Kern Kwintsheul
Bestemmingsplan - Gemeente Westland
Onherroepelijk op 17-09-2013 - geheel onherroepelijk in werking
Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
1.1 plan
het bestemmingsplan Kern Kwintsheul van de gemeente Westland.
1.2 bestemmingsplan
de geometrisch bepaalde plan objecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.1783.ABP00000018-ONHE met de bijbehorende regels en bijlagen.
1.3 aanduiding
een geometrisch bepaald vlak of een figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.
1.4 aanduidingsgrens
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.
1.5 aanbouw
een aparte ruimte die via het hoofdgebouw toegankelijk is en ruimtelijk ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.
1.6 aan-huis-gebonden onderneming
een onderneming welke gevestigd is of kan zijn in een woning en die toebehoort aan een natuurlijk persoon, welke in de betreffende woning woont en die geen personeel in dienst heeft, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en de onderneming de ruimtelijke uitstraling van de woonfunctie niet aantast.
1.7 achtererf
de gronden die behoren bij het hoofdgebouw en gelegen zijn achter de achtergevel van het hoofdgebouw of achter een denkbeeldige lijn in het verlengde daarvan.
1.8 achtergevel
een van de weg afgekeerde gevel van een hoofdgebouw die parallel of nagenoeg parallel loopt aan de voorgevel, niet zijnde een zijgevel.
1.9 antennedrager
een antennemast of andere constructie bedoeld voor de bevestiging van een antenne.
1.10 antenne-installatie
installatie bestaande uit een antenne, een antennedrager, de bedrading en de al dan niet in één of meer techniekkasten opgenomen apparatuur, met daarbij behorende bevestigingsconstructie.
1.11 archeologisch onderzoek
onderzoek verricht door of namens een dienst of instelling die over een opgravingsvergunning beschikt.
1.12 archeologische waarde
de aan een gebied toegekende waarde in verband met de in dat gebied voorkomende overblijfselen uit oude tijden.
1.13 bebouwing
één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
1.14 bedrijf
een onderneming gericht op het vervaardigen, bewerken, installeren of inzamelen en verhandelen van goederen.
1.15 bedrijfsvloeroppervlak
de totale vloeroppervlakte van alle bouwlagen van een bedrijf met inbegrip van alle daartoe behorende ruimten, waaronder ontvangsthal, dienstruimten en magazijnen. Niet inbegrepen zijn inpandige dienstwoningen en gebouwde parkeervoorzieningen voor personenauto's. Wat betreft inpandige parkeerruimte valt een overdekte stallingruimte voor een busje of een vrachtwagen wel hieronder.
1.16 bedrijfswoning
een woning bij een bedrijf, die bestemd is voor bewoning door (het huishouden van) de ondernemer of door bij dat bedrijf werkzaam personeel.
1.17 bestaande bouwwerken
bouwwerken die op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan tot stand zijn gekomen of vergund zijn om tot stand te zullen komen met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.
1.18 bestemmingsgrens
de grens van een bestemmingsvlak.
1.19 bestemmingsvlak
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.
1.20 bevoegd gezag
bevoegd gezag zoals bedoeld in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.
1.21 bouwen
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.
1.22 bouwgrens
de grens van een bouwvlak.
1.23 bouwlaag
een doorlopend gedeelte van een gebouw dat wordt begrensd door vloeren of balklagen die op gelijke hoogte of bij benadering gelijke hoogte liggen. Het dient hierbij te gaan om horizontale bouwlagen.
1.24 bouwperceel
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.
1.25 bouwperceelgrens
een grens van een bouwperceel.
1.26 bouwvlak
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.
1.27 bouwwerk
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.
1.28 bouwwijze
de wijze waarop het op een bouwperceel gelegen hoofdgebouw al dan niet is verbonden met het hoofdgebouw op een aansluitend bouwperceel; dit kan zijn:
- vrijstaand, twee-aaneen, gestapeld of aaneengebouwd.
1.29 boveninsteek
de snijlijn van het maaiveld en het beloop van een watergang.
1.30 buitenschoolse opvang
kindercentrum waarbij leerplichtige op de basisschool zittende kinderen buiten schooltijd overdag worden opgevangen en waarbij de vorm van dagopvang niet mag leiden tot een vorm waar gelegenheid is tot slapen.
1.31 bijgebouw
een (vrijstaand of aan een hoofdgebouw aangebouwd) gebouw dat in functioneel en bouwkundig opzicht te onderscheiden is van en ruimtelijk ondergeschikt is aan het hoofdgebouw en geen rechtstreekse toegang tot het hoofdgebouw heeft.
1.32 consumentenvuurwerk
vuurwerk dat is bestemd voor particulier gebruik.
1.33 cultuurhistorische waarde
de aan een bouwwerk of gebied toegekende waarde in verband met ouderdom en/of historische gaafheid.
1.34 dakkapel
een constructie, welke ondergeschikt is aan het dakvlak, ter vergroting van een gebouw, die vrij ligt in het dakvlak.
1.35 daknok
hoogste punt van een schuin dak.
1.36 dakopbouw
een toevoeging aan het dakvlak van een bouwmassa die niet vrij in het dakvlak ligt, maar ten minste de nok- of gootlijn of zijkant van het dakvlak raakt van het betreffende gebouw/de betreffende woning; het plaatsen van een dakopbouw gaat ten koste van de karakteristiek van het profiel van het gebouw/de woning.
1.37 dakvoet
laagste punt van een schuin dak.
1.38 dakterras
een buitenruimte, behorende bij het gebruik van het hoofdgebouw dat bovenop het gehele of een gedeelte van een hoofdgebouw, aanbouw of uitbouw is gesitueerd.
1.39 detailhandel
het bedrijfsmatig te koop aanbieden (waaronder de uitstalling ten verkoop), verkopen, verhuren en leveren van goederen aan personen die de goederen kopen of huren voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.
1.40 detailhandel in volumineuze goederen
detailhandel in de volgende categorieën:
- a. detailhandel in brand- en explosiegevaarlijke goederen;
- b. detailhandel in volumineuze goederen, zoals auto's, keukens, badkamers, boten, motoren, caravans, landbouwwerktuigen en grove bouwmaterialen en daarmee rechtstreeks samenhangende artikelen, zoals accessoires, onderhoudsmiddelen, onderdelen en materialen;
- c. tuincentra;
- d. grootschalige meubelbedrijven, al dan niet – in ondergeschikte mate – in combinatie met woninginrichting en stoffering;
- e. bouwmarkten.
1.41 dienstverlening
het bedrijfsmatig verlenen van diensten, waarbij het publiek rechtstreeks (al dan niet via een balie) te woord wordt gestaan en geholpen, zoals reis- en uitzendbureaus, kapsalons, pedicures, wasserettes, makelaarskantoren en bankfilialen.
1.42 erf
al dan niet bebouwde gronden die bij de hoofdmassa horen, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een hoofdgebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw, en voor zover een bestemmingsplan of beheersverordening van toepassing is, deze inrichting niet verbieden.
1.43 gebouw
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.
1.44 geluidshinderlijke inrichtingen
bedrijven in de zin van artikel 41 van de Wet geluidhinder en artikel 2.4 van het Inrichtingen- en vergunningenbesluit milieubeheer.
1.45 hoofdgebouw
een gebouw dat op een bouwperceel door zijn aard, constructie of afmetingen als belangrijkste bouwwerk valt aan te merken exclusief de aan- en uitbouwen of bijgebouwen.
1.46 horeca
het bedrijfsmatig verstrekken van ter plaatse te nuttigen voedsel en dranken, het bedrijfsmatig exploiteren van zaalaccommodatie en/of het bedrijfsmatig verstrekken van nachtverblijf.
1.47 kantoor
het bedrijfsmatig verlenen van diensten waarbij het publiek niet of slechts in ondergeschikte mate rechtstreeks te woord wordt gestaan en geholpen.
1.48 kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten
het in een woning door de bewoner op bedrijfsmatige wijze uitoefenen van activiteiten, voor zover sprake is van een inrichting type A, zoals bedoeld in het Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer (Activiteitenbesluit), en voor zover de woning in overwegende mate zijn woonfunctie behoudt en voor zover deze activiteiten een ruimtelijke uitstraling hebben die met de woonfunctie in overeenstemming is.
1.49 kap
een constructie van uitsluitend een of meer hellende dakvlakken met een helling van meer dan 20 en minder dan 65 graden.
1.50 maatschappelijke en culturele voorzieningen
educatieve, (para)medische, sociaal-culturele, levensbeschouwelijke, onderwijs- en religieuze voorzieningen, voorzieningen ten behoeve van kinderopvang, bejaardentehuizen en voorzieningen ten behoeve van de openbare dienstverlening, alsmede ondergeschikte detailhandel en horeca in combinatie met en ten dienste van deze voorzieningen.
1.51 NEN
door de Stichting Nederlands Normalisatie-instituut uitgegeven norm, zoals deze luidde op het moment van vaststelling van het plan.
1.52 nutsvoorzieningen
voorzieningen ten behoeve van telecommunicatie en de gas-, water- en elektriciteitsdistributie alsmede soortgelijke voorzieningen van openbaar nut, waaronder in ieder geval worden begrepen transformatorhuisjes, pompstations, gemalen, telefooncellen en zendmasten.
1.53 oorspronkelijke achtergevel
de achtergevel van het oorspronkelijk vergunde hoofdgebouw.
1.54 openbaar toegankelijk gebied
weg als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder b, van de Wegenverkeerswet 1994, alsmede pleinen, parken, plantsoenen, openbaar water en ander openbaar gebied dat voor publiek algemeen toegankelijk is, met uitzondering van wegen uitsluitend bedoeld voor de ontsluiting van percelen voor langzaam verkeer.
1.55 overkapping
een bouwwerk, geen gebouw zijnde, voorzien van een gesloten dak en met aan ten hoogste één zijde een gesloten wand, welke ruimtelijk ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.
1.56 peil
- a. voor gebouwen die onmiddellijk aan de weg grenzen: de hoogte van die weg;
- b. in andere gevallen en voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde: de hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld, waarbij plaatselijke, niet bij verdere verloop van het terrein passende ophogingen of verdiepingen aan de voet van het bouwwerk, anders dan noodzakelijk voor de bouw ervan buiten beschouwing blijven; het bouwwerk wordt gemeten aan de kant waar het aansluitend afgewerkt maaiveld het hoogst is.
1.57 praktijkruimte
een gebouw of een gedeelte daarvan, dat dient voor het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, architectonisch, kunstzinnig, juridisch, medisch, paramedisch, therapeutisch of een daarmee naar aard gelijk te stellen gebied.
1.58 risicovolle inrichting
inrichtingen als bedoeld in artikel 2 lid 1 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen.
1.59 seksinrichting
een voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig of daarmee naar de aard en omvang vergelijkbare activiteiten, in de vorm van seksuele handelingen worden verricht of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden; onder seksinrichting wordt in ieder geval begrepen een prostitutiebedrijf, een erotische massagesalon, een seksbioscoop of sekstheater, een sekswinkel, een seksautomatenhal en een seksclub of parenclub al dan niet in combinatie met elkaar.
1.60 Staat van Bedrijfsactiviteiten 'functiemenging'
de Staat van Bedrijfsactiviteiten 'functiemenging' die van deze regels onderdeel uitmaakt.
1.61 Staat van Horeca-activiteiten
de Staat van Horeca-activiteiten die van deze regels deel uitmaakt.
1.62 straatmeubilair
bouwwerken ten behoeve van al dan niet openbare (nuts) voorzieningen, zoals:
- verkeersgeleiders, verkeersborden, informatieborden, zitbanken, bloembakken, telefooncellen, abri's, kunstwerken, bushaltes, speeltoestellen, fietsenrekken en draagconstructies voor reclame; kleinschalige bouwwerken ten behoeve van (openbare) nutsvoorzieningen met een inhoud van ten hoogste 50 m³ en een bouwhoogte van ten hoogste 3 m, waaronder begrepen voorzieningen ten behoeve van telecommunicatie, energievoorzieningen en brandkranen; afvalinzamelsystemen en hiermee gelijk te stellen bouwwerken.
1.63 uitbouw
uitbreiding van een ruimte in het hoofdgebouw tot buiten het bestaande oorspronkelijke hoofdgebouw (bijvoorbeeld erker) en welke ruimtelijk ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.
1.64 voorerf
de gronden die behoren bij het hoofdgebouw en gelegen zijn voor de, met een gevellijn op de planverbeelding aangegeven, voorgevel van dat hoofdgebouw of voor een denkbeeldige lijn in het verlengde daarvan.
1.65 voorgevel
de naar de weg gekeerde zijde of aan de voorzijde van een gebouw gelegen gevel en/of waar deze op de planverbeelding is aangegeven met een gevellijn.
1.66 voorgevelrooilijn
de lijn welke kan worden getrokken in het verlengde van de naar het openbare gebied gekeerde gevel(s) van de hoofdbebouwing of waar deze op de planverbeelding is aangegeven met een gevellijn.
1.67 Wgh-inrichtingen
bedrijven, zoals bedoeld in artikel 2.4 van het Inrichtingen- en vergunningenbesluit milieubeheer, die in belangrijke mate geluidshinder kunnen veroorzaken.
1.68 woning
een complex van ruimten, dat blijkens de indeling en inrichting bestemd is voor de huisvesting van een huishouden.
1.69 zijerf
de gronden die behoren bij het hoofdgebouw en gelegen zijn aan de zijkant(en) van dat hoofdgebouw tussen de denkbeeldige lijnen in het verlengde van de voor- en achtergevel.
Artikel 2 Wijze Van Meten
Bij de toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
2.1 afstand
de loodrechte afstand tussen bouwwerken onderling en de afstand van bouwwerken tot perceelsgrenzen worden daar gemeten waar deze afstanden het kleinst zijn.
2.2 bouwhoogte van een antenne-installatie
- a. ingeval van een vrijstaande (schotel)antenne-installatie: tussen het peil en het hoogste punt van de (schotel)antenne-installatie;
- b. ingeval van een op of aan een bouwwerk gebouwde (schotel)antenne-installatie: tussen de voet van de (schotel)antenne-installatie en het hoogste punt van de (schotel)antenne-installatie.
2.3 bouwhoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.
2.4 breedte, lengte en diepte van een bouwwerk
tussen (de lijnen getrokken door) de buitenzijde van de gevels en het hart van de scheidsmuren.
2.5 dakhelling
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.
2.6 goothoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot c.q. de druiplijn, het boeibord of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.
2.7 de hoogte van een windturbine
vanaf het peil tot aan de (wieken)as van de windturbine.
2.8 inhoud van een bouwwerk
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.
2.9 lengte van een aanlegsteiger
de afstand tussen de boveninsteek van het water en het deel van de aanlegsteiger dat daar het verst vanaf gelegen is.
2.10 oppervlakte van een bouwwerk
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.
2.11 buitenwerkse maat
maten buitenwerks, waarbij uitstekende delen van ondergeschikte aard tot maximaal 0,5 m buiten beschouwing blijven.
2.12 vloeroppervlakte
de gebruiksoppervlakte volgens NEN2580.
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Bedrijf
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Bedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. bedrijven uit ten hoogste categorie B1 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten 'functiemenging';
- b. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning': een bedrijfswoning;
- c. ter plaatse van de aanduiding 'nutsvoorziening': nutsvoorzieningen uit ten hoogste categorie B1 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten 'functiemenging';
- d. bij deze bestemming behorende voorzieningen zoals wegen, voet- en fietspaden, parkeervoorzieningen, laad- en losvoorzieningen, groen en water.
3.2 Bouwregels
Op deze gronden mag gebouwd worden en gelden de volgende regels:
3.3 Specifieke gebruiksregels
Met betrekking tot het gebruik gelden de volgende regels:
- a. geluidshinderlijke inrichtingen zijn niet toegestaan;
- b. risicovolle inrichtingen zijn niet toegestaan;
- c. opslag en verkoop van consumentenvuurwerk is niet toegestaan;
- d. onzelfstandige kantoren zijn toegestaan met een bedrijfsvloeroppervlak dat minder bedraagt dan 50% van het totale bedrijfsvloeroppervlak en minder is dan 3.000 m²;
- e. zelfstandige kantoren zijn niet toegestaan;
- f. detailhandel is niet toegestaan;
- g. het is verboden de gronden buiten het bouwvlak te gebruiken voor de opslag van goederen.
3.4 Afwijking van de Staat van Bedrijfsactiviteiten
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van lid 3.1:
- a. om bedrijven toe te laten uit ten hoogste twee categorieën hoger dan in lid 3.1, voor zover het betrokken bedrijf naar aard en invloed de omgeving (gelet op de specifieke werkwijze of bijzondere verschijningsvorm) geacht kan worden te behoren tot de categorieën, zoals in lid 3.1 genoemd;
- b. om bedrijven toe te laten die niet in de Staat van Bedrijfsactiviteiten zijn genoemd, voor zover het betrokken bedrijf naar aard en invloed op de omgeving geacht kan worden te behoren tot de categorieën, zoals in lid 3.1 genoemd.
Artikel 4 Detailhandel
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Detailhandel' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. detailhandel;
- b. dienstverlening;
- c. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals groen, parkeervoorzieningen en water.
4.2 Bouwregels
Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:
4.3 Specifieke gebruiksregels
Met betrekking tot het gebruik gelden de volgende regels:
- a. verkooppunten voor motorbrandstoffen zijn niet toegestaan;
- b. de opslag en verkoop van consumentenvuurwerk is niet toegestaan.
Artikel 5 Gemengd - 1
5.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Gemengd - 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. detailhandel;
- b. dienstverlening;
- c. het wonen;
- d. ter plaatse van de aanduiding 'horeca': tevens horeca uit ten hoogste categorie 1 van de Staat van Horeca-activiteiten;
- e. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van detailhandel - 1': tevens opslag en verkoop van consumentenvuurwerk;
- f. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van horeca - 2': tevens een café-restaurant uit ten hoogste categorie 2 van de Staat van Horeca-activiteiten;
- g. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals groen, parkeervoorzieningen, nutsvoorzieningen en water.
5.2 Bouwregels
Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:
5.3 Specifieke gebruiksregels
Met betrekking tot het gebruik gelden de volgende regels:
- a. de opslag en verkoop van consumentenvuurwerk is niet toegestaan met uitzondering van het bepaalde ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van detailhandel - 1';
- b. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van detailhandel - 1' is opslag van meer dan 10.000 kg consumentenvuurwerk niet toegestaan;
- c. verkooppunten voor motorbrandstoffen zijn niet toegestaan;
- d. detailhandel in volumineuze goederen en grootschalige detailhandel is niet toegestaan;
- e. de vloeroppervlakte ten behoeve van aan-huis-gebonden ondernemingen bedraagt ten hoogste 25 % van de vloeroppervlakte van de hoofdgebouwen met een maximum van 50 m² voor zover:
- 1. de woonfunctie als primaire functie gehandhaafd blijft;
- 2. het gebruik niet leidt tot een onevenredige aantasting van de verkeersontsluiting en parkeersituatie ter plaatse;
- 3. er geen gebruik wordt gemaakt van gevelreclame;
- 4. de onderneming uitsluitend door een van de bewoners (zonder ander personeel) wordt uitgeoefend;
- 5. voor de activiteiten van de onderneming geen omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 2.1 eerste lid, onder e, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht is vereist en de inrichting valt onder het begrip type A van het Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer;
- 6. er geen horeca- en/of detailhandelsactiviteiten plaatsvinden;
- 7. de activiteiten worden uitgevoerd in het hoofdgebouw plus aan-, uitbouw en aangebouwd bijgebouw.
Artikel 6 Gemengd - 2
6.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Gemengd - 2' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. kantoren;
- b. dienstverlening;
- c. het wonen, uitsluitend op de verdiepingen;
- d. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals groen, parkeervoorzieningen, nutsvoorzieningen en water.
6.2 Bouwregels
Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:
6.3 Specifieke gebruiksregels
Artikel 7 Groen
7.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. groen, water, speelvoorzieningen en voet- en fietspaden;
- b. bij deze bestemming behorende nutsvoorzieningen.
7.2 Bouwregels
Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:
- a. op deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd;
- b. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 3 m.
Artikel 8 Horeca
8.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Horeca' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. horeca uit ten hoogste categorie 1 van de Staat van Horeca-activiteiten;
- b. het wonen, uitsluitend op de verdiepingen;
- c. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals groen, water, nutsvoorzieningen en parkeervoorzieningen.
8.2 Bouwregels
Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:
8.3 Specifieke gebruiksregels
8.4 Afwijken van de gebruiksregels
Afwijken van de Staat van Horeca-activiteiten
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van lid 8.1:
- a. om horecabedrijven toe te laten in één categorie hoger dan in lid 8.1, voor zover het betrokken horecabedrijf naar aard en invloed op de omgeving (gelet op de specifieke werkwijze of de bijzondere verschijningsvorm) geacht kan worden te behoren tot de categorieën zoals in lid 8.1 genoemd;
- b. om horecabedrijven toe te laten die niet in de Staat van Horeca-activiteiten zijn genoemd, voor zover het betrokken horecabedrijf naar aard en invloed op de omgeving geacht kan worden te behoren tot de horecacategorieën, zoals in lid 8.1 genoemd.
Artikel 9 Kantoor
9.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Kantoor' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. kantoren;
- b. dienstverlening;
- c. ter plaatse van de aanduiding 'detailhandel' detailhandel met een maximum bruto vloeroppervlakte van ten hoogste 90 m2;
- d. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals groen, parkeervoorzieningen, nutsvoorzieningen en water.
9.2 Bouwregels
Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:
Artikel 10 Maatschappelijk
10.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Maatschappelijk' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. bibliotheken, openbare dienstverlening, gezondheidszorg, kinderopvang, onderwijs, peuterspeelzalen, sociale en culturele instellingen, verenigingsleven, religieuze en levensbeschouwelijke activiteiten en bijeenkomsten;
- b. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning': tevens een bedrijfswoning;
- c. ter plaatse van de aanduiding 'begraafplaats': uitsluitend een begraafplaats;
- d. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk - 1': tevens een veterinair medische kliniek;
- e. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk - 2': tevens maatschappelijke en culturele voorzieningen;
- f. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - 3': tevens een gemeentelijk monument;
- g. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals groen, parkeervoorzieningen, nutsvoorzieningen en water.
10.2 Bouwregels
Artikel 11 Recreatie
11.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Recreatie' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. recreatieve doeleinden;
- b. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals groen, parkeervoorzieningen, nutsvoorzieningen, water en toegangswegen.
11.2 Bouwregels
Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:
Artikel 12 Sport
12.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Sport' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. sportvoorzieningen;
- b. bij deze bestemming behorende en daaraan ondergeschikte horeca uit ten hoogste categorie 1 van de Staat van Horeca-activiteiten;
- c. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals groen, parkeervoorzieningen, nutsvoorzieningen, water en (ontsluitings)wegen.
12.2 Bouwregels
Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:
12.3 Afwijken van de gebruiksregels
Afwijken van de bestemmingsomschrijving
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in voorschrift 12.1 voor het vestigen van buitenschoolse opvang, met in achtneming van de volgende voorwaarden:
- a. de buitenschoolse opvang dient qua aard, omvang en uitstraling te passen in de omgeving;
- b. de vestiging van de buitenschoolse opvang vindt naast of in combinatie met het volgens de betreffende bestemming toegestane gebruik plaats en mag daarvoor geen belemmering vormen;
- c. nieuwbouw en uitbreiding van bestaande gebouwen ten behoeve van buitenschoolse opvang is niet toegestaan; vestiging is uitsluitend mogelijk binnen bestaande gebouwen;
- d. er moet voldaan worden aan de parkeernorm, zoals opgenomen in het Westlands Verkeer en Vervoerplan;
- e. op de vestigingslocatie zijn slaapvoorzieningen niet toegestaan.
Artikel 13 Tuin
13.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Tuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor tuinen bij de op de aangrenzende gronden gelegen hoofdgebouwen.
13.2 Bouwregels
Voor het bouwen gelden de volgende regels:
- a. op deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd;
- b. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - 1' zijn balkons ten dienste van de aangrenzende bestemming toegestaan;
- c. de bouwhoogte van erfafscheidingen bedraagt ten hoogste 1 m;
- d. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 1 m.
13.3 Afwijken van de bouwregels
Artikel 14 Verkeer
14.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. wegen met ten hoogste 2 x 1 doorgaande rijstrook (opstelstroken en busstroken daaronder niet begrepen);
- b. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals fiets- en voetpaden, geluidswerende voorzieningen, straatmeubilair, nutsvoorzieningen, groenvoorzieningen, water en parkeervoorzieningen.
14.2 Bouwregels
Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:
- a. op deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd;
- b. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, anders dan ten behoeve van de verkeersregeling, de verkeers- of wegaanduiding of de verlichting bedraagt ten hoogste 3 m.
Artikel 15 Verkeer - Verblijfsgebied
15.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Verkeer - Verblijfsgebied' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. verblijfsgebied met een functie voor verblijf, verplaatsing en gebruik ten dienste van de aangrenzende bestemmingen;
- b. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals fiets- en voetpaden, geluidswerende voorzieningen, straatmeubilair, nutsvoorzieningen, groenvoorzieningen, water en parkeervoorzieningen.
15.2 Bouwregels
Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:
- a. op deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd;
- b. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, anders dan ten behoeve van de verkeersregeling, de verkeers- of wegaanduiding of de verlichting bedraagt ten hoogste 3 m.
Artikel 16 Water
16.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor water ten behoeve van de waterhuishouding, waterberging, bruggen, duikers en het verkeer te water.
16.2 Bouwregels
Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:
- a. op deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd;
- b. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, anders dan ten behoeve van de verkeersregeling of de verlichting bedraagt ten hoogste 3 m.
Artikel 17 Wonen
17.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. het wonen;
- b. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf': tevens bedrijven uit ten hoogste categorie B1 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten 'functiemenging';
- c. ter plaatse van de aanduiding 'detailhandel': tevens detailhandel en dienstverlening;
- d. ter plaatse van de aanduiding 'dienstverlening': tevens dienstverlening uitsluitend op de begane grond;
- e. ter plaatse van de aanduiding 'garage': uitsluitend garages en bergplaatsen;
- f. ter plaatse van de aanduiding 'kantoor': tevens een kantoor;
- g. ter plaatse van de aanduiding 'praktijkruimte': tevens een praktijkruimte;
- h. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - 3': tevens een gemeentelijk monument;
- i. deze bestemming behorende voorzieningen, zoals erven, hobbykassen, tuinen, water, nutsvoorzieningen en parkeervoorzieningen.
17.2 Bouwregels
Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:
17.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen omtrent de plaatsing en de goot- en boeibordhoogte van aan- en uitbouwen en bijgebouwen, indien over een lengte van meer dan 2,5 m in de zijerfscheiding wordt gebouwd, teneinde te waarborgen dat de te bouwen gebouwen geen onnodige nadelige veranderingen teweegbrengen in de bezonningssituatie op de aangrenzende erven of tuinen en in de lichttoetreding van het naastgelegen hoofdgebouw, met dien verstande dat:
- a. daardoor de gebruikswaarde van het te bebouwen erf niet onevenredig wordt geschaad;
- b. de goot- of boeibordhoogte van (delen van) gebouwen niet wordt teruggebracht tot minder dan 2,5 m;
- c. geen inbreuk wordt gemaakt op het bepaalde in lid 17.2.2 onder a of b ten aanzien van het maximaal te bebouwen gedeelte van de gronden.
17.4 Specifieke gebruiksregels
Met betrekking tot het gebruik gelden de volgende regels:
Artikel 18 Waarde - Archeologie - 2
18.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologie - 2' aangewezen gronden zijn – behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) – mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van archeologische waarden.
18.2 Bouwregels
Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:
- a. op deze gronden mogen ten behoeve van de in lid 18.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met een bouwhoogte van ten hoogste 3 m;
- b. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag – met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels – uitsluitend worden gebouwd, indien:
- 1. de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het bouwen een rapport heeft overgelegd waarin de archeologische waarde van de betrokken locatie naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld;
- 2. de betrokken archeologische waarden, gelet op dit rapport, door de bouwactiviteiten niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning voor het bouwen voorschriften en beperkingen te verbinden, gericht op het behoud van de archeologische resten in de bodem, het doen van opgravingen dan wel het begeleiden van de bouwactiviteiten door een archeologische deskundige;
- c. het bepaalde in dit lid onder b1 en b2 is niet van toepassing, indien het bouwplan betrekking heeft op één of meer van de volgende activiteiten of bouwwerken:
- 1. vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering;
- 2. een bouwwerk met een oppervlakte van ten hoogste 100 m²;
- 3. een bouwwerk dat zonder graafwerkzaamheden dieper dan 50 cm en zonder heiwerkzaamheden kan worden geplaatst.
18.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 19 Waarde - Archeologie - 4
19.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologie - 4' aangewezen gronden zijn – behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) – mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van archeologische waarden.
19.2 Bouwregels
Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:
- a. op deze gronden mogen ten behoeve van de in lid 19.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met een bouwhoogte van ten hoogste 3 m;
- b. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag – met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels – uitsluitend worden gebouwd, indien:
- 1. de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het bouwen een rapport heeft overgelegd waarin de archeologische waarde van de betrokken locatie naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld;
- 2. de betrokken archeologische waarden, gelet op dit rapport, door de bouwactiviteiten niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning voor het bouwen voorschriften en beperkingen te verbinden, gericht op het behoud van de archeologische resten in de bodem, het doen van opgravingen dan wel het begeleiden van de bouwactiviteiten door een archeologische deskundige;
- c. het bepaalde in dit lid onder b1 en b2 is niet van toepassing, indien het bouwplan betrekking heeft op één of meer van de volgende activiteiten of bouwwerken:
- 1. vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering;
- 2. een bouwwerk met een oppervlakte van ten hoogste 500 m²;
- 3. een bouwwerk dat zonder graafwerkzaamheden dieper dan 50 cm en zonder heiwerkzaamheden kan worden geplaatst.
19.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 20 Waarde - Winkelgebied
20.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Winkelgebied' bestemde gronden zijn – behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) – mede bestemd voor het behoud van de karakteristieke ruimtelijke kwaliteit van het winkelgebied.
20.2 Bouwregels
Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de bouwregels van de andere aldaar voorkomende bestemming(en).
20.3 Omgevingsvergunning voor het slopen
Artikel 21 Waterstaat - Waterkering
21.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waterstaat - Waterkering' aangewezen gronden zijn – behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) – mede bestemd voor de waterkering.
21.2 Bouwregels
Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:
- a. op de gronden mogen ten behoeve van de in lid 21.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd;
- b. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 3 m;
- c. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag – met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels – uitsluitend worden gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering.
21.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van lid 21.2 onder c, indien de bij de betrokken bestemming behorende bouwregels in acht worden genomen en het waterkeringsbelang door de bouwactiviteiten niet onevenredig wordt geschaad.
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 22 Antidubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 23 Algemene Bouwregels
23.1 Percentages op de planverbeelding
23.2 Hoogte-aanduidingen op de planverbeelding
23.3 Overschrijding van hoogte-aanduidingen op de planverbeelding
23.4 Algemene hoogtematen
Als maximaal toelaatbare bouwhoogte van bouwwerken, die geen gebouwen zijn, gelden de volgende maten, tenzij in hoofdstuk 2 anders is bepaald:
erfafscheidingen tussen voorgevelrooilijn en openbare weg | 1 m |
erfafscheidingen elders | 2 m |
overkappingen | 3 m |
straatmeubilair | 3 m |
lichtmasten | 20 m |
antennes ten behoeve van telecommunicatie, niet zijnde schotelantennes | 5 m |
overige bouwwerken | 2 m |
vlaggenmasten | 6 m |
23.5 Overschrijding bouwgrenzen
De op de planverbeelding aangegeven bouwgrenzen mogen uitsluitend worden overschreden door:
- a. tot gebouwen behorende stoepen, stoeptreden, en funderingen;
- b. bouwdelen als plinten, brandtrappen, pilasters, kozijnen, standleidingen voor hemelwater, gevelversieringen, wanden van ventilatiekanalen en schoorstenen, indien en voor zover de overschrijding niet meer dan 1,5 m bedraagt;
- c. gevel- en kroonlijsten en overstekende daken, indien en voor zover de overschrijding niet meer dan 1 m bedraagt;
- d. rookkanalen, indien de overschrijding niet meer dan 0,75 m bedraagt;
- e. putten, leidingen, goten en inrichtingen voor de watervoorziening of de afvoer of verzameling van water, rioolstoffen, hijsinrichtingen, indien en voor zover de overschrijding niet meer dan 1,5 m bedraagt;
- f. bestaande dakopbouwen, luifels, en uitbouwen aan de voorzijde.
23.6 Ondergrondse bouwwerken
- a. De regels van dit plan zijn van overeenkomstige toepassing op ondergrondse bouwwerken.
- b. In aanvulling op het bepaalde onder a mogen ondergrondse ruimten slechts worden gerealiseerd voor zover deze zijn gelegen tussen de buitenwerkse gevels van het bovengronds gelegen hoofdgebouw.
- c. Ter plaatse van de 'gevellijn' mogen de bebouwings van hoofdgebouwen uitsluitend in de gevellijn worden gebouwd.
23.7 Parkeernormering
Bij elke ontwikkeling wordt de normering vanuit het Westlands Verkeer- en Vervoerplan 2005 (WVVP) toegepast.
23.8 Dakkapellen
Voor het bouwen van dakkapellen gelden de volgende regels:
- a. maatvoering achterzijde:
- 1. de dakkapel ligt aan alle zijden ten minste 0,5 m vrij in het dakvlak;
- 2. de dakkapel is gemeten van de voet van de dakkapel niet hoger dan 1,75 m;
- b. maatvoering voorzijde:
- 1. de dakkapel is niet breder dan 50% van de breedte van het dakvlak;
- 2. de dakkapel ligt aan alle zijden ten minste 0,5 m vrij in het dakvlak;
- 3. de dakkapel is gemeten van de voet van de dakkapel niet hoger dan 1,5 m.
23.9 Bestaande bouwwerken
Een bestaand bouwwerk, dat met een vergunning is gerealiseerd, mag worden teruggebouwd.
Artikel 24 Uitsluiting Aanvullende Werking Bouwverordening
De regels van stedenbouwkundige aard en de bereikbaarheidseisen van paragraaf 2.5 van de bouwverordening zijn uitsluitend van toepassing, voor zover het betreft:
- a. bereikbaarheid van bouwwerken voor wegverkeer, brandblusvoorzieningen;
- b. brandweeringang;
- c. bereikbaarheid van gebouwen voor gehandicapten;
- d. de ruimte tussen bouwwerken;
- e. parkeergelegenheid en laad- en losmogelijkheden bij of in gebouwen.
Artikel 25 Algemene Gebruiksregels
25.1 Strijdig gebruik
Onder strijdig gebruik als bedoeld in artikel 7.2 van de Wet ruimtelijke ordening in samenhang met artikel 2.1 lid 1 onder c van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht wordt in ieder geval verstaan:
- a. het gebruik van niet-bebouwde grond als permanente staan- of ligplaats van demonteerbare of verplaatsbare inrichtingen voor de verkoop van etenswaren en/of dranken;
- b. het gebruik van niet-bebouwde grond en/of water als staan- of ligplaats voor kampeermiddelen buiten de daarvoor aangewezen gronden; het gebruik van niet-bebouwde grond als staan- of ligplaats voor (menselijk of dierlijk) verblijf geschikte, al dan niet aan hun bestemming onttrokken, vaar- of voertuigen, arken of andere objecten, voor zover die niet als bouwwerk zijn aan te merken;
- c. het gebruik van niet-bebouwde grond als opslag, stort- of bergplaats van al dan niet afgedankte stoffen, voorwerpen en producten, tenzij dit gebruik noodzakelijk is voor of verband houdt met de verwerkelijking van de bestemming of met het op de bestemming gerichte beheer van de gronden;
- d. het gebruik van bouwwerken of de bouwwerken te laten gebruiken als seksinrichting.
25.2 Geen strijdig gebruik
Onder strijdig gebruik wordt niet verstaan:
- a. het gebruik van niet-bebouwde grond voor evenementen waarvoor een vergunning is verleend op grond van de Algemene Plaatselijke Verordening Westland;
- b. het gebruik van niet-bebouwde grond voor standplaatsen waarvoor een vergunning is verleend op grond van de Algemene Plaatselijke Verordening Westland.
Artikel 26 Algemene Afwijkingsregels
26.1 Algemene afwijkingsmogelijkheden
Het bevoegd gezag kan – tenzij op grond van hoofdstuk 2 reeds afwijking kan worden verleend – afwijking van de regels in het plan te verlenen voor:
- a. afwijkingen van voorgeschreven maten, waaronder percentages, met ten hoogste 10%. Het moet hierbij primair gaan om het oplossen van knelpunten waar het bestemmingsplan niet in voorziet en waartegen in planologisch opzicht geen bezwaar bestaat en niet om de bouwmogelijkheden bij voorbaat al te vergroten;
- b. het bouwen van kleine niet voor bewoning bestemde gebouwtjes met een goothoogte van ten hoogste 3 m ten behoeve van openbare nutsbedrijven of voor andere naar doelstelling daarmee vergelijkbare gebouwtjes mits de inhoud van deze gebouwtjes niet groter is dan 60 m³ zoals transformatorhuisjes, schakelhuisjes, gemaalgebouwtjes, gasdrukregel- en meetstations, telefooncellen, toiletgebouwtjes en wachthuisjes voor verkeersdiensten;
- c. het bouwen van straatmeubilair of andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde, die om waterstaatkundige of verkeerstechnische redenen noodzakelijk zijn, zoals duikers en keermuren met een bouwhoogte van ten hoogste 6 m;
- d. geringe veranderingen in de tracés van wegen en de aanpassing daaraan van de ligging en de vorm van bestemmingsgrenzen indien bij de definitieve uitmeting blijkt, dat een weg als gevolg van de werkelijke toestand van het terrein slechts kan worden aangelegd als op ondergeschikte punten van het plan wordt afgeweken, met dien verstande dat de veranderingen ten hoogste 2 m mogen bedragen;
- e. afwijkingen van het bestemmingsplan, ten einde de uitvoering van een bouwplan mogelijk te maken, indien op grond van een definitieve uitmeting of in verband met de verkaveling of situering blijkt, dat aanpassing van het bestemmingsplan noodzakelijk zou zijn en de afwijking van zo ondergeschikte aard blijft, dat de structuur van het bestemmingsplan niet wordt aangetast;
- f. overschrijding van bouwgrenzen, voorzover zulks van belang is voor een technisch of esthetisch betere realisering van bestemmingen of bouwwerken dan wel voorzover zulks noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein; de overschrijdingen mogen echter niet meer dan 3 m bedragen;
- g. het bouwen van zonnecollectoren, beeldende kunstwerken (waaronder begrepen follies), riool-overstortkelders, boven- en ondergrondse containerruimten, informatie- en reclameborden;
- h. het afwijken van de parkeernormering, zoals deze is opgenomen in het Westlands Verkeer- en Vervoerplan (WVVP), indien:
- 1. het voldoen aan die bepalingen door bijzondere omstandigheden op overwegende bezwaren stuit;
- 2. voor zover op andere wijze in de nodige parkeervoorziening wordt voorzien;
- 3. er binnen de werkingsduur van dit plan afwijkende parkeernormen worden vastgesteld.
26.2 Afwijking niet verlenen
Afwijking wordt in ieder geval niet verleend, indien daardoor onevenredig afbreuk wordt of kan worden gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.
Artikel 27 Algemene Wijzigingsregels
27.1 Overschrijding bestemmingsgrenzen
Burgemeester en wethouders kunnen de in het plan opgenomen bestemmingen wijzigen ten behoeve van overschrijding van bestemmingsgrenzen, voor zover zulks van belang is voor een technisch betere realisering van bestemmingen of bouwwerken dan wel voor zover zulks noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein. De overschrijdingen mogen echter ten hoogste 3 m bedragen en het bestemmingsvlak mag met ten hoogste 10% worden vergroot.
27.2 Waarde - Archeologie
Wijzigingsbevoegdheid voor verwijdering van de bestemming
Burgemeester en wethouders kunnen een of meer bestemmingsvlakken van de bestemming Waarde - Archeologie - 1 t/m - 5 geheel of gedeeltelijk verwijderen, indien:
- a. uit nader archeologisch onderzoek is gebleken dat ter plaatse geen archeologische waarden aanwezig zijn;
- b. het op grond van nader archeologisch onderzoek niet meer noodzakelijk wordt geacht dat het bestemmingsplan ter plaatse in bescherming en veiligstelling van archeologische waarden voorziet.
Artikel 28 Overige Regels
28.1 Werking wettelijke regelingen
De wettelijke regelingen waarnaar in de regels wordt verwezen, gelden zoals deze luiden op het moment van vaststelling van het plan.
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 29 Overgangsrecht
29.1 Overgangsrecht bouwwerken
Voor bouwwerken luidt het overgangsrecht als volgt:
- a. een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
- 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
- 2. na het tenietgaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is tenietgegaan;
- b. het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van dit lid onder a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in dit lid onder a met maximaal 10%;
- c. dit lid onder a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
29.2 Overgangsrecht gebruik
Voor gebruik luidt het overgangsrecht als volgt:
- a. het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet;
- b. het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in dit lid onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind;
- c. indien het gebruik, bedoeld in dit lid onder a, na het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten;
- d. dit lid onder a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Artikel 30 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als 'Regels van het bestemmingsplan Kern Kwintsheul'.
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding
Kwintsheul is in beginsel ontstaan als lintdorp langs de huidige Kerkstraat en de Heulweg ter hoogte van de kruising met de Lange Watering en de Holle Watering. Het oudste nog overgebleven deel van Kwintsheul is gelegen langs de Lange Watering. In de loop van de tijd is het dorp uitgebreid met een aantal nieuwbouwbuurten.
Kwintsheul kenmerkt zich door een sterk ontwikkeld verenigingsleven. In Kwintsheul woont men letterlijk tussen sport en werk: Sportpark Quintus enerzijds en het bedrijventerrein Bovendijk (met de voormalige veiling) anderzijds. Ten noorden en ten oosten van deze kern wordt ook een deel van de Westlandse Zoom ontwikkeld.
De gemeente Westland stelt in het kader van de actualiseringsslag van haar bestemmingsplannen nu een bestemmingsplan op voor vrijwel de gehele kern Kwintsheul. De doelstelling van het bestemmingsplan is om de uiteenlopende vigerende regelingen te vervangen door een uniforme en actuele bestemmingsregeling, rekening houdend met de huidige beleidskaders. Daarbij wordt aansluiting gezocht bij andere bestemmingsplannen voor de dorpskernen in de gemeente Westland, waaronder Honselersdijk, Maasdijk, Poeldijk, De Lier, Monster, Naaldwijk en 's-Gravenzande.
In dit bestemmingsplan is één ontwikkeling opgenomen doordat in januari 2012 de supermarkt aan De Raaphorst in Kwintsheul is afgebrand. Koornneef Vastgoed B.V., de eigenaar van de supermarkt, is voornemens de supermarkt te herbouwen aan De Raaphorst en Kerkstraat in het centrum van Kwintsheul. De nieuwe supermarkt krijgt een oppervlakte van ca. 900 m² (netto winkeloppervlak) en is groter dan de oude supermarkt. Voor de realisering van de nieuwe supermarkt zal het dorpshuis "De Kastanjehof" worden gesloopt. Het terrein rondom de nieuwe supermarkt zal worden ingericht voor parkeren en openbare ruimte. Ook worden langs het "Kwintrum" enkele opstallen gesloopt (particulier perceel De Raaphorst 8) en vervangen door een parkeerplaats.
1.2 Ligging Plangebied
Het plangebied omvat vrijwel de gehele woonkern van Kwintsheul en wordt omringd door het kassengebied van het Westland. Het bedrijventerrein ten noorden van Kwintsheul aan de Bovendijk valt buiten het plangebied. De grenzen van het plangebied worden gevormd door:
- in het noorden: het lint langs de Heulweg en de Lange Wateringkade;
- in het westen: de Middel Broekweg, Mariëndijk, Karper, De Driesprong, Slimpad en Hollewatering;
- in het zuiden: de Harteveldlaan en de grens met het kassengebied;
- in het oosten: Weideland, Hoenderparklaan en Grutto.
De exacte begrenzing van het plangebied is weergegeven op figuur 1.1.
1.3 Vigerende Bestemmingsplannen
Voor het plangebied vigeren de volgende bestemmingsplannen:
bestemmingsplan | vastgesteld | goedgekeurd | |||
Kwintsheul 1993 | 20-07-1995 | 05-03-1996 | |||
Buitengebied Naaldwijk | 10-02-2000 | 03-10-2000 | |||
Buitengebied Wateringen | 31-08-1999 | 18-04-2000 | |||
Landelijk gebied 1e herziening | 11-12-1997 | 14-07-1998 |
1.4 Leeswijzer
Het bestemmingsplan Kern Kwintsheul bestaat uit een toelichting, de regels en een verbeelding. De toelichting is als volgt opgebouwd. In hoofdstuk 2 komt de gebiedsvisie aan de orde. Hierin wordt de ruimtelijke en functionele hoofdstructuur van het plangebied beschreven, alsmede de ruimtelijke kwaliteiten en aanwezige knelpunten. Dit tezamen leidt tot een beschrijving van de gemeentelijke visie op het gewenste behoud en beheer van de ruimtelijke kwaliteit in het plangebied.
In hoofdstuk 3 wordt onderzoek op het gebied van milieu, water, ecologie, archeologie en cultuurhistorie behandeld. In hoofdstuk 4 wordt dieper ingegaan op de planvorm en de achtergrond bij de regels die zijn opgenomen voor de verschillende bestemmingen. Tot slot wordt in de hoofdstukken 5 en 6 ingegaan op het handhavingsbeleid, de resultaten van de inventarisatie en de economische en de maatschappelijke uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan.
Hoofdstuk 2 Gebiedsvisie
2.1 Beleidskader
2.1.1 Rijksbeleid
Nota Ruimte/Realisatieparagraaf nationaal ruimtelijk beleid (2008)
In juni 2008 heeft het kabinet de Realisatieparagraaf Nationaal ruimtelijk beleid vastgesteld welke is toegevoegd aan de Nota Ruimte. Deze paragraaf geeft inzicht in welke nationale belangen het kabinet heeft gedefinieerd en op welke wijze het Rijk deze wil verwezenlijken. In het bijzonder welke belangen zullen worden gewaarborgd in de AMvB Ruimte. De Realisatieparagraaf beschrijft enerzijds voor de Nota Ruimte hoe het beleid van de PKB-teksten wordt gerealiseerd en anderzijds voor de andere vigerende ruimtelijke nota's hoe de PKB-teksten, die zijn bedoeld door te werken tot op lokaal niveau, worden gerealiseerd.
![]() | ![]() ![]() |
Kwintsheul maakt als onderdeel van de gemeente Westland deel uit van het economisch kerngebied Zuidvleugel Randstad. Daarnaast is de hele gemeente Westland aangewezen als Greenport.
Centraal thema voor wat betreft dit gebied is dat bundeling van verstedelijking en economische activiteiten in steden en dorpen het mogelijk maakt functies bij elkaar te brengen waardoor het draagvlak voor voorzieningen, arbeid, zorgtaken en ontspanning beter te combineren zijn. Bundeling van verstedelijking en economische activiteiten vereist een in onderlinge samenhang optimale benutting van het bestaande bebouwde gebied en tegelijk nieuwe bebouwing daarbuiten. Volgens de Realisatieparagraaf dient in bestaand stedelijk gebied optimale benutting van bestaand bebouwd gebied plaats te vinden, om verrommeling een halt toe te roepen. Hierdoor neemt de noodzaak af om open ruimte te gebruiken voor bebouwing. Het wordt moeilijker gemaakt om nieuwbouw in het buitengebied te realiseren. De bundelingsdoelstellingen uit de Nota Ruimte blijven actueel. Het Rijk toetst of provincies het bundelingsbeleid voor verstedelijking en economische activiteiten in het provinciale en regionale ruimtelijke beleid opnemen.
Het ontwikkelingsperspectief is erop gericht de ruimtelijke, culturele en economische diversiteit van de ruimtevraag binnen de Randstad, waar Kwintsheul deel van uitmaakt, op te vangen. In de Randstad moet tussen 2010 en 2030 rekening worden gehouden met een vraag naar 360.000 tot 440.000 woningen. Een deel van de woningen kan worden gebouwd door 'verdichting' in bestaand stedelijk gebied. Het streefgetal voor de realisatie van woningen en arbeidsplaatsen in het bestaand bebouwd gebied van stedelijke netwerken is 40% van het totale uitbreidingsprogramma, hoewel het Rijk rekening houdt met 25% op basis van de tegenvallende praktijk. Een optimale benutting van het bebouwd gebied blijft van groot belang.
Herstructurering, revitalisering en transformatie van bestaande stedelijke gebieden leveren een belangrijke bijdrage aan de verbetering van de nodige diversiteit van het woningaanbod in de steden. Daarnaast kan met herstructurering, revitalisering en transformatie van bestaande verouderde stedelijke gebieden een belangrijk deel van de ruimtevraag naar wonen en werken in de periode 2010-2030 worden opgelost.
Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (ontwerp 2011) & AMvB ruimtelijke ordening (ontwerp 2011)
Nederland concurrerend, bereikbaar, leefbaar & veilig. Daar streeft het Rijk naar met een aanpak die ruimte geeft aan regionaal maatwerk, de gebruiker voorop zet, investeringen scherp prioriteert en ruimtelijke ontwikkelingen en infrastructuur met elkaar verbindt. Een actualisatie van het ruimtelijk- en mobiliteitsbeleid is daarvoor nodig. De verschillende beleidsnota's op het gebied van ruimte en mobiliteit zijn gedateerd door nieuwe politieke accenten en veranderende omstandigheden zoals de economische crisis, klimaatverandering en toenemende regionale verschillen onder andere omdat groei, stagnatie en krimp gelijktijdig plaatsvinden. De ontwerpstructuurvisie Infrastructuur en Ruimte geeft een nieuw, integraal kader voor het ruimtelijk- en mobiliteitsbeleid op rijksniveau en is de 'kapstok' voor bestaand en nieuw rijksbeleid met ruimtelijke consequenties.
Doelen
In de structuurvisie Infrastructuur en Ruimte formuleert het Rijk drie hoofddoelen om Nederland concurrerend, bereikbaar, leefbaar & veilig te houden voor de middellange termijn (2028):
- het vergroten van de concurrentiekracht van Nederland door het versterken van de ruimtelijk-economische structuur van Nederland;
- het verbeteren, instandhouden en ruimtelijk zekerstellen van de bereikbaarheid waarbij de gebruiker voorop staat;
- het waarborgen van een leefbare en veilige omgeving waarin unieke natuurlijke en cultuurhistorische waarden behouden zijn.
Het Westland is op de kaart van de nationale ruimtelijke hoofdstructuur aangewezen als Greenport (zie afbeelding).
![]() | ![]() |
Uitsnede kaart nationale ruimtelijke hoofdstructuur
De Nederlandse open economie raakt steeds meer verweven met die van sterke concurrenten als Duitsland, China en India. De kansen in het internationale speelveld liggen vooral bij de zogenoemde topsectoren: logistiek, water, hightech, creatieve industrie, energie, chemie en voedsel en tuinbouw. Veel van die sectoren zijn geconcentreerd in de stedelijke regio's rond de mainports, brainport en greenports. De ambitie is dat Nederland in 2040 behoort tot de top 10 concurrerende landen van de wereld door een goede ruimtelijk-economische structuur voor een excellent vestigingsklimaat voor bedrijven en kenniswerkers. Dit betekent onder andere een optimale internationale bereikbaarheid van stedelijke regio's in 2040 en uitstekende (logistieke) verbindingen van de mainports Rotterdam en Schiphol, de brainport Zuidoost Nederland en de greenports met Europa en de rest van de wereld.
De meeste topsectoren concentreren zich in stedelijke regio's en dan vooral in de stedelijke regio's rond de mainports, brainport en greenports. Vanwege deze concentratie en de nationale baten die daarmee gemoeid zijn, wil het Rijk in deze regio's extra inzetten op versterking van de concurrentiekracht. Hiervoor wordt een gebiedsgerichte, programmatische urgentieaanpak ingezet waarin afspraken over de versterking van de ruimtelijk-economische structuur in brede zin worden gemaakt met de decentrale overheden.
Nationale belangen
De structuurvisie Infrastructuur en Ruimte is vertaald in de ontwerp AMvB ruimtelijke ordening. De AMvB omvat alle ruimtelijke rijksbelangen die juridisch doorwerken op het niveau van bestemmingsplannen. Het gaat om kaders voor onder meer het bundelen van verstedelijking, de bufferzones, nationale landschappen, de Ecologische Hoofdstructuur, de kust, grote rivieren, militaire terreinen, mainportontwikkeling van Rotterdam en de Waddenzee. Met de AMvB Ruimte maakt het Rijk proactief duidelijk waar provinciale verordeningen en gemeentelijke bestemmingsplannen aan moeten voldoen. Uit de regels en kaarten behorende bij de ontwerp AMvB kan worden afgeleid welke aspecten relevant zijn voor het ruimtelijke besluit. Voor het plangebied is de volgende bepaling relevant:
- 1. Een excellent en internationaal bereikbaar vestigingsklimaat in de stedelijke regio's met een concentratie van topsectoren. In dit kader blijft het Rijk gebiedsgerichte afspraken maken met de stedelijke regio's (zoals Rotterdam) over de programmering van verstedelijking (woningbouw), zowel kwantitatief als kwalitatief.
2.1.2 Provinciaal beleid
Provinciale Ruimtelijke Structuurvisie 2020 (2010)
Een concurrerend, aantrekkelijk internationaal profiel, een duurzame en klimaatbestendige deltaprovincie, divers en samenhangend stedelijk netwerk, stad en land verbonden en een vitaal, divers en aantrekkelijk landschap, dat zijn de vijf integrale ruimtelijke hoofdopgaven die de basis vormen voor de structuurvisie 'Visie op Zuid-Holland'. De structuurvisie 'Visie op Zuid-Holland' vervangt het interim-beleid op basis van de huidige vier streekplannen in Zuid-Holland. Met de vaststelling van de provinciale structuurvisie en de provinciale Verordening Ruimte wordt aansluiting gezocht bij de instrumenten uit de Wet ruimtelijke ordening (Wro). De visie is vastgesteld op 2 juli 2010.
![]() | ![]() |
Uitsnede functiekaart Structuurvisie
Op de functiekaart van de structuurvisie is het plangebied voornamelijk aangewezen als stads- en dorpsgebied. De sportvelden zijn aangewezen als stedelijk groen buiten de contour. Het bebouwinglint langs de Heulweg valt binnen het glastuinbouwbedrijvengebied van de Greenport Westland.
De functiekaart geeft de gewenste ruimtelijke functies weer die in de structuurvisie zijn geordend, begrensd en vastgelegd als ruimtelijk beleid tot 2020. Zo biedt de kaart ruimte aan de diverse belangen in Zuid-Holland. De functiekaart is vergelijkbaar met de voormalige streekplankaarten.
Het provinciaal belang voor bestaand bebouwd gebied richt zich op de volgende ambities:
- bundeling van verstedelijking, infrastructuur, voorzieningen en economische activiteiten gericht op concentratie en functieafstemming (knopen- en locatiebeleid);
- stedelijke detailhandelsstructuur versterken;
- culturele en toeristische voorzieningen versterken (stedelijk).
Het uitgangspunt voor de leef-, werk- en woonomgeving in 2020 is bundeling van verstedelijking. Dit is meer dan het concentreren van wonen in steden. Zuid-Holland richt zich op een betere relatie tussen infrastructuur en verstedelijking, het onderling afstemmen van de verschillende voorzieningen en intensivering van het stedelijk gebied vooral in de invloedssfeer van hoogwaardig openbaar vervoer.
De verstedelijkingsopgave richt zich vooral op het bestaand stads- en dorpsgebied. Hier staat gedifferentieerd ruimtegebruik centraal. Dit maakt dit gebied aantrekkelijk voor mensen om te wonen en voor bedrijven om zich te vestigen. Dit betekent een verdergaande concentratie en intensivering van stedelijke functies in de stedelijke centra en rond haltes van het Zuidvleugelnet. Er is daarbij onderscheid gemaakt tussen stedelijk gebied met hoogwaardig openbaar vervoer en het 'overig' stedelijk gebied. Kwintsheul maakt onderdeel uit van het 'overig' stedelijk gebied.
De provincie kiest ervoor om verstedelijking zoveel mogelijk in bestaand bebouwd gebied te concentreren. Hiermee worden investeringen in de gebouwde omgeving gebundeld, waardoor de kwaliteit van het bebouwde gebied behouden blijft en versterkt wordt. Alle kernen in de provincie zijn omgeven door bebouwingscontouren. Deze geven de grens van de bebouwingsmogelijkheden voor wonen en werken weer. De bebouwingscontouren zijn strak getrokken om het bestaand stedelijk gebied en de kernen, rekening houdend met plannen waar de provincie al mee heeft ingestemd en waarbinnen de woningbouwopgave tot 2020 kan worden geaccommodeerd.
Provinciale Verordening Ruimte (2010)
Samen met de Provinciale Structuurvisie is op 2 juli 2010 ook de provinciale Verordening Ruimte vastgesteld door Provinciale Staten. Waar de visie een zelfbindend document is voor de provincie, daar bevat de Provinciale Verordening regels die algemeen bindend zijn. Omdat het bestemmingsplan geen nieuwe functies mogelijk maakt, zijn de regels uit de Verordening niet in het geding.
2.1.3 Regionaal en gemeentelijk beleid
Regionaal structuurplan Haaglanden (2008)
Het algemeen bestuur van het Stadsgewest Haaglanden heeft in april 2008 het Regionaal Structuurplan Haaglanden 2020 (RSP 2020) vastgesteld.
Het RSP is een integraal plan voor de ruimtelijke ontwikkeling van Haaglanden en het kader voor het regionale beleid op het gebied van milieu, groen, mobiliteit, wonen en economie en voor lokale plannen, zoals de bestemmingsplannen. Het vastgestelde Regionaal Structuurplan Haaglanden kijkt naar 2020 (en soms 2030) en omvat de grote lijnen voor de ambities en ontwikkelingen op verschillende terreinen, zoals verkeer, wonen, werken, water, groen, etc.
De ambitie is dat het in heel Haaglanden voor iedereen goed wonen, werken en ontspannen is. De ruimtelijke structuur moet mensen stimuleren maatschappelijk actief te zijn en zich te ontwikkelen. Voldoende (ruimte voor) werkgelegenheid, een goed leefmilieu, een veilige leefomgeving, sociale cohesie en een herkenbare omgeving met identiteit zijn hiervoor van belang. Ook moeten de gewenste voorzieningen voor onderwijs, zorg, cultuur en sport goed bereikbaar zijn. Het RSP2020 heeft voor deze onderwerpen vooral een faciliterende, stimulerende en attenderende rol.
De vraag naar woningen, bedrijven en kantoren houdt aan, maar de ontwikkeling van nieuw stedelijk gebied gaat al snel ten koste van het groen, de Greenport of de ruimte voor water. Dit betekent dat deze ruimte in het bestaande stedelijke gebied gevonden moet worden en efficiënt moet worden gebruikt. Herstructurering en intensief ruimtegebruik zijn hierbij belangrijke middelen. Als onderdeel van het intensief en meervoudig ruimtegebruik in binnenstedelijke wijken en buurten moet functiemenging mogelijk zijn.
Het beheer en onderhoud van groengebieden heeft aandacht nodig. Onvoldoende en versnipperd beheer van bestaande bossen en recreatiegebieden leidt tot verwaarloosde zones die ongewenste activiteiten aantrekken. In het onderhoud van deze gebieden is het ontwikkelen van de 'tweede generatie' beplanting achterwege gebleven. Bovendien moet de inrichting worden aangepast aan de wensen van de hedendaagse recreanten. Barrières en onaantrekkelijke, niet onderhouden entrees van bestaande groengebieden dragen bij aan slechte bereikbaarheid. Een goed bomenbeleid helpt om landschappelijke eigenheid te waarborgen.
Visie Greenport Westland 2020 (2005)
De in 2005 vastgestelde 'Visie Greenport Westland 2020' schetst het ruimtelijk kader voor toekomstige ontwikkelingen op hoofdlijnen in de gemeente en daarbuiten. De ruimtelijke component en hoe om te gaan met het glastuinbouwcluster (inclusief de niet-ruimtelijke component) staan in de visie voorop. Naast een ruimtelijke vertaling op hoofdlijnen, biedt de visie ook de onderlinge afstemming van de ambities van de gemeente op de gebieden water en groen, verkeer en vervoer, wonen, het glastuinbouwcluster en de maatschappelijke en economische voorzieningen.
In de Visie Greenport Westland 2020 wordt aangegeven dat de kernen een belangrijke rol spelen in de aantrekkelijkheid en diversiteit van de gemeente Westland. Versterking van de Greenport door behoud van het duurzame glas heeft als consequentie dat uitbreiding en versterking van de functies wonen, maatschappelijke voorzieningen en detailhandel, infrastructuur, groen, water en milieu zoveel mogelijk binnen de bestaande kernen dienen plaats te vinden. Er ligt een stevige verdichtingsopgave. De noodzakelijke inhaalslag voor het bouwen van woningen voor jongeren en ouderen dient in de kernen plaats te vinden. In de kernen zijn dan ook de beste combinaties te maken tussen woningen en voorzieningen.
Uitsnede Greenportvisie
Kwintsheul is in de visie aangeduid als een 'ruimdorps' gebied. De visie geeft voor de ruimdorpse kernen aan dat deze in omvang, dichtheid en voorzieningenniveau duidelijk kleiner zijn dan de andere kernen. Ieder van de kernen heeft daarbij zijn eigen karakter en identiteit. Bij verdichting zal worden ingezet op versterking en behoud van het voorzieningenniveau op de schaal en het karakter van de betreffende kern.
Evaluatie Greenport Visie Westland 2020 (2010)
Deze evaluatie van de Greenportvisie verwoordt het standpunt van de gemeenteraad over de (tussen)resultaten van de Greenportvisie over met name de periode 1-1-2004 tot 1-1-2009 met voorstellen per onderdeel over hoe nu verder. De evaluatie bepaalt de koers voor de gemeentelijke structuurvisie. Voor het wonen (de belangrijkste functie in het plangebied) zijn de volgende beleidsuitgangspunten relevant.
Analyse van de woningbouw laat zien dat de woningvoorraad tussen 2004 en 2009 met 2.000 woningen is toegenomen. De uitleglocaties zijn vrijwel allemaal in ontwikkeling genomen, maar de verdichting van de kernen blijft achter bij het gestelde doel. Tot 2020 kan de woningbehoefte opgevangen worden met de bestaande locaties zoals aangegeven op de plankaart van de Greenportvisie inclusief een bijgestelde verdichtingsopgave.
De woningbouwopgave blijft ambitieus maar wel realistisch. De oorspronkelijke woningbouwopgave tot 2020 wordt naar beneden bijgesteld. Voor de periode 2009 tot 2020 is de ambitie om 6.300 woningen netto aan de woningvoorraad, inclusief Westlandse Zoom, toe te voegen. Het gaat daarbij om 2.000 woningen op inbreidingslocaties in de kernen.
Uitgangspunten ruimtelijke ontwikkelingskaders voor de kernen (2007)
In de beleidsnota 'Uitgangspunten ruimtelijke ontwikkelingskaders voor de kernen' die in september 2007 is vastgesteld, is een aantal uitgangspunten voor de diverse kernen geformuleerd.
Kenmerken
Kwintsheul kenmerkt zich door een sterk ontwikkeld bloeiend verenigingsleven. Dat varieert van topsport tot gezelligheid, van jong tot oud, met een aantrekkingskracht van lokaal tot bovenregionaal. Door de ontwikkeling naar het oosten groeit het dorp in de richting van Wateringen. Met het behoud van het bedrijventerrein en met de doorsnijding van de Wippolderlaan, zal de huidige woonkern niet versmelten met de nieuwe woonwijk of Wateringen.
De kern is opgebouwd uit overwegend laagbouwwoningen, sporadisch afgewisseld met lage gestapelde woningbouw. De voorzieningen bevinden zich langs de Kerkstraat met een (voormalig) winkelpleintje bij de kerk. De bedrijven bevinden zich deels nog langs de Heulweg en geconcentreerd aan de oostkant van de kern in bedrijventerrein Bovendijk. De kern kende zijn grootste groei na de jaren 50 van de vorige eeuw. Van elke buurt is herkenbaar uit welke periode het is gebouwd. Gemeenschappelijk kenmerk is de kleinschalige maat van elke buurt.
Doel
De doelstelling voor Kwintsheul is gericht op behoud en versterking van het verenigingsleven, door herstructurering van het centrum tot het dorpshart met een diversiteit aan functies. Daarnaast is bouwen voor ouderen een speerpunt: woningen en voorzieningen. Ook de positie als enige dorp in de route Westlandse Zoom van kust naar Midden Delfland moet worden benadrukt. Bedrijven dienen geconcentreerd te worden op bedrijventerrein Bovendijk.
Centrumgebied
Aangegeven wordt dat het centrumgebied dringend een nieuwe impuls en herstructurering nodig heeft. De meeste winkelruimtes staan leeg of zijn in gebruik door een andere functie dan detailhandel. Het winkelplein maakt mede hierdoor een desolate indruk. Ook de huidige stedenbouwkundige opzet draagt niet bij aan een uitnodigend en levendig beeld. Mede in het licht van de in de Greenportvisie geformuleerde verdichtingopgave is een herinrichting van deze omgeving gewenst, die leidt tot een levendig, herkenbaar, aantrekkelijk en multifunctioneel dorpshart van de kern Kwintsheul. Hierbij zullen zoveel mogelijk voorzieningen rondom het huidige winkelplein geconcentreerd moeten worden.
Heulweg
De Heulweg is een historisch lint. Van oudsher kenmerkt een dergelijk lint zich door een menging van verschillende kleinschalige functies. In Kwintsheul staan een aantal bedrijven langs deze weg die niet passen in de sfeer, de kleinschaligheid en de hedendaagse functie van dat lint. Verplaatsen van deze bedrijven naar een bedrijventerrein en het invullen van deze locaties met woningbouw in de schaal, maat en uitstraling van het lint zal een gewenste verbetering opleveren.
Groen en recreatie
Aangegeven wordt dat de kern Kwintsheul slecht is bedeeld met gestructureerd, openbaar groen. De kern zelf is echter klein en bewoners konden altijd terugvallen op de groene ruimte in het buitengebied. Daar is door de oprukkende tuinbouw echter een eind aan gekomen. De ligging aan de Westlandse Zoom biedt kansen.
Woningdifferentiatie
Bij woningbouw komt de nadruk te liggen op doorstromers (met name ouderen) om de vergrijzingsgolf op te vangen. Belangrijk daarvoor is dat ook het voorzieningenniveau op peil blijft en het verenigingsleven gestimuleerd wordt, op sportgebied maar vooral ook andere vlakken.
Accent op senioren en starters
In de ontwikkelingskaders voor de kernen is voor Kwintsheul de doelgroep ouderen genoemd om nadruk op te leggen. Woningmarktgegevens en de bewoners leggen daarnaast ook de nadruk op starters. Gekozen wordt om bij inbreiding in het centrum, gezien de voorzieningen, de nadruk te leggen op senioren. Hierbij moet gedacht worden aan (middel) dure huurappartementen en dure koopappartementen. Bij inbreiding op mogelijk overige locaties in Kwintsheul wordt het accent op starters gelegd, en in dit geval ligt de nadruk op goedkope en bereikbare koopwoningen.
Gebiedskader ontwikkellocaties Kwintsheul Centrum + Quintus/Leeuwerik (vastgesteld door het College van Burgemeester en Wethouders in 2012)
Het doel van dit beleid is om randvoorwaarden en uitgangspunten te geven voor herontwikkeling op de locaties Centrum en Quintus/Leeuwerik in Kwintsheul. In dit gebiedskader is de huidige situatie geanalyseerd vanuit verschillende invalshoeken zoals verkeer, groen, water, de ruimtelijke opbouw en de het economisch en sociaal perspectief. Uiteindelijk wordt voor de betreffende gebieden een visie gegeven met de gewenste ontwikkelingsrichting. Dit gebiedskader fungeert als toetsingskader bij de beoordeling van (toekomstige) plannen.
Westlands Verkeers- en Vervoersplan 2005-2015
Met het Westlands Verkeers- en Vervoersplan (WVVP) wordt vanuit het oogpunt van verkeer en vervoer invulling gegeven aan het strategische beleid voor de gemeente Westland, zoals dat is beschreven in de Greenportvisie 2020. Op basis van deze vertaling zijn concrete projecten en maatregelen benoemd. Daarbij zijn prioriteiten bepaald en is een volgorde voor uitwerkingen realistisch weergegeven.
Door het uitvoeringsprogramma wordt de stap gezet van papier (beleid) naar de praktijk (uitvoering). Het uitvoeringsprogramma en bijbehorende investeringsprogramma passen binnen de huidige begroting. Tot 2011 zijn de budgetten voor dit uitvoeringsprogramma gereserveerd, wat maakt dat het plan realistisch en financieel uitvoerbaar is.
Met de wegcategorisering is aangegeven welke de voor het verkeer belangrijke gebiedsontsluitingswegen zijn.
Milieubeleidsplan 2005-2010 'Westland, glashard voor het milieu' / MUP 2011
De inspanningen uit het verleden waren voornamelijk gericht op het verbeteren van de sectorale milieukwaliteit. In de toekomst moet ook een bredere kwaliteitsverbetering worden gerealiseerd. Het milieubeleidsplan moet een bijdrage leveren aan een gezonde, veilige en aantrekkelijke leefomgeving.
Het milieubeleidsplan is door de raad in 2005 vastgesteld en heeft als doelstelling: 'Het verbeteren van de leefbaarheid op de korte termijn en het leveren van een bijdrage aan de duurzaamheid van de gemeente op de lange termijn, waarbij aansluiting bij actuele en toekomstige ontwikkelingen kansen biedt om eventueel bestaande knelpunten op te lossen en toekomstige te voorkomen'.
Het Milieu-uitvoeringsprogramma (MUP) 2011 is een overgangsprogramma tussen het inmiddels aan het eind van zijn looptijd gekomen Milieubeleidsplan 2005-2010 en een te ontwikkelen 'Uitvoeringsprogramma Duurzaamheid'. Het zal daarbij gaan om een concreet uitvoeringsprogramma, dat bijdraagt aan te formuleren gemeentelijke duurzaamheidsdoelstellingen. Het MUP is een instrument om onder meer de uitvoering van de milieuambities te kunnen sturen.
Voor wat betreft het aspect ruimtegebruik is de milieustrategie gericht op de volgende doelstelling: 'Functiemenging waar het kan en functiescheiding waar het moet.' Deze en alle andere relevante milieuambities en uitgangspunten worden ingebracht in ruimtelijke ontwikkelingsprojecten.
Beleid Duurzaam Bouwen 2006-2010
De doelstelling van de gemeente is door middel van duurzaam bouwen de milieubelasting terug te dringen: bouwen met zorg voor het milieu. Dit betekent dat in een vroeg stadium de schade voor het milieu moet worden beperkt, dus al tijdens het ruimtelijk en stedenbouwkundig ontwerp en in alle fasen van de bouw. De gemeente stelt beleid Duurzaam Bouwen op, op gebouwniveau en op het gebied van de grond-, weg- en waterbouw. Beleid Duurzaam Bouwen op stedelijk niveau, voor ruimtelijke en stedelijke ontwikkeling, is opgenomen in het Milieubeleidsplan 2005-2010. Als instrument voor duurzaam bouwen bij nieuwbouw, woning- en utiliteitsbouw wordt het pakket Gemeentelijk Praktijk Richtlijn (GPR-gebouw) gebruikt. Dit is een digitaal instrument om de duurzaamheid van nieuwbouwwoningen en utiliteitskantoren (kantoren en schoolgebouwen) in kaart te brengen door middel van rapportcijfers, met als doel duurzaam bouwen meetbaar en bespreekbaar te maken. Thema's van dit instrument zijn energie, materiaal, afval, water, gezondheid en integrale woonkwaliteit.
Beleidsnotitie conventionele explosieven in het Westland (2006)
In de beleidsnotitie conventionele explosieven in het Westland wordt beschreven hoe om moet worden gegaan met dieptewerkzaamheden op locaties die mogelijk conventionele explosieven bevatten. De basis voor het gemeentelijk beleid voor het opsporen van explosieven is de explosieven risicokaart. Deze kaart geeft een eerste indicatie van het mogelijke gevaar van dieptewerkzaamheden op bepaalde locaties in het Westland. In het plangebied zijn twee locaties aanwezig van mogelijke vindplaatsen van conventionele explosieven. Zie verder ook paragraaf 3.6 Externe veiligheid.
Beleid en beleidsregels voor opslag en verkoop van consumentenvuurwerk in Westland
In deze nota wordt aangegeven dat het wenselijk is een goede ruimtelijke spreiding van de verkooppunten van consumentenvuurwerk te bewerkstelligen. Doel bij een ruimtelijke benadering is het bereiken van een gelijkmatige spreiding van (kleine) bedrijven voor verkoop en opslag van consumentenvuurwerk over Westland, om op deze wijze straathandel en vuurwerktoerisme zoveel mogelijk te voorkomen. Daarbij moet er binnen elk verzorgingsgebied sprake zijn van voldoende (vuurwerk)aanbod om de lokale markt te voorzien en zodoende illegale handel in principe overbodig te maken en te voorkomen.
Het uitgangspunt voor opslag en verkoop van consumentenvuurwerk van de gemeente Westland is:
Ruimte bieden aan ondernemers voor opslag en verkoop van consumentenvuurwerk met inachtneming van veiligheid en milieuregelgeving onder voorwaarde van een goede ruimtelijke spreiding.
Met daarbij de volgende randvoorwaarden:
- in de gemeente Westland wordt alleen consumentenvuurwerk opgeslagen. Opslag en verkoop van professioneel vuurwerk is niet toegestaan;
- iedere vestiging van opslag en verkoop van consumentenvuurwerk zal worden getoetst aan voldoende ruimtelijke spreiding in de gemeente Westland;
- in de gemeente Westland worden maximaal 18 vestigingen voor opslag- en verkooppunten van consumentenvuurwerk toegestaan;
- opslag tot en met 1.000 kg is beperkt toegestaan in de dorpskernen;
- nieuwe vestiging in dorpskernen is niet toegestaan;
- de vestiging van bedrijven met een opslag tot en met 10.000 kg heeft de voorkeur in gebieden waar een bedrijfsbestemming geldt of in tuincentra;
- opslag boven de 10.000 kg consumentenvuurwerk is uitgesloten;
- bestaande bedrijven in strijd met deze uitgangspunten mogen de activiteiten voortzetten.
In de planregels van het voorliggende bestemmingsplan is opgenomen dat opslag en verkoop van consumentenvuurwerk niet is toegestaan. Het aanwezige verkooppunt van consumentenvuurwerk in het plangebied heeft een maatbestemming gekregen.
Ruimtelijk kader kinderopvang gemeente Westland (2011)
In deze beleidsnotitie staat één centrale vraag centraal, namelijk hoe kan door het opstellen van een ruimtelijk kader de vraag naar en het aanbod van kinderopvang beter op elkaar afgestemd worden, zodat aan de toenemende vraag naar kinderopvang plaatsen voldaan blijft worden, er voldoende mogelijkheden voor doorontwikkeling van kinderopvang in Westland blijven en er duidelijkheid aan de kinderopvang en andere organisaties wordt gegeven.
Uit deze beleidsnotitie wordt duidelijk dat wat betreft buitenschoolse opvang (bso) voor kinderen in de naar school gaande leeftijd de gemeente mee wil werken aan de vestiging daarvan op onder andere locaties buiten de woonkernen die zijn ingericht voor sport. Reden is dat de naar schoolgaande kinderen veelal behoefte hebben om te bewegen. Op sportterreinen is hier voldoende gelegenheid voor.
2.1.4 Conclusie
Het plangebied wordt beschouwd als bestaand ruimdorps gebied en valt binnen de rode contour. Het bestemmingsplan maakt geen nieuwe functies mogelijk en vormt zodoende geen basis voor inbreiding van de kern Kwintsheul. Het plan draagt zodoende niet bij aan de uitvoering van het beleid. Uitzondering hierop is de wijziging van de bestemmingen op de kavel van "De Kastanjehof" en de oude supermarkt aan De Raaphorst/Kerkstraat. In het bestemmingsplan wordt de nieuwbouw van de supermarkt mogelijk gemaakt door het wijzigen van de maatschappelijke en verkeersdoeleinden bestemming in een detailhandelsbestemming. Het huidige zalencentrum "De Kastanjehof" wordt gesloopt en op de locatie van de oude Speelhoek teruggebouwd. Voor de bouw van de nieuwe Kastanjehof is geen wijziging in het bestemmingsplan noodzakelijk. De locatie van de Speelhoek heeft immers al een maatschappelijke bestemming en de nieuwbouw is hier passend in. Het beleidskader staat de uitvoering van voorliggende bestemmingsplan zodoende niet in de weg.
2.2 Ruimtelijk Functionele Structuur
Landschappelijke context
De ontstaansgeschiedenis van Kwintsheul gaat terug tot in de 13e eeuw. In die tijd bestond reeds een landgoed te Huul. Het begrip heul duidt op de aanwezigheid van een overwelfde opening of een brug in een dijk of weg, om de doorstroom van water mogelijk te maken. Kwintsheul is ontstaan op de zuidelijke stroomrug van de Gantel waar deze aansluit op de zuidoostelijk van Den Haag gelegen strandwal. De strandwal loopt vanaf Voorschoten via Voorburg, Wateringen en Rijswijk naar Naaldwijk. Direct ten oosten van deze strandwal ligt het meer aaneengesloten, uit veen- en kleigronden opgebouwde oorspronkelijke poldergebied van Zuid-Holland. De Gantel maakte deel uit van een destijds wijd vertakt stelsel van getijdenkreken die bij Naaldwijk en Monster uitmondden in de Maas. De oorspronkelijke kern van Kwintsheul is ontstaan direct ten noorden van een tolplaats bij de kruising van de Holte Watering en de Lange Watering met een oude verbindingsroute vanuit Naaldwijk naar Wateringen (de huidige doorgaande route van de N466 via Middelbroekweg - Kerkstraat - Heulweg). De Holte Watering - Lange Watering loopt vanaf Loosduinen naar de Zwet bij 't Woudt. Kwintsheul ligt in het overgangsgebied van een strandwal met strandvlakte, de stroomrug van een getijdekreek en het laag gelegen poldergebied. Karakteristiek voor het dorp waren destijds de ronde bruggetjes die de huizen aan de overkant van het water met de Kerkstraat en Heulweg verbonden.
Historische kaart Kwintsheul
Ontwikkeling woonkern
Nadien heeft de oude kern zich eerst door middel van lintbebouwing in noordoostelijke en zuidwestelijke richting uitgebreid langs de oude verbindingsroute. Toen Kwintsheul aan het einde van de 19e eeuw een zelfstandige parochie werd is er een houten kerk gebouwd die naderhand werd vervangen door een stenen kerk. Ook werden – naast de kerk – een school met onderwijzerswoning gebouwd en – aan de andere zijde van de Kerkstraat – een bejaardentehuis. Nadien werd op de locatie van het bejaardenhuis ('Huize Maria') een Rabobank gebouwd.
De meest omvangrijke uitbreidingen hebben plaatsgevonden in de 2e helft van de vorige eeuw in de vorm van aaneengesloten nieuwbouwwijken. Daarbij vonden de omvangrijkste uitbreidingen vooral plaats in oostelijke richting binnen de Nieuwe en Oude Broekpolder. Daarnaast heeft – zij het minder omvangrijk – dorpsuitbreiding ook plaatsgevonden ten noordwesten van de oude verbindingsweg. De woonkern wordt nu aan de noordoostzijde begrensd door een bedrijventerrein; aan de overige zijden door het uitgestrekte kassengebied van het Westland. In de zuidwestrand van de woonkern bevindt zich echter een groot sportveldencomplex. De woonkern strekt zich nog gedeeltelijk uit binnen een smalle zone langs de noordwestzijde van de Middelbroekweg en Heulweg.
De oorspronkelijke landschappelijke verkaveling is nog herkenbaar gebleven binnen de huidige stedenbouwkundige verkaveling van de woonkern en bestaat uit een rechthoekig stramien van haaks en evenwijdig bij de Lange Wateringkade, Mariëndijk en het wegenpatroon van het kassengebied aansluitende wegen.
De Kerkstraat en Heulweg zijn de twee belangrijkste en oudste dorpsstraten. Ter hoogte van de kerk waar het centrum van Kwintsheul zich bevindt is sprake van een geleidelijke verbreding van het straatprofiel. Deze verbreding is kenmerkend voor veel van de op een strandwal gestichte dorpen. Aan de Kerkstraat en de Heulweg komt een gevarieerde, vaak ook historische bebouwing voor. Eenvoudige woningen worden afgewisseld met enkele statige grote voormalige boerderijen en herenhuizen en andere – vaak naar een agrarische herkomst verwijzende – dorpsbebouwing in één of twee bouwlagen onder kap. De woonbebouwing bestaat zowel uit vrijstaande als uit aaneengebouwde panden en rijenwoningen en is sterk individueel en vaak gedetailleerd vormgegeven. Plaatselijk komen nog bedrijven voor die ooit ontstaan zijn vanuit aan huis gebonden bedrijven, zoals een garagebedrijf, een installatiebedrijf (klimaatbeheersing) en adviesbureaus.
Rond de katholieke Andreaskerk uit 1893 is sprake van een kleinschalig centrumgebied dat zich deels voortzet in noordelijke richting langs de Heulweg tot voorbij de Lange Watering.
Haaks op de Kerkstraat en Heulweg liggen een paar rond de eerste helft van de vorige eeuw gerealiseerde woonstraten, zoals de Lange Wateringkade en de Hoenderparklaan. De Hoenderparklaan en de Pastoor Vinkesteynstraat zijn beide een van de eerste straten waar planmatige woningbouw plaatsvond.
Na de Tweede Wereldoorlog is het dorpsgebied van Kwintsheul sterk uitgebreid, deels in westelijke richting, maar grotendeels in oostelijke richting. De woningen binnen de betreffende nieuwbouwbuurten bestaan verreweg voor het merendeel uit eengezinsrijenwoningen. Er komen slechts beperkt twee-onder-een-kapwoningen en nog minder vrijstaande woningen voor; hoofdzakelijk bij Weideland, Voorkotterstraat, Brasem en Mariëndijk.
Verspreid binnen de woonbuurten komen enkele appartementengebouwen voor, te weten een woongebouw in 5 bouwlagen aan de Grutto en aan de Leeuwerik, een paar woongebouwen in 3 en 4 bouwlagen aan de Lange Wateringkade, een woongebouw in 3 bouwlagen onder een kap op de hoek van de Kievit en Raaphorst en een woongebouw in 4 bouwlagen aan de Karper.
Voorzieningen
Rond de kerk ligt een kleinschalig centrumgebied met woonappartementen (al dan niet boven een winkellaag), een supermarkt, kleinschalige food en non-food detailhandel, horeca, dienstverlening (onder andere in reclame, accountancy en uitzendwerk), een school en cultureel verenigingsgebouw De Speelhoek. Dit centrumgebied zet zich aan de overzijde van de kruising van de Heulweg met de Lange Wateringkade verder door met onder meer horeca en enkele bedrijven waaronder een garagebedrijf, een bouwbedrijf en dienstverlening. Ook aan de zuidzijde van de Lange Wateringkade komt verspreid tussen de woonbebouwing nog enige bedrijvigheid voor, zoals een detailhandel (fietsen), dienstverlening en horeca.
Buiten het centrumgebied gelegen maatschappelijke voorzieningen betreffen onder meer de bibliotheek met daarbij gelegen kinderdagopvang en scholen aan de Leeuwerik, een school achter het dorpslint tussen de bebouwing aan de Hoenderparklaan en Raaphorst en woonzorgwoningen. In de zuidrand van de woonkern ligt tot slot het sportcomplex van Quintus.
Groen en water
De belangrijkste groenvoorzieningen en waterpartijen zijn het sportveldencomplex Quintus, de begraafplaats, de Lange Watering en de groenvoorziening met grote waterpartij bij de Blankvoorn en Riviergrondel. Binnen de woonbuurten komen behalve kleine pleinachtige ruimten, ook enkele verspreid gelegen groene ruimten (eventueel met speelvoorzieningen) voor, onder meer bij de kerk, de bibliotheek, de Gele kwikstaart, Berestein en Hoenderparklaan. Sommige straten zijn voorzien van bomenrijen en solitaire bomen en plantvakken. De oorspronkelijke landschappelijke verkaveling is deels nog zichtbaar gebleven door de aanwezigheid van enkele oorspronkelijke agrarische poldersloten.
2.3 Gebiedsvisie
Binnen het woongebied van Kwintsheul ligt de nadruk op beheer en een erfbebouwingsregeling die aansluit op het overgrote deel van de gemeente.
Integrale ruimtelijke visie
De bestemmingsregeling in het plangebied is ontwikkeld op basis van de onderliggende verkavelingsstructuur en bestaat voornamelijk uit woongebied met verspreid bedrijven, detailhandel en maatschappelijke voorzieningen. De belangrijkste uitgangspunten voor het plangebied zijn het behoud en zo mogelijk versterking van de ruimtelijke structuur van het woon- en leefklimaat.
Centrum
Uit een bewonersenquête is gebleken dat het centrum op een aantal punten zwak scoort, met name wat betreft het voorzieningenaanbod. In het belang van de kern is het noodzakelijk dat er een levendig, functioneel en herkenbaar centrum ontstaat. Commerciële en maatschappelijke voorzieningen moeten aansluiten bij de behoefte van de bevolkingssamenstelling van Kwintsheul. In het voorliggende bestemmingsplan zijn de huidige gebruiksmogelijkheden opnieuw opgenomen en is de mogelijkheid tot de herbouw van een nieuwe supermarkt opgenomen.
Voor het dorp Kwintsheul is een nieuwe supermarkt een essentiële voorziening in de sfeer van de dagelijkse boodschappen, daarbij heeft het ook een sociaal-maatschappelijke functie. Gebleken is dat een nieuwe supermarkt met een bedrijfsvloeroppervlakte van ongeveer 900 m² rendabel geëxploiteerd kan worden. Door de nieuwbouw van de supermarkt biedt tevens een kans om het centrale plein te verruimen en in te richten als belangrijke ontmoetingsplek. Ook is het een kans voor de verplaatsing van "De Kastanjehof" naar de kavel van de "Speelhoek" ten noorden van de Kerkstraat.
Behoud van de ruimtelijke structuur
De orthogonale structuur van wegen en groen dient te worden behouden en waar mogelijk te worden versterkt en aan te sluiten op de grotere natuur- en recreatiegebieden in de regio. Daarmee wordt het groene karakter van Kwintsheul verder ontwikkeld.
Handhaving van het woon- en leefklimaat
In het plangebied is wonen de belangrijkste functie. Uitbreiding van het woongebied is alleen nog beperkt mogelijk op enkele inbreidingslocaties. Deze zijn op dit moment onvoldoende concreet om in het plan te worden meegenomen.
Het beleid van de gemeente is verder gericht op het behoud en de versterking van bestaande groen- en recreatiegebieden. Daarnaast streeft de gemeente naar een verkeersveilige kern en dient rekening te worden gehouden met de belemmeringen die door diverse milieuaspecten aanwezig zijn.
Hoofdstuk 3 Onderzoek
3.1 Archeologie En Cultuurhistorie
Regelgeving en beleid
Als gevolg van het Verdrag van Valetta, dat in 1998 door het Nederlandse Parlement is goedgekeurd en in 2006 zijn beslag heeft gekregen in de Monumentenwet 1988, stellen Rijk en provincie zich op het standpunt dat in het ruimtelijk beleid zorgvuldig met het archeologische erfgoed moet worden omgegaan. Voor gebieden waar archeologische waarden voorkomen of waar reële verwachtingen bestaan dat ter plaatse archeologische waarden aanwezig zijn, dient voorafgaand aan bodemingrepen archeologisch onderzoek te worden uitgevoerd. De uitkomsten van het archeologisch onderzoek dienen vervolgens volwaardig in de belangenafweging te worden betrokken.
De provincie Zuid-Holland hanteert het uitgangspunt dat op terreinen die voorkomen op de Archeologische Monumentenkaart Zuid-Holland en in gebieden die op de kaart archeologische waarden van de Cultuurhistorische Hoofdstructuur (CHS-kaart) tenminste een redelijke tot grote kans op archeologische sporen hebben, archeologisch vooronderzoek in het kader van de planvoorbereiding dient plaats te vinden. Voor zover er onzekerheid bestaat over de precieze aanwezigheid van archeologische waarden, dient in het bestemmingsplan voor het bouwrijp maken een omgevingsvergunningplicht te worden gehanteerd. Het verlenen van een omgevingsvergunning wordt daarbij afhankelijk gesteld van de uitkomsten van nader archeologisch onderzoek en de belangenafweging op grond daarvan.
3.1.1 Onderzoek archeologie
Het gemeentelijk archeologiebeleid geeft een zonering aan waarmee de archeologische (verwachtings) waarden in beeld worden gebracht. Uit onderstaande figuur blijkt dat het plangebied twee verschillende waarden kent, te weten 'Verwachtingszone I' en 'Verwachtingszone III'. De archeologische waarden van het gebied bestaan uit de reeds aangetroffen of te verwachten aanwezigheid, boven of onder de grond, van bouwhistorische resten en archeologische sporen. De Kerkstraat - Heulweg heeft in het bijzonder een waardevolle archeologische verwachtingswaarde in verband met de aanwezigheid van een Romeinse weg die van Naaldwijk naar Wateringen loopt.
Figuur 3.1 Uitsnede Archeologische beleidskaart gemeente Westland
Samen bevatten zij een hoeveelheid aan historische informatie over ouderdom en ruimtelijke ontwikkeling. Vanwege deze waarden zijn twee afzonderlijke dubbelbestemmingen opgenomen (Waarde - Archeologie - 2 en Waarde - Archeologie - 4) die ieder afzonderlijk aansluiten op één van de twee waarden. Binnen de bestemmingsregels wordt archeologisch onderzoek verplicht gesteld voor (bouw)werkzaamheden die het archeologisch belang kunnen schaden. Hierbij geldt dat hoe hoger de verwachtingswaarde, hoe eerder archeologisch onderzoek nodig is.
In januari 2013 is door ADC archeologie projecten onderzoek verricht in de vorm van een bureauonderzoek in combinatie met een veldonderzoek middels grondboringen op de locatie van de nieuwe supermarkt. Het rapport, met kenmerk 3305, is opgenomen in Bijlage 4. In het plangebied is geen archeologische laag aangetroffen. Eventuele archeologische resten uit de Nieuwe tijd zijn verstoord. Ook zijn er geen aanwijzingen dat het veen bewoonbaar is geweest. Het booronderzoek heeft aangetoond dat tot tenminste 400 cm -mv geen intacte archeologische waarden meer aanwezig zijn. Geadviseerd wordt het plangebied vrij te geven voor de voorgenomen ontwikkeling.
Het is echter niet volledig uit te sluiten dat binnen het onderzochte gebied toch nog archeologische resten voorkomen. Het verdient daarom aanbeveling om de uitvoerder van het grondwerk te wijzen op de plicht archeologische vondsten te melden bij de bevoegde overheid, zoals aangegeven in artikel 53 van de Monumentenwet.
3.1.2 Onderzoek cultuurhistorie
In het plangebied zijn geen rijksmonumenten aanwezig. Wel bevinden zich in het plangebied een aantal gemeentelijke monumenten, zoals weergegeven in onderstaande tabel.
Tabel 3.1 Gemeentelijke monumenten
straatnaam | huisnummer | monumentennummer | |
Heulweg | 141 | KH03GM009 | |
Kerkstraat | 20 | KH04GM010 | |
Kerkstraat | pastorie | KH05GM011 | |
Kerkstraat | 129;131 | KH06GM012 |
![]() Andreaskerk | ![]() Heulweg 129 |
3.1.3 Conclusie
In het plan worden dubbelbestemmingen opgenomen ter bescherming van de aanwezige categorieën van archeologische waarden. In de planregels is een bouw- en gebruiksregeling opgenomen waardoor de archeologische waarden voldoende zijn geborgd.
De binnen het plangebied gelegen gemeentelijke monumenten zijn met een bouwaanduiding op de verbeelding aangeduid. Aangezien de monumentenwetgeving voldoende bescherming biedt, zijn geen aanvullende regels in dit bestemmingsplan opgenomen.
Voor wat betreft de locatie van de nog op te richten supermarkt aan De Raaphorst/Kerkstraat staat de archeologische waarden de ontwikkeling van dit plan niet in de weg.
3.2 Bedrijven En Milieuhinder
Toetsingskader
In het kader van een goede ruimtelijke ordening is het van belang dat bij de aanwezigheid van bedrijven in de omgeving van milieugevoelige functies, zoals woningen:
- ter plaatse van de woningen een goed woon- en leefmilieu kan worden gegarandeerd; en
- rekening wordt gehouden met de bedrijfsvoering en de milieuruimte van de betreffende bedrijven.
Om in de bestemmingsregeling de belangenafweging tussen bedrijvigheid en gevoelige functies met betrekking tot milieu in voldoende mate mee te nemen, wordt in dit bestemmingsplan gebruikgemaakt van een milieuzonering. Deze milieuzonering vindt plaats aan de hand van een Staat van Bedrijfsactiviteiten (SvB). Dit is een lijst waarin de meest voorkomende bedrijven en bedrijfsactiviteiten zijn gekoppeld aan een mate van milieubelasting. De Staat van Bedrijfsactiviteiten is opgesteld met behulp van de VNG-publicatie Bedrijven en milieuzonering (editie 2009).
In het plangebied zijn naast woningen nog andere functies (zoals bedrijven, kantoren, detailhandel en horeca) aanwezig. In gebieden waar bedrijfsactiviteiten en hindergevoelige functies naast elkaar voorkomen en naast elkaar gewenst zijn, wordt gebruikgemaakt van de SvB 'functiemenging'. In deze lijst wordt niet gewerkt met richtafstanden ten opzichte van gevoelige functies, maar wordt per bedrijfsactiviteit aangegeven in welke mate deze direct naast woningen toelaatbaar is. Voor een nadere toelichting op de aanpak van de milieuzonering met behulp van de SvB wordt verwezen naar Bijlage 1.
Onderzoek milieuzonering
Uitgangspunten milieuzonering functiemenging
Bij de milieuzonering van gebieden met functiemenging wordt geen rekening gehouden met richtafstanden, maar met de bouwkundige situatie ten opzichte van milieugevoelige functies in het plangebied en de directe omgeving. De huidige bedrijfsactiviteiten in het gemengde gebied blijven gehandhaafd.
Uitwerking milieuzonering
De bedrijven die verspreid in het plangebied liggen, zijn aanwezig in gebieden waar in enige mate sprake is van functiemenging. Deze functiemenging is hier ook gewenst. Het betreffen locaties waar enkele bedrijven aanwezig zijn tussen woningen, maatschappelijke voorzieningen detailhandel en sportterreinen. Ter plaatse worden bedrijven uit ten hoogste categorie B1 van de SvB 'functiemenging' toelaatbaar geacht.
Inventarisatie toegelaten bedrijven
De in het plangebied aanwezige bedrijven zijn geïnventariseerd en ingeschaald in de categorieën van de SvB 'functiemenging'. Alle aanwezige bedrijven vallen binnen de algemene toelaatbaarheid.
Detailhandel
Door het vergroten van de bestemming detailhandel, waardoor een bestemming maatschappelijk verdwijnt, wordt het mogelijk gemaakt om een nieuwe, grotere, supermarkt te realiseren, die te beschouwen is als een milieubelastende functie. Er worden geen nieuwe milieugevoelige bestemmingen mogelijk gemaakt zoals woningen.
Op 30 januari 2013 heeft Aqua- Terra Nova onderzoek verricht naar de mogelijke invloed van deze nieuwe supermarkt op de omliggende, bestaande, gevoelige bestemmingen. Het rapport met kenmerk 212022/Aqua-Terra Nova 304a MZ/NW is opgenomen in Bijlage5. Gevoelige bestemmingen zijn woningen, bejaardencentra, woningen met een zorgkarakter, psychiatrische centra etc. In het rapport zijn, in een straal van ca. 100 meter om het projectgebied de gevoelige bestemmingen (zoals woningen) in kaart gebracht.
In het bestemmingsplan is het gebied aangeduid als winkelgebied met verwijzing naar de functiemenging lijst van de VNG. Op basis van de VNG met de bijbehorende functiemenging lijst wordt een supermarkt aangeduid als categorie B1. Dit betekent dat er in ieder geval een bouwkundig scheiding aanwezig moet zijn tussen de nieuwe supermarkt en bestaande woningen. De afstand wordt in een gemengd gebied gereduceerd tot nul. Er is geen gebiedsgericht milieubeleid van toepassing met afwijkende geluidsnormen per gebiedstype.
Afwijken van de gebruiksregels
De toelaatbaarheid zoals deze hierboven is beschreven betekent niet dat de uitoefening van activiteiten uit een hogere categorie in alle gevallen onaanvaardbaar is. De SvB 'functiemenging' geeft namelijk een vrij grove indeling van de hinderlijkheid van bedrijven. De situatie bij een specifiek bedrijf kan daarvan afwijken. Met name komt het voor dat een bedrijf als gevolg van de geringe omvang van hinderlijke (deel)activiteiten of door een milieuvriendelijke werkwijze minder hinder veroorzaakt dan in de SvB is verondersteld. In dat geval kan bij omgevingsvergunning worden afgeweken van de algemene toelaatbaarheid. Op die manier kan een dergelijk bedrijf worden toegestaan. Dit kan alleen voor bedrijfsactiviteiten uit de milieucategorie die 1 stap hoger ligt dan de algemene toelaatbaarheid. Ingeval van het afwijken dient wel te worden aangetoond dat deze bedrijfsactiviteiten naar aard en invloed op de omgeving vergelijkbaar zijn met de bedrijfsactiviteiten genoemd in de lagere algemeen toegelaten milieucategorieën.
Conclusie
Het voorliggend bestemmingsplan betreft een consoliderend plan, met uitzondering van de nieuw op te richten supermarkt. Andere nieuwe hinderveroorzakende en gevoelige functies worden niet mogelijk gemaakt. Uit onderzoek kan geconcludeerd worden dat de nieuw op te richten supermarkt aanvaardbaar is en dat er niet valt te verwachten dat de bestaande gevoelige bestemmingen (woningen) onaanvaardbaar worden gehinderd. Door het toepassen van een milieuzonering, die in de bestemmingsplanregeling is opgenomen, wordt zorg gedragen voor een aanvaardbaar woon- en leefklimaat ter plaatse van woningen en worden de bedrijven niet in hun functioneren belemmerd.
3.3 Bodem- En Grondwaterkwaliteit
Met het oog op een goede ruimtelijke ordening dient bij functiewijziging te worden bekeken of de bodemkwaliteit voldoende is voor de betreffende functie. Nieuwe bestemmingen dienen bij voorkeur op schone grond te worden gerealiseerd.
Onderzoek
Het voorliggend bestemmingsplan is consoliderend van aard, met uitzondering van de nieuw op te richten supermarkt. Hiervoor is op 15 maart 2012, door BMA Milieu, een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd conform NEN 5740 (zie Bijlage 6). Het bodemrapport voldoet aan de gestelde eisen. Het bodemonderzoek bevat voldoende informatie over de bodemkwaliteit.
Conclusie
Op basis van de conclusies van het bodemrapport kan de bestemmingsvergroting plaatsvinden.
3.4 Ecologie
Deze paragraaf betreft een samenvatting van twee uitgebreide bureauonderzoeken naar de bestaande situatie en de ontwikkeling van de nieuw op te richten supermarkt zoals opgenomen in respectievelijk Bijlage 3en Bijlage 7.
Huidige situatie
Het plangebied bestaat uit bebouwing, tuinen, (laan)bomen en struiken en watergangen.
Beoogde ontwikkelingen
Het bestemmingsplan is consoliderend van aard, met uitzondering van de nieuw op te richten supermarkt. Voor het overige worden er geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk gemaakt. Dit betekent dat binnen de juridische regeling geen grootschalige functieveranderingen en/of herinrichtingen mogelijk zijn. Het plan biedt wel ruimte tot kleinschalige ontwikkelingen. Het gaat dan bijvoorbeeld om het bouwen van aan- of bijgebouwen (al of niet omgevingsvergunningplichtig) of het aanleggen van paden of verhardingen. In dit ecologisch bureauonderzoek is aangegeven waar deze kleinschalige ontwikkelingen in de toekomst aan dienen te worden getoetst.
Resultaten onderzoek huidige situatie
Gebiedsbescherming
Het plangebied vormt geen onderdeel van een natuur- of groengebied met een beschermde status, zoals Natura 2000. In het plangebied vormt de Hollewatering een ecologische verbindingszone. Deze verbindingszone wordt niet beïnvloed door het consoliderende bestemmingsplan. De Natuurbeschermingswet 1998 en het beleid van de provincie staan de uitvoering van het plan dan ook niet in de weg.
Soortenbescherming
Het bestemmingsplan is het besluit dat ingrepen mogelijk maakt en een aantasting van beschermde dier- of plantensoorten kan betekenen. Uiterlijk bij het nemen van een besluit dat ruimtelijke veranderingen mogelijk maakt, zal daarom zekerheid moeten zijn verkregen of verlening van ontheffing op grond van de Flora- en faunawet (hierna Ffw) nodig zal zijn en of het reëel is te verwachten dat deze zal worden verleend.
Het bestemmingsplan is consoliderend van aard, er zijn geen ontwikkelingen voorzien. De Ffw staat de uitvoering van dit bestemmingsplan dan ook niet in de weg.
Binnen het bestemmingsplan zijn altijd kleine ontwikkelingen mogelijk. Hieronder is aangeven waar bij deze mogelijke toekomstige ontwikkelingen rekening moet worden gehouden.
- Er is geen ontheffing nodig voor de tabel 1-soorten van de Flora- en faunawet omdat hiervoor een vrijstelling geldt van de verbodsbepalingen van de Ffw. Uiteraard geldt wel de algemene zorgplicht. Dat betekent dat iedereen voldoende zorg in acht moet nemen voor alle in het wild voorkomende planten en dieren en hun leefomgeving.
- Tijdens werkzaamheden dient rekening te worden gehouden met het broedseizoen. Verstoring van broedende vogels is verboden. Overtreding van verbodsbepalingen ten aanzien van vogels wordt voorkomen door de werkzaamheden buiten het broedseizoen uit te voeren. In het kader van de Ffw wordt geen standaardperiode gehanteerd voor het broedseizoen. Van belang is of een broedgeval aanwezig is, ongeacht de periode. Indien de werkzaamheden uitgevoerd worden op het moment dat er geen broedgevallen (meer) aanwezig zijn, is overtreding van de wet niet aan de orde. De meeste vogels broeden overigens tussen 15 maart en 15 juli (bron:www.vogelbescherming.nl).
- Verblijfplaatsen van vogels die hun verblijfplaats het hele jaar gebruiken, zijn jaarrond beschermd. Slechts een beperkt aantal soorten bewoont het nest permanent of keert elk jaar terug naar hetzelfde nest. Deze soorten staan vermeld in categorie 1 t/m 4 van de 'Aangepaste lijst van jaarrond beschermde vogelnesten' (Ministerie van LNV, 2009). Voorafgaand aan een ontwikkeling dient onderzocht te worden of deze soorten aanwezig (kunnen) zijn. Indien de werkzaamheden effect hebben op deze soorten is een ontheffing nodig. Voor vogels kan alleen een ontheffing worden verleend op grond van een wettelijk belang uit de Vogelrichtlijn1. De meeste vogels maken elk broedseizoen een nieuw nest of zijn in staat om een nieuw nest te maken. Deze vogelnesten voor eenmalig gebruik zijn alleen tijdens het broedseizoen beschermd. Voor deze soorten2 is geen ontheffing nodig, indien werkzaamheden buiten het broedseizoen plaatsvinden of maatregelen zijn getroffen om te voorkomen dat deze soorten zich vestigen tijdens het broedseizoen. Buiten het broedseizoen mag van deze soorten het nest worden verplaatst of verwijderd.
- De bomen en bebouwing kunnen plaats bieden aan vaste verblijfplaatsen van vleermuizen. Groenstructuren, tuinen en waterpartijen kunnen daarnaast fungeren als foerageergebied of onderdeel zijn van een migratieroute van vleermuizen. Voorafgaand aan een ontwikkeling dient onderzocht te worden of de ingreep van invloed kan zijn op vleermuizen. Indien vaste rust-, verblijf- of voortplantingsplaatsen en/of primaire vliegroutes of primaire foerageergebieden van deze soorten aanwezig blijken te zijn en aangetast worden door toekomstige ruimtelijke ontwikkelingen, dan dient overtreding van de Ffw voorkomen te worden door het treffen van mitigerende en compenserende maatregelen.
- In de watergangen komen mogelijk de kleine modderkruiper en bittervoorn voor. Bij eventuele werkzaamheden in of aan watergangen is nader onderzoek naar het voorkomen van deze soorten noodzakelijk. Overtreding van de Ffw voorkomen te worden door het treffen van mitigerende en compenserende maatregelen. Deze maatregelen kunnen voor de kleine modderkruiper zonder ontheffing uitgevoerd worden, indien de aannemer beschikt over een goedgekeurde gedragscode. Als dit niet het geval is, moet een ontheffing aangevraagd worden.
- Bij de uitvoering van grondwerkzaamheden kunnen maatregelen worden genomen om te voorkomen dat (her)vestiging of (her)kolonisatie van beschermde soorten kan plaatsvinden, daarvoor kan het terrein regelmatig worden gemaaid, zodat er geen (natuurlijke) houtige beplanting kan groeien. Ook het vlak houden van het terrein kan de (her)vestiging van soorten tegengaan. Daarnaast is het dagelijks gebruik van het terrein een vorm van verstoring om (her)vestiging van beschermde soorten tegen te gaan. Echter verstoring mag alleen worden toegepast ter voorkoming van de (her)vestiging van soorten en niet ter bestrijding van al aanwezige soorten. Zo kan bijvoorbeeld voorkomen worden dat de rugstreeppad (die namelijk aangetrokken wordt door grondwerkzaamheden in de nabijheid van water) zich vestigt door de werkzaamheden naadloos op elkaar te laten aansluiten en/of het plangebied voorafgaand aan het uitvoeren van de werkzaamheden volledig af te schermen met antiworteldoek (hoogte 40-50 cm en 5 cm in de grond). Bij graafwerkzaamheden en/of tijdelijke opslag van grond kan voorkomen worden dat soorten als de oeverzwaluw gaan nestelen in de taluds door deze niet steiler te maken dan 1:3. Mochten ondanks deze voorzorgsmaatregelen onverhoopt toch beschermde dieren zich in het gebied vestigen, dan moeten de werkzaamheden worden stilgelegd, gewacht worden tot de nesten vrijwillig zijn verlaten of ontheffing worden aangevraagd.
Resultaten onderzoek nieuwe op te richten supermarkt
Op 1 februari 2013 is door Aqua-Terra Nova een Eco-effectscan uitgevoerd met als doel te inventariseren of de nieuwbouw van de supermarkt in strijd zou kunnen zijn met de Flora- en faunawet, Natuur- beschermingswet of de Ecologische Hoofdstructuur. Hiertoe zijn de effecten van de activiteiten op beschermde gebieden en soorten inzichtelijk gemaakt en wordt geadviseerd hoe te handelen in het kader van de natuurwetgeving. Het onderzoek met kenmerk 212022/AQT302 FF/TG is op genomen in Bijlage 7. Uit het onderzoek blijkt het volgende.
Beschermde natuurgebieden
Het project ligt buiten de invloedssfeer van beschermde natuurgebieden of ecologische verbindingszones. Een nadere toetsing aan de Natuurbeschermingswet of de Ecologische Hoofdstructuur is niet nodig.
Beschermde soorten
Op basis van een locatiebezoek en een literatuurstudie is geïnventariseerd welke beschermde soorten er in het projectgebied aanwezig kunnen zijn. Aan de hand van de projectbeschrijving is getoetst of het project in strijd is met de Flora- en faunawet. De conclusies van de toetsing worden hieronder weergegeven.
De onderstaande tabel geeft een beknopte weergave van de effecten van het project op beschermde soorten volgens de Flora- en faunawet of Habitatrichtlijn.
Maatregelen
Per (potentieel) aanwezige beschermde soortgroep wordt de vervolgprocedure aangegeven.
Vogels
De nesten van vogels in het projectgebied zijn beschermd tijdens het broeden. Om verstoring van broedvogels te voorkomen, wordt geadviseerd de werkzaamheden t.b.v. het bouwrijp maken buiten het broedseizoen (grofweg van 15 maart t/m 15 juli) uit te voeren. Indien de werkzaamheden in de periode februari t/m augustus worden uitgevoerd, dient de aanwezigheid van vogelnesten voorafgaand aan de werkzaamheden gecontroleerd te worden. Indien vogelnesten aangetroffen worden, dient een verstoringsvrije zone rond het nest opgesteld te worden en dienen de werkzaamheden binnen de zone uitgesteld te worden totdat de jongen uitgevlogen zijn.
Algemeen voorkomende amfibieën en grond gebonden zoogdieren
Voor het verwijderen van verblijfplaatsen en het verwonden van de potentieel aanwezige algemeen voorkomende zoogdieren en amfibieën geldt een vrijstelling. Vanwege de beperkte omvang van de activiteiten en de beperkte geschiktheid van het projectgebied wordt het niet noodzakelijk geacht om gerichte maatregelen voor grondgebonden zoogdieren en amfibieën te treffen in het kader van de “zorgplicht”.
Vleermuizen
In het kader van de zorgplicht wordt geadviseerd om gevoerde verlichting tussen zonsondergang en zonsopkomst in de periode maart t/m oktober naar de grond toe te richten.
Conclusie
Voor de uitvoering van het plan wordt geen strijdigheid met de Flora- en Faunawet en overige natuurwet- en regelgeving verwacht. Er worden geen effecten verwacht op strikt beschermde soorten en gebieden. De ecologie staat de realisatie van dit plan niet in de weg.
- 1. Voor vogels kan alleen een ontheffing worden verleend op grond van een wettelijk belang uit de Vogelrichtlijn. Dit zijn: - Bescherming van flora en fauna (b); - Veiligheid van het luchtverkeer (c); - Volksgezondheid of openbare veiligheid (d).
- 2. Een deel van deze soorten zijn ondergebracht in categorie 5 van de 'Aangepaste lijst van jaarrond beschermde vogelnesten' (Ministerie van LNV, 2009). Hoewel het onderbrengen van deze soorten op deze lijst anders doet vermoeden is de vaste rust- en verblijfplaats van deze vogels niet jaarrond beschermd. Dit betreffen namelijk vogels die weliswaar vaak terugkeren naar de plaats waar zij het jaar daarvoor gebroed hebben of de directe omgeving daarvan, maar die wel over voldoende flexibiliteit beschikken om, als de broedplaats verloren is gegaan, zich elders te vestigen.
3.5 Horeca
In het plangebied liggen een aantal horecagelegenheden. Deze kunnen worden ingeschaald volgens de Staat van Horeca-activiteiten (zie Bijlage 2 bij de regels). Hierin wordt met behulp van verschillende categorieën aangegeven of de milieubelasting van een horecagelegenheid toelaatbaar kan worden geacht. Voor een algemene toelichting op de Staat van Horeca-activiteiten wordt verwezen naar Bijlage 2 bij de toelichting.
Inschaling en toelaatbaarheid
Gelet op de aard van de omgeving (gemengd), de omvang van het gebied en de reeds aanwezige horeca, zijn in het plangebied horeca-activiteiten uit categorie 1 (onderverdeeld in categorie 1a, 1b en 1c) toegestaan. Dit is lichte horeca die in beginsel alleen overdag en 's avonds geopend hoeven te zijn.
De aanwezige horeca is geïnventariseerd en ingeschaald aan de hand van de Staat van horeca-activiteiten (SvH). Slechts één horecavoorziening past niet binnen de algemene toelaatbaarheid. Het gaat hier om café/bar De Jachthaven. De café/bar valt in categorie 2. Omdat het om een bestaande horecavoorziening gaat waarover geen klachten (bekend) zijn, acht de gemeente het niet wenselijk deze horecavoorziening te verplaatsen. Daarom wordt deze via een maatbestemming mogelijk gemaakt.
Conclusie
In dit bestemmingsplan wordt door de gehanteerde milieuzonering voor horeca, die in de bestemmingsplanregeling en op de digitale verbeelding (plankaart) is opgenomen, zorg gedragen voor een goede afstemming tussen gevoelige functies (zoals woningen) en horeca-activiteiten.
3.6 Externe Veiligheid
Toetsingskader
Bij ruimtelijke plannen dient ten aanzien van externe veiligheid naar verschillende aspecten te worden gekeken, namelijk:
- bedrijven waar activiteiten plaatsvinden die gevolgen hebben voor de externe veiligheid;
- vervoer van gevaarlijke stoffen over wegen, spoor, water of leidingen.
Voor zowel bedrijvigheid als vervoer van gevaarlijke stoffen zijn twee aspecten van belang, te weten het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR). Het PR is de kans per jaar dat een persoon dodelijk wordt getroffen door een ongeval, indien hij zich onafgebroken (dat wil zeggen 24 uur per dag gedurende het hele jaar) en onbeschermd op een bepaalde plaats zou bevinden. Het PR wordt weergegeven met risicocontouren rondom een inrichting dan wel infrastructuur. Het GR drukt de kans per jaar uit dat een groep van minimaal een bepaalde omvang overlijdt als direct gevolg van een ongeval waarbij gevaarlijke stoffen betrokken zijn. De norm voor het GR is een oriëntatiewaarde. De gemeente heeft een uitgebreide verantwoordingsplicht als het GR toeneemt en/of de oriëntatiewaarde overschrijdt.
Bedrijvigheid
Het Besluit externe veiligheid inrichtingen (hierna: Bevi) geeft een wettelijke grondslag aan het externe veiligheidsbeleid rondom risicovolle inrichtingen. Op basis van het Bevi geldt voor het PR rondom een risicovolle inrichting een grenswaarde voor kwetsbare objecten en een richtwaarde voor beperkt kwetsbare objecten. Aan grenswaarden moet altijd worden voldaan, van richtwaarden kan om gewichtige reden worden afgeweken. Zowel de grenswaarde als de richtwaarde liggen op een niveau van 10-6 per jaar. Bij de vaststelling van een bestemmingsplan moet aan de grenswaarde worden voldaan en met de richtwaarde rekening worden gehouden, ongeacht of het een bestaande of een nieuwe situatie betreft.
Op basis van het Bevi geldt als oriëntatiewaarde voor het GR:
- 10-5 voor een ongeval met meer dan 10 dodelijke slachtoffers;
- 10-7 voor een ongeval met meer dan 100 dodelijke slachtoffers;
- 10-9 voor een ongeval met meer dan 1.000 dodelijke slachtoffers;
- enzovoort (een lijn door deze punten bepaalt de norm).
Ook bedrijven waarop het Bevi niet van toepassing is, kunnen risico's voor de omgeving met zich meebrengen. Voor nieuwe situaties geldt voor het PR in principe een norm van 10-6 per jaar en voor bestaande situaties 10-5 per jaar. Voor het GR geldt de hierboven genoemde oriëntatiewaarde.
Voor inrichtingen waar vuurwerk wordt opgeslagen of bewerkt is het Vuurwerkbesluit inclusief errata uit 2002 van toepassing. Op basis van dit besluit dienen alle bedrijven te voldoen aan afstanden tot kwetsbare objecten. Voor de opslag van consumentenvuurwerk tot 10.000 kg geldt, indien aan de eisen voor een bufferbewaarplaats wordt voldaan, een afstand van 8 m tot een (geprojecteerd) kwetsbaar object. Bij meer dan 10.000 kg consumentenvuurwerk gaat het om 20 tot 30 m tot een (geprojecteerd) kwetsbaar object, afhankelijk van de grootte van de deuropening.
Vervoer gevaarlijke stoffen
Het externe veiligheidsbeleid voor het vervoer van gevaarlijke stoffen over water, wegen en spoorwegen is opgenomen in de Circulaire risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen (RVGS). Op basis van de circulaire geldt voor bestaande situaties de grenswaarde voor het PR ter plaatse van kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten van 10-5 per jaar en de streefwaarde 10-6 per jaar. In nieuwe situaties is de grenswaarde voor het PR ter plaatse van kwetsbare objecten 10-6 per jaar. Voor beperkt kwetsbare objecten geldt deze waarde als een richtwaarde. Op basis van de circulaire geldt bij een overschrijding van de oriëntatiewaarde voor het GR of een toename van het GR een verantwoordingsplicht. Deze verantwoordingsplicht geldt zowel in bestaande als nieuwe situaties. De circulaire vermeldt dat op een afstand van 200 m vanaf het tracé in principe geen beperkingen hoeven te worden gesteld aan het ruimtegebruik.
Vervoer gevaarlijke stoffen door leidingen
Per 1 januari 2011 is het Besluit externe veiligheid buisleidingen in werking getreden. Deze AMvB sluit aan bij de risiconormering uit het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi). De toetsings- en bebouwingsafstand zijn vervangen door een grenswaarde voor het PR en een oriëntatiewaarde voor het GR. Voor het PR geldt dat er binnen de risicocontour van 10-6 geen kwetsbare objecten mogen worden gerealiseerd. Voor beperkt kwetsbare objecten geldt deze waarde als een richtwaarde. Voor het GR wordt een oriëntatiewaarde als ijkpunt gehanteerd. Het GR in de omgeving van buisleidingen moet worden verantwoord. Dit geldt zowel voor bestaande situaties als voor ontwikkelingen die zorgen voor een toename van het GR. In een aantal situaties kan worden volstaan met een beperkte verantwoording van het GR. Het betreft de volgende situatie:
- het plangebied ligt buiten het gebied behorende bij de afstand waar nog 100% van de aanwezigen kan komen te overlijden of, bij toxische stoffen, het plangebied buiten de grens ligt waarbij het PR 10-8 per jaar is, of;
- het GR is kleiner dan 0,1 maal de oriënterende waarde, of;
- het GR neemt met minder dan 10% toe terwijl de oriënterende waarde niet wordt overschreden.
In verband met de bescherming en het beheer van de leiding, wordt tevens een belemmeringenstrook bestemd. Binnen deze afstand zijn in beginsel geen bouwwerken toegestaan.
Onderzoek bestaande situatie
Uit de provinciale risicokaart (www.risicokaart.nl) blijkt dat binnen het plangebied en in de directe omgeving van het plangebied geen risicovolle inrichtingen liggen. Ook worden hier geen gevaarlijke stoffen over het spoor of over het water vervoerd. Ongeveer 600 m ten noordoosten van het plangebied worden gevaarlijke stoffen vervoerd over de weg en door hogedruk aardgastransportleidingen. Gezien de grote afstand tussen deze vervoersassen en het plangebied, vormt dit vervoer geen belemmering voor de vaststelling van het bestemmingsplan.
Binnen het plangebied vindt wel opslag van consumentenvuurwerk plaats. Het gaan om tijdelijke verkoop van consumentenvuurwerk (rond de jaarwisseling) bij Boutkan Tweewielers aan de Kerkstraat 2. Er wordt voldaan aan de eisen uit het Vuurwerkbesluit. Daardoor is er geen sprake van onaanvaardbare risico's ter plaatse van kwetsbare objecten in het plangebied. Omdat het beleid van de gemeente Westland erop gericht is de verkoop van vuurwerk tot een aanvaardbaar minimum te beperken, krijgt dit verkooppunt een maatbestemming. Alleen op deze locatie is de verkoop van vuurwerk toegestaan.
Onderzoek nieuw op te richten supermarkt
Op 30 januari 2013 is door Aqua- Terra Nova onderzoek verricht naar de externe veiligheidsaspecten in de directe omgeving van de nieuwe supermarkt. Het onderzoek met kenmerk 212022 /Aqua-Terra Nova 303a EV/NW is opgenomen in Bijlage 8. Een supermarkt met een bedrijfsvloeroppervlakte van ca. 900 m2 winkeloppervlak is een beperkt kwetsbaar object. In de inventarisatie zijn risicovolle inrichtingen en transportroutes (wegen en ondergrondse buisleidingen) in de nabijheid van dit kwetsbare object beschouwd. De volgende bedrijven zijn onderzocht: Veiling Flora Holland, Nic Sosef B.V, LPG tankstation Shell en LPG tankstation de Zweth, WHD Wapenhandel Donck v.o.f. en Schietvereniging O.K.K. Gebleken is dat het plan niet binnen een plaatsgebonden risicocontour ligt en geen invloed heeft op het groepsrisico veroorzaakt door omliggende gevaarlijke bedrijven. De volgende transportroutes zijn onderzocht: de N211 Wippolderlaan - N213 Burgemeester Elsenweg (Naaldwijk) en de N211 / N464 Den Haag (Erasmusweg / Lozerlaan). Gebleken is dat het projectgebied niet binnen een plaatsgebonden risicocontour ligt van een route die is aangewezen voor het vervoer van gevaarlijke stoffen over de weg en geen invloed heeft op het groepsrisico van deze wegen. De volgende ondergrondse buisleidingen onder hoge druk zijn onderzocht: W-509-02-KR-002, A-617-KR-017, W-509-01-KR-007. Geconcludeerd wordt dat het plan niet binnen een plaatsgebonden risicocontour ligt van een ondergrondse buisleiding onder hoge druk of invloed heeft op het groepsrisico van de buisleidingen. Uit de explosieve kaart van de gemeente Westland blijkt dat binnen het plangebied geen risicogebieden voor explosieve aanwezig zijn. Binnen 100 meter van het plangebied bevindt zich wel een aandachtsgebied. De locatie is direct bereikbaar voor brandweer en ambulance.
Conclusie
Het aspect externe veiligheid staat de uitvoering van de bouw van de supermarkt niet in de weg. Aan de norm voor het plaatsgebonden risico wordt voldaan. Het plan ligt niet ligt niet in het invloed gebied van een “transportroute gevaarlijke stoffen”, van bedrijven die onder het “Besluit externe veiligheid inrichtingen” vallen en ook niet binnen het invloedsgebied van ondergrondse “hogedruk aardgasbuisleidingen”. Geconcludeerd wordt dat het aspect externe veiligheid de vaststelling van dit bestemmingsplan niet in de weg staat.
3.7 Geluidshinder
Wegverkeerslawaai
Langs alle wegen bevinden zich ingevolge de Wet geluidhinder geluidszones, met uitzondering van woonerven en 30 km/h-gebieden. Binnen de geluidszone van een weg dient de geluidsbelasting aan de gevel van geluidsgevoelige bestemmingen aan bepaalde wettelijke normen te voldoen. Het bestemmingsplan maakt echter geen nieuwe geluidsgevoelige functies mogelijk, zodat onderzoek naar wegverkeerslawaai dan ook achterwege kan blijven.
Onderzoek nieuw op te richten supermarkt
Op 5 februari 2013 is onderzoek verricht naar de geluidsbelasting op de dichtbij zijnde woningen als gevolg van de nieuwe supermarkt. Het onderzoek met kenmerk AV.1098 met als datum 5 februari 2013 is opgenomen in Bijlage 5.
Conclusie
Gelet op de uitkomsten uit het onderzoek zijn als voorwaarde voor de bouw van de nieuwe supermarkt opgenomen dat de losplaats alleen in de dagperiode gebruikt mag worden en dat het lossen alleen inpandig mag plaatsvindt. Deze voorwaarde zijn in de regels van de detailhandelsbestemming opgenomen. Het plan staat hierdoor in het kader van geluidhinder de goede ruimtelijke ordening niet in de weg.
3.8 Glastuinbouw
Toetsingskader
Verspreiding van gewasbeschermingsmiddelen
In het Besluit glastuinbouw worden afstandscriteria genoemd ten opzichte van andere objecten in verband met het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen. Indien niet aan deze afstandscriteria (en andere criteria) wordt voldaan, is een glastuinbouwbedrijf vergunningplichtig. In de onderstaande tabel staat aangegeven met welke afstanden er rekening dient te worden gehouden. De in de tabel genoemde afstanden moeten worden gemeten vanaf het bedrijfsonderdeel dat het dichtst bij het object is gelegen. Waterbassin, watersilo, warmteopslagtank en open erf worden niet als zodanig beschouwd.
Tabel 3.1 Aan te houden afstand tussen glastuinbouwbedrijf en object
soort object | aan te houden afstand | ||
indien glastuinbouwbedrijf vóór 1 mei 1996 is opgericht | indien glastuinbouwbedrijf na 30 april 1996 is opgericht | ||
categorie I: aaneengesloten woonbebouwing, gevoelige objecten | 25 m | 50 m | |
categorie II: overige woningen van derden, restaurants | 10 m | 25 m |
Verstoring door licht
Uit onderzoek is gebleken dat het lichamelijk en psychisch functioneren van de mens negatief wordt beïnvloed, wanneer de natuurlijke afwisseling tussen licht en donker wordt verstoord. In Nederland wordt veel licht geproduceerd, bijvoorbeeld straatverlichting en schijnwerpers op sportvelden. In de glastuinbouw wordt gebruikgemaakt van assimilatiebelichting om de groei van gewassen in kassen te bevorderen. In het Besluit glastuinbouw zijn regels opgenomen voor assimilatiebelichting. In het algemeen dient de gevel van een kas waar assimilatiebelichting wordt toegepast, op een dusdanige manier te worden afgeschermd, dat op een afstand van ten hoogste 10 m de lichtuitstraling met minstens 95% wordt gereduceerd en de gebruikte lampen buiten de inrichting niet zichtbaar zijn. Ook vanuit de sector zelf wordt gewerkt aan richtlijnen om hinder als gevolg van verlichting in kassen tegen te gaan.
Onderzoek en conclusie
Rond grote delen van de kern Kwintsheul liggen glastuinbouwbedrijven. Het voorliggend bestemmingsplan is echter consoliderend. Dat betekent dat er geen ontwikkelingen worden mogelijk gemaakt die ervoor kunnen zorgen dat een glastuinbouwbedrijf vergunningplichtig wordt die dat in de huidige situatie nog niet is. Er wordt daarom vanuit gegaan dat glastuinbouwbedrijven geen onacceptabele hinder voor het plangebied kunnen veroorzaken. Daarnaast wordt geconcludeerd dat het aspect licht de uitvoering van het bestemmingsplan niet in de weg staat.
3.9 Kabels En Leidingen
Zowel binnen het plangebied als in de directe omgeving van het plangebied liggen geen planologisch relevante leidingen. Ook zijn hier geen hoogspanningslijnen, straalpaden of telecomverbindingen aanwezig. Er wordt daarom geconcludeerd dat het aspect kabels en leidingen geen belemmering oplevert voor de vaststelling van het bestemmingsplan.
3.10 Luchtkwaliteit
Toetsingskader
Het toetsingskader voor luchtkwaliteit wordt gevormd door hoofdstuk 5 van de Wet milieubeheer (ook wel Wet luchtkwaliteit genoemd, Wlk). De Wet milieubeheer (Wm) bevat grenswaarden voor zwaveldioxide, stikstofdioxide en stikstofoxiden, fijn stof, lood, koolmonoxide en benzeen. Hierbij zijn in de ruimtelijke ordeningspraktijk langs wegen vooral de grenswaarden voor stikstofdioxide (jaargemiddelde) en fijn stof (jaar- en daggemiddelde) van belang. De grenswaarden van de laatstgenoemde stoffen zijn in tabel 3.2 weergegeven. De grenswaarden gelden voor de buitenlucht, met uitzondering van een werkplek in de zin van de Arbeidsomstandighedenwet.
Tabel 3.2 Grenswaarden maatgevende stoffen Wm
stof | toetsing van | grenswaarde | geldig | ||
stikstofdioxide (NO2) | jaargemiddelde concentratie | 60 µg/m³ | 2010 tot en met 2014 | ||
jaargemiddelde concentratie | 40 µg/m³ | vanaf 2015 | |||
fijn stof (PM10) | jaargemiddelde concentratie | 40 µg/m³ | vanaf 11 juni 2011 | ||
24-uurgemiddelde concentratie | max. 35 keer p.j. meer dan 50 µg/m³ | vanaf 11 juni 2011 |
Op grond van artikel 5.16 van de Wm kunnen bestuursorganen bevoegdheden die gevolgen kunnen hebben voor de luchtkwaliteit (zoals de vaststelling van een bestemmingsplan) onder andere uitoefenen indien de bevoegdheden/ontwikkelingen niet leiden tot een overschrijding van de grenswaarden of de bevoegdheden/ontwikkelingen niet in betekenende mate bijdragen aan de concentratie in de buitenlucht.
In het Besluit niet in betekenende mate is bepaald in welke gevallen een project niet in betekenende mate bijdraagt. Dit is onder andere het geval als een project een effect heeft van minder dan 3% van de jaargemiddelde grenswaarde stikstofdioxide en fijn stof.
In het kader van een goede ruimtelijke ordening wordt bij het opstellen van ruimtelijke plannen uit oogpunt van de bescherming van de gezondheid van de mens tevens rekening gehouden met de luchtkwaliteit ter plaatse van het plangebied.
Onderzoek bestaande situatie
Aangezien het bestemmingsplan consoliderend is, kan zonder berekening worden geconcludeerd dat voldaan wordt aan hoofdstuk 5 van de Wm. Het bestemmingsplan maakt namelijk geen ontwikkelingen mogelijk die invloed hebben op de concentraties luchtverontreinigende stoffen. In het kader van een goede ruimtelijke ordening is een indicatie van de luchtkwaliteit ter plaatse van het plangebied gegeven. Dit is gedaan aan de hand van de monitoringstool (www.nsl-monitoring.nl) die bij het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit hoort. Hieruit blijkt dat gedurende de hele planperiode de jaargemiddelde achtergrondconcentraties stikstofdioxide en fijn stof direct langs de Kerkstraat (een maatgevende weg die door het plangebied loopt) onder de grenswaarde uit de Wm liggen. Omdat direct langs deze weg aan de grenswaarden wordt voldaan, zal dit ook ter plaatse van de overige delen van het plangebied het geval zijn. Concentraties luchtverontreinigende stoffen nemen immers af naarmate een locatie verder van de weg ligt. Daarom is ter plaatse van het hele plangebied sprake van een goed woon- en leefklimaat.
Onderzoek nieuw op te richten supermarkt
Op 18 februari 2013 is een luchtkwaliteit onderzoek verricht voor de bouw van de supermarkt. Het rapport met kenmerk AV.1098-L 2e rapportage is opgenomen in Bijlage9.
Het onderzoek gaat in op “fijn stof” (PM10) en “stikstofdioxide” (NO2) ten gevolge van de verkeersbewegingen als gevolg van de supermarkt. Voor de overige stoffen (SO2, CO, etc.) geldt dat de normen zo ruim zijn dat hier in de meeste gevallen wel aan voldaan wordt. Dit geldt ook voor deze situatie waar beide concentraties van de overige stoffen relatief laag zijn. Uit het onderzoek is gebleken dat ten gevolge van het bouwplan in de huidige en toekomstige situatie voldaan wordt aan de normen conform de Wet luchtkwaliteit. Het bouwplan draagt “Niet In Betekenende Mate” bij aan de lokale luchtkwaliteit. Uit de berekeningen blijkt dat het extra verkeer, in vergelijking met de autonome situatie, leidt tot een toename van de berekende concentratie NO2 van maximaal 0,1 microgram/m3 in 2015 en 2020. Voor PM10 (fijn stof) zijn de toenames 0,1 microgram/m3 in 2015 en 0,0 in 2020. Daarmee valt het plan binnen grenzen van "niet in betekenende mate" bijdragend een de luchtkwaliteit (NIBM) van het Besluit en de Regeling niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen). Een toename van de berekende concentraties van 1, 2 microgram NO2 of PM10 valt onder deze vrijstelling. Uit de rekenresultaten blijkt verder dat er geen sprake is van overschrijding van de grenswaarden voor luchtkwaliteit NO2 en PM10.
Conclusie
Er wordt geconcludeerd dat het aspect luchtkwaliteit de uitvoering van het bestemmingsplan niet in de weg staat. Uit het oogpunt van luchtkwaliteit is sprake van een goed woon- en leefmilieu ter plaatse.
3.11 Verkeer
Verkeersstructuur
Ontsluiting gemotoriseerd verkeer
De Kerkstraat en de Heulweg vormen de belangrijkste ontsluitingsroute voor Kwintsheul en maken deel uit van de provinciale weg N466. Deze weg sluit in noordoostelijke richting aan op de N211. De N211 geeft zowel verbinding met de A4 als met Den Haag. De N466 sluit in zuidwestelijke richting aan op de N213. De N213 zorgt voor een goede verbinding met de diverse bedrijventerreinen bij Poeldijk, Honselersdijk, Naaldwijk en Maassluis en met de Groenteveiling Westland, de Bloemenveiling Holland en het ALC Coldehove. De N213 geeft tevens verbinding met de A20.
Vanaf de Kerkstraat en Heulweg zijn de Mariëndijk, Voorkotterstraat en Pastoor Vinkesteynstraat het meest van belang voor het ten noordwestelijk van de N466 gelegen woongebied. Vanaf de N466 wordt het zuidoostelijk gelegen woongebied ontsloten door middel van de Leeuwerik, Hoenderparklaan en de Raaphorst - Berestein. Deze wegen worden onderling verbonden door de Kievit - Wilgenlei en door de Grutto. Vanaf de N466 ontsluit de Lange Wateringkade de noordoostelijke dorpsrand van Kwintsheul.
In het kader van Duurzaam Veilig zijn de wegen gecategoriseerd. De Heulweg vanaf de Bovendijk is gecategoriseerd als gebiedsontsluitingsweg binnen de bebouwde kom met een maximumsnelheid van 50 km/h. De overige wegen binnen het plangebied zijn gecategoriseerd als erftoegangswegen binnen de bebouwde kom met een maximumsnelheid van 30 km/h.
Ontsluiting langzaam verkeer
Het langzaam verkeer maakt op de 30 km/h-wegen gebruik van dezelfde wegen als het gemotoriseerd verkeer. Dit is conform de inrichting volgens Duurzaam Veilig van erftoegangswegen. Een uitzondering hierop vormt de Kerkstraat, langs deze weg zijn vrijliggende/aanliggende fietspaden aanwezig. Gezien het feit dat de Kerkstraat een hoge intensiteit kent en er een openbaarvervoersroute door de Kerkstraat loopt, komt dit de verkeersveiligheid alleen maar ten goede. Dit fietspad loopt door langs de Heulweg, dit is conform de inrichting volgens Duurzaam Veilig van gebiedsontsluitingswegen.
Ontsluiting per openbaar vervoer
Langs de Kerkstraat ter hoogte van De Raaphorst zijn bushaltes gelegen. Hier halteren de openbaarvervoersdiensten in de richtingen Leidschenveen en Maassluis via Rijswijk en Naaldwijk. De buslijn zorgt voor een goede verbinding met de regio.
Verkeersafwikkeling
Verkeerstechnisch wordt Kwintsheul gekenmerkt door de Kerkstraat die de kern als het ware in tweeën deelt. Deze weg is tevens gecategoriseerd als erftoegangsweg binnen de kom (30 km). De weg heeft, gezien zijn doorgaande functie, echter de intensiteiten die bij een gebiedsontsluitingsweg horen. Er is een vrachtwagenverbod ingesteld (uitgezonderd bestemmingsverkeer) dat onvoldoende wordt nageleefd. De verwachting is dat de nieuwe weg door de Wateringveldse polder tot een duidelijke afname van het vrachtverkeer zal leiden. De totale intensiteiten op de Kerkstraat zullen echter ook na realisatie van de nieuwe weg door de Wateringveldse polder hoger zijn dan normaal bij een erftoegangsweg. Volgens de huidige planning zou de nieuwe weg door de Wateringveldse polder medio 2013 gereed moeten zijn.
Parkeren
Bij nieuwbouw dient door middel van de parkeernormen het benodigde aantal parkeerplaatsen te worden bepaald. Deze normering verschilt per gebied (centrum, schil/overloop en rest bebouwde kom) en is afhankelijk van de functie en prijsklasse van de woningen. De gemeente Westland heeft in de parkeernormering eigen parkeernormen opgenomen, deze zijn te vinden in het Westlands Verkeer en Vervoers Plan (WVVP).
Verkeersanalyse Centrum
Op 7 mei 2013 is door Goudappel Coffeng een verkeersanalyse opgesteld voor het centrum van Kwintsheul (zie Bijlage 10), waarbij rekening is gehouden met de toekomstige nieuwbouw van de supermarkt.
Conclusie
De bereikbaarheid voor het verkeer is goed te noemen. Door de ligging nabij provinciale wegen is kern Kwintsheul goed bereikbaar vanaf de rijkswegen A4 en A20 en vanuit het Westland. De verkeersveiligheid is voldoende gewaarborgd door de inrichting conform Duurzaam Veilig. Eveneens is de verkeersafwikkeling voldoende gewaarborgd. Bij nieuwe ontwikkelingen dienen voldoende parkeerplaatsen aangelegd te worden om in de eigen parkeerbehoefte te voorzien.
De uitbreiding van de supermarkt genereert in de toekomstige situatie extra verkeer. Het extra verkeer van de supermarkt leidt in de toekomstige situatie niet tot problemen met de verkeersafwikkeling. Uit recentelijk gehouden mechanische en visuele kruispunttellingen blijkt dat in de huidige situatie ook geen problemen met de verkeersafwikkeling in het studiegebied spelen. In deze studie is met worst-case cijfers gerekend. De berekende verkeerseffecten kunnen hierdoor in de toekomst uitsluitend gunstiger uitvallen dan dat is berekend.
3.12 Water
Waterbeheer en watertoets
Het plangebied ligt binnen het beheersgebied van het Hoogheemraadschap van Delfland, verantwoordelijk voor het waterkwantiteits- en waterkwaliteitsbeheer. Bij het tot stand komen van het bestemmingsplan wordt overleg gevoerd met de waterbeheerder over deze waterparagraaf. Laatstgenoemde heeft op basis van de toegezonden concept-toelichting geconcludeerd dat aan alle aspecten die van belang zijn voor een goede waterhuishouding, invulling is gegeven in dit bestemmingsplan. Dit resulteert in een positief wateradvies van het Hoogheemraadschap.
Beleid duurzaam stedelijk waterbeheer
Op verschillende bestuursniveaus zijn de afgelopen jaren beleidsnota's verschenen aangaande de waterhuishouding, allen met als doel een duurzaam waterbeheer (kwalitatief en kwantitatief). Deze paragraaf geeft een overzicht van de voor het plangebied relevante nota's, waarbij het beleid van het hoogheemraadschap en de gemeente nader wordt behandeld.
Europa:
- Kaderrichtlijn Water (KRW).
Nationaal:
- Nationaal Waterplan (NW);
- Waterbeleid voor de 21ste eeuw (WB21);
- Nationaal Bestuursakkoord Water (NBW);
- Waterwet.
Provinciaal:
- Provinciaal Waterplan;
- Provinciale Structuurvisie;
- Verordening Ruimte.
Waterschapsbeleid
In het Waterbeheerplan 2010-2015 beschrijft het Hoogheemraadschap van Delfland de strategische keuzes, de doelen voor het waterbeheer en de financiële consequenties daarvan. De complexiteit van het gebied en de omvang van de noodzakelijke investeringen dwingen tot het stellen van prioriteiten. Het Hoogheemraadschap gaat het beheer en onderhoud van het watersysteem optimaliseren en zal daarbij flink investeren in waterkwaliteit, waterkeringen en het voorkomen van wateroverlast en watertekort. Voor de zuiveringstechnische infrastructuur ligt de nadruk op beheren, onderhouden en optimaliseren.
In het kader van de afstemming van het waterbeleid met ontwikkelingen in de ruimtelijke ordening heeft het Hoogheemraadschap in 2007 een Waterkansenkaart opgesteld. Deze Waterkansenkaart kan gezien worden als de nadere, gebiedsspecifieke uitwerking van de Deelstroomgebiedsvisie Midden-Holland. Tenslotte is in maart 2012 een Handreiking Watertoets, ruimte voor water in ruimtelijke plannen opgesteld. Met deze handreiking wordt inzicht gegeven in de wijze waarop het Hoogheemraadschap Delfland procedureel en inhoudelijk omgaat met de watertoets.
Gemeentelijk beleid
Het waterplan Westland 2009-2015, met als ondertitel 'Westlands water, nu en later' is een product van de gemeente Westland en het Hoogheemraadschap van Delfland. Hierin wordt onder andere de waterhuishoudkundige visie en ambities tot 2030 en de daarbij horende doelstellingen tot 2015 beschreven. Centraal hierin staan de thema's 'Droge voeten, levend water en zichtbaar water'. De ruimtelijke vertaling van de hieruit voortkomende maatregelen is per polder in kaart weergegeven. De gewenste waterstructuur wordt door de gemeente vertaald in bestemmingsplannen en structuurvisies.
In het Verbreed Gemeentelijk Rioleringsplan Westland 2011-2015 heeft de gemeente haar visie op het stedelijk waterbeheer vastgelegd. Met het eerste Verbreed GRP Westland 2011-2015 wordt niet alleen uitvoering gegeven aan de wettelijke eisen, maar wordt ook de onderlinge samenhang tussen de drie zorgplichten en reeds in gang gezette ontwikkelingen zoals het project Riolering Glastuinbouw Westland (RGW) weergegeven. Het Verbreed GRP is een logisch vervolg op de wijzigingen in wetgeving/beleid en een noodzakelijke verdere optimalisatie van het beleid dat de afgelopen 5 jaar is gevolgd.
Huidige situatie
Algemeen
Het plangebied is gelegen in het noorden van de gemeente Westland en bestaat voornamelijk uit woonbebouwing.
Bodem en grondwater
Volgens de Bodemkaart van Nederland bestaat de bodem ter plaatse uit klei. Er is sprake van grondwatertrap IV. Dat wil zeggen dat de gemiddeld hoogste grondwaterstand meer dan 0,4 m beneden maaiveld ligt en dat de gemiddeld laagste grondwaterstand varieert tussen de 0,8 m en de 1,2 m beneden maaiveld. De maaiveldhoogte ligt circa tussen de NAP +0,4 m en NAP +1 m.
Waterkwantiteit
Het plangebied ligt in de Oude Broekpolder, in peilgebied Kwintsheul. In dit peilgebied is sprake van een vast peil van NAP -2,03. Aan de randen van het plangebied liggen enkele primaire en secundaire watergangen.
![]() | ![]() |
Watersysteemkwaliteit en ecologie
De Hollewatering in het noordoosten van het plangebied is een KRW-waterlichaam.
Veiligheid en waterkeringen
Langs de Hollewatering, Kerkstraat, Heulweg, Voorkotterstraat en De Driesprong/Karper liggen waterkeringen in de vorm van boezemkades.
Afvalwaterketen en riolering
Het plangebied is aangesloten op een overwegend gemengd rioolstelsel.
Toekomstige situatie
Algemeen
Het bestemmingsplan is consoliderend van aard. Er worden geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk gemaakt. Dit betekent dat geen grootschalige functieveranderingen en/of herinrichtingen zijn gepland. Binnen de vigerende bestemmingen bestaat wel de mogelijkheid tot kleinschalige ontwikkelingen. Het gaat dan bijvoorbeeld om het bouwen van aan- of bijgebouwen (al of niet omgevingsvergunningplichtig) of het aanleggen van paden of verhardingen.
Vanwege de consoliderende aard biedt het bestemmingsplan weinig of geen mogelijkheden om het watersysteem en -beheer te verbeteren.
Bij eventuele toekomstige ontwikkelingen geldt voor de toename aan verharding een compensatie-eis van 325 m³/ha.
Als in de toekomst ruimtelijke ontwikkelingen plaatsvinden, is het uitgangspunt dat de waterhuishoudkundige situatie niet mag verslechteren. Dit betekent bijvoorbeeld dat de waterhuishouding kan worden verbeterd door het afkoppelen van schoon verhard oppervlak, hiermee wordt voorkomen dat schoon hemelwater wordt afgevoerd naar de rioolwaterzuiveringsinstallatie. Dit betekent ook dat toename van het verharde oppervlak en/of dempingen binnen het gebied moeten worden gecompenseerd. Ook combinaties met andere functies zoals groen en recreatie liggen voor de hand. Door de aanleg van natuurvriendelijke en ecologische oevers wordt bijvoorbeeld meer waterberging gerealiseerd. Daarnaast is het van belang om bij eventuele ontwikkeling diffuse verontreinigingen te voorkomen door het gebruik van duurzame, niet-uitloogbare materialen (geen zink, lood, koper en PAK's-houdende materialen), zowel gedurende de bouw- als de gebruiksfase.
Waterbeheer
Voor aanpassingen aan het bestaande watersysteem dient bij het hoogheemraadschap vergunning te worden aangevraagd op grond van de 'Keur'. Dit geldt dus bijvoorbeeld voor het graven van nieuwe watergangen, het aanbrengen van een stuw of het afvoeren van hemelwater naar het oppervlaktewater. In de Keur is ook geregeld dat een beschermingszone voor watergangen en waterkeringen in acht dient te worden genomen. Dit betekent dat binnen de beschermingszone niet zonder ontheffing van het Hoogheemraadschap gebouwd, geplant of opgeslagen mag worden. De genoemde bepaling beoogt te voorkomen dat de stabiliteit, het profiel en/of de veiligheid wordt aangetast, de aan- of afvoer en/of berging van water wordt gehinderd dan wel het onderhoud wordt gehinderd. Ook voor het onderhoud gelden bepalingen uit de 'Keur'. Het onderhoud en de toestand van de (hoofd)watergangen worden tijdens de jaarlijkse schouw gecontroleerd en gehandhaafd.
Water en Waterstaat in het bestemmingsplan
In het bestemmingsplan wordt het primaire oppervlaktewater in het plangebied bestemd als 'Water'. Voor waterkeringen (kernzone) inclusief de beschermingszones geldt een zogenaamde dubbelbestemming, deze hebben de bestemming 'Waterstaat - Waterkering' toebedeeld gekregen.
Onderzoek nieuw op te richten supermarkt
Op 7 februari 2013 heeft Aqua- Terra Nova een onderzoek verricht in het kader van de watertoets. Het rapport met kenmerk 212022/Aqua-Terra Nova 301b WT/MP van 8 maart 2013 is opgenomen in Bijlage 11. Voor ruimtelijke procedure is het proces van de watertoets doorlopen. Uit het onderzoek blijkt het volgende:
Veiligheid en waterkeringen
Het plangebied is gelegen buiten de kern- en beschermingszone van de geheel verheelde boezemkade onder de Kerkstraat. Voor de werkzaamheden ter plaatse van het plangebied gelden geen aanvullende maatregelen. Indien ten gevolge van het project werkzaamheden ter plaatse van de Kerkstraat plaatsvinden, dient hiervoor een watervergunning in het kader van de keur te worden aangevraagd.
Waterkwantiteit
Er is sprake van het stand-still principe. Aangezien geen verslechtering van de hydrologische situatie zal optreden, geldt geen aanvullende verplichting voor het graven van water of een andere vorm van watercompensatie.
Waterkwaliteit en ecologie
Het schone hemelwater van daken kan een positieve invloed hebben op de waterkwaliteit in de Oude en Nieuwe Broekpolder.
Onderhoud en bagger
Het plangebied grenst niet aan oppervlaktewater. Nadere eisen ten aanzien van onderhoud en bagger zijn voor het plangebied niet aan de orde.
Afvalwater en riolering
Het huishoudelijk afvalwater wordt gescheiden afgevoerd. Het afvalwater wordt afgevoerd naar de dichtstbijzijnde A.W.Z.I. Zover bekend zijn er geen problemen omtrent de capaciteit van het riool. Het hemelwater van schone dakoppervlakken wordt gescheiden aangeboden aan het gemeentelijk rioleringsstelsel.
Procedure
Het concept wateronderzoek is op 7 februari 2013 voorgelegd aan het Hoogheemraadschap voor een informeel advies. Hierbij heeft Delfland aangegeven dat er geen sprake is van een planologische verslechtering van de hydrologische situatie en dat er geen compensatie-eis geldt vanuit de watertoets. Ze heeft verder aangegeven dat vanuit maatschappelijk belang het wenselijk is de groene inrichting te behouden en zo veel mogelijk open verharding toe te passen. De parkeerplaatsen worden open verhard gemaakt.
Conclusie
Het bestemmingsplan heeft geen negatieve gevolgen voor het waterhuishoudkundige systeem ter plaatse.
Hoofdstuk 4 Juridische Planbeschrijving
In dit hoofdstuk wordt een toelichting gegeven op de planvorm voor het bestemmingsplan. Tevens wordt uiteengezet welke gedachten aan de juridische regeling ten grondslag liggen en welke regeling wordt voorgesteld.
4.1 Planvorm
Het bestemmingsplan biedt voor de bestaande woonbebouwing en de voorzieningen in het plangebied een consolidatie en beheersfunctie en staat geen nieuwe grote ontwikkelingen toe. De juridische planvorm is afgestemd op de hoofdlijnen van het beleid dat erop gericht is de aanwezige functies te behouden. Gezien het gewenste behoud van de ruimtelijke en functionele structuur van de woonwijken, is gekozen voor een gedetailleerde planvorm. Deze planvorm maakt het mogelijk alle aanwezige functies in het plangebied te voorzien van een gedetailleerde bestemmingsregeling, waardoor de ruimtelijke kwaliteit in het gebied als zodanig kan worden beheerd en behouden.
Ook is rekening gehouden met de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo). Deze wet is in werking getreden op 1 oktober 2010 en de voornaamste vernieuwing die hieruit voortkomt is de omgevingsvergunning. De omgevingsvergunning is één geïntegreerde vergunning voor bouwen, wonen, monumenten, ruimte, natuur en milieu. Het inhoudelijke toetsingskader verandert niet of nauwelijks ten opzichte van het huidige toetsingskader. De verantwoordelijkheid voor de afstemming tussen de diverse juridische kaders ligt echter vanaf 1 oktober 2010 bij de overheid. Daarnaast wordt in de Wabo bepaald welk type bouwwerken onder welke voorwaarden zonder vergunning opgericht mogen worden. De bestemmingsregels zijn hier waar nodig op afgestemd.
4.2 Verbeelding (Plankaart)
Wettelijke vereisten
De Wro bepaalt dat ruimtelijke plannen digitaal en analoog beschikbaar moeten zijn. Hierbij vormt de inhoud van de digitale versie de beslissende versie. De digitalisering brengt met zich mee dat bestemmingsplannen digitaal uitwisselbaar en op vergelijkbare wijze gepresenteerd moeten worden. Met het oog hierop stellen de Wro en de onderliggende regelgeving eisen waaraan digitale en analoge plannen moeten voldoen. Zo bevat de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (SVBP) bindende afspraken waarmee bij het maken van bestemmingsplannen rekening moet worden gehouden. De SVBP kent (onder meer) hoofdgroepen van bestemmingen, een lijst met functie- en bouwaanduidingen, gebiedsaanduidingen en een verplichte opbouw van de planregels en het renvooi.
Leeswijzer verbeelding
Wegwijzer via internet
Met de digitalisering van ruimtelijke plannen is het lezen en interpreteren van de verbeelding (voorheen plankaart) een nieuwe aangelegenheid. Via de website www.ruimtelijkeplannen.nl kunnen bestemmingsplannen (ook in voorbereiding zijnde plannen voor zover deze ter inzage zijn gelegd) worden ingezien. Via het tabblad 'bestemmingsplannen' kan worden doorgeklikt naar de provincie, de woonplaats of nog specifieker de straatnaam. De gebieden die zwart omlijnd op de kaart staan aangeduid, zijn de gebieden waarvoor een bestemmingsplan digitaal raadpleegbaar is.
Zodra het gewenste bestemmingsplan is gevonden en deze voldoende is ingezoomd, wordt de betreffende bestemmingslegging zichtbaar. Om een beter beeld van de omgeving te krijgen, kan voor verschillende ondergronden worden gekozen (luchtfoto, topografie). Zodra linksonder 'legenda' wordt aangeklikt, wordt inzichtelijk wat de verschillende kleuren betekenen.
Door vervolgens op een locatie binnen het plangebied te klikken wordt aan de rechterzijde van de kaart de bijbehorende informatie getoond. Zie onderstaand figuur.
Figuur 4.1 Verbeelding met rechts in beeld de uitleg bij de locatie waar het rode kruis is geplaatst
In bovenstaand voorbeeld geldt voor de locatie waarin het rode kruisje is geplaatst een goothoogte van 4 m en een bouwhoogte van 8 m. De gronden zijn bestemd voor wonen en er geldt daarnaast een dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie - 4' Indien meer informatie is gewenst, kan boven het blauwe vlak worden doorgeklikt naar de toelichting en/of de regels van het plan.
Analoge verbeelding
Hoewel de digitale verbeelding het uitgangspunt vormt, blijft het mogelijk het bestemmingsplan analoog in te zien. Het lezen van de analoge verbeelding is verschillend van de digitale verbeelding. Op de analoge verbeelding zijn alle functies zodanig bestemd, dat het mogelijk is om met behulp van het renvooi direct te zien welke bestemmingen aan de gronden binnen het plangebied zijn gegeven en welke regels daarbij horen. Uitgangspunt daarbij is dat de verbeelding zoveel mogelijk informatie geeft over de in acht te nemen maten en volumes.
Bestemmingsvlak en bouwvlak
Vrijwel elke bestemming bestaat doorgaans uit twee vlakken: een bestemmingsvlak en een bouwvlak. Het bestemmingsvlak geeft aan waar een bepaald gebruik toegestaan is. Het bouwvlak is een gebied waarvoor de mogelijkheden om gebouwen te bouwen in de regels zijn aangegeven. Bouwvlakken worden doorgaans voorzien van aanduidingen die betrekking hebben op de maatvoering. Soms komt het voor dat het bestemmingsvlak en het bouwvlak met elkaar samenvallen. Op de plankaart is dan uitsluitend een bouwvlak te zien (het bestemmingsvlak ligt hieronder).
Aanduidingen
Op de plankaart is een onderscheid gemaakt in verschillende aanduidingen. Een aantal functieaanduidingen is gebruikt om de gebruiksmogelijkheden binnen een bestemming of een gedeelte daarvan nader te specificeren. Het kan hierbij gaan om een nadere specificatie van de gebruiksmogelijkheden, een expliciete verruiming daarvan of juist een beperking. Voorbeelden hiervan zijn 'kantoor', 'praktijkruimte' en 'sporthal'.
Alle aanduidingen met betrekking tot de wijze van bouwen en de verschijningsvorm van bouwwerken worden bouwaanduidingen genoemd. Voorbeelden van voorkomende bouwaanduiding in het plangebied zijn 'gestapeld' en 'onderdoorgang'.
Alle aanduidingen die betrekking hebben op afmetingen, percentages en oppervlakten, zowel ten aanzien van het bouwen als ten aanzien van het gebruik, zijn maatvoeringaanduidingen.
4.3 Uitleg Van De Planregels
4.3.1 Opbouw van de planregels
De regels van het bestemmingsplan bestaan uit de volgende onderdelen:
- 1. inleidende regels;
- 2. bestemmingsregels;
- 3. algemene regels;
- 4. overgangs- en slotregel.
4.3.2 Inleidende regels
Begrippen (Artikel 1)
Dit artikel definieert de begrippen die in het bestemmingsplan worden gebruikt. Dit wordt gedaan om interpretatieverschillen te voorkomen.
Wijze van meten (Artikel 2)
Dit artikel geeft aan hoe de lengte, breedte, hoogte, diepte en oppervlakte en dergelijke van gronden en bouwwerken wordt gemeten of berekend. Alle begrippen waarin maten en waarden voorkomen worden in dit artikel verklaard.
4.3.3 Bestemmingsregels
Bedrijf (Artikel 3)
Binnen het plangebied zijn een aantal bedrijvenlocaties aanwezig. Deze hebben de bestemming 'Bedrijf'. Op deze gronden zijn zowel bedrijven toegestaan, alsmede wegen, parkeervoorzieningen, nutsvoorzieningen en overige bijbehorende voorzieningen.
Op basis van omliggende functies is voor de betreffende bedrijfsgronden ingeschaald tot welke milieucategorie bedrijven zijn toegestaan. Omdat dit voor alle betreffende gronden gelijk is (categorie B1 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten, zie ook paragraaf 3.2 Bedrijven en milieuhinder), is dit in algemene zin in de regels vastgelegd en niet per bedrijfsperceel op de kaart opgenomen. Alle bedrijven passen binnen de algemene toelaatbaarheid, er zijn dan ook geen maatbestemmingen opgenomen.
Bebouwing ten dienste van de bestemming mag alleen worden gerealiseerd binnen de op de kaart aangegeven bouwvlakken. Op de kaart en in de regels zijn de maximale hoogtematen van de bebouwing aangegeven.
Het bevoegd gezag heeft de bevoegdheid om af te wijken van de regels om zodoende bedrijfsactiviteiten toe te staan die genoemd worden in één categorie hoger dan algemeen toelaatbaar is en voor bedrijven die niet genoemd worden in de Staat van Bedrijfsactiviteiten, op voorwaarde dat deze bedrijfsactiviteiten (als gevolg van de geringe omvang van hinderlijke (deel)activiteiten of door een milieuvriendelijke werkwijze) naar aard en invloed op de omgeving vergelijkbaar zijn met de bedrijfsactiviteiten genoemd in de lagere algemeen toegelaten milieucategorieën.
Het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) is in de regeling geïmplementeerd door middel van het uitsluiten van risicovolle inrichtingen. In de begrippen is het begrip 'risicovolle inrichtingen' verklaard. Daarnaast zijn geluidshinderlijke inrichtingen eveneens niet toegestaan.
Detailhandel (Artikel 4)
De supermarkt aan de Raaphorst heeft de bestemming 'Detailhandel'. Op deze gronden is detailhandel en dienstverlening toegestaan, met uitzondering van de verkoop van consumentenvuurwerk. Dit is in overeenstemming met de gemeentelijke beleidsregels voor consumentenvuurwerk (zie ook paragraaf 2.1.3 Regionaal en gemeentelijk beleid).
Gemengd-1 en - 2 (Artikel 5 en Artikel 6)
De bestemmingen Gemengd - 1, en - 2, maken ieder een verzameling van hoofdfuncties mogelijk. Binnen de bestemming zijn de betreffende functies onderling uitwisselbaar.
Groen (Artikel 7)
De grotere groenvoorzieningen met een structurerend karakter zijn ondergebracht in de bestemming Groen. Naast beplanting zijn hier onder andere ook speelvoorzieningen, nutsvoorzieningen, oeververbindingen en water mogelijk. Onder speelvoorzieningen gaat het in dit plan om kleine speelvoorzieningen met een hoogte lager dan vier meter. Grotere speelvoorzieningen komen niet voor in het plangebied.
Horeca (Artikel 8)
Binnen de bestemming Horeca zijn horeca-activiteiten toegestaan die vallen in categorie 1 van de Staat van Horeca-activiteiten. Voor een toelichting op uitleg van de Staat van Horeca-activiteiten wordt verwezen naar paragraaf 3.5 Horeca. De bestemming is toegekend aan horecavoorzieningen die gelegen zijn aan de Heulweg.
Kantoor (Artikel 9)
Kantoren welke niet zijn gelegen op gronden met een gemengde bestemming zijn als 'Kantoor' bestemd.
Maatschappelijk (Artikel 10)
Maatschappelijke functies, waaronder de kerken, scholen, zorginstellingen, kinderopvang, begraafplaatsen en de molen, zijn voorzien van de bestemming Maatschappelijk.
Op gronden waar geen specifieke aanduiding is opgenomen, zijn maatschappelijke functies uitwisselbaar. Ter plaatse van de aanduiding 'begraafplaats' is uitsluitend een begraafplaats mogelijk. Daarnaast zijn een aantal functieaanduidingen opgenomen om een aantal afwijkende functies tevens mogelijk te maken.
Recreatie (Artikel 11)
In dit plan zijn op de gronden met deze bestemming diverse recreatieve functies toegestaan.
Sport (Artikel 12)
De bestemming Sport is toegekend aan de sportvoorzieningen (sportvelden en sporthallen) en het sportverenigingsleven in het zuiden van plangebied. Binnen de bestemming Sport is buitenschoolse opvang (bso) eventueel toegestaan via een afwijkingsbevoegdheid.
Tuin (Artikel 13)
De voor Tuin aangewezen gronden zijn bestemd voor de voortuinen of de zijtuinen bij de op de gronden aanwezige bebouwing. Het betreft hier in de meeste gevallen woningen. Op gronden met de bestemming Tuin zijn uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, toegestaan. Daarnaast is een afwijkingsbevoegdheid opgenomen om erkers aan de voorzijde van een hoofdgebouw mogelijk te maken.
Verkeer (Artikel 14)
Daar waar een weg een stroomfunctie heeft, zijn de gronden bestemd als Verkeer. Binnen deze bestemming zijn een aantal daarin passende gebruiksvormen toegestaan, zoals parkeren, groen- en waterpartijen en nutsvoorzieningen.
Verkeer - Verblijfsgebied (Artikel 15)
Daar waar het openbaar gebied een verblijfs- en verplaatsingsfunctie heeft hebben de gronden de bestemming Verkeer - Verblijfsgebied. Binnen deze bestemming is ontsluiting toegestaan met daarbij behorende voorzieningen zoals parkeren, groen- en waterpartijen, nutsvoorzieningen, speeltoestellen en reclame-uitingen.
Water (Artikel 16)
Waterpartijen, structuurbepalende watergangen en locaties die van belang zijn voor de waterberging zijn bestemd voor Water.
Wonen (Artikel 17)
In het bestemmingsplan is het wonen de belangrijkste functie. De regeling voor de woonpercelen bestaat uit twee bestemmingen: Wonen en Tuin. De bestemming Tuin is reeds toegelicht.
Opzet van de bestemmingslegging
De woningen zelf zijn voorzien van de bestemming Wonen. Het beleid van de gemeente Westland is erop gericht de kwaliteit van de woonomgeving te behouden. Naast de bestaande situatie en de bestaande mogelijkheden die voortvloeien uit de vigerende bestemmingsplanregeling, is bij het toekennen van de bestemmingen het bieden van voldoende erfbebouwingsmogelijkheden voor de bestaande woningen het uitgangspunt. De basis voor de regeling van de bestaande woonfunctie wordt gevormd door een regeling bestaande uit bouwvlakken ter plaatse van de aanwezige hoofdgebouwen. De gronden buiten het hoofdgebouw (zij- en achtererf) zijn gelegen buiten het bouwvlak. De gronden aan de voorzijde (en soms zijkant) zijn meestal bestemd als Tuin. In Kwintsheul komen daarnaast situaties voor waar ook aan de voorkant bebouwing aanwezig is. Deze gronden vallen dan ook binnen de bestemming Wonen (voorerf, buiten het bouwvlak).
Bouwvlakken hoofdgebouwen
Bij de opstelling van het bestemmingsplan is voor alle woningen bepaald waar in de huidige situatie het hoofdgebouw (de woning zelf, zonder aan- of uitbouwen) en waar het bijgebouw (bijvoorbeeld garage) staat. Deze bestaande situatie is het uitgangspunt. Rekening houdend met karakteristieke voorgevelverspringingen en rooilijnen, zijn op de bestemmingsplankaart bouwvlakken opgenomen. Uitsluitend binnen deze bouwvlakken zijn hoofdgebouwen toegestaan, waarmee de plaats van hoofdgebouwen juridisch is vastgelegd.
Waar het om gestapelde woningen gaat (flats) is dit door middel van een bouwaanduiding 'gestapeld' specifiek aangegeven. Per hoofdgebouw is tot slot de goot- en bouwhoogte vastgelegd.
Erfbebouwing
De gronden achter en deels voor en naast het hoofdgebouw c.q. de woning zijn te gebruiken voor uitbreiding van het hoofdgebouw of voor de bouw van bijgebouwen. De regeling bevat bepalingen met betrekking tot oppervlakte en hoogte van erfbebouwing.
In het bestemmingsplan worden er voldoende erfbebouwingsmogelijkheden geboden, terwijl de ruimtelijke kwaliteit niet onevenredig wordt aangetast.
Aan-huis-gebonden ondernemingen
Aan-huis-gebonden ondernemingen zijn als ondergeschikte functie bij de hoofdfunctie wonen toegestaan. Deze mogen alleen voorkomen zolang de omvang niet meer dan 25% van de gezamenlijke vloeroppervlakte van de bebouwing bedraagt. Dit geldt tot een maximum van 50 m² per woning.
Overige functies naast het wonen
Op verschillende plaatsen in het plangebied zijn naast de woonfunctie ook andere functies aanwezig. Het kan hierbij gaan om bijvoorbeeld kantoren of detailhandel en dienstverlening. Deze functies hebben een specifieke functieaanduiding om het huidige gebruik goed mogelijk te maken.
Waarde - Archeologie - 2 en - 4 (Artikel 18 en Artikel 19)
In het plangebied zijn gebieden aanwezig met een archeologische verwachtingswaarde (zie ook paragraaf 3.1.2 Onderzoek cultuurhistorie). Afhankelijk van de waarde zijn de dubbelbestemmingen Waarde - Archeologie - 2 en - 4 opgenomen te weten:
- Verwachtingszone I: Waarde - Archeologie - 2;
- Verwachtingszone III: Waarde - Archeologie - 4.
Hiermee worden de archeologische verwachtingswaarden die binnen het plangebied gelden beschermd. Bouw- en grondwerkzaamheden zijn uitsluitend toegestaan wanneer (verkennend) archeologisch onderzoek is uitgevoerd waaruit blijkt dat er geen archeologische waarden worden geschaad.
Er is een beperkt aantal uitzonderingen op deze regeling, onder andere voor werkzaamheden die niet dieper reiken dan een bepaalde diepte, een kleinere omvang hebben dan een bepaalde oppervlakte of werkzaamheden die kunnen worden aangemerkt als regulier beheer en onderhoud. In onderstaande tabel zijn de genoemde maten per bestemming schematisch weergegeven.
Waarde - Archeologie | 2 | 4 | |||
aanleggen (max diepte en oppervlakte) | 50 cm 100 m² | 50 cm 500 m² | |||
bouwen (max diepte en oppervlakte) | 50 cm 100 m² | 50 cm 500 m² |
Waarde - Winkelgebied (Artikel 20)
Voor het kernwinkelgebied en de aanlooproutes is de dubbelbestemming 'Waarde - Winkelgebied' opgenomen. In dit gebied geldt een sloopverbod zonder omgevingsvergunning, om zo de ruimtelijke structuur te behouden en te voorkomen dat er braakliggende gronden in het kernwinkelgebied ontstaan.
Waterstaat - Waterkering (Artikel 21)
Deze dubbelbestemming is toegekend aan de waterkering (kernzone inclusief beschermingszones) in het plangebied. Deze gronden hebben een waterkerende functie of zijn van invloed op de waterkering. Er is sprake van samenvallende bestemmingen, waarbij de met Waterstaat - Waterkering samenvallende bestemmingen ondergeschikt zijn. Dit uitgangspunt is vertaald in de betreffende bouwregels. Langs de bestemming Waterstaat zijn beschermingszones aanwezig waarop de Keur van het Hoogheemraadschap Delfland van toepassing is.
Voor het uitvoeren van werkzaamheden binnen de bestemming Waterstaat - Waterkering en in de beschermingszones, is een ontheffing vereist van het Hoogheemraadschap.
4.3.4 Algemene regels
In dit onderdeel van de regels komen algemene regels aan de orde die gelden voor alle bestemmingen in het bestemmingsplan. De algemene regels bestaan uit de volgende artikelen.
Antidubbeltelregel (Artikel 22)
Een antidubbeltelregel wordt opgenomen om te voorkomen dat, wanneer volgens een bestemmingsplan bepaalde bouwwerken niet meer dan een bepaald deel van een bouwperceel mogen beslaan, het opengebleven terrein niet nog eens meetelt bij het toestaan van een ander gebouw of bouwwerk, waaraan een soortgelijke eis wordt gesteld.
De formulering van de antidubbeltelregel wordt bindend voorgeschreven in het Besluit ruimtelijke ordening (artikel 3.2.4 Bro).
Algemene bouwregels (Artikel 23)
In de algemene bouwregels zijn de regels opgenomen die gelden voor alle bestemmingen in het plangebied. Het gaat hier bijvoorbeeld om algemene hoogtematen, overschrijding van bouwgrenzen, ondergrondse bouwwerken, dakkapellen etc.
Uitsluiting aanvullende werking bouwverordening (Artikel 24)
Deze bepaling geeft invulling aan de afstemmingsbepaling tussen de bouwverordening en het bestemmingsplan ingevolge artikel 9 van de Woningwet. Artikel 9 van de Woningwet regelt primair dat de bouwverordening buiten toepassing blijft voor zover deze niet overeenstemt met het desbetreffende bestemmingsplan. Voor zover het bestemmingsplan geen regels bevat ten aanzien van een onderwerp dat in de bouwverordening is geregeld, is de bouwverordening wel van toepassing, tenzij het bestemmingsplan anders bepaalt.
De bepaling dient als uitwerking van de laatste zinsnede en voorkomt dat de bouwverordening onbedoeld aanvullend werkt bij onderwerpen die in het bestemmingsplan bewust niet zijn geregeld, bijvoorbeeld omwille van globaliteit. De relevante onderwerpen staan allemaal in paragraaf 2.5 van de bouwverordening.
Algemene gebruiksregels (Artikel 25)
In dit artikel zijn een aantal vormen van strijdig gebruik als bedoeld in artikel 7.2 van de Wet ruimtelijke ordening (in samenhang met artikel 2.1 lid 1 onder c van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht) opgenomen. Daarnaast is aangegeven wat niet onder strijdig gebruik valt. Het gaat hier om gebruik dat ingevolge de APV van de gemeente Westland is toegestaan.
Algemene afwijkingsregels (Artikel 26)
In dit artikel wordt aangegeven in hoeverre en in welke gevallen bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken ingeval van geringe afwijkingen van de bouwregels.
Algemene wijzigingsregels (Artikel 27)
In dit artikel is opgenomen dat burgemeester en wethouders bevoegd zijn de in het plan opgenomen bestemmingen te wijzigen ten behoeve van overschrijding van bestemmingsgrenzen. Daarnaast kan de dubbelbestemming Waarde - Archeologie worden verwijderd indien is gebleken dat ter plaatse geen archeologische waarden aanwezig zijn.
Overige regels (Artikel 28)
Werking wettelijke regelingen
In de regels van een bestemmingsplan wordt in een (toenemend) aantal gevallen met verwijzing naar een (andere) wettelijke regeling een procedure, begrip en/of functie uit die andere regeling van toepassing verklaard. De van toepassing verklaarde wettelijke regeling geldt zoals deze luidt op het moment van de vaststelling van het plan. Wijziging van de wettelijke regeling na de vaststelling van het bestemmingsplan zou anders zonder Wro-procedure een wijziging van het bestemmingsplan met zich mee kunnen brengen.
4.3.5 Overgangs- en slotregel
In het afsluitende onderdeel van de regels komen de overgangs- en slotregels aan de orde.
Overgangsrecht (Artikel 29)
De formulering van het overgangsrecht is bindend voorgeschreven in het Besluit ruimtelijke ordening (artikel 3.2.1 Bro).
Slotregel (Artikel 30)
Deze regel bevat de titel van het plan.
Hoofdstuk 5 Handhaving
Handhaven op maat (1 februari 2011 door het college vastgesteld)
Op 1 februari 2011 hebben burgemeester en wethouders van Westland de beleidsnota 'Handhaven op maat' vastgesteld. Hierin zijn de doelen en richting voor milieuhandhaving en bouw- en woningtoezicht voor de komende vier jaren beschreven. De gemeente Westland wil een prettige woon-, werk- en leefomgeving voor haar burgers en ondernemers. Dat wil de gemeente bereiken door de duurzaamheid, veiligheid en leefbaarheid in Westland te vergroten en te waarborgen. Handhaving is hierbij één van de middelen die hiervoor wordt ingezet. Handhaving is dus geen doel op zich, maar een onderdeel van de reguleringsketen (ontwikkeling wet- en regelgeving - normstelling - vergunningverlening - uitvoering - toezicht - handhaving). De handhaving van de regelgeving vervat in dit plan is de bevoegdheid van burgemeester en wethouders. Het gaat daarmee met name om de planregels inzake het bouwen en het gebruik van gronden en bouwwerken. Een aantal vormen van gebruik wordt specifiek aangeduid als strijdig met de bestemming, om handhavend optreden hiertegen goed mogelijk te maken. Uiteraard betreft het hier een niet-limitatieve opsomming. Handhaving van dit plan is van belang om de ruimtelijke kwaliteit en de leefbaarheid in stand te houden. Daarnaast heeft handhaving uiteraard ook een belangrijke functie in het kader van de rechtszekerheid en rechtsgelijkheid. De planregels in dit plan zijn voldoende duidelijk, concreet en toepasbaar om te kunnen handhaven. Handhaving van het plan zal in de praktijk primair plaatsvinden via de bestemmingsplantoets in het kader van de omgevingsvergunning en door feitelijk toezicht op de aanwezigheid van bouwwerken en op gebruiksactiviteiten. Binnen de gemeente heeft het team bouw- en woningtoezicht van de afdeling Ruimte, Omgeving en Veiligheid hierin een belangrijke taakstelling. Bij gebleken strijdigheid met het plan wordt, afhankelijk van de prioriteitsstelling, een handhavingtraject ingezet.
Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid
6.1 Economische Uitvoerbaarheid
Het voorliggende bestemmingsplan heeft betrekking op bestaand bebouwd gebied waarbinnen op dit moment geen nieuwe 'aangewezen bouwplannen' zoals bedoeld in artikel 6.12 Wro mogelijk worden gemaakt. Uitzondering hierop is de herbouw van een supermarkt. Ten behoeve van de bouw van de supermarkt is geen exploitatieplan opgesteld, omdat het kostenverhaal anderszins is verzekerd in een anterieure overeenkomst welke is afgesloten met Koorneef Vastgoed BV op 7 juni 2013. Gelet op voorgaande hoeven exploitatiekosten niet opnieuw beoordeeld te worden en is een exploitatieplan niet nodig omdat op andere wijze al in kostenverhaal is voorzien. Vaststelling van een exploitatieplan kan daarom achterwege blijven.
6.2 Overlegreacties
In het kader van het wettelijk vooroverleg ex artikel 3.1.1 Bro is het voorontwerpbestemmingsplan toegezonden aan de volgende overlegpartners:
- 1. Provincie Zuid-Holland;
- 2. Hoogheemraadschap van Delfland;
- 3. Veiligheidsregio Haaglanden;
- 4. Westland Infra Solutions;
- 5. Nederlandse Aardolie Maatschappij;
- 6. Stadsgewest Haaglanden.
Alle partijen hebben hun reactie kenbaar gemaakt:
- 1. Provincie Zuid Holland (reactie ontvangen d.d. 05-07-2012) geeft aan dat het voorontwerpbestemmingsplan geen aanleiding geeft tot het maken van op- of aanmerkingen, en de Provincie derhalve instemt met het voorontwerpbestemmingsplan;
- 2. Het Hoogheemraadschap van Delfland (reactie ontvangen d.d. 20-06-2012) geeft aan dat het voorontwerpbestemmingsplan geen aanleiding geeft tot het maken van op- of aanmerkingen, en het Hoogheemraadschap derhalve instemt met het voorontwerpbestemmingsplan;
- 3. De Veiligheidsregio Haaglanden (reactie ontvangen d.d. 11-06-2012) geeft aan dat het voorontwerpbestemmingsplan geen aanleiding geeft tot het maken van op- of aanmerkingen, en de Veiligheidsregio derhalve instemt met het voorontwerpbestemmingsplan;
- 4. Westland Infra Solutions (reactie ontvangen d.d. 10-07-2012) geeft aan dat het voorontwerpbestemmingsplan geen aanleiding geeft tot het maken van op- of aanmerkingen, en Westland Infra Solutions derhalve instemt met het voorontwerpbestemmingsplan;
- 5. De Nederlandse Aardolie Maatschappij (reactie ontvangen d.d. 19-06-2012) geeft aan dat het voorontwerpbestemmingsplan geen aanleiding geeft tot het maken van op- of aanmerkingen, en de Nederlandse Aardolie Maatschappij derhalve instemt met het voorontwerpbestemmingsplan;
- 6. Stadsgewest Haaglanden (reactie ontvangen d.d. 15-06-2012) geeft aan dat het voorontwerpbestemmingsplan geen aanleiding geeft tot het maken van op- of aanmerkingen, en het Stadsgewest derhalve instemt met het voorontwerpbestemmingsplan.
Bijlage 1 Svb 'Functiemenging'
Bijlage 1 SvB 'functiemenging'
Bijlage 2 Staat Van Horeca-activiteiten
Bijlage 2 Staat van Horeca-activiteiten
Bijlage 1 Toelichting Op De Aanpak Van Milieuzonering Met Behulp Van De Staat Van Bedrijfsactiviteiten 'Functiemenging'
Bijlage 2 Toelichting Op De Staat Van Horeca-activiteiten
Bijlage 2 Toelichting op de Staat van Horeca-activiteiten
Bijlage 3 Bureauonderzoek Flora En Fauna
Bijlage 3 Bureauonderzoek flora en fauna
Bijlage 4 Archeologisch Onderzoek Supermarkt
Bijlage 4 Archeologisch onderzoek supermarkt
Bijlage 5 Akoestisch Onderzoeksupermarkt
Bijlage 5 Akoestisch onderzoeksupermarkt
Bijlage 6 Verkennend Bodemonderzoek Supermarkt
Bijlage 6 Verkennend bodemonderzoek supermarkt
Bijlage 7 Eco-effectenscan Supermarkt
Bijlage 7 eco-effectenscan supermarkt
Bijlage 8 Externe Veiligheid Onderzoek Supermarkt
Bijlage 8 Externe veiligheid onderzoek supermarkt
Bijlage 9 Onderzoek Luchtkwaliteit Supermarkt
Bijlage 9 Onderzoek luchtkwaliteit supermarkt
Bijlage 10 Verkeersanalyse Centrum
Bijlage 10 Verkeersanalyse centrum