief als kwalitatief.
2.1.2 Provinciaal beleid
Provinciale Ruimtelijke Structuurvisie 2020 (2010)
Een concurrerend, aantrekkelijk internationaal profiel, een duurzame en klimaatbestendige deltaprovincie, divers en samenhangend stedelijk netwerk, stad en land verbonden en een vitaal, divers en aantrekkelijk landschap, dat zijn de vijf integrale ruimtelijke hoofdopgaven die de basis vormen voor de structuurvisie 'Visie op Zuid-Holland'. De structuurvisie 'Visie op Zuid-Holland' vervangt het interim-beleid op basis van de huidige vier streekplannen in Zuid-Holland. Met de vaststelling van de provinciale structuurvisie en de provinciale Verordening Ruimte wordt aansluiting gezocht bij de instrumenten uit de Wet ruimtelijke ordening (Wro). De visie is vastgesteld op 2 juli 2010.
![]() | ![]() |
Uitsnede functiekaart Structuurvisie
Op de functiekaart van de structuurvisie is het plangebied aangewezen als stads- en dorpsgebied. De functiekaart geeft de gewenste ruimtelijke functies weer die in de structuurvisie zijn geordend, begrensd en vastgelegd als ruimtelijk beleid tot 2020. Zo biedt de kaart ruimte aan de diverse belangen in Zuid-Holland. De functiekaart is vergelijkbaar met de voormalige streekplankaarten.
Het provinciaal belang voor bestaand bebouwd gebied richt zich op de volgende ambities:
- bundeling van verstedelijking, infrastructuur, voorzieningen en economische activiteiten gericht op concentratie en functieafstemming (knopen- en locatiebeleid);
- stedelijke detailhandelsstructuur versterken;
- culturele en toeristische voorzieningen versterken (stedelijk).
Het uitgangspunt voor de leef-, werk- en woonomgeving in 2020 is bundeling van verstedelijking. Dit is meer dan het concentreren van wonen in steden. Zuid-Holland richt zich op een betere relatie tussen infrastructuur en verstedelijking, het onderling afstemmen van de verschillende voorzieningen en intensivering van het stedelijk gebied vooral in de invloedssfeer van hoogwaardig openbaar vervoer.
De verstedelijkingsopgave richt zich vooral op het bestaand stads- en dorpsgebied. Hier staat gedifferentieerd ruimtegebruik centraal. Dit maakt dit gebied aantrekkelijk voor mensen om te wonen en voor bedrijven om zich te vestigen. Dit betekent een verdergaande concentratie en intensivering van stedelijke functies in de stedelijke centra en rond haltes van het Zuidvleugel net. Er is daarbij onderscheid gemaakt tussen stedelijk gebied met hoogwaardig openbaar vervoer en het 'overig' stedelijk gebied. Monster maakt onderdeel uit van het 'overig' stedelijk gebied.
De provincie kiest ervoor om verstedelijking zoveel mogelijk in bestaand bebouwd gebied te concentreren. Hiermee worden investeringen in de gebouwde omgeving gebundeld, waardoor de kwaliteit van het bebouwde gebied behouden blijft en versterkt wordt. Alle kernen in de provincie zijn omgeven door bebouwingscontouren. Deze geven de grens van de bebouwingsmogelijkheden voor wonen en werken weer. De bebouwingscontouren zijn strak getrokken om het bestaand stedelijk gebied en de kernen, rekening houdend met plannen waar de provincie al mee heeft ingestemd en waarbinnen de woningbouwopgave tot 2020 kan worden geaccommodeerd.
Provinciale Verordening Ruimte (2010)
Samen met de Provinciale Structuurvisie is op 2 juli 2010 ook de provinciale Verordening Ruimte vastgesteld door Provinciale Staten. Waar de visie een zelfbindend document is voor de provincie, daar bevat de Provinciale Verordening regels die algemeen bindend zijn. Omdat het bestemmingsplan geen nieuwe functies mogelijk maakt, zijn de regels uit de Verordening niet in het geding.
2.1.3 Regionaal en gemeentelijk beleid
Regionaal structuurplan Haaglanden (2008)
Het algemeen bestuur van het Stadsgewest Haaglanden heeft in april 2008 het Regionaal Structuurplan Haaglanden 2020 (RSP 2020)vastgesteld.
Het RSP is een integraal plan voor de ruimtelijke ontwikkeling van Haaglanden en het kader voor het regionale beleid op het gebied van milieu, groen, mobiliteit, wonen en economie en voor lokale plannen, zoals de bestemmingsplannen. Het vastgestelde Regionaal Structuurplan Haaglanden kijkt naar 2020 (en soms 2030) en omvat de grote lijnen voor de ambities en ontwikkelingen op verschillende terreinen, zoals verkeer, wonen, werken, water, groen, etc.
De ambitie is dat het in heel Haaglanden voor iedereen goed wonen, werken en ontspannen is. De ruimtelijke structuur moet mensen stimuleren maatschappelijk actief te zijn en zich te ontwikkelen. Voldoende (ruimte voor) werkgelegenheid, een goed leefmilieu, een veilige leefomgeving, sociale cohesie en een herkenbare omgeving met identiteit, zijn hiervoor van belang. Ook moeten de gewenste voorzieningen voor onderwijs, zorg, cultuur en sport goed bereikbaar zijn. Het RSP2020 heeft voor deze onderwerpen vooral een faciliterend, stimulerende en attenderende rol.
Een aantal elementen uit het RSP Haaglanden die voor Monster van belang zijn betreffen:
- Monster staat aangegeven als badplaats en is onderdeel van de integrale opgave kustzone;
- de nieuwbouwlocaties Duingeest en Monster Noord zijn opgenomen;
- de verbreding van de Monstersevaart en de Vlotwatering gecombineerd met de ontwikkeling als groenblauwe schakel;
- een gewenste (nieuwe) boezemwater verbinding tussen de Boomawatering en de Vlotwatering;
- HO-buslijn over de Emmastraat;
- de verkenning van de nieuwe weg ten zuiden van Monster betreft de zogenaamde verlegde kustweg; deze verkenning is inmiddels afgerond en de verlegde kustweg is van de baan.
Visie Greenport Westland 2020 (2005)
De in 2005 vastgestelde 'Visie Greenport Westland 2020' schetst het ruimtelijk kader voor toekomstige ontwikkelingen op hoofdlijnen in de gemeente en daarbuiten. De ruimtelijke component en hoe om te gaan met de glastuinbouw cluster (inclusief de niet-ruimtelijke component) staan in de visie voorop. Naast een ruimtelijke vertaling op hoofdlijnen, biedt de visie ook de onderlinge afstemming van de ambities van de gemeente op de gebieden water en groen, verkeer en vervoer, wonen, het glastuinbouw cluster en de maatschappelijke en economische voorzieningen.
In de Visie Greenport Westland 2020 wordt aangegeven dat de kernen een belangrijke rol spelen in de aantrekkelijkheid en diversiteit van de gemeente Westland. Versterking van de Greenport door behoud van het duurzame glas heeft als consequentie dat uitbreiding en versterking van de functies wonen, maatschappelijke voorzieningen en detailhandel, infrastructuur, groen, water en milieu zoveel mogelijk binnen de bestaande kernen dienen plaats te vinden. Er ligt een stevige verdichtingsopgave. De noodzakelijke inhaalslag voor het bouwen van woningen voor jongeren en ouderen dient in de kernen plaats te vinden. In de kernen zijn dan ook de beste combinaties te maken tussen woningen en voorzieningen.
![]() | ![]() |
Uitsnede Greenport visie
Monster is in de visie aangeduid als een 'compact-dorps' gebied. De bebouwing van compact-dorpse kernen kenmerkt zich door een compacte bebouwingsstructuur, afwisseling in bouwvorm en menging van functies. Om aan te sluiten bij het karakter van de compact-dorpse kernen, wordt de verdichting in deze kernen compact gerealiseerd, waarbij op daarvoor geschikte locaties hoogbouw op beperkte en passende schaal kan worden ingezet.
Evaluatie Greenport Visie Westland 2020 (2010)
Deze evaluatie van de Greenport visie verwoordt het standpunt van de gemeenteraad over de (tussen)resultaten van de Greenport visie over met name de periode 1-1-2004 tot 1-1-2009 met voorstellen per onderdeel over hoe nu verder. De evaluatie bepaalt de koers voor de gemeentelijke structuurvisie. Voor het wonen (de belangrijkste functie in het plangebied) zijn de volgende beleidsuitgangspunten relevant.
Analyse van de woningbouw laat zien dat de woningvoorraad tussen 2004 en 2009 met 2.000 woningen is toegenomen. De uitleglocaties zijn vrijwel allemaal in ontwikkeling genomen maar de verdichting van de kernen blijft achter bij het gestelde doel. Tot 2020 kan de woningbehoefte opgevangen worden met de bestaande locaties zoals aangegeven op de plankaart van de Greenport visie inclusief een bijgestelde verdichtingsopgave.
De woningbouwopgave blijft ambitieus, maar wel realistisch. De oorspronkelijke woningbouwopgave tot 2020 wordt naar beneden bijgesteld. Voor de periode 2009 tot 2020 is de ambitie om 6.300 woningen netto aan de woningvoorraad, inclusief Westlandse Zoom, toe te voegen. Het gaat daarbij om 2.000 woningen op inbreidingslocaties in de kernen.
Uitgangspunten ruimtelijke ontwikkelingskaders voor de kernen (2007)
In de beleidsnota 'Uitgangspunten ruimtelijke ontwikkelingskaders voor de kernen' die in september 2007 is vastgesteld, is een aantal uitgangspunten voor de diverse kernen geformuleerd.
Opbouw van de kern
Monster is opgebouwd uit overwegend laagbouwwoningen, afgewisseld met hogere gestapelde woningbouw aan de randen. De voorzieningen zijn geconcentreerd in het centrum. De bedrijven bevinden zich op bedrijventerrein Vlotwatering aan de zuidwestzijde van de kern. De sport bevindt zich verdeeld over de kern in het Sportpark Polanen, het tennispark Rubenslaan en sporthal de Wielepet. De kern kende zijn grootste groei na de jaren 50 van de vorige eeuw. Van elke buurt is herkenbaar in welke periode het is gebouwd.
Toekomst van Monster
De kern zal uitbreiden tot 2020 naar weerszijden langs de strandwallen. Aan de noordzijde door de ontwikkelingen van Westlandse Zoom met woongebieden in een lage dichtheid. Het bestaande sportpark zal als overgang dienen tussen de bestaande buurten en de nieuwe. Aan de zuidwestzijde breidt Monster uit met een buurt die onderdeel is van de ONW-ontwikkelingen (Ontwikkelingsbedrijf Het Nieuwe Westland). Deze buurt zal de kop vormen van deze combinatie van wonen en ecologie en het vormt de kop van de kern aan deze zijde, aansluitend op de laatste uitbreidingsbuurt.
De nadruk voor woningbouw komt te liggen op doorstromers (met name ouderen) om zo de vergrijzingsgolf op te vangen. De ontsluitingsstructuur binnen de kern dient verduidelijkt te worden om de overzichtelijkheid, de oriëntatie en de doorstroming binnen de kern te verbeteren. Door de komst van de ecologische corridor van de Poelzone en het groene woongebied van Westlandse Zoom, krijgt de kustplaats Monster ook aan weerszijden groenblauwe randen.
Woningbouw
Monster is in de Greenport visie Westland aangeduid als 'compact-dorps'. Hoogbouw kan op daarvoor geschikte locaties op beperkte en passende schaal worden ingezet. In Monster is een gebouw met 5 lagen een hoog gebouw. Deze bevinden zich alleen aan de randen van de kern. In de ontwikkeling van de kern zal niet ontkomen kunnen worden aan hogere bebouwing. Niet alleen voor de financiële haalbaarheid, maar ook voor de markering en de accentuering ter versterking van de herkenbaarheid van de kern zelf. Het centrum heeft een kleinschalig en dorps karakter. Nieuwe invullingen zullen dat moeten versterken. De kerktoren mag niet overheerst worden door andere hoge bebouwing.
Centrum
Het centrumgebied kent veel leegstand. De gemeente is intensief bezig het gebied een impuls te geven om het duidelijker te profileren. Hierin speelt de verdichting van het centrum met woningen en diverse andere functies een versterkende rol. Speciale aandacht gaat naar de ontsluiting van het kernwinkelgebied en de presentatie van het te herstructureren gebied aan het Kerkplein.
Westlands Verkeers- en Vervoersplan 2005-2015
Met het Westlands Verkeers- en Vervoersplan (WVVP) wordt vanuit het oogpunt van verkeer en vervoer invulling gegeven aan het strategische beleid voor de gemeente Westland, zoals dat is beschreven in de Greenportvisie 2020. Op basis van deze vertaling zijn concrete projecten en maatregelen benoemd. Daarbij zijn prioriteiten bepaald en is een volgorde voor uitwerkingen realistisch weergegeven.
Door het uitvoeringsprogramma wordt de stap gezet van papier (beleid) naar de praktijk (uitvoering). Het uitvoeringsprogramma en bijbehorende investeringsprogramma passen binnen de huidige begroting. Tot 2011 zijn de budgetten voor dit uitvoeringsprogramma gereserveerd, wat maakt dat het plan realistisch en financieel uitvoerbaar is.
Met de wegcategorisering is aangegeven welke de voor het verkeer belangrijke gebiedsontsluitingswegen zijn. De onderstaande afbeelding toont de wegcategorisering voor Monster en Ter Heijde.
![]() | ![]() |
Wegencategorisering Monster en Ter Heijde (bron: inventarisatie gemeente Westland)
Het versterken van de infrastructuur betekent in het geval van Monster onder andere het opwaarderen van de profielen van de gebiedsontsluitingswegen Molenlaan, de Haagweg en de Emmastraat.
Onderdeel hiervan is het herkenbaar maken van de verkeersstructuur door het consequent aanbrengen van wegbegeleidende (boom)beplantingen.
Het aanvullend fietspadennet moet de fietspadenstructuur completeren. Bij Monster wordt een tweetal nieuwe routes aangelegd: de route Arendsduin-Staalduin, langs de Vlotwatering en de route Ter Heijde-Staalduin, door Monster heen. Ook is in het WVVP is de parkeernormering voor het Westland vastgelegd. Nieuwe ontwikkelingen dienen zich hiernaar te voegen. Deze normering verschilt per gebied binnen de kern en is afhankelijk van het type functie en de prijsklassen van de woningen.
Milieubeleidsplan 2005-2010 'Westland, glashard voor het milieu'/MUP 2011
De inspanningen uit het verleden waren voornamelijk gericht op het verbeteren van de sectorale milieukwaliteit. In de toekomst moet ook een bredere kwaliteitsverbetering worden gerealiseerd. Het milieubeleidsplan moet een bijdrage leveren aan een gezonde, veilige en aantrekkelijke leefomgeving.
Het milieubeleidsplan is door de raad in 2005 vastgesteld en heeft als doelstelling: 'Het verbeteren van de leefbaarheid op de korte termijn en het leveren van een bijdrage aan de duurzaamheid van de gemeente op de lange termijn, waarbij aansluiting bij actuele en toekomstige ontwikkelingen kansen biedt om eventueel bestaande knelpunten op te lossen en toekomstige te voorkomen'.
Het Milieu-uitvoeringsprogramma (MUP) 2011 is een overgangsprogramma tussen het inmiddels aan het eind van zijn looptijd gekomen Milieubeleidsplan 2005-2010 en een te ontwikkelen 'Uitvoeringsprogramma Duurzaamheid'. Het zal daarbij gaan om een concreet uitvoeringsprogramma, dat bijdraagt aan te formuleren gemeentelijke duurzaamheidsdoelstellingen. Het MUP is een instrument om onder meer de uitvoering van de milieuambities te kunnen sturen.
Voor wat betreft het aspect ruimtegebruik is de milieustrategie gericht op de volgende doelstelling: 'Functiemenging waar het kan en functiescheiding waar het moet.' Deze en alle andere relevante milieuambities en uitgangspunten worden ingebracht in ruimtelijke ontwikkelingsprojecten.
Beleid Duurzaam Bouwen 2006-2010
De doelstelling van de gemeente is door middel van duurzaam bouwen de milieubelasting terug te dringen: bouwen met zorg voor het milieu. Dit betekent dat in een vroeg stadium de schade voor het milieu moet worden beperkt, dus al tijdens het ruimtelijk en stedenbouwkundig ontwerp en in alle fasen van de bouw. De gemeente stelt beleid Duurzaam Bouwen op, op gebouwniveau en op het gebied van de grond-, weg- en waterbouw. Beleid Duurzaam Bouwen op stedelijk niveau, voor ruimtelijke en stedelijke ontwikkeling, is opgenomen in het Milieubeleidsplan 2005-2010. Als instrument voor duurzaam bouwen bij nieuwbouw, woning- en utiliteitsbouw, wordt het pakket Gemeentelijk Praktijk Richtlijn (GPR-gebouw) gebruikt. Dit is een digitaal instrument om de duurzaamheid van nieuwbouwwoningen en utiliteitskantoren (kantoren en schoolgebouwen) in kaart te brengen door middel van rapportcijfers, met als doel duurzaam bouwen meetbaar en bespreekbaar te maken. Thema's van dit instrument zijn energie, materiaal, afval, water, gezondheid en integrale woonkwaliteit.
Beleidsnotitie conventionele explosieven in het Westland (2006)
In de Beleidsnotitie conventionele explosieven in het Westland wordt beschreven hoe om moet worden gegaan met dieptewerkzaamheden op locaties die mogelijk conventionele explosieven bevatten. De basis voor het gemeentelijk beleid voor het opsporen van explosieven is de explosieven risicokaart. Deze kaart geeft een eerste indicatie van het mogelijke gevaar van dieptewerkzaamheden op bepaalde locaties in het Westland.
In het plangebied zijn geen mogelijke vindplaatsen van conventionele explosieven aanwezig.
Beleid en beleidsregels voor opslag en verkoop van consumentenvuurwerk in Westland
In deze nota wordt aangegeven dat het wenselijk is een goede ruimtelijke spreiding van de verkooppunten van consumentenvuurwerk te bewerkstelligen. Doel bij een ruimtelijke benadering is het bereiken van een gelijkmatige spreiding van (kleine) bedrijven voor verkoop en opslag van consumentenvuurwerk over het Westland, om op deze wijze straathandel en vuurwerktoerisme zoveel mogelijk te voorkomen. Daarbij moet er binnen elk verzorgingsgebied sprake zijn van voldoende (vuurwerk)aanbod om de lokale markt te voorzien en zodoende illegale handel in principe overbodig te maken en te voorkomen.
Het uitgangspunt voor opslag en verkoop van consumentenvuurwerk van de gemeente Westland is:
Ruimte bieden aan ondernemers voor opslag en verkoop van consumentenvuurwerk met inachtneming van veiligheid en milieuregelgeving onder voorwaarde van een goede ruimtelijke spreiding.
Met daarbij de volgende randvoorwaarden:
- in de gemeente Westland wordt alleen consumentenvuurwerk opgeslagen. Opslag en verkoop van professioneel vuurwerk is niet toegestaan;
- iedere vestiging van opslag en verkoop van consumentenvuurwerk zal worden getoetst aan voldoende ruimtelijke spreiding in de gemeente Westland;
- in de gemeente Westland worden maximaal 18 vestigingen voor opslag- en verkooppunten van consumentenvuurwerk toegestaan;
- opslag tot en met 1.000 kg is beperkt toegestaan in de dorpskernen;
- nieuwe vestiging in de dorpskernen is niet toegestaan;
- de vestiging van bedrijven met een opslag tot en met 10.000 kg heeft de voorkeur in gebieden waar een bedrijfsbestemming geldt of in tuincentra;
- opslag boven de 10.000 kg consumentenvuurwerk is uitgesloten;
- bestaande bedrijven in strijd met deze uitgangspunten mogen de activiteiten voortzetten.
In de planregels van het voorliggende bestemmingsplan is opgenomen dat opslag en verkoop van consumentenvuurwerk niet is toegestaan. Het aanwezige verkooppunt van consumentenvuurwerk in het plangebied heeft een maatbestemming gekregen.
Ruimtelijk kader kinderopvang gemeente Westland (2011)
In deze beleidsnotitie staat één centrale vraag centraal, namelijk 'hoe kan door het opstellen van een ruimtelijk kader de vraag naar en het aanbod van kinderopvang beter op elkaar afgestemd worden en hoe kunnen er voldoende mogelijkheden voor doorontwikkeling van kinderopvang in Westland blijven en kan er duidelijkheid aan de kinderopvang en andere organisaties worden gegeven'.
Uit deze beleidsnotitie wordt duidelijk dat wat betreft buitenschoolse opvang (bso) voor kinderen in de schoolgaande leeftijd, de gemeente mee wil werken aan de vestiging daarvan op onder andere locaties buiten de woonkernen die zijn ingericht voor sport. Reden is dat buitenschoolse opvang zich qua opzet, inrichting en uitvoering uiterst goed leent voor aanpassen van het 'product' op de behoeften van de jeugd, waarbij de schoolgaande kinderen veelal behoefte hebben om te bewegen. Op sportterreinen is hier voldoende gelegenheid voor.
2.1.4 Conclusie
Het plangebied wordt beschouwd als bestaand stedelijk gebied en valt binnen de rode contour. Het bestemmingsplan maakt geen nieuwe functies mogelijk en vormt zodoende geen basis voor inbreiding van de kern Monster. Het plan draagt zodoende niet bij aan de uitvoering van het beleid. Daarentegen maakt het ook geen andere ontwikkelingen mogelijk, het plan legt uitsluitend de bestaande juridisch-planologische situatie vast. Het beleidskader staat de uitvoering van voorliggende bestemmingsplan zodoende niet in de weg.
2.2 Ruimtelijk Functionele Structuur
Ligging plangebied
Het bestemmingsplangebied omvat het grootste deel van het dorpsgebied van Monster met uitzondering van de iets ten westen van de Zeereep gelegen nieuwbouwbuurt rond de Marmerschelp en Tweetandschelp. De begrenzingen van het plangebied volgen globaal gezien:
- in het noorden: de Slaperdijk, Aalscholver, Rijnweg en Oudenborch;
- in het oosten: de Madeweg en Molenweg;
- in het zuiden: de Emmastraat (N211);
- in het westen: de Karel Doormanweg, Heijdseweg, Golfslag en Zeereep.
Beschrijving historische structuur
De kern Monster ligt direct achter de duinen ten zuidwesten van Den Haag en wordt aan de oostzijde, zuidoostzijde en westzijde begrensd door kassen en in het zuidwesten door een bedrijventerrein. Aan de noordoostzijde liggen een sportcomplex en het zwembad De Boetzelaer. Aan de noordwestzijde ligt achter de Slaperdijk, de relatief smalle en deels bebouwde duinzone bij Ter Heijde. Vanuit de woonkern leiden drie strandafslagen naar de Noordzeekust (Strand van Ter Heijde en Strand Monster), namelijk de Strandweg, Karel Doormanweg en de Molenslag-Verlengde Molenweg.
Historische kaart Monster (1712)
Monster is als kloosterdorp ontstaan op de hoge zandgronden van de strandwallen en de oude duinen. De historische kern van Monster is gelegen bij de samenkomst van een min of meer noord-zuidgerichte kustroute (vanuit Den Haag via Loosduinen naar 's Gravenzande en verder naar de Oude Maasdijk) en een route over een meer oostelijk gelegen oude strandwal (van Voorschoten-Voorburg-Rijswijk-Wateringen-Poeldijk) naar de duinen. Op de strandwallen richting Den Haag ontstonden landgoederen en buitenplaatsen (zoals Ockenburgh, Bloemendaal, Solleveld en Langeveld) en langs de uitvalswegen een aantal hofsteden en lintbebouwing. De Rijnweg is de oude uitvalsweg naar Den Haag. Ten zuiden van Monster ligt de Gantel, destijds een open kreek naar de Noordzee. Een kanaal verbond Monster met de het Nieuwe Water en met de Gantel.
De historische kern van Monster kenmerkte zich rond 1850 door een driehoekige plattegrond (Molenbrink-Molenstraat-Kerkplein) welke door middel van een aantal routes met het ommeland was verbonden, namelijk de Choorstraat en Poeldijksche weg in het oosten, de Monsterse Vaart en huidige Gantellaan in het zuiden, het Kerkpad in het westen en de Molenstraat in het noorden.
Direct ten zuiden van de door Molenbrink, Molenstraat en Kerkplein gevormde driehoek, stond de oude dorpskerk samen met het raadhuis op een rond plein (Kerkplein/Onder de Toren). Direct ten zuiden van dit ronde plein strekte zich de haven uit in zuidwaartse richting via de Monsterse Vaart naar de Gantel. Iets meer westelijk sloot vanuit het zuiden de Herenstraat aan op het plein. Deze over de strandwal lopende straat bevatte iets ten zuiden van de kerk een pleinvormige verbreding in het profiel. Deze plaatselijke verbreding is karakteristiek voor veel van de op de strandwallen ontstane kernen en werd van oudsher gebruikt als marktplaats.
Hierdoor is er sprake van een zekere radiale structuur van de historische kern, waarbij het Kerkplein als middelpunt fungeert. De aansluitende wegen liepen over de hoger gelegen gronden naar de andere bewoonde plekken in het Westland. Karakteristiek voor het Kerkplein zijn de bebouwingswanden met individuele panden in een wisselende rooilijn. De Herenstraat, Zeestraat, Molenstraat, Havenstraat en Choorstraat vormen de radiale historische wegen.
De historische wegen, die nog binnen de huidige stedenbouwkundige structuur van de dorpskern herkenbaar zijn gebleven, betreffen de Poeldijkseweg, Choorstraat, 's Gravenzandseweg, Rijnweg, Heijdseweg, Slaperdijk, Madeweg, Haagweg, Molenstraat en het stratenpatroon rond de kerk en voormalige haven (onder meer Herenstraat, Kerkpad, Kerkplein, Molenweg, Molenbrink en Havenstraat). Een groot deel van de hier aanwezige bebouwing - waaronder monumenten en MIP-panden - bestaat uit al dan niet vrijstaand of in korte rijen aaneengebouwde vooroorlogse woningen in één of twee bouwlagen onder kap. Deze, maar ook de overige woningen langs deze straten, kenmerken zich door een sterke variatie in typologie en vormgeving. Plaatselijk komt nieuwbouw voor zoals het appartementencomplex bij De Masemunde en Schubert, de omgeving van het voormalige gemeentehuis (Choorstraat) en bij het appartementencomplex aan de Hortensiastraat-Rijnweg.
Monster heeft circa 60 objecten met een cultuurhistorische status als rijksmonumenten, gemeentelijke monumenten of als een door de provincie aangewezen MIP-object. Deze rijksmonumenten, gemeentelijke monumenten en andere karakteristieke panden geven Monster een eigen, dorps karakter.
Het voormalig St. Jozefklooster aan de Havenstraat is eveneens een vermelding waard. Het voormalige klooster is als fraai architectonisch erfgoed behouden en fraai gerenoveerd, met woningen en het multifunctioneel Dorpshuis Stichting De Noviteit.
Bebouwingspatroon
De binnen het plangebied opgenomen wijken zijn:
- Centrum (het gebied gelegen tussen de Van Bemmellaan, Burgemeester Kampschoërstraat, Emmastraat en Rijnweg);
- Zwartenhoek (gerealiseerd rond de jaren '70-'80);
- Kleine Geest (gerealiseerd rond de jaren '20-'30 en aan het eind van de vorige eeuw noordwaarts uitgebreid);
- Grote Geest (gerealiseerd rond de jaren '90-2000);
- Duindam, Molenwijk en Monster Noord (gerealiseerd rond de jaren '50-'60 en het noordelijke punt van Duindam rond '20-'30).
De Dorpskernomvat de historische kern van Monster en enkele in de eerste helft van de vorige eeuw gerealiseerde buurten en delen van de lintbebouwingen van de Rijnweg, Havenstraat, Choorstraat en Burgemeester Kampschoërstraat. De in ontwikkelingsfase verkerende toekomstige woonwijk Duingeest ligt buiten het plangebied direct ten westen van de Dorpskern en het bedrijventerrein Vlotlaan. Een beperkt deel van Kleine Geest en Duindam is in de jaren '20-'30 gerealiseerd.
De dorpsbebouwing kenmerkt zich door een compacte dorpse bebouwingsstructuur met een sterke afwisseling in bouwvormen en plaatselijk een sterke menging van functies. De meeste woonbebouwing bestaat uit grondgebonden woningen. Hiervan zijn de oudere woningen veelal gebouwd in twee bouwlagen en een kap. De latere woningen bestaan vaak uit drie bouwlagen onder plat dak of afgeplatte kap en soms zelfs uit drie volledige bouwlagen en een gedeeltelijke vierde bouwlaag. Ten westen van het bebouwingslint van de Rijnweg ligt een projectmatig ontwikkelde woonbuurt met veel aaneengebouwde of rijenwoningen in drie en vier bouwlagen onder plat dak en appartementen tot 4 bouwlagen onder plat dak. Appartementen in 5 bouwlagen komen slechts incidenteel voor, namelijk in de directe omgeving van Slangekruid, Valckesteyn en Madesteyn. Deze appartementengebouwen vormen, evenals de diverse hogere historische kerkgebouwen, de molen en enkele strategisch in het zicht geplaatste gebouwen, belangrijke herkenningspunten binnen de dorpsplattegrond.
Voorzieningen
Monster beschikt over een relatief groot aantal voorzieningen, waaronder 65 winkels en 6 scholen. Vooral in de omgeving van de oude dorpskern rond het Kerkplein en de direct daarbij aansluitende straten komen (meest kleinschalige) horeca, detailhandel en bedrijvigheid voor, meestal in combinatie met bovenwoningen en appartementen. De meeste bebouwing bestaat hier uit 2 bouwlagen onder kap. Plaatselijk komen echter ook 4 bouwlagen voor.
De belangrijkste winkelstraat is de tussen de Van Bemmellaan en het Kerkplein gelegen Molenstraat, gevolgd door het Kerkplein, Zeestraat en het noordelijk deel van de Herenstraat. Vanaf de Zeestraat zet het winkelcentrum zich in minder intensieve vorm verder door via de route Hortensiastraat en Kerkpad naar de Herenstraat. Ook in de bij het Kerkplein aansluitende delen van de Choorstraat en Havenstraat komen nog enkele winkels en horeca voor. Dit gebied is echter sterk in opkomst omdat de gemeente de laatste jaren veel maatregelen heeft getroffen om de hier in verleden aanwezige leegstand terug te dringen.
Verder bevindt zich nog enige detailhandel aan onder meer de Rijnweg, omgeving Burg. Wouterslaan-Van Bemmellaan, hoek Molenstraat-Molenweg, Madeweg-Van Brederodestraat en Terborch. De laatste ontwikkeling van het kernwinkelgebied betreft de nieuwbouw (onder andere een supermarkt) aan de Wiekenhof-Acaciastraat. Binnen het kernwinkelgebied komt relatief veel horeca voor, waaronder ook enkele hotels. Voorts hebben zich een aantal horecagelegenheden gevestigd in de directe nabijheid van de molen (de Molenweg tussen de Helmstraat en Molenstraat). In totaliteit komen binnen het plangebied drie grotere supermarkten voor (C1000, Hoogvliet en Lidl).
Rond de oude dorpskern komen ook vrij veel zorginstellingen voor (dienstencentra en verzorgings- en verpleeghuizen), zoals De Noviteit, De Masemude, Dudok State, Hazelaarstraat, Philadelphia, De Kruithof, Choorstraat en De Opmaat. Ook komt een zorginstelling voor aan de Goudenregenstraat. Behalve een relatief groot aantal zorginstellingen, bezit Monster ook relatief veel onderwijsinstellingen, onder meer aan de Heijdseweg, Rijnweg, Poelenburgh, Kampschoërstraat en Havenstraat.
Groen en water
De duinen en het Noordzeestrand vormen de belangrijkste groene en recreatieve voorzieningen van Monster. Binnen de kern zelf wordt de groenstructuur vooral bepaald door de ter hoogte van de Rubenslaan en Vivaldi gelegen Boomawatering (een boezemwatergang, tevens een belangrijke waterstructuur), de route Larixlaan-Haagweg, de begraafplaats, Hatmanplein, het plantsoen bij de Mondriaan, het groen en de begraafplaats bij het voormalige gemeentehuis aan de Choorstraat, de Slaperdijk en de plas bij het graf Herckenrath aan de Duinpan. Een aantal straten beschikt over een laanbeplanting, zoals bij de Rijnweg, Wilhelminastraat, Molenstraat, Hortensiastraat-Larixlaan, Heijdseweg, omgeving Burg. Kampschoërstraat en Molenweg. Deze beplantingen zijn veelal echter gefragmenteerd aanwezig of nog vrij jong. Door de voortuintjes hebben de oudere uitbreidingswijken meer dan de nieuwere wijken vaak een zekere groene uitstraling. Monster heeft drie strandopgangen: Molenslag, Schelppad en Watertoren.
Belangrijke ruimtelijke knooppunten binnen de stedenbouwkundige structuur zijn de omgeving van Kerkplein-Onder de Toren, de molen (kruising Molenstraat en Molenslag waar ook de groenstructuur van de Haagweg uitkomt op de begraafplaats), de omgeving van de Boomawatering en de kerk bij de Burg Kampschoërstraat, de aansluiting van de Zeestraat-Acaciastraat en de wateras bij de Zeereep-Duinpan.
2.3 Gebiedsvisie
Binnen Kern Monster ligt de nadruk op beheer en een erfbebouwingsregeling die aansluit op het overgrote deel van de gemeente.
Integrale ruimtelijke visie
De bestemmingsregeling in het plangebied is ontwikkeld op basis van de onderliggende verkavelingsstructuur en bestaat voornamelijk uit woongebied met verspreid liggende bedrijven, detailhandel en maatschappelijke voorzieningen. De belangrijkste uitgangspunten voor het plangebied zijn het behoud en zo mogelijk versterking van de ruimtelijke structuur van het woon- en leefklimaat.
Centrum
Gestreefd wordt het kernwinkelcentrum van Monster structureel te verbeteren. Aan dit gebied is een centrumbestemming toegekend. Buiten dit gebied zijn bestaande detailhandelsfuncties weliswaar als zodanig bestemd, maar is uitbreiding van detailhandel niet toegestaan.
Behoud van de ruimtelijke structuur
De rasterstructuur van wegen en groen dient te worden behouden en waar mogelijk te worden versterkt en aan te sluiten op de grotere natuur- en recreatiegebieden in de regio. Daarmee wordt het groene karakter van Monster verder ontwikkeld.
Handhaving van het woon- en leefklimaat
In het plangebied is wonen de belangrijkste functie. Uitbreiding van het woongebied is alleen nog beperkt mogelijk op enkele inbreidingslocaties. Deze zijn op dit moment onvoldoende concreet om in het plan te worden meegenomen.
Het beleid van de gemeente is verder gericht op het behoud en de versterking van bestaande groen- en recreatiegebieden. Daarnaast streeft de gemeente naar een verkeersveilige kern en dient rekening te worden gehouden met de belemmeringen die door diverse milieuaspecten aanwezig zijn.
Hoofdstuk 3 Onderzoek
3.1 Archeologie En Cultuurhistorie
Regelgeving en beleid
Als gevolg van het Verdrag van Valetta, dat in 1998 door het Nederlandse parlement is goedgekeurd en in 2006 zijn beslag heeft gekregen in de Monumentenwet 1988, stellen Rijk en provincie zich op het standpunt dat in het ruimtelijk beleid zorgvuldig met het archeologische erfgoed moet worden omgegaan. Voor gebieden waar archeologische waarden voorkomen of waar reële verwachtingen bestaan dat ter plaatse archeologische waarden aanwezig zijn, dient voorafgaand aan bodemingrepen archeologisch onderzoek te worden uitgevoerd. De uitkomsten van het archeologisch onderzoek dienen vervolgens volwaardig in de belangenafweging te worden betrokken.
Provinciaal beleid
De provincie Zuid-Holland hanteert het uitgangspunt dat op terreinen die voorkomen op de Archeologische Monumentenkaart Zuid-Holland en in gebieden die op de kaart archeologische waarden van de Cultuurhistorische Hoofdstructuur (CHS-kaart) ten minste een redelijke tot grote kans op archeologische sporen hebben, archeologisch vooronderzoek in het kader van de planvoorbereiding dient plaats te vinden. Voor zover er onzekerheid bestaat over de precieze aanwezigheid van archeologische waarden, dient in het bestemmingsplan voor het bouwrijp maken een omgevingsvergunningplicht te worden gehanteerd. Het verlenen van een omgevingsvergunning wordt daarbij afhankelijk gesteld van de uitkomsten van nader archeologisch onderzoek en de belangenafweging op grond daarvan.
Gemeentelijk beleid
Op 26 juni 2012 heeft de gemeente Westland haar archeologische beleidskaart vastgesteld. Op deze kaart is weergegeven waar in de gemeente (en in welke mate) kans is op het aantreffen van archeologische resten. Aan deze verwachtingszones zijn ondergrenzen gekoppeld, die aangeven wanneer archeologisch onderzoek vanwege een voorgenomen ontwikkeling nodig is. De beleidskaart geeft een globaal inzicht in de te verwachten archeologie, in het bestemmingsplan wordt het beeld aangescherpt.
De archeologische waarde van het gebied bestaat uit de reeds aangetroffen of te verwachten aanwezigheid, boven of onder de grond, van bouwhistorische resten en archeologische sporen. Samen bevatten zij een hoeveelheid aan historische informatie over ouderdom en ruimtelijke ontwikkeling. Vanwege een grote kans op archeologische sporen, is in de regels de dubbelbestemming Waarde - Archeologie opgenomen. Binnen bepaalde voorwaarden dient voorafgaand aan de werkzaamheden een verkennend archeologisch onderzoek te worden uitgevoerd.
3.1.1 Onderzoek archeologie
Het gemeentelijk archeologiebeleid geeft een zonering aan waarmee de archeologische (verwachtings)waarden in beeld worden gebracht. Uit onderstaande figuur blijkt dat het plangebied vier verschillende waarden kent, te weten: historische stads- of dorpskern en verwachtingszones I, II en III. De archeologische waarden van het gebied bestaan uit de reeds aangetroffen of te verwachten aanwezigheid, boven of onder de grond, van bouwhistorische resten en archeologische sporen.
Figuur 3.1 Uitsnede Archeologische beleidskaart gemeente Westland. De rode contour duidt de ligging van het plangebied aan.
Samen bevatten zij een hoeveelheid aan historische informatie over ouderdom en ruimtelijke ontwikkeling. Vanwege deze waarden zijn vier afzonderlijke dubbelbestemmingen opgenomen (Waarde - Archologie - 1 t/m - 4) die ieder afzonderlijk aansluiten op één van de vier waarden. Binnen de bestemmingsregels wordt archeologisch onderzoek verplicht gesteld voor (bouw)werkzaamheden die het archeologisch belang kunnen schaden. Hierbij geldt dat hoe hoger de verwachtingswaarde, hoe eerder archeologisch onderzoek nodig is.
3.1.2 Onderzoek cultuurhistorie
Historische structuur
De historische kern van Monster heeft een radiale structuur met als middelpunt het Kerkplein, gevormd door bebouwingswanden met individuele panden in een wisselende rooilijn. De Herenstraat, Zeestraat, Molenstraat, Havenstraat en Choorstraat vormen de radiale historische wegen. De Rijnweg is de oude uitvalsweg naar Den Haag.
In Monster bevinden zich vier Rijksmonumenten. Dit zijn de kerken 'Onder de toren' en St. Machutus, de molen 'De Vier Winden' en de grafkelder Herckenrath.
Monumenten en karakteristieke waardevolle bebouwing
In Monster bevinden zich zes rijksmonumenten, waarvan er vier in het plangebied zijn gelegen. Dit zijn de kerken 'Onder de toren' en St. Machutus, de molen 'De Vier Winden' en de grafkelder Herckenrath.
In het plangebied zijn een aantal gemeentelijke monumenten gelegen. Dit betreft onder andere een school aan de Havenstraat en aan de Rembrandstraat, woonhuizen aan de Emmastraat, Burgemeester Kampschoërstraat, Molenstraat, Poeldijkseweg en Zwartendijk. Verder nog twee panden aan de Choorstraat, het oude politiebureau aan de Kampschoërstraat, twee fruitmuren en een druivenkas.
Naast deze objecten bevinden zich binnen de kern nog circa 40 MIP-objecten. Dit zijn objecten die in het kader van het Monumenten Inventarisatie Project door de provincie, begin jaren '90 geïnventariseerd zijn in verband met hun mogelijke monumentale waarde.
Op de onderstaande afbeelding zijn de belangrijkste cultuurhistorische plekken weergegeven.
Cultuurhistorische waarden Monster (bron: inventarisatie gemeente Westland)
In Bijlage 3 is een overzicht opgenomen van alle cultuurhistorische waardevolle bebouwing.
Molenbiotoop
Een groot gedeelte van het plangebied valt binnen de vrijwaringszone van de molen 'De Vier Winden' (zie onderstaande afbeelding).
Molen De Vier Winden
Het betreft een ronde stenen stellingkorenmolen uit 1882 welke in de plaats is gekomen van de door brand verwoeste houten molen. Na verschillende restauraties is de molen weer maalwaardig en wordt op bepaalde tijdstippen op vrijwillige wijze malend en draaiend gehouden.
3.1.3 Conclusie
In het plan worden dubbelbestemmingen opgenomen ter bescherming van de aanwezige categorieën van archeologische waarden. In de planregels is een bouw- en gebruiksregeling opgenomen waardoor de archeologische waarden voldoende zijn geborgd.
De binnen het plangebied gelegen rijksmonumenten en gemeentelijke monumenten zijn met een bouwaanduiding op de verbeelding aangeduid. Aangezien de monumentenwetgeving voldoende bescherming biedt, zijn geen aanvullende regels in dit bestemmingsplan opgenomen. De MIP-panden zijn op de verbeelding aangeduid met een bouwaanduiding 'karakterisitiek'. Om deze panden te beschermen, zijn in dit bestemmingsplan aanvullende regels opgenomen.
De molenbiotoop van de molen 'De Vier Winden' is met een gebiedsaanduiding op de verbeelding aangeduid en er zijn hoogtebeperkingen binnen de betreffende molenbiotoop opgenomen.
3.2 Bedrijven En Milieuhinder
Toetsingskader
In het kader van een goede ruimtelijke ordening is het van belang dat bij de aanwezigheid van bedrijven in de omgeving van milieugevoelige functies zoals woningen:
- ter plaatse van de woningen een goed woon- en leefmilieu kan worden gegarandeerd;
- rekening wordt gehouden met de bedrijfsvoering en de milieuruimte van de betreffende bedrijven.
Om in de bestemmingsregeling de belangenafweging tussen bedrijvigheid en gevoelige functies met betrekking tot milieu in voldoende mate mee te nemen, wordt in dit bestemmingsplan gebruikgemaakt van een milieuzonering. Deze milieuzonering vindt plaats aan de hand van een Staat van Bedrijfsactiviteiten (SvB). Dit is een lijst waarin de meest voorkomende bedrijven en bedrijfsactiviteiten zijn gekoppeld aan een mate van milieubelasting. De Staat van Bedrijfsactiviteiten is opgesteld met behulp van de VNG-publicatie Bedrijven en milieuzonering (editie 2009).
In het plangebied zijn naast woningen nog andere functies (zoals bedrijven, kantoren, detailhandel en horeca) aanwezig. In gebieden waar bedrijfsactiviteiten en hindergevoelige functies naast elkaar voorkomen en naast elkaar gewenst zijn, wordt gebruikgemaakt van de SvB 'functiemenging'. In deze lijst wordt niet gewerkt met richtafstanden ten opzichte van gevoelige functies, maar wordt per bedrijfsactiviteit aangegeven in welke mate deze direct naast woningen toelaatbaar is. Voor een nadere toelichting op de aanpak van de milieuzonering met behulp van de Staat van Bedrijfsactiviteiten wordt verwezen naar Bijlage 1.
Onderzoek milieuzonering
Uitgangspunten milieuzonering functiemenging
Bij de milieuzonering van aanwezige gebieden met functiemenging wordt geen rekening gehouden met richtafstanden, maar met de bouwkundige situatie ten opzichte van milieugevoelige functies in het plangebied en de directe omgeving. De huidige bedrijfsactiviteiten in het gemengde gebied blijven gehandhaafd.
Uitwerking milieuzonering
De bedrijven die verspreid in het plangebied buiten het bedrijventerrein liggen, zijn aanwezig in gebieden waar in enige mate sprake is van functiemenging. Deze functiemenging is hier ook gewenst. Het betreffen locaties waar enkele bedrijven aanwezig zijn tussen woningen en maatschappelijke voorzieningen. Ter plaatse worden bedrijven uit ten hoogste categorie B1 van de SvB 'functiemenging' toelaatbaar geacht.
Inventarisatie toegelaten bedrijven
De in het plangebied aanwezige bedrijven zijn geïnventariseerd en ingeschaald in de categorieën van de SvB 'functiemenging'. Slechts één bedrijf valt in een andere categorie dan algemeen toelaatbaar is. De relevante gegevens van dit bedrijf zijn opgenomen in Bijlage 5. Omdat het hier om een bestaand bedrijf gaat, waarover geen klachten (bekend) zijn, acht de gemeente het niet wenselijk dit bedrijf te verplaatsen. Daarom wordt dit bedrijf via een maatbestemming mogelijk gemaakt.
Afwijken van de gebruiksregels
De toelaatbaarheid zoals deze hierboven is beschreven betekent niet dat de uitoefening van activiteiten uit een hogere categorie in alle gevallen onaanvaardbaar is. De SvB 'functiemenging' geeft namelijk een vrij grove indeling van de hinderlijkheid van bedrijven. De situatie bij een specifiek bedrijf kan daarvan afwijken. Met name komt het voor dat een bedrijf als gevolg van de geringe omvang van hinderlijke (deel)activiteiten of door een milieuvriendelijke werkwijze minder hinder veroorzaakt dan in de SvB is verondersteld. In dat geval kan bij omgevingsvergunning worden afgeweken van de algemene toelaatbaarheid. Op die manier kan een dergelijk bedrijf worden toegestaan. Dit kan alleen voor bedrijfsactiviteiten uit de milieucategorie die 1 stap hoger ligt dan de algemene toelaatbaarheid. Ingeval van het afwijken dient wel te worden aangetoond dat deze bedrijfsactiviteiten naar aard en invloed op de omgeving vergelijkbaar zijn met de bedrijfsactiviteiten genoemd in de lagere algemeen toegelaten milieucategorieën.
Conclusie
Het voorliggend bestemmingsplan betreft een consoliderend plan. Nieuwe hinderveroorzakende en gevoelige functies worden niet mogelijk gemaakt. Door het toepassen van een milieuzonering, die in de bestemmingsplanregeling is opgenomen, wordt zorg gedragen voor een aanvaardbaar woon- en leefklimaat ter plaatse van de woningen en worden de bedrijven niet in hun functioneren belemmerd.
3.3 Bodem- En Grondwaterkwaliteit
Met het oog op een goede ruimtelijke ordening dient bij functiewijziging te worden bekeken of de bodemkwaliteit voldoende is voor de betreffende functie. Nieuwe bestemmingen dienen bij voorkeur op schone grond te worden gerealiseerd.
Het voorliggend bestemmingsplan is consoliderend van aard. Aangezien er geen functiewijzigingen worden mogelijk gemaakt, hoeft er geen toetsing aan het aspect bodemkwaliteit plaats te vinden.
3.4 Ecologie
Deze paragraaf betreft een samenvatting van het uitgebreide bureauonderzoek zoals opgenomen in Bijlage 4.
Huidige situatie
Het plangebied bestaat uit de kern Monster. De waterstructuur, laanbomen en tuinen zijn ecologisch gezien het meest interessant.
Beoogde ontwikkelingen
Het bestemmingsplan is consoliderend van aard. Er worden geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk gemaakt. Dit betekent dat binnen de juridische regeling geen grootschalige functieveranderingen en/of herinrichtingen mogelijk zijn. Het plan biedt wel ruimte tot kleinschalige ontwikkelingen. Het gaat dan bijvoorbeeld om het bouwen van aan- of bijgebouwen (al of niet omgevingsvergunningplichtig) of het aanleggen van paden of verhardingen. In het uitgebreide bureauonderzoek in bijlage 4 is aangegeven waar deze kleinschalige ontwikkelingen aan dienen te worden getoetst.
Resultaten onderzoek
Gebiedsbescherming
Het plangebied vormt geen onderdeel van een natuur- of groengebied met een beschermde status, zoals Natura 2000. Het plangebied maakt ook geen deel uit van de Ecologische Hoofdstructuur (EHS). De duinen buiten het plangebied maken deel uit van het Natura 2000-gebied Solleveld en Kapittelduinen. Dit gebied is tevens EHS en beschermd natuurmonument. Het duingebied wordt niet beïnvloed door het consoliderende bestemmingsplan. De Natuurbeschermingswet 1998 en het beleid van de provincie staan de uitvoering van het plan dan ook niet in de weg.
Soortenbescherming
Het bestemmingsplan is het besluit dat ingrepen mogelijk maakt en een aantasting van beschermde dier- of plantensoorten kan betekenen. Uiterlijk bij het nemen van een besluit dat ruimtelijke veranderingen mogelijk maakt, zal daarom zekerheid moeten zijn verkregen dat overtredingen van de Flora- en faunawet (hierna Ffw) niet optreden. Het bestemmingsplan is hoofdzakelijk consoliderend van aard. Dit betekent dat er geen ontwikkelingen direct mogelijk worden gemaakt. De Ffw staat de uitvoering van dit bestemmingsplan dan ook niet in de weg.
Binnen het bestemmingsplan zijn altijd kleine ontwikkelingen mogelijk die kunnen leiden tot effecten op beschermde soorten. In het plangebied komen mogelijk de volgende soorten voor:
Hieronder is aangeven waar bij deze mogelijke toekomstige ontwikkelingen rekening moet worden gehouden.
- Er is geen ontheffing nodig voor de tabel 1-soorten van de Ffw omdat hiervoor een vrijstelling geldt van de verbodsbepalingen van de Ffw. Uiteraard geldt wel de algemene zorgplicht. Dat betekent dat iedereen voldoende zorg in acht moet nemen voor alle in het wild voorkomende planten en dieren en hun leefomgeving.
- Tijdens werkzaamheden dient rekening te worden gehouden met het broedseizoen. Verstoring van broedende vogels is verboden. Overtreding van verbodsbepalingen ten aanzien van vogels wordt voorkomen door de werkzaamheden buiten het broedseizoen uit te voeren. In het kader van de Ffw wordt geen standaardperiode gehanteerd voor het broedseizoen. Van belang is of een broedgeval aanwezig is, ongeacht de periode. Indien de werkzaamheden uitgevoerd worden op het moment dat er geen broedgevallen (meer) aanwezig zijn, is overtreding van de wet niet aan de orde. De meeste vogels broeden overigens tussen 15 maart en 15 juli (bron:www.vogelbescherming.nl).
- Verblijfplaatsen van vogels die hun verblijfplaats het hele jaar gebruiken, zijn jaarrond beschermd. Slechts een beperkt aantal soorten bewoont het nest permanent of keert elk jaar terug naar hetzelfde nest. Deze soorten staan vermeld in categorie 1 t/m 4 van de 'Aangepaste lijst van jaarrond beschermde vogelnesten' (Ministerie van LNV, 2009). Voorafgaand aan een ontwikkeling dient onderzocht te worden of deze soorten aanwezig (kunnen) zijn. Indien de werkzaamheden effect hebben op deze soorten is een ontheffing nodig. Voor vogels kan alleen een ontheffing worden verleend op grond van een wettelijk belang uit de Vogelrichtlijn. De meeste vogels maken elk broedseizoen een nieuw nest of zijn in staat om een nieuw nest te maken. Deze vogelnesten voor eenmalig gebruik zijn alleen tijdens het broedseizoen beschermd. Voor deze soorten is geen ontheffing nodig, indien werkzaamheden buiten het broedseizoen plaatsvinden of maatregelen zijn getroffen om te voorkomen dat deze soorten zich vestigen tijdens het broedseizoen. Buiten het broedseizoen mag van deze soorten het nest worden verplaatst of verwijderd.
- De bomen en bebouwing kunnen plaats bieden aan vaste verblijfplaatsen van vleermuizen. Groenstructuren, tuinen en waterpartijen kunnen daarnaast fungeren als foerageergebied of onderdeel zijn van een migratieroute van vleermuizen. Voorafgaand aan een ontwikkeling dient onderzocht te worden of de ingreep van invloed kan zijn op vleermuizen. Indien vaste rust-, verblijf- of voortplantingsplaatsen en/of primaire vliegroutes of primaire foerageergebieden van deze soorten aanwezig blijken te zijn en aangetast worden door toekomstige ruimtelijke ontwikkelingen, dan dient overtreding van de Ffw voorkomen te worden door het treffen van mitigerende en compenserende maatregelen.
- In de watergangen komen mogelijk de kleine modderkruiper en bittervoorn voor. Bij eventuele werkzaamheden in of aan watergangen is nader onderzoek naar het voorkomen van deze soorten noodzakelijk. Overtreding van de Ffw voorkomen te worden door het treffen van mitigerende en compenserende maatregelen. Deze maatregelen kunnen voor de kleine modderkruiper zonder ontheffing uitgevoerd worden, indien de aannemer beschikt over een goedgekeurde gedragscode. Als dit niet het geval is, moet een ontheffing aangevraagd worden.
- Bij de uitvoering van de grondwerkzaamheden kunnen maatregelen worden genomen om te voorkomen dat (her)vestiging of (her)kolonisatie van beschermde soorten kan plaatsvinden, daarvoor kan het terrein regelmatig worden gemaaid, zodat er geen (natuurlijke) houtige beplanting kan groeien. Ook het vlak houden van het terrein kan de (her)vestiging van soorten tegengaan. Daarnaast is het dagelijks gebruik van het terrein een vorm van verstoring om (her)vestiging van beschermde soorten tegen te gaan. Echter verstoring mag alleen worden toegepast ter voorkoming van de (her)vestiging van soorten en niet ter bestrijding van al aanwezige soorten. Zo kan bijvoorbeeld voorkomen worden dat de rugstreeppad (die namelijk aangetrokken wordt door grondwerkzaamheden in de nabijheid van water) zich vestigt door de werkzaamheden naadloos op elkaar te laten aansluiten en/of het plangebied voorafgaand aan het uitvoeren van de werkzaamheden volledig af te schermen met antiworteldoek (hoogte 40-50 cm en 5 cm in de grond). Bij graafwerkzaamheden en/of tijdelijke opslag van grond kan voorkomen worden dat soorten als de oeverzwaluw gaan nestelen in de taluds door deze niet steiler te maken dan 1:3. Mochten ondanks deze voorzorgsmaatregelen onverhoopt toch beschermde dieren zich in het gebied vestigen, dan moeten de werkzaamheden worden stilgelegd, gewacht worden tot de nesten vrijwillig zijn verlaten of ontheffing worden aangevraagd.
3.5 Horeca
In het plangebied ligt een aantal horecagelegenheden. Deze kunnen worden ingeschaald volgens de Staat van Horeca-activiteiten (zie Bijlage 2 bij de regels). Hierin wordt met behulp van verschillende categorieën aangegeven of de milieubelasting van een horecagelegenheid toelaatbaar kan worden geacht. Voor een algemene toelichting op de Staat van Horeca-activiteiten wordt verwezen naar Bijlage 2.
Inschaling en toelaatbaarheid
Gelet op de aard van de omgeving (gemengd), de omvang van het gebied en de reeds aanwezige horeca, zijn in het plangebied horeca-activiteiten uit categorie 1 (onderverdeeld in categorie 1a, 1b en 1c) toegestaan. Dit is lichte horeca die in beginsel alleen overdag en 's avonds geopend mag zijn.
De aanwezige horeca is geïnventariseerd en ingeschaald aan de hand van de Staat van horeca-activiteiten (SvH). Slechts één horecavoorziening past niet binnen de algemene toelaatbaarheid. Het gaat hier om het partycentrum Noviteit aan de Kloosterlaan. Dit partycentrum valt namelijk in categorie 3 van de SvH. Omdat het om een bestaande horecavoorziening gaat waarover geen klachten (bekend) zijn, acht de gemeente het niet wenselijk deze horecavoorziening te verplaatsen. Daarom wordt dit partycentrum via een maatbestemming mogelijk gemaakt.
Conclusie
In dit bestemmingsplan wordt door de gehanteerde milieuzonering voor horeca, die in de bestemmingsplanregeling en op de digitale verbeelding (plankaart) is opgenomen, zorg gedragen voor een goede afstemming tussen gevoelige functies (zoals woningen) en horeca-activiteiten.
3.6 Externe Veiligheid
Toetsingskader
Bij ruimtelijke plannen dient ten aanzien van externe veiligheid naar verschillende aspecten te worden gekeken, namelijk:
- bedrijven waar activiteiten plaatsvinden die gevolgen hebben voor de externe veiligheid;
- vervoer van gevaarlijke stoffen over wegen, spoor, water of leidingen.
Voor zowel bedrijvigheid als vervoer van gevaarlijke stoffen zijn twee aspecten van belang, te weten het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR). Het PR is de kans per jaar dat een persoon dodelijk wordt getroffen door een ongeval, indien hij zich onafgebroken (dat wil zeggen 24 uur per dag gedurende het hele jaar) en onbeschermd op een bepaalde plaats zou bevinden. Het PR wordt weergegeven met risicocontouren rondom een inrichting dan wel infrastructuur. Het GR drukt de kans per jaar uit dat een groep van minimaal een bepaalde omvang overlijdt als direct gevolg van een ongeval waarbij gevaarlijke stoffen betrokken zijn. De norm voor het GR is een oriëntatiewaarde. De gemeente heeft een uitgebreide verantwoordingsplicht als het GR toeneemt en/of de oriëntatiewaarde overschrijdt.
Bedrijvigheid
Het Besluit externe veiligheid inrichtingen (hierna: Bevi) geeft een wettelijke grondslag aan het externe veiligheidsbeleid rondom risicovolle inrichtingen. Op basis van het Bevi geldt voor het PR rondom een risicovolle inrichting een grenswaarde voor kwetsbare objecten en een richtwaarde voor beperkt kwetsbare objecten. Aan grenswaarden moet altijd worden voldaan, van richtwaarden kan om gewichtige reden worden afgeweken. Zowel de grenswaarde als de richtwaarde liggen op een niveau van 10-6 per jaar. Bij de vaststelling van een bestemmingsplan moet aan de grenswaarde worden voldaan en met de richtwaarde rekening worden gehouden, ongeacht of het een bestaande of een nieuwe situatie betreft.
Op basis van het Bevi geldt als oriëntatiewaarde voor het GR:
- 10-5 voor een ongeval met meer dan 10 dodelijke slachtoffers;
- 10-7 voor een ongeval met meer dan 100 dodelijke slachtoffers;
- 10-9 voor een ongeval met meer dan 1.000 dodelijke slachtoffers;
- enzovoort (een lijn door deze punten bepaalt de norm).
Ook bedrijven waarop het Bevi niet van toepassing is, kunnen risico's voor de omgeving met zich meebrengen. Voor nieuwe situaties geldt voor het PR in principe een norm van 10-6 per jaar en voor bestaande situaties 10-5 per jaar. Voor het GR geldt de hierboven genoemde oriëntatiewaarde.
Vervoer gevaarlijke stoffen
Het externe veiligheidsbeleid voor het vervoer van gevaarlijke stoffen over water, wegen en spoorwegen is opgenomen in de Circulaire risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen (RVGS). Op basis van de circulaire geldt voor bestaande situaties de grenswaarde voor het PR ter plaatse van kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten van 10-5 per jaar en de streefwaarde 10-6 per jaar. In nieuwe situaties is de grenswaarde voor het PR ter plaatse van kwetsbare objecten 10-6 per jaar. Voor beperkt kwetsbare objecten geldt deze waarde als een richtwaarde. Op basis van de circulaire geldt bij een overschrijding van de oriëntatiewaarde voor het GR of een toename van het GR een verantwoordingsplicht. Deze verantwoordingsplicht geldt zowel in bestaande als nieuwe situaties. De circulaire vermeldt dat op een afstand van 200 m vanaf het tracé in principe geen beperkingen hoeven te worden gesteld aan het ruimtegebruik.
Vervoer gevaarlijke stoffen door leidingen
Per 1 januari 2011 is het Besluit externe veiligheid buisleidingen in werking getreden. Deze AMvB sluit aan bij de risiconormering uit het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi). De toetsings- en bebouwingsafstand zijn vervangen door een grenswaarde voor het PR en een oriëntatiewaarde voor het GR. Voor het PR geldt dat er binnen de risicocontour van 10-6 geen kwetsbare objecten mogen worden gerealiseerd. Voor beperkt kwetsbare objecten geldt deze waarde als een richtwaarde. Voor het GR wordt een oriëntatiewaarde als ijkpunt gehanteerd. Het GR in de omgeving van buisleidingen moet worden verantwoord. Dit geldt zowel voor bestaande situaties als voor ontwikkelingen die zorgen voor een toename van het GR. In een aantal situaties kan worden volstaan met een beperkte verantwoording van het GR. Het betreft de volgende situatie:
- het plangebied ligt buiten het gebied behorende bij de afstand waar nog 100% van de aanwezigen kan komen te overlijden of, bij toxische stoffen, het plangebied buiten de grens ligt waarbij het PR 10-8 per jaar is; of
- het GR is kleiner dan 0,1 maal de oriënterende waarde; of
- het GR neemt met minder dan 10% toe terwijl de oriënterende waarde niet wordt overschreden.
In verband met de bescherming en het beheer van de leiding, wordt tevens een belemmeringenstrook bestemd. Binnen deze afstand is in beginsel geen bebouwing toegestaan.
Onderzoek
Risicovolle inrichtingen
Uit de provinciale risicokaart (www.risicokaart.nl) blijkt dat binnen het plangebied geen risicovolle inrichtingen liggen. In de directe omgeving zijn dergelijke inrichtingen wel aanwezig. Het gaat hier om de opslag van propaan bij de camping Molenslag aan de Molenslag en de gasbehandelingsinstallatie aan de Madeweg.
De camping Molenslag ligt op ongeveer 40 m van het plangebied. De aanwezige propaantank is een installatie die niet onder het Bevi valt. Voor deze inrichting geldt een PR 10-6-contour van 10 m en geen invloedsgebied van het GR. Aangezien het plangebied buiten de PR 10-6-contour ligt, vormt deze inrichting geen belemmering voor de vaststelling van het bestemmingsplan.
De gasbehandelingsinstallatie ligt op ongeveer 200 m van het plangebied. Ook deze inrichting valt niet onder het Bevi. Voor deze inrichting geldt een PR 10-6-contour van 60 m en geen invloedsgebied van het GR. Aangezien het plangebied buiten de PR 10-6-contour lig, vormt ook deze inrichting geen belemmering voor de vaststelling van het bestemmingsplan.
Binnen het plangebied vindt wel opslag van consumentenvuurwerk plaats. Het gaat om tijdelijke verkoop van consumentenvuurwerk (rond de jaarwisseling) bij Flower Art aan de Madeweg 1 en Westland Tapijt aan de Hortensiastraat 13. Er wordt voldaan aan de eisen uit het Vuurwerkbesluit. Omdat het beleid van de gemeente Westland erop gericht is de verkoop van vuurwerk te beperken tot een aanvaardbaar minimum, krijgen de aanwezige verkooppunten een maatbestemming. Alleen op deze locaties is de verkoop van vuurwerk toegestaan.
Vervoer van gevaarlijke stoffen
In het zuiden grenst het plangebied aan de N211. Over deze weg worden gevaarlijke stoffen vervoerd. De PR 10-6-contour ligt niet buiten de wegas. Het PR vormt dan ook geen belemmering voor de vaststelling van dit bestemmingsplan. Het invloedsgebied van het GR bedraagt 150 m. Een deel van het plangebied ligt dus binnen dit invloedsgebied. In de huidige situatie is het GR kleiner dan 0,1 maal de oriëntatiewaarde. Omdat het bestemmingsplan consoliderend van aard is, heeft de vaststelling van dit bestemmingsplan geen invloed op de hoogte van het GR. Een uitgebreide verantwoording van het GR kan daarom achterwege blijven. Aan het eind van deze paragraaf is een beperkte verantwoording van het GR opgenomen.
In de directe omgeving van het plangebied zijn geen spoor- of vaarwegen aanwezig. Van vervoer van gevaarlijke stoffen over het water of over het spoor is dan ook geen sprake.
Vervoer van gevaarlijke stoffen door leidingen
Binnen het plangebied loopt langs de Molenweg en de Madeweg een aardolietransportleiding van de Nederlandse Aardolie Maatschappij (NAM). De leiding heeft een druk van 95 bar en een uitwendige diameter van 3 inch. De PR 10-6-contour van deze leiding bedraagt 7 m, het invloedsgebied van het GR (gelijk aan de 1% letaliteitscontour) bedraagt 16 m. Ook geldt voor deze leiding een belemmeringenstrook van 5 m. Binnen de PR 10-6-contour zijn in het plangebied geen kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten aanwezig. Het bestemmingsplan maakt dergelijke objecten hier ook niet mogelijk. Het PR vormt dan ook geen belemmering voor de vaststelling van dit bestemmingsplan. Aangezien het bestemmingsplan consoliderend van aard is, heeft de vaststelling van dit plan geen invloed op de hoogte van het GR. Slechts aan één zijde van de buisleidingen zijn woningen aanwezig. Aan de andere zijde liggen voornamelijk kassen. De woningen betreffen voornamelijk rijtjeswoningen met een beperkt aantal bouwlagen. De personendichtheid zal hier dan ook niet hoog zijn. Ter plaatse van de kassen is de personendichtheid zeer laag. Daarom kan worden aangenomen dat het GR in de huidige situatie onder de oriëntatiewaarde ligt. Een uitgebreide verantwoording van het GR kan dan ook achterwege blijven. Aan het eind van deze paragraaf is wel een beperkte verantwoording van het GR opgenomen.
Op ongeveer 300 m van het plangebied loopt een hogedruk aardgastransportleiding naar de gasbehandelingsinstallatie aan de Madeweg. Het gaat hier om de leiding A-617-01-KR. Deze leiding heeft een druk van 66 bar en een uitwendige diameter van 6 inch. Voor deze leiding geldt een invloedsgebied van 95 m. Aangezien het plangebied ruimschoots buiten dit invloedsgebied ligt, vormt deze leiding geen belemmering voor de vaststelling van dit bestemmingsplan.
Verantwoording GR
Delen van het plangebied liggen binnen het invloedsgebied van de N211 en de aardolie transportleiding. Hierboven is reeds beschreven dat het GR van deze transportassen laag is en dat de vaststelling van dit bestemmingsplan geen invloed heeft op de hoogte van het GR. Daarom kan worden volstaan met een beperkte verantwoording van het GR, waarin aandacht wordt besteed aan zelfredzaamheid en bestrijdbaarheid en bereikbaarheid voor hulpdiensten. Over deze aspecten is advies gevraagd aan de regionale brandweer.
Zelfredzaamheid
Het plangebied bestaat uit de dorpskern Monster. Binnen de invloedsgebieden van de weg en de aardolieleiding zijn voornamelijk woningen aanwezig. Ook zijn hier enkele kleinschalige bedrijven, detailhandel, horeca en maatschappelijke voorzieningen aanwezig. Met name ter plaatse van de woningen en maatschappelijke voorzieningen kunnen verminderd zelfredzame personen verblijven. Het gaat hier echter om woningen en maatschappelijke voorzieningen met een beperkt aantal bouwlagen. Dergelijke gebouwen zijn goed te ontvluchten. Omdat de risicobronnen ten zuiden (N211) en oosten (aardolie transportleiding) van het plangebied liggen, kan gemakkelijk naar het noordwesten toe van de risicobronnen af worden gevlucht. De zelfredzaamheid van personen binnen het plangebied is daarmee goed te noemen.
Bestrijdbaarheid en bereikbaarheid voor hulpdiensten
Het plangebied wordt ontsloten door de N211 en de Haagweg. Via deze wegen is het plangebied goed bereikbaar voor hulpdiensten. Daarom zijn ook de bestrijdbaarheid en bereikbaarheid voor hulpdiensten goed te noemen.
Conclusie
Er wordt geconcludeerd dat het aspect externe veiligheid de vaststelling van het bestemmingsplan niet in de weg staat.
3.7 Geluidshinder
Binnen het plangebied wordt geluidshinder ervaren van het wegverkeer. Het bestemmingsplan maakt echter geen nieuwe geluidsgevoelige functies mogelijk, zodat onderzoek naar wegverkeerslawaai, ingevolge de Wgh, dan ook achterwege kan blijven.
3.8 Glastuinbouw
Toetsingskader
Verspreiding van gewasbeschermingsmiddelen
In het Besluit glastuinbouw worden afstandscriteria genoemd ten opzichte van andere objecten in verband met het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen. Indien niet aan deze afstandscriteria (en andere criteria) wordt voldaan, is een glastuinbouwbedrijf vergunningplichtig. In de onderstaande tabel staat aangegeven met welke afstanden er rekening dient te worden gehouden. De in de tabel genoemde afstanden moeten worden gemeten vanaf het bedrijfsonderdeel dat het dichtst bij het object is gelegen. Waterbassin, watersilo, warmteopslagtank en open erf worden niet als zodanig beschouwd.
Tabel 3.1 Aan te houden afstand tussen glastuinbouwbedrijf en object
soort object | aan te houden afstand | ||
indien glastuinbouwbedrijf vóór 1 mei 1996 is opgericht | indien glastuinbouwbedrijf na 30 april 1996 is opgericht | ||
categorie I: aaneengesloten woonbebouwing, gevoelige objecten | 25 m | 50 m | |
categorie II: overige woningen van derden, restaurants | 10 m | 25 m |
Verstoring door licht
Uit onderzoek is gebleken dat het lichamelijk en psychisch functioneren van de mens negatief wordt beïnvloed, wanneer de natuurlijke afwisseling tussen licht en donker wordt verstoord. In Nederland wordt veel licht geproduceerd, bijvoorbeeld straatverlichting en schijnwerpers op sportvelden. In de glastuinbouw wordt gebruikgemaakt van assimilatiebelichting om de groei van gewassen in kassen te bevorderen. In het Besluit glastuinbouw zijn regels opgenomen voor assimilatiebelichting. In het algemeen dient de gevel van een kas waar assimilatiebelichting wordt toegepast, op een dusdanige manier te worden afgeschermd, dat op een afstand van ten hoogste 10 m de lichtuitstraling met minstens 95% wordt gereduceerd en de gebruikte lampen buiten de inrichting niet zichtbaar zijn. Ook vanuit de sector zelf wordt gewerkt aan richtlijnen om hinder als gevolg van verlichting in kassen tegen te gaan.
Onderzoek en conclusie
Rond grote delen van de kern Monster liggen glastuinbouwbedrijven. Het voorliggend bestemmingsplan is echter consoliderend. Dat betekent dat er geen ontwikkelingen worden mogelijk gemaakt die ervoor kunnen zorgen dat een glastuinbouwbedrijf vergunningsplichtig wordt die dat in de huidige situatie nog niet is. Er wordt daarom vanuit gegaan dat glastuinbouwbedrijven geen onacceptabele hinder voor het plangebied kunnen veroorzaken. Daarnaast wordt geconcludeerd dat het aspect licht de uitvoering van het bestemmingsplan niet in de weg staat.
3.9 Kabels En Leidingen
Binnen het plangebied ligt een aardolie transportleiding. In paragraaf 3.6 is op de externe veiligheidsaspecten van deze leiding ingegaan. Hier is ook de belemmeringenstrook van deze leidingen genoemd. Deze bedraagt 5 m aan weerszijden van de leiding. De belemmeringenstrook wordt opgenomen op de verbeelding. Overige planologisch relevante leidingen zijn in de directe omgeving van het plangebied niet aanwezig. Ook liggen hier geen hoogspanningsverbindingen, straalpaden of telecomverbindingen. Er wordt daarom geconcludeerd dat het aspect kabels en leidingen geen belemmering oplevert voor de vaststelling van het bestemmingsplan.
3.10 Luchtkwaliteit
Toetsingskader
Het toetsingskader voor luchtkwaliteit wordt gevormd door hoofdstuk 5 van de Wet milieubeheer (ook wel Wet luchtkwaliteit genoemd, Wlk). De Wet milieubeheer (Wm) bevat grenswaarden voor zwaveldioxide, stikstofdioxide en stikstofoxiden, fijn stof, lood, koolmonoxide en benzeen. Hierbij zijn in de ruimtelijke ordeningspraktijk langs wegen vooral de grenswaarden voor stikstofdioxide (jaargemiddelde) en fijn stof (jaar- en daggemiddelde) van belang. De grenswaarden van de laatstgenoemde stoffen zijn in tabel 3.2 weergegeven. De grenswaarden gelden voor de buitenlucht, met uitzondering van een werkplek in de zin van de Arbeidsomstandighedenwet.
Tabel 3.2 Grenswaarden maatgevende stoffen Wm
stof | toetsing van | grenswaarde | geldig | ||
stikstofdioxide (NO2) | jaargemiddelde concentratie | 60 µg/m³ | 2010 tot en met 2014 | ||
jaargemiddelde concentratie | 40 µg/m³ | vanaf 2015 | |||
fijn stof (PM10) | jaargemiddelde concentratie | 40 µg/m³ | vanaf 11 juni 2011 | ||
24-uurgemiddelde concentratie | max. 35 keer p.j. meer dan 50 µg/m³ | vanaf 11 juni 2011 |
Op grond van artikel 5.16 van de Wm kunnen bestuursorganen bevoegdheden die gevolgen kunnen hebben voor de luchtkwaliteit (zoals de vaststelling van een bestemmingsplan) onder andere uitoefenen indien de bevoegdheden/ontwikkelingen niet leiden tot een overschrijding van de grenswaarden of de bevoegdheden/ontwikkelingen niet in betekenende mate bijdragen aan de concentratie in de buitenlucht.
In het Besluit niet in betekenende mate is bepaald in welke gevallen een project niet in betekenende mate bijdraagt. Dit is onder andere het geval als een project een effect heeft van minder dan 3% van de jaargemiddelde grenswaarde stikstofdioxide en fijn stof.
In het kader van een goede ruimtelijke ordening wordt bij het opstellen van ruimtelijke plannen uit oogpunt van de bescherming van de gezondheid van de mens tevens rekening gehouden met de luchtkwaliteit ter plaatse van het plangebied.
Onderzoek
Aangezien het hier een consoliderend bestemmingsplan betreft, kan zonder berekeningen worden geconcludeerd dat voldaan wordt aan hoofdstuk 5 van de Wm. Het bestemmingsplan maakt namelijk geen ontwikkelingen mogelijk die invloed hebben op de concentraties luchtverontreinigende stoffen. In het kader van een goede ruimtelijke ordening is een indicatie van de luchtkwaliteit ter plaatse van het plangebied gegeven. Dit is gedaan aan de hand van de monitoringstool (www.nsl-monitoring.nl) die bij het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit hoort. Hieruit blijkt dat gedurende de hele planperiode de jaargemiddelde concentraties stikstofdioxide en fijn stof direct langs de N211, de Molenweg en de Hogeweg (drie maatgevende wegen die door het plangebied lopen) onder de grenswaarden uit de Wm liggen. Omdat direct langs deze wegen aan de grenswaarden wordt voldaan, zal dit ook ter plaatse van de overige delen van het plangebied het geval zijn. Concentraties luchtverontreinigende stoffen nemen immers af naarmate een locatie verder van de weg ligt. Daarom is ter plaatse van het hele plangebied sprake van een goed woon- en leefklimaat.
Conclusie
Er wordt geconcludeerd dat het aspect luchtkwaliteit de uitvoering van het bestemmingsplan niet in de weg staat. Uit het oogpunt van luchtkwaliteit is sprake van een goed woon- en leefmilieu ter plaatse.
3.11 Verkeer
Verkeersstructuur
Ontsluiting gemotoriseerd verkeer
De twee belangrijkste ontsluitingswegen van Monster zijn de Emmastraat (N211) aan de zuidzijde en de Molenweg aan de oostzijde. Deze wegen lopen rond de kern en hebben als doel het verkeer snel van en naar de toeleidende wegen te voeren. Meerdere uitvalswegen leiden naar de omliggende grotere plaatsen en het rijkswegennet. Via de Haagweg kan naar Den Haag worden gereden. De N211 leidt zuidwaarts naar 's Gravenzande en oostwaarts naar Poeldijk van waaraf de N211 en N264 via het kassengebied aansluiten op de A4. Tot slot leidt de Zwartendijk (N465) naar Naaldwijk. Met name de N211 en N465 zijn van belang als verbinding naar de diverse veilingen.
Binnen de kern zelf wordt de hoofdwegenstructuur sterk bepaald door noord-zuid en oost-westverbindingen. Een belangrijke noord-zuidverbinding wordt gevormd door de route Burgemeester Kampschoërstraat- van Bemmellaan-Heijdseweg. Een belangrijke oost-westverbinding wordt gevormd door de route Molenstraat-Larixlaan-Acaciastraat- Hortensiastraat en 's Gravenzandseweg.
Het verkeersbeleid voor de gemeente Westland is vastgelegd in het Westlands Verkeer en Vervoerplan 2006 (WVVP). Dit WVVP is voor Monster uitgewerkt in het verkeersplan Monster en Ter Heijde aan zee.
In het kader van Duurzaam Veilig zijn de wegen gecategoriseerd. Met de wegencategorisering is aangegeven welke de voor het verkeer belangrijke gebiedsontsluitingswegen zijn. De Molenweg, Haagweg en Emmastraat zijn gecategoriseerd als gebiedsontsluitingswegen binnen de bebouwde kom met een maximumsnelheid van 50 km/h. De overige wegen binnen de bebouwde kom van Monster zijn gecategoriseerd als gebiedsontsluitings- of erftoegangswegen met een maximumsnelheid van 30 km/h.
Ontsluiting langzaam verkeer
Voor het fietsverkeer lopen door Monster een aantal regionale fietsroutes. Hierbij wordt onderscheid gemaakt tussen routes langs de kust, tussen de kernen en door het glastuinbouwgebied. Daarnaast zijn er ook recreatieve fietsroutes, zoals de Westlandroute en de Tuindersroute. De belangrijkste fietsroutes zijn langs de gebiedsontsluitingswegen gelegen. Langs deze wegen zijn, conform de inrichting volgens Duurzaam Veilig, in principe vrijliggende fietspaden aanwezig. Op de 30 km/h-wegen binnen het plangebied vind, conform de inrichting volgens Duurzaam Veilig, een gemengde verkeersafwikkeling plaats.
Ontsluiting per openbaar vervoer
De kern Monster is bereikbaar door middel van diverse buslijnen welke door en langs de kern voeren. Binnen het plangebied halteren de openbaarvervoerdiensten in de richtingen Den Haag en Naaldwijk via Monster en 's-Gravenzande en de openbaarvervoerdiensten tussen Den Haag en Hoek van Holland via 's-Gravenzande. Zoals uit bovenstaande blijkt zorgen de buslijnen voor een goede verbinding met de kernen in de gemeente Westland en de regio.
Verkeersafwikkeling
Uit het verkeersplan blijkt dat een van de grootste problemen in Monster het sluipverkeer door de kern is. Tevens wordt door het verkeer te hard door de 30 km/h-zone gereden. Een oplossing hiervoor is dat het verkeer zo snel mogelijk uit de kern moet worden geleid richting de gebiedsontsluitingswegen. Het doorgaande verkeer tussen Den Haag en 's-Gravenzande dient gebruik te maken van de Molenweg en de Emmastraat. In het verkeersplan zijn maatregelen genoemd om dit te bereiken. In het verkeersplan staat tevens dat het verkeer op de toeleidende wegen in de spits stagneert. Ook hiervoor zijn in het verkeersplan oplossingen aangedragen die tot een betere doorstroming van het autoverkeer moeten leiden.
Parkeren
Bij nieuwbouw dient aan de hand van de parkeernormen het benodigde aantal parkeerplaatsen te worden bepaald. De gemeente Westland heeft in de parkeernormering eigen parkeernormen opgenomen. Deze normering verschilt per gebied binnen de kernen en is afhankelijk van het type functie en de prijsklassen van de woningen.
Conclusie
De bereikbaarheid voor het verkeer is goed te noemen. De verkeersveiligheid is voldoende gewaarborgd door de inrichting conform Duurzaam Veilig. Diverse maatregelen zullen er in de toekomst voor moeten zorgen dat de verkeersafwikkeling voldoende gewaarborgd blijft. Bij nieuwe ontwikkelingen dienen voldoende parkeerplaatsen op eigen terrein aangelegd te worden om in de eigen parkeerbehoefte te voorzien. Hierbij dienen de richtlijnen uit het WVVP te worden gehanteerd.
3.12 Water
Waterbeheer en watertoets
Het plangebied ligt binnen het beheersgebied van het Hoogheemraadschap van Delfland, verantwoordelijk voor het waterkwantiteits- en waterkwaliteitsbeheer. Bij het tot stand komen van het bestemmingsplan wordt overleg gevoerd met de waterbeheerder over deze waterparagraaf. De opmerkingen van de waterbeheerder worden vervolgens verwerkt in deze waterparagraaf.
Beleid duurzaam stedelijk waterbeheer
Op verschillende bestuursniveaus zijn de afgelopen jaren beleidsnota's verschenen aangaande de waterhuishouding, allen met als doel een duurzaam waterbeheer (kwalitatief en kwantitatief). Deze paragraaf geeft een overzicht van de voor het plangebied relevante nota's, waarbij het beleid van het hoogheemraadschap en de gemeente nader wordt behandeld.
Europa:
- Kaderrichtlijn Water (KRW).
Nationaal:
- Nationaal Waterplan (NW);
- Waterbeleid voor de 21ste eeuw (WB21);
- Nationaal Bestuursakkoord Water (NBW);
- Waterwet.
Provinciaal:
- Provinciaal Waterplan;
- Provinciale Structuurvisie;
- Verordening Ruimte.
Waterschapsbeleid
In het Waterbeheerplan 2010-2015 beschrijft het Hoogheemraadschap van Delfland de strategische keuzes, de doelen voor het waterbeheer en de financiële consequenties daarvan. De complexiteit van het gebied en de omvang van de noodzakelijke investeringen dwingen tot het stellen van prioriteiten. Het Hoogheemraadschap gaat het beheer en onderhoud van het watersysteem optimaliseren en zal daarbij flink investeren in waterkwaliteit, waterkeringen en het voorkomen van wateroverlast en watertekort. Voor de zuiveringstechnische infrastructuur ligt de nadruk op beheren, onderhouden en optimaliseren.
In het kader van de afstemming van het waterbeleid met ontwikkelingen in de ruimtelijke ordening heeft het Hoogheemraadschap in 2007 een Waterkansenkaart opgesteld. Deze Waterkansenkaart kan gezien worden als de nadere, gebiedsspecifieke uitwerking van de Deelstroomgebiedsvisie Midden-Holland. Ten slotte is in 2012 de nieuwe Handreiking Watertoets vastgesteld. De nieuwe handreiking biedt gemeenten, adviesbureaus en projectontwikkelaars handvatten voor de invulling van proces en inhoud van de watertoets voor ruimtelijke plannen op gemeentelijk niveau. De handreiking bestaat uit een procesdeel en een inhoudelijk deel. In het procesdeel wordt ingegaan op het watertoetsproces voor ruimtelijke planvorming. Het inhoudelijk deel bevat de vertaling van het actuele beleid van Delfland in ruimtelijke zin.
Gemeentelijk beleid
Het waterplan Westland 2009-2015, met als ondertitel 'Westlands water, nu en later' is een product van de gemeente Westland en het Hoogheemraadschap van Delfland. Hierin wordt onder andere de waterhuishoudkundige visie en ambities tot 2030 en de daarbij horende doelstellingen tot 2015 beschreven. Centraal hierin staan de thema's 'Droge voeten, levend water en zichtbaar water'. De ruimtelijke vertaling van de hieruit voortkomende maatregelen is per polder in kaart weergegeven. De gewenste waterstructuur wordt door de gemeente vertaald in bestemmingsplannen en structuurvisies.
In het Verbreed Gemeentelijk Rioleringsplan Westland 2011-2015 heeft de gemeente haar visie op het stedelijk waterbeheer vastgelegd. Met het eerste Verbreed GRP Westland 2011-2015 wordt niet alleen uitvoering gegeven aan de wettelijke eisen, maar wordt ook de onderlinge samenhang tussen de drie zorgplichten en reeds in gang gezette ontwikkelingen zoals het project Riolering Glastuinbouw Westland (RGW) weergegeven. Het Verbreed GRP is een logisch vervolg op de wijzigingen in wetgeving/beleid en een noodzakelijke verdere optimalisatie van het beleid dat de afgelopen 5 jaar is gevolgd.
Huidige situatie
Algemeen
Het plangebied bestaat uit de kern Monster.
Bodem en grondwater
Volgens de Bodemkaart van Nederland bestaat de bodem ter plaatse grotendeels uit zand. Meer naar het zuiden bestaat de bodem uit klei.
Er is sprake van grondwatertrap IV. Dat wil zeggen dat de gemiddeld hoogste grondwaterstand meer dan 0,4 m beneden maaiveld ligt en dat de gemiddeld laagste grondwaterstand varieert tussen de 0,8 m en de 1,2 m beneden maaiveld. De maaiveldhoogte ligt tussen de circa NAP +2,5 m in het noorden en NAP +0,8 m in het zuiden.
Waterkwantiteit
In het plangebied zijn enkele grote waterpartijen aanwezig, waaronder enkele primaire boezemwatergangen.
Veiligheid en waterkeringen
Binnen het bestemmingsplan liggen geen boezemkades met bijbehorende waterkeringen. Wel ligt ten noordwesten van het plangebied de zeewering. De beschermingszone van de zeewering valt voor een deel in het plangebied en is derhalve opgenomen op de verbeelding.
Afvalwaterketen en riolering
Binnen het plangebied is een voornamelijk gemengd rioleringsstelsel aanwezig.
Toekomstige situatie
Het bestemmingsplan is consoliderend van aard. Er worden geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk gemaakt. Dit betekent dat geen grootschalige functieveranderingen en/of herinrichtingen zijn gepland. Binnen de vigerende bestemmingen bestaat wel de mogelijkheid tot kleinschalige ontwikkelingen. Het gaat dan bijvoorbeeld om het bouwen van aan- of bijgebouwen (al of niet omgevingsvergunningplichtig) of het aanleggen van paden of verhardingen.
Vanwege de consoliderende aard biedt het bestemmingsplan weinig of geen mogelijkheden om het watersysteem en -beheer te verbeteren.
Als in de toekomst ruimtelijke ontwikkelingen plaatsvinden, is het uitgangspunt dat de waterhuishoudkundige situatie niet mag verslechteren. Dit betekent bijvoorbeeld dat de waterhuishouding kan worden verbeterd door het afkoppelen van schoon verhard oppervlak, hiermee wordt voorkomen dat schoon hemelwater wordt afgevoerd naar de rioolwaterzuiveringsinstallatie. Dit betekent ook dat toename van het verharde oppervlak en/of dempingen binnen het gebied moeten worden gecompenseerd. Ook combinaties met andere functies zoals groen en recreatie liggen voor de hand. Door de aanleg van natuurvriendelijke en ecologische oevers wordt bijvoorbeeld meer waterberging gerealiseerd. Daarnaast is het van belang om bij eventuele ontwikkeling diffuse verontreinigingen te voorkomen door het gebruik van duurzame, niet-uitloogbare materialen (geen zink, lood, koper en PAK's-houdende materialen), zowel gedurende de bouw- als de gebruiksfase.
Waterbeheer
Voor aanpassingen aan het bestaande watersysteem dient bij het hoogheemraadschap vergunning te worden aangevraagd op grond van de 'Keur'. Dit geldt dus bijvoorbeeld voor het graven van nieuwe watergangen, het aanbrengen van een stuw of het afvoeren van hemelwater naar het oppervlaktewater. In de Keur is ook geregeld dat een beschermingszone voor watergangen en waterkeringen in acht dient te worden genomen. Dit betekent dat binnen de beschermingszone niet zonder ontheffing van het hoogheemraadschap gebouwd, geplant of opgeslagen mag worden. De genoemde bepaling beoogt te voorkomen dat de stabiliteit, het profiel en/of de veiligheid wordt aangetast, de aan- of afvoer en/of berging van water wordt gehinderd dan wel het onderhoud wordt gehinderd. Ook voor het onderhoud gelden bepalingen uit de 'Keur'. Het onderhoud en de toestand van de (hoofd)watergangen worden tijdens de jaarlijkse schouw gecontroleerd en gehandhaafd.
Water en Waterstaat in het bestemmingsplan
In het bestemmingsplan wordt het in ieder geval het primaire oppervlaktewater in het plangebied bestemd als 'Water'. Voor waterkeringen (kernzone) inclusief de beschermingszones geldt een zogenaamde dubbelbestemming, deze hebben de bestemming 'Waterstaat - Waterkering' toebedeeld gekregen.
Conclusie
Het bestemmingsplan heeft geen negatieve gevolgen voor het waterhuishoudkundige systeem ter plaatse.
Hoofdstuk 4 Juridische Planbeschrijving
In dit hoofdstuk wordt een toelichting gegeven op de planvorm voor het bestemmingsplan. Tevens wordt uiteengezet welke gedachten aan de juridische regeling ten grondslag liggen en welke regeling wordt voorgesteld.
4.1 Planvorm
Het bestemmingsplan biedt voor de bestaande woonbebouwing en de voorzieningen in het plangebied een consolidatie- en beheersfunctie en staat geen nieuwe grote ontwikkelingen toe. De juridische planvorm is afgestemd op de hoofdlijnen van het beleid dat erop gericht is de aanwezige functies te behouden. Gezien het gewenste behoud van de ruimtelijke en functionele structuur van de woonwijken, is gekozen voor een gedetailleerde planvorm. Deze planvorm maakt het mogelijk alle aanwezige functies in het plangebied te voorzien van een gedetailleerde bestemmingsregeling, waardoor de ruimtelijke kwaliteit in het gebied als zodanig kan worden beheerd en behouden.
Ook is rekening gehouden met de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo). Deze wet is in werking getreden op 1 oktober 2010 en de voornaamste vernieuwing die hieruit voortkomt is de omgevingsvergunning. De omgevingsvergunning is één geïntegreerde vergunning voor bouwen, wonen, monumenten, ruimte, natuur en milieu. Het inhoudelijke toetsingskader verandert niet of nauwelijks ten opzichte van het huidige toetsingskader. De verantwoordelijkheid voor de afstemming tussen de diverse juridische kaders ligt echter vanaf 1 oktober 2010 bij de overheid. Daarnaast wordt in de Wabo bepaald welk type bouwwerken onder welke voorwaarden zonder vergunning opgericht mogen worden. De bestemmingsregels zijn hier waar nodig op afgestemd.
4.2 Verbeelding (Plankaart)
Wettelijke vereisten
De Wro bepaalt dat ruimtelijke plannen digitaal en analoog beschikbaar moeten zijn. Hierbij vormt de inhoud van de digitale versie de beslissende versie. De digitalisering brengt met zich mee dat bestemmingsplannen digitaal uitwisselbaar en op vergelijkbare wijze gepresenteerd moeten worden. Met het oog hierop stellen de Wro en de onderliggende regelgeving eisen waaraan digitale en analoge plannen moeten voldoen. Zo bevat de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (SVBP) bindende afspraken waarmee bij het maken van bestemmingsplannen rekening moet worden gehouden. De SVBP kent (onder meer) hoofdgroepen van bestemmingen, een lijst met functie- en bouwaanduidingen, gebiedsaanduidingen en een verplichte opbouw van de planregels en het renvooi.
Leeswijzer verbeelding
Wegwijzer via internet
Met de digitalisering van ruimtelijke plannen is het lezen en interpreteren van de verbeelding (voorheen plankaart) een nieuwe aangelegenheid. Via de website www.ruimtelijkeplannen.nl kunnen bestemmingsplannen (ook in voorbereiding zijnde plannen voor zover deze ter inzage zijn gelegd) worden ingezien. Via het tabblad 'bestemmingsplannen' kan worden doorgeklikt naar de provincie, de woonplaats of nog specifieker de straatnaam. De gebieden die zwart omlijnd op de kaart staan aangeduid, zijn de gebieden waarvoor een bestemmingsplan digitaal raadpleegbaar is.
Zodra het gewenste bestemmingsplan is gevonden en deze voldoende is ingezoomd, wordt de betreffende bestemmingslegging zichtbaar. Om een beter beeld van de omgeving te krijgen, kan voor verschillende ondergronden worden gekozen (luchtfoto, topografie). Zodra linksonder 'legenda' wordt aangeklikt, wordt inzichtelijk wat de verschillende kleuren betekenen.
Door vervolgens op een locatie binnen het plangebied te klikken wordt aan de rechterzijde van de kaart de bijbehorende informatie getoond. Zie onderstaand figuur.
Figuur 4.1 Verbeelding met rechts in beeld de uitleg bij de locatie waar het rode kruis is geplaatst
In bovenstaand voorbeeld geldt voor de locatie waarin het rode kruisje is geplaatst een goothoogte van 4 m en een bouwhoogte van 8 m. De gronden zijn bestemd voor wonen en er geldt daarnaast een dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie - 4' Indien meer informatie is gewenst, kan boven het blauwe vlak worden doorgeklikt naar de toelichting en/of de regels van het plan.
Analoge verbeelding
Alhoewel de digitale verbeelding het uitgangspunt vormt, blijft het mogelijk het bestemmingsplan analoog in te zien. Het lezen van de analoge verbeelding is verschillend van de digitale verbeelding. Op de analoge verbeelding zijn alle functies zodanig bestemd, dat het mogelijk is om met behulp van het renvooi direct te zien welke bestemmingen aan de gronden binnen het plangebied zijn gegeven en welke regels daarbij horen. Uitgangspunt daarbij is dat de verbeelding zoveel mogelijk informatie geeft over de in acht te nemen maten en volumes.
Bestemmingsvlak en bouwvlak
De meeste enkelbestemmingen bestaan doorgaans uit twee vlakken: een bestemmingsvlak en een bouwvlak. Het bestemmingsvlak geeft aan waar een bepaald gebruik toegestaan is. Het bouwvlak is een gebied waarvoor de mogelijkheden om gebouwen te bouwen in de regels zijn aangegeven. Bouwvlakken worden doorgaans voorzien van aanduidingen die betrekking hebben op de maatvoering. Soms komt het voor dat het bestemmingsvlak en het bouwvlak met elkaar samenvallen. Op de plankaart is dan uitsluitend een bouwvlak te zien (het bestemmingsvlak ligt hieronder).
Aanduidingen
Op de plankaart is een onderscheid gemaakt in verschillende aanduidingen. Een aantal functieaanduidingen is gebruikt om de gebruiksmogelijkheden binnen een bestemming of een gedeelte daarvan nader te specificeren. Het kan hierbij gaan om een nadere specificatie van de gebruiksmogelijkheden, een expliciete verruiming daarvan of juist een beperking. Voorbeelden hiervan zijn 'kantoor', 'onderwijs' en 'religie'.
Alle aanduidingen met betrekking tot de wijze van bouwen en de verschijningsvorm van bouwwerken worden bouwaanduidingen genoemd. Voorbeelden van voorkomende bouwaanduiding in het plangebied zijn 'gestapeld', 'karakteristiek' en 'onderdoorgang'.
Alle aanduidingen die betrekking hebben op afmetingen, percentages en oppervlakten, zowel ten aanzien van het bouwen als ten aanzien van het gebruik, zijn maatvoeringaanduidingen.
Tot slot is een gebiedsaanduiding opgenomen. Een gebiedsaanduiding is een aanduiding die verwijst naar een gebied waarvoor bij de toepassing specifieke regels gelden of waar nadere afwegingen moeten worden gemaakt. Bij gebiedsaanduidingen gaat het veelal om zones en (deel)gebieden die aan sectorale regelgeving zijn ontleend. In alle gevallen gaan gebiedsaanduidingen vergezeld van een daarop betrekking hebbende regeling in de planregels. In het plangebied zijn gebiedsaanduidingen opgenomen voor molenbiotoop van molen 'De Vier Winden' en ten behoeve voor de opslag van munitie ter plaatse van de schietvereniging.
4.3 Uitleg Van De Planregels
4.3.1 Opbouw van de planregels
De regels van het bestemmingsplan bestaan uit de volgende onderdelen:
- 1. inleidende regels;
- 2. bestemmingsregels;
- 3. algemene regels;
- 4. overgangs- en slotregel.
4.3.2 Inleidende regels
Begrippen (Artikel 1)
Dit artikel definieert de begrippen die in het bestemmingsplan worden gebruikt. Dit wordt gedaan om interpretatieverschillen te voorkomen.
Wijze van meten (Artikel 2)
Dit artikel geeft aan hoe de lengte, breedte, hoogte, diepte en oppervlakte en dergelijke van gronden en bouwwerken wordt gemeten of berekend. Alle begrippen waarin maten en waarden voorkomen worden in dit artikel verklaard.
4.3.3 Bestemmingsregels
Bedrijf (Artikel 3)
Binnen het plangebied zijn een aantal bedrijvenlocaties aanwezig. Deze hebben de bestemming 'Bedrijf'. Op deze gronden zijn zowel bedrijven toegestaan, alsmede wegen, parkeervoorzieningen, nutsvoorzieningen en overige bijbehorende voorzieningen.
Op basis van omliggende functies is voor de betreffende bedrijfsgronden ingeschaald tot welke milieucategorie bedrijven zijn toegestaan. Omdat dit voor alle betreffende gronden gelijk is (categorie B1 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten, zie ook paragraaf 3.2 Bedrijven en milieuhinder), is dit in algemene zin in de regels vastgelegd en niet per bedrijfsperceel op de kaart opgenomen.
Het plangebied kent één bestaand bedrijf dat niet binnen deze algemene toelaatbaarheid past, hiervoor is een specifieke aanduiding opgenomen. Het betreft het bedrijf op het perceel Parallelweg 8. Door middel van de betreffende aanduiding (specifieke vorm van bedrijf - 1) wordt geregeld dat naast bedrijven die passen binnen de algemene toelaatbaarheid, tevens een dergelijk bedrijf is toegestaan.
Het bevoegd gezag heeft de bevoegdheid om af te wijken van de regels om zodoende bedrijfsactiviteiten toe te staan die genoemd worden in één categorie hoger dan algemeen toelaatbaar is en voor bedrijven die niet genoemd worden in de Staat van Bedrijfsactiviteiten, op voorwaarde dat deze bedrijfsactiviteiten (als gevolg van de geringe omvang van hinderlijke (deel)activiteiten of door een milieuvriendelijke werkwijze) naar aard en invloed op de omgeving vergelijkbaar zijn met de bedrijfsactiviteiten genoemd in de lagere algemeen toegelaten milieucategorieën.
Het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) is in de regeling geïmplementeerd door middel van het uitsluiten van risicovolle inrichtingen. In de begrippen is het begrip 'risicovolle inrichtingen' verklaard. Daarnaast zijn geluidshinderlijke inrichtingen eveneens niet toegestaan.
Centrum (Artikel 4)
De bestemming Centrum is toegekend aan het gebied rond het Kerkplein. Bij het toekennen van deze bestemming is uitgegaan van het bestemmingsplan Kerngebieden. Daar waar de gronden voorzien waren van de bestemming 'Gemengde Doeleinden' is nu de bestemming 'Centrum' opgenomen. Op deze gronden zijn verschillende uitwisselbare functies mogelijk. Het gaat hierbij om wonen, detailhandel en dienstverlening, bedrijven, kantoren en horeca. Voor horeca geldt dat deze uitsluitend zijn toegestaan waar deze met een specifieke aanduiding op de plankaart zijn opgenomen.
Cultuur en Ontspanning (Artikel 5)
De kinderboerderij aan de Vivaldi is bestemd als Cultuur en Ontspanning.
Detailhandel (Artikel 6)
In het plangebied bevinden zich solitair gelegen detailhandelsvoorzieningen aan de Larixlaan en de Van Brederodestraat. Deze hebben de bestemming 'Detailhandel'. Op deze gronden is detailhandel en dienstverlening toegestaan, met uitzondering van de verkoop van consumentenverkoop. Dit is in overeenstemming met de gemeentelijke beleidsregels voor consumentenvuurwerk (zie ook paragraaf 2.1.3 Regionaal engemeentelijk beleid).
Gemengd-1 t/m - 3 (Artikel 7 t/m Artikel 9)
De bestemmingen Gemengd - 1, 2, en 3 maken ieder een verzameling van hoofdfuncties mogelijk. Binnen de bestemming zijn de betreffende functies onderling uitwisselbaar.
Groen (Artikel 10)
De groenvoorzieningen met een structurerend karakter zijn ondergebracht in de bestemming Groen. Naast beplanting zijn hier onder andere ook speelvoorzieningen, nutsvoorzieningen, trottoirs, wandelpaden, oeververbindingen en water mogelijk. Onder speelvoorzieningen gaat het daarbij om kleine speelvoorzieningen. Wanneer het om grotere speeltoestellen gaat of om een verzameling daarvan zodat gesproken kan worden van een speeltuin(tje), dan wordt dit op de kaart en in de regels specifiek aangegeven met de aanduiding 'speeltuin'.
Horeca (Artikel 11)
Binnen de bestemming Horeca zijn horeca-activiteiten toegestaan die vallen in categorie 1 van de Staat van Horeca-activiteiten. Voor een toelichting op uitleg van de Staat van Horeca-activiteiten wordt verwezen naar paragraaf 3.5 Horeca). De bestemming is toegekend aan een tweetal horecavoorzieningen die gelegen zijn net buiten het centrumgebied (en dus geen centrumbestemming hebben).
Kantoor (Artikel 12)
Kantoren welke niet zijn gelegen op gronden met een gemengde bestemming zijn als 'Kantoor' bestemd.
Maatschappelijk (Artikel 13)
Maatschappelijke functies, waaronder de kerken, scholen, zorginstellingen, kinderopvang begraafplaatsen en de molen, zijn voorzien van de bestemming Maatschappelijk.
De diverse gronden zijn over het algemeen van een specifieke functieaanduiding voorzien, overeenkomstig het vigerende bestemmingsplan. Op gronden waar geen specifieke aanduiding is opgenomen, zijn maatschappelijke functies uitwisselbaar.
Sport (Artikel 14)
De bestemming Sport is toegekend aan de sportvoorzieningen (sportvelden en sporthallen) en het sportverenigingsleven in het plangebied.
Tuin (Artikel 15)
De voor Tuin aangewezen gronden zijn bestemd voor de voortuinen of zijtuinen bij de op de gronden aanwezige woningen. Het betreft hier in alle gevallen woningen. Op gronden met de bestemming Tuin zijn uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, toegestaan.
Verkeer (Artikel 16)
Daar waar een weg een stroomfunctie heeft, zijn de gronden bestemd als Verkeer. Binnen deze bestemming zijn een aantal daarin passende gebruiksvormen toegestaan, zoals parkeren, groen- en waterpartijen en nutsvoorzieningen.
Verkeer - Verblijfsgebied (Artikel 17)
Het openbaar gebied in de woonwijken heeft een verblijfs- en verplaatsingsfunctie. Deze gronden zijn bestemd als Verkeer - Verblijfsgebied. Binnen deze bestemming is ontsluiting toegestaan met daarbij behorende voorzieningen zoals parkeren, groen- en waterpartijen, nutsvoorzieningen, speeltoestellen en reclame-uitingen.
Water (Artikel 18)
Waterpartijen, structuurbepalende watergangen en locaties die van belang zijn voor de waterberging zijn bestemd voor Water.
Wonen (Artikel 19)
In het bestemmingsplan is het wonen de belangrijkste functie. De regeling voor de woonpercelen bestaat uit twee bestemmingen: Wonen en Tuin. De bestemming Tuin is reeds toegelicht.
Opzet van de bestemmingslegging
De woningen zelf zijn voorzien van de bestemming Wonen. Het beleid van de gemeente Westland is erop gericht de kwaliteit van de woonomgeving te behouden. Naast de bestaande situatie en de bestaande mogelijkheden die voortvloeien uit de vigerende bestemmingsplanregeling, is bij het toekennen van de bestemmingen het bieden van voldoende erfbebouwingsmogelijkheden voor de bestaande woningen het uitgangspunt. De basis voor de regeling van de bestaande woonfunctie wordt gevormd door een regeling bestaande uit bouwvlakken ter plaatse van de aanwezige hoofdgebouwen. De gronden buiten het hoofdgebouw (zij- en achtererf) zijn gelegen buiten het bouwvlak. De gronden aan de voorzijde (en soms zijkant) zijn bestemd als Tuin.
Bouwvlakken hoofdgebouwen
Bij de opstelling van het bestemmingsplan is voor alle woningen bepaald waar in de huidige situatie het hoofdgebouw (de woning zelf) en waar het bijgebouw (bijvoorbeeld garage) staat. Deze bestaande situatie is het uitgangspunt. Rekening houdend met karakteristieke voorgevelverspringingen en rooilijnen, zijn op de bestemmingsplankaart bouwvlakken opgenomen. Uitsluitend binnen deze bouwvlakken zijn hoofdgebouwen toegestaan, waarmee de plaats van hoofdgebouwen juridisch is vastgelegd. In de vigerende bestemmingsplannen is de begrenzing van de bouwvlakken aan de achterzijde van de woning vaak op 1 of 2 m uit de bestaande achtergevel neergelegd. Ook in dit bestemmingsplan wordt deze ruimte geboden.
Waar het om gestapelde woningen gaat (flats) is dit door middel van een bouwaanduiding specifiek aangegeven. Per hoofdgebouw is tot slot de goot- en bouwhoogte vastgelegd. Ingeval de eerste bouwlaag gedeeltelijk onder het peil, grenzend aan de straat c.q. weg is gelegen (bijvoorbeeld bij een halfverdiepte parkeergarage) , dienen de hoogtematen gemeten te worden vanaf het peil. Waarbij het gedeelte vanaf de eerste bouwlaag dus gedeeltelijk wordt meegerekend. Dit is bijvoorbeeld aan de Slangekruit en Waterlijn van toepassing.
Erfbebouwing
De gronden achter en deels naast het hoofdgebouw c.q. de woning zijn te gebruiken voor uitbreiding van het hoofdgebouw of voor de bouw van bijgebouwen. De regeling bevat bepalingen met betrekking tot oppervlakte en hoogte van erfbebouwing.
In het bestemmingsplan worden er voldoende erfbebouwingsmogelijkheden geboden, terwijl de ruimtelijke kwaliteit niet onevenredig wordt aangetast.
Aan-huis-gebonden ondernemingen
Aan-huis-gebonden ondernemingen zijn als ondergeschikte functie bij de hoofdfunctie wonen toegestaan. Deze mogen alleen voorkomen zolang de omvang niet meer dan 25% van de gezamenlijke vloeroppervlakte van de bebouwing bedraagt. Dit geldt tot een maximum van 50 m² per woning.
Overige functies naast het wonen
Op verschillende plaatsen in het plangebied zijn naast de woonfunctie ook andere functies aanwezig. Het kan hierbij gaan om bijvoorbeeld kantoren of gemengde functies. Deze functies hebben een specifieke functieaanduiding om het huidige gebruik goed mogelijk te maken.
Leiding - Olie (Artikel 20)
Ter bescherming van de in het plangebied aanwezige planologisch relevante olieleiding is de bestemming Leiding - Olie opgenomen. Het betreft hier een dubbelbestemming. Bouwen is slechts mogelijk op basis van een door het bevoegd gezag verleende omgevingsvergunning, waarbij getoetst wordt aan het belang van de leiding. Voor het uitvoeren van een aantal werkzaamheden en werken, geen gebouwen zijnde, is een omgevingsvergunningsplicht opgenomen. De werken of werkzaamheden zijn slechts toelaatbaar voor zover het leidingbelang niet onevenredig wordt geschaad. De leidingbeheerder brengt hierover voorafgaand advies uit aan het bevoegd gezag.
Waarde - Archeologie - 1 t/m - 4 (Artikel 21-Artikel 24)
In het plangebied zijn gebieden aanwezig met een archeologische verwachtingswaarde (zie ook paragraaf 3.1 Archeologie en cultuurhistorie). Afhankelijk van de verschillende waarde zijn de dubbelbestemmingen Waarde - Archeologie - 1 t/m - 4 opgenomen te weten:
- Archeologisch waardevol gebied A: Waarde - Archeologie - 1;
- Archeologisch waardevol gebied B: Waarde - Archeologie - 2;
- Onderzoeksgebied A: Waarde - Archeologie - 3;
- Onderzoeksgebied B: Waarde - Archeologie - 4.
Hiermee worden de archeologische verwachtingswaarden die binnen het plangebied gelden beschermd. Bouw- en grondwerkzaamheden zijn uitsluitend toegestaan wanneer (verkennend) archeologisch onderzoek is uitgevoerd waaruit blijkt dat er geen archeologische waarden worden geschaad.
Er is een beperkt aantal uitzonderingen op deze regeling, onder andere voor werkzaamheden die niet dieper reiken dan een bepaalde diepte, een kleinere omvang hebben dan een bepaalde oppervlakte of werkzaamheden die kunnen worden aangemerkt als regulier beheer en onderhoud. In onderstaande tabel zijn de genoemde maten per bestemming schematisch weergegeven.
Waarde - Archeologie | 1 | 2 | 3 | 4 | |||
aanleggen (max. diepte en oppervlakte) | 30 cm 30 m² | 50 cm 100 m² | 50 cm 500 m² | 50 cm 1.000 m² | |||
bouwen (max .diepte en oppervlakte) | 30 cm 30 m² | 50 cm 100 m² | 50 cm 500 m² | 50 cm 1.000 m² |
Waarde - Winkelgebied (Artikel 26)
Voor het kernwinkelgebied en de aanlooproutes is de dubbelbestemming 'Waarde - Winkelgebied' opgenomen. In dit gebied geldt dat voor de activiteit slopen een omgevingsvergunning benodigd is.
Waterstaat - Waterkering (Artikel 27)
Deze dubbelbestemming is toegekend aan de waterkering (kernzone inclusief beschermingszones) in het plangebied. Deze gronden hebben een waterkerende functie of zijn van invloed op de waterkering. Er is sprake van samenvallende bestemmingen, waarbij de met Waterstaat - Waterkering samenvallende bestemmingen ondergeschikt zijn. Dit uitgangspunt is vertaald in de betreffende bouwregels. Langs de bestemming Waterstaat zijn beschermingszones aanwezig waarop de Keur van het Hoogheemraadschap Delfland van toepassing is.
Voor het uitvoeren van werkzaamheden binnen de bestemming Waterstaat - Waterkering en in de beschermingszones, is een ontheffing vereist van het Hoogheemraadschap.
4.3.4 Algemene regels
In dit onderdeel van de regels komen algemene regels aan de orde die gelden voor alle bestemmingen in het bestemmingsplan. De algemene regels bestaan uit de volgende artikelen.
Antidubbeltelregel (Artikel 28)
Een antidubbeltelregel wordt opgenomen om te voorkomen dat, wanneer volgens een bestemmingsplan bepaalde bouwwerken niet meer dan een bepaald deel van een bouwperceel mogen beslaan, het opengebleven terrein niet nog eens meetelt bij het toestaan van een ander gebouw of bouwwerk, waaraan een soortgelijke eis wordt gesteld.
De formulering van de antidubbeltelregel wordt bindend voorgeschreven in het Besluit ruimtelijke ordening (artikel 3.2.4 Bro).
Algemene bouwregels (Artikel 29)
Overschrijding bouwgrenzen
Dit lid bevat een algemene regeling voor een geringe overschrijding van bouwgrenzen door ondergeschikte onderdelen van gebouwen. De overschrijding van de bouwgrenzen dient wel beperkt te zijn.
Ondergrondse bouwwerken
In dit lid is bepaald dat de regels in dit plan ook van toepassing zijn op ondergrondse bouwwerken.
Toegelaten bouwwerken met afwijkende maten
Dit lid betreft uitsluitend een bouwbepaling en geen gebruiksbepaling. Met deze bepaling wordt voorkomen, dat bestaande bouwwerken, die wat betreft afstandsmaten of andere maten afwijken van de maatvoering zoals vastgelegd in dit bestemmingsplan, onder het overgangsrecht komen te vallen.
Parkeernormering
In dit artikel is bepaald dat bij elke ontwikkeling de normering vanuit het Westlands Verkeer- en Vervoerplan (WVVP) dient te worden toegepast. Het parkeren dient op eigen terrein geregeld te worden.
Dakkapellen
In dit artikel is een regeling opgenomen voor de maatvoering van dakkapellen op hoofdgebouwen.
Algemene gebruiksregels (Artikel 30)
In dit artikel zijn een aantal vormen van strijdig gebruik als bedoeld in artikel 7.2 van de Wet ruimtelijke ordening (in samenhang met artikel 2.1 lid 1 onder c van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht) opgenomen. Daarnaast is aangegeven wat niet onder strijdig gebruik valt. Het gaat hier om gebruik dat ingevolge de APV van de gemeente Westland is toegestaan.
Algemene afwijkingsregels (Artikel 31)
In dit artikel wordt omschreven in welke gevallen bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van de bouwregels. Het gaat hier om de overschrijding van de bouwgrenzen, voor zover deze afwijkingen niet onder de regel 'algemene bouwregels' valt te scharen. Dit betreft bijvoorbeeld de bevoegdheid om af te wijken van de voorgeschreven maten en percentages. Afwijking is overigens alleen mogelijk wanneer hiermee geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan aspecten als de woon- en milieusituatie van aangrenzende percelen.
Algemene wijzigingsregels (Artikel 32)
In dit artikel is opgenomen dat burgemeester en wethouders bevoegd zijn de in het plan opgenomen bestemmingen te wijzigen ten behoeve van overschrijding van bestemmingsgrenzen en/of de dubbelbestemmingen Waarde - Archeologie - 1 t/m 4 te verwijderen.
Algemene aanduidingsregels (Artikel 33)
De molenbiotoop van de molen 'De Vier Winden' is met een gebiedsaanduiding op de verbeelding aangeduid. In het artikel algemene aanduidingsregels zijn hoogtebeperkingen binnen de betreffende molenbiotoop opgenomen.
Ter plaatse van de schietvereniging is de gebiedsaanduiding Veiligheidszone - munitie opgenomen. Bij de schietvereniging wordt namelijk munitie opgeslagen, en de regeling bij de gebiedsaanduiding bepaald dat er daarom ter plaatse geen nieuwe (beperkt) kwetsbare objecten gebouwd mogen worden.
Overige regels (Artikel 34)
Werking wettelijke regelingen
In de regels van een bestemmingsplan wordt in een (toenemend) aantal gevallen met verwijzing naar een (andere) wettelijke regeling een procedure, begrip en/of functie uit die andere regeling van toepassing verklaard. De van toepassing verklaarde wettelijke regeling geldt zoals deze luidt op het moment van de vaststelling van het plan. Wijziging van de wettelijke regeling na de vaststelling van het bestemmingsplan zou anders zonder Wro-procedure een wijziging van het bestemmingsplan met zich mee kunnen brengen.
Uitsluiting aanvullende werking bouwverordening (34.2)
Deze bepaling geeft invulling aan de afstemmingsbepaling tussen de bouwverordening en het bestemmingsplan ingevolge artikel 9 van de Woningwet. Artikel 9 van de Woningwet regelt primair dat de bouwverordening buiten toepassing blijft voor zover deze niet overeenstemt met het desbetreffende bestemmingsplan. Voor zover het bestemmingsplan geen regels bevat ten aanzien van een onderwerp dat in de bouwverordening is geregeld, is de bouwverordening wel van toepassing, tenzij het bestemmingsplan anders bepaalt.
De bepaling dient als uitwerking van de laatste zinsnede en voorkomt dat de bouwverordening onbedoeld aanvullend werkt bij onderwerpen die in het bestemmingsplan bewust niet zijn geregeld, bijvoorbeeld omwille van globaliteit. De relevante onderwerpen staan allemaal in paragraaf 2.5 van de bouwverordening.
4.3.5 Overgangs- en slotregel
In het afsluitende onderdeel van de regels komen de overgangs- en slotregels aan de orde.
Overgangsrecht (Artikel 35)
De formulering van het overgangsrecht is bindend voorgeschreven in het Besluit ruimtelijke ordening (artikel 3.2.1 Bro).
Slotregel (Artikel 36)
Deze regel bevat de titel van het plan.
Hoofdstuk 5 Handhaving
Handhaven op maat (1 februari 2011 door het college vastgesteld)
Op 1 februari 2011 hebben burgemeester en wethouders van Westland de beleidsnota 'Handhaven op maat' vastgesteld. Hierin zijn de doelen en richting voor milieuhandhaving en bouw- en woningtoezicht voor de komende vier jaren beschreven. De gemeente Westland wil een prettige woon-, werk- en leefomgeving voor haar burgers en ondernemers. Dat wil de gemeente bereiken door de duurzaamheid, veiligheid en leefbaarheid in het Westland te vergroten en te waarborgen. Handhaving is hierbij één van de middelen die hiervoor wordt ingezet. Handhaving is dus geen doel op zich, maar een onderdeel van de reguleringsketen (ontwikkeling wet- en regelgeving-normstelling-vergunningverlening-uitvoering-toezicht-handhaving). De handhaving van de regelgeving vervat in dit plan is de bevoegdheid van burgemeester en wethouders. Het gaat daarmee met name om de planregels inzake het bouwen en het gebruik van gronden en bouwwerken. Een aantal vormen van gebruik wordt specifiek aangeduid als strijdig met de bestemming, om handhavend optreden hiertegen goed mogelijk te maken. Uiteraard betreft het hier een niet-limitatieve opsomming. Handhaving van dit plan is van belang om de ruimtelijke kwaliteit en de leefbaarheid in stand te houden. Daarnaast heeft handhaving uiteraard ook een belangrijke functie in het kader van de rechtszekerheid en rechtsgelijkheid. De planregels in dit plan zijn voldoende duidelijk, concreet en toepasbaar om te kunnen handhaven. Handhaving van het plan zal in de praktijk primair plaatsvinden via de bestemmingsplantoets in het kader van de omgevingsvergunning en door feitelijk toezicht op de aanwezigheid van bouwwerken en op gebruiksactiviteiten. Binnen de gemeente heeft het team bouw- en woningtoezicht van de afdeling Ruimte, Omgeving en Veiligheid hierin een centrale taakstelling. Bij gebleken strijdigheid met het plan wordt, afhankelijk van de prioriteitsstelling, een handhavingtraject ingezet.
Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid
6.1 Economische Uitvoerbaarheid
Het voorliggende bestemmingsplan heeft betrekking op bestaand bebouwd gebied waarbinnen op dit moment geen nieuwe 'aangewezen bouwplannen' zoals bedoeld in artikel 6.12 Wro mogelijk worden gemaakt. Vaststelling van een exploitatieplan kan daarom achterwege blijven.
6.2 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid
6.2.1 Overlegreacties
In het kader van het wettelijk vooroverleg ex artikel 3.1.1 Bro is het voorontwerpbestemmingsplan toegezonden aan de volgende overlegpartners:
- 1. Hoogheemraadschap van Delfland;
- 2. Veiligheidsregio Haaglanden;
- 3. VWS Pipeline Control BV;
- 4. Westland infra solutions;
- 5. Provincie Zuid-Holland.
De ontvangen overlegreacties en de nota van beantwoording zijn opgenomen in respectievelijk Bijlage 6 en 7.
6.2.2 Terinzagelegging
Het ontwerpbestemmingsplan heeft conform het bepaalde in artikel 3.8 Wro vanaf 21 december 2012 voor een periode van zes weken digitaal ter inzage gelegen op www.ruimtelijkeplannen.nl. Gedurende deze periode heeft eenieder de gelegenheid gehad zienswijzen in te dienen tegen het plan. De ingediende zienswijzen zijn samengevat en beantwoord in de separate Nota Zienswijzen (Bijlage 9).
Bijlage 1 Staat Van Bedrijfsactiviteiten 'Functiemenging'
Bijlage 1 Staat van Bedrijfsactiviteiten 'functiemenging'
Bijlage 2 Staat Van Horeca-activiteiten
Bijlage 2 Staat van Horeca-activiteiten
Bijlage 1 Toelichting Op De Aanpak Van Milieuzonering Met Behulp Van De Staat Van Bedrijfsactiviteiten 'Functiemenging'
Bijlage 2 Toelichting Op De Staat Van Horeca-activiteiten
Bijlage 2 Toelichting op de Staat van Horeca-activiteiten
Bijlage 3 Cultuurhistorisch Waardevolle Bebouwing
Bijlage 3 Cultuurhistorisch waardevolle bebouwing
Bijlage 4 Bureauonderzoek Flora En Fauna
Bijlage 4 Bureauonderzoek flora en fauna
Bijlage 5 Overzicht Specifiek Bestemde Bedrijven
Bijlage 5 Overzicht specifiek bestemde bedrijven
Bijlage 6 Overlegreacties
Bijlage 7 Nota Van Beantwoording
Bijlage 7 Nota van beantwoording
Bijlage 8 Beeldkwaliteitplan Kern Monster
Bijlage 8 Beeldkwaliteitplan Kern Monster